WACHT MAAR AF!
Aanbidding van een wijze, Rembrandt van Rijn Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 4 januari 2015 Epifanie 1ste schriftlezing: Jesaja 60:1-6 2de schriftlezing: Mattheüs 2:1-12
Lieve mensen, Als u net zoals ik de speciale tv-uitzendingen rond de top 2000 hebt bekeken, dan heeft u misschien ook gezien dat er ook altijd een gast in de studio aanwezig is, die door Matthijs van Nieuwkerk wordt geïnterviewd; meestal heeft die gast een verhaal over een bijzondere ontmoeting of gewoon een ontmoeting met een bekende popartiest. Maandag, begin van deze week, zat haar een vrouw, die helemaal idolaat was van U2. Zij vertelden dat zij samen met haar man op huwelijksreis naar Dublin waren geweest. En terwijl zij in het hotel logeren, zagen zij een helikopter dichterbij komen. Toen bleek dat de gitarist van U2 in die helikopter zat en hij hen vertelde dat er nog een helikopter aan zou komen, raakt dit kersverse echtpaar zo opgewonden, dat zij naar buiten lopen om die tweede helikopter op te wachten. En inderdaad, het wachten werd beloond: uit de tweede helikopter stapt de zanger van U2: Bono. En elke keer, als zo’n verhaal wordt verteld, vraagt dan Matthijs van Nieuwkerk: heeft u er ook bewijs van? Dat die ontmoeting werkelijk heeft plaatsgevonden? En ja hoor, trots liet de vrouw een foto zien van haar met Bono. En toen dacht ik opeens aan die andere ster, die de wijzen waren gevolgd. Stel dat ze hier bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel zouden zitten? En dat Matthijs van Nieuwkerk ook hen zou vragen: “mooi verhaal over dat koningskind dat jullie gevonden hebben, maar hebben jullie er ook bewijs van?” Ja, en dat dan die wijzen zouden stamelen: “wij hebben zijn ster gezien. En die bleef boven de stal staan. Toen wisten we waar we zijn moesten er zijn we het huis binnengegaan en vonden daar een kind met Maria, zijn moeder.” Maar dat Matthijs van Nieuwkerk dan zou vragen: “hoe wisten jullie dat dit pasgeboren kind de koning van de joden was?
Hebben jullie een foto van de ster?” Opnieuw schudden dan de wijzen hun hoofd. “Nee, we hebben geen foto; niet van het kind, niet van de moeder, niet van de ster.” En dan van Nieuwkerk nog een keer: “maar hoe kunnen jullie het dan zo zeker weten?” En dan stel ik me voor dat één van die wijzen met een slim lachje zou antwoorden: “wacht maar af!” In oktober vond in Groningen het internationale congres ‘The Star of Bethlehem.1 Dat ging over de vraag of er wetenschappelijke bewijzen voor het bestaan van de beroemde ster? Het eenvoudigst bleek de astronomische invalshoek. Het is een kwestie van uitrekenen hoe de stand van de sterren was bij het begin van het ‘jaar 0'. De Groningse hoogleraar astrofysica Peter Barthel toonde met een dia hoe de sterren en de planeten stonden in het jaar 6 voor Christus, het later opnieuw berekende geboortejaar. Dat zal allemaal wel waar zijn, maar een geboorteverhaal is nooit een verslag, betoogde ds. Carel ter Linden vervolgens. Het geboorteverhaal werd geschreven na de dood van Jezus en de betekenis van zijn leven werd later ingeweven in het geboorteverhaal. Logisch, vond hij. Immers, je kunt van te voren niet weten wat er gaat gebeuren. Duiden kan pas achteraf. Het verhaal van de wijzen is een spiegelverhaal, meent Ter Linden. 2 1
The Star of Bethlehem: Historical and Astronomical Perspectives A Multi-disciplinary Discussion Two-day Colloquium, October 23-24, 2014, University of Groningen 2 Zo ook Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 73 Om de religieuze zin van dit verhaal te vatten, moeten we eerst enkele achtergronden verkennen. In de Oudheid behoorde het in het Nabije Oosten tot het culturele erfgoed dat men dacht dat ieder mens zijn eigen ster bezat (wat later onder christenen de persoonlijke 'engelbewaarder' zal worden) een ster, zo dacht men, die ontstaat bij de geboorte van een mens en weer verdwijnt bij zijn of haar dood. Bij bijzondere personen, mensen wier leven op een of andere manier voor andere mensen zeer belangrijk is geweest, bleek (in het verhaal achteraf) dat er tijdens de geboorte ook iets zeer bijzonders gaande was. De geboorte van een belangrijk iemand ging vaak gepaard met het verschijnen van een bijzonder opvallende ster, als voorbode. Zo was er in oude verhalen sprake van de ster van Abraham, ook van de ster van Jakob en zelfs in de tweede joodse oorlog, in 130-135 na Christus, ging de grote zelotische messiaanse leider rabbi Bar Kosba zijn naam veranderen in Bar Kokhba, d.i. zoon van de ster. Ook in het boek Openbaringen 12.1 is er sprake van 'een groot teken aan de hemel als voorbode van grootse dingen. En wij kennen de uitdrukking: onder een goed gesternte geboren worden. Horoscopen zijn de wereld nog niet uit! Onder een uitzonderlijke ster geboren worden verwijst dus naar het verschijnen op aarde van een zeer belangrijk iemand. Een mens die van grote betekenis is voor anderen. Om zo'n ervaring is het
Het is een manier van Mattheüs om kritiek te leveren op de Schriftgeleerden die het lieten afweten: er waren nota bene schriftgeleerden uit de heidenen nodig om het verhaal van Jezus onder de aandacht te brengen.3
Mattheüs te doen en niet om een astrologisch te situeren 'supernova' of Halley komeet, zoals sommigen in een babelse spraakverwarring tussen bijbel en astronomie menen te kunnen beweren. Of men na de dood van Jezus, toen christenen allang geloofden in zijn verrijzenis, zijn geboorte in verband heeft gebracht met een door de geleerden gereconstrueerd bijzonder sterrenverschijnsel in de jaren 9 tot 6 voor onze tijdrekening, met name een bijzondere constellatie van Jupiter, de koningsster en Saturnus, de sabbat- of jodenster, die toen als het ware door hun stand als een vergrote ster te zien waren, is mogelijk, althans niet uit te sluiten. Maar dit doet er niet toe in het verhaal en Mattheüs is er al evenmin in geïnteresseerd. Het verband tussen bepaalde hemelverschijnselen en de geboorte, alsmede het leven van een belangrijk iemand was toen al een bekend patroon. Spreken over een belangrijk persoon is spreken over zijn geboorte-gesternte. wat dit verder ook moge zijn geweest. Zo dragen zelfs nu nog vele mensen hun eigen sterrenbeeld. Waarom zou Mattheüs er niet over mogen spreken? (Maar dit zegt ons niets over de mogelijke datum van Jezus' geboorte.) 3 Het goede leven; Geloven; De Ster van Bethlehem is niet alleen literair Ineke Evink 13 december 2014 Ter Linden: Er staan wel meer wonderlijke geboorteverhalen in de Bijbel, zoals dat over de geboorte van Mozes, waarbij er een verband is tussen het riet van de Nijl waarin hij gevonden werd en de Rietzee waardoor hij het volk Israël uit Egypte leidde. Theologen mogen dan genoeg hebben aan een literair geduid verhaal, astronomen komen met gegevens die daar mogelijk niet in passen, repliceerde Barthel. Het boek van Molnar leest als een detective, vindt hij. Dat Jupiter in het jaar 6 voor Christus in het sterrenbeeld Ariës, oftewel ram, stond, is eenvoudig na te gaan. Maar wat dat sterrenbeeld in die tijd betekende, is een ander verhaal. Daarop nu werpt de gevonden munt uit Antiochië een nieuw licht, blijkt uit Molnars boek. Ariës stond namelijk voor Judea, maar ook voor Syrië. Jupiter is de koningsplaneet in de Hellenistische traditie, en dat is een andere invalshoek voor het verhaal van de Ster van Bethlehem. Vanaf de derde eeuw voor Christus wint die traditie namelijk sterk aan invloed in het Midden-Oosten, vanwege de veroveringen van Alexander de Grote, die de Griekse invloed ook op dat gebied met zich mee nam. En als nu alleen Jupiter in het teken van Ariës had gestaan, dan was het nog tot daaraan toe. Maar alle planeten stonden daar, op een kluitje. En dan wordt het interessant, zegt Barthel. Want deze constellatie van sterren is zo zeldzaam dat dit naar schatting maar eens per 100.000 jaar voorkomt. En het stilstaan van de ster? Ook niet vreemd, want buitenplaneten kunnen inderdaad een tijd op dezelfde plek aan de sterrenhemel blijven staan en daarna weer teruggaan. Prof.dr. Geurt-Henk van Kooten, hoogleraar Nieuwe Testament en vroeg christendom aan de RUG en mede-initiatiefnemer van het congres in oktober, vindt de ideeën van Ter Linden over de literaire kant van de verhalen verrijkend. Maar waarom zouden er ook geen ware feiten in zo'n verhaal kunnen zitten? De astrologie was in die tijd van immense betekenis, stelde Van Kooten. Ook in het Jodendom werd er, ondanks het oudtestamentische verbod, veel aan gedaan. Op het congres in oktober deelde theoloog-historicus JanWillem van Henten een vernieuwend inzicht. Namelijk dat eerste- en tweede-eeuwse Romeinse geschiedschrijvers melding maakten van de verwachting van de komst van een wereldheerser uit Judea, een idee dat zij hadden overgenomen van een Joods orakel. Bovendien is het aannemelijk dat de wijzen, of magiërs, op pad zijn gegaan toen zij daarvoor aanleiding zagen op basis van hun astrologische kennis. In de Grieks-Romeinse wereld fungeerden deze magiërs als hoffunctionarissen die een nieuwe koning kozen en deze ook aanbaden door middel van proskynesis, de ‘teraardewerping'. De aanbidding van Jezus door de drie wijzen in het Matteüsevangelie kan te maken hebben met die teraardewerping, meende van Henten. Dat wordt zelfs letterlijk zo genoemd in het evangelie, en bovendien, zegt Van Kooten, schreef Matteüs zijn evangelie hoogst waarschijnlijk in Antiochië. En als dat klopt heeft hij in het jaar 66 een grote optocht van magiërs gezien die hun opwachting gingen maken bij de nieuwe keizer van Rome: Nero. Die optocht trok namelijk dwars door Antiochië. Tja, reageerde Ter Linden, best mogelijk dat Matteüs zo vaak een verhaal van een buurman heeft moeten aanhoren over die gebeurtenis dat hij dat uiteindelijk maar verwerkt heeft in zijn verhaal. Maar Barthel blijft erbij. Het verhaal is te mooi om niet in ieder geval ten dele waar te zijn.
Inderdaad lees je in dit geboorteverhaal van Mattheüs al de latere controverse terug. Het verhaal zoals Mattheus het vertelt, is duidelijk ontstaan in een christelijke gemeente die op gespannen voet leeft met haar joodse omgeving. En dit levert ook de sleutel tot het verstaan van deze Mattheaans bijbelse legende.4 Herodes, de 'valse en slechte koning der Joden'. staat in het verhaal tegenover het kerstkind, 'de echte en goede koning der Joden'. De eerste koning staat de tweede, komende koning naar het leven.5 Maar niet alleen koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde. Mattheus voegt er aan toe: heel Jeruzalem schrok met hem. Dat is merkwaardig, want je zou verwachten dat Jeruzalem op z’n minst blij zou kunnen zijn met een opponent van de gehate koning.6 Maar Mattheüs denkt aan de latere 4
Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 73 Als dit niet een echt historische gebeurtenis is geweest, doen we vaak alsof heel dit verhaal zinloos wordt, zonder religieuze inhoud. Legenden evenwel zijn soms de metafysica van de werkelijkheid: je moet al heel wat zijn om legenden rond je eigen persoon te kunnen oproepen! Zulke verhalen schetsen beter wat er met Jezus aan de hand was dan enkele losse, echt historische feitjes dat zouden doen.(….) pg. 74 Het valt overigens op dat van de twee enige evangelisten die iets vertellen over de geboorte van Jezus. met name Mattheüs het heeft over een bezoek van wijzen uit het Oosten die geleid door een ster, het geboortehuis van Jezus vinden en geschenken brengen aan de pasgeboren Heiland. terwijl Lukas daar niets van of weet en in de plaats daarvan een verhaal heeft over het bezoek van herders aan de kribbe, waarvan Mattheüs dan weer niets weet. Bovendien weten het Markus- en Johannes-evangelie helemaal niets van gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus. Het gaat er dus niet om of Mattheüs en Lukas historische feiten willen verhalen, maar wel om de vraag hoe wij moeten omgaan met verhalen in de Schrift die historisch minstens onwaarschijnlijk zijn. Welke boodschap wil Mattheüs (in tegenstelling tot Lukas) ons meegeven met dit verhaal, dat pas in de Middeleeuwen het verhaal werd van de 'drie koningen'? Want Mattheüs spreekt noch van 'drie' noch van drie 'koningen' en zeker niet van een Kaspar, als baardloze jonge knaap, van Melchior, als baardige grijsaard, en van Balthasar. het donkere koningstype, dat nog later in ons kribbetje een zwarte koning werd. Het kan en mag allemaal binnen onze katholieke volksdevotie. maar we mogen hierbij toch niet de eigenlijke boodschap van Mattheus vergeten. 5 Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 72 II. Herodes was in Jeruzalem allesbehalve geliefd. Men weet van hem dat hij voortdurend bang was voor mogelijke, werkelijke en denkbeeldige belagers die hem van de troon wilden stoten. Zelfs de historicus Flavius Josephus vertelt over een plan van Herodes: uit angst zijn troon te verliezen beraamde hij een moord op alle pasgeboren kinderen in Juda. Joden hadden daarvan gehoord en de mare deed de ronde. Daarin past dus ook Mattheus' verhaal van een als reed voorgestelde moord op alle joodse knapen beneden de twee jaar bij de geboorte van Jezus. Herodes was uit angst blijkbaar tot kindermoorden in staat. De Jeruzalemmers haatten daarom Herodes. 6 Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 72 Toch is het dan bij eerste lezing bevreemdend dat we Mattheüs horen zeggen dat. toen men hoorde van de geboorte van 'een nieuwe koning der Joden', niet alleen Herodes. maar ook 'heel Jerusalem met hem schrok en in verwarring raakte'. Men zou hier juist vreugde en gejuich van het volk verwachten. Mattheüs blikt kennelijk vanuit een heel ander standpunt te rug op dat gebeuren. Bij Mattheus zijn ook de inwoners van Jeruzalem tegen Jezus. Dat wijst op een situatie van ongeveer 50 jaar na Jezus' dood, waarin joden en christenen in de regio van de Mattheüs-gemeenten op zeer gespannen voet met elkaar leefden..
verwerping van Jezus door joodse volksgenoten, historisch vooral de pro-Romeinse sadduceeën. En daarom is voor Mattheüs Jeruzalem in de eerste plaats de stad van de moord op Jezus, de stad waar het volk had geroepen: 'zijn bloed kome op ons neer en op onze kinderen'.7 En in de jaren na die moord (en opstanding!) wordt de situatie tussen joden, die Jezus erkennen en hen, die hem verwerpen, steeds heftiger, steeds gewelddadiger. De volgelingen van Jezus worden uit de synagoge geworpen, en na de val van Jeruzalem verwijt de laatste groep de eersten van landverraad.8 Dit alles opende de poort voor de heidenen in de kerk van Christus. Daar ligt dan ook de focus van het verhaal: de wijzen 7
Mt. 27.25 K.W. Niebuhr. Grundinformation Neues Testament, pg. 85-86 Was die äußere Situation betrifft, so war die matthäische Gemeinde — wie die meisten frühchristlichen Gemeinden — eine bedrängte Gemeinde. Sie wurde zum einen von ihrer — paganen Umwelt abgelehnt und bedrückt, wobei weniger das behördliche Vorgehen gegen Christen (vgl. 10,17f) als vielmehr die gesellschaftliche Diskriminierung und Ablehnung im Vordergrund steht. Daneben war es aber auch die jüdische Mitwelt, die mit der definitiven Ausgrenzung auf die Christen reagierte. Diese Ausgrenzung der Christen hatte wesentlich mit dem fundamentalen inneren Umbruch zu tun, der sich um diese Zeit im Judentum vollzog und alle Lebensbereiche umgriff. Bezeichnenderweise kommt der Evangelist mehrmals über seine Vorlagen hinaus darauf zu sprechen; so spricht er vom Auspeitschen in den Synagogen und der Denunziation vor den heidnischen Lokalerichten. Dies verstärkte einerseits die äußere Bedrängnis, weil die christlichen Gemeinden dadurch jenes Schutzes verloren gingen, den die jüdische Glaubensgemeinschaft von der Versammlungsfreiheit bis hin zur Dispensierung vom - Kaiserkult hatte. Von solchen äußeren Bedrängnissen abgesehen, hatte dies aber auch auf die innere Situation der Gemeinde des Matthäus unmittelbare Rückwirkungen, die - wie der Vergleich des Matthäusevangeliums mit anderen Schriften zeigt - wie kaum eine andere uns bekannte frühchristliche Gemeinde aus jüdischen Wurzeln lebte. Der Bruch zwischen der Gemeinde des Matthäus und dem pharisäisch geprägten Judentum war zwar schon vollzogen, er lag aber sicher erst relativ kurz zurück. Das vollzogene Schisma nötigte die Gemeinden bzw. ihre geistigen Führer zur Begründung einer eigenen Identität, die diesen Bruch theologisch verarbeitete - im Gegenüber zu einem Judentum, das sich zunehmend als einheitliche Größe präsentierte. Zudem kam die christliche Gemeinde durch die Aufnahme von Heiden und den Verzicht auf deren Beschneidung unter zusätzlichen Rechtfertigungsdruck. Daher musste die Legitimation der christlichen Gemeinde von neuem und umfassender als bisher begründet werden Matth. 10:17 87 K.W. Niebuhr. Grundinformation Neues Testament, pg. 85 Ein Beispiel sind etwa die Konkretisierungen und Ergänzungen zu den aus der Logienquelle übernommenen, formelhaften Verfolgungslogien: So präzisiert Matthäus sowohl in der Aussendungsrede wie in der Pharisäerrede die Jüdischen Verfolgungsmaßnahmen als Nachstellung von Stadt zu Stadt (23.34) und Auslieferung an die Lokalgerichte ( 10,17). Weiter ersetzt er einmal die Vorführung vor die Synagoge durch das Auspeitschen in dieser (10,17. anders Lk 21.12). Ein weiteres Mal fügt er dieses Auspeitschen in den Synagogen als eine Strafmaßnahme eigens hinzu (23,34, anders Lk 11.49). Dabei ist zwar immer zu berücksichtigen, dass derartige Aussagen nicht einfach neutral und objektiv die Wirklichkeit der Gemeinde schreiben, sondern wiedergeben, wie die Gemeinde ihre Wirklichkeit erlebt und gedeutet hat. An der massiven Ablehnung durch die Synagoge ist aber nicht zu zweifeln. Diese Ablehnung durfte auch zeitgeschichtliche Gründe haben. Noch bei der Hinrichtung des Herrenbruders Jakobus durch den sadduzäischen Hohenpriester im Jahr 62 regte sich allerdings unter Juden deutlich Widerstand, der zur Absetzung des dafür verantwortlichen Hohenpriesters führte 8
als eerstelingen uit het heidendom: het is een prelude. een voorspel op het toestromen van heidenen naar de door joden wel verwachte Messias van Israël, die echter kwam op een wijze die de joden juist niet hadden verwacht. Het verhaal is daarom tevens een voorspel op de verwerping van Jezus door Jeruzalem. Daarom zegt Mattheüs: bij de geboorte van Jezus schrok Herodes en heel Jeruzalem met hem.9 De geboorte van Jezus, het eerste kerstfeest, wordt hier kennelijk onomwonden voorgesteld als bedreiging van het joodse establishment, Jeruzalem, van het regentendom: van al wie over medemensen macht uitoefenen, althans in contrast met Gods gezag dat een heerschappij is die mensen tot vrijheid bevrijdt.10 De streep is getrokken, de vloek is gelegd op alles wat vals is en krom en onecht. Jullie mooie verleden was bloedig en laks. Wij zullen die fouten vermijden. En de man bovenaan is de laagste van straks, want er komen andere tijden. The times, they are a changin. 11 Wacht maar af, hoor je Mattheüs met zoveel woorden in dit geboorteverhaal zeggen. Die door jullie verworpen is, zal blijken de koning te zijn zittende ter rechterhand Gods. Die door jullie veroordeeld is, zal met de grootst mogelijk eer worden gereha-
9
Mattheüs 2:3 Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 72. 'De verschijning van de goedheid en de op menselijkheid bedachte God', zoals de brief aan Titus het later formuleren (Tit. 3.4). wordt het begin van een gebeurtenis. waarvan men verwacht dat die onze geschiedenis op zijn kop gaat mien en vastliggende, mens-kneuzende verhoudingen omver zal gooien. Het is alsof alles wat menselijkerwijs macht heeft gekregen, feilloos de bedreiging vanuit de weerloze Jezus aanvoelt: 'Heel Jerusalem schrok'! Zulk een Jezus onthult de mens aan zichzelf en ontsluiten diens eigen geweten, dat daarom hetzij zich verzet en Jezus naar het leven staat. hetzij tot omkeer en tot de aanbiddende knieval komt. 11 Bob Dylan The Times They Are-A-Changin’ 1964 10
biliteerd. Die door jullie is gedood, zal blijken te leven en de toegangspoort worden voor de heidenen.12 Niet voor niets gebruikt Mattheüs daarom voor de huldiging van het kind door de wijzen het woord 'proskunesis': knielend in prostratie neervallen, zoals men dat deed voor oosterse koningen, die men destijds vereerde als zonen van de Almachtige God. Het feest van vandaag is een epifanie: een openbaring van God in het koningskind Jezus. Dat het een weerloos kind is. verdwijnt als het ware in luister achter de religieuze huiver voor het goddelijke dat zich hier openbaart.13 Die eerbied van de wijzen zie je op veel schilderijen terug.
Sandor Botticelli Adoration of the Maji (Del Lama Adoration)
12
Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 72 Mattheüs wil duidelijk maken dat vreemdelingen Jezus hebben aanvaard en aanbeden en dat zijn eigen volk, zijn vroegere geloofsgenoten, hem weigeren te aanbidden. Hij komt tot deze voor ons wat felle zwart-wit tegenstelling, doordat zijn eigen joods-christelijke gemeente blijkbaar gevoelig te lijden heeft onder niet-christelijke joden 13 Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 72 lk geloof dat pas de dubbele viering - het westerse kerstfeest samen met het oosterse - ons alle di-mensies van wat we deze kerstdagen mogen herdenken, kan blootleggen. Bij een gescheiden, afzonderlijke viering. zonder tegenhanger van het andere kerstfeest lopen we het gevaar dat de weegschaal eenzijdig doorhelt naar ofwel sentimentele romantiek rond een baby in een kribbe, omgeven door de geur en de lichten van dennenbomen: kinderlijke weerloosheid zonder goddelijke, heilbrengende overmacht, ofwel een mensvreemde, oosters-monofysitisch sacrale sfeer, waarin door het overwicht van het goddelijke, weerloze wezens gaan lijden onder verlies aan menselijkheid, lijden aan menselijke bloedarmoede. Daarom vieren we elk jaar als het ware twee keer kerstfeest: dat houdt christelijk geloof in evenwicht.
Tot aan de penteking van Rembrandt op de voorkant van de liturgie. Want wie knielt voor het kind, heeft iets begrepen van het geheim, dat het bij zich heeft gedragen. En nog steeds draagt. Van een andere, een nieuwe omgang met God en van daaruit een andere, nieuwe omgang met menseneen omgang, die is sterker gebleken is dan zijn wrede dood. Maar als je die schilderijen goed bestudeert, zie nog een overeenkomst. Het kind Jezus zit niet op een troon, maar wordt door zijn moeder vastgehouden. En je zou willen, wensen dat mensen zouden leren knielen; niet voor wat hoger boven hen staat, met een helikopter uit de lucht komt, niet voor de wetenschap met haar zogenaamd onomstotelijke bewijzen14, niet voor het geld, niet voor de macht, maar voor het kind, dat Gods bedoeling met mensen zichtbaar zal maken. „Iemand verwoordde het ooit heel mooi: Alles in Gods winkel ligt op de onderste plank – je moet op je knieën om het te pakken. Amen.
14
Eben Alexander De hemel in kaart besproken door Taede A. A Smedes. Neurochirurg Eben Alexander biedt troostrijke boodschap voor de levenden. (boekbespreking) In dit nieuwe boek, dat de niet weinig pretentieuze titel De hemel in kaart draagt (Engels: The Map of Heaven) gaat Alexander dieper in op het mysterie van de hemel. Het boek gaat verder waar Proof of Heaven stopt, niet in de zin dat het verhaal verder gaat, maar dat het voortbouwt op de ervaringen van Alexander. Uiteindelijk is het beeld dat Alexander naar voren brengt dat van een hiërarchisch universum dat vele werelden omvat, van de laagste, materiële werkelijkheid die wij bewonen, tot de allerhoogste geestelijke werkelijkheid van God (of “Om” zoals Alexander die noemt). De ideeën die Alexander heeft over hoe hersenen en bewustzijn zich tot elkaar verhouden, liggen in het verlengde van ideeën die Fechner en James hadden, en waarbij de menselijke hersenen niet het bewustzijn creëren, maar de ontvanger en filter van het bewustzijn zijn: