1
Nieuwjaars- en doopdienst 4 januari 2015, Kloosterkerk, ds. Margreet Klokke O God, Het nieuwe jaar is nog jong niet veel meer dan drie dagen oud een onbeschreven blad is het kwetsbaar als een kind. En omdat het zo nieuw is kunnen we het nog als onvanzelfsprekend zien dat het leven doorgaat dat de nacht weer week voor de dag en de zon ook vandaag opnieuw opkwam; dat de wolken tekeningen maken in de lucht en vogels zich laten wiegen op de wind, dat er leven schuilt in de kale bomen en er kleur verborgen ligt onder de bruine aarde. Onvanzelfsprekend dat er leven is, dat wij leven. Een geschenk van U en daarom bidden wij: HEER …
Het nieuwe jaar is nog jong niet veel meer dan drie dagen oud kwetsbaar als een kind. En omdat het zo pril is beseffen wij ook hoezeer het afhankelijk is van ons; van wat wij zullen doen en laten en van wie wij voor elkaar zullen zijn. Er is veel te kiezen; wij kunnen ons vasthouden aan het verleden of de toekomst tegemoet gaan; wij kunnen ons geven of kritisch aan de zijlijn staan, wij kunnen elkaar ontmoeten of ontwijken… Er is veel te kiezen het jaar is afhankelijk van ons, als een kind en daarom bidden wij: HEER …
Het nieuwe jaar is afhankelijk van ons als een kind. Maar dat niet alleen – in ieder leven en in elke tijd spelen er ook machten en krachten een rol waar je niet of nauwelijks invloed op hebt. Er kunnen dagen aanbreken waarvan je alleen maar denkt hoe kom ik er doorheen en er kunnen nachten komen die zwart zijn als git. En daarom is het goed om het nieuwe jaar híer te beginnen in uw huis waar altijd het licht brandt van uw liefde en van de wijsheid van uw woord. En daarom bidden wij: HEER …
2
Franse schrijver Gustave Flaubert vertelt in één van zijn brieven over het ziekbed en overlijden van één van zijn vrienden. Deze had in de laatste dagen voor zijn dood inspiratie gezocht in de filosofie en theologie van Spinoza. God is de natuur, had hij in diens teksten gelezen. Hij is geen God-in-de-verte, maar een God dichtbij. In de wolken boven je hoofd, en de regen die valt. In de boom langs de weg en de vogels in de lucht. In de zon die buiten schijnt, en het licht van je verstand. Op een ochtend – Flaubert is net bij hem op bezoek – valt het zonlicht zijn kamer binnen. En dan zegt de zieke: ‘Doe het raam dicht, alsjeblieft, het is té schoon’. Dat zou ook een reactie kunnen zijn op het kerstfeest, dat zijn licht heeft laten vallen op onze levens. Doe het raam dicht, alsjeblieft, het is te schoon. En misschien is er onder u wel iemand, die een dergelijke gedachte in zich heeft voelen opkomen. Dan had je wel een paar mooie dagen. Er was muziek en kaarslicht in de kerk. Er waren warme ontmoetingen aan mooi gedekte tafels. Maar daarna ging je gewone leven weer door. Het huis moest opgeruimd. Achterstallige mail moest weggewerkt. En tegelijk was duidelijk, dat de wereld doordraaide, alsof er niets gebeurd was. Nog steeds geweld in Syrië, en alweer crisis in Griekenland. En iets in je zei: Doe nu het raam maar weer dicht, het was te schoon. Het is in Lukas’ evangelie het verhaal van Simeon, dat de aandacht vestigt op deze mogelijkheid. Dat een mens de hemel soms wel even kan zie opengaan. Maar het raam dan toch maar snel weer dicht kan doen. Dit verhaal speelt zich af op een gewone dag, in de tempel van Jeruzalem. Zoals altijd is het er een drukte van belang. In elke hoek zijn er mensen. Hier zijn ze aan het bidden. Daar worden offers gebracht. En nog een eindje verder is er een groepje mensen in discussie met een rabbijn. Door al dit gedrang banen ook Jozef en Maria zich een weg. Het is de veertigste dag na de geboorte van hun zoon. Zoals dat is voorgeschreven in de thora zijn ze naar de tempel gekomen om hem aan God toe te wijden. Om te belijden, zoals ouders dat hier in de kerk bij de doop kunnen doen: Dit kind is niet alleen afhankelijk van ons, maar ook van de beschermende hand van de Eeuwige. De dienstdoende priester - zo stel ik me voor - neemt hun offergaven met een onbewogen gezicht in ontvangst. Er komen zoveel ouders, op een dag, om hun kind op te dragen. Hij ziet ze nauwelijks meer. Hij is zo klaar met hen. Ze draaien zich om, Maria en Jozef. Ze gaan weer, met hun kind. Dan komt er ineens een oude man op hen af. Hij neemt ‘t hen uit handen, draagt ’t als een kostbaarheid in zijn eigen armen en begint zachtjes te zingen. Nu laat u Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien, die u bewerkt hebt voor alle volken… De priester - misschien ziet hij dit nog gebeuren, vanuit een ooghoek. Wat zal hij gedacht hebben? En anderen, in de tempel, met hem? Wat is er nu aan dat kind te zien? Er zijn er zo dertien in een dozijn. Is die man wel goed bij zijn hoofd? Wie is die man?
3
Simeon. Zijn naam vertelt, wie hij is. Simeon komt van het Hebreeuwse werkwoord Sjamar, wat ‘horen’ betekent. Zijn naam doet denken aan het bekende ‘Sjema, Israël’, de tekst die op een rolletje geschreven staat in de kleine koker op de deurpost van elk goed Joods gezin. De tekst ook, die elke Jood uitspreekt als hij denkt dat zijn einde gekomen is. Hoor Israël, de Heer onze God, de Heer is één. Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart en geheel uw ziel en geheel uw kracht. En gij zult zijn geboden onderhouden. Simeon is dus: Hij die hoort. Hij die het raam open houdt. Het is zo’n zeldzaam iemand die elke dag tijd maakt voor de bronnen van inspiratie van zijn traditie. En die er langzaam, zoals een steen waar steeds een druppel water opvalt, door verandert. Hij is rechtvaardig en vroom, zegt Lukas, en hij ziet uit naar de tijd dat God Israël vertroosting zal schenken. Hij is met andere woorden betrouwbaar, trouw, en vol vertrouwen in het goede leven dat God beloofd heeft. Maar dat vertrouwen van hem, dat is niet kinderlijk. Hij weet van wat het in mensen is, dat dit goede leven in de weg kan staan. Dat kun je horen aan zijn naam. Want die betekent niet alleen: ‘Hij die hoort’. Maar hij verwijst ook naar een verhaal uit het allereerste bijbelboek. Uit Genesis. Een verhaal over broederschap. En over hoe moeilijk dat is, verwant zijn met elkaar, dezelfde vader hebben, en tegelijk verschillend zijn, elk je eigen naam hebben, je eigen talent, je eigen plaats in het geheel. Hoe je dat vaak pas met vallen en opstaan leert. Wellicht kent u dit verhaal. Het gaat over de twaalf zonen van Jakob. De jongste twee zijn de lievelingen van hun vader. Jozef en Benjamin. Simeon is één van de andere tien. Deze tien broers konden het maar moeilijk verdragen, dat Jozef en Benjamin zo in het licht stonden. Dat maakte, dat ze het raam af en toe dicht deden. Dat ze niet meer konden luisteren, naar de goede woorden van de Heer. U weet, wat ze met Jozef hebben gedaan. Ze hebben hem in een put gegooid, en daarna voor dertig zilverlingen verkocht aan een koopman op weg naar Egypte. Maar het verhaal gaat, dat dit hen niet in de koude kleren is gaan zitten. Ze hebben geleerd, van het verdriet van hun vader. En van hun eigen schuldgevoel. Als zij later zelf door omstandigheden ook in Egypte terecht komen, en het leven van Benjamin bedreigd wordt, stellen ze zich anders op. Zij staan voor hem in. Ja, het is met name Simeon die dat doet. Hij blijft als gevangene in achter in Egypte, wachtend tot zijn broers terugkomen met deze andere lievelingszoon. Dit verhaal draagt Simeon met zich mee, door zijn naam. Een verhaal over broederschap. En over hoe moeilijk dat is. Hoe lastig het is om open te staan, voor het licht in de ogen van een ander. En hoe je dan soms het raam dicht doet, het licht uitmaakt. Hoe een mens dit vaak pas met vallen en opstaan leert: Om naaste te zijn. Om voor de ander in te staan. Het is dus geen kinderlijk vertrouwen, dat Simeon kenmerkt. Maar een vertrouwen, ondanks alles. Tegen de klippen op. Wie is die man, die het kind van Jozef en Maria in z’n armen neemt, en erbij begint te zingen? Wat ziet Simeon in dit kind? Ik denk dat hij er een lievelingszoon in ziet. De lievelingszoon van zijn vader, waar hij al een leven
4
lang op wacht. Het kind, geschapen naar Gods beeld. Met het raam altijd open, naar Hem. En het licht van zijn woorden ìn zich. Een mens, voor wie het geen opgave is, om een broer te zijn. Een naaste. Maar die dit eenvoudig is. Voor groot en klein. Rijk en arm. Gezond en ziek. Gaaf en kapot. Zuiver en schuldig. Voor wie goede dagen beleeft. En voor wie in het donker verkeert. Het komt door zijn leven van luisteren, dat Simeon Gods licht herkent in dit kind. Hij voelt: Dit is de mens, zoals die bedoeld is. Waar ik naar verlangd heb. Hier begint iets nieuws. Dit is de nieuwe mens. De mens, die een medemens is. En daarom begint hij te zingen. Dat ontroerende lied. Het Nunc dimittis. Nu laat u Heer, uw dienaar in vrede heengaan. Hij voelt zich, net als zijn naamgenoot, bevrijd van zijn gevangenschap, zijn wachtpost. De lievelingszoon is gekomen. Gods belofte is heerlijk vervuld. Het komt goed, met de wereld. Het begin is er. Maar als zijn lied uit is, verandert de toon. Dan kijkt Simeon Jozef en Maria aan. Hij zegent hen. En hij waarschuwt hen. Weet wel, dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Alsof hij weet: Het zal het verhaal van de twaalf zonen van Jakob, de twaalf stammen van Israël, opnieuw zijn. Er zullen er zijn, die het licht in de ogen van de lievelingszoon niet verdragen. Die het raam zullen dichtdoen. Zich zullen afsluiten voor de woorden van God. Hem om zo te zeggen in de put zullen gooien, en hem voor dertig zilverlingen zullen verkopen. Je vraagt je af, wat het is, dat maakt dat een mens het raam dicht kan doen. Je vraagt je af, wat maakt dat je dit zelf soms kunt doen. Eén van de doopouders zei daar iets over, in het gesprek dat we hadden ter voorbereiding op deze dienst. Hij zei: Ik kom te weinig toe, aan de bronnen van inspiratie die onze traditie en ook andere religieuze stromingen te bieden hebben. Maar misschien is dat niet alleen een kwestie van tijd. Misschien is het ook wel, omdat ik voel dat er wel eens veel zou kunnen gaan veranderen bij mij, als ik het wel deed. En daar ben ik nog niet aan toe. Ik denk, dat dit herkenbaar is. Je kunt het raam dichtdoen, omdat je bang bent voor de kracht van het licht. Wat zal het allemaal gaan veranderen, bij mij. Zal het er niet teveel inhakken, bij mij. Ga ik mezelf dan niet teveel onderscheiden van anderen. En wil ik dat wel, verschillend zijn… Ik moet nu denken aan een gesprek dat ik een tijdje geleden had met een oude man. Ik mocht u er van hem over vertellen. Hij had een veel bewogen leven achter de rug. Hij had een beroep gehad, waarin hij veel voor anderen kon betekenen. En hij had ook nog andere talenten gehad. Daar had hij zich in het begin van zijn pensioen in ontwikkeld. Mensen hadden hem erom bewonderd. Maar toen was hij ziek geworden. En hij had aan die ziekte een handicap overgehouden. Hij kon erg weinig, zonder hulp van anderen. Hij vertelde me: Ik heb mijn leven helemaal opnieuw moeten uitvinden. Wat ik nu elke dag tegen mezelf zeg is: Je kunt nog genieten, al is het maar van heel kleine dingen. Je kunt je nog inleven in anderen. En je kunt nog liefhebben. Ik was onder de indruk, van zijn verhaal. Want ik zag dat het een strijd was geweest. En eigenlijk elke dag ook nog was. Om het met deze naakte menselijkheid te doen. Je kunt
5
nog genieten. Je kunt je nog inleven in anderen. Je kunt nog liefhebben. Maar ik dacht wel: Dit is het. Dit is waar het om gaat. Het hart van het leven, waar de lievelingszoon ons aan herinnert. Het gaat erom, dat je een ander het licht in de ogen gunt, en tegelijk je eigen bijdrage geeft. Dat je een broer bent, een medemens, een naaste. Vreemd, dat je het soms niet echt durft, om hiervoor te kiezen. Het is alsof je je dan tevreden stelt, met iets dat minder is, terwijl het eigenlijk meer is. Deze man, hij had er zelf ook niet voor gekozen. Het was hem overkomen. Hij had het met vallen en opstaan geleerd. Hij was het nog steeds met vallen en opstaan aan het leren. Om het met dit mindere te doen, dat misschien eigenlijk wel meer is. En ik denk nu: Die drie zinnen van hem, die zijn goed. Die zou je boven dit jaar kunnen zitten. Je zou het je aan het einde van elke dag kunnen afvragen: Heb ik ergens van genoten? Heb ik me vandaag in iemand ingeleefd? En heb ik liefgehad? Want zo help je jezelf, om het raam open te houden. Je laat het licht van God toe. Het woord, dat al vanaf het begin niet veel anders van je vraagt, dan om mens te zijn. Ontvangend, gunnend en gevend mens te zijn. Amen. Bronnen: W. R. van der Zee, Vandaag gebeurt het Persoonlijke verhalen worden nooit zonder toestemming en altijd met verandering van herkenbare détails verteld.
6
Goede God, Wij danken U voor het licht van het kind van kerstmis uw lievelingszoon het gezicht van de ware menselijkheid. Wij bidden dat wij het raam dat in hem is open gegaan naar U niet zullen sluiten bang dat wij veranderd zullen worden door het licht dat ons erin tegemoet komt. Wij bidden om het vermogen te kunnen genieten om schoonheid te zien in kleine dingen een kind dat lacht naar z’n ouders een ouder die z’n kind draagt met liefde; een traan die wordt weggepinkt en de arm die dan komt om iemand heen. Laat ons dit jaar groeien in menselijkheid in het vermogen te ontvangen te genieten.
Wij bidden om het vermogen ons in te leven. Zoveel gaat mis tussen mensen omdat de ander zo anders is en zijn verhaal en dat van ons over één gebeurtenis nooit hetzelfde zal zijn. Laat ons dit jaar groeien in menselijkheid in nieuwsgierigheid naar de ander en het vermogen ons te verplaatsen. Wij bidden om het vermogen om lief te hebben. En niet met de bedoeling om zelf ook liefde terug te ontvangen maar om eenvoudig lief te hebben omdat er iets is in de ander dat je raken kan. Laat ons niet bang zijn dat wij minder worden door een ander iets van onszelf te geven. Laat ons ervaren dat wij er meer mens van worden…
Wij bidden voor de dopelingen van wie de namen vandaag hoorbaar en zichtbaar met uw Naam verbonden zijn. Dat zij meer en meer mens worden in het vermogen te genieten zich in te leven in een ander en lief te hebben. Wij bidden voor mensen die het nieuwe jaar met lood in hun schoenen zijn ingegaan omdat zij iemand missen die hun weg tot nu toe gedeeld heeft. Om mensen die hen met inlevingsvermogen en liefde tegemoet treden. Wij noemen de familie … In stilte… Onze Vader
7