Dienst van 25 januari 2015, Kloosterkerk. Voorganger: ds. Margreet Klokke Het is altijd weer een zeldzaam stil moment als alles in ons tot rust komt aan het begin van de dienst. Soms kan het dan zijn alsof u in dat moment dichterbij komt, of beter gezegd: alsof uw aanwezigheid eindelijk voelbaar wordt voor ons. En vaak roept dat direct een vraag in ons op. U bent er, Aanwezige… maar waar ben ik, op dit moment? Wat leeft er eigenlijk bij mij van binnen als ik er even bij stil sta? Voor uw aangezicht kan het naar boven komen en daarom bidden wij: HEER ONTFERM U…
U bent er, kunnen wij merken in de stilte van dit huis. En vaak roept dat direct een vraag op: Waar ben ik? Ben ik er wel met aandacht voor de mensen met wie ik samen woon samen werk of samen leef in deze stad? Was ik er deze week in mijn gedachten wel bij als ik met een ander was? Heb ik hem of haar gezien en gehoord? Wij weten wat er nodig is voor een ontmoeting en hoeveel zo’n echt gesprek kan betekenen, en daarom bidden wij: HEER ONTFERM U
U bent er, Aanwezige. Maar waar zijn wij? Waar is uw wereld? Op welk kruispunt in de geschiedenis? Welke keuzes hebben wij op dit moment? En van welke beslissingen kunnen wij later spijt krijgen? Wij beseffen dat de richting die wij vandaag inslaan morgen al verschil kan maken. En daarom vragen wij u om wijsheid inspiratie en goede moed en wij bidden: HEER ONTFERM U…
Inleiding tot de schriftlezing In januari en februari houden we in deze kerk een serie filosofiediensten. Hierin worden kerngedachten van bekende filosofen in gesprek gebracht met de bijbel. Vandaag wordt er stil gestaan bij de filosofie van Arthur Schopenhauer. De titel van zijn belangrijkste boek luidt: Der Welt als Wille und Vorstellung, De wereld als wil en voorstelling. In deze titel hoor je direct al, dat er ook een goed gesprek mógelijk is met de inhoud van cantate. Deze heet immers: Alles nur nach Gottes Willen. Over de wil, zal dit gesprek gaan. Over de wil die mensen, dieren en dingen voortstuwt. En de wil van God. Ook de schriftlezing, waar de cantate bij gemaakt is, gaat over de wil. De wil van God, en de manier waarop Jezus daar gestalte aan geeft. De lezing komt uit het evangelie van Mattheus. Uit hoofdstuk 8. Een paar woorden, ter inleiding daarop. Het is belangrijk om te weten, wat eraan vooraf gaat. In hoofdstuk 5 tot en met 7 van Mattheus’ evangelie vind je de bergrede van Jezus. Dat is een lange preek, over de wil van God. Wat God wil, dat staat in de thora. In de eerste vijf boeken van de bijbel. Om precies te zijn: In de tien geboden. U kent de korte samenvatting ervan: God liefhebben, en je naaste, zoals jezelf. In de bergrede vertelt Jezus, hoe hij deze woorden van God verstaat. Hoe hij ze toepast, in het dagelijks leven. Een radicale uitleg, geeft hij ervan. Hij zegt er bijvoorbeeld in, dat je pas echt beproefd wordt in het liefhebben van je naaste, als hij een vijand van je is. En dat als deze je op je rechterwang slaat, dat je hem dan ook je linkerwang moet toekeren. De mensen zijn onder de indruk, staat er aan het einde van hoofdstuk 7, als Jezus was uitgesproken. Want hij spreekt als iemand met gezag. Over de tien geboden is het gegaan, in hoofdstuk 5-7. Over de wil van God. In hoofdstuk 8 en 9, waar wij vanmorgen uit gaan lezen, komen er dan tien wonderverhalen. Dat is natuurlijk niet voor niets. Tien – tien. Eerst gaat het om tien woorden, dan om tien daden. In hoofdstuk 8 en 9 is Jezus dus bezig de wil van God te doen. Hij is bezig hem lief te hebben, en de naaste, als zichzelf. En die naasten, waar hij in hoofdstuk 8 en 9 mee te maken krijgt, dat zijn bijna allemaal mensen die niet geaccepteerd worden in de samenleving van dat moment. De eerste is een melaatse. Zo iemand werd als een gevaar voor de samenleving gezien. Hij mocht zich niet onder mensen begeven. En de tweede is een Romeinse centurio. Hij is wat bij ons in WO II hier wonende Duitse soldaten voor ons waren. De vijand.
Wat Jezus nu doet, is deze mensen opnemen in de gemeenschap. Hij raakt ze aan. Hij is met hen bewogen. En dat is genezend. Niet alleen hoeven zijn, met wat je meemaakt, niet uitgesloten worden, om wat je doet, maar gezien worden, en ondanks alles geliefd, dat is genezend. Het zijn dus niet zozeer medische wonderen, die hier geschieden. Maar sociale wonderen. Wonderen van liefde, wonderen van de woorden van God, wonderen van de wil van God… Luistert u naar de schriftlezing. Preek over Mattheus 8: 1-13, Cantate BWV 72 en de filosofie van Arthur Schopenauer, gehouden op 25 januari 2015 in de Kloosterkerk door ds. Margreet Klokke Heer, als u het wilt, kunt u mij reinigen, zegt de melaatse in Mattheus’ verhaal. Heer, ik ben niet waard dat gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen, zegt de centurio. Alles nur nach Gottes Willen, zegt de cantate. Ik kan me niet herinneren, dat ik iemand zich op een vergelijkbare manier aan God heb horen toevertrouwen, in mijn gesprekken in en om deze kerk. Deze week was ik bij iemand, met veel verdriet. Zij zei niet: Als de Heer het wil, zal hij mij blij maken. Ik sprak deze week een paar mensen, die ziek zijn. Zij zeiden niet: Als de Heer het wil, maakt hij ons beter. In mijn vriendenkring is er iemand, die op dit moment in zijn werk door een veld vol dorens gaat. Hij zegt niet: De Heer zal er een rozenperk van maken. Er wordt andere taal gesproken. Mensen die verdriet hebben, hoor ik zeggen: Ik dwing mezelf, om op te staan, en dingen te doen. Ik stuur mijn lichaam erop uit, ook al komt mijn ziel nog niet mee. Anders blijf ik in mijn verdriet hangen. En dat wil ik niet, voor mijn kinderen, of voor mijn werk. Mensen die ziek zijn, hoor ik zeggen: Ik ga de strijd ermee aan. Ik wil leven. En mensen die moeilijkheden hebben op hun werk, hoor ik zeggen: Ik heb een actieplan gemaakt. Of ik neem een coach in de arm. Ik wil leren omgaan, met wat er nu op mijn pad komt. En ik denk, dat dit ook uw taal is. Want deze houding, die hoort bij onze tijd. Dat is er één, waarin er van er verwacht wordt dat je je leven zelf vorm geeft. Je kunt ervan maken, wat je wilt. Je hebt een grote keuzevrijheid. Alles nur, nach unserem Willen. En als er hindernissen komen, op je weg, zoals ziekte of andere tegenslag, dan geef je je daar niet zomaar aan over. Dan ga je eerst kijken, wat er aan te doen is. En als er mensen zijn, die bezwaren hebben tegen wat jij met je leven wilt doen, bijvoorbeeld vanuit hun religieuze overtuiging, dan is dat hun probleem. Dit is een vrije samenleving. Iedereen mag denken, zeggen, schrijven, tekenen en doen wat hij wil. Alles nur, nach unserem Willen. En dat geeft ons eerder aanknopingspunten met de filosofie van Schopenauer dan met de grondtoon van schriftlezing en cantate. Want de hoofdgedachte van deze filosoof is: De kern
van alles, van mensen, dieren en dingen, is de wil. De egoïstische drang, om op je doel af te gaan. Om te léven. Wat voor een filosofie men kiest, hangt af van wat voor een mens men is, heeft iemand ooit gezegd. Dat kun je zeker toepassen op Arthur Schopenauer. Zijn filosofie rijmt op zijn levensverhaal. Een kleine anekdote kan daar al heel veel van zeggen. Het is 1788. Heinrich Schopenauer, koopman van beroep, besluit om Duitsland te verlaten en naar Engeland te emigreren. Om allerlei redenen ziet hij daar meer toekomst voor de handel. Op de boot – het stormt hevig – wordt duidelijk dat zijn vrouw Johanna zwanger is. Van Arthur, zoals later zal blijken. Ze heeft op zijn zachtst gezegd geen prettige reis. Maar eenmaal aangekomen troost zij zich snel. Zij is, in tegenstelling tot haar man, erg extravert. Binnen de kortste keren heeft ze een bruisende groep vrienden om zich heen en geniet met volle teugen van haar leven. Zo zeer zelfs, dat Heinrich jaloers wordt. Hij draait zijn besluit terug. Weer op de boot dus, opnieuw in de storm. Geen feest voor Johanna en het kind dat zij draagt. Deze anekdote zegt veel over het huwelijk van Arthur zijn ouders. Zo wàs het, tussen hen. Vader werkte, moeder had plezier. Er was niets tussen de twee, behalve strijd. Kinderjaren zijn vormend voor een mens. Arthur was niet veilig gehecht. Wantrouwen kleurde zijn blik op anderen. En in het bijzonder op vrouwen. Hij is nooit getrouwd. Had alleen soms een vriendin. Maar die relaties waren altijd ingewikkeld. Met mannen, onder anderen zijn collega-filosofen, onderhield hij al evenmin erg hartelijke relaties. Hij had een poedel. En hij speelde dwarsfluit…. In zijn filosofie kun je dan ook weinig verbinding vinden. De wereld, zegt hij daarin, is mijn voorstelling. Wij leven niet met zijn allen in één wereld. Iedereen leeft in zijn eigen wereld. De wereld, zoals je die zelf ziet. Een voorbeeld om duidelijk te maken wat hij bedoelt. Het is van Frans Jacobs, Schopenauer kenner. Op het bureau in mijn studeerkamer, zegt hij, ligt een steentje. Als je dat ziet liggen, dan denk je – wat doet dat steentje daar. Want je kent het verhaal niet, dat er achter zit. Ik maakte eens een wandeling naar de top van de Etna, met mijn promotor. Dat was bijzonder. Toen pakte ik dat steentje op. Het is belangrijk voor mij. Het herinnert aan alles wat ik van hem geleerd heb. Maar als ik er op een dag niet meer ben, en mijn studeerkamer wordt opgeruimd door mensen die dit verhaal niet kennen, dan doen ze het direct weg. Het zegt hen niets. Het betekent alleen iets, voor mij. Mijn studeerkamer is dus echt van mij. Hij hangt af, van mijn kijk erop, mijn voorstelling ervan. En zo leeft elk van ons in z’n eigen studeerkamer, z’n eigen huis, z’n eigen wereld, volgens Schopenauer En dat zijn allemaal werelden die vergaan, als wij er niet meer zijn. Is er dan niets werkelijk, kun je je afvragen. Als alles alleen maar onze voorstelling is, en afhangt van onze persoonlijke kijk erop. Jawel, zegt de filosoof. Dat kun je voelen aan jezelf. Aan je lichaam. Het enige in de wereld van verschijnselen, dat je niet alleen van buiten ziet. Maar ook van binnen ervaart. En wat je daarbinnen tegenkomt, dat zijn emoties. Emoties die
samenhangen met behoeftes, verlangens en driften. Onder anderen de seksuele drift. Een oerkracht, kom je er tegen. De wil om te léven. Als dit nu de binnenkant is, van mijn bestaan, zegt Schopenhauer, dan moet dat ook voor andere lichamen gelden. Voor die van andere mensen. Maar ook voor die van dieren en dingen. De essentie van alle leven, is de wil. Elk van ons leeft dus aan de ene kant in z’n eigen wereld. De wereld, die zijn of haar voorstelling is. Maar wat elk van ons deelt, is de wil. U kunt zich echter wel voorstellen, dat die gedeelde wil ons nog niet met elkaar verbindt. Om duidelijk te maken, wat de aard is van deze wil, komt Schopenauer met een sprekend beeld. Hij zegt: De wil, die de kern is van onze werkelijkheid, die kun je vergelijken met een buldogmier. Dat is een grote mier, die een bijzondere eigenschap heeft. Als je hem door midden knipt, dan gaat het kopstuk het staartstuk te lijf, en andersom. Dat tekent de wil, zegt Schopenhauer. En zo staat het er volgens hem dus voor met u en mij (al zou je dat niet zeggen nu je ons zo vredig bij elkaar ziet zitten!). In wezen zijn we het kop- en het staartstuk van de buldogmier. We zijn elkaars rivalen. Het is tussen ons: Alles nur nach meinem Willen. Als we aan onszelf zijn overgelaten, eten we elkaar op. Je herkent Schopenauers eigen ervaringen, in deze filosofie. Met zijn ouders. Zijn geliefden. Zijn medefilosofen. Maar misschien roepen zijn gedachten ook wel herinneringen bij jezelf op. Aan momenten van strijd, van rivaliteit. In de familie. Op het werk. In de politiek van de clubs waar je bij hoort. Maar ook in die van ons land, de wereld. Ik moet er ook bij denken aan de aanslagen in Parijs en de reacties die daarop kwamen. Ik zie daar wel iets van die buldogmier in. Want hoe verschillend ze ook zijn, de partijen spiegelen elkaar in hun gedrag. Op geweld aan de ene kant volgt de dreiging van geweld aan de andere kant. Op een massale demonstratie aan de ene kant volgt een grote aan de andere kant. Aan beide zijden is het: Alles nur nach unserem Willen. Het staartstuk eet het kopstuk op, en andersom. Nu eens wint de één, en dan de ander. Tot gesprek en verzoening komt het vooralsnog niet. Hier herken ik, wat onze filosoof zegt, over de wil als een buldogmier. Zo vrij is die wil van ons lang niet altijd. Dat is soms ook een blinde soort van oerkracht, die zich tegen zichzelf kan keren. Schopenhauer zegt: En zo is het dus altijd. In het groot, van de wereldpolitiek. En in het klein, op de vierkante meter van huwelijk, vriendschap en collegialiteit. Het leven is een botsing van de wil met zichzelf. Een doorgaande strijd. Het is lijden. Is het ook mogelijk, om verlost te raken, van deze strijd, voor hem? Ja, zeker. Dat kan op drie manieren. Door de kunst. Door medelijden. En ascese. Ik beperk mij nu omwille van de tijd tot de eerste. De kunst, de muziek met name, als een middel om verlost te worden van de strijd en het lijden van de buldogmier. Ik zei het al: De wil, dat is voor Schopenhauer een soort blinde oerkracht, die ons voortstuwt. Maar op zijn schouders, zegt hij, zit ook een lamme ziende. Er zijn momenten, dat een mens even uitzicht krijgt, en overzicht. Dat hij los komt, van zijn egoïstische betrokkenheid op de dingen om hem heen. Dat hij een
belangeloze toeschouwer wordt. Dat kan onder anderen gebeuren, als hij naar muziek luistert. Laten we de cantate van vandaag als voorbeeld nemen. Schopenauer zou deze niet alleen als een illustratie zien, bij het gelezen bijbelverhaal. Dit stuk gaat over overgave. Alles nur nach Gottes Willen. En niet alleen over de overgave van de melaatse man en de centurio. Nee, muziek abstraheert. Het gaat over overgave in het algemeen. Het begrip: overgave. Als je ernaar luistert, zie je als van een afstandje wat dat is. Ik zou zeggen: Overgave is je ego als het ware in een hoekje van de kamer in een schommelstoel zetten. Je eigen wil relativeren. De losse stukjes van de buldogmier aan elkaar laten groeien. En opgenomen worden, in iets dat groter is dan jij. Deel worden, van een gemeenschap. In bijbeltaal is dat: Je voegen naar Gods wil. Want waar deze op uit is, dat is het omgekeerde van de beweging die in de buldogmier zit. Hij wil onderlinge afhankelijkheid. En de warme verbondenheid die daarbij kan horen. Luisterend naar de cantate, kun je zo als vanaf een bergtop zien, wat overgave is. En soms kun je dit uitzicht ook bij je houden. Als dat zo is, kan de lamme ziende op de schouders van de blinde oerkracht van de wil deze wel eens even bijsturen. Dan laat hij zich bij de eerstvolgende hindernis op zijn weg niet meteen weer tegen zichzelf uitspelen. Hij kan zich de overgave nog herinneren, in de muziek. Het gevoel dat de wereld niet alleen om hem draait. Maar dat er meer is. Alles nur nach ein grösserem Willen… Eigenlijk verlangt Schopenauer daarnaar, als ik hem goed begrijp. Naar verlossing van de blinde wil, het ego. Naar verbinding. Overgave. Ik vertelde al, dat ik deze week een gesprek had met een paar mensen die ziek waren. Zij zeiden niet: Als God het wil, zal hij ons beter maken. Zij zeiden, geheel in de taal van onze tijd: Ik vind het erg moeilijk, dat ik niet meer kan wat ik wil. De ene dag kan ik daar veel minder goed tegen, dan de andere. Maar ik leer er wel mee omgaan. Mijn ego, die alles zelf wil doen en geen hulp wil vragen, zet een stapje terug. Ik oefen me in ontvangen. En ik krijg veel. Warmte. Aandacht. Liefde. En daar verander ik door. Ik zou misschien zelfs wel kunnen zeggen, dat ik er beter van word. Ik voel me meer samen. Opgenomen in een gemeenschap. En dat laatste, zou ik zeggen, dat is nu ganz nach Gottes Willen… Amen.
Als muziek ons soms even kan losmaken van de behoeftes en angsten van ons ego en ons een moment lang kan verbinden met iets dat boven ons uitgaat of met iemand die onze levens omvat dan danken wij U, goede God. En wij bidden dat wij dit moment van overgave bij ons houden zodat wij ons als het spannend wordt in ons leven realiseren dat wij er altijd voor kunnen kiezen niet onze wil maar uw wil van liefde
te laten geschieden. Wij bidden voor situaties in ons eigen leven en dat van de wereld om ons heen waar de wet van de buldogmier zichtbaar wordt; waar het puur egoïstische willen en streven van mensen zich tegen hen keert. Wij bidden om openheid voor uw wil van liefde voor individuen die elkaars rivalen zijn voor culturen die elkaar tegenstaan voor grootmachten die elkaars vijanden zijn. Mag uw wil ons leiden
naar een nieuwe manier van leven met elkaar in dankbaarheid voor ieders bijzondere bijdrage aan het geheel. Wij bidden voor mensen die verdriet hebben ziek zijn of door een veld vol doornen gaan. Wij noemen … dat uw wil van liefde goede mensen op hun pad brengt als levend teken van uw zorg voor hen. In stilte … Onze Vader …