1
Dienst in de serie over waterverhalen, gehouden op Pinksterzondag 24 mei 2015 in de Kloosterkerk. Voorganger: ds. Margreet Klokke Preek over Genesis 1: 1-5 en Handelingen 2: 1-13 Vorige week zag ik in het Filmhuis een documentaire over het leven en werk van Irvin Yalom. Hij is psychiater, en auteur. Iemand die diep in de ziel van mensen heeft gekeken en daar prachtige boeken over heeft geschreven. De documentaire begint met een treffend beeld. Het eerste dat de kijker te zien krijgt is water. Een heel filmdoek vol zacht kabbelend water, met een wonderlijke lichtval erover heen. Je kunt er naar kijken en blijven kijken. Dan komt er een schip van links. Het vaart langzaam het doek in, en er weer uit. En omdat je weet, dat de documentaire over kijken in de ziel gaat, begrijp je als kijker meteen: Dit is een beeld voor het leven. Zo varen wij het leven in, en er weer uit. En de vraag die dat meteen ook oproept is: Wat doen wij, met het deel van het leven, dat ons gegeven is? Wat maken wij ervan? Hoe maken we er iets goeds van? Het zal nog vaak terugkomen, in de documentaire, dat water. Nu eens ligt het er rustig bij. Dan weer spatten de golven er hoog op. Nu eens varen er plezierjachtjes op. Dan weer wordt het in z’n diepten verkend. Duikers gaan erin en kijken naar wat er allemaal onder de oppervlakte te zien is. Water, een beeld voor het leven. Wij leven in een beeldcultuur. Dat zou het ons gemakkelijker moeten maken, om de bijbel te lezen. Want die is ook geschreven, in een beeldcultuur, al was het er dan één van een andere tijd. En met welk beeld begint dit boek? Met water. Eindeloos water. Een beetje beelddenker begrijpt dan direct: Het gaat hier niet om het natuurkundige materiaal, waar de ontwikkeling van het leven op aarde mee begonnen is. Dit is geen H2O. Het is het oerbeeld, van het leven. In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed… Zo begint de bijbel. Met een beeld voor het leven. En daarmee ook met de vraag: Wat doen wij, met het leven dat ons gegeven is? Hoe gaan we om, met de dingen die ons overkomen? Wat maken wij ervan? Hoe maken wij er iets goeds van? – een woord, dat telkens terugkomt, in het eerste hoofdstuk van de bijbel. Goed. En dat is ook altijd weer de vraag. Voor mensen persoonlijk. Maar ook voor groepen mensen, voor landen en volkerengemeenschappen. In elke fase van je leven en van de geschiedenis kunnen er immers weer momenten zijn, dat het leven woest en leeg wordt. Dat de structuur eruit is. Het verhaal niet meer klopt. Dat je niet weet hoe het verder moet. En dat je voelt hoe diep het leven is. Een oervloed. Het is dus eigenlijk een oerervaring, waar de bijbel mee begint. Een verzuchting. Wat een puinhoop is m’n leven geworden. Of wat een chaos is het in de wereld om ons heen. Maar in de bijbel duurt dat maar twee zinnen lang. En dan, dan verandert er iets. Een tweede beeld schuift over het eerste, van de oervloed. Wat staat er dan te lezen? Maar Gods Geest – de levensadem van God - zweefde over het
2
water. En dat woord zweven – dat kan ook met broeden vertaald worden. Het roept de associatie op met een vogel. Een stille, ongrijpbare, zacht suizende, liefdevol broedende aanwezigheid. En zo wordt je te verstaan gegeven: Let op er gaat iets nieuws beginnen. Er komt beweging. Leven. En inderdaad. In de volgende zin krijgt die levensadem die over het water strijkt ineens stem. God begint te spreken. Tot tien keer toe, zal hij iets zeggen, in dit eerste hoofdstuk van de bijbel. Tien, een verwijzing naar de tien geboden. De tien woorden. De leefregels, die mensen altijd weer kunnen terugroepen tot de orde van God, de orde van de liefde. En daarmee is in slechts een paar zinnen de sonore grondtoon van de bijbel gezet. Altijd en overal, zegt dit boek, zweeft de Geest van God over het water van het leven. Je ziet hem niet, maar je voelt hem. Hij is er, trouw, liefdevol, bemoedigend, inspirerend. En hij is altijd iets aan het uitbroeden. In het bijzonder bij wie verantwoordelijk zijn voor het leven op aarde. Bij de mensen, geschapen naar zijn beeld. Hij spreekt hen aan. En soms komen zijn woorden binnen. Vaak, als dat ook hard nodig is. Dan is het een chaos, in Israël, in de wereld. Iedereen vraagt zich af: Hoe moet dat het nu verder? En dan wordt ineens merkbaar, dat Gods Geest weer iets aan het uitbroeden is geweest. Want iemand krijgt de Geest. Hij of zij stijgt boven zichzelf uit. En herinnert mensen in z’n woorden en daden aan Gods liefde, de grondtoon van het bestaan. De Geest rust op hem, haar. Een leider als Mozes. Een richter als Gideon. Een koning als David. Een profeet als Deborah, of Jesaja. En aan het einde van de bijbel: Een mens als Jezus. Lucas, die ook Handelingen schreef, waaruit we zonet lazen, vertelt in zijn evangelie hoe Jezus’ leven begint en eindigt met deze Geest. Als hij omhoog komt, zegt hij, uit het water van de Jordaan, na zijn doop, daalt de heilige Geest als een duif op hem neer. Geleid door die vogel heilige Geest gaat hij daarna de woestijn in. En als hij bij zijn terugkeer onder de mensen in de synagoge uit de bijbel leest, kiest hij een gedeelte uit Jesaja, waar staat: de Geest van de Heer rust op mij. En hij zegt: Vandaag hebben jullie dit schriftwoord in vervulling zien gaan. Dan krijgt hij volgelingen. Leerlingen, die alles met hem delen. Want dat trekt aan, iemand die de Geest heeft. Iemand, die iets goeds maakt, van het leven. Daar wil je dichtbij zijn. Maar als zijn einde daar is, geeft Jezus hem terug. Heer, bidt hij dan, in uw handen beveel ik mijn geest. Ja en dan lijkt het leven ineens weer een chaos, voor zijn leerlingen. Het is weer Genesis 1. Woest en leeg. Duisternis over de oervloed. Jezus is na zijn dood wel aan hen verschenen, op Pasen, en in de dagen erna. Maar ze weten: Het wordt nooit meer helemaal, zoals het was. Ach, er was door hun ontmoeting met Jezus zo’n mooi verhaal gekomen in hun leven. Maar nu, nu klopt dat verhaal niet meer. Hoe kunnen ze er nu nog iets goeds van maken? Ze schuilen bij elkaar, in Jeruzalem. Bang, dat hen misschien hetzelfde lot te wachten staat als hun leermeester. Maar dan wordt het Pinksteren. En dan blijkt dat de Geest van God al die tijd met hen bezig is geweest en iets heeft uitgebroed. Dat die daar misschien al hun leven lang mee bezig is geweest, zonder dat ze het gemerkt hebben. Want ja, dat
3
realiseer je je, met het onbegrip en de onzekerheid van de leerlingen in je achterhoofd, het kost tijd, om je de kleine aanrakingen die je gedurende je leven krijgt van de heilige Geest, toe te eigenen. Soms komt het pas, als je al een heel eind bent in je leven, dat je oog krijgt voor dit soort gouden ontmoetingen en ervaringen en ze op waarde gaat schatten. Er is ook altijd zoveel anders, dat eerst aandacht vraagt. Dat eerst tot ontwikkeling moet komen. Ik werd daar ook weer van doordrongen, vorig weekend, toen ik luisterde naar de verhalen van de mensen die zich vandaag met de christelijke traditie verbinden. Ik had aan hen gevraagd, om als voorbereiding op deze dienst, hun geloofsverhaal te vertellen. Hun geschiedenis met God. Dat hadden zij nog niet eerder gedaan. Want ja, wanneer vraag je elkaar daar nu naar? Dat doe je niet. Je vraagt elkaar wel naar je ouders, broers en zussen, vrienden en vriendinnen, scholen, studies, sporten en carrières. Maar niet naar je verhouding tot het geheim van het leven, tot God. En zo vraag je jezelf er ook niet naar. Die geschiedenis, die blijft onder de oppervlakte. Je moet er om zo te zeggen voor diepzeeduiken, om er iets van te gaan zien. En dat deden ze. De één op een avond in bed, voor het slapen gaan. De ander, tussen de bedrijven door, in de vrije dagen rond Hemelvaart. En vreemd, dan bleek dat vaak toch een doorgaand verhaal te zijn. Ook al was het aan de oppervlakte lang niet altijd zichtbaar – dan waren er soms geen rituelen, geen zichtbare religiositeit – onder water was het doorgegaan. En elke keer kwam er toch weer zo’n kleine, bijna onmerkbare aanraking, die hen een duwtje gaf. De één zocht het vooral in de kerk. Waar ze maar woonde, werd ze actief. Af en toe vond ze er iets. Voelde ze iets van de adem, de hartslag, de warmte, van de Geest die haar kon inspireren. Maar vaak ook niet. Dan was er ruzie, in die kerk, en de bijbehorende chaos. Bijzonder eigenlijk, dat ze bleef volhouden. Tot ze tenslotte op een gegeven moment zo leeg was, dat ze zichzelf van alle verantwoordelijkheid ontsloeg en hier achter een pilaar ging zitten om te ontvangen. En toen groeide langzaam haar vertrouwen. En daarom verbindt ze zich vandaag met de christelijke traditie. Twee anderen groeiden op in de nabijheid van mensen voor wie geloven iets exclusiefs was. Als je anders dacht dan zij hoorde je er niet bij. Je moest het zeker weten. En je moest je houden aan de regels. Bijzonder eigenlijk, dat zij toch gingen zoeken. De één in boeken. De ander in de wat minder zwaarmoedige katholieke kerk. En soms was er dan toch even zo’n aanraking van gene zijde, die een duwtje in de rug gaf. Een uitspraak van een kind. Een zin in een boek. Een bezoek, in een opwelling, aan deze kerk. Een moment, hier, van aangesproken worden. Door een woord in de preek. Een mens, in de bank naast je. Ontroering was er, bij het vertellen hierover. En daarom doen zij vandaag ‘belijdenis.’ Vreemd, dat je soms eerst zo druk bezig moet zijn met scholing, relaties, vriendschappen, werk, kinderen groot brengen, enzovoort, enzoverder, voordat je oog krijgt voor dit andere verhaal in je leven. En je je al die kleine momenten gaat toe-eigenen waarin te merken was dat zijn Geest ook iets heeft uitgebroed in jouw leven.
4
Het is bij de leerlingen op Pinksteren, dat de tijd daar rijp voor is. Dan zijn ze bij elkaar, in Jeruzalem, ergens achter gesloten deuren. Voor het eerst vieren zij een Joodse feestdag zonder hun leermeester. Hoe moet dit nu, vragen zij zich af. Wie zal de schriftlezing voor ons doen. Ik stel me voor, dat iedereen dan naar Petrus kijkt. Hij verzamelt moed, en leest het gedeelte, dat volgens de Joodse traditie bij deze dag hoort. Dat is de tekst van de tien geboden. De tien woorden. Het herinnert de leerlingen, aan de grondtoon van het leven. Het spreken van liefde, door de stem, de Geest van God, die altijd over het water van de chaos zweeft. En dan voelen ze zich ineens persoonlijk geraakt en aangesproken. De woorden komen binnen. Ze voelen dat ze deze woorden zelf kunnen gaan doen, in dankbare herinnering aan hun leermeester. En dan komt de Geest ook binnen, door de gesloten deuren en ramen. In wind, vuur, inspiratie. Nieuwe energie. De angst verdwijnt. Ze krijgen vertrouwen. Er moet iets goeds van het leven te maken zijn. En ze gaan de straat op, om dit enthousiasme te delen, met anderen. Pinksteren. Feest van het zweven van de vogel heilige Geest, over het water van je leven. Dag om je de kleine gouden momenten toe te eigenen, waarop hier iets van te merken is geweest. Amen. Bronnen: Willem Barnard, Bezig met Genesis Ellen van Wolde, verhalen over het begin Symbolen in de bijbel: Vogel Gebeden: zie volgende bladzijde.
5
Gebeden Eeuwige Wij danken u dat uw Geest altijd als een vogel over het water van ons leven zweeft liefdevol en geduldig Wij danken u voor wat er onder uw koestering ongemerkt bij ons kan groeien: vertrouwen dat U er bent vertrouwen dat wij er mogen zijn vertrouwen dat wij mensen er samen iets goeds van kunnen maken.
Wij danken U voor de zeven mensen die vandaag iets hebben uitgesproken van hun gegroeide vertrouwen. Hun ja-woord ontroert ons en bemoedigt ons. Wij bidden voor uw kerk voor mensen van over de hele wereld die samenkomen in een huis waar zij Uw boek lezen Uw tien levengevende woorden horen en ze proberen te doen. Mag er van hen door uw Geest een herscheppende kracht uitgaan.
Dat waar de aarde woest en leeg is en duisternis over de oervloed ligt er altijd mensen zijn die weten dat U er bent en die er daardoor kunnen zijn voor wie hen nodig heeft. Wij noemen de namen van … en dragen hen op aan uw koesterende liefde. En in stilte zeggen wij u wat er op dit moment leeft in ons eigen hart. Onze Vader…