p1509 Terneuzen, 22/3/15 Thema: Veroordeeld! Liturgie Votum en groet Gezang 90 : 1,2 GK De Tien Woorden – gevolgd door Filippenzen 4,8-9 Psalm 80 : 1,10 Gebed Schriftlezing door Bets Bakker Matteüs 27,1-26 Gezang 177 : 1,2,3 LvK Preek over Matteüs 27,24-26 – Veroordeeld! Gezang 177 : 6,7 LvK Dankzegging en voorbede Collecte Psalm 23 : 1,2,3 Zegen
Gemeente van de Heer Jezus Christus, VEROORDEELD! Dat is niet alleen de uitkomst van het proces rondom Jezus. Dat is ook de sfeer waarin het proces wordt gevoerd: dit loopt uit op een veroordeling. Heel de menigte weet het, roept het uit: Laat zijn bloed óns dan maar worden aangerekend, en onze kinderen! (vs. 25). En ook Pilatus, de man die naar Romeins recht uitspraak moet doen, kan – ook al is hij nog zo overtuigd van het tegendeel – niet anders dan een veroordeling uitspreken. En waar zijn de volgelingen van Jezus? Dat zijn – zo zou je zeggen – toch de mensen die hadden moeten zorgen voor een tegen stem: kruisig Hem niet! Maar zij zijn in geen velden of wegen te bekennen. VEROORDEELD! Dat is de uitkomst van een massahysterie. De uitkomst van een rechterlijke dwaling. De uitkomst van iemand die zonder dat er ook maar iemand als advocaat voor hem optreedt veroordeeld wordt tot de meest gruwelijke dood die je maar kunt indenken. Alle reden dus om wat langer te kijken naar deze veroordeling. En ook om na te denken over onze eigen rol in deze veroordeling. Je hoort hoe heel het volk die verschrikkelijke woorden spreek die ik al aanhaalde en die in de oude vertaling misschien nog erger klinken: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! Dat zijn verschrikkelijke woorden. Dat zijn ook woorden waar verschrikkelijk mee aan de haal is gegaan.
2
Alsof het hier gaat om het Joodse volk. Alsof het hier gaat om iets waar wij die Joden nog om mogen aankijken. Alsof het hier gaat om een vloek die geldt voor generaties die volgen: zijn bloed over ons en onze kinderen… Wat er gezegd wordt is verschrikkelijk: weg met die man… Zoals je het vandaag nog hebt. Je voldoet niet als trainer van de voetbalclub en je kunt gaan. Je bent de man die verantwoordelijk is voor een slechte verkiezingsuitslag en je kunt gaan. Je bent een man die niet voldoet aan de verwachtingen van het publiek en je kunt gaan. En overal waar ik hier man zeg – daar mag je ook vrouw lezen, want zo vrouwvriendelijk zijn wij ook weer niet. Wie zijn die mensen die daar staan? En misschien nog wel meer: wat had jij, wat had u, wat had ik geroepen als ik daar op dat moment aanwezig was geweest? Heel het volk… Dat gaat niet om het Joodse volk, al zullen allicht de meesten die daar stonden Jood geweest zijn. Heel het volk… Maar niet de nationaliteit is belangrijk, maar de massaliteit. Zoals onlangs Feyenoord-hooligans in Rome vernielingen hebben aangericht. Dat waren allicht allemaal Nederlanders. Maar om dat nou alle Nederlanders aan te rekenen. Of neem de manier waarop er wordt gepraat over Turken en Marokkanen. Dan hoor je hoe gevangenissen in Nederland voor een groot deel (misschien wel het grootste) bevolkt worden door mensen met een dergelijke achtergrond en een dergelijk voorkomen. Maar hoe oneerlijk is dat – als het gaat om al die anderen die nog nooit een vlieg kwaad hebben gedaan. En hoe selectief zijn we niet – want als iemand van dergelijke herkomst als voetballer een topprestatie levert weten we niet hoe hard we hem dood moeten knuffelen… Wie zijn die mensen die daar staan? Als er staat dat heel het volk het roept – stelt u zich het gebeuren op het plein van het rechtsgebouw dan alstublieft voor als een volksmassa die opgehitst dingen zegt en doet die hoogst verwerpelijk zijn, maar die niets te maken hebben met het feit dat ze Jood zijn. Zoals Jacobus Revius het ook verwoordt: T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, Noch die verraderlijk u togen voor ’t gericht, Noch die versmadelijk u spogen in ’t gesicht, Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten. Maar wat dan met die kinderen? Dat is toch afschuwelijk – ook in de hysterie van dat moment? Je offert je kinderen toch niet op – om iemand, al heeft hij het in jouw ogen nog zo verkeerd gedaan, ter dood veroordeeld te krijgen omdat jij daarvan overtuigd bent? Ons en onze kinderen… Als jouw pa een dief is, dan kun jij daar toch niet op worden afgerekend? Als jouw pa ooit is veroordeeld, dan mogen ze jou daar toch niet scheef om aan kijken?
3
Wisten die mensen daar dat niet? Dat wisten ze wel. Dat wisten ze heel goed. Kinderen worden niet gestraft voor de fouten van hun ouders – zo hoor je de profeet Ezechiël het zeggen (18,20 BGT). Wat hier gebeurt is niet anders dan dat oud en jong eenparig bij de Romeinse stadhouder, procureur Pilatus, aandringen op de dood van Jezus. En zelf zijn ze overtuigd van hun onschuld. Zo mag je de uitspraak over dat bloed dat óns mag worden aangerekend uitleggen: als een overtuigde verklaring van onschuld (JvB). Maar zeg je dan niet te weinig? Kan er niet meer gezegd worden? Zeker wel! Hoor maar hoe het na Pinksteren klinkt uit de mond van Petrus (Hand. 2,23 BGT): Jullie hebben hem aan ongelovigen uitgeleverd en die hebben hem aan het kruis gehangen. Daar zijn het Israëlieten die worden aangesproken. Jullie, mensen uit het volk Israël, jullie, mensen die beter hadden moeten weten, jullie die er bij zijn geweest… Dus toch de Joden? En niet zoals Revius zegt T’en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten? Wat blijft het doorklinken – die schuld van het Joodse volk. En denk niet dat dat iets is van eeuwen terug, dat doet het ook bij ons. Wat is het vooroordeel bij ons tegen Turken en Marokkanen hardnekkig. En wat is het gemakkelijk om hooligans die in Rome de zaak op stelten zetten te veroordelen. Maar ben je er daarmee? Nee dus! Je ziet hoe goed het is als een Marokkaanse burgemeester in Nederland de woorden rot op in de mond durft te nemen, als het gaat om mensen die dingen doen die echt niet kunnen. Hij – Marokkaan – mag dat. En het getuigt van moed dat hij dat doet. Zoals wij, Nederlanders, niet moeten wegkijken als er mensen in Rome vernielingen aanrichten. Neem je verantwoordelijkheid. Dat is ook wat Petrus verderop zegt: Volksgenoten, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw leiders (Hand. 3,17). Dat is niet om te vergoelijken. Dat is veel meer om duidelijk te maken dat God zich na de kruisiging van Jezus er niet op heeft gericht om de Joden te vervolgen, maar om hun duidelijk te maken hoe nodig de dood van Jezus was voor Jood en niet-Jood, voor u en mij, of u er nu bij was of niet, of u nu geroepen had of niet (en zeg niet te gauw dat laatste), of u zich had mee laten slepen in de massahysterie of niet. Hoor hoe Petrus het zegt in zijn machtige Pinkstertoespraak: Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld (Hand 2,36). Ook hier gaan de Joden voorop – maar dan in de adressering van die machtige boodschap van Jezus Messias. Wie zijn die mensen die daar staan? Dat zijn de Joden van toen. Oud en jong.
4
En als je het verder wilt doordenken – dan zijn wij het zelf die daar stonden, ook als stroomt er geen druppel Joods bloed door ons heen. Om het nog eens met Revius te zeggen Ik ben ‘t, o Heer, ik ben ‘t die u dit heb gedaan. Het waren mijn zonden die oorzaak waren van deze veroordeling. Het was mijn schuld die Hem de dood bezorgde Dit al – het is geschied, helaas! om mijne zonden. -Er zijn nog meer mensen die een rol spelen in de veroordeling. Mensen met verantwoordelijkheid. De hogepriesters en de oudsten van het volk. Pilatus, die als prefect (zeg maar een soort commissaris van de keizer) als rechter moet optreden. En vergeet de rol van zijn vrouw niet. En dan is er nog een Barabbas – iemand die we misschien liever over het hoofd zien? Vergis je dan niet. Die Barabbas – dat ben ik. En Barabbas was een rover – zo voegt de evangelist Johannes toe… (18,40). Een rover. Een bandiet. In de toenmalige politieke context had dat woord ook de betekenis van ‘terrorist’ (Ratzinger). Een Jihad-strijder dus, een soort beul van ISIS, Jihadi John… Ik? Ja, ik. Want ik had veroordeeld moeten worden. Mijn zonde en mijn schuld was het waarom Jezus tot de kruisdood werd veroordeeld. De hogepriesters hadden al hun kerkpolitieke trucs uit de kast gehaald om het zover te krijgen. Ze hadden Jezus op woorden willen vangen – maar dat was mislukt. Ze hadden hem als opruier bij procureur Pilatus gebracht – en ook daar was het bijna mislukt, omdat alles wat Pilatus in hem zag van het tegendeel getuigde, althans in zijn ogen. Ze hadden uiteindelijk meer opening van zaken moeten geven (wat een Godswonder!) door te zeggen dat deze Jezus zich als Gods Zoon had gepresenteerd en daarmee een bedreiging was voor de vrede, de Pax Romana. Ze hadden druk moeten uitoefenen… Maar ze hadden hun zin gekregen. En Pilatus zelf? Hij denkt zijn handen in onschuld te kunnen wassen. Denkt er met een truc af te komen – door de jaarlijkse amnestieregeling op Jezus toe te passen. Maar daarmee belandt hij wel in wat een fatale situatie is genoemd: wie als kandidaat voor amnestie wordt geïntroduceerd, is op zich al veroordeeld (Ratzinger). Had hij maar geluisterd. Geluisterd naar wat hij zelf wist: deze man is onschuldig. Geluisterd naar zijn vrouw: Laat je niet in met die rechtvaardige! Om hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten doorstaan. (Mat. 27,19).
5
Hij heeft het wel gehoord, al vind je dat in onze vertaling niet terug. Pilatus’ vrouw heeft het over die rechtvaardige. Dat komt terug – als Pilatus met gewassen hadden zegt: Ik ben onschuldig aan de dood van deze man (Mat. 27,24). Hoe dat terugkomt? Dan moet je het vergelijken met de Statenvertaling: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. Die woorden van deze Rechtvaardige vind je jammer genoeg niet terug in onze vertaling. Maar ze staan er wel. Pilatus – hij heeft gehoord wat zijn vrouw zei, wat ze gedroomd heeft over de man die op deze dag, een feestdag voor de Joden, de dag van het begin van hun Pasen, veroordeeld wordt. Maar hij doet er niet mee wat hij als rechter van Rome had moeten doen… -Of toch wel?? Zeker wel! Het is zo wonderlijk te merken hoe God werkt. Dwars door de hysterie van de menigte heen. Dwars door de bevooroordeeldheid van de geestelijkheid heen. Dwars door de rechterlijke dwaling van Pilatus heen. Het lijkt erop dat alles fout gaat. Mensen die ten onrechte roepen om een doodsoordeel. Geestelijke die ten onrechte het overdragen aan de wereldlijke overheid. Een rechter die ten onrechte een onschuldige veroordeelt. En zo moest het precies gaan… Er moest een rechterlijk vonnis zijn. Toen Pilatus sprak oordeelt hij namens God. Of hij zich daarvan bewust was doet helemaal niet ter zake. Er moest een officieel vonnis worden geveld. Net zoals het trouwens onomstotelijk vast moest staan dat degene over wie dat vonnis werd uitgesproken volstrekt onschuldig was. Het moest zo zijn dat de geestelijke leiders hun zaak over moesten overdragen aan de wereldlijke overheid. Voor hen was er niet de tijd en was het niet de tijd om Jezus op hun eigen (zeg maar: kerkelijke) manier veroordeeld te krijgen. Als dat wel had gekund dan was Jezus gestenigd, zoals het later Stefanus is die wordt gestenigd (Hand. 7,54-60). Maar wilde Jezus de vloek dragen – dan moest hij worden gekruisigd (Gal. 3,13). En die bevoegdheid had alleen de wereldlijke rechter. Het moest zo zijn dat mensen erbij stonden te schreeuwen, te joelen, opgehitst door hun geestelijke leiders. Zij dachten de vermoorde onschuld te zijn – om ons eraan te ontdekken wie wij zijn, en hoe hard wij het nodig hebben de vraag te stellen die mensen na Pinksteren aan Petrus stellen: wat moeten we doen, broeders? (Hand. 2,37). Het moest zo zijn – om dat dat VEROORDEELD! niet alleen als uitkomst van het proces te krijgen, als rechterlijk oordeel van de Romeinse overheid, maar om
6
datzelfde oordeel ook als oordeel boven het kruis te krijgen staan: hier hangt Jezus, de koning van de Joden – veroordeeld om onze zonde en schuld (Mat. 27,37). Het moest zo… Het moest ook op Pasen. Feest van bevrijding. Bevrijding – voor de Joden was dat het feest van de bevrijding uit de macht van de slavernij in Egypte. Bevrijding – door deze Jezus werd het het feest van de bevrijding uit de macht van zonde en dood. Hij VEROORDEELD – zodat boven mijn leven het woord VRIJSPRAAK mag staan. Vrijspraak – dwars door alles wat verkeerd gaat in mijn leven. Vrijspraak – ondanks alles wat er fout is in mijn leven. Vrijspraak – door zijn bloed, zijn leven. Dat Hij zijn leven geeft betekent dat ik het krijg. Zijn veroordeling betekent voor mij een eeuwige verlossing (Heb. 9,12). Er zijn mensen die hebben gesproken. Mensen – meegesleept door de hysterie van het moment: Aan het kruis met Hem! Mensen – gedreven door kerkpolitieke misleiding veroorzaakt door hun afgunst. Een mens – die ondanks alles bezwijkt voor de misleiding om een onrechtvaardig oordeel uit te spreken. Maar bóven al dat spreken van mensen uit spreekt God zijn oordeel uit. VEROOREELD! Veroordeeld naar Gods plan – met ons. Het was het plan waarover de profeet Jesaja het 6 eeuwen voordat het gebeurde al had: Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen (Jes. 53,8). Zijn veroordeling betekent mijn bevrijding. En dus is het vandaag de vraag hoe je leeft. Hoe je leeft met Hem. Alleen als je buigt voor Hem die het woord VEROORDEELD! over zich heen heeft zien komen en laten komen – alleen door Hem is er vrijspraak en léven. Amen.