Colofon Opdrachtgever: Belangengemeenschap Buurse Heimatverein Alstatte Historische Kring Haaksbergen Auteurs: Hubert Breuers Jaap Kluitenberg Vertaling Duits-Nederlands: Jaap Kluitenberg Correctie: Jan Heerink en Bram van Leeuwen Nederlands-Duits: Wilhelm Bengfort, Heinrich Holters, Christian Termathe, Antonius Winter Correctie: Annette Brunner Foto's: Indien niet anders aangegeven, zijn de foto's afkomstig uit de collecties van de Historische Kring te Haaksbergen en de Heimatverein te Alstatte Fotobewerking: Alfons ter Huurne Eindredactie: Heinrich Holters, Alstatte Jaap Kluitenberg, Haaksbergen Druk en layout: Hassink Drukkers Haaksbergen Gegevens uit deze publicatie mogen worden gebruikt mits de bron wordt vermeld. ISBN 90-76837-14-7 Oktober 2004
Inhoudsopgave Voorwoord
l
Handelswegen in de omgeving van Alstatte Inleiding De Hessenweg De wegen in het Munsterland De Deventer of (in dialect) de Demter Weg De economische betekenis van de Hessen- en Deventerweg voor de burgers van Alstatte De kwaliteit van het wegdek in de Hessen- en Deventerweg De strategische betekenis van de Hessenweg, het erve Lanwermann en de Galgenbult
3 3 3 8 9
Hessenweg - Munster - Deventer Wat is een Hessenweg De verbinding Deventer -Munster Geologische structuur en archeologische vondsten Buurse Dorp Haaksbergen Haaksbergen-Goor Goor De economische betekenis van de weg De Hanze-tijd 1100-1400 Oorlogsgeweld / Een tijd van grote woelingen /1500 tot 1600 De Gouden Eeuw / Herleving van de handel - 1600-1800 De Franse tijd - 1800-1900 Het traject van de Hessenweg aan Nederlandse zijde/ Een reconstructie Cartografie De grens bij de Haarmühle Het erve Harmolen Van de grens naar de Braambrug Landweren De Galgenbulten De Hanenbulten De Braam De Douanepost De Korte Garde
13 15 18 27 27 28 29 29 31 31 32 32 32 35 36 39 39 39 40 41 44 44 45 47 47 48 48
Het traject Braambrug naar Laakmors De Schans Van de Schans naar het Dorp Door het dorp
49 51 53 53
Open Monumentendag 11 september 2004. Een terugblik
56
Open Monumentendag 11 september 2004. Een beeldverslag
58
Voorwoord Toen het thema voor de Monumentendag 2004 "Grenzen en verdediging" bekend werd, kwam direct bij de organiserende werkgroep "Monumenten en archeologie" o.l.v. Clemens Wentink het idee op hier een grensoverschrijdende aanpak voor uit te werken. Omdat er via Hendrik Scholten van de Historische Kring Haaksbergen en de Belangengemeenschap Buurse reeds nauwe banden bestonden met de Heimatverein in Alstatte werd daarmee kontakt opgenomen en een afspraak gemaakt. Hier bleek de werkgroep "Ons dorp" onder leiding van Klemens Hilbring een adequate tegenhanger te vormen van de Haaksbergse werkgroep. Tijdens de eerste gezamenlijke bijeenkomst kwam al spoedig de oude Hessenweg Deventer- Goor-Haaksbergen-Buurse-Alstatte-Heek-Münster centraal te staan en werd onder meer besloten om samen de geschiedenis van deze weg uit te zoeken. Deze studie is opgepakt door Jaap Kluitenberg en Nico Spit van de Historische Kring Haaksbergen en door Hubert Breuers en Josef Löhring van de Heimatverein Alstatte. Het onderzoek werd uitgevoerd op basis van de in onze archieven en bibliotheken aanwezige stukken en literatuur, maar ook van een interessante nieuw ontdekte landkaart uit het Landesarchiv in Munster. De open monumentendag 2004 op 11 september begon met een fietstocht langs marke- en grenspalen en door heide- en veengebieden aan beide zijden van de grens. Het geheel werd besloten met een grote manifestatie bij de zgn. "Galgenbulten". De burgemeesters van Haaksbergen en Alstatte, drs. K. B. Loohuis en dr. D.Korte, onthulden hier een prachtige op initiatief van Buurse en Alstatte gemaakte bronzen plaquette met daarop het bekende gedicht van J. J. van Deinse, dat begint met de alleszeggende regel: Oons Twenthe und 't Münsterlaand, dee sünd van eenen stamm, De Overijsselse gedeputeerde G. Ranter en de Landesrat G. Wiesman van de Kreis Borken stelden vervolgens een bijzonder fraai informatiebord over de geschiedenis van onze Hessenweg in gebruik. Ook werd de jaarlijkse Haaksbergse Monumentenprijs uitgereikt; dit keer aan de directeur van de vereniging Natuurmonumenten, Theo Wams, voor al 75 jaar grote zorg en goed beheer van de natuurgebieden het Buurserzand, het Witte Veen en het Grintenbosch. Het werd een unieke presentatie van grensoverschrijdende samenwerking, die nog eens aangetoond heeft, dat in het Europa van nu de grens vrijwel geen functie meer heeft. Het ontmoeten van burgers van beide landen is weer van elke dag en zonder
l
moeite. Door deze contacten en de vele vormen van samenwerking is het weer, zoals het in het verleden eeuwenlang geweest is. Hier groeit de samenwerking in Europa uit tot een realiteit. De aanpak en organisatie van deze dag viel op door originaliteit en samenwerking en werd door de landelijke stichting "Monumentendag" onderscheiden met een eervolle vermelding. Dit boekje, waarin het resultaat van de zoektocht naar de geschiedenis en de achtergronden van onze Hessenweg werd geschreven en waarin een fotoreportage van de Monumentendag op 11 september 2004 is opgenomen, kwam tot stand door de samenwerking van de schrijvers met fotografen en vele leden van de genoemde verenigingen. De uitgave, waarin een specifiek hoofdstuk van de gezamenlijke Euregionale geschiedenis is beschreven, werd financieel ondersteund door de gemeenten Haaksbergen en Ahaus en de Euregioraad. Historische Kring Haaksbergen
Belangengemeenschap Buurse
Heimatverein Alstatte
G. Jan Leppink Voorzitter
Johan Rupert Voorzitter
Heinrich Halters Vorsitzender
2
Handelswegen in de omgeving van Alstatte door Hubert Breuers Verhalen en legendes over de historische wegverbinding tussen Munster en Deventer. Inleiding Voor ons burgers uit de 21° eeuw is het slechts met moeite voor te stellen wat onze voorouders aan kunstgrepen en hindernissen hebben moeten overwinnen als het erom ging meer dan normale afstanden over de weg af te leggen. Slechts weinigen was het gegeven om de afstand te paard of met paard en wagen af te leggen, laat staan per koets. Deze manier van reizen was alleen voorbehouden aan de adel, hoge ambtenaren, rijke kooplieden en soms misschien aan kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Deze kwamen meestal qua afstamming overigens al voort uit adellijke kringen of welgestelde burgerfamilies. Keuterboeren, horigen, handwerkslieden of dagloners waren in hun actieradius echter sterk beperkt. Voor hen gold in de waarste zin des woords het gezegde 'Zover de voeten dragen kunnen/ Doch ook deze wijze van verplaatsen was, gegeven de catastrofale toestand van de wegen, zeker in regenachtige tijden en in de winter, als we die vergelijken met ons huidige wegennet, met onvoorstelbare problemen verbonden. Er waren slechts weinig weggedeelten die een bovenlokale betekenis hadden. Meestal dienden deze tracés een strategisch doel maar ze werden ook benut voor handelsverbindingen tussen de grote steden. In dit artikel zal geprobeerd worden de situatie in Alstatte uiteen te zetten. Met name wordt daarbij aandacht besteed aan bovenlokale wegverbindingen uit tijdvakken, die vele honderden jaren achter ons liggen. Er is daarbij gebruik gemaakt van oude landkaarten, van kenmerken in de bodemstructuur, van mondelinge overlevering en niet in de laatste plaats van beschrijvingen van een eerwaarde zoon van onze gemeente, tevens excellent geschiedvorser, de decaan Friedrich Tenhagen (1854/1940), in de volksmond beter bekend als "Hogers Hiar". De Hessenweg In Alstatte is het meest bekende tracé dat van de Hessenweg. Ze was feitelijk de enige verbinding van ons dorp naar het Oosten en liep over Graes, Ahle, Heek, Scheppingen, Horstmar en Laer naar Munster. Bij het Hof Lasker aan de kant van Graes, in dialect 'de Niengraven' genoemd, kruiste de Hessenweg de zgn.'Niengraven' i.c. de nieuwe Landweer van de Heerlijkheid Ahaus. Hier bevond zich ook een tol. Heinrich ten Nienhaus (oorspronkelijk Hendrik te Nijenhuis, afkomstig van de Braem in Buurse) bouwde daar in 1650 een 'Kotten'. Op een later tijdstip
3
4
kreeg deze Heinrich tolrecht en was daar tolgaarder voor goederen, vee en voertuigen die van deze weg gebruik moesten maken. Een andere verbinding, bijvoorbeeld om de tol te omzeilen, was er namelijk niet. De landweren waren met behulp van natuurlijke hindernissen zoals riviertjes, moerassen of veengebieden zo geraffineerd aangelegd, dat de doorgang alleen op voorbestemde plekken, waar hekken of slagbomen waren geplaatst, mogelijk was'. In de directe omgeving van het Erve Niengraven ligt het Erve Lentfort/Strevel, dat van nog oudere datum is. Tussen beide hoven in komt de 'Hessenweg' op Alstatter grondgebied. Het verkeer over deze weg moet ooit van een behoorlijke omvang zijn geweest, gegeven het feit, dat beide erven, die toch slechts op steenworp afstand van elkaar verwijderd liggen, toch beiden over een tap en een eetgelegenheid beschikten. Het erve Latker 'Niengraven' had zelfs een mogelijkheid tot logies en een uitspanning om de trekpaarden een rustdag te gunnen. Tot op de dag van vandaag is op een zorgvuldig bewaarde gevelsteen de volgende inscriptie te lezen:
Gevelsteen bij het erve Latker-Niengraven:,, Hir is gut Losiment un te bekomen beir un fusel van dage vor geit morgen umme niet. 1774" - Vertaald: 'Hier is goed logement, bier en jenever te krijgen, vandaag voor geld, morgen voor niet(s)'
De eerste vermelding van de nieuwe landweer "de Niengraven" stamt uit 1543. Ze was in feite niet anders dan een afkorting van de kilometers lange oude landweer die liep tussen de Aa in de buurtschap Mahne en het Aamsveen in de buurt van het erve Vennekotter. Gezien vanuit het erve Latker-Lentfort liep de Hessenweg door de oude Tannenallee (Dennenweg) tot de oude kalkoven bij het Klunvenneken. Hij ging dan dwars door de weide van boerderij Hagemann, waarvan het noordelijk deel destijds nog braakliggende grond met heide en een spaarzaam bestand aan vurenhout moet zijn geweest. Ik herinner me nog goed dat men deze < Verloop van de Landweer ten Noordwesten van Ahaus, uit Tenhagen, „Die Landwehren der Herrschaft Ahaus "'' in rood gemarkeerd: Landweren, Hessenweg en Deventerweg
5
vlakte vroeger de "Dannenkamp" noemde. Voorbij de 'Dannenkamp', die op een zandige verhoging ligt, kwam het karrenspoor op de 'Hüwelswall'. Waarom noemt men dat honderd meter lange weggedeelte, dat als een soort wal boven het veld loopt, de 'Hüwelswall'? Daar is een plausibele verklaring voor. In het dialect van onze streek noemt men de ijzeren banden om de wielen van de oude boerenstortkarren, 'Hüwels' of' Wagenhüwels*. Hier op de 'Hüwelswall' hebben de ijzeren banden van de Hessenwagens en andere grote karren zich in de zandbodem ingegraven en daar hun diepe sporen achtergelaten. Hessensporen worden ze genoemd of 'Hessenspörs', zoals een weggedeelte ten zuidoosten van Graes, eveneens onderdeel van de historische Hessenweg, genoemd wordt. Achter de Hüwelswall loopt de historische handelsweg dicht langs een stuk grond dat Hagemanns Nieland heet en gaat dan in westelijke richting langs de behuizingen van Steffen, van Backs en van Blinden Menken, allemaal lijftochten van Hagemann, tot de zgn.'Rottbohm' een markant punt in de buurtschap Schwiepinghook. In 1645 werd bij deze boom een keuterplaats gebouwd waarvan de bewoner zich 'Rottbömer' noemde. Voordat de Hessenweg echter dit punt bereikte kruiste ze op 'het Nieland' al een landweer. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw kon men in de buurt van 'het Nieland' nog een machtig stuk van deze monumentale oude wallen bewonderen. In de huidige straatweg Ahaus-Graes-Enschede was ze verdubbeld. Deze landweer maakte deel uit van de zgn.'Alte Landwehr' van de Heerlijkheid Ahaus en moet daarom al voor 1406 zijn ontstaan, omdat Ahaus in dat jaar haar zelfstandigheid aan het bisdom Munster verloor. In hoeverre Rottbömer tolrecht bezat of op andere wijze bij de tol betrokken was, onttrekt zich aan mijn waarneming. Interessant in deze samenhang is dat men de hoeve Nabers, die daar ligt in dialekt "Peters " noemt. Een duidelijke aanwijzing dat hier vroeger een tol met slagboom moet zijn geweest. Immers we weten uit andere bronnen dat mensen die bij zo'n slagboom woonden, soms "Peters" of "n'Peter" werden genoemd met verwijzing naar de (heilige) Petrus, die zoals we weten met een sleutel de hemelpoort bewaakt. Van de 'Rottbohm' liep de weg vervolgens westelijk langs de boerderij van Feldjan-Witte, ging dicht langs het huidige erf Menker-Niemeyer waar hij uitmondde in een nauwe steeg, die net breed genoeg was om een span paarden door te laten. Vervolgens liep de weg naar de boerderij van Terhaer-Kiwit. Deze weg bestaat niet meer als gevolg van ruilverkaveling. Totdan stond hij echter bekend als Hessenweg. Ter hoogte van boerderij Terhaer-Kiwit bereikt ons object de buurtschap Brink.Via de 'Hessenstiagge' loopt hij hier langs boerderij Rensing-Kuckuck. Ook op het traject tussen de boerderijen Kiwit en Kuckuck moest een landweer gepasseerd worden. De betekenis hiervan is echter niet zonder meer vast te stellen. Volgens Friedrich Tenhagen maakte ze echter deel uit van de 'Alte Landwehr Ahaus', een verdedigingssysteem dat zich uitstrekte van het Aamsveen tot het Het vermoedelijke tracé van de Hessenweg op Alstatter grondgebied >
6
7
Witteveen. Terug naar de Hessenweg. Over dit thema en dan met name over het verloop van de weg in de Brink en de Gerwinghook sprak ik eens met Josef Rensing-Leuinger. 'Leuings-Jop', zoals hij in het dorp bekend is, zelf amateur genealoog, geboortig Brinker en geworteld in een oud Alstatter geslacht, wist verbazingwekkend veel details te vertellen. Met behulp van oude landkaarten en akten, die ons door de Heimatverein ter inzage zijn gegeven zijn we in staat gebleken ook de laatste vraagtekens over het traject van de Hessenweg op Alstatter gebied op te lossen. Vanaf Rensing-Kuckuck liep het tracé in westelijke richting verder. De weg passeerde de boerderijen Terhaar-Drop en Heijnk-Gramman (Gravemann) aan de zuidkant en ging over "Grammans Kamp" langs "Schücks Gaoren' naar het 'grooten Binnenrott'. Vervolgens maakte de Hessenweg een flauwe bocht in Zuidwestelijke richting om uit te komen bij de 'Haarbohm'. Friedrich Tenhagen noemt hem "Rensings Haarbohm". Ook hier zal het zo geweest zijn dat de Goedsheer, Rensing-Renschker, momenteel Wolfering een sleutel bezat om de slagboom te openen. Net als bij de Rottbohm in de buurtschap Schwiepinghook het geval was, moesten ook de bewoners van de buurtschap Brink de mogelijkheid hebben om hun landbouwgronden aan beide kanten van de landweer via de Hessenweg te bereiken. Over het heffen van tol is noch bij de Rottbohm noch bij Rensings Haarbohm iets bekend. Langs het huidige "Bessier Ströwer" en ten Noorden van de boerderijen Gerwing/Gerwer en Rolver kwam de Hessenweg dan in de "Kraanenriete" op de oude 'Möllendiek'. Hier in de Gerwinghook gaat het dan verder over de Möllendiek langs het erve Holters / Bültert en boerderij Helmert / Lanwermann en komt dan tenslotte bij Helmert / Lanwermanns Kamp op de Markslagweg. Na ongeveer 100 meter bereikt hij dan bij grenssteen 22 de Nederlandse grens. De wegen in het Munsterland In een uitgave van de "Hansischen Geschichtsverein" 1967, dat in een aantal Banden is gebundeld en is uitgegeven door Bohlau Verlag Köln en Graz, schildert Friedrich Brunz in een hoofdstuk over "Den Hessenweg' het verloop van deze wegen. We beginnen daarbij in de stad Hamm, die in het Zuiden van het Munsterland ligt: De voor de handelsbetrekkingen tussen Soest en de Overijsschelse Hanzesteden bestemde weg had volgens de in 1638 in de "Nieuwe Atlas ofte Werelt Beschryvinge' afgedrukte kaart 'Westfaliae ducatus' het volgende verloop. Vanuit Hamm liep de weg volgens de 'Ducatus Westfaliae nova repraesentatio' uit 1757 evenals volgens een kaart uit 1828 van het Gewest Arnsberg, over Bockum, Herbern, Kappelle en Nordkirchen naar Ludinghausen, waarna hij volgens de kaarten van Stiel, over Seppenrade, Duimen en Lette naar Coesfeld ging. Via Holtwick en Legden bereikte hij dan de Stad Ahaus bij de in 1685 ingestorte 'Coesfelder Tor'3, klaarblijkelijk dicht langs het zuidelijk hiervan gelegen " Siechenhauses' (Ziekenhuis). In 1379 zijn hier burgers van de stad Deventer gearresteerd en gevangen gezet 4 . Een volgende halte op dit traject is Wessum. Bewijs hiervoor is een uit 1393 stammend bezwaarschrift van de stad Dortmund gericht aan Jonkheer Giselbert van 8
Borculo, waarin deze wordt aangeklaagd voor het feit dat zijn knechten "tuschen den Ahaus und Wessem" een burger uit Dortmund gevangen hebben genomen en hem zijn handel ter waarde van 16 Gulden afhandig hebben gemaakt5. Friedrich Tenhagen is, afwijkend van het gestelde in dit document, van mening dat de weg komend uit Wessum aan de Westzijde van Ahaus over Wüllen heeft gelopen1. Hij baseert zich daarbij op een mededeling van een pastoor uit Wessum die daarbij uit 'oude verhalen'citeerde. Daar staat echter tegenover dat bij het' Siechenhaus' aan de Zuidoostkant van Ahaus tol geheven werd. Vervolgens liep de weg naar Deventer ongeveer een kilometer ten noordwesten van het kerkdorp langs de keuter 'Buddendieck', ging vervolgens in de richting van de Galgenberg vlakbij het erve Humkampf en liep zo naar de hof Hackfort. Twee kilometer ten westen van het dorp Alstatte kruiste hij dan bij het erve Haveloh en de 'Havelerbaum' de Landweer van de Heerlijkheid Ahaus en overschreed vervolgens bij de Haarmühle de grens van het bisdom Utrecht, die daar in de onmiddellijke nabijheid lag, en liep verder in de richting Haaksbergen. De ligging van het kerkdorp Alstatte aan de Heirweg wordt bevestigd door een in 1369 in de Kameraarrekeningen van Deventer geboekte uitgave voor een paard, dat door een Raadsheer naar Denemarken gereden moest worden maar daar niet aankwam omdat het onderweg, toen het aan een andere Raadsheer uitgeleend werd, door diens vijanden Vo Hakesbergen' buitgemaakt werd *. Bij Goor tenslotte voegde de weg zich bij de route, die komend uit Osnabruck, naar Deventer voerde. Vanuit Coesfeld was er ook een verbinding met Deventer en wel via Groenlo. Tot zover de aanwijzingen uit de algemene literatuur. Maar voor het vervolg keren we toch maar weer terug, hoe kunnen we ook anders, naar de uiteenzettingen van onze eigen lokale historicus Friedrich Tenhagen. Hij noemt het tracé van de hierboven beschreven weg expliciet de 'Demterweg' (Deventerweg). De Deventer of (in dialect) de Demter Weg In verhouding tot de 'Hessenweg' die de noordelijke buurtschappen van Alstatte doorkruiste zijn er over de 'Deventer Weg', die door de buurtschappen Schmainghook en Beslinghook dus door het zuidelijk deel van ons dorp liep, maar weinig concrete zaken overgeleverd. Ook de onderzoeken die Friedrich Tenhagen naar de Deventer Weg heeft ingesteld leveren hooguit een bescheiden beeld op. Niettemin zal ik hier de bevindingen van Friedrich Tenhagen weergeven: 'Van Soest over Hamm naar Gescher kwam de weg in noordelijke richting door het bosgebied de 'Bröke' en moest dan ten oosten van de erve Voss in de buurtschap Quantwick door een Landweer. Ten noorden van het erve Lefert liep de Deventer Weg vervolgens door de Ahauser Aa, die op deze plek misschien slechts een dubbele slootbreedte had en daardoor geen hindernis van betekenis zal hebben gevormd. Door de buurtschap Ortwick liep het tracé oostelijk langs de dorpskern van Wüllen en bereikte dan al spoedig het grondgebied van Wessum. Dicht langs de dorpskern van Wessum gaat het dan in noordwestelijke richting verder door de buurtschap Averesch, loopt in de nabijheid van het erve Rose opnieuw door een
9
Landweer van de Heerlijkheid Ahaus en bereikt kort daarna in de buurtschap Schmainghook het grondgebied van Alstatte. Daar kruist de 'Demter Weg\ zoals ze in de volksmond hier genoemd wordt, de Flörbach. Daarna loopt hij de hele buurtschap door en bereikt even ten zuiden van het erve Haveloh, dat voor het eerst 1219 in een Oorkonde wordt vermeld, de buurtschap Besslinghook. Iets meer naar het Westen ligt het agrarisch bedrijf van Voss-Dodt. Aan de zuidkant van dit erve lag een geduchte voor een deel dubbele Landweer. Hier liep de 'Demter Weg' doorheen. Deze doorgang, waar beslist een tol gevestigd was, heette de 'Havelerbaurrf. Friedrich Tenhagen vermoedde dat hier ook een wachtpost was gevestigd. Dat vermoeden wordt versterkt door het feit dat zich niet ver van deze plek het zogenaamde 'Swatte Hues' (Zwarte Huis) bevindt, dat volgens overlevering reeds in de tijd van Napoleon als douanekantoor dienst deed. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is hieraan in een krantenartikel expliciet aandacht besteed.
Iets verderop verliet de 'Demter Weg' het (Duitse) grondgebied van de Vorstbisschop van Munster en kwam ze op het (Nederlandse) territorium van de Bisschop van Utrecht in de provincie Overijssel. Hier werd de weg Hellweg genoemd. 10
'Hogers Hiar' i.c Tenhagen beschrijft de 'Demter Weg' als de 'Hoofdlandstraat aan deze kant van de Aa'. De vraag is of deze beschrijving niet te hoog gegrepen is en eerder de Vader van de Gedachte moet zijn geweest. Met zekerheid niet! De onderzoekingen van Tenhagen worden door de navolgende onderzoeksresultaten ten volle bevestigd: De cartograaf Christiaan Groten tekent in 1573 het wegtracé Deventer - Holten Goor - Haaksbergen - Buurse - Alstatte - Graes - Ahle - Heek(Nienborg) - Scheppingen - Horstmar - Laer - Munster en noemt deze weg langs de Schipbeek althans als zomerweg, de kortste verbinding tussen Deventer en Munster. Dat betekent een bevestiging van het tracé Amersfoort -Deventer - Holten - Goor - Haaksbergen - Alstatte - Graes - Ahle - Heek(Nienborg) - Scheppingen - Horstmar - Laer Munster.
Een uitgesproken Oost-West verbinding 7. De 'Deventer Weg' wordt in hetzelfde tracé Amersfoort-Deventer-Haaksbergen door Tenhagen als Noord-Zuid verbinding benoemd en loopt dan vanaf Alstatte naar Wessum-Wüllen en Gescher. De Nederlander Ie Coq beschrijft in 1816 een doorgaande route Coevorden-Keulen waarin zowel onze 'Hessenweg' als de 'Deventerweg' geweldig worden opgewaardeerd en in een heel ander licht worden geplaatst. Deze weg liep vanuit Coevorden over Hardenberg-Itterbeck-Ootmarsum-Enschede-Gronau-NienborgGescher-Borken en Wesel naar Keulen. Dat het tracé over Buurse-Alstatte van bijzondere betekenis was, leert een opmerking in samenhang met de reis die de Nederlandse afgezanten in 1646 maakten
11
12
naar de Vredesconferentie in Munster. 'Bekend is dat de kortste weg....leide an de Schipbeek... Richting Alstdtte naar Munster*15. De steden Deventer, Munster en Keulen maar ook andere steden en dorpen zoals Coesfeld of Vreden, Bentheim en Bocholt waren ongetwijfeld handelspartners in Hanzeverband. Er zijn bewijzen van ruilhandel en ook van handel in grote proporties. Daarmee is de cirkel gesloten en staat de meer dan lokale betekenis van beide wegen buiten kijf. Hoewel de wegen in economisch opzicht voor het Kerspel Alstatte weinig betekenis hadden, zullen we in het volgende hoofdstuk toch de gevolgen voor onze grensregio belichten. Het feit dat beide routes niet door de dorpskern gingen maar alleen aan de zuid- en de noordkant door de buurtschappen liepen zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Aanvullend wil ik hier gewag maken van een uittreksel van een kaart uit het jaar 1842. Deze kaart, gemaakt door ene luitenant Gaffron, is ongetwijfeld voor militaire doeleinden vervaardigd, (de betreffende kaart werd jaren geleden door de Kreissparkasse Borken welwillend ter beschikking gesteld van de Heimatverenigingen). De lezer, die ter plaatse goed bekend is, zal zich snel kunnen oriënteren en in staat zijn interessante vergelijkingen met de huidige situatie te maken. Het tracé door de buurtschap Besslinghook is aangegeven als "Strasse nach Haaksbergen". De economische betekenis van de Hessen- en Deventerweg voor de burgers van Alstatte Er is maar weinig bekend over profijt of over meer handel die aan beide handelswegen te danken zijn. Alstatte was daarvoor in die tijd ook te onbeduidend. Bovendien, als puur agrarisch dorp met slechts enkele ambachtslieden, die op de boerderijen in de omgeving niet eens genoeg werk konden vinden, zal vaak de moed en zeker het geld ontbroken hebben om de zaken groot aan te pakken. Vaak, in feite veel te vaak vinden we in oude Bevolkingsregisters achter de voor- en achternaam het woord 'Pauper', dat armlastig betekent. Er zal ongetwijfeld zo nu en dan een rol linnen van eigenaar gewisseld zijn maar de opbrengst van zo'n handeltje kon zelden als extra opzij worden gelegd omdat het hard nodig was voor de aanschaf van het allernoodzakelijkste voedsel of kleding. In veel families klapperde in de winter de weefstoel en dat was geen teken van welstand of overmoed. Meestal was er sprake van bittere armoede en vormde de opbrengst van het weven slechts een zuur verdiend extraatje. Er is wel sprake van het opkopen van vee uit Holland. Men kocht dan in het voorjaar als de boeren het vee gingen opweiden magere beesten die dan vervolgens gedurende de zomermaanden op de weelderige weiden van het Munsterland werden vetgemest. Dit mestvee bracht dan in de herfst goed geld op. Wat waren nu de typische producten die als vracht over deze wegen vervoerd werden. In de richting Nederland ging hoofdzakelijk houtskool, rogge, bijenraten < Uittreksel kaart Alstatte 1842 Gaffron 13
(voor de bijenwas) en leem (potaarde) voor een steenfabriek in Deventer. Op de terugweg kwamen dan koloniale waren, gezouten-, stokvis en vooral kaas naar Munster terug. Hildegard Schlutius weet in het boek 'Koopman, Handel en Karrenspoor' over de inkopen van een adellijke familie uit het Munsterland het volgende te berichten: kleding uit kostbare stoffen, zoals oude velours met grote rolkragen en spits toelopende reverskragen, laarzen voor meneer en mevrouw, geborduurde gewaden, gestikte handschoenen van hertenleer, zwarte rozen, van binnen bekleed met gouden kant, een met goud- en zilverdraad beslikt leren zadel, veel portepees (verzilverde of vergulde kwasten, die aan sabel of degen werden gehangen) van kostbaar materiaal, goudbedrukt schrijfpapier, pommade uit Spanje om de haren zacht en glanzend te krijgen, een edele poederdoos uit Cyprus en wandtapijten van verguld leer voor de vertrekken in de Wasserburg in Nordkirchen. Allemaal prachtige kostbare goederen die in den Haag werden gekocht en met paard en wagen naar Slot Nordkirchen vervoerd werden. Een niet alledaagse vracht voor de karrenvoerders en al zeker niet voor de geldbuidel van de burgers uit Alstatte. In het boek 'Uit het land van katoen en heide' 9 vertelt J.J. van Deinse over zijn bezoek aan de familie Nienhaus-Latker. Hier heeft hij oude stukken gevonden die bevestigen dat er een levendige inkoop van hout door Hollandse houthandelaars heeft plaatsgevonden. Deze in het Westen van Holland zeer begeerde eiken stammen werden hier aan de Buurserbeek (Ahauser Aa) in de directe omgeving van de Haarmühle op- resp. overgeslagen, van Deinse citeert uit 1650: "twee bergsrohden aan J. verkoft dee Stoffer un ik van Geskeman gekaft hadden, so vor Rolvings Landewer lagen \ Stoffer is waarschijnlijk Christoffel Smidt, gehuwd met Johanna ter Kuile van de Koelboer te Buurse. De houten stammen zijn waarschijnlijk slechts voor een klein deel over de weg, dus met paard en wagen, naar Holland vervoerd. Voor het merendeel van het transport maakte men gebruik van de Aa (Buurserbeek). Zowel met houtvlotten als in vrachtboten met geringe diepgang ging het richting Deventer. Was de Aa bevaarbaar te maken? Er zijn pogingen in die richting geweest en wel uit de hoogste kringen, met name van Christoph Bernhard von Galen. In onderhandelingen met de stad Deventer heeft hij ermee ingestemd het waterpeil in de Aa te verhogen als aan Hollandse zijde de Aa (Buurserbeek) tot aan de Haarmühle bevaarbaar zou worden gemaakt. Het Verdrag hiertoe werd in 1652 getekend. Korte tijd later liet de Vorstbisschop een sloot van 15 voet breed en 5 voet diep aanleggen, die van Ottenstein naar Alstatte liep, de voorganger van de Flörbach. Uiteindelijk kon het project echter niet verwezenlijkt worden. Tot zover de korte uitweiding over de scheepvaart. In een humoristisch verhaal vertelt de eerdergenoemde en door mij hooggeachte Enschedeeër J.J. van Deinse het succesverhaal van de gebroeders van der Sluis. Van Deinse ontdekte dit verhaal in het boek ' Geschiedenis van het land van Berkel en Schipbeek' van meester H. W.Heuvel. Volgens dit verhaal hadden de broers van der Sluis overal in het bosrijke Munsterland grote partijen hout van eerste 14
kwaliteit bij voorkeur eikenhout opgekocht voor een spotprijs. Om medelijden te wekken hadden ze daarbij een absoluut niet aanwezige armoede voorgewend door rond te lopen in versleten kleren die met een stroband om hun middel waren gebonden. Vaak had daarbij een extra pond koffie geholpen om het waardevolle hout ver onder de reële prijs te kunnen kopen. Tegelijkertijd werd dan het minder waardevolle kromme hout door de slimme Hollanders er voor een appel en een ei bij gekocht. Dat kromhout vond in die tijd gretig aftrek in de scheepsbouw. Ze werden rijk, zeer rijk, en bouwden voor eigen gebruik nog een sluis en een weduwe van de ijverige broers kocht in 1719 het Slot Westerflier bij Diepenheim. Een zichtbare bijdrage aan de Alstatters leverden beide wegen dus niet. Pas aan het begin van de 20e eeuw, toen de Hessenweg en de Deventerweg allang tot het verleden behoorden en nog slechts een legende waren, ontwaakte Alstatte uit de slaap van Doornroosje. Voor de steden Munster en vooral Deventer waren de voordelen van dergelijke verbindingen wel degelijk meetbaar. Munster als Bisschopszetel en stad met relatief veel hooggeplaatste burgers, stad van de Wederdoper Jan van Leijden, van Krechting en Knipperdollink, van de architekt Conrad von Schlaun en van de Vrede van Munster was zeker in die tijd al een stad van landelijke allure, een metropool. De positie van Deventer in het Oosten van Nederland was bepaald door de handel. In het boek waarin de Stadsrechten zijn opgetekend staat de volgende passage: 'dat deze stad al vóór de Oorlog met de Koning van Spanje onder andere sedert honderd en onheuglijke jaren langer een Vrije stad is geweest, die ook steeds de naam van Vrije Rijksstad gedragen heeft en daardoor onderdeel van het Rijk was... \ Wat een trots en zelfbewustzijn in een paar zinnen. Deventer was een handelsmetropool en had reeds in 1200 verbindingen met Vreden en Coesfeld. In 1386 waren er elk jaar al 5 markten die in totaal 11 weken duurden. De kwaliteit van het wegdek in de Hessen- en Deventerweg Om maar gelijk met de deur in huis te vallen, beide wegen waren onverhard dus zonder steenslaglaag of plaveisel (kinderkoppen). In het gunstigste geval waren er aan beide zijden sloten aangelegd, die voor een geregelde waterafvoer zorgden. Op plekken echter waar het tracé door een bosgebied ging of aan beide kanten door struikgewas en wallen liep, waar geen zonlicht door het weelderige bladerdek kon doordringen, verhinderde dit een snel opdrogen van de weg. Men hoeft weinig fantasie te hebben om zich de toestand van deze egen voor te stellen als er regelmatig karren van verschillende spoorbreedte over reden, die met hun met ijzer beslagen wielen diepe sporen trokken door de onverharde en vaak omgewoelde ondergrond. Hessenwagen hadden een spoorbreedte van l meter 90 cm, terwijl de voerlieden in het Munsterland aan karren met een spoorbreedte van l meter 30 cm de voorkeur gaven. Dat gaf natuurlijk, vooral na perioden van langdurige regenval als de wegen bijna onbegaanbaar waren, steeds weer aanleiding tot onenigheid tussen de Hessenlui en de plaatselijke bevolking, die deze wegen immers ook gebruikte om hun akkers en weiden te bereiken. 15
Zo zou een Hessenkar er uitgezien kunnen hebben; Transportkar van kolenhandelaar Blenker uit Gescher. Bron: Koetsmuseum Gescher", bh. 19
De Hessenlui namen het met de wegbreedte ook niet zo nauw. Als ze de kans kregen reden ze naast de eigenlijke weg, zo veel mogelijk de grootste kuilen en modder vermijdend. Als dat in het 'gemeene' veld van de Marke gebeurde kraaide er geen haan naar maar anders werd het natuurlijk als ze over bewerkt akkerland reden of omheiningen wegtrokken en vernielden. Dan was de ergernis te voorspellen want de voerlui, vaak rauwe lieden die vaak ook nog bewapend waren, lieten geen visitekaartjes achter. Zo zag Moorrijden na een ongeluk" eeuwen geleden er dus uit. Er zijn ook pogingen ondernomen om de gespannen weg te houden van het eigen erf en de bijbehorende bewerkte stukken grond. Nog vandaag de dag zijn er in de Schwiepenhook resten te vinden van een uitholling in de weg met daarop een wal met een hoge haag. Hier '(ge-)leide' men de Hessenweg een paar honderd meter lang van de 'Niengraven' naar de oude kalkoven en verhinderde op die manier dat er uitgeweken kon worden over het grondgebied van het erve Hagemann. Jaarlijks probeerde de Vorstbisschop de burgers aan te spreken op het onderhoud van de wegen. Waarschijnlijk hebben deze oproepen weinig resultaat gehad, hoewel het voorgekomen schijnt te zijn dat er sloten langs de weg schoongemaakt zijn en de diepste gaten zijn gemaakt. De toestand van de wegen in Munsterland worden treffend beschreven door Johann Nepomuk von Schwerz in een bericht uit 1816: 'Angst en beven opwekkend zijn de wegen in de kleigebieden van Westfalen. Bij ongunstige weersom16
„droge "Hessenweg met verschillende wagensporen, bron: zie \ blz. 22/Landesbildstelle Rheinland
...en zo 's winters?, Bron: zie", blz. 23 /Staring Instituut te Doetinchem
17
standigheden zit iedere bewoner dan thuis opgesloten en verliest daardoor de mogelijkheid met zijn gespan te rijden, zijn akkers op tijd te bewerken en de producten met winst te verzilveren. In Westfalen verenigen Natuur en onverschilligheid zich met elkaar om de slechts denkbare wegen op te leveren. De klei in het Munsterland heeft een hoog leemgehalte dat bij vochtig weer zodanig doorweekt raakt dat men met een wandelstok vaak zonder moeite 3 voet diep in de grond kan steken. Zulke plekken, tot holle wegen uitgereden, zonder sloten aan de zijkant en zonder uitwijkmogelijkheid geven een getrouw beeld van een groot deel der wegen tussen Rijn en Weser. Op de heide van de Marken waar de weg net zo breed als de Marke is, gaat het wat beter, tenminste als men op de hogere stukken blijft. Komt men in de dalen dan rijdt men zich opnieuw vast als men niet de beschikking heeft over een dubbel gespan paarden \
door de heide, Bron: zie 8, bh. 26
De strategische betekenis van de Hessenweg, het erve Lanwermann en de Galgenbult In de Middeleeuwen trokken de legers over de wegen, dus ook over de Hessen- en de Deventerweg, om zich te verplaatsen naar hun garnizoenen, standplaatsen of een oorlogsgebied. Er zijn dan ook schriftelijke overleveringen bekend van militaire bewegingen over de Hessenweg. J. J. van Deinse schrijft: 7n allerijl trok Bisschop Christoph Bernhard von Galen op 8 december van het jaar 1665 bij Wessum troepen bij elkaar en brak twee uur voor zonsopgang het kamp op. Ze trokken over de Braam in Buurse door de buurtschap het Rutbeek en wel over de oude weg 18
die van Heek langs Alstatte naar Delden voerde^ 10. Wat was er aan de hand? Nauwelijks was de 30jarige Oorlog voorbij en met de Vrede van Munster in 1648 beklonken of het gehate wapengekletter klonk opnieuw. Het leger van de strijdbare Vorstbisschop hield tussen Enschede en Delden een Staatse strijdmacht tegen, sloeg ze uit elkaar en doodde vele soldaten. Het staat vast dat men de stichting van het Erve Lanwermann ook in samenhang hiermee moet zien. Zo lezen we opnieuw bij Friedrich Tenhagen, die daarbij uit een oud kerkboek uit Alstatte citeert: Yn 1662 heeft Vorstbisschop von Galen een grondstuk uit de Gemeente alsmede een lening van 100 Reichstaler toegewezen aan luitenant van Uelsen bestemd voor de bouw van een nieuwe ^kotten" (huis) naast Rolvings Landweer en beneden de beek. Gevolgd door de aanbeveling om jaarlijks 5 Reichstaler rente daarvan als dank voor de goedheid van de Eerwaarde ten behoeve van de Heilige Olie aan de Kerk in Alstatte af te dragen. Deze bijdrage voor het onderhoud van het Eeuwige Licht werd in 1707 door Schulze Varwerck, Herkert-Orthus en Duis, allen bestuursleden van het Kerspel Alstatte, verhoogd tot jaarlijks 8 Reichstaler en een paar kippen \" Het staat wel vast dat de Vorstbisschop niet uit sociale overwegingen op deze uitgesproken plek een onderkomen heeft laten bouwen en deze heeft laten bezetten door een luitenant uit de Bisschoppelijke Strijdkrachten, de Boerenleider en hoofd van het Kerspel Wüllen, Heinrich van Uelsen. Deze verpachtte zijn huis in Wüllen en bouwde in de buurtschap Gerwinghook bij de grens het zgn/Uelserkotten', vandaag het erve Lanwermann-Helmert. Luitenant van Uelsen was getrouwd met een dochter van gevangenbewaarder Rolving. Deze Rolving was ook bewaker bij de oude Landweer van de Heerlijkheid Ahaus en had dus de verantwoordelijkheid voor een geordend verloop van het verkeer door de Landweer in beide richtingen. Om de 'Lanwehrbohm' (slagboom) te kunnen openen maakte hij gebruik van een 28 cm lange ijzeren sleutel. Deze sleutel is door de familie Lanvermann in 1932
19
20
geschonken aan streekonderzoeker van Deinse. De sleutel bevindt zich momenteel in de openbare collectie van het van Deinse Instituut, de voormalige "Oudheidkamer", in Enschede 12. Uit andere aantekeningen kunnen we afleiden dat dit erve tijdens de schermutselingen tussen de Bisschop van Munster en de Republiek der Nederlanden het slachtoffer van overvallen is geweest. Vorstbisschop Christoph Bernhard von Galen probeerde bij iedere gelegenheid zijn machtsgebied uit te breiden. Van 1663 tot 1677 heeft hij in totaal 3 veldtochten tegen de Hollanders gevoerd zonder ook maar een vierkante meter te winnen. Het enige resultaat: talloze doden en veel ellende. Niet bepaald het ideaalbeeld voor een Godsdienaar en het vijfde Gebod (Gij zult niet doden) zal hem dan ook niet vertrouwd zijn voorgekomen. In Nederland kende men hem vooral onder de scheldnaam 'Bommenberend'. Von Galen werd als onderdiaken op 14 november 1650 tot Bisschop gekozen. Na zijn benoeming werd hij tot priester gewijd en op 17 september 1651 in de Dom van Munster tot Bisschop geconsecreerd. Al op 4 oktober van dat jaar hield hij zijn feestelijke intocht in Ahaus. Naast zijn strijdlust, om niet te zeggen begerigheid tot vechten, was hij een goede Herder in zijn bisdom. Tot het jaar 1674 heeft hij 900 priesters gewijd, waarvan de feestelijkheden drie keer in Ahaus plaatsvonden. Hij consecreerde 30 nieuwe kerken en meer dan 100 door de 30-jarige Oorlog ontwijde kerken werden door hem opnieuw ingewijd. Maar zijn hart ging vooral uit naar de opleiding van jonge priesters. Daarnaast was hij een groot ijveraar voor onderwijs en voerde hij de schoolplicht in. Bekend werd hij ook door het veelvuldig geven van aalmoezen. Uit oude rekeningen blijkt dat hij van l april 1677 tot zijn dood op 29 september 1678 uit zijn privé-vermogen 8000 Taler heeft geschonken aan liefdadigheidsdoelen. Het is moeilijk om ons vanuit onze huidige denktrant te verplaatsen in de gedachtewereld uit die vervlogen tijd en dan een juist oordeel te vellen. Immers in zijn gehele regeringsperiode was er ook Oorlog. Hoewel in harde tijden van een Regent harde en eenzame beslissingen worden vereist kunnen we in onze tijd zijn handelwijze toch niet meer doorgronden. Persoonlijk ben ik er zeker van dat zijn wijze van handelen ook op zijn beschermelingen geen positieve invloed heeft gehad. Van zijn overwonnen tegenstanders kon men geen achting voor von Galen verwachten. Men kan zich voorstellen dat het op de handelswegen niet altijd even gemakkelijk toeging. Het recht van de sterkste zegevierde. Dit 'recht' werd zelfs bestempeld met het woord 'Faust-und Kolbenrecht' oftewel 'Vuist-en Kolfrecht'. Tenhagen spreekt over overvallen en berovingen op de handelsstraten. Op andere plaatsen wordt ook gewag gemaakt van rooftochten door de inwoners, die daar uit honger en nood toe gedreven werden. Op eenzame plaatsen in de uitgestrekte heidevelden was straatroof van betekenis aan de orde van de dag. 'Hotspots' in die tijd waren de omgeving van Vreden, Groenlo, Borculo en Zutphen. De overvallen waren realiteit aan beide zijden van de grens. Gerard Dumbar, die in de eerste helft < De situatie aan de grens op een kaart uit 1690 "
21
van de 18e eeuw secretaris van de stad Deventer was, meldt dat bij 'het doorsnuffelen van oude Schriften'over een Landweer werd opgetekend: '... aengetekent voornaemelijck aengelegt te zijn tot merder beveiliging van den koophandel en tot dekking van stats omlegende en onderhoorige landen samt derzelfder Bewooners tegens de geduurige strooperien en roverien van zommige quataerdige en toomelooze menschen dier tyden, inzonderheit uit Münsterlant die het Recht vermeinde te hebben, um ieder eenen naer hun goetdunken zonder redenen te mogen aentasten, te berooven en als vyand te handelen \ Tot zover Dumbar. Ook aan Münsterse kant werden maatregelen getroffen. In 1630 werden de tolgaarders (bijv. Nienhaus aan de Niengraven) evenals de onderdanen: 'gemaand om loslopende lieden, die straten en passen afschuimen, kooplieden en wandergezellen afzetten en beroven, evenals klaplopers, nachtdieven en zwervers, geen onderdak te bieden en strooptochten en eigenmachtige optredens van dit soort landlopers en bedelaars naar beste kunnen zelf af te weren'. Het was gebruikelijk aan de gemeentegrenzen met name langs hoofdwegen, voornamelijk uit een oogpunt van afschrikking galgen op te richten. De straf door de strop bestond in de 16e, 17e en 18e eeuw voor zware 'missethaten'. Men liet als afschrikwekkend voorbeeld de misdadiger hangen tot alleen het skelet overbleef, waarna het gebeente in de omgeving van de houten galg in de grond werd gestopt. In Alstatte zijn twee plekken waar zo'n galg stond (Galgenbulten) uit overlevering bekend ". De ene stond in de buurtschap Averesch in de buurt van het reeds bij de Deventerweg genoemde erve Humkamp en de andere in de buurt van het erve Lanvermann. De laatste zullen we wat nader bekijken.
Kopergravure uit de Middeleeuwen met een voorstelling van folteringen
22
Situatie rond 1827, Uittreksel uit het oorspronkelijke Kadaster '"
23
Het bestaan van deze galg is vastgelegd in Oorkonden. In het Staatsarchief te Munster bevinden zich zowel Oorkondes als Landkaarten van de Münsterse landmeter Claessen en de Gelderse landmeter van Hassel die in 1769, toen de definitieve loop van de Duits-Nederlandse grens werd vastgesteld, verantwoordelijk waren voor de correcte nummering van de grensstenen en de karthografische vormgeving van het grensgebied. In deze akten vinden we in 1685 de volgende aantekening: ^een Steen bij de omgevallen galg in het Kerspel Alstatte, dicht bij de Braem werd in 1773 genummerd 22 bij de Haarmühle '. Zowel de grenssteen als de Galgenbult staan anno 2004 nog aan de zogenaamde Markslagweg. Zoals uit oude aantekeningen blijkt schijnt de galg ook bij Nederlanders aan de andere kant van de grens zo nu en dan tot ergernis te hebben geleid. Vermoed wordt dat de huidige plaats van de galg, die zo'n 200 meter van de grens verwijderd is, op grond van Nederlandse bezwaren gekozen is. In de buurt van de Galgenbult vindt men ook het ' Schafottfeldeken' (Schavotveldje). Het ligt voor de hand aan te nemen dat beide plekken met elkaar in verband staan maar zeker is dat niet. Misschien werden op het Schavotveldje het gebeente van de gehangene begraven. Welke betekenis deze grensovergang had laat zich het beste uitleggen aan de hand van een mondelinge overlevering opgetekend uit de mond van een vroegere bewoner van het erve Lanwer. Hij verklaarde van zijn voorouders gehoord te hebben dat er destijds serieuze plannen hebben bestaan om het douanekantoor op deze plek te bouwen en niet in de buurtschap Besslinghook. Er bestaan veel verhalen en legendes over dit stuk grensgebied. Het is daarom niet verwonderlijk dat de romanschrijfster Mani Beckmann uit Alstatte enige jaren geleden dit thema heeft opgepakt en het op spannende wijze heeft verwerkt in haar historische roman Mie Kapelle im Moor' (de kapel in het Veen)." Het boek is in heel Duitsland een succesnummer geworden. Wij willen u de bijbehorende Landkaart, die niet helemaal met de werkelijkheid overeenkomt, niet onthouden. Er moet echter nog over een ander persoon bericht worden, die de vrede lief had en met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid over de Hessenweg gekomen is dan wel met een eigentijdse koets over de weg van Alstatte naar Deventer gereisd is. We praten over niemand minder dan Alexander Hegius, groot geleerde, priester en humanist en naamgever van het gymnasium in Ahaus. Omstreeks 1433 in Heek (anderen denken 1439/1440 in Burgsteinfurt), geboren als zoon van een welgestelde Scholte (Herenboer), werd hij in 1469 benoemd tot Rector van de 'Grote School' in de stad Wesel en in 1474 aan de Stiftsschool in St.Martin bij Emmerik. Van de herfst in 1483 tot aan zijn dood werkte hij in Deventer als Rector aan de School van de Heilige Lebuinus, die hij in humanische zin omvormde. Erasmus, de grote Rotterdamse geleerde, behoorde daar tot zijn leerlingen. Het staat vast dat hij bij bezoeken aan zijn familie in Heek of in Burgsteinfurt de weg over Alstatte genomen heeft. Zowel de Hessenweg als de Deventerweg beleefden goede en slechte tijden. In het begin van de 19e eeuw maakten de Hessenlui nog één keer een krachtige opleving 24
Fantasy landkaart 'Alstatte omstreeks 1668' (uit het boek 'DieKapelle im Moor')
van hun handel mee. Het bleek slechts enkele jaren te duren. Spoorlijnen en stoomschepen traden in hun voetsporen en begonnen hun zegetocht in het transportverkeer. De 75 jarige J.A.J Baron Sloet merkt daarover in 1859 het volgende op: 'Menigmaal heb ik mij verlustigd met het zien passeren der zogenaamde Hessenkarren, kolossale karren door vier of vijf hengsten getrokken. Vroeger voerden zij waardevolle artikelen aan, oa. Zijden stoffen uit Italië; maar in latere tijd brachten ze slechts zwartsel naar Amersfoort. Nog hebben deze wagens niet opgehouden te rijden, te Arnhem zag men ze nog wel eens (1859!) Het bedrijf liep op zijn eind. Het waren vennootschapjes, die deze Karren uitrustten; de voerman met paard en hond leefde vrijwel geheel van meegevoerd proviand en bij gemis aan retourvracht verkocht hij wagen en paarden hier om met de hond als gezelschap te voet huiswaarts te keren \ Het einde van een beroepsgroep stond voor de deur. Aan een tijdperk, dat op zijn vroegst aan het einde van de Middeleeuwen was begonnen, kwam een einde. Zo hier en daar in een dorp of stad herinneren straatnamen nog aan deze min of meer glanzende periode. En waarom heb ik nu dit verhaal aan het papier toevertrouwd? Welnu, daarop is maar één antwoord mogelijk: het is zo jammer dat dit alles met de mantel der vergetelheid wordt bedekt. De geschiedenis van vele dorpen is rijkgeschakeerd. De Hessenweg behoort tot de geschiedenis van Alstatte. Zolang ze 25
vredig in geordende banen grensoverschrijdend verliep was ze een zegen voor de mensen, voor iedereen die er mee van doen had, zowel zakelijk als vervoerder als in de kwaliteit van bewoner langs de internationale weg. Macht en geld en voor een deel religieus fanatisme waren altijd al een vijand van vrede en gerechtigheid en kende geen grenzen. We kennen daar ontelbare voorbeelden van. Ook heden ten dage nog. Wat zou het een zegen voor de mensen aan beide zijden van de grens geweest zijn, wanneer er in de loop der tijden minder Christoph Bernhard von Galen en meer Johannnes Jacobus (Ko) van Deinse zou zijn geweest. Het prachtige onderstaande gedicht is van zijn hand. De grenssteen staat in 't heideveld Hij scheidt er land en land Daarover echter reike steeds De mens de mens de hand. Johannes Jacobus (Ko) van Deinse 1867-1947 Enschede.
26
Hessenweg - Munster - Deventer door Jaap Kluitenberg Een onderzoek naar oude handelsroutes tussen Deventer en Munster incl. een poging tot reconstructie van de Hessenweg. Wat is een Hessenweg De benamingen Hessenweg, Hessenstegge, Hellweg, Heirweg, Deventerweg, Munsterstraat of Munsterdij k om er maar een paar te noemen komen niet uitsluitend in deze omgeving voor. Integendeel, men vindt ze overal in onze regio en ook verderop naar het westen tot aan Utrecht toe. Altijd echter in samenhang met een doorgaande route. Voor een goed begrip moeten we dus nu eerst een uitstapje maken naar het begrip "Hessenweg". De naam Hessenweg is in het spraakgebruik een doorgaande oost/west handelsroute, die in onze contreien laat in de 17e eeuw na afloop van de 80-jarige Oorlog in zwang kwam. De weg werd benut door handelslieden uit Duitsland met name uit het land Hessen, die rijdend in grote huifkarren vol handelswaar naar de Lage Landen in het westen vice versa trokken. Internationaal transport avant la lettre zouden we kunnen zeggen. De centra voor goederenvervoer lagen in die tijd in de buurt van Kassei in Hessen. In die tijd kwamen ook de regelmatige postdiensten en het vervoer van personen op. Niet de overheid trok hier aan de touwtjes, maar particulieren. In het personenvervoer was het de Oostenrijkse familie Turn und Taxis, die het monopolie kreeg. We hebben er de naam taxi's aan overgehouden. De Hessen onderscheidden zich van lokale vervoerders met name door het gebruikte materiaal. Ze reden met grote huifkarren, vaak met een gespan van meerdere paarden. Over de Hessenwegen werd een grote verscheidenheid aan goederen vervoerd. Sleurink en Rondeboom' schrijvend over de grote handelsroutes van Arnhem naar Amersfoort, vermelden: Uit Duitsland kwamen wijnen, geschut, kogels vanuit Keulen en Frankfurt, vloerstenen en leien uit Keulen, lijnzaad, lint, garen en borstels uit Düsseldorf, glaswerk uit Heilbronn en Hanau, kramerijen uit Neurenberg, garens uit Hamburg, blikwaren uit Leipzig, spiegelglas en ruiten voor koetsen uit Berlijn en Hongaars koper en kwikzilver uit Wenen. Als retourvracht naar Duitsland gingen specerijen, kruiden, ver/waren, koffie, thee, haring, stokvis en vele andere artikelen, waaronder uit Oost- en West-Indië. Of een dergelijke verscheidenheid aan goederen ook in Buurse over de grens kwam is ons niet bekend. En dan was er nog een ander onderscheid. De spoorbreedte van de Hessenkarren week met een breedte van ca 1.75 meter sterk af van de in ons land gebruikelijke breedte van karren, die op smalle wegen berekend waren. In 1588 voerde het 27
Gewest Holland het zogenaamde "Hollandse Spoor" in met een asbreedte van ongeveer 1.30 meter. Later volgens de andere gewesten. Wegen waren tot ver in de 19e eeuw niet geplaveid. Het waren zandwegen en hadden een eigen ingeslepen karrenspoor, berekend op de lokale karren. De Hessenkarren reden al die sporen stuk en namen het volgens de overlevering bovendien niet zo nauw met de route. Het waren veelal ruwe avontuurlijke lieden. Ze namen de kortste en meest comfortabele weg en aarzelden niet om soms, als de weg slecht was, dwars door bouwland te rijden. Dat zette natuurlijk kwaad bloed bij de lokale bevolking en leidde er toe, dat ze na verloop van tijd alleen nog op speciaal aangewezen wegen mochten reizen. Dat waren doorgaans de bestaande doorgaande wegen. Vandaar de naam Hessenwegen. Het principiële verschil met normale doorgaande wegen was, dat Hessenwegen stelselmatig de grote nederzettingen vermeden en om de steden heentrokken. Waarschijnlijk om oponthoud te vermijden. Ook uit het feit dat sommige gemeenten geweigerd hebben mee te betalen aan het onderhoud en herstel van de wegen pleit voor de opvatting, dat het geen gewone viae publica of openbare wegen waren, maar Koningswegen of via regiae, aangelegd van hogerhand voor bepaalde strategische of administratieve doeleinden. De verbinding Deventer -Munster De doorgaande wegen in onze gemeente uit Deventer in de richting Munster zijn waarschijnlijk al zeer oud. Of ze zo oud zijn als de weg naar Rome, om maar eens een beeldspraak te gebruiken, weten we niet. Feit is dat in Twente de uitdrukking: "Zo aold als de weg noar Deêmter" beter bekend is. Dr. F. Leijden2, die het verschijnsel van de Hessenwegen heeft onderzocht, komt tot de conclusie, dat de Hessenweg van Deventer naar het oosten van zeer hoge ouderdom moet zijn. Rekening houdend met het feit, dat Deventer niet alleen de oudste der drie Overijselsche hoofdsteden was, maar ook al tijdens de invallen der Noormannen de tijdelijke Residentie der Bisschoppen van Utrecht heeft gevormd, maakt aannemelijk, dat deze weg uit de vroege Middeleeuwen moet dagtekenen. Hij stond immers ook bekend als de grote doorlopende weg van Utrecht naar Munster. Ook Jansma3 geeft als zijn mening, dat de weg Deventer-Münster een deel moet zijn geweest van een handelsroute tussen Utrecht en de Romeinse nederzettingen in het Munsterland. Hij gaat er vanuit, dat bij Goor Twente wordt bereikt en dat hier een doorgang door de Regge is geweest. Van daaruit liep de weg over Delden, Hengelo en Enschede verder naar het oosten. Bij Goor takte ook een weg af naar Haaksbergen, die vandaar via Alstatte eveneens naar Munster liep. We weten uit schriftelijke bronnen4 dat omstreeks 1250 de eerste Duitse kooplieden met hun wagens in Deventer verschenen. Getuige een verdrag tussen Deventer en Coesfeld uit 1293 ter beveiliging van de wegverbinding is het niet onwaarschijnlijk, dat de over Haaksbergen lopende weg is gebruikt. Zeker is dat echter niet. Immers de verbinding Coesfeld, Vreden, Borculo en Lochem voerde over Gelders gebied en daarmee had Deventer, als concur-
28
rent van het Gelderse Zutphen, voor zover bekend geen goede betrekkingen. Toch weten we dat de verbinding vele eeuwen ouder is. Dit valt af te leiden uit de geologische structuur van het gebied en uit archeologische vondsten. Geologische structuur en archeologische vondsten Het landschap in Twente is gevormd na de laatste ijstijd. De loop van de beken is bepaald door de plaats van de stuwwallen uit de ijstijden en dit samen heeft de bodem in Twente gevormd. Het landschap bestaat dan ook uit een lappendeken van zandgronden, klei-afzettingen en venen. Op de hogere droge zandkoppen zijn de mensen gaan wonen en zijn de essen gemaakt en op de plaats waar het water niet afliep werd veen gevormd. De kleigronden bestaan voor een deel uit achtergebleven zeeklei en voor een deel uit jonge beekafzettingen. We moeten ons voorstellen dat de wegen vroeger ontstaan zijn op de droge gedeelten van het land waarover men kon lopen en waarover wagens konden rijden. Omdat op de oever van een beek het water direct wordt afgevoerd is een beekoever een natuurlijke plaats om een weg te verwachten. Haaksbergen heeft een beek, maar deze Buurserbeek-Schipbeek is anno 2004 zoveel vergraven dat het zinvol is om de oude beekloop na te gaan. We komen daar op terug. Eerst volgen we het traject van de weg richting Deventer. Buurse De oudste sporen van wegen zijn gevonden bij Buurse waar in het veen resten zijn gevonden van zgn. knuppelwegen. Om een doorgang te krijgen in natte veenachtige gebieden werd er een wegdek gelegd van een serie aan elkaar gelegde boomstammetjes. De oudste van deze wegen stammen uit de bronstijd (1500-700 voor Chr.) Lang voor onze jaartelling dus. Sporen van bewoning in deze contreien zijn jonger. We kunnen dit afleiden uit archeologische vondsten. Zo zijn in 1991 door J.Overbeek in de Buurscher Esch, tussen beide kernen naast het dal van de oude beek, scherven gevonden uit de ijzertijd (dus ca.650 v Chr-100 na Chr.), waarna een groep amateur-archeologen een 3-tal boerderijplattegronden heeft getraceerd, die evenwijdig of dwars op de huidige Haaksberger-Alsteedse weg lagen.5 Uit het feit dat in de afvalkuilen een scherf is gevonden van hoogwaardig Romeins aardewerk (terra sigulata) heeft de archeoloog Verlinde voorzichtig geconcludeerd dat er een weg moet zijn geweest. Dit aardewerk is te dateren op de tweede eeuw na Chr., uit de tijd van de Romeinen dus. Het is afkomstig uit Zuid-Gallië, het tegenwoordige Zuid-Frankrijk. Er zijn echter geen aanduidingen, dat de Romeinen ook feitelijk in deze contreien zijn geweest. Meer waarschijnlijk is, dat de Franken met in hun spoor zendelingen als Lebuinis, Ludgerus e.a. de doorgaande routes op weg naar Westfalen hebben gebruikt in hun strijd ter Kerstening van de Saksen rond de 9e eeuw. Schriftelijke bewijzen ontbreken echter. Dat kan ook haast niet anders, omdat de schriftelijke vastlegging pas rond het jaar 1000 ontstond bij de invoering van het
29
leenstelsel. En dan ging het nog uitsluitend over het vastleggen in oorkondes van bezittingen of verkoop daarvan. Andere zaken werden niet opgeschreven, al was het maar, omdat papier een schaars en duur artikel was en schrijven alleen was weggelegd voor enkelingen, die het Latijn, de taal van de provincie Latium en de kerk van Rome, machtig waren. Kijken we verder, dan zien we dat de wegen steeds de loop van de beken hebben gevolgd. Komend uit Duitsland stuit de Buurserbeek ter hoogte van de Braambrug op de hoge Buurser Esch. Oorspronkelijk splitste de beek zich hier in een deel dat links langs de Esch als "Oude Beek" in de richting van de Oldenhof stroomde. Ze waterde ter hoogte van het Laakmors afin een moeras. De andere tak stroomde als Ulre (of Oelerbeek) rechts langs de Esch via de Morsbrug naar de Rutbeek en de Hagbeek, waarna ze uiteindelijk in de Regge kwam. Bij boerderij Grobbink (anno 2004 de kaasboerderij) was een stuw, waarmee men de waterloop kon reguleren. Ter hoogte van de Braambrug zijn de laagtes en het oude beekdal ook nu nog goed in het landschap te herkennen. Aan beide zijden van deze beken liep een doorgaande weg. Ten zuiden volgde de Münsterdijk als het verlengde van de Duitse "Demterweg " (Deventerweg) de bedding van de "Oude Beek" westwaarts tot waar deze bij de Oldenhof, waar ooit een tol was, op de huidige Haaksbergerweg komt. Aan de noordzijde van de beek vinden we de Hessenweg, die bij de Haarmühle de grens oversteekt en via boerderij de Aam uiteindelijk bij Laakmors op de huidige Buurserstraat uitmondt. Ter verduidelijking: de doorgaande weg van Haaksbergen naar de Duitse grens anno 2004 verandert drie keer van naam. Van Haaksbergen tot de Koekoeksbrug heet de weg Buurserstraat, daarna tot de Hervormde kerk iets voorbij de afslag naar het dorp Buurse heet ze Haaksbergerweg en tenslotte vandaar tot de Duitse grens Alsteedseweg. De wegenloop aan beide zijden van de beken heeft voortbestaan tot ca 1600 toen op last van Deventer in de Buurserbeek een vaarroute werd gerealiseerd en de bekenloop werd gewijzigd. Een andere aanwijzing voor het bestaan van een doorgaande route van Haaksbergen naar de Duitse grens is tenslotte de vondst in 1989 van een compleet pijlgewicht door A. Weegerink "langs een voormalige zandweg naar Duitsland". Deze zandweg blijkt Pijlgewicht '^^ ~~** '^7" de Hessenweg te zijn 30
ter hoogte van de Schans, zo liet de heer Weegerink desgevraagd weten. Zo'n pijlgewicht werd gebruikt door handelslieden voor het wegen van goederen tussen l gram en l kilo en bestond uit 4 in elkaar passende bakjes, een stop en een staafvormig afsluitpennetje. Het bronzen exemplaar dat in Haaksbergen werd gevonden, is gedateerd ca. 1300 6. Het was een voor die tijd kostbaar exemplaar waaruit valt af te leiden, dat het niet is verloren door een lokale inwoner. Dorp Haaksbergen Uit de Karolingische tijd, ca.750 na Chr., stamt ook de nederzetting op de hoge es, de Hones. Het dorp Haaksbergen is begonnen als nederzetting rond de Pancratius. Deze kerk is gezet op een zandheuveltje (Höcke) aan de noordzijde van de oude beek. De plaats waar nu het dorp ligt is ook een nat, veenachtig gebied geweest zoals veel plekken in Twente. Aan de afzettingen van de beeklopen zien we dat deze venen langzaam en grillig gevormd zijn. Vlechtende beeklopen wordt dit wel genoemd. Veel wegen worden in Twente nog steeds "dijken" genoemd. Deze wegen zijn oorspronkelijk als eenvoudige dijk aangelegd door zo'n veenachtig nat gebied. In het dorp Haaksbergen vinden we bijv. de Zeedijk. Het voorvoegsel "Zee" is in dit verband afgeleid van Side dat "laag" betekent. Een dijk door een laag deel dus. Ook de Blankenburgerstraat heette vroeger 'In de dijk' en zo zijn er nog veel meer dijken te vinden. Er is nog een aanwijzing voor het bestaan van een oude doorgaande weg en wel in het wegdek in het centrum van het dorp. Bij het vernieuwen van de riolering in de von Heijdenstraat werden ca. 2 meter onder het huidige wegdek enkele aangepunte vierkante eiken palen en planken gevonden, die duiden op een oud wegdek.7 In het boek "Verleden land" uit 1981 * wordt vermeld, dat in Dorestad (u weet wel, van de Noormannen) houten straten van een soortgelijke constructie waren, stammend uit de 10e en 11° eeuw. Het is dus niet ondenkbaar dat ook de Oostenstraat, zoals de von Heijdenstraat vroeger heette, zo'n straat is geweest. Ook in de Spoorstraat kwam in 1935 bij werkzaamheden op 1.25 meter onder het maaiveld een paalweg tevoorschijn van dwarsgeplaatste stammen. Ook hiervan weten we dat deze in elk geval van vóór 1638 zijn omdat ons uit de markeboeken bekend is dat Haaksbergen in dat jaar al keienstraten had, waarvan het onderhoud was opgedragen aan de omwonenden.' Haaksbergen-Goor Richting Goor, bij Hengevelde, zijn bij twee erven resten gevonden van vroege ijzerindustrie, gedateerd rond het jaar 1000. Hier hebben primitieve hoogovens gestaan waar uit ijzeroer ijzer werd gehaald. Hiervoor is vervoer nodig om de grondstoffen, ijzeroer, houtskool, kalk en leem aan te voeren en de productie af te zetten.
31
Goor Goor wordt bereikt op een plek die de Blankenvoort wordt genoemd. Een voort of voorde is een doorwaadbare plaats. Denkt u maar aan namen als Amersfoort, Bredevoort, Lichtenvoorde, Steinfurt, Frankfort en Oxford. Op dit punt aan de Regge voegt de weg zich bij de route, die over Delden, Hengelo, Enschede en Gronau, waar een gedeelte nog steeds Koningsstraat heet, verder naar Munster loopt. Richting Deventer voert de weg naar de zgn. Bandijk in de weg naar Holten. Deze dijk werd zo genoemd, omdat ze behoorde tot de ban cq het gebied van de Bisschop van Utrecht en op last van deze vermoedelijk al rond het jaar 1000 is aangelegd in het stroomgebied van de Regge tussen de Herikerberg en het Schild. De dijk was ongeveer 1,5 km lang en aangelegd om geen last te hebben van overstromingen, die in dit moerassig gebied regelmatig voorkwamen. Een betrouwbare verbinding met het Twents/Münsterse achterland was voor de Bisschop van groot belang met het oog op de controle van zijn bezittingen, het innen van belastingen en het afdwingen van trouw bij de leenmannen, telkens als er een wisseling van Bisschop plaatsvond. Jaarlijks werd door de richter van Redingen de "bandijkcedule" voorgelezen. Deze luidde: De dijck sall soo hooch sijn wan het water opt hoochste is, dat daer niet over kan gaen, ende soo breed sijn, dat mijn Heer selffs derde (twee man naast de Bisschop) daarover kan rijden en dat oock twie waegens tegen den andere welle wijcken kannen ". Het onderhoud van deze dijk werd door de landsheer opgedragen aan Goor en verschillende buurschappen van Twente met uitzondering van de Heerlijkheden Almelo en Diepenheim, waar de Bisschop toen nog geen zeggenschap had. Om onbekende redenen waren ook de Ootmarsumse buurschappen, behalve Denekamp en de Haaksbergse buurschappen Langelo en Brammelo niet tot onderhoud verplicht. Al voor 1350 is in Goor sprake van de "Novum Aggerum", in 1370 van de Nyendijke en de Steynstrate. De dijk was dus toen al bestraat, vermoedelijk met veldkeien.'° De economische betekenis van de weg Hebben we met het voorgaande enig licht geworpen op de waarschijnlijke loop van de doorgaande route, het economisch belang van de weg is in de loop der tijden ook sterk wisselend geweest. Wij pakken er enige bepalende perioden uit. De Hanze-tijd 1100-1400 Het dorp Haaksbergen wordt voor het eerst genoemd in het j aar 118 8 als in de goederenlijst van de Heer van Diepenheim en Dalen de naam Blanckenborgh opduikt. Dit jaartal wordt gezien als het begin van de geschiedenis van ons dorp en vormde de aanleiding voor de viering van het 800-jarig bestaan in 1988. Het is de tijd van het leenstelsel en we weten uit die tijd dat er toen al verkeer was tussen Deventer en het Westfaalse Achterland. De Twentse landbouw was buiten de producten voor eigen gebruik slechts op graanproductie gericht. Door de unieke Twentse
32
landbouw op de essen kon ieder jaar rogge geproduceerd worden op dezelfde es. Dit graan was het hoofdvoedsel voor de stedelingen, zeker in de tijd dat Deventer de grootste stad van Nederland was. De Twentse wagens met graan kwamen in rijen Deventer binnen.
Vervoer met paard en wagen, Gravure uit Vergil 1520
Bekend zijn de zgn. Deventer Voeren, een verplichte dienst, opgelegd aan horige pachtboeren, die twee keer per jaar ten dienste van de Heer van veelal een Stift of een klooster, rogge naar Deventer brachten en terugkwamen met schaarse goederen als zout, vis, azijn en later ook specerijen. De zouthandel gaat heel ver terug. Bekend is dat de Romeinen zout zelfs als betaling gebruikten. Beweerd wordt dat uit de benaming "sel" het woord salaris is ontstaan. Men verbaasde zich bij opgravingen van een Oldenzaals klooster over de hoeveelheid visgraten die daar gevonden zijn. Een ander vroeg product was het aardewerk. Potten voor de huishouding moesten vaak aangevoerd worden uit andere streken. De economie draaide dus voor een groot deel op deze ruilhandel. Vaststaat dat Deventer in de Hanzetijd groot belang hechtte aan een goede verbinding met het Münsterse achterland via Haaksbergen en daar ook in heeft geïnvesteerd. Niet in de aanleg en beveiliging van wegen, maar, zoals gezegd, in het bewerkstelligen van een vaarroute van Deventer tot aan de Duitse grens bij de Haarmühle. Vanwege de vele overstromingen in de wintertijd waren de zandwegen immers alleen begaanbaar van april tot oktober en bovendien was het vervoer over water goedkoper dan per as. De vele tolheffingen op de wegen zullen hierbij zeker ook een rol hebben gespeeld. 33
Tussen 1400 en 1600 is de bedding van de Buurserbeek daartoe op een WflflR tweetal plaatsen Oört-jess/uii / verlegd. Zo is er OO/ 7 in het dorp GO' Haaksbergen een doorsteek gegraven van de Klaashuisbrug, waar de beek destijds nog via de brink het dorp binnenstroomde, naar de Molenveldbrug in Langelo waar het riviertje de Vedder stroomde. En voorts is in Buurse een doorsteek gegraven van de Oortjesbrug, een verbastering van de voornaam Aornd (Gakinck, die bij de brug woonde) naar de Koekoeksbrug, waar de Zoddebeek, die uit Lünten kwam, in de Buurserbeek uitmondde en de "oude beek" van de Braam afwaterde. Volgens de Cameraarsrekeningen van de stad Deventer uit het begin van de 15 eeuw is de stad onophoudelijk in de weer met het uitkeren van loon aan gravers. We weten echter niet of dat graafloon betrekking had op het traject in Buurse. Nog in 1466 gingen Regeringsleden van Deventer naar Haaksbergen en Diepenheim ter inspectie. " Stroink ' 2 meldt dat ter verbetering van de handel tussen Deventer en het Munsterland in 1602 in Diepenheim is begonnen met het graven van een verbinding tussen de Oude Sluis in de Schipbeek bij Westerflier en de (nieuwe) sluis bij de Molenbeek aldaar. Dit houdt in dat er toen dus nog geen scheepvaart mogelijk was. In 1685 is ook het traject in Buurse gereed. Het gevolg was dat de Buurserbeek niet langer door het dorp stroomde, zodat men daar droge voeten hield en, wat minstens zo belangrijk was, er een doorgaande vaarverbinding ontstond met de Schipbeek in Diepenheim en vandaar naar Deventer. We weten dat, omdat het Markeboek van Buurse op 13 september 1685 vermeldt: "de Stouwe bij Grubbincksal op Martine (11 november) toegedaen worden tot 20 april daeraenvolgende van jaer tot jaer". Door de stuw in de Buurserbeek bij Grobbink ter hoogte van de Braambrug af te sluiten kwam er in het winterseizoen voldoende water in de Schipbeek. Het is duidelijk ook dat deze verbinding ook consequenties heeft gehad voor de wegenloop in dit gebied. 34
Oorlogsgeweld / Een tijd van grote woelingen/1500 tot 1600 De geschiedenis van Twente en Westfalen staat natuurlijk niet op zichzelf maar is onderdeel van de algemene geschiedenis. In die context mag niet onvermeld blijven, dat er ook in deze grensregio eeuwen lang conflicten zijn uitgevochten tussen keizers, koningen, bisschoppen, ridders en andere machthebbers over bezit, land en landsgrenzen. Uiteraard hebben de doorgaande wegen daarbij een grote rol gespeeld. Met name de strijd tussen de Bisschop van Utrecht en Hertog Karel van Gelre, de 80-jarige Oorlog tussen de katholieke Spanjaarden en de protestantse Oranjes en de strijd tussen de Bisschop van Munster (Bommenberend) en de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden, die in de 16' en de \1' eeuw woedden, vallen daarbij het meest in het oog. Zoals altijd was de bevolking het kind van de rekening. Het waren ellendige tijden, waarin verwoesting, moord en doodslag en armoede de boventoon voerden. Niet alleen werd de bevolking door de machthebbers uitgeknepen met belastingen om de oorlogen te kunnen bekostigen, het was ook de tijd dat de soldaat nog niet werd betaald met soldij maar met buit, die uit de veroverde gebieden werd gehaald. Hoe de toestand in het land en de situatie op de wegen in die periode is, blijkt uit de Rekening der Confiscatien '3: "Rouwenhorst, vermitz het
35
gerichte van Haecksbergen geheel gevaerlyck op te strate van Locchum gelegen ende des ontfanghers executeur, soe alleen als oeck met assistentie van soldaten, ettelycke maelen met groet peryckel daer geweest soe van wegen den vyandt als die bueren (boeren) zelffs, heft nyemant meer des oerts kunnen seynden, ende hoewel hij middelertij t verscheydentlijck an den officier aldaar heft geschreven, ten eynde hy die pachters tot betalinge solde holden, dan is daerop nyet gevolget, dus alhyer-nyet." Een bijbehorend marginaal houdt in: "Bij attestatie van Reyndt Wevers, verwalter des gerichts Haexberghen indate den 21 en Martii 1583 bij hem geteekent blijkt, dat vermitz die dagelycxsche gewalt met overfal van frundt und vyant, de meyerluyden moesten met wiff, kinderen en wes si sunst liggenden hadden, in bosschen en broecken vertrocken und sich aldaer beschanzten, wairdeur sy nyet en hebben konden betaelen ". In de strijd tegen de Spanjaarden wordt door de soldaten de tactiek der verschroeide aarde toegepast. Huizen worden verbrand, landerijen verwoest zodat de vijand er geen baat van heeft. Aan het eind van de 16e eeuw is Twente grotendeels verlaten. Alles lag woest, de bomen groeiden in de huizen, de mensen waren gevlucht. De Gouden Eeuw / Herleving van de handel -1600-1800 Hoewel de schermutselingen in deze contreien ook tijdens het 12-jarig bestand van 1609 tot 1621 nog doorgingen mag uit het feit, dat Oldenzaal in 1626 van de Spanjaarden is bevrijd, worden afgeleid dat de ergste verschrikkingen in Twente voorbij waren. Allengs drong ook hier de nieuwe tijd door, die zich hier vooral kenmerkte door een nieuwe handelsgeest. Deze periode is bekend geworden als onze Gouden Eeuw. Uit de Voluntaire en Contentieuze Zaken van het Gericht Haaksbergen uit de periode 1628-1636 citeren we enkele zaken, die een beeld geven van deze oplevende handel, de tolheffing en de strubbelingen onderweg:
36
- 1630 - l februari. Gerrit ten Bussche bespreekt Henrich Hulszhoff in Buerse voor leverantie van 20 wagens wol, zoals aan zijn principalen verkocht en waarvoor al 50 gulden betaald is. De goederen zijn nog niet geleverd. - 1631 - 3 januari. De veertiene van het Kerspel Haxbergen worden aangeklaagd voor het feit dat de ingezetenen ofbuerlueden vier schippers, die 6 vlotten hout naar Zwolle moesten brengen, het hout hadden afgepakt en hun wapens op soldaten van Con.Maj(= de Spaanse Koning) hadden gericht. Het wordt ontkend. - 1631 - 13 juni. Herman Goekinck zegt dat Braem Claesz hem heeft opgedragen om 3 vat honing naar de Schipbeek te brengen als vrij goed. Op die Vleerhaer hebben een partij soldaten van Orsoy hem de paarden uitgespannen, die klager heeft moeten ransuneren (vrijkopen). Hij vraagt schadevergoeding. - 1636 - 16 maart. Johan Klein thoe Lintelo es. zeggen dat zij in de herfst van 1628 hebben aanbesteed aan Groote Johan op die Schipbeeke 100 voer hout te vervoeren van de Schipbeek naar Deventer voor 25 stuiver per voer. Er is onenigheid over de afrekening. Duurdere luxe goederen zoals specerijen die voordien nog zeer zeldzaam waren kwamen nu in trek. Met de handel op Holland kwamen ook de koloniale waren van de VOC. Een deel van het kromhout voor de bouw van de VOC-schepen kwam uit Westfalen en is over Haaksbergen vervoerd. In de zeventiende eeuw ontstond er ook een begin met de handel in textiel. Fabrikeurs kochten de geweven stoffen van de huiswevers en verkochten deze weer via Amsterdamse handelshuizen. Er zijn handelslijsten uit die tijd bekend met veel zaken die we later kruidenierswaren zijn gaan noemen. Maar ook bouwmaterialen werden wederzijds verhandeld. Zo kwamen baksteen en kalk uit de IJsselstreek terwijl zandsteen uit Westfalen werd ingevoerd. De handel bloeide als nooit tevoren en er werden kapitalen verdiend. De weg van Deventer naar Munster kende vele pleisterplaatsen met gelegenheid tot overnachting. Waarschijnlijk lagen ze op een dagreis van elkaar. Ze waren alle gelegen aan de doorgaande route en hadden aan de straatzijde een zgn. Niendeur waardoor de wagens naar binnen konden worden gereden. De benaming "Uitspanning" die bij deze herbergen gebruikelijk was krijgt hierdoor een duidelijke betekenis. Dat de handelslieden ook het dorp Haaksbergen niet links lieten liggen blijkt uit het grote aantal herbergen die we in het centrum kenden. In bijna alle panden aan de noordzijde van de markt zijn herbergen gevestigd geweest en is bier gebrouwen. Deze herbergen hadden prachtige namen zoals 'de Krone', 'het Witte Paard', 'de Zwaan' en 'de Denneboom'. In Haaksbergen behoorde de familie Nijekercke tot de oudst bekende bierbrouwers en herbergiers. Familieleden waren tevens richter en tolgaarder. Lucratieve bezigheden.
37
Vermoedelijk traject van de weg op Nederlands grondgebied 38
De Franse tijd -1800-1900 Na de Franse tijd, als de Industriële Revolutie het begin van de Textielindustrie aankondigt, begint het belang van de doorgaande route via Buurse naar Alstatte geleidelijk in betekenis af te nemen. Dit is voornamelijk een gevolg van het feit dat elders de zandwegen worden vervangen door (MacAdam)steenwegen en dat de douanefaciliteiten bij andere grensovergangen, met name bij die in Gronau aan betekenis winnen. Het luidt het einde in van het tijdperk van de Hessenwegen, ook in Twente. Het traject van de Hessenweg aan Nederlandse zijde/ Een reconstructie Hoewel nergens in onze gemeente sprake is of was van een "Hessenweg" staat wel vast dat de Hessenwagens komend uit Duitsland het dorp hebben gepasseerd. In dit hoofdstuk willen we proberen het tracé te reconstrueren vanuit de Duitse grens richting dorp Haaksbergen. Eerst werpen we echter een blik op de geschiedenis van de grens en op landkaarten uit die tijd. Cartografie De oudste kaart waarop wegen zijn getekend is een Münsterse kaart uit ongeveer 1600. Deze kaart is niet gedateerd en er is geen auteur vermeld. Waarschijnlijk is een bestaande kaart gebruikt om er de wegen op te tekenen. Hier vinden we Munster als een spin in een web van wegen. Van de westelijke wegen lopen er twee richting Nederland: één over Enschede naar Goor richting Deventer en één die de plaatsen Vreden, Borculo en Lochem richting Deventer volgt. We kunnen hieruit opmaken dat de weg die toen wel degelijk over Haaksbergen liep niet zo belangrijk werd geacht als de beide andere wegen. De eerste kaart die de wegen in Overijssel laat zien is een kaart uit 1648, vervaardigd door de cartograaf Nicolaas ten Have in opdracht van de Staten van Overijssel. Ook de wegen bij Haaksbergen staan vermeld. De weg van Goor naar Haaksbergen is getekend, maar deze houdt op bij de Braam voorbij Buurse. Feit is dat de kaart van Ten Have in detail bijzonder nauwkeurig is. Immers ook de wegen naar Diepenheim, Delden en Enschede zijn op de juiste plaats getekend evenals de beekloop en de weg naar het zuiden over Rekken/Mallum. Hieruit kan worden afgeleid dat het tracé van de Munsterdij k tot de Braam (de huidige Alsteedseweg) toen nog niet als doorgaande weg bestond en dat het verkeer komend uit Duitsland de Munsterdijk volgde aan de zuidkant van de oude beek tot deze zich ter hoogte van de tol bij de Oldenhof weer bij de doorgaande (Haaksberger-)weg voegde. Alles wijst er op dat het tracé vanaf de Braam langs de koelboer naar de grens eerst is ontstaan ten tijde van de afsluiting van de oude beek bij Grobbink en de oprichting van het douanekantoor, ergo tussen 1600 en 1640 of daaromtrent. Op de grenskaart uit Munster uit 1691 is de weg wel duidelijk als Helweg aan beide zijden van de grens getekend. Ook deze laatste kaart is bijzonder gedetailleerd en daardoor zeer waardevol. In feite is ze een onderdeel van een serie landmeetkundige kaarten die de gehele
39
Detail uit de kaart van Nicolaas ten Have uit 1648
Münsterse grens omvat. De landmeters hebben in de periode 1696 tot 1790 meerdere keren langs de grens metingen verricht waarbij wijzigingen zijn vastgelegd. Op al deze kaarten staat de Hessenweg vanaf de grens aan de noordzijde van de beek niet getekend. We mogen daaruit afleiden dat deze weg er toen nog niet was. Waarschijnlijk leidde de route aanvankelijk dwars door de heide. Het is daardoor aannemelijk dat de zware hessenwagens pas later in de geschiedenis Haaksbergen hebben aangedaan. In de Markeboeken worden ze eerst vanaf 1738 vermeld. De Hottinger kaart uit de 18e eeuw biedt ook geen duidelijkheid. De handelswegen worden er maar ten dele op vermeld. Zo is er bijv. wel een weg getekend langs de galg bij de Münsterse grens richting erve Markslag, maar zijn de wegen van de Braam richting erve Laakmors weggelaten. Ook de weg langs het erve Koelboer is maar gedeeltelijk aangegeven. Op de kadasterkaarten vanaf 1830 staan de wegen wel duidelijk aangegeven. De grens bij de Haarmühle De omgeving van Buurse vormt een knooppunt van grenzen. Oost-west ligt er de huidige landsgrens tussen Duitsland en Nederland. Ze komt nagenoeg overeen met de oorspronkelijke grenzen van de Bisdommen Utrecht en Munster. Bovendien ligt op het raakvlak van Buurse met Rekken in noord-zuid richting de provinciegrens tussen Gelderland en Overijssel, ooit de grens tussen het Hertogdom 40
Gelre en het Bisdom Utrecht. Vaak onderwerp van twist en gekrakeel, zoals we eerder zagen. Van Deinse '4 schrijft daarover in 1923: "Deplaats waar twee landen, twee rijken elkaar ontmoeten, heeft altijd iets eigenaardigs. De lijn, die denkbeeldig is getrokken over heidevelden en bouwland, door bossen en moerassen en die men "grens " heeft genoemd, maakt scheiding tussen veel en velerlei. Wetten die aan de ene kant der grenslijn sedert jaren worden geëerbiedigd, zijn aan de andere kant van geen kracht; woorden die aan deze zijde vrij mogen worden gesproken, mogen aan gene zijde niet worden geuit. Koopwaar verandert bij overschrijding der grens in smokkelwaar. Verschil in taal, in kleding, in zeden en gewoonten; verschil in belangen en denkwijzen, in godsdienst en ontwikkeling soms, dat alles valt in de nabijheid van grenzen in het oog. " Grenzen zijn dus niet alleen de slagbomen, die het ene land van het andere scheiden. Ze markeren ook en vooral de verschillen in machtsstructuur, religie, taal, cultuur en economie. Dus ook even zovele bronnen voor conflict. En dat is terug te vinden in de geschiedenis van de wegen, die de grens passeren. De huidige Nederlands-Duitse grens, die in 1769 definitief is vastgesteld en is gemarkeerd door grenspalen, is in feite het sluitstuk van een lange geschiedenis. Ze begint al in de 8e eeuw als in het voetspoor van de Franken en hun koning Karel de Grote zendelingen onze regio binnentrekken om de bevolking te kerstenen. Willibrordus, Lebuinus en Ludger zijn namen, die tot in de huidige tijd voortleven als stichter cq. bisschop van kerken aan deze en gene zijde van de "poal". Om het enorme land te kunnen besturen voert Karel de Grote het leenstelsel in. Het hield in dat personen, die hem geholpen hadden in de strijd of met financiën, beloond werden met een stuk grondgebied in "leen". De begunstigde mocht daar belasting innen, rechtspreken, kreeg kortom de feitelijke macht. Omdat zo'n "leen" erfelijk was, benoemde Karel de Grote, slim als hij was, veelal Bisschoppen als leenman. Zij hadden immers geen nakomelingen, althans formeel niet, en zo kon het bezit dus niet versnipperen. Zo zijn ook de Bisdommen Munster en (het Sticht) Utrecht ontstaan. De grens kwam te liggen in onze contreien en dat hebben de bewoners door de eeuwen heen geweten. Het bleek een bron van conflicten. Het erve Harmolen Ooit was het hele stroomgebied van de Aa /Buurserbeek/ Schipbeek van Ahaus tot Diepenheim bestuurlijk waarschijnlijk één gebied, behorend aan de Heren van Diepenheim. Rond 1100 treedt een zekere Bernardus naar voren als Heer van Diepenheim en Heer van Ahaus. "Die selvige Bernardus heeft gehat twe Gastelen, dat Gasteel toe Diepenhem und das Gasteel toe Ahauss; dan dat Gasteel toe Diepenhem is hem angeervet van sijnen voorolderen, averst dat Gasteel van Ahauss mit seinen toebehoer heeft de keijser van Roeme hem vereert t wegen seinen ridderlicke daden; deze selve Bernardus heft gehat twee soons als Wolbertum en Lephardum, dese Lephardus is 41
geworden Heer der Heerlicheijt Ahuijs, ein ehrlicken Adelleken verstendigen Heer....etc".15 Hieruit komt naar voren dat Diepenheim, en daarmee het erve Harmolen in het kerspel Hockesbergen, een eigen allodiaal bezit was en geen Bisschoppelijk Leen, zoals door Tenhagen '6 wordt gesteld. Het huis Ahaus daarentegen was wel een Leen van Diepenheim, n.l verkregen van de keizer van Rome. Wat de relatie van de Bisschop van Munster met het bezit van dit Diepenheimse Leen van Lephardus van Ahaus had, is dus niet duidelijk. We weten dat Bisschop Herman van Munster in 1177, samen met de graaf van Teckeneborch en Bernard van der Lippe, wegens ontrouw handelen jegens de Bisschop tijdens diens afwezigheid op een kruistocht17, zowel het Huis Diepenheim als het Huis Ahaus heeft vernietigd.
De Haarmühle
Het eigendom bleef echter in handen van Ahaus, zoals in 1316 blijkt uit de verkoop van de Loonse bezittingen aan de Bisschop van Munster. Tegelijkertijd onderhield Bernard van Ahaus betrekkingen met de Bisschop van Utrecht. Aanvankelijk waren ook hier strubbelingen maar in 1326 werd Bernard door de Bisschop van Utrecht tijdens diens afwezigheid voor eenjaar benoemd als bestuurder van het gehele Oversticht. Een merkwaardige positie tussen twee grootmachten, die eikaars territorium betwistten. Eerst in 1406 wordt de Heerlijkheid Ahaus, uitgezonderd De Blankenborg met toebehoren, aan de Bisschop van Munster verkocht18. De Blankenborg zelve werd pas in 1449 verkocht aan de Bisschop van Utrecht.
42
Feit is dus dat De Blankenborg, met zo'n 20 bijbehorende erven onder Diepenheim cq Ahaus ressorteerde. In 1331 kwam de Heerlijkheid Diepenheim, inclusief o.a. de Hof te Langelo door verkoop in bezit van de Bisschop van Utrecht waardoor diens machtsgebied opschoof van Diepenheim naar Buurse. De grens met de Heerlijkheid Ahaus resp. met de Bisschop van Munster liep iets voorbij de Braam, oost-west, ongeveer langs het erve Koelboer, de bakermat van de fabrikantenfamilie ter Kuile, aan de huidige weg van Buurse naar Alstatte. Er was nog wel een probleem, want één afzonderlijk bezit van de Bisschop van Utrecht, het erve Haarmolen, lag nu tussen de Braam en Alstatte als een soort enclave in het rechtsgebied van Ahaus resp. in dat van de Bisschop van Munster en er was een molen aan het erve verbonden waar de boeren uit Buurse hun rogge maalden. Zij moesten dus steeds de grens over. In 1331 kwam het toen tot een verdrag tussen de Bisschop van Utrecht en de Bisschop van Munster. In welke mate de Heer van Ahaus hierbij betrokken was is niet duidelijk. Het erve Haarmolen werd daarbij in tweeën gesplitst, gescheiden door de Buurserbeek. Dit werd de nieuwe grens, die hierdoor zo'n 300 meter oostelijker is komen te liggen. Aan Nederlandse kant heette het erve sedertdien Harmolle naar de molen, die er altijd al deel van had uitgemaakt. Aan Duitse kant heette het erve Haarmann. Kennelijk is in het verdrag ook overeengekomen dat de Bisschop van Munster als tegenprestatie voor de grenswijziging een nieuwe molen mocht laten bouwen bij het erve Haarmann, want omstreeks 1339 is de oude molen bij Mölleman onder Alstatte afgebroken en is een nieuwe gebouwd. Dat is de huidige Haarmühle bij het erve Haarmann. Als in 1350 het (Nederlandse) erve Harmolle, de (Neder-)Harmolen, wordt verpand is er al geen sprake meer van een molen, zodat mag worden aangenomen dat deze dan al is afgebroken. Een exacte datum ontbreekt. Honderdvijftig jaar later, omstreeks 1500, verordonneert de Bisschop van Utrecht dat het de Buurser boeren verboden is om rogge te laten malen in de Haarmühle op Munsters grondgebied. Kennelijk is dan de Oosterdorper watermolen in Langelo, een Utrechts bezit, al volop in bedrijf en mist de Bisschop van Utrecht zijn inkomsten. In Buurse rest sedertdien niets meer van de oorspronkelijke Harmolen. Slechts de namen Bovenen Onderkolk in het weiland naast de Harmolenbrug (anno 2004 een ijzeren Baileyconstructie) herinneren nog aan haar bestaan. De nieuwe grens leidde overigens niet tot een scheiding in de familiebetrekkingen tussen de beide erven, want nog eeuwenlang trouwen Münsterse leden van erve Haarmann met Nederlandse leden van erve Harmolle en omgekeerd. Toch zal de grenswijziging consequenties hebben gehad voor het grensverkeer. De doorgang in de landweer komt nu westelijk van de Haarmühle te liggen bij, zoals de naam al aangeeft, het erve Lanwermann met de Lanweerboom. Oorspronkelijk lag ze waarschijnlijk bij het erve Markslag. Feit is dat aan Münsterse zijde bij de nieuwe grens een zware landweer is ontstaan met daarop een galg, de zgn. Galgenbulten. 43
Van de grens naar de Braambrug Het verloop van het eerste stuk van de grens bij de Haarmühle langs het erve Markslag staat buiten kijf, omdat er geen andere mogelijkheid was. De weg liep daar aan Duitse zijde door de landweer bij het erve Lawerman, dat tevens een pleisterplaats was voor de voerlui en kwam dan aan Nederlandse kant langs het erve Markslag. Volgens van Deinse''' is de naam een aanduiding dat ook hier een slagboom heeft gestaan. Er is ook nog een stuk van de landweer aanwezig. Deze verwijzing lijkt onwaarschijnlijk, omdat de naam Markslag elders door Hekket 2 " in verband is gebracht met een uitbreiding van ontgonnen grond in de Marke. Bovendien is de huidige Markslagweg niet noodzakelijk het oorspronkelijke tracé van de Hessenweg. Immers, van Deinse schrijft ook dat men in de jaren twintig van de 20e eeuw de oude wagensporen daar nog van alle kanten op de smalle doorgang van de Landweer kon zien toelopen. Een aanwijzing dat er aan Nederlandse zijde geen weg als zodanig bestond en men zich destijds een eigen weg zocht dwars over de heide, die er toen nog uitbundig en eindeloos voorkwam. Friedrich Tenhagen 21 schetst ook dit beeld als hij in 1923 schrijft: "Das anmutige, malerische Fleckchen Erde bei der Harmühle wird hinsichtlich der weiteren Umgebung nicht selten auch mit einer Oase der Witste verglichen. ... Von da sweift der Bliek stundenweit gegen Enschede und Haaksbergen über die braune Heide und ihre Moore hinweg " We kunnen ons dat in de 21 eeuw nauwelijks meer voorstellen in het inmiddels uitgebreid gecultiveerde Twentse land. Landweren Over landweren is veel onduidelijkheid. Dit komt omdat ze om verschillende redenen zijn aangelegd. De oudste landweren zijn aangelegd als verdedigingslinies om overvallen van legers tegen te gaan. Dit waren vaak dubbele wallen met drie sloten beplant met ondoordringbaar struikgewas. De takken werden in elkaar 44
gebogen en voor de beplanting werden meidoorn, sleedoorn, hondsroos maar ook de mispel en de vuilboom gebruikt. De vijandige legers en vooral het gevolg, de zgn. tros waarin vrouwen, etensvoorraad en roofgoed meegezeuld moest worden, werden daarom gedwongen om van de openingen in de landweren gebruik te maken. Hoe oud ze zijn is niet met zekerheid te zeggen. In elk geval waren ze er al in 1457 blijkens een verordening van de Bisschop van Utrecht (toentertijd David van Bourgondie) luidend: "Idem, wie in de landweere brecke, schynnende offte darin houwe, die sal sijn rechterhand gebrocken hebben... .Ende man sal die lantweren in onzen lande van Twente holden ten schouwe en te beryden als in Sallandt ende in eiken Kerspel sall men die allejaaren schouwen met twie van die Ridderschap ende den Richter in den Kerspel dair onder dat gelegen is op zulke broecken (boeten) als in Sallandt dar op staan ". (In 1492 was Kemper de Richter in Haaksbergen). De landweren sloten een bepaald gebied (Marke, Gericht, Kerspel) af voor een ieder die er niet thuishoorde, als beveiliging tegen het wegroven van het binnen de landweer grazende vee en ook voor het heffen van tol- en weggeld. Op strategische punten, meestal op plekken waar een aantal "wegen" bijeenkwamen, bijv. vlakbij doorwaadbare plaatsen (voordes), kon men eenvoudig tol heffen. Dit gebeurde dan ook veelvuldig. Er was dan in de landweer een doorgang gemaakt, afgezet met een slagboom met een hangslot, de zgn. Runneboom. Meestal was er een boerenerf in de onmiddellijke nabijheid. De betreffende boer moest dan de doorgang bewaken en waarschuwen als er onraad dreigde. Het is opvallend hoeveel boerderij namen in onze contreien nog aan deze functie herinneren: Lan(de)weer, Lammers(man), Beumer, Boomkamp, de Wacht, Sluiter, n' Peter (vanwege de sleutel), Pasop, Kiek-oet, Ronneboom, Slagman, Slaghekke, Walmink, Tolkamp, Töllner, Pörtner.e.d. Vaak was de boer tevens tolgaarder. Onbekend is echter of om deze reden speciale landweren zijn aangelegd. Van Deinse en Snuif hebben veel van deze landweren in kaart gebracht. Op of rondom de marken werden de vee-keringen ook landweren genoemd. Deze landweren waren eenvoudiger en hadden soms maar een enkele wal met twee sloten. In Haaksbergen liggen enkele van deze landweren om een deel van de markegrond af te schermen voor het hoeden van schapen. De Galgenbulten "Een der hoogten op het heideveld bij de landweerboom draagt de naam "n Galgenbulten ", schrijft van Deinse.22 "Hier stond nog voor 100 jaar (aan het begin van het oude gebied van de Heren van Ahaus, waaronder Alstatte behoorde) de galg. De zware eikenhouten paal is nu verdwenen, doch diende nog jaren als vonder over een waterleiding, zodat dit hout, waaraan zulke akelige herinneringen waren verbonden, toen, zoals iemand mij vertelde,zeer terecht "met veute wör etrèèèn ". Niet ver van de galgenbult ligt een hoogte, die de eigenaardige naam draagt van het "schavotveldken " en het is 45
deze plek, die lang kenbaar was aan het gras, dat daar temidden van de heide op groeide waaraan vele verhalen verbonden zijn. Van veel belang zijn deze geschiedenissen niet maar ik wil er toch het een en ander van mededelen, als een bewijs, hoe dergelijke verhalen door de jaren heen door het ene geslacht aan het andere worden doorverteld. ".Op zekeren dag kwam op het- erve Lanwerman iemand aan, die aan de vrouw, welke met haar kleine kind alleen thuis was, vertelde, dat de koeien waren losgebroken en in de rogge liepen te grazen. De vrouw spoedde zich naar buiten, doch zag al gauw dat ze door de man was beetgenomen. In huis terugkomende, was de bezoeker verdwenen, maar tot haar grote ontzetting zag ze, hoe haar zuigeling met het hoofd voorover in een pot met kokend water stond en reeds gestorven was. De bedrijver van deze wandaad werd gevat en terechtgesteld op de plaats, die daarnaar "schavotveldken "heet. Acht dagen lang voerden de boeren hout aan voor de brandstapel. Daarop staande om verbrand te worden, zag de onverlaat tussen de omstanders zijn moeder en voorgevende haar ten afscheid een kus te willen geven, verzocht hij haar nader te willen komen, doch in plaats van haar te kussen, beet hij haar in het oor. Later schijnt hij echter geheel tot berouw te zijn gekomen. Hij vertelde hoe zijn eerste diefstal een eend was geweest, voor welk vergrijp hij door zijn ouders niet was bestraft. Hij raadde daarom de omstanders aan, nooit iets aan te nemen van kinderen, wat deze door diefstal hadden verkregen. Ook ried hij de boeren aan, evenals de "watermulder "er een hond op na te houden want die had hem verhinderd daar zijn misdrijf
46
te plegen. Daar hij volgens zijn zeggen nooit genoeg gestraft kon worden voor al zijn misdaden, werd hij telkens weer uit het vuur gehaald en aldus langzaam geroosterd, totdat hij zonder een schreeuw te hebben gegeven, was verbrand van "hoed tot bot". Zie daar het een en ander van wat men bij de watermolen over dit schavotveldken kan horen vertellen. ", aldus van Deinse. Een zelfde soort verhaal doet de ronde bij de galg op het Galgenslat onder Haaksbergen. Hier gaven de misdadigers vlak voor het opknopen aan de galg aan omstanders de raad een waakhond te houden "en dee gen hond kan hooien loat nog 'n hundeken nemmen, dee hebt ons vake verjag".a De Hanenbulten Vlak langs de route bij de grens lag de Hanen- of Hunenbulten, een verhoogde plek in het landschap die volgens een Sage is ontstaan toen de Hunen een nieuwe bedding voor de beek groeven, "woar zee 's aovonds het zaand van hun groote spaaden streken ", aldus Cato Elderink.24 Kennelijk heeft deze plek zeer tot de verbeelding gesproken, want een ander verhaal wil, dat ene kapitein Haan die ooit met zijn soldaten de grens moest bewaken, hier gedood is en begraven werd, waarna de plek naar hem zou zijn vernoemd. Het is echter niet gelukt zijn bestaan uit de vergetelheid te rukken en totnogtoe te verifiëren. Voorbij de Hanenbulten loopt de weg over de (al)gemene grond van de Marke Buurse, waar nu camping de Meene nog zijn naam aan dankt, en komt uit bij de Braambrug. De Braam De Braambrug is een belangrijke schakel in het verdere verloop van de doorgaande weg. Met name vanaf het begin van de 17e eeuw toen er door de kersverse Republiek der Verenigde Nederlanden een douanepost werd gevestigd en er een compagnie soldaten ter bewaking was gelegerd En zo ontstond allengs op de plek, waar anno 2004 de kaasboerderij is gevestigd, de nederzetting de Braam. Uit het feit, dat in 1658 melding wordt gemaakt van een schoolmeester "op de Braam "en niet "te Buurse" kan geconcludeerd worden dat de Braam toentertijd het belangrijkste wooncentrum van het Buurser gebied was. Het zou van de Gouden Eeuw tot aan de Franse tijd een belangrijk centrum van handelsactiviteiten blijven. De woningen op de Braam zijn uitvoerig beschreven in "Aold Hoksebarge", het periodieke Orgaan van de Historische Kring te Haaksbergen. De Douanepost Wanneer het kantoor voor Convooien en Licenten op de Braam, zoals de officiële naam van het douanekantoor luidde, precies werd opgericht, is nog onduidelijk. Gelet op vermeldingen in de Gerichtsprotocollen is het waarschijnlijk dat dit tussen 1620 en 1630 zal zijn geweest. De heffing van rechten op alle in- en uitgaande goederen stamt uit de periode aan het einde van de 80-jarige Oorlog en is rond 1580 als "placaet" ingesteld door de kersverse Republiek der Verenigde Nederlanden, onder leiding van Willem van Oranje, die geld nodig had voor de 47
financiering van de oorlog tegen de Engelsen op wie men de heerschappij over de wereldzeeën wilde veroveren. Bij de Unie van Utrecht van 1579, waar de Republiek is geregeld, werd tevens bepaald dat in alle aangesloten Gewesten op een en dezelfde voet belasting zou worden geheven. Omdat het geld was bestemd voor de oorlogsvoering ter zee, werd het beheer en de invordering opgedragen aan de Admiraliteit, verantwoordelijk voor de Marine. Twente nu viel onder de Admiraliteit van Hollands Noorderkwartier, ook Admiraliteit van West-Friesland genoemd.25 De Korte Garde Het bleef overigens niet bij de oprichting van een douanekantoor. De Staten van Holland besloten ook een compagnie soldaten als bewaking bij de grens te stationeren, bevreesd als men bleef voor invallen vanuit het katholieke Westfalen, waar de Spanjaarden nog stand hielden en de bevriende Bernhard van Galen, Bisschop van Munster, de scepter zwaaide. De soldaten werden gelegerd in de Korte Garde, een verbastering van het franse 'Corps-de-Garde' cq. Bewakingskorps. We weten niet hoe het er heeft uitgezien. Het moet echter van beduidende omvang zijn geweest, want in 1638 is er sprake van een 70-tal verlofgangers. Het gaat voornamelijk om soldaten afkomstig uit het Duitse achterland. Dat het er kennelijk ook nogal ruig kon toegaan op de Braam kunnen we afleiden uit notulen van de Classis vergaderingen te Deventer waar in 1647 geklaagd wordt over ongewenst zwaarddansen van de soldaten op de Braam. Eerder, in 1646, vermeldt het Markeboek van Buurse dat het "corpus de guarde " is afgebrand en dat de Braambrug in ongerede is. Op de Nootholtinck (= ingelaste Markevergadering) van 30 juni dat jaar verordonneert de Landrentmeester nl. "om bij oculaire inspectie het leggen van seekere brugge tegens den Braam achter die verbrande corpus de guarde over die beke t'examenieren als hebben d'heer Holtrichter en Erfg. eenpaerlick geresolviertt en dese brugge vorders toe maeken en sonder beswaer van die Markte voertan onderholden etc". Waar de soldaten in de tussentijd gelegerd zijn geweest, vermeldt de historie niet; evenmin is duidelijk wat de consequenties zijn geweest voor het verkeer over de Braambrug. Naast de Korte Garde stonden nog twee huizen naast de Braambrug langs de beek. In het ene pand, het Commiezenhuis, later Mariekeshuis genaamd, was aanvankelijk het Comptoir (Ontvangkantoor) van de douane gevestigd waar Claes van Bruinenborg woonde. Hij wordt in 1657 vermeld als "cherger op de Braam" (Fr.cherger = zoeken) terwijl in december 1681 in de Contentieuse Zaken van het Landgericht Haaksbergen wordt vermeldt dat hij: "door orders van de Admiraliteits Heeren doet arrestieren twee Hessenkarren ", een duidelijk bewijs dat er toentertijd al Hessenwagens vanuit Duitsland ons land binnenkwamen. Verder was er het huis Weerd, dat -de naam zegt het al- een herberg was. Aan de overzijde van de weg stond het Kapiteinshuis, later de Braam geheten. Daar woonde Gerrit Molenbarch, commandant van het Corps-de-Garde. Verder was er de boerderij de Knippe. Vermoedelijk diende dit huis eens als ontvangstkantoor voor de douane, waar 48
De woningen op de Braam rond 1620
men "de knippe" moest trekken om de verschuldigde in- en uitvoerrechten te betalen. En tenslotte was er nog de boerderij Voogd. Deze werd bewoond door Harmen Berentsen, "Voogd" op de Braam. Wat deze funktie inhield is nog onduidelijk. Vermoed wordt dat het een soort veldwachter is geweest, wiens taak het was om vreemdelingen te weren. Het traject Braambrug naar Laakmors Vaststaat dat zich omstreeks 1600 bij de Braam een knooppunt van wegen heeft gevormd. Het ligt voor de hand dat met de komst van een douane-kantoor de wegenloop dienovereenkomstig is aangepast. Waarschijnlijk stamt het traject van de Munsterdijk langs erve Koelboer, de bakermat van de bekende fabrikantenfamilie ter Kuile, naar de douanepost bij de Braam dan ook uit die periode. Deze weg staat daar ter plaatse bekend als de Hellweg. Een indicatie hiervoor vormt ook de herbouw van "de Kuhle" in 1728 door stamvader Engelbert ter Kuile. Dit pand werd toen- heel ongebruikelijk voor een boerenbedrijf- onderkelderd, een teken dat er handelsvoorraden werden opgeslagen. Het tracé liep vervolgens via de huidige weg verder naar Haaksbergen. Dit zal betekend hebben dat de Munsterdijk vanaf dat moment als doorgaande weg aan betekenis heeft ingeboet en dat de tol bij den Oldenhof overbodig werd. Bewijs hiervoor ontbreekt totnogtoe echter. Voor de wegverbinding van de Hessenweg heeft de afsluiting van de Oude beek bij de Braam waarschijnlijk weinig betekenis gehad omdat deze van oudsher altijd al aan de noordzijde van de beek is gebleven en waarschijnlijk steeds een spoor
49
De Braambrug en omgeving
door de heide heeft getrokken. Misschien liep het tracé oorspronkelijk iets oostelijker, daar waar nu de Meijersgaardenweg loopt. In elk geval liep het tracé vanaf de Braambrug langs de noordzijde van de beek naar het erve de Aam, dat op de hoek van de Aamweg en de weg naar Broekheurne lag en die blijkens de gerichtsprotocollen van 16 juni 1628 ook Hellweg heette. Volgens van Deinse n( ' lag hier ter hoogte van de Bosbrug ook een landweer die de oude (Broekheurner-) weg naar Enschede kruiste. Even verderop bij de Morsbrug moet de weg door de bedding van de oude (Ulre/Oeler) beek hebben gelopen, die daar afwaterde naar de Rutbeek en Oele. Van Deinse schrijft dat de zandwegen destijds eenvoudig in de beken afdaalden, waar boomstammen of rijshout met zoden bedekt, het passeren mogelijk maakten. Doorgaans heette zo'n plek voorde of spicke. Een hierop gelijkende veldnaam is in deze omgeving echter niet te vinden. Vervolgens liep de weg met een bocht via wat nu de Langenbergweg heet in de richting van de Rietbrug (waar de belangrijke weg naar Beckum en Delden aftakte) en vervolgens langs het huidige Buursermeertje rechtdoor naar het Laakmors, waar een moeras de "loak" of grens van de Marke Buurse en Honesch zal hebben bepaald. Interessant is in dit verband een notitie van burgemeester Schaepman van Haaksbergen, die op 22 november 1831 aan enkele café's in Buurse meedeelde, dat de Koekoeksbrug wegens reparatie enige dagen gesloten zou worden. Tijdelijk moest men de oude en gewezen "herenbaan" (van Heirbaan/Legerweg) volgen. 21 Bij herberg de Koekoek, voordien de Vogelzank, boog de weg vervolgens af naar Haaksbergen in de richting van de Schans, steeds de beekloop volgend. 50
Boerderij de Koekoek v/h Vogelzank
De Schans Op deze plek tussen de beek en de weg ontstond, zoals gezegd, op een later tijdstip de Schans. Ze staat bekend als de Harrevelder Schans of Waarvelder Schans, maar wordt ook wel Statenschans, Wakelvelderschans, Laakvelderschans of Tillyschans genoemd. Over haar ontstaan tasten we nog in het duister. Van Deinse :x meent dat het een Schans uit de 80-jarige Oorlog moet zijn doch voegt er aan toe, dat over het ontstaan noch uit overlevering noch op basis van onderzoek iets bekend is. Er zijn slechts enkele 17e eeuwse munten gevonden en musketkogels. De eerste keer dat de Schans genoemd wordt, is in het Broecken (boeten) protocol van Borculo uit 1642. Dan wordt daar Jan Broekhuis uit Brammelerbroek beschuldigd: "dat dieselve Tonnis Hoijckinck sijn peert, so het entvremdet was, aengespannen ende daermet holt van den Braem gehaelt, 't welck hem niet ende betaemde, so concludiert fiscus dat hij daerover behoorlijk gestraffet dient te worden. Tonnis Hoijckinck secht dat hem het peerdt uht het velt des avonts en wech gehaaldt zij, ende dat hij op het spoor gekomen ende gevolgt achter die Haxbergsche schanse, alwaar Broeckhuis sohne voor den wagen gehad, ende als Hoijckinck hetselve weder wilde hebben, hebbe hem Broeckhuis sohne vuile woorden gegeven ende knipmes voor geslagen ". Hieruit moet worden opgemaakt dat de Schans er toen al was. Feit is echter dat de Schans evenals de brug niet wordt vermeld op de kaart uit 1648 van Nicolaas ten Have, die de kaart tekende op bevel van de Staten van Overijssel. Dat is merk51
waardig, gegeven de bewezen gedetailleerdheid van deze kaart. Het is evenmin aan te nemen dat de Schans is gebouwd door de Staatse troepen onder Prins Frederik Hendrik, omdat alle door hem gebouwde Schansen, ontworpen door Simon Stevin te Leiden, uitvoerig zijn opgetekend in de annalen. De Schans van Haaksbergen ontbreekt daarin. Het zou erop kunnen duiden dat de Schans door de Spanjaarden is aangelegd, ergens tussen 1580 (het uitbreken van de 80-jarige Oorlog en 1626, de verovering van Oldenzaal cq Twente). Bewijs ontbreekt echter.
De Schans
De schans in Haaksbergen is een eenvoudige met rondom een gracht. Omdat de schans in een natuurgebied ligt, is ze prachtig bewaard gebleven. Enige tijd geleden is ze gerestaureerd. De resten van dit soort schansen vinden we overal in Nederland nog terug. Langs toevoerwegen vinden we er soms zelfs meerdere op rij. In dit verslag wordt verwezen naar de houthandel bij de Braam waar kromhout uit Westfalen werd overgeslagen om te worden verhandeld voor vervoer naar Holland. De functie van de schans lag dus waarschijnlijk in het controleren van de handel over de weg en over de Buurserbeek. Voor de aanduiding van dit soort schansen werd een groot aantal benamingen gebruikt. Het type is dat van de veldschans met halfbastions. De Franse benaming hiervoor is "Redoute". Doordat het ontwerp van dit type schans ook in het boek van Adam Freitag2" te vinden is, werd ze ook wel de Duitse schans genoemd. Het vierkant van de schans is opgebouwd uit zijden van 6 Rijnlandse roeden die de schans de afmeting geven van 22,5 meter per zijde.
52
Van de Schans naar het Dorp Op 17 juli 1738 werd in het Goedsherenboek van Haaksbergen aangetekend, dat de straten in het dorp "bedorven" waren door het rijden van de Hessenwagens. Men besloot toen de weg "achter om de beek" weer in goede staat te brengen. En op 25 oktober 1747 werd geschreven, dat de landhoofden van de Hessenbrug over de beek bij de Schans defect waren. De brug zou weer "vaarbaar"gemaakt worden. Helaas werd niet nauwkeurig genoteerd hoe de weg "achter om de beek" liep, maar gezien de situatie vanuit het dorp moet het ten zuiden van de Buurserbeek zijn geweest.30 Dit zou kunnen betekenen dat Hessenwagens, komend uit Duitsland op enig moment na 1738 uit het dorp geweerd zijn en gedwongen werden bij de Schans de doorgaande weg te verlaten en over de Hessenbrug (de brug naast de Schans) zuidwaarts om het dorp te rijden. Waarschijnlijk om zich daar te voegen bij de bestaande weg, die via de Huttenweg richting Neede ging en vandaar naar Borculo, waar de Hessenweg vanuit Vreden en Coesfeld liep. Blijft de vraag waarom de Hessenwagens dan niet reeds in Alstatte kozen voor de Deventerweg, die achter de Braam langs via de Munsterdijk en de oude landweer bij Laakmors en Huttenwelmer ergens de bedding van de Zoddebeek kruiste en vandaar via de Huttenweg richting Neede liep. Vooralsnog bestaat hierover geen duidelijkheid. Volgens van Deinse31 werd de handelsweg bij het Galgenslat en het erve de Horst geducht afgesloten daar de landweer hier meerdere wallen vormde en dus zeer versterkt was aan deze belangrijke doorgang. Bewijs hiervan is echter niet te vinden. Wat het Galgenslat betreft, zoals de naam al aanduidt, stond hier de galg op de Landweer. Door de aanleg van dennenbossen is deze landweer volgens van Deinse zo goed als verdwenen. De gracht loopt nog door naar de Buurserbeek bij de koepel (momenteel de villa) van de heer BJ. ter Kuile en aan de overkant van de beek bestaat de landweer nog als een zware wal. Hoewel niet vermeld, is het niet uitgesloten, dat in deze contreien ooit een Bisschoppelijke Tol is geweest. Bekend is uit de rentmeestersrekening van Johan van Reede, die van 1547-1548 namens de Landheer als Rentmeester van Twente fungeerde, dat er een tol was bij de Elderinksbrug. Deze was gepacht door richter Henrick Nijekercke voor 75 stuiver per jaar. Het tarief was 4 stuiver per "100 passeerende ossen ". De precieze plek van deze tol is onduidelijk. Misschien lag hij bij de Klaashuisstraat, zoals wordt vermeld op pagina 78 van deel III van de Historie van Haaksbergen.32 Misschien was het bij deze landweer waar later de Schans zou worden aangelegd en waar ook een doorgang over de beek was. Het blijft nog verborgen in de geschiedenis. Door het dorp In het dorp is de weg meerdere keren van tracé gewijzigd. De oorspronkelijke route door het dorp liep van de tol op de Buurserstraat over de hoge Esch langs het Erve de Smitterie over de rondweg naar de Brink en de Oostenstraat (de huidige von Heydenstraat) naar de Markt en vandaar via de Spoorstraat richting Goor. 53
In een grijs verleden ontstond er met de komst van het kasteel de Blankenburg tussen 1300 en 1500 nog een tweede tracé. Om het kasteel te bereiken werd er n.l. ook een weg met een tol op de Blankenburg- Blankenburgerstraat aangelegd, genaamd 'In de dijk'. Deze weg liep door tot op de huidige Enschedesestraat, stak daar door naar de Veldkampstraat en voegde zich daar bij de bestaande weg. Het tracé buiten het dorp in de richting Goor is in het kader van dit artikel buiten beschouwing gebleven.
j,
Oostenstraat (von Heijdenstraat)
Bronvermelding: 1 Harm Sleurink en Lodewijk Rondeboom: De Dellen; van Viersprong naar Tiensprong/Orgaan Historische Vereniging Ernst, Epe, Oene, Vaassen nr. 147 -juni 2004. 2 dr. F. Leyden/De Hessenwegen en hun beteekenis voor den Plattegrond der IJsselsteden; Overdruk uit Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot beoefening van Overijssels Regt en Geschiedenis - Stuk 56 - 1940. 3 Klaas Jansma, Schroor, M en Abma, G/10.000 jaar geschiedenis der Nederlanden Lisse/Rebo Productions 1996. 4 Facetten uit de Historie van Ambt Delden/Historische Vereniging "Schoutambt Delden" 1992. 5 Overijselsche Historische Bijdragen/nr.107 - 1993. 6 Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot beoefening van Overijselsch Regt en Geschiedenis - Stuk 105 - 1990. 7 Aold Hoksebarge/Orgaan van de Historische Kring Haaksbergen - blz. 902
54
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
Bloemers J.H.F., Louwe Kooijmans L.P., Sarfatij H/Verleden Land, Archeologische opgravingen in Nederland - Meulenhoff Informatief, Amsterdam - 1981. Historie van Haaksbergen/Historische Kring Haaksbergen, deel III-1978, blz. 53. Zie6/1935-blz.69ev. Zie 5/mr. L van Hasselt - 1583/1584. dr. L.G.Chr. Grabandt - De Heerlijkheid Diepenheim tot 133 l/Historische Vereniging "Old Deepn"-1998.blz33/34. Snuffelaar - Grepen uit het Verleden/Historische Kring Haaksbergen, blz. 44-47. J.J. van Deinse/Uit het Land van Katoen en Heide - 1922. zie 12, blz. 60 dr. J.H. Nunningh. Friedrich Tenhagen/Dorf an der Grenze, Geschichte und Geschichten, Erlebtes und Erzahltes -Jubilaumsverein "850 Jahre Alstatte EV-2001; blz. 109. Zie 12, blz. 23. Historie van Haaksbergen/Historische Kring Haaksbergen, deel 1-1975, blz. 70. Zie 14, markslag. B.J. Hekket - Oost-Nederlandse familienamen, hun ontstaan en hun betekenis/Uitgeverij W.G. Witkam - Enschede Zie 16, blz. 104. Zie 14, blz. 36, 37. Zie 13. Cato Elderink - Twènter Laand en Leu en Léven/van der Loeff - Enschede 1937. Henk Agterhof - de Grens in de Achterhoek: Staatsgrens-Douanegrens/Vereniging Het Museum-Winterswijk 1991, blz. 122. Zie 14, blz. 388. Historie van Haaksbergen/Historische Kring Haaksbergen, deel II, blz. 58. Zie 14, blz. 433. Adam Freitag/Von Regulair Festungen. Zie 9, blz. 60. Zie 14, blz. 389. Zie 9, blz. 78.
55
Open Monumentendag 11 sept. 2004 Een terugblik Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat de inzichten over het verloop van de vroegere wegverbindingen, zoals die in de voorgaande artikelen naar voren komen, alleen voorbehouden zouden blijven aan een geselecteerd publiek. Integendeel, ook natuurliefhebbers, wandelaars en fietsers, die in de omgeving verblijven moeten ervan kennis kunnen nemen. Op grond daarvan waren de Belangengemeenschap Buurse, de Heimatverein Alstarte en de Historische Kring Haaksbergen als organiserende partijen het er snel over eens dat er op een centraal punt een opvallende publiekstrekker moest komen. Daarbij lag het natuurlijk voor de hand om de 'groene grens' bij de Haarmühle, die bij uitstek rijk is aan historie, als locatie uit te kiezen. Met veel enthousiasme werd vervolgens door vrijwilligers aan beide kanten van de grens de Galgenbult op symbolische wijze weer tot leven gebracht en werd een, ook optisch zeer aanprekend, informatiepaneel gemaakt waarop de geschiedenis van de Hessenweg en de Galgenbult is weergegeven. De open Monumentendag waarop de officiële opening plaatsvond groeide uit tot een echte internationale ontmoeting. Naar schatting zo'n 500 belangstellenden uit beide landen waren aan de grens bijeen om dit gebeuren te vieren. Met veel muziek en gloedvolle toespraken werd het resultaat, onder genot van speciaal gebrouwd 'Noaberbier', door een bekende Twentse brouwerij aangeboden, aan de openbaarheid prijsgegeven. Van deze happening is een fotocollage vervaardigd, die u hierbij aantreft. Maar eerst willen we nog kort stilstaan bij het prachtige gedicht van JJ. (Ko) van Deinse, dat, vereeuwigd op een bronzen plaquette, letterlijk midden op de grens zijn plek heeft gevonden. Van Deinse droeg het voor ter gelegenheid van de oprichting van de Duits-Nederlandse vereniging in 1932 in Munster. Dit gedicht werd onlangs door Jaap Kluitenberg tijdens het onderzoek naar de historie van de Hessenweg 'herontdekt' in een proefschrift voor de Rijksuniversiteit Groningen over de geschiedenis van de Twentse Literatuur.' Daarom is ook het jaartal 1932 op de plaquette vermeld. Verdere onderzoekingen brachten overigens aan het licht dat deze tekst al eerder, als onderdeel van een zeer omvangrijk gedicht, tweetalig, is verschenen in een uitgave van de ' Ahauser Kreiskalender' uit 1927.2 Hierin wordt aan veel plaatsen uit de toenmalige 'Kreis Ahaus' aandacht besteed. Omdat de nauwe verwantschap in taal en cultuur tussen onze beide regio's hierin zo treffend naar voren komt hebben we voor de geïnteresseerde lezer achter de fotocollage de volledige tekst van het gedicht opgenomen. Ko van Deinse vertoefde in het verleden kennelijk vaak op deze plek, zoals o.m blijkt uit het verhaal over de ijzeren sleutel van de Landweer van Erve 56
Helmert/Lanwer. Bovendien had zijn boezemvriend van Heek in de aangrenzende Gerwinghook de jacht gepacht. Laten we het maar een speling van het lot noemen.
Bronvermelding: 1 Gerard Löwik, 'De Twentse Beweging, strijd voor modersproake en eigenheid/Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen 2003, blz. 63. 2 Ahauser Kreiskalender 1927, blz. 108 en 109.
Bronzen plaquette
57