Allehens_02/06_P1 26-01-2006 16:40 Pagina 1
Alle Hens Spin in het web
Maandblad van de Koninklijke Marine februari 2006
Allehens_02/06_P2 26-01-2006 16:41 Pagina 2
Colofon:
Alle Hens
Uitgave: Alle Hens is een uitgave van de Koninklijke Marine. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend.
Inhoud
Hoofdredacteur: LTZSD 2OC KV drs. A.C. Gelijns
3 Coach van Team Defensie
Eindredacteur: LTZSD 2 KV W.F. Borgsteede
In zijn kantoor in Den Haag kijkt de CDS met een helikopterview naar zijn organisatie.
6 Drijvend hoofdkwartier
Redacteur: LTZSD 2 KV V.J.G. Strijbosch
Boom Planeta Graphics Redactieadres: (niet voor adreswijzigingen en vragen over verzending) Alle Hens Gebouw Aalscholver, kamer 8 MPC 10A Postbus 10.000, 1780 CA Den Helder Tel.: 0223-651281 / 651055 Mdtn: *06-209-51281 / 51055 E-mail:
[email protected]
11 Caraïbisch avontuur
Cover
Kussen, knuffels en tranen. Familie, vrienden en geliefden verwelkomen de bemanning van Hr.Ms.Tjerk Hiddes.
In de wateren rondom het Arabisch schiereiland bestrijdt de De Zeven Provinciën terrorisme (Foto: Sjoerd Hilckmann, CAVDKM).
12 Hightech trainer Operationele School blij met nieuwe Universele Elektronische Oorlogsvoering Trainer: qua omvang en capaciteit uniek.
14
14 Adios! In een koud en nat Den Helder worden Hr.Ms. Jacob van Heemskerck en Hr.Ms. Abraham van der Hulst overgedragen aan de Chileense marine.
17 Vroedvrouwen
Internet: www.marine.nl
In Afghanistan sterven jaarlijks duizenden vrouwen aan complicaties tijdens of na de bevalling. Voor marinearts Kruijer reden om een symposium te organiseren voor Afghaanse vroedvrouwen.
Kopijdatum: De deadline voor het volgende nummer van Alle Hens valt op maandag 13 februari.
20 Ultra-altleet Als een ware olympisch kampioen loopt Mien Heymann 340 kilometer in vijf dagen om geld binnen te halen voor Pakistan.
Adreswijzigingen KM-personeel: Doorgeven aan Bureau Administratie of TABA van het eigen commandement c.q. de eigen dienst.
32 Simpel maar doeltreffend Het nieuwe reddingsmiddel ‘Jason Cradle’ maakt het bijna een ‘piece of cake’ om mensen uit het water te redden.
Adreswijzigingen veteranen: Stichting Veteraneninstituut Postbus 125 3940 AC Doorn Tel.: 0343-474150 Adreswijzigingen betalende abonnees: Abonnementenland Postbus 20 1910 AA Uitgeest E-mail:
[email protected] Tel.: 0251-313939 Opzegtermijn zes weken.
Hr.Ms. De Zeven Provinciën in een van de omvangrijkste en belangrijkste missies van de marine op dit moment.
6
Vormgeving en lithografie: Grafisch ontwerpburo Engelbracht Druk:
34 Het bloed kruipt… Drie generaties bij de Koninklijke Marine.
38 Mooie munitiemomenten De Mokbaai op Texel is weer vrij van munitie en een speciale gedragscode moet het tot ontploffing brengen van explosieven op de Noordzee beter vastleggen.
32 38
40 Op rust Elf kanonschoten voor Belgische admiraal.
Abonnementsprijs: l 17,02 (buitenland l 21,55 per jaar) Aanhaling uit en overname van artikelen uit dit blad is toegestaan met bronvermelding.
ISSN 0024-0389
Maandblad van de Koninklijke Marine
En verder: 18 22 24 43
Sport Mens & Werk Logboek Mensen & Mutaties
Allehens_02/06_P3 26-01-2006 16:41 Pagina 3
CDS streeft naar saamhorigheid
Eén voor allen, allen voor één Als Commandant der Strijdkrachten zwaait generaal (Klu) Dick Berlijn sinds 5 september de militaire scepter over de gehele krijgsmacht. Niet alleen beoogt hij een nog sterkere defensieorganisatie met zijn tien speerpunten, ook streeft hij naar teamwork, kwaliteit van leven en optimale samenwerking. Hij ziet zichzelf dan ook als de coach van een voetbalteam vol verschillende disciplines. “En als die disciplines elkaar foutloos weten te vinden, elkaar de bal toespelen en samenwerken, dan komt ‘Team Defensie’ als Tekst: Karen Gelijns/Foto’s: CAVDKM winnaar uit de bus.” Generaal Dick Berlijn – geboren op 18 maart 1950 te Amsterdam – begon zijn loopbaan in 1969 aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Met een vader als vlieger lag de keuze voor een carrière bij de luchtmacht voor de hand. Na vele mooie functies – van gevechtspiloot tot commandant van het luchtmachtdetachement op Villafranca, belast met het toezicht op het vliegverbod boven Bosnië – werd de glansrijke loopbaan van Berlijn in 2000 bekroond met de hoogst haalbare functie binnen de Koninklijke Luchtmacht: Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten. Toch overschreden de ambities van de Amsterdammer de grenzen van zijn eigen krijgsmachtdeel en vier jaar later werd hij benoemd tot Chef Defensiestaf. In september vorig jaar kreeg Berlijn er een aanzienlijk pakket aan taken bij, toen deze functie werd omgevormd tot Commandant der Strijdkrachten (CDS). Als hoogste militaire autoriteit is hij vanaf dat moment belast met het bevel over de krijgsmacht. Leven is veranderen In zijn kantoor in het statige pand van het Ministerie van Defensie aan het Plein te Den Haag kijkt de luchtmachtman met een helikopterview naar zijn organisatie. Snel wordt duidelijk dat Berlijn zijn visie niet tot de krijgsmacht noch tot het heden beperkt. Ook de noodzaak van blijvende ontwikkelingen, nieuwe uitdagingen en onze positie in de maatschappij houdt hij nauwlettend in het vizier. “Want laten we eerlijk zijn”, stelt hij nuchter. “Waar gaat het de samenleving om? Waar gaat het de belastingbetaler om? Dat wij een fatsoenlijke defensieorganisatie neerzetten. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat we relevant zijn en blijven. Alleen dan zal de maatschappij in ons blijven investeren.” Dit betekent volgens de CDS dat defensie moet beschikken over een moderne organisatie, toegesneden op de jongste ontwikkelingen plus taken en deze vervolgens efficiënt moet uitvoeren. Hoewel hij terdege beseft dat reorganisaties grote onrust bij het personeel veroorzaken, weet hij ook dat het einde niet in zicht is. “Het is nooit klaar. Een organisatie die wil overleven kan dat adagium beter omarmen”, benadrukt hij dan ook. “Leven is veranderen. Als je niet bereid bent om te veranderen, dan leef je niet. De echte vraag moet dan ook zijn ‘hoe ga je met veranderingen, reorganisaties en nieuwe uitdagingen om’. Want als je jezelf in beton giet, dan garandeer ik je één ding: dan overleeft de organisatie niet.” Kritisch Om te overleven heeft defensie verregaande veranderingen doorgevoerd, zowel op organisatorisch, personeels- als materieelgebied. Ook binnen de marine vonden ingrijpende maatregelen plaats. Ingrepen die alles te maken hadden met het optimaliseren van de organisatie. “Het doet natuurlijk pijn om afscheid te nemen van middelen die in het verleden verschrikkelijk goed werk hebben geleverd, zoals de Marine Luchtvaartdienst en enkele fregatten.
“Het uniform geeft je een bepaalde identiteit. Een paars uniform zal er nooit komen!” Maar af en toe moet je jezelf de vraag stellen: zijn ze ook in de toekomst nog relevant? De marine is een prachtig bedrijf, een prachtige organisatie binnen onze krijgsmacht en die moeten we relevant en sterk houden door kritisch naar ons zelf te kijken.” Deze kritische blik maakte duidelijk dat er onder andere een verschuiving gaande was naar taken in het lager geweldsspectrum. “Zaken als drugsbestrijding, het tegengaan van mensensmokkel, operaties dicht onder de kust – de zogenoemde ‘brown water’-operaties – en het ondersteunen van landoperaties, niet perse laag in het geweldspectrum, nemen in belang toe. Dus praten we over patrouillevaartuigen, een ‘joint support schip’ met een helikopterdek geschikt voor grotere helikopters zoals de Chinook en over ‘Tactical Tomahawks’.” Al deze nieuwe taken, facetten en het bijbehorende pakket aan benodigd materiaal, staan omschreven in de onlangs uitgebrachte Marinestudie. Met het in praktijk brengen van de hierin omschreven plannen, beschikt defensie in de toekomst over een marine die precies is toegesneden op problemen waarmee wij vandaag de dag worden geconfronteerd. “Maar er zullen altijd nieuwe uitdagingen komen.”, benadrukt de CDS nogmaals.
3
Allehens_02/06_P4 26-01-2006 16:41 Pagina 4
Piraterij Berlijn ziet de bestrijding van piraterij als één van de nieuwe uitdagingen die in de toekomst mogelijk een nadrukkelijker accent krijgt binnen het takenpakket van de marine. “De Indische Oceaan en de Straat van Malakka zijn zeegebieden waar een groot deel van de wereldhandel aan voorbij gaat. Het zijn belangrijke levensaders voor onze Westerse samenleving en juist op deze plekken zien we dat de veilige aanvoerlijnen helemaal niet zo veilig zijn. Het kapen van schepen komt daar met grote regelmaat voor, zoals bijvoorbeeld voor de kust van Somalië. Het zou absurd zijn als wij als samenleving daar niet tegen op zouden kunnen of willen treden.”
Berlijn nam op 21 november afscheid van de schepen die naar Enduring Freedom vertrokken. De CDS sluit optreden tegen piraterij niet uit: “Als wij ergens zijn en we zien het gebeuren, dan zullen we optreden.”
De CDS sluit dan ook niet uit dat de marineschepen die momenteel in de ‘Combined Task Force 150’ rondom het Arabisch Schiereiland opereren, hiermee geconfronteerd worden. “Ik weet dat er juridische bepalingen zijn die we goed in ogenschouw moeten nemen. Maar helemaal niets doen, vind ik een slecht verhaal. Dus als wij ergens zijn en we zien het gebeuren, dan zullen we optreden.” Op de vraag of we over het juiste materiaal beschikken om op te treden, wil Berlijn nog niet vooruitlopen. “Ik laat me graag adviseren door de marine-experts van mijn staf, maar het kan betekenen dat we in de toekomst weer een aanpassing moeten doen.” Basis militaire vaardigheden Een vlak waar reeds een verschuiving heeft plaatsgevonden, is de inzet van marinepersoneel op het land. Vlootpersoneel vervult niet langer alleen functies aan boord van de schepen, maar ook in bijvoorbeeld de ‘Provinciale Reconstructie Teams’ in Afghanistan of tijdens een humanitaire missie in Pakistan. “Als de samenleving een beroep op ons doet, dan moeten wij in principe ‘ja’ verkopen”, vindt Berlijn. “We moeten goed kijken naar de middelen die we hebben en die zo slim mogelijk inzetten. Als dit betekent dat wij vloot- of luchtmachtpersoneel nodig hebben voor een operatie op het land, dan moet het personeel dat kunnen.” Niet voor niets vroeg de CDS recent bijzondere aandacht voor de basis militaire vaardigheden. “Als wij iemand vragen om naar het PRT te gaan, dan moet die persoon zich kunnen redden. Dit betekent dat de basis militaire vaardigheden op peil moeten zijn. Voor sommigen in onze organisatie is dat heel natuurlijk, zoals voor de marinier die daar dagelijks op traint. Maar anderen schrikken daar een beetje van en dat vind ik geen goede zaak. Als wij zeggen dat we een expeditionaire, professionele krijgsmacht zijn, dan moeten we daar ook consequenties aan verbinden. Zowel qua materieel, voorbereiding als personeel.”
Allehens_02/06_P5 26-01-2006 16:42 Pagina 5
Verjonging Ondanks deze strenge woorden, beseft Berlijn dat het personeel de grootste kracht van de organisatie is en dat defensie zuinig moet zijn op haar mensen. ‘Quality of life’ moet volgens de bewindsman dan ook meer aandacht krijgen. Desalniettemin voert defensie een nieuw personeelsbeleid in, dat grote opschudding onder het personeel veroorzaakt. “Het personeel gaat mij ter harte en als mensen zich zorgen maken, moeten wij daar goed naar luisteren. Maar het is een feit dat wij op weg waren om ons eigen graf te graven. De exploitatiekosten gierden de pan uit en dat ging ten koste van de investeringen. Als je niet meer investeert, dan word je ouderwets en op een gegeven moment kan je niet langer met goed fatsoen mensen uitzenden.” De financiële kant van het verhaal, de wens om te komen tot een betaalbaar personeelssysteem, is echter niet de enige reden dat defensie naar een verjonging van het personeelsbestand streeft. Ook de fysieke belasting voor ouder personeel speelt een rol. “Als ik nu met mijn vijfenvijftig jaar met zware spullen moet sjouwen, schuttersput in en uit, dan gaat mij dat niet meer zo goed af als toen ik dertig was”, geeft Berlijn lachend toe. “Dus ook uit die optiek is het belangrijk dat we een jonge gevechtskracht hebben, van wie je veel kan vragen.” Is defensie dan niet bang om veel kennis en expertise te verliezen? “Ja, dat is een zorg. Grote delen van onze krijgsmacht zijn technisch georiënteerd. Daar moet je mensen hebben met een hoop kennis en ervaring. Maar er zijn ook delen waar dat minder geldt. Waar je het kan permitteren om een snellere doorstroom van mensen te hebben. We moeten dus maatwerk gaan leveren en elke situatie afzonderlijk beoordelen.” Wel waarschuwt de CDS dat dit nooit tot willekeur mag leiden. “Maar als het met de juiste redenen gebeurt en als je het goed kan uitleggen, dan zal het personeel er begrip voor hebben en uiteindelijk beseffen dat we er allemaal beter van worden.” Bouw bruggen Met de professionalisering van de krijgsmacht veranderen niet alleen het takenpakket en de eisen die gesteld worden aan het personeel, ook worden barrières tussen de krijgsmachtdelen afgebroken. ‘Joint’ en ‘combined’ zijn dan ook nieuwe steekwoorden binnen defensie. “Natuurlijk is de kleur van het pak belangrijk, dat geeft esprit de corps, maar het mag geen obstakel vormen om fatsoenlijk en effectief met elkaar samen te werken. Het zou niet goed zijn als de samenleving – die jaarlijks 7,5 miljard in defensie investeert – ziet dat het geld niet optimaal besteed wordt omdat Pietje niet met Marietje wil samenwerken.” Daarom roept Berlijn het personeel ook op om te investeren in begrip voor elkaar en de verkokering te beslechten. “Bouw bruggen, investeer in kennis over elkaar, begrijp wat de ander doet en vertel wat je zelf doet.” Het doet de CDS denken aan een voetbalteam, vol verschillende disciplines, die feilloos moeten samenwerken. “Het team dat wint, is het team dat elkaar foutloos weet te vinden, elkaar de bal toespeelt en waarbij de spitsen staan te juichen als de keeper het goed doet en omgekeerd.” In tegenstelling tot een voetbalteam, moet defensie volgens Berlijn echter niet in één en hetzelfde tenue lopen. “Het uniform geeft je een bepaalde identiteit. Het zorgt ervoor dat mensen zich kunnen identificeren met hun eigen eenheid en dat is belangrijk voor de inzet. Een paars uniform zal er nooit komen! Want als de eenheid te groot en amorf wordt, verlies je aan sterkte.” Hoewel de identiteit behouden moet blijven, blijft een supergemotiveerde samenwerking in de ogen van de CDS het belangrijkst: “Wij moeten onszelf zien als ‘Team Defensie’ en ik wil dolgraag de coach zijn van dat vreselijk gemotiveerde team.”
Top 10 van de CDS • Veiligheid van de samenleving en van onze eenheden is hoogste prioriteit • Garandeer een brede inzetbaarheid van onze eenheden • De bedrijfsvoering moet succesvolle operaties ondersteunen • Benadruk de gezamenlijkheid van onze defensie; investeer daartoe ook meer in joint oefeningen • Een hoog moreel is cruciaal: ´Quality of life´ moet meer aandacht krijgen • Realiseer fatsoenlijk beheer en zorg dat de regelgeving wordt nageleefd • Wees bewust van het belang van ons goede imago • Stel het defensiebelang boven dat van het operationele commando • Bestrijd bureaucratie en vecht tegen verkokering • Werk als een team, straal saamhorigheid uit: bouw bruggen
“Leven is veranderen. Als je niet bereid bent om te veranderen, dan leef je niet”
Allehens_02/06_P6 26-01-2006 16:42 Pagina 6
Marine ‘aanvoerder’ in strijd tegen terrorisme
Op zoek naar de naald in een In een gebied van 2,4 miljoen vierkante zeemijl vaart een drijvend hoofdkwartier dat opereert als een spin in een enorm web. Alles wordt nauwkeurig in de gaten gehouden; 24 uur per dag, zeven dagen in de week. Het voert momenteel het ‘tactical command’ over twaalf eenheden en acht landen. Dat drijvende hoofdkwartier heet Hr.Ms. De Zeven Provinciën en is het vlaggenschip van het internationale vlootverband ‘Combined Task Force 150’. Samen met Hr.Ms. Amsterdam en Hr.Ms. Bruinvis levert het schip een bijdrage aan Operatie ‘Enduring Freedom’. Een verslag van een van de omvangrijkste en belangrijkste missies van de marine op dit Tekst: Vanessa Strijbosch/Foto’s: Sjoerd Hilckmann (CAVDKM) moment.
Hr.Ms. Amsterdam heeft naast de traditionele rol ook een actieve functie, zoals het uitvoeren van boardings.
Niet eerder namen er zoveel Nederlandse eenheden gelijktijdig in hetzelfde operatiegebied deel aan Operatie ‘Enduring Freedom’.
Tachtig mijl voor de kust van Al Fujayrah in de Verenigde Arabische Emiraten vaart het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) De Zeven Provinciën door de Straat van Hormuz, op weg naar Bahrein. Het is begin januari. Anderhalve maand eerder verliet het LCF samen met het bevoorradingsschip Amsterdam Den Helder, op weg naar deelname in een van de belangrijkste missies van de marine: ‘Combined Task Force 150’ (CTF 150). In deze operatie dient het LCF als stafschip van een internationaal eskader dat bestaat uit zeven tot zestien schepen uit acht landen. In een ontzagwekkend groot gebied – 2,4 miljoen vierkante zeemijl en twaalfduizend kilometer kustlijn – van de Rode Zee via de Perzische Golf tot de Arabische zee. De marineschepen bestrijden maritiem terrorisme en beveiligen economische knooppunten om zo een bijdrage te leveren aan een stabiel en veilig gebied. Waarnemen, verzamelen van inlichtingen, patrouillevaren, contact maken met en boarden van (vissers)boten moeten de smokkel van goederen, wapens en drugs op zee voorkomen. Dit alles gebeurt onder de noemer ‘Maritime Security Operations’.
Allehens_02/06_P7 26-01-2006 16:43 Pagina 7
hooiberg
De bemanning staat op scherp: in een gebied waar terroristen zich ophouden, kan er elk moment wat gebeuren.
Eerste keer De operatie heeft een hoog ‘vuurdoopgehalte’. Het is de eerste keer dat Nederland een commandant levert aan een dergelijke ‘Task Force’. Niet eerder namen er zoveel Nederlandse eenheden gelijktijdig in hetzelfde operatiegebied deel aan Operatie ‘Enduring Freedom’ (OEF) en voor de eerste keer wordt het LCF De Zeven Provinciën ingezet als commandoplatform in een ernstmissie. Net als de staf, samengesteld uit personeel van de Netherlands Maritime Force (NLMARFOR). Aan de sfeer op het stafschip is te merken dat het hier om een ernstmissie gaat. De bemanning staat op scherp: in een gebied waar terroristen zich ophouden, kan immers elk moment wat gebeuren. Opeens klinken er schoten, felle harde knallen doorbreken de stilte in
In april neemt Pakistan het commando over.
“Terroristen hebben tot nu toe alle vervoersmiddelen gebruikt. Om te voorkomen dat de zee voor hen een uitweg wordt, moeten we dat kwetsbare deel van deze regio absoluut bewaken” de Straat van Hormuz. Gelukkig, geen terroristische aanval, het is een oefening. Matroos 1 ODOPS Bart Mesman, is verantwoordelijk voor het lawaai. Hij schiet aan bakboordzijde met een MAG-mitrailleur op een drijvend doelwit. “Afhankelijk van de dreiging staan we ruim van te voren op post”, vertelt hij na de schietsessie. “Het is nog niet voorgekomen, maar het kan hier altijd gebeuren. Dan is niemand blij, maar de veiligheid gaat boven alles. Hoe dan ook, ik zal dan moeten schieten.” De 194 opvarenden van het vlaggenschip beseffen heel goed dat hier niet om een oefening gaat. Niet zonder reden hangt op elk dek het ‘mission statement’ van deze operatie in vette hoofdletters geschreven. De bemanning van de De Zeven Provinciën laat zich opdelen in vaste opvarenden van het schip en in de geëmbarkeerde staf van NLMARFOR, bestaande uit vijfentwintig mannen en vrouwen. Aan het hoofd staat commandeur Hank Ort, de commandant van NLMARFOR. “Terroristen hebben tot nu toe alle vervoersmiddelen gebruikt. Om te voorkomen dat de zee voor hen een uitweg wordt, moeten we dat kwetsbare deel van deze regio absoluut bewaken”,
benadrukt Ort het belang van deze missie. “De smokkel van allerlei goederen, wapens en drugs is een flinke bron van inkomsten voor terroristische organisaties. De kans op negatieve uitzaaiing is een grote zorg.” Ook zorgwekkend noemt Ort de piraterij in het gebied. Optreden hiertegen behoort niet tot de standaard opdracht van CTF 150. “Maar het gebeurt wel in onze achtertuin…”, stelt de commandeur. De eenheden van het internationale eskader hebben een afschrikwekkende werking, want sinds ze actief zijn in het gebied zijn er nagenoeg geen nieuwe piraterij incidenten meer geweest. Chatten De 48-jarige commandant omschrijft ‘zijn’ schip als ‘een drijvend hoofdkwartier, dat als een spin in een web alle operaties bijhoudt’. “We hebben er bewust voor gekozen om het commando vanuit zee te voeren. Dat biedt veel voordelen: we zitten dichter bij de eenheden en hebben daardoor een betere greep op operationele ontwikkelingen.” Voor het eerst wordt het LCF, dat sinds 2002 in dienst is bij de marine, als commandoplatform gebruikt. Naar tevredenheid, vindt Ort.
7
Allehens_02/06_P8 26-01-2006 21:13 Pagina 8
“Het schip is specifiek voor dit soort missies ontworpen. We beschikken hier over alle mogelijke faciliteiten en technieken waardoor deze operatie optimaal uitvoerbaar is.” Hij wijst naar een computerbeeldscherm op zijn bureau. “Alles gebeurt hier via een internetachtige techniek”, vertelt hij terwijl hij de beveiligde internetsite van de coalitie laat zien. “De helft van de werkzaamheden loopt via een soort computer chatsysteem (de zogenoemde CENTRIXS) waarop alle eenheden zijn aangesloten. Het is te vergelijken met MSN en maakt het mogelijk om op hetzelfde moment met alle commandanten te overleggen.” Een keer per week organiseert Ort een ‘chat meeting’ dat hij het ‘fire side chat’ (openhaardgesprek) noemt. Een voortreffelijk systeem, vindt hij: “Het is toch prachtig dat eenheden die vierduizend kilometer verderop opereren dezelfde informatie kunnen zien als wij.” De
andere twee Nederlandse eenheden, het bevoorradingsschip Amsterdam en de onderzeeboot Bruinvis, vervullen met name een ondersteunende rol binnen de missie. Daarbij heeft de Amsterdam – net als het LCF – een boardingteam en een heli aan boord en verzamelt het ook inlichtingen. De Bruinvis wordt ingezet om vaarroutes in kaart te brengen. Ort is op 12 december 2005 begonnen aan zijn taak als ‘commander Task Force’ en staat die op 24 april weer af aan Pakistan. “We zijn op alle gebieden volledig in business, het draait heel goed. Het is rustig op zee, dus de missie is tot nu toe succesvol”, zegt hij over de afgelopen periode. De minister van Defensie, Henk Kamp, bracht met kerst een bezoek aan de drie eenheden. Voor de bemanningen een mooie opsteker, kijkt Ort terug. Een opvallende actie van het LCF was de redding van 29 schipbreukelingen eind december die op weg waren naar Oman.
Hoe zoek je naar een naald in een hooiberg? Daar komt het ‘geheime wapen’ om de hoek kijken “Zeer uitdagend en bevredigend”, is het antwoord op de vraag hoe de commandant van het internationale eskader deze missie ervaart. “Ik beleef het op veel niveaus. De sensatie van de teaminspanning hier op het schip is geweldig. Net als de samenwerking met de andere eenheden. Het idee dat die landen kunnen samensmelten tot een team, is prachtig. We hebben hetzelfde sentiment: een goede bijdrage leveren aan iets dat de moeite waard is.” Geheim wapen Hoe zoek je naar een naald in een hooiberg? Want in zo’n uitgestrekt gebied lijkt het een onmogelijke taak om elk klein vissersbootje te onderzoeken en elk olietransport te bewaken, zelfs met de inzet van alle zestien schepen. Dan komt het ‘geheime wapen’ om de hoek kijken: de Coalition Force Intelligence Fusion Cell (CFIFC). Dit centrum in Bahrein speelt een zeer belangrijke rol. Door de samenwerking met het CFIFC kan de staf beschikken over Amerikaanse bronnen, hetgeen vroeger veel moeilijker te realiseren was. Ook krijgt de staf vanuit deze cel alle informatie over het
Sensor operator Poelman: “Het is heel goed dat Westerse landen hun neus laten zien in instabiel gebied.”
Allehens_02/06_P9 26-01-2006 20:41 Pagina 9
gebied, wat het zoeken naar de naald vergemakkelijkt. In de dag en nacht bezette stafruimte is te zien dat alles in deze missie draait om moderne technologie. Het grote scherm in de ruimte toont alle correspondentie tussen de eenheden. Het hele gebied wordt nauwkeurig in de gaten gehouden door verschillende stafofficieren. Helemaal achterin zit luitenant-ter-zee 1 Edwin Bartels, een van de vier ‘battle watch captains’. Een bijzondere functie die een koppeling is tussen het schip en de staf. Bartels heeft een dubbelrol en is ook Hoofd Operationele Dienst. “Alle vragen en rapporten komen hier binnen. Alles wat te maken heeft met de situatie in het hier en nu tot en met 24 uur later, komt op ons dak.” Over de periode na 24 uur gaat een andere officier, de zogenoemde ‘N3’, de ‘N5’ houdt zich bezig met de periode van 72 uur en verder. Op deze manier houden ze niet alleen de actuele stand van zaken in de gaten, maar kijken ook vooruit. Inzet Bij de operatie speelt de Lynx helikopter een grote rol. “Meer dan honderd procent”, stelt sergeant ODOPS Joop Poelman, sensor operator van de vliegploeg. “We worden elke dag ingezet. Wat wij doen is het visueel identificeren van de scheepvaart. Op die manier bouwen we een ‘surface’ plaatje op in een gebied van zeventig mijl rondom het moederschip. We maken in de heli foto’s van boten en geven die via een netwerksysteem direct door aan de staf die vervolgens bepaalt of we gaan boarden.” Poelman omschrijft de missie als ‘zeer nuttig’ en prijst de betrokkenheid. “Het is heel goed dat Westerse landen hun neus laten zien in instabiel gebied. Ik vind het nuttig om de scheepvaart in kaart te brengen en ervoor te zorgen dat terroristen het wel uit hun hoofd laten hier iets te proberen.” Een andere belangrijke schakel in deze operatie is het boardingteam, bestaande uit een searchteam (bemanning), commandoteam (staf) en guardteam (mariniers). Als de staf besluit om een verdachte boot te onderzoeken, komt korporaal der mariniers Jacques Jansen in actie. Met het guardteam komt hij als eerste aan boord om het schip veilig te stellen voor het searchteam. Tot nu toe is er bij de boardings in de afgelopen periode niets gevonden. “Alleen al de aanwezigheid en het aan boord komen werkt voldoende. Het schrikt af”, vindt de marinier. “Ik hoop dat dit stand houdt.” Een onmisbare rol in deze operatie heeft luitenant-ter-zee 2OC Sam Barzendji. Hij is een van de drie tolken die bij boardings de opvarenden ondervraagt. Echt bedreigd heeft hij zich bij deze zogenoemde ‘stop-and-chats’ tot nu toe niet gevoeld. “Ik merk heel snel of het goed of fout zit. Ik zie het aan hun gezichten. Vaak zijn ze bang, ik probeer ze dan op hun gemak te stellen.” De officier van Koerdische afkomst vertelt in zijn hut openlijk over zijn gevoel bij deze missie. “Ik ben een humanistisch ingesteld persoon en wil graag mensen helpen. Ik heb het idee dat ik hier goed werk doe, zowel voor Nederland als voor de landen uit de regio.” Barzendji vaart nog drie maanden met het fregat mee. “Het is de eerste keer dat ik vaar. Ik kon vlak voor vertrek niet eens zwemmen en had angst voor water”, lacht de sympathieke tolk. “Maar ik heb mijn angst overwonnen hoor, en heb zelfs mijn diploma nog snel kunnen halen.” Ver van huis Matroos 1 Laurens Hofland van de nautische dienst ervaart de operatie op een andere manier. “Dit is niet meer dan een standaard reis voor mij”, zegt hij terwijl hij de laatste hand legt aan zijn schilderwerk. “Mijn werk verandert niet, het gaat gewoon door.” De nuchtere matroos vond het bezoek van de minister met kerst wel indrukwekkend. “Dat maak je niet elke dag mee. Ik vind het goed dat hij de interesse toonde. Ik ben wel blij dat de feestdagen achter de rug zijn. Het is niet de eerst keer dat ik met kerst op een schip ben, maar het went nooit.”
Lang leve moderne technologie! Het hele gebied wordt nauwkeurig in de gaten gehouden.
“Ik merk heel snel of het goed of fout zit. Ik zie het aan hun gezichten.”
Allehens_02/06_P10 26-01-2006 21:13 Pagina 10
“Ik ben blij dat de feestdagen achter de rug zijn. Het is niet de eerst keer dat ik Kerstmis op het schip vier, het went nooit.”
In de stafruimte wordt dag en nacht doorgewerkt.
Korporaal Logistieke Dienst Goederen Beheer (LDGB) Ingrid van Roosendaal (33) is de oudste vrouw aan boord. Het enige wat zij merkt van de aanwezigheid van de staf is de voorraad. “Die raakt wat sneller op. Vooral de viltstiften en markers”, vertelt zij in het magazijn. Voor de jongste vrouwelijke opvarende, matroos 1 LDGB Marloes Kwant (19), is deze missie wel bijzonder. “Het is mijn eerste lange reis. Zes maanden is best een behoorlijke tijd, maar ik vind het erg leuk om mee te maken.”
De oudste, korporaal Van Roosendaal (l.), en jongste vrouw, matroos 1 Kwant, aan boord zijn verantwoordelijk voor de voorraad.
Een bijzonder aandachtspunt voor de komende periode is – naast de ‘Maritime Security Operations’ – overname van het commando door Pakistan in april. “Ik wil zeker stellen dat het goed gebeurt”, aldus Ort. Eind februari brengt het LCF een bezoek aan Karachi in het teken van regionale samenwerking tussen beide landen. Verder wil Ort met de Nederlandse eenheden een gezamenlijke operatie uitvoeren bij de oostkust van Afrika.
Theatre Security Cooperations
Het perfecte smeermiddel Task Force 150 houdt meer in dan alleen beveiligen en bewaken. De missie richt zich ook op samenwerken met kuststaten met als einddoel dat zij zelf zorgdragen voor een veilige maritieme omgeving. “Uiteindelijk moeten zij zelf de klus klaren.” Dit tweede spoor valt onder ‘Theatre Security Cooperations’ (TSC), een vacuüm waar de staf net is ingestapt. De Task Force bestaat uit een coalitie van acht landen, die allemaal hun eigen bilaterale contacten met landen in de regio hebben. De stelling van TSC is dat iedereen met elkaar moet samenwerken. Volgens stafofficier luitenant-ter-zee 1 Ron van Twuijver ligt daar de uitdaging. “Het zijn nu
nog losse initiatieven, maar die moeten we nu vanuit een coalitie view meer op poten gaan zetten, verbreden en combineren. Ze moeten uiteindelijk zelf de klus klaren. We zijn hier niet paternalistisch bezig, het is meer gericht op samenwerken, van elkaar leren en elkaar betrekken. Ik denk dat wij het perfecte smeermiddel zijn. We staan hier totaal belangeloos in.” Van Twuijver heeft een dagtaak aan TSC. “Ik communiceer mij helemaal suf, ben continu aan het netwerken en moet telkens de juiste mensen zien te vinden.” Hij noemt als ultiem voorbeeld van TSC de overname van het commando door Pakistan in april. Het land is een volwaardige partner van CTF 150 en tevens een van de landen in de regio. Het grote voordeel is dat Pakistan vanuit zijn eigen territoriale wateren mag operen, waar de Nederlandse eenheden continu buiten moeten blijven. “In de periode dat wij het commando voeren, kunnen we niet voor elkaar krijgen dat alle kuststaten in staat zijn de internationale wateren te beveiligen en te bewaken”, geeft de stafofficier toe. “Ik hoop dat we een grote stap kunnen zetten in het opbouwen van contacten en dat TSC bij alle kuststaten bekend is.”
“Alleen al de aanwezigheid en het aan boord komen werkt voldoende. Het schrikt af”
Allehens_02/06_P11 26-01-2006 21:13 Pagina 11
Hr.Ms.Tjerk Hiddes terug uit de West
Oost west, thuis best Kussen, knuffels en tranen. Die waren er maandagochtend 19 december in overvloed. Op een winderige koude steiger in Den Helder verwelkomden familie, vrienden en geliefden de bemanning van Hr.Ms.Tjerk Hiddes. Het multipurposefregat (M-fregat) verbleef vier maanden op de Caraïbische Zee in het kader van Tekst: Vanessa Strijbosch/Foto’s: Albert Vermeulen drugsbestrijding.
Aan de gehele bakboordzijde van het schip staan de opvarenden netjes opgelijnd, lachend en zwaaiend naar de ongeveer tweehonderd wachtenden op de kade.
‘Vier maanden was Essie van jullie, maar nu komen we haar weer halen. Welkom thuis Essie!’, staat er in koeienletters op een spandoek. Er zijn maar liefst drie mensen voor nodig om het omhoog te houden. “Kijk daar is ze”, roept een van hen en in haar enthousiasme laat ze het spandoek vallen. Voortgetrokken door twee sleepboten vaart de Tjerk Hiddes triomfantelijk de haven van Den Helder binnen. De bemanning in paradeerrol: aan de gehele bakboordzijde van het schip staan de opvarenden netjes opgelijnd, lachend en zwaaiend naar de ongeveer tweehonderd wachtenden op de kade. Een zee van ballonnen, bloemen, kinderwagens en honden. De koude, stramme winterse westenwind maakt het wachten op die verlangde omhelzing en kus niet bepaald draaglijker. De familie De Jong staat te popelen om ‘hun gemiste’ in de armen te nemen. “Toen hij net weg was, kwam ik erachter dat ik zwanger was”, vertelt echtgenote Lisa. Dan is hij eindelijk in zicht. “Hij is dikker geworden”, is de spontane reactie van de familie. Hoogtepunten Eind augustus begonnen de ruim 150 bemanningsleden van de Tjerk Hiddes aan hun ‘Westreis’ met als hoofdtaak drugsbestrijding. Van de afgelopen vier maanden verbleef het M-fregat 75% op zee, met name voor patrouilles tegen drugstransporten. “Een geslaagde, bijzondere uitzending”, kijkt de commandant van het schip, kapitein-luitenant-ter zee Henk Monderen terug. Als een van de ‘highlights’ noemt hij ook de deelname aan de Caraïbische Vlootdagen eind oktober. Trots is hij op het bezoek van de minister van Defensie aan het schip en op de unieke samenwerking met het Colombiaanse fregat ‘Caldas’, dat volgens Monderen een primeur was. “Erg leuk en leerzaam”, noemt hij de samenwerking van anderhalve week. “Zij nemen de drugsbestrijding net zo serieus als wij. Ze weten dat het merendeel van de transporten uit hun land komt. Het
Oh’s en ah’s klinken uit de menigte wanneer een korporaal onderaan de loopbrug zijn vrouw en kind omhelst.
is dan ook niet zo gek dat de Caldas de meeste vangsten doet.” Naast drugsbestrijding werd het stationsschip in het Caraïbisch Gebied ook ingezet voor kustwachttaken en visserij-inspecties. In totaal deed het schip zeven havens aan. Vooral die van Colombia en Venezuela maakten op de bemanning een diepe indruk volgens Monderen. “Dat zijn plekken waar je niet vaak komt. In Venezuela waren wij het eerste Nederlandse fregat sinds vier jaar.” Indrukwekkend was ook de reddingsactie van een schipbreukeling eind november. De man dobberde al twintig dagen zonder eten op zee rond. Bij toeval ontdekte de Tjerk Hiddes het bootje en redde de man van een wisse dood. Een tegenvaller was het probleem met de schroeven, waardoor het schip minder goed kon manoeuvreren. Het marinefregat moest op het droge worden gebracht en gedokt, iets dat al in tientallen jaren niet was gebeurd. Voor de Tjerk Hiddes was dit de laatste binnenkomst in Den Helder onder Nederlandse vlag. Begin februari wordt het M-fregat uit dienst gesteld. Daarna volgt er een opwerkperiode voor de overdracht van het fregat aan de Chileense marine. “Ik ben dan ook blij dat onze laatste reis in zo’n goede sfeer verlopen is”, besluit de commandant. “De stemming zat er goed in, we zijn behoorlijk actief geweest en hebben een mooie bijdrage geleverd aan de gehele operatie.”
De Koninklijke Marechaussee en de Koninklijke Marine op Curaçao hebben op 7 december 2005 drugs aangetroffen aan boord van de Tjerk Hiddes. De marechaussee onderzoekt de zaak.
11
Allehens_02/06_P12 26-01-2006 16:44 Pagina 12
Trainer van de toekomst
Van radarprincipe tot wargame Een onbekend object nadert met een snelheid van 539 knopen. De operator voert een analyse uit. Met behulp van ‘real life’ data van de radar komt hij erachter dat het om een raket gaat. Hij zet een wapen in om de raket te misleiden, een ‘chaff wolk’ wordt gelanceerd. Het mislukt… De raket is al te dichtbij en Hr.Ms. De Ruyter ligt onder vuur. Het zou een scène uit een spannende marinefilm kunnen zijn, maar het is een trainingsscenario van de Universele Elektronische oorlogsvoering Trainer (UNET) van de Operationele School. Qua Tekst: Vanessa Strijbosch/Foto’s: Peter Bijpost (CAVDKM) omvang en capaciteiten uniek in de wereld. De X-box onder de trainers. Zo noemt luitenant-ter-zee 1 Frank Lenssen, hoofd afdeling ‘air defence electronic warfare’, de nieuwe UNET die gebruikt wordt voor de elektronische oorlogsvoering (EOV), functieopleidingen en het opwerken van scheepsbemanningen. “Er zijn wel EOV-trainers die de praktijk kunnen simuleren, maar daarbij gaat het vaak alleen om kleinere facetten”, benadrukt Lenssen. “De UNET simuleert alles: het gebruik van sensoren, de wapeninzet, de beschrijving van de omgeving en het terrein. En dat in een scenario van meerdere schepen. De UNET is de eerste en enige trainer die de realiteit tot bijna honderd procent benadert.” Naast de gesimuleerde ‘wargames’ voorziet het trainingsmiddel ook in computer ondersteunend theoretisch onderwijs. Lenssen: “Alle theorielessen over elektronische oorlogsvoering zijn in de trainer gestopt. Vroeger moesten docenten met veel gebaren voor de klas uitleggen hoe radarprincipes werken of hoe signalen worden geanalyseerd. Dat is complexe materie die erg lastig is uit te leggen aan studenten. Nu wordt alle basistheorie met animaties gepresenteerd. Op deze manier ziet de student gelijk op het computerbeeldscherm wat wordt bedoeld.”
Uniek in de wereld Vier en een half jaar geleden startte het UNET-project met de doelstelling een trainer te bouwen die op slimme, moderne wijze studenten goed inzicht geeft over de basis EOV en over de inzet van oppervlaktewapens. “Onze oude fregattentrainer kon dat niet optimaal visualiseren”, vindt Lenssen. Een Brits bedrijf bouwde het hightech trainingsmiddel dat op dit moment uniek is in de wereld. De belangstelling voor de trainer uit binnen- en buitenland bewijst dat des te meer. “De luchtmacht is langs geweest om de UNET te bekijken”, vertelt hoofd afdeling ‘air defence electronic warfare’ trots. “De Duitse Operationele School plus de Denen hebben ook al hun interesse getoond. De UNET kan in de toekomst uitermate geschikt zijn als joint combined tool.” De commandant van de Operationele School, kapitein-ter-zee Jeroen Stricker, beschouwt de nieuwe trainer als ‘een deel van het groter geheel’. “We zijn bezig om heel het praktijkonderwijs opnieuw in kaart te brengen en de structuur opnieuw vorm te geven. We stappen met de UNET over op een stukje generieke praktijktraining met het grote voordeel dat we studenten kunnen toetsen
De briefingruimte heeft iets weg van een futuristische vergaderruimte. Het verhoogde panel kijkt uit op een enorm ‘electronic whiteboard’ waarop alle praktijkscenario’s van studenten opnieuw worden afgespeeld.
Allehens_02/06_P13 26-01-2006 16:45 Pagina 13
In het lokaal ernaast bevinden zich zestien computers, per twee opgedeeld in zogenoemde ‘cubicles’. Het lijken gewone computerbeeldschermen, maar het beeld is identiek aan dat van een controller en operator in een M-fregat of LCF.
zonder afgeleid te worden door de beperkingen en complexiteiten van het EOV-systeem.” Volgens de commandant stonden de theorie en de basis van EOV vroeger meer op de achtergrond. “We leverden mensen af die erg goed waren in knopjes en procedures, maar die moeite hadden met het groter geheel. Nu kunnen we ze met een beter product anders opleiden.”
De UNET is de eerste en enige trainer die de realiteit tot bijna honderd procent benadert Echte snelheden “Het is futuristische gameplay”, begint sergeant-majoor Peter Flecken zijn rondleiding door de UNET. In de briefingruimte vallen meteen de vier ‘instructor stations’ op. Het verhoogde panel, bestaande uit vier computers, kijkt uit op een enorm ‘electronic whiteboard’ met daarvoor tientallen stoelen. Het heeft iets weg van een futuristische vergaderruimte. “Dit is de keuken”, vervolgt de chef van de trainer. “Vanuit hier wordt de UNET aangestuurd. Op het smartboard kunnen we alle praktijkscenario’s van studenten opnieuw afspelen. De perfecte manier om te evalueren.” In het lokaal ernaast bevinden zich zestien computers, per twee opgedeeld. Flecken noemt ze de ‘cubicles’. “Wat hier gebeurt, is puur generiek: iedereen krijgt hetzelfde beeld voor de neus. Het lijken gewone computerbeeldschermen, maar het beeld is identiek aan dat van een controller en operator in een M-fregat of LCF.” De
simulatie is verbijsterend precies. Studenten voeren analyses uit op signalen zoals het aan boord ook gebeurt. Raketten vliegen met echte snelheden, zelfs het vervliegen in de wind van een chaff-wolk (een wolk van sliertjes aluminiumfolie in de lucht geschoten om raketten te misleiden, red.), is op het scherm te zien. Kinderziektes Korporaals ODOPS Mark van Gellekom en Jeroen Smits behoren tot de eerste studenten die de UNET in hun EOV-opleiding gebruikten. “Het beviel goed”, vindt Van Gellekom. “Voor het theoriegedeelte hebben we normaal veel tijd nodig. Dat ging nu een stuk sneller.” “Het verduidelijkt een heleboel”, vult studiegenoot Smits aan. “Je ziet daadwerkelijk wat een raket gaat doen. Ook de constante interactie vond ik erg leuk.” Toch is de UNET niet helemaal een successtory. Ook het vernuftige trainingsmiddel heeft last gehad van de welbekende kinderziektes. Smits bevestigt dat: “Het praktijkgedeelte was niet optimaal. Er zaten fouten in de scenario’s waardoor we een gedeelte van onze opleiding in de oude fregattentrainer moesten voortzetten.” Het ging om fikse softwarefouten: het modelleren van radarsignalen in het computersysteem bleek bijvoorbeeld erg lastig. “We kregen een lege UNET opgeleverd. Dat betekende dat we alle databases zelf in het systeem moesten stoppen. We zijn als een gek gaan tikken”, legt Lenssen uit. “Tijdens de pilot-opleiding moest blijken of het allemaal klopte.” Al doende leert men, vindt het hoofd van de afdeling AD/EW. “Want als je niet begint met zwemmen, zul je het nooit leren.”
De beginnersfouten zijn inmiddels in kaart gebracht en verholpen. De eerste pilot-opleiding bleek – ondanks enkele tegenslagen – een succes: alle leerlingen zijn geslaagd. In januari is de tweede delegatie studenten begonnen met de UNET.
13
Allehens_02/06_P14 26-01-2006 20:41 Pagina 14
Overdracht fregatten aan Chili
Een nieuwe toekomst tegemoet Nog een laatste maal wappert de Nederlandse driekleur aan boord van de oorlogsbodems Hr.Ms. Jacob van Heemskerck en Hr.Ms. Abraham van der Hulst in een stevige westenwind. Dan worden de vlag, geus en oorlogswimpel neergehaald en weerklinkt het Wilhelmus over de kade. Toch duurt het slechts minuten voordat beide fregatten weer in actieve oorlogsdienst worden gesteld. Deze keer onder Chileense vlag. Want als de ‘Almirante Latorre’ en de ‘Almirante Blanco Encalada’ zullen beide schepen nog jarenlang de Tekst: Wiedeke Borgsteede/Foto’s: Ruud Mol (CAVDKM) wereldzeeën bevaren.
Vernoemd naar staatsman, admiraal en de eerste president van Chili (1826) vaart de Abraham van der Hulst nu als de ‘Almirante Blanco Encalada’ verder.
Allehens_02/06_P15 26-01-2006 16:46 Pagina 15
In een koud en nat Den Helder werden de Jacob van Heemskerck en de Abraham van der Hulst op vrijdag 16 december – als eerste twee van de vier overtollig verklaarde fregatten – overgedragen aan Chili. De Chileense minister van Defensie, Jaime Ravinet de la Fuente, woonde de bijzondere overdracht bij. “Wij zijn er trots op dat we hebben mogen samenwerken met de Nederlandse marine. Een samenwerking die vlot en naar alle tevredenheid verliep”, sprak de projectleider en tevens directeur-generaal DMO, Dirk van Dord, de aanwezigen toe. Nadat Nederland en Chili in maart 2004 het contract ondertekenden voor de overname van de vier fregatten – volgend jaar volgen de Witte de With en de Tjerk Hiddes – ondergingen zowel het luchtverdedigingfregat als het multipurposefregat een ingrijpende onderhouds- en modificatiebeurt. Met het gedeeltelijk verhogen en verlengen van de hangaar, het aanbrengen van een diepe sleuf met rails en het verlengen van het helikopterdek, werd de Van der Hulst gereed gemaakt voor operaties met de door Chili gebruikte, fors bemeten, Cougar helikopters. Bij de Jacob van Heemskerck werd extra aandacht besteed aan de schroefassen, waardoor het schip soepeler vaart dan ooit.
Cultuurverschillen Maar niet alleen de schepen werden onderhanden genomen, ook de Chileense bemanningen moesten klaargestoomd worden om met de nieuwe fregatten te varen. Sergeant-majoor Carl Blokmaker, de Chef Platform van de Van Heemskerck, was nauw betrokken bij het opwerken van de nieuwe bemanning voor zijn schip. Een naar zijn zeggen “intensieve en prettige periode, ondanks de kleine cultuurverschillen”. Zo verschilt de rang verbonden aan bepaalde functies nogal met de KM. “Waar bij ons onderofficieren een bepaalde functie vervullen, zijn dat bij de Chilenen vaak officieren. Zo werkte ik nauw samen met een ‘officier platform’.” Dit verschil was volgens Blokmaker ook duidelijk te zien in de aansturing. “Wij leggen uitvoerende verantwoordelijkheden bij korporaals en manschappen. Die werken redelijk zelfstandig. Dat werkt bij de Chileense marine wel even anders. Voor elke opdracht die wij ze gaven, werd eerst toestemming gevraagd bij hun eigen meerdere. Het deed me soms een beetje denken aan de KM van veertig jaar geleden.” Ook het Hoofd Technische Dienst van de Van Heemskerck, luitenant-ter-zee 2OC Toon Vroenhoven, blikt tevreden terug op het inwerken van de Chilenen. Al zet hij wel een kanttekening bij de duur van de opwerkperiode. “Voor Chileense begrippen is dit een modern schip en ik denk dat – zeker op technisch- en veiligheidsgebied – we nog best wat meer tijd hadden kunnen gebruiken.” Vooraf was hij met name benieuwd hoe de communicatie zou verlopen. ”Ik heb geen taalproblemen ondervonden, maar ik werkte dan ook voornamelijk met officieren die uitstekend Engels spraken. De manschappen daarentegen praatten voornamelijk Spaans met elkaar.” Dat ervoer luitenant-ter-zee 2OC Marieke Boer in de praktijk, daar zij als luchtverdedigingofficier nauw samenwerkte met de Chileense manschappen. “De taal was best een grote barrière. Zeker bij veiligheidsoefeningen bleek dat soms lastig, want dan is het des te belangrijker dat je elkaar begrijpt.” Dat de Chilenen niet gewend zijn om met vrouwelijke militairen te werken, bleek daarentegen geen probleem op te leveren.
Het luchtverdedigingfregat zal onder de naam ‘Almirante Latorre’ de wereldzeeën bevaren. Het schip is vernoemd naar de Chileense marineheld Juan José Latorre Benavente.
15
Allehens_02/06_P16 26-01-2006 16:46 Pagina 16
Achter de schermen Niet alleen in Den Helder werd hard gewerkt om de schepen en bemanningen in gereedheid te brengen. Achter de schermen draaide de Defensie Materiaal Organisatie (DMO) ook overuren om alles in kannen en kruiken te krijgen. “Normaal wordt een marineschip afgestoten als het einde van de levensduur is bereikt”, legt Van Dord uit. “Voor de fregatten die zijn overgedragen aan Chili gold een ander verhaal. Door de reorganisatie werden de schepen overtollig verklaard, terwijl ze nog niet aan het einde van de levensduur waren. Wij kregen vervolgens de opdracht om ermee de ‘tweedehands markt’ op te gaan.” Hierbij geldt trouwens wel de regel dat defensie alleen wapensystemen verkoopt aan landen die voldoen aan de criteria van het
wapenexportbeleid. Deze wordt opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en moet voorkomen dat materieel wordt geleverd aan een land dat bijvoorbeeld de mensenrechten schendt. Uit het lezen van vakliteratuur wist de directeur-generaal van DMO dat de Chileense marine behoefte had aan vervanging van een deel van hun vloot. Ook uit de exportondersteuning bleek een Chileense belangstelling voor het Nederlands product. Toch had het echter niet veel gescheeld of de fregatten waren naar een ander land gegaan. “Dit land zag op het laatste moment van de koop af”, vertelt Van Dord lachend. “Wij hebben nog dezelfde dag de Chilenen gebeld. En met succes!” Bij de verkoop van overtollig materiaal is een sterke klantgerichtheid heel belangrijk. Een punt waar defensie volgens Van Dord hoog scoort. “Bij ons gaat de verkoop gepaard met een heel pakket aan ondersteunende maatregelen. Zo maken wij de schepen verkoopgereed; ze krijgen een grote onderhoudsbeurt en wij voeren de nodige modificaties uit. Ook leiden wij het operationeel en technisch personeel op en – zover mogelijk – verlenen wij ook in de toekomst nog assistentie. Dit alles moet leiden tot een tevreden klant, die vol vertrouwen met zijn nieuwe schip de haven van Den Helder verlaat.”
Natuurlijk realiseert Van Dord zich terdege dat de verkoop van de fregatten bij de bemanningen pijn doet. “Een troost is dat de verkoop van bepaald materieel, weer andere investeringen mogelijk maakt. En als we de vreugde en trots bij de nieuwe eigenaar zien, zoals in dit geval bij de Chilenen, dan weten we dat onze schepen in goede handen zijn!”
16
Allehens_02/06_P17 26-01-2006 16:46 Pagina 17
Symposium voor vroedvrouwen
Bevalling baart zorgen In Afghanistan sterven jaarlijks duizenden vrouwen aan complicaties tijdens of na de bevalling. Ook duizenden kinderen overleven hun eerste levensjaar niet. Dit met name door het gebrek aan medische kennis en middelen. Voor marinearts, kapitein-luitenant-ter-zee Nico Kruijer, van het Nederlands ‘Provincial Reconstruction Team’ (PRT) te Pol-E-Khomri reden om een vierdaags symposium te organiseren voor zowel gediplomeerde als ongeschoolde, traditionele, Afghaanse vroedvrouwen in de regio. Tekstbewerking: Karen Gelijns/Foto’s: Ella van den Heuvel
“Ik las dat er een grote kind- en moedersterfte is bij bevallingen en dat baarde me zorgen” “Als marinearts ben ik veel in het buitenland geweest en heb ik honderden bevallingen begeleid”, vertelt Kruijer. “Vooral in Cambodja, Haïti en op Curaçao”. Toen de marinearts vorig jaar te horen kreeg dat hij naar Afghanistan ging, verdiepte hij zich in dit specifieke onderwerp voor dit land. “Ik las dat er een grote kind- en moedersterfte is bij de bevalling en dat baarde me zorgen.” Omdat hij zelf geen bevallingen in Afghanistan mag doen – dat mogen alleen vrouwen – besloot hij zijn kennis over te dragen aan zowel de geschoolde als ongeschoolde vroedvrouwen in zijn provincie. Ook besloot de marinearts om een bloedbank op te zetten. “Als ze hier een keizersnede moeten uitvoeren en er is geen bloed voorhanden, dan gaat de ingreep gewoon niet door. Dit leidt meestal tot het overlijden van zowel moeder als kind.” Van reanimatie tot dwarsligging De vierdaagse conferentie was opgezet in samenwerking met het provinciaal ziekenhuis in Baghlan. Maar liefst 69 vrouwen, onder wie artsen, verpleegkundigen en traditionele vroedvrouwen, waren van de partij. Enigszins aarzelend kwamen zij op de eerste dag het ziekenhuis binnen, maar al snel werden de meeste boerka’s achterover geslagen of helemaal afgedaan, terwijl de vrouwen in het ‘dari’ (de lokale taal) door drie vrouwelijke gynaecologen van het provinciaal ziekenhuis wegwijs werden gemaakt in de problematiek rondom zwangerschap en bevalling. Hierbij werden zij bijgestaan door sergeant ziekenverpleger Jan Bonnema en uiteraard Kruijer. Zowel theorie- als praktijklessen stonden op het programma. Van het reanimeren van een baby; het aanleggen van een infuus; het begeleiden van een bevalling; tot het verhelpen van complicaties als een dwarsligging, kwamen aan bod. Door het Universitair Medisch
Centrum Leiden was speciaal een ‘fantoom’, een bevallingsmodel, ter beschikking gesteld waarmee verschillende mogelijke complicaties konden worden gesimuleerd. De deelnemende vroedvrouwen hebben in vier dagen tijd veel kennis vergaard omtrent bevallingen en voorkomende complicaties. Hopelijk heeft het PRT op deze manier een steentje kunnen bijdragen aan de verbetering van de gezondheidszorg op dit gebied. (Met dank aan sergeant Jan Bonnema).
Allehens_02/06_P18 26-01-2006 16:46 Pagina 18
Atletiekcoach Kraaijenhoff test conditie en stress op KIM
Buigen, breken of bloeien “In het militaire bedrijf is geen plaats voor zilver.” ‘Performance consultant’ en voormalig atletiekcoach Henk Kraaijenhof was er woensdag 21 december – tijdens zijn toespraak op het Koninklijk Instituut Marine (KIM) in Den Helder – van overtuigd. Volgens de trainer van Nelli Cooman, Troy Douglas en Merlene Ottey worden succes en falen bepaald door belastbaarheid. Met een bijzonder meetinstrument, de Omega Wave, testte hij de conditie en stressgevoeligheid van schermster luitenant-ter-zee 2 Sonja Tol, de jeugd sprintTekst: Vanessa Strijbosch/Foto: Albert Vermeulen ploeg schaatsen en een eerstejaars adelborstenklas. bleek dat de fysieke conditie van deze militairen beter was dan die van olympische sporters die hij eveneens testte. Maar ook stress behoort tot het pakket van een BBE’er. De eenheid besefte als een van de eersten het belang van stressmetingen, nog voordat veel sporters dit inzagen. “Op vele aspecten ligt de training en voorbereiding bij de BBE lichtjaren voor op datgene wat wij in de sport als top beschouwen”, concludeert Kraaijenhoff in zijn manuscript. Kinderlijk eenvoudig De ‘performance consultant’ stelt dat angst en stress meetbaar zijn. Hij noemt ze ‘interessante factoren om mee aan de slag te gaan’: “Sommige mensen buigen onder stress, anderen breken en weer anderen bloeien juist op. Hier ligt het geheim van presteren en functioneren van topsporters, en dus van iedereen. Door dat te ontrafelen, kan elk mens met allerlei angsten en stresssoorten geholpen worden”, aldus Kraaijenhof. Maar hoe meet je stress? Hoe het testsysteem Omega Wave precies
De fysieke conditie van deze militairen is beter dan die van olympische sporters “Als een schutter op de Olympische Spelen een keertje mist, baalt hij maar krijgt er toch een zilveren plak voor. Als een schutter van de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE) mist, heeft dat misschien wel de dood tot gevolg.” Een treffende tegenstelling waarmee sportdeskundige Kraaijenhof het grote verschil tussen topsporters en militairen onderstreept. Tegelijkertijd benadrukt hij dat beiden een intensieve prestatie moeten leveren. In een tot conferentieruimte omgetoverde squashbaan van gebouw Zweedse, het sportcomplex van marine opleidingsinstituut KIM, geeft de 51-jarige Kraaijenhof een boeiende presentatie over testen en meten van fysieke en mentale belastbaarheid. “Waarom is testen belangrijk?” vraagt hij het publiek. “Simpelweg omdat succes en falen van een topsporter of militair hierdoor zijn bepaald”, overtuigt hij. “Het is heel moeilijk te meten wie fysiek en mentaal belastbaar is en wie niet. Net als het lastig te bepalen is wie een topsporter wordt en wie niet.” Kraaijenhof noemt als voorbeeld de mariniers: “Zij kunnen chronisch beschadigd raken, denk daarbij aan rugklachten door het vele tillen. Maar ook op mentaal gebied, zoals stress en angsten als gevolg van een uitzending, kunnen ze veel last ondervinden.” Superieur Vorig jaar testte en adviseerde Kraaijenhoff de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE). Het viel de sportdeskundige op dat er binnen de BBE veel kennis over teambuilding, planning, motivatie, stressmanagement, training en voorbereiding aanwezig is. “Superieur aan die in de topsport”, schrijft hij in een essay in het magazine ‘Coachen’. Uit de testen die hij uitvoerde bij de eenheid
werkt, is zelfs voor Kraaijenhof lastig uit te leggen, blijkt wel tijdens zijn presentatie in Den Helder. Als het eerste proefkonijn van de dag, schermster LTZ2 Sonja Tol, onderworpen wordt aan de test, is te zien hoe kinderlijk eenvoudig het systeem is toe te passen. Het omvat slechts een aantal elektroden, die om beide polsen, enkels en op de borstkast worden geplaatst. De elektroden geven informatie – over onder andere de hartslag, ademhaling, trillingen in handen en zelfs de huidtemperatuur – door aan een laptop. Binnen vijf minuten meet de computer of de ‘patiënt’ stress heeft. “Deze test van het centrale zenuwstelsel vind ik het meest interessant”, zegt Kraaijenhof terwijl hij de informatie op het beeldscherm bekijkt. “Het voordeel van deze manier van testen is dat er geen bloed van de sporter geprikt hoeft te worden. Bovendien is de informatie vrijwel direct beschikbaar.” Tol blijkt geen acute en chronische stress te hebben, maar wel een beetje teveel aan haar hoofd. De schermster herkent zich in de uitslag. “Ik heb inderdaad nog een hoop te doen vandaag. Ik probeerde er tijdens de test niet aan te denken, maar het is toch opgepikt.” Nog simpeler lijkt de test naar de energiesystemen, die duurt slechts dertig seconden en meet de fysieke toestand van Tol. “Jammer, Sonja is geen mooi geval. Er is niets fout”, interpreteert Kraaijenhof de gegevens met een knipoog. Hierna is het de beurt aan de adelborstenklas, die dezelfde test als Tol krijgt. Over zeven maanden, aan het einde van hun praktische opleiding tot officier, worden ze nog een keer getest. “Ik durf te wedden dat ze dan in het rood zitten”, zegt sportdocent majoor der mariniers Martien van Veen. “Ze staan fysiek en mentaal continu onder druk.”
18
Allehens_02/06_P19 26-01-2006 16:47 Pagina 19
Jubileum Wandelsportvereniging KM
‘KM-vreters’ in de benen Tien jaar geleden startten zes actieve marinewandelaars de ‘Wandelsportvereniging Koninklijke Marine’. Klein begonnen, groeide de vereniging uit tot een van de grootste wandelsportverenigingen in Noord-Holland. Jaarlijks organiseert het tal van wandeltochten en nemen de leden deel aan tochten in binnen- en buitenland. Met een gemiddelde van 1.500 gelopen kilometers per lid per jaar, kunnen de wandelaars zichzelf met recht Tekst: Karen Gelijns/Foto: archief Wandelsportvereniging ‘km-vreters’ noemen. Maar wat is er nou zo mooi aan wandelen? “De vrijheid, de natuur en het sociaal contact”, steekt de voorzitter van de Wandelsportvereniging KM (WsVKM), Willem Bouwman, enthousiast van wal. “Je ontmoet veel mensen en omdat er geen wedstrijdelement aan verbonden is, heb je alle tijd om te praten.” Maar er is meer dat deze sport zo bijzonder maakt: “Het is laagdrempelig – bijna iedereen kan wandelen – goedkoop en natuurlijk goed voor de gezondheid”, vult penningmeester adjudant Jan Besijn aan. “Wandelen is een heerlijke manier om ontspannen met je gezondheid bezig te zijn. En je kan het eigenlijk altijd en overal doen.” Hoogtepunt Tien jaar geleden zag de WsVKM het levenslicht, met de primaire doelstelling ‘om met zoveel mogelijk leden in binnen- en buitenland deel te nemen aan marsen en tochten’. En die doelstelling is meer dan bereikt. Want inmiddels staat de vereniging – met zo’n tweehonderd leden – te boek als een van de grootste van provincie Noord-Holland; organiseert het jaarlijks drie grote wandeltochten; en lopen de deelnemers in talloze andere tochten in binnen- en buitenland. Ook kreeg de vereniging een aantal jaar geleden de status van personeelsvereniging KM. “Een absoluut hoogtepunt in onze geschiedenis”, vindt de voorzitter. “Dat opende vele deuren voor de vereniging. Door die status worden we officieel ondersteund door de KM en dat betekent dat we niet langer hoeven te ‘bedelen’ om dingen voor elkaar te krijgen.” De grootste sponsor van de vereniging is dan ook OS&O. “Zonder hun steun en hulp waren we nooit zover gekomen.” Van bollenveld tot historische stelling Jaarlijks organiseert de WsVKM drie grote tochten. Omdat de vereniging is aangesloten bij de Koninklijke Bond voor Lichamelijke Opvoeding, staan deze tochten open voor alle liefhebbers van de wandelsport. “In het voorjaar staat altijd de Narcissentocht op het programma. Een pracht tocht”, vertelt secretaris en oud-marineman, Jan van Doodeweerd. “De uitgestrekte bollenvelden die dan in volle bloei staan, vormen een fantastisch decor.” Wandelaars kunnen deze tocht afleggen over een afstand van vijf, tien, vijftien, vijfentwintig of veertig kilometer, dus voor zowel de fanatieke als de plezierwandelaar een leuke route. Eind mei organiseert de vereniging de traditionele Kennedytocht voor de fanatieke wandelaar. Tijdens deze tocht leggen de lopers een afstand van tachtig kilometer binnen twintig uur af. “Wij verzorgen daarbij de volledige logistiek”, legt Bouwman uit. “Van rustpunten, voedsel, medische verzorging tot begeleiding.” Dat er soms toch iets fout gaat, merkte de organisatie twee jaar geleden. Bij het afvinken van de namenlijst ter veiligheidscontrole, bleek een van de lopers zich niet gemeld te hebben. Meteen werd er een grote zoekactie op touw gezet. “Na urenlang zoeken en toch ook wel enige spanning, kwamen we erachter dat hij gewoon naar huis was gegaan omdat hij geen zin meer had”, lacht de voorzitter. De Napoleon Bonapartetocht is de jaarlijkse historische thematocht
van de vereniging. Deze leidt de wandelaars langs Napoleontische stellingen in Noord-Holland, zoals Fort Erfprins. In de routebeschrijving kunnen de deelnemers over de bijzonderheden en de geschiedenis van de objecten lezen. Daarnaast brengt de wandelsport de leden ook naar tal van buitenlandse tochten: Van Italië tot Zwitserland en van Finland tot Ierland. “Bij die tochten lopen de militairen in uniform en de burgers in een speciaal, bijpassend, tenue. We zijn dan ook echt een visitekaartje voor de marine!” De voorzitter van de vereniging is zich bewust van het toch wel stoffige imago dat de wandelsport heeft. “Maar de sport zit in de lift”, weet hij te vertellen. “En wij proberen het imago ook actief af te stoffen”, voegt hij lachend toe. Zo stelt de vereniging in de toekomst haar tochten ook open voor het zogenoemde ‘Nordic Walking’, wandelen met stokken. “Een echte trend, waar wij op inspelen. Ook het ‘GPS wandelen’ nemen wij op in het programma.” Al met al hoopt het bestuur van de WsVKM meer – en met name jongere – mensen tot de wandelsport te bekeren.
Op 11 januari vierde de WsVKM haar tienjarig jubileum. Tijdens de receptie overhandigde LTZ1 de Lange (links op de foto) namens de dienst OS&O een verenigingsvlag aan het bestuur.
Het thuishonk van de Wandelsportvereniging Koninklijke Marine, gebouw Waterhoen naast de Centrale Ziekenboeg op het Nieuwe Haventerrein, staat elke woensdag van 12.00-13.00 uur open voor geïnteresseerden. Heeft u vragen over wandelen, trainingsschema’s, schoeisel of alle activiteiten die de vereniging organiseert, loop dan gerust even binnen. Ook kunt u meer informatie vinden op de website van de vereniging: www.wsvkm.nl.
19
Allehens_02/06_P20 26-01-2006 16:47 Pagina 20
Ultrasportieve prestatie voor Pakistan
Eén loper, vijf dagen, 340 kilometer Fakkels verlichten het pad naar de Van Ghentkazerne. Het is vrijdag 9 december, kwart over vijf en in de schemering is het wachten op eerste luitenant der mariniers Mien Heymann. De ultraloper kan ieder moment om de hoek verschijnen om na 340 kilometer als een ware olympisch kampioen een welverdiend onthaal te krijgen. De afstand was niet willekeurig uitgekozen; deze sponsorloop was namelijk gekoppeld aan het 340-jarig bestaan van het Korps Mariniers. Vijf dagen lang liep Mien Heymann kilometers om geld binnen te halen voor Pakistan. En met succes. Op zaterdag 10 december, de verjaardag van het Korps Mariniers, mocht de marinier in Ahoy een cheque van meer dan 10.000 euro aan de ambassadeur van Tekst: Wiedeke Borgsteede/Foto’s: Cees Baardman Pakistan overhandigen.
“In Haarlem hadden schoolkinderen een inzameling gehouden voor mijn goede doel. Maar liefst 650 euro hadden ze ingezameld! Na de overhandiging liepen we door een erehaag van schoolkinderen op weg naar het einddoel.”
Een week vol mooie loopmomenten voor de ultraloper. Vooral de allerlaatste kilometers: “Er stonden twee rijen met fakkeldragers bij de poort en de muziek van de Tamboers en Pijpers gaven me de laatste meters vleugels”, blikt de sportieve luitenant der mariniers terug. “De Oude Poort was open en toen ik aankwam, begon iedereen te applaudisseren. Dat was erg mooi. De generaal, commandant, iedereen was aanwezig.” De volgende dag werd Heymann nog een keer symbolisch onthaald in Ahoy. Wederom erg indrukwekkend. “In het stadion mocht ik de cheque met het binnengehaalde bedrag overhandigen aan de ambassadeur van Pakistan, met de burgemeester en generaal aan mijn zijde. Zoiets vergeet je niet snel.” Pakistan Het idee van een sponsorloop gekoppeld aan het 340-jarig bestaan van het Korps Mariniers had Heymann al langer. “Ik wilde met deze sponsorloop geld inzamelen voor een goed doel en in eerste instantie dacht ik aan een doel dat een directe link had met de marine. Maar toen de ramp in Pakistan gebeurde, was het goede doel voor mij een inkoppertje: ik zou geld gaan inzamelen voor de grote aardbevingsramp in Kasjmir.” Als hij terugblikt op zijn prestatie, is hij toch wel trots op het verloop. “Er ligt stiekem toch wel wat druk op je. Het was voor mij ook een gok of ik het zou redden, want op deze manier etappelopen, had ik nooit eerder gedaan. Ik ben dan ook erg blij dat het goed is gegaan.” Van 09.00 tot 16.50 Op maandag 05 december begint de eerste etappe en om exact 09.00 uur geeft de commandant van de marinierskazerne te Doorn drie slagen op de bel en vertrekt Heymann naar de marinekazerne in Amsterdam (65 kilometer). “Ik zou de hele week vergezeld worden
door jonge officieren, die als estafette de 340 kilometer zouden overbruggen. Het weer was goed en het tempo zat er goed in. Ieder uur stond de volgauto mij op te wachten en voorzag mij van het nodige eten en drinken. Ik voelde wel dat het tempo iets aan de hoge kant was, want binnen zes uur had ik de 65 kilometer van dag één achter de rug. Na een goede pastamaaltijd en op tijd naar bed, stond de tweede dag een etappe van 75 kilometer naar Den Helder op het programma. Gewaarschuwd door de vorige dag, lette Heymann er extra op dat hij rustig liep. “De route was een beetje eentonig met lange rechte stukken, maar het weer was prachtig. ’s Middags scheen de zon zelfs!”, blikt de ultraloper terug. “Ik voelde mij goed en ik had nergens last van”. Na 7 uur en 50 minuten volgde de binnenkomst op de marinekazerne. De volgende ochtend vertrok de atleet om half negen met de boot naar Texel, waar hij de volgende 45 kilometer zou afleggen. Ook de commandant van de marinierskazerne op Texel was bij de start aanwezig. Naast twee jonge officieren liepen er twee mariniers met marathonervaring mee en de lokale ultraloper Rob van Beurden was ook gestrikt voor het rondje Texel. “Het was een prachtige dag met alle elementen, die het lopen op Texel zo speciaal maken”, weet Heymann zich nog levendig te herinneren. “Wind, regen en zonneschijn. Maar na 4 uur en 40 minuten liepen we de kazerne binnen.” Heymann is nog steeds trots op één van de jonge officieren die hem vergezelde. “Hij had in zijn leven nog nooit meer dan 21 kilometer afgelegd en hij liep gewoon de hele afstand mee! Dat getuigt van ware wilskracht!” De vierde dag was het weer tijd voor een langere afstand en de weergoden waren de ultra-atleet gunstig gezind. “Van de boot liep ik door de duinen, op weg naar de eindbestemming van de dag. De uren vlogen voorbij en de moeheid werd vergeten. Zeven uur en vijftig minuten later kwam ik in Velsen aan.” Laatste dag, langste etappe De laatste dag was de langste etappe. Maar liefst 80 kilometer naar de marinierskazerne in Rotterdam. Voor de marineman was deze dag zonder meer de mooiste dag van allemaal. “Het weer was goed en na 10 kilometer zouden we in Haarlem een school aandoen, waar de kinderen een inzameling hadden gehouden voor mijn goede doel. En wat voor een inzameling! Ze hadden een bedrag van 650 euro ingezameld! Na de overhandiging liepen we door een erehaag van schoolkinderen op weg naar het einddoel.” De laatste 15 kilometer werd de ultraloper vergezeld door de acht officieren die de hele week met hem waren meegelopen. “Het was al donker toen we de kazerne naderden. Een moment dat ik nooit zal vergeten! De gehele kazerne was uitgelopen en door een erehaag van mariniers met fakkels liepen we de laatste meters. Na 8 uur en 15 minuten meldde ik me bij de generaal af. De missie was volbracht.
20
Allehens_02/06_P21 26-01-2006 16:47 Pagina 21
Korpsverjaardag Zaterdag 10 december 2005 was de grote dag voor het Korps Mariniers. Zo’n 2.500 mariniers en oud-mariniers defileerden over de Coolsingel ter gelegenheid van de 340ste verjaardag van het Korps. ‘s Middags werd het jubileum feestelijk gevierd in Ahoy, waar Mien Heymann symbolisch het binnengehaalde bedrag van zijn sponsorloop zou overhandigen. “Om 14.00 uur vertrok ik uit de kazerne voor de laatste zeven kilometer naar Ahoy. Ze hadden mij met de auto willen brengen, maar stel dat eens aan een ultraloper voor!”, lacht de hardloopfanaat. “Bovendien blijft het mooi om over de van Brienenoordbrug te lopen.” In Ahoy werd hij opgewacht door meer dan tweeduizend collega’s. “In een euforie liep ik door de menigte naar het podium en ik overhandigde de generaal symbolisch het bedrag van 10 euro per gelopen kilometer. Dit verdubbelde hij ter plekke! Vervolgens overhandigde hij de cheque aan de burgemeester van Rotterdam, die er maar liefst 30 euro per gelopen kilometer van maakte. Zo kreeg de ambassadeur van Pakistan uiteindelijk een cheque van meer dan 10.000 euro in zijn handen.”, besluit hij zijn prestatie trots.
Hij is ook de schrijver van het boek ‘de mens als duurloper’. Dat is echt de bijbel op het gebied van ultralopen. Daarin las ik het verslag van ultraloper Ron Theunissen, over zijn deelname aan de Spartathlon. Toen wist ik wat ik wilde!” Zo gezegd zo gedaan. In 1991 liep Heymann zijn eerste 100 km in Winschoten. Een klassieker binnen het ultralopen. Iedereen kan het! Hoe train je nu voor zulke enorme afstanden die een normaal mens liever met de auto, bus of trein aflegt? Volgens hem kan iedereen het. “De grote truc is dat je leert om langzamer te lopen dan je denkt dat je moet lopen,” verklapt de ultraloper zijn geheim. “Vervolgens bouw je je kilometeromvang op. Doordat je het relatief langzame hardlooptempo goed kunt volhouden, verleg je je grenzen steeds makkelijker.” En voeding, hoe zit het daarmee? Tijdens een ultraloop verbruikt het lichaam immers veel energie, want de spieren zijn uren achter elkaar actief. “Dat klopt”, bevestigt de sportman, “Maar ik volg geen bepaald dieet. Ja, de avond voor een wedstrijd of evenement eet ik wel pasta, maar ik let niet specifiek op mijn voeding.
“Er stonden twee rijen met fakkeldragers bij de poort en de muziek van de Tamboers en Pijpers gaven me de laatste meters vleugels” Van 100 ballen naar 100 kilometer Toch is hardlopen niet iets wat Heymann van jongs af aan heeft gedaan. Sterker nog, als kleine jongen bleek de ultraloper hele andere talenten te hebben! Zo begon hij op zijn 13e met bowlen, wat na vijf jaar zijn vruchten afwierp: op zijn 18e was Heymann Nederlands jeugdkampioen bowlen! “Toen ik in 1974 in dienst kwam, ben ik begonnen met hardlopen. Meedoen aan een wedstrijd, af en toe een veldloopje. Ik bleek wel talent te hebben en ik vond het ook erg leuk om te doen. In 1986 liep hij zijn eerste marathon.”Ik wilde hem direct al binnen de drie uur lopen. Pas dan hoor je een beetje bij de échte marathonlopers”, licht hij zijn toenmalige fanatieke voornemen toe. “Maar dat werd drie uur en zes minuten. Ik liep te hard van stapel. Letterlijk! Ik had verkeerd getraind.” Maar als Heymann zijn zinnen ergens op heeft gezet, dan gaat hij ervoor. Zes weken later was er een marathon in Etten-Leur. “Ik ben die weken iets anders gaan trainen. Twee keer in de week interval trainen en eens in de week maximaal 25 km.” En met resultaat. Hij zette een tijd van 2 uur en 57 minuten neer! Inmiddels had de atleet de smaak goed te pakken. “Ik verslond boeken, tijdschriften en artikelen over hardlopen. In 1987 hoorde ik van Knippenburg, een Nederlandse goeroe op het gebied van ultralopen.
Natuurlijk zorg je er wel voor dat je onderweg voldoende drinkt en eet. Wist je dat er bij een ultraloop vooral kraampjes met cola en zoutjes staan? Altijd cola! Daar zit veel suiker in.” Als het even kan, loopt Heymann iedere dag naar zijn werk. Van Veenendaal naar Doorn, dat is zo’n 20 kilometer. Afwisselend pakt hij de fiets, of een stukje met de trein en een iets korter stukje lopen. Waar hij wél voor zorgt, is een goede rust. “Slaap is erg belangrijk. Ik sta doordeweeks om 05.10 uur op en dan loop ik naar mijn werk. Als ik om 18.00 uur thuiskom, plof ik wel moe op de bank neer. Ik lig er meestal om 22.00 uur in.”
“Om 14.00 uur vertrok ik uit de kazerne voor de laatste zeven kilometer naar de Ahoy. Daar werd ik opgewacht door ruim 2.000 collega’s. Geweldig!”
Door een erehaag van mariniers met fakkels komt Heymann aan bij de Van Ghentkazerne: “Het zat erop. Na 8 uur en 15 minuten meldde ik me af bij de generaal. De missie was volbracht.”
Hoeveel kilometers zou Heymann in 2005 hardlopend hebben afgelegd? In ieder geval genoeg om zich in zijn leeftijdsklasse Nederlands Kampioen Ultralopen te mogen noemen. Zijn logboek vermeldt momenteel zo’n 6.300 kilometer. Dat komt neer op een gemiddelde van 121 kilometer per week, of 17 kilometer per dag. Zelfs in de Nederlandse ultrawereld is dat veel. Maar dat worden er meer, want de ultraloper hangt zijn schoenen nog lang niet aan de wilgen! Zo is zijn volgende doel om dit jaar tijdens het Nederlands kampioenschap 24 uurslopen de magische grens van 200 kilometer te doorbreken.
21
Allehens_02/06_P22 26-01-2006 16:47 Pagina 22
Vijftig jaar een helpende hand De Stichting Burgerpersoneelsfonds van het Ministerie van Defensie biedt al vijftig jaar een helpende hand aan (oud-)burgermedewerkers bij defensie die in financiële problemen zijn geraakt. Want het kan iedereen overkomen. Een moeilijke tijd door bijvoorbeeld ziekte, echtscheiding of overplaatsing kan extra uitgaven met zich meebrengen. Hierdoor komen mensen soms in financiële problemen. Als de schulden niet meer worden voldaan, het water tot de lippen stijgt en de reguliere hulpverlening geen uitweg meer biedt, dan is er nog een instantie die hulp biedt: Stichting Burgerpersoneelsfonds Ministerie van Defensie. De stichting die – door en voor burgerpersoneel – voor het verzachten van financiële nood is opgericht. Op 29 december 1955 werd het Burgerpersoneelsfonds opgericht met als doel ‘om hulp te verlenen in gevallen van sociaal en of medisch geïndiceerde financiële nood voor alle burgermedewerkers en hun gezinnen, maar ook voor oud-defensiemedewerkers en hun nabestaanden.’ Er zijn geen vastgestelde regels in welke gevallen wel of geen hulp wordt geboden. Ieder geval is uniek. Daarom levert de stichting hulp op maat. Een laatste vangnet. De stichting staat voor u klaar! Een verzoek tot hulp kan rechtstreeks worden ingediend bij de stichting. Aanvraagformulieren kunnen worden opgevraagd bij Stichting Burgerpersoneelsfonds Ministerie van Defensie, Postbus 90701 - MPC 58A, 2509LS Den Haag; telefonisch te bereiken onder nummer 070-3169396. Uiteraard worden alle aanvragen vertrouwelijk behandeld. Een aanvraag kan – en dat is wat wij in de meeste gevallen aanbevelen – ook in overleg met een vertegenwoordiger van de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD) worden ingediend.
Help de hulpverleners Om het werk te kunnen blijven voortzetten is de stichting voor een belangrijk deel afhankelijk van uw vrijwillige bijdrage. Voor slechts € 0,50 per maand (meer mag natuurlijk ook) kunt u begunstiger van de stichting worden en daarmee haar werk steunen. Collegialiteit betekent naast het collectief delen in successen, ook elkaar terzijde staan in tijden van tegenspoed! Omdat leningen in principe worden terugbetaald, blijft uw bijdrage zijn waarde houden, ook op lange termijn. De stichting nodigt u – als u dat nog niet bent – uit om u aan te melden als begunstiger. Een aanmeldingsformulier is opgenomen op Intranet Defensie: Bestuursstaf / Hoofddirectie Personeel.
Dé partner in personele dienstverlening
Arbeidsvoorwaarden deur op een kier De vergadering van het Sectoroverleg Defensie (SOD) heeft een klein succes opgeleverd voor de bonden van defensiepersoneel. Het overleg was in een impasse geraakt doordat defensie het arbeidsvoorwaardenoverleg wilde belasten met voorstellen om de ontslagleeftijd voor militairen verder te verhogen. Om dit overleg vlot te trekken en om over de voorgestelde wijziging van de Militaire Ambtenaren Wet (MAW) te spreken hadden de bonden de staatssecretaris van Defensie opgeroepen een formele SOD-vergadering te beleggen. Defensie bood in de vergadering een kleine opening door akkoord te gaan met een soort tussencontract, waarin een aantal urgente arbeidsvoorwaarden kan worden vastgelegd. Zoals de reparatie van de negatieve effecten van de invoering van een nieuw ziektekostenstelsel, de doorbetaling van loon in het tweede ziektejaar en een incidentele eindejaarsuitkering. Uiteraard zullen de afspraken in dit tussencontract keihard en onherroepelijk zijn en worden ze toegevoegd aan het uiteindelijke arbeidsvoorwaardenakkoord. Daarnaast heeft defensie toegezegd de gewraakte verwijzingen naar een minimale ontslagleeftijd van 60 jaar in de voorgestelde wijziging van de MAW vooralsnog te verwijderen. De eerder dichtgeslagen deur staat weliswaar weer op een kier, maar er is nog geen reden om te juichen. De onderhandelingen moeten nog beginnen. De voorstellen van de staatssecretaris om de ontslagleeftijd wederom te verhogen, blijven op tafel liggen. Ze worden alleen niet betrokken in het tussencontract.
Ook het Commando Dienstencentra (CDC) onderging vorig jaar een ingrijpende reorganisatie en sluit hiermee aan op het nieuwe besturingsmodel van defensie. De organisatie is zo ingericht dat er een heldere klant – leverancier relatie bestaat op zowel strategisch, tactisch en operationeel niveau. Om de dienstverlening optimaal te maken, bundelde de organisatie gespecialiseerde dienstverleners in een bedrijfsgroep. Een goed voorbeeld van zo’n bedrijfsgroep is Defensie Personele Diensten (DPD). Deze bedrijfsgroep is voor defensie dé partner in Personele Dienstverlening. Op dit moment bestaat de bedrijfsgroep DPD uit zeven dienstencentra: Dienstencentrum Formatieadvies; Gedragswetenschappen; Dienstencentrum Human Resources (in oprichting); Juridische Dienstverlening; Medische Keuringen; en Psychologisch Advies & Selectie. Deze laatste twee dienstencentra zijn voortgekomen uit het voormalige Instituut Keuring en Selectie Defensie (IKS). De staf van de bedrijfsgroep ondersteunt alle dienstencentra. In de tweede helft van 2006 zal de bedrijfsgroep naar verwachting verder worden uitgebreid door de komst van Maatschappelijke Dienst Defensie, Diensten Geestelijke Verzorging, Dienstencentrum Reïntegratie en Externe Bemiddeling Defensiepersoneel.
22
Allehens_02/06_P23 26-01-2006 16:47 Pagina 23
Rekenkamer tevreden over beveiliging bij defensie De Algemene Rekenkamer is tevreden over de maatregelen die defensieminister Kamp heeft ingevoerd om de beveiliging van militaire objecten als kazernes, vliegbases of marineschepen te verbeteren. De Rekenkamer constateert in een onlangs verschenen rapport dat de beveiliging naar behoren is. Vorig jaar februari uitte de Rekenkamer nog harde kritiek op defensie vanwege ‘alarmerende
Hernieuwde Adviesraad Onderofficieren
situaties’ en het ‘risicovol achterblijven’ van beveiliging. Kamp begon al in 2003, nog tijdens het vorige onderzoek van de Rekenkamer, met verbeteringen. Die hebben nu duidelijk vruchten afgeworpen. Van alle achttien objecten die de Rekenkamer in het vervolgonderzoek bekeek, functioneert de beveiliging naar behoren. Ook de problemen bij het screenen van personeel zijn verholpen.
KROMO
De Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Jan Willem Kelder, ondertekende op 30 november jongstleden de instellingsbeschikking voor de Adviesraad Onderofficieren KM (AROOKM). Dit gebeurde tijdens de eerste vergadering van deze adviesraad in de nieuwe samenstelling. Hiermee blijft de continuïteit van dit adviescollege gewaarborgd binnen het Commando Zeestrijdkrachten. De marine kent sinds 1998 de AROOKM. De adviesraad werd destijds ingesteld met als doelstelling de interne communicatie ‘bottomup’ en ‘topdown’ te bevorderen. Eén keer per kwartaal vergaderde de raad onder voorzitterschap van de Directeur Personeel KM, waarbij de chefs der equipages van de eenheden op de hoogte werden gesteld van de beleidsvoornemens van de KM top. Daarnaast kregen zij de gelegenheid om specifieke punten die binnen hun eenheid speelden onder de aandacht te brengen. Bij de reorganisatie naar het Commando Zeestrijdkrachten verviel de functie van Directeur Personeel en daarmee was de instellingsbeschikking van de AROOKM niet meer van toepassing. Omdat de adviesraad door alle partijen als een nuttig communicatieplatform wordt ervaren, besloot de Commandant Zeestrijdkrachten om ook binnen het CZSK een Adviesraad Onderofficieren KM in te stellen.
De ‘Kring Oud Marine Officieren’ (KROMO) biedt sinds 1970 oud-marineofficieren een plek om de oude banden aan te halen en bij te praten over de marine van toen en nu. De KROMO is een informele organisatie die geen belangen behartigt. De organisatie staat open voor alle oud-marineofficieren, KMR’s en voormalig MARVA-officieren. Elke eerste zaterdag van de maand houdt de KROMO van 11.00 tot 13.00 uur een bijeenkomst in de Nieuwe of Literaire Sociëteit De Witte aan het Plein te Den Haag. De sfeer van dit maandelijkse samenzijn laat zich uitstekend vergelijken met die van de longrooms aan boord van Hr.Ms. Schepen in de jaren ’50, ’60, ’70 en ’80 van het vorig millennium. Ook organiseert de organisatie in de zomermaanden een barbecue op een mooie locatie; een zomerlunch in het Paviljoen Von Wied van Sociëteit De Witte in Scheveningen; diverse lezingen; en niet te vergeten de befaamde Raasdonder-maaltijd in Sociëteit De Witte met gastspreker. Bovendien verschijnt een aantal keren per jaar een nieuwsbrief met actuele zaken. De KROMO bestaat uit circa zeshonderd leden. De jaarlijkse bijdrage bedraagt per 1 januari 2006 € 13,-. Wilt u lid worden van de KROMO, dan kunt u contact op nemen met mevrouw Iris Logeman. Zij is bereikbaar via het e-mailadres:
[email protected] of via: Ammunitiehaven 43, 2511 XH Den Haag, telnr.:070-3657014.
Wie zijn zij? De samenstelling van de AROOKM is sedert 1998 gewijzigd om zo alle schepelingen van de KM te kunnen vertegenwoordigen. De huidige samenstelling is als volgt: Voorzitter: CDRE G. Flieringa; Vice-voorzitter: AOOODOPS F.J.P. Nieuwenhuis; Secretaris: LTZA1 S.N. Oost; Leden: KTZ H. Itzig Heine; MAJMARNS M. Brinkman; AOOMARNALG G.J. Rieken; AOOMARNALG E.R. Ebbinge; AOOMARNALG A Broos;
AOOMARNALG P. Tensen; AOOTDW J.J.E. de Bree; AOOODOPS P. Duivenstein; AOOODND J. van den Burg; AOOODOPS E. Funcke; AOOMARNALG L. Hoogervorst; AOOMARNALG H. Bos; AOOODVB P. Claassen, H. Brouwer; AOOMARNALG P.H.F. Jacobs; OOBDVMK S. Wiersma; AOOBDPLTR S.N. Rob; en AOOODND S. Venmans.
Allehens_02/06_P24 26-01-2006 16:48 Pagina 24
VAN ZEESOLDAAT TOT MARINIER
Raadpensionaris Johan de Witt en luitenant-admiraal Michiel de Ruyter presenteerden medio augustus 1665 in de Staten-Generaal een plan voor de oprichting van een regiment zeesoldaten. Bij de resolutie van 10 december 1665 werd dit regiment daadwerkelijk opgericht: het Korps Mariniers was een feit. De Republiek der Verenigde Nederlanden beschikte daarmee over ‘bevaren soldaten, toegerust voor de dienst ter zee’. In 340 jaar hebben deze zeesoldaten zich ontwikkeld tot een expeditionaire en snel inzetbare strijdmacht, gespecialiseerd in amfibische operaties met lichte infanterie-eenheden. Niet langer alleen inzetbaar in de garnizoenplaatsen bij belangrijke havens, maar wereldwijd onder alle klimatologische en geografische omstandigheden. Afgelopen 10 december stond het Korps Mariniers op de Coolsingel te Rotterdam stil bij zijn roemruchte historie. Defensieminister Henk Kamp nam het defilé – bestaande uit een kleine tweeduizend oud-mariniers en zeshonderd actief dienenden – ter ere van de korpsverjaardag af. Voorafgaand aan het ceremonieel op de Coolsingel werd er een korte militaire plechtigheid gehouden bij het mariniersmonument op het Oostplein. Tijdens deze plechtigheid werden kransen gelegd ter herdenking van alle gevallenen uit de geschiedenis van het Korps Mariniers door de burgemeester van Rotterdam, mr. Ivo Opstelten, de plaatsvervangend commandant van het Korps Mariniers, brigadegeneraal Herman van der Til, en de voorzitter van het contact oud-mariniers, luitenant-kolonel b.d. Jan Bruning. (Foto’s CAVDKM) 24
Allehens_02/06_P25 26-01-2006 16:48 Pagina 25
PELIKAAN UIT DIENST Het ondersteuningsvaartuig van de Koninklijke Marine in het Caraïbisch Gebied, Hr.Ms. Pelikaan, werd op vrijdag 9 december ceremonieel uit dienst gesteld. Dit gebeurde in aanwezigheid van onder andere de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch gebied, commandeur Frank Sijtsma, en de laatste commandant van het schip, luitenant-terzee Bob van Hoof. De Pelikaan heeft vanaf 1990 dienst gedaan in het gebied, maar wordt dit jaar vervangen door een nieuw ondersteuningsvaartuig dat ook de naam Pelikaan zal dragen. De Pelikaan (A 801) heeft de afgelopen vijftien jaar met name een belangrijke rol vervuld bij het transporteren van materieel en (incidenteel)
personeel van zowel Koninklijke Marine als Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Het schip diende herhaaldelijk als platform of transportschip bij verschillende lokale oefeningen zoals ‘Caraïbes’, ‘Deux Tricolores’, de ‘Deep Divex’ en de jaarlijkse ‘Hurricane Relief Exercise’. Ook werd het bij ernstacties ingezet, zoals na de passage van de orkaan Mitch in 1998. In november van dat jaar vertrok de Pelikaan tot de nok toe beladen met brandstof, medicijnen, Landrovers, rubberboten en mariniers naar Honduras om daar noodhulp te verlenen. Daarnaast bood het schip incidenteel hulp aan individuele schepen in nood, zoals in 2002, toen een Amerikaans zeiljacht ten noorden van Isla de
De laatste keer op zee (foto: Antonio Giuliano, Koninklijke Marine).
Artist impression van de nieuwe en verbeterde Peiikaan.
Margarita in moeilijkheden raakte. De Pelikaan leverde toen technische en medische assistentie aan de opvarenden. Vorig jaar bracht de Pelikaan nog noodmaterieel naar Bonaire toen orkaan Ivan daar raasde. Toch bleek de A 801 niet langer aan de strenge arbo- en veiligheidseisen van deze tijd te voldoen. In de zomer van 2004 besloot de Koninklijke Marine dan ook om het schip – dat oorspronkelijk tot 2009 in de vaart zou blijven – te vervangen door een nieuw exemplaar. Deze wordt gebouwd bij Scheepswerf Damen in Gorinchem. Bij het ontwerp heeft de scheepsbouwer de hoofdtaak van het schip – het verplaatsen van mariniers, inclusief uitrusting en materieel, binnen het Caraïbisch Gebied – goed voor ogen gehouden. Het schip wordt bijna twintig meter langer (65,4 meter) en krijgt moderne accommodaties op het achterschip. Ook wordt het schip – met onder meer een eigen watermakerinstallatie – selfsupporting. Het hotelbedrijf is zo ontworpen dat het schip 21 dagen aaneengesloten op zee kan blijven, waarvan vijf dagen met het maximale aantal van 71 opvarenden. Qua laadcapaciteit houdt het ontwerp rekening met het vervoer van materieel dat benodigd is voor hulpverlening na een orkaanpassage. Dat betekent dat het schip de maximale capaciteit heeft om vier viertonners; vier landrovers; een wateraanhangwagen; een generator; een vorkheftruck; een shovel; twee containers; en zes ‘Rigid Raiding Crafts’ (snelle bootjes ter vervanging van de ‘Boston Whalers’) te vervoeren. Laden en lossen vindt plaats door middel van een grote kraan op het dek. De nieuwe Pelikaan wordt naar verwachting medio 2006 opgeleverd.
Neerhalen van de geus.
25
Allehens_02/06_P26 26-01-2006 16:49 Pagina 26
JENEVERKRUIZEN
Op 6 december ontvingen enkele marinemensen wederom het beroemde Jeneverkruis voor langdurige dienst als officier. Zo ook op Curaçao. Daar overhandigde de Commandant der Zeemacht Caraïbisch Gebied, commandeur Frank Sijtsma, het getuigschrift en de bijbehorende fles jenever voor vijfentwintig jaar aan kapitein-luitenant-ter-zee Sayers; voor twintig jaar aan kapitein-luitenant-ter-zee Jurriansen en de luitenants-ter-zee 1 Verleg en Van Lit; en voor vijftien jaar aan de luitenantster-zee 1 Looman, Van Eldik en Warnaar plus
majoor der mariniers Posthumus. Enkele dagen eerder ontving Sijtsma zelf zijn Jeneverkruis voor langdurige dienst als officier (25 jaar) uit handen van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, mr. Frits Goedgedrag. Met enige vertraging ontving luitenant-terzee 1 Eric Scholte op 16 december in Rome het ereteken voor langdurige dienst als officier der zeemacht (XV). In het bijzijn van genodigden kreeg de KM vertegenwoordiger in het Vulcano PMT de versierselen opgespeld door de Nederlandse ambassadeur
ACTIE TEGEN ILLEGALEN De Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba heeft in samenwerking met de ‘Warda nos Costa’ in de nacht van 28 op 29 december bij Aruba 26 illegale immigranten, waarvan vier vrouwen, van Colombiaanse en Peruaanse nationaliteit aangehouden. In de vroege ochtend van donderdag 29 december trof een eenheid van de kustwacht op een halve mijl ten zuiden van Rodgers Beach te Aruba een onverlicht vaartuig met de naam ‘La Jessica’ aan. Het bootje bleek vol mensen te zitten. Bij nadere inspectie bleek dat het ging om een poging tot aanlanding van illegale immigranten. De kapitein en alle 25 illegalen zijn overgedragen aan de Warda nos Costa. De boot – van het type yola - is in beslag genomen.
ONDER VUUR Een Nederlandse missieteam van het Provinciaal Reconstructie Team (PRT), dat in het noorden van Afghanistan op pad was, keerde op maandag 5 december na een aanslag terug naar het basiskamp in Pol-E-Khomri. De groep van dertien militairen was met vijf voertuigen op weg naar het district Andarab, toen tussen de eerste twee voertuigen naar alle waarschijnlijkheid een ‘geïmproviseerd explosief’ ontplofte. Er vielen geen gewonden, alleen de voertuigen liepen lichte schade op.
ALLE HENS ONLINE ALLE HENS IS OOK TE VINDEN OP ALLEHENS.MINDEF.NL
in Italië, mr. Egbert Jacobs. De ceremonie vond plaats op diens residentie. Ook voor de ambassadeur had de ceremonie een speciaal tintje, want het was voor hem de eerste keer dat hij een militair decoreerde. In een geanimeerde atmosfeer werd vervolgens door de defensieattaché, kolonel (Klu) Fred van Weverwijk, de oorsprong van het jeneverkruis toegelicht. Hij rondde het geheel in stijl af door Scholte een ruime hoeveelheid van het traditionele slaapmutsje om te hangen.
ALLE HESJES Veiligheid boven alles. Uit die gedachte biedt de Commandant Zeestrijdkrachten, viceadmiraal Jan Willem Kelder, aan alle actief dienende marinemedewerkers een veiligheidshesje aan. Zeker voor de marinevrouw of -man die in de donkere uurtjes buiten wil
sporten is dit hesje ideaal. Bent u geen buitensporter, dan kunt u het hesje bijvoorbeeld in de auto leggen. In veel Europese landen is dat al verplicht, maar in Nederland geldt hier (nog) geen officiële regeling voor.
HR.MS. KAREL DOORMAN: VLIEGVELD IN ZEE Het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman voerde van 1948 tot 1968 de kern van de Nederlandse vloot. Met een lengte van meer dan twee voetbalvelden en ruim 1.500 bemanningsleden was het zelfs het grootste schip van de vloot. Voor kunstenaar en oud-marineman Bert Brand, tevens cartoonist voor het marine kwartaalblad Van Boord, reden genoeg om een boek te wijden aan dit bijzondere schip. Niet alleen het schip, maar ook de vliegtuigen en helikopters die aan boord gestationeerd zijn geweest, worden zeer volledig beschreven. Een rijk geïllustreerd boek voor zowel vloot- als vliegliefhebber! ‘Hr.Ms. Karel Doorman: Vliegveld in zee.’ Auteur: Bert Brand. ISBN: 9086160018 € 28,50
26
Allehens_02/06_P27 26-01-2006 16:49 Pagina 27
MUSKETTEN EN ZILVEREN MUNTEN
REDDING Hr.Ms. De Zeven Provinciën heeft op 30 december op zo’n zestig mijl voor de kust van Oman 29 schipbreukelingen gered die al negen dagen zonder water en voedsel op open zee ronddreven in een open bootje met motorpech. Een Brits patrouillevliegtuig, vliegend in het kader van Operatie ‘Enduring Freedom’, ontdekte een klein bootje met veel mensen aan boord die zwaaiend duidelijk maakten dat er problemen waren. Dit werd doorgegeven aan het Nederlands Luchtverdedigings- en Commandofregat. Het schip stoomde direct met hoge vaart richting de opgegeven positie en nam de schipbreukelingen aan boord. Na verstrekking van voedsel en drinken en het geven van de eerste medische verzorging aan boord van het fregat, zijn de mensen overgedragen aan de kustwacht van Oman.
KERST IN HET BUITENLAND Zilverstaven, musketten, sabels en zilveren munten. Dit waren slechts enkele van de schatten uit het gezonken VOC-schip ‘De Rooswijck’. Aan boord van Hr.Ms. De Ruyter in de haven van Plymouth overhandigden de ontdekkers deze schatten vorige maand symbolisch aan staatssecretaris Wijn van het Ministerie van Financiën. De Rooswijck ging op 9 januari 1740 voor de kust van Engeland ten onder. Het schip – aan-
gevoerd door kapitein Ronzieres – was met een waardevolle vracht ten behoeve van de handel op weg naar Batavia. In 1998 werd het wrak van het schip ontdekt, maar het duurde nog enkele jaren voordat de ‘schatten’ geborgen werden. Omdat de marine tijdens de Gouden Eeuw regelmatig werd ingezet om VOC-schepen met waardevolle ladingen te begeleiden en te beschermen, verzorgde de De Ruyter een passend decor voor deze overhandiging.
VERKOOP FREGATTEN Staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap en de Belgische minister van Landsverdediging André Flahaut ondertekenden op 22 december in het Koninklijk Legermuseum te Brussel het contract voor de verkoop van twee Multipurposefregatten
aan de Belgische Marine. De twee fregatten maken nu nog deel uit van de Koninklijke Marine, maar worden verkocht in het kader van de uitkomsten van de Marinestudie. De opbrengst van de verkoop dient voor de verwerving van patrouilleschepen.
DRUKKE TIJDEN Na 18.000 nautische mijlen, tien havenbezoeken, 134 keer met het kanon te hebben gevuurd, 14.515 9 mm kogels te hebben verschoten en ruim 10.000 broodjes te hebben gebakken nam Hr.Ms. Willem van der Zaan op 26 november 2005 op traditionele wijze afscheid van de overige SNMG 1 eenheden. Daarmee sloot het schip een periode van ruim drie maanden intensief samenwerken af. Daarnaast betekende dit het begin van Operatie ‘Active Endeavour’. Een operatie
waarbij het schip reeds in mei en juni van 2005 had kennisgemaakt. Tijdens het eerste gedeelte van de operatie patrouilleerde de Zaan ten zuiden van Sicilië, waarbij meer dan 400 schepen werden ondervraagd. Na anderhalve maand deelname aan operatie ‘Active Endeavour’, waarin in totaal 700 schepen werden ondervraagd, verliet Hr.Ms. Willem van der Zaan op 3 januari de Middellandse Zee. Op 7 januari 2006 meerde het schip af in Den Helder.
27
Afgelopen kerst brachten zo'n 1.800 uitgezonden militairen, verdeeld over achttien missies, de feestdagen door in het buitenland. In landen als Afghanistan, Irak, Congo, Indonesië en Bosnië-Herzegovina vierden zij kerst en oud en nieuw. Conform de gewoonte brachten de bewindslieden en militaire autoriteiten van defensie hen op deze feestdagen een bezoek. Minister Henk Kamp bezocht de eenheden van het vlootverband CTF-150 dat opereert in het zeegebied rondom het Arabisch Schiereiland. Tijdens dit bezoek werd hij vergezeld door de Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Jan Willem Kelder. Op Eerste Kerstdag bezochten Kamp en Kelder het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) Hr.Ms. De Zeven Provinciën en de onderzeeboot Hr.Ms. Bruinvis. Aan boord van het LCF woonden zij de kerstdienst van vlootpredikant Jur Majoor bij. De vlootpredikant plaatste het werk van Nederlandse militairen ter bevordering van veiligheid en stabiliteit in de wereld in het perspectief van Kerstmis, het feest van het licht. Vervolgens nam de minister met de bemanning deel aan de kerstlunch op het helikopterdek van de De Zeven Provinciën. In de haven van Jebel Ali bracht de minister op 28 december nog een bezoek aan Hr.Ms. Amsterdam. Dit bezoek vond enkele dagen later plaats, want tijdens de kerstdagen liep de bewindsman de Amsterdam mis, omdat het schip op zee aan het werk was. Tijdens de terugreis van zijn trip naar Singapore zag de minister alsnog kans om de 165 bemanningsleden van het marineschip een hart onder de riem te steken.
Allehens_02/06_P28 26-01-2006 16:49 Pagina 28
KRIJGSMACHTNIEUWS
Gelijkgesteld
Militairen aan het hof
De Commandant der Koninklijke Marechaussee, Minze Beuving is op 1 december jongstleden door Defensieminister Henk Kamp bevorderd tot luitenant-generaal. De bevordering geschiedt vanwege de groei van het Wapen der Marechaussee en het toegenomen belang van de aan de Marechaussee opgedragen taken. Hiermee bekleedt generaal Beuving dezelfde rang als de Operationeel Commandanten van de Koninklijke Marine, Landmacht en Luchtmacht. Tegelijkertijd werd ook de plaatsvervangend commandant van de Marechaussee, mr. Dick van Putten, bevorderd tot generaal-majoor. Beuving vervult sinds 7 januari 2004 de functie van commandant van de Koninklijke Marechaussee en is tevens Gouverneur der Residentie. Hij is van 1970 tot 2004 werkzaam geweest bij het voormalige korps Rijkspolitie en het Korps Landelijke Politiediensten. De laatste vier jaar bij het KLPD bekleedde hij de functie van korpschef. Van Putten heeft van 1975 tot 1979 gestudeerd aan de KMA en is van 1979 tot 1983 werkzaam geweest bij de Koninklijke Luchtmacht. Sinds 1983 is hij in dienst bij de Marechaussee en sinds augustus 2005 als plaatsvervangend commandant werkzaam.
Koningin Beatrix nam op 16 december het eerste exemplaar van ‘Militairen aan het hof. De Geschiedenis van het Militaire Huis 18492005’ in ontvangst. Het boek is een initiatief van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en beschrijft de werkzaamheden en de taken die het Militaire Huis al meer dan anderhalve eeuw voor de Koninklijk Huis verricht. De Koningin ontving het eerste exemplaar uit handen van minister van Defensie Henk Kamp. De wijze waarop de verschillende staatshoofden de militairen aan het hof tijdens hun regeerperiode hebben ingezet, vormt het uitgangspunt van de geschiedschrijving van het Militair Huis. Ten tijde van Koning Willem III maakten adjudanten en ordonnansofficieren een definitieve overstap van de krijgsmacht naar de hofhouding. Hun militaire carrière speelde zich geheel af aan het hof. Onder Koningin-regentes Emma zette deze ontwikkeling zich voort. Koningin Wilhelmina leidde de militairen aan het hof weer naar de actieve dienst en brak met de traditie hen binnen adellijke kringen te rekruteren Tijdens de regeerperiode van koningin Juliana behoorden vrijwel alle militairen tot de staf van de Inspecteurgeneraal Prins Bernhard.
STRESSBESTENDIG
Tegenwoordig zijn de adjudanten van het Militaire Huis officieren die voor enkele jaren door het Ministerie van Defensie worden gedetacheerd om koningin Beatrix op professionele wijze terzijde te staan bij de uitoefening van haar ambt. Dit alles gebeurt onder het devies van het Militaire Huis: 'Trouw, Dienstwillig en Waakzaam'.
Sportman van het jaar Sergeant Yuri van Gelder is de Nederlandse Sportman van het Jaar. De ringenturner kreeg op 22 december tijdens het jaarlijkse Sportgala van de NOC*NSF in de RAI in Amsterdam de meeste stemmen van de Nederlandse collega-topsporters. Alle Nederlandse topsporters konden hun stem uitbrengen op de genomineerde kandidaten: judoka Dennis van der Geest, polsstokhoogspringer Rens Blom en Van Gelder. De sergeant van de landmacht werd dit jaar op het onderdeel ringen Europees kampioen en wereldkampioen. Ook won hij een aantal wereldbekerwedstrijden.Van Gelder kreeg de prijs uit handen van Guus Hiddink, de coach van PSV. “Ik rekende nergens op”, zei Van Gelder met zijn prijs in de gespierde armen, “ik ben hier naartoe gekomen om een leuke dag te hebben. Nou, die heb ik wel gehad.”
GEEF GAS
In tal van organisaties lopen werknemers het risico om geconfronteerd te worden met schokkende situaties. Ook in de luchtverkeersleiding. Als een kritieke situatie zich voordoet, weet niemand echter met zekerheid hoe hij of zij zal reageren. Toch is het van groot belang – voor zowel het individu als voor de organisatie – dat de opgedane emoties goed worden verwerkt. Hiervoor is de erkende methode ‘Critical Incident Stress Debriefing’ (CISD) door het personeel van de Opleidingen Luchtverkeersleiding Koninklijke Luchtmacht in het leven geroepen. De methode biedt de mogelijkheid om in diepgaande gesprekken met collegae emotionele en stressvolle gebeurtenissen te verwerken. Omdat ook de marine over luchtverkeersleiders beschikt, is nu op Marinevliegkamp De Kooy ook een CISD-team geïnstalleerd door het Hoofd Algemene Dienst, kapitein-luitenant-terzee Sanders. Het team bestaat uit luitenant-terzee 2OC Verest, luitenant-ter-zee 2 De Groot, luitenant-ter-zee 2 Abell, adjudant-onderofficier Van Laatum, adjudant-onderofficier Nauta en sergeant 1 De Jager.
Stork Turbo Services en de Defensie Materieel Organisatie, afdeling Directie Materieel KM, ondertekenden op 11 januari jongstleden een raamcontract voor de instandhouding van de ‘Astazou gasturbines’. Hiermee wordt een jarenlange goede samenwerking hernieuwd en de instandhouding van de gasturbines voor de AMBV’s voor de komende jaren zeker gesteld. Namens Stork ondertekende dhr. Janmaat het contract. KLTZE Bleijs zette namens defensie zijn handtekening.
HET LAATSTE UUR De medewerkers van de Curaçaose militaire vliegbasis Hato leverden hun laatste uurloon van 2005 in voor het goede doel. Negenhonderdvijftig Antilliaanse guldens werden op deze manier ingezameld voor ‘War Child’.
28
Allehens_02/06_P29 26-01-2006 20:41 Pagina 29
BEKRONING
De cursisten van de functieopleiding tot commandocentrale-officier (CCO), klas 2004-2005, ontvingen op 20 december de bekroning voor alle zware inspanningen: de diploma-uitreiking. De functieopleiding tot CCO – die elf maanden duurt – wordt gezien als een van de zwaarste opleidingen voor zeedienstofficieren. Dit heeft te maken met de grote verantwoordelijkheid die een CCO aan boord draagt. De CCO is namelijk namens de commandant verantwoordelijk voor de tactische besluitvorming en tactische inzet van het schip binnen het gehele geweldspectrum. Voordat een nieuwe CCO in staat is om deze taak uit te voeren, moet hij de zware functieopleiding volgen. Tijdens deze opleiding moet de cursist zich niet alleen de theorie eigen maken, maar ook vele uren doorbrengen in de Fregattentrainer (FFT) en de ‘Action Speed Tactical Trainer’ (ASTT), waar hij procedurele en tactische training krijgt. Aansluitend
PRT TERUG
aan de CCO-opleiding volgt de cursist die naar een fregat gaat, ook nog eens een specialistische opleiding van acht tot negen weken tot verbindings-, artillerie-, onderzeebootbestrijdings- of navigatieofficier. De cursist die teruggaat naar een onderzeeboot krijgt een aparte specialistische opleiding. Tijdens de diploma-uitreiking waren niet alleen partners en familieleden van de cursisten, staf en instructeurs van de NL/BEOpschool, maar ook vertegenwoordigers vanuit het CZSK aanwezig. Het schoolhoofd, KLTZ Jeroen Stricker, gaf tijdens zijn speech aan hoe complex het werk van de CCO is. Hij benadrukte dat zij goed opgeleid zijn voor hun toekomstige functie, maar dat het opdoen van ervaring essentieel is om uit te kunnen groeien tot een goede CCO. De Directeur Operaties van CZSK, CDR Frans van den Berg, reikte tenslotte namens C-ZSK een boek uit aan de beste cursist, LTZ 2OC Wichert de Jong (foto: Hielke Brandsma).
DE RUYTER OPERATIONEEL OP PAD Het Luchtverdedigings- en Commandofregat Hr.Ms. De Ruyter vertrok op 12 januari voor een periode van zes maanden naar de Middellandse Zee. Het schip gaat deel uitmaken van het permanente NAVO-eskader in dit gebied, de Standing NATO Response Force Maritime Group 2 (SNMG2). Daarmee neemt de De Ruyter deel aan operatie ‘Active Endeavour’ als onderdeel van de internationale strijd tegen het terrorisme, Enduring Freedom. Hr.Ms. De Ruyter beleeft met deze deelname
de eerste operationele inzet. Tijdens de operatie zal de oorlogsbodem in het oostelijk deel van de Middellandse Zee patrouilleren. Schepen worden geobserveerd, ondervraagd en eventueel voor inspectie geënterd, zodat de veiligheid op zee gewaarborgd blijft. Hr.Ms. De Ruyter volgt Hr.Ms. Willem van der Zaan op. Die liep zaterdag 7 januari Den Helder weer binnen na sinds mei 2005 onderdeel uit te hebben gemaakt van SNMG2.
29
De militairen van het ‘Provincial Reconstruction Team’ (PRT) keerden vrijdag 13 januari vanuit Afghanistan terug op de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn. De Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Jan-Willem Kelder, heette hen in Doorn welkom. De teruggekeerde militairen waren vanaf 1 september 2005 werkzaam in de provincie Baghlan in het Noorden van Afghanistan. Het Nederlandse PRT, dat daar sinds september 2004 aanwezig is, richt zich op het bevorderen van de veiligheid en stabiliteit in de regio en het ondersteunen van de lokale autoriteiten bij de wederopbouw. De militairen van het PRT begeleidden lokale autoriteiten bij het uitvoeren van hun functie, namen wapens en munitie van voormalige krijgsheren in, leidden de verkeerspolitie op en voerden vele projecten uit om het dagelijks leven van de bevolking te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn het opknappen van scholen en ziekenhuizen, het opvijzelen van de infrastructuur (wegen en bruggen), het slaan van waterputten, het verbeteren van de elektriciteitsvoorziening en werkgelegenheidsprojecten voor vrouwen.
NOODHOSPITAAL BEHANDELDE ACHTDUIZEND MENSEN Nederlandse militairen die met een veldhospitaal medische hulp boden aan slachtoffers van de aardbeving in Pakistan hebben in totaal ongeveer achtduizend mensen geholpen. In de ziekenpost hielden zij zo’n 4.600 consulten. Medische mobiele teams hielpen nog eens 3.300 gewonden. Eind januari keerden de militairen terug naar Nederland. Een klein team blijft achter op de militaire luchthaven van Islamabad om medische bijstand te verlenen aan NAVO-personeel dat naar huis terugkeert. Het veldhospitaal is op 9 november geopend aan de rand van de stad Bagh. In het hospitaal zijn ruim honderddertig operaties uitgevoerd, waaronder tientallen ingrepen aan de blinde darm. Ook behandelden de Nederlanders vele botbreuken en vergroeiingen door oude verwondingen. Vanuit het hospitaal gingen er regelmatig medische patrouilles per helikopter op pad om in moeilijk bereikbare gebieden mensen te helpen.
Allehens_02/06_P30 26-01-2006 16:50 Pagina 30
DE TROMP EN HAAR TROMPERS In de Tweede Wereldoorlog schreef de lichte kruiser Hr.Ms. Tromp geschiedenis. Het schip nam deel aan diverse acties in onder andere Zuidoost-Azië en in de ZuidwestPacific en incasseerde hierbij vele treffers. Desondanks ging het niet ten onder. Niet alleen kreeg het schip hierdoor de bijnamen ‘Ghostship’ en ‘The lucky ship’, maar ontving het op 8 januari 1949 tevens een ‘Koninklijke Vermelding bij Dagorder’. Deze dapperheidonderscheiding werd toegekend voor de bijzondere intensieve wijze waarop het schip had deelgenomen aan de bescherming van de Geallieerde Koopvaardijvloot en enkele specifieke acties in de periode 1942–1945. Een aantal oud-opvarenden en nabestaanden van oud-bemanningsleden van deze lichte kruiser Tromp – die sinds de Tweede Wereldoorlog elkaar met grote regelmaat op reünies ontmoeten – besloten de belevenissen van het schip te boekstaven. Dit resulteerde in het prachtige boekwerk ‘De Tromp en haar Trompers’ dat, rijk geïllustreerd met unieke foto’s en documenten, vertelt over het bijzondere schip en zijn opvarenden. Op 7 december jongstleden mocht de commandant van het Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) Hr.Ms. Tromp, kapitein-ter-zee C.J.H.
Trimpe Burger, het eerste exemplaar in ontvangst nemen uit handen van de voorzitter van het reüniecomité Oud-Trompers WOII, mevrouw Van der Meer Mohr. Om de avonturen van de lichte kruiser – die als zevende schip in de geschiedenis de naam Tromp droeg – meer bekendheid te geven, ontvingen ook alle opvarenden van het negende schip met de naam Tromp, een exemplaar. De oud-Trompers kregen een uitgebreide presentatie over het nieuwe LCF, waarbij niet alleen de verschillen, maar ook de overeenkomsten met de lichte kruiser werden toegelicht. Bij de rondleiding door het schip gaven de veranderingen van de afgelopen zestig jaar bij menig oud-Tromper toch nog reden tot verbazing en verwondering. Het boek ‘De Tromp en haar Trompers’ kwam mede tot stand dankzij een aantal leden van een vriendenkring van modelbouwers van marineschepen en wordt uitgegeven door uitgeverij Lanasta in Emmen (ISBN 90-230-1122-8). Als commandant van het negende schip met de naam Tromp nam KTZ Trimpe Burger het eerste exemplaar van het boek ‘De Tromp en haar Trompers’ in ontvangst.
UITHOUDINGSVERMOGEN IN DE WOESTIJN
In Bahrein nam adelborst Carmen Römer met haar paard Fadilah deel aan het Wereldkampioenschap Endurance voor
junioren en ‘young riders’ (14 t/m 21 jaar). Onder de hete Arabische zon streed zij tegen 127 deelnemers uit dertig landen. Uiteindelijk kwam Carmen na een ware uitputtingsslag van 120 km door de woestijn als twintigste over de finish. Helaas keurden de dierenartsen Fadilah bij de nakeuring af vanwege onregelmatigheid van het gangwerk. “Ze bleek achteraf een beetje gevoelig te zijn aan haar hoefballen, maar een afkeuring was niet nodig geweest’, vindt de jonge amazone die uiteraard toch uitermate trots is op haar paard. “Het is geweldig al je in zo’n startersveld als 20ste finisht!”
EVACUATIE Een Lynx helikopter van de Koninklijke Marine heeft op 11 januari een opvarende met hartklachten geëvacueerd vanaf de ‘Keito’, een Chinese torpedobootjager van de Hang Zhou klasse. Het schip was op weg van Sint Petersburg naar het Franse Brest. Op 25 zeemijl ten noordwesten van Den Helder vroeg de Keito via de kustwacht assistentie om het bemanningslid te evacueren. Nadat de marine de man van boord had gehaald, is deze per ambulance naar het Gemini ziekenhuis in Den Helder gebracht.
DE ORDE HERSTELD Het is maandag 5 december als vijftien mariniers op Schiphol wachten op hun vlucht naar Curaçao. Twee beschonken in Nederland wonende Antilliaanse mannen komen zo laat dat de vlucht behoorlijke vertraging oploopt. In het vliegtuig zorgen de twee wederom voor overlast. Op het moment dat de riemen los mogen, beginnen de mannen door het vliegtuig te lopen om een alcoholische versnapering te regelen.
Als de stewardess het tweetal verzoekt om rustig op hun beurt te wachten, krijgt zij de wind van voren. Uitgescholden en betast, roept zij de hulp van de mariniers in. Deze manen de mannen tot rust. De uitnodiging om tussen de mariniers in te komen zitten, wordt na enige twijfeling door het dronken duo geaccepteerd. Even lijkt het of de rust is hersteld, totdat de gemoederen wederom oplaaien. Want een van de twee mannen 30
wordt boos als hij geen cognac krijgt en grijpt een langslopende steward bij de kleren. Een lichte worsteling volgt en het uniform van de steward moet het ontgelden. Voor de mariniers is dan de maat vol, ze werken de oproerkraaiers op de grond en boeien ze om verdere ordeverstoringen te voorkomen. Bij aankomst op vliegveld Hato worden beide mannen door de politie in hechtenis genomen.
Allehens_02/06_P31 26-01-2006 16:50 Pagina 31
GROOTGRONDBEZITTERS De bemanning van Hr.Ms. Willemstad ontving op 10 januari uit handen van de commandant, luitenant-ter-zee 1 M. Smits, een stuk grond. Hiermee zijn de bemanningsleden de trotste grootgrondbezitters geworden van een stuk Berenbos van Dierenpark Rhenen. De bemanning ontving dit geschenk voor de enthousiaste en positieve wijze waarop zij zich in 2005 hebben ingezet om hun schip gereed te maken voor deelname aan SNMCMG 1 vanaf 1 januari 2006. Voor de commandant aanleiding om het schip gedurende een periode van zeven jaar eigenaar te maken van een stuk berenbos. Naast dit stuk bos ontvangt de bemanning vanaf nu jaarlijks twee uitnodigingen en een vermelding op het eigenarenbord bij de ingang van het bos.
OVERHANDIGING LEIDRAAD MARITIEM OPTREDEN De Commandant Zeestrijdkrachten, viceadmiraal Jan Willem Kelder, heeft op 9 januari 2006 het eerste exemplaar van de Leidraad Maritiem Optreden aan de Commandant der Strijdkrachten, generaal Dick Berlijn, overhandigd. Het document geeft inzicht in de rol, de taken en de samenstelling van de Zeestrijdkrachten plus de middelen en de wijze waarop de middelen worden ingezet. Dit document maakt eveneens duidelijk dat de Zeestrijdkrachten voor de taakuitvoering intensief samenwerken met de Land- en Luchtstrijdkrachten, andere krijgsmachten, overheidsinstanties en civiele organisaties. De Leidraad Maritiem Optreden wordt op het huisadres aangeboden aan alle onderofficieren (korporaal en hoger), officieren en burgerpersoneel werkzaam bij de Koninklijke
Marine. Manschappen kunnen, indien gewenst, een exemplaar bestellen bij de Afdeling Communicatie van het CZSK (*06-209-57473) zonder dat daar kosten aan verbonden zijn. De Leidraad Maritiem Optreden is gebaseerd op de stand van zaken en inzichten van eind 2005. Het document is een groeidocument waar op termijn de Maritieme Doctrine uit wordt gedistilleerd. Deze doctrine zal onder verantwoordelijkheid van de CDS worden geschreven.
TIP VOOR DE REDACTIE? MAIL ‘M NAAR:
[email protected]
KENNISMAKINGSDAG MANAGEMENT CONTROL
In Amsterdam vond een bijzondere studiedag plaats voor de belangrijkste spelers binnen het ‘management- en controlproces’ van de Defensiestaf en de Operationele Commando´s. Binnen dit proces wordt de aansturing van het gereedstellen van eenheden van operationele commando´s geregeld. Vervolgens krijgt dit vorm in de jaarlijkse
Planning & Control cyclus, waarbij op basis van opdrachten, doelstellingen en normen effectieve en efficiënte gereedstellingsketens worden gerealiseerd. Met het toewijzen van middelen en het zorgdragen voor realiseerbare beleidsrichtlijnen vanuit de bestuurstaf worden Operationele Commando´s zo in staat gesteld hun opdrachten uit te voeren en 31
zorg te dragen voor operationeel gerede eenheden. Tijdens de studiedag werd intensief samengewerkt en een aantal onderwerpen uitgediept. De uitkomsten bieden daarbij voldoende aanknopingspunten voor de uitwerking van een Planning & Control cyclus tussen Bestuurstaf, de Defensiestaf en de Operationele Eenheden.
Allehens_02/06_P32 26-01-2006 16:51 Pagina 32
Nieuw reddingsmiddel ‘Jason Cradle’ in gebruik
Revolutionair trappetje Een man-over-boord-situatie en het redden van drenkelingen kan vanaf nu een stuk eenvoudiger worden opgelost. Het nieuwe reddingsmiddel ‘Jason Cradle’ maakt het bijna een ‘piece of cake’ om mensen uit het water te redden. Zelfs door één persoon en zonder de kans op rugletsel. Het geheim? Een simpel Tekst: Vanessa Strijbosch/Foto’s: Albert Vermeulen trappetje van kunststof ringen. Met een flitsende videodemonstratie begint op woensdag 14 december 2005 de officiële demonstratie van het nieuwe reddingsmiddel de ‘Jason Cradle’. Een eenvoudig ogend trappetje van kunststof ringen en roestvrijstalen pinnen en kabels wordt te voorschijn gehaald. Op het eerste gezicht lijkt het onwaarschijnlijk dat dit simpele apparaat in een handomdraai drenkelingen kan redden. Luitenant-ter-zee 2 Ad Edink, hoofd Zeemanschap op de Operationele School, gelooft stellig in het apparaat: “Dit is uniek en revolutionair in zijn soort. Het heeft als grote voordeel dat de drenkeling heel eenvoudig horizontaal uit het water getrokken kan worden.” In het verleden moesten daar minimaal twee redders aan te pas komen, die met veel moeite de drenkeling verticaal in de boot tilden. Stijve hoepel Het ingenieuze van de Jason Cradle is de manier waarop je hem uitrolt. Als je het achttien kilogram zware trappetje aan de ene kant oprolt, krijg je een compact apparaat niet groter dan één bij één meter. Als je de Cradle de andere kant uitrolt ontstaat er een stijve hoepel. Deze hoepel kan gemakkelijk horizontaal om de persoon in het water worden getrokken en biedt hem tegelijk bescherming. Daarna is het een simpel trucje om de drenkeling aan boord te krijgen: de redder hoeft enkel het einde van het trappetje naar zich toe te trekken en ‘rolt’ de drenkeling zo de boot in. Het gewicht wordt door de Cradle gehalveerd waardoor het naar binnen trekken zelfs door één persoon kan gebeuren. “Een mooi initiatief voor een stukje meer veiligheid op zee”, vindt de commandant NLBEOPS, kapitein-luitenant-ter-zee Jeroen Stricker. “Horizontaal uit het water halen is essentieel voor de hartfunctie van een drenkeling. Daarbij gaat dit tien keer sneller. Ook de tijd die een persoon in het water ligt, en daarmee de gevaarlijke afkoeling, is een stuk minder.” Ideaal De Jason Cradle is niet helemaal een nieuwkomer bij de marine, het reddingsmiddel is al eerder beproefd. Echter, toen is er geen gevolg aan gegeven. In februari vorig jaar pakte een nieuw team het verhaal rond de Cradle wederom op. Edink verzocht firma Datema, de verstrekker van Jason Cradle, om nog een keer een demonstratie te verzorgen. Het balletje ging rollen, vanaf maart vorig jaar kreeg de nautische dienst het reddingsmiddel in bruikleen en kon het in de opleidingen worden gebruikt. Sergeant-majoor ODND John Smit werkte als een van de eersten met de Cradle. Hij noemt het een ideale methode om een drenkeling op te pakken. “Vooral als de drenkeling bewusteloos is”, aldus de sergeant-majoor. De Cradle blijkt in de praktijk een multifunctioneel apparaat: het kan ook als boardingsladder worden gebruikt. “De functionaliteit zal er niet onder lijden”, benadrukt Ronald de Boer van firma Datema. Vanaf een groter schip kan de Cradle ook als stretcher worden gebruikt, die dan met hijsbanden door een kraan te water wordt gelaten. Inmiddels hebben alle marineschepen het vernuftige reddingsmiddel aan boord, maar is het nog niet daadwerkelijk in actie geweest. Aan de kades en sluizen wordt de Cradle ook al gebruikt, net als door de brandweer.
Allehens_02/06_P33 26-01-2006 16:51 Pagina 33
“Dit is uniek en revolutionair in zijn soort. Het heeft als grote voordeel dat de drenkeling heel eenvoudig horizontaal uit het water getrokken kan worden.”
33
Allehens_02/06_P34 26-01-2006 16:52 Pagina 34
Drie generaties Koninklijke Marine
Zo vader, zo zoon, zo kleinzoon Het spreekwoordelijke ‘de appel valt niet ver van de boom’ lijkt de familie Boerstra op het lijf geschreven. In 1950 zette Otto Boerstra (78) de trend toen hij voor onbepaalde tijd bij het Korps Mariniers tekende. In 1978 was het tijd voor een welverdiend FLO en droeg hij de vlag over aan zijn zoon, sergeant-majoor der mariniers Rob Boerstra (46). Op zijn beurt bracht Rob de liefde voor het marineleven ook weer over op zijn 21-jarige zoon Daniël, matroos 1 WDS. Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan… Tekst: Wiedeke Borgsteede/Foto’s: Familiearchief Voor de familie Boerstra was 10 november 2005 een mooi moment, toen de jongste Boerstra zijn twaalfweekse EMMV op Erfprins afrondde. Voor Daniël was het – net als voor zijn vader – een logische stap om bij de marine te gaan. “Je groeit ermee op. Van jongs af aan wist ik eigenlijk al dat ik ook bij defensie wilde.” Op zijn zestiende kwam hij van de mavo en hij was dus nog te jong om bij het korps te gaan, want dat was toch wel wat hij graag wilde. Daarom had hij zich voorgenomen om bij wijze van overlapping een jaar mbo Technische Informatica te gaan studeren. “Maar, als ik ergens aan begin, dan maak ik het ook af”, vertelt de jonge Boerstra stellig. Na vier jaar had hij zijn mbo-diploma op zak en wilde hij nog steeds graag bij de marine aan de slag. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik ook wel aan de luchtmacht heb gedacht”, bekent Daniël, “maar reëel gezien maakte ik bij de marine veel meer kans.” In eerste instantie gingen zijn gedachten toch weer naar het korps uit. “Alleen zou ik daar niet veel aan mijn technische opleiding hebben. Daarom heb ik bij de vloot gesolliciteerd. Nu doe ik Koninklijke Marine Technische School en stroom ik straks al door naar de rang van korporaal.” Een slimme keus, vindt zijn vader Rob: “Ik heb hem ook afgeraden om bij het korps te gaan, omdat hij al een vierjarige vakopleiding heeft afgerond. Ik adviseerde hem om eens bij de vloot te gaan kijken, omdat hij daar meer mogelijkheden zou hebben.”
terug, “Ik ben naar NederlandsIndië geweest, naar Nieuw-Guinea voor ruim drie jaar en de West… Daarbij heb ik ook nog heel wat gevaren.” Trots en vol liefde wijst hij naar zijn vrouw Jannie. “Maar ik kon dit alles alleen maar vol houden dankzij haar. Want ik was veel weg.” Kameraadschap Als Otto Boerstra terugblikt op zijn lange loopbaan als marinier, zijn er twee dingen die hem nog goed zijn bijgebleven. ”Marinier was geen beroep waar je rijk van werd”, zegt hij. “Ik kwam de week rond met een pakje shag en een rijksdaalder! Ik verdiende tweehonderdtien gulden in de maand. Tweehonderd ging naar Jannie en ik hield een tientje”, vertelt hij, terwijl zijn Jannie instemmend knikt. “Dat was denk ik in 1952. We waren al getrouwd en hadden een doch-
Toen Rob een klein jongetje was, riep hij al: “Later word ik net als papa!” Schilder of marinier? Voor zijn opa geldt een heel ander verhaal. Voordat Otto Boerstra in 1950 in dienst van de KM trad, diende hij eerst vier jaar bij de landmacht. Hij weet het zich nog goed te herinneren. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat ik bij het verzet. Daar deed ik diverse hand- en spandiensten, zoals het rondbrengen van pamfletten. Van daaruit ben ik in 1944 bij de Binnenlandse Strijdkrachten gegaan. Ik weet het nog precies, we hadden nog geen echte uniformen, maar droegen blauwe overalls.” Tijdens zijn vier jaar als soldaat zag de jonge Boerstra heel wat van de wereld: van Engeland tot Indië. Toen hij eind 1948 terugkwam in Nederland, was het de bedoeling dat hij het schildersbedrijf van zijn vader overnam. “Ik heb het geprobeerd, maar na het schilderen van 150 boerderijen wist ik dat het helemaal niks voor mij was”, vertelt hij lachend. “Ik wilde terug naar defensie”. Zo gezegd, zo gedaan en in 1950 trad hij in dienst bij het Korps Mariniers. Tijdens zijn carrière is de oude Boerstra op bijna elke denkbare marinekazerne geplaatst. “De Van Ghentkazerne, Doorn, Kattenburg, Curaçao”, denkt hij hardop
ter. Ik probeerde zoveel mogelijk te sparen voor ons huis, want ik woonde toen nog bij mijn ouders in.” In Nieuw-Guinea vond hij een goede manier om een extra centje bij te verdienen. “Daar kreeg je een gulden per dag voor het opruimen van oude explosieven, ongeacht hoeveel je er op een dag deed. Een geliefd bijbaantje hoor!” De kameraadschap is iets wat hij door de jaren heen nog altijd bijzonder vindt. “We waren écht kameraden van elkaar. Je zat vroeger van maandagochtend tot zaterdag 13.00 uur met elkaar op de kazerne. Dat schept een band. Met sommige kameraden heb ik tot op de dag van vandaag nog contact. Dat is toch uniek?” Zijn echtgenote vindt dat ook. Ook de mariniersvrouwen
34
Otto 17 jaar
Allehens_02/06_P35 26-01-2006 16:53 Pagina 35
gingen hecht met elkaar om. En nog steeds. “Al zien we elkaar de laatste jaren steeds meer op begrafenissen en in het crematorium”, betreurt Jannie, “Toch gaat iedereen die nog kan er naar toe. Om elkaar nog een laatste eer te bewijzen.” Zo vader… Reuze trots waren Jannie en Otto toen ze hoorden dat Rob goedgekeurd was voor het korps. “We sprongen een gat in de lucht”, glundert Jannie, “Dan weet je ook zeker dat hij goed gezond is.” Otto herinnert zich lachend: “Als klein jongetje riep hij al: ‘Later word ik net als papa’ en zie hier!” Sergeant-majoor der mariniers Rob Boerstra weet dat zelf inderdaad ook nog wel, al moet hij hier een kleine kanttekening bij plaatsen. “Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik oorspronkelijk een politiecarrière ambieerde, maar werd afgekeurd. Toen ik zeventien was, heb ik me laten keuren voor het korps en ik werd goedgekeurd. Waarom deze keuze? Tja, dat had mijn vader ook gedaan. Voor mij zat er ook meer inhoud in met betrekking tot uitzendingen, parachutespringen, veel zware trainingen. Dat sprak me aan”, vertelt Rob. ”Meer de actie hè”, knikt zijn moeder. “Daar hield hij altijd al van”. ”Het varen, dat sprak mij een stuk minder aan. Ik vind de grens van water en land best, maar niet alleen water of alleen land.” De oude Boerstra is het hier duidelijk niet mee eens. “Nou, dat varen heb ik altijd met heel veel plezier gedaan. Prachtig vond ik dat!” Niet voor niets is zoon Boerstra blij dat de tijden zijn veranderd. “Tot de jaren ’80 werden de mariniers nog geplaatst op schepen. Vergelijk het met de dekdienst van nu”, licht Rob toe. “Nu zie je dat niet meer echt. Ja, VDO’ers (vliegdekofficieren) of kikkers, die varen nog wel eens. Of er liften mariniers mee op de Rotterdam. Maar voor langere tijd, zoals mijn vader toen, dat zie je niet meer.” Op de vlucht voor schoenmaat 45 Een stukje mariniersmentaliteit heeft zijn vader hem wel meegeven. Rechtschapenheid, noemt Otto Boerstra het zelf. “Niet terugdeinzen voor je mening. Als je denkt dat je het recht hebt, het recht houden. Je houden aan bepaalde regels: op vaste tijden eten, op tijd thuis en geen losbandigheden zoals je nu soms ziet. Je verantwoordelijkheden nemen!” Vooral van dat laatstgenoemde punt was Rob zich al op jonge leeftijd bewust. Want als zijn vader van huis ging, kreeg hij als enige man opdracht om op zijn moeder en zus te passen. “En dat deed hij!”, lacht Jannie. “Als ik op zaterdag ging kaarten, ging hij met me mee zodat ik niet alleen hoefde te fietsen. Zat hij zoet de hele avond te wachten.” “Regelmaat, dat was bij ons erg belangrijk”, weet Rob nog goed. “Dat vond ik ook wel prettig en heb ik denk ik wel meegegeven aan mijn kinderen. En inderdaad, die regels… Al liep je daar als puber wel tegenaan… Letterlijk, ha ha! Ik ben wel eens in looppas de deur uitgerend om te ontvluchten aan schoenmaat 45…” Koude douche Ook (klein)zoon Daniël herkent de begrippen ritme, regels en regelmaat maar al te goed. “Mijn vader was vroeger vaak van huis voor zijn werk, dus je trekt dan automatisch meer naar je moeder toe. Daar groei je mee op, dat ben je gewend. Maar als mijn vader er wel was, dan liep het thuis wel wat strikter. Een ander regime zeg maar. Wat ik ook echt van mijn vader heb mee gekregen, is om alles uit te spreken. Recht voor zijn raap en niet eromheen praten. Zeggen wat je te zeggen hebt.” “Dat heb ik op mijn beurt weer van mijn vader meegekregen”, zegt de middelste Boerstra lachend. “Dat zit dan toch in
Diploma-uitreiking Daniël 10-11-05. Zoals vader Otto trots is op zijn zoon Rob, is vader Rob weer ontzettend trots op zoon Daniël. Doorn, maart 1978. Otto voor de laatste maal in zijn uniform, naast zijn zoon Rob, die zijn uniform nog maar net draagt.
Allehens_02/06_P36 26-01-2006 16:53 Pagina 36
Je houden aan bepaalde regels: op vaste tijden eten, op tijd thuis en geen losbandigheden zoals je nu soms ziet. Je verantwoordelijkheden nemen! het bloed!” Ook rechtvaardigheid maakte deel uit van de opvoeding van de jongste marinetelg uit de familie. “Als ik eens wat gedaan had en hij kwam erachter, dan werd ik ook ter verantwoording geroepen. Als ik het zelf had verknald, dan zorgde hij voor een passende straf. Maar had ik iets braafs gedaan, dan kreeg ik ook wel weer een complimentje.” Wat Daniël nog erg goed bij staat, is toen hij een keer als peuter zijn zin niet kreeg. “Ik ben toen enorm gaan blèren, dan zou ik mijn zin wel krijgen, dacht ik. Mooi niet dus. Geen resultaat. Ik werd onder de koude douche gezet en het schreeuwen hield gelijk op!” Zijn opa lacht hardop. “Datzelfde heb ik precies eens gedaan bij Rob!” Van Rob’s kant blijft het verdacht stil…
Jannie wacht op manlief Otto.
Toen en nu Daniël vindt de verhalen van zijn opa prachtig. “Toen mijn pa in dienst kwam, ging mijn opa eruit. Hij zit vol verhalen. Alles wat hij gedaan heeft in zijn leven, is hier bij de baas. Dat is wel grappig, als je hoort van toen en ziet hoe het nu is. Ik zat net op Erfprins, zei hij ‘Oh, daar heb ik ook nog iets gedaan...’ Dat was de NBCD-cursus. Die zit nu op de Nieuwe Haven, dat moest ik hem toen even uitleggen.” Als de middelste Boerstra kijkt naar de huidige organisatie en de tijd dat zijn vader nog in dienst was, ziet hij toch wel opmerkelijke
Op de Karel Doorman. Otto: “Ik was toen 9 maanden alleen naar Curaçao. De tweede van rechts is ook familie, dat is de broer van mijn echtgenote, Thijs Woudsma. Hij verliet het korps als adjudant der mariniers”.
36
Allehens_02/06_P37 26-01-2006 16:54 Pagina 37
Zuid-Celebes, in de stad Menado: schoolkinderen verwelkomden de soldaten met het lied "Piet Hein", zij zagen in die tijd zichzelf als de twaalfde provincie van Nederland.
verschillen. ”In de tijd van mijn vader zag je bijvoorbeeld een veel sterkere ‘top-down’–mentaliteit. Er was weinig tot geen ruimte voor meedenken en je deed wat er gezegd werd. Nu zie je dat iedereen veel meer zijn ei kwijt kan. Als je als marinier, korporaal of sergeant bepaalde ideeën hebt, kun je die kwijt. Er is altijd ruimte voor een goed uitvoerbaar voorstel. Dat was toen niet denkbaar.” Ook de arbeidsvoorwaarden zijn een stuk vooruitgegaan. “Mijn tweelingbroertje is overleden toen hij negen maanden was. Mijn vader moest alle overlijdenspapieren in orde maken, maar vrij krijgen daarvoor? Welnee! ‘Dat doe je maar in je eigen tijd’, werd hem gezegd. Gelukkig zou zoiets vandaag de dag niet meer mogelijk zijn. Stel je voor zeg.” Visstick en dennenboom Een grootvader en vader bij het korps, een (klein)zoon bij de vloot… Kan dat in één familie? “Ik word inderdaad wel eens geplaagd”, geeft Daniël toe. “Dan zeggen ze ‘hé vlootje’ of ‘visstick’. Waarop ik gewoon zeg ‘Ach, houd je mond, dennenboom’. Of een andere keer zeg ik gewoon tegen mijn vader ‘Ach pa, ik draag nu al meer goud dan jij’”, vult Daniël lachend aan. Toch weet hij best dat zijn opa en zijn vader trots op hem zijn. Dat is hij zelf ook. “Ik vind het erg mooi dat ik de derde generatie bij de marine ben. En al zeggen ze het niet vaak, ik weet best dat ze wel trots zijn op ‘het vlootje’. Het is gewoon te gek om een familietraditie te kunnen
voortzetten. De Koninklijke Marine is een breed bedrijf en ik kan hier goed mijn ‘technische’ ding doen. Kijk, mijn vader is een echte organisator en marinier in hart en nieren, maar laat mij maar lekker met techniek bezig zijn.” Als het even kan, hoopt Daniël bij de onderzeedienst aan de slag te gaan. “Zo’n onderzeeboot is relatief klein en het lijkt me erg uitdagend om daar te werken. In de wapentechnische dienst uiteraard! Maar eerst deze opleiding afmaken!”, neemt hij zich voor. Wordt er nu veel over het werk gepraat, als de generaties Boerstra samen zijn? “Natuurlijk vragen we altijd hoe het gaat op het werk, want we zijn op allebei hartstikke trots”, vertelt Jannie Boerstra. Rob: “Ik merk dat Daniël en ik nu meer dezelfde taal spreken als we het over het werk hebben. We hebben ook meer contact dan voorheen, meer raakvlakken. Kijk, ik heb nooit samen met mijn vader gediend, ik vind het mooi dat Daniël en ik dat wel gaan doen. Dat we elkaar nog tegenkomen binnen de organisatie.” ‘De vrouw maakt de marinier’, is een typische mariniersspreekwoord, waar Rob graag nog even bij stil wil staan. “Een goed thuisfront is wel zo belangrijk in dit vak”, licht hij toe terwijl hij naar zijn moeder kijkt. “Zowel als echtgenoot, als zoon. Het werken binnen de Koninklijke Marine en het Korps Mariniers is geen baan, maar een manier van leven. Dat moet je partner ook absoluut realiseren.” Jannie knikt. “Maar weet je wat dan weer de moeilijkste tijd is voor een mariniersvrouw?” lacht ze. “Als je man stopt met werken en weer thuis komt!”
Allehens_02/06_P38 26-01-2006 16:55 Pagina 38
Gedragscode springen munitie Noordzee
Mokbaai ontdaan van erfenis van de oorlog De Mokbaai op Texel is weer vrij van munitie. In 2002 en 2003 – tijdens het op diepte brengen van een gedeelte van de zwaaikom in de Mokbaai bij de Joost Dourleinkazerne – werden in de bodem grote hoeveelheden oude munitie aangetroffen. Na drie jaar is in december 2005 de Mokbaai schoon overgedragen aan de commandant van het Facilitaire Steunpunt Texel, majoor der mariniers Aad van Gils. Dit gebeurde door de Directeur Materieel van de Koninklijke Marine bij de Defensie Materieel Organisatie, schout-bijnacht Pim Bedet. Een tweede bijzonder ‘munitiemoment’ volgde enkele dagen later, toen de gedragscode Tekst: Wiedeke Borgsteede/Foto’s: archief DDG ‘Springen munitie Noordzee’ officieel van kracht ging.
Allehens_02/06_P39 26-01-2006 16:56 Pagina 39
Bijna heel 2005 stond in het teken van het munitievrij maken van de Mokbaai. In tien maanden tijd werd alle oude, daar ooit gedumpte, munitie door middel van baggeren uit de baai gehaald. Eerst werd het gebied magnetometrisch in kaart gebracht. Hierbij werden verstoringen van een magnetisch veld gemeten, wat duidt op de aanwezigheid van ferro metalen – zoals bijvoorbeeld ijzer. Hieruit bleek dat er zes grote verstoringen aanwezig waren, wat de aanwezigheid van grote explosieven of geclusterde kleine explosieven kon betekenen. Aan de hand van deze metingen is door de Duik- en Demonteergroep (DDG) het advies gegeven om het project Mokbaai op te starten. Op 7 februari 2005 begon het explosievenopsporingsbedrijf Van den Herik met het onderzoek. Opmerkelijk was dat in het begin munitie gevonden werd op plaatsen waar geen munitie gemeten was! Noodzaak dus om opnieuw te gaan meten. Uit de nieuwe metingen bleek dat er weinig metaal in de bovenste laag slib zat en dus – gelukkig – weinig explosieven. Vervolgens werd de bovenste sliblaag van 2,5 meter weggebaggerd en opnieuw werd er een magnetometrische scan gemaakt. Met deze scan werd in kaart gebracht waar de explosieven precies lagen. Bij grote uitslagen kwamen de duikers van de Duik- en Demonteergroep in actie om de objecten boven water te halen. Bij kleine verstoringen, die duidden op losse granaten, werd het slib opgebaggerd en gezeefd, zodat de granaten overbleven. Demonteren of… Het explosievenopsporingsbedrijf Van den Herik voerde de elektromagnetische scans en het baggeren uit. De uiteindelijke ruiming van de explosieven was een taak voor de Duik- en Demonteergroep. Kapitein-luitenant-ter-zee Ad Sepp, het hoofd van de Duik- en Demonteergroep, licht het proces toe: “Het ruimen van de munitie gebeurde als volgt; eerst werd de aangetroffen munitie op een werkponton in de Mokbaai ‘gedepatroneerd’. Zo creëer je namelijk een zo goed mogelijke en milieuvriendelijke oplossing voor het vernietigen van deze munitie. Daarna werden de granaten in vaten verpakt en via gecontroleerde vernielingsladingen op zee tot ontploffing gebracht. De hulzen met de uitdrijflading werden leeg gemaakt en de grote hoeveelheden ‘pijpenkruit’ werd voor verbranding afgevoerd.” Hierbij werkte de DDG ook samen met de Landmacht, vooral bij het controleren en verbranden van het kruit. Sepp vervolgt: “Als dat gedaan was, was het tijd om de hulzen van de ontstekingsmiddelen te doen en nogmaals te controleren om vervolgens met een minimum aan springmiddelen te vernietigen. Het enige wat overbleef is als schroot afgevoerd naar de Hoogovens.” Sepp merkt op dat veel munitie in dermate slechte staat was, dat het niet kon worden gedemonteerd. “Zo werden de granaatkoppen met een duikvaartuig afgevoerd om op zee te laten ploffen.” In totaal is tijdens de werkzaamheden 75.000 m3 los slib weggebaggerd en zijn er 5.331 stuks niet-gesprongen explosieven geborgen plus 359 kg los rookzwakbuskruit. Hiermee was het een van de grootste munitieruimingen in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog.
jaar is de Mokbaai eindelijk ontdaan van haar erfenis van de oorlog. De historisch interessante vondsten zijn geschonken aan musea op Texel. Gedragscode ‘Springen munitie op Noordzee’ Vanaf woensdag 9 december is ook de gedragscode ‘Springen munitie op de Noordzee’ eindelijk officieel. Vooral vanuit het oogpunt milieu belangrijk, want in de procedure is onder andere het ontploffen van explosieven op de Noordzee in relatie tot de milieubelasting beter vastgelegd. Het zonder meer tot ontploffing brengen van munitie is nu verleden tijd. Met deze gedragscode is met name Floris Groenendijk, directeur van Stichting De Noordzee, erg blij. Immers, deze onafhankelijke milieuorganisatie functioneert als advocaat van de zee en het ontploffen van munitie heeft altijd gevolgen voor het ‘zeeleven’. Jan Vredenburg is milieucoördinator CZSK en initiatiefnemer van de gedragscode. Hij vertelt dat het idee niet uit de lucht is komen vallen. “Het was vaak gewoonte om onontplofte munitie op zee te laten ontploffen, waarbij de procedures meer op de veiligheid dan op milieugevolgen waren gericht. Door de gedragscode is daar een betere balans in gevonden.” De directeur van Stichting De Noordzee vult hem aan. “Wij zijn hier erg blij mee. Helemaal omdat je hiermee twee vliegen in een klap vangt: een stukje nationale veiligheid en natuurlijk het milieu.” Als hoofd van de DDG heeft Sepp zich ook nauw bezig gehouden met de invulling van de gedragscode. “We hebben duidelijke regels opgesteld en precies het proces omschreven hoe we omgaan met afvoeren van niet-gesprongen explosieven. Ook staat er precies omschreven waar munitie gesprongen kan worden en in welke hoeveelheid.” Marine en milieu zijn beide blij over de totstandkoming van een gedragscode voor het tot ontploffing brengen van niet-gesprongen munitie op de Noordzee. Er is een belangrijke brug geslagen tussen defensie en de milieubewegingen Stichting Noordzee en de Waddenvereniging.
Gedumpt Overigens ging het bijna uitsluitend om 105 mm luchtartilleriegranaten (lichtgranaten en brisantpantsergranaten) van Duitse makelij uit de Tweede Wereldoorlog. Ze waren niet verschoten en een deel werd zelfs keurig in de nog intacte munitiekisten aangetroffen! Een ander deel van de vondst betrof ankers en onderdelen van loodsen. Ook de restanten van drie watervliegtuigen werden bovengehaald. Deze waren in de periode 1940-1943, toen de Mokbaai een vliegkamp was, in brand geschoten. Een deel van de toestellen is destijds al geborgen. “Al met al lijkt het er sterk op dat aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de bezettende troepen hun voorraden in de Mokbaai hebben gedumpt”, vermoedt Sepp, “Dit om te voorkomen dat het materiaal in geallieerde handen zou vallen. Na zestig
39
Allehens_02/06_P40 26-01-2006 20:42 Pagina 40
Vertrekkende Belgische admiraal ziet goede toekomst voor ABNL
“Meer samenwerking biedt Hij zal Nederland zeker missen. Misschien nog wel het meest omdat hij de voltooiing van de verdere integratie tussen zijn Belgische en de Nederlandse marine – die het komend jaar gestalte moet krijgen – niet meer meemaakt in actieve dienst. “Tot een algehele samenvoeging zal het, denk ik, niet komen. Wij zijn immers veel kleiner; hebben geen onderzeedienst en geen Korps Mariniers. Maar voor de fregatten en de mijnendienst voorzie ik een goede toekomst. We hebben niet voor niets een tiental NH-90’s en twee Nederlandse M-fregatten gekocht”, zegt flottieljeadmiraal Willy Goethals, commandant van de Marinecomponent en de vertrekkende tweede man bij de Admiraal Benelux (ABNL). Hij is nu, zoals dat zo mooi heet, op rust en wordt opgevolgd door flottieljeadmiraal Jean Paul Tekst: Evert Brouwer/Foto’s: CAVDKM Robyns.
40
Allehens_02/06_P41 26-01-2006 16:57 Pagina 41
meer voordelen” Het is hem gegund dat de weersomstandigheden in de laatste week van zijn loopbaan redelijk waren. Admiraal Goethals nam zowel in het hoofdkwartier van de component Marine te Brussel als in thuishaven Zeebrugge afscheid en gaat met leeftijdsontslag. “Brussel moet nu eenmaal, maar die elf kanonsschoten in de haven wil ik horen”, zegt hij met een brede glimlach om de lippen. De inkt van de handtekening voor de overname van de Multipurposefregatten Hr.Ms. Karel Doorman en Hr.Ms. Van der Zaan is nog niet eens droog op het moment van het gesprek. Goethals is kleiner dan hij oogt vanaf de marinesite van onze zuiderburen. Geen familie van de even beroemde als flamboyante trainer van de Rode Duivels (het Belgisch voetbalteam), “Maar ik heb wel een naaste die trainer is geweest van KV Kortrijk. De naam Goethals komt nu eenmaal veel voor in België.” In de speech, waarmee hij bezig is op het moment van het gesprek, blikt de Belgische vlagofficier nadrukkelijk terug op de laatste vier jaar. “Ik ben hier in oktober 2001 gekomen. Dus vlak na 9-11, een datum die ook het gezicht van de marine heeft veranderd. De nadruk, ook voor ons vlootverband, ligt nu veel meer op het bestrijden van het internationale terrorisme, counter-drugs operaties, asymmetrische dreiging. Force protection was in feite nog nooit beoefend.” Admiraal Goethals beroept zich er wel op een primeur op zijn naam te hebben. Met een ondeugende blik in de ogen: “In 1992 voeren we met BNS Westhinder in opdracht van de WEU-operatie ‘Sharp Guard’ bij voormalig Joegoslavië. De Veiligheidsraad had net beslist dat vanaf oktober schepen mochten worden geboard. Een Duits fregat had een verdacht schip gevolgd, waarna de Italianen het overnamen. Toen het schip in onze sector kwam, heb ik aan ‘Brindisi’ gevraagd of we aan boord mochten gaan. Ik heb als commandant het ‘si, si, si’ als een bevestigend antwoord opgevat. Dat was dus eigenlijk niet de bedoeling.” Halfweg Terug naar Nederland, waar hij als jong officier al eens vier jaar verbleef. Luitenant-ter-zee Goethals vervult dan de functie van systeemingenieur bij het Centrum voor Automatisatie van Wapenen Commandosystemen van de Koninklijke Marine in Den Helder. Hij is er verantwoordelijk voor de hardware-software integratie van het wapen- en commandosysteem van de (vier) E-71 fregatten. Hij heeft er zeer goede herinneringen aan. “We waren toen meer geïntegreerd in Den Helder dan nu. De kinderen gingen hier naar school en ik hoefde niet, zoals in de afgelopen periode, veel te reizen. Voor uw marine schijnt de zon in Den Haag, voor mij in Brussel.” In de Belgische hoofdstad heeft admiraal Goethals zich een warm pleitbezorger getoond voor de verdere integratie van de beide vloten. “We zijn nu halfweg”, schetst hij. “We hebben het geluk dat we als buren zo goed bij elkander passen. Bij de samenwerking tussen twee marinecomponenten is een aantal voorwaarden bij ons zeer goed ingevuld. Achter wapensystemen zit immers altijd een politieke en industriële achtergrond. Bij mij bestaat de indruk dat zowel Nederland als België inzien dat er alleen maar voordelen zijn te behalen, al worden alle beslissingen nog altijd nationaal genomen. Bovendien bestaat er in ons land nauwelijks scheepvaartindustrie,
Allehens_02/06_P42 26-01-2006 16:57 Pagina 42
“We hebben het geluk dat we als buren zo goed bij elkander passen”
behoudens een herstelbedrijf in de Antwerpse haven. En dan nog: De Schelde is gevestigd in Vlissingen, dus vlakbij de grens. Als we dan gezamenlijke opdrachten beogen, vormt het geen kunst om een deel van het werk in België uit te besteden.” Vooralsnog hoeft de Zeeuwse havenstad niet te rekenen op grote orders. Immers, zo constateert Goethals zuinigjes, de regering heeft de prioriteit gelegd bij de Landcomponent dat negentig procent van het budget opslokt voor ‘wederuitrusting’. “Dat terwijl onze E-71 fregatten (BNS Wielingen en BNS Westdiep) dringend moesten worden vervangen. We hadden gehoopt op 2013, maar dat gaat dus niet door. Gelukkig hebben we van minister Flahaut toestemming gekregen de twee Nederlandse M-fregatten over te nemen, waarmee we meekunnen in het hele geweldsspectrum van de NAVO. Er is wel meteen gezegd dat er dan voorlopig geen claim wordt gelegd op de aanschaf van een nieuw transportschip. De voorkeur wordt er aan gegeven het vervoer van materieel over zee uit te besteden.” De twee aangekochte Nederlandse schepen moeten nog minimaal vijftien jaar mee na een stevige opknapbeurt. “Het lijkt me dan zaak dat Nederland en België op termijn om de tafel gaan zitten om in de toekomst nieuwe schepen te bouwen. Dat kan bijna niet anders, omdat we nu al samen doen met de mijnenjagers in de beide ‘Standing NATO Response Force Mine Counter Measure Groups’ en we hebben gemeenschappelijke fregatten. Het volgend jaar wordt daarvoor zeer belangrijk. Dan wordt vastgelegd hoe we de komende jaren nog kosteneffectiever kunnen samenwerken. Nu is er bijvoorbeeld weinig synergie op de Opschool tussen de cursisten voor de E-71 en de Nederlandse fregatten. Vooral in operationele, technische en logistieke opleidingen valt nog veel winst te halen.”
Nucleair De plaatsvervangend commandant ABNL maakt na tien jaar vast deel uit van de Admiraliteitsraad, een in de ogen van Goethals plezierige bijkomstigheid van het oprichten van de Operationele Commando’s
(OPCO’s). “Toen ik hier kwam, was er een maandelijkse bijeenkomst. Vice-admiraal Van der Aa, de toenmalige commandant Zeemacht Nederland, heeft me bij het wekelijks directieberaad gevraagd. Daarmee konden ook wij meer inbrengen in ons streven gezamenlijke objectieven te halen. De Belgische marine is weliswaar achtmaal kleiner dan de Nederlandse, maar is wel evenwaardig. Om dat te bereiken, moet je elkaar wel goed verstaan. We zouden op deze manier nooit kunnen samenwerken met Frankrijk. De kanons voor de E-71-klasse zijn van Franse makelij, dus daar zijn destijds de artilleristen opgeleid. Hun manier van werken is volstrekt anders, dus uiteindelijk bleek dat niet te gaan. De Fransen beschikken daarnaast over nucleaire onderzeeboten. Ze zullen dus te allen tijde hun eigen haven mijnenvrij willen houden met eigen middelen.” De coöperatie met andere landen ligt dus niet voor de hand. Wel is het ABNL-model aangeboden aan de nieuwe NAVO-landen. “Bulgarije en Roemenië hebben er wel naar gekeken. Dat heeft nog niets opgeleverd, omdat het soevereiniteitsprincipe van de landen verdere stappen nog in de weg ligt.” Binnen de Nederlands-Belgische samenwerking is dat heus ook wel eens het geval. “Bij het afvaardigen naar operaties nemen de regeringen hun eigen beslissing”, onderlijnt de admiraal. “Toch zijn ook daar positieve ontwikkelingen. Denk maar aan de plaatsing van een van onze helikopters op het stationsschip in de West. Ik heb de hoop dat er volgend jaar een Belgisch fregat wordt toegevoegd aan Task Force-150 in de Arabische Golf.” Niets dan lof dus over de ABNL dus van de admiraal, die soms een tikje jaloers is op de Nederlandse bevelsstructuur. “De productgerichtheid van de Nederlandse krijgsmacht, dat vind ik het mooiste. Hier is de Commandant der Strijdkrachten (CDS) de spil. Wij kennen vier componenten (land, lucht, marine en medisch). Onze Chief of Defence Staff (CHOD), generaal August van Daele, heeft minder verantwoordelijkheid dan de OPCO’s hier.” De Belgen hebben overigens in 2002 al de fase meegemaakt die de Nederlandse krijgsmacht nu overkomt. “Het meer ‘purper’ worden heeft zo zijn voordelen, ook voor onze samenwerking. Onze paracommando’s trainen samen met de mariniers op Texel. Drie jaar geleden waren amfibische operaties bij ons onbespreekbaar. De inzet in Afrika heeft echter uitgewezen dat ook onze krijgsmacht daarmee te maken kan krijgen.” Nu dat continent is genoemd, ziet Goethals nog meer mogelijkheden tot samenwerking. “Afrika neemt een centrale positie in onze politiek in, meer dan in Nederland. Ik verwacht daarin echter bij u ook een verschuiving. Europa zou zich in mijn ogen meer moeten concentreren op dat continent. Een evenwichtig Afrika is van levensbelang voor Europa. Daar kunnen we zonder dwingend te zijn voor een goede politieke ontwikkeling zorgdragen.” Ook daar kunnen België en Nederland meer naar elkaar toegroeien, met ABNL als klinkend voorbeeld. Al is de samenwerking nog steeds voor verbetering vatbaar. “Er is heel wat werk te verrichten en dat moet echt volgend jaar gaan gebeuren.” De overtuiging in zijn woorden ebt even weg. Is er bij de admiraal echt wel voldoende vertrouwen in een verdere samenwerking tussen de Belgische en Nederlandse marine? “Nee, dit was geen hapering van mij. Het is voor mij persoonlijk slechts teleurstelling dat ik de vorderingen niet meer van nabij meemaak.”
42
Allehens_02/06_P43 26-01-2006 16:58 Pagina 43
AOOTDW F.J. Kellner,
MATR 1 LDV M.H.M. Mensen,
MATR 1 ODVB V. van Rijn,
AOOODVB A.J. Kerpershoek,
MARN 1 ALG C.M.R. Peters,
MATR 1 LDV R.J.W. Schuurman,
Bevorderingen:
AOOLDA B. Timmermans,
MATR 1 LDV L. Rus,
MATR 1 ODOPS M. Sinke,
KLTZ VLOP ds. J. Mooij,
AOOWDV E.J. van Trierum,
MATR 1 ODVB N. van Santen,
MATR 1 TDW E. Stroetenga,
KLTZE I.J.C. van Pamelen-
SMJRWDE C.J. de Bruijn van
MATR 1 OD E.E. Waalewijn,
Speciale dienst tolken H. Bunyadi,
Hollenberg,
Melis en Mariekerke,
MATR 1 LDGB S. M. van
Speciale dienst tolken F. Dehjar.
LTZE 1 ing. I.T.H. Jorna-van
SMJRMARNALG J.A. den Dekker,
Zandbeek
Rijswijk,
SMJRWDS M.A.M. Dudink,
MATR 1 OD R. Zwagemaker,
LTZ 1 E.B. Oude Wolbers,
SMJRWDV W.M.B. ten Haaf,
MATR 2 OD A. Koens.
LTZ 2OC H. Donker,
SMJRBDAV J.R. Koopman,
LTZT 2OC A. de Graaff,
SMJRMARNALG P.J.H. van Lith,
Dienstverlaters:
E.C.M. Beaart, 11,
LTZ 2OC R. Hondema,
SMJRTDV R.C. Schaap,
AOOWDW J.J.G. van den Bogert,
J.M. van de Graaf, 11,
LTZE 2OC R.A.M. van
SMJRBDMZKT B.A. van Tienen,
AOOMARNALG P.A. Bosman,
A.A. Prins, 9,
Scherpenzeel,
SMJRMARNVB R.W. Tijdeman,
AOOTDW W.F.T. Bouwman,
F.H. Nijhuis, 8,
LTZ 2OC A.C. Tijben
SMJRMARNALG J.P.B. Wiekart,
AOOODND W. Bruggeman,
E.P.M. Ruitenburg, 8,
LTZSD 2OC ir. H.A. van Waas
SMJRTDW T. Willemsen,
AOOMARNALG H.P. Deira,
M.J.F. Kesteren, 6,
LTZT 2 ir. R.A. Bolt
SMJRMARNALG J.P. van
AOOTDV F.A. van de Goor,
T. de Puit, 6,
LTZ 2 ing. R. Bruinsma,
Zwolgen,
AOOLDA J. de Groot,
J. Schrijver, 5.
LTZSD 2 mr. L.C.L. Bults,
SGTMARNALG R. Boudewijn,
AOOBDMZKT J.H. Hegi,
LTZ 2 J.R. Evertz,
SGTMARNVB D. van Dokkum,
AOOODVB C.J. Klein Meulekamp,
Dienstverlaters:
LTZT 2 ir. J.M. Postma,
SGTBDMZKT R.J.M. Dols,
OPPGSMKR J.A. van Veen,
Ir. J.G. Lengkeek,
ELNTMARNS ing. M.P. van
SGTTDE D.K. Ganga,
AOOLDA W.G.F. Völker,
Ir. P.F. van Terwisga,
Westerop.
SGTMARNALG J. Jilesen,
SMJRLDV J.B.M. Goldewijk,
Ir. H. Pit,
SGTMARNVB D. Kuiper,
SMJRLDV D. den Heijer,
Drs. B.J. Vermeulen,
Dienstverlaters:
SGTODOPS J. de Raaff,
SMJRTDV A.J. van den Hurk,
M. du Preez,
LTZ 1 VLAM, drs. Ing. P.M.
SGTMARNVB E.P. Stoter,
SMJRWDW P.A.M. Meuwese,
C.M. van Dorp,
Scherrenburg
SGTMARNALG A.L. van Wely,
SMJRTDW T.P.T. Rosier,
J.C. van Duijn,
LTZ 1 mr. L.N.B. Walrave,
SGTMARNVB P.J. Wildeboer,
SMJRBDVMEL R.J.J. Schrander,
C. Haasnoot,
LTZT 2OC H.F.W. Klok,
SGTODOPS J.J.P. Zwetsloot,
SMJRMARNALG A. Zwarteveen,
J.C. Jager,
LTZE 2OC C.F. van Mierlo,
KPLTDW F.A. Drogt,
SGTWDS J. Haagsma,
A.H. Noors,
ELNTMARNS J.C.G. Braam,
KPLTDW J. Fekkes,
SGTMARNALG A. de Ligt,
E.J.A. Visser,
LTZW 2 M.D.P. Duijkers,
KPLMARNALG J.G. Herman,
SGTLDA J.M. Wijtsma,
E.L. Drost,
LTZW 2 E.J.P. Schelling,
KPLTDW M. Hulshof,
KPLTDW D.H. van Bruggen,
J.W. Kikkert,
LTZ 2 A.P. Wielders
MATR 1 OD T.D.T. Berends,
KPLWDV J. Godefrooi,
S.C. Gomes,
Officier speciale dienst tolken
MATR 1 OD T. van Diggelen,
MARN 1 ALG R.P. van Duinen,
W.G.H. Rimmelzwaan,
R. Vasseghi.
MATR 1 LDGB P.J. van Dijken,
MATR 1 LDV G. Emmelkamp,
J. Schutten.
MATR 1 TDW D. Heukels,
MATR 1 LDGD A. Hoekstra,
MATR 1 ODVB H. van ‘t Hof,
MATR 1 WDS T.M. in ‘t Hout,
Bevorderingen:
MATR 1 LDGB D. Hoppers,
MATR 1 BDWSR D.V. Jansen,
Senior onderhoudstechnicus
AOOBDMZKT J.A. van Aalst,
MATR 1 LDV H.J. van Katwijk,
MATR 1 LDA D.P. Maijer,
Wouter Rotgans.
OFFCIEREN
ONDEROFFCIEREN
BURGERS Bevorderingen: Mr. C.M. van Gulpen, 13,
43
IN MEMORIAM