STUK 428 (2010-2011) – Nr. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2010-2011
30 SEPTEMBER 2010
BELEIDSPLAN LOKAAL SOCIAAL BELEID 2010-2015
1062
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
2
Inhoudstafel I.Inleiding........................................................................................................... 1.1. Implementatie van een Vlaams decreet...................................................... 1.2. Brussels scenario klinkt anders dan in Vlaanderen.................................... 1.3. Regierol van de VGC................................................................................. 1.4. Lokaal Sociaal Beleidsplan als leidraad..................................................... 1.5. Participatie................................................................................................ 1.6. Naar een zorgzame samenleving................................................................
p. 4 p. 4 p. 4 p. 4 p. 5 p. 5 p. 5
II. Omgevingsanalyse ......................................................................................... 2.1. Waarom een omgevingsanalyse?................................................................ 2.2. Onderdelen van een omgevingsanalyse...................................................... 2.2.1 Analyse van de eigen organisatie..................................................... 2.2.2. Analyse van de medespelers en actoren........................................... 2.2.3. Analyse van de brede en directe omgeving waarin het lokaal sociaal beleid zich afspeelt............................................................... 2.3. Participatie................................................................................................ 2.4. Doelgericht te werk gaan........................................................................... 2.5. Globaal én per zone..................................................................................
p. 6 p. 6 p. 7 p. 7 p. 7
III. Beleidsuitdagingen Lokaal Sociaal Beleid 2010 -2015................................... 3.1. Naar een coherente samenwerking – SD1: De VGC streeft in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid naar een constructieve samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap enerzijds, de 19 gemeenten en OCMW’s anderzijds, en naar een toenadering tot de andere beleidsniveaus................................................................ 3.1.1. Samenwerking en toenadering tussen de VGC en de andere beleidsniveaus.......................................................................... 3.1.2. Operationele doelstellingen...................................................... 3.1.3. Instrumentarium...................................................................... 3.2. Investeren in een zonaal welzijnsoverleg – SD2: Het belang van een zonaal welzijnsnetwerk........................................................................ 3.2.1. Het belang van een integraal zonaal welzijnsnetwerk............... 3.2.2. De Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad als kernpartner en trekker van het zonaal welzijnsoverleg................................ 3.2.3. Samenwerking met Franstalige partners................................... 3.2.4. Operationele doelstellingen...................................................... 3.2.5. Instrumentarium...................................................................... 3.3. Laagdrempelig en toegankelijk aanbod van welzijnsvoorzieningen - SD3: De VGC zet in op een versterking van het aanbod en de toegankelijkheid van diensten waar hulpvragers terecht kunnen.......... 3.3.1. Een geïntegreerd dienstverleningsnetwerk................................ 3.3.2. Toegang tot de sociale grondrechten........................................ 3.3.3. Een kwaliteitslabel rond onthaal..............................................
p. 9
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
p. 7 p. 7 p. 7 p. 8
p. 9 p. 10 p. 10 p. 11 p. 11 p. 11 p. 11 p. 11 p. 12 p. 12 p. 12 p. 12 p. 13 p. 13
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 3.3.4. Werking van het Onthaalpunt.................................................. 3.3.5. Naar een grotere zichtbaarheid van de dienstverlening en het opsporen van blinde vlekken in het welzijnsaanbod................. 3.3.6. Operationele doelstellingen...................................................... 3.3.7. Instrumentarium...................................................................... 3.4. Naar een integraal beleidsplan welzijn – SD4: Het verhogen van de betrokkenheid van alle actoren in het Lokaal Sociaal Beleid............... 3.4.1. Een welzijnsbeleid gericht op inclusie....................................... 3.4.2. Een geïntegreerde visie op sociaal beleid in Brussel.................. 3.4.3. Operationele doelstellingen......................................................
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
3 p. 13 p. 14 p. 15 p. 15 p. 16 p. 16 p. 16 p. 16
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
4 I. INLEIDING 1.1. Implementatie van een Vlaams decreet
De implementatie van het Vlaams decreet Lokaal Sociaal Beleid gaf binnen de Vlaamse lokale besturen aanleiding tot het opzetten van nieuwe samenwerkingsprocessen tussen OCMW- en gemeentebesturen. Uit een bevraging bij de lokale mandatarissen en medewerkers van OCMW- en gemeentebesturen bleek dat het bevorderen van de samenwerking als belangrijkste effect gezien werd van het decreet Lokaal Sociaal Beleid. In eerste instantie zette de opmaak van een gedragen Lokaal Sociaal Beleidsplan aan tot een toegenomen overleg op inhoudelijk vlak tussen mandatarissen en medewerkers van de beide besturen. 1.2. Brussels scenario klinkt anders dan in Vlaanderen Wat geldt voor de Vlaamse steden en gemeenten, geldt echter niet zomaar voor Brussel. Artikel 2 van het decreet Lokaal Sociaal Beleid stelt dan ook uitdrukkelijk dat het decreet niet van toepassing is in de gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Bestuurlijk is Brussel een complex gegeven maar ook de dagelijkse realiteit is niet eenvoudig vergelijkbaar met die van Vlaanderen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt territoriaal samen met de 19 gemeenten van het Brussels hoofdstedelijkgewest. De 19 Brusselse gemeente besturen en OCMW’s vormen samen het lokale bestuur en voeren een eigen beleid inzake de noden van hun inwoners. Waar in de Vlaamse steden en gemeenten de samenwerking en wisselwerking tussen het gemeentebestuur en het OCMW vanzelfsprekend en duidelijk is, ligt dit in Brussel toch enigszins anders. Brussel telt drie gemeenschapscommissies met daaraan verbonden bevoegdheden. De Brusselse OCMW’s ressorteren onder de bevoegdheid van de GGC. De Brusselse lokale besturen zijn bij wet tweetalig en hebben een verantwoordelijkheid voor beide taalgemeenschappen. De VGC wil de bestaande contacten met de Brusselse OCMW’s in kaart brengen, bestendigen en versterken. Tijdens de huidige legislatuur gaat het VGC-College dus het engagement aan de relatie met de Brusselse OCMW’s gevoelig te verbeteren. Samenwerking met de OCMW’s is onontbeerlijk om tot een gedragen Lokaal Sociaal Beleid in Brussel te komen. 1.3. Regierol van de VGC Om de doelstellingen van het voornoemde decreet in Brussel te realiseren sluit de Vlaamse Gemeenschap een overeenkomst af met de VGC waarin de VGC een regierol krijgt toebedeeld. Als VGC kiezen we er voor om zowel procesmatig als inhoudelijk een rol in het lokaal sociaal beleid te spelen. Enerzijds willen we als regisseur van het lokaal welzijnsbeleid een gunstig klimaat scheppen voor alle lokale welzijnsactoren. Anderzijds willen we als lokale actor ten volle meewerken aan projecten die mensen die het nodig hebben, meer en betere kansen geven. Daarbij hopen we dat een groot engagement zich ook vertaalt in een duidelijke samenwerking en afstemming. Via de Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid kan de VGC duidelijk uiting geven aan haar regierol en actief inzetten op een verhoging van de draagkracht van het Lokaal Sociaal Beleid. Belangrijk aandachtspunt is hierbij de gedragenheid van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. De VGC moet, in samenspraak met de partners, kiezen voor een visie rond Lokaal Sociaal Beleid en deze duidelijk communiceren naar de beleidsniveaus en het middenveld. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
5
Vandaag vinden mensen nog onvoldoende de weg naar de juiste hulpverlening, is informatie soms weinig toegankelijk en is de dienstverlening soms ontoereikend. Mensen die kwetsbaar zijn, mensen die minder kansen hebben, worden hier vaak mee geconfronteerd. Zij verdienen extra aandacht en stimulans. Door een betere afstemming van de dienst- en hulpverlenende instanties in Brussel, wensen wij hen meer kansen te geven op een volwaardig leven. Dit komt uiteindelijk niet alleen hen maar de gehele stad ten goede. 1.4. Lokaal Sociaal Beleidsplan als leidraad De VGC, de gemeentebesturen en OCMW’s, alsook het middenveld van verenigingen en het vrijwilligerswerk, bundelen de krachten om tot een coherent Lokaal Sociaal Beleid te komen. Het traject met de gemeentebesturen moet een nieuwe impuls krijgen en zal een rijke ervaring en belangrijke stap in het samenwerken zijn. Wanneer alle partners dit engagement aangaan, betekent dit ook een garantie dat dit beleid gedragen wordt door de actoren op het werkveld. Dit beleidsplan is in de eerste plaats een engagementsverklaring. Voor de komende jaren wil het beleidsplan een leidraad zijn in de acties, in elk nieuw initiatief of in de heroriëntering van bestaande werkingen. Het plan is een vooropstellen van een aantal prioritaire doelstellingen om het leven voor de zwakkeren, en zij die hulp nodig hebben, in Brussel leefbaarder en aangenamer te maken. Wat nu echter moet volgen is een actieplan waarin de verschillende acties concreet worden beschreven en gekoppeld worden aan een tijdstermijn. Dit Lokaal Sociaal Beleidsplan schetst dus een kader van waaruit verdere concrete afspraken vastgelegd zullen worden. Het is geen plan dat alles in detail vastlegt voor de komende 6 jaar. De VGC wil voornamelijk de contouren vastleggen. Afspraken met externe partners moeten nog verder vorm krijgen. Dit plan betekent met andere woorden een nieuwe start voor verder overleg en samenwerking met de organisaties die actief zijn op het terrein. Voortdurend bijsturen is dus belangrijk. Het is een integraal onderdeel van de planning die bij dit beleidsplan hoort. 1.5. Participatie Participatie aan een analyse geeft inzicht in de beleving van een bepaald probleem en kan mensen mee verantwoordelijk maken in het zoeken naar oplossingen en het formuleren van beleidsvoorstellen. Participatief werken kan een grotere garantie bieden in de effectiviteit van de voorgestelde beleidsvoorstellen. Het moet wel duidelijk zijn voor iedereen welke de verwachtingen van het beleid, wijk of buurt en de doelgroep in dat proces zijn. Participatie speelt zich af op verschillende niveaus en kan gaan van inspraak tot medebeslissingsrecht tot de te nemen beleidsmaatregelen. Het mag duidelijk zijn dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij het VGC-College ligt. Maar dit neemt niet weg dat een gedragen beleidsplanning, die uitgaat van een participatieve gedachte, een goede aanzet voor een beslissing kan zijn. Naar de toekomst toe kunnen we de participatie ook stimuleren door een gebruikersbevraging of tevredenheidsenquête te organiseren naar de doelgroepen toe van het lokaal sociaal beleid. 1.6. Naar een zorgzame samenleving Zorg dragen voor de zwakkeren in onze samenleving, zorgen dat de oude dag ook een mooie dag kan zijn, zorg dragen voor personen met beperkingen, van welke aard dan ook, zorgen voor vangnetten waardoor mensen in noodsituaties toch opnieuw toekomst zien. Dat is de kern van een zorgzame samenleving en van ons sociaal beleid. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
6
Er naar streven dat deze zorg voor iedereen vlot toegankelijk is, er naar streven dat de hulpverlening en de diensten zo doeltreffend mogelijk functioneren, er naar streven dat personeel en middelen zo optimaal mogelijk worden aangewend, er naar streven dat alle actoren, overheid en middenveld, zo goed mogelijk samenwerken. Dat is de kern van onze aanpak om de zorg planmatig aan te pakken in deze legislatuur. Het Lokaal Sociaal Beleidsplan wil van Brussel een warme stad maken, een stad waarin het goed leven is voor iedereen, een stad waarin de dienstverlening van de vele lokale organisaties optimaal rendeert, een stad waarin de toegang tot de sociale grondrechten optimaal gegarandeerd is. Het beleidsplan moet ertoe bijdragen de missie van het Brussels Lokaal Sociaal Beleid te verwezenlijken. Het uitgangspunt hierbij is dat in Brussel een Lokaal Sociaal Beleid moet ontwikkeld worden dat: – de toegankelijkheid van het welzijnsaanbod verhoogt; – de samenwerking tussen welzijnsvoorzieningen optimaliseert; – de burgers betrekt bij de uitbouw van het zorgaanbod. Dit zou moeten leiden tot een nieuwe situatie waar: – de hulpvrager op een eenvoudige, duidelijke en laagdrempelige manier zijn weg moet kunnen vinden in het welzijnsdoolhof; – de kwaliteit, de efficiëntie en effectiviteit van het aanbod zou stijgen doordat diensten elkaar kennen en zich op elkaar afstemmen. Dubbel werk wordt zo vermeden en er moet doeltreffend ingespeeld worden op bestaande noden; – een geïntegreerd welzijnsbeleid bestaat met een gebiedsdekkend aanbod; – de stem van de gebruiker kan bijdragen tot een kwaliteitsverbetering van de dienstverlening. De VGC wil inzetten op een maximale dienstverlening via netwerkvorming en een kwalitatief onthaal, met inzet van het beschikbaar instrumentarium, rekening houdend met de beschikbare middelen. Het lijstje met instrumentaria bij de verschillende doelstellingen doorheen de tekst, mag niet als exhaustief worden opgevat. Het is mogelijk dat hieromtrent nog nieuwe, bijkomende initiatieven worden ontwikkeld. Daarbij wil de VGC het engagement aangaan het Lokaal Sociaal Beleid verder uit te werken met het perspectief op een potentieel groeimodel. II. OMGEVINGSANALYSE 2.1. Waarom een omgevingsanalyse? Beleidsmakers hebben meer nodig dan goede ideeën. Een goed beleid heeft een goede onderbouw nodig. Men houdt rekening met tendensen in de maatschappij, specifieke kenmerken van de Brusselse regio, sterktes en zwaktes van organisaties, kansen of moeilijkheden die zich voordoen. Op basis van deze factoren worden beleidskeuzes gemaakt. Vaak is het een grote opgave om een grondige omgevingsanalyse te maken. Er is vaak een overvloed aan cijfers beschikbaar bij verschillende instanties. Het vergt dan ook heel wat tijd om relevante cijfers bij elkaar te brengen, ze te verwerken en te analyseren. Voor de opmaak van de omgevingsanalyse kunnen we rekenen op de diensten van de Meet- en Weetcel van de VGC. Door de opmaak van een omgevingsanalyse proberen we een zicht te krijgen op de specificiteit van het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het zou ons moeten toelaten om, samen met de lokale besturen en welzijnsorganisaties, een beleid te voeren dat veel gerichter en meer doeltreffend is. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
7
Een omgevingsanalyse vormt de basis, het fundament van een strategisch plan. De omgevingsanalyse dient als uitgangspunt om de beleidsprioriteiten te bepalen en aan visievorming te doen. Daarom is deze omgevingsanalyse dan ook een verplicht onderdeel van het Lokaal Sociaal Beleidsplan. 2.2. Onderdelen van een omgevingsanalyse 2.2.1. Analyse van de eigen organisatie Situering van de VGC met haar missie en bevoegdheden. 2.2.2. Analyse van de medespelers en actoren Welke zijn de andere actoren die binnen het sociale beleidsdomein actief zijn? Met welke organisaties zijn er samenwerkingsverbanden (mogelijk) en aan welke organisaties worden diensten uitbesteed? De sociale kaart is het instrument bij uitstek om deze inventarisatie van de medespelers op punt te stellen. Gezien de Brusselse context is het gamma medespelers en actoren weliswaar te groot om ze allemaal in dergelijke omgevingsanalyse op te nemen. Voor een soortgelijk inventaris verwijzen we naar instrumentaria waar we later in dit beleidsplan nog uitvoerig op terug komen. 2.2.3. Analyse van de brede en directe omgeving waarin het sociaal beleid zich afspeelt ‘Krachten’ die van buitenaf werken en waar een lokaal bestuur weinig invloed op kan uitoefenen, kunnen een effect hebben op de sociale situatie in het gewest. Voorbeelden zijn: – demografische factoren: bevolkingsgroei, vergrijzing van de bevolking, migraties,… – economische factoren: lonen, werkloosheid,… – sociale factoren: verandering in normen en waarden, levenswijze,… – … Voor al deze algemene factoren is het vooral belangrijk in te schatten wat relevant is: wat heeft een uitwerking op het lokaal sociaal beleid, welke externe factoren hebben een impact op het welzijn in het gewest? Op die manier proberen we dan de effecten van deze ontwikkelingen in te schatten op bestaande doelgroepen, de sociale noden, het sociaal aanbod. 2.3. Participatie Idealiter wordt bij het opstellen van een omgevingsanalyse daadwerkelijk gebruik gemaakt van elementen en informatie aangereikt vanuit de directe omgeving. Het beleid, van analyse over voorstel tot uitvoering, wordt niet meer voor de bewoners maar met de bewoners opgesteld. 2.4. Doelgericht te werk gaan Er vloeit niet automatisch een beleidsplan voort uit de opgemaakte omgevingsanalyse. Beleidsplanning gaat vooral om keuzes maken en prioriteiten stellen. Het raadplegen van deskundigen, participatie en registreren zijn elementen die gebruikt kunnen worden in een synthese waarin de uitkomsten van de eerdere stappen met elkaar geconfronteerd worden. Die synthese wordt vertaald in strategische doelstellingen die de grote opties aangeven. Die algemene opties worden dan verder vertaald in concrete of operationele doelstellingen die aangeven hoe de VGC de globale prioriteiten of strategische doelstellingen zal trachten te realiseren. Het resultaat is dan een strategisch plan. VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
8 2.5. Globaal én per zone
In een eerste deel van de omgevingsanalyse wordt het “sociaal profiel” geschetst van de Brusselaar, met andere woorden, voor het gans Brussels hoofdstedelijk gewest. Volgende elementen komen hier aan bod: – institutioneel en organisatorisch – demografisch: - groei van de bevolking – evolutie leeftijdsstructuur – samenstelling van de huishoudens – multicultureel Brussel – mobiel Brussel – sociaal-economisch: – armoederisicopercentage – werkloosheidsgraad – inkomen – gerechtigden op een leefloon – huisvesting – gezondheid en sociale situatie In het tweede deel volgt een specifieke omgevingsanalyse met betrekking tot welzijn, gezondheid en gezin, aangereikt door de Meet- en Weetcel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Hierin komen de sectoren, thema’s en doelgroepen van het lokaal sociaal beleid in Brussel aan bod. Om de implementatie van het Lokaal Sociaal Beleid in een grootstedelijke context als Brussel, met haar 19 gemeenten en haar statuut van tweetalig gebied, hanteerbaar te maken, werd geopteerd om het Brussels hoofdstedelijk gewest in te delen in 8 zones. Deze zoneafbakening hield rekening met de gemeentegrenzen, waardoor één of meerdere gemeenten in hun globaliteit opgenomen werden binnen een zone. Bovendien werd de zone-bepaling gekoppeld aan socio-economische en demografische indicatoren om te komen tot een min of meer homogeen geheel dat als zone benoemd wordt. Deze zones worden als geografische gebiedsomschrijvingen gehanteerd bij de uittekening van heel het Vlaams welzijnsbeleid in Brussel. Het is de bedoeling dat in elke zone van het Lokaal Sociaal Beleid eenzelfde dynamiek wordt ontwikkeld. In die zin spreken we in Brussel beter van een Zonaal Sociaal Beleid dan van een Lokaal Sociaal Beleid. In een derde en laatste deel van de omgevingsanalyse wordt er uitgegaan van een benadering per zone. Aan de hand van deze analyse is het de bedoeling mogelijke hiaten binnen het welzijnsaanbod in bepaalde zones en gemeenten bloot te leggen en weg te werken. Ook bij deze analyse wordt er nauw samengewerkt met de Meet- en Weetcel van de VGC. Het gaat om de volgende zones: Zone 1: Stad Brussel Zone 2: Schaarbeek – Sint-Joost-Ten-Node – Evere Zone 3: Oudergem, Watermaal-Bosvoorde, Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts Woluwe Zone 4: Etterbeek – Elsene Zone 5: Ukkel – Sint-Gillis – Vorst Zone 6: Anderlecht Zone 7: Sint-Jans-Molenbeek – Koekelberg Zone 8: Ganshoren – Sint-Agatha-Berchem – Jette VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
9
Per zone hebben we in de omgevingsanalyse aandacht voor: 1. Demografie 1.1. Bevolkingsstructuur 1.2. Nationaliteit 1.3. Bevolkingsdichtheid 1.4. Bevolkingsgroei en bevolkingsprognose 1.5. Huishoudens 2. Sociaal-economische context 2.1. Werkloosheidsgraad 2.2. Jongerenwerkloosheid 3. Financiële situatie 3.1. Fiscale inkomens 3.2. Leefloners 4. Huisvesting 4.1. Sociale huisvesting 5. Aanbod diensten en voorzieningen met betrekking tot Welzijn, Gezondheid en Gezin Momenteel zijn de analyses van zone 1 en 2 reeds afgewerkt en zijn deze ook terug te vinden in de bijlage. III. BELEIDSUITDAGINGEN LOKAAL SOCIAAL BELEID 2010 – 2015 De beleidsuitdagingen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode 2010 – 2015 kunnen we formuleren in termen van strategische en operationele doelstellingen. Deze beleidsuitdagingen zijn in een proces met de Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid tot stand gekomen. In de Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid zijn alle relevante actoren (vanuit het beleid en het werkveld) evenwichtig vertegenwoordigd. Het is de bedoeling om deze beleidsuitdagingen te motiveren en te koppelen aan indicatoren/ prestaties om op die manier na te gaan of de doelstellingen effectief gerealiseerd werden. Gezien een beleidsplan een meerjarenplan betreft, dienen de acties ook aan een concrete tijdsplanning gekoppeld te worden. De beleidsuitdagingen sluiten ook aan bij de regierol die de VGC wenst op te nemen bij de uitbouw van een coherent lokaal sociaal beleid in Brussel en uiten zich voornamelijk in het netwerken en ondersteunen van de ontwikkelingen inzake het Lokaal Sociaal Beleid. De doelen en acties van het Lokaal Sociaal Beleid richten zich op de Brusselse Vlamingen en alle Brusselaars die gebruik wensen te maken van het Nederlandstalige netwerk. Er gaat echter in de eerste plaats specifieke aandacht uit naar de meest kwetsbaren onder de Brusselse bevolking. Bij de uitwerking en evaluatie van de acties en projecten wordt hiermee rekening gehouden. Vandaar dat de specifieke doelgroepen enkel in de formulering van de doelen vermeld staan, wanneer dit expliciet vereist is. Het spreekt voor zich dat wanneer de volledige omgevingsanalyse per zone is afgerond, de concrete acties ook in functie hiervan worden opgesteld. De analyse per zone beperkt zich voorlopig tot zone 1 en 2. 3.1. Naar een coherente samenwerking SD1: De VGC streeft in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid naar een constructieve samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap enerzijds, de 19 gemeenten en OCMW’s anderzijds, en naar een toenadering tot de andere Brusselse beleidsniveaus.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
10
3.1.1. Samenwerking en toenadering tussen de VGC en de andere beleidsniveaus Een samenwerking of toenadering tussen de VGC en de verschillende beleidsniveaus op het inhoudelijke vlak, op operationeel en strategisch niveau, vergt overleg in een sfeer van wederzijds begrip, respect en vertrouwen en is essentieel voor een geslaagd Lokaal Sociaal Beleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De samenwerking of toenadering zal ook verschillen naargelang het beleidsniveau dat benaderd wordt. De samenwerking tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap, met het oog op het versterken van de inzichten over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het bepleiten van de inzet van middelen is evident en komt tot stand via regelmatig overleg met het beleid en de administratie van de Vlaamse Gemeenschap. De VGC wil in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid een brugfunctie vervullen tussen de Vlaamse Gemeenschap en de andere Brusselse beleidsniveaus (Gewest, GGC, Cocof, gemeenten en OCMW’s) door in eerste instantie te informeren, eventueel ontstane misverstanden over het Lokaal Sociaal Beleid te ontkrachten en mogelijke pistes voor samenwerking te onderzoeken. De VGC zal met deze actoren de reeds bestaande contacten verder uitbouwen en op regelmatige basis onderhouden. De logische eerste gesprekspartners zijn uiteraard de 19 Brusselse OCMW’s. Zij hebben immers de wettelijke opdracht om het recht op een menswaardig bestaan te verzekeren voor wie gewoonlijk op het grondgebied verblijft. Personen hebben recht op de kans een autonoom leven uit te bouwen en de VGC wenst dit samen met de OCMW’s te realiseren met respect voor ieders eigenheid en specifieke situatie en tempo. Met het oog op de lokale noden in de 8 zones zal ook de toenadering tussen de VGC en de lokale besturen een hernieuwde impuls krijgen. Een coherent Lokaal Sociaal Beleid vereist dat de VGC en de andere beleidsniveaus samen overleggen en oordelen over het geheel van sociale dienst- en hulpverlening op het Brusselse grondgebied en ook over de sociale aspecten van alle lokale beleidsthema’s. 3.1.2. Operationele doelstellingen OD1: De VGC creëert overleg met en tussen de verschillende overheden en actoren. Dit moet kansen bieden om feedback te geven/ vragen en zo de dienstverlening te optimaliseren. OD2: De VGC heeft oog voor intersectorale projecten, bundelt signalen/knelpunten en geeft deze door aan bevoegde overheden of actoren. Op deze manier kan er gestreefd worden naar een gemeenschappelijk programmatiekader. OD3: De VGC werkt aan een samenwerking met de sociale diensten van de 19 Brusselse gemeenten en OCMW’s. OD4: De VGC stemt zijn programmatiekader voor eerstelijnsvoorzieningen af op dat van de Vlaamse Gemeenschap. Indicatoren: • Oplijsting van de (structurele) contacten met de OCMW’s • Oplijsting van de knelpunten en aantal actoren die deze lijst ontvangen • Aantal reacties op deze publicatie • Aantal overlegmomenten als gevolg van gesignaleerde knelpunten met andere beleidsniveaus VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
11
3.1.3. Instrumentarium Om tot een vlotte samenwerking met de verschillende besturen te komen, zullen we een checklist opstellen: – Analyse van de bestaande samenwerking – Bijsturen en/of uitbreiden van de bestaande samenwerkingsprojecten – Expliciet maken van de doelstellingen – Opmaak en goedkeuring van de samenwerkingsprocedure – Evaluatie, bijsturing en verbetering van de samenwerkingsprocedure 3.2. Investeren in een lokaal en zonaal welzijnsoverleg SD2: De VGC bevordert het overleg met en tussen de welzijnspartners 3.2.1. Het belang van een integraal lokaal en zonaal welzijnsnetwerk Eén van de prioritaire doelstellingen van het lokaal sociaal beleid is het optimaliseren van de samenwerking tussen de welzijnsvoorzieningen. Wanneer de verschillende diensten en voorzieningen elkaar kennen en zich op elkaar afstemmen, betekent dit een optimalisering van de kwaliteit, efficiëntie en effectiviteit van het aanbod. Met het Lokaal Sociaal Beleid wordt er gestreefd naar de ontwikkeling van een integraal en inclusief zonaal welzijnsnetwerk, waarbij de kernopdrachten van de verschillende welzijnsactoren in een zone op elkaar afgestemd worden, zodat de hulp efficiënt (complementair aan elkaar) en effectief (er wordt ingespeeld op noden en hiaten) georganiseerd is. 3.2.2. De Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad als kernpartner en trekker van het zonaal welzijnsoverleg Een belangrijke rol is hier weggelegd voor de Brusselse Welzijns- en gezondheids Raad. De BWR heeft een unieke positie tussen werkveld en beleid en biedt een onafhankelijk forum voor de welzijns- en gezondheidssector voor (inter)sectorale afstemming en samenwerking. De voorbije jaren heeft de organisatie gewerkt aan de uitbouw van een welzijnsnetwerk en dit moet de volgende jaren verder uitgebouwd worden. Binnen de BWR worden de zonecoördinatoren structureel verankerd als trekkers en bewakers van het zonaal welzijnsoverleg. In dat opzicht zullen de opdrachten van de BWR binnen het Lokaal Sociaal Beleid ook opgenomen in de convenant tussen de VGC en de BWR en kan men deze als volgt oplijsten: - Verdere uitbouw en professionalisering van het welzijnsnetwerk in de 8 zones van het Lokaal Sociaal Beleid: * Organisatie of ondersteuning van structureel zonaal welzijnswerk in de 8 zones * Organisatie van intersectorale samenkomsten * Deelname aan lokale overlegmomenten – Stimuleren van samenwerking en afstemming tussen de lokale diensten – Verdere uitbouw van de back-office (zie ook verder) – Signaalfunctie naar het beleid – In kaart brengen van de noden van de doelgroep binnen de verschillende zones 3.2.3. Samenwerking met Franstalige welzijnspartners De zonecoördinatie binnen de BWR schept kansen om zonaal welzijnsoverleg te organiseren in functie van kennismaking, informatie-uitwisseling, afstemming en eventuele saVLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
12
menwerking. Ook gemeentelijke initiatieven op vlak van netwerking (Sociale coördinatie, Programma voor Sociale Cohesie, Geïntegreerde en sterk ingebedde wijkwerkingen) kunnen als platform dienen. Het voordeel is dat hier contacten met Franstalige en bicommunautaire diensten opgebouwd kunnen worden. 3.2.4. Operationele doelstellingen OD1: De VGC draagt bij tot een verbetering van het functionele overleg tussen de lokale actoren. Het opzetten en in stand houden van een netwerk is noodzakelijk om de samenwerking tussen lokale actoren optimaal te laten renderen. OD2: De VGC heeft de opdracht om dit netwerk te regisseren en waar nodig structureel of projectmatig de juiste partners samen te brengen. OD3: De VGC moedigt de Nederlandstalige en Franstalige welzijnspartners op het werkveld aan om toenadering tot elkaar te zoeken en aanvullend op elkaar te werken. Indicatoren: • Aantal bijeenkomsten • Aantal deelnemers aan de bijeenkomsten • Aantal organisaties betrokken bij het overleg • Welzijnsoverleg in de wijken/ zones 3.2.5. Instrumentarium – Kennismakingsinitiatieven: bijvoorbeeld “Kijk eens over het muurtje” (ontmoetingsmoment over de middag tussen de welzijns- en sociaal-culturele sector) en de “Welzijnswandelingen” (waarbij lokale diensten bezocht worden). – Thematisch overleg: bijvoorbeeld: “Broodje Dialoog” – Zonaal welzijnsoverleg: overleg van verschillende, lokale eerstelijnsorganisaties die regelmatig samenkomen en wordt getrokken door de BWR. – Bestaand overleg: een structureel overleg dat reeds aanwezig is in een zone, waar de BWR nog geen rol in heeft maar wel haar rol en aanbod wenst bekend te maken. – Evaluatiemomenten met de betrokken partners om na te gaan wat de meerwaarde is van het welzijnsoverleg. 3.3. Laagdrempelig en toegankelijk aanbod van welzijnsvoorzieningen SD3: De VGC zet in op een versterking van het aanbod en de toegankelijkheid van diensten waar hulpvragers terecht kunnen 3.3.1. Een geïntegreerd dienstverleningsnetwerk Samen willen we werk maken van een integratie en een inhoudelijke afstemming van de verschillende dienstverleningsnetwerken. Hierbij wordt getracht de hulpvragers zoveel mogelijk onmiddellijk verder te helpen of met maximaal één doorverwijzing naar de juiste dienst- of hulpverlener te leiden. De ambitie is een efficiënte spreiding van een aantal fysieke aanspreekpunten. Een structurele samenwerking is een voorwaarde om het doel te kunnen waarmaken. Voordeel van zo’n samenwerking is dat er een fijnmazig netwerk van aanspreekpunten ontstaat. Per zone van het Lokaal Sociaal Beleid in Brussel nemen de onthaalpunten hun signaalen detectiefunctie op bij niet of moeilijk oplosbare problemen. Ze zoeken dan naar een VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
13
specifiek opvangnetwerk. Het is de bedoeling dat deze onthaalpunten ook aansluiting zoeken bij wijkgebonden organisaties die een meerwaarde kunnen zijn voor de werking van het netwerk en omgekeerd. Met het werkveld wordt naar mogelijkheden gezocht om een Onthaalpunt te creëren binnen de bestaande lokale diensten. Daarbij wil de VGC de werking van het Onthaalpunt ook inhoudelijk ondersteunen en versterken. Het is een blijvende uitdaging op zoek te gaan naar mogelijke partners om met hen een constructieve samenwerking te kunnen opzetten. Het netwerk zal voortdurend in ontwikkeling zijn en vaak op nieuwe uitdagingen stuiten. De aard en input van de partners en de wijze van samenwerking kan dan ook vaak wijzigen. We zullen de werking van het netwerk uiteindelijk afstemmen op de behoeften van de klant en de demografische samenstelling van de zone. 3.3.2. Toegang tot de sociale grondrechten De VGC wil de sociale grondrechten op duurzame wijze garanderen aan iedereen die op het Brusselse grondgebied verblijft (gewoonlijk en met eerbiediging van de regelgeving). Deze grondrechten vormen een eerste opstap naar een volwaardige integratie die zowel voor het individu als de samenleving noodzakelijk en zinvol is. De VGC wil een lokaal sociaal beleid voeren dat vertrekt van kansen en verantwoordelijkheden. Ze wil elke beleidsdaad toetsen aan de sociale grondrechten en aan de belangen van de kwetsbare groepen. Brusselaars moeten de kans krijgen om te kunnen (blijven) deelnemen aan de samenleving, maar ze moeten deze kansen ook benutten, ieder volgens zijn of haar mogelijkheden. Hiertoe garandeert de VGC elke klant een kwaliteitsvolle dienstverlening. In haar streven om de grondrechten van de Brusselaars te garanderen, wil de VGC speciaal oog hebben voor brede diversiteit. Hieronder verstaan we: leeftijd, geslacht, geaardheid, afkomst, socio-economische situatie en handicap. Een dergelijk beleid houdt in dat we specifieke accenten zullen leggen en dat ook maatregelen ten aanzien van specifieke groepen, in het bijzonder achtergestelde en/of kwetsbare groepen, noodzakelijk zullen zijn. 3.3.3. Een kwaliteitslabel rond onthaal Er wordt afgestapt van het concept Sociale Infopunten (zoals aangegeven in de Conceptnota Lokaal Sociaal Beleid uit 2004) met één SIP per zone en met professionele onthaalpermanenties in samenwerking tussen CAW en lokale partners. Met het oog op de heroriëntering van het Lokaal Sociaal Beleid is het de bedoeling een netwerkmodel van Onthaalpunten met een kwaliteitslabel uit te werken. Hierbij wordt beroep gedaan op bestaande lokale diensten met een onthaalfunctie. Zij kunnen het engagement opnemen om de extra inspanning te leveren om de doelgroep (pro)actief te informeren en gericht te leiden naar allerlei vormen van dienst- en hulpverlening. Met het toekennen van labels wordt op een zichtbare manier antwoord geboden op de problematiek dat mensen vaak niet weten waar ze terecht kunnen. Onthaalpunten met een label zijn een kanaal om de informatie over wat kan en mogelijk is, over te brengen op een heldere en begrijpbare manier. 3.3.4. Werking van het Onthaalpunt Opdrachten Kwaliteit van de dienstverlening staat centraal. Het label staat voor een kwaliteitsvolle dienstverlening en de Onthaalpunten moeten een aantal duidelijk afgebakende taken op zich kunnen nemen: VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
14
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
– Informeren, verduidelijken en advies geven. – Verwijzen, indien nodig, naar organisaties die verder kunnen helpen. – Inspelen op vragen over sociale dienst- en hulpverlening, wonen, werk, gezondheid, opvoeding, jongeren, senioren, armoede, vergrijzing,… – Zoeken naar meest praktische en realistische aanpak. – Een signaalfunctie naar professionele partners. Informatieverstrekking en doorverwijzing vormen dus de belangrijkste taken van het Onthaalpunt. Kenmerken Een Onthaalpunt heeft een aantal kenmerken: – Organisatie is goed ingebed in de wijk. – Onthaal dient een laagdrempelig karakter te hebben. – Onthaal dient te gebeuren in een ruimte/loket/balie die daartoe kan dienen. – Diensten dienen op de hoogte te zijn van de sociale kaart, zorgzoeker, zakboekje (zie ook verder). – Gekwalificeerd personeel, indien nodig moeten er hieromtrent professionele vormingsmomenten of -programma’s georganiseerd worden. – Onthaal wordt ingericht in functie van de omgevingsanalyse van de verschillende zones – De Onthaalpunten vormen samen een netwerk om zo een vlotte dienst- en hulpverlening te garanderen. Rol van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk Wat betreft deze vormingen kunnen de Centra voor Algemeen Welzijnswerk een voortrekkersrol spelen. Bij het streven naar goed uitgewerkte samenwerkingsverbanden met lokale diensten kunnen CAW Mozaïek en Archipel een belangrijke partner zijn met daarbij de volgende opdrachten, zoals ze ook zullen vastgelegd zijn in de convenant tussen de VGC en CAW Mozaïek en Archipel: – Inzetten op gebiedsdekkende aanwezigheid en gedecentraliseerd werken. – Ontwikkelen van samenwerkingsverbanden met lokale partners. – Ontwikkelen van een gedragen visie rond onthaal die bruikbaar is binnen het Lokaal Sociaal Beleid. – Ontwikkelen van een vormingsconcept ter ondersteuning van lokale diensten met een onthaalfunctie. 3.3.5. Naar een grotere zichtbaarheid van de dienstverlening en het opsporen van blinde vlekken in het welzijnsaanbod We willen de zichtbaarheid van de Onthaalpunten met een label verhogen. Een herkenbaar logo kan hiertoe bijdragen. De VGC wil ook nagaan of de dienstverlening in de onthaalpunten beantwoordt aan de behoeften van de verschillende klantengroepen. Via de omgevingsanalyse per zone proberen we door een vindplaatsgerichte aanpak de verschillende klantengroepen en hun noden in kaart te brengen. Voorlopig werd deze analyse enkel gemaakt van zone 1(Brussel-stad) en zone 2 (Schaarbeek, Sint-Joost-Ten-Node en Evere). Wanneer ook de andere in kaart zijn gebracht, is het de bedoeling dat er in functie van deze analyse concrete acties volgen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
15
3.3.6. Operationele doelstellingen OD1: Het versterken van een geïntegreerde aanpak van eerstelijns dienst- en hulpverlening in de 8 zones. OD2: De VGC waakt over de toegankelijkheid en laagdrempeligheid van het Brusselse welzijnsaanbod. OD3: De VGC draagt bij tot een verhoging van de kennis van de sociale kaart bij de voorzieningen en de burger. OD4: De VGC biedt het werkveld perspectieven om een Onthaalpunt binnen bestaande diensten te creëren en uit te bouwen. OD5: De VGC werkt aan de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de dienstverlening bij de burger. OD6: De VGC spoort blinde vlekken in het welzijnsaanbod op. Indicatoren: • Aantal Onthaalpunten • Aantal partners • Aantal vragen van burgers waarop antwoord werd gegeven • Aantal succesvolle doorverwijzingen naar eerstelijnsdienst- en hulpverlening • Campagne in het kader van het verhogen van de zichtbaarheid en bekendheid van de Onthaalpunten, die waar mogelijk afgestemd wordt op bestaande en lopende campagnes • Aantal initiatieven om het werkveld op de hoogte te brengen van de sociale kaart 3.3.7. Instrumentarium – De Onthaalkoffer: Dit is een instrument, ontwikkeld door de BWR, dat vertrouwenspersonen moet ondersteunen in het onthalen, beluisteren en doorverwijzen van mensen met een hulpvraag. – Het Brussels Zakboekje: Gedrukte gids voor welzijn en gezondheid met daarin de adressen en gegevens van alle Nederlandstalige voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en sociale dienstverlening in Brussel. – De Sociale Kaart (www.desocialekaart.be): website met een overzicht van de welzijnsen gezondheidsvoorzieningen uit heel Vlaanderen en Brussel. – Zorgzoeker (www.zorgzoeker.be): website die bestaat uit twee luiken, welzijn en gezondheid, met informatie rond Nederlandskundige, Brusselse artsen en andere zorgverleners. – Sociaal Brussel Online (www.sociaalbrussel.be) : website die een toegangspoort wil zijn tot het volledige Brusselse welzijnsaanbod. De Nederlandstalige, Franstalige en tweetalige organisaties worden er zowel in het Nederlands als het Frans beschreven.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
16 3.4. Naar een integraal beleidsplan welzijn
SD4: Het verhogen van de betrokkenheid van alle actoren in het Lokaal Sociaal Beleid 3.4.1. Een welzijnsbeleid gericht op inclusie Zoals het Vlaams decreet voor Lokaal Sociaal Beleid het voorschrijft, willen we ook in Brussel het Lokaal Sociaal Beleidsplan opvatten als een integraal beleidsplan welzijn. Dat wil zeggen dat we het beleidsplan in de mate van het mogelijke afstemmen op andere beleids- en sectorale plannen. Dit kadert dan ook in de bedoeling om een beleid te voeren dat gericht is op inclusie. Een samenhangend beleid biedt grotere garanties op een volledige en coherente dienstverlening. Er dient te worden nagegaan hoe deze implementatie in de toekomst verder gaat verlopen. 3.4.2. Een geïntegreerde visie op sociaal beleid in Brussel De rol die de VGC maar ook de Brusselse gemeente- en OCMW-besturen in het Lokaal Sociaal Beleid opnemen gaat verder dan deze van beheerder van eigen bestaande initiatieven. Het plannen en coördineren van het sociaal beleid is voor de verschillende besturen een opdracht geworden. Het lokale beleid dient rekening te houden met de grote diversiteit aan burgers in de stad. Speciale aandacht moet gaan naar mensen en groepen die zich in achtergestelde situaties bevinden. Een gedragen beleid gaat bovendien uit van een actieve participatie van alle betrokkenen (organisaties en burgers) bij de organisatie van sociale dienstverlening in de brede zin van het woord. De verschillende partners dienen te komen tot een duidelijke, gedeelde visie op sociaal beleid. Deze visie zal zich vertalen in concrete acties, waarvoor overleg en afstemming met alle actoren noodzakelijk is. Door nu reeds op bepaalde problemen en tendensen in te spelen en deze te bespreken met de betrokken partners, wordt het nodige draagvlak gecreëerd voor gezamenlijke acties in de toekomst. De implementatie van deze concrete acties dient te gebeuren in nauw overleg met de betrokken actoren binnen het werkveld. De VGC wil steeds haar verantwoordelijkheid opnemen voor de gehele lokale samenleving. Samen met de externe partners gaat de VGC dit engagement aan. Onderhandelen en communiceren worden daarom zeer belangrijke competenties om met alle belanghebbenden te werken aan een ruim draagvlak. Dit betekent ook dat de ontwikkelde visie consequent wordt uitgedragen door alle partijen betrokken bij het proces rond het lokaal sociaal beleid in Brussel. 3.4.3. Operationele doelstellingen OD1: De VGC stemt de verschillende beleidsplannen op elkaar af met het oog op inclusie. OD2: De VGC waakt over de territoriale spreiding van de voorzieningen in de verschillende sectoren en investeert in de invulling van de blinde vlekken in de 8 zones. OD3: De VGC betrekt de actoren op het werkveld bij de implementatie van de concrete acties OD4: Bij het afstemmen van de beleidsplannen en het waken over de spreiding van de voorzieningen, heeft de VGC speciale aandacht voor de sociaal kwetsbare doelgroepen. Indicatoren: • Aantal overlegmomenten met andere beleidsdomeinen bij het opstellen van de beleidsplannen VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 • • •
17
Aantal overlegmomenten met het werkveld om de concrete acties op elkaar af te stemmen Aantal voorzieningen per sector gespreid over de zones van het Lokaal Sociaal Beleid in functie van de omgevingsanalyse Aantal registraties bij de onthaalpunten van sociaal kwetsbare personen (kinderen en jongeren, ouderen, etnisch-culturele minderheden, mensen in armoede, mensen zonder papieren, personen met een handicap,…)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
18
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
19
BIJLAGE Bijlage bij Lokaal Sociaal Beleidsplan 2010-2015 Omgevingsanalyse
Omgevingsanalyse Lokaal Sociaal Beleidsplan
Deel 1: Schets van het “sociaal profiel” van de Brusselaar – Brussels hoofdstedelijk gewest 1. Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.1 Brussel institutioneel en organisatorisch
Brussel is niet zomaar onder één noemer te vatten. Bestuurlijk is Brussel een complex gegeven maar ook de dagelijkse realiteit is niet eenvoudig vergelijkbaar met die van Vlaanderen. Het Brussels hoofdstedelijk gewest (BHG) valt territoriaal samen de negentien gemeenten van het tweetalig grondgebied Brussel-Hoofdstad en is, sinds de bijzondere Brusselwet (1989), bevoegd voor grondgebonden aangelegenheden zoals economie, tewerkstelling, huisvesting, openbaar vervoer,… Brussel telt ook drie gemeenschapscommissies, die instaan voor persoonsgebonden aangelegenheden zoals cultuur, onderwijs, welzijn, volksgezondheid en gezinsbeleid: - de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) - de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) - de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) De negentien gemeentebesturen en OCMW’s vormen samen het lokale bestuur en voeren een eigen beleid inzake de collectieve noden van hun inwoners. Het gaat dan om alles wat te maken heeft met het “gemeentelijk belang”. De Brusselse lokale besturen zijn bij wet tweetalig en hebben een verantwoordelijkheid voor beide taalgemeenschappen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
20
1.2 Brussel demografisch Groei van de bevolking Doorheen de recente geschiedenis van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het officieel aantal inwoners zowel gestegen als gedaald. Tot midden jaren ’90 nam de Brusselse bevolking af tot iets minder dan 950.000 inwoners, om sindsdien opnieuw gestaag toe te nemen. In de loop van 2004 oversteeg het Gewest opnieuw de kaap van 1 miljoen inwoners en op 1 januari 2008 telde het officieel 1.048.491 inwoners. Brussel vertegenwoordigt zo iets minder dan 10% van de Belgische bevolking.1 In november 2009 telde het Brussels Gewest officieel 1.101.872 inwoners. Dat is een historisch record en bijna 17.000 mensen meer dan een jaar eerder. Nooit eerder telde de hoofdstad zoveel inwoners. De statistieken van het Rijksregister brengen ook vreemdelingen die wachten op hun regularisatie in rekening. In Brussel leven vele duizenden in die situatie. Dit nieuwe bevolkingscijfer betekent een toename met 1,6% tegenover een jaar eerder. Vooral het internationale migratiesaldo (het verschil tussen vertrekkers en nieuwkomers) zorgt ervoor dat de Brusselse bevolking blijft groeien. Samen met de hoge vruchtbaarheidsgraad van de jonge Brusselse bevolking is dat de belangrijkste factor. Evolutie leeftijdsstructuur In Brussel is sprake van een combinatie van demografische evoluties die men elders in België niet vindt: vergroening zonder vergrijzing. Brussel is het jongste gewest van België. 1
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), 2008.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
21
De gemiddelde leeftijd is er 38,1 jaar, ruim 2 jaar onder de nationale, Vlaamse en Waalse gemiddeldes. Brussel is overigens het enige gewest dat haar gemiddelde leeftijd ziet dalen. Ten opzichte van 1990 daalde de gemiddelde leeftijd met ruim een jaar. In dezelfde periode steeg de gemiddelde leeftijd in Vlaanderen en Wallonië met 2 jaar. Histogram Brusselse bevolking 1998-20082
Tussen 1998 en 2008 steeg het aandeel jongeren en nam het aandeel mensen ouder dan 65 jaar af. Deze dubbele evolutie verklaart de voortzetting van de daling van de verouderingsindex en de afhankelijkheidsindex. Evolutie van de kenmerken van de Brusselse bevolking tussen 1998 en 2008
% < 20 jaar % 20-64 jaar % 65 jaar en meer Verouderingsindex (≥65 jaar/0-19 jaar) Afhankelijkheidsindex ((0-19 jaar)+(≥65 jaar))/(20-64 jaar)
1998 23,2 % 59,6 % 17,2 % 74,0 % 67,8 %
2007 24,1 % 61,0 % 14,8 % 61,4 % 63,8 %
2008 24,2 % 61,3 % 14,5 % 60,0 % 63,0 %
Index van intensiteit van de veroudering (≥80 jaar/≥65 jaar)
26,3 %
31,8 %
32,4 %
Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Rijksregister
De verjonging in Brussel, gekoppeld aan de veroudering van de rest van België, maakt dat Brussel nu een opmerkelijk jongere leeftijdsstructuur heeft dan de rest van het land. Zo is het aandeel 50-plussers enorm gedaald in vergelijking met 15 jaar geleden. Wanneer we deze groep vergelijken met het aandeel 50-plussers in de andere gewesten en in heel België merken we dat, behalve een lichte oververtegenwoordiging van de oudste leeftijdscategorie (80 jaar en ouder), 2
Rijksregister 2008, bewerkt door Observatorium voor Gezondheid en Welzijn in Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2009, Brussel, p.10.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
22
er in Brussel sprake is van een veel lagere aanwezigheid van volwassenen ouder dan vijftig. Ook is de groep van 0 tot 4-jarigen het sterkst vertegenwoordigd in Brussel. In vergelijking met zowel de andere gewesten als de andere grootsteden van het land, heeft de Brusselse bevolking dan ook de laagste gemiddelde leeftijd.3 Een andere manier om naar de leeftijdsbouw van een bevolking te kijken is om het aandeel van een bepaalde leeftijdscategorie te bekijken. Ook hier valt op dat Brussel een stijgende trend heeft in het aandeel 0 tot 19-jarigen. In 2008 was 24,2% van de Brusselse bevolking jonger dan 20. Brussel kent de laatste jaren ook een daling van het aantal 65-plussers. Terwijl in 1990 het aandeel 65-plussers nog meer dan 17% van de bevolking bedroeg is dat cijfer in 2008 gedaald tot 14,5%. Wel is het zo dat de Brusselse populatie van tachtig jaar of ouder momenteel zeer sterk vertegenwoordigd is in de groep 65-plussers en intensiteit van de veroudering dus gevoelig blijft stijgen. Tussen 2006 en 2008 steeg het aantal Brusselaars van 80 jaar en ouder met 1407 personen, wat een toename betekent van 2,9%.4 Doorslaggevend in de leeftijdsstructuur van Brussel is het grote aandeel van de niet- Belgische bevolking. De niet-Belgische bevolking heeft slechts een zeer klein aandeel in de oudere bevolking van Brussel. Zo maken de niet-Belgische 80-plussers slechts 0,34% uit van de totale Brusselse bevolking, in vergelijking met 4,29% 80-plussers met de Belgische nationaliteit. De Brusselse verjonging is dan ook in grote mate het resultaat van het feit dat veel kinderen geboren worden in een gezin van niet-Belgische afkomst. Ook al is het vruchtbaarheidscijfer aan het evolueren naar het Belgische cijfer, voorlopig blijft het hoger liggen dan bij de Belgische bevolking. De jonge leeftijdsstructuur van de niet-Belgische bevolking zorgt overigens op zich al voor een stijging van het geboortecijfer. Samenstelling van de huishoudens Belangrijk hierbij is om huishouden te definiëren: “een huishouden bestaat ofwel uit een persoon die gewoonlijk alleen leeft, ofwel uit twee of meer personen, die al dan niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samenleven”. 5 Het gaat dus niet louter om families of gezinnen. Wat betreft de huishoudens, telt het Brussels gewest in 2008 508.130 huishoudens, waarvan 0,1% collectieve huishoudens (bvb. kloostergemeenschappen). In wat volgt spreken we daarom enkel over de private huishoudens. Ten opzichte van het bevolkingscijfer zorgt dat voor een gemiddelde huishoudengrootte van 2 personen. Wat opvalt is dat de helft van de private huishoudens (49,5%) éénpersoonshuishoudens zijn, terwijl dat percentage over heel België slechts op 33,6% ligt. Het gaat daarbij iets vaker om alleenwonende vrouwen dan mannen (53,5% vs 46,5%). Dat betekent dat 1 op 4 inwoners van Brussel (24%) alleen woont. Voor de familiekernen met kinderen bestaat er nog weinig verschil tussen het aantal echtparen met kinderen (55,4%) en het aantal alleenstaande ouders met hun kroost (44,6%). De verhouding van moeders met kinderen ten opzichte van vaders met kinderen loopt daarentegen wel scheef: voor elke vader met minstens één kind in zijn huishouden lopen er in Brussel 3,35 moeders met kinderen rond. Alleenstaande moeders hebben bovendien meer kans om een groot huishouden (13,5% met meer dan drie kinderen) te moeten runnen dan vaders (10,2%). 3
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie, 2006. Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2009, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.10. 5 Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, 2005b, p.40. 4
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
23
Wat opvalt is dat het Brussel Gewest in verhouding tot België behalve meer alleenstaanden, ook beduidend meer gezinnen met meer dan drie kinderen herbergt. Terwijl in België 10,7% van de gezinnen meer dan drie kinderen omvat, is dat in Brussel gemiddeld 15%. Multicultureel Brussel Brussel blijft internationaliseren en cultureel steeds meer diversifiëren als resultaat van de stijgende buitenlandse migratie. In 2008 had 28,1 % van de Brusselse bevolking niet de Belgische nationaliteit. Dit percentage ligt gevoelig hoger dan in de rest van België (9,1%). Dit aandeel blijft licht stijgen in de loop van de jaren, aangezien het aantal niet-Belgen iets sneller toeneemt dan het aantal Belgen. Iets meer dan de helft van de niet-Belgen (50,8 %) komen uit de 15 landen van de Europese Unie van vóór de uitbreiding in 2004. Onder de niet-Belgen blijft het aandeel Fransen (15,6 % van de niet-Belgen) het grootst. Hoewel het aantal Marokkanen afneemt, blijven ze nog steeds de tweede nationaliteit, gevolgd door de Italianen en de Spanjaarden die licht in aantal afnemen en de Portugezen die licht toenemen. Na de toetreding van de 10 nieuwe EU-lidstaten in mei 2004 zagen we dat de Poolse gemeenschap zich een plaats veroverde in de top 10 van meest voorkomende nationaliteiten. Op de volgende figuur wordt de evolutie 2007-2008 weergegeven met betrekking tot de diversiteit van de Brusselse bevolking.6
6
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Dienst Demografie, 2008.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
24 Mobiel Brussel
Sinds de jaren ’60 heeft Brussel onafgebroken een negatief binnenlands migratiesaldo. Dat wil zeggen dat Brussel permanent bevolking verliest aan de rest van het land. Dit zou ondermeer het gevolg zijn van de prijs van de huisvesting. Het positief saldo van de buitenlandse migraties is sinds 1999 voldoende om deze binnenlandse vertrekbeweging te overtreffen. De stijgende trend in het binnenlandse migratiesaldo ten voordele van het Vlaams en Waals Gewest kan er in de toekomst wel voor zorgen dat het totale migratiesaldo terug negatief wordt. Ook binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest is er een hoge verhuisintensiteit. Deze hogere verhuisfrequenties kan men in verband brengen met de centrumfuncties die een stad zoals Brussel kenmerken. Zo zal bijvoorbeeld het aanbod van hoger onderwijs veel tijdelijke bewoners aantrekken. De verhuisintensiteit verschilt wel naargelang de buurt. WatermaalBosvoorde is de meest stabiele gemeente, terwijl Sint-Gillis het hoogste aandeel heeft in bevolking die minder dan één jaar in de gemeente woont.7
1.3 Brussel sociaal-economisch Paradoxale sociale en economische situatie Brussel is één van de rijkste gewesten in Europa als men uitgaat van wat er geproduceerd wordt. Zo staat Brussel uitgaande van de barometer van de “Europese zakensteden” op een vijfde plaats na London, Parijs, Frankfurt en Barcelona. Deze “rijkdom” komt echter in de andere gewesten terecht als beschikbaar inkomen aangezien de pendelaars 54% van de interne werkgelegenheid vertegenwoordigen.8 Anderzijds is het een gewest waar een groot deel van de bevolking hoog scoort op tal van risicofactoren als armoede, laag inkomen, laag opleidingsniveau, slechte huisvesting en werkloosheid, lage gezondheid en bestaansonzekerheid. Armoederisicopercentage Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het gewest met het hoogste armoederisicopercentage. Het armoederisicopercentage wordt gedefinieerd als het deel van de bevolking dat onder een bepaalde inkomensdrempel valt. Die drempel wordt vastgelegd op 60% het mediaan beschikbaar inkomen op individueel niveau. In België komt dit overeen met een inkomen voor een alleenstaande van 878 euro per maand. Het inkomen op individueel niveau wordt afgeleid van het beschikbaar gezinsinkomen, rekening houdend met het aantal volwassenen en kinderen in het huishouden. Ondanks de beperkte nauwkeurigheid van de schatting voor het Brussels Gewest kunnen we zeggen dat het armoederisicopercentage in het Brussels Gewest tussen 16,3% en 40,1% significant groter is dan in Vlaanderen.9 In onderstaande tabel staat het aandeel van de bevolking onder de armoederisicogrens per gewest in 2006. 7
Brusselnorm en Brusseltoets, Brussels Informatie-, Onderzoeks- en Documentatiecentrum, p.19. Integrale Jeugdhulp, regio Brussel. Regioplan Integrale Jeugdhulp, p.12 9 Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2008, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.14. 8
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
% van de bevolking met een inkomen beneden de armoederisicogrens 25,9 %
25
Benedengrens betrouwbaarheidsinterval (95 %) 15,0 %
Bovengrens betrouwbaarheidsinterval (95 %) 36,8 %
Brussels Gewest Vlaanderen 11,4 % 9,5 % 13,3 % Wallonië 17,0 % 14,3 % 19,7 % België 14,7 % 12,9 % 16,5 % Bron: Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, EU-SILC 2006
Werkloosheidsgraad De werkloosheidsgraad meet het aantal werklozen tussen 15 en 64 jaar ten opzichte van de beroepsbevolking tussen 15 en 64 jaar (internationale definitie). Volgens de Arbeidskrachtenenquête 2008 was de werkloosheidsgraad meer dan dubbel zo hoog dan in België. In 2008 telde het Brussels gewest gemiddeld zo een 75.000 werklozen. In tegenstelling tot België waar de werkloosheidsgraad voor alle leeftijdsgroepen daalt tussen 2006 en 2007, daalde de werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest licht bij de 15-24 jarigen (-0,9%) en de 25-49 jarigen (-1,3%) en steeg het zelfs bij de 50-64 jarigen (+3,4%).10 Meer dan een derde van de jongvolwassen Brusselaars die willen werken (werkenden en werkzoekenden) zijn werkloos. In België is de werkloosheidsgraad hoger bij vrouwen dan bij mannen. Dit geldt niet voor het Brussels Gewest, behalve voor de jongvolwassenen (15-24 jaar). Bij de Brusselse ouderen (50-64 jarigen) is de werkloosheidsgraad zelfs hoger bij de mannen. In augustus 2009 lag het aantal niet-werkende werkzoekenden bijna een tiende (9,8%) hoger dan een jaar eerder. De stijging is het grootst bij de Brusselaars ouder dan 50 jaar (+16,3%). De stijging bij de Brusselaars jonger dan 25 jaar (+11,1%) en de 25-50-jarigen (+8,0%) brengt echter een einde aan de dalende trend van de laatste jaren. Naast ouderen zijn het vooral lager geschoolden die getroffen worden door de stijgende werkloosheid. Zowel in het Brussels Gewest als in België zijn niet-Europeanen vaker werkloos dan Europeanen en de totale bevolking. De uitsluiting op de arbeidsmarkt voor mensen met een laag opleidingsniveau is tweemaal zo groot in het Brussels Gewest dan in het hele land. De Brusselse arbeidsmarkt vraagt steeds meer kwalificaties terwijl de Brusselse economie zich meer toespitst op de diensten (tertialisering).
10
Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2008, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.31.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
26 Inkomen
In Brussel bedroeg het mediaan inkomen tijdens de periode 2005-2006 16.035 euro. Het mediaan inkomen is het bedrag, wanneer men alle fiscale aangiften rangschikt volgens het bedrag, in het midden van de rangschikking. Het mediaan inkomen wordt in tegenstelling tot het gemiddelde inkomen niet beïnvloed door extreem hoge of lage inkomens. In het Brussels Gewest is het mediaan inkomen lager dan in België en dan in andere Vlaamse grote steden, maar hoger dan in de Waalse grote steden. Gezien het inkomen een relatieve maatstaf is voor de koopkracht van de huishoudens is dit een belangrijk gegeven.11 Het verschil tussen het gemiddeld en mediaan inkomen per aangifte is groter in het Brussels Gewest (41%) dan in de andere steden of het land. Dit betekent dat het gemiddeld inkomen per aangifte in Brussel sterker wordt beïnvloed door extreem (hoge) waarden. Het gemiddeld inkomen per inwoner steeg in alle grote steden en het land tussen 2005 en 2006 en blijft dan ook lager liggen in Brussel in vergelijking met de andere grote steden (behalve Charleroi) en het land. Gerechtigden op een leefloon Om beroep te kunnen doen op OCMW-steun in de vorm van een leefloon of een equivalent leefloon moet aan twee essentiële voorwaarden voldaan zijn: niet beschikken over voldoende bestaansmiddelen en geen inkomen kunnen verwerven via sociale zekerheidsrechten. In december 2008 ontving 2,82% van de totale Brusselse bevolking een vervangingsinkomen van het OCMW in de vorm van een leefloon of een equivalent leefloon. Dat is bijna driemaal zo hoog als in België, maar ook aanzienlijk hoger dan in de andere gewesten en steden, met uitzondering van Luik (4,37%) waar het aandeel uitzonderlijk hoog ligt.12
Het aantal mensen dat in de loop van het jaar 2008 een vervangingsinkomen van het OCMW ontving, ligt nog een stuk hoger. 34.127 Brusselaars ontvingen een leefloon, 10.417 een equivalent leefloon, in totaal 4,34% van de Brusselse bevolking. 13
11
Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2009, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.18. 12 Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2009, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.23. 13 Het maandcijfer geeft een momentopname van het aantal gerechtigden op 31 december 2008. Het jaarcijfer geeft het totaal aantal begunstigden in de loop van 2008. Indien een persoon in de loop van 2008 meerdere malen voor dezelfde maatregel in aanmerking kwam, zal deze slechts eenmaal worden geteld.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
27
Sinds de tweede jaarhelft van 2008 steeg het aantal leefloongerechtigden dus gevoelig in alle grote steden en in het land. De economische crisis is niet de enige verklaring voor deze toename. Enerzijds zit het aantal steungerechtigden al sinds enkele jaren in stijgende lijn, anderzijds zijn er de seizoenseffecten die elk jaar opnieuw voor een stijging zorgen. Huisvesting Het aandeel woningen bewoond door de eigenaar is in Brussel lager dan in andere grote steden. 42% van de Brusselse bewoners van een woning zijn eigenaars, 47% doet aan private huur en 11% aan sociale en andere openbare huur. 14 Het aantal sociale huurwoningen in verhouding tot het aantal private huishoudens ligt in Brussel hoger dan in de rest van het land. Toch is het zo dat het aantal huishoudens op de wachtlijsten voor een sociale woning meer dan de helft bedraagt van het totale aanbod aan sociale huurwoningen. Verder zijn de gemiddelde huurprijzen van woningen hoger in Brussel in vergelijking met de rest van het land, ook wanneer we dit cijfer vergelijken met de andere grote steden. De Brusselaars besteden een groot deel van hun beschikbaar inkomen aan huurgelden in vergelijking met de gemiddelde Belg. Gemiddeld maken huurkosten 26,64% uit van de bestedingen van een Brussels huishouden. In het Vlaams en Waals Gewest is dat respectievelijk 20,31% en 20,49%.15 Daarnaast is het ook belangrijk om de kwaliteit van de huidige woningen te bespreken. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikken 9,2% van de woningen niet over basiscomfort, wat betekent dat een woning niet beschikt over een bad of douche, stromend water en een toilet in de woning. Brusselse woningen zijn ook vrij oud. 42,1% van de woningen dateert van voor 1946. Het aantal woningen waar grote herstellingen nodig geacht worden is dan ook groot.16 De verarming van een deel van de Brusselse bevolking maakt dat zij steeds minder toegang hebben tot de woningen op de privé-markt. Een gebrekkige woonsituatie wijst meestal op beperkte financiële middelen van een huishouden en sociale achterstelling. De ruimtelijke spreiding van bevolkingsgroepen volgt dus in grote mate het algemene comfort en de (ruimtelijke) structuur en betaalbaarheid van de woningmarkt. Op 1 januari 2009 telde de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) 38.526 sociale woningen in het Brussels Gewest. Dat betekent dat er in vergelijking met 1 januari 2008 slechts 12 sociale woningen extra beschikbaar waren. Het sociale woningpark blijft dan ook zeer beperkt: het aantal sociale woningen ten opzichte van het aantal private huishoudens bleef stabiel op 7,7%. De wachtlijst voor een sociale huisvesting blijft ondertussen verder aangroeien: op 1 januari 2009 stonden er 30.207 huishoudens op de wachtlijst, een stijging van meer dan 4000 huishoudens.17
14
Observatium voor Gezondheid en Welzijn in Brussel, 2006: 64. Brusselnorm en Brusseltoets, Brussels Informatie-, Onderzoeks- en Documentatiecentrum, p.34. 16 Integrale Jeugdhulp, regio Brussel. Regioplan Integrale Jeugdhulp, p.13 17 Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2009, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.57. 15
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
28
Op de figuur hieronder wordt de geografische spreiding van de sociale woningen in Brussel weergegeven, met daarbij de evolutie van het aantal drempelwaarden in de achtergestelde buurten in Brussel.
Gezondheid en sociale situatie Wat betreft gezondheid bij jonge kinderen vonden 28% van de geboorten plaats in een huishouden zonder inkomen uit arbeid en 11% bij een alleenstaande moeder zonder inkomen uit arbeid. Dit aandeel bleef relatief stabiel tussen 2004 en 2006. Het aandeel geboorten bij alleenstaande moeders steeg en bedraagt bijna 17% van de geboorten. Foeto-infantiele stefte (sterfte vanaf 22 weken zwangerschap of gedurende het eerste levensjaar) wordt als een belangrijke indicator voor de welzijns- en gezondheidssituatie van een land of regio beschouwd. De sociale ongelijkheid inzake perinatale en infantiele gezondheid is duidelijk merkbaar in het Brussels Gewest. Kinderen die geboren worden in een huishouden zonder inkomen uit arbeid hebben twee keer meer kans om dood geboren te worden of te sterven in de eerste levensmaand dan kinderen geboren in huishoudens met twee inkomens uit arbeid. De kans om in de loop van het eerste levensjaar te sterven is 3,3 keer groter. De sociale ongelijkheid kan aangetoond worden voor alle doodsoorzaken van infantiele sterfte (gedurende het eerste levensjaar): naargelang de doodsoorzaak is de kans voor een kind geboren in een huishouden zonder inkomen uit arbeid twee tot drie maal hoger dan voor
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
29
kinderen in een huishouden met twee inkomens uit arbeid. Voor wiegendood ligt dat aantal zelfs vijf keer hoger.18 De ongelijkheid inzake lager geboortegewicht en vroeggeboorte is minder uitgesproken in Brussel, ten dele omdat de Marokkaanse en Turkse moeders, ondanks een hoger perinataal sterftecijfer, minder vaak premature baby’s hebben of baby’s met een laag geboortegewicht. In 2006 hadden 45,6% van de pasgeborenen een moeder met een niet-Belgische nationaliteit. De nationaliteiten uit de Europese Unie zijn het meest vertegenwoordigd met 11,6%. 11,3% van de pasgeborenen heeft een moeder met een Maghreb-nationaliteit, 6,3% uit Sub-Saharisch Afrika en 2,0% heeft een Turkse moeder. Deze 3 laatste groepen vertonen een hoger risico op overlijden van het kind in perinatale periode.19 De impact van armoede op gezondheid treft echter alle leeftijden. Zo is het risico om vroegtijdig te sterven hoger voor de inwoners van de armere gemeenten in het gewest en lager voor de inwoners van de zuidoostelijke gemeenten (Sint-Pieters-Woluwe, Sint-LambrechtsWoluwe, Ukkel en Oudergem). Deze verschillen zijn meer uitgesproken voor mannen dan voor vrouwen. De hechte relatie tussen gezondheid en sociale situatie is zeker niet uniek voor het Brussels Gewest. Het Brussels Gewest onderscheidt zich echter wel van de rest van het land en vooral van Vlaanderen door de relatieve omvang van de zwakste groep. In Brussel geeft immers één op vijf aan dat zij hun gezondheid niet optimaal konden onderhouden om financiële redenen (ten opzichte van één op twintig in Vlaanderen).
Deel 2: Specifieke omgevingsanalyse met betrekking tot Welzijn, Gezondheid en Gezin – Aanbod in het Brussels hoofdstedelijk gewest Het bestaande aanbod in de Brusselse welzijns-, gezondheids- en gezinssector wordt in al zijn facetten in kaart gebracht door de VGC en de Vlaamse provincies en toegankelijk gemaakt via de website www.desocialekaart.be, waarop onderstaande beschrijving grotendeels is gebaseerd, samen met de website www.zorgzoeker.be die een specifieker overzicht biedt van de Brusselse zorgverleners die een patiënt in het Nederlands kunnen helpen. Deze analyse is in eerste instantie een poging om de door de Vlaamse Gemeenschap en de VGC erkende Nederlandstalige sociale voorzieningen in kaart te brengen. Daarnaast bestaat er in Brussel ook een bicommunautair aanbod, erkend door de GGC, waar in principe ook Nederlandstaligen terecht kunnen, en een Franstalig aanbod, erkend door de Franse Gemeenschap en de CoCof, waar mensen in principe enkel in het Frans worden geholpen. Deze tekst besteedt de meeste aandacht aan de sectoren waarover de meeste cijfers bestaan, zoals de sector personen met een handicap, en maakt zo ook duidelijk over welke andere domeinen er momenteel nog te weinig onderzoek is gedaan. De Brusselaars kunnen beroep doen op een divers voorzieningenaanbod inzake welzijn, gezondheid en gezin, dat groeiend maar toch nog ontoereikend is. Voor de maatschappelijke context van deze situatie verwijzen we naar de volledige tekst van de gemeenschappelijke omgevingsanalyse en in het bijzonder de hoofdstukken Demografie, Tewerkstelling, Inkomen, Huisvesting, Gezondheid en Armoede, waaruit onder meer blijkt dat de Brusselse bevolking in 18
Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2008, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.42. 19 Cijfers afkomstig uit Welzijnsbarometer – Brussels armoederapport 2008, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, p.42.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
30
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
de komende jaren sterk zal stijgen en dat er sociale ongelijkheden blijven bestaan inzake gezondheid. Ook de toegankelijkheid van de welzijns-, gezondheids-, en gezinsvoorzieningen wordt onvoldoende gegarandeerd voor alle inwoners. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor is het relatief lage gemiddeld inkomen van de Brusselaars. Huishoudens in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geven ook meer dan in de andere gewesten aan dat uitgaven voor gezondheidszorgen moeilijk om dragen zijn. Daar waar in het Vlaams Gewest slechts 5% van de huishoudens hun gezondheidsuitgaven dienden uit te stellen omwille van financiële redenen, loopt dit percentage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op tot 18% en in het Waals Gewest tot 16%.20 In het kader van de algemene sociale dienstverlening vinden we in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 19 Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Voorts hebben de meeste gemeenten een administratieve dienst Sociale Zaken. Vermeldenswaardig is voorts dat er een Nederlandstalige dienst voor telefonische hulpverlening (Teleonthaal Vlaams-Brabant en Brussel) ter beschikking staat van de Brusselaars. Daarnaast organiseren de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) een uitgebreide dienstverlening. Er zijn twee Nederlandstalige CAW’s. Aan Nederlandstalige kant is er één instituut voor samenlevingsopbouw met verschillende lokale deelwerkingen. Specifiek inzake thuislozenzorg bestaat er in Brussel slechts enkele Nederlandstalige voorzieningen, hoofdzakelijk inzake begeleid wonen. Brussel heeft ook twee Nederlandstalige voorzieningen voor budgetbegeleiding en schuldbemiddeling. Zowel voor Nederlandstalige apothekers (53), huisartsen (145), kinesisten (76), tandartsen (77) en thuisverpleegkundigen (77) is er een substantieel aanbod op het Brussels grondgebied. Het aanbod is in vergelijking met andere zorgberoepsgroepen ruim, maar niet steeds voldoende voor de Brusselse bevolking die rekent op een dienstverlening in het Nederlands. Een Nederlandstalige logopedist (5), psycholoog (13) of seksuoloog (1) is veel moeilijker ter vinden in de hoofdstad. Voor diëtisten is men zelfs aangewezen op de Rand. Deze cijfers zijn echter niet volledig representatief aangezien er Nederlandstalige zorgverleners zijn die (nog) niet geregistreerd staan in de Zorgzoeker databank. In het algemeen wordt de huisarts in Brussel niet maximaal benut. De Gezondheidsenquête 2004 toont aan dat de Brusselaars beduidend minder vaak naar de huisarts toestappen dan de inwoners van de andere grote Belgische steden. Opmerkelijk is dat in het Brussels Gewest nietBelgen van buiten de EU veel minder snel de weg vinden naar de huisarts dan de Belgen. Lager opgeleiden en niet-Belgen van buiten de EU doen er ook relatief meer een beroep op groepspraktijken en wijkgezondheidscentra. Anderzijds stellen we toch vast dat ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een stijgend aantal inwoners aangeeft over een vaste huisarts te beschikken: van 78% in 1997 tot 83% in 2004. Ook bij de contacten met de specialist beïnvloedt het opleidingsniveau als indicator van socio-economische status sterk de arts-patiënt verhouding. Niet-Belgen van buiten de EU hebben een veel kleinere kans om een specialist te raadplegen dan Belgen. Het gemiddeld aantal contacten met een specialist ligt bij deze groep niet-Belgen heel wat lager. Daar waar Belgen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bvb. gemiddeld 3,8 keer per jaar een specialist contacteren is dit voor niet- Belgen van buiten de EU slechts 1,5 keer. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt duidelijk meer een beroep gedaan op diensten spoedopname dan in het Vlaams Gewest. Zowel de kans op een contact met een dienst spoedopname als het gemiddeld aantal contacten op jaarbasis is er significant hoger. Slechts 8% van de contacten in het hoofdstedelijk gewest zijn verwijzingen door artsen. In het Vlaams 20
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), Gezondheidsenquête 2004, p. 48-67.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
31
Gewest is dit ongeveer een kwart. Eén op de twintig Brusselaars rapporteert een contact met een dienst spoedopname in het afgelopen jaar, maar heeft tijdens dezelfde periode nooit een huisarts gecontacteerd. Misschien is voor hen de spoeddienst een alternatief voor de huisarts. In het Vlaams Gewest ligt dit cijfer vier keer lager. De cijfers voor het Waals Gewest situeren zich meestal tussen deze van het Brussels en het Vlaams Gewest. Vervolgens zijn er ruim 100 Nederlandstalige tandartsenpraktijken actief in Brussel. 21 In het algemeen is 1 op de 3 jongeren tussen de 0 en 14 jaar evenwel nog nooit bij de tandarts langs geweest. In het Vlaams Gewest gaat het om 27%, in het Waals Gewest om 36% en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zomaar even om 52% van de jongeren. Zoals hierboven gesteld geven huishoudens in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer dan in de andere gewesten aan dat uitgaven voor gezondheidszorgen moeilijk om dragen zijn. Daar waar in het Vlaams Gewest slechts 5% van de huishoudens hun gezondheidsuitgaven dienden uit te stellen omwille van financiële redenen, loopt dit percentage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op tot 18% en in het Waals Gewest tot 16%.22 Daarom is de toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg in de hoofdstad van groot belang. Brussel telt een viertal Nederlandstalige wijkgezondheidscentra. Daarnaast zijn er 12 zelfhulpverenigingen voor patiënten van welbepaalde aandoeningen actief in Brussel en enkele verenigingen voor mantelzorgers. Brusselaars met geestelijke gezondheidsproblemen kunnen terecht bij één Nederlandstalig centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGGZ) met een reeks deelwerkingen. Dit centrum begeleidt en behandelt kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen met ernstige psychische en/of psychiatrische problemen. Naast een reeks psychiatrische (afdelingen van) ziekenhuizen en verzorgingstehuizen, kunnen Brusselaars in het Nederlands ook terecht bij een 13-tal psychologen, een vereniging voor teleonthaal (VAD) en enkele andere hulpverenigingen. Er is nood aan meer specialisatie om de dienstverlening inzake geestelijke gezondheidszorg meer toegankelijk te maken voor Brusselaars van verschillende culturen. Met betrekking tot de gespecialiseerde verslavingszorg zijn er in Brussel drie ambulante diensten die individuele cliënten maar ook partners van verslaafden en hun gezin begeleiden (CGG Brussel– deelwerking Houba, De Spiegel, De Sleutel). In de psychiatrische afdeling van het UZ Brussel (residentiële hulp) kunnen verslaafden opgevangen worden voor diagnosestelling met gerichte doorverwijzing, voor fysieke ontwenning en behandeling van een onderliggende psychiatrische problematiek. Een inventaris van het aanbod zelfhulp in Brussel is consulteerbaar via het Trefpunt Zelfhulp. Zo hebben de Anonieme Alcoholisten een groep in Brussel. Voor informatie over middelen (drugs en geneesmiddelen) en doorverwijzingen naar gespecialiseerde voorzieningen kunnen Brusselaars terecht bij de Vlaamse Druglijn (Vereniging voor Alcoholen andere Drugproblemen). Tot slot is er nog de Bond voor Emancipatorisch Drugbeleid (DEBED) met een aanbod rond de preventie van risico’s ten gevolge van druggebruik. In Brussel staan heel wat diensten (van kraamhulp tot opvang voor ouderen) dagdagelijks paraat om kwalitatieve thuiszorg te verlenen, zodat zieke of zorgbehoevende personen (zo lang mogelijk) in hun vertrouwde thuismilieu kunnen blijven. Zij zijn verenigd in het Brussels Overleg Thuiszorg. Deze vzw telt circa tachtig leden/voorzieningen, werkzaam in het tweetalig hoofdstedelijk gebied Brussel. In totaal zijn er in Brussel zo’n 77 Nederlandstalige thuisverpleegkundigen actief. Aan Nederlandstalige kant is er geen enkel dagverzorgingscentrum. Wel organiseren 13 lokale dienstencentra een specifiek Nederlandstalige dienstverlening voor de lokale bewoners. Ze zorgen voor informerende, 21 22
Vlaamse Overheid & VGC, 2009, www.zorgzoeker.be Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), Gezondheidsenquête 2004, p. 48-67.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
32
recreatieve en vormende activiteiten met het oog op het versterken van het sociale netwerk en dit in overleg met lokale sociaal-culturele verenigingen. Daarnaast bieden deze lokale dienstencentra ook hulp bij activiteiten van het dagelijks leven zoals bvb. warme maaltijden, poetsdienst, klusjesdienst, vervoerdienst. Inzake Nederlandstalige opvoedingsondersteuning is er in Brussel één Opvoedingswinkel en één Ontmoetingsplaats voor jonge kinderen en hun ouders. Verschillende initiatieven bieden vormen van opvoedingsondersteuning. Voor prenatale zorgen is er één Nederlandstalige voorziening. De vraag naar kraamzorg stijgt spectaculair: steeds meer jonge ouders doen vlak na de bevalling beroep op professionele hulp. Meer en meer wordt er gekozen voor een bevalling met een verkort ziekenhuisverblijf of een poliklinische bevalling. Ook is de ligdagduur systematisch gedaald de laatste jaren. Maatschappelijk gezien hebben aanstaande ouders nu minder ervaring met babyverzorging dan vroeger en doordat de grootouders veelal nog beroepsactief zijn, is ook hun ondersteuning vaak minder aanwezig. Er wordt in onze huidige maatschappij veel belang gehecht aan een goede start in het leven en dus aan investeren in kwaliteitsvolle zorg vanaf de eerste levensweken. Na de bevalling is het belangrijk dat jonge ouders in alle rust kunnen genieten van de baby. Ook bij prenatale problemen kan er zorgverlening geboden worden. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is slechts een handvol Nederlandstalige voorzieningen voor kraamzorg actief. Ook Nederlandstalige vroedvrouwen zijn in Brussel helemaal niet echt talrijk (zo’n 19). De Nederlandstalige pediaters van hun kant zijn met een 50-tal. Voorts telt Brussel 21 consultatiebureaus voor het jonge kind van Kind & Gezin en drie inloopteams, die zich specifiek richten op de ondersteuning van jonge kansarme gezinnen. Daarnaast is er in Brussel één centrum voor integrale gezinszorg en één centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning waar mensen in het Nederlands terecht kunnen. Er bestaat ook een vertrouwenscentrum inzake kindermishandeling in Brussel dat fungeert als meldpunt en als voorziening voor hulpverlening en sensibilisering rond kindermishandeling. 23 De totale Brusselse kinderopvang, erkend of onder toezicht van K&G én van ONE bedroeg in 2004 13.571 plaatsen, waarvan 5.894 (43,4%) erkend of onder toezicht is van Kind en Gezin, voor een totaal van 42.164 kinderen onder de drie jaar. Deze cijfers zijn tot op heden de meest recente en worden geïllustreerd door Figuur 1 in de bijlage van deze omgevingsanalyse.24 In dit kader benadrukken we dat de demografische evolutie van Brussel een stijgende trend vertoont, ook in de jongste leeftijdscategorie. In 2000 bedroeg het aantal kinderen van 0 tot 3 jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 50.023, in 2005 waren het er 56.421 en in 2010 zijn het er 66.078. Men verwacht dat zij in 2015 met 71.340 zijn en tegen 2020 met 73.682.25 Het tekort aan plaatsen zal er dus niet op verminderen. In de Brusselse kinderopvang zien we een licht stijgende trend inzake de capaciteit in de door de Vlaamse Gemeenschap erkende (Nederlandstalige) of geattesteerde instellingen. Die geattesteerde instellingen zijn veelal Franstalig, met uitzondering van het Gemeenschapsonderwijs. In 2003 ging het om 41% van alle beschikbare plaatsen in Brussel en in 2007 om 47%.26 Figuur 2 in de bijlage geeft de evolutie van het aantal beschikbare plaatsen weer in de Brusselse kinderopvang van 2000 tot 2004, en dit voor beide gemeenschappen. Een essentieel onderscheid tussen de opvangvormen is dat de ouderbijdragen in de gesubsidieerde kinderopvang afhankelijk zijn van het gezinsinkomen. Voor minder gegoede gezinnen zijn zij 23
- De Sociale Kaart, idem. - www.zorgzoeker.be , idem.
24 Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. (2006) Cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang. Onderzoek naar de in- en uitstroom van de kinderdagopvang. Gent-Brussel: Vakgroep Sociale Agogiek, UGent – VGC.
25
ADSEI, 2008.
26
“Statistische Indicatoren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”, Uitgave 2008, hoofdstuk 14: gezondheid, p. 355-371.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
33
daarom de enige betaalbare kinderopvang. Figuur 3 in de bijlage zet de gesubsidieerde capaciteit uit tegenover de inkomenscoëfficiënt per gemeente. Hieruit blijkt dat de inkomens in Sint-Joost-ten-Node en St-Gillis erg laag zijn en dat daar weinig gesubsidieerde kinderopvang is, zowel in absolute cijfers als in verhouding tot het BHG. Sint-Jans-Molenbeek, eveneens een ‘armere’ gemeente, heeft wel meer gesubsidieerde plaatsen, maar zit relatief toch net onder het gemiddelde voor het BHG. Ganshoren is dan weer een gemeente met een ‘gemiddeld’ inkomen en met erg veel gesubsidieerde plaatsen in verhouding tot het aantal -3 jarigen. Op hun beurt kennen Watermaal-Bosvoorde, Ukkel en Sint-Lambrechts-Woluwe de hoogste inkomens en een groter dan gemiddeld aantal gesubsidieerde opvangplaatsen. In de meeste Brusselse kinderdagverblijven dient men minstens een jaar vooraf in te schrijven. Voor sommige ouders is dit niet evident. Ook het gebrek aan flexibiliteit van de opvang is problematisch. De grootste onvervulde nood lijkt te zitten in iets latere openingsuren ’s avonds. Bijna de helft van de gebruikers komt uit een taalgemengd gezin en minder dan één op tien uit een anderstalig gezin. Bijna alle gebruikers van de kinderopvang, ongeacht de vorm, zijn werkende ouders. Hun percentage varieert van 80% (gemeentelijke KDV) tot 91% (minicrèches) en 94% (KDV-GO). De verantwoordelijken van Actiris bevestigen dat werklozen en werkzoekenden zelden een plaats vinden in de kinderopvang. Ondanks het tekort aan plaatsen werken de kinderdagverblijven aan een betere toegankelijkheid om dit cliënteel op te vangen. Terwijl de capaciteit van het effectieve Nederlandstalige aanbod in verhouding tot het aantal -3 jarigen in Brussel lager ligt dan in Vlaanderen, kent Brussel een groter aantal kansarmen en eenoudergezinnen dan Vlaanderen. Dat betekent dus dat waar de sociale vraag groter is, het sociale aanbod precies lager is.27 Hieronder gaan we even dieper in op het gedeelte van het Brusselse aanbod inzake kinderopvang dat erkend is door of onder toezicht staat van Kind & Gezin. Allereerst merken we op dat onderstaande cijfers (zie ook Figuur 4 in bijlage) dateren van 2005 en dat een actualisatie van de cartografie van de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel wenselijk is zodat ook de beleidsinspanningen van de voorbije jaren mee in rekening worden gebracht. De totale voorschoolse kinderopvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (erkend door of onder toezicht van Kind & Gezin) omvat 275 voorzieningen met een totale capaciteit van 7.246 opvangplaatsen. De kinderdagverblijven van het Gemeenschapsonderwijs en de Europese Gemeenschap vallen bij Kind & Gezin onder de categorie van de zelfstandige kinderdagverblijven en minicrèches. De buitenschoolse kinderopvang in Brussel erkend door of met attest van toezicht van Kind & Gezin omvat 15 voorzieningen met een totale capaciteit van 1.187 opvangplaatsen. 28 Figuur 4 in de bijlage geeft aan dat er op 31 maart 2009 zes initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang erkend en gesubsidieerd waren door Kind & Gezin, maar intussen is een zevende initiatief erkend. Na bovenstaande analyse van het Nederlandstalige aanbod inzake kinderopvang vermelden we enkele kenmerken van moeder en kind (geregistreerd in de consultatiebureaus van Kind & Gezin). In dit opzicht is het opmerkelijk dat 79,5% van de moeders in Brussel op de zesde dag na de geboorte van hun kind uitsluitend borstvoeding geeft en dat 58,8% dit langer dan drie maanden volhoudt (zie ook Figuur 5 in de bijlage).29 Ten slotte bevestigen de gegevens van de consultatiebureaus van Kind & Gezin dat Brussel een zeer multiculturele stad is: 70% van de moeders die er van een kind bevallen zijn niet-Belgen. Dat 70,3% van de gezinnen geregistreerd door de consultatiebureaus van Kind & Gezin het Nederlands niet als thuistaal 27
Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. idem.
28
Kind & Gezin, Gemeentelijk Kindrapport, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Voorzieningen Kinderopvang en Preventie Zorg, 31/03/2009. 29 Kind & Gezin, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Kenmerken van het Kind, Geboortejaar 2008.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
34
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
gebruiken (zie ook Figuur 6 in de bijlage), onderstreept dan weer de taaldiversiteit van het hoofdstedelijke gebied, zoals beschreven in het hoofdstuk Demografie van de gemeenschappelijke omgevingsanalyse. 30 Na de sector van de kinderopvang schetsen we het Nederlandstalige welzijnsaanbod voor de Brusselse jeugd. Het is een beleidslijn vanuit Vlaanderen (Integrale Jeugdhulp) om de jeugdhulp meer vraaggestuurd te maken en een betere samenwerking en afstemming te bewerkstelligen tussen de verschillende actoren die jeugdhulp aanbieden. Integrale jeugdhulp heeft tot doel de hulp- en dienstverleningsmogelijkheden voor jongeren beter op elkaar af te stemmen, over de grenzen van de bestaande sectoren heen. Het aanbod moet adequater en vraaggerichter worden: de persoon, zijn omgeving én de vraag dienen centraal te staan. Zes grote jeugdhulpsectoren zijn betrokken: het Algemeen Welzijnswerk, het Agentschap Jongerenwelzijn, de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, de Centra voor Leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, alsook de centra voor Integrale Gezinszorg. Figuur 7 in de bijlage geeft een beeld van de ruimtelijke spreiding van het rechtstreeks toegankelijk aanbod met een breed onthaal: de CAW’s, de CLB’s en de erkende voorzieningen en consultatiebureaus van Kind & Gezin. Het blijkt dat dit aanbod zich concentreert in de vijfhoek en de aangrenzende gemeenten in het noordwesten.31 Binnen de sector Jongerenwelzijn is de Bijzondere Jeugdzorg erg belangrijk. Jongeren kunnen er enkel terecht na verwijzing door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of door de jeugdrechter. Er zijn verschillende categorieën voorzieningen. Het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn zorgt voor de erkenning en subsidiëring van deze voorzieningen. Figuur 8 in de bijlage biedt een overzicht van het aantal door de Vlaamse overheid erkende voorzieningen in de Bijzondere Jeugdzorg met een afdeling of werking in Brussel. Het werkingsgebied van de meeste voorzieningen beperkt zich niet enkel tot Brussel. Zoals in het geheel van de welzijns-, gezondheids- en gezinssector bestaat er een wisselwerking met de provincie Vlaams-Brabant. Naast dit aanbod voor jongeren bekijken we ook het Nederlandstalig welzijnsaanbod voor senioren in Brussel. Om te beginnen blijkt dat er in het hoofdstedelijk gebied een groot gebrek is aan Vlaams erkende voorzieningen voor senioren. Momenteel zijn er slechts twee erkende Nederlandstalige rusthuizen in Brussel. Een steekproef bij de rusthuizen in de Brusselse noordrand leert dat er 120 - meestal zwaar zorgbehoevende - Brusselse senioren een onderkomen vinden in een rusthuis in de Brusselse noordrand en dat er nog eens 150 personen op de wachtlijst van deze voorzieningen staan ingeschreven. Het maakt duidelijk dat Nederlandstalige Brusselaars verkiezen te worden opgevangen in een kwaliteitsvolle voorziening waar hun moedertaal wordt gesproken. De programmatie van de Vlaamse overheid geeft aan dat Brussel nood heeft aan 1.222 Vlaamse erkende rusthuisplaatsen, terwijl de teller momenteel op 104 (of 8,5%) staat. Voor het aantal serviceflats is de situatie nog benarder. Er is slechts één Vlaams erkende serviceresidentie, die instaat voor 2,5% van de programmatienorm. Wat dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf betreft, is het helemaal dramatisch: er is voor deze zorgvormen geen Vlaams erkend aanbod. Om tot een evenwichtig gespreid aanbod aan woonzorg te komen, werd Brussel opgesplitst in 33 woonzorgzones (subzones inbegrepen). Deze indeling wil elk van de 19 gemeenten en de deelgemeenten van Brussel-Stad voorzien van voldoende woonzorginitiatieven. Daarnaast werden op basis van kansindicatoren een 11-tal wijken weerhouden die ook als woonzorgzone worden ontwikkeld. Om de samenwerking met gemeente en OCMW te vergemakkelijken werden bij de afbakening van de woonzorgzones de gemeentegrenzen gerespecteerd. In de 30 Kind & Gezin, Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kenmerken van de Moeder van het Kind (teleenheid kinderen), Geboortejaar 2008 31 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Regioplan Integrale Jeugdhulp, regio Brussel, 2007, 89 p.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
35
eerste fase van de ontwikkeling van deze zones (2008 – 2012) wordt voornamelijk geïnvesteerd in het noordelijke en het noordwestelijke deel van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, waar de meeste Nederlandstalige senioren en zorgbehoeftigen wonen. De Vlaamse overheid tekent de programmatie uit voor de invulling van het woonzorgbeleid (opgedeeld in de ouderenvoorzieningen en de thuiszorgdiensten) en de voorzieningen voor personen met een handicap. De invulling van de programmatie inzake woonzorg is in Brussel ondermaats. Het aantal gerealiseerde erkenningen (op 1 juli 2009) wordt weergegeven in Figuur 9 in de bijlage. Figuur 10 in de bijlage geeft de woonzorgzones weer en de inbedding van de bestaande dienstverlening, met name rusthuizen, dienstencentra, serviceflats en gezinszorg.32 De lokale dienstencentra spelen een centrale rol in de woonzorgzones. Figuur 11 in de bijlage beschrijft de spreiding van de 13 bestaande lokale dienstencentra. Eind augustus 2008 werden aan de centrumleiders van de bestaande lokale dienstencentra alle adressen van de gebruikers opgevraagd. Per dienstencentrum werd elke gebruiker op een kaart van Brussel geplaatst (zie Figuur 12 in de bijlage).33 Vervolgens beschrijven we de Brusselse sector personen met een handicap.34 Recent zijn in het Brusselse gewest een aantal nieuwe Nederlandstalige voorzieningen opgestart, die inspelen op specifieke noden van Brusselaars met een handicap. Ook in de nabije toekomst worden een aantal ontbrekende initiatieven uitgebouwd. Globaal genomen kunnen we evenwel stellen dat het Nederlandstalige zorgaanbod voor personen met een handicap in Brussel beperkt en gemiddeld drie à vier keer lager is dan in Vlaanderen. We krijgen een min of meer analoog beeld wanneer we het aantal plaatsen in de regio Brussel vergelijken met de provincie VlaamsBrabant: de capaciteit in Halle-Vilvoorde is globaal 2,5 keer hoger dan in Brussel en in Leuven ligt het aanbod 3,5 keer hoger. Bijna de helft van de erkende Nederlandstalige plaatsen in Brussel richt zich naar minderjarigen. Actueel zijn er binnen de Nederlandstalige gehandicaptenzorg in Brussel globaal 361 plaatsen voor minderjarigen (194 plaatsen zijn erkend door het VAPH en 167 plaatsen zijn niet erkend) en 222 plaatsen voor volwassenen. Figuur 13 in de bijlage geeft de capaciteit aan van het door het VAPH erkende Nederlandstalige zorgaanbod in Brussel op 1 januari 2008 per zorgvorm en instelling. Tot op heden zijn dit de meest recente beschikbare cijfers. De capaciteit voor volwassenen is geëvolueerd van 101 plaatsen in 2003 naar 222 plaatsen in 2007. Hierbij steeg het aantal plaatsen begeleid wonen van 51 naar 93, beschermd wonen evolueerde van 5 plaatsen naar 27. De plaatsen dagcentrum verdubbelden en stegen van 17 naar 33. De residentiële opvang (tehuiswerkenden, tehuis nietwerkenden, kortverblijf) evolueerde van 28 plaatsen naar 68 plaatsen. De capaciteit voor minderjarigen kende een lichte groei en evolueerde van 171 erkende plaatsen semi-internaat en internaat naar 194 erkende plaatsen (toename van 18 plaatsen semi-internaat en 5 plaatsen internaat). In de periode 2001-2005 zien we dat het aantal personen met een handicap dat een erkenning van het VAPH kreeg verdubbelde. Tijdens de periode 2001-2007 verdrievoudigde quasi het 32
Kenniscentrum Woonzorg Brussel VZW, 2008. Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan Woonzorgzones Brussel, Plan voor de uittekening van de thuis- en ouderen-voorzieningen in het tweetalig gebied Brussel – Hoofdstad voor de periode 2008 – 2012. Vlaamse Overheid, 2008, p 46. 33 Brusselse Welzijns- en gezondheidsraad – Brussels Overleg Dienstencentra, Nieuw organisatiemodel lokale dienstencentra, 2009, p. 57. 34 - Brussels Regionaal Overleg gehandicaptenzorg (BROG) – BWR, Personen met een Handicap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een Situatieanalyse. Lieve Van Dooren en Chris Blockerije, Brussel 2008, 132 p. - VGC, Wegwijs in het Nederlandstalige zorgaanbod voor personen met een handicap in Brussel, Uitgave van het Brussels Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg – BWR i.s.m. het Brussels Aanmeldingspunt voor personen met een handicap, juni 2009, 35 p. - www.zorgzoeker.be, idem. - De Sociale Kaart, idem.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
36
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
aantal erkende personen. In 2001 zijn er 518 Brusselaars erkend als persoon met een handicap en in 2007 zijn dit 1.318 personen. De Service Bruxellois Francophone des Personnes Handicapées erkent en ondersteunt 3.959 personen met een handicap. In Brussel waren er begin 2005 9.322 en begin 2006 9.710 belastingplichtige personen met een handicap jonger dan 65 jaar. De gemeenten Brussel-Stad, Anderlecht, Schaarbeek en St-Jans-Molenbeek hebben het grootste aantal belastingplichtige personen met een handicap. Door het gebrek aan zorgaanbod in het Hoofdstedelijk Gewest hebben vele Brusselse zorgvragers de voorbije jaren een oplossing gezocht in voorzieningen in Vlaams-Brabant of in de andere Vlaamse provincies. In 2007 verbleven 501 personen met een domicilie of een netwerk in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in een erkende voorziening in het Vlaams gewest. 32,9% van het totaal aantal Brusselaars dat in een voorziening verblijft, is opgenomen in een dienst of voorziening in het hoofdstedelijke gewest, 41,5% verblijft in een voorziening in het arrondissement HalleVilvoorde en 10,4% in het arrondissement Leuven. De overige 15,2% van de Brusselaars in voorzieningen verblijft in een andere Vlaamse provincie. In realiteit is het aantal Brusselaars dat geholpen wordt in een voorziening buiten Brussel zeker nog een stuk groter, omdat heel wat volwassenen binnen de residentiële sector vaak gedomicilieerd zijn in de gemeente waar de instelling gevestigd is. Figuur 14 in de bijlage illustreert duidelijk dat Vlaamse Brusselaars (al dan niet noodgedwongen) op zoek gaan naar gepaste zorg in andere regio’s, hoofdzakelijk in Halle-Vilvoorde. Deze wisselwerking tussen Brussel en Vlaams-Brabant stellen we ook vast in andere deelgebeiden van de welzijns, gezondheids- en gezinssector. Voor wat de minderjarigenzorg in Brussel betreft is het opmerkelijk dat 46% van de huidige Vlaamse opvangcapaciteit voor kinderen en jongeren niet erkend is door het Vlaams Agentschap (VAPH). Hoewel er de laatste jaren, in het kader van het uitbreidingsbeleid, inspanningen geleverd werden om de erg hoge achterstand binnen de volwassenopvang in Brussel weg te werken, blijft het aanbod voor deze populatie in Brussel nog uiterst beperkt. Ook het aantal aangeboden zorgvormen is beperkt. Zo zijn er in Brussel geen plaatsen voorhanden voor zelfstandig of geïntegreerd wonen en voor de opvang van zwaar zorgbehoevenden (nursingtehuis). Pas sinds begin 2008 is er in Brussel een eerste kleinschalig tehuis voor werkenden geopend. De verdere noodzakelijke uitbouw van de basisvoorzieningen voor volwassenen moet dan ook een prioritaire opdracht blijven binnen de Vlaamse gehandicaptenzorg in Brussel. Het is opvallend dat de uitbreiding van het zorgaanbod in Brussel duidelijk voor een multiplicerend effect gezorgd heeft; dit zowel wat het aantal inschrijvingen op de Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ) betreft als inzake het aantal erkenningen van Brusselaars door het VAPH. Hun aantal verdubbelde voor beiden in vijf jaar tijd. In vergelijking met Vlaanderen ligt de capaciteit in Brussel een kwart lager. In het Hoofdstedelijk Gewest is 60% van de plaatsen gesitueerd in de minderjarigenzorg. Het voorzieningenaanbod in Brussel voor volwassen personen met een handicap is, ongeacht het taalregime, ronduit problematisch. Het aantal geregistreerde zorgvragen in het Brusselse hoofdstedelijke gewest ligt 3 keer lager dan in Vlaams-Brabant en zelfs 4 keer in vergelijking met de gemiddelde CRZ-cijfers voor heel Vlaanderen. Einde 2006 stonden slechts 135 personen met een domicilie in Brussel geregistreerd op de CRZ. Dit betekent geenszins dat de Brusselse personen met een handicap geen zorgvragen hebben. Heel wat personen met een handicap wensen hun zorgvragen niet te registreren op de CRZ. Sommigen gaan ervan uit dat de kans op een gepaste opvang of begeleiding enorm klein is en vinden een registratie zinloos. 19,6% van de Brusselse personen met een handicap heeft hun zorgvraag niet geregistreerd op de CRZ (Figuur 15 in de bijlage). Vermoed wordt dat momenteel minstens 600 personen jonger dan 65 jaar met een handicap in Brussel in een rusthuis opgenomen zijn. We zien dat meer dan 30% van de personen met een handicap dat in een Brussels rusthuis opgenomen is, voor de opname thuis woonde. Wanneer
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
37
we kijken naar het percentage van het aantal potentiële gebruikers van een VAPH-voorziening in de totale rusthuispopulatie zien we dat dit percentage 2,5 keer hoger ligt in de Brusselse rusthuizen dan in de Vlaamse. Een vergelijkbare enquête bij de psychiatrische verzorgingstehuizen en een aantal diensten voor beschut wonen releveerde nog eens 115 personen met een handicap die in de geestelijke gezondheidszorg verblijven en daar 16% van de plaatsen innemen. Het aantal personen met een handicap dat alleen al in de rusthuissector in Brussel verblijft, ligt hoger dan de totale capaciteit aan residentiële plaatsen voor volwassenenopvang binnen de gehandicaptenzorg in Brussel. Brusselaars met een handicap hebben wel degelijk behoefte aan zorg. De noden betreffen vooral vragen naar opvang in een tehuis voor niet-werkenden, thuisbegeleiding, begeleid wonen en een zinvolle dagbesteding. De inschrijvingsprocedure bij het VAPH is ingewikkeld, duurt lang en is een drempel die de toegankelijkheid van de gehandicaptensector bemoeilijkt. Risicogroepen zijn moeilijk te motiveren om een aanvraag in te dienen of haken af voor de procedure afgerond is. Naast de handicap manifesteren zich andere problemen, waardoor deze personen vaak in andere structuren (zoals de thuislozensector) een antwoord vinden. Sommige (Nederlandstalige) Brusselaars werden door een Franstalige instantie doorverwezen. Wanneer ze een beroep willen doen op een Vlaamse opvangvoorziening in Brussel wordt hun inschrijving door het VAPH geweigerd omdat een persoon slechts op één subsidiërende overheid een beroep kan doen. Deze rigiditeit in de regelgeving zorgt ervoor dat een aantal Brusselaars met een handicap in de kou blijft staan. Voor een aantal gezinnen is de inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming (uitgereikt door de federale overheid) een (broodnodige) aanvulling op het beperkte gezinsinkomen. Wanneer de persoon met een handicap opgenomen wordt in een VAPH-voorziening, moet een tussenkomst betaald worden. Zo verliest het gezin (een deel van) dit bijkomende inkomen. Om dit te vermijden wordt er vaak geopteerd om het familielid met een handicap thuis op te vangen, in een sociale werkplaats of een lokaal dienstencentrum. Vervolgens beschrijven we nog enkele specifieke types van voorzieningen voor personen met een handicap in Brussel. Trajectbegeleiding voor personen met een handicap is een dienstverlening voor personen met een (vermoeden van) handicap of een beperking, die zich in een situatie bevinden waarbij de hulpvraag niet is uitgeklaard. Deze dienstverlening wordt aangeboden vanuit een dienst voor begeleid wonen (een 4-tal Nederlandstalige diensten in en rond Brussel) of een thuisbegeleidingsdienst. De thuisbegeleidingsdiensten (ook een 4-tal Nederlandstalige diensten in en rond Brussel) bieden (ped)agogische en psychologische ondersteuning binnen de thuissituatie aan ouders van kinderen met een handicap. Wanneer het niet meer haalbaar is om kinderen en jongeren met gedrags- of emotionele stoornissen thuis op te vangen, kunnen zij gedurende maximum 36 maanden opgevangen worden in een observatieen behandelingscentrum (OBC). Door een intensieve observatie stellen de begeleiders een diagnose. Op basis hiervan wordt een behandeling voorgesteld en wordt het kind eventueel doorverwezen. Tijdens dit hele proces worden de ouders nauw betrokken. In Brussel is er geen Nederlandstalig OBC, wel in Opwijk. Het is de bedoeling dat deze OBC op termijn naar Brussel verhuist. Er bestaat gezinsbegeleiding en opvoedingsondersteuning voor gezinnen met een kind met een handicap, die moeilijkheden ondervinden met hun kind op school en/of op opvoedkundig, gedragsmatig of emotioneel vlak. In Brussel is er geen Nederlandstalige dienst voor gezinsbegeleiding en opvoedingsondersteuning voor gezinnen met een kind met een handicap, wel in Eizeringen. Kinderen en jongeren tot 21 jaar die niet thuis kunnen opgevangen worden, kunnen terecht in een (semi-)internaat voor schoolgaande kinderen met begeleiding buiten de schooluren en dag- en nachtopvang het hele jaar door. Er zijn zes Nederlandstalige (semi-)internaten in Brussel. Het buitengewoon secundair onderwijs in Brussel telt 510 leerlingen. Het grootste deel van deze leerlingen heeft een verstandelijke handicap. 347 Brusselse leerlingen gaan naar een buso-school binnen of buiten Brussel. 212 leerlingen zijn
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
38
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
gedomicilieerd in het Brusselse hoofdstedelijke gewest en gaan er ook effectief naar een busoschool. Volwassen personen met een handicap die niet terecht kunnen op de arbeidsmarkt, kunnen zich voor een zinvolle dagbesteding wenden tot een van de drie Nederlandstalige dagcentra in Brussel. In Brussel is er ook één Nederlandstalige voorziening voor begeleid werken, waar mensen met een handicap onbezoldigde arbeid verrichten. Diensten voor begeleid wonen (2 Nederlandstalige voorzieningen in het Brusselse) bieden ondersteuning aan zelfstandig wonende volwassenen met een handicap die gedurende een beperkt aantal uur per week nood hebben aan begeleiding aan huis. Geïntegreerd wonen (één Nederlandstalige voorziening in Brussel) geeft voorzieningen de mogelijkheid om meerderjarige personen met een zwaardere zorgbehoefte in een gewone leef- en woonsituatie te begeleiden in plaats van in een tehuis. Verder is er in Brussel ook één voorzieningen voor kortverblijf. Volwassenen met een handicap die overdag uit werken gaan en moeilijk alleen kunnen wonen, kunnen verblijven in een tehuis voor werkenden (één Nederlandstalige voorziening in Brussel). Bezigheidstehuizen (3 Nederlandstalige voorzieningen in Brussel) zijn tehuizen voor volwassenen met een handicap die niet kunnen werken. Nursingtehuizen zijn tehuizen voor volwassenen die omwille van hun handicap veel extra verzorging nodig hebben. Er is nog geen nursingtehuis in Brussel, wel in Dilbeek. Het is de bedoeling dat dit nursingtehuis op termijn naar Brussel verhuist. Naast deze zorgvoorzieningen zijn er in Brussel nog andere initiatieven voor personen met een handicap, zoals vrijetijdsinitiatieven, centra voor ontwikkelingsstoornissen, revalidatiecentra, instellingen voor buitengewoon onderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding, diensten op vlak van tewerkstelling en beschutte werkplaatsen. Een specifiek probleem in de sector personen met een handicap is de moeilijke instroom van personen met een handicap van allochtone origine. Niet alleen financiële motieven, maar ook culturele verschillen spelen hierbij een rol. Enerzijds bestaat er bij heel wat allochtone gezinnen nog een stigma ten aanzien van personen met een handicap. Daarnaast zijn er ook obstakels inzake de wijze van functioneren van de instelling zoals het werken met gemengde leefgroepen. 35 Het geheel van de bovenvermelde welzijns- en gezondheidsvoorzieningen zou, vanuit een streven naar inclusie, in principe ook toegankelijk moeten zijn voor etnisch-culturele minderheden. Bovenstaand voorbeeld toont aan dat dit niet steeds het geval is en een uitdaging blijft. Naast een inclusief aanbod wordt, indien nodig, bovendien ook voorzien in categoriale initiatieven t.a.v. etnisch-culturele minderheden. Aan Nederlandstalige kant omvat dit aanbod momenteel een integratiecentrum, een onthaalbureau, een tolk- en vertaaldienst, een dienst interculturele bemiddeling en twee diensten die rechtshulp bieden specifiek aan minderheden. Voor de doelgroep vluchtelingen, asielzoekers en mensen zonder papieren zijn er in Brussel vier opvangcentra, twee lokale opvanginitiatieven en een zestal andere specifieke voorzieningen (bvb. Medimmigrant). Eén initiatief in Brussel is gericht op de bestrijding van mensenhandel. In de hoofdstad van Europa zijn ook een groot aantal zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden actief. Een 50-tal onder hen hebben een band met de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Een handvol organisaties werken rond racismebestrijding. Vermeldenswaardig is ook het overleg allochtone ouderen (Ovallo) dat streeft naar een gecoördineerde aanpak vanuit welzijns-, gezondheids-, en gezinsvoorzieningen t.a.v. allochtone 35
- Brussels Regionaal Overleg gehandicaptenzorg (BROG) – BWR, Personen met een Handicap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een Situatieanalyse. Lieve Van Dooren en Chris Blockerije, Brussel 2008, 132 p. - VGC, Wegwijs in het Nederlandstalige zorgaanbod voor personen met een handicap in Brussel, Uitgave van het Brussels Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg – BWR i.s.m. het Brussels Aanmeldingspunt voor personen met een handicap, juni 2009, 35 p. - De Sociale Kaart, idem - www.zorgzoeker.be, idem.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
39
ouderen.36 De specifieke situatie van etnisch-culturele minderheden zal uitgebreider toegelicht worden in de omgevingsanalyse van het VGC-beleidsplan met betrekking tot het minderhedenbeleid. Dit beleidsplan zal voor het geheel van de VGC de doelstellingen formuleren met betrekking tot het te voeren beleid rond etnisch-culturele diversiteit en samenleven. In zowat de meeste Brusselse welzijns-, gezondheids- en gezinsvoorzieningen is de toegankelijkheid dus problematisch, zowel op het vlak van de fysieke als de figuurlijke toegankelijkheid en de interculturalisering.Ook de sector van de armoedebestrijding wordt met deze uitdaging geconfronteerd. De uitbouw van een integrale en inclusieve werking is een blijvend aandachtspunt voor alle voorzieningen die rond de armoedeproblematiek werken. De armoede in Brussel wordt uitgebreid in kaart gebracht in het hoofdstuk Armoede in de volledige tekst van de gemeenschappelijke omgevingsanalyse. We beperken ons hier dan ook tot het vermelden van enkele Nederlandstalige verenigingen die actief zijn rond armoedebestrijding. Zo zit het Brussels Platform Armoede (BPA) zit ingebed in de Brusselse Welzijns- en Gezondsheidsraad (BWR) en ondersteunt het de zeven Brusselse verenigingen waar armen het woord nemen in hun werking. Deze verenigingen werken volgens de zes criteria van het Armoededecreet (2003): armen verenigen zich, armen nemen het woord, maatschappelijke emancipatie van armen, maatschappelijke structuren veranderen, dialoog met samenleving en beleid, armen blijven zoeken. Belangrijk is dat er specifiek voor kansarme inwoners van Brussel een reeks voorzieningen bestaat zoals kringloopcentra, sociale restaurants, voedselbedeling, inloopteams, maatschappelijk opbouwwerk en straathoekwerk.37 Op basis van het ‘Protocol gesloten tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Colleges van de drie Brusselse Gemeenschapscommissies inzake armoedebeleid’ werkt de VGC mee aan het ‘Brussels Actieplan Armoedebestrijding’. Ten slotte benadrukken we dat enkele welbepaalde domeinen van de Brusselse welzijns, gezondheids- en gezinssector reeds relatief goed in kaart zijn gebracht, zoals bvb. de bijzondere jeugdzorg en de zorg voor personen met een handicap, dat andere domeinen aan actualisatie toe zijn, bvb kinderopvang, maar dat er een gebrek aan data bestaat over nog andere deelgebieden zoals bvb. het algemeen welzijnswerk en de etnisch-culturele minderheden. Het is duidelijk dat er nood is aan een betere registratie van vraag en aanbod in alle sectoren en aan bijkomend wetenschappelijk onderzoek.
36 37
De Sociale Kaart, idem. www.zorgzoeker.be , idem.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
40
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Bijlage bij de specifieke omgevingsanalyse m.b.t. welzijn, gezondheid en gezin
38
Figuur 1. Het totaal Brussels opvangaanbod (K&G 2004 en ONE 2003).
Figuur 2. Evolutie aantal beschikbare plaatsen in de Brusselse kinderopvang (2000-2004).39 38 Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. (2006) Cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang. Onderzoek naar de in- en uitstroom van de kinderdagopvang. Gent-Brussel: Vakgroep Sociale Agogiek UGent – VGC. 39 Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. idem.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Figuur 3. Inkomenscoëfficiënt en gesubsidieerde dekkingscoëfficiënt per gemeente.40
40
Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K., Idem, p.16.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
41
42
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Figuur 4. Synthesetabel van de Kind & Gezin-klanten in Brussel op 31 maart 2009: aantal voorzieningen, bezettingsgraad, aantal aanwezige kinderen, opvanglocaties, capaciteit en aantal plaatsen per 100 kinderen van 0 tot 3 jaar, naar voorzieningstype van de voorschoolse en buitenschoolse opvang.41
41 Kind & Gezin, Gemeentelijk Kindrapport, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Voorzieningen Kinderopvang en Preventie Zorg, 31/03/2009.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
43
Figuur 5. Kenmerken van Moeder en Kind (geboortejaar 2008) geregistreerd in de consultatiebureaus van Kind & Gezin: startvoeding en duur bij uitsluitend borstvoeding.42
Figuur 6. Kenmerken van Moeder en Kind (geboortejaar 2008) geregistreerd in de consultatiebureaus van 43 Kind & Gezin: nationaliteit van de moeder en taalsituatie in het gezin.
42
Kind & Gezin, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Kenmerken van het Kind, Geboortejaar 2008.
43 Kind & Gezin, Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kenmerken van de Moeder van het Kind (teleenheid kinderen), Geboortejaar 2008
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
44
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Figuur 7. Ruimtelijke spreiding van het rechtstreeks toegankelijk aanbod met een breed onthaal: de CAW’s, de CLB’s en de erkende voorzieningen en consultatiebureaus van Kind & Gezin.44
44
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Regioplan Integrale Jeugdhulp, regio Brussel, 2007, 89 p.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 Categorie Bijzondere Jeugdzorg Categorie 1
Categorie 2 Categorie 3
45
Aard van de voorziening
Aantal erkende voorzieningen in BHG 3 (6 afdelingen, waarvan 2 specifiek voor buitenlandse nietbegeleide minderjarigen) Geen 1
Geen 12
1 (2 afdelingen) 2
20 32
Diensten voor Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) (ambulant) Diensten voor Pleegzorg
2 (waarvan 1 specifiek voor buitenlandse nietbegeleide minderjarigen) 3
32
Diensten voor Herstelgerichte en Constructieve Afhandeling (HCA) Diensten voor Crisishulp aan Huis (CAH)
1
-
Geen vzw met werkingadres in Brussel, maar vzw Cocon Vilvoorde heeft wel 20 plaatsen om specifiek voor Brussel in te zetten
20
Begeleidingstehuizen (residentieel)
Gezinstehuizen (residentieel) Onthaal-, oriëntatieen observatiecentra (residentieel) Dagcentra (semiresidentieel) Thuisbegeleidingsdiensten (ambulant)
Categorie 4 Categorie 5
Categorie 6
Categorie 7
Categorie 8
Categorie 9
Capaciteit 87
-
Figuur 8. Aanbod en capaciteit in de verschillende categorieën van de Nederlandstalige bijzondere jeugdzorg in Brussel.45
Residentieel
Eenheid
Rusthuizen Dagverzorgingscentra Centra voor kortverblijf Serviceflats
Woongelegenheid
Ambulant Diensten voor gezinszorg
Verblijfséénheid
Woongelegenheid
Wooneenheid
uur
Lokale dienstencentra centrum Regionale dienstencentra Diensten voor oppashulp Vereniging voor mantelzorgers
centrum
Bestaand/ invulling 115 0 0
32
22
146.087 12 (13 sinds 2009) 2
dienst
vereniging
Gepland/ aangevraagd 886 15
1
2 (1sinds 2009)
Programmatie 2009 1.227 113
Gerealiseerd percentage 9,37% 0%
114
0%
1.257
2,54%
837.850
17,43%
20
60%
2
100%
2
100%
2
Figuur 9. Aantal gerealiseerde Vlaamse erkenningen (op 1 juli 2009) inzake woonzorg in Brussel.46 45
Vlaamse Gemeenschap & VGC-dienst Welzijn, 2009.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
46
Figuur 10. Woonzorgzones met inbedding van de bestaande dienstverlening, met name rusthuizen, dienstencentra, serviceflats en gezinszorg.47 Gemeente, deelgemeente of wijk Schaarbeek Brussel Noordwijk Brussel Vijfhoek Anderlecht Kuregem Anderlecht Sint-Guido Jette Ganshoren Ukkel Etterbeek Evere Laag-Molenbeek Totaal
Aantal Lokale Dienstencentra 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 (waarvan er één verhuist naar Hoog-Molenbeek) 13
46
Kenniscentrum Woonzorg Brussel VZW, 2008. Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan Woonzorgzones Brussel, Plan voor de uittekening van de thuis- en ouderen-voorzieningen in het tweetalig gebied Brussel – Hoofdstad voor de periode 2008 – 2012. Vlaamse Overheid, 2008. 47 Kenniscentrum Woonzorg Brussel VZW, 2008. idem.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 Figuur 11. Geografische spreiding van de 13 bestaande lokale dienstencentra in Brussel.48
48
VGC, dienst Welzijn, 2010.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
47
48
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 Figuur 12. Woonplaats van de gebruikers van de lokale dienstencentra in Brussel in 2008.49
Figuur 13. Capaciteit van het Nederlandstalige zorgaanbod in Brussel erkend door het VAPH per zorgvorm en instelling.50
49
Brusselse Welzijns- en gezondheidsraad – Brussels Overleg Dienstencentra, Nieuw organisatiemodel lokale dienstencentra, 2009, p. 57. 50 VAPH, 2008.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
49
Figuur 14. Totaal aantal Brusselaars in een VAPH-voorziening naar vestigingsplaats van de voorziening.51
Onderstaande tabel bevestigt dat het aantal ingeschreven op de CRZ met een domicilie in Brussel aan de lage kant ligt.
Geobjectiveerde Urgentiecode (UC)
zorgvraag
uc nog niet toegekend 0
OBC
UC1 6
UC2 2
UC3 0
UC4 0
migratievraag 0
Totaal 8
Internaat schoolgaanden
1
15
2
2
0
1
21
Semi-internaat niet-schoolgaanden
0
1
1
0
0
0
2
Semi-internaat schoolgaanden
0
6
2
2
0
0
10
Pleegzorg
0
1
0
0
0
0
1
Thuisbegeleiding
0
20
0
0
2
0
22
Nursingstehuis
1
4
7
5
2
0
19
Bezigheidstehuis
0
7
4
5
12
1
29
Tehuizen werkenden
0
0
1
2
2
0
5
Beschermd wonen
0
1
0
3
6
1
11
Zelfstandig wonen
0
1
2
0
2
0
5
Begeleid wonen
2
10
1
5
3
0
21
Dagcentrum
3
5
4
3
0
0
15
Begeleid werken
0
0
3
0
1
0
4
7
77
29
27
30
3
173
Totaal
Figuur 15. Aantal personen met een domicilie in het Brussels gewest ingeschreven op de CRZ naar zorgvorm en urgentiecode.52
51
VAPH, 2007.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
50
Deel 3: Analyse en benadering per zone van het Lokaal Sociaal Beleid Het gaat om de volgende zones: Zone 1: Stad Brussel Zone 2: Zone 2: Schaarbeek – Sint-Joost – Evere Zone 3: Oudergem – Watemaal-Bosvoorde – Sint-Pieters Woluwe – Sint-Lambrechts Woluwe Zone 4: Etterbeek – Elsene Zone 5: Ukkel – Sint-Gillis – Vorst Zone 6: Anderlecht Zone 7: Molenbeek – Koekelberg Zone 8: Ganshoren – Sint-Agatha-Berchem – Jette Voorlopig zijn de analyses van zone 1 en 2 reeds beschikbaar. Zone 1: de Stad Brussel
1. Demografie 1.1.
Bevolkingsstructuur53
Het officiële bevolkingscijfer van de stad Brussel bedroeg op 1 januari 2008 148.873, waarvan 74.698 mannen en 74.175 vrouwen. Ter vergelijking: op 1 januari 1990 telde de stad Brussel 136.706 inwoners en op 1 januari 2000 ging het om 133.859 inwoners. Dit betekent een stijging van 8,9% ten opzichte van 1 januari 1990 en een stijging van 11,2% ten opzichte van 1 januari 2000. De stad Brussel heeft een aandeel van 14,2% in de totale bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit cijfer is gelijk gebleven ten opzichte van 1 januari 1990 (14,2%) en licht gestegen ten opzichte van 1 januari 2000 (14,0%)
52
Vlaams Agentschap Personen met een Handicap (VAPH), databank Centrale Registratie van Zorgvragen (CRZ), Brussel, 30 juni 2009. 53 Zie bijlage, tabel 1.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1 1.2.
51
Nationaliteit54
In de stad Brussel wonen enerzijds 104.808 Belgen (70,4%) en anderzijds 44.065 buitenlanders (29,6%). Het aandeel buitenlanders ligt ver boven het Belgische gemiddelde (= 9,1%) maar ligt iets hoger dan aandeel buitenlanders ten opzichte van de totale bevolking in het Brussels gewest (= 28,13%) Verder zien we dat 13,9% van de Belgen in het gewest in stad Brussel woont, ten opzichte van 14,9% van het aantal buitenlanders. Binnen de groep buitenlanders, zijn 22.504 of 51,1% mannen en 21.561 of 48,9% vrouwen. Het aantal mannen is dus iets groter dan het aantal vrouwen in de stad Brussel, wat trouwens gelijkaardig is als de opsplitsing naar geslacht van buitenlanders in heel België (respectievelijk 50,9% en 49,1%). Dit wijkt wel af van het Brussels hoofdstedelijk gewest, waar binnen de groep buitenlanders iets meer vrouwen dan mannen zijn (respectievelijk 50,3% ten opzichte van 49,7%). Voor meer details over de verdeling binnen de groep buitenlanders, verwijzen we echter naar de algemene omgevingsanalyse van het vgc55. 1.3.
Bevolkingsdichtheid56
De bevolkingsdichtheid van de stad Brussel bedraagt 4.566 inwoners per km². Dit ligt veel hoger dan de bevolkingsdichtheid van heel België (349 inwoners per km²), maar is iets lager dan de bevolkingsdichtheid van het Brussels gewest (6.497 inwoners per km²). Wanneer we het vergelijken met de andere zones, zien we dat zone Brussel stad de op één na minst dicht bevolkte zone is. Ten opzichte van 1 januari 1990, is deze bevolkingsdichtheid gestegen met 8,9%. Ter vergelijking: In België is de bevolkingsdichtheid gestegen met 7,1%, in het Brussels gewest bedraagt dit cijfer 8,7%. De bevolkingsdichtheid is dus sterker gestegen in de stad Brussel ten opzichte van de rest van België. Ten opzichte van het Brussels gewest is de groei in bevolkingsdichtheid gelijkaardig. 1.4.
Bevolkingsgroei en bevolkingsprognose. 57
Op basis van bevolkingsprojecties, wordt de bevolkingstoename in Brussel in 2010 ten opzichte van 2000 geschat op 23.608 inwoners of 18%. Dit is 5 % meer ten opzichte van de groei in het volledige Brusselse gewest. Jaarlijks zien we een gemiddelde bevolkingstoename van 1,6 % in stad Brussel, ten opzichte van 1,3% in het Brusselse gewest. Het gemiddeld jaarlijks groeiverschil van de bevolking in de stad Brussel bedraagt dus 0,3 % ten opzichte van het gewest. In de komende tien jaar zal deze stijging iets minder vlug gaan: Zo zal in de eerste helft de bevolking in Brussel stijgen met 10 % (jaarlijks gemiddeld 1,9%) en in de tweede helft met 6% (jaarlijks gemiddeld 1,3%). Wel wordt verwacht dat deze stijging vlugger zal gaan dan in het volledige Brusselse gewest. Daar zal tot 2015 de bevolking stijgen met 8% (jaarlijks gemiddeld 1,5%) en van 2015 tot 2020 met 5% (jaarlijks gemiddeld 1,0%). Dit betekent dus dat, in tegenstelling met de absolute groei, het gemiddeld jaarlijks groeiverschil ten opzichte van het gewest zal stijgen (respectievelijk 0,4% in 2010-2015 en 0,5% in 2015-2020) 1.5. Huishoudens In Brussel zijn er in totaal 74.177 huishoudens, waarvan 74.113 private en slechts 64 collectieve huishoudens. In wat volgt spreken we daarom enkel over de private huishoudens. Het aantal private huishoudens in Brussel heeft een aandeel van 14,6% op het aantal huishoudens in het gewest, dat in totaal 507.455 huishoudens telt58.
54
Zie bijlage, tabel 2. VLAASE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, MEET-EN WEETCEL, 5 februari 2010, 18-19. 56 Zie bijlage, tabel 3. 57 Zie bijlage, tabel 4 en 5. 58 Zie bijlage, tabel 6 55
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
52
Van deze private huishoudens, zijn meer dan de helft éénpersoonshuishoudens, meer bepaald 39.618 of 53,5%. Dit percentage ligt nog hoger dan het aandeel éénpersoonshuishoudens in het Brussel gewest (49,5%), dat op zijn beurt ook al een stuk hoger ligt dan het Belgisch percentage (33,6%). In de stad Brussel gaat het hierbij vaker om alleenwonende mannen dan vrouwen (54% en 46%), wat het omgekeerde patroon is in vergelijking met het gewest Brussel waar meer vrouwen alleen wonen dan mannen (51,6% vs 48,4%) Net zoals in het gewest Brussel, woont 1 op 4 inwoners van stad Brussel alleen (Gewest: 24%, stad Brussel: 26,6%). Wanneer we kijken naar de grootte van de private huishoudens59, zien we dat het aandeel van de soorten huishoudens daalt naarmate het aantal personen stijgt. Zo zijn er in de stad Brussel 21,2% tweepersoonshuishoudens, en bestaat de overige 25,3% uit huishoudens vanaf drie personen en meer. Dit is iets minder dan in het Brussels gewest, waar er zowel meer tweepersoonshuishoudens als huishoudens vanaf drie personen zijn (resp. 23,6% en 26,9%). Bij deze huishoudens vanaf twee personen60, gaat het bij gemiddeld 27% van de familiekernen om echtparen zonder kinderen, wat iets lager is dan het Brussels gewest (28,4%). Voor de familiekernen met kinderen bestaat er zowel in het gewest als in de stad Brussel nog weinig verschil tussen het aantal echtparen met kinderen (stad: 56,4%, gewest: 55,4%) en het aantal alleenstaande ouders met kinderen (stad: 44,6%, gewest: 43,6%). Dit verschil is echter kleiner in Brussel dan in de rest van het land (echtparen met kinderen in België: 62,2% ten opzichte van 37,6% alleenstaande ouders) Binnen het aantal familiekernen, zijn er opmerkelijk meer alleenstaande moeders dan alleenstaande vaders met kinderen, en dit zowel in de stad Brussel als in het gewest, waar de verhoudingen exact hetzelfde zijn (resp 24,6% t.o.v. 7,3%). In de stad Brussel zijn er ook veel gezinnen met meer dan drie kinderen61: 18,2 % van de gezinnen heeft drie of meer kinderen, wat al een stuk hoger ligt dan het aantal gezinnen met drie of meer kinderen in het Brussels gewest (15%) en veel hoger is dan het aantal grote gezinnen in heel België (10,7%). In stad Brussel bestaat 1 op 4 van de gezinnen met kinderen, uit een gezin met drie of meer kinderen. In het Brussels gewest is dit ongeveer 1 op 5, en in België ligt dit percentage nog lager (namelijk 16,9%). 2. Sociaal-economische context 2.1. Werkloosheidsgraad62 In de stad Brussel is meer dan 20% (exact 22,2%) van de actieve bevolking werkloos. Bij de vrouwen is deze hoger (23,5%) dan bij mannen (21,3%). De werkloosheid is ook groter in de stad Brussel dan in het Brussels gewest (20,2%, waarvan 19,2% bij mannen en 21,3% bij vrouwen). Ten opzichte van 2008 is de totale werkloosheid zowel in de stad als in het gewest Brussel gestegen met ongeveer 1,5 %. In de stad Brussel is deze stijging ongeveer hetzelfde bij mannen en vrouwen, terwijl in het gewest het werkloosheidscijfer enkel bij vrouwen gestegen is, in tegenstelling tot een lichte afname in werkloosheid bij mannen. 2.2. Jongerenwerkloosheid63 Binnen de categorie van de actieve bevolking van de stad Brussel jonger dan 25 jaar is niet minder dan 34,8% werkloos. Bij de mannen gaat het om 33,9% en bij de vrouwen om 35,8%. Deze cijfers liggen iets hoger dan in het Brussels gewest, waar de totale werkloosheid bij deze categorie 33,5% bedraagt (32,5% bij mannen; 34,6% bij vrouwen). Ten opzichte van 2008 is de werkloosheidsgraad bij deze groep gestegen met bijna 2% in de stad Brussel. Deze stijging situeert zich vooral bij mannen (2,9% ten opzichte van 0,4% bij vrouwen). In het Brussels gewest is de werkloosheid bij deze groep nog iets meer 59
Zie bijlage, tabel 7. Zie bijlage, tabel 8. 61 Zie bijlage, tabel 9. 62 Zie bijlage, tabel 10 t.e.m. 12. 63 Zie bijlage, tabel 13 t.e.m. 15. 60
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
53
gestegen (2,3%) en is deze stijging opnieuw groter bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 3,2% en 1,4%). 3. Financiële situatie 3.1. Fiscale inkomens64 Wanneer we de fiscale inkomens bekijken van het aanslagjaar 2008 (inkomens 2007) blijkt dat er 79.009 aangiften waren in de stad Brussel (op 147.395 inwoners) en dat het gemiddeld inkomen per aangifte 20.964 EUR bedroeg. Dit betekent een gemiddeld inkomen per inwoner van 11.237 EUR, hetgeen duidelijk onder het gewestelijk gemiddelde van 12.374 ligt. Ten opzichte van 2007 zien we in de stad Brussel zowel in het gemiddeld inkomen per aangifte als per inwoner een lichte stijging (respectievelijk 477 en 331 EUR), een trend die we trouwens ook zien in het Brussels gewest. Naar interpretatie in verband met het algemeen welzijn, is hier enige voorzichtigheid geboden bij elk van deze indicatoren. Zo houdt het gemiddeld inkomen per aangifte geen rekening met extreem afwijkende bedragen ten opzichte van dit gemiddelde (de zogenaamde ‘outliers’). Het gemiddeld inkomen per inwoner houdt dan weer geen rekening met de grootte van de fiscale gezinnen, waardoor het dus niet los gezien kan worden van de demografische situatie. Daarom geven we als derde indicator het mediaan inkomen per aangifte weer, gezien dit cijfer wel rekening houdt met ‘outliers’ en onafhankelijk van de demografische situatie kan worden geïnterpreteerd. Voor de stad Brussel bedraagt dit cijfer ’14.634’, wat lager ligt dan de mediaan van het Brussels gewest (= 16.254). 3.2. Leefloners65 In de stad Brussel leven in 2009 6.547 mensen van het leefloon. Dit is 17,4% van het aantal mensen in het Brussels gewest die in datzelfde jaar een leefloon kregen (= 37.721). Ten opzichte van 2008 betekent dit een stijging van 7,9%. Toen kregen gemiddeld 6.067 bewoners van de stad Brussel een leefloon. Deze stijging is gelijkaardig aan de evolutie in het Brussels gewest, waar het aantal leefloners op één jaar tijd is toegenomen met 2.483 personen of 7,0%. Verder zien we dat in 2008 gemiddeld 4,1% van de bevolking van stad Brussel een leefloon ontving. Dit is hoger dan in vergelijking met het gewest in zijn geheel (3,4%). Gezien de bevolkingscijfers voor 2009 nog niet zijn gepubliceerd, kunnen we het aandeel van de bevolking met een leefloon voor dat jaar nog niet berekenen. 4. Sociale huisvesting Om de sociale huisvesting te schetsen, willen we hier twee indicatoren gebruiken. Als eerste indicator geven we het aantal huizen weer eind 2008 per openbare vastgoedmaatschappij (O.V.M.) en waar mogelijk per gemeente66. Als tweede indicator geven we het aandeel67 van de sociale woningen weer per gemeente68. In de stad Brussel worden de sociale woningen beheerd door zeven verschillende O.V.M.’s. Twee van deze maatschappijen opereren over het volledige gewest (met name Sorelo en GEBRUWO) en drie ervan hebben naast Brussel ook sociale woningen in andere gemeenten, met name in Vorst (Brussels Thuis), Ganshoren (Le Home) en Anderlecht (ASSAM). Slechts twee maatschappijen beheren enkel sociale woningen in Brussel stad, met name Brusselse haard en Lakense Haard. Daardoor is het niet mogelijk om het exact aantal sociale woningen in de stad Brussel weer te geven. Wel zien we dat deze twee vastgoedmaatschappijen die enkel in Brussel opereren, reeds over 5.659 huizen beschikken. Dit is al hoger dan in de andere gemeenten van het Brussels gewest en bedraagt reeds 15% van alle sociale woningen in het gewest. 64
Zie bijlage, tabel 16. Zie bijlage, tabel 17. 66 Zie bijalge, tabel 18. 67 Hiermee wordt bedoeld de verhouding van het aantal sociale woningen op honderd inwoners. 68 Zie bijlage, tabel 19. 65
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
54
Een duidelijker zicht op de situatie van de sociale huisvesting in de Stad Brussel, krijgen we aan de hand van de tweede indicator. Deze toont ons dat het aandeel sociale woningen 10,6% bedraagt. Dit is hoger dan het aandeel in het Brussels gewest (7,8%) maar is wel lager als in een vijftal andere Brusselse gemeenten, zoals bijvoorbeeld Watermaal-bosvoorde en Evere. In tegenstelling met het aantal sociale woningen, waarvan de meeste zich in Brussel stad bevinden, heeft de stad Brussel niet het grootste aandeel van de sociale woningen.
5. Aanbod Welzijn, Gezondheid & Gezin In het kader van de algemene sociale dienstverlening in de stad Brussel vermelden we de stedelijke dienst Sociale Zaken en het OCMW van Brussel, met verschillende diensten (sociale actie, gezinshulp, thuisverzorging, huisvesting, hulp bij het dagelijks leven, hospitalisatie, begeleiding van bejaarden,…) en negen sociale antennes: een in Neder-Over-Heembeek, twee in Laken (Bollen en Stefania) en zes in het centrum (Anneessens, Artesia, Begijnhof, Blaes, Noord-Oostwijk en Sint-Rochus). Daarnaast organiseren de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) een uitgebreide dienstverlening. Er zijn twee Nederlandstalige CAW’s in de stad Brussel: CAW Archipel en CAW Mozaïek. Aan Nederlandstalige kant is er één instituut voor samenlevingsopbouw met lokale deelwerkingen, bvb in de Anneessenswijk. Vermeldenswaardig is dat er een Nederlandstalige dienst voor telefonische hulpverlening, Teleonthaal Vlaams-Brabant en Brussel, ter beschikking staat van de inwoners van de stad Brussel. In de stad Brussel vinden we een aantal Nederlandstalige apothekers (11 in Brussel-centrum, 8 in Laken, 2 in Neder-Over-Heembeek en 1 in Haren), huisartsen (8 plus huisartsenwachtpost Terranova in Brussel-centrum, 2 in Haren, 4 in Neder-Over-Heembeek, 3 in Laken), kinesisten (1 in Haren, 3 in Neder-Over-Heembeek, 5 in Laken, 4 in Brussel-centrum), tandartsen (7 in Brussel-centrum, 3 in Laken, 1 in Neder-Over-Heembeek en 1 in Haren) en thuisverpleegkundigen (3 in Brussel-centrum, 1 in Laken en geen in Neder-Over-Heembeek en Haren, maar Mederi vzw is wel actief in het ganse Brussels gewest).
Dit aanbod is niet steeds voldoende voor de Brusselse bevolking die rekent op een dienstverlening in het Nederlands. Voor een Nederlandstalige logopedist, seksuoloog of diëtist is men eerder aangewezen op de Vlaamse rand. Deze cijfers zijn echter niet volledig representatief aangezien er Nederlandstalige zorgverleners zijn die (nog) niet geregistreerd staan in de Zorgzoeker databank.69 De globale cijfers over Brussel geven een genuanceerder beeld, zoals blijkt op onderstaand kaartje m.b.t. de ruimtelijke spreiding van huisartsen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. We zien dat de stad Brussel een gemiddelde tot kleine concentratie van huisartsen kent t.o.v. een grotere concentratie van artsen in het zuiden van het gewest en in Sint-Agatha-Berchem. 70
69
VLAAMSE OVERHEID EN VGC, Zorgzoeker, 2010 (16.08.2010, Vlaamse Overheid en VGC, www.zorgzoeker.be) 70 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, p. 265.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
55
Onderstaande kaart geeft de ligging van de verschillende vestigingen van ziekenhuizen in het Brussels gewest weer. We zien dat de stad Brussel één algemeen ziekenhuis telt, vier algemene ziekenhuizen met universitair karakter en één geriatrisch en gespecialiseerd ziekenhuis.71
71
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, p.279-280.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
56
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Brusselaars met geestelijke gezondheidsproblemen kunnen terecht bij één Nederlandstalig centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGGZ) met een reeks deelwerkingen, zoals Yot en De Vest in de stad Brussel. Naast een reeks psychiatrische (afdelingen van) ziekenhuizen en verzorgingstehuizen, kunnen inwoners van de stad Brussel in het Nederlands terecht bij 5 psychotherapeuten. Met betrekking tot de gespecialiseerde verslavingszorg zijn er in Brussel … ambulante diensten die individuele cliënten maar ook partners van verslaafden en hun gezin begeleiden (CGG Brussel–
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
57
deelwerking Houba, De Spiegel, De Sleutel). Een inventaris van het aanbod zelfhulp in Brussel is consulteerbaar via het Trefpunt Zelfhulp. Aan Nederlandstalige kant is er in de stad Brussel geen enkel dagverzorgingscentrum actief. Wel organiseren drie lokale dienstencentra72 een specifiek Nederlandstalige dienstverlening voor de lokale bewoners van de Noordwijk en de vijfhoek. Ze zorgen voor informerende, recreatieve en vormende activiteiten en hulp bij activiteiten van het dagelijks leven zoals bvb. warme maaltijden, poetsdienst, klusjesdienst, vervoerdienst. In de stad Brussel is er geen Nederlandstalige voorziening voor kraamzorg maar men kan terecht bij een voorziening in Sint-Joost-Ten-Noode. Ook Nederlandstalige vroedvrouwen zijn in de stad Brussel onvindbaar. Men kan wel terecht in Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek, Elsene en Sint-Joost-Ten-Noode. Voorts telt Brussel drie consultatiebureaus voor het jonge kind van Kind & Gezin (een in Haren, een in Neder-Over-Heembeek en een in Laken) en één inloopteam (Dansaert), die zich specifiek richten op de ondersteuning van jonge kansarme gezinnen. Daarnaast is er in de stad Brussel en meer bepaald in de vijfhoek één centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning waar mensen in het Nederlands terecht kunnen.73 In de Brusselse kinderopvang in het algemeen zien we een licht stijgende trend inzake de capaciteit in de door de Vlaamse Gemeenschap erkende (Nederlandstalige) of geattesteerde instellingen. In dit kader benadrukken we dat de demografische evolutie van de stad Brussel een stijgende trend vertoont, ook in de jongste leeftijdscategorie. De onderstaande tabel schetst het totale aantal voorzieningen (erkend of onder toezicht van Kind en Gezin). We stellen vast dat de voorzieningen niet gelijk verdeeld zijn over de 19 gemeenten. In de stad Brussel zijn er zowel veel erkende kinderdagverblijven als zelfstandige initiatieven in vergelijking met de meeste andere Brusselse gemeenten. Naar capaciteit toe betekent dit dat er in de stad Brussel 770 kindplaatsen zijn, waarvan 431 in een erkend kinderdagverblijf. Deze cijfers zijn tot op heden de meest recente. 74
72
Zie bijlage, tabel 20. - VLAAMSE OVERHEID EN VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, De Sociale Kaart, 2010 (16.08.2010, Vlaamse Overheid en Vlaamse Gemeenschapscommissie, www.socialekaart.be) www.zorgzoeker.be , idem. 73
74
Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. (2006) Cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang. Onderzoek naar de in- en uitstroom van de kinderdagopvang. Gent-Brussel: Vakgroep Sociale Agogiek, UGent – VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
58
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Een essentieel onderscheid tussen de opvangvormen is dat de ouderbijdragen in de gesubsidieerde kinderopvang afhankelijk zijn van het gezinsinkomen. Voor minder gegoede gezinnen zijn zij daarom de enige betaalbare kinderopvang. Onderstaande tabel zet de gesubsidieerde capaciteit uit tegenover de inkomenscoëfficiënt per gemeente. Hieruit blijkt dat de inkomens in de stad Brussel lager ligt en dat er meer gesubsidieerde plaatsen zijn dan gemiddeld in het Brussels gewest.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
59
Na de sector van de kinderopvang schetsen we het Nederlandstalige welzijnsaanbod voor de Brusselse jeugd. Onderstaande kaart geeft een beeld van de ruimtelijke spreiding van het rechtstreeks toegankelijk aanbod met een breed onthaal: de CAW’s, de CLB’s en de erkende voorzieningen en consultatiebureaus van Kind & Gezin. Het blijkt dat dit aanbod zich concentreert in de vijfhoek en de aangrenzende gemeenten en wijken in het noordwesten waaronder Laken. In Haren is er daarentegen een zwak aanbod 75
75
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Regioplan Integrale Jeugdhulp, regio Brussel, 2007, 89 p.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
60
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Naast dit aanbod voor jongeren bekijken we het Nederlandstalig welzijnsaanbod voor senioren in Brussel. Om te beginnen blijkt dat er in de stad Brussel een groot gebrek is aan Vlaams erkende voorzieningen voor senioren. Momenteel zijn er slechts twee erkende Nederlandstalige rusthuizen in het volledig Brussels hoofdstedelijk gewest. Wat serviceflats, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf betreft, is het helemaal dramatisch: er is voor deze zorgvormen geen Vlaams erkend aanbod op het grondgebied van het volledig gewest. Om tot een evenwichtig gespreid aanbod aan woonzorg te komen, werd Brussel opgesplitst in 33 woonzorgzones (subzones inbegrepen). Deze indeling wil elk van de 19 gemeenten en de deelgemeenten van de stad Brussel voorzien van voldoende woonzorginitiatieven. De invulling van de programmatie inzake woonzorg is in Brussel ondermaats. Onderstaande kaart geeft de woonzorgzones weer en de inbedding van de bestaande dienstverlening, met name rusthuizen, dienstencentra, serviceflats en gezinszorg. We zien dat de stad Brussel 3 lokale dienstencentra, 7 diensten voor gezinszorg, 1 rusthuis 76 en geen enkele serviceflat op haar grondgebied heeft.77
76 Volgens de onderstaande kaart zijn dit twee rusthuizen in de stad Brussel. Dit is intussen gewijzigd doordat één rusthuis heel recent verhuisd is van Laken naar Vorst. 77 Kenniscentrum Woonzorg Brussel VZW, 2008. Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan Woonzorgzones Brussel, Plan voor de uittekening van de thuis- en ouderenvoorzieningen in het tweetalig gebied Brussel – Hoofdstad voor de periode 2008 – 2012. Vlaamse Overheid, 2008, p 46.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
61
Meer globale cijfers over het zorgaanbod voor senioren in het Brussels hoofdstedelijk gewest geven een genuanceerder beeld. In totaal zijn er 195 residentiële voorzieningen voor het Brussels Gewest, met een capaciteit van 16.614 bedden.78 Daarvan zijn er 173 rusthuizen met een capaciteit van 15.281 bedden en 22 service-flats met 1.333 bedden. Van deze 173 rusthuizen hebben er 121 of 70 % een erkenning van de GGC, 50 of 29% een erkenning van de COCOF en 2 of 1% van de Vlaamse Gemeenschap. Van de 22 serviceflats hebben er 12 of 54 % een erkenning door de GGC, 1 of 5% een erkenning door de Vlaamse Gemeenschap en 9 serviceflats of 41% hebben geen erkenning. In de stad Brussel zijn er 28 rusthuizen en 2 serviceflats. Daarvan zijn er 21 erkend door de GGC (met een capaciteit van 2.048 bedden), 6 erkend door de COCOF (met 325 bedden) en slechts één door de VG (met 44 bedden)79. De serviceflats zijn erkend door de GGC en hebben samen 58 flats. Van de rusthuizen in de stad Brussel met een erkenning van de GGC zijn er 11 rusthuizen met een Nederlandstalige directie. 80 Onderstaande kaart geeft de ruimtelijke spreiding van de residentiële ouderenvoorzieningen in Brussel weer t.o.v. de verspreiding van de oudere bevolking. De ouderen zijn relatief het sterkst oververtegenwoordigd in de tweede kroon. In de binnenstad en de 19de eeuwse gordel zijn de proporties ouderen daarentegen over het algemeen relatief laag. In de dichtbevolkte buurten in de meest 78
HOME-INFO, jaarverslag 2009, Brussel, Home-info, 2010, p. 29. In het jaarverslag van home-info uit 2009 staat vermeld dat er twee Vlaamse erkende rusthuizen zijn in de stad Brussel. Deze informatie uit het jaarverslag werd aangepast op basis van nieuwe informatie tijdens het telefonisch contact met het kenniscentrum woonzorg Brussel, op 26 augustus 2010. 80 HOME-INFO, vzw, Nederlandskundige RVT, 30.08.2010 (E-mail) 79
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
62
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
achtergestelde zones van het Brussels gewest wonen – ondanks het klein aandeel in de totale bevolking – toch een groot absoluut aantal ouderen. 81
Het beperkt aantal serviceflats (21) ligt bovendien geconcentreerd in een aantal gemeenten, zoals Ukkel. De ruimtelijke spreiding van de rusthuizen lijkt de proportionele aanwezigheid van 65 plussers in de bevolking goed te weerspiegelen. Naast een aantal grote ouderenvoorzieningen binnen de vijfhoek, vinden we de meeste rusthuizen immers terug in de tweede kroon (kaart 5-03). Wanneer we echter rekening houden met de bevolkingsdichtheid – en dus het absoluut aantal ouderen – zien we dat de inplanting van rusthuizen niet volledig overeenstemt met de werkelijke spreiding van ouderen. Vooral de afwezigheid van rusthuizen in de dichtbevolkte wijken van de meest achtergestelde zone van het Brussels gewest, waar toch een groot absoluut aantal ouderen woont, valt sterk op. 81
Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Brussel, 2010, 279.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
63
In het Brussels gewest is er gemiddeld een rusthuisbed82 beschikbaar voor tien 65 plussers. Naast SintJans-Molenbeek en Watermaal-Bosvoorde scoort ook de stad Brussel hoger dan het gewestelijk gemiddelde met een rusthuisbed voor zeven 65 plussers.
Voor info over het aanbod in de sector personen met een handicap verwijzen we naar de specifieke omgevingsanalyse Welzijn, Gezondheid & gezin.
82
Idem, p. 280.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
64
Zone 2: Schaarbeek, Sint-Joost-Ten-Node en Evere 1. Demografie 1.2. Bevolkingsstructuur83 Het officiële bevolkingscijfer van de gemeenten in zone 2 bedroeg op 1 januari 2008 178.844, waarvan 85.700 mannen en 89.144 vrouwen. Ter vergelijking: op 1 januari 1990 telde deze zone 155.964 inwoners en op 1 januari 2000 ging het om 159.137 inwoners. Dit betekent een stijging van 12,1% ten opzichte van 1 januari 1990 en een stijging van 9,9% ten opzichte van 1 januari 2000. De gemeenten Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node en Evere hebben een gezamenlijk aandeel van 16,7% in de totale bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit aandeel is licht gestegen ten opzichte van 1 januari 1990 (16,2%) en 1 januari 2000 (16,6%). Schaarbeek huisvest twee op de drie (66,4%) inwoners van deze zone. De 116.039 inwoners vormen 11,1% van het gewestelijk bevolkingsaantal. Sint-Joost-ten-Node en Evere herbergen respectievelijk 24.078 en 34.727 inwoners, wat overeenkomt met een aandeel van 2,3% en 3,3% in de Brusselse bevolking. De drie gemeenten hebben de laatste jaren een min of meer gelijkaardige relatieve bevolkingsaangroei gekend. Ten opzichte van 2000 zijn de gemeentelijke bevolkingsaantallen gestegen met aantallen tussen 9,0% (Sint-Joost-ten-Node) en 10,8% (Evere). In absolute cijfers valt de aangroei van 9,8% in Schaarbeek uiteraard het zwaarst uit: meer dan 10.000 bijkomende inwoners ten opzichte van 2000. Ten opzichte van 1990 lopen de verschillen meer uiteen. De Everse bevolking groeide sindsdien met 17% aan, terwijl Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek met 12% en 10,8% uitbreidden. Concreet zijn dat voor Evere 5.042 nieuwe inwoners sinds 1990, voor Sint-Joost-ten-Node 2.567 en voor Schaarbeek 11.271. 1.3. Nationaliteit84 In zone 2 wonen enerzijds 126.208 Belgen (72,2%) en anderzijds 48.636 buitenlanders (27,8%). Het aandeel buitenlanders ligt ver boven het Belgische gemiddelde (= 9.1%) maar is gelijkaardig aan het aandeel buitenlanders in de totale bevolking in het Brussels Gewest (= 28.1%). Verder zien we dat 16,8% van de Belgen in het Gewest in zone 2 woont, ten opzichte van 16,5% van het aantal buitenlanders. Binnen de groep buitenlanders tellen we 24.515 of 50,4% mannen en 24.121 vrouwen. Het aantal mannen is dus iets groter dan het aantal vrouwen in de stad Brussel, wat trouwens gelijkaardig is als de opsplitsing naar geslacht van buitenlanders in heel België (respectievelijk 50.9% en 49.1%). Dit wijkt wel af van het Brussels hoofdstedelijk gewest, waar binnen de groep buitenlanders iets meer vrouwen dan mannen zijn (50,3%). Voor meer details over de verdeling binnen de groep buitenlanders, verwijzen we echter naar de algemene omgevingsanalyse van het vgc85. Als we de drie gemeenten in zone 2 van naderbij bekijken, merken we op dat het aandeel Buitenlanders in Evere (18,6%) merkelijk lager ligt dan in Schaarbeek (29,5%) en Sint-Joost-ten-Node (33,1%). In Evere zijn er ook meer vrouwen dan mannen onder de buitenlanders. Het aandeel mannen bedraagt er 49,2% ten opzichte van 50,4% in Schaarbeek en 51,5% in Sint-Joost-ten-Node. 1.4. Bevolkingsdichtheid86 De gezamenlijke bevolkingsdichtheid van de gemeenten in zone 2 bedraagt 12.227 inwoners per km². Dit ligt veel hoger dan de bevolkingsdichtheid van heel België (349 inwoners per km²) en de
83
Zie bijlage, tabel 1. Zie bijlage, tabel 2. 85 VLAASE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, MEET-EN WEETCEL, 5 februari 2010, 18-19. 86 Zie bijlage, tabel 3. 84
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
65
bevolkingsdichtheid van het Brussels gewest (6.497 inwoners per km²). Wanneer we het vergelijken met de andere zones, zien we dat zone 2 één van de dichtst bevolkte zones is. Ten opzichte van 1 januari 1990 is deze bevolkingsdichtheid gestegen met 12,1%. Ter vergelijking: In België is de bevolkingsdichtheid gestegen met 7.1%, in het Brussels gewest bedraagt dit cijfer 8.7%. De bevolkingsdichtheid in zone 2 is dus zeer sterk gestegen ten opzichte van de rest van België. In Brussel overtreft enkel zone 7 (Sint-Jans-Molenbeek en Koekelberg) deze stijging in de bevolkingsdichtheid. De drie gemeenten verschillen onderling sterk qua bevolkingsdichtheid. In Evere wonen 6.920 inwoners per vierkante kilometer, wat gemiddeld is voor een gemeente in het Brussels Gewest. In Schaarbeek is dat al meer dan het dubbele (14.255 inw/km²) en Sint-Joost-ten-Node is de dichtst bevolkte gemeente van het land (21.079 inw/km²). Ten opzichte van 1990 steeg de bevolkingsdichtheid in gelijkaardige mate in Schaarbeek (10,8%) en Sint-Joost-ten-Node (11,9%). In Evere is de bevolkingsdichtheid sterker gestegen (17,0%). Aangezien Evere de minst dicht bevolkte van de drie gemeenten in zone 2 is, is deze grotere stijging weliswaar opmerkelijk maar zeker niet abnormaal te noemen. 1.5. Bevolkingsgroei en bevolkingsprognose. 87 Op basis van bevolkingsprojecties, wordt de bevolkingstoename in zone 2 in 2010 ten opzichte van 2000 geschat op 23.628 inwoners of 15%. Dit is iets meer ten opzichte van de groei in het volledige Brusselse gewest (13%). Jaarlijks zien we een gemiddelde bevolkingstoename van 1,4 % in stad Brussel, ten opzichte van 1,3% in het Brusselse gewest. Het gemiddeld jaarlijks groeiverschil van de bevolking in de stad Brussel bedraagt dus 0,1 % ten opzichte van het Gewest. In de komende tien jaar zal deze stijging iets minder vlug gaan: Zo zal in de eerste vijf jaar de bevolking in zone 2 stijgen met 9% (jaarlijks gemiddeld 1,8%) en in de daaropvolgende vijf jaren met 6% (jaarlijks gemiddeld 1,1%). Wel wordt verwacht dat deze stijging vlugger zal gaan dan in het volledige Brusselse gewest. Daar zal tot 2015 de bevolking stijgen met 8% (jaarlijks gemiddeld 1,5%) en van 2015 tot 2020 met 5% (jaarlijks gemiddeld 1,0%). Dit betekent dus dat, in tegenstelling tot de absolute groei, het gemiddeld jaarlijks groeiverschil ten opzichte van het Gewest zal stijgen (respectievelijk 0,3% in 20102015 en 0,1% in 2015-2020). Als we dit op gemeenteniveau bestuderen, concluderen we dat de bevolkingsgroei in Sint-Joost-tenNode volgens de bevolkingsprojecties het sterkst toeneemt en zal blijven toenemen. Tussen 2000 en 2010 zou het inwonersaantal er met 19% stijgen. In de periodes 2010-2015 en 2015-2020 verwacht men een aangroei van respectievelijk 14% en 8%. In 2020 verwacht men dan 32.590 inwoners. Dat zijn er 10.493 meer dan in 2000. In de twee andere gemeenten van zone 2 zijn de stijgingen minder fors, maar nog steeds opmerkelijk. Tussen 2000 en 2010 schat men voor beide gemeenten een bevolkingstoename van 14%. In de daaropvolgende jaren geven de projecties een sterkere bevolkingstoename aan in Schaarbeek dan in Evere. In de eerste vijf jaren zou Schaarbeek 11.345 bijkomende inwoners verwelkomen, en tegen 2020 nog 7.313 meer. Het totale inwonersaantal in 2020 (139.431) zou 33.739 personen hoger liggen dan in 2000. De jaarlijkse bevolkingsgroei per gemeente ligt in de lijn van bovenstaande conclusies: Sint-Joost-tenNode heeft relatief gezien de sterkste jaarlijkse bevolkingsgroei in zone 2, maar ook Schaarbeek en Evere zitten boven het Brusselse groeigemiddelde. 1.6. Huishoudens In zone 2 zijn er in totaal 79.298 huishoudens, waarvan 79.190 private en slechts 108 collectieve huishoudens. In wat volgt spreken we daarom enkel over de private huishoudens. Het aantal private
87
Zie Bijlage, tabel 4 en 5.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
66
huishoudens in deze zone heeft een aandeel van 15.6% op het aantal huishoudens in het gewest, dat in totaal 507.455 huishoudens telt 88. 52.115 van die private huishoudens zijn gehuisvest in Schaarbeek. Van deze private huishoudens in zone 2 zijn meer dan de helft éénpersoonshuishoudens, meer bepaald 17.436 of 47,3%. Dit percentage ligt lager dan het aandeel éénpersoonshuishoudens in het Brussel gewest (49.5%), maar wel een stuk hoger dan het Belgisch percentage (33.6%). In zone 2 gaat het hierbij vaker om alleenwonende mannen dan vrouwen (52,2% tov 47,3%), wat het omgekeerde patroon is in vergelijking met het gewest Brussel waar meer vrouwen alleen wonen dan mannen (51,6% vs 48,4%). In zone 2 is 21,4% van de bevolking alleenwonend, wat lager is dat het Brussels gemiddelde (24,0%). Sint-Joost-ten-Node telt het hoogste aandeel eenpersoonshuishoudens (52,0%) in zone 2, wat mogelijk te wijten valt aan de aanwezigheid van vele (single) eurocraten. Evere daarentegen huisvest een merkelijk kleiner aandeel eenpersoonhuishoudens (43,2%). Ook de man-vrouw-verhouding verschilt grondig naargelang de gemeente. Sint-Joost-ten-Node telt 59,6% mannen ten opzichte van 53,0% in Schaarbeek en 43,0% in Evere. Wanneer we kijken naar de grootte van de private huishoudens89, zien we dat het aandeel van de soorten huishoudens daalt naarmate het aantal personen stijgt. Zo zijn er in zone 2 22,0% tweepersoonshuishoudens, en bestaat de overige 30,7% uit huishoudens vanaf drie personen en meer. Ook het aandeel tweepersoonshuishoudens verschilt per gemeente: in Sint-Joost-ten-Node wonen ‘slechts’ 18,6% tweepersoonshuishoudens ten opzichte van 27,6% in Evere. Bij deze huishoudens vanaf twee personen90, gaat het bij gemiddeld 25,5% van de familiekernen om echtparen zonder kinderen, wat lager is dan het Brussels gewest (28,4%). Voor de familiekernen met kinderen ligt het aandeel echtparen met kinderen (zone 2: 58,1%, gewest: 55,4%) nog iets hoger dan het aandeel alleenstaande ouders met kinderen. België telt in verhouding nog heel wat meer echtparen met kinderen (62,2%) dan alleenstaanden met kinderen. Zone 2 telt, zoals alle zones, opmerkelijk meer alleenstaande moeders dan vaders met kinderen (9.573 moeders tov 2.662 vaders). In zone 2 zijn er ook veel gezinnen met meer dan drie kinderen91: 17,7 % van de gezinnen heeft drie of meer kinderen, wat al een stuk hoger ligt dan het aandeel gezinnen met drie of meer kinderen in het Brussels gewest (15,0%) en veel hoger is dan het aandeel grote gezinnen in heel België (10,7%). In zone 2 bestaat 23,7% van de gezinnen met kinderen, uit een gezin met drie of meer kinderen. In het Brussels gewest is dit 20,9%, en in België ligt dit percentage nog lager (namelijk 16,9%). Sint-Joost-ten-Node springt ook hier opnieuw uit de dans. Het huisvest een veel kleiner aandeel echtparen zonder kinderen (21,2%) dan de andere gemeenten, maar tegelijkertijd ook een uitzonderlijk hoog aandeel gezinnen met drie of meer kinderen (28,2%). Sint-Joost-ten-Node lijkt daarom bij uitstek een gemeente van tegenstellingen: enerzijds wonen er in verhouding veel alleenstaanden of gezinnen zonder kinderen, wat waarschijnlijk ligt aan de nabijheid van de Europese instellingen; anderzijds treft men er ook een hoger dan gemiddeld aandeel grote gezinnen (28,2% van de familiekernen met kinderen). Enkel Sint-Jans-Molenbeek gaat de gemeente daarin vooraf. Ook Schaarbeek (23,9%) en in mindere mate Evere (19,9%) tellen een hoger dan gemiddeld aandeel grote gezinnen.
88
Zie bijlage, tabel 6 Zie bijlage, tabel 7. 90 Zie bijlage, tabel 8. 91 Zie bijlage, tabel 9. 89
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
67
2. Sociaal-economische context 2.1. Werkloosheidsgraad92 In deze zone is er een groot verschil tussen de drie gemeentes op vlak van werkloosheid. Zo zien we dat deze graad enkel in Evere onder het gemiddelde ligt van het Brussels gewest (18,3 % ten opzichte van 20,2% in het gewest). In Schaarbeek (24,9%) en zeker in Sint-Joost (30,2%) ligt de werkloosheid een stuk hoger dan dit gemiddelde. De werkloosheidsgraad in Sint-joost is ook de hoogste van alle Brusselse gemeenten en in Schaarbeek het derde hoogst. 20% (exact 22.2%) van de actieve bevolking werkloos. Bij de vrouwen is deze hoger (33,9 in Sint-Joost, 26,7 in Schaarbeek en 20, 7 in Evere) dan bij mannen (Sint-joost: 27,8%, Schaarbeek: 23,4% en Evere: 16,2%). Wel is het laatste jaar de werkloosheid sneller gestegen in Evere dan in de twee andere gemeentes (2,6% tov 2,4% in Sint-Joost en 1,5% in Schaarbeek). Op Schaarbeek na, gebeurt de groei gemiddeld sneller in deze zone dan in het volledig Brussels gewest. 2.2. Jongerenwerkloosheid93 Binnen de categorie van de actieve bevolking jonger dan 25 jaar is in deze zone enkel in Evere niet hoger dan in het Brussels gewest (32,6% in Evere t.o.v. 33,5%) In de andere gemeentes is ook bij jongeren de werkloosheid opmerkelijk hoger dan in de andere gemeenten van Brussel, op Molenbeek na. Ook bij de jongeren is de werkloosheid in de volledige zone hoger bij vrouwen dan bij mannen. Ten opzichte van 2008 is de werkloosheidsgraad bij deze groep opmerkelijk sneller gestegen in Evere dan in de andere twee gemeenten (5,3 % in Evere t.o.v. 1,4% in Schaarbeek en 1,8% in Sint-Joost. Net zoals in het Brussels gewest is deze stijging groter bij mannen dan bij vrouwen. 3. Financiële situatie 3.1. Fiscale inkomens94 Wanneer we de fiscale inkomens bekijken van het aanslagjaar 2008 (inkomens 2007) blijkt dat er 90.904 aangiften waren in zone 2 (op 173.124 inwoners). Dit betekent een gemiddeld inkomen per inwoner van 10.608 EUR, hetgeen duidelijk onder het gewestelijk gemiddelde van 12.374 ligt. In de gemeente Evere ligt dit gemiddelde echter hoger (12.651 EUR) dan in het gewest. Door de mindere situatie in Sint-Joostten-Node (8.100 EUR) en het bevolkingsrijke Schaarbeek (10.518 EUR) is de situatie voor deze zone echter minder rooskleurig. Ten opzichte van 2007 zien we in zone 2 zowel in het gemiddeld inkomen per aangifte als per inwoner een lichte stijging (respectievelijk 418 en 375 EUR), een trend die we trouwens ook zien in het Brussels gewest. Naar interpretatie in verband met het algemeen welzijn, is hier enige voorzichtigheid geboden bij elk van deze indicatoren. Zo houdt het gemiddeld inkomen per aangifte geen rekening met extreem afwijkende bedragen ten opzichte van dit gemiddelde (de zogenaamde ‘outliers’). Het gemiddeld inkomen per inwoner houdt dan weer geen rekening met de grootte van de fiscale gezinnen, waardoor het dus niet los gezien kan worden van de demografische situatie. Daarom geven we als derde indicator het mediaan inkomen per aangifte weer, gezien dit cijfer wel rekening houdt met ‘outliers’ en onafhankelijk van de demografische situatie kan worden geïnterpreteerd. Voor zone 2 bedraagt dit cijfer 14.862 EUR, wat lager ligt dan de mediaan van het Brussels gewest (= 16.254). In Schaarbeek hangt het mediaan inkomen (14.744 EUR) rond het zonale cijfer. In Evere en Sint-Joost-ten-Node liggen de bedragen respectievelijk een stuk hoger (17.529 EUR) en lager (12.312 EUR). 3.2. Leefloners95
92
Zie bijlage, tabel 10 t.e.m. 12. Zie bijlage, tabel 13 t.e.m. 15. 94 Zie bijlage, tabel 16. 95 Zie bijlage, tabel 17. 93
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
68
In zone 2 leefden in 2009 gemiddeld 8.214 mensen van het leefloon. Dit is 21,8% van het aantal mensen in het Brussels gewest die in datzelfde jaar een leefloon kregen (= 37.721). Ten opzichte van 2008 betekent dit een lichte stijging van 5,7%. Toen kregen gemiddeld 7.776 bewoners van zone 2 een leefloon. Deze lichte stijging vinden we ook terug in het Brussels gewest, waar het aantal leefloners op één jaar tijd is toegenomen met 2.483 personen of 7,0%. Dat betekent dat in 2008 gemiddeld 4,4% van de bevolking van zone 2 een leefloon ontving. Dat is hoog in vergelijking met het Gewest in zijn geheel (3,4%). In Sint-Joost-ten-Node treft men in 2008 in verhouding het meeste leefloners (6,9% van de inwoners). In schaarbeek ligt dat aandeel lager (4,3%) en in Evere (3,3%) komt het aandeel leefloners op de bevolking overeen met het gewestelijke cijfer. Gezien de bevolkingscijfers voor 2009 nog niet zijn gepubliceerd, kunnen we het aandeel van de bevolking met een leefloon voor dat jaar nog niet berekenen. 4. Sociale huisvesting Om de sociale huisvesting te schetsen, willen we hier twee indicatoren gebruiken. Als eerste indicator geven we het aantal huizen weer eind 2008 per openbare vastgoedmaatschappij (O.V.M.) en waar mogelijk per gemeente96. Als tweede indicator geven we het aandeel97 van de sociale woningen weer per gemeente98. In deze zone worden de sociale woningen beheerd door verschillende openbare vastgoedmaatschappijen in de verschillende gemeenten. Enkel Gebruwo heeft sociale woningen in alle drie de gemeenten. In Schaarbeek opereert enkel de O.V.M. ‘de Schaarbeekse Haard’ en in Sint-Joost enkel het ‘G.W. van Sint-Joost-Ten-Node’. In Evere zijn er maar liefst, naast GEBRUWO, nog vier andere O.V.M.’s actief. Twee hiervan hebben ook nog een aanbod in andere gemeenten (zoals Brussel thuis, die ook sociale woningen beheert in Brussel Stad, en Sorelo, die nog in verschillende andere Brusselse gemeenten een aanbod heeft) en twee ervan opereren enkel in Evere (namelijk ‘Germinal’ en ‘Ieder zijn Huis’). Daardoor kunnen we enkel voor Schaarbeek en Sint-Joost-Ten-Node bijna exact weergeven hoeveel sociale woningen er zijn. Voor Evere kunnen we ons enkel baseren op het aantal huizen dat beheerd wordt door ‘Germinal’ en ‘Ieder zijn thuis’. In schaarbeek waren er anno 2008 2.212 sociale woningen (= 5,8% van het totaal sociale woningen in het Brussels gewest) en in Sint-Joost 789 woningen (= 2,1%). In Evere zijn er alleen al door de O.V.M.’s die enkel in Evere opereren, 1.877 sociale woningen. Dit betekent dat het aantal sociale woningen in Evere hoger ligt dan 4,9% van de sociale woningen in het volledig gewest. Als we kijken naar het aandeel van de sociale woningen op het aantal inwoners, zien we dat Evere ver boven het gemiddelde van het Brussels gewest ligt (14,20 ten opzichte van 7,80) terwijl Schaarbeek hier onder ligt (4,45). Het aandeel in Sint-Joost is dan weer vergelijkbaar met dit gemiddelde (7,69).
5. Aanbod Welzijn, Gezondheid & Gezin In het kader van de algemene sociale dienstverlening in deze zone, heeft elke gemeente van het Brussels hoofdstedelijk gewest een OCMW. Elk van de drie gemeenten van deze zone beschikt dan ook over een OCMW. Deze Centra bestaan uit verschillende diensten, die per gemeente wat van elkaar verschillen. Zo heeft, naast de algemene sociale hulpverlening, het OCMW van Schaarbeek ook diensten voor schuldbemiddeling, sociale bijstand en socio-professionele inschakeling alsook een cel woningen, beschikt het OCMW van Sint-Joost over het Medisch Centrum Jean Fontaine, en heeft het OCMW van Evere specifieke diensten voor plaatsing van bejaarden, thuisverzorging, Gezin- en Bejaardenhulp en voor het leveren voor warme maaltijden aan huis. In tegenstelling tot het OCMW van de stad Brussel, zijn deze centra niet nog eens opgedeeld in sociale antennes.
96
Zie bijalge, tabel 18. Hiermee wordt bedoeld het percentage sociale woningen op honderd inwoners. 98 Zie bijlage, tabel 19. 97
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
69
(Stad Brussel vermelden we de stedelijke dienst Sociale Zaken en het OCMW van Brussel, met verschillende diensten (sociale actie, gezinshulp, thuisverzorging, huisvesting, hulp bij het dagelijks leven, hospitalisatie, begeleiding van bejaarden,…) en negen sociale antennes: een in Neder-OverHeembeek, twee in Laken (Bollen en Stefania) en zes in het centrum (Anneessens, Artesia, Begijnhof, Blaes, Noord-Oostwijk en Sint-Rochus). In verband met andere sociale dienstverlening, zijn er in de hele zone geen Centra voor Algmeen Welzijnswerk. Wel kunnen de inwoners in Schaarbeek voor sociale dienstverlening terecht bij het Sociaal Infopunt De Kriekelaar. In Sint-Joost-Ten-Node kan men hiervoor terecht in het Centrum voor Maatschappelijk Werk Brabantia. In deze zone vinden we een aantal Nederlandstalige apothekers (2 in Schaarbeek en 2 in Evere, maar geen in Sint-Joost), huisartsen (zes in Schaarbeek, drie in Evere maar opnieuw geen in Sint-Joost, wel kan men zowel in Sint-Joost als in Schaarbeek beroep doen op de Vlaamse Wachtdienst van de Brusselse Huisartsenkring en op de Huisartsenwachtpost Terranova), kinesisten (2 in Schaarbeek, 2 in Evere en 1 in Sint-Joost, daarnaast kan men ook beroep doen op de Brusselse Kine Kring), tandartsen (3 in Schaarbeek, 6 in Evere en geen in Sint-Joost) en thuisverpleegkundigen (4 in de volledige zone, 1 in Schaarbeek en Evere en 1 enkel in Evere, daarnaast is Mederi vzw actief in het ganse Brussels gewest). Dit aanbod is niet steeds voldoende voor de bevolking die rekent op een dienstverlening in het Nederlands. Voor een Nederlandstalige logopedist, seksuoloog of diëtist is men ook in deze zone eerder aangewezen op de Vlaamse rand. Deze cijfers zijn echter niet volledig representatief aangezien er Nederlandstalige zorgverleners zijn die (nog) niet geregistreerd staan in de Zorgzoeker databank.99 De globale cijfers over Brussel geven een genuanceerder beeld, zoals blijkt op onderstaand kaartje m.b.t. de ruimtelijke spreiding van huisartsen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. We zien dat de gemeenten Sint-Joost en Evere een gemiddelde tot kleine concentratie van huisartsen kent, in Schaarbeek is deze concentratie iets groter en kunnen we deze spreiding eerder gemiddeld noemen.100
99
VLAAMSE OVERHEID EN VGC, Zorgzoeker, 2010 (16.08.2010, Vlaamse Overheid en VGC, www.zorgzoeker.be) 100 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, p. 265.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
70
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Onderstaande kaart geeft de ligging van de verschillende vestigingen van ziekenhuizen in het Brussels Gewest weer. We zien dat deze zone één algemeen ziekenhuis telt (meer bepaald in Sint-joost-Tennode), één algemeen ziekenhuis met universitair karakter (in Schaarbeek) en twee psychiatrische ziekenhuizen (één in Schaarbeek en één in Sint-Joost).101
101
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, p.279280.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
71
Brusselaars met geestelijke gezondheidsproblemen kunnen terecht bij één Nederlandstalig centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGGZ) met een zestal deelwerkingen. Naast de twee psychiatrische ziekenhuizen, kunnen Nederlandstalige inwoners van deze zone terecht bij twee psychotherapeuten (één te Schaarbeek en één te Sint-Joost-Ten-Node). Met betrekking tot de gespecialiseerde verslavingszorg zijn er in deze zone verschillende ambulante diensten die individuele cliënten maar ook partners van verslaafden en hun gezin begeleiden. Zo kan
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
72
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
men, naast de deelwerking Houba van het CGG Brussel, ook terecht in het Dagcentrum De Sleutel in Sint-Joost. Daarnaast is er in Schaarbeek een afdeling van de Anonieme Alcoholisten. Aan Nederlandstalige kant is er in deze zone geen enkel dagverzorgingscentrum actief. Wel kunnen Nederlandstalige inwoners van deze zone terecht in één lokaal dienstencentrum102 en drie gemeenschapscentra. Zo bevindt zich zowel in Schaarbeek als in Evere een afdeling van het lokaal dienstencentrum Aksent en is er in elke gemeente een Gemeenschapscentrum. Daarnaast is er in Evere ook het Onafhankelijk sociaal Dienstencentrum en een wijkrestaurant in het rusthuis ‘Roger Decamps’. In deze zone is er een Nederlandstalig expertisecentrum waar men terecht kan inzake informatie en vorming over kraamzorg in Sint-joost-Ten-Node. Voor praktische hulp kan men, naast dit expertisecentrum ook terecht in Schaarbeek en Sint-Joost terecht bij de gemeentelijk dienst Gezins-en Bejaardenhulp, in Evere kan men hiervoor terecht bij het OCMW. Naast de vroedvrouwen in het expertisecentrum, zijn er in deze zone geen Nederlandstalige vroedvrouwen. Voorts telt deze zone drie consultatiebureaus voor het jonge kind van Kind & Gezin (twee in Schaarbeek en één in Evere) en één Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning waar mensen in het Nederlands terecht kunnen. 103 In de Brusselse kinderopvang in het algemeen zien we een licht stijgende trend inzake de capaciteit in de door de Vlaamse Gemeenschap erkende (Nederlandstalige) of geattesteerde instellingen. In dit kader benadrukken we dat de demografische evolutie van de stad Brussel een stijgende trend vertoont, ook in de jongste leeftijdscategorie. De onderstaande tabel schetst het totale aantal voorzieningen (erkend of onder toezicht van Kind en Gezin). We stellen vast dat de voorzieningen niet gelijk verdeeld zijn over de 19 gemeenten. Dit zien we ook heel sterk terug in de gemeenten van deze zone: In Schaarbeek zijn er duidelijk meer voorzieningen voor kinderopvang ten opzichte van Evere en Sint-Joost. In Schaarbeek gaat het hierbij vooral over zelfstandige initiatieven, terwijl in Sint-Joost er enkel één erkende kinderopvang is. Naar capaciteit toe zijn er in de gemeente Schaarbeek logischerwijze ook het meest kindplaatsen (426 tov 75 in Evere en 28 in Sint-Joost).104
102
Zie bijlage, tabel 20. - VLAAMSE OVERHEID EN VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, De Sociale Kaart, 2010 (16.08.2010, Vlaamse Overheid en Vlaamse Gemeenschapscommissie, www.socialekaart.be) www.zorgzoeker.be , idem. 103
104 Vandenbroeck, M. & Van Nuffel, K. (2006) Cartografie van de Brusselse Nederlandstalige kinderopvang. Onderzoek naar de in- en uitstroom van de kinderdagopvang. Gent-Brussel: Vakgroep Sociale Agogiek, UGent – VGC.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
73
Een essentieel onderscheid tussen de opvangvormen is dat de ouderbijdragen in de gesubsidieerde kinderopvang afhankelijk zijn van het gezinsinkomen. Voor minder gegoede gezinnen zijn zij daarom de enige betaalbare kinderopvang. Onderstaande tabel zet de gesubsidieerde capaciteit uit tegenover de inkomenscoëfficiënt per gemeente. Hieruit blijkt dat de inkomens in deze zone in alle drie de gemeenten lager ligt dan gemiddeld in het Brussels gewest. In Schaarbeek en Sint-Joost liggen deze nog lager dan in Evere. In deze gemeenten zijn er ook minder gesubsidieerde plaatsen dan gemiddeld in het Brussels gewest, in Evere zijn dit er meer dan gemiddeld.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
74
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Na de sector van de kinderopvang schetsen we het Nederlandstalige welzijnsaanbod voor de Brusselse jeugd. Onderstaande kaart geeft een beeld van de ruimtelijke spreiding van het rechtstreeks toegankelijk aanbod met een breed onthaal: de CAW’s, de CLB’s en de erkende voorzieningen en consultatiebureaus van Kind & Gezin. Het blijkt dat dit aanbod zich beperkt tot de consultatiebureaus van Kind & Gezin. Voor de CAW’s en de CLB’s dient men zich te begeven naar de centra in de stad Brussel of in de gemeente Etterbeek. 105
105
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Regioplan Integrale Jeugdhulp, regio Brussel, 2007, 89 p.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
75
Naast dit aanbod voor jongeren bekijken we het Nederlandstalig welzijnsaanbod voor senioren in Brussel. Om te beginnen blijkt dat er in deze zone een groot gebrek is aan Vlaams erkende voorzieningen voor senioren. Momenteel is er geen enkel erkend rusthuis in deze zone. Ook wat serviceflats, dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf betreft, is het aanbod gering: er is voor deze zorgvormen enkel een Nederlandstalig zorgaanbod in het dagverzorgingscentrum in Schaarbeek. Om tot een evenwichtig gespreid aanbod aan woonzorg te komen, werd Brussel opgesplitst in 33 woonzorgzones (subzones inbegrepen). Deze indeling wil elk van de 19 gemeenten en de deelgemeenten van de Stad Brussel voorzien van voldoende woonzorginitiatieven. De invulling van de programmatie inzake woonzorg is in Brussel ondermaats. Onderstaande kaart geeft de woonzorgzones weer en de inbedding van de bestaande dienstverlening, met name rusthuizen, dienstencentra, serviceflats en gezinszorg. We zien dat de tweede zone 1 lokaal dienstencentrum, 5 diensten voor gezinszorg en geen enkel rusthuis en serviceflat op haar grondgebied heeft.106
106
Kenniscentrum Woonzorg Brussel VZW, 2008. Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan Woonzorgzones Brussel, Plan voor de uittekening van de thuis- en ouderen-voorzieningen in het tweetalig gebied Brussel – Hoofdstad voor de periode 2008 – 2012. Vlaamse Overheid, 2008, p 46.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
76
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
Meer globale cijfers over het zorgaanbod voor senioren in het Brussels hoofdstedelijk gewest geven een genuanceerder beeld. In totaal zijn er 195 residentiële voorzieningen voor het Brussels Gewest, met een capaciteit van 16.614 bedden.107 Daarvan zijn er 173 rusthuizen met een capaciteit van 15.281 bedden en 22 service-flats met 1.333 bedden. Van deze 173 rusthuizen hebben er 121 of 70 % een erkenning van de GGC, 50 of 29% een erkenning van de COCOF en 2 of 1% van de Vlaamse Gemeenschap. Van de 22 serviceflats hebben er 12 of 54 % een erkenning door de GGC, 1 of 5% een erkenning door de Vlaamse Gemeenschap en 9 serviceflats of 41% hebben geen erkenning. In de tweede zone zijn er 20 rusthuizen en 3 diensten voor serviceflats. Daarvan zijn er 14 rusthuizen erkend door de GGC (met samen 1032 bedden, waarvan 381 in Evere, 504 in Schaarbeek en 147 in Sint-Joost)en 6 erkend door de COCOF (met samen 804 bedden, waarvan 679 in Schaarbeek en 125 in Evere). 108 In deze zone is er geen enkel rusthuis met een Vlaamse erkenning. Wel zijn er in deze zone 10 rusthuizen met een Nederlandstalige directie (5 in Schaarbeek, 4 in Evere en 1 in sint-Joost).109 Onderstaande kaart geeft de ruimtelijke spreiding van de residentiële ouderenvoorzieningen in Brussel weer t.o.v. de verspreiding van de oudere bevolking. De ouderen zijn relatief het sterkst oververtegenwoordigd in de tweede kroon. In de binnenstad en de 19de eeuwse gordel zijn de proporties ouderen daarentegen over het algemeen relatief laag. In de dichtbevolkte buurten in de meest 107
HOME-INFO, jaarverslag 2009, Brussel, Home-info, 2010, p. 29. In het jaarverslag van home-info uit 2009 staat vermeld dat er twee Vlaamse erkende rusthuizen zijn in de stad Brussel. Deze informatie uit het jaarverslag werd aangepast op basis van nieuwe informatie tijdens het telefonisch contact met het kenniscentrum woonzorg Brussel, op 26 augustus 2010. 109 HOME-INFO, vzw, Nederlandskundige RVT, 30.08.2010 (E-mail) 108
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
77
achtergestelde zones van het Brussels Gewest wonen – ondanks het klein aandeel in de totale bevolking – toch een groot absoluut aantal ouderen. 110
Het beperkt aantal serviceflats (22) ligt bovendien geconcentreerd in een aantal gemeenten, zoals Ukkel. De ruimtelijke spreiding van de rusthuizen lijkt de proportionele aanwezigheid van 65 plussers in de bevolking goed te weerspiegelen. Naast een aantal grote ouderenvoorzieningen binnen de vijfhoek, vinden we de meeste rusthuizen immers terug in de tweede kroon (kaart 5-03). Wanneer we echter rekening houden met de bevolkingsdichtheid – en dus het absoluut aantal ouderen – zien we dat de inplanting van rusthuizen niet volledig overeenstemt met de werkelijke spreiding van ouderen. Vooral
110
Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2010, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Brussel, 2010, 279.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
78
de afwezigheid van rusthuizen in de dichtbevolkte wijken van de meest achtergestelde zone van het Brussels Gewest, waar toch een groot absoluut aantal ouderen woont, valt sterk op. In het Brussels gewest is er gemiddeld een rusthuisbed111 beschikbaar voor tien 65 plussers. In deze zone is dit ook het geval voor Schaarbeek, in de gemeenten Evere en Sint-Joost-Ten-Node ligt dit gemiddelde iets lager, met een rusthuisbed voor dertien 65-plussers. In Schaarbeek is dit aanbod vergelijkbaar met het gemiddelde in het volledig Brussels gewest.
Voor info over het aanbod in de sector personen met een handicap verwijzen we naar de specifieke omgevingsanalyse Welzijn, Gezondheid & gezin.
111
Idem, p. 280.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
79
Bijlage bij voorgaande zonale analyses
Bijlage : Tabellen Tabel 1: Bevolkingsaantal per gemeente en per zone (1 januari 2008) 112 Aandeel in de totale Brusselse bevolking in 2008 100,0%
1990
2000
2008
Brussels gewest
964.385
959.318
1.048.491
Brussel
136.706
133.859
148.873
Zone 1
136.706
133.859
148.873
Schaarbeek
104.768
105.692
116.039
11,1%
Sint-Joost-ten-Node
21.511
22.097
24.078
2,3%
Evere
29.685
31.348
34.727
Zone 2
155.964
159.137
174.844
14,2%
14,2%
3,3%
16,7% 2,9%
Oudergem
29.143
28.804
30.086
Watermaal-Bosvoorde
24.960
24.773
24.134
2,3%
Sint-Pieters-Woluwe
38.396
37.922
38.651
3,7%
Sint-Lambrechts-Woluwe
48.141
46.528
49.261
4,7%
Zone 3
140.640
138.027
142.132
Etterbeek
39.641
39.404
42.902
13,6% 4,1%
Elsene
73.128
73.174
79.768
7,6%
11,7% 7,3%
Zone 4
112.769
112.578
122.670
Ukkel
75.402
74.221
76.732
Sint-Gillis
43.579
42.458
45.235
Vorst
47.178
45.555
48.906
4,7%
Zone 5
166.159
162.234
170.873
Anderlecht
89.231
87.812
99.085
16,3% 9,5%
Zone 6
89.231
87.812
99.085
Sint-Jans-Molenbeek
68.904
71.219
83.674
Koekelberg
16.096
16.211
19.020
Zone 7
85.000
87.430
102.694
Ganshoren
20.581
19.757
21.743
Sint-Agatha-Berchem
18.566
18.735
20.976
Jette
38.769
39.749
44.601
Zone 8
77.916
78.241
87.320
4,3%
9,5%
8,0%
1,8%
9,8% 2,1% 2,0% 4,3% 8,3%
112 Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Totale residentiële bevolking op 1 januari, 17.09.2009 (11.08.10, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, http://statbel.fgov.be/nl/binaries/311111-nl-tcm325-55771.xls.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
80
Tabel 2: Aantal inwoners per geslacht en nationaliteit (januari 2008) 113 Administratieve eenheid
Belgen
Belgen en Buitenlanders
Buitenlanders
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
10.666.866
5.224.309
5.442.557
9.695.418
4.729.412
4.966.006
971.448
494.897
476.551
1.048.491
505.963
542.528
753.448
359.419
394.029
295.043
146.544
148.499
Brussel
148.873
74.698
74.175
104.808
52.194
52.614
44.065
22.504
21.561
Zone 1: stad Brussel
148.873
74.698
74.175
104.808
52.194
52.614
44.065
22.504
21.561
Schaarbeek
België
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Totaal
Mannen
Vrouwen
116.039
57.151
58.888
81.817
39.914
41.903
34.222
17.237
16.985
Sint-Joost-ten-N ode
24.078
12.369
11.709
16.112
8.265
7.847
7.966
4.104
3.862
Evere
34.727
16.180
18.547
28.279
13.006
15.273
6.448
3.174
3.274
Zone 2
174.844
85.700
89.144
126.208
61.185
65.023
48.636
24.515
24.121
Oudergem
30.086
14.144
15.942
23.411
10.876
12.535
6.675
3.268
3.407
Watermaal-Bosvoorde
24.134
11.113
13.021
20.155
9.176
10.979
3.979
1.937
2.042
Sint-Pieters-Woluwe
38.651
17.930
20.721
27.116
12.456
14.660
11.535
5.474
6.061
Sint-Lambrechts-Woluwe
49.261
22.385
26.876
34.938
15.681
19.257
14.323
6.704
7.619
142.132
65.572
76.560
105.620
48.189
57.431
36.512
17.383
19.129
Etterbeek
42.902
20.352
22.550
26.696
12.763
13.933
16.206
7.589
8.617
Elsene
79.768
38.848
40.920
46.424
22.451
23.973
33.344
16.397
16.947
Zone 4
122.670
59.200
63.470
73.120
35.214
37.906
49.550
23.986
25.564
Ukkel
76.732
35.280
41.452
56.118
25.433
30.685
20.614
9.847
10.767
Sint-Gillis
45.235
22.793
22.442
26.191
13.133
13.058
19.044
9.660
9.384
Vorst
48.906
23.315
25.591
35.090
16.525
18.565
13.816
6.790
7.026
Zone 5
170.873
81.388
89.485
117.399
55.091
62.308
53.474
26.297
27.177
Anderlecht
99.085
48.193
50.892
74.851
35.790
39.061
24.234
12.403
11.831
Zone 6
99.085
48.193
50.892
74.851
35.790
39.061
24.234
12.403
11.831
Sint-Jans-Molenbeek
83.674
41.213
42.461
62.781
30.523
32.258
20.893
10.690
10.203
Koekelberg
19.020
9.283
9.737
14.640
7.089
7.551
4.380
2.194
2.186
102.694
50.496
52.198
77.421
37.612
39.809
25.273
12.884
12.389
Ganshoren
21.743
9.917
11.826
18.622
8.354
10.268
3.121
1.563
1.558
Sint-Agatha-Berchem
20.976
9.981
10.995
18.008
8.503
9.505
2.968
1.478
1.490
Jette
44.601
20.818
23.783
37.391
17.287
20.104
7.210
3.531
3.679
87.320
40.716
46.604
74.021
34.144
39.877
13.299
6.572
6.727
Zone 3
Zone 7
Zone 8
113 Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking per nationaliteit en geslacht,oppervlakte en bevolkingsdichtheid op 01.01.2008, 18.05.2009 (11.08.2010, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie,http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/bevolking/Bevolking_nat_geslacht_opp_bevo lkingsdichtheid.jsp2008
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
81
Tabel 3: Bevolkingsdichtheid per gemeente en zone (januari 2008) 114
België Brussels Gewest Brussel Zone 1 Schaarbeek Sint-Joost-ten-Node Evere Zone 2 Oudergem Watermaal-Bosvoorde Sint-Pieters-Woluwe Sint-Lambrechts-Woluwe Zone 3 Etterbeek Elsene Zone 4 Ukkel Sint-Gillis Vorst Zone 5 Anderlecht Zone 6 Sint-Jans-Molenbeek Koekelberg Zone 7 Jette Ganshoren Sint-Agatha-Berchem Zone 8 Gemiddeldes
inw/km² 1990
inw/km² 2008
326 5.976 4.193 4.193 12.871 18.831 5.916 10.906 3.226 1.930 4.338 6.663 3.697 12.587 11.526 11.878 3.291 17.261 7.551 5.244 5.029 5.029 11.695 13.728 12.032 7.687 8.383 6.295 7.457 5.976
349 6.497 4.566 4.566 14.255 21.079 6.920 12.227 3.331 1.866 4.367 6.818 3.736 14.162 12.573 12.921 3.652 17.917 7.827 5.393 5.584 5.584 13.024 16.222 14.537 8.507 8.856 7.112 8.357 6.497
114
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Bevolking per nationaliteit en geslacht,oppervlakte en bevolkingsdichtheid op 01.01.2008, 18.05.2009 (11.08.2010, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie,http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/bevolking/Bevolking_nat_geslacht_opp_bevo lkingsdichtheid.jsp2008)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
82
Tabel 4: Gecumuleerde bevolkingstoename per gemeente en zone (mei 2010) 115 2000
2000-2010
2010
2010-2015
2015
2015-2020
Gewest
959.319
12.889
13%
82.606
8%
133.859
23.608
18%
15.224
10%
1.170. 744 172.691
59. 867
Brussel
1.088. 138 157.467
11.165
6%
183.856
Zone 1
133.859
23.608
18%
157.467
15.224
10%
172.691
11.165
6%
183.856
Schaarbeek
105.692
15.081
14%
120.773
11.345
9%
132.118
7.313
6%
139.431
Sint-Joost
22.097
4.152
19%
26.249
3.792
14%
30.041
2.549
8%
32.590
Evere
31 348
4.395
14%
35.743
2.063
6%
37.806
1.743
5%
39.549
Zone 2
159.137
23.628
15%
182.765
17.200
199.965
11.605
Oudergem
28.804
1. 978
7%
30.782
1.293
4%
32.075
1.051
3%
33.126
WatermaalBosvoorde Sint-PietersWoluwe SintLambrechtsWoluwe Zone 3
24.773
- 532
-2%
24.241
297
1%
24.538
272
1%
24.810
37.922
1.059
3%
38.981
321
1%
39.302
473
1%
39.775
46.528
4.111
9%
50.639
2 .449
5%
53.088
2.043
4%
55.131
138.027
6.616
5%
144.643
4.360
149.003
3.839
Etterbeek
39.404
4.869
12%
44.273
3 .119
7%
47.392
1.940
4%
49.332
Elsene
73.174
7.056
10%
80.230
1.335
2%
81.565
701
1%
82.266
Zone 4
112.578
11.925
11%
124.503
4.454
128.957
2.641
Ukkel
74.221
3.207
4%
77.428
1.466
2%
78.894
1.480
2%
80.374
Sint-Gillis
42.458
4.502
11%
46.960
4.568
10%
51.528
2.483
5%
54.011
Vorst
45.555
4.670
10%
50.225
2.238
4%
52.463
1.612
3%
54.075
Zone 5
162.234
12.379
8%
174.613
8.272
5%
182.885
5.575
Anderlecht
87.812
16.597
19%
104.769
12.292
12%
117.061
8.938
8%
125.999
Zone 6
87.812
16.597
19%
104.769
12.292
12%
117.061
8.938
8%
125.999
Molenbeek
71.219
16.935
24%
88.154
10.146
12%
98.300
7.605
8%
105.905
Koekelberg
16.212
3.551
22%
19.763
2.023
10%
21.786
1.511
7%
23.297
Zone 7
87.431
20.486
23%
10.7917
12.169
11%
120.086
9.116
Ganshoren
19 .57
2.779
14%
22.536
1.779
8%
24.315
1.449
6%
25.764
Sint-AgathaBerchem Jette
18.735
3.431
18%
22.166
2 .215
10%
24.381
1.878
8%
26.259
39.749
7.010
18%
46.759
4 .641
10%
51.400
3.661
7%
55.061
Zone 8
78.241
17%
91.61
8.635
9%
100.096
6.988
13.220
9%
3%
4%
5%
6%
3%
2%
3%
8%
7%
2020 1.230.611
211.570
152.842
131.598
188.460
129.202
107.084
115
BRUSSELS INSTITUUT VOOR STATISTIEK EN ANALYSE, Cahiers van het BISA, ‘Bevolkingsprojecties 2010-2020 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, BISA, 2010, p.36
64
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
83
Tabel 5: Gemiddelde jaarlijkse bevolkingstoename (mei 2010) 116 2000 2000-2010
2010 2010-2015 16521
1,5%
2015 2015-2020 1170744
11973
2020
Gewest
959319
12882
1,3%
1088138
1,0%
1230611
Brussel
133859
2361
1,6%
157467
3045
1,9%
172691
2233
1,3%
183856
Zone 1
133859
2361
1,6%
157467
3045
1,9%
172691
2233
1,3%
183856
Schaarbeek
105692
1508
1,3%
120773
2269
1,8%
132118
1463
1,1%
139431
Sint-Joost
22097
415
1,7%
26249
758
2,7%
30041
510
1,6%
32590
Evere
31348
440
1,3%
35743
413
1,1%
37806
349
0,9%
39549
Zone 2
159137
2363
1,4%
182765
3440
1,8%
199965
2322
1,1%
211570
Oudergem
28804
198
0,7%
30782
259
0,8%
32075
210
0,6%
33126
WatermaalBosvoorde
24773
-53
-0,2%
24241
59
0,2%
24538
54
0,2%
24810
Sint-PietersWoluwe
37922
106
0,3%
38981
64
0,2%
39302
95
0,2%
39775
SintLambrechtsWoluwe
46528
411
0,9%
50639
490
0,9%
53088
409
0,8%
55131
Zone 3
138027
662
0,5%
144643
872
0,6%
149003
768
0,5%
152842
Etterbeek
39404
487
1,2%
44273
624
1,4%
47392
388
0,8%
49332
Elsene
73174
706
0,9%
80230
267
0,3%
81565
140
0,2%
82266
Zone 4
112578
1193
1,0%
124503
891
0,7%
128957
528
0,4%
131598
Ukkel
74221
321
0,4%
77428
293
0,4%
78894
296
0,4%
80374
Sint-Gillis
42458
450
1,0%
46960
914
1,9%
51528
497
0,9%
54011
Vorst
45555
467
1,0%
50225
448
0,9%
52463
322
0,6%
54075
Zone 5
162234
1238
0,7%
174613
1655
0,9%
182885
1115
0,6%
188460
Anderlecht
87812
1696
1,8%
104769
2458
2,2%
117061
1788
1,5%
125999
Zone 6
87812
1696
1,8%
104769
2458
2,2%
117061
1788
1,5%
125999
Molenbeek
71219
1694
2,2%
88154
2029
2,2%
98300
1521
1,5%
105905
Koekelberg
16212
355
2,0%
19763
405
2,0%
21786
302
1,4%
23297
Zone 7
87431
2049
2,1%
107917
2434
2,1%
120086
1823
1,5%
129202
Ganshoren
19757
278
1,3%
22536
356
1,5%
24315
290
1,2%
25764
Sint-AgathaBerchem
18735
343
1,7%
22166
443
1,9%
24381
376
1,5%
26259
1,6%
46759
928
1,9%
51400
732
1,4%
55061
Jette
39749
701
Zone 8
78241
1322
1,6% 91461
1727
1,8%
100096 1398
1,3% 107084
116 BRUSSELS INSTITUUT VOOR STATISTIEK EN ANALYSE, Cahiers van het BISA, ‘Bevolkingsprojecties 2010-2020 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, BISA, 2010, p.37
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
84 Tabel 6: grootte van de huishoudens per gemeente en zone117 Gemeente
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Alleen Wonende Man
Alleen Wonende Vrouw
Totaal Private huishoudens
Totaal Totaal Collectieve Huishoudens Huishoudens
121.439
129.722
507.455
675
508.130
Brussel
21.383
18.235
74.113
64
74.177
Zone 1
21.383
18.235
74.113
64
74.177
Schaarbeek
13.134
11.632
52.115
62
52.177
3.416
2.318
11.032
34
11.066
Sint-Joost-ten-Node
Evere
2.980
3.956
16.043
12
16.055
Zone 2
19.530
17.906
79.190
108
79.298
2.691
3.736
14.448
21
14.469
2.167
3.154
11.573
20
11.593
2.874
4.623
17.792
22
17.814
4.946
7.778
25.314
42
25.356
12.678
19.291
69.127
105
69.232
6.205
7.107
23.319
40
23.359
Elsene
15.539
15.688
47.939
62
48.001
Zone 4
21.744
22.795
71.258
102
71.360
Ukkel
6.523
9.808
36.438
69
36.507
Sint-Gillis
7.479
6.219
23.867
54
23.921
Vorst
5.066
5.763
23.273
26
23.299
Zone 5
19.068
21.790
83.578
149
83.727
Anderlecht
10.059
10.003
45.077
59
45.136
Zone 6 Sint-JansMolenbeek
10.059
10.003
45.077
59
45.136
7.738
7.688
35.764
17
35.781
Koekelberg
2.025
1.943
8.794
14
8.808
Zone 7
9.763
9.631
44.558
31
44.589
Ganshoren Sint-AgathaBerchem
1.904
3.019
10.794
15
10.809
1.536
1.967
9.136
11
9.147
Jette
3.774
5.085
20.624
31
20.655
Zone 8
7.214
10.071
40.554
57
40.611
Oudergem WatermaalBosvoorde Sint-PietersWoluwe Sint-LambrechtsWoluwe
Zone 3 Etterbeek
117
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Private huishoudens naar grootte van het huishouden en aantal collectieve huishoudens, 18.05.2009 (11.08.2010, ADSEI,http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/bevolking/Private_grootte_collectieve_huishoud ens.jsp)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
85
Tabel 7: Aantal private huishoudens naar grootte per gemeente en zone (januari 2008) 118
Gemeente Arrondissement Brussel-Hoofdstad Brussel Zone 1 Schaarbeek Sint-Joost-tenNode Evere Zone 2 Oudergem WatermaalBosvoorde Sint-PietersWoluwe SintLambrechtsWoluwe Zone 3 Etterbeek Elsene Zone 4 Ukkel Sint-Gillis Vorst Zone 5 Anderlecht Zone 6 Sint-JansMolenbeek Koekelberg Zone 7 Ganshoren Sint-AgathaBerchem Jette Zone 8
1 persoon
2 personen
3 personen
4 personen
5 personen
6 personen
7 personen
8 personen
251.161
119.517
58.710
43.973
20.003
8.458
3.384
2.249
39.618 39.618 24.766
15.724 15.724 11.048
7.587 7.587 6.439
5.696 5.696 5.015
2.963 2.963 2.625
1.430 1.430 1.208
628 628 541
467 467 473
5.734 6.936 37.436 6.427
1.984 4.428 17.460 3.954
1.224 2.135 9.798 1.829
960 1.444 7.419 1.520
569 649 3.843 511
346 286 1.840 148
123 108 772 38
92 57 622 21
5.321
3.054
1.427
1.190
457
87
30
7
7.497
4.935
2.186
2.019
849
235
43
28
12.724 31.969 13.312 31.227 44.539 16.331 13.698 10.829 40.858 20.062 20.062
6.541 18.484 5.248 8.962 14.210 9.728 4.819 5.844 20.391 11.279 11.279
2.929 8.371 2.188 3.785 5.973 4.669 2.411 2.954 10.034 5.915 5.915
2.084 6.813 1.545 2.520 4.065 3.684 1.704 2.139 7.527 4.252 4.252
745 2.562 665 940 1.605 1.490 677 892 3.059 2.002 2.002
197 667 252 341 593 389 303 388 1.080 954 954
69 180 70 104 174 108 151 136 395 395 395
25 81 39 60 99 39 104 91 234 218 218
15.426 3.968 19.394 4.923
8.257 2.221 10.478 3.093
4.602 1.126 5.728 1.310
3.402 835 4.237 963
2.017 397 2.414 329
1.105 162 1.267 129
572 53 625 36
383 32 415 11
3.503 8.859 17.285
2.639 5.759 11.491
1.285 2.709 5.304
1.027 1.974 3.964
426 800 1.555
168 330 627
62 117 215
26 76 113
118
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Private huishoudens naar grootte van het huishouden en aantal collectieve huishoudens, 18.05.2009 (11.08.2010, ADSEI,http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/bevolking/Private_grootte_collectieve_huishoud ens.jsp)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
86
Tabel 8: Aantal familiekernen naar grootte per gemeente en zone (januari 2008) 119 Woonplaats
BELGIE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Echtparen zonder kinderen
983.136
Echtparen met kinderen
Vaders met kinderen
Moeders met kinderen
Totaal
Familliekernen
Kinderen
1.130.548
2.113.706
4.227.390
2.800.983
3.185.620 309.201
65.980
92.373
158.386
316.739
232.579
BRUSSEL
8.371
12.870
21.241
42.482
31.174
44.684
ZONE 1
8.371
12.870
21.241
42.482
31.174
44.684
SCHAARBEEK
6.318
11.639
17.957
35.914
25.720
37.505
SINT-JOOST-TEN-NODE
1.075
2.370
3.445
6.890
5.068
8.133
EVERE
2.594
2.951
5.545
11.090
8.394
10.554
ZONE 2
9.987
16.960
26.947
53.894
39.182
56.192
OUDERGEM
2.356
2.626
4.982
9.964
7.249
8.515
WATERMAAL-BOSVOORDE
1.819
1.926
3.745
7.490
5.831
6.991
SINT PIETERS WOLUWE
3.127
4.005
7.132
14.264
9.514
11.446
SINT LAMBRECHTS WOLUWE ZONE 3
3.735
4.099
7.834
15.668
11.309
12.767
11.037
12.656
23.693
47.386
33.903
39.719
ETTERBEEK
2.509
3.182
5.691
11.382
8.419
10.449
ELSENE
4.037
5.041
9.078
18.156
13.928
16.613 27.062
ZONE 4
6.546
8.223
14.769
29.538
22.347
UKKEL
5.508
6.817
12.325
24.650
18.123
21.954
SINT-GILLIS
2.167
3.468
5.635
11.270
8.854
12.100
VORST
3.117
4.281
7.398
14.796
11.209
14.630
ZONE 5
10.792
14.566
25.358
50.716
38.186
48.684
ANDERLECHT
6.608
9.330
15.938
31.876
23.217
31.424
ZONE 6
6.608
9.330
15.938
31.876
23.217
31.424
SINT-JANS-MOLENBEEK
4.877
8.486
13.363
26.726
19.106
29.911
KOEKELBERG
1.216
1.778
2.994
5.988
4.399
5.795
ZONE 7
6.093
10.264
16.357
32.714
23.505
35.706
GANSHOREN
1.810
1.705
3.515
7.030
5.320
5.996
SINT-AGATHA-BERCHEM
1.557
1.959
3.516
7.032
5.173
6.552
JETTE ZONE 8
3.179
3.840
7.019
14.038
10.572
13.182
6.546
7.504
14.050
28.100
21.065
25.730
119
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Familiekernen naar het aantal kinderen, 09.04.2009 (11.08.2010, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/structuur/huishoudens/jaar_gewest_kinderen/index.jsp)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
87
Tabel 9: Aantal gezinnen naar grootte per gemeente en zone (januari 2008) 120 Echtparen met kinderen
Vaders met kinderen
Moeders met kinderen
Woonplaats
2 kinderen
3 kinderen en meer
1 kind
450.160
454.664
225.724
34.238
32.728
4.526
4.184
1 kind
BELGIE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
BRUSSEL
2 kinderen
3 kinderen en meer
282.011
138.427
56.460
1.744
33.284
16.177
7.715
279
4.357
2.054
1.249
2 kinderen
3 kinderen en meer
129.966
62.924
17.511
25.407
10.249
5.057
4.160
1.357
637
1 kind
Zone 1
4.526
4.184
4.160
1.357
637
279
4.357
2.054
1.249
SCHAARBEEK
4.188
3.929
3.522
1.003
521
201
3.404
1.711
923
793
741
836
196
107
45
689
341
245
EVERE
1.141
1.017
793
366
175
48
1.310
638
312
Zone 2
6.122
5.687
5.151
1.565
803
294
5.403
2.690
1.480
OUDERGEM
976
1.116
534
349
213
51
970
507
177
WATERMAAL-BOSVOORDE
693
825
408
294
187
70
845
523
167
SINT PIETERS WOLUWE
1.383
1.670
952
341
186
46
1.097
536
176
SINT LAMBRECHTS WOLUWE
1.728
1.575
796
464
205
55
1.687
787
277
Zone 3
4.780
5.186
2.690
1.448
791
222
4.599
2.353
797
ETTERBEEK
1.234
1.166
782
351
164
53
1.348
571
241
ELSENE
2.149
1.861
1.031
760
341
99
2.350
939
361
Zone 4
3.383
3.027
1.813
1.111
505
152
3.698
1.510
602
UKKEL
2.547
2.755
1.515
802
481
122
2.587
1.369
437
SINT-GILLIS
1.358
1.222
888
494
242
74
1.477
636
296
VORST
1.640
1.537
1.104
528
267
96
1.729
851
340
Zone 5
5.545
5.514
3.507
1.824
990
292
5.793
2.856
1.073
ANDERLECHT
3.486
3.124
2.720
1.058
454
150
3.162
1.617
838
Zone 6
3.486
3.124
2.720
1.058
454
150
3.162
1.617
838
SINT-JANS-MOLENBEEK
2.797
2.562
3.127
703
294
174
2.452
1.253
867
679
642
457
181
70
29
657
318
150
3.476
3.204
3.584
884
364
203
3.109
1.571
1.017
SINT-JOOST-TEN-NODE
KOEKELBERG Zone 7 GANSHOREN
697
658
350
264
116
36
832
383
174
SINT-AGATHA-BERCHEM
708
753
498
271
140
43
691
368
144
JETTE
1.515
1.391
934
467
257
73
1.640
775
341
Zone 8
2.920
2.802
1.782
1.002
513
152
3.163
1.526
659
120
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Familiekernen naar het aantal kinderen, 09.04.2009 (11.08.2010, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/bevolking/structuur/huishoudens/jaar_gewest_kinderen/index.jsp)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
88
Tabel 10: Totale werkloosheidgraad per gemeente (januari 2009)121 Gemeente
2000
Brussel
2005
19,8
2008*
22,6
2009*
20,8
22,2
Zone 1
Schaarbeek
22,2
25,6
23,4
24,9
St-Joost-ten-Node
30,9
32,3
27,8
30,2
Evere
12,7
15,9
15,8
18,3
Zone 2
Oudergem
8,7
10,8
10,5
11,6
Watermaal-Bosvoorde
8,8
11,3
10,5
11,4
St-Pieters-Woluwe
7,1
9,7
8,6
9,5
St-Lambrechts-Woluwe
8,4
11,4
10,4
11,4
Zone 3 Etterbeek
15,9
17,7
16,1
17,3
Elsene
14,6
17,9
16,8
18,4
9,9
12,0
11,6
12,4
St-Gillis
23,1
25,7
23,3
24,7
Vorst
17,1
19,9
18,7
20,0
19,1
22,4
21,6
23,3
St-Jans-Molenbeek
24,4
28,7
26,9
29,0
Koekelberg
18,9
23,0
21,3
22,5 16,3
Zone 4 Ukkel
Zone 5 Anderlecht Zone 6
Zone 7 Ganshoren
12,5
15,4
15,1
St-Agatha-Berchem
11,6
15,1
14,5
16,1
Jette
13,0
17,0
16,1
17,7
16,9
20,1
18,7
20,2
Zone 8 Brussels Gewest
121
ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
89
Tabel 11: Werkloosheidsgraad bij mannen per gemeente (januari 2009) 122 Mannen
2001
2005
2008*
2009*
Brussels Gewest
15,7
18,8
17,5
19,2
Brussel
18,7
21,6
19,8
21,3
Schaarbeek
20,4
23,9
21,5
23,4
St-Joost-ten-Node
27,8
29,7
25,3
27,8
Evere
9,8
13,6
13,3
16,2
Oudergem
7,4
9,9
9,6
10,8
Watermaal-Bosvoorde
7,9
10,5
9,8
10,8
St-Pieters-Woluwe
5,7
8,3
7,4
8,4
St-Lambrechts-Woluwe
7,1
10,3
9,3
10,5
Etterbeek
14,9
16,7
15,1
16,8
Elsene
14,5
17,8
17,0
18,8
8,3
10,5
10,3
11,1
St-Gillis
Ukkel
22,2
24,8
22,7
24,1 18,7
Vorst
15,1
18,0
17,1
Anderlecht
17,0
20,2
19,6
21,8
St-Jans-Molenbeek
22,9
25,8
24,2
26,7
Koekelberg
17,3
20,7
18,7
20,3
Ganshoren
10,4
13,6
13,4
14,6
St-Agatha-Berchem Jette
9,7
13,6
13,0
14,7
11,1
15,2
14,1
16,1
Tabel 12: Werkloosheidsgraad bij vrouwen per gemeente (januari 2009) 123 Vrouwen
2001
2005
2008*
2009*
Brussels Gewest
19,1
21,6
20,2
21,3
Brussel
21,8
24,1
22,3
23,5
Schaarbeek
25,2
27,9
25,8
26,7
St-Joost-ten-Node
36,9
36,4
31,8
33,9
Evere
16,4
18,4
18,5
20,7
9,8
11,8
11,5
12,5
10,4
12,2
11,2
12,0
8,8
11,1
9,9
10,6
12,4
Oudergem Watermaal-Bosvoorde St-Pieters-Woluwe
St-Lambrechts-Woluwe
10,2
12,4
11,4
Etterbeek
17,2
18,9
17,1
17,9
Elsene
15,6
17,9
16,6
17,9
13,7
Ukkel
12,4
13,6
13,0
St-Gillis
24,9
26,8
24,1
25,4
Vorst
19,3
22,2
20,5
21,5
Anderlecht
22,9
25,3
24,2
25,4
St-Jans-Molenbeek
28,3
32,7
30,5
32,1
Koekelberg
21,4
26,0
24,6
25,2
Ganshoren
14,4
17,2
16,7
18,1
St-Agatha-Berchem
13,7
16,8
16,2
17,7
Jette
15,7
18,9
18,4
19,5
122
ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm) 123 ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
90
Tabel 13: Werkloosheid bij jongeren onder de 25 jaar (januari 2009) 124 Totaal
2001
2005
2008*
2009*
Brussels Gewest
30,0
33,7
31,2
33,5
Brussel
32,0
36,2
33,0
34,8
Schaarbeek
35,3
38,2
36,0
37,4
St-Joost-ten-Node
39,0
43,7
39,0
40,8
Evere
23,7
28,2
27,3
32,6
Oudergem
19,0
24,0
21,7
23,7
Watermaal-Bosvoorde
20,6
24,1
24,8
28,1
St-Pieters-Woluwe
17,7
23,0
20,7
20,8 23,8
St-Lambrechts-Woluwe
18,8
22,6
21,2
Etterbeek
26,2
29,1
25,7
29,7
Elsene
26,5
30,9
27,0
28,9
Ukkel
21,5
25,1
23,2
25,0
St-Gillis
34,8
37,5
32,1
34,8
Vorst
29,0
33,8
31,4
33,7
Anderlecht
30,6
34,6
31,8
34,2
St-Jans-Molenbeek
37,3
40,5
40,3
43,2
Koekelberg
31,6
38,5
33,0
34,4
Ganshoren
22,6
26,1
26,1
29,4
St-Agatha-Berchem
22,2
26,4
24,5
27,5
Jette
24,5
29,5
27,5
31,9
124
ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
91
Tabel 14: Werkloosheid bij mannen onder de 25 jaar (januari 2009) 125 Mannen
2001
2005
2008*
2009*
Brussels Gewest
27,8
32,4
29,3
32,5
Brussel
30,2
35,3
31,0
33,9
Schaarbeek
32,1
35,8
32,6
34,6
St-Joost-ten-Node
35,6
40,9
34,6
37,3
Evere
20,4
28,1
24,9
31,7
Oudergem
17,4
24,2
22,9
26,1
Watermaal-Bosvoorde
20,4
25,6
27,6
31,2
St-Pieters-Woluwe
16,3
23,6
22,1
20,2
St-Lambrechts-Woluwe
20,0
24,7
23,3
25,8
Etterbeek
25,9
29,9
25,7
31,3
Elsene
27,3
31,1
27,7
29,9
Ukkel
21,1
24,8
23,6
25,3
St-Gillis
31,5
36,5
29,9
32,4
Vorst
25,8
31,6
28,5
30,8
Anderlecht
27,6
32,8
28,9
32,7
St-Jans-Molenbeek
32,7
36,0
35,9
40,8
Koekelberg
30,8
35,0
28,7
31,3
Ganshoren
19,3
24,5
24,2
26,9
St-Agatha-Berchem
20,0
25,4
22,6
27,0
Jette
22,5
28,4
26,2
32,1
Tabel 15: Werkloosheid bij vrouwen onder de 25 jaar (januari 2009) 126 Vrouwen
2001
2005
2008*
2009*
Brussels Gewest
32,3
35,1
33,2
34,6
Brussel
34,1
37,2
35,4
35,8
Schaarbeek
38,7
40,8
39,8
40,6
St-Joost-ten-Node
43,2
47,1
44,5
45,0
Evere
27,2
28,2
29,8
33,5
Oudergem
20,8
23,9
20,4
21,0
Watermaal-Bosvoorde
20,7
22,4
21,9
24,8
St-Pieters-Woluwe
19,0
22,3
19,2
21,5
21,9
St-Lambrechts-Woluwe
17,7
20,6
19,1
Etterbeek
26,5
28,4
25,7
28,1
Elsene
25,7
30,7
26,3
27,9
Ukkel
21,8
25,4
22,7
24,7
St-Gillis
38,6
38,5
34,4
37,3
Vorst
32,1
36,3
34,6
36,7
Anderlecht
34,1
36,6
34,9
35,8
St-Jans-Molenbeek
42,3
45,5
45,3
46,0
Koekelberg
32,5
42,2
37,1
37,3
Ganshoren
25,9
27,5
27,9
31,8
St-Agatha-Berchem
24,3
27,5
26,4
28,1
Jette
26,7
30,7
28,9
31,6
125 ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm). 126 ACTIRIS, Statistieken van de Brusselse Arbeidsmarkt, 25.03.2010 (12.08.2010, Actiris, http://www.actiris.be/Search/Asp/page.asp?pg=http://www.actiris.be/nl/observatoire/observatoire_nl.htm).
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
92
Tabel 16: Fiscale inkomens (aanslagjaar 2008, inkomens 2007)127 Gemeente
Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussel Zone 1 Schaarbeek Sint-Joost-ten-Node Evere Zone 2 Oudergem WatermaalBosvoorde Sint-Pieters-Woluwe Sint-LambrechtsWoluwe Zone 3 Etterbeek Elsene Zone 4 Ukkel Sint-Gillis Vorst Zone 5 Anderlecht Zone 6 Sint-JansMolenbeek Koekelberg Zone 7 Ganshoren Sint-AgathaBerchem Jette Zone 8
Totaal aantal aangiftes
Totaal aantal inwoners
Gem. inkomen per aangifte
Gem. inkomen per inwoner
Mediaan Inkomen per aangifte
557.017 79.009 79.009 59.836 11.936 19.132 90.904 16.181
1.039.853 147.395 147.395 114.766 23.931 34.427 173.124 29.883
23.100 20.964 20.964 20.174 16.240 22.764 20.203 28.937
12.374 11.237 11.237 10.518 8.100 12.651 10.608 15.669
16.254 14.634 14.634 14.744 12.312 17.529 14.862 20.165
13.664 19.016
24.127 38.602
29.362 33.938
16.628 16.719
19.828 21.140
25.699 74.560 21.129 41.602 62.731 39.267 23.658 27.088 90.013 55.457 55.457
48.788 141.400 42.622 78.928 121.550 76.654 45.001 48.595 170.250 98.343 98.343
28.364 30.093 23.875 24.468 24.268 31.432 19.261 22.871 25.657 19.471 19.471
14.940 15.868 11.836 12.897 12.525 16.101 10.126 12.749 13.565 10.980 10.980
19.728 80.861 17.672 16.085 33.757 19.536 14.060 16.697 50.293 15.069 15.069
42.356 10.678 53.034 13.241
82.653 18.780 101.433 21.569
18.530 21.209 19.069 23.174
9.496 12.059 9.970 14.227
14.185 15.796 29.981 17.405
11.927 26.141 51.309
20.703 44.082 86.354
25.263 22.938 23.539
14.554 13.602 13.986
18.311 17.673 53.389
127
ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE, Bevolking per sector op 01/01/2008, Brussel, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, 2008, CD-rom).
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
93
Tabel 17: Mensen met een leefloon (januari 2010)128 Gemeente
2000
Gewest Brussel Brussel Zone 1 Schaarbeek Sint-Joost Evere Zone 2 Oudergem Watermaal-Bosvoorde Sint-Pieters-Woluwe Sint-LambrechtsWoluwe Zone 3 Etterbeek Elsene Zone 4 Ukkel Sint-Gillis Vorst
Zone 5
Anderlecht
Zone 6 Molenbeek Koekelberg
Zone 7
Ganshoren Sint-Agatha-Berchem Jette
Zone 8
2005
2008
2009
21025 3662 3662 1959 909 560 3428 398 226 218
31265 5241 5241 3914 1497 969 6380 447 366 372
35238 6067 6067 4960 1659 1157 7776 503 420 415
37721 6547 6547 5251 1759 1204 8214 588 467 349
463 1305 1309 2200 3509 997 1948 897 3842 1674 1674 2228 277 2505 144 213 743 1100
804 1989 1374 2703 4077 1241 2182 1064 4487 3039 3039 3991 590 4581 167 294 1010 1471
919 2257 1494 2396 3890 1121 2140 1241 4502 3715 3715 4663 582 5245 237 432 1117 1786
917 2321 1621 2599 4220 1194 2251 1429 4874 3987 3987 4943 594 5537 343 504 1174 2021
128 POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid, Maandelijks aantal begunstigden van een leefloon, 2010 (10.08.2010,POD Maatschappelijk Integratie, http://www.mi-is.be/Statistieken/Detail/RMI%20Leefloon%20%20DIS%20Revenu%20intégration%20sociale%20NL.pdf)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
94
Tabel 18: Aantal sociale woningen per OVM en per gemeente (2008)129 Gemeente Brussel Brussel Totaal enkel Brussel Brussel en Ganshoren Brussel en Evere Brussel, Anderlecht en Molenbeek Schaarbeek Sint-Joost-Ten-Node Evere Evere Totaal enkel Evere Oudergem Watermaal-Bosvoorde Watermaal-Bosvoorde Watermaal-Bosvoorde Totaal enkel WatermaalBosvoorde Sint-Pieters-Woluwe Sint-Lambrechts-Woluwe Sint-Lambrechts-Woluwe Woluwe130 Etterbeek Elsene Ukkel Ukkel Totaal enkel Ukkel Sint-Gillis Vorst Anderlecht Anderlecht Totaal enkel Anderlecht Molenbeek Koekelberg Ganshoren Sint-Agatha-berchem en Koekelberg Jette Ukkel en Vorst Verschillende gemeenten in het Brussels Gewest131 Brussels Gewest Brussels Gewest
O.V.M. Brusselse Haard Lakense Haard
Aantal Sociale woningen 2744 2915 5659
Le Home Brussel Thuis Assam
278 493 1208
De Schaarbeekse Haard G.W. van Sint-Joost-Ten-Node Germinal Ieder Zijn Huis
2212 798 792 1085 1877 766 709 1046 427 2182
H.L.S. Oudergem Floréal Le Logis Ville et Forêt
Sam. Mij. Bouw.Soc.Won. ST-P-WOL De Moderne Woning De Verenigde Huurders Kapelleveld Le Foyer Etterbeekois Le Foyer IIxellois Cobralo U.M.H.
674
Le Logement Molenbeekois Le Foyer Koekelbergeois De Villa’s Van Ganshoren La Cité Moderne
1769 276 742 976 1225 551 963 1514 1055 917 3544 441 3985 3314 507 1282 689
De Jetse Haard Messidor Sorelo
1163 338 1105
GEBRUWO Totaal
38389
Le Foyer Saint-Gillois Le Foyer Forestois Anderlechtse Haard Les foyers Collectifs
1385
129
Brusselse Gewestelijke Huisvestigingsmaatschappij, SLRB, Renseignements statistiques au 31.12.2008, 09.04.2009 (16.08.2010, SLRB, http://www.slrb.irisnet.be/site12/slrb/publications/statistiques/statistiques/renseignements-statistiques-au-31-122008/view) 130 Hiermee wordt bedoeld Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts-Woluwe
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 428 (2010-2011) – Nr. 1
95
Tabel 19: Aandeel sociale woningen per gemeente (2007)132 Gemeente Gewest Brussel Brussel Schaarbeek Sint-Joost
Evere
Oudergem
Watermaal-Bosvoorde
Sint-Pieters-Woluwe
Sint-Lambrechts-Woluwe
Etterbeek Elsene
Ukkel Sint-Gillis
Vorst
Anderlecht
Molenbeek
Koekelberg Ganshoren Sint-Agatha-Berchem Jette
Aandeel sociale woningen 7,80 10,55 4,45 7,69 14,20 6,15 18,06 4,99 10,77 6,42 3,05 4,46 4,55 5,76 11,27 10,05 6,09 12,81 7,92 6,50
131
Het gaat hierbij om de volgende gemeenten: Brussel, Evere, Anderlecht, Oudergem, Sint-Agatha-Berchem, Etterbeek, Elsene, Jette, Sint-Gillis, Ukkel, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Pieters-Woluwe 132 Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Wijkmonitoring, 2010 (17.08.2010, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, http://www.wijkmonitoring.irisnet.be/conscientia/bin/view/Maps/IndicatorMap?action=map&indicator=Indicators. log13a&time_displayed_=2007&time=2007-0101&level_displayed_=Gemeente&level=Municipalities.MunicipalityClass)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE