STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2001-2002
26 SEPTEMBER 2002
BELEIDSPLAN CULTUUR 2003-2005 van de Vlaamse Gemeenschapscommissie
670
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
2
Inhoud 1. HET PROCES VAN CULTUURBELEIDSPLANNING .........................................................
4
1. Beschrijving van de communicatie- en participatieacties ................................................... 2. Synergie met andere beleidsplannen ............
4 5
2. SITUATIESCHETS.............................................
5
1. De maatschappelijke context ........................ 2. Het cultuurbeleid en het culturele veld.........
5 9
3. GEMOTIVEERDE CONCLUSIES VAN DE ANALYSE VAN DE BESTAANDE SITUATIE............................................................
10
4. VISIE OP CULTUUR EN CULTUURBELEID
14
5. ALGEMENE EN CONCRETE DOELSTELLINGEN...............................................................
16
6. BELEIDSINSTRUMENTEN EN MIDDELEN..
23
7. AFSPRAKEN ......................................................
26
BIJLAGEN ...............................................................
27
3 Collegebesluit nr. 02/382 26 september 2002 Ontwerpbesluit nr. 02/382 houdende het indienen van het VGC-beleidsplan Cultuur 2003-2005, bij de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Gelet op de adviezen uitgebracht door de VGC-advieswerkgroepen Kunsten en Volksontwikkeling, op 9 september 2002; Na beraadslaging, BESLUIT
Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;
Artikel 1 Het bijgevoegde VGC-beleidsplan Cultuur 2003-2005, met inbegrip van de formele adviezen, waarmee zal rekening gehouden worden in het actieplan, wordt goedgekeurd en ingediend bij de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; Gelet op de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de gemeenschappen en de gewesten; Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; Gelet op de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen; Gelet op het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid; de artikelen 4 en 22, § 2, 1°;
Artikel 2 De directeur van de directie Cultuur van de VGC-administratie wordt gemachtigd om het VGC-beleidsplan Cultuur 2003-2005, met inbegrip van de formele adviezen, waarmee zal rekening gehouden worden in het actieplan, vóór 1 oktober 2002 in te dienen bij de Vlaamse Gemeenschap, onder voorbehoud van de goedkeuring door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De Collegeleden, Jos CHABERT Guy VANHENGEL Robert DELATHOUWER
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 HOOFDSTUK 1 PROCES VAN CULTUURBELEIDSPLANNING 1. Beschrijving van de communicatie- en participatieacties 1.1. De advieswerkgroepen. De VGC heeft sinds haar oprichting in 1989, de traditie van advies en inspraak van het NCC-beleid verder gezet. « Het decreet van 25 juli 1974 tot waarborging van de rechten van de Nederlandstalige ideologische en filosofische strekkingen schrijft voor dat bij de toenmalige Nederlandstalige Commissie voor Cultuur (NCC) werkgroepen worden ingesteld die betrokken worden bij de voorbereiding en de uitvoering van het cultuurbeleid. » (1) Het VGC-Cultuurbeleid wordt geadviseerd door de werkgroepen Volksontwikkeling en Kunsten (2). Deze worden geïnstalleerd en samengesteld door het bevoegde Collegelid. Zij verlenen advies over alle dossiers die in dat beleidsdomein op de agenda staan. Voor een cultuurbeleid is deze toetssteen van het allergrootste belang. Het is precies op deze plaatsen dat de democratie levendig wordt gehouden en in de praktijk van elke dag zichtbaar wordt. « Volksontwikkeling » besprak het decreet op het lokaal cultuurbeleid op 5 november 2001 en 28 januari 2002. Op 25 februari en 6 mei werd de beleidsbrief « Cultuur-2002 » besproken. « Kunsten » besprak de beleidsbrief op 6 mei 2002. Op 18 februari 2002 gaf Robert Delathouwer, voorzitter van het VGC-College, een uiteenzetting over zijn cultuurbeleid voor de verenigde advieswerkgroepen. De VGC-beleidsplannen werden toegelicht voor de verenigde advieswerkgroepen op 17 juni en door deze geadviseerd op 9 september2002 (3).
4 Daarnaast blijft de betrokkenheid van de VGC op en met het werkterrein een belangrijke troef. Er zijn de talrijke initiatieven, de inzet en het dynamisme van haar doelgroepen en de levendige dialoog met al deze mensen en hun organisaties. Zo wordt het debat over het cultuurbeleid levendig gehouden en gestructureerd. De directie Cultuur organiseerde in opdracht van de voorzitter van het VGC-College vier « CULTUURAMIDI's » met volgende thema's 8 november 2000: Cultuurbeleid en cultuurparticipatie in een meertalige en internationale stad. 13 december 2000: Culturele infrastructuur in Brussel. 21 februari 2001: Zijn de kunsten kindvriendelijk ? 25 april 2001: Kunstenaars in Brussel. Een sleutelmoment in het participatieproces was het colloquium over de « Beleidsbrief Cultuur-2002 » op 17 april. 280 betrokkenen uit het Brusselse culturele veld beluisterden de kritische bedenkingen van een panel deskundigen en bespraken in werkgroepen het algemeen cultuurbeleid, de kunsten, erfgoed en musea, het sociaalcultureel werk, het bibliotheekbeleid en de gemeenschapscentra (5). Via het colloquium werd de Beleidsbrief Cultuur 2002 als richtsnoer en werkstuk voor het beleid aanvaard. De beleidsbrief is het basisdocument voor de VGC-beleidsplannen. De beleidsbrief is echter geen statisch, maar een dynamisch gegeven. Op basis van de verslaggeving werkte de directie Cultuur aandachtspunten voor de toekomst uit. Op twee persconferenties werden de beleidsbrief en de cultuurbeleidsdoelen voor een open debat bekend gemaakt aan het grote publiek. 1.3. De VGC-instellingsorganen
In de VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 » wordt een herpositionering van de advieswerkgroepen aangekondigd (4). De advieswerkgroepen dienen in hun samenstelling en werking het evenwichtig te houden tussen betrokkenheid en belangenbehartiging in de advisering. Hun werking dient zich te richten naar het toetsen van te nemen « beleidsbeslissingen aan de beleidsuitspraken ». Voor de betrokken vrijwilligers is in deze werkgroepen een sleutelrol weggelegd. Deze herpositionering dient hun participatie versterken.
Daarnaast heeft het VGC-College zijn democratisch besluitvormingsproces via de VGC-Raad.
1.2. Overleg met de basis
(1) (2) (3) (4) (5)
De advieswerking is een essentieel gegeven in het VGC-beleid.
De VGC-beleidsbrief « Cultuur-2002 » werd door de voorzitter van het VGC-College, Robert Delathouwer, bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport, Ambtenarenzaken en Mediabeleid, op 10 januari 2002 ter bespreking voorgelegd aan de VGC-Raad. Deze besprak de beleidsbrief tijdens zijn zitting van 1 februari 2002.
VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 23. Voor hun samenstelling zie bijlage 1, p. 27-28. Voor dit advies zie bijlage 4, p. 35-37. VGC-beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 24. Voor het verslag zie bijlage 2, p. 29-33.
5 De VGC-beleidsplannen werden, in uitvoering van het decreet « lokaal cultuurbeleid », goedgekeurd op het VGC-College van 26 september en op de VGC-Raad van oktober. Binnen de administratie werd het dossier inhoudelijk op verschillende institutionele overlegplatforms besproken : stafvergaderingen, directieraad en afzonderlijke studiedagen.
1.4. Participatieacties gemeentelijk cultuurbeleid De VGC heeft als opdracht de uitvoering van het decreet op het lokaal cultuurbeleid in de 19 Brusselse gemeenten te begeleiden. Dit behoort tot het takenpakket van de VGC-cultuurbeleidscoördinator. Voor een eerste informatiesessie nodigde Collegevoorzitter Robert Delathouwer de Vlaamse schepenen en hun medewerkers uit op 22 januari 2002. De omzendbrief van 24 december 2001 werd er toegelicht. Een essentieel gegeven waren de bakens die werden uitgezet voor afstemming van het gemeentelijk cultuurbeleidsplan op het VGC-Cultuurbeleidsplan (6). Op 2 mei volgde een nieuwe informatievergadering waar naast de schepenen, de voorzitters en medewerkers van de bibliotheek en het gemeenschapscentrum werden uitgenodigd. Er werd een geactualiseerde versie van de omzendbrief van 24 december besproken. De VGC-Cultuurbeleidsplannen werden toegelicht voor de schepenen en hun medewerkers op 9 juli en met hen overlegd op 5 september. In dit VGC-Cultuurbeleidsplan, hoofdstuk 5: Algemene en concrete doelstellingen, is op de pagina's 30 tot 33 een deel over het lokaal cultuurbeleid opgenomen. Het geeft het kader aan van het VGC-beleid dienaangaande.
2. Synergie met andere beleidsplannen De VGC-beleidsbrief « Cultuur 2002 » is het basisdocument voor de vier VGC-beleidsplannen 2003-2005 : Cultuur, Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, Streekgericht Bibliotheekbeleid en Cultuurcentrum De beleidsbrief beschrijft de tien basisprioriteiten van het huidige cultuurbeleid. Deze visie op het beleid wordt via het strategisch plan in het tweede deel van de beleidsbrief omgezet in doelstellingen per beleidsdomein. De respectievelijke beleidsplannen stemmen zich af op deze tien basisprioriteiten en de doelstellingen van hun beleidsdomein. Op deze manier wordt de synergie tussen deze plannen gerealiseerd.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Opvolging gebeurt binnen de staf van de directie Cultuur en in gestructureerd overleg tussen de VGCdirecties. Verder zijn de VGC-beleidsplannen jeugd, sport en stedenfonds belangrijk voor de afstemming of synergie. Voor al deze beleidsplannen zijn volgende elementen van afstemming belangrijk : programmatorische afspraken die de cultuurparticipatie en het levenslang en levensbreed leren verhogen, de interculturele uitwisseling, samenwerking met de Franstalige gemeenschap, het implementeren van het VGC-beleid op gemeentelijk niveau, de plaats van het vrijwilligerswerk, inspraak en advies in het VGC- en het lokaal cultuurbeleid, communicatiestrategie en informatiefunctie. HOOFDSTUK 2 SITUATIESCHETS 1. De maatschappelijke context In dit hoofdstuk beschrijven wij de sociaal-demografische en sociaal-economische kenmerken, de positie van Brussel als stedelijke ruimte, de hoofdstedelijke en lokale bestuurssituatie en de internationale functie van Brussel. De verschillende aspecten werden gefocust in functie van een te voeren cultuurbeleid en voor de analyses werd gebruik gemaakt van de reeds talrijke studies die in Brussel over deze onderwerpen zijn gemaakt. 1.1. Sociaal-demografische kenmerken (7) Het bevolkingsaantal lijkt te stabiliseren rond 950.000 inwoners Dit is vooral te danken aan het belangrijke vestigingsoverschot van vreemdelingen. De suburbanisatie van de Brusselaars is, na een daling in de jaren tachtig, in de jaren negentig terug toegenomen In de periode 1967-1996 verlieten 240.000 Belgen Brussel. Hierdoor ontstond een proces van suburbanisatie, waarbij huishoudens met midden- en hoge (6) Zie tekst als bijlage 3, p. 34. (7) Zie: Walter De Lannoy en Mia Lammens « Brusselaars in de jaren negentig : een demografische doorlichting », p. 75-104 in Piet Frantzen (red.) « Nederlandstalige Brusselaars in een multiculturele samenleving », 1999, Brussel, VUBPRESS, 186 p. en Walter De Lannoy « Berichten uit een gefragmenteerde stad: sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in Brussel », 1999, rapport voor de stichting Lodewijk De Raet, 17 p.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 inkomens de kernstad (19 gemeenten) verlaten om zich in het steeds groter wordende randgebied te vestigen. Minder inwoners maar meer (niet-klassieke) huishoudens De gemiddelde omvang van de huishoudens blijft afnemen en het aandeel van de niet-klassieke huishoudens blijft toenemen. Bijna de helft van alle woningen wordt slechts door één persoon bewoond. Een derde van de Brusselaars zijn van niet-Belgische oorsprong In de laatste 30 jaar is de bevolkingssamenstelling volgens nationaliteit in het Brussels gewest ingrijpend veranderd. Oude Belgen en jonge vreemdelingen De belangrijke aanwezigheid van niet-Belgen heeft een grote invloed op de leeftijdsopbouw van de Brusselse bevolking. De veroudering van de bevolking verloopt in het Brussels gewest daardoor veel trager dan in de andere gewesten. Maar ook in Brussel neemt het aandeel van de hoogbejaarden sterk toe. 1.2. Sociaal-economische kenmerken (8) Twee kenmerken worden besproken : de inkomensevolutie en de tewerkstelling. De inkomensevolutie « Op basis van de vastgestelde inkomensevolutie kan verwacht worden dat Brussel zich ontwikkelt tot het armste gewest van België gemeten zowel in inkomen per aangifte als in inkomen per hoofd (9) ». De situatie in Brussel is echter niet overal dezelfde. « De traditionele scheiding tussen de minder gunstige situatie in (noord-) westelijk Brussel enerzijds en een gunstigere situatie in (zuid-)oostelijk Brussel anderzijds, wordt verder bestendigd en versterkt (10). » Of deze verwachting al dan niet te somber is, blijft afwachten. In elk geval is de spreiding van het inkomenspeil over het geheel van het gewest zeer onregelmatig verdeeld en wordt de sociaal-economische dualisering versterkt. Deze dualisering is ook territoriaal in de stad zichtbaar gemaakt. De Lannoy situeert deze achterstelling als volgt (11). « De armoede en achterstelling van een groot gedeelte van de Brusselaars vertoont een sterke ruimtelijke concentratie. In de westelijke helft van de Brusselse vijfhoek en in de aanpalende buurten van de omringende 19de eeuwse gordel tekent zich de zogenaamde arme sikkel van Brussel af.
6 In dit stadsdeel bevinden zich ook de zeer talrijke achtergestelde buurten die de woonomgeving zijn van bijna 40 % van de Brusselse huishoudens. Meer dan een derde (37,5 %) van de bewoners van deze buurten zijn jongeren (0 tot 24 jaar). 63 % van deze jongeren zijn niet-Belgen. » Werkgelegenheid « Brussel biedt een grote werkgelegenheid aan, vooral in de dienstensectoren. Een belangrijk deel van deze werkgelegenheid wordt ingevuld door pendelaars uit Wallonië en vooral uit Vlaanderen. Dit heeft een inkomenstransfer tot gevolg van Brussel naar de twee andere gewesten. De in Brussel gegenereerde inkomens komen dus ook in belangrijke mate Vlaanderen ten goede (12). » « Een aanzienlijk deel van de Brusselse rijkdom gaat naar de meer dan 300.000 pendelaars die dagelijks in Brussel komen werken. Van wie in Brussel werkt, woont 45 % in Brussel zelf, 36 % in Vlaanderen en 19 % in Wallonië (13). » « Het grote werkgelegenheidsaanbod belet evenwel niet dat binnen Brussel de werkloosheidscijfers hoog zijn. Dit kan wijzen op een niet-afstemming tussen vraag en aanbod, waardoor een belangrijk deel van de Brusselse bevolking zich niet op de Brusselse arbeidsmarkt kan begeven. » Hiertegenover staat de gunstige inkomenssituatie in de rand rond Brussel, die voor een belangrijk deel gegenereerd wordt in Brussel. Hierdoor komt men tot een enigszins paradoxale vaststelling van een stad die niettegenstaande het grote aanbod aan werkgelegenheid verder verarmt, terwijl dezelfde stad in belangrijke mate instaat voor het in stand houden van de rijkdom in de rand (14). » « Er ontstaat een concurrentie tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië om inwoners en investeringen die de aantrekkingskracht en de ontwikkelingskansen van de Brusselse regio meebrengen in eigen gebied te verkrijgen. (8) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel : aanzet tot omschrijving van de problematiek », Brussel, 1998, SERV, 111 p. (9) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel : aanzet tot omschrijving van de problematiek », p. 26. (10) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel: aanzet tot omschrijving van de problematiek », p. 26. (11) Walter De Lannoy « Berichten uit een gefragmenteerde stad : sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in Brussel », 1999, rapport voor de stichting Lodewijk De Raet, 17 p. (12) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel: aanzet tot omschrijving van de problematiek », p. 51. (13) Luc Hens e.a. « Het internationaal economisch profiel van Brussel », p56-57 in « Nederlandstalige Brusselaars in een multiculturele samenleving », Brussel, 1999, VUBPRESS, 186 p. (14) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel : aanzet tot omschrijving van de problematiek », p. 51.
7 Waals-Brabant speelt ten opzichte van Wallonië dezelfde rol als Vlaams-Brabant voor Vlaanderen. Beide gebieden zijn dan ook de rijkste van hun gewest (15). » Zowel de inkomensevolutie als de evolutie van de tewerkstelling bevestigen een toenemende sociaal-economische dualisering. Zij bevestigen het verhaal van het rijke en arme spoor dat zich zichtbaar door deze stad trekt. Deze dualisering trekt zich door naar de cultuurbeleving in verschillende sub-groepen, waartussen de culturele afstanden bijzonder groot zijn. 1.3. De stedelijke ruimte Het Brussels hoofdstedelijk gewest is wettelijk begrensd en leeft bestuurlijk binnen de grenzen van de 19 Brusselse gemeenten, maar sociologisch deint het zeer ver uit. Zijn voorzieningsfuncties wonen, werken, school lopen, gezondheidszorg, inkopen verrichten, recreatie en cultuurbeleving zijn uitgespreid over een veel groter gebied dan de kernstad van 19 gemeenten. De sociologische stedelijke ruimte wordt als volgt omschreven : « het is het geheel van een agglomeratie (het aaneengesloten bebouwd gedeelte, aangepast aan de gemeentegrenzen) en de omringende banlieue. Het oude, dichtbebouwde centrale deel, gelegen binnen de agglomeratie, wordt aangeduid met de term kernstad. De banlieue is de demografische groeizone, die zich hoofdzakelijk ontwikkelt door de suburbanisatie. In de Brusselse context bestaat de kernstad uit de 19 gemeenten van het hoofdstedelijk gewest. De agglomeratie bevat 36 gemeenten (met inbegrip van de 19 gemeenten van het hoofdstedelijke gewest) en telde begin 1997 1.329.566 inwoners. Er woonden 391.716 inwoners in de 28 gemeenten van de banlieue. In deze stedelijke ruimte (64 gemeenten) woonden begin 1997 1.721.282 inwoners (16). » 1.4. De internationale functie Het multicultureel karakter van Brussel wordt niet enkel bepaald door de aanwezigheid van migrantengemeenschappen uit meestal Zuid-Europa, Noord-Afrika of Turkije. Maar ook door de aanwezigheid van ambtenaren van internationale instellingen als de Europese Unie, de NAVO, vertegenwoordigers van internationale belangenverenigingen en (steeds meer) personeel van internationale ondernemingen. De Europese Unie en de NAVO beïnvloeden ook het handelen van de federale, de gewest en gemeenschapsregeringen. Ter illustratie : het Verdrag van Maastricht
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 legt op dat wie de nationaliteit heeft van één van de 15 lidstaten van de Europese Unie het recht heeft te stemmen in lokale en Europese verkiezingen in de andere landen. Deze maatregel heeft tot een geanimeerd debat geleid in de Belgische politiek over de vraag of er een verschuiving zou kunnen ontstaan op het niveau van de politieke representatie van de Franse en Nederlandstalige gemeenschappen in het Brussels Gewest en de periferie (17). De aanwezigheid van vele internationale instellingen heeft ook een sterke invloed op het maatschappelijk leven in Brussel. Studies wijzen uit dat zij voor het stedelijk leven en weefsel, naast de financieel-economische voordelen en hieruit voortvloeiende positieve aspecten, ook heel wat negatieve neveneffecten opleveren. Onlangs vroeg een groep van Europese wijzen aandacht voor Brussel als cultuurstad en multiculturele plek en om op basis hiervan ook specifieke programma's te ontwikkelen vanuit die internationale gemeenschap. 1.5. De bestuurlijke situatie Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen, de Franstalige gemeenschap, het federale België en van Europa. In dertig jaar is Brussel geëvolueerd tot het derde gewest van België met gelijkaardige bevoegdheden als de twee andere gewesten. 1.5.1. Het communautair klimaat Het communautair klimaat en taaltoestanden hebben zeer sterk de werking van de Vlaamse gemeenschap in Brussel bepaald. Vandaag maken deze problemen zeker niet meer de hoofdbekommernis van onze gemeenschap uit. Dit wil niet zeggen dat alles opgelost is of dat het communautaire bouwwerk af is. Om de zoveel jaar worden er aanpassingswerken uitgevoerd en wordt het huis wat meer bewoonbaar gemaakt. Wanneer het communautair klimaat goed is, wanneer de verschillen niet voortdurend uitmonden in geschillen, is de aanwezigheid van de vele taalgemeenschappen in Brussel een onschatbare rijkdom. Samenwerking tussen de twee erkende taalgemeenschappen is aangewezen om de leefkwaliteit in de stad te verbeteren.
(15) « De sociaal-economische belangengemeenschap Vlaanderen/Brussel : aanzet tot omschrijving van de problematiek », p. 57. (16) Walter De Lannoy « Berichten uit een gefragmenteerde stad : sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in Brussel », p. 3. (17) Zie Hassan Bousetta en Marc Swyngedouw « Brussel en het probleem van het Europese burgerschap in een multi-etnisch en multinationaal verdeelde samenleving », p. 105-132 in Piet Frantzen (red.) « Nederlandstalige Brusselaars in een multiculturele samenleving », 1999, Brussel, VUBPRESS, 186 p.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 1.5.2. Van de NCC naar de VGC De grondwetsherziening van 1970 maakte de oprichting mogelijk van de Nederlandse Cultuurcommissie van de Brusselse Agglomeratie (NCC), die officieel geïnstalleerd werd op 9 augustus 1972. De NCC was het eerste institutionele kader waarbinnen de Brusselse Vlamingen hun gemeenschapsleven konden ontpooien. Zij had als belangrijkste opdracht: een Nederlandstalig cultuur en onderwijsbeleid uitbouwen, en was actief in de beleidsdomeinen onderwijs, para en postscolaire activiteiten, volksontwikkeling, voorschoolse aangelegenheden, derde leeftijd, jeugd en sport en culturele uitstraling. Zij realiseerde een netwerk van sociaal-culturele raden en kinderkribben en voerde onderwijscampagnes die kinderen uit tweetalige gezinnen naar het Nederlandstalig onderwijs brachten en gaf mee impulsen aan nieuwe artistieke programma's. De NCC zorgde ervoor dat de Vlaamse Gemeenschap terug op de Brusselse kaart werd geplaatst. Zij remde verfransing af, waarvan ooit beweerd werd dat ze onomkeerbaar zou zijn. Zij stelde de opbouw van een Vlaams gemeenschapsleven (samenlevingsopbouw) prioritair en streefde ernaar de Vlamingen in de hoofdstad meer zelfvertrouwen bij te brengen en ruggesteun te verlenen. Zij ijverde voor een integratie van de Vlamingen in het Brusselse leefpatroon zonder de eigen taal en cultuur te verloochenen. De grondwetsherziening van 1980 leverde een hoog technologische bevoegdheids en bestuurlijke constructie af gebaseerd op de opsplitsing van gemeenschaps en gewestmateries. Voor het Vlaamse en Waalse Gewest resulteerde dit in nieuwe bevoegdheden en instellingen. Hoewel deze grondwetsherziening aan Brussel voorbij ging, legde zij wel de basis voor een nieuwe Brussel-wet.
8 « De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft dezelfde bevoegdheden als de andere inrichtende machten met betrekking tot cultuur, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden. Zij stemt hiervoor verordeningen die door het College worden uitgevoerd door middel van besluiten. Zij heeft tot taak een prgrammering uit te werken en uit te voeren van de infrastructuur met betrekking tot deze aangelegenheden, de nodige instellingen op te richten, ze te beheren en te subsidiëren, aan de betrokken overheden zowel op eigen initiatief als op verzoek van die instellingen aanbevelingen en adviezen te richten, en initiatieven te nemen en aan te moedigen inzake culturele en persoonsgebonden aangelegenheden (18). » Met de Sint-Michielsakkoorden van 1993 werden de federale instellingen geconsolideerd en de gemeenschapsbevoegdheden herschikt. De Franse Gemeenschap droeg haar gemeenschapsbevoegdheden over aan de gewestelijke executieve en de Franse Gemeenschapscommissie. Hierdoor ontstond een tweesporigheid tussen de Waalse en Vlaamse verankering van de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel. De Cocof kreeg immers decretale bevoegdheid. Deze akkoorden hadden een aanzienlijke verhoging van de VGC-middelen tot gevolg. In 1995 werd in opvolging van het Sint-Michielsakkoord de provincie Brabant gesplitst en werden aan de VGC, de COCOF en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissies de provinciale gemeenschapsbevoegdheden voor Brussel toegekend. De grondwetsherziening van 2001 bracht een uitbreiding van de bevoegdheden en een aanpassing van de bestuursstructuren. De Lambermont- en de Brusselse Lombardakkoorden (2001) zorgden voor een gegarandeerde vertegenwoordiging van 17 Vlaamse leden in het Brusselse parlement, de overheveling van de gemeentewet en een financiële regeling voor de gemeenten die een Vlaamse schepen hebben. De VGC heeft in dit verhaal een driedimensionele functie :
De grondwetsherziening van 1988 gaf aan Brussel gewestelijke bevoegdheden en een eigen bestuurs- en beslissingsmacht. De gemeenschapsmateries werden toegewezen aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF). De bicommunautaire aangelegenheden vielen onder de gemeenschappelijke gemeenschapscommissies.
een beleidsactor van de Vlaamse Gemeenschap om haar beleid in Brussel te implementeren, een hoofdstedelijke functie met provinciale bevoegdheden, een lokale dimensie als gemeentelijk vervangend bestuur.
De bijzondere wet van 12 januari 1989 bepaalde de nieuwe Brusselse bevoegdheden, instellingen en structuren en hun functioneren.
1.5.3. De 19 Brusselse gemeenten (19)
Na verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad vormt de Nederlandse taalgroep de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Haar uitvoerende macht ligt bij het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dat gevormd wordt door de drie Nederlandstalige leden van de Brusselse regering.
« De Brusselse gemeenten zijn groot in vergelijking met de rest van de Belgische gemeenten. Zelfs de « klei(18) M.Brans, H. Van Hassel en K. Rimanque « De Vlaamse Gemeenschap in Brussel », Leuven, 1992, p. 29-30. (19) Gegevens overgenomen uit Jo Beulens, Kris Deschouwer « Proeven van Brussel : een onderzoek naar fusies en de wisselende verhouding tussen gemeente en gewest », Brussel, 1997,VUB, 115 p.
9 nen » zoals Koekelberg en Sint-Agatha-Berchem tellen nog meer dan 15.000 inwoners. Ook wat de bevolkingsdichtheid betreft behoren de Brusselse gemeenten tot de koplopers. Anderlecht heeft meer inwoners dan Leuven. Schaarbeek is van dezelfde grootorde als Brugge. In de rangorde van dichtsbevolkte gemeenten van België liggen de eerst zestien in het Brussels gewest (20). » Het partijpolitieke landschap in België is opgedeeld volgens taal. In Brussel is dit zeer nadelig voor de Vlaamse vertegenwoordiging. Wisselende keuzes voor kartels, taalgemengde lijsten al dan niet met een zusterpartij, meegaan met de lijst van de burgemeester of alleen opkomen zorgen voor versnippering, onzekerheid en zelfs voor een zekere vorm van politieke instabiliteit (21). Op het hoofdstedelijk niveau is de Vlaamse politieke vertegenwoordiging sinds de grondwetsherziening van 2001 gegarandeerd. Op gemeentelijk niveau is dit niet zo. Het aantal Vlaamse gekozenen bleef in de periode 1970200 redelijk stabiel: 10 à 12 % op het totaal aantal gekozenen. In 2000 haalde men 80 op 661 gekozenen of 12,1 %. Hun aantal is beperkt en dit levert ook een beperkte vertegenwoordiging in de schepencolleges op. Na de jongste staatshervorming is de Vlaamse vertegenwoordiging in de schepencolleges reeds verbeterd. In 15 van 19 schepencolleges is er een Vlaamse aanwezigheid. In 14 gemeenten behoort cultuur tot het bevoegdheidspakket van de Vlaamse schepen. In 3 gemeenten is een Vlaming OCMW-voorzitter. In de jaren '70 voerde een meerderheid van de Brusselse gemeenten geen consistent en betekenisvol Nederlandstalig cultuurbeleid. De NCC en later de VGC vervulden deze taak vanuit hun plaatsvervangende opdracht. Met dit beleid werd aan Vlaamse kant in Brussel een degelijk en uitgebreid netwerk van culturele en sociale voorzieningen uitgebouwd. Dit netwerk heeft zich verankerd op een lokale Vlaamse gemeenschap die kwantitatief niet groeide en vaak geïsoleerd werkte van de Brusselse lokale en vaak gemeentelijk verankerde initiatieven. De samenwerking groeit gaandeweg. De VGC heeft de laatste twee legislaturen in haar regeerakkoord de samenwerking met de gemeenten en de andere taalgemeenschap hoog in haar agenda geschreven. Toch is er nog haast geen evenwichtig lokaal beleid en blijven de meeste gemeenten hun cultuurbeleid voornamelijk afstemmen op dat van de Franse Gemeenschap: de kwantitatieve lokale meerderheid. Er zijn vragen over de ongelijke gemeentelijke subsidiëring en investeringen voor de beide cultuurgemeenschappen. Het feit dat er geen Nederlandstalige, maar wel Franstalige gemeentelijke culturele centra bestaan is hier-
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 van een illustratie. Het VGC-College heeft opdracht gegeven om deze « ongelijkheid » in kaart te brengen. De meeste Vlaamse schepenen, die ook verantwoordelijk zijn voor Cultuur, beschikken zelden over (gekwalificeerd) personeel en voldoende budgetten. Vandaag hebben 9 van de 19 gemeenten een door de Vlaamse Gemeenschap erkende en gesubsidieerde bibliotheek. De erkenning van de gemeenschapsraad als adviesraad en de subsidiëring van de gemeenschapscentra is zeer variabel en ongelijk. Er is aan Vlaamse kant zeker good-will om te streven naar een evenwichtige samenwerking tussen de taalgemeenschappen om een lokaal beleid te voeren. Ook voor het cultureel beleid wordt het gemeentelijk niveau geresponsabiliseerd voor het lokaal cultuurbeleid. Het is finaal de bedoeling om deze bevoegdheden dan ook niet meer vanuit een plaatsvervangende rol in te vullen op hoofdstedelijk niveau. Het decreet « lokaal cultuurbeleid » is hiertoe ook een zeer welgekomen hefboom die in dit scenario nieuwe perspectieven opent. 2. Het cultuurbeleid en het culturele veld 2.1. Het cultuurbeleid Het Nederlandstalig cultuurbeleid in Brussel ontwikkelt zich op drie assen (22). Brussel als hoofdstad van Vlaanderen met een geprofileerde aanwezigheid van een aantal grote Vlaamse culturele instellingen en initiatieven waarvoor de Vlaamse Gemeenschap de eerste beleidsactor is. De VGC werkt hier als hoofdstedelijke overheid aanvullend en besteedt aandacht aan het Brussels gegeven. Op het niveau van het Brussels hoofdstedelijk gewest werkt de VGC via eigen initiatieven en een ondersteuningsbeleid aan meer toegankelijkheid van het brede culturele aanbod. Op het lokale niveau treedt de VGC, op heel wat beleidsterreinen, plaatsvervangend op voor de gemeentebesturen. Het huidige cultuurbeleid is gebaseerd op de beleidsbrief « Cultuur 2002 ». De 10 beleidsprioriteiten sluiten aan bij de VGC-regeerverklaring en willen een antwoord geven op de vragen, wensen en behoeften van het werkveld, zoals die zich vandaag aandienen. (20) Jo Beulens, Kris Deschouwer « Proeven van Brussel: een onderzoek naar fusies en de wisselende verhouding tussen gemeente en gewest », p. 52. (21) Zie Jo Beulens, Kris Deschouwer « Proeven van Brussel: een onderzoek naar fusies en de wisselende verhouding tussen gemeente en gewest », p. 52-61. (22) Zie VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 6-7.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 2.2. Het culturele veld Het VGC-cultuurbeleid ondersteunt een verscheidenheid aan verenigingen, instellingen, organisaties, initiatieven en projecten van het culturele veld. Beleidsdomeinen zijn : het algemeen cultuurbeleid, de kunsten, musea en het erfgoed, het cultureel toerisme, het sociaal-cultureel werk, verenigingswerk en vormingswerk, de gemeenschapscentra, de bibliotheken, het jeugdwerk, de sport. Jeugdwerk en sport, de bibliotheken en de gemeenschapscentra maken geen deel uit van de volgende beschrijving van het werkveld, want zijn voorwerp van andere beleidsplannen. Via het algemeen cultuurbeleid worden cultuurcommunicatie, cultuurspreidingsinitiatieven, educatieve en uitwisselingsprojecten en wijkanimaties ondersteund. Kunsten richt zich op de grote culturele instellingen, festivals en evenementen, kleinere muziek- en theatergezelschappen, vernieuwende artistieke producties en opkomende gezelschappen en sociaal-artistieke projecten. Musea en erfgoed ondersteunen instellingen zoals het Archief en Museum van het Vlaams Leven te Brussel en het Sint-Lukasarchief. Verder wordt er gewerkt aan initiatieven die de toegankelijkheid van de musea voor een Nederlandstalig publiek bevorderen zoals de museumgids. Tenslotte is er ondersteuning van de organisaties die zich toeleggen op het sociaal en cultureel toerisme. Het sociaal-cultureel werk ondersteunt 220 lokale en hoofdstedelijke sociaal-culturele verenigingen en 7 verbonden, 21 zelforganisaties en 3 verbonden, 87 lokale seniorenverenigingen, 3 verbonden en het Centrum Derde Leeftijd, 150 amateurkunstenverenigingen en de Brusselwerking van het Vlaams Centrum voor Amateurkunsten (VCA). Een beschrijvend overzicht van de artistieke en kunstensector vindt u in het Kunstschrift, uitgegeven in 1998. Het sociaal en cultureel toerisme wordt beschreven in « Brussel betrapt », juni 2000. Tweemaal per jaar verschijnt « Het grote Cursusaanbod Brussel Duizend en één ideeën », een overzicht van het educatief aanbod in Brussel met een overzicht van de organisaties en instellingen. De gemeenschapscentra, de VGC-dienst Sociaal-Cultureel Werk en de Brusselwerking van het VCA beschikken
10 over een overzicht van het verenigingsleven in al zijn vormen. HOOFDSTUK 3 GEMOTIVEERDE CONCLUSIES VAN DE ANALYSE VAN DE BESTAANDE SITUATIE De conclusies behandelen volgende thema's : het cultuurbeleid en het kerntakendebat, de sociaal-economische omgeving en de rol van een cultuurbeleid, het maatschappelijk draagvlak van het cultuurbeleid, het cultuurbeleid in de stedelijke ruimte, het cultuurbeleid in het internationale Brussel, het lokaal cultuurbeleid. In het geheel van deze thema's zal men telkens rekening houden met volgende maatschappelijke gegevens (23). Het cultuurbeleid situeert zich in een stedelijke omgeving waarvan de kenmerken reeds door vele studies werden beschreven en die als volgt zijn samen te vatten : een rijk en gevarieerd cultureel erfgoed, een laboratorium voor culturele en artistieke productie, een grote diversiteit aan culturen, cultuurbelevingen, maar ook cultuurverschillen en een dualisering in deze cultuurbeleving, meertaligheid op het terrein, een speciale relatie tot zijn hinterland (de stedelijke ruimte) : artificieel wettelijk begrensd en sociologisch ver buiten deze grenzen uitdeinend, complexe en gecommunautariseerde bestuursvormen, een belangrijke internationale dimensie. 1. Het kerntakendebat: afspraken over het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap te Brussel Zowel de Vlaamse Gemeenschap als de VGC voeren een cultuurbeleid te Brussel. In dit beleid is een zekere taakverdeling opgetreden. Een geprofileerde aanwezigheid van een aantal grote Vlaamse instellingen en initiatieven waarvoor de Vlaamse Gemeenschap de eerste beleidsactor is. De VGC werkt aanvullend als hoofdstedelijke overheid en besteedt ook aandacht aan de band van deze instellingen met de Brusselse omgeving. Via eigen initiatieven en een ondersteuningsbeleid werkt de VGC aan meer toegankelijkheid van het brede culturele aanbod. De VGC dient er ook zorg voor te dragen dat het Vlaamse publiek zich welkom voelt in de grote federale en tweetalige instellingen in Brussel. (23) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 5-6.
11 De VGC treedt op lokaal niveau plaatsvervangend op voor de gemeentebesturen. Regelmatig overleg en samenwerking kunnen van dit gegeven een sterk punt maken. Het kerntakendebat dat voor Brussel nog moet gevoerd worden, biedt deze mogelijkheid. 2. Het cultuurbeleid : nieuwe maatschappelijke solidariteit De sociaal-economische omgeving wordt gekenmerkt door een toenemende sociaal-economische dualisering. Om deze situatie te keren, zijn er vooral initiatieven nodig in beleidsdomeinen als onderwijs, tewerkstelling, wijk- en economische ontwikkeling. Kan cultuur een rol spelen in dit veranderingsproces ? De Lannoy meent van wel. « Een dynamisch cultureel beleid zou de communautaire aanpak moeten overstijgen en gericht zijn op multiculturele identiteitsopbouw van de Brusselse bevolking. Voor zulk een stedelijk beleid zijn zichtbare initiatieven nodig waarnaar de bevolking kan refereren, evenals de uitbouw van publieke ontmoetingsplaatsen waar mensen met verschillende culturele achtergrond met elkaar in contact treden (24). » De beleidsbrief « Cultuur - 2002 » erkent deze gegevenheid. « Het creëren van een ruimte waarin deze verschillende culturen zich in al hun rijkdom kunnen ontwikkelen en mekaar verrijken, staat nog maar in zijn kinderschoenen. Er zijn nog tal van andere en wellicht prioritaire problemen (economische en maatschappelijke) die dienen opgelost te worden vooraleer een « cultureel gezicht » gedragen door deze diversiteit, zal gevormd worden (25). » « Via een goed uitgewerkt communicatiebeleid, een heldere besluitvorming en advisering en een goede educatieve omkadering van het cultureel aanbod, een aantal betekenisvolle sociaal-artistieke projecten willen we via het VGC-beleid bijdragen tot het doorbreken van de toenemende dualisering en het toegankelijk maken van de culturele activiteit naar een zo breed mogelijk publiek. Ook in de keuze van ondersteuning van culturele programma's zal worden geopteerd om bij voorkeur programma's te ondersteunen die een verbreding van de cultuurbeleving beogen zonder hiervoor aan kwaliteit in te boeten (26). » Het is ook voor het cultuurbeleid een uitdaging om de toenemende dualisering de kop in te drukken en de culturele rijkdom toegankelijk te maken voor een zo breed mogelijk publiek. Het bouwen van nieuwe bruggen tussen al de verschillende cultuurgroepen die de stad een veilige thuis moet geven, kan o.m. via een cultuurbeleid. Op deze wijze kan een bijdrage worden geleverd aan de verbetering van de maatschappelijke situatie van alle inwoners.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Deze « nieuwe maatschappelijke solidariteit » ontwikkelen, betekent ruimte creëren waarin de verschillende culturen zich in al hun rijkdom kunnen ontwikkelen en mekaar verrijken. Hiertoe zal gewerkt worden aan : interculturaliteit (niet alleen etnische interculturaliteit) in alle verenigingen, organisaties en instellingen en hun werking zichtbaar maken, communicatie, educatieve omkadering en het opzetten van sociaal-artistieke projecten. Via o.m. de cultuurwaardebon mensen dichter bij cultuur brengen, projecten in het onderwijsbeleid, het stedenbeleid en het welzijnsbeleid afstemmen op elkaar, op het cultuurbeleid en lokale actoren zoals het O.C.M.W., een actieve samenwerking met de Franstalige Gemeenschap in Brussel. 3. Cultuurbeleid en het maatschappelijk draagvlak Zowel de veroudering van de Belgische bevolking als het feit dat jonge Belgische gezinnen Brussel verlaten versmallen het draagvlak van de Vlaamse Gemeenschap. Voor het Nederlandstalig cultuurbeleid betekent dit een zwak punt. Welke elementen kunnen dit veranderen ? Een beleid voeren zodat meer Vlamingen in Brussel blijven wonen of er komen wonen. De hefbomen hiervoor liggen niet bij het cultuurbeleid. De overheid dient woonomgevingen te creëren die aantrekkelijk zijn voor gezinnen met kinderen. Zij dient er ook voor te zorgen dat de dienstverlening voor Nederlandstaligen in een hele reeks sociale en publieke voorzieningen verbeterd wordt (27). De VGC levert haar bijdrage via de campagnes en werking van « Wonen in Brussel » en haar onthaalbeleid voor nieuwe inwoners. Openheid voor diversiteit en andere culturen. De Vlaamse Gemeenschap in Brussel heeft steeds een grote openheid betoond voor de andere cultuurgemeenschappen, wat in dit kader sterke perspectieven biedt voor de toekomst. De VGC dient hierbij speciale aandacht te verlenen aan de Nederlandskundigheid. Aan de publiekszijde is de meertaligheid een sterke (24) Walter De Lannoy « Berichten uit een gefragmenteerde stad : sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in Brussel », 1999, rapport voor de stichting Lodewijk De Raet, p. 16. (25) VGC-Beleidsbrief « Cultuur 2002 », p. 5-6. (26) VGC-Beleidsbrief « Cultuur 2002 », p. 6. (27) Zie Walter De Lannoy « Berichten uit een gefragmenteerde stad : sociaal-ruimtelijke ongelijkheden in Brussel », p. 4. en Rudi Janssens, « Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel » p.77 in Brusselse Thema's 7, Brussel 2001, VUBPRESS, 542 p.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 troef. De (h-)erkenning als Vlaamse instelling mag hier echter niet worden weggemoffeld. De groep pendelaars en studenten die de stad dagelijks huisvest en niet als inwoners worden beschouwd, maar wel actieve gebruikers zijn van de stedelijke voorzieningen zo ook de culturele , zijn een belangrijke groeigroep om het draagvlak van het cultuurbeleid te verbreden. 3.1. Doelgericht communiceren: cultuur als opstap Een gerichte cultuurcommunicatie op het niveau van de verschillende doelgroepen zoals hoger beschreven, is een prioritaire bijdrage aan de verbreding van het maatschappelijk draagvlak voor het VGC-cultuurbeleid. Een communicatiecentrum met de hoofdstedelijke bibliotheek en een afzonderlijke dienst voor cultuurcommunicatie als partners, samen met de algemene informatiefuncties die de voordelen van Brussel als woonstad als een geïntegreerd informatiepakket aanbieden, zijn hierin belangrijke ontwikkelingen. Dagelijks komen 200.000 Vlamingen in Brussel werken. In Brussel studeren 20.000 Vlaamse jongeren aan universiteiten en hogescholen. Dit zijn klanten of potentiële klanten van onze culturele instellingen, zoals de bibliotheken, de theaters en de gemeenschapscentra. In zijn studie over de « Evolutie van het Vlaams Theaterbeleid in Brussel » concludeert Wim De Pauw dat de band met Vlaanderen qua publieksbereik belangrijk blijft. « Ook in verband met de opkomst van het publiek kan op basis van de beschikbare onderzoeksresultaten gesteld worden dat ondanks het feit dat de theaters zich niet langer enkel richten tot een Vlaams en Nederlandstalig publiek, de band met Vlaanderen nog steeds een realiteit is » (28).
12 « In de uitbouw is het belangrijk om culturele en sociaalculturele voorzieningen en initiatieven op een voldoende betekenisvol kwantitatief draagvlak te laten drijven. De feitelijke « meertaligheid » van het terrein wordt zichtbaar in de initiatieven en zal een bestuurlijke plaats moeten krijgen in het cultuurbeleid van de Gemeenschappen. Om deze aspecten te concretiseren zal het erop aankomen een evenwicht te behouden tussen het Nederlandstalig, het internationaal en het Brussels profiel van de instellingen en voorzieningen (30). » Het openbreken van de geslotenheid van de verschillende groepen waarbinnen vorm gegeven wordt aan een collectieve cultuurbeleving, is van het allergrootste belang om de diversiteit de basis te laten vormen voor een culturele identiteit. Intercultureel werk is de sleutel waarbij verschillende cultuurgemeenschappen vanuit hun eigenheid met mekaar samenwerken en ervaringen uitwisselen. De taal als cultuurdrager neemt hierin een belangrijke plaats in en is ook een drempel. Het is een prioriteit dat in de door de VGC ondersteunde initiatieven deze diversiteit en interculturaliteit zichtbaar is: in het beheer van het initiatief, in het programma en bij de participanten (31). » De studie van Rudi Janssens « Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel » (32) illustreert dat bij de anderstalige Brusselaars nog een betekenisvol potentieel aanwezig is voor onze culturele initiatieven. Eén van zijn belangrijkste bevindingen is « dat ongeveer 70 % van de Brusselaars minstens op een redelijk niveau Nederlands begrijpt en zelfs bijna 60 % redelijk Nederlands kan schrijven. Alhoewel de lingua franca duidelijk het Frans blijft, is het Nederlands dus niet zomaar een minderheidstaal die slechts door een klein deel van de bevolking wordt gesproken (33). »
Het gebruik van de cultuurwaardebon voor het seizoen 200-2001 illustreert deze "band met Vlaanderen" duidelijk. « Slechts » 33 % van de gebruikers woont in Brussel, 18 % in de randgemeenten, 16 % in Vlaams Brabant en 30 % in de andere Vlaamse provincies (29). Dit geeft aan dat de aantrekkingskracht van onze culturele programmatie op Vlamingen van buiten Brussel bijzonder groot is. Een doelgericht communicatiebeleid kan Vlamingen die in Brussel komen werken, er studeren of onze culturele instellingen bezoeken, ook uitnodigen om er te komen wonen. 3.2. Grotere openheid naar andere culturen: meertaligheid In de beleidsbrief « Cultuur -2002 » wordt het volgende voorgesteld :
(28) Wim De Pauw, « Evolutie van het Vlaams theaterbeleid in Brussel (1965-1997) », p. 154 in Brusselse Thema's 6, 1998, VUBPRESS, p. 113-154. (29) « Cijfergegevens over het gebruik van de cultuurwaardebon seizoen 200-2001 », rapport van de VGC-directie Cultuur, Brussel, 2002, 17 p. (30) Beleidsbrief « Cultuur 2002 », p. 7. (31) VGC-Beleidsbrief « Cultuur 2002 », p. 5-6. (32) Rudi Janssens, «Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel » p.43-83 in Brusselse Thema's 7, Brussel 2001, VUBPRESS, 542 p. (33) Rudi Janssens, « Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel », p. 51.
13
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
Bij de verschillende taalgroepen (34) werd onderzoek ingesteld naar goed of uitstekend Nederlands spreken (dus diegenen van wie men kan verwachten dat ze zonder moeilijkheden een gewoon gesprek in het Nederlands kunnen voeren), en goed of uitstekend Nederlands schrijven (en van wie men dus kan verwachten dat hij of zij de taal wel degelijk beheerst).
5. Cultuurbeleid in het internationale Brussel
« Ongeveer een derde van de meerderjarige Brusselaars beheerst het Nederlands op een goed tot uitstekend niveau. Slechts een kwart van hen komt uit een eentalig Nederlandstalig gezin (35). »
Is Europa bereid tot een gesprek « met respect voor het intercultureel karakter van deze stad, de eigenheid ervan en met het engagement tot culturele investeringen ? Als Europa, waarvan de impact op ons dagelijks leven steeds groter wordt, een volwaardig toekomstmodel wil uitbouwen dan is Brussel voor Europa toch een uniek basisgegeven. De stad is zeer gevarieerd en toch overzichtelijk, zij heeft een uitgesproken Europese geschiedenis, ze is opvallend intercultureel en bruist dagelijks van zinderende culturele initiatieven. Indien het Europa menens is een samenlevingsmodel na te streven tussen diverse gemeenschappen dan heeft Brussel toch wel alle ingrediënten om niet alleen experiment voor deze hoopvolle gedachte te zijn, maar vooral de eerste tastbare realisatie op dit vlak (39). »
De studie van Rudi Janssens toont aan dat men bij culturele initiatieven, zelfs deze die een kennis van het Nederlands vereisen, zich niet uitsluitend op de « Brusselse Vlamingen » hoeft te richten. Dit opent uiteraard perspectieven om een breder deel van de Brusselse gemeenschap te bereiken. Dit betekent dat de feitelijke meertaligheid op het terrein meer zichtbaar zal worden in de initiatieven. Niet alleen structureel maar ook qua publieksbereik dient men communicatief meer aandacht te besteden aan anderstalige potentiële klanten.
4. Cultuurbeleid en de stedelijke ruimte Brussel heeft voor haar suburbane omgeving een belangrijke sociaal-economische functie, o.m. inzake tewerkstelling. « Van de circa 555.000 mensen die in het Brussels hoofdstedelijk gewest werken, wonen er 315.000 buiten het gewest. Eén op de vijf van alle externe arbeidskrachten komen uit de aanpalende gemeenten. Vlaams Brabant levert 39 % (124.000) van alle arbeidskrachten. Het Vlaams Gewest levert in totaal meer dan 2/3 van de beroepsbevolking van het Brussels hoofdstedelijk gewest die er niet woont. Het Waals Gewest lever het andere derde, waarvan 13 % uit Waals Brabant. Het is ook opmerkelijk dat grote centra als Antwerpen, Gent, Namen en Charleroi, zelf tewerkstellingscentra, veel personeel naar Brussel sturen (beide Vlaamse steden elk meer dan 5.000 arbeidskrachten, beide Waalse steden meer dan 3.000) (36). » Enkele (te beperkte) gegevens tonen aan dat (een deel van) dit publiek reeds gebruikt maakt van onze culturele voorzieningen. In 2001 was 47 % van de individuele bezoekers van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek afkomstig van buiten Brussel (37). Publieksonderzoek en een gerichte communicatie kunnen dit potentieel vergroten voor al onze culturele instellingen (38).
Met de Europese en andere internationale instellingen zal het gesprek worden aangegaan. Wat kunnen deze instellingen voor een cultuurbeleid in Brussel betekenen ? Welke culturele verantwoordelijkheid neemt Europa op voor zijn hoofdstad ?
De 19 Brusselse gemeenten hebben reeds met een 50tal buitenlandse steden en gemeenten een jumelage. Aan dit netwerk kan de VGC een geprofileerd Nederlandstalig aanbod doen. 6. Een lokaal cultuurbeleid De VGC heeft in de voorbije 30 jaar op gemeentelijk niveau een eigen cultuurbeleid uitgebouwd. De gemeenten stap voor stap responsabiliseren om een reëel Nederlandstalig cultuurbeleid te realiseren, is een belangrijke uitdaging. Zo zou het mogelijk worden dat zij de rol van de VGC geleidelijk overnemen. (34) Het onderzoek onderscheidt vijf taalgroepen aan de hand van de taal die de meerderjarige respondent, momenteel wonende in Brussel, met zijn of haar ouders spreekt of sprak. (1) de Brusselaars die in het gezin waarin ze opgroeiden uitsluitend Nederlands spreken of spraken, (2) diegenen die uitsluitend Frans spreken of spraken, (3) de traditioneel tweetaligen die zowel Nederlands als Frans spreken of spraken, (4) de nieuwe tweetaligen die het Frans met een andere taal dan het Nederlands combineren of combineerden en (5) diegenen die thuis geen van beide talen gebruiken of gebruikten. Zie Rudi Janssens, « Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel » p. 49-50. (35) Rudi Janssens, « Over Brusselse Vlamingen en het Nederlands in Brussel », p. 52. (36) « Cultuurcommunicatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest », Voorbereidende studie met het oog op de uitbouw van een centrum voor cultuurcommunicatie in Brussel, Brussel, 2001, p. 23. (37) Jaarverlsag 2001, Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, Brussel, p. 28. (38) Zie « Cultuurcommunicatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voorbereidende studie met het oog op de uitbouw van een centrum voor cultuurcommunicatie in Brussel », Brussel, mei 2001, 175 p. (39) Hugo Weckx, « Vlaamse Cultuur in Brussel en haar betekenis voor Europa », p. 178 in Piet Frantzen (red.) « Nederlandstalige Brusselaars in een multiculturele samenleving », Brussel, 1999, VUBPRESS, 186 p.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Het decreet op het lokaal cultuurbeleid is een hefboom om met de Brusselse gemeentebesturen een dialoog aan te gaan over het voeren van een plaatselijk cultuurbeleid. Slechts 9 van de 19 gemeenten beschikken over een bibliotheekvoorziening en 2 over een filiaal van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek. De VGC beoogt, binnen de mogelijkheden van haar beleid en dat van de gemeenten, voor het einde van de gemeentelijke legislatuur in alle gemeenten een aangepaste bibliotheekvoorziening te realiseren. Andere uitdagingen zijn de dialoog en samenwerking met de plaatselijke culturele actoren, het realiseren van de adviesfunctie en het afstemmen van hun cultuurbeleidsplan op het VGC-cultuurbeleidsplan. De VGC zal in uitvoering van het decreet een actieve rol spelen door, samen met de gemeentelijke overheid, aan een gecoördineerd cultuurbeleid te werken. HOOFDSTUK 4 VISIE OP CULTUUR EN CULTUURBELEID Onze visie op cultuur werd uitgeschreven in de beleidsbrief « Cultuur - 2002 ». Hij is het basis- en werkdocument voor het huidige VGC-cultuurbeleid. Deze visie wordt samengevat in 10 basisprioriteiten. Deze staan niet los van elkaar: ze dienen in samenhang te worden gelezen. Binnen de verschillende beleidsdomeinen die onder Cultuur vallen, wordt voor elke prioriteit een aanzet tot een gepaste vertaling gegeven. Het intercultureel werk en de samenwerking met de gemeentebesturen staan hoog in de rij van de prioriteiten. Beide aspecten bieden een nieuw perspectief aan het cultuurbeleid van de VGC. In combinatie met de andere beleidsaccenten kunnen zij het cultuurbeleid versterken en nieuwe richtingen uitsturen. Geert Van Istendael vatte de beleidsbrief of « de 10 prioriteiten voor het VGC-cultuurbeleid », samen onder de titel « Hoeveel verzwegen tuinen heeft de stad ». 1. Cultuur vlakbij Cultuur is van en voor iedereen. Cultuur is openbaar en intiem. Cultuur leeft op verborgen, eenzame plekken maar evenzeer in reusachtige, overvolle zalen. Duizenden mensen verdienen er hun dagelijkse boterham mee. Nog veel meer mensen trekken er na hun werkuren lering en vermaak uit. Cultuur kan hoog zijn en laag, volks en aristocratisch. En nooit staat ze stil. Brussel is provinciaal en internationaal. Het is een stad die wel zeer veel provincies herbergt en het ziet er niet naar uit dat hun aantal zal verminderen. Brussel is een puzzel
14 waarvan de stukken nooit helemaal in elkaar passen en juist daarom zo aantrekkelijk. Van dat Brussel is cultuur de spiegel, een spiegel met barsten en vlekken, maar ook met vele schitterend geslepen facetten. Cultuur in Brussel kan en mag zich niet loszingen van de spanningen die hier nu eenmaal bestaan. Cultuur moet vlakbij zijn. De VGC wil cultuur op tafel leggen naast het dagelijks brood. De VGC wil dat de Brusselaars cultuur tegenkomen op straat, dat ze er een praatje mee kunnen maken of desnoods ruzie, maar dat ze tenslotte toch samen met cultuur het glas heffen. Wat in dat glas zit, moeten de Brusselaars zelf kiezen. 2. Wat is er aan de andere kant De VGC bouwt mee aan het cultureel imago van Brussel. We weten hier zeer goed wat andere talen zijn, andere gezangen, andere kleren, andere gezichten, andere gerechten. Maar we zien ook elke dag het verschil tussen rijk en arm. En de cultuur is gebarsten. Steeds wijder gaapt de kloof tussen commercieel en niet-commercieel, tussen jonger en ouder. Meer dan andere steden lijkt Brussel op een archipel en is tussen ieder eiland het water te diep. Wij willen de bruggen bouwen en de boten. Wij steunen elk initiatief dat wil oversteken naar de andere kant. 3. Brusselse gemeente = gemeenschapscentrum + bibliotheek De gemeentebesturen als hefboom voor een lokaal cultuurbeleid. Dat iedere Brusselse gemeente een gemeenschapscentrum heeft (en de stad Brussel zelfs meer dan een) is een goede zaak en zal zo blijven. Maar slechts in negen gemeenten zijn er bibliotheken. De VGC werkt om een bibliotheek te stichten in de tien andere gemeenten, nog binnen deze legislatuur. Over het plaatselijke cultuurbeleid gaan we in de eerste plaats praten met de Vlaamse gemeentemandatarissen. Door toetsing aan het cultuurbeleidsplan van de VGC, dat de grootstedelijke dimensie beklemtoont, kunnen we samen versnippering voorkomen.
15 Natuurlijk sluiten onze gemeenschapscentra zich niet af voor de andere culturen. Even natuurlijk blijven zij steun en toeverlaat voor de plaatselijke Nederlandstalige verenigingen. Maar wat met de bredere Nederlandstalige cultuur ? Hoe verhouden de gemeenschapscentra zich tot AB, Beurs of Kaai ? Het gesprek daarover moeten we dringend organiseren.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 zalen en vloeren (KVS, Bronks, Rosas, enz.), activiteiten (Het Beschrijf, enz.), subsidies. De sociale dimensie van kunst in de grote stad, daar gaat het ons om.
4. Allen naar de webstek
De stenen getuigen van het verleden, zij zijn niet de enige. Ook het roerend erfgoed moeten wij leren kennen en de volkse cultuur. De pei da responsoêbel es vi deis kompetense zal d'echte toêl van Brussel ni vergeite, goo weite.
Informatie als basis voor culturele participatie en ontvoogding.
6. Wat zoudt gij zonder de vrijwilligers zijn ?
De VGC wil via de Vlaamse gemeenschap de HOB grotere financiële armslag geven. Want de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek is veel meer dan een huis vol mooie boeken. Niet alleen wordt zij de top van een echt gewestelijk bibliothekennetwerk, de HOB moet een centrum worden voor kennis, informatie en levenslang leren. Het Monnaie-huis is daarvoor de ideale plek.
Vlamingen verenigen zich graag. Verenigingen staan of vallen met de inzet van vrijwilligers. Vrijwilligers vandaag binden zich niet meer zo lang als vroeger en ze klemmen zich minder vast aan zuilen. De VGC weet dat een verenigd mens doorgaans een democratischer mens is.
In dat centrum zal de vzw Cultuurcommunicatie ervoor zorgen dat de breedst mogelijke informatie de breedst mogelijk groep mensen bereikt. Middelen zijn een toegankelijke digitale culturele agenda en een culturele webstek.
De VGC steunt dus het verenigingsleven, vooral in zijn verbonden en in zijn projecten. Maar de grootste steun voor de plaatselijke vereniging moet uiteindelijk ter plaatse worden gegeven.
Cultuurwaardebon Een prachtig middel om meer mensen te laten proeven van cultuur. Je kunt het aanbod verbreden en je kunt de bon beter bekend maken bij de Brusselaars. De kwetsbaarsten onder ons hebben de cultuurwaardebon het meest nodig. Zij maken er haast geen gebruik van. Dat moet anders. OCMW's en sociale diensten kunnen daar meewerken. 5. Laat honderd kunsten bloeien Een gezicht geven aan de stadscultuur De vruchtbaarste bodem voor nieuwe kunst is het asfalt van de grote stad. In Brussels talloze kunstscholen wemelt het van jong talent dat popelt om aan de slag te gaan. De VGC wil ruimte creëren voor het experiment. Ieder groot podium is ooit begonnen als klein probeersel. En wij steunen alles wat de vrijetijdskunst weer laat sprankelen. Wij zijn zo creatief als onze Franstalige vrienden en de bewijzen zullen overal in de stad te zien zijn. Brussel danst en de wereld komt kijken. Brussel dicht en de Nederlanden komen luisteren. De VGC wil samen met de Vlaamse Gemeenschap op alle mogelijke manieren het werk van de kunst steunen:
Een plaats voor de nieuwe vrijwilliger.
De VGC steunt projecten voor vrijetijdskunst. Het VCA moet zoeken naar daaine ket en da meike dei geire van zanne (of uire) cinema mokt, naar mensen dus die je niet meteen vindt in de bekende verenigingen voor amateurkunst. De tweeëntwintig gemeenschapsraden zijn samen de stem van het plaatselijke Nederlandstalige sociaal-culturele leven. 7. Levenslang leren Levenskwaliteit verhogen via levenslang leren. De VGC weet onderhand wel wat in Brussel reilt en zeilt. Die kennis krijgen de nieuwe regionale volkshogescholen mee. Wie wil weten waar en hoe hij zich nietformeel kan laten vormen, leze de VGC-brochure. 8. Van alle soorten en kleuren Interculturele uitwisseling als cultureel kapitaal. Weldra heeft één Brusselaar op drie een buitenlands paspoort. Niet alleen de Middellandse zee bespoelt de straten van onze stad, ook de Oostzee en eigenlijk alle wereldzeeën. Steeds meer allochtonen kennen Nederlands of zijn gewoon Nederlandstalig. Maar is Brussel écht multicultureel ? Vinden we die baaierd van culturen terug in de maatschappelijke structuren van ons gewest ?
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
16
De VGC wil positieve acties. We moeten de verschillende culturele groepen vinden in alle kamers van het culturele huis.
De doelstellingen van de VGC zijn tegelijk bescheiden en ambitieus. Cultuur van de beste soort willen wij openstellen voor een zo breed mogelijke groep.
De Nederlandstalige verenigingen, of ze zich nu bezig houden met sport of jeugd of derde leeftijd, zoeken openheid zonder hun kerntaak te verwaarlozen.
HOOFDSTUK 5 ALGEMENE EN CONCRETE DOELSTELLINGEN
De migrantenverenigingen moeten de infrastructuur kunnen gebruiken.
Inleiding
Wij willen zelfs positieve actie inzake werkgelegenheid.
Het VGC-cultuurbeleid is in volgende beleidssectoren ingedeeld :
De VGC wil al de kleuren van Brussel zien op het palet van het cultuurbeleid.
het algemeen cultuurbeleid, de kunsten, de musea en het erfgoed, het cultureel toerisme, het sociaal-cultureel werk, verenigingswerk en vormingswerk, de gemeenschapscentra, de bibliotheken, het jeugdwerk de sport.
9. Zeg wat op je lever ligt Betrokkenheid vraagt inspraak. Wat zou de VGC zijn zonder de dadendrang van de Brusselaars ? Wij willen dan ook luisteren naar de mensen die leven in de stad brengen. Lokaal zijn er natuurlijk de gemeenschapsraden. Maar wat met het VGC-beleid zelf ? Vanouds kennen we de advieswerkgroepen Cultuur, Onderwijs, Welzijn en Gezondheidszorg. Wellicht moeten die groepen meer rekening houden met de gebruiker. Het spreekt vanzelf dat ze pluralistisch zijn samengesteld. Maar wellicht zijn ze te wit. En zitten er genoeg vrouwen in ? De advieswerkgroepen kunnen in geen geval beginnen te besturen. Maar de VGC wil er zich voortdurend door laten inspireren. 10. Cultuur in een stad, dat moet je zien Impulsen voor een duurzame culturele infrastructuur. Een schouwburg, een bibliotheek, een tempel der schone kunsten, het zijn bakens die de economische bakens kantoortorens, hotels, winkels beletten de stad te overweldigen. Culturele bakens zijn stapstenen, ze brengen je van stadsdeel naar stadsdeel. Inzake culturele infrastructuur spelen gemeenschappen en gewesten de hoofdrol. Maar de VGC kent Brussel als geen ander. Daarom hebben wij het investeringsplan 2001-2004 opgesteld. Sport krijgt daarin een grote plaats. Het allerbelangrijkste is de renovatie van KVS, de bouw van de Bronks en het verwerven van het Monnaiehuis voor de HOB. Maar er is ook die van De Pianofabriek en De Kriekelaar en in De Kattepoel, De Markten, Team Square, Essegem en Nekkersdal wordt afgewerkt wat in de steigers staat. Wij willen een avontuurlijk speelplein kopen en beginnen met een Multimediafabriek.
Voor de gemeenschapscentra en het bibliotheekwerk worden afzonderlijke beleidsplannen ingediend. Sport, jeugdwerk en cultureel toerisme zijn geen materie van het decreet op het lokaal cultuurbeleid. In hoofdstuk 1 wordt de synergie met deze sectoren aangegeven. De VGC is ook verantwoordelijk voor de ondersteuning en uitbouw van het lokaal gemeentelijk cultuurbeleid. Deze nieuwe opdracht wordt opgenomen onder 5.5. Lokaal Cultuurbeleid. Wij bespreken de algemene en concrete doelstellingen van : 1. 2. 3. 4. 5.
Algemeen Cultuurbeleid Kunsten Musea en erfgoed Sociaal-cultureel werk Lokaal cultuurbeleid.
1. Algemeen cultuurbeleid Het cultuurbeleid van de VGC is voorwaardenscheppend. « Een cultuurbeleid moet vooral het individu en groepen ondersteunen zodat ze hun culturele beleving maximaal kunnen realiseren: kansen creëren, logistiek ondersteunen, culturele activiteit aanmoedigen. Het beleid kan minder wegen op het inhoudelijk programma omdat dit wordt bepaald door de gemeenschap zelf (40). »
(40) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 » p. 5.
17 1.1. Cultuurparticipatie bevorderen : ondersteunen van grote en kleine cultuurspreidingsinitiatieven en -evenementen (wijkanimaties en festivals) als laagdrempelige vormen van cultuurbeleving en gemeenschapsvorming,
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 meer aandacht in het cursusaanbod van de gemeenschapscentra en andere instellingen voor de educatieve omkadering van kunst en cultuur, overleg met culturele instellingen, musea over de educatieve omkadering van hun activiteiten.
ruimte geven aan een cultuurspreidingsbeleid waarin verschillende culturele uitingen en instellingen hun plaats verdienen via complementariteit, verscheidenheid, samenhang
,
1.4. Profileren van het cultureel imago van de VGC :
een prijzenbeleid gericht op jongeren, studenten en kwetsbare groepen,
ondersteunen evenementen: festivals, wijkanimatie
,
de cultuurwaardebon als instrument tot het verhogen van de participatie verder uitbouwen.
ruimte voor debat en discours,
eigen cultuurspreidingsacties.
Hierbij zal aandacht gaan naar :
2. Kunsten
- het verbreden van het aanbod waarop de cultuurwaardebon van toepassing is naar laagdrempelige cultuurbeleving,
« Kunst en cultureel erfgoed zijn ijkpunten in onze verstedelijkte beschaving. Ook in Brussel gist een creatieve pool die de menselijke inventiviteit vorm geeft en produceert, reproduceert, bewaart, toont en koestert. De kasseien van de stad zijn een speciale en vruchtbare voedingsbodem voor het grootstedelijk artistiek bedrijf. De artistieke bedrijvigheid vormt er een belangrijke tak van het economische weefsel. Het culturele erfgoed is er eeuwenlang opgebouwd en kent vaak een sluimerend bestaan in kelders, zolders en andere verborgen hoeken van instellingen, gemeentehuizen, privé-woningen en andere.
- speciale acties voor maatschappelijk kwetsbaren via betrekken van OCMW's, sociale diensten
, - de cultuurwaardebon vooral toegankelijk maken voor de mensen die hem het meest nodig hebben door specifieke promotieacties en hem bij deze doelgroepen actief bekend maken, - het gebruik bij de Brusselaar aanmoedigen en promoten. 1.2. Cultuurcommunicatie: het Vlaams cultureel leven in het Brussels hoofdstedelijk gewest actief zichtbaar maken : de rol van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek in het VGC-informatiebeleid : haar informatiefunctie, ruimer dan die van de HOB, verder uitbouwen, uitbouw op het terrein van een goed functionerend informatiecentrum voor Brussel: samenwerking van de VGC-diensten met het initiatief van de Vlaamse Gemeenschap Onthaal en Promotie Brussel (OPB) : - brede informatie over de stad en zijn bewoners, - de culturele informatie op een efficiënte en eigentijdse wijze bij nieuwe doelgroepen brengen, - acties opzetten waardoor culturele activiteiten bekendheid krijgen in brede lagen van de bevolking. 1.3. Educatieve omkadering realiseren of ondersteunen, waardoor de participatie verbreed en de drempel tot participatie verlaagd worden : de educatieve omkadering van de schoolprogrammatie van de gemeenschapscentra ondersteunen en bevorderen,
De Vlaamse Gemeenschapscommissie zal via haar beleid in de artistieke sector Brussel mee profileren als een kunststad, als een creatieve grootstad van vele culturen. Het tweetalige en veelkleurige culturele karakter van de stad vraagt een specifiek engagement, waarbij het versterken van de Nederlandstalige inbreng in het artistieke weefsel van de stad een belangrijk aandachtspunt is (41). » De VGC realiseert dit kunstenbeleid op basis van volgend doelstellingenkader : stadscultuur en Vlaamse aanwezigheid versterken, bruggen bouwen tussen gemeenschappen en culturen, profilering van de Vlaamse podia, Vlaamse aanwezigheid in de bicommunautaire instellingen versterken, centrumfunctie versterken, met bijzondere aandacht voor (de verruiming van) het publiek uit Vlaanderen, toegankelijkheid van de kunstinstellingen bevorderen door gerichte communicatie. (41) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 13.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Dit resulteert in volgende algemene doelstellingen : 2.1. Ondersteunen van Brusselse kunstinstellingen 2.2. Ondersteunen van Brusselse artistieke projecten 2.3. Kunstspreiding stimuleren 2.4. Brussel profileren als dansstad 2.5. Brussel Literair: stimuleren van aanwezigheid en beeldvorming van de Nederlandse taal 2.1. Ondersteunen van Brusselse kunstinstellingen Aanvullend beleid aan dat van de Vlaamse Gemeenschap Ondersteunen van kunstinstellingen die door Vlaanderen decretaal erkend worden : als (hoofd)stedelijke overheid, de Vlaamse podia e.d. stevig inbedden in het artistieke weefsel van de stad, De Brusselwerking van de Vlaamse instellingen stimuleren. Eigen beleid Ondersteunen van kunstinstellingen die niet structureel worden gesteund door de Vlaamse Gemeenschap, maar wel een bijzondere meerwaarde betekenen voor het Vlaams-Brusselse kunstlandschap : tweetalige en interculturele instellingen, ondersteunen van prille en ontluikende instellingen, - instellingen met een specifiek Brusselse relevantie. 2.2. Ondersteunen van Brusselse artistieke projecten : spreiding van de projecten over de verschillende kunstdisciplines, verscheidenheid van de projecten in aansluiting aan de verschillende sociale realiteiten van de stad, vernieuwende impulsen, stimuli en groeikansen voor jong talent, bijzondere aandacht voor sociaal-artistieke projecten. 2.3. Kunstspreiding stimuleren : actieplan opstellen om de publiekswerking van de Brusselse kunstensector, in samenspraak met de Vlaamse Gemeenschap, te optimaliseren,
18 betrekken van de kunstensector bij het Brusselse cultuurcommunicatiebeleid 2.4. Brussel profileren als dansstad : gezamenlijk project van de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en andere partners, de rol van VGC is beperkt, maar : - ondersteunen nieuwe dansproducties, - inzet voor een gedegen atelierstructuur, - profileren van Brussel als dansstad i.s.m. spelers uit de communicatiewereld. 2.5. Brussel literair: stimuleren van de aanwezigheid en beeldvorming van de Nederlandse taal : ondersteunen van « Het Literair Salon » van de HOB, de kalender van Het Beschrijf en het tweejaarlijkse evenement « Het Groot Beschrijf », ondersteunen van de werking van Het Beschrijf, met het oog op een verbreding van hun activiteiten, organiseren van een jaarlijkse literatuurprijs i.s.m. andere overheden. 3. Erfgoed en musea De VGC wil, in overleg met en aanvullend op het beleid van de Vlaamse Gemeenschap, volgende doelstellingen realiseren: 3.1. Het erfgoed 3.1.1. Het belang, het behoud en de kwalitatieve ontsluiting van het erfgoed zichtbaar maken : een actieplan VGC-erfgoedbeleid opstellen, het Brusselse roerend erfgoed inventariseren, een erfgoedconvenant met de Vlaamse Gemeenschap afsluiten, een erfgoedconsulent aanstellen, werken aan publieksverbreding en -verdieping, het volkscultureel erfgoed en het Brussels dialect promoten, een logistiek en infrastructureel instrumentarium ter beschikking stellen :
19 - een kwalitatieve uitleendienst organiseren, - prospecteren naar een overkoepelend erfgoedhuis.
3.2. De musea 3.2.1. Een beleid van subsidiëring met aandacht voor een kwalitatieve werking naar een Nederlandstalig publiek : de kwalitatieve werking voor een Nederlandstalig publiek concretiseren in : - een pedagogisch project met begeleiding inzake publiekswerking, - de aanwerving van een consulent, - de verspreiding van een museumreductiekaart. de musea beter bekend maken in het eigen gewest, in Vlaanderen en Wallonië, de algemene museumwerking verbeteren en de output verhogen, overleggen met de Vlaamse Gemeenschap over de toepasbaarheid van het Vlaams decreet tot erkenning en subsidiëring van musea van 20 december 1996.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 4.1. Het verenigingsleven verruimen naar alle lagen van de bevolking : stimuleren van de maatschappelijke betrokkenheid van de burgers - in het kader van het « decreet op het Lokaal Cultuurbeleid » : overleggen met de gemeenschapscentra, de verbonden en de steunpunten van verenigingen over de concrete lokale aanpak en acties, - dit zal ook element zijn van overleg en samenwerking met de gemeenten, - en met andere VGC-beleidsdomeinen (Welzijn, Sport, Jeugd, Onderwijs), die ook verenigingen ondersteunen en begeleiden samenwerkingsinitiatieven stimuleren, zowel bij de autochtone als allochtone verenigingen, onderzoek naar de inzet van de (nieuwe) vrijwilliger realiseren in overleg met andere VGC-directies en alle betrokkenen. 4.2. De werking voor senioren stimuleren : aandacht voor de toenemende vergrijzing op basis van een geïntegreerde benadering, de overeenkomst met het Seniorencentrum actualiseren,
3.2.2. De werking van het Archief en Museum van het Vlaams Leven te Brussel (AMVB) versterken : een basiserkenning aanvragen op basis van het Vlaamse decreet,
de seniorengids heruitgeven, ondersteunen van verenigingen en projecten.
prospecteren naar een nieuwe infrastructuur, aangepast aan de eisen en noden van de instelling.
4.3. Meer ontplooiingskansen voor zelforganisaties van migranten door het ondersteunen van hun maatschappelijke participatie :
4. Sociaal-cultureel werk
de aanwezigheid van allochtonen en hun verenigingen waarborgen in alle geledingen van het sociaal-cultureel werk: beheer, personeel en programma-aanbod :
« Het sociaal-cultureel werk blijft de plek bij uitstek waarin de vrijwilliger zowel producent, beheerder als consument, doel en middel is. Het sociaal-cultureel werk is van en voor de vrijwilliger, zij het dat dit werk de laatste jaren in toenemende mate professioneel omkaderd werd. Ook in het VGC-beleid is die trend tot professionalisering zichtbaar. Niettegenstaande deze trend is de VGC in haar beleidsvoering steeds zeer veel aandacht blijven besteden aan de plaats, de kracht, de inventiviteit en de energie van de vrijwilliger. We zijn ons bewust van de kwantitatief steeds maar dunner wordende spoeling, toch blijven wij het vrijwilligerswerk, door sommigen vervat in de term « middenveld », belangrijk vinden (42). »
- o.m. door hun verbonden en koepels te responsabiliseren rond het begeleiden en het opzetten van projecten, - een sterke ondersteuning door de dienst SociaalCultureel Werk. samenwerkingsinitiatieven stimuleren, zowel bij de autochtone als allochtone verenigingen, de mogelijkheden van ondersteuning via investerings-, huur- en uitrustingssubsidies onderzoeken.
(42) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 16.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 4.4. De volwassenvorming stimuleren: opvolgen en implementeren van het « ontwerpdecreet betreffende het Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk », opvolgen van de realisatie van de volkshogeschool, aanvullend op de Vlaamse Gemeenschap, de natuur- en milieueducatie positioneren in het vormingsaanbod, een geïntegreerd Brussels' vormingsaanbod verder uitbouwen door : - de realisatie van de brochure vormingsaanbod, - gemeenschappelijke promotie, de samenwerking tussen de actoren educatief aanbod stimuleren. 4.5. Amateurkunsten ondersteunen : de overeenkomst met het VCA actualiseren, - de Brusselwerking van het VCA: maximale ondersteuning van het lokale verenigingsleven, vrijetijdskunst en volkscultuur, - de infrastructuur van het VCA dient meer ter beschikking te staan van de verenigingen, acties naar en met vrijetijdskunstenaars, projecten Brusselse volkscultuur extra ondersteunen. 5. Realiseren van het decreet op het lokaal cultuurbeleid : de gemeentebesturen als hefboom voor een lokaal cultuurbeleid 5.1. Het kader Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap op het Lokaal Cultuurbeleid biedt de VGC een reële hefboom om met de Brusselse gemeentebesturen de dialoog aan te gaan over het voeren van een plaatselijk Nederlandstalig cultuurbeleid. De gemeentelijke cultuurbeleidsplannen die bij de Vlaamse Gemeenschap worden ingediend, maar vooraf voor advies dienen getoetst te worden aan het grootstedelijk cultuurbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zijn het basisinstrument voor de implementatie van het decreet. De Vlaamse Gemeenschapscommissie zal in de implementatie van dit decreet een actieve rol spelen door, samen met de gemeentelijke overheid, aan een gecoördineerd cultuurbeleid te werken. De Vlaamse gemeenteman-
20 datarissen, als vertegenwoordigers van de burgers, zijn in dit perspectief de geprivilegieerde gesprekspartners. In dit cultuurbeleid moeten twee culturele voorzieningen prioritair geïntegreerd worden: het gemeenschapscentrum en de bibliotheek. Beide initiatieven worden door de Vlaamse Gemeenschap en de VGC in elke gemeente mogelijk gemaakt en zijn de instap voor een integraal lokaal cultuurbeleid. De linken met het jeugdwerk (jeugdhuizen, infrastructuur voor de verenigingen,
) en de sportwerking zijn vanzelfsprekend (cf. beleidsbrief sport en het jeugdwerkbeleidsplan). Het is wenselijk dat ook vanuit andere beleidsdomeinen de ontwikkeling van projecten op deze integrale lokale aanpak wordt afgestemd (o.m. projecten in het kader van het Stedenbeleid en onderwijsprojecten,
). In de gemeenten waar de gemeentebesturen niet kunnen of wensen te werken aan een plaatselijk cultuurbeleidsplan zal de Vlaamse Gemeenschapscommissie zelf, in samenspraak met de lokale actoren, een minimumbeleidsplan opstellen waarbij zij als supplementaire overheid optreedt. Dit moet beschouwd worden als een voorlopige situatie in het vooruitzicht dat elke gemeente stapsgewijs op dit aanbod ingaat. Zoals in de situatieschets werd aangegeven, is de manier waarop de Brusselse gemeentebesturen een cultuurbeleid voeren voor hun Nederlandstalige bevolking verschillend. Dit beleid varieert van « onbestaande » over « interessante aanzetten » tot het realiseren van een volwaardig Nederlandstalig cultuurbeleid. Vanaf de jaren '70 werd het lokale Nederlandstalig cultuurbeleid vooral ingevuld door de NCC en haar opvolgster de VGC. Het kader en de middelen voor het lokale cultuurbeleid werden aangebracht door de VGC. Het gemeenschapscentrum gaf er inhoud aan en voerde het uit. De VGC subsidieerde en subsidieert nog steeds het verenigingsleven en ontwikkelt het welzijnswerk, de jeugd- en sportwerking. Negen gemeenten realiseerden een bibliotheekvoorziening. De gemeentelijke subsidiëring van de gemeenschapscentra en het verenigingsleven varieert sterk. Het is een duidelijke doelstelling van de VGC om alle Brusselse gemeentebesturen te laten participeren aan het decreet. Deze doelstelling zal worden gerealiseerd voor 2006: jaar van de nieuwe gemeenteraadsverkiezingen. De VGC zal in de loop van de realisatie van dit beleidsplan een dossier uitwerken dat de mogelijkheden onderzoekt en aangeeft om de Brusselse gemeenten meer te responsabiliseren voor het lokale cultuurbeleid. Er zal onderzocht worden, hoe VGC-bevoegdheden en middelen kunnen overgedragen worden aan de gemeentebesturen. Zo zou men een beleid dichter bij de mensen
21
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
kunnen realiseren. Uiteraard zal tegenover de VGCinbreng een gemeentelijke inbreng moeten staan.
begeleiden van de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinatoren,
Een eerste doelstelling van het VGC-beleid is om, in samenwerking met de Vlaamse schepenen en/of mandatarissen, de instap in het decreet te realiseren. Zoals het decreet voorziet, worden de gemeentelijke cultuurbeleidsplannen afgestemd op het VGC-cultuurbeleidsplan.
het aanreiken van documentatie en informatie,
Dit beleid opent perspectieven voor samenwerking en nieuwe realisaties. Het herdenken en herpositioneren van de relatie « VGCgemeente-gemeenschapscentrum », « De weg naar een nieuwe verhouding tussen deze drie actoren vormt een nieuwe uitdaging en zal verlopen via intense communicatie met en advisering door de vrijwilliger-beheerder en zijn steunpunt (43). » Onder meer de gemeentelijke verankering in het gemeenschapscentrum is een duidelijke optie van VGC-beleid. Voor de uitbouw van de plaatselijke bibliotheekvoorziening heeft de VGC zich een duidelijke doelstelling opgelegd : « Nog deze gemeentelijke legislatuur beogen wij mede door het inzetten van het decreet als hefboom om in alle gemeenten een Nederlandstalige erkende bibliotheekvoorziening te realiseren op initiatief van het gemeentebestuur (44). » Het inschakelen van de lokale bibliotheekvoorzieningen en de gemeenschapscentra in het VGC- en lokale informatie- en communicatiebeleid. Andere belangrijke doelstellingen van het gemeentelijk cultuurbeleid zijn : - het linken van het gemeentelijk beleidsplan met het VGC-beleid inzake jeugd en de sport, - de wenselijkheid dat ook vanuit andere VGCbeleidsdomeinen zoals Onderwijs en Welzijn de ontwikkeling van projecten op deze integrale lokale aanpak wordt afgestemd. Binnen de VGC-directie Cultuur dient de VGC-cultuurbeleidscoördinator de uitvoering van het decreet op het lokale niveau te begeleiden. De verantwoordelijke voor het streekgericht bibliotheekbeleid op het niveau van de HOB staat in voor de begeleiding van de opmaak van het bibliotheekbeleidsplan.
overleg en samenwerking met het Steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid. De optie van het VGC-beleid is dat het gemeentebestuur de hefboom is voor een lokaal cultuurbeleid. De gemeente neemt het initiatief. De VGC heeft een begeleidende en ondersteunende opdracht. Vanuit de lokale realiteit voorziet de VGC ondersteuning op drie niveaus. Gemeenten die aan de voorwaarden van het decreet voldoen. Gemeenten die reële stappen zetten om aan de voorwaarden te voldoen. Gemeenten die niet kunnen of niet wensen in het decreet te stappen. 5.2.1. Gemeenten die aan de voorwaarden van het decreet voldoen. Negen Brusselse gemeenten voldoen aan de voorwaarden en kunnen een subsidieaanvraag indienen om een cultuurbeleidsplan op te stellen. Ondersteunen bij de vorming van het subsidiedossier, de aanwerving van een cultuurbeleidscoördinator en de opmaak van het beleidsplan. Afstemmen (45) van hun beleidsplan op het VGCcultuurbeleidsplan. Dwingende bakens zijn : - de relatie met het gemeenschapscentrum in opmaak en uitvoering van het cultuurbeleidsplan, - de werking van de bibliotheekvoorziening, - de positionering van de gemeenschapsraad van het gemeenschapscentrum in de gemeentelijke adviesraad voor cultuur, - positionering van de cultuurbeleidscoördinator binnen de gemeente en t.o.v. het gemeenschapscentrum.
5.2. De realisatie Dit geheel wordt gerealiseerd via : regelmatig overleg met de Vlaamse schepenen en gemeenteraadsleden als geprivilegieerde partners in de uitvoering van het decreet,
(43) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2000 », p. 19. (44) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 », p. 10. (45) Zie art. 4, § 3 van het decreet op het lokaal cultuurbeleid en art. 5, § 1 van het uitvoeringsbesluit. Zie ook tekst bijlage 3, p. 9-10.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Facultatieve bakens te overleggen per gemeente : - opdrachten aan en projecten in samenwerking met het gemeenschapscentrum, - ondersteunen van het gemeenschapscentrum, - cultuurspreiding binnen gemeentelijke culturele infrastructuur, - ter beschikking stellen van de gemeentelijke infrastructuur, - bepalen van adviesfunctie, - subsidiëring van het lokaal sociaal-cultureel werk, - uitwisseling van informatie via gestructureerde netwerken. Algemeen inhoudelijk toetsingskader : - zie VGC-beleidsbrief Cultuur 2002 en de VGComzendbrief van 24 december 2001
22 5.2.3. Gemeenten die niet kunnen of niet wensen in het decreet te stappen. « In de gemeenten waarvan de gemeentebesturen niet kunnen of wensen te werken aan een plaatselijk cultuurbeleidsplan zal de Vlaamse Gemeenschapscommissie zelf, in samenspraak met de lokale actoren, een minimumbeleidsplan opstellen waarbij zij als supplementaire overheid optreedt. Dit moet beschouwd worden als een overgangssituatie in het vooruitzicht dat elke gemeente stapsgewijs op dit aanbod ingaat (46). » 5.3. Subsidieregeling De VGC zal, in overeenstemming met het decreet op het lokaal cultuurbeleid en in overleg met de betrokkenen, subsidies aan de gemeenten toekennen ter ondersteuning van hun lokaal cultuurbeleid.
Twee gemeenten beschikken over een bibliotheekvoorziening die erkend is binnen het decreet: m.n. een filiaal van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek (HOB). Met hen wordt een overeenkomst gemeente, HOB, VGC afgesloten die volgende elementen bevat :
Bij de toekenning en verdeling van de 300.000 worden volgende elementen in acht genomen :
een overgangsperiode waarin de gemeente jaarlijks een betekenisvolle financiële investering doet, die minimum beantwoordt aan de norm inzake het verwerven van boeken in functie van het lezersbereik,
- gemeenten die aan de voorwaarden van het decreet voldoen, - gemeenten die reële stappen zetten om aan de voorwaarden te voldoen, - gemeenten die niet kunnen of niet wensen in het decreet te stappen.
een plan waarin aangegeven wordt hoe de gemeente een eigen plaatselijke bibliotheekvoorziening zal realiseren, die beantwoordt aan het decreet. 5.2.2. Gemeenten die reële stappen zetten om aan de voorwaarden te voldoen Deze gemeenten beschikken niet over een bibliotheekvoorziening maar doen een reële inspanning om deze voorziening op korte termijn te realiseren. Zij bevinden zich in een overgangssituatie naar een volwaardige participatie aan het lokaal cultuurbeleid. Deze gemeenten stellen alles in het werk om binnen een haalbare termijn over te stappen naar de eerste categorie. Zij worden door de VGC als volgt ondersteund : de oprichting van de bibliotheek wordt begeleid via een stappenplan, zie Beleidsplan Streekgericht Bibliotheekbeleid, via het Investeringsfonds kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie bijdragen in het verwerven of bouwen van een aangepaste infrastructuur, aanbieden van logistieke steun via de VGC-directie Logistiek en Gebouwen.
1. Toepasbaarheid voor de drie in het VGC-Beleidsplan Cultuur (p.30-33) beschreven categorieën :
2. De gemeenten kunnen op basis van hun actieplan (categorie 1 en 2) betoelaagd worden. Voor de gemeenten van categorie 3 wordt een aangepaste regeling met inspraak van de lokale gemeenschap georganiseerd door de VGC. 3. Voor de verdeling wordt per gemeente een percentage van het bevolkingsaantal van de meest recente officiële bevolkingscijfers genomen. Dit percentage wordt bekomen door het door de Vlaamse Gemeenschap toegekende cijfer (300.000 ) te delen door een honderdste van het totale bevolkingscijfer van het Brusselse hoofdstedelijk gewest. De hierboven gestelde beleidsstrategie voor de uitbouw van een lokaal cultuurbeleid, dat aansluit bij het algemeen VGC-cultuurbeleid, zal uiteindelijk moeten leiden naar lokale actieplannen. In uitvoering hiervan zullen beleidsafspraken tussen de Brusselse gemeenten en de VGC worden vastgelegd.
(46) VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 » p. 8.
23 HOOFDSTUK 6 BELEIDSINSTRUMENTEN EN -MIDDELEN 1. Beleidsinstrumenten 1.1. Beleidssturing Het VGC-Cultuurbeleid wordt, op basis van de VGCregeerverklaring, gevoerd door het VGC-College. Het initiatief ligt bij het bevoegde Collegelid voor Cultuur. De VGC-Raad controleert dit beleid, stemt verordeningen en keurt de begroting goed. De directie Cultuur van de VGC-administratie is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en uitvoering. Binnen deze directie fungeren de diensten of medewerkers verantwoordelijk voor volgende deeldomeinen: algemeen cultuurbeleid, kunsten, musea, erfgoed, cultureel toerisme, sociaal-cultureel werk, bibliotheken, gemeenschapscentra en lokaal cultuurbeleid. Naast de kernfuncties als administratie van het College zijn er binnen de directie Cultuur een aantal operationele diensten geïntegreerd die bepaalde deelaspecten van het beleid naar het publiek concretiseren zoals: de cultuurwaardebon, de gemeenschapscentra, de museum- en cultuurconsulent, de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, de jeugddienst, de speelpleindienst en de sportdienst. De VGC-Beleidsbrief « Cultuur-2002 » is het basisdocument voor het huidige beleid en dit beleidsplan. Beleidsbrieven, verordeningen, collegebesluiten en reglementeringen concretiseren de beleidsuitvoering. Daarnaast worden met instellingen zoals het Seniorencentrum, het Vlaams Centrum voor Amateurkunsten en de gemeenschapscentra overeenkomsten afgesloten voor de uitvoering van bepaalde beleidsaspecten. Dit geheel kadert in of sluit aan bij de decreten van de Vlaamse Gemeenschap. 1.2. Advisering De werkgroepen Volksontwikkeling en Kunsten adviseren het beleid (47). Ze worden geïnstalleerd en samengesteld door het Collegelid bevoegd voor Cultuur en zij verlenen advies over alle dossiers die in dat beleidsdomein op de agenda staan. Voor een cultuurbeleid is deze toetssteen van het allergrootste belang. Het is precies op deze plaatsen dat de democratie levendig wordt gehouden en in de praktijk van elke dag zichtbaar wordt. In de beleidsbrief « Cultuur 2002 » (48) wordt een hervorming van de advieswerkgroepen voorgesteld. Zij moe-
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 ten in hun samenstelling en werking het evenwicht houden tussen betrokkenheid en belangenbehartiging in de advisering. De betrokkenheid als gebruiker moet hierbij speciale aandacht krijgen ten voordele van de soms te grote professionele betrokkenheid. De werking van advieswerkgroepen moet zich richten naar het toetsen van te nemen « beleidsbeslissingen aan de beleidsuitspraken ». Zij kunnen het beleid inspireren vanuit de werking op het terrein. De samenstelling moet een spiegel zijn van een relevant staal van de betrokkenen bij het beleid. Speciale aandacht gaat naar de vertegenwoordiging van vrouwen en allochtonen en andere specifieke doelgroepen die de diversiteit van de stad een gezicht geven. Via het inschakelen van nieuwe communicatiemedia, nieuwe en open overlegsystemen, is een reactivering en een inventieve vorm van overleg-, advies- en inspraakprocessen te realiseren. Voor de vrijwilliger in al zijn betekenissen blijft hier een sleutelrol weggelegd. 1.3. De begroting Wij geven een overzicht van de begroting (in miljoen EUR) per beleidsdomein op basis van de cijfers van 2002. Algemeen cultuurbeleid Uitgaven Personeel Werkingskosten Overdrachten Schuld Totaal
1,16 0,55 0,80 0,04 2,55
Inkomsten Overdrachten Diversen Totaal
0,54 0,01 0,55
Kunsten, cultureel erfgoed, musea Uitgaven Werkingskosten Overdrachten Schuld Totaal
0,03 2,49 0,01 2,53
Inkomsten Ontvangsten Totaal
0,14 0,14
(47) Voor de samenstelling zie bijlage 1, p. 27-28. (48) VGC-Beleidsbrief - Cultuur 2002, p. 23-25.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
24 Sociaal-cultureel werk Uitgaven Werkingskosten Overdrachten Totaal
0,01 1,07 1,08
Derde leeftijd Uitgaven
0,45
Lokaal Cultuurbeleid (ontwerpbegroting 2003) Uitgaven Inkomsten
0,30 0,30
1.4. Subsidiëring Op een begroting van 7.142.500 EURO voor hogergenoemde beleidsdomeinen wordt 3.185.000 EURO besteed aan de subsidiëring van het verenigingsleven. De Vlaamse Gemeenschapscommissie dient in het kader van het decreet op het Lokaal Cultuurbeleid aan te tonen dat dit bedrag minstens 240.000 EURO bedraagt, zijnde 0,8 EURO per inwoner op een inwonersaantal van 300.000. Onderstaande tabel toont aan dat dit bedrag ruimschoots wordt overschreden. TABEL : Begroting 2001 en 2002 Subsidies aan particuliere verenigingen en instellingen artikel 510-515-520 subsidies voor kunstverenigingen Kunsten literaire initiatieven centrum beeldverhaal Bronks Cultureel erfgoed AMVLB 530 subsidies voor soc.cult. verenigingen Verbonden Projecten Leefmilieu Instellingen Zelforganisaties Migranten
2001 BEF
2001 Euro
2002 Euro
(51000/332-01) (51001/332-01) (51003/332-02) (51002/332-03) (51007/332-03) (515/332-01) (515/332-03) TUSSENTOTAAL
5.000.000 49.000.000 2.600.000 1.500.000 1.700.000 3.400.000 5.050.000 68.250.000
123.947 1.214.678 64.452 37.184 42.142 84.284 125.186 1.691.873
126.000 1.233.000 64.000 37.000 42.000 86.000 128.000 1.716.000
(530/332-01) (53000/332-01) (53001/332-01) (530/332-02) (53000/332-02) (53001/332-02) (53002/232-02)
4.300.000 16.740.000 1.200.000 88.000 1.400.000 2.300.000 2.550.000
106.594 414.974 29.747 2.181 34.705 57.016 63.213
112.000 415.000 41.000 9.000 25.000 59.000 63.000
25 BRAL ICCM Amateurkunsten VCA 545 subsidies voor Verenigingen Verbonden Projecten Seniorencentrum CNBS
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
(53001/332-03) (53003/332-02) (535/332-02) (535/332-03) TUSSENTOTAAL
4.295.000 1.800.000 1.900.000 4.000.000 40.573.000
106.470 44.621 47.100 99.157 1.005.778
106.000 50.000 41.000 99.000 1.020.000
545/332-01 54500/332-01 54501/332-01 545/332-03 54500/332-03 TUSSENTOTAAL
1.400.000 6.272.000 200.000 9.605.000 180.000 17.657.000
34.705 155.479 4.958 238.102 4.462 437.706
35.000 170.000 2.000 238.000 4.000 449.000
126.480.000
3.135.358
3.185.000
TOTAAL
Het toekennen van subsidies wordt geregeld via reglementen en overeenkomsten. Voor het beleidsdomein sociaal-cultureel werk zullen de subsidiereglementen herzien worden in functie van een vlottere toegankelijkheid en projectwerking. Verder zal de VGC een subsidieregeling uitwerken voor het lokaal cultuurbeleid, gericht op uitzonderlijke en vernieuwende projecten in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke cultuurbeleidsplannen. 1.5. Infrastructuur Op uitnodiging van de Vlaamse Gemeenschap heeft de VGC een investeringsplan 2001-2004 opgemaakt. Hierin worden ook de krijtlijnen vastgelegd van het cultureel infrastructuurbeleid. Hoewel er vanuit deze bevoegdheid prioriteit verleend wordt aan een inhaaloperatie voor sportinfrastructuur blijft er toch nog een belangrijke ruimte voor de realisatie van een aantal culturele infrastructuren, met een afgebakend en beperkt budget. Het infrastructuurbeleid van de VGC betreft zowel de uitbouw en zorg voor het eigen patrimonium als een beleid van investeringssubsidies aan particuliere initiatieven. De renovatie en uitbreiding van de K.V.S. en de realisatie van BRONKS als jeugdtheater werden door het College als topprioriteit ingeschreven. Voor een specifiek cultuurbeleid (met inbegrip van sport, jeugd en speelpleinen) bleef daarnaast een bedrag van 433,3 miljoen BEF of 10,74 miljoen euro beschikbaar over vier werkjaren. Er zijn reeds een aantal kleinere culturele projecten gerealiseerd: Rosas-P.A.R.T.S., Argos, BrukselBinnensteBuiten, Het Regenbooghuis,
. In de « Beleidsverklaring van de VGC » dd. 14 juli 1999 duidde het College de beleidsoriëntaties voor Cultuur aan binnen de budgettaire ruimte :
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
26
verruiming en vereenvoudiging van het systeem van investeringssubsidies voor o.m. jeugdlokalen, kunstenlocaties, sportaccomodatie,
,
formatie van de Administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
voltooien van een met de betrokkenen overlegd programma van renovaties voor o.m. de gemeenschapscentra; de realisatie van het jeugdtheater, een speeldomein e.a.,
HOOFDSTUK 7 AFSPRAKEN OMTRENT IMPLEMENTATIE, EVALUATIE EN BIJSTURING
invoeren van een systeem van geïntegreerde beeldende kunst in eigen en in gesubsidieerde gebouwen. Voor de culturele infrastructuur blijven, binnen de perken van de financiële ruimte, volgende prioriteiten als te realiseren weerhouden : het onderhoud, verbouwing, uitrusting, e.d. van de door de Vlaamse Gemeenschap overgedragen gebouwen (gemeenschapscentra, jeugdhuizen en -centra, bibliotheken, e.a.).op basis van volgende prioriteiten : - afwerken wat in de steigers staat, - determineren van nieuwe projecten via het vervreemden, de afbraak van onbruikbare infrastructuur en via herbestemming, - vastleggen van de prioriteiten voor nieuwe werken binnen de volgende vier jaar, op basis van de financiële mogelijkheden; - vaststellen van een jaarlijks percentage voor onderhoudswerken en van de prioriteiten hierin, op basis van een technisch dossier.
1.6. Personeel Het personeelskader voor de directie Cultuur werd vastgelegd bij collegebesluit nr. 01/059 van 16 februari 2001 houdende wijziging van het collegebesluit nr. 95/360 van 19 oktober 1995 tot vaststelling van de personeels-
Dit beleidsplan werd opgemaakt volgens de regelgeving uitgewerkt in het decreet op het Lokaal Cultuurbeleid, het uitvoeringsbesluit en het ministerieel besluit over de opmaak en structuur van het beleidsplan. In uitvoering van het decreet werd bij collegebesluit een overeenkomst uitgewerkt die het gebruik regelt van de culturele infrastructuur van het gemeenschapscentrum door het gemeentebestuur voor de uitvoering van een Nederlandstalig cultuurbeleid. Het ondersteunen van het lokaal cultuurbeleid op gemeentelijk niveau is een belangrijke opdracht van de VGC. Een stuurgroep Lokaal Cultuurbeleid zal deze opdracht van de VGC-cultuurbeleidscoördinator begeleiden. Dit beleidsplan wordt samen met de beleidsplannen Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, Streekgericht Bibliotheekbeleid en Cultuurcentrum-Brussel ingediend op 1 oktober bij de administratie van de Vlaamse Gemeenschap. Het actieplan 2003 zal opgesteld zijn voor de aanvang van het uitvoeringsjaar en wordt ingediend voor 15 december 2002, samen met de begroting. Het werkingsverslag en financieel verslag 2003 zullen voor 1 mei 2004 ingediend worden. De evaluatie van dit beleidsplan heeft plaats in juni 2004. Het lokaal cultuurbeleid zal geconcretiseerd worden via de concrete lokale cultuurbeleidsplannen van de Brusselse gemeentebesturen. Op basis hiervan zullen ter uitvoering afzonderlijke overeenkomsten worden afgesloten tussen zowel deze gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschap als met de VGC.
27 BIJLAGEN Bijlage 1 Samenstelling van de VGC-advieswerkgroepen Volksontwikkeling en Kunsten Collegebesluit nr. 99/310/16 september 1999 Besluit houdende samenstelling en installatie van de Advieswerkgroep Volksontwikkeling Het Collegelid, Gelet op artikelen 127,128,135,136,163,166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; Gelet op de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de gemeenschappen en gewesten; Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; Gelet op het decreet van 25 juli 1974 tot waarborging van de rechten van de Nederlandstalige ideologische en filosofische strekkingen in Brussel hoofdstad; Gelet op het collegebesluit nr. 92/121 van 10 april 1992 houdende vaststelling van het huishoudelijk reglement voor de advieswerkgroepen Cultuur, Onderwijs, Welzijn en Gezondheid; Overwegende het nut van een werkgroep Volksontwikkeling voor de advisering van het Collegelid in materies van volksontwikkelingswerk, gemeenschapscentra, bibliotheekwerk en zelforganisaties van migranten; BESLUIT Artikel 1 De advieswerkgroep Volksontwikkeling wordt als volgt samengesteld : Als deskundigen : Huib Hinnekint, werkleider bij het Centrum voor andragogisch Onderzoek Anjes Goris, docente aan de Katholieke Sociale Hogeschool Brussel en Parnas Dilbeek, departement Sociale Hogeschool
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Sabine Swartelé, docente bij de Brabantse Volkshogeschool Kris Wouters, secretaris vzw Gemeenschapscentrum Elzenhof Een vertegenwoordiger van de Federatie van Vlaamse erkende culturele centra (FeVecc) Hilde Bloemen, docente aan de Katholieke Sociale Hogeschool Brussel Jon Goubin, wnd. adjunct-directeur Vlaams Centrum voor Volksontwikkeling Voor de gemeenschapscentra : Marina Van Haeren, secretaris-generaal van de Unie Vrijzinnige Verenigingen (UVV) Piet Vandermot, voorzitter Stad en Cultuur Ella Neirinck, beheerder vzw Gemeenschapscentrum De Markten Bert Aerts, beheerder vzw Gemeenschapscentrum Wabo Carla De Jonghe, voorzitter vzw Gemeenschapscentrum Kontakt Ruddy Verbinnen, voorzitter vzw Gemeenschapscentrum De Vaartkapoen Voor de bibliotheken : Linda Teirlinck, bibliothecaris bij de gemeentelijke bibliotheek van Sint-Lambrechts-Woluwe Hildward Van Hemelrijck, bibliothecaris POB Brussel Voor het sociaal-cultureel werk : Claudine De Cuyper, vrijgestelde voor de Kristelijke Arbeidersvrouwen (KAV) Myrianne De Ridder, vrijgestelde voor het Willemsfonds Karolien Beheydt, vrijgestelde voor het Davidsfonds Bernard Desmet, vrijgestelde voor het Masereelfonds Patrick Briké, vrijgestelde voor het Humanistisch Vrijzinnig Vormingswerk (HVV) Ivo Janssens, vrijgestelde voor de Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid (CSC) Philip Lermytte, vrijgestelde voor de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB) Jan Bastyns, Vermeylenfonds Voor de zelforganisaties van migranten : Malika Abbad, directeur van het Intercultureel Centrum voor Migranten (ICCM) Philippe Degelin, vrijgestelde voor de Brusselwerking van het ICCM Een vrijgestelde van de Raad van de Afrikaanse Gemeenschappen in Europa/Vlaanderen (RVDAGE) Een vrijgestelde van de Federatie van Marokkaanse Democratische Organisaties (FMDO) Voor de amateuristische kunstbeoefening : Mark Bultereys, vrijgestelde voor de Brusselwerking bij het Centrum voor Amateurkunsten (CVA) Guy Neyrinck, amateurkunstenaar
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Artikel 2 Ivo Janssens wordt aangesteld als voorzitter van de werkgroep. Als ondervoorzitters worden aangesteld: Piet Vandermot en Sabine Swartelé.
28 Gelet op de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; Gelet op het collegebesluit nr. 92/121 van 10 april 1992 houdende vaststelling van het huishoudelijk reglement van de advieswerkgroepen Cultuur, Onderwijs en Welzijn en Gezondheidszorg; Na beraadslaging,
Het College,
BESLUIT
Jos CHABERT Annemie NEYTS-UYTTEBROECK Robert DELATHOUWER
Collegebesluit nr. 99/354/21 oktober 1999 Besluit houdende samenstelling van de advieswerkgroep Kunsten Het College, Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994; Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; Gelet op de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;
Artikel 1
De advieswerkgroep Kunsten is als volgt samengesteld : mevrouw Erika BOSSEREZ, mevrouw Clara CASTELEYNS, de heer Bart CLAES, de heer Eric CORYN, mevrouw Annie DECLERCK, de heer Wim DE PAUW, de heer Kris DEHONDT, mevrouw Carine FOL, de heer Luk LAMBRECHT, mevrouw Jeannine STENGELE, de heer Klaas TINDEMANS, de heer Joannes VAN HEDDEGEM. Artikel 2
De heer Joannes VAN HEDDEGEM wordt aangesteld als voorzitter van de advieswerkgroep Kunsten. De Collegeleden, Jos CHABERT Annemie NEYTS-UYTTEBROEK Robert DELATHOUWER
29 Bijlage 2 Verslag van de werkgroepen van het het Colloquium van 17 april over de VGC-beleidsbrief « Cultuur-2002 » 1. Werkgroep Algemeen Cultuurbeleid Voorzitter : Ivo Janssens Ingeschreven : An Olaerts, An Steenwinkel, André De Schutter, Bart Doucet, Benedicte Seroen, Bruno Aertsen, Cornelis Marievoet, Caroline Delbaere, Christine Van Der Steene, Wellens, Desire De Sloovere, Edmond Secq, Elke Vermeiren, Fabian Van De Velde, Fransien De Jaegher, Henri Vandenberghe, Hugo Vanden Driessche, Isabelle Delcallone, Isabelle Demeyere, Ivo Peeters, J.P. Mattijs, Jan Lauwerijs, Jan Van Der Auwermeulen, Jari Demeulemeester, JeanLuc Liens, Jef Verhelst, Jitske Verwimp, Jo Ackermans, Jules Imbrechts, Karen Goedhuys, Kirsten Saenen, Lien Verwaeren, Luk Lammens, Luk Verschueren, Marie Caeyens, Mathias Heyvaart, Miek Jonkheere, Miet Mullens, Nike D'heere, Niklaas Vanden Abeele, Pascal Wiliquet, Patrick Van Den Nieuwenhof, Phillipe Verstraeten, Rita Hebbelinckx, Roger Christmann, Ruth Muylle, Sabine Swartelé, Stefan Cornelis, Suzy Bleys, Tom Demette, Vanderstichelen Sven, Wies Jespers, Wim Embrechts.
1.1. Cultuurwaardebon Voorstel cultuurwaardebon in de vorm van een pas of badge voor een aantal jaren. Filtering nodig in de richting van moeilijk bereikbare doelgroepen. Een kwalitatieve omkadering is noodzakelijk. Het Franstalige Art. 27 kan hierbij als voorbeeld fungeren. Het aanbod van de producties die voor de cultuurwaardebon in aanmerking komen, moet verruimd worden (o.a. naar de twee gemeenschappen, jongeren en amateurtheater). Men moet streven naar meer diversiteit en toegankelijkheid. De cultuurwaardebon moet gebruikt kunnen worden door de twee gemeenschappen
1.2. Cultuurspreiding
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 De samenwerkingsverbanden moeten ruimer, zoals in Het Beschrijf. Hierbij zijn vooral de toegankelijkheid en de bereikbaarheid positief. Een ander voorbeeld is de Zinneke Parade waarin een samenhorigheidsgevoel en een positieve beeldvorming gecreëerd wordt. Cultuurspreidingsinitiatieven dienen opgevolgd worden via onderzoek. (Bijvoorbeeld Antwerpen en de Nacht van de Musea) 1.3. (tweetalige?) Cultuurcommunicatie De muur tussen Vlaanderen en Brussel moet gesloopt worden. De communicatie moet verbreed worden naar kwetsbare doelgroepen, o.a. allochtonen. De communicatie moet langs andere middelen en kanalen. (bijvoorbeeld scholen en bibliotheken via Boekenbende) De communicatie mag geen verlengstuk zijn van de politiek. Ze moet weggehaald worden uit de politieke sfeer. Het beleid moet wel keuzes maken. Hierbij zijn autonomie, tweetaligheid en meer creativiteit belangrijk. De toegankelijkheid moet ook bekeken worden vanuit het standpunt van allochtone groepen. TV Brussel en Brussel Deze Week hebben daarin een belangrijke rol te vervullen. Het Nederlands voorbeeld is inspirerend, maar duur. Aangezien TV Brussel hoge kijkcijfers heeft, kunnen reclame en / of commercieel denken een oplossing bieden. 1.4. Verbreden Verbreden kan via kunsteducatie, wijkfeesten en interculturele werking. Men moet pogen voor Brussel één globaal educatief instrumentarium uit te bouwen. Momenteel hebben enkel de grote instellingen een educatieve dienst. Bovendien is o. a. Bronks genoodzaakt deze te schrappen wegens te duur. De educatie mag niet te schools zijn. Een creatieve aanpak en prikkelende lokkers zijn belangrijk. Het doel van kunsteducatie is « mensen zoveel mogelijk kansen geven op alle mogelijke manieren. » Hierbij is een goede communicatie en een bijhorend budget belangrijk. - Kunsteducatie moet openstaan voor jeugdhuizen.
Opmerking: participatie richt zich op iets wat men deelt.
1.5. Intercultureel
Vooral grote evenementen realiseren een positieve cultuurspreiding.
De interculturele drempel is voornamelijk Franstalig: hoe deze benaderen ?
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
30
Nederlandstalige scholen kunnen een Nederlandstalig aanbod formuleren aan allochtone kinderen in hun vrijetijd.
2.2. Kunsteducatie
2. Werkgroep Kunsten
Moeten er niet dringend meer middelen naar de combinatie kunst educatie (kunstonderwijs, educatieve werking kunstinstellingen,
) ?
Voorzitter : Johan Vanheddegem Ingeschreven : André P. Van Ham, Bart Claes, Bianca Debaets, Carine Fol, Catherine Legaey, Etienne Wynants, Filip Luyckx, Geert Steendam, Guido Minne, Hugo Weckx Jan Goosens, Jeanine Stengele, Leen Driesen, Luc Legrand, Luk Lambrecht, Marc Rooman, Mariane Cosserat, Martine Loos, Paul Corthouts, Raymond Doms, Renchon Celine, Trudo Engels, Walter Verdin, Willem De Greef, Zahava Seewald. 2.1. Professionele Kunsten vs. Amateurskunsten Alle tussenschotten tussen de twee sectoren weghalen, is moeilijk: zelfs binnen de kunstensector is het al moeilijk om algemeen geldende uitspraken te doen (wegens elementen van discipline, elitair vs. populair,
) Het gros van de aanwezigen is het eens dat publieksbereik niet het enige criterium mag zijn voor subsidietoekenningen. Publieksbereik en kwaliteit hebben in se niets met elkaar te maken. Een aantal vertegenwoordigers van grote cultuurhuizen stellen dat kunst in haar geheel een groot publiek moet bereiken. Zij stellen voor dit te bewerkstelligen door scherp, maar gedifferentieerd te programmeren, zodat heel veel (kleine) deelpublieken samen een groot publiek maken. Vraag : moeten mensen verplicht worden naar kunst te gaan kijken ? Antwoord: neen, maar de drempels die ervaren worden door mensen willen participeren, moeten opgeheven worden. Misverstand: Amateurkunst wil per definitie iedereen/ een zo groot mogelijk publiek bereiken. Onderscheid tussen professionele en amateuristische kunsten is er vooral een van beschikbare middelen. Amateurs worden verondersteld hun plan te trekken, professionele maken vaak duurdere voorstellingen. VGC-budget is niet groot genoeg om en de professionele en de amateur-kunstenaar behoorlijk te ondersteunen: er moeten dus keuzes gemaakt worden. Deze keuzes staan niet expliciet genoeg in de beleidsbrief.
Het is algemeen bekend dat voornamelijk « beter opgeleiden » « hoge kunst » consumeren. Om kunst te kunnen appreciëren, is een zekere achtergrond nodig.
Het idee om met de grote(re) Brusselse cultuurhuizen een gezamenlijke educatieve werking op te zetten, wordt geopperd. Misschien kan zo'n gemeenschappelijk instrument scholen aantrekken om een culturele uitstap naar Brussel te maken, of alleszins het aanbod op een gestroomlijnde manier bekend te maken. Ondersteuning van het kunstonderwijs is noodzakelijk: het zorgt voor een continue toestroom van jonge kunstenaars in de stad. De brug naar de VGC - directie Onderwijs moet gemaakt worden. 2.3. Overleg Artistieke sector - VGC De kunstensector wil graag meer contact en overleg met het beleid en de VGC. Er wordt binnen de sector gewerkt aan een representatief orgaan dat deze functie zal opnemen. 3. Werkgroep Musea en Erfgoed Voorzitster : Patricia Quintens Ingeschreven : Bart Haers, Carlo Jengember, Catherine Dardenne, Chris Ribbens, Christophe Thierry, Conny Vennekens, Danny Coninx, Dora De Haeck, Eva Vervonck, Guido Van Boven, Henk van Hellem, Hugo Lettens, Ignace De Keyzer, Ilka De Jonge, Isabel Lowyck, Jack Mener, Jean-Pol Van Steenberghe, Jos Vandenbreeden, Leen Ochelen, Patty van Brabant, René van Rossem, Stefaan Guillams. 3.1. Algemene Bedenkingen De werkgroep was het erover eens dat dit een lovenswaardig initiatief is. De tijd om vragen te stellen, was echter te kort. De werkgroep dringt dan ook aan op een vervolgtraject, zodat de discussie grondiger gevoerd kan worden. Het is belangrijk dat er snel een werkgroep rond de erfgoedconvenant opgericht wordt. Eerst misschien een kleine denktank, die de erfgoedsector te Brussel weerspiegelt, om pistes uit te tekenen. Hoewel musea en cultureel erfgoed een plaats krijgen in de beleidsbrief, stelde de werkgroep vast dat dit onderdeel in de tekst en tijdens de discussie stiefmoe-
31 derlijk behandeld werd. Het panel was samengesteld uit mensen die weinig voeling hadden met deze sector. 3.2. Erfgoedconvenant Een duidelijkere omschrijving van het begrip « cultureel erfgoed » is noodzakelijk. Cultureel erfgoed is een dynamisch verzamelbegrip. Het bevat al het waardevolle dat wij overgeleverd krijgen van onze voorgangers, maar ook de vaste waarden die wij aan deze en volgende generaties doorgeven zoals monumenten, objecten, verhalen, documenten, traditie, enz. Belangrijk is de geïntegreerde visie op onroerend, roerend en immaterieel erfgoed. Met de leefomgeving en de belevingswereld van Brusselaars als uitgangspunt, is het meer dan nodig dat een erfgoedconvenant afgesloten wordt. Wie ? Wat ? Hoe ? Deze vragen dienen uitgeklaard te worden in een op te richten werkgroep. (cf. denktank) In de verdere uitwerking van dit concept kan en moet het Archief en Museum van het Vlaams leven te Brussel een sleutelrol spelen. De oprichting van een erfgoedhuis is de logische consequentie van de oprichting van een erfgoedconvenant.
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Van Cauwenberghe, Hubert Van Oudenhove, Hugo Mosselmans, Jean Engelen, Kathleen De Roock, Katrien Debeukelaere, Kristel Peeters, Leen Troost, Liliane Wagemans, Lydia De Witte, Lydia Van Rompay, Marc Dubois, Marie-Anne Delanotte, Marine Van Haeren, Mike Barlow, Paul Delva, Paul Vogelaerts, Peter gonissen, Philippe Degelin, Piet Ools, Piet Vandermot, Ria Vanden Driessche, Rik Fobelets, Rob Theys, Roger De Cleen, Sandra Swarts, Vanderplas, Veerle Wouters. 4.1. Decreet lokaal cultuurbeleid implementeren Implementeren van gemeentelijk cultuurbeleid is in de eerste plaats een taak van de gemeenten, maar de gemeenschapscentra zijn een prioritaire partner. Positief aan dit decreet : geeft kansen aan nieuwe samenwerkingsvormen geeft nieuwe impulsen. 4.2. VGC-gemeente-gemeenschapscentrum samenbrengen + meewerken aan opmaak lokaal cultuurbeleidsplan Gemeenschapscentra kunnen de brug vormen tussen VGC en gemeente.
3.3. Musea
Er wordt gewezen op de belangrijke rol van de cultuurbeleidscoördinatoren in het samenspel VGCgemeente en gemeenschapscentrum (kansen op nieuwe aanpak vanuit de gemeente).
Opnieuw stelt het probleem van definiëring zich. Moet de definitie van de International Counsel Of Museums (ICOM) gebruikt worden of moeten we een ruimere definitie hanteren ?
Op gemeenschapscentra wordt méér en méér een beroep gedaan als « lokaal aanspreekpunt ». Het is belangrijk erover te waken dat gemeenschapscentra niet overbevraagd worden.
Het museumconsulentschap is een voltijdse functie. Het takenpakket is te omvangrijk om dit aan een ambtenaar toe te vertrouwen die enkel waarnemend museumconsulent is. Gevraagd wordt dat de functie van « museumconsulent » erkend wordt door de beleidsmakers. Op lange termijn kan deze functie evolueren naar een « erfgoedconsulent ». Tot slot werd de vraag gesteld naar meer duidelijkheid over de subsidies die voorzien zijn door de VGC voor de sectoren erfgoed en musea. 4. Werkgroep Gemeenschapscentra Voorzitter : Johan Serkeyn Ingeschreven : Ann Dhondt, Anne Tissen, Bart Vanderstraeten, Bea Jacquemin, Bernadette Vriamont, Bert Aerts, Bert Bijloos, Cabo, Elisabeth Rodriguez, Gaston Michaux, Gudrun Willems, Guy Cox, Hilde
4.3. Het basisprogramma van de 22 centra vertalen in een strategisch plan Men wijst op het belang van een « gemeenschappelijk basisprogramma » voor de 22 (waar Elias het over heeft, gaat over de « kers op de taart »). Een gemeenschappelijk basisprogramma betekent geen « eenheidsworst », omdat dit programma « lokaal wordt ingekleurd » In de toekomst zal meer belang moeten gehecht worden aan de « communicatie over het model van de gemeenschapscentra », aan de « beeldvorming van de 22 ». Die is te weinig gekend en niet alleen het gemeenschappelijk basisprogramma, maar ook de diversiteit moet zichtbaar gemaakt worden. Vraag wordt gesteld of er in deze beleidsbrief nog ruimte is voor een profielwerking ?
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Bij het vastleggen van een basisprogramma moet ook het basisvoorwaardenscheppend kader bepaald worden. 4.4. De onthaal- en informatieve functie van de centra en de ondersteuning van het plaatselijk gemeenschapsleven uitbouwen gemeenschappelijke informatieprojecten via het lokaal tijdschrift promoten Gemeenschappelijke projecten promoten: wat bedoelt men hiermee ? Hoofdstedelijke katern in de maandbladen: wie gaat dat betalen ? Is « Brussel, deze week » hier geen beter kanaal voor ? Pleidooi voor meer middelen (voor de centra) om van de maandbladen « lokale gazetten » te maken. 4.5. Een gezamenlijk en werkbaar adressenbestand opstellen Is een « oud » probleem waar te weinig in gebeurt. 4.6. Ontbrekende prioritaire actie : Aanwezigheid allochtonen in beheer, personeel en in werking van de centra. Iemand benadrukt de blijvende nood aan categoriale werking; een gemeenschapscentrum kan niet alle noden invullen. 4.7. Enkele vragen : Waar blijft de jeugd ? Linken met jeugdwerkbeleidsplan ? Linken met sport ? Linken naar cultuureducatie ? 5. Werkgroep Bibliotheken Voorzitter : Willy Vanderpijpen Ingeschreven : Cécile Van Humbeeck (HOB), Christiane Smet (OB Evere), Elly Van Acoleyen (VCOB), Erika Gebruers (HOB), Geert Lievens (OB Anderlecht), Hilde Vlyminck (VGC), Hildward Van hemelrijck (OBBrussel), Hugo De Vreese (OB Sint-Agatha-Berchem), Ingrid van de Kelder (SOB Vlaamse Blindenbibliotheek), Krista Donckers (GC De Kriekelaar), Linda Teirlinck (OB Sint-Pieters-Woluwe), Marc MombersSchepers (OB-Jette), Monique Cabo (Bibliotheekwerk
32 Koekelberg), Nadine Christiaens (OB-Schaarbeek), Hugo Weckx (HOB), Jan Abbeloos (kabinet Delathouwer), Pierre Van Holsbeeck (Affligem), Dora De Haeck (HOB), Leen Lekens (HOB), Bea Jacquemyn (HOB) 5.1. Cultuur is van en voor iedereen Deze prioriteit valt niet te verzoenen met de vaststelling van het werkgebied van een gemeentelijke openbare bibliotheek op 30 %. Anderzijds wordt gesteld dat een Brusselse gemeente in vergelijking met Vlaanderen bibliotheken dient uit te bouwen op basis van 130 % van het inwonersaantal (Franstalige en Nederlandstalige OB). 5.2. De VGC bouwt mee aan het cultureel imago van Brussel De toepassing van het decreet door de gemeenten is in Brussel niet afdwingbaar. De optie om via de HOB filialen uit te bouwen in gemeenten die zelf geen OB organiseren, kan contraproductief zijn. Het mag hoogstens een tijdelijke maatregel zijn en de gemeente dient deze vorm van lokale dienstverlening mede te financieren. Er wordt eveneens aangedrongen op een blijvende ondersteuning door de VGC van de reeds erkende openbare bibliotheken in Brussel. 5.3. Informatie als basis voor culturele participatie en ontvoogding De informatieve opdracht van bibliotheken is vastgelegd bij decreet. De bibliotheeksector vreest voor chaos op dit vlak (bv. informatieve opdracht GC, communicatiecentrum etc.) Er is nood aan een goede coördinatie. Communicatie en informatie moeten als één geheel gezien worden. Technologisch gezien zijn beide elementen onlosmakelijk met elkaar verbonden. 5.4. Een plaats voor de nieuwe vrijwilliger Deze prioriteit is sterk gerelateerd aan de prioriteit « betrokkenheid vraagt inspraak ». Wat de inschakeling van vrijwilligers in het openbare bibliotheekwerk betreft, wordt opgemerkt dat dit niet ter vervanging mag zijn van de professionele krachten. 5.5. Levenskwaliteit verhogen via levenslang leren Er wordt gewezen op de belangrijke logistieke rol die bibliotheken ter zake kunnen vervullen. Bibliotheken dienen over de nodige middelen te beschikken, om zich uit te bouwen tot « open leercentra ».
33 5.6. Strategische planning Wat de strategische planning betreft, wordt vastgesteld dat samenwerkingsverbanden tussen de diverse actoren (bibliotheken, gemeenschapscentra, onderwijsinstellingen
) een basisvoorwaarde zijn om te overleven in de informatiesamenleving. 6. Werkgroep Sociaal-Cultureel werk Voorzitster : Claudine De Cuyper Ingeschreven : Abdelkhallak Chrayah, Anne-Lize Kochuyt, Anne-Mie Huatekeeete, Bosch, Bruno De Lille, Desmet, Griet Bonne, Gunter Claes, Guy De Groote, Hugo Van De Hauwe, Ilse Thyssen, Juan Carlos Salazar, Karen Hillen, Kathleen Vanlerberghe, Katrien Dobbeleer, Kris Desmet, Lionel Missant, Luc Deneys Marcel Demunnynck, Margot Cloet, Marianne De Ridder, Marieke Dobbelaer, Marijn Gunst, Myriam Stoffen, Nora De Kempeneer, Norbert Guns, Patrick Briké, Patrick Rentmeesters, Sarah Avci, Sylvain Labeke 6.1. Bedenkingen in verband met het algemeen kader Men voelt de noodzaak van een specifieke communicatie naar kansarme doelgroepen; misschien kan dit via het systeem van « peterschap », naar het voorbeeld van het model bij de Franse Gemeenschap, article 27 genoemd; tegelijk wordt ook de vraag gesteld naar het taalgebruik bij communicatie met deze groepen die het Nederlands niet altijd even goed beheersen. Niet alleen levenslang leren is noodzakelijk, maar ook levensbreed, en dit op alle terreinen. Men vraagt zich af of het werken via de gemeente altijd zo'n goed idee is. Is het werken vanuit de VGC met
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 haar overkoepelende grootstedelijke visie geen beter vertrekpunt ? Meer eigen infrastructuur voor de zelforganisaties. Deze worden vandaag te vaak gedwongen tot het gebruik van ruimten van privé-organisaties met alle gevolgen voor de openheid, de onafhankelijkheid en het pluralisme van de zelforganisaties. Cultuur is VAN iedereen, kunst is VOOR iedereen. 6.2. Bedenkingen bij het luik sociaal-cultureel werk In de beleidsvoorbereiding moeten meer dwarsverbindingen gelegd worden met de sectoren welzijn, jeugd en senioren. Ook de know-how van de vrijwilliger mag men niet vergeten. De rol van de gemeente: de introductie van de gemeente in het lokaal cultureel werk kan, enkel indien voldoende garanties geboden worden voor onafhankelijkheid Ondersteuning sociaal-cultureel werk: eerste vereiste is en blijft een serieuze structurele ondersteuning, ondersteunen van projecten kan steeds slechts aanvullend zijn. Hoe wordt rekening gehouden met het taalgebruik wanneer er activiteiten met anderstalige partners georganiseerd worden. Hoe staat het begrip stadscultuur tegenover het begrip volkscultuur ? Interculturaliteit moet op alle niveaus nagestreefd worden. Is het niet beter te werken met lage instapdrempels, zodat elke georganiseerd minderheid gemakkelijk in het systeem kan instappen ?
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Bijlage 3 Bakens van afstemming van de gemeentelijke beleidsplannen Cultuur op het VGC-beleidsplan Cultuur 1. Uitvoeringsbesluit Art. 5. § 1. Gemeenten in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad dienen hun cultuurbeleidsplan voor advies in bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Uit dit advies moet blijken dat het cultuurbeleidsplan is afgestemd op dat van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. 2. De VGC-beleidsbrief Cultuur 2002 Hou rekening met de 10 prioriteiten van de Beleidsbrief. Hou in het bijzonder rekening met hoofdstuk 3 : de gemeentebesturen als hefboom voor een lokaal Cultuurbeleid : een bibliotheekvoorziening en één gemeenschapscentrum. 3. Bakens waaraan de afstemming op het VGC-Cultuurbeleidsplan zal worden getoetst 3.1. Dwingende bakens relatie met het gemeenschapscentrum in opmaak en uitvoering van het cultuurbeleidsplan de werking of realisatie van Plaatselijke Openbare Bibliotheekvoorziening cfr afzonderlijk plan de positionering van de gemeenschapsraad in de gemeentelijke adviesraad voor cultuur positionering van de cultuurbeleidscoördinator binnen de gemeente en t.o. gemeenschapscentrum. 3.2. Facultatieve bakens te overleggen per gemeente opdrachten en projecten aan het gemeenschapscentrum ondersteuning van het gemeenschapscentrum VGC/ gemeente cultuurspreiding binnen gemeentelijke culturele infrastructuur ter beschikking stellen van de gemeentelijke infrastructuur bepalen van adviesfunctie
34 oprichting van een bibliotheek subsidiëring van lokaal sociaal-cultureel werk VGC/ gemeente uitwisseling van informatie via gestructureerde netwerken 3.3. Algemene inhoudelijk toetsingskader (zie VGCbeleidsbrief cultuur 2002) algemeen cultuurbeleid ° participatie: gebruik cultuurwaardebon / cultuurcommunicatie / cultuurspreiding / schoolprogrammatie ° cultuurcommunicatie: samenwerking netwerken / uitwisseling van agenda's ° interculturaliteit : wijkfeesten / taalinitiatieven ° open stellen van gemeentelijke infrastructuur artistiek beleid ° ondersteuning van artistieke instellingen en initiatieven in verschillende disciplines ° artistieke programmatie ° gehanteerde kwaliteitsnorm ° publieksgerichte aanpak museumbeleid ° medewerking aan initiatieven ° taalinitiatieven bij promotie en onthaal ° ontsluiting naar Nederlandstalig netwerk van eigen erfgoed cultureel toerisme ° samenwerking ° promotie en onthaal sociaal cultureel werk ° bibliotheek werk: cfr hoger ° gemeenschapscentra: cfr hoger ° verenigingsverband: ondersteuning / betrokkenheid / samenwerking / logistieke ondersteuning ° vormingswerk : promotie / samenwerking ° samenwerking en ondersteuning van lokale sociaalculturele projecten ° amateurkunsten relatie met ° jeugdwerk ° sociaal impulsfonds ° samenlevingsbeleid.
35 Bijlage 4 Advies van 9 september van de VGC-advieswerkgroepen Volksontwikkeling en Kunsten Dit advies betreft de VGC-beleidsplannen 2003-2005 Cultuur, Cultuurcentrum Brussel, Streekgericht Bibliotheekbeleid en Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek. Het werd als afzonderlijke bijlage toegevoegd.
Gezien om gevoegd te worden bij het collegebesluit nr. 02/382 van 26 september 2002 houdende het indienen van het VGC-beleidsplan Cultuur 2003-2005, bij de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. De Collegeleden, Jos CHABERT Guy VANHENGEL Robert DELATHOUWER
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1 Bijlage bij de VGC-Beleidsplannen 2003-2005 ADVIES van de VGC-advieswerkgroepen Kunsten en Volksontwikkeling inzake de VGC-beleidsplannen 2003-2005 Cultuur, Cultuurcentrum Brussel, Streekgericht Bibliotheekbeleid en Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek De VGC-advieswerkgroepen Kunsten en Volksontwikkeling, in vergadering op maandag 9 september 2002, hebben de VGC-beleidsplannen 2003-2005 Cultuur, Cultuurcentrum Brussel, Streekgericht Bibliotheekbeleid en Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek besproken, teneinde hierover een advies uit te brengen aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De advieswerkgroepen doen volgende aanbevelingen. Met betrekking tot het beleidsplan Cultuur : binnen het cultuurbeleidsplan krijgen de Kunsten geen specifieke plaats toebedeeld : de relatie cultuur-kunst wordt onvoldoende uitgewerkt, de nationale en internationale positie van de kunsten in Brussel wordt te weinig benadrukt, de Cultuurwaardebon krijgt een te exclusieve plaats toebedeeld binnen het hoofdstuk cultuurparticipatie: ook andere middelen tot verhoging van cultuurparticipatie moeten uitgewerkt worden, enkele aandachtspunten dienen transversaal in alle algemene en concrete doelstellingen geïntegreerd te worden: cultuureducatie, samenspraak en overleg met andere Brusselse overheden en gemeenschappen (in hoofdzaak Franstalige gemeenschap), interculturaliteit in alle domeinen en op alle niveau's over de rol van de advieswerkgroepen moet verder nagedacht worden: moeten de werkgroepen enkel advies verstrekken over individuele dossiers, of ook over het cultuurbeleid in het algemeen ? De werkgroepen moeten meer samenwerken en vaker informatie en meningen uitwisselen, zowel over individuele dossiers als over beleidszaken. Hiertoe moeten methodes ontwikkeld worden de internationale functie van Brussel (o.a. hoofdstad van Europa) komt te weinig aan bod in het Cultuurbeleidsplan een beleid dat aan de specifiek Brusselse situatie beantwoordt moet ontwikkeld worden inzake : - erfgoed (enkel Vlaams-Brussels erfgoed ? Wat met de andere in Brussel aanwezige gemeenschappen)
36 - musea (enkel musea met Vlaams-Brusselse relevantie ? Wat met de andere in Brussel aanwezige gemeenschappen ?) - zelforganisaties (enkel Vlaams ?) Met betrekking tot het beleidsplan Cultuurcentrum Brussel : de ondersteuning van de Nederlandstalige bevolking en haar initiatieven als een vanzelfsprekendheid moet meer in de verf gezet worden, de rol van de vrijwilligers dient explicieter uitgewerkt : begeleiding, ondersteuning en opleiding blijven aan de orde. De « vrijwilliger-bestuurder » moet tevens gepositioneerd worden binnen « het gestuurd netwerk », het « procesmatige karakter » van het opbouwen van een relatie met de gemeente moet aangegeven worden, niet alleen de rol van het gemeenschapscentrum t.o.v. de realisatie van een plaatselijke bibliotheekvoorziening dient vermeld in de conclusies maar ook de samenwerking met de bestaande bibliotheekvoorziening, meer aandacht voor « interculturaliteit » vraagt een sterkere professionele omkadering van de gemeenschapscentra, binnen de algemene doelstelling « gemeenschapsvorming » blijft belangenbehartiging een belangrijk aandachtspunt, het verzelfstandigen van initiatieven naar andere sectoren moet vanuit de plaatselijke situatie benaderd te worden, de herschikking van de regio's dient in overleg met de gemeenschapscentra te gebeuren, voor personeelsleden in eigen beheer kan het VGCbeleid niet verantwoordelijk gesteld worden. Met betrekking tot het beleidsplan Streekgericht Bibliotheekbeleid en de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek : de advieswerkgroepen onderschrijven het advies van de Adviesraad Streekgericht Bibliotheekbeleid. Zij doen volgende aanbevelingen: de hoge kwaliteit van de HOB-werking dient bewaakt en verder uitgediept, de samenwerking van de HOB met de POB's bewaren met respect voor de eigenheid van de specifieke werking en aanpak.
37 De advieswerkgroepen brengen een gunstig advies uit over de VGC-beleidsplannen 2003-2005. Brussel, 9 september 2002. Joannes Van Heddegem, Voorzitter advieswerkgroep Kunsten Ivo Janssens, Voorzitter van de advieswerkgroep Volksontwikkeling Gezien om gevoegd te worden bij het collegebesluit nr. 02/382 van 26 september 2002 houdende het indienen van het VGC-beleidsplan Cultuur 2003-2005, bij de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid. De Collegeleden, Jos CHABERT Guy VANHENGEL Robert DELATHOUWER
STUK 247 (2001-2002) Nr. 1
1002/0538 I.P.M. COLOR PRINTING ( 02/218.68.00