VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016
Nr. 13
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 3 juni 2016 Ochtendvergadering
INHOUD
BERICHTEN VAN VERHINDERING .......................................................................................... 3 WIJZIGING IN DE SAMENSTELLING VAN DE RAAD ............................................................... 3 WIJZIGINGEN IN DE SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES ................................................3 REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN .................................................................................4 INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) .......................................................................................... 4 van de heer Johan Van den Driessche tot de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, betreffende het taalgebruik in het Bruzz Magazine “Uit in Brussel” Sprekers: Johan Van den Driessche – Stefan Cornelis – Annemie Maes – Brigitte Grouwels – Pascal Smet, collegelid
2 VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art.60) ................................................................................ 10 van mevrouw Cieltje Van Achter aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid met betrekking tot het project ‘Mixity’ Sprekers: Cieltje Van Achter – Pascal Smet, collegelid van de heer Paul Delva aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Stedelijk beleid, over (culturele) samenwerking tussen de gemeenschapscommissies Sprekers: Paul Delva – René Coppens – Pascal Smet, collegelid ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61) ..............................................................................17 van mevrouw Hannelore Goeman aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de hervorming van de kinderbijslag in Vlaanderen en de gevolgen hiervan op de Brusselse schoolgaande kinderen ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art. 61, 5c) ........................................................................19 - Actualiteitsvraag van mevrouw Liesbet Dhaene aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende de uitspraken van Vlaams minister Sven Gatz - Actualiteitsvraag van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, omtrent het opdoeken van de Vlaams-Brusselse zorgsector en de oprichting van een ambtelijke commissie - Actualiteitsvraag van de heer Johan Van den Driessche, aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende de communicatie van de Vlaamse Minister voor Brussel inzake het permanent maken van de taskforce Brussel in een ambtelijke commissie Sprekers: Liesbet Dhaene – Dominiek Lootens-Stael – Johan Van den Driessche – Annemie Maes – Paul Delva – Bianca Debaets, collegelid – Guy Vanhengel, collegevoorzitter ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 61) ............................................................................ 28 van mevrouw Annemie Maes aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het toesturen van het VGC-jaarverslag aan alle Nederlandstalige Brusselaars
BIJLAGEN ........................................................................................................................... 31 TREFWOORDENREGISTER .................................................................................................. 32
3
13de vergadering Vergadering van vrijdag 3 juni 2016 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9.37 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe ___________________________________________________________________________
BERICHTEN VAN VERHINDERING De voorzitter: Mevrouw Khadija Zamouri en de heer Jef Van Damme zijn voor deze plenaire vergadering omwille van persoonlijke redenen verontschuldigd.
WIJZIGING IN DE SAMENSTELLING VAN DE RAAD De voorzitter: Bij brief van 30 mei 2016 deelt de heer Charles Picqué, voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, mee dat het Brussels Hoofdstedelijk Parlement tijdens zijn plenaire vergadering van vrijdag 27 mei 2016, overgegaan is tot de installatie van mevrouw Hannelore Goeman als lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ter vervanging van mevrouw Elke Roex, ontslagnemend. Naar aanleiding van het ontslag van mevrouw Elke Roex op 23 mei 2016 wordt de heer Jef Van Damme vast lid van de assemblee. Mevrouw Hannelore Goeman is de eerste opvolger op de sp.a-lijst, ter vervanging van de heer Pascal Smet. De sp.a-fractie is vanaf 27 mei 2016 als volgt samengesteld: de heer Fouad Ahidar, mevrouw Hannelore Goeman en de heer Jef Van Damme. Bij brief van 27 mei 2016 deelt de sp.a-fractie mee dat mevrouw Hannelore Goeman met ingang van 27 mei 2016 fractievoorzitter is voor sp.a.
WIJZIGINGEN IN DE SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES De voorzitter: Bij brief van 27 mei 2016 deelt de sp.a-fractie de namen van haar vertegenwoordigers in de commissies mee. Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media Vast lid: mevrouw Hannelore Goeman Plaatsvervanger: de heer Jef Van Damme Commissie voor het Reglement De heer Fouad Ahidar, mevrouw Hannelore Goeman en de heer Jef Van Damme. Samenwerkingscommissie De heer Fouad Ahidar, mevrouw Hannelore Goeman en de heer Jef Van Damme.
4 Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport Vast lid: de heer Jef Van Damme Plaatsvervanger: de heer Fouad Ahidar Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin Vast lid: mevrouw Hannelore Goeman Plaatsvervanger: de heer Fouad Ahidar Commissie voor Onderwijs en Vorming Vast lid: de heer Fouad Ahidar Plaatsvervanger: de heer Jef Van Damme
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter: De eerder geagendeerde vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende studieplaatsen in Brussel, wordt op verzoek van de vraagsteller omgezet in een schriftelijke vraag.
INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) Het taalgebruik in het Bruzz Magazine “Uit in Brussel” De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Het magazine Bruzz "Uit in Brussel" bevat een hele reeks eentalige artikels. Deze artikels zijn in het Nederlands, in het Frans en in het Engels. Uiteraard is hier niets mis mee. Integendeel. Ik ben echter wel de verhouding tussen de verschillende talen eens nagegaan. Hiervoor baseerde ik me op 2 nummers namelijk het nummer van begin mei 2016 en het nummer van eind mei 2016. Voor mijn onderzoek beperkte ik me wel tot de eentalige artikels. De drietalige artikels weerhield ik niet. Wat stelde ik vast? In het nummer van begin mei staan er 7,5 bladzijden in het Nederlands, 11,5 in het Frans en 11,5 in het Engels. Het Nederlands komt in dit nummer dus het minst aan bod. Voor het nummer van eind mei bekomt men een soortgelijk resultaat. Zo bevat dit nummer 7 bladzijden in het Nederlands, 8 bladzijden in het Frans en 10 in het Engels. Voor de grote artikels die minstens één bladzijde beslaan en die bijgevolg automatisch ook meer uitstraling hebben, stel ik vast dat het eerste nummer van mei in totaal 6 Nederlandstalige, 10 Franstalige en 9 Engelstalige bladzijden bevat. In het laatste nummer van mei vindt men 4 bladzijden in het Nederlands, 7 bladzijden in het Frans en 8 bladzijden in het Engels. Zonder meteen te hard van stapel te willen lopen - ik heb me ten slotte beperkt tot 2 nummers - lijkt hier toch wel een bepaalde tendens waarneembaar. Niet alleen bevat elk nummer steeds meer artikels in het Frans en in het Engels dan in het Nederlands, maar bovendien wordt het Nederlands ook in de grote artikels substantieel ondervertegenwoordigd. Verder kan men vaststellen dat er bij de artikels die enkel in het Frans of het Engels zijn opgesteld geen
5 Nederlandstalige samenvatting is gevoegd. Ik vind dit eigenlijk onrustbarend. Het kan toch immers niet de bedoeling zijn dat de Vlamingen en de andere Nederlandstaligen hier in Brussel aangewezen zijn op een andere taal om communicatie te begrijpen die door de Vlaamse Gemeenschap en de VGC wordt betaald. Heeft collegelid Pascal Smet het taalgebruik in Bruzz "Uit in Brussel" al geanalyseerd? Zo ja, tot welke conclusies komt hij hieromtrent? Volgt hij de tendens die ik mijn kleine steekproef vaststel? Als collegelid Smet deze tendens van de ondervertegenwoordiging ook vaststelt, vindt hij dit dan ook niet buiten elke proportie en onaanvaardbaar? Welke stappen zal hij desgevallend nemen om dit beleid bij te sturen? De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Evenwicht moet er zijn. Ik ga er wel van uit dat het kabinet of een medewerker van het kabinet een representatief staal van de publicatie onderzocht zal hebben om tot een conclusie te komen, of zijn apothekersweegschaaltje zal hebben bovengehaald. Evenwicht moet er zijn. Maar bij deze willen wij niet in een communautaire kramp schieten zoals de collega die zojuist aan het woord was. Sta me toe even terug te keren naar de ontstaansgeschiedenis van de publicatie die voorheen nog Agenda heette en, als ik me goed herinner, nog eerder Tram 81. Het product werd aanvankelijk geconfronteerd met een onmogelijke opdracht. Er zijn toen convenanten gesloten – collega Paul Delva zal zich dat ongetwijfeld herinneren – waarin stond dat het de bedoeling was het beleid van de Vlaamse Gemeenschap kenbaar te maken aan de andere gemeenschappen in Brussel. Dat was absoluut geen gemakkelijke opdracht. In het magazine stonden al artikels in vele talen, ook in het Duits toen. Het magazine kreeg toen ook een subsidie van 20.000.000 BEF. Mijn vraag is nu, wat blijft er nog over van die convenant? Kan die opdracht die toen gegeven is, vandaag nog worden vervuld door Bruzz/Agenda/Uit in Brussel? Quid met die opdracht in het kader van de integratie met de krant Brussel Deze Week? Wat is het standpunt van de raad van bestuur over die twee geschreven producten? Wat is het standpunt van het collegelid over die integratie die, naar ik had begrepen, al in het vooruitzicht werd gesteld? Ook denk ik dat als we de taalverhoudingen Nederlands/Frans/Engels zouden bekijken op basis van de twee producten, we tot heel andere cijfers zouden komen. Ik wens Bruzz veel succes met het uitdenken van een nieuwe formule die ze onderzoeken en die ze tot een goed einde willen brengen. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ongeveer een jaar geleden vonden hier woelige debatten plaats naar aanleiding van de hervorming van de Vlaams-Brusselse media. Collegelid Pascal Smet en Vlaams minister Sven Gatz beslisten toen om FM Brussel op te doeken... Collegelid Pascal Smet: Dat klopt al niet. Mevrouw Annemie Maes (Groen): …om personeel af te danken, enzovoort, enzovoort. In die periode werd het ook duidelijk dat er grondige hervormingen op til waren voor de geschreven Brusselse media. Een van de plannen was - en daar is nog altijd geen grote duidelijkheid over - het samengaan van Agenda en Brussel Deze Week. Van twee formats zou men naar één gaan, wellicht met de titel Bruzz. Brussel deze Week/Bruzz was eentalig
6 Nederlands, Agenda/Bruzz is altijd meertalig geweest. De vraag die vandaag voorligt, gaat over de taalkwestie. Op welke manier willen we daar in de toekomst mee omgaan? Aan de collega’s van de N-VA zou ik willen zeggen dat talenkennis één van de sterke troeven van de Brusselaars is. De Brusselaar is de Belg die het meest openstaat voor talenkennis. Dat is geen toeval. Dat komt onder meer door ons onderwijs, door radio, door televisie, door ondertiteling van films, door de sport, maar ook door het beleid van de VGC en door het feit dat wij al jaren in verschillende talen communiceren. Allereerst willen we daarmee ook de nderstaligen bereiken van wie het Nederlands niet de moedertaal is, en ruchtbaarheid geven aan onze activiteiten. Voorts willen we ook onszelf stimuleren om in andere talen informatie op te steken. Ik zie het zelf als geen bedreiging om in Agenda/Bruzz een artikel te lezen dat niet in het Nederlands is geschreven. De relevante vraag in dit kader is wat zijn de plannen in verband met het eengemaakte magazine dat op komst is? In welke mate zal collegelid Pascal Smet ervoor zorgen dat de openheid en de meertaligheid bewaard worden? Het zou jammer zijn dat een troef van de VGC afgezwakt zou worden door een enge visie, door weerzin tegen andere talen die volgens ons communicatiemiddelen zijn en geen communautaire issues. Meer specifiek denk ik dat we het debat moeten aangaan over wie we willen bereiken, over wie onze doelgroepen zijn en in hoeverre we erin slagen ze te bereiken? Heeft Agenda/Bruzz geen groter bereik dan Brussel Deze Week, dat eentalig is? Die vraag moeten we ook stellen. We moeten ons vooral baseren op de analyse van wie we nu al bereiken en wie we in de toekomst willen bereiken. Die openheid voor meerdere talen is echt een troef. Een aantal artikels in het Engels, in het Frans en voor mijn part nog een andere taal, zie ik vooral als een verrijking. Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Ik deel de bezorgdheid van collega Johan Van den Driessche dat er in het Bruzz Magazine een goed evenwicht moet bestaan tussen het Nederlands, het Frans en het Engels. Maar, in tegenstelling tot hem, kom ik niet tot de conclusie dat het Nederlands ondervertegenwoordigd zou zijn in Bruzz. Zijn steekproef leek me nogal selectief. Op basis van de 2 meeste recente nummers 1524 en 1525, kom ik tot volgende verdeling van de grotere artikels: nummer 1524: 6 pagina’s in het Frans, 6 pagina’s in het Engels en 8 pagina’s in het Nederlands; nummer 1525: 6 pagina’s in het Frans, 4 pagina’s in het Engels en 8 pagina’s in het Nederlands. In die 2 nummers was het Nederlands telkens de meest gebruikte taal in de grotere artikels in Bruzz. Dezelfde tendens heb ik ook vastgesteld bij het doornemen van de nummers 1519 en 1522. We kunnen helemaal niet zeggen dat het Nederlands ondervertegenwoordigd zou zijn in Bruzz. Het klopt wel dat het Nederlands inderdaad opvallend minder aan bod komt in de nummers 1520 en 1523 die collega Johan Van den Driessche voor zijn steekproef selecteerde. Het is wellicht een toeval dat die nummers minder gunstig zijn voor het Nederlands. Ook de CD&V-fractie hecht veel belang aan een evenwichtige verdeling van de 3 talen in Bruzz. Dat is nogal normaal, gelet op de nationale en internationale rol van Brussel. Het is evident dat het Frans en het Engels een plaats verdienen in het magazine, maar daarnaast is een sterke blijvende verankering van het Nederlands in Bruzz even belangrijk. Dat is van belang voor zowel de Vlaamse lezers die voldoende informatie in hun eigen taal aangeboden
7 krijgen als voor de vele anderstaligen die zo in contact komen met de Nederlandse taal en cultuur. Ik wil ook benadrukken dat de agenda van Bruzz toegankelijk is voor iedereen in Brussel. Hij is gratis beschikbaar voor alle Brusselaars, Vlamingen, Franstaligen, buitenlanders, expats. Dit product van de Vlaamse Gemeenschap moet onze troef blijven en worden uitgebouwd met de nadruk op de dynamische Vlaamse gemeenschap in Brussel. Welke afspraken zijn gemaakt rond het taalgebruik in Bruzz? Zijn er schriftelijke afspraken gemaakt met de redactie? Om welke afspraken gaat het precies? Wat is toekomst voor Bruzz "Uit in Brussel", een magazine dat vandaag voor iedereen in Brussel toegankelijk is? Collegelid Pascal Smet: Onder het motto Something to do about nothing zal ik op voorliggende vraag antwoorden. Ik had de cijfers waarnaar de heer Johan Van den Driessche verwijst, tot voor kort niet geanalyseerd omdat ik niet de indruk had dat er een probleem was. We zijn nu wel tot een analyse overgegaan, de enige juiste analyse, namelijk die van het aantal karakters. We hebben dus de optelsom laten maken van alle karakters van alle artikels die dit jaar zijn verschenen in Bruzz. Daaruit blijkt het volgende: 34,4% van de teksten was in het Nederlands, 33,1% in het Engels en 32,5% in het Frans. Met andere woorden, een verdeling van 1/3, 1/3, 1/3 of bijna de definitie van perfect evenwicht. Alle andere vragen van de heer Johan Van den Driessche zijn dus zonder voorwerp. Ter attentie van mevrouw Annemie Maes zou ik voor alle duidelijkheid willen zeggen dat voor collega Sven Gatz en mezelf de redactionele autonomie daadwerkelijk “autonomie” betekent. Ik wil me niet bezighouden met instructies te geven, rechtstreeks of onrechtstreeks, over hoe die integratie er moet uitzien. Het principe van de integratie is beslist. Het is aan de raad van bestuur en het management van Bruzz om die integratie uit te werken. Ze gaan dat tegen 1 januari 2017 ook doen. Hoe dat zal gebeuren, welke vorm die integratie zal aannemen, zal later duidelijk worden. Wellicht zal ik dat net iets eerder dan jullie vernemen… De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Zoals de afschaffing van FM Brussel! Collegelid Pascal Smet: Ik hoef daar geen commentaar op te geven. Voor mij is autonoom, autonoom. Ik ben vaak verbaasd over de definitie die sommigen aan het woord ‘autonomie’ geven. Ik respecteer de autonomie. Wij kunnen zoals bijvoorbeeld in verband met FM-Brussel, vragen stellen over een inschatting die wordt gemaakt, eventueel vragen om die nog eens te bekijken, wat bij FM Brussel ook is gebeurd. Maar altijd is er het respect voor de bevoegdheden van elkeen, toen bij FM-Brussel voor het management en de raad van bestuur. Ik kan vandaag dan ook niet antwoorden omdat ik de autonomie moet respecteren. Ik vind dat het aan de mensen van Bruzz is om de geïntegreerde versie voor te stellen tegen 1 januari 2017. Als men zou vinden dat dit mijn taak is, dan zou ik verantwoordelijk uitgever van Bruzz moeten worden! Overigens weet ik niet of jullie het zouden zien zitten dat ik verantwoordelijk uitgever zou worden. Het resultaat zou misschien wel heel goed zijn voor jullie, want ik heb een heel hoge dunk van democratie en zou maken dat iedereen aan het woord komt! Toch lijkt het me zelf geen goed idee. (Glimlachjes) Mijnheer Van den Driessche, misschien is het wel goed dat de vraag hier is gesteld. Daardoor is het immers duidelijk geworden dat de taalverhouding bij Bruzz evenwichtig is: het
8 Nederlands, Engels en Frans vertegenwoordigen elk 1/3. Het taalbeleid moet dus niet worden aangepast. In een stad als Brussel is meertaligheid belangrijk en het verheugt me dat de heer Johan Van den Driessche dat ook heeft erkend. Voor alle duidelijkheid, meertaligheid is geen doel, maar een middel om andere gemeenschappen dan de Nederlandstalige te bereiken en een middel om de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel bij de andere gemeenschappen, die het Nederlands niet zo machtig zijn, te promoten. Het komt erop aan belangstelling op te wekken voor wat de Nederlandstalige gemeenschap doet in Brussel en zo die anderen misschien wel goesting te geven om Nederlands te leren. Wat de taalkeuze van de interviews betreft, is die keuze meestal afhankelijk van de doelgroep van het evenement. Men moet zich afvragen welke doelgroep men in de eerste plaats wil bereiken. Nogmaals, de taalverdeling in Bruzz is perfect evenwichtig. In de plaats van Much to do about nothing, ging het over Something to do about nothing. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Ik dank het collegelid voor zijn antwoord, maar ik ben het hoegenaamd niet eens met zijn conclusie. Ik hoop dat hij bij andere problemen niet even kort door de bocht gaat. Er is een probleem met de manier waarop hij de cijfers interpreteert. We moeten natuurlijk altijd opletten met cijfers. Ik heb geen echte steekproef gedaan. Dat zei ik ook. Ik heb gewoon twee willekeurige edities genomen omdat iets me opviel. Ik kon moeilijk de twee recentste nemen, want die waren nog niet verschenen op het moment dat ik mijn vraag indiende. Daarom heb ik u gevraagd of u een beter zicht hebt op die cijfers. U hebt die cijfers nu verzameld. Er is natuurlijk wel een heel groot verschil tussen opiniërende of informatieve artikels, zoals interviews, en een opsomming van data en plaatsen van activiteiten. Ik zou graag willen weten hoe men dat berekend heeft. Heeft men enkel de karakters geteld van de doorlopende tekst? Collegelid Pascal Smet: Alle karakters. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Dat is het nu juist. Dat geeft niet noodzakelijk een correct beeld. Als ik u zou mogen geloven, zou er geen vuiltje aan de lucht zijn wanneer alle interviews in andere talen geschreven worden en alle communicatie over waar en wanneer activiteiten plaatsvinden, in het Nederlands. U zult het met me eens zijn dat dit niet de bedoeling is. Collegelid Pascal Smet: Dat is ook niet de bedoeling. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Dat kunt u echter niet afleiden uit die cijfers. Ik zou graag meer gedetailleerde cijfers krijgen. Ik weet niet of het doelbewust gebeurt, maar we halen hier twee vormen van meertaligheid door elkaar. Ik hoef ook van Groen geen lessen te krijgen over meertaligheid. Ik heb in mijn vorige levens altijd internationaal en in andere talen gewerkt. U moet mij niet overtuigen van het belang van meertaligheid, ook in onze stad. Er is echter wel een verschil tussen iets in drie talen melden omdat we onze boodschap ook aan anderstaligen willen meedelen – iets waar de N-VA voor 200% achter staat – en iets niet vertalen. Met dat laatste bedoel ik dat we alleen in het Engels, in het Frans of in het Nederlands schrijven. Dat is een andere vorm van meertaligheid. Men zegt hier wel dat die
9 meertaligheid gecultiveerd moet worden, maar ik zou wel eens willen weten hoeveel Vlaamse senioren in Brussel de artikels in het Engels begrijpen. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Daarom vraag ik ook naar de doelgroepen. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Waarom communiceren de Vlaamse Gemeenschap en de VGC naar die mensen in een taal die zij niet begrijpen? Misschien vinden zij die interviews ook wel interessant? Ik begrijp dat bepaalde artikels op een bepaald publiek gericht zijn en ik vind dat een heel goede aanpak. We mogen mensen echter niet in hokjes steken. We moeten er voor zorgen dat iedereen ook iets oppikt uit die andere hokjes. Er zou toch minstens een korte samenvatting gegeven moeten worden in de andere taal. Dat is ook interessant op pedagogisch en educatief vlak. Dat is echt omgaan met meertaligheid. U maakt er iets heel banaals van als u gewoon de karakters optelt. Ik hoop, en ik ben er zeker van, dat men in het onderwijs niet op die manier te werk gaat, want dat zou heel onrechtvaardig zijn. Ik ben het dus niet eens met u en verwacht van u meer gedetailleerde cijfers. Anders vraag ik ze schriftelijk op. De heer Stefan Cornelis (Open Vld): Ik zal proberen de kramp een beetje weg te masseren. Als ik me niet vergis, kwamen de onderwerpen van de artikels die in een andere taal geschreven zijn, eerder al aan bod in het Nederlands in een vorige editie van Bruzz. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Mijnheer het collegelid, ik heb gevraagd naar de doelgroepen. Voor wie zijn die artikels bestemd? Ik hoor in uw antwoord dat de taalkeuze afhangt van de doelgroep. Dat is wel belangrijk. Op welke manier worden de doelgroepen gedefinieerd? Ik kan me voorstellen dat de inhoud van bepaalde artikels, geschreven in een andere taal, de senioren niet onmiddellijk aanspreekt. Ik denk dan aan bepaalde niches of een festival gericht op 18- tot 22-jarigen. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Steek de mensen dan maar in hokjes. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik steek de mensen niet in hokjes. Als iets gericht is op 18- tot 22-jarigen, dan moet je de taal spreken van die doelgroep. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men andere mensen moet uitsluiten. We moeten ons tot alle Brusselaars richten. Vandaar dat ik vroeg welke doelgroepen men wil bereiken met een format als Agenda of het nieuwe format van Bruzz Magazine. Ik hoop dat het collegelid daarover wat meer duidelijkheid kan verschaffen. Mevrouw Brigitte Grouwels (CD&V): Wij kijken uiteraard uit naar het voorstel van de raad van bestuur inzake de toekomst van Bruzz. Toch denk ik dat het niet abnormaal is dat de politieke verantwoordelijken een opdracht geven inzake de doelstellingen van zo’n medium, onder meer wat bereik en doelgroepen betreft. Het tijdschrift moet toch ook gericht zijn op die anderstalige gemeenschappen, zodat het kan bijdragen tot de uitstraling van de Vlaamse Gemeenschap. Dat is geen gemakkelijke opdracht, maar het moet de doelstelling blijven. Mijn vraag was wat de doelstellingen zijn en wanneer wij daar kennis van zullen kunnen nemen.
10 Collegelid Pascal Smet: Ik zal het verslag van deze zitting bezorgen aan de voorzitter van de raad van bestuur met het verzoek het te bespreken in de raad van bestuur en na te gaan of hun verslag aan ons overgemaakt kan worden. Als dat kan, dan zal ik dat doen. Ik respecteer de autonomie van de instellingen. -
Het incident is gesloten.
VRAGEN OM UITLEG (R.v.O., art. 60) Het project ‘Mixity’ Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Voor het eerst sinds 2012 wordt er in Brussel een nieuw themajaar georganiseerd, namelijk Mixity.brussels. Als ik het goed begrepen heb, is het een samenwerking tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap en draait het jaarproject voornamelijk rond de diversiteit en de pluralistische samenleving die onze hoofdstad kenmerkt, met de vele talen, nationaliteiten en culturen van haar inwoners. Het volledige programma zal pas later gepubliceerd worden. We hebben al wel gezien dat er heel wat culturele evenementen op de agenda staan. De AB, de Botanique en het Brussels Jazz Festival lijken betrokken te zijn. Ook de Pride krijgt dit jaar een rol. In hoeverre is de Vlaamse Gemeenschapscommissie betrokken bij dit project? Dat is me niet helemaal duidelijk. De communicatie daarover in de media was niet bepaald straight forward. Als ik de website bekijk, lijkt de Vlaamse Gemeenschapscommissie me geen betrokken speler. Is de Vlaamse Gemeenschapscommissie betrokken bij dit themajaar en met welke projecten? Welke Vlaamse cultuurhuizen, gemeenschapscentra of andere spelers van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel zijn betrokken? Op welke manier is het Cultuurcentrum Brussel van de VGC bezig met deze materie? Werkt de VGC ook aan eigen initiatieven? Hoe zal de VGC meestappen in de promotie rond Mixity? Welk budget voorziet de VGC hiervoor? Collegelid Pascal Smet: Het laatste belangrijke thematisch jaar dateert van 2012, toen onder de noemer ‘Brusselicious’ de Brusselse gastronomie in de kijker werd gezet. In 2017 zal Brussel dus een nieuw themajaar kennen. Centraal staat de diversiteit van de hoofdstad en haar status als tweede meest kosmopolitische stad ter wereld, een thema dat met allerlei initiatieven en activiteiten in de kijker zal worden geplaatst. VisitBrussels zal die twee grote acties zelf coördineren. Er is de uitreiking van de Mixity Awards, waarmee de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de beste initiatieven rond diversiteit wil bekronen die op het vlak van verenigingsleven, cultuur en sport bijdragen aan de nationale en internationale uitstraling van Brussel. De oproep daartoe zal vermoedelijk een van de komende dagen gelanceerd worden.
11 De voorgestelde projecten moeten tussen oktober 2014 en oktober 2016 gerealiseerd zijn en worden in verschillende categorieën onderverdeeld. Mixity Tof Event bekroont evenementen voor het grote publiek. Mixity Best Practice bekroont dagelijks werk achter de schermen rond diversiteit. Corporate Mixity Project bekroont een privéonderneming die meewerkt aan het maatschappelijk mecenaat rond diversiteit. Er is ook nog een publieksprijs. Gezien de oproep nog niet of net gelanceerd is, weet ik niet of er VGC-initiatieven tussen zitten. Daarnaast wordt het project Mixity Greeters in de kijker gezet, waarbij Brusselse greeters aan bezoekers een gepersonaliseerde ervaring moeten bezorgen. Ze vormen een netwerk van Brusselse vrijwilligers die hun gasten op sleeptouw nemen langsheen bijzondere plekjes in het gewest. Het gaat om gepassioneerde inwoners die hun liefde voor hun wijk en hun favoriete adresjes delen, wars van de natuurlijke barrières tussen bewoners en toeristen. Een verrijkend menselijk avontuur dat alternatief en duurzaam toerisme promoot op basis van rechtstreekse interactie tussen inwoners en bezoekers. Men gaat op zoek naar nieuwe, vrijwillige ambassadeurs die internationale talen spreken om het bestaande greeters-netwerk uit te breiden. U hebt terecht opgemerkt dat de VGC als dusdanig geen betrokken partner is. Ik heb namelijk beslist, en het College is me daarin gevolgd, om daarvoor geen budget vrij te maken omdat er al zoveel overheden aan meewerken. Het is een heel sterk gewestelijk initiatief. Ik zal me heel cru uitdrukken: ik vond het geen toegevoegde waarde om mezelf op die persconferentie uit te nodigen. Indien de VGC ook enkele tienduizenden euro gegeven had, dan was ik ook op de persconferentie geweest. Het geld kan beter besteed worden aan initiatieven die rechtstreeks de Nederlandstalige gemeenschap ten goede komen. Ik ben daar heel open en eerlijk over. Natuurlijk volg ik dat als gewestminister mee op, evenals collegevoorzitter Guy Vanhengel, die dat nog iets meer zal doen vanuit zijn bevoegdheid voor het imago van Brussel. De VGC zal Mixity wel promoten in haar communicatiekanalen. Daarvoor hoeven we geen extra geld uit te trekken. Als om een of andere reden zou blijken dat er in 2017 een initiatief is dat de moeite waard is en dat past in ons beleid en in de versterking van de Nederlandstalige aanwezigheid in Brussel, ben ik wel bereid om in de begrotingsopmaak 2017 daarvoor extra geld te voorzien. We willen dat project niet blokkeren. Het leek me echter niet opportuun om dit jaar daaraan mee te werken. Mevrouw Cieltje Van Achter (N-VA): Ik ben tevreden met dit antwoord. Het College legt de juiste prioriteiten. Ik hoor dat het ook gaat over het aanmoedigen van verenigingen om deel te nemen aan projecten. Als we er echt willen voor zorgen dat de gemeenschappen niet naast elkaar leven, dan moet het Brussels beleid dat ook uitstralen. Op dat vlak hebben we toch niet het beste parcours afgelegd. Het is leuk om het te hebben over Mixity en diversiteit, maar om geloofwaardig te zijn moet het beleid dat ook echt ter harte nemen. - Het incident is gesloten.
12
De (culturele) samenwerking tussen de gemeenschapscommissies De heer Paul Delva (CD&V): Ik stelde het bevoegde collegelid eind vorig jaar in een plenaire vergadering vragen over de samenwerking op het vlak van cultuur, jeugd en sport tussen de Vlaamse en de Franstalige Gemeenschapscommissie. Dat is geen eenvoudig debat, want de bevoegdheidsverdeling is aan Franstalige zijde anders georganiseerd. Het collegelid gaf toen een rits goede en hoopvolle voorbeelden van initiatieven die genomen werden en bewegingen die gaande zijn tussen de Nederlandstalige en Franstalige administraties. Het kernidee is om sterke gemeenschappen en sterke gemeenschapscommissies te hebben in deze stad. Waar mogelijk en waar het een meerwaarde biedt, moet er samengewerkt worden. Het collegelid sprak zelf de ambitie uit voor een gemeenschappelijke cultuurcommunicatie. Op die vorige vergadering zei het collegelid, en ik citeer: “Agenda is een goed tweetalig blad in de Brusselse media, maar dat wordt alleen door de VGC gefinancierd. Eigenlijk is dat een beetje raar, want er staan veel culturele activiteiten in die door de Franse Gemeenschap worden gefinancierd. Het zou nuttig zijn om een gemeenschapsoverschrijdend cultuurcommunicatieblad te hebben in Brussel. Daaraan wordt gewerkt. Vlaams minister Sven Gatz en ik hebben in navolging van de vergadering samen gezeten en besloten dit samen te trekken. We hebben aan CultuurNet Vlaanderen opdracht gegeven om een inventaris en een knelpuntennota op te stellen. Die studie wordt binnenkort opgeleverd.” En hij vervolgt: “Het is de bedoeling om in januari 2016 met de collega’s van de Franse Gemeenschap en de Cocof samen te zitten om een doorbraak te realiseren tijdens deze legislatuur. Het is dus onze ambitie om deze gemeenschapsoverschrijdende cultuurcommunicatie voor het einde van de legislatuur te hebben.” Verder zouden er ook stappen gezet worden in de richting van een gemeenschappelijk sportinfrastructuurkadaster en cultuurinfrastructuurkadaster. Om de samenwerking te verbeteren zouden ook wederzijdse bezoeken tussen de VGC en de Cocof-administraties plaatsvinden. Zijn deze bezoeken ondertussen al achter de rug? Wat hebben die concreet opgeleverd? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie? Zat het collegelid hierover al samen met Vlaams minister Sven Gatz en eventueel met Franstalige collega’s? Werd de knelpuntennota die gevraagd werd aan CultuurNet Vlaanderen al opgeleverd? Werden er al stappen gezet richting de andere kant van de taalgrens om die gemeenschappelijke cultuurcommunicatie op poten zetten? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het gemeenschappelijk sportinfrastructuurkadaster? En hoe staat het met het gemeenschappelijk cultuurinfrastructuurkadaster? Dit zijn typische zaken waar gewoon samenzitten al voldoende kan zijn. Het is niet complex, maar komt de Brusselaar wel ten goede. Zijn er verder nog nieuwe concrete projecten op het gebied van cultuur, jeugd of sport tussen beide gemeenschapscommissies? De heer René Coppens (Open Vld): Het verheugt mij dat de samenwerking tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies nog eens op de politieke agenda staat. Dat gebeurt uitgerekend in de week waarin de Vlaamse minister voor Brussel Sven Gatz bekend heeft gemaakt dat de VGC en de Vlaamse Gemeenschap in de toekomst de krachten nog meer zullen bundelen en het beleid beter op elkaar zullen afstemmen.
13 Beide administraties gaan elkaar op geregelde tijdstippen ontmoeten voor overleg en het delen van kennis en good practices, wat het Vlaamse gemeenschapsbeleid in Brussel ontegensprekelijk ten goede zal komen. Samenwerking garandeert een hogere efficiëntie, snellere resultaten en, in bepaalde domeinen, meer output voor hetzelfde geld. Brussel is vandaag de dag een kleine, kosmopolitische en meertalige wereldstad. Dat brengt onvermijdelijk uitdagingen, vraagstukken en opportuniteiten met zich mee. Het is dus aan de verschillende overheidsinstanties die bevoegd zijn voor Brussel om de handen in mekaar te slaan en elk vanuit hun eigen functie en invalshoek de Brusselaars dichter bij elkaar te brengen. De Beleidsnota Verbinden besteedt uitvoerig aandacht aan de samenwerking tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissie inzake cultuur, jeugd en sport. Gemeenschappelijke projecten met de VGC, de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, de Cocof en het Brussels Hoofdstedelijk gewest zorgen ervoor dat Nederlandstalige, Franstalige en anderstalige Brusselaars elkaar beter leren kennen en waarderen. Dergelijke kruisbestuiving werkt gemeenschapsvormend en dat is waar een grootstad als Brussel vandaag meer dan ooit nood aan heeft. Een gemeenschappelijke cultuurcommunicatie is dan ook een belangrijke stap in de goede richting. Deelnemen aan elkaars vrijetijdsaanbod vergroot het bereik en de zichtbaarheid van de Vlaamse en Franse Gemeenschapscommissies en zal dus ook de kennis van het Nederlands bij anderstaligen verbeteren. Vandaag zijn de Franse en de Nederlandse taalgemeenschap in Brussel veel te weinig op de hoogte van elkaars vrijetijdsactiviteiten. Het is al beter dan enkele jaren geleden, maar het blijft onvoldoende. Beide taalgemeenschappen leven vandaag nog te veel naast elkaar en zouden in de toekomst beter mét elkaar leven. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de heer Delva, maar voeg er nog enkele aan toe. Hoe zal de gemeenschappelijke cultuurcommunicatie er in de praktijk uitzien? Met welke partners heeft het collegelid hierover overlegd? Hoe staan de Cocof en de Franse Gemeenschap hier tegenover? Wat is de concrete timing verder? Hoe ver staat het met de plannen voor de oprichting van een overkoepelende, tweetalige, bicommunautaire Jeugdraad? Welke maatregelen zal het collegelid nog nemen om de interesse van anderstaligen voor het Nederlandstalige vrijetijdsaanbod te verhogen? Collegelid Pascal Smet: Ik heb eind vorig jaar overlegd met collega-minister Laanan. We hebben toen afgesproken op verschillende vlakken concreet samen te werken. Voor het bovengemeentelijke beheer van de gemeentelijke zwembaden heb ik aan minister Laanan een concreet voorstel bezorgd over de uitbesteding van een onderzoek naar collectief beheer, zowel financieel als op het vlak van structuur en dienstverlening. Dit verloopt echter moeizaam. Er werd nog geen beslissing genomen. Er was interesse voor het onderzoek naar de oprichting van een Brusselse jeugdraad naar het model van de Vlaamse jeugdraad, maar ook hier wachten we nog op een antwoord van de Franse gemeenschap. We zullen nog eens aan beide initiatieven herinneren zodat er vooruitgang kan worden geboekt. Maar we hangen daarvoor dus af van de Franse gemeenschap.
14
In 2014 werd de regeerverklaring van de Cocof door de administratie grondig doorgenomen in het kader van de opmaak van het strategisch meerjarenbeleidsplan Cultuur, Jeugd en Sport 2016-2020. In 2015 werd mevrouw Monica Glineur, directeur Cultuur bij de Cocof, uitgenodigd door de administratie van de VGC om de werking, structuur en beleidsprioriteiten van haar directie uit de doeken te doen. Een zestal VGC-ambtenaren was hierbij aanwezig. Bij een tegenbezoek aan de Cocof ging de directeur Cultuur, Jeugd en Sport de VGC-werking uiteenzetten voor mevrouw Glineur en een achttal diensthoofden van de Cocof. Het was duidelijk dat de VGC en de Cocof, die met dezelfde opdrachten belast zijn op hetzelfde grondgebied, voor dezelfde uitdagingen staan. Beide instellingen bekijken en subsidiëren het werkterrein echter vanuit een andere logica en historiek, waardoor er instellingen, subsidielijnen of opdelingen ontstonden die aan de andere kant niet voorkomen. De Cocof ondersteunt netwerken parallel aan de onze met een gelijkaardige opdracht, maar met andere benaderingen en methodieken. Uit deze kennismaking vloeiden nog geen andere initiatieven voort. Ondertussen hebben we het beleidsplan geschreven. De Cocof beschikt niet over een dergelijke beleidsplanning en heeft enkel het regeerakkoord als leidraad. We hebben nu afgesproken dat de administratie van de VGC het meerjarenbeleidsplan aan de Cocof zal voorstellen. Ondertussen werd hiervan een digitale en publieksvriendelijke versie ontwikkeld. Het is de bedoeling dit later dit jaar voor de administratie van de Cocof toe te lichten zodat er een opvolging blijft en we een synergie kunnen bereiken. Ik heb inderdaad, samen met Vlaams minister Sven Gatz, de nota van CultuurNet Vlaanderen besproken. Uiteraard hebben mijn medewerkers daarnaast nog verschillende vergaderingen gehad. Collega Gatz en ikzelf hebben daarna de andere collega’s uitgenodigd: de minister van Cultuur van de Franse Gemeenschap, minister Lanaan, minister-president Vervoort van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een medewerker van collega Vanhengel, mevrouw Laurette Onkelinx als voorzitter van VisitBrussels en ikzelf voor de VGC. Bovendien werd een vergadering geannuleerd omdat er een nieuwe minister was in de Franstalige Gemeenschap die eerst nog haar dossiers moest kunnen doornemen. Er staat nu uiteindelijk een vergadering gepland voor eind deze maand. Ik hoop dat die kan plaatsvinden. Het is de bedoeling politieke conclusies te trekken uit het voorbereidend werk zodat we tot een gemeenschappelijke cultuurcommunicatie kunnen komen. Als die gemeenschappelijke cultuurcommunicatie er komt, is het natuurlijk de bedoeling dat de agenda daarin wordt opgenomen. Het heeft niet veel zin om verschillende publicaties te hebben. Dat is een van de pistes die op tafel liggen. Wat het kader voor de gemeenschappelijke sportinfrastructuur betreft, is er een werkgroep opgericht om aan het kadaster te werken. Dat werd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitbesteed aan de vzw PEPS-SPORT. Eerst zal het Brussels sportkadaster van 2012, dat nooit echt afgewerkt werd, geactualiseerd worden. Gelijktijdig wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een duurzaam instrument om de databank permanent geüpdatet te houden.
15 Ik kom tot de stand van zaken met betrekking tot het gemeenschappelijk cultuurinfrastructuurkader. Het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO) heeft eind 2015 een werkgroep opgericht om dit project te begeleiden. De administraties van ATO, Cocof en VGC maken hiervan deel uit. Er werd een matrix opgesteld van te onderzoeken activiteiten en spreiding van de infrastructuur. Er werd ook een proefvragenlijst opgesteld. Het Brussels Kunstenoverleg - Accord de collaboration culturelle (BKO-RAB) en VisitBrussels werden geraadpleegd over de methodiek. Aan een beperkt aantal instellingen werd ondertussen de ontwerpvragenlijst voorgelegd om de gevolgde methodiek verder te kunnen verfijnen en definitief vast te leggen. ATO wordt momenteel opgenomen in een nieuwe administratie opgericht door het Gewest. Vanaf september 2016 zal heel het departement op de rails staan en kan het ten volle worden opgenomen in de uitbouw van het culturele infrastructuurkadaster. We hebben ook andere concrete projecten. In het najaar is er een kennismaking gepland tussen de Nederlandstalige en de Franstalige bibliotheken van Brussel. De dienst Streekgericht Bibliotheekbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ondersteunt de werking van de twintig Nederlandstalige openbare bibliotheken in Brussel. Het gaat om inhoudelijke en technische ondersteuning. De Cocof heeft een gelijkaardige ondersteunende opdracht voor de Franstalige openbare bibliotheken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gaat om zestig vestigingen. De Cocof heeft die opdracht gedelegeerd aan de Bibliothèque Publique Centrale pour la Région de Bruxelles-Capitale. Op 21 november 2016 organiseren het Streekgericht Bibliotheekbeleid en de Bibliothèque Publique Centrale een ontmoetingsmoment van een halve dag voor de bibliothecarissen van de Nederlandstalige en Franstalige openbare bibliotheken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Beide diensten zullen elk hun werking voorstellen. Daarna volgt een inhoudelijk gedeelte in plenaire vergadering of in werkgroepen. De thema’s hiervoor werden nog niet bepaald. Het is de bedoeling om met elkaar kennis te maken en een netwerk op te bouwen, en vooral te kijken hoe lokale of bovenlokale samenwerking in de toekomst mogelijk is. Mijn antwoord toont aan dat we niet bij de pakken blijven zitten en dat we doen wat we zeggen. De heer Paul Delva (CD&V): Ik heb enkele zaken genoteerd waarover ik nog iets meer informatie zou willen. U zei dat een aantal dossiers moeilijk liggen. Het gaat onder meer over het dossier van de bovengemeentelijke zwembaden. Wat ligt er precies moeilijk? Het feit dat we het naar een bovengemeentelijk niveau tillen? Heeft mevrouw Fadila Laanan het daar moeilijk mee of zijn er andere knelpunten? Dat interesseert me, want het is een thema dat heel veel Brusselaars bezig houdt. Ik begrijp dat het niet altijd gemakkelijk is om bij de samenwerking van VGC en Cocof de puzzelstukken in elkaar te doen passen. Dat zit vervat in de logica van de creatie van die instellingen. Dat ze op een aantal terreinen een andere filosofie ontwikkelen, anders werken en zich anders organiseren, maakt natuurlijk deel uit van de initiële keuze die binnen Brussel enkele decennia geleden werd gemaakt. Dat hoeft niet altijd een nadeel te zijn. Belangrijk is wel elkaar op een of andere manier vast te houden. U sprak over de nota over het cultuurnet. Is het mogelijk om die nota te ontvangen? Is ze openbaar? Collegelid Pascal smet: Ze is nog niet openbaar.
16 De heer Paul Delva (CD&V): U sprak ook over een vergadering met een aantal verantwoordelijken. U zegt zelf dat het om een waslijst van verantwoordelijken gaat, zoals meestal in Brussel. Toen u al die mensen opsomde, had ik een beetje een flashback naar de voorbije legislatuur in het Vlaams Parlement, waar ik vroeg om inzake onderwijs regelmatig samen te zitten met de Franse Gemeenschap. Ineens dook daarbij het Gewest op. Ik begrijp dat zij een rol te spelen hebben, maar ik vraag me soms af of het niet efficiënter is om, wetende dat niet alle domeinen kunnen worden bevat, rechtstreeks contact te hebben tussen uitsluitend de Gemeenschappen en de Gemeenschapscommissies. Elke instantie heeft zijn logica, ook in Brussel. Als de vergadergroep te groot wordt, dan wordt het nog moeilijker om vooruit te gaan. De gemeenschappelijke cultuurcommunicatie is een heel belangrijk project. Heeft u nog altijd de ambitie om daar werk van te maken tijdens deze legislatuur, zoals enkele maanden geleden werd gezegd? Voelt u bij uw Franstalige partners dezelfde ambitie om dat te realiseren? Leeft dat bij hen? Zijn ze daarin geïnteresseerd? Willen ze daarvoor op termijn middelen vrijmaken? Collegelid Pascal Smet: Wat de zwembaden betreft, weet ik het niet. Ik heb mevrouw Fadila Laanan gezien en ze was akkoord. Daarna ging het niet meer vooruit. Ik denk dat we elkaar dus nog eens moeten ontmoeten. De nota van CultuurNet moet ik eens met de mensen van CultuurNet Vlaanderen bekijken. Over die nota was bovendien bijkomende informatie gevraagd door Vlaams minister Sven Gatz en mezelf die als basis moest dienen voor de vergadering. Dat zijn interne werkdocumenten. Uiteraard kunnen we, wanneer er besluiten worden genomen, uitleggen hoe we tot de besluitvorming zijn gekomen. In alle eerlijkheid denk ik dat er eensgezindheid is over het principe. Dat is enkele keren door alle ministers bevestigd op de gespreksavond van het BKO. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Maar niemand voelt zich verantwoordelijk? Collegelid Pascal Smet: Dat heb ik niet gezegd. Het is wel goed dat het Gewest erbij is, omdat in het kader van de staatshervorming werd beslist dat heel de cultuurpromotie en toerisme, dat in de ruime zin van het woord ook tot cultuurpromotie behoort, een gewestelijke bevoegdheid is. We hebben dat voor een groot deel toevertrouwd aan VisitBrussels. In de toekomst moeten we naar een gemeenschappelijk blad gaan. Dat mag niet alleen voor toeristen gelden. Ook de Brusselaars behoren tot de doelgroep, en we moeten kijken of cultuurpromotie voor Brusselaars hetzelfde kan zijn of moet verschillen. Ik erken dat er twee doelgroepen zijn, namelijk bezoekers van Brussel en inwoners, ongeacht waar de inwoners vandaan komen. Het zou goed zijn mochten we tot één duidelijk herkenbaar blad kunnen komen, net zoals ik het goed zou vinden dat we één duidelijk symbool voor het Brussels hoofdstedelijk gewest zouden hebben. Dat kan de zichtbaarheid bevorderen. Voor cultuurcommunicatie is het een goede zaak dat iedereen weet waar iets te vinden is, zowel digitaal als gedrukt. Er is wel zeker interesse, maar we gaan dat nu verder moeten uitwerken. Ik moet de vergadering afwachten. Dat zal een belangrijke vergadering zijn omdat er concrete ideeën op tafel zullen liggen. We zullen moeten kijken in welke mate ze al dan niet verder gesteund worden. Er is eensgezindheid over het principe, maar de moeilijkheden ontstaan altijd wanneer men tot de praktische uitwerking overgaat. In ieder geval verloopt de samenwerking op dat vlak tussen Vlaams minister Sven Gatz en mezelf uitstekend. -
Het incident is gesloten.
17 ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61) De hervorming van de kinderbijslag in Vlaanderen en de gevolgen voor Brussel Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): De Vlaamse Regering heeft op 28 mei 2016 het concept voor een nieuw kinderbijslagsysteem goedgekeurd dat vanaf 1 januari 2019 in voege zal treden. Ik heb het voorbije weekend met zeer veel aandacht het persbericht van de Vlaamse Regering daarover doorgenomen. Hoe meer ik erover lees, hoe meer ik me er vragen bij stel. Zo las ik gisteren in de krant nog dat het risico voor eenoudergezinnen en gezinnen met 2 kinderen zou toenemen. Maar vandaag gaat het natuurlijk in eerste instantie over Brussel. Op het eerste zicht riskeren de Brusselse gezinnen, die hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs sturen, nogal wat negatieve gevolgen te ondervinden van deze Vlaamse hervorming van de kinderbijslag. De hervorming bevat namelijk de koppeling van alle soorten schooltoelagen aan de kinderbijslag. Het betreft zowel de universele participatietoeslag – dat zijn de kleutertoeslagen en de toeslagen voor lagere en secundaire schoolkinderen – als de selectieve participatietoeslagen, de huidige studiebeurzen. Het ziet ernaar uit dat ze worden voorbehouden aan Vlaamse kinderen. Dat maakt me natuurlijk bezorgd. Wat zal er gebeuren met de Brusselse kinderen in het Nederlandstalig onderwijs? Het Vlaamse kinderbijslagsysteem dat men beoogt zal enkel van toepassing zijn voor kinderen die gedomicilieerd zijn in Vlaanderen. Brusselse kinderen zullen in de toekomst onder een Brussels kinderbijslagsysteem vallen, onder de bevoegdheid van de GGC. Wil dit dan zeggen dat de Brusselse kinderen in het Nederlandstalig onderwijs geen schooltoelage meer kunnen krijgen? In een stad waar 1 op de 3 kinderen in armoede opgroeit, zou dat een enorme nalatigheid zijn. De manier waarop de Vlaamse Regering deze hervorming heeft ingevuld, dreigt ervoor te zorgen dat ouders die kiezen voor het Nederlandstalig onderwijs ondersteuning zullen missen. Voor sp.a is het duidelijk: alle kinderen in het Nederlandstalig onderwijs hebben recht op eenzelfde schooltoelage. Ik heb mijn actualiteitsvraag op maandag 30 mei 2016 ingediend. Ik heb ondertussen natuurlijk al wat meer gelezen en gehoord. Zo blijkt dat de Vlaamse Regering nadenkt over een systeem voor de Brusselse kinderen. Dat maakt mijn vragen echter niet minder actueel. Heeft de Vlaamse Regering u geconsulteerd bij deze hervorming en de mogelijke gevolgen voor de Brusselse kinderen in het Nederlandstalig onderwijs? Welke stappen zal u ondernemen om er voor te zorgen dat er geen Brusselse kinderen in het Nederlandstalig onderwijs uit de boot vallen bij de toekenning van de schooltoelages? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De kinderbijslag was tot de zesde staatshervorming een federale bevoegdheid. Ze werd in de vorige legislatuur overgedragen aan de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
18 De huidige Vlaamse Regering heeft verder gewerkt aan de afspraken die binnen de zesde staatshervorming werden gemaakt. Het resultaat daarvan is de conceptnota ‘Voor elk kind en elk gezin een groeipakket op maat’ die op 31 mei 2016 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd. Ondertussen heeft collegelid Pascal Smet, als lid van het Verenigd College en bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, het Gezinsbeleid en de Filmkeuring in de GGC, gemeld dat er een studie loopt over de toekomst van de kinderbijslag in Brussel. De resultaten van deze studie worden in het tweede semester van 2016 verwacht. Naast de kinderbijslag verwijst de conceptnota ook naar de school- en studietoelage. In het Vlaams Gewest wordt deze school- en studietoelage geïntegreerd in de kinderbijslag. Voor kinderen die in het Nederlandstalig Brussels onderwijs school lopen verandert er niets en blijft deze toelage bestaan. In de conceptnota staat namelijk letterlijk: "De Vlaamse Gemeenschap blijft de school- en studietoelagen uitbetalen voor kinderen die onder haar bevoegdheid vallen, zelfs als deze kinderen wat betreft de gezinsbijslagen onder de bevoegdheid van een andere deelentiteit zouden vallen. De huidige regelgeving inzake school- en studietoelagen wordt hierbij gerespecteerd, waardoor bijvoorbeeld gebruikers van het Vlaams onderwijs in Brussel, die in Brussel of Wallonië wonen, blijvend gebruik zullen kunnen maken van de school- en studietoelagen uitgekeerd door de Vlaamse Gemeenschap. Hiertoe zullen de nodige decretale en praktische maatregelen worden getroffen." Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat iemand onder de regelgeving van de studietoelagen valt, maar in een ander scholennet school loopt. Bovendien staat dat los van de administratieve indeling van het land. Er kunnen kinderen rechthebbend zijn, maar ook de ouders en hun werkgever kunnen een rol spelen. Het is een complex gegeven, waardoor we in Brussel zeer voorzichtig moeten te werk gaan opdat er niemand uit de boot valt. De school- en studietoelage blijft bestaan en de algemene kinderbijslag is een bevoegdheid van de GGC, die van nabij wordt opgevolgd. Ik wil er trouwens nog even op wijzen dat de conceptnota in het Vlaams Parlement geagendeerd staat op de vergadering van 9 juni 2016 van de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De leden van het Vlaams Parlement, waaronder 6 Brusselaars, hebben dus nog inspraakmogelijkheden. In die zin hoort deze vraag dus eerder in het Vlaams Parlement thuis. Ik vind het natuurlijk goed dat we er hier ook meteen aandacht aan besteden. Het is immers een delicaat onderwerp dat veel mensen aanbelangt en dat complex wordt om in Brussel uit te voeren. U vroeg of de Vlaamse Regering mij heeft geconsulteerd. Collega Pascal Smet volgt de voorbereiding van de Brusselse kinderbijslag op. Er werd overlegd met de kabinetten van de heren Jo Vandeurzen en Sven Gatz. Er werd ook gevraagd naar wat er ondernomen wordt opdat er geen Brusselse kinderen uit de boot vallen. Als antwoord verwijs ik naar de conceptnota waarin wordt verzekerd dat de huidige regelgeving inzake school- en studietoelagen gerespecteerd blijft, zodat kinderen die gebruik maken van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel geen nadeel zullen ondervinden. Mevrouw Hannelore Goeman (sp.a): Uw antwoord stelt mij gerust. Mijn collega’s in het Vlaams Parlement zullen de zaak op de voet volgen. Ik ga ervan uit dat u hetzelfde zal doen
19 hier in Brussel als het over de concrete implementatie gaat van de betaling van die schooltoelages aan Brusselse kinderen.
ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art. 61, 5c) De uitspraken van Vlaams minister Sven Gatz over het opdoeken van de VlaamsBrusselse zorgsector en de oprichting van een ambtelijke commissie Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Op 31 mei 2016 verscheen in de Brusselse media communicatie van de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel, de heer Sven Gatz, met betrekking tot de oprichting van een ambtelijke commissie met daarin vertegenwoordigers van zowel de administratie van de Vlaamse Regering als de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Onze fractievoorzitter, de heer Johan Van den Driessche, zal dadelijk algemene vragen stellen, mijn vraag gaat over een specifiek punt dat mij zorgen baart. Met betrekking tot Welzijn stelt minister Sven Gatz het volgende: “In een domein zoals Welzijn is er dan weer vaak een grote link met het werk van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De vraag is of wij daarbovenop dan nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten inrichten, of meer complementair met de GGC moeten werken.” Ik maak mij bijzonder veel zorgen over deze uitspraak. Het Nederlandstalig netwerk is in Brussel immers het enige waarvan men zeker is dat men er in het Nederlands terecht kan. De GGC-dienstverlening gebeurt wel onder de noemer ‘tweetalig’, maar iedereen weet dat er absoluut geen sprake is van een garantie op Nederlandstalige zorg. Ik denk bijvoorbeeld aan de Iris-ziekenhuizen en aan de situatie die het gevolg is van de inkanteling van de Franstalige rusthuizen. Precies als het gaat om zorg en gezondheid, ben je als persoon kwetsbaar en kan het feit dat je als Nederlandstalige niet behandeld wordt in je moedertaal, aanleiding geven tot schrijnende situaties. Ik geef in dit verband vaak het voorbeeld van dementerende bejaarden in rusthuizen, die terugvallen op hun moedertaal en enkel nog die taal begrijpen. Daarom is het van essentieel belang dat Vlaanderen blijft investeren in Vlaamse welzijnsinstellingen en deze taak niet overlaat aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Bent u het eens met Vlaams minister Sven Gatz wanneer die het standpunt verdedigt om het Nederlandstalige welzijns- en zorgnetwerk in Brussel af te bouwen en op het ‘pseudotweetalige’ GGC-netwerk te vertrouwen voor de Nederlandstalige dienstverlening in Brussel? De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): Een nieuwe week, een nieuw idee van de Vlaamse minister voor Brussel. Ditmaal wil de minister een nauwere samenwerking tussen de Vlaamse Regering en de VGC. Niets nieuws uiteraard, aangezien de zogenaamde taskforce al bestaat. Deze zal omgedoopt worden tot een ambtelijke commissie. Uiteraard kunnen we iedere vorm van nauwere samenwerking alleen maar toejuichen. De minister liet zich in een gesprek met de Vlaams-Brusselse media op 1 juni 2016 in de marge ook uit over het domein Welzijn. Hij ziet daar een grote link of overlapping met het werk van de GGC en stelt zich de vraag of we daarbovenop dan ook nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten uitbouwen in plaats van het werk over te laten aan de GGC. Kortom, het is opnieuw een pleidooi om de Vlaamse bevoegdheden in Brussel verder af te bouwen, ten gunste van het gewestelijke niveau.
20 Het doet me denken aan de lobbygroep voor Brussel onder leiding van mevrouw Laurette Onkelinx, waarvan de collegevoorzitter als goede vriend deel uitmaakt. De rode draad van het verhaal begint duidelijk te worden. De Vlaamse minister is blijkbaar niet op de hoogte van het spijtige feit dat Nederlandstaligen in de welzijnssector van de GGC niet of nauwelijks in hun eigen taal terecht kunnen. De situatie in de openbare ziekenhuizen kan als schrijnend voorbeeld wel tellen. Wie zal vanuit de VGC zetelen in de ambtelijke commissie? Werd al overlegd met het College over het idee om de Vlaamse welzijnssector in Brussel af te bouwen? Wat is het standpunt van het College ter zake? Staat het College achter het idee dat de VGC op vlak van Welzijn beter haar bevoegdheden zou afstaan aan de GGC? Is de collegevoorzitter van oordeel dat we de VGC en alle gemeenschapscommissies in Brussel dan maar beter kunnen opdoeken ten gunste van de gewestinstellingen? De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Zoals mijn collega Liesbet Dhaene daarnet reeds zei, vernamen we op 31 mei 2016 dat de Vlaamse minister voor Brussel wil inzetten op een nauwere samenwerking tussen de administraties van de Vlaamse Regering en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Deze samenwerking zou ‘efficiënter en meer complementair’ moeten verlopen, en dit via een permanente ambtelijke commissie in opvolging van de Taskforce Brussel. Nauwe samenwerking tussen administraties is natuurlijk een goede zaak. De N-VA vindt dat dus een prima initiatief. Vlaams minister Sven Gatz haalde ook aan dat er te vaak dubbel werk zou worden geleverd door beide administraties en dat één van de taken van de commissie moet zijn om duidelijke doelstellingen en taakverdelingen voor de 2 overheden te hebben. Zijn einddoel zou een ‘interpretatief kader voor de Brusselnorm’ zijn, gezien de spanningen tussen het doel van de norm en de realiteit. Was u als collegevoorzitter op de hoogte van dit plan van Vlaams minister Sven Gatz en zo ja, sinds wanneer? Wie zal de agenda van de ambtelijke commissie bepalen? Is het de bedoeling dat er direct bepaalde opdrachten voor de commissie op tafel liggen? Zo ja, welke? Hoe zal er over het inhoudelijke werk van de commissie worden teruggekoppeld naar de Raad van de VGC? Mogen wij er vanuit gaan dat de Raad op regelmatige wijze, bijvoorbeeld drieof zesmaandelijks, op de hoogte wordt gesteld van het verloop van de werkzaamheden? Zal de Raad van de VGC systematisch de door de commissie geproduceerde documenten ontvangen? Op welke andere domeinen en thema’s denkt de collegevoorzitter de grootste mogelijkheden te vinden voor efficiëntiewinsten en complementariteit? Mevrouw Annemie Maes (Groen): Wij hebben vernomen dat Vlaams minister Sven Gatz de administraties van de Vlaamse Gemeenschap en van de VGC nauwer wil laten samenwerken. Wij kunnen hem daarin volgen. Het kan nooit kwaad om administraties beter te laten samenwerken. Maar ik dacht dat er eigenlijk al een goede samenwerking was. Ik verwijs daarvoor naar de aanbevelingen van beide administraties in het kader van de Taskforce. Er
21 werd een heel lijvig rapport gemaakt, met zeer duidelijke aanbevelingen en vaststellingen, waaruit blijkt dat de Vlaamse Gemeenschap verhoudingsgewijs veel te weinig investeert in Brussel. Ik herinner mij dat u een aantal jaren geleden mee heeft onderstreept hoe belangrijk die analyse was. Daar stond volgens u zwart op wit dat wij veel meer middelen moesten krijgen en veel meer ondersteuning voor een aantal van de kerntaken. U was het volledig eens met de conclusie. Onze administraties hebben goed werk geleverd, maar wij hebben moeten vaststellen dat met die aanbevelingen, die toen zwart op wit werden uitgeschreven, niets werd gedaan door de vorige Vlaamse Regering. Als de Vlaamse minister nu zegt dat we het allemaal efficiënter en meer complementair gaan aanpakken, dan denk ik niet dat daar het probleem zit. Volgens mij zit het probleem in het feit dat de aanbevelingen niet werden opgevolgd. Op welke wijze zal de collegevoorzitter ervoor zorgen, in het kader van die goede samenwerking, dat de aanbevelingen effectief door beide partners, en in concreto door de Vlaamse Gemeenschap zullen worden uitgevoerd? Ik lees dat Vlaams minister Sven Gatz efficiënter en meer complementair wil werken. Maar dat kan misschien door dubbel werk te vermijden. Misschien kan men het gewoon als een vorm van besparing zien, door er minder mensen op te zetten en de administratieve overlast te beperken. Maar als het resultaat even slecht blijft en als er met die aanbevelingen niets gebeurt, dan zijn we even ver van huis. Ook het interpretatief kader in verband met de Brusselnorm baart ons zorgen. We moeten koste wat kost de greep van de Vlaamse Regering op de VGC verlichten. Wij moeten de nodige onafhankelijkheid behouden om ons beleid voort te zetten, zeker in het kader van de Brusselnorm. Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat die aanbevelingen concreet worden uitgevoerd door de Vlaamse Regering? De heer Paul Delva (CD&V): Er zijn twee vragen bij elkaar gevoegd, die allebei te maken hebben met de oprichting van de Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel (GACB) en een interview dat daarover werd gegeven. Die GACB komt natuurlijk niet uit de lucht gevallen. Het is goed dat zij een permanent karakter zal krijgen. Ik hoop dat er al goed wordt samengewerkt tussen de 2 administraties. Maar ik denk dat het goed is om op een permanente basis een aantal topambtenaren samen te brengen, om het beleid van de 2 instellingen zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. De P van ‘Permanente’ ontbreekt eigenlijk in de afkorting GACB. Ik heb altijd de indruk dat het Welzijnsdomein uitblinkt in moeilijke afkortingen. Die ‘PGACB’ brengt mij bij het Welzijnsdomein omdat Vlaams minister Sven Gatz daarover een uitspraak heeft gedaan. Die uitspraak werd aangehaald door een aantal collega’s. Ik begrijp ook niet helemaal wat hij heeft willen zeggen. Hij zegt dat er wat betreft Welzijn vanuit de Vlaamse Gemeenschap een link is met het werk van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). En dan zegt hij: “De vraag is of wij daarbovenop nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten inrichten.” Maar het gaat natuurlijk niet over ‘daarbovenop’. Dat is een beetje de wereld op zijn kop. Wat er moet gebeuren, is dat de Vlaamse Gemeenschap de bevoegdheden die zij vandaag heeft inzake Welzijn zo sterk en ruim mogelijk ontplooit binnen Brussel, en dat daar de nodige middelen aan worden verbonden. In die zin is de CD&V natuurlijk – en dat zegt de partij al
22 jaren en jaren – grote voorstander van een gewest waarin de twee gemeenschappen, ook de Vlaamse, heel sterk aanwezig zijn. In datgene wat volgens de Grondwet en de wetten aan de Vlaamse Gemeenschap toekomt, moeten wij zelf onze verantwoordelijkheid nemen. Als Vlaamse Gemeenschap moeten wij daartoe zo ruim mogelijk investeren. Ik probeer te begrijpen wat Vlaams minister Sven Gatz heeft willen zeggen. Maar waarschijnlijk zal de collegevoorzitter ons daarover meer uitleg kunnen geven. Waarom is het zo belangrijk dat we in Brussel een eigen Nederlandstalig netwerk ontwikkelen vanuit de Vlaamse Gemeenschap? Daar zijn twee redenen voor. Mevrouw Dhaene had het al over de dienstverlening in de eigen taal. Het klopt dat een aantal GGCinstellingen vandaag niet of onvoldoende tweetalig zijn. Het is bijzonder belangrijk dat Nederlandstaligen zoveel mogelijk in hun taal kunnen worden geholpen, wetende dat de instellingen die wij oprichten dikwijls meertalig functioneren en dat er in de Raad van de VGC een grote eensgezindheid bestaat om dat ook zo te houden. Maar anderzijds gaat het over meer dan taal alleen. Het gaat over de positie van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Een afbouw van die positie ten voordele van de GGC zien wij absoluut niet zitten, integendeel. Ik ben benieuwd naar de uitspraken van collegevoorzitter Guy Vanhengel hierover. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik weet dat velen onder jullie zeer begaan zijn met de vriendschapsbanden die ik onderhoud met een waaier aan mensen in het politieke speelveld in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Ik zou aan die vriendschapsbanden een hele hoop beschouwingen kunnen vastknopen. De heer Sven Gatz is een heel dikke vriend van mij en met wie de samenwerking uitstekend verloopt. Hij is waarschijnlijk één van mijn grootste vrienden. In vriendschappen heb je gradaties: goede, heel goede, dikke en verre vrienden. In de vriendschapsranking zit Sven Gatz toch wel héél hoog. De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): En hoe zit het dan met mevrouw Laurette Onkelinx? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Er moet nog een onderscheid worden gemaakt. Er zijn mensen van wie ik zeg dat het mijn vrienden zijn en er zijn er andere die zeggen dat ik hun vriend ben. Dat is nogal een verschil. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Herinnert u zich de vriendschap tussen de heren Sven Gatz en Bert Anciaux? Waren dat ook dikke vrienden? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik ga u eens verbazen. De heer Bert Anciaux, die ooit op een lijst heeft gestaan die ik aanvoerde, is ook een vriend van mij. U kunt zich nu wel inbeelden dat die vriendschap niet even dik is als deze die ik heb met Sven Gatz. Ik zeg het vaak: beter een goede vriend dan een verre neef. De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): De vraag is natuurlijk of de heer Sven Gatz ook een dikke vriend is van mevrouw Bianca Debaets. Misschien gaat dat het antwoord beïnvloeden. Collegelid Bianca Debaets: Hij is een goede vriend en collega. Laat daar geen twijfel over bestaan.
23 Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Over vriendschappen kun je alleen ten individuele titel oordelen. Er werden ons vragen gesteld naar aanleiding van de permanente GACB, een beetje de opvolger van de Taskforce Brussel en de communicatie daarover van onze vriend en collega Sven Gatz. Mevrouw Liesbet Dhaene heeft uit een interview met Vlaams minister Sven Gatz één alineaatje gehaald. Daaruit concludeert zij dat de afbouw van het Nederlandstalige welzijnsnetwerk een van zijn ambities is. Wij lezen dat er niet in en hij heeft dat ook niet gezegd. Ik lees even wat er geschreven staat en dan moet er nog een onderscheid worden gemaakt tussen wat er in een interview staat geschreven en wat er waarschijnlijk werd gezegd. U weet ook hoe dat werkt. “Moeten wij als Vlaamse Gemeenschap het aanbod van de andere overheden in Brussel negeren? Of moeten wij elkaars aanbod afstemmen op elkaar en op de noden van de Brusselaars?” De minister stelt de vraag en hij doet daar geen uitspraak over. Hij stelt die vraag als een van de zaken waarover de ambtelijke commissie zich wat hem betreft zou kunnen buigen. In datzelfde interview staat, ook letterlijk: “De Vlaamse Regering zal niet plots minder investeren in bijvoorbeeld Welzijn of scholenbouw. De ambtenaren zullen dankzij de commissie wel een beter zicht krijgen op de stand van zaken in de verschillende domeinen. Die objectivering zal het nemen van beslissingen achteraf gemakkelijker maken.” Dat is nogal evident. Dat lijkt mij een duidelijk kader te zijn, een perspectief met cijfers: meten is weten. Dit is onderbouwde beleidsvoering. Mevrouw Bianca Debaets zal toelichten hoe het zit met de investeringen van de voorbije jaren. Collegelid Bianca Debaets: U ziet hoe wij op elkaar zijn ingespeeld. (Glimlachjes) Ik kan u de cijfers over de investeringen nog eens geven. Zowel in onderwijs als in kinderopvang investeert de Vlaamse Gemeenschap fors. We hebben al verschillende commissievergaderingen en plenaire zittingen gehad om dat allemaal mooi in kaart te brengen. Ik wil die cijfers zeker nog eens herhalen. Voor de capaciteit in onderwijs alleen al gaat het om 10 miljoen euro. De cijfers voor de kinderopvang, en het gaat om meer dan 400 plaatsen, hebben we nog maar één zitting geleden genoemd. Om maar te zeggen dat er geen twijfel over kan bestaan dat de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Regering daar volledig achter staan. Dan heb ik het over de Vlaamse ministers Sven Gatz, Jo Vandeurzen en Hilde Crevits. Ik kan mevrouw Liesbet Dhaene niet altijd even goed volgen. Ik herinner mij een debat dat wij 2 of 3 zittingen geleden hebben gevoerd over de Cartografie. Zij zei dat de VGC in een soort bubbel leefde. Zij begreep niet waarom wij zo gefocust hadden op de Cartografie, op dat Nederlandstalige aanbod. We hebben alles in kaart gebracht, maar we hebben natuurlijk enkel het Nederlandstalige aanbod in de diepte onderzocht. Ik lees even wat zij toen heeft gezegd: “Het effect van de daadkracht van het Vlaamse beleid op de kinderopvang in Brussel hangt af van het beleid van andere overheden, zoals de Cocof en de Franse Gemeenschap. Waarom onderzocht de derde Cartografie uitsluitend de Nederlandstalige opvang en liet het de Franstalige kinderopvang buiten beschouwing?” Ze zei toen ook: “Ik blijf bij mijn oproep om een globale cartografie te krijgen. Ik noem dat het bubbelbeleid van de VGC.” Er werd ook gezegd dat de VGC te veel op een eiland leeft: “Wat is het effect van het Vlaamse beleid in
24 Brussel? Wat is het effect van het VGC-beleid als je weigert het beleid van andere overheden in kaart te brengen?” Maar Vlaams minister Sven Gatz roept nu net op om dat te doen! Laat ons niet alleen kijken naar de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, uiteraard, maar laat ons ook eens over de muur kijken om te zien wat de andere overheden in Brussel doen. Dat stelde mevrouw Dhaene dan ook weer ter discussie. Ik kon het niet goed volgen. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Blijkbaar zijn wij niet de enigen die deze vraag stellen. Kijk meer eens op sociale media. Collegelid Bianca Debaets: Wie zit er achter die sociale media? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Als jullie aan al jullie troepen vragen om vragen in die sociale media te stellen, dan zijn jullie het natuurlijk zelf die dat volschrijven. Collegelid Bianca Debaets: Het kan niet dat je eerst pleit om samen met andere overheden voor een sterk Nederlandstalig aanbod te gaan en ook de hand te reiken naar de anderen, om dan 2 weken later – nadat er iemand oproept om dat te doen – moord en brand schreeuwt. Dat is niet logisch. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Misschien kan ik nu beter ten gronde antwoorden. Tijdens de vorige regeerperiode installeerde de Vlaamse Regering een ambtelijke Taskforce Brussel. De achterliggende doelstelling hierbij was het versterken van het Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel van de twee natuurlijke partners, namelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, door te komen tot betere afspraken en een meer efficiënte taakverhouding tussen beide overheden. De Taskforce Brussel stond onder leiding van de secretaris-generaal van de diensten Algemeen Regeringsbeleid en de leidend ambtenaar van de VGC. De vertegenwoordiging in de Taskforce Brussel bestond naast de leidende ambtenaren uit vaste vertegenwoordigers van de beleidsdomeinen Onderwijs en Vorming, Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Cultuur en Jeugd, Sport en Media, het team Stedenbeleid en de cel Stedelijk Beleid. In 2012 stelde de Taskforce Brussel haar eindrapport voor. Dit rapport omvatte een gezamenlijke omgevingsanalyse, een overzicht van de financiële stromen vanuit de Vlaamse Gemeenschap naar Brussel en een knelpuntenanalyse gekoppeld aan voorstellen voor oplossingen van enkele belangrijke transversale dossiers en de generieke samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Ik raad iedereen al jaren aan om dat rapport goed te bestuderen, want zo weet men waar er verbeteringen mogelijk zijn. Het is een uitstekend rapport waar heel veel werk werd ingestoken en dat vandaag nog steeds brandend actueel is. In 2013 stelde de Taskforce Brussel een aanvullend rapport voor met specifieke knelpuntanalyses en voorstellen per beleidsdomein. De beleidsdomeinen die hierbij behandeld werden zijn Cultuur, Jeugd en Sport; Onderwijs en Vorming; Welzijn, Gezondheid en Gezin; Stedelijk Beleid en Stedenbeleid en tenslotte Inburgering en Integratie. De Taskforce Brussel suggereerde verder om haar werking in de toekomst verder te zetten in de vorm van een Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel (GACB) met een permanente werking.
25
De lijvige rapporten van de Taskforce Brussel waren volledig in het detecteren van knelpunten en inventariseren van beleidsopportuniteiten. De rapporten legden de basis voor verder overleg. Dat verder overleg veronderstelt een ambtelijke onderbouw. Hieraan wordt nu vorm gegeven door de installatie van de GACB. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er voorheen geen overleg was. De Vlaamse Regering en het VGC-College hebben dat overleg door de oprichting van de GACB willen formaliseren. Het is uiteraard aan het College van de VGC en de Vlaamse Regering om de agenda van dit ambtelijk overleg te bepalen. Gezien het belang dat in zowel het Vlaams regeerakkoord als in het bestuursakkoord van de VGC wordt gehecht aan ondermeer een goede toepassing van de Brusselnorm – dat is dus de bevolkings- en begrotingsnorm - werd voorgesteld om de GACB de opdracht te geven om de gegevens uit het bestaande rapport, zoals de financiële stromen, te actualiseren en te onderzoeken. De GACB moet onderzoeken in welke mate de Brusseltoets niet alleen kan worden toegepast op decreten, maar ook op besluiten van de Vlaamse Regering, Ministeriële Besluiten, investeringen en projectoproepen. Ik geef nu een woordje uitleg over de samenstelling van dat overlegorgaan. De vertegenwoordigers van beide administraties worden autonoom aangeduid door de Vlaamse Regering en door het College van de VGC. De GACB wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar van de administratie Binnenlands Beleid van de Vlaamse Gemeenschap, die vertegenwoordigd wordt door haar leidend ambtenaar ad interim, de algemeen directeur Sami Souguir en de leidend ambtenaar van de VGC-administratie Eric Verrept. Vervolgens zitten in die commissie namens de Vlaamse Gemeenschap voor het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de secretaris-generaal Karine Moykens, voor het departement Onderwijs en Vorming de secretaris-generaal Micheline Scheys, voor het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media de secretaris-generaal Luc Delrue en voor het team Stedenbeleid het afdelingshoofd Carolina Stevens. Namens de VGC zitten in deze commissie voor de algemene directie Welzijn. Gezondheid en Gezin de algemeen directeur Luc Dekeyser, voor de algemene directie Cultuur. Jeugd en Sport de algemeen directeur Dirk Broekaert, voor de algemene directie Onderwijs en Vorming de algemeen directeur Steven Vervoort en voor de cel Stedelijk Beleid de deskundige-coördinator Pieter Van Camp. Die leden kunnen zich laten vervangen door een plaatsvervanger. De ambtenaren van het coördinatieteam Brussel, van de studiedienst van de Vlaamse Regering, van de Meet- en Weetcel van de VGC en van de diensten van de leidend ambtenaar van de VGC-administratie wonen eveneens de vergaderingen van de GACB bij. De GACB komt een eerste keer samen in juni 2016 om de werkmethode en het vergaderritme af te spreken en zal dan een gestage permanente werking kennen. Het gaat om een voortzetting van wat we aan het doen waren op een gestructureerde manier en dat kan ons beleid alleen maar ten goede komen.
26 Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ik heb het citaat van Vlaams minister Sven Gatz hier bij me. Hij verklaarde in de media: “In een domein zoals Welzijn is er vaak een grote link met het werk van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De vraag is of we daarbovenop dan nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten inrichten of we meer complementair met de GGC moeten werken.” Dat is volgens mij een duidelijke vraag. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Hij zegt dat we complementair moeten werken. Dat wil zeggen dat we de hiaten in het bestaande aanbod moeten opvullen. Als we naast het bestaande aanbod identiek hetzelfde aanbod inrichten, dan werken we eerder capaciteitsversterkend en niet zo zeer complementair. De middelen zijn altijd beperkt. Vlaams minister Sven Gatz zegt dus dat als we ons toch moeten concentreren op iets, dan moeten we in kaart brengen wat er al bestaat en daarin complementair proberen te zijn door ons te richten op de hiaten. Op de arbeidsmarkt is het bijvoorbeeld niet altijd eenvoudig om tweetalig personeel te vinden. Op dat vlak is het aanwerven van verpleegkundigen bijvoorbeeld een drama aan het worden. Het gaat al niet meer om tweetalige verpleegkundigen te vinden, maar om er te vinden die één van de twee landstalen kent. We hebben natuurlijk wel verpleegkundigen nodig. Zonder verpleegkundigen kunnen we de diensten niet laten werken. Als we moeten kiezen tussen de taalkennis van verpleegkundigen of hun verpleegkundige kennis, dan kiezen we in de eerste plaats voor dat laatste. De Vlaamse Gemeenschap zou om dat hiaat op te vullen een specifiek zuiver Nederlandstalige voorziening inrichten. Dat is een voorbeeld van complementair werken. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): De collegevoorzitter beschuldigt mij ervan om zaken te lezen die er niet staan, maar ik vind dat hij nu wel heel creatief is met de invulling van dit citaat. Er staat of de vraag is of we daarbovenop dan nog eens een Nederlandstalig netwerk moeten inrichten. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Je moet het citaat wel helemaal tot het einde lezen. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Ja, er staat of we daarbovenop of complementair moeten werken. Hoe begrijp ik dat? Er zijn Vlaamse rusthuizen en rusthuizen van de GGC. De vraag is of we bovenop de rusthuizen van de GGC nog eens Nederlandstalige rusthuizen inrichten of moeten we meer complementair werken? Volgens mij is dat een duidelijke vraag. Het gaat inderdaad om een vraag, maar Vlaams minister Sven Gatz zou die vraag niet stellen als hij zich daar geen bedenkingen bij gemaakt heeft. Ik ben blij dat de collegevoorzitter mij nu bevestigt dat het antwoord op die vraag is dat er geen afbouw zal zijn van het Nederlandstalige netwerk. Ik merk dat collegelid Bianca Debaets mij af en toe niet zo goed volgt. Ik ben bereid om er dieper op in te gaan. Ik heb nooit gezegd dat andere overheden de Vlaamse bevoegdheden moeten overnemen, maar wel dat het Vlaamse beleid maar efficiënt uitgerold kan worden als er rekening gehouden wordt met het beleid van de andere overheden. Het mooiste voorbeeld daarvan is Onderwijs. Het beleid van de Franse Gemeenschap heeft een gigantische impact op het Nederlandstalig onderwijs, al is het maar om te weten welke leerling waar zit in verband met de spijbelproblematiek en de schoolplicht. Daarmee zeg ik niet dat het Nederlandstalige onderwijs moet overgedragen worden naar de Franse Gemeenschap.
27 Ik blijf erbij dat, als de VGC een beleid uitrolt zonder te kijken naar hoe de anderen het doen, we dan in een bubbel leven. De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): Ik begrijp toch redelijk goed Nederlands en ook ik had het citaat van onze vriend Sven Gatz anders begrepen. Volgens mij vraagt hij zich inderdaad af of het nog nodig is dat de Vlaamse Gemeenschap een aanbod naast dat van de GGC inricht. Ik vind dat een bijzonder gevaarlijk denkspoor. De collegevoorzitter insinueert dat hij dat misschien niet gezegd heeft. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik ben in mijn leven vaak bezig geweest met communicatie. Hoe iets begrepen wordt, hangt veel af van de mindset van wie het uitlegt. Het grappige is dat de heer Dominiek Lootens-Stael nu probeert uit te leggen wat minister Sven Gatz heeft willen zeggen. Er wordt aan mij gevraagd om dat ook uit te leggen. Ik stel voor dat we dat in het vervolg aan de minister zelf laten. We zijn wijs en oud genoeg. Hoe lang zitten we hier nu al samen? De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): Meer dan 20 jaar. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik zou bijna zeggen dat we vrienden zijn. (Hilariteit) Deze Spielerei mag dan wel leuk zijn, maar we moeten wel toegeven dat het niet ernstig is. De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): Wanneer dingen verkeerd begrepen dreigen te worden zou ik als minister snel om een rechtzetting vragen. Ik begrijp dat als er al een rusthuis van de Franse Gemeenschap of van de GGC bestaat, men in die buurt geen Nederlandstalig rusthuis meer nodig heeft. In die rusthuizen zijn er soms wel helse toestanden, zeker voor de Nederlandstalige inwoners. In dat geval zou ik toch vragen om er ook een Nederlandstalig rusthuis naast te zetten. Ik hoop dat minister Sven Gatz inziet dat het niet de bedoeling is om het Nederlandstalig netwerk, dat in veel gevallen juist door zijn kwaliteit boven de rest staat en dus broodnodig is in onze stad, af te bouwen. Ik denk aan rusthuizen en serviceflats die ik zie verdwijnen, waardoor het voor senioren niet altijd evident is om in onze stad te blijven. Als we dat aanbod wegnemen, is dat een oorzaak voor nog meer stadsvlucht. De heer Johan Van den Driessche (N-VA): Net zoals er verschillende soorten vrienden zijn, zijn er ook verschillende soorten vragen die je in de pers kunt stellen. Je kunt onschuldige vragen stellen en je kunt open vragen stellen die een bijbedoeling hebben. Ik denk dat dat hier wel eens het geval zou kunnen zijn. Er zijn echter ook verschillende soorten antwoorden. Hier worden we geconfronteerd met een onvolledig antwoord. Hoe ziet collegevoorzitter Guy Vanhengel de terugkoppeling van de resultaten van de ambtelijke commissie naar deze Raad? Koestert de collegevoorzitter een aantal ideeën zodat de beoogde efficiëntie kan worden verwezenlijkt? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Wat de terugkoppeling betreft, moet je een onderscheid maken tussen de Raad, de regering en de administratie. De Raad kan onmogelijk in de plaats treden van de uitvoerende macht. De uitvoerende macht moet met de administratie kunnen werken en het door de Raad gedragen, afgesproken beleid verwezenlijken. Anders loopt alles in de war en is er geen aansturing meer. In het huis moet er orde en tucht heersen.
28
Hoe verliep dat alles in het verleden? Van zodra er door de werking van de ambtelijke commissie definitieve stukken worden opgeleverd, zijn die voor iedereen beschikbaar en moeten ze ook in de schoot van deze Raad kunnen besproken worden. Dat spreekt voor zich. Het is uiteraard niet de bedoeling dat raadsleden aan de werking van die werkgroep gaan deelnemen of er gaan tussenkomen. Met een dergelijke werkwijze raak je er niet uit. Ik ga er vanuit dat alles verder kan worden verdeeld, bekendgemaakt en bediscussieerd van zodra de ambtelijke commissie tot besluiten komt en de beleidsaanbevelingen die door de beide partijen werden gevalideerd, bekend zijn. Ik zal een voorbeeld geven over de efficiëntiewinsten. Op het vlak van de opvolging van de investeringsdossiers voor het onderwijs zit men nu heel vaak samen met de leden van de administratie. Ik stel vast dat er winst is op het vlak van duidelijkheid en efficiëntie. Je kunt immers slagkrachtiger optreden en je verliest minder tijd bij de verdeling van subsidies. Je probeert immers de procedures eenvoudiger te houden en recht door zee te gaan. In eerste instantie vroeg ik me ook af of dat alles wel hoefde. Ik heb echter persoonlijk deelgenomen aan een dergelijk overleg en achteraf bleek dat alles sneller vooruitging. Efficiëntiewinst is soms in onverwachte hoekjes te vinden.
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 61) Toesturen van het VGC-jaarverslag aan alle Nederlandstalige Brusselaars Mevrouw Annemie Maes (Groen): Vorige week mochten alle Nederlandstalige Brusselaars het jaarverslag van de VGC in hun brievenbus ontvangen. (Mevrouw Annemie Maes steekt een exemplaar in de lucht.) Dat is een lijvig document met een uitgebreid overzicht van de werking van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Uiteraard is het een zeer goede zaak dat de Nederlandstalige Brusselaars, en bij uitbreiding eigenlijk alle Brusselaars, goed op de hoogte zijn van alles wat de VGC voorziet en organiseert. Alleen is het maar de vraag of dat de meest geschikte en efficiënte format is om dat te doen. De kans dat een dergelijk vrij ambtelijk opgesteld verslag, waar de bestemmeling niet om gevraagd heeft, gewoon in de papiermand verdwijnt, is immers niet gering. Welke initiatieven neemt de VGC vandaag om haar werking beter bekend te maken bij de Nederlandstalige Brusselaars? Past het toesturen van het jaarverslag in een algemene communicatiestrategie van de VGC naar de Nederlandstalige Brusselaars toe? Naar hoeveel personen is dat jaarverslag gestuurd. Wat was daarvan de kostprijs? Zijn er ook andere, meer laagdrempelige en ecologische, alternatieven overwogen om die communicatie te verwezenlijken? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De VGC profileert zich als een open overheid, die veel belang hecht aan de kwaliteit van haar contacten met de burger, organisaties en instellingen. Ze werkt aan een positieve beeldvorming via een aangepaste overheids- en gemeenschapscommunicatie. Ze doet dat door het versterken van de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van het Nederlandstalig netwerk en via de media. De invoering van het nieuwe N-Brussel-logo, de bijhorende huisstijl en gevelborden en de vernieuwde webstekken van de VGC sluiten hierbij aan.
29
Sinds 2009 geeft de VGC een jaarverslag uit in de vorm van een krant in tabloidformaat. Doorheen de jaren besteedde ze meer en meer aandacht aan de ontwikkeling van een aantrekkelijk, uitnodigend en laagdrempelig jaarverslag met een vlot en toegankelijk taalgebruik en veel afbeeldingen en interviews. In 2011 ontwikkelde ze voor het eerst een digitale doorbladerbare versie van die publicatie. Die publicatie is raadpleegbaar op de VGCwebstek. Met het jaarverslag wil de VGC een breed publiek bereiken en inspelen op een behoefte van het werkveld. Verder is het de bedoeling om de geëngageerde Brusselaar meer informatie en duiding te bezorgen over haar dienstverlening. Het jaarverslag is dan ook een belangrijk instrument in de VGC-communicatie. De invoering van het nieuwe N-Brussel-logo en de huidige evolutie van een aantal initiatieven vormden een goede aanleiding om de Brusselaars, precies dankzij het papieren jaarverslag, opnieuw kennis te laten maken met de VGC en haar realisaties, projecten en dienstverlening. Er zijn in deze stad doelgroepen die geen of moeilijk toegang hebben tot digitale communicatie. Dankzij de algemene bezorging, verliest men ook die mensen niet uit het oog. Daarenboven zit het jaarverslag goed in elkaar. En wat goed is, mag gezien worden. Als je doeltreffend bent, is repetitie de sleutel van elke communicatie. Het volstaat niet om een keer iets te zeggen. Je moet soms iets 10, 20 of wel 30 keer zeggen alvorens mensen iets begrijpen. Deze Raad is daar een voorbeeld van. (Glimlachjes) Het VGC-jaarverslag 2015 werd bezorgd aan de Brusselse gezinnen die in het Nederlands werden ingeschreven in het Rijksregister. Dat kwam neer op 47.436 zendingen. De totale kostprijs voor de aanvraag van adressen uit het Rijksregister, de druk, de verwerking en de portkosten bedroegen net geen 70.000 euro. Daarnaast was er nog de reguliere verzending van 2.000 jaarverslagen naar de organisaties die behoren tot het VGC-netwerk en naar contactpersonen binnen de verschillende andere beleidsniveaus. Toen ik destijds de jaarverslagen ontving, vroeg ik me wel eens af voor wie die allemaal werden gedrukt. Dienden ze gewoon om op te bergen in kasten? Als je dan toch een jaarverslag maakt, probeer dan iets te vervaardigen dat ook de doorsneeburger kan aanspreken over wat je doet. Alleen dan heeft dat drukwerk zin. Dit jaar was men van mening dat het jaarverslag er echt goed uitzag en aan de mensen mocht worden bezorgd. De leidende ambtenaar kreeg dan ook het fiat om het naar iedereen op te sturen. De heer Dominiek Lootens-Stael (Vlaams Belang): De kostprijs van 70.000 euro voor 47.000 zendingen klopt toch niet? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat cijfer is correct. Het jaarverslag wordt immers verstuurd onder omslag in een massabestelling. Je kunt een dergelijk rapport moeilijk als brief versturen. Naast de algemene verzending naar de Nederlandstalige Brusselaars kan men op de webstek van de VGC, naar analogie met de voorbije jaren, een doorbladerbare pdf-versie van het jaarverslag raadplegen. Wat het ecologische aspect van de gedrukte versie van het jaarverslag betreft, kan ik mevrouw Annemie Maes eveneens geruststellen. CyclusOffset@ is een natuurwit, ongestreken gerecycleerd papier en karton, gemaakt van 100% post-consumer gebruikt papier.
30 CyclusOffset@ is een eerste keuze voor iedere toepassing waarbij het milieuvriendelijke karakter van de vervaardiging ervan een rol speelt. CyclusOffset@ is FSC-gecertificeerd, draagt het EU Eco-label en het Blauwe Engel-logo. Dat laatste is wellicht nog het belangrijkste. (Hilariteit) En neen, het is geen verkiezingslogo, maar een label, net zoals Max Havelaar. Mevrouw Annemie Maes (Groen): De collegevoorzitter heeft naast de kwestie geantwoord. Ik vroeg immers naar andere laagdrempelige, ecologische alternatieven. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik heb gezegd dat het blad perfect digitaal leesbaar is. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Ik heb dat document bekeken. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: En toch ook gelezen? Mevrouw Annemie Maes (Groen): Niet helemaal, want het bevat te veel informatie. Dat is net mijn punt. Het komt terecht in de brievenbussen van alle Nederlandstalige gezinnen. Andere sectoren zullen in hun professionele communicatie eerder specifieke folders maken om zichzelf te verkopen. Zij zullen niet gewoon hun jaarverslag opsturen. De vraag is hoe de VGC wil dat de boodschap over haar dienstverlening overkomt. Het is inderdaad mooi opgesteld, maar alleen verenigingen en administraties zijn vertrouwd met het gebruikte jargon en de hoeveelheid informatie. De afkortingen in titels als “ROC laat CLB’s over het muurtje kijken” zijn allerminst bekend. De vraag is welk instrument de VGC wil gebruiken om te informeren over haar dienstverlening. Een jaarverslag is alvast niet het juiste. Misschien kan er een light-versie van gemaakt worden voor wie alles wil weten, maar bij een volgende algemene communicatie met de burger zou het beter zijn om er mensen bij te betrekken die weten hoe de doorsneeburger bereikt kan worden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Elke week verdeelt de VGC in diezelfde bussen een blad, betaald door de overheid en opgemaakt door professionele journalisten. Ik nodig mevrouw Maes uit om dezelfde kritische blik op Bruzz te werpen. Mevrouw Annemie Maes (Groen): Er moet gewoon een analyse gemaakt worden over de doelgroep en de boodschap. Als de VGC mensen wil informeren over haar activiteiten, dan is dat – hoe goed het ook werd gemaakt – niet het meest geschikte document. Ik vrees dat het bij het merendeel gewoon bij het oud papier terechtkomt. Hoogstens werd de voor- en achterpagina bekeken en werd het eens doorbladerd, maar dat is niet genoeg.
-
De vergadering wordt om 11.46 uur gesloten. De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
31 BIJLAGEN Ingekomen stukken Commissievergaderingen - verslagen Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van 1 juni 2016 Vragen om uitleg INTEGRAAL VERSLAG – Stuk 627 (2015-2016) – Nr. 1
Schriftelijke vragen Er werden schriftelijke vragen ingediend door de heer Johan Van den Driessche, de heer Fouad Ahidar en mevrouw Khadija Zamouri.
32 TREFWOORDENREGISTER
Actualiteitsdebat Zie - Uitspraken van Vlaams minister Sven Gatz over de Vlaams-Brusselse zorgsector en de oprichting van een ambtelijke commissie Actualiteitsvragen Zie - Hervorming van de kinderbijslag in Vlaanderen en de gevolgen hiervan op de Brusselse schoolgaande kinderen - Toesturen van het jaarverslag VGC aan alle Nederlandstalige Brusselaars (Culturele) samenwerking tussen de Gemeenschapscommissies, blz. 12 Hervorming van de kinderbijslag in Vlaanderen en de gevolgen hiervan op de Brusselse schoolgaande kinderen, blz. 17 Interpellatie Zie - Taalgebruik in het Bruzz Magazine “Uit in Brussel” Project ‘Mixity, blz. 10 Taalgebruik in het Bruzz Magazine “Uit in Brussel”, blz. 4 Toesturen van het jaarverslag VGC aan alle Nederlandstalige Brusselaars, blz. 28 Uitspraken van Vlaams minister Sven Gatz over het opdoeken van de Vlaams-Brusselse zorgsector en de oprichting van een ambtelijke commissie, blz. 19 Vragen om uitleg Zie - (Culturele) samenwerking tussen de Gemeenschapscommissies - Project ‘Mixity’ Wijziging in de samenstelling van de Raad, blz. 3 Wijzigingen in de samenstelling van de Commissies, blz. 3