VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2010-2011
Nr. 2
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 29 OKTOBER 2010 OCHTENDVERGADERING
INHOUD BERICHTEN VAN VERHINDERING................................................................................
46
MEDEDELINGEN...............................................................................................................
46
BELEIDSNOTA (R.v.O., art. 50,2)........................................................................................
46
Beleidsnota 2009-2014: Algemeen Beleid, ingediend door de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium en de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken – Stuk 427 (2010-2011) – Nr.1 Bespreking..............................................................................................................................
46
Sprekers: de heren Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter, Fouad Ahidar, René Coppens, Dominiek Lootens-Stael, mevrouw Brigitte De Pauw, de heer Paul De Ridder, mevrouw Annemie Maes, de heren Herman Mennekens, Walter Vandenbossche, mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid en de heer Bruno De Lille, collegelid STEMMING..........................................................................................................................
66
BELEIDSPLAN (R.v.O., art. 50,3)........................................................................................
66
2
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015 – Stuk 428 (2010-2011) – Nr.1 Bespreking.......................................................................................................
77
Sprekers: mevrouwen Brigitte Grouwels, collegelid, Elke Roex, Els Ampe, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevrouw Brigitte De Pauw, de heren Fouad Ahidar, Paul De Ridder en mevrouw Elke Van den Brandt STEMMINGEN.............................................................................................
77
MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O., art. 63)...........................................
77
Motie van aanbeveling van de heer Dominiek Lootens-Stael tot besluit van de op 25 oktober 2010 in de Commissie voor Onderwijs en Vorming gehouden interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het aanbieden van halalvoedsel in de scholen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs – Stuk 430 (2010-2011) – Nr.1 Bespreking.......................................................................................................
77
STEMMING...................................................................................................
78
PERSONEELSSTATUUT VAN DE PERMANENTE DIENSTEN VAN DE RAAD VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE – AANPASSINGEN Bespreking.......................................................................................................
79
STEMMINGEN.............................................................................................
79
INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62)................................................................
80
van mevrouw Brigitte De Pauw tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC Sprekers: mevrouw Brigitte De Pauw, de heren Fouad Ahidar, Herman Mennekens, Dominiek Lootens-Stael, mevrouwen Annemie Maes, Elke Roex en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter VRAGEN (R.v.O., art. 59).............................................................................. van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek in Muntpunt
84
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
3
van mevrouw Els Ampe aan de heer Bruno De Lille, colleglid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende het jaarverslag 2009 van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art. 61,5 c)................................................
87
Actualiteitsvraag van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de ongeoorloofde usurpatie van gemeenschapsbevoegdheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Actualiteitsvraag van de heer Paul De Ridder aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de begroting en de bevoegdheidsoverschrijding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Sprekers: de heer Dominiek Lootens-Stael, de heer Paul De Ridder, mevrouw Elke Roex, de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter BIJLAGE....................................................................................................... Commissieverslagen – Interpellaties & vragen
92
TREFWOORDENREGISTER.....................................................................
115
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
46
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
OCHTENDVERGADERING - De vergadering wordt om 9.06 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe
BERICHTEN VAN VERHINDERING
De voorzitter.- Mevrouw Sophie Brouhon is verhinderd voor deze vergadering wegens verblijf om persoonlijke redenen in het buitenland. De heer Johan Demol is eveneens verhinderd voor deze vergadering. MEDEDELINGEN De voorzitter.- De voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement deelt bij brief mee dat het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ter vergadering van 20 oktober 2010 voor wettig en voltallig is verklaard. De voorzitter van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deelt bij brief mee dat de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ter vergadering van 21 oktober 2010 voor wettig en voltallig is verklaard. De voorzitter van de Assemblée de la Commission communautaire française deelt bij brief mee dat de Assemblée de la Commission de la communauté française zich ter zitting van 22 oktober 2010 heeft geconstitueerd. BELEIDSNOTA (R.v.O., art. 50,2) Beleidsnota 2009-2014: Algemeen Beleid, ingediend door de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium en de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken – Stuk 427 (2010-2011) - Nr.1 Bespreking De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Net zoals vorige week zal ik hier een korte weergave geven van de uitvoerige beleidsnota die de raadsleden hebben ontvangen. Ik zal mij dus, namens het College, beperken tot het verwijzen naar het document, maar zal uiteraard de tekst inleiden en een paar hoofdpunten meer in detail bespreken. De rode draad doorheen deze beleidsnota is de verbetering van de dienstverlening aan de burger. We proberen dat via een aantal wegen te bereiken: eerst en vooral door een beleidsvoering die afgestemd is op de noden en behoeften van de burger, door een zuinige
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
47
en correcte besteding van de middelen en door een open en interactieve communicatie, met gemotiveerde en betrokken ambtenaren. Bij deze ambtenaren ligt het eerste zwaartepunt. Om een administratie met een open blik naar de stad en haar bewoners te creëren zal er aandacht worden besteed aan een verhoogde betrokkenheid van de personeelsleden van de administratie. De VGC zal weldra, door de centralisatie van de administratie op een volledig nieuwe locatie, nog meer dan voordien haar medewerkers een aangename en kwalitatieve werkomgeving kunnen aanbieden. Het centraliseren van de administratie in het centrum van Brussel biedt een uitstekende mogelijkheid om de zichtbaarheid van de VGC en het positief imago in de stad te vergroten. Ook vanuit een HRM-beleid kan er aandacht worden besteed aan het vergroten van het positieve imago van de VGC. Via de publicatie van vacatures en aankondigingen van examens via verschillende mediakanalen en de frequente aanwezigheid op de jobbeurzen kunnen we de bekendheid en zichtbaarheid van de VGC continu uitbouwen. Uiteraard is hiervoor een sterk uitgebouwd HRM-beleid noodzakelijk. Dat beleid moet gestoeld zijn op het bieden van kansen en mogelijkheden om deskundigheid te verwerven, te behouden en efficiënter te werken. Er is geen degelijk personeelsbeleid mogelijk zonder de aanwerving van de juiste mensen op de juiste plaats en met een correct loon. Dit loon mag niet enkel gebaseerd zijn op diploma’s. In dat kader is, zowel bij aanwerving als bij bevordering, de valorisatie van eerder verworven competenties uiterst belangrijk. Voor de VGC zijn diversiteit en gelijke kansen belangrijk. Daarbij moet vooral aandacht gaan naar de competenties van mensen, ongeacht geslacht, leeftijd, afkomst, handicap of geaardheid. Deze diversiteit moet continu tot uiting komen in alle personeelsinstrumenten, binnen het gehele personeelsbeleid van de VGC. Wat die personeelsinstrumenten betreft, verwacht het College een nieuwe evaluatieprocedure. Dat is nodig omwille van de ongelijkheid tussen contractuele en statutaire medewerkers in het geval van een negatieve evaluatie. Uiteraard verdienen in dit kader ook de functioneringsgesprekken en de juiste begeleiding meer aandacht. Het uiteindelijke doel van begeleiding en evaluatie is de uitwerking van een persoonlijk ontwikkelingsplan, op maat van het niveau, de functie, het project en de groeimogelijkheden binnen de VGC van de individuele ambtenaar. Een persoonlijk ontwikkelingplan moet zorgen voor de consequente en voortdurende opvolging van de loopbaanontwikkeling van een personeelslid. Om dit te realiseren moet het vormingsaanbod verder worden ontwikkeld. Het moet een aanbod worden dat verbonden wordt aan de competenties en groeimogelijkheden van de personeelsleden. Daarnaast zullen ook begeleiding, e-learning, training on the job en workshops worden ingezet voor de ontwikkeling van het personeel. Reeds in de vorige legislatuur werd de nadruk gelegd op de evolutie van een traditionele personeelsdienst naar een echt en efficiënt HRM-beleid binnen onze organisatie, want werkgeverschap van de overheid moet niet alleen duurzaam, voorbeeldig en sociaal zijn, maar ook financieel legitimeerbaar. Het personeel wordt niet alleen als een kostenfactor beschouwd. Het is ook en vooral een menselijk kapitaal waarmee de vooropgestelde resultaten van een organisatie worden bereikt en gemeten. Dit vergt een zorgvuldig beheer. Net
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
48
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
om dit mogelijk te maken verwacht het College dat het personeelsstatuut globaal wordt herzien en dat het personeelsplan wordt bijgestuurd. Om te kunnen investeren in mensen heeft men ook financiële middelen nodig. Het is intussen duidelijk dat de economische crisis Vlaanderen en Brussel niet onberoerd laat. Terwijl er tijdens de vorige regeerperiode in Vlaanderen bijna stelselmatig overschotten werden gerealiseerd, zal door onze voogdijoverheid nu noodgedwongen worden bespaard. Ten gevolge van dat stringent budgettair kader zal ook de VGC haar begrotings- en financieel beleid moeten aanpassen. Hierover komen straks nog enkele vragen aan bod. Ruim 10 jaar geleden moest de VGC nog lineaire besparingen doorvoeren om tot een begrotingsevenwicht te komen. Tijdens de 2 voorbije regeerperiodes werd een strikter budgettair beleid gevoerd, met een zogenaamde ‘nulbegroting’. Hierdoor was het mogelijk om de voorbije 9 begrotingen in evenwicht en zelfs met een licht overschot goed te keuren. Maar deze overschotten waren niet structureel en werden gebruikt om de tekorten in het lopende jaar te financieren. Men mag niet vergeten dat de werkingsmiddelen van de VGC in hoofdzaak bestaan uit dotaties en subsidies van andere overheden, namelijk van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en de federale overheid. Aangezien de ontvangsten bij die overheden niet verder zijn gestegen, gaat het College er nu reeds van uit dat de groei van de inkomsten van de VGC in de nabije toekomst eerder beperkt of zelfs onbestaande zal zijn. Bijgevolg zullen er nu nog meer weldoordachte keuzes moeten worden gemaakt, waarbij efficiëntie en effectiviteit daadwerkelijk primeren. De weg die de VGC reeds enkele jaren geleden insloeg naar een modern financieel systeem, moet een hefboom vormen voor een meer slagkrachtige overheid. Een geïntegreerd systeem van begroting en boekhouding, alsook rapportering, is hierbij het belangrijkste streefdoel. Ook intern zal meer aandacht moeten worden besteed aan controle. Niet enkel de wettigheid, maar ook de zuinigheid, noodzakelijkheid, efficiëntie en effectiviteit van uitgaven moet worden getoetst. De centralisatie van de administratie moet naast praktische voordelen ook zorgen voor financiële voordelen. In het kader van de opmaak van de begroting 2011 zal het College aan de leidend ambtenaar van de administratie de opdracht geven om andere acties voor te stellen die intern kunnen worden genomen met het oog op zuinigheid en de doelmatige inzet van middelen. Met een doelmatig communicatiebeleid wil het College zijn missie en beleid realiseren en versterken. Het moet bijdragen tot een verhoogde effectiviteit en zichtbaarheid. Cruciaal hierbij is een consequente, duidelijke en correcte invulling van de rol en het profiel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op alle niveaus en in alle communicatie-initiatieven. De communicatie moet er in het bijzonder toe leiden dat door een open en laagdrempelige opstelling het diverse Brusselse publiek gemakkelijker de weg naar het VGC-aanbod vindt. De Vlaamse Gemeenschapscommissie wil inspelen op de behoeften aan informatie en communicatie van haar burgers en doelgroepen. Daarom zal het College meewerken aan een kwalitatief aanbod aan hoofdstedelijke communicatie- en mediavoorzieningen. Het College hecht eveneens belang aan een positieve uitstraling van de stedelijke context en van de Nederlandstalige aanwezigheid in de stad. Een gedegen stads- en gemeenschapscommunicatie zal de burgers en doelgroepen kansen en instrumenten bieden in hun persoonlijke en sociale ontwikkeling.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
49
Ook wat betreft de interne communicatie moeten er nieuwe initiatieven worden genomen. Intern de zaken op orde zetten is een voorwaarde om extern beter te kunnen presteren. Intern communicatiemanagement beoogt finaal de ontwikkeling en instandhouding van een krachtige communicatiecultuur in een organisatie. Belangrijke partners in het communicatiebeleid van de VGC zijn onze Vlaams-Brusselse mediapartners: Brussel Deze Week, tvbrussel, FM Brussel en hun gezamenlijke website brusselnieuws.be. Zij vormen het klavertje vier van het Nederlandstalig mediabeleid in de hoofdstad. Nog meer dan voordien moeten wij hen aanmoedigen om vernieuwende initiatieven te nemen binnen de toegekende budgetten. Ze hebben trouwens al bewezen dat ze dit kunnen. Wij denken bijvoorbeeld aan ‘Klas in de media’. Samen met deze mediapartners zal de VGC via afspraken en beheersovereenkomsten toezien op de neutraliteit en onafhankelijkheid van de redacties en het respect voor de beginselen van het corporate governance-beleid in hun raden van bestuur. Het is de wens en de wil van het College dat de Brusselse media een veel ruimer bereik moeten krijgen in Vlaanderen. Alleen dan kunnen zij ook echt hun steentje bijdragen tot het imago van Brussel in Vlaanderen. De VGC kiest uitdrukkelijk voor een rationele en onderbouwde beleidsvoering en besluitvorming. Daarom werd in 2008 de Meet- en Weetcel geïnstalleerd. Deze cel staat in voor het uitbouwen van initiatieven die de beleidsvoering sturen, voeden en ondersteunen. De cel dient organisatiebreed te functioneren en richt zich op het optimaliseren van processen voor dataverzameling en de samenwerkingsstructuur daaromtrent. Men zal inzake dataverzameling en kennisdeling maximaal streven naar synergieën met andere actoren in dit domein. We denken hierbij aan de studiediensten van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse regering, maar ook die van de provincies en de gemeenten. Voor Brussel zal onze expertencel zoveel mogelijk samenwerken met de verschillende Brusselse kenniscentra, zoals het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse en het Agentschap Territoriale Ontwikkeling. Nog dit najaar hopen wij hier het nieuwe investeringsplan 2011-2015 te kunnen voorstellen. Het investeringsbeleid van de VGC steunt op twee pijlers, namelijk het ontwikkelen van het eigen patrimonium en het verlenen van investeringssubsidies aan derden. Voor het plannen van het investeringsbeleid wordt de in de vorige bestuursperiode ontwikkelde methodiek voortgezet. Er wordt een vijfjarig investeringsplan opgesteld dat jaarlijks, op basis van de bouwrijpheid van dossiers en de beschikbare middelen, zal worden bijgestuurd. De VGC vervult als overheid een voorbeeldfunctie op het vlak van duurzaamheid. De functionele toegankelijkheid van het eigen patrimonium en de gefinancierde projecten wordt dan ook vooropgesteld in ons investeringsbeleid. Met het oog op een efficiënte dienstverlening werd in de vorige bestuursperiode specifieke beheerssoftware aangekocht, ontwikkeld en geïmplementeerd. Het doel van deze software is meervoudig en omvat het opmaken van conditiemetingen van het patrimonium, het ontwikkelen van een efficiënt gebouwenbeheer, het opstellen van meerjarige onderhoudsplannen, het toepassen van de regelgeving rond preventie- en veiligheidsbeleid in publiek toegankelijke ruimten en op de arbeidsplekken en het ondersteunen van een actief energiebeleid. Het vorige College keek met enthousiasme uit naar de werking van dit systeem. Het huidige College kijkt met zeer veel verwachtingen uit naar de resultaten van dit systeem. De VGC moet ernaar streven een glazen huis te zijn, dat dienstbaar, transparant en efficiënt is voor haar bewoners, haar bezoekers en haar personeel. De administratie van de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
50
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
VGC heeft als opdracht het beleid van het College mee voor te bereiden, te ondersteunen, uit te voeren en te evalueren. Met de verschillende doelstellingen en acties die zijn opgenomen in deze beleidsnota Algemeen Beleid zal de Vlaamse Gemeenschapscommissie een open overheid zijn waar de burgers en de organisaties de contacten met de VGC ervaren als toegankelijk, bereikbaar en verstaanbaar. De heer Fouad Ahidar.- Deze ochtend moest ik even denken aan collega Els Ampe (hilariteit)…..omdat zij er ons vorige vrijdag aan herinnerde dat het de Dag van het Brood was. Iemand anders sprak dan weer over de Dag van de Vrijwilligers. Blijkbaar is het vandaag Knuffeldag, als ik de radio mag geloven. Ik wil jullie dus allemaal knuffelen. Mijn armen zijn dan misschien niet zo groot, maar mijn hart is dat wel. (Gelach en applaus) Nu het bloemetje is uitgedeeld, komt de bloempot. (Glimlachjes) Verschillende overheden in ons land moeten besparen. In de Vlaamse Regering zal elke minister op zijn of haar beleidsdomein 2,5 % besparen. Dat heeft men in 2010 al gedaan en het zal dus opnieuw in 2011 gebeuren. Voor de VGC is 2011 het eerste jaar dat ze een vergelijkbare inspanning moet doen, voor een bedrag van een half miljoen euro. Tot mijn verbazing vind ik in deze beleidsnota weinig terug over een efficiënt beheer van de beschikbare middelen. Een visie op het algemeen beleid voor de volgende vier jaren ontbreekt zelfs. Natuurlijk zou het niet aanvaardbaar zijn mocht de VGC geen enkele inspanning doen binnen de eigen organisatie, maar wel de besparingen ten belope van een half miljoen euro zou afwimpelen op vzw’s, op projecten en op dienstverlening aan de burger. Heeft de collegevoorzitter een doorlichting gemaakt van de kostenstructuur van de VGC? Zijn er overbodige uitgaven gevonden, zoals bijvoorbeeld studies die besteld worden maar waar niets mee gebeurt? Dergelijke uitgaven kunnen worden vermeden of goedkoper worden. Het is toch onmogelijk dat een instelling die voor werking en personeel 20 miljoen euro op jaarbasis uitgeeft, niet in staat zou zijn om te besparen. Waarom heeft men het daar niet over in de beleidsnota? Men zal toch niet beweren dat de VGC zelf niet hoeft in te leveren, maar de verenigingen wel? Ik denk dat de meeste vzw’s, die elke dag met beide voeten in de realiteit staan, veel efficiënter omspringen met hun middelen. Daar moet toch niet naar centen worden gezocht. Ik zie dat ik vooruitloop op de bespreking van de begroting. In de beleidsnota Algemeen Beleid worden de krijtlijnen uitgezet voor het personeelsbeleid en de organisatie van de VGC. Ik vind er echter niets in terug over efficiënt bestuur en beter beheer van de beschikbare middelen. Er komt een nieuw jaarlijks evenement om de contacten tussen beleid, werkveld en bevolking te stimuleren. Er bestaan al evenementen die de VGC in de kijker zetten, zoals Stadskriebels. De VGC subsidieert ook nog eens de activiteiten van tal van organisaties en heeft zelf al een groot jaarlijks evenement met de uitreiking van de Gouden Ketjes. Waarom moet er nog een extra evenement komen? De VGC is toch geen evenementenbureau! En als dit evenement toch zou doorgaan, wat is daarvan dan de kostprijs? Is daarvoor al een budget uitgetrokken? Wat betreft communicatie moet de website van de VGC een tweede adem krijgen door het uitbouwen van informatie, gerichte aandacht voor doelgroepen en het aanbieden van extra toepassingen voor e-government. Kan de collegevoorzitter dit verder verduidelijken? Werd er een analyse gemaakt van de huidige website en wat waren de resultaten? Aan welke toepassingen voor e-government wordt gedacht? Zal men ook mensen trachten te bereiken die geen computer gebruiken? Wat is het budget hiervoor?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
51
De VGC gaat het wagenpark van de administratie screenen op gebruik, verbruik en doelmatigheid. Er wordt echter geen concreet engagement gegeven. Hoeveel zal de VGC besparen met een rationeler gebruik van het wagenpark? Het totale energieverbruik moet tegen 2020 met minstens 30 % dalen in vergelijking met 2008. De directie Gebouwen en Patrimonium volgt nu al de vooruitgang jaarlijks op en rapporteert aan het College. Waarom formuleert de VGC geen streefcijfer voor de jaren 2011-2014? In 2011 zal de administratie verhuizen naar een centraal gebouw. Op basis van de doorlichting van het facilitair beheer zullen de taken beter verdeeld worden. Er komt een aankoopvisie en een centrale aankoopdienst, hetgeen voor schaalvoordelen zou moeten zorgen. Welke besparing zal dit opleveren? Als het over subsidies aan derden gaat, is de VGC plots voorstander van een streng beleid. Er komt een nieuw subsidiesysteem en een geïntegreerd controlesysteem, want “De VGC kan en mag niet enkel worden geassocieerd met het beeld van ‘geldschieter’ voor projecten.” De sp.a-fractie is niet tegen controles. Wij vinden ook dat er zuinig met middelen moet worden omgesprongen. Als een project financiële middelen krijgt van de VGC, moeten we er zeker van zijn dat het geld goed wordt gebruikt. Maar dat moet tegelijk het uitgangspunt zijn voor de interne organisatie van de VGC. Aangezien de VGC zich niet zomaar wil gedragen als een ‘geldschieter’, hopen wij dat de VGC zich ook niet zal gedragen als een ‘geldverslinder’. Er werd een diversiteitplan aangekondigd op pagina 7, dat handelt over gelijke kansen. Wanneer komt dat plan er en wanneer zal de belangrijke hoofddoekendiscussie worden gevoerd? Hoe zal men ervoor zorgen dat binnen onze administratie meer Brusselaars worden tewerkgesteld? Ik vrees dat alleen het geven van een verhuispremie niet echt zal helpen. De heer René Coppens.- Ik zal het maar ootmoedig bekennen: deze morgen heb ik niet aan mevrouw Els Ampe gedacht. Une fois n’est pas coutume.(hilariteit) Ik heb daarentegen wel aan de auteur Pieter Aspe gedacht. Ik heb dit beleidsdocument grondig gelezen. Het leest echter niet als een roman. Het is een werkstuk waaraan men hard heeft gewerkt. Het is een goede nota. Als gewezen ambtenaar ben ik me er maar al te goed van bewust dat een dergelijk werkstuk enkel via groepswerk tot stand kan komen. Ik wil dan ook eerst en vooral de collegeleden en hun medewerkers feliciteren met deze duidelijke en ambitieuze beleidsnota. Ik ben zeer verheugd te merken dat er naast nieuwe impulsen en onderbouwde ideeën er ook punten werden in opgenomen die de Open Vld-fractie meermaals in het verleden heeft aangekaart. Wars van alle valse bescheidenheid wens ik aan te stippen dat ik ook een en ander heb aangebracht. Terecht wordt er gesteld dat er, omwille van de afnemende inkomsten, nog meer weldoordachte keuzes moeten worden gemaakt. Bij het maken van die keuzes moeten efficiëntie, effectiviteit, duurzaamheid en zuinigheid primeren. Met betrekking tot het personeelsbeleid van de VGC ben ik zeer verheugd met de opsomming van de te realiseren doelstellingen. Een personeelsbeleid moet immers motiverend zijn. Dat kan pas wanneer er kansen en loopbaanmogelijkheden worden geboden aan alle personeelsleden ongeacht hun niveau. Dit kan volgens mij enkel gebeuren wanneer men voor de verschillende functies de klassieke selectie, waarbij men zich voornamelijk baseert
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
52
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
op diploma’s, verlaat. Men zou meer rekening moeten houden met verworven competenties. De collegevoorzitter maakte hierop reeds een allusie. Dit vraagt inderdaad een mentaliteitswijziging. Er moet een evolutie plaatsvinden van een traditionele personeelsdienst naar een echt HRM-beleid. Zoals velen heb ik gemerkt dat de administratie, op het gebied van aanwervingexamens, niet heeft stilgezeten. Niettegenstaande er in de beleidsnota hevig wordt gepleit voor het valoriseren van competenties en gelijke kansen, waren deze algemene aanwervingexamens enkel toegankelijk voor mensen met het juiste diploma. Soms moet dit wel, maar het is niet altijd een noodzaak. Bewust of onbewust sluit men op dat ogenblik mensen uit die misschien niet het juiste diploma hebben maar die wel kunnen bogen op een aanzienlijke en relevante ervaring. Welke timing stelt men voorop voor de invoering van meer eigentijdse selectieprocedures? In dergelijke procedures zal men meer rekening houden met competenties en ervaring en zal men misschien iets minder de nadruk leggen op diplomavoorwaarden. Bij de bespreking van de begroting 2010, maar ook reeds tevoren, werd reeds gesteld dat het personeelsplan geen statisch maar wel een evoluerend gegeven is. Het is met andere woorden een plan dat, uiteraard binnen de grenzen van de beschikbare middelen, kan worden aangepast aan de noden en behoeften van de administratie. In welke mate werd het initiële personeelsplan reeds uitgevoerd? Op welk vlak werd het desgevallend al bijgestuurd? Media in het algemeen en het Nederlandstalig Brusselse medialandschap in het bijzonder zal multimediaal zijn of het zal niet meer zijn. Dat is de visie van mijn fractie. Zowel vanuit het standpunt van de efficiëntie en van de kostenbewaking als vanuit het standpunt van de mediagebruiker kan men niet anders dan de krachten te bundelen. Men moet streven naar een maximale synergie. Vandaag kent men in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tvbrussel, FM Brussel, Brussel Deze Week, Agenda en de gezamenlijke website brusselnieuws.be. Elk van deze mediapartners heeft zijn eigen infrastructuur, zijn eigen raad van bestuur en zijn eigen webstek. Wanneer men zou opteren voor een echte multimediale samenwerking, is er nog heel wat mogelijk. Op het vlak van de ondersteunende diensten kunnen functies als administratie, financiën, advertentiewerving, personeelsbeheer en informaticabeheer worden gebundeld. Wil men de doeltreffendheid optimaliseren en kostenverlagend gaan werken dan is dit alvast een conditio sine qua non. In deze beleidsnota heeft men het eveneens over het belang van een goede crossmediale samenwerking. De Open Vld-fractie is daarvan alvast een fervent voorstander. Men stelt echter dat men die crossmediale samenwerking eerst wil uitdiepen en onderzoeken. In een en dezelfde beweging wenst men ook weer de eigenheid van elk medium te bewaken. Op zijn minst heerst hier toch een zweem van dubbelzinnigheid. Tracht men op die manier niet de kool en de geit te sparen? Hoe ziet men die crossmediale samenwerking concreet? Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de problemen rond het televisieaanbod in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog maar eens aan te kaarten. Deze problemen zijn immers nog steeds actueel. Zoals iedereen weet, vond in het najaar van 2007 in deze Raad een hoorzitting plaats over het kabelaanbod in Brussel. De verschillende vertegenwoordigers van de Brusselse kabelmaatschappijen werden uitgenodigd en gaven toelichting bij hun kabelaanbod in onze regio. Deze hoorzitting kwam er nadat de problematiek van het
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
53
Nederlandstalig kabelaanbod in Brussel - en meer bepaald bij het voormalige Coditel - al verschillende malen op de publieke en politieke agenda werd geplaatst. De problemen die destijds werden aangekaart, hadden voornamelijk betrekking op de Nederlandstalige dienstverlening, de wijze waarop de klanten werden geïnformeerd, de kwaliteit van de digitale televisie, de bekommernis over de toegankelijkheid van het aanbod voor de minder welstellende Brusselaar, het gebrek aan vrije keuze tussen de verschillende kabelmaatschappijen doordat zij niet in alle gemeenten aanwezig zijn en, niet in het minst, het beperken van het aantal Nederlandstalige zenders voor analoge kijkers. Helaas zijn deze problemen en de bijhorende klachten nog steeds actueel. Zo moet ik opnieuw tot mijn spijt vaststellen dat er sprake is van een afbouw van het Nederlandstalige aanbod. De Nederlandstalige zenders Kanaal Z, Nederland 1 en Nederland 2 worden niet langer overal uitgezonden via analoge kabeltelevisie. De Franstalige tegenhanger Canal Z kan echter wel nog steeds worden bekeken in alle Brusselse huiskamers. De klant heeft tegen dit alles geen enkel verweer. Nochtans heeft men bij de commercialisering van het televisielandschap, alleen al om de aanwezigheid van sommige zenders te garanderen, het must-carry-statuut in het leven geroepen. Met deze regeling wil men het pluralistische en culturele karakter van het programma- aanbod op de kabeltelevisienette vrijwaren en de toegang van alle kijkers tot dit pluralisme waarborgen. Ondanks deze nobele doelstelling, hebben de must-carry-regelingen in wetten en decreten aanleiding gegeven tot discussies. De Raad van State heeft de ministeriële besluiten van 17 januari 2001 en 24 januari 2002 vernietigd. Precies in deze besluiten werd vastgesteld voor welke omroeporganisaties er een doorgifteplicht geldt voor de kabelmaatschappijen die in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad actief zijn. Een nieuw Mediapact dringt zich dan ook op. Met dit nieuwe Mediapact kan men op een pragmatische manier afspraken vastleggen tussen de verschillende spelers die op het terrein actief zijn. Ik denk hierbij aan de kabelmaatschappijen, de televisiezenders en de verschillende overheden. Enkel op die manier kan het Nederlandstalig televisieaanbod in onze regio gevrijwaard worden en kan men de essentiële zaken behouden. Daarnaast ontvang ik nog vaak klachten over de klantenservice en de erbarmelijke Nederlandstalige dienstverlening bij VOO (voorheen Brutélé genoemd) en het huidige Numéricable (voorheen Coditel genoemd). De bescherming van de consument is weliswaar federale materie. Volgens mij mag dat de Brusselse overheden en in het bijzonder de Vlaamse Gemeenschap in Brussel niet beletten zich te mengen in dit debat. In onze hoofdstad moeten de Nederlandstaligen op dezelfde, correcte wijze als de Franstaligen worden geholpen. Welke maatregelen zal het College treffen om de bestaande wantoestanden te beëindigen? Is het niet aangewezen om voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een Mediapact af te sluiten? Enkel op die manier kunnen er immers, op korte en lange termijn, een aantal, voor iedereen geldende, fundamentele rechten gevrijwaard worden. Het College moet dit, al dan niet in samenwerking met andere overheden, zeker kunnen realiseren. Als individueel raadslid staat men hiertegen immers machteloos. Ik ben ervan overtuigd dat, wanneer men alle doelstellingen die geformuleerd werden in deze beleidsnota weet te realiseren, men de VGC uitbouwt tot de meest optimaal functionerende, efficiënte en klantgerichte administratie binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het College heeft de lat dus zeer hoog gelegd. En dit hoort ook zo. Het is een bewijs van een gezonde ambitie. De collegeleden kunnen op de steun van de Open Vldfractie rekenen om dit alles te realiseren. (Applaus)
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
54
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
De voorzitter.- Heeft ook de heer Dominiek Lootens-Stael deze morgen aan mevrouw Els Ampe gedacht? (Hilariteit) De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik denk voortdurend aan haar. (Gelach) Er bestaan nog zekerheden in dit leven. Uit de losse pols som ik er lukraak enkele op: na regen komt zonneschijn, na de zomer komt de herfst en in de herfst komt het College steevast aandraven met ongelooflijk wollige beleidsnota’s. Deze beleidsnota is op dit punt geen uitzondering. Het is een nota vol goede voornemens. Hij lijkt wel op een vroege nieuwjaarsbrief. Jammer genoeg worden alle goede voornemens nergens concreet ingevuld. Woorden als “optimalisering” en “efficiëntieverhoging” klinken weliswaar goed. In se zijn het echter lege dozen. Heel wat van de ideeën die de collegevoorzitter in zijn beleidsbrief poneert, staan echter haaks op het beleid dat de VGC vandaag voert. Hij wil mensen - vooral VGC-personeelsleden - aanmoedigen in Brussel te komen wonen. Het beleid dat hij voert is er echter op gericht om de laatste Vlamingen uit Brussel weg te jagen. Het onderwijsbeleid – of beter het gebrek aan onderwijsbeleid – is nefast voor de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Het zorgaanbod – of beter het gebrek aan zorgaanbod – is nefast voor de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Taalwetten worden dagelijks overtreden, waardoor Vlamingen zich niet thuis voelen in deze stad en de VGC staat er bij en kijkt er naar. En daarmee raken we meteen aan de kern van het probleem. Voor wie of voor wat is de VGC er nog? Wanneer de collegevoorzitter stelt dat de VGC, door de financiële en economische crisis, weldoordachte keuzes moet maken, heeft hij overschot van gelijk. Ik vrees alleen dat zijn keuzes niet zo weldoordacht zullen zijn. Weldoordachte keuzes zijn die keuzes die gericht zijn op de eerste doelgroep van de VGC: de Brusselse Vlamingen. Zij moeten onze eerste en voornaamste doelgroep zijn. Het is om een beleid te voeren voor deze mensen, dat we jaarlijks miljoenen toegestopt krijgt van de diverse andere overheden in dit artificiële land. Het gezond verstand zou ons moeten zeggen dat men in tijden van crisis en besparingen zich in de eerste plaats gaat beperken tot de kerntaken en tot het doelpubliek bij uitstek. Helaas heeft het College blijkbaar een totale andere opvatting van wat dat doelpubliek nu juist is. Ik, in al mijn naïviteit, dacht dat de VGC er in de eerste plaats was voor de Brusselse Vlamingen. Een lezing van de beleidsnota heeft me echter duidelijk gemaakt dat ik het totaal verkeerd voor heb. Wie dan wel de doelgroep is, staat zwart op wit - of op geel in dit geval - te lezen: etnisch-culturele minderheden en kansarmen. Meer nog: de collegevoorzitter slaagt er in een beleidsnota Algemeen Beleid te schrijven, zonder ook maar één keer de Brusselse Vlamingen, Vlaamse Brusselaars of Nederlandstalige Brusselaars te vernoemen. De kansengroepen en etnisch-culturele minderheden worden echter 7 maal vernoemd. Meer dan een teken aan de wand dat de prioriteiten van dit College volledig verkeerd liggen. In deze beleidsnota lezen we dat diversiteit en gelijke kansen zeer belangrijk zijn. “Competenties van mensen zijn doorslaggevend”, staat er. Dat is alvast iets wat een bepaalde schooldirecteur in Anderlecht niet onder de knie heeft. Bij hem zijn competenties blijkbaar niet doorslaggevend. De collegevoorzitter slaagt erin om zichzelf op dezelfde pagina radicaal tegen te spreken. Hij stelt enerzijds dat bij aanwerving enkel de competentie meegerekend worden, maar nog geen 10 regels verder lezen we dat voor aanwervingen er een diversiteitplan moet opgesteld worden met concrete streefcijfers over de instroom van kansengroepen. Ofwel stel je streefcijfers op om kansengroepen aan te werven, ofwel werf je objectief aan op basis van competenties. Objectieve aanwervingen en zogenaamd positieve discriminatie zijn echter moeilijk met elkaar te verzoenen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
55
Zoals steeds is wat er niet in een beleidsnota staat even belangrijk als wat er wel in staat. De collegevoorzitter wil samenwerkingsprojecten opstarten met de andere Brusselse overheden voor die domeinen waar er overlapping van bevoegdheden is. Het is echter zo dat de Brusselse regering onder impuls van de Franstaligen, en blijkbaar met de stilzwijgende goedkeuring van de Nederlandstalige meerderheidspartijen, al een tijdje aan usurpatie van bevoegdheden doet. Zo begint de Brusselse Regering zich meer en meer te bemoeien met zaken waar het absoluut niets mee te maken heeft, zoals de niet-benoeming van incivieken als burgemeester in Vlaanderen of het onderwijs in Brussel. Met de regelmaat van een klok lanceert de Brusselse minister-president voorstellen en ideeën over het onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Nochtans is het niet aan het Gewest of aan de Franstaligen om te beslissen hoe, waar en voor wie wij ons onderwijs moeten inrichten. Langs de kant van de VGC blijft het echter verdacht stil bij de oekazes van de Franstaligen. Blijkbaar vindt het College het niet eens nodig om te reageren op deze ongeoorloofde bemoeienissen van de Brusselse regering. Is dat de basis waarop het College de samenwerking wil stoelen? Bespaar ons dan maar zo een samenwerking! Een laatste bedenking bij deze beleidsbrief gaat over strategische doelstelling 5. Daar lezen we over tvbrussel en Brussel Deze Week dat zij als lokale media op een objectieve wijze berichten over Brussel en dat de VGC zal toezien op hun neutraliteit. Ik viel bijna letterlijk van mijn stoel van het lachen bij zoveel klinkklare onzin. Brussel Deze Week en objectiviteit…dat slaat als een tang op een varken. Brussel Deze Week was steeds en is nu nog meer dan ooit het propagandablaadje van de meerderheid, waaruit bepaalde partijen systematisch worden geweerd. Ik keek het even na. Dit jaar verstuurde het Vlaams Belang tot op heden 32 persberichten naar Brussel Deze Week, waarvan 20 onderwerpen werden behandeld, maar in geen enkel artikel werd het standpunt van Vlaams Belang vernoemd. Dat zo’n blaadje, dat niet zou misstaan in een of ander Noord-Koreaans regime, met belastinggeld wordt betaald, is een ware schande. Net zoals de bewering in de beleidsnota dat zij op een objectieve wijze berichten over Brussel. Alhoewel ik besef dat het niet de bedoeling kan zijn om aanwezigheid in de media af te wegen op een apothekersweegschaal, kunnen we niet anders dan vaststellen dat zelfs een industriële weegbrug een duidelijke discrepantie aantoont. Mijn partij is daar het meest schrijnende voorbeeld van, maar wij zijn niet het enige slachtoffer van het gebrek aan objectiviteit. Artikel 39 van het mediadecreet handelt nochtans over non-discriminatie en politieke en ideologische onpartijdigheid en ook onze media vallen deels onder die decreetgeving. Kortom, de VGC moet zich dringend vragen beginnen stellen. Wil deze VGC er nog zijn voor de Brusselse Vlamingen, zonder dat een deel van hen al bij voorbaat wordt uitgesloten? Uit deze beleidsnota blijkt dat in elk geval niet. Het Vlaams Belang van haar kant zal de vinger op de wonde blijven leggen, met of zonder boycot van de door de belastingbetaler gesubsidieerde Brusselse pers. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Vorige week hebben we hier een debat gevoerd over de beleidsverklaring. Vandaag bespreken we de beleidsnota Algemene Zaken die een aantal zaken op langere termijn vastlegt. Wat betreft het hoofdstuk Ambtenarenzaken, werkt het College verder aan het plan om van de VGC-administratie een moderne, goed functionerende instantie te maken die garant staat voor een kwaliteitsvolle dienstverlening en een eigentijds personeelsbeleid. Onze fractie is van oordeel dat een administratie niet op zichzelf mag staan. Ze leeft immers ingebed in en werkt ook voor de samenleving. Ze mag geen ivoren toren zijn, maar moet luisteren naar de mensen op het terrein. Daarom doet het ons een plezier dat een open blik naar de stad en haar bewoners de eerste operationele doelstelling is van de VGC-administratie. Wij steunen dan ook de aansporing om de VGC-administratie als
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
56
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
organisatie te betrekken bij het Brussels werkveld. Via het middenveld kan de administratie immers de vinger aan de pols houden van onze Brusselse samenleving en zo ook beter de noden detecteren. In de bespreking van de beleidsverklaring heb ik vorige week al mijn tevredenheid uitgesproken over het fysiek samenbrengen van de VGC-administratie in één gebouw. Wij wachten al langer op een centralisatie en nu hebben we eindelijk die opportuniteit gekregen. We blijven er echter wel over waken dat deze investering niet ten koste mag gaan van andere projecten die evenzeer broodnodig zijn. Als gezinspartij steunt de CD&V de aandacht die binnen de administratie gegeven wordt aan de combinatie werk en privéleven. De heer Fouad Ahidar.- En zijn de andere partijen dan geen gezinspartijen? Mevrouw Brigitte De Pauw.- Wij mogen ons toch profileren? Een gezonde balans tussen werk en privéleven zorgt voor tevreden werknemers die beter gaan presteren. Ook de diversiteitplannen trokken onze aandacht. Wij moeten erop blijven letten dat alle groepen gelijke kansen krijgen. Ik heb de collegevoorzitter al eens geïnterpelleerd over het eindeloopbaantraject voor de ambtenaren van de VGC en over de maatregelen die hij neemt om mensen langer aan het werk te houden. Toen heeft hij een aantal interessante acties opgesomd en ik hoop dat die ook geïmplementeerd zullen worden in het personeelsbeleid. Zou het niet zinvol zijn mochten wij tijdens een commissievergadering toelichting krijgen bij het personeelsplan en daarna een aantal vragen zouden kunnen stellen? De ambtenaren zelf verwachten er veel van. Er is heel wat geïnvesteerd in de ambtenaren van niveau A, maar we mogen het personeel van lagere niveaus niet vergeten. In de beleidsnota wordt veel aandacht gegeven aan het gelijkschakelen van contractuelen en statutairen. Ik ben benieuwd hoe dat nu precies gerealiseerd zal worden. Het spreekt natuurlijk voor zich dat we in financieel moeilijke tijden de broeksriem moeten aanhalen. Zuinigheid en efficiëntie moeten de komende regeerperiode hoog in het vaandel gedragen worden. Besparingen op andere niveaus mogen echter niet zomaar afgewenteld worden op de VGC. Ik zal hier straks op terugkomen in mijn interpellatie. We kijken uit naar het begrotingsdebat dat eind dit jaar is gepland om het begrotingsbeleid te bespreken. Mijn collega Walter Vandenbossche zal het zo meteen hebben over media en communicatie. De meet- en weetcel moet van de VGC een krachtige en moderne overheid maken. Ik kijk uit naar de resultaten van deze cel. Natuurlijk zal de meet- en weetcel niet voor alles een oplossing bieden, maar de samenwerking met alle actoren op het terrein zal zeker positieve gevolgen hebben. Het staat vast dat de financiële toestand niet goed is. Daarom kan er het beste worden gekozen voor de optie om investeringsprojecten pas aan te vatten wanneer de middelen voor investering, exploitatie en buitengewoon onderhoud in voldoende mate beschikbaar zijn. Ik sta achter het voorstel om het vijfjarig investeringsplan indien nodig jaarlijks bij te sturen, rekening houdend met de vooropgestelde budgetten. Ik steun eveneens de keuze om van de VGC een voorbeeldfunctie van duurzaamheid te maken. Het is een zeer goed
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
57
initiatief om het energieverbruik drastisch te verminderen. Mijn fractie zal deze beleidsnota verder steunen. De heer Paul De Ridder.- De beleidsnota bevat veel lovenswaardige initiatieven. Zij is echter, zoals vermeld in de inleiding, vooral bedoeld als een ondersteuning van de inhoudelijke beleidsdomeinen. Sommige hoofdstukken zijn interessant, andere zullen wellicht minder de aanleiding geven tot een parlementair debat. Ik wil dieper ingaan op een aantal aspecten. Het financieel en begrotingsbeleid roept op tot het nemen van verantwoordelijkheid. Zeer terecht overigens. Alle overheden in dit land zouden trouwens dit beginsel moeten huldigen. De beste manier om op korte termijn tot een globaal evenwicht te komen is iedere overheid verantwoordelijk te maken voor haar eigen inkomsten en uitgaven. Niemand kan meer uitgeven dan wat hij bezit. Wij hopen dan ook dat de VGC – net zoals de Vlaamse Gemeenschap – verder het goede voorbeeld zal blijven geven. Het College stelt terecht dat de VGC niet mag worden beschouwd als een ‘geldschieter’. Goed financieel beheer vereist dat permanent wordt gecontroleerd of de gedane investeringen ook tot concrete resultaten leiden. In dat verband rijzen twee vragen: hoe gaat men te werk bij het formuleren van de doelstellingen en hoe wordt het verwezenlijken van die doelstellingen geëvalueerd? Wat het communicatiebeleid betreft, vind ik het positief dat het College bijzondere aandacht besteedt aan doelgerichte communicatie over Brussel. In Vlaanderen heerst immers een grote onwetendheid inzake Brussel. Voor velen is het enkel een administratief centrum en geen stad waar mensen wonen. Bovendien is Brussel ook meer heterogeen dan een stad als Diest. Maar is dat werkelijk typisch voor Brussel? Ook steden als Antwerpen en Gent zijn zeer “divers” geworden. Nederlandstaligen kunnen in Brussel nog steeds niet in hun taal terecht. Een aantal mensen is daarom niet geneigd om hier te komen werken of wonen. Daardoor vindt men geen kandidaten voor een aantal knelpuntberoepen. Promotie voor spontane twee- en meertaligheid blijft dan ook een belangrijke opdracht van de VGC. Dit kan er mede toe bijdragen dat de middenklasse in de stad blijft wonen. Ik lees met genoegen volgende passus: “De VGC zal een beleid ontwikkelen over het omgaan met talen in communicatieproducten. Een referentiekader met inhoudelijke, juridisch-bestuurlijke en communicatietechnische elementen zal een leidraad vormen voor het bepalen van de meest aangewezen aanpak in een gegeven situatie. Het gaat over de beste wijze van het hanteren van het Nederlands en van andere talen in de contacten met anderstaligen, en dat zowel naar een breed publiek of in functie van doelgroep, product of context.”. Bij een dergelijk taalpromotiebeleid kan naast het Huis van het Nederlands ook het Muntpunt een belangrijke rol spelen. Laatstgenoemd centrum moet dan ook uitgebouwd worden tot een uithangbord voor Nederlandse taal en cultuur in het internationale Brussel. De N-VA keurt de beleidsnota goed. Mevrouw Annemie Maes.- De uitgangspunten voor deze beleidsnota zitten goed. De VGC werkt aan een dynamische, klantgerichte administratie, waarbij zowel op het vlak van personeel als op het vlak van gebouwenbeleid duurzaamheid centraal staat. De VGC wil gemotiveerde mensen in aangename maar energievriendelijke ruimtes.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
58
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Het beleid legt de nadruk op een meer wetenschappelijk onderbouwde manier van beleidsen besluitvorming aan de hand van dataverzameling en onderzoek uitgevoerd door de meet- en weetcel, en de samenwerking tussen de verschillende actoren dankzij onder meer de transversale cel Stedelijk Beleid. Groen! onderschrijft deze principes, maar beseft dat de verwezenlijking ervan nog veel inspanningen zal vragen. Er wordt gestreefd naar het vergroten van de betrokkenheid en de voeling van de ambtenaren met de stad. Daarom zou het goed zijn meer met inwoners van Brussel te werken en minder met pendelaars: wonen waar men werkt en werken waar men woont. Welke initiatieven op dat vlak hebben al tot succes geleid? Wat is het resultaat van de verhuispremie en welke nieuwe initiatieven worden er uitgebouwd? De verhuis naar één gebouw is zeer positief en laat toe initiatieven als flexwerken en telewerken uit te bouwen. De Vlaamse Gemeenschap heeft hier al paar jaar ervaring mee. Is daar reeds een evaluatie van beschikbaar? In beleidsnota wordt de nadruk gelegd op meer gelijke kansen en diversiteit op de werkvloer. Dat zal effectief tot een win/winsituatie leiden. Ik wens meer uitleg over de manier waarop dit concreet zal worden gerealiseerd. Wat betreft de strategische doelstelling over mobiliteit, is Groen! zeer verheugd dat er werd geopteerd voor het STOP-principe. Ook het behoud van kennis bij arbeidsmobiliteit is positief Werknemers die vertrekken, nemen willens nillens kennis en ervaring mee. Die kennis mag niet verloren gaan, maar moet geïnstitutionaliseerd worden. Wat betreft het financiële en begrotingsbeleid, treft de financiële crisis ook de VGC. Ook Vlaanderen moet besparen en dat betekent een verlaging van de dotatie voor de VGC. Wat zullen de gevolgen daarvan zijn op het beleid, het personeelsbeleid en het beleid van de VGC als subsidieverstrekker? Op het vlak van het communicatie- en mediabeleid bestaat er al heel wat. Ik verwijs daarvoor naar de al de mooie en kleurrijke brochures die regelmatig in de brievenbus vind en die ook te verkrijgen zijn in de gemeenschapscentra. Dat is zeer goed. Het is ook wel tijd om te evalueren, te verbeteren, te vernieuwen en te consolideren. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen enerzijds differentiëren voor doelgroepencommunicatie en anderzijds toch en duidelijk profiel behouden. Ik verwijs daarvoor ook even naar de studie over de jeugd waaruit naar voren komt dat de jeugd een heel moeilijke doelgroep is die door al die mooie folders en websites niet bereikt wordt. Men moet daar heel goed over nadenken. Hoe mooi de website of de folder ook is, als men de doelgroep niet bereikt, moet men nagaan of men het niet anders kan aanpakken. Er moet ook beter worden samengewerkt met andere Brusselse overheden. Ik denk aan de gemeentebesturen. In sommige gemeenten is de samenwerking heel goed, in andere kan die beter. Ook aan nieuwe Brusselaars moet er aandacht worden besteed. Voor inwoners die vanuit Vlaanderen komen, is er een onthaalpakket. Voor andere nieuwe Brusselaars is er geen informatie over de VGC beschikbaar. Mensen die uit Duitsland of Groot-Brittannië komen, hebben niet als eerste contactpunt de VGC of de Vlaamse gemeenschap in Brussel. Ik denk dat daar nog mogelijkheden zijn. U verwijst er in uw beleidsnota naar dat u een extra inspanning zal doen. Meten en weten is voor onze fractie belangrijk bij de keuze voor een stedelijk beleid. Een stedelijk beleid moet gebaseerd zijn op data en wetenschappelijke informatie, en niet alleen op een bepaald aanvoelen of nattevingerwerk. Juiste cijfergegevens moeten de basis zijn
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
59
van al onze beleidsplannen. De gegevens moeten wel vergelijkbaar zijn. De appelen vergelijken met de appelen, en niet met de peren of de citroenen. Soms spreken cijfers elkaar tegen. Dat moet men absoluut vermijden. Er moet aandacht besteed worden aan samenwerking met andere instellingen die op Brussels niveau al gegevens inzamelen. We zijn blij dat u verder wil samenwerken met het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse en met het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling. Wat betreft het investeringsbeleid, spreekt u over het verkopen van overtollig patrimonium. We zijn wel benieuwd over welke gebouwen dit gaat. We zijn tevreden dat de VGC beseft dat ze een voorbeeldfunctie vervult op het vlak van duurzaamheid. Het streefdoel is om het totale energiegebruik tegen 2020 te doen dalen met minstens 30% in vergelijking met 2008. Men blijft kiezen voor 100% groene stroom. Er wordt gestreefd naar maximale eigen energievoorziening. Waar mogelijk wordt een rationeel gebruik van alternatieve energiebronnen onderzocht en in de projecten geïntegreerd. We zijn uiteraard benieuwd om welke alternatieve energiebronnen het gaat. In het aankoop-, aanbestedings- en investeringsbeleid worden ook steeds sociale en ecologische criteria gehanteerd. Daar zijn we ook zeer verheugd over. Op het vlak van mobiliteit zijn we tevreden dat het huidige wagenpark van de administratie kritisch wordt gescreend op gebruik, verbruik en doelmatigheid. Het is een goede zaak dat de overtollige voertuigen worden verkocht. Het is positief dat er ook voor Cambio wordt gekozen. Ik was een beetje verbaasd dat dit nog niet gebeurde. Ik hoop dat het College zo snel mogelijk initiatieven neemt om de verplaatsingen in de stad zoveel mogelijk met andere middelen te laten gebeuren en Cambio is een uitstekend middel om het eigen wagenpark te vervangen. We vinden het gebruik van de fairtradeproducten uitstekend, maar we willen ook een stapje verder gaan. Waarom overweegt men niet om in de eigen onderwijsinstellingen over te gaan tot Donderdag Veggiedag? Ik ben gisteren naar de VUB geweest en daar heeft men een Donderdag Veggiedag, net zoals dat ook het geval is in andere steden, zoals bijvoorbeeld in Gent. Ik hou een klein pleidooi om die Donderdag Veggiedag ook in de eigen instellingen te implementeren. Ik kijk uit naar uw antwoord. De heer Herman Mennekens. – Omdat het Uitgebreid Bureau in al zijn wijsheid heeft besloten mijn interpellatie over de centralisatie van de administratie niet te agenderen, ben ik zo vrij er hier nader op in te gaan. De centralisatie van de diensten en de verhuis van de administratieve zetel heeft uiteraard alles te maken met efficiëntie, kostenbesparing en goed management. Het is evenwel ook een historische kans om het ambtenarenkorps van de VGC sterker te betrekken bij het stadleven en het gemeenschapsleven in deze stad. De symbolische sprong over de kleine ring is gemaakt. Ik hoop dat het ook een sprong is van vergaderingen, taskforces, interkabinettenwerkgroepen, directieraden of adviescomités naar het echte stadleven, naar het authentieke gemeenschapsleven van deze stad. Ik zie ambtenaren van de VGC soms staan aan de voordeur van hun gebouw, al dan niet met een sigaret in de hand, of zoals vanochtend aan ons gebouw met niet onredelijke eisen. Ik zie echter veel te weinig ambtenaren participeren aan de creatieve bedrijvigheid die door de VGC – en dus door henzelf – mogelijk werd gemaakt. Ik ben er zeker van dat nog maar heel weinig ambtenaren dit parlement al eens hebben bezocht, terwijl wat hier gebeurt, toch een deel is van de VGC-leven zoals het is. Dat zijn slechts anekdotische voorbeelden van een ernstig probleem, dat is voortgesproten uit de professionalisering en verambtelijking van het Vlaamse gemeenschapsleven en de administratieve onderbouw in de hoofdstad. Ik kijk daarom uit naar de open blik op de stad die zal worden geopend. Verras ons, geachte collegeleden. Verras onze ambtenaren, want onbekend is onbemind!
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
60
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
De voorzitter. – Het zal de heer Mennekens zeker plezieren te horen dat het ‘happy hour’ van de VGC-administratie vorige maand in onze gebouwen heeft plaatsgevonden en dat daar heel wat ambtenaren aanwezig waren. De heer Walter Vandenbossche.– Graag had ik geweten wat de gevolgen zijn van het Vlaamse besparingsbeleid op de begroting en het beleid van de VGC. Is er al nagedacht over hoe de VGC een antwoord zal bieden op de besparingen? Daarnaast ben ik op zoek naar een antwoord op de bijna triomfalistische uitspraak van minister-president Picqué dat het Gewest de Gemeenschappen zal financieren. Dat is een zorgwekkende evolutie. Niet alleen is er het risico om met de problematiek van de Cocof te worden geconfronteerd, de vraag rijst ook welke rol de VGC zal invullen in dat beleid. Wat de evaluatie van het mediabeleid betreft, sluit ik mij aan bij de heer Coppens. Ik stel vast dat de vernieuwing van de nieuwsbrief van brusselnieuws.be heel knap is, het is leuk om naar FM Brussel te luisteren. Brussel Deze Week prikkelt soms, wat wellicht de bedoeling is. Tvbrussel is een ander paar mouwen. Er is een dynamiek in de media, die deels het gevolg is van een personeelsvernieuwing. Ik vraag mij af of wij voor die media geen mandaatovereenkomst kunnen invoeren en de topfuncties beperken in de tijd? Door een rotatie kunnen wij de dynamiek behouden. Over het inclusief beleid wil ik de heer Lootens-Stael toch duidelijk maken dat een debat over diversiteit niet gaat over allochtonen versus Belgen. Het diversiteitsdebat is veel breder en gaat ook over andersvaliden, over gendergelijkheid. Graag had ik ook geweten wat de rol is van adviesraden en hoe deze raden dichter bij het beleid betrokken kunnen worden. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter. – De heer Ahidar heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de begroting, de heer Lootens-Stael ook. Wat hier ligt, is een plan. De begrotingsbespreking houden we aan het einde van het jaar. Ik zal dan kunnen antwoorden op precieze financiële vragen. Het verbaast me dat de heer Ahidar zegt dat er niets staat over het financieel beleid. Op de bladzijden 12, 13, 14 en 15 in de beleidsnota gaan we daar nochtans uitgebreid op in. We moeten besparen en dat moet via een globale visie op het geheel gebeuren, niet via het verminderen van een subsidie hier en daar. De eerste beslissing die we in dit kader hebben genomen, is het samenbrengen van de administratie op één plaats. Dat is niet alleen kostenbesparend maar is ook op sociaal vlak rendabeler. Tussen het einde van dit jaar en eind juni 2011 zullen alle ambtenaren verhuisd zijn. Men kan niet beweren dat we veel tijd hebben verloren sinds de regeringsverklaring. Het hele plan zal in twee jaar tijd uitgevoerd zijn. Deze verhuis leidt tot een totaal nieuwe aanpak van het personeelsbeheer. Wij hebben het bestuur om een gedetailleerd plan gevraagd van de maatregelen die zowel voor besparingen als voor een grotere efficiëntere en grotere beschikbaarheid van de dienstverlening zullen zorgen. Dat is uiteraard de bedoeling van de centralisatie. Ook zit onze administratie nu ook midden in de stad, op wandelafstand van vele andere Vlaamse activiteiten en initiatieven, zoals concerten, gemeenschapscentra. De interactie tussen onze personeelsleden en het Vlaams-Brusselse leven zal daardoor vergroten. Besparing betekent natuurlijk eveneens energiebesparing. Daar hebben wij uiteraard rekening mee gehouden bij het nieuwe gebouw. Dat zou normaal gezien tot enorme winsten moeten leiden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
61
De eerste bekommernis in het subsidiebeleid moet de sociale rentabiliteit zijn. Dat wil zeggen dat de beschikbare middelen voor een activiteit, of die nu sociaal of cultureel van aard is, zo optimaal mogelijk moeten worden beheerd. In plaats van meteen subsidies te verminderen, moeten we eerst de mensen begeleiden om tot een grotere effectiviteit te komen. Daarna kan worden bekeken hoe er kan worden bespaard. Er staat vandaag tevens een interpellatie op de agenda over de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC. Ik zal op dit onderwerp straks terugkomen. Ook over Onderwijs spreken we nog op een later tijdstip vandaag. De dienstverlening aan de Vlamingen staat uitaard voorop, maar belangrijk is dienstverlening aan alle mensen die een beroep willen doen op de Vlaamse Gemeenschap. Een groot deel van ons toekomstig succes en onze kracht in deze stad ligt in de optimale werking van onze dienstverlening. De mensen zullen de kwaliteit van onze werking appreciëren, waardoor we een grotere impact zullen krijgen op het leven in het gewest. Mevrouw De Pauw en mevrouw Maes zeiden dat er eerst moet gezocht worden naar synergieën. Uiteraard is het de bedoeling om samen te werken en te proberen een beleid uit te stippelen op basis van reële feiten en niet op louter fingerpitzengefühl. Het komt er op aan de Meet-en-Weetcel goed uit te bouwen en het beleid een goede basis te geven. Met de investeringen gaan we ook een stap verder en zorgen we voor een grotere controle op de manier waarop wordt gewerkt. De heer De Ridder had het over de communicatie. Communicatie is voor mij van primordiaal belang, niet het minst de communicatie met de jeugd. Als raadsvoorzitter heb ik geleerd dat het belangrijk is met jongeren te communiceren op hun maat. We moeten daarbij nog veel meer aandacht besteden aan jongeren en ouders die een andere taal spreken. Ik dank de heer Vandenbossche voor zijn bijdrage inzake diversiteit. Diversiteit heeft niet alleen met kleur te maken, er zijn heel wat andere aspecten aan verbonden. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik dank u voor de interessante uiteenzettingen. Er is op dit vlak een echte dialoog aan de gang tussen het College en de Raad. Aan de centralisatie van de VGC-gebouwen zitten heel wat schaalvoordelen vast, mijnheer Ahidar. Ik denk alleen al aan het feit dat er minder moet gependeld worden met allerhande stukken tussen de verschillende huizen waarover de VGC nu beschikt. De diensten komen gemakkelijker samen voor overleg. Ook voor de werking van de administratie sorteert de centralisatie allerlei positieve effecten. Het gebouw zelf vertoont eveneens veel voordelen. We hebben aandacht aan energiebesparing besteed. De duurzaamheid van het gebouw was een belangrijk criterium bij de keuze. Er zijn bijvoorbeeld ook fietsenstallingen voorzien. Er is met veel opmerkingen van deze Raad rekening gehouden. We kijken ook uit naar een andere manier van werken, de dynamic-officemethode. We zitten niet langer allemaal in een klein kantoor. Er zijn al werkbezoeken afgelegd om good practices te bestuderen. In de startfase heeft men het MIVB-gebouw bezocht. Ook de gebouwen van de Vlaamse administratie hebben een hele evolutie achter de rug. Er is een begeleidingsproject met het personeel opgestart om de nieuwe manier van werken te introduceren. We spreken niet meer van flexplekken, maar van dynamic office. Collegelid Bruno De Lille, die ook met personeelszaken is belast, zal dat later gedetailleerder toelichten. Het personeel wordt er dicht bij betrokken en er is een begeleidingsproject over opgestart.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
62
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
De heer Mennekens lanceerde een warme oproep om met het gebouw dat midden in de stad staat, ook de VGC naar het hart van de stad te brengen. U weet waar het gebouw staat. Er is een grote vitrine aan de straatkant met de bedoeling een vitrine op de stad te bieden. Het gebouw beslaat door middel van activiteiten ook de stoep. Op die manier betreedt de VGC de stad. We hebben uw pleidooi voor interactie met de stad dus genoteerd. Mevrouw Maes had een vraag over het investeringsplan en de gebouwen die worden verkocht. De lijst van overtollig patrimonium is opgenomen in het vorige investeringsplan maar wordt bij de opmaak van het nieuwe plan geactualiseerd. We zijn er volop aan het werken en dit punt zal tijdens de begrotingsbesprekingen nog aan bod komen. We zullen de lijst van gebouwen die worden verkocht, aan het verslag toevoegen. De VGC administratie beschikt over meer dan 20 voertuigen. Dat is van het goede teveel. In onze nota staat duidelijk onze intentie om voor Cambio te kiezen. Er is al een Cambiostation gevestigd aan mijn kabinet en ook aan dat van collegelid De Lille. Een van de dienstwagens is al geschrapt. Als we het wagenpark van de VGC in overweging nemen, moeten we er ook de scholen en gemeenschapscentra aan toevoegen. Wat het mediabeleid aangaat, heeft de heer Coppens er veel aandacht aan besteed. De vraag is of we voor de crossmediale samenwerking kiezen of niet. Op dit ogenblik onderzoeken we dat met de Vlaamse Regering. Vlaams Minister Pascal Smet betoelaagt onze Brusselse media. We geloven niet in het alleszaligmakende principe van de crossmediale samenwerking, als dat neerkomt op een fusie van de media. Een maximale synergie op het vlak van infrastructuur of ondersteunende diensten, is wel mogelijk. De eigenheid van de partners moet wel worden bewaakt. Ik plan een nieuwe afspraak met Vlaams minister Smet. Het is van belang om samen met de Brusselse media aan hetzelfde touw te trekken. De media zouden ook buiten Brussel nieuws over Brussel kunnen brengen. We onderzoeken hoe dat mogelijk is buiten die ene uitzending van de VRT op zaterdagnamiddag. Grote Vlaamse media zouden zelf al meer aandacht aan de hoofdstad kunnen besteden. We zullen een nieuw initiatief nemen om de VRT en de radio aan te sporen er meer aandacht aan te besteden. Radio Vlaams-Brabant, de meeste beluisterde radio, besteedt geregeld positief nieuws aan Brussel, zelfs nu ze naar Leuven verhuizen. Ik hoop dat het ook zo blijft. We moeten met de VGC een nieuw initiatief uitwerken om de VRT en de beleidsverantwoordelijken in de Vlaamse Gemeenschap hiertoe aan te sporen. Er was nog een vraag over het kabelaanbod in Brussel. We hebben daar vragen bij. De Nederlandstalige zenders worden te veel beperkt en de klant heeft te weinig verweer. De ziekte bestaat al heel lang in Brussel. Een mediapact is een idee dat we zeker zullen meenemen. We moeten het Nederlandstalige televisieaanbod in Brussel vrijwaren. Dat spreekt voor zich. De innovatie neemt een hoge vlucht. Grote telefoniemaatschappijen hebben nu ook al een televisieaanbod. We wachten op de uitwerking van een nieuw Irisplan 2 voor heel Brussel met een breedbandkabel om aan dit punt extra aandacht te besteden. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik ben blij met de vele positieve reacties. We zijn er in moeilijke tijden weer in geslaagd om een ambitieus en voluntaristisch plan voor te leggen. Ik was wel ongelukkig met de opmerking dat de VGC vooral op zichzelf zou moeten besparen en dat de VGC ook intern goed moest functioneren. Dat is natuurlijk juist. Maar we mogen toch niet stellen dat er een groot probleem is met de werking van onze ambtenaren en onze administratie. Dat is niet terecht. Onze ambtenaren verrichten zeer
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
63
goed werk. We moeten opletten niet mee te stappen in het verhaal dat de overheid moet worden ontvet omdat alleen dan alles veel beter zal gaan. Ik ben daar niet van overtuigd. We hebben een personeelsplan opgesteld en goedgekeurd. Het zal strikt worden uitgevoerd. Er wordt geen groei in voorzien, maar ook geen besparingen. We moeten ervoor zorgen dat deze mensen een juist idee krijgen van de loop van hun carrière. Veel te lang hebben we met tijdelijke contracten gewerkt. We ondervinden daar nu de nasleep van. Er worden veel examens georganiseerd. Veel mensen die al een tijd voor de VGC werken maar toch niet in examens slagen, hebben het er moeilijk mee. Dat zorgt voor veel frustratie bij de mensen zelf, maar ook bij de diensten waarvoor deze mensen puik werk verrichtten. Er zijn regels die we moeten respecteren, maar we willen niet opnieuw in een dergelijke situatie terechtkomen en de huidige regels staan ter discussie, zowel intern als met de vakbonden. Vandaar het personeelsplan. We vragen veel inzet van de mensen en we proberen kansen te creëren voor al onze personeelsleden door rekening te houden met hun competenties. We evolueren naar een systeem waarbij deze competenties veel meer worden gevaloriseerd. Deze dynamiek willen we het volgend jaar opzetten. Als we examens organiseren, willen we meer rekening houden met de competentie en de kennis die sommige mensen bezitten. Er worden natuurlijk diploma’s vereist om aan sommige examens te kunnen deelnemen. Deze regels stellen we niet in vraag. Maar we zijn bij het rekening houden met kennis en competentie begonnen met de B en C niveaus. Pas nu zitten we aan de A niveaus. We werken niet topdown, maar zijn gestart met de mensen die er al het langst vragende partij voor waren. We laten de competenties ook veel meer meespelen in de manier waarop de examens georganiseerd worden. Het examen bestond uit twee delen: een eerste, competentiegericht en een tweede, meer functiegericht. Kandidaten moesten eerst slagen voor het competentiegerichte gedeelte. Het resultaat was dat we toch een meer gediversifieerd aanbod van mensen kregen. Dan wil ik even verder ingaan op het diversiteitsplan dat de VGC wil uitbouwen. Dat is meer dan een discussie over hoofddoekjes of over etnisch-culturele minderheden. Dat is ook een verhaal van mensen met een handicap en van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. We merken namelijk dat we daar vandaag nog altijd steken laten vallen. We opteren voor een diverse administratie, een afspiegeling van de mensen waarvoor we werken. Op dit ogenblik is dat nog niet het geval. Vaak is dat zo omdat we die kansengroepen niet goed kunnen bereiken. Daar willen we werk van maken en meer aandacht aan besteden. Dat betekent niet dat we aan die mensen minder hoge eisen zullen stellen dan aan de andere werknemers. Het is een beetje kort door de bocht om te beweren dat mensen met een handicap of dat mensen van een andere origine niet competent zouden kunnen zijn. Dat is absoluut niet zo, die twee gaan wel degelijk samen. (Opmerkingen van de heer Dominiek Lootens-Stael). We gaan op zoek naar competente mensen, naar de juiste mensen op de juiste plaats. We merken echter dat we niet altijd de juiste manier vinden om mensen uit die kansengroepen aan te spreken. Ze nemen niet eens deel aan VGC-examens en daar willen we iets aan doen. Binnen die groepen gaan logischerwijze op zoek naar de meest competente mensen, want we willen niet dat we twee soorten personeel hebben in onze administratie. Iedereen wordt gekozen vanwege zijn competentie. Voor mij zijn die twee elementen absoluut niet tegenstrijdig. Er werd gezegd dat we een administratie moeten hebben die midden in de maatschappij staat en die er contact mee heeft. Daar zijn we het natuurlijk mee eens. Dat aspect moet inderdaad nog veel sterker uitgewerkt en ondersteund worden. Op dat vlak zitten we een
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
64
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
beetje met het probleem dat heel veel mensen uit onze administratie buiten Brussel wonen. We gaan op zoek naar methodes om dat te veranderen. De VGC biedt op dat vlak al een aantal zaken aan : verhuispremies en een stadspremie, rondleidingen om mensen echt te tonen dat Brussel een aantrekkelijke stad is. Ambtenaren hebben recht op abonnementen aan voordelige prijzen voor het Kaaitheater, de KVS en verschillende sportfaciliteiten. Nieuwe ambtenaren krijgen een permanente vorming over Brussel. Stagiairs zijn verplicht om een vormingstraject te volgen waarbij Brussel, en de plaats van de VGC binnen Brussel en binnen die instellingen een belangrijke plaats innemen. We nemen allerhande initiatieven, maar we merken dat dit vandaag niet genoeg is. Ook binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kennen we hetzelfde probleem. We zijn van plan een aantal rondetafels te organiseren, om na te gaan hoe we mensen extra kunnen stimuleren. Ik denk dat het niet alleen te maken heeft met de VGC of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest an sich, maar dat het te maken heeft met het algemene imago van Brussel bij mensen van buiten Brussel, dat helaas niet of te weinig positief is. Er stond daarover vandaag nog een interessant artikel in De Standaard. Ik denk dat het iets is dat we dit element met zijn allen moeten aanpakken. De centralisatie van de administratie is inderdaad belangrijk. Vanuit de kant van het personeel bekeken kan het samenbrengen van het personeel ervoor zorgen dat we inderdaad nog efficiënter kunnen samenwerken, dat mensen elkaar beter kennen, dat er minder getelefoneerd en gemaild zal worden en meer direct overlegd. Dat zal helpen om een beter evenwicht te vinden tussen werk en gezin. Er wordt gezocht hoe inzake kinderopvang nog veel meer initiatieven kunnen genomen worden. We zoeken ook naar andere vormen van het ‘nieuwe werken’ – ik noem het niet meer ‘telewerken’ of ‘flexwerken’, want het gaat om veel meer dan alleen maar thuis werken of alleen maar flexwerken. Vanuit de ambtenaar zelf wordt de ideale combinatie bekeken om zijn werk op een goede manier te kunnen doen, maar dan met veel respect voor de combinatie gezin-werk. Gisteren was het trouwens de ‘dag van het telewerken’. De heer Paul De Ridder sprak over subsidies. We zijn in een aanpassingsfase : we willen afstappen van het systeem waarbij we vooral kwantitatieve criteria gebruiken en veel meer naar kwalitatieve criteria kijken. Ook dat controlesysteem past daarin. De heer Walter Vandenbossche heeft gelijk inzake inclusief beleid. We werken daar hard aan. Het gaat over een verhaal van alle Brusselaars. De heer Fouad Ahidar.- We hebben heel wat antwoorden gekregen. Straks volgt nog de discussie over de toelagen die we krijgen van de Vlaamse Gemeenschap. Ik heb weer een nieuwe term geleerd: sociale rendabiliteit. We zullen bekijken wat jullie precies van plan zijn op dat gebied. Blijkbaar willen jullie een nieuw evenement organiseren. Wat is daarvan het nut? Er zijn zoveel bestaande initiatieven. (Verbazing bij het College) Mevrouw Elke Roex.- Het staat op bladzijde 19. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het gaat niet om een nieuw evenement, het gaat om een bestaand evenement, De Gouden Ketjes, dat in de toekomst om de twee jaar in plaats van jaarlijks zal worden georganiseerd. De heer Fouad Ahidar.- Er komt dus geen nieuw evenement bij?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
65
De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Neen, het staat niet duidelijk in de nota, maar het gaat eigenlijk niet om een meeruitgave, maar om een vermindering. ‘De Ketjes’ zal niet meer elk jaar, maar om de twee jaar georganiseerd worden. Voor het werkveld wordt wel jaarlijks een bijeenkomst georganiseerd. De heer Fouad Ahidar.- Kan de collegevoorzitter ook zeggen wat dat zal kosten? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Dat zullen we weten in december. De heer Fouad Ahidar.- Wat de energiebesparing betreft, wordt er vergeleken met 2008. Kunnen we die vergelijking niet beter maken in 2011 wanneer alles gecentraliseerd wordt? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- U moet niet vergeten dat we nu aan het verhuizen zijn. Eind 2011 zullen we weten waar we staan op dat vlak. De heer Fouad Ahidar.- Wat de communicatie betreft: zult u nog proberen te communiceren op papier? Tegenwoordig gaat alles via elektronische weg. Hoe zal dat georganiseerd worden? Wat het diversiteitsplan betreft, zei collegelid Bruno De Lille dat diversiteit heel breed is. Dat is inderdaad een feit. Ik heb een expliciete vraag over vrouwen met een hoofddoek die solliciteren bij de VGC. Zij hebben namelijk de indruk dat ze worden geweerd omwille van die hoofddoek, hoewel ze wel over de gevraagde competenties en diploma’s beschikken. Ik heb die vrouwen gezegd dat er misschien andere redenen meespelen dan die hoofddoek. Ik had echter graag geweten of er ruimte is voor vrouwen met een hoofddoek op de VGCwerkvloer. Dan heb ik nog een laatste vraag voor collegelid Brigitte Grouwels over het personeel. Als alles gegroepeerd wordt, is er minder personeel nodig voor beveiliging, onthaal, onderhoud, vervoer … Wat zal er met die mensen gebeuren? Kunt u ze geruststellen dat ze hun job zullen kunnen behouden? Ik heb namelijk opgevangen dat er in de nabije toekomst mensen zullen worden ontslagen of naar andere diensten overgeplaatst. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik zal beginnen met te antwoorden op de vragen die rechtstreeks aan mij gesteld zijn. De communicatie valt uiteen in twee delen: interne en externe communicatie. Voor de externe communicatie zal de papieren versie uiteraard blijven bestaan. We zijn er ons wel degelijk bewust van dat een groot deel van de bevolking niet over een computer beschikt. Ik ben daarstraks vergeten te antwoorden op een vraag van mevrouw Annemie Maes over de informatiepakketten. In het verleden was er altijd veel discussie vooraleer we de adressen kregen van de Nederlandstaligen die naar Brussel verhuisden. Ondertussen krijgen we die en kunnen we de mensen welkomstpakketten sturen. De vraag is hoe we die pakketten kunnen bezorgen aan de mensen die hier komen wonen, en niet noodzakelijk Nederlandstalig maar ook niet noodzakelijk Franstalig zijn. Vervolgens moeten we nagaan hoe we de werking van ons nieuw centraal kantoor in het centrum kunnen verbeteren. Het klopt dat die groepen in het verleden over het hoofd werden gezien en daar gaan we aan verder werken. Papieren communicatie blijft alleszins uiteraard primordiaal. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- De heer Fouad Ahidar stelde een vraag die niet echt over de gebouwen ging, wat onder mijn verantwoordelijkheid valt, maar over het personeel. Daarom geef ik daarvoor het woord aan collegelid Bruno De Lille. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Wat de mensen in onthaalfuncties en dergelijke betreft, zal niemand worden ontslagen. Het onderhoud werd uitbesteed aan een firma en er zal
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
66
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
nog worden bekeken wat met dat personeel gebeurt. Het personeel van de VGC wordt echter allemaal behouden. STEMMING - De beleidsnota 2009-2014 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1; 3 leden hebben zich onthouden. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Brigitte De Pauw, Paul De Ridder, Annemie Maes, Herman Mennekens, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Carla Dejonghe Heeft neen gestemd: Dominiek Lootens-Stael Hebben zich onthouden: Fouad Ahidar, Elke Roex, Greet Van Linter BELEIDSPLAN (R.v.O. art. 50,3) Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015 – Stuk 428 ( 2010-2011) Nr.1. Bespreking Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik zal een korte toelichting geven om zoveel mogelijk tijd te spenderen aan de bespreking van het nieuwe beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015. Dit document is het allereerste beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid dat de VGC – indien het goedgekeurd wordt – zal indienen bij de Vlaamse Gemeenschap. Hiermee geeft de VGC een duidelijk signaal aan de Vlaamse Gemeenschap en aan ons Brusselse werkveld. We menen het ernstig met de implementatie van het Lokaal Sociaal Beleid in Brussel. We kennen allemaal de voorgeschiedenis van het Brusselse Lokaal Sociaal Beleid: het Vlaams decreet is in de praktijk hier niet toepasbaar, waardoor een beleid moet worden uitgebouwd met een absoluut minimum aan Vlaamse middelen. Het eerste concept Lokaal Sociaal Beleid voor Brussel kwam tot stand, in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap en uitgewerkt door de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad. Het ontwerp zag er op papier veelbelovend uit, maar bleek in de praktijk en financieel niet haalbaar. Ten slotte was er de verhoopte samenwerking met de OCMW’s en gemeenten, die niet gerealiseerd werd. In het najaar van 2009 kwamen zowel de Vlaamse Gemeenschap als de VGC tot de onvermijdelijke conclusie dat een evaluatie en heroriëntering van het concept Lokaal Sociaal Beleid in Brussel noodzakelijk was om het een nieuwe impuls te geven. De VGC nam het initiatief voor deze evaluatie en heroriëntering, die tot stand kwam in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap, de Brusselse Welzijnsraad en de beide Brusselse CAW’s (Mozaïek en Archipel). Dit document werd ondertussen voltooid en uitgebreid besproken in de VGC-Commissie Welzijn, Gezondheid en Gezin op 29 maart 2010. Deze evaluatie en bijsturing liggen aan de basis van het nieuwe Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015, dat opgesteld werd in samenwerking met opnieuw de Vlaamse Gemeenschap, de BWR en de beide CAW’s. Dit plan werd ook al besproken met het brede werkveld en in de mate van het mogelijke werd rekening gehouden met hun opmerkingen. Vandaag presenteer ik u de krijtlijnen voor het aangepaste concept Lokaal Sociaal Beleid en de wijze waarop de VGC dit de komende jaren wil implementeren in het Brussels hoofdstedelijk gewest.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
67
Onze missie met betrekking tot het Lokaal Sociaal Beleid bevat de volgende elementen: de verhoging van de toegankelijkheid van het welzijnsaanbod, de optimalisering van de samenwerking tussen de verschillende welzijnsvoorzieningen en het betrekken van de burgers bij de uitbouw van het zorgaanbod. Het doelpubliek dat we met dit Lokaal Sociaal Beleid trachten te bereiken zijn de Brusselse Vlamingen en alle Brusselaars die wensen gebruik te maken van het Nederlandstalig netwerk. De specifieke rol van de verschillende partners in dit verhaal is duidelijk. De VGC wordt de strategische regisseur van de implementatie via de Stuurgroep Lokaal Sociaal Beleid. De Brusselse Welzijnsraad zorgt voor de verdere uitbouw en professionalisering van het welzijnsnetwerk in de acht zones Lokaal Sociaal Beleid. De VGC geeft deze opdracht met middelen uiteraard - expliciet aan de BWR in een nieuwe overeenkomst die zal ingaan op 1 januari 2011 en die in november op de agenda staat van het VGC-College. De CAW’s zorgen voor de gebiedsdekkende aanwezigheid en werden gedecentraliseerd. De VGC geeft deze opdracht – met middelen uiteraard – expliciet aan beide CAW’s in de nieuwe convenanten die zullen ingaan vanaf 1 januari 2011 en die gisteren werden goedgekeurd door het VGC-College. De VGC hoopt met deze missie, het doelpubliek en haar partners in het achterhoofd, tegen 2015 de volgende strategische doelstellingen te bereiken. We streven in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid naar een constructieve samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap enerzijds, de 19 gemeenten en OCMW’s anderzijds, en naar een toenadering tot de andere Brusselse beleidsniveaus, zoals bijvoorbeeld de Cocof of de bico. De VGC wil ook het overleg met en tussen de welzijnspartners bevorderen, en zet in op een versterking van het aanbod en de toegankelijkheid van diensten waar hulpvragers terecht kunnen. Ten slotte wil de VGC de betrokkenheid van alle actoren in het Lokaal Sociaal Beleid verhogen. Het is mijn vaste overtuiging dat dit Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid een stevig fundament is om het Vlaamse decreet concreet te implementeren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ons engagement en onze boodschap zijn duidelijk, ook voor de lokale gemeenten en OCMW’s. De VGC wenst aanvullend op en met respect voor elkaars bevoegdheden en eigenheden, samen te werken om de reële noden in Brussel aan te pakken. Mevrouw Elke Roex.- U beweert dat het plan een duidelijk signaal is, en dat is het ook. Het is het eindpunt van een ramkoers, die gestart is na de evaluatie van de BWR van het Lokaal Sociaal Beleid en na de bekendmaking van de toekomstplannen. In de vergadering van de VGC-commissie Welzijn waarin de evaluatie werd voorgesteld, had de sector ook de kans om hierop te reageren. De sector was bijzonder kritisch, want er werd geen rekening gehouden met hun opmerkingen. Over het plan dat het collegelid vandaag voorlegt, bestaat er alles behalve een consensus. Het wordt niet door de sector gedragen. Men doet gewoon voort. Hun mening telt niet meer mee. Via het Lokaal Sociaal Beleid moet de samenwerking tussen de VCG, de OCMW’s, de gemeentebesturen en de lokale partners verbeteren. Het VCG-college wil de relatie met de OCMW’s verbeteren. U zegt: “Het traject met de gemeentebesturen moet een nieuwe impuls krijgen”. U kent mijn mening echter: ik ben ervan overtuigd dat het uw taak is, en niet die van de BWR, om met andere politici akkoorden te sluiten. Maar het is mij nog altijd niet duidelijk wie het nu precies zal doen. U beweert dat de VCG hieromtrent een initiatief zal nemen, maar tegelijk wijst u ook op de grote verantwoordelijkheid van de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
68
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
BWR. Dat is immers cruciaal om tot een breed gedragen Lokaal Sociaal Beleid te kunnen komen. Als er geen samenwerking komt met de OCMW’s, gemeentebesturen en de Franstalige lokale partners, zullen we nooit een Lokaal Sociaal Beleid hebben met een breed draagvlak. Een van de belangrijkste doelstellingen van een Lokaal Sociaal Beleid is een kwalitatief onthaal. De CAW’s wezen reeds op het feit dat dit een belangrijke investering vergt. Het volstaat niet een mooi nieuw bordje aan de gevel van bestaande organisaties te bevestigen. De SIP’s waren immers veel te duur. Sommige organisaties werden verplicht om in een SIP te stappen en ontvingen hier ook geld voor. Ze moesten andere wijkwerkingen stopzetten en een aantal personeelsverschuivingen doorvoeren. Wel, morgen is het gedaan met de SIP’s. Echt investeren in kwalitatief onthaal doet u niet. Organisaties die zelf investeringen hebben gedaan blijven in de kou staan en voelen zich gestraft. Maandag hield ik een interpellatie over het stedenbeleid in de commissie Algemeen Beleid, en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter, zegde daar: “De veranderingen van het stedenfonds en de evaluatie van het stedenfonds zullen geen ontslagen tot gevolg hebben.” Maar binnen het Lokaal Sociaal Beleid en binnen de opties die u hier voorstelt, zullen er wel ontslagen vallen, hoewel de collegevoorzitter het tegendeel beweerde. Hij verklaarde ook dat er geen organisaties geschrapt worden uit het Stedenfonds. Ik reken op zijn woorden voor het Lokaal Sociaal Beleid. De rationalisering van het overleg in de welzijnssector is één van mijn stokpaardjes. Er zijn tal van overlegorganen, maar ik bespaar u alvast de opsomming. Dit beleidsplan zou een kans kunnen zijn om het overleg verder te rationaliseren. De organisaties zouden zich dan meer met hun kerntaken kunnen bezighouden, namelijk het verlenen van hulp aan mensen, in de plaats van tijd te moeten besteden aan eeuwige overlegrondes. Er moet echt werk worden gemaakt van de rationalisering, want op dit moment subsidieert u organisaties waarvan de coördinatoren bijna een voltijdse baan hebben aan het bijwonen van alle overlegvergaderingen. De dynamiek van de ontmoeting die ontstaat binnen Lokaal Sociaal Beleid vind ik heel positief. Ik zou wel kiezen voor rationalisering. Het is belangrijk eens over het muurtje te kijken en ons niet blind te staren alleen de organisaties van de Vlaamse Gemeenschap. Het collegelid kiest er vandaag niet voor te investeren in het Lokaal Sociaal Beleid, zij kiest alleen maar voor window dressing. Dat is geen goed beleid. Wij zullen dit plan dan ook niet steunen. Mevrouw Els Ampe.- Algemeen gezien vind ik dat er wel een aantal interessante pistes in dit beleidsplan staan. Ik volg mevrouw Elke Roex ook niet over de ontslagen, ik heb dat niet in het Beleidsplan zien staan. Ik heb enkele concrete vragen over het Beleidsplan. Een van de dingen die mij opvielen, was het feit dat het collegelid een tevredenheidsenquête wilt over het bestaande aanbod. In de tekst staat: “tevredenheidsenquête naar de doelgroepen van het lokaal sociaal beleid”. Wie zijn die doelgroepen? Gaat het om mensen die nu met deze organisaties in contact komen of zij die er potentieel mee in contact zouden kunnen komen, maar dat momenteel niet doen omdat ze het niet weten, niet vinden of er geen zin in hebben? Hoe zal het collegelid de enquête aanpakken? In de tekst wordt verwezen naar de meet- en weetcel voor het vergaren van informatie. Die cel is al een hele tijd operationeel. Welke informatie heeft het collegelid momenteel die niet
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
69
beschikbaar was toen de weet- en meetcel nog niet bestond? Wat is de meerwaarde van deze cel met betrekking tot het Lokaal Sociaal Beleid? Het collegelid legt de nadruk op samenwerking, integratie en overleg. Net zoals mevrouw Elke Roex, heb ik soms de indruk dat er een veelvoud is aan overleg binnen het welzijnswerk. Het is natuurlijk goed dat mensen met elkaar overleggen, maar ze moeten ook voldoende ruimte hebben om de uitvoerende taken op zich te nemen. Veel onderwerpen die in het overleg aan bod komen, kunnen ook worden behandeld via Facebook, telefoon of e-mail. Men kan met elkaar communiceren zonder fysiek van de ene naar de andere vergadering te moeten gaan. Ik lees dat men meer samenwerking met de OCMW’s beoogt. Ik vind dat een goed voornemen, maar ik zie dat al in teksten verschijnen sinds ik ben verkozen. Waarom is het zo moeilijk om dit van de grond te laten komen? Waarom slagen de OCMW’s en de VGC er niet in om samen te werken? Ik weet natuurlijk ook wel dat er een taalbarrière is, aangezien de meeste OCMW’s vooral Franstalig zijn. Eigenlijk zou er geen barrière moeten zijn. Misschien moeten mensen die op sociale diensten werken meer in contact komen met wie op de sociale dienst van de VGC werkt. Indien zij elkaar persoonlijk kennen, kan er informatie worden doorgegeven zonder dat men ertoe moet worden verplicht. Het is anderzijds een goede zaak dat er politieke welwillendheid is, en dat het collegelid samen zit met de voorzitters van de verschillende OCMW’s. Welke voorzitters heeft het collegelid reeds ontmoet? Hoe verliepen die gesprekken en wat is eruit voortgekomen? Er wordt geschreven dat er een oplijsting van de structurele contacten met de OCMW’s zal gebeuren. Er blijkt een zekere samenwerking te zijn, maar nog niet met alle OCMW’s. Welke contacten staan in die lijst? Met welke OCMW’s kan wel worden samengewerkt, en met welke verloopt dat niet zo goed? Hoe zit dit dus specifiek voor elk OCMW? Ik lees dat er meer samenwerking wordt gezocht met de gemeentelijke platformen, inzake sociale coördinatie en sociale cohesie. Het is zeer positief dat ook dit wordt opgebouwd. In hoeverre werd hiervoor reeds een aanzet gegeven? Welke contacten zijn er reeds? Ik heb tevens een vraag over de onthaalpunten. Het collegelid zegt dat er een analyse van de verschillende onthaalpunten zal worden gemaakt. Wordt er bijgehouden hoeveel mensen op de onthaalpunten langskomen en welke vragen er worden gesteld? Hoeveel mensen nemen contact op per e-mail of telefoon? Heeft het collegelid daarover cijfers, of moeten we wachten op een latere analyse? Het interesseert me om te zien hoe men het onthaalpunt bereikt. Ook voor de Brusselse Welzijnsraad zie ik verschillende opdrachten die te maken hebben met overleg en ondersteuning. Er worden geregeld tijdschriften door de Brusselse Welzijnsraad verstuurd. Soms vraag ik me af of hierin niet te veel interne informatie wordt gegeven. Als men een signaal wilt geven aan politici, is het interessanter om een e-mail te sturen of te telefoneren naar de verantwoordelijke voor het uitvoerend of wetgevend niveau. Ik zie niet direct het nut in van deze tijdschriften. Ze zijn een beetje zoals het tijdschrift van het Brussels Parlement. Wat is de meerwaarde daarvan? Hetzelfde geldt voor informatie over Opbouwwerk, die vooral intern is en perfect kan worden gedeeld met de mensen van de administratie die zich met Welzijn bezighouden. Als er moet worden bespaard, kan men best de papieren versies laten verdwijnen. Dit is een goed Lokaal Sociaal Beleidsplan. Er worden interessante pistes betreden en analyses opgeworpen. We moeten ons er wel voor hoeden niet te veel met onszelf bezig te zijn, en ons meer concentreren op het aanbod. Ik bedoel daarmee dat het overleg beter moet worden gestructureerd, zodat het niet te veel weegt op de uitvoerende taken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
70
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Wij zullen het beleidsplan natuurlijk goedkeuren. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Soms begrijp ik het echt niet meer. We krijgen hier om de haverklap beleidsplannen voor onze neus geschoven die vol zitten met halve beloften en mooie intenties, om daarna te moeten vaststellen dat wat men op het terrein doet daarmee volledig in tegenspraak is. De kern van dit Lokaal Sociaal Beleidsplan is het streven naar een zorgzame samenleving. Mooi, wie kan daar nu wat op tegen hebben? Niemand toch? “Zorgen dat de oude dag ook een mooie dag kan zijn, dat is de kern van een zorgzame samenleving en van ons sociaal beleid”, zo lezen we. En wat stellen we vast in de praktijk? Een paar Fransdolle politici dwarsbomen een schitterend initiatief voor onze Vlaamse senioren met alle mogelijke middelen. Men spreekt zelfs over een ‘bejaardengetto’ en weerzinwekkende initiatieven. We stellen vast dat de meerderheidspartijen het niet nodig vinden om daarover een grondig debat te voeren in de plenaire vergadering. De leden van het College zwijgen daarover en brengen geen beweging in de zaak. Is dat het beleid dat men voorstaat? Volgens de voorliggende beleidsnota zouden senioren de kern van het sociaal beleid moeten vormen. Blijkbaar is een ernstig debat niet nodig. Is dat die warme stad waar men het over heeft? Is dat het Brussel dat men voor ogen heeft voor de Brusselse Vlamingen? We lezen ook dat het collegelid toenadering wenst te zoeken tot de andere beleidsniveaus in deze stad, voor het bekomen van een samenwerking op basis van wederzijds respect en vertrouwen. Hoe de Franstalige politici dat wederzijds respect invullen, kunnen we tegenwoordig om de haverklap vaststellen. De taalwetten worden bijvoorbeeld niet nageleefd en er wordt gepleit voor een herverdeling van de middelen volgens een 93/7-sleutel. Tot daar dus het wederzijds respect van uw gesprekpartners. Daarenboven houdt deze samenwerking blijkbaar in dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hoewel virtueel bankroet, het nodig vindt om heel wat bevoegdheden die aan de Vlaamse Gemeenschap toekomen in te pikken als gewestelijke bevoegdheden. We denken dan aan de bouw van crèches, met de gekende gevolgen, en het bouwen van scholen, waarbij we al een voorspelling van de afloop kunnen maken. Het wederzijds respect en vertrouwen houdt blijkbaar in dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan onze bevoegdheden knabbelt en zo een nieuwe financiële transfer organiseert. Collega Els Ampe vraagt zich af hoe het komt dat het niet mogelijk is samen te werken met de OCMW’s. Ik heb de vraag al beantwoord. Collega Els Ampe beantwoordt ze trouwens zelf door op de taalbarrières te wijzen. Er zijn meer dan taalbarrières, er is slechte wil bij verschillende Franstalige politici om samen te werken met Vlamingen. Zelfs als er veel geld en middelen aan samenwerking zijn verbonden, dan nog ontbreekt de wil. We kunnen verwijzen naar wat er allemaal is gebeurd met de zorgverzekering. Er is duidelijk sprake van slechte wil. Vlaams Belang zal dit beleidsplan niet goedkeuren. Hoe kan het collegelid nu verwachten dat wij haar beleidsplannen ernstig nemen, als zij zichzelf en de hele VGC niet meer ernstig neemt? Het College gedraagt zich de jongste maanden meer en meer als handpop van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Men slikt keer op keer zonder morren of opmerkingen de beledigingen en provocaties die uitgaan van een aantal Franstalige politici in dit stadsgewest. De Brusselse Vlamingen hebben geen nood aan fraaie beloftes, holle woorden en waardeloze beleidsplannen. Ze hebben nood aan Vlaamse politici met haar op hun tanden, die zich niet in een hoekje laten duwen en die het nodige zelfrespect hebben om op te komen voor de Vlaamse Gemeenschap in de hoofdstad van Vlaanderen. Het wordt echter hoe langer hoe duidelijker dat de Vlamingen in Brussel daarvoor bij deze meerderheid aan het verkeerde adres zijn.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
71
Mevrouw Brigitte De Pauw.- Als de heer Dominiek Lootens-Stael dergelijke pessimistische verhalen de wereld blijft insturen, zal Brussel nooit aantrekkelijk worden voor mensen die in Vlaanderen leven en zullen we geen mensen meer vinden die hier nog willen komen werken. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Realisme is het begin van elk goed beleid. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Men kan ook realistisch en constructief zijn. Met het voorliggende beleidsplan neemt het collegelid het engagement op zich om op lange termijn iets te maken van het Lokaal Sociaal Beleid in Brussel. Het doet ons veel plezier dat er in het beleidsplan uitdrukkelijk wordt vermeld dat de VGC een strategische regierol krijgt. In mijn vorige tussenkomst heb ik er al op gewezen dat dit steeds in nauw overleg moet gebeuren met het werkveld. De betrokken actoren, zowel de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad als de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, krijgen nu een heel duidelijke opdracht, met bijhorende financiering. Samen met de VGC moeten zij het Lokaal Sociaal Beleid op lange termijn implementeren. Het collegelid trekt de kaart van de lokale en zonale netwerkvorming. Het is een goede zaak dat lokale voorzieningen contact hebben met elkaar en op basis van die kennis steeds beter kunnen doorverwijzen. Zo kan het Lokaal Sociaal Beleid van onderuit groeien, gedragen door het werkveld. Men heeft ook een duidelijke beleidskeuze gemaakt door de vroegere infopunten af te schaffen en ruimer te gaan. We hebben in het verleden gezien dat dit niet eenvoudig was en dat het meer middelen kost. Ik heb contacten met mensen uit de sector. Zij willen dat bestaande initiatieven zoveel mogelijk worden geresponsabiliseerd en elk een taak opnemen in het bekendmaken van de voorzieningen. De onthaalfunctie moet dus verder worden uitgebouwd. We hebben vorige week en vandaag reeds horen spreken over de samenwerking met de OCMW’s. Het is een goede zaak dat het collegelid de samenwerking met de OCMW’s op een structurele wijze wil uitbouwen. Ik weet dat het niet altijd evident zal zijn, omdat we niet altijd een Nederlandstalige vertegenwoordiger hebben bij de voorzitters. De heer Fouad Ahidar.- We kunnen misschien beginnen met Ukkel ? Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ukkel heeft inderdaad de enige Nederlandstalige OCMWvoorzitter in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Ik denk dat er met hem reeds goede contacten zijn geweest. Toch doe ik een oproep om, wanneer er uitnodigingen naar de OCMW’s worden gestuurd, ook de Vlaamse schepenen op de hoogte te brengen. Zo kunnen zij voldoende druk zetten of stappen ondernemen om het gesprek positief te laten verlopen. Ten slotte had ik nog één concrete vraag over de omgevingsanalyses. De werking van de meet- en weetcel komt nu pas goed op gang. Op dit ogenblik werden er nog maar 2 omgevingsanalyses voor 2 zones gemaakt. De andere zones moeten nog volgen. Wanneer zal dit gebeuren? Ik had beloofd om het kort te houden. Ik zal me verder beperken tot de mededeling dat de CD&V-fractie het Lokaal Sociaal Beleidsplan ten volle zal steunen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
72
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
De heer Paul De Ridder.- “Want aermen seldij altijt bij u hebben”, schreef een onbekende, middeleeuwse klerk op de kaft van het privilegieboek van een Brusselse liefdadigheidsinstelling. Vrij vertaald betekent dit dat er in een maatschappij altijd armen zullen zijn. In het huidige Brussels hoofdstedelijk gewest blijven deze woorden brandend actueel. Vanuit onze sociale bewogenheid steunt de N-VA-fractie de initiatieven van de VGC om de armoede te bestrijden. Omwille van dezelfde reden geniet het thans voorliggende beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015 al onze aandacht. Wij kunnen het over het algemeen wel eens zijn met de uitgangspunten en principes van dit beleidsplan. Deze uitgangspunten en principes behelzen immers dat men partnerschappen afsluit en een geïntegreerd beleid uitbouwt. Vooreerst moet men primordiale aandacht besteden aan een doeltreffend sociaal beleid ten gunste van de Nederlandstaligen. De sociaal zwakkeren hebben immers, meer dan wie ook, niet alleen recht op een luisterend oor maar ook op hulp en bijstand in het Nederlands. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt men daarenboven ook geconfronteerd met een heel specifiek publiek. Zoals blijkt uit de omgevingsanalyse, is het tegelijk oud en jong. Overigens zijn heel wat mensen meer- of anderstalig. Ten slotte leven de Nederlandstaligen her en der verspreid in de grootstad. Bij het uitstippelen van het beleid dient hiermee rekening te worden gehouden. Toch hebben wij ook een aantal bedenkingen en vragen. Het werd hier zonet nog aangestipt: voor een aantal zones is er nog steeds geen omgevingsanalyse beschikbaar. Een andere opmerking heeft betrekking op het beschikbare cijfermateriaal. Het beleidsplan is doorspekt met cijfers. Het is echter jammer dat het cijfermateriaal in een aantal thema’s en hoofdstukken verouderd is. Het is dan ook wenselijk dat de administratie ons recentere gegevens zou bezorgen. In dit Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid wordt, meermaals en zeer terecht, gesteld dat participatie essentieel is. Het verheugt de N-VA-fractie dan ook dat dit beleidsplan tot stand kwam na regelmatig overleg met de administratie van de Vlaamse Gemeenschap. De VGC werkt dus niet op een eiland. In een artikel in Brussels Welzijnsnieuws, het tijdschrift van de Brusselse Welzijns- en Gezondsheidsraad, liet men zich in het aprilnummer bijzonder kritisch uit over de reeds aangehaalde evaluatienota. Het werkveld werd slechts “onrechtstreeks betrokken” luidt het in dit artikel. Iets verder staat te lezen: “een terechte kritiek is dat door het informatiemoment te organiseren na de goedkeuring door de Vlaamse overheid en het VGC-College het werkveld niet voldoende wordt gehoord”. Kan diezelfde kritiek niet evenzeer gelden voor dit beleidsplan? Werd het werkveld wel voldoende geraadpleegd? Met andere woorden: kregen de mensen, die concreet werken op het terrein en over heel wat deskundigheid en ervaring beschikken, wel voldoende inspraak. In het aangehaalde artikel staat ook te lezen: “Voor Franstalige en tweetalige organisaties is de drempel om een dergelijk ‘Vlaams’ project te ondersteunen te hoog. Het is bovendien heel moeilijk gemeenten en OCMW’s te motiveren voor de zonale werking die vaak meerdere gemeenten omvat.” Het is voor de VGC al moeilijk om samen te werken met één OCMW, laat staan met meerdere. De versplintering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 19 gemeenten heeft ook op dit vlak nefaste gevolgen. Dat is uiteraard niet de schuld van de VGC. Men moet
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
73
echter wel rekening houden met de daaruit voortvloeiende handicaps. Dringt er zich, in samenspraak met de welzijnssector, op dit vlak geen andere aanpak op? Op het niveau van de instellingen is er op het terrein allicht meer samenwerking mogelijk met het Franstalige werkveld en de OCMW’s. Welke concrete initiatieven werden op dit vlak reeds genomen? In het Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid pleit men voor de één-loketfunctie met maximaal één doorverwijzing. Dat is positief. De mensen verdwalen immers al te vaak in het kluwen van de sociale sector. Momenteel vindt er een reorganisatie plaats. De Sociale Infopunten worden afgeschaft. Voortaan krijgen de op het terrein werkzame instellingen en diensten een kwaliteitslabel. Welke beslissingen werden op dit vlak al genomen? Wie neemt die beslissingen en op basis van welke criteria? Wie verstrekt advies? Zal er bijkomend personeel aangeworven worden voor de nieuwe onthaalfuncties? Men pleit ook voor de invoering van een label. Dit label moet zorgen voor meer ‘zichtbaarheid’ en ‘herkenbaarheid’. Het Vlaams regeerakkoord verklaart hierover: “In overleg met communicatie-experten en in samenspraak met de VGC wil ik een label ontwikkelen voor het Nederlandstalige netwerk in Brussel, dat een positieve connotatie realiseert bij de Vlaamse inbreng in Brussel, naar het voorbeeld van het bestaande label ‘N’ van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De impliciete boodschap van het label zou kunnen zijn dat, telkens je dat symbool ergens ziet, je bij deze instelling of organisatie in het Nederlands terecht kan.” Is het de bedoeling dit label samen uit te werken met de Vlaamse Gemeenschap? Zal ook het Muntpunt hierin een rol spelen? Zo ja, welke? Er werd reeds opgemerkt dat de Brusselse Welzijnsraad (BWR) eerder kritisch staat ten opzichte van dit Lokaal Sociaal Beleid. Welke initiatieven heeft collegelid Brigitte Grouwels genomen om het overleg met die mensen te versterken? Hoe zal collegelid Grouwels de onafhankelijkheid van de BWR garanderen? Er zou ook een convenant worden afgesloten met de BWR. Wanneer zal dit gebeuren ? Rekening houdend met al deze vragen en bedenkingen, zal de N-VA-fractie zich onthouden. Mevrouw Elke Van den Brandt.- De heer Paul De Ridder startte zijn betoog met een citaat waarin gesteld wordt dat er in onze maatschappij altijd armen zullen zijn. Misschien is dat ook zo. Groen! weigert dit echter als een natuurwet te aanvaarden. Groen! weigert maatschappelijke armoede te accepteren. Iedere armoede is een schande voor onze rijke samenleving. Men moet vechten en alle krachten bundelen tegen armoede. Wellicht ga ik met deze stelling in tegen hetgeen de heer Paul De Ridder zonet betoogde. Voorzitter: mevrouw Annemie Maes De visie en standpunten van Groen! over het Lokaal Sociaal Beleid zijn intussen algemeen gekend. Het dossier Lokaal Sociaal Beleid is geen zwart-wit verhaal. Van bij het begin besefte men in Vlaanderen dat het decreet Lokaal Sociaal Beleid niet zonder meer toepasbaar was in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een vertaling naar de Brusselse context drong zich op. Dit is echter een moeilijke, niet evidente oefening. De doelstellingen van het Lokaal Sociaal Beleid blijven bijzonder relevant. De verbetering van de toegankelijkheid van het welzijnsaanbod, de optimalisatie van de samenwerking van de welzijnvoorzieningen en de vergroting van de betrokkenheid van de burgers bij het beleid blijven overeind staan. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar armoede,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
74
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
kansarmoede en alle problemen die hieraan gelinkt zijn, welig tieren, is dit meer dan ooit nodig. Na 5 jaar drong een evaluatie van het gevoerde beleid zich op. Men moest eens nagaan wat er allemaal goed en fout liep. Het werkveld zelf was hier trouwens zelf ook vragende partij naar. Tegelijkertijd lieten het werkveld en de BWR herhaaldelijk weten dat ze onvoldoende betrokken werden bij de evaluatienota en heroriënteringsplannen die in de lente van dit jaar werden voorgesteld. In maart 2010 werd dit alles trouwens ook in de Raad besproken. In welke mate is het beleidsplan 2010-2015 het resultaat van bevraging en participatie? Welk weg werd afgelegd tussen de lente 2009 en het najaar 2010? In welke mate wordt dit beleidsplan gedragen door de partners die zullen moeten instaan voor de uitvoering ervan? De eerste strategische doelstelling streeft naar een constructieve samenwerking met alle actoren. Langs de ene kant is er de Vlaamse Gemeenschap. Langs de andere kant zijn er de OCMW’s, de gemeentebesturen en de andere Brusselse beleidsniveaus. De Sociale Infopunten (SIP) heeft men, precies omwille van een gebrek aan samenwerking met bicommunautaire en Franstalige actoren, niet kunnen overtuigen. Vooral het feit dat de gemeenten en de OCMW’s, die in de feite het laagdrempeligst zijn en het dichtst bij de bevolking staan, niet mee in het bad stapten, was een serieuze hindernis. Op die manier konden de SIP’s nooit in hun opzet slagen. De SIP’s konden voor de uitoefening van hun permanentiefunctie echter ook niet rekenen op extra financiële middelen vanuit Vlaanderen. Ik herhaal de vraag die ik vorige week al stelde: hoe wil collegelid Brigitte Grouwels deze doelstelling de komende jaren concreet verwezenlijken? Welke instrumenten krijgt de VGC om deuren te openen? In welke mate wil collegelid Grouwels politieke verantwoordelijkheid opnemen om bijvoorbeeld samenwerking met de verschillende actoren van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te bevorderen? Men mag op dit vlak zeker niet alle heil verwachten van de Vlaamse schepenen. De Vlaamse schepenen hebben het nu al niet onder de markt om in de gemeenteraad een aantal dossiers door te drukken. Een tweede strategische doelstelling is dat de VGC het overleg met en tussen de welzijnspartners bevordert. Overdaad aan overleg schaadt. Niettemin is voldoende overleg steeds relevant en nodig. Overleg- en ontmoetingsmomenten zoals Kijk eens over het Muurtje en de Welzijnswandelingen hebben er inderdaad voor gezorgd dat actoren elkaar beter leerden kennen. Op zich zijn ze dus heel positief. Heb ik het goed als ik begrijp dat gebiedsdekkend werken vanuit de VGC of de Vlaamse Gemeenschap wegvalt als doelstelling? Zoekt het nieuwe concept vooral maar waarde in netwerking? Leggen de zonecoördinatoren bijvoorbeeld ook de link met de eerstelijnsgeneeskunde in hun zone? Gaan ze, met andere woorden, een verband leggen met de mensen en diensten die door iedereen gekend en ingebed zijn? De SIP’s worden in de nota vervangen door een netwerk van onthaalpunten. Dit bleek overigens ook al uit de heroriënteringsnota van dit voorjaar. De onthaalpunten zouden ondergebracht worden in bestaande lokale diensten. De VGC zal de werking van deze onthaalpunten versterken. Is deze versterking louter inhoudelijk of worden hiervoor ook financiële middelen uitgetrokken? Heb ik het goed dat het Onthaalpunt eigenlijk een SIP is dat wordt onder-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
75
gebracht en verzorgd door één van de actoren? Er is dus niet langer sprake van een samenwerkingsverband. Bovendien heb ik nog steeds vragen bij het label rond onthaal. Zal dit anderstaligen niet veeleer afschrikken? De BWR en de CAW’s hadden een belangrijke taak in het Lokaal Sociaal Beleid. Ook na deze heroriëntatie krijgen ze een grote rol. In welke mate zijn zij betrokken geweest bij de evaluatie en heroriëntatie? In welke mate is de rolverdeling tussen beide duidelijk? Ik zie namelijk nog heel wat overlappingen. Ik denk hierbij aan samenwerking, back-office, vorming, signaalfunctie naar beleid toe en het ontwikkelen van een, beleidsvriendelijke, gedragen visie. Bij zowel de BWR als de CAW’s vind ik dit alles terug. In welke mate werd die rolverdeling uitgeklaard? Wat betekent dit alles voor de projecten die bij de overgang van Stedenfonds I naar Stedenfonds II uit de boot vielen? Al deze projecten werden achteraf, in het kader van de stedenfondsdoelstelling rond lokaal sociaal beleid, weer opgevist. Is er hier al klaarheid over? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Het is het werkveld dat gestalte moet geven aan het sociaal beleid in Brussel. Ik heb de indruk dat hier gereageerd wordt op informatie van maart 2010, maar er is ondertussen al heel wat gebeurd. Het werkveld werd wel degelijk betrokken bij de realisatie van dit beleidsplan, dat trouwens meegeschreven werd door de Brusselse Welzijnsraad en de CAW’s. Daarna werd het grondig besproken met het hele werkveld en waar mogelijk aangepast na een grote overlegronde in september. Natuurlijk hebben we rekening moeten houden met de inhoudelijke realiteit, de blinde vlekken die er vandaag zijn inzake welzijns- en sociaal beleid en de financiële realiteit. Daarom kunnen we niet ingaan op alle wensen die het werkveld koestert en die ikzelf trouwens ook heb. We beschikken nu voor het eerst over een interessant plan waarvan we zeker zijn dat het gerealiseerd kan worden met de middelen waarover we vandaag beschikken. Er blijft een grote rol weggelegd voor de Brusselse Welzijnsraad, die de opdracht krijgt om continu contact te houden met het werkveld en de blinde vlekken te onderzoeken. De Brusselse Welzijnsraad is daarvoor geschikt en kan dat open en onbevangen doen. Dat leek ons beter dan dat de VGC het zelf zou doen. De VGC heeft meer als opdracht de strategische regie op zich te nemen. Zo zit de VGC ook de stuurgroep over het Lokaal Sociaal Beleid voor. De CAW’s hebben als opdracht op het terrein aanwezig te zijn, met kennis van zaken te antwoorden, blinde vlekken op te sporen en oplossingen te helpen zoeken. Het netwerk van onthaalpunten waarmee wij gaan werken, zijn de bestaande welzijnsorganisaties, die wij vragen om door te verwijzen als ze zelf niet over een antwoord beschikken. Als wij middelen investeren in het Lokaal Sociaal Beleid, dan zullen die gaan naar de opleiding en vorming van de onthaalmedewerkers in de bestaande onthaalpunten, zodat zij beter kunnen doorverwijzen. Deze piste is nog in opbouw en we zullen eindigen met veel meer dan de oorspronkelijk geplande 8 sociale infopunten, die niet realistisch bleken. We zullen nu een veel ruimer netwerk creëren. De sociale infopunten hebben ons geleerd dat de vrijwillige detachering van personeel naar een centraal punt in de praktijk niet evident is. Nu willen we dat anders aanpakken en het personeel binnen de eigen organisatie opleiden. Aan die verschillende organisaties willen we een label koppelen. Ik begrijp niet waarom een label een drempel zou vormen voor bijvoorbeeld anderstaligen. Het label voor het Nederlandstalig onderwijs heeft ook geen afschrikkend effect gehad.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
76
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe De contacten met de OCMW’s waren tot nu toe niet erg succesvol. Ik wil herinneren aan het feit dat het de Vlaamse overheid was die gekozen heeft om de opdracht van het Lokaal Sociaal Beleid aan de Brusselse Welzijnsraad te geven en niet aan de VGC. Dit zorgt er voor dat de VGC de strategische aansturing van het geheel zal verzorgen. Met dit coherent plan hebben we eindelijk iets concreets om mee naar de OCMW’s te stappen. Wanneer het plan is goedgekeurd, zullen we een brief sturen naar alle Brusselse OCMWvoorzitters en de Nederlandstalige schepenen in de 19 Brusselse gemeenten om het Lokaal Sociaal Beleidsplan te mogen voorstellen. Wij willen duidelijk maken dat het niet gaat om concurrentie met de OCMW’s, maar dat de VGC wil samenwerken met de OCMW’s, met respect voor ieders eigenheid. Het is de bedoeling alle OCMW’s te overtuigen om een vertegenwoordiger te sturen naar het zonale of lokale welzijnsoverleg. Lokaal Sociaal Beleid is eigenlijk geen goede benaming voor Brussel. We zouden het veeleer moeten hebben over een zonaal sociaal beleid met 8 zones. Bepaalde welzijnsorganisaties hebben nu al ad hoc-contacten met de OCMW’s of met bepaalde schepenen. Dit wordt geïnventariseerd om een overzicht te krijgen dat als vertrekpunt kan dienen om het contact met de lokale overheden te verdiepen. De heer Dominiek Lootens-Stael stelde een vraag over de HUB-site in Koekelberg. Ik heb op een soortgelijke vraag uitvoerig geantwoord in de Commissie Welzijn van 27 oktober 2010. Ik verwijs naar het verslag van die vergadering, waarin hij kan lezen wat de VGC daar rond doet en denkt. De Meet- en Weetcel heeft voornamelijk de opdracht om een omgevingsanalyse te maken, die voor dit thema heel nuttig is, maar die ook nog voor andere aspecten van het beleid van de VGC zinvol zal zijn en zelfs interessant is voor andere overheden, zoals de GGC. Aan mevrouw Brigitte De Pauw wil ik zeggen dat die omgevingsanalyse momenteel afgewerkt is voor de 8 zones. Ik beschik echter nog niet over de tekst. Ik kan ze misschien laten bezorgen aan de raadsleden. We zullen systematisch trachten om te registreren wie er in de infopunten langskomt en welk soort problemen er zijn, zodat we daaruit kunnen leren waar de blinde vlekken zijn en met welke problemen de Brusselaars worden geconfronteerd. Ik ben het eens met mevrouw Els Ampe dat er ook heel veel via internet kan gebeuren. Af en toe blijft het echter nodig te vergaderen. Ik ga echter akkoord met de stelling dat we het vergaderen zo sterk mogelijk moeten beperken, zodat we ons meer kunnen focussen op het werk op het terrein. Mevrouw Elke Roex.- Het collegelid heeft mij niet kunnen overtuigen en ik blijf erbij dat ze zich grondig vergist. Ze was op voorhand gewaarschuwd dat de vrijwillige detachering een formule is die niet werkt en de organisaties zwaar belast. Het collegelid heeft het toch willen doorzetten en moet nu concluderen dat we gelijk hadden. Ik kreeg geen antwoord op een essentiële vraag. In de commissie Algemeen Zaken van 25 oktober 2010 heeft collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes naar aanleiding van mijn interpellatie gezegd dat er geen ontslagen gaan vallen en dat de projecten die goedgekeurd werden in het Stedenfonds verder gezet zullen worden in 2011. Kan het collegelid bevestigen dat de wijkwerkingen die door haar verplicht vervangen werden door sociale infopunten gewoon zullen kunnen verder werken met behoud van personeel? Als het collegelid blijft zwijgen, ga ik er natuurlijk vanuit dat de collegevoorzitter de waarheid sprak. Of spreekt het collegelid de collegevoorzitter tegen?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
77
Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Wij zoeken een oplossing voor de wijkwerkingen buiten het Stedenfonds. Ik ben herhaaldelijk gaan pleiten bij de Vlaamse Gemeenschap om ook rond wijkwerkingen een structurele werking te ontwikkelen. Er werd mij geantwoord dat dit door een gebrek aan middelen niet mogelijk is. Wij moeten zeker zijn dat de projecten die via het Stedenfonds gefinancierd worden, op een andere manier structureel ondersteund kunnen worden. Op dit ogenblik zoek ik een inhoudelijke en financiële oplossing voor de wijkwerkingen in het kader van het VGC-beleid. Ik zoek naar reguliere middelen in de begroting van 2011. De besprekingen daarover zijn bezig en ik hoop dat ik daar binnenkort en ten laatste tijdens de begrotingsbesprekingen wat meer over kan vertellen. - De bespreking is gesloten STEMMINGEN - Het Beleidsplan Lokaal Sociaal Beleid 2010-2015 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 4; 2 leden hebben zich onthouden. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Brigitte De Pauw, Annemie Maes, Herman Mennekens, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Carla Dejonghe Hebben neen gestemd: Fouad Ahidar, Dominiek Lootens-Stael, Elke Roex, Jef Van Damme Hebben zich onthouden: Paul De Ridder, Greet Van Linter MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O., art. 63) Motie van aanbeveling van de heer Dominiek Lootens-Stael tot besluit van de op 25 oktober 2010 in de Commissie voor Onderwijs en Vorming gehouden interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het aanbieden van halalvoedsel in de scholen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs – Stuk 430 (2010-2011) – Nr.1 Bespreking De heer Dominiek Lootens-Stael.- Als reactie op de bekommernis van veel ouders hebben wij de werkelijke situatie van het Brussels Nederlandstalig onderwijs onderzocht inzake het aanbieden van een gevarieerde voeding en van halalvlees. Er werden 157 scholen ondervraagd en de resultaten waren schokkend: 69 procent van die scholen serveren geen varkensvlees, 14 procent van de scholen liet weten uitsluitend halalvlees te serveren. Een directeur van een Molenbeekse basisschool bevestigt dat halalmaltijden worden geserveerd aan alle leerlingen. Een directielid van een kleuterschool in Anderlecht verklaart dat door de omgeving en de samenstelling van de schoolbevolking de directie zich genoodzaakt ziet geen varkensvlees en alleen halalvlees op te dienen. Ik vind deze vaststellingen schokkend. Ze wijzen duidelijk op een voortschrijdende islamisering van ons onderwijs. Wat zeer ernstig is, is dat het stilzwijgend gebeurt zonder dat de ouders het weten. De kinderen worden ingeschreven en na enige tijd stellen dat ouders vast dat ze op school nooit varkensvlees eten of, nog erger, alleen halalvlees. Halal houdt in dat de dieren op een wrede, barbaarse wijze worden geslacht, die bij ons al lang niet meer als aanvaardbaar wordt beschouwden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
78
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Dat de ouders niet werden ingelicht brengt bij hen terecht een vertrouwensbreuk tot stand. Sommige ouders tillen hieraan zwaar genoeg om hun kinderen uit de school weg halen en te verplaatsen het naar een school in de Vlaamse rand. Ik ben bijzonder verbaasd over de lichtzinnigheid en de grappenmakerij van sommige collega’s over dit onderwerp. Het is mijn bedoeling op te komen voor het behoud van onze eigenheid en identiteit in deze stad, die op verschillende manieren belaagd wordt. Het islamiseren van ons ouderwijs is zo’n manier van belagen. Wij willen hieraan niet meewerken, wij willen hier tegenin gaan. De lichtzinnige en smalende manier waarop dit feit wordt aanvaard, vind ik bijzonder verbazingwekkend. Wij zijn blijkbaar nog de enigen die bekommerd zijn om het behoud van onze culturele eigenheid. Het is hoopgevend om te zien dat parlementsleden van andere partijen in het federaal Parlement wetsvoorstellen indienen met dezelfde strekking. Onze motie is erop gericht er bij de Vlaamse regering op aan te dringen de nodige decretale initiatieven te nemen teneinde het halalvoedsel te verbieden in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Wij zullen uiteraard ook in het Vlaams Parlement de nodige initiatieven nemen, wat niet wegneemt dat wij van mening zijn dat ook de collegevoorzitter een grote verantwoordelijkheid draagt voor Brussel, waar de situatie veel erger is dan in Vlaanderen. Wij vragen bovendien dat in afwachting daarvan de nodige initiatieven worden genomen om de ouders in te lichten over wat er gebeurt in de scholen, mits de nodige kritische opmerkingen omtrent de werkelijke situatie en de voortstuwende islamisering van onze maatschappij. Nogal wat collega’s hier zouden zich uitsloven om religieuze symbolen in het publieke leven te verbieden. Nieuwe religieuze symbolen sluipen echter onze samenleving binnen, zoals hoofddoeken en halalvlees. Ik dring erop aan dat iedereen zijn gezond verstand gebruikt en zijn of haar motivering ernstig overweegt vooraleer tot de stemming van deze motie over te gaan. - De bespreking is gesloten. STEMMING - Met een meerderheid van 14 stemmen tegen 1 wordt de motie niet aangenomen. Heeft ja gestemd : Dominiek Lootens-Stael Hebben nee gestemd : Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Brigitte De Pauw, Paul De Ridder, Annemie Maes, Herman Mennekens, Elke Roex, Jef Van Damme, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Greet Van Linter, Carla Dejonghe.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
79
PERSONEELSSTATUUT VAN DE PERMANENTE DIENSTEN VAN DE RAAD VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE – AANPASSINGEN Bespreking De voorzitter.- In zijn vergaderingen van 16 september en van 14 en 25 oktober 2010 keurde het Bureau van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie unaniem een aantal wijzigingen aan het Personeelsstatuut van de Permanente Diensten van de Raad goed. De voorstellen tot wijziging lopen parallel met soortgelijke beslissingen in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, met uitzondering van het voorstel tot wijziging van de samenstelling van het Personeelscomité. Alle voorstellen werden voorgelegd aan de Bestuursraad en het Personeelscomité en kregen van beide organen een positief advies. De eerste wijziging strekt ertoe de term “gehandicapten” te vervangen door de term “personen met een handicap” en een verduidelijkende passage toe te voegen inzake de berekening van het percentage van de betrekkingen dat wordt toegewezen aan personen met een handicap. De tweede wijziging strekt ertoe in artikel 34 e.v. van het Personeelsstatuut van de permanente diensten van de Raad de leeftijdstoeslag te vervangen door een ervaringstoeslag, overeenkomstig de Europese richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. De derde wijziging is van een andere orde. Gelet op de juridische onzekerheid die er sinds 1 januari 2005 gerezen is omtrent de wettelijke grondslag van de inhouding van 13,07% op het vakantiegeld en gelet op de beslissing die ter zake in andere parlementaire assemblees is genomen, besliste het Bureau om de verrichte inhouding op het vakantiegeld berekend voor de jaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010 aan de betrokken personeelsleden terug te storten. Voor deze uitgave zal worden geput uit het Reservefonds H.U.P. Bovendien besliste het Bureau, naar analogie met de berekening die in de andere assemblees gebeurt en krachtens artikel 40 van het Personeelsstatuut van de permanente diensten van de Raad, om voortaan, met onmiddellijke ingang, een budgettaire inhouding van 13,07% op het vakantiegeld te verrichten. De vierde wijziging betreft een uitbreiding van de samenstelling van het Personeelscomité. Gezien de verdrievoudiging van het personeelsbestand van de Raad tussen 12 juli 2002 en vandaag, is een aanpassing van het Personeelscomité een logische stap. Vandaar de uitbreiding van het Personeelscomité met de categorie Algemeen, bestaande uit 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid. STEMMINGEN – Alle wijzigingen worden zonder opmerkingen aangenomen. – Het geheel van de aanpassingen aan het Pesoneelsstatuut wordt eenparig aangenomen door de 15 aanwezige leden. Hebben ja gestemd: Fouad Ahidar, Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Brigitte De Pauw, Paul De Ridder, Dominiek Lootens-Stael, Annemie Maes, Herman Mennekens, Elke Roex, Jef Van Damme, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Greet Van Linter, Carla Dejonghe.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
80
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
INTERPELLATIE (R.v.O., art.62) VAN MEVROUW BRIGITTE DE PAUW TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING, betreffende de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC Mevrouw Brigitte De Pauw.- We leven in financieel moeilijke tijden. De economische crisis die twee jaar geleden begon, laat nog altijd sporen na op de overheidsfinanciën. Een gevolg daarvan is dat de verschillende overheden van ons land moeten besparen. De Vlaamse regering heeft zichzelf reeds strenge besparingen opgelegd. Elke minister moet op zijn of haar beleidsdomein snoeien, dus ook de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel. Naar verluidt wil minister Smet ongeveer een half miljoen euro besparen op de VGCdotatie. Hij zou dit beslist hebben zonder enig overleg met het College. Met zijn besparingen loopt de minister echter vooruit op de conclusies van de taskforce Brussel, die als opdracht heeft een globaal actieplan op te maken voor Brussel en zich te buigen over de verdeling van de taken tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, het zogenaamde kerntakendebat. De logische volgorde zou dan ook zijn: eerst uitmaken wie wat doet en dan de financieringsvolumes bepalen. De VGC kan geen eigen inkomsten genereren en is volledig afhankelijk van de dotaties van andere overheden. Een lager dotatiebedrag zal pijnlijke besparingen betekenen. Volgens de heer Ahidar besparen de Vlaamse ministers ongeveer 2,5 procent. Volgens mijn berekeningen zal de besparing op de VGC-dotatie daar iets onder liggen, maar we zien wel dat er in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap enkel wordt gesnoeid in de dotatie en niet in de andere beleidsdomeinen binnen de bevoegdheid over Brussel. Dit voornemen staat ook in schril contrast met het feit dat minister Smet liefst 123.000 euro veil heeft voor het aanpassen van de website van brusselnieuws.be. Ik vind het natuurlijk een goede zaak dat die website wordt verbeterd, maar 123.000 euro is geen onaanzienlijk bedrag! Klopt het dat Vlaams minister Pascal Smet in de dotatie aan de VGC een vermindering met 500.000 euro zal doorvoeren? Kan de collegevoorzitter bevestigen dat dit een eenzijdige beslissing is van minister Smet, zonder enig overleg met het VGC-college? Zal de collegevoorzitter bij minister Smet aandringen op een gesprek hierover? Als de geplande vermindering van de dotatie doorgaat, op welke manier zal het VGC-college dan deze besparingen doorvoeren? De heer Fouad Ahidar.– Het is triestig dat CD&V insinueert dat de Vlaamse Gemeenschap de VGC zou verplichten te snoeien in de subsidies aan de vzw’s. Iedereen moet besparen. Er is geen enkele reden waarom de VGC dat niet zou moeten doen. Het gaat over 453.000 euro, minder dan 2,5 procent van de hele dotatie. De VGC geeft jaarlijks 20 miljoen euro uit aan personeel en organisatie. In de plaats van eerst na te gaan waar het College zelf kan besparen, komt mevrouw De Pauw hier insinueren dat het College moet snoeien in de subsidies aan verenigingen. Mevrouw Brigitte De Pauw.– Dat heb ik helemaal niet gezegd! De heer Fouad Ahidar.– Maar het staat wel in de interpellatietekst die ik op voorhand heb ingezien. Mevrouw Brigitte De Pauw.– Enkel de gesproken tekst telt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
81
De heer Fouad Ahidar.– Vooraleer te beginnen snoeien in de subsidies aan de verenigingen, zouden we kunnen beginnen met een besparing in de dotatie aan de Raad - zoals we al eens hebben voorgesteld - of in overbodige uitgaven. Ik vraag me trouwens af of collegelid De Lille, die het grootste budget van de subsidies beheert, akkoord gaat met de suggestie van mevrouw De Pauw. Bovendien maakt de partij van mevrouw De Pauw ook deel uit van de Vlaamse meerderheid. Haar partijgenoten hebben de besparing – terecht – mee goedgekeurd. Als iedereen in Vlaanderen moet besparen, dan ook de VGC. De VGC werd vorig jaar gespaard, maar dat is nu niet meer mogelijk. Trouwens, de VGC gebruikt niet eens alle middelen die ze ter beschikking krijgt. Op de dotatie voor gemeenschapsinfrastructuur staat nog 3 miljoen ter beschikking die het College niet gebruikt. De heer Herman Mennekens.– Toen ik de interpellatietekst last, voerden mijn herinneringen mij 11 jaar terug, naar de periode toen mijn partij, na 10 eenzame jaren in de oppositie, voor het eerst mocht toetreden tot de meerderheid in Brussel. Wij kregen de bevoegdheid over begroting. Ik was nog nieuw en het verbaasde mij dat wij zo’n grote verantwoordelijkheid kregen. Toen ik de begroting van de VGC bekeek, begon het me te dagen. Wij erfden een begroting met een structureel tekort van 500 miljoen Belgische frank. Wij zijn toen op pelgrimstocht gegaan naar Moedertje Vlaanderen om een structurele herfinanciering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie te bepleiten. En ere aan wie ere toekomt! Het was toenmalig Vlaams minister-president Patrick Dewael - die trouwens een sterke Brusselreflex heeft - die ons 500 miljoen frank heeft toegekend, bovendien recurrent en dus ‘voor altijd’. Nu worden wij voor het eerst geconfronteerd met een besparing in onze dotatie van ongeveer 500.000 euro, een bedrag dat in de grote begroting van de Vlaamse Gemeenschap niet meer dan symbolisch is, maar wel substantieel voor de veel kleinere Vlaamse Gemeenschapscommissie. Bovendien wordt hier een zorgwekkend precedent geschapen. Mevrouw De Pauw wees er al op dat de beslissing is genomen zonder enige vorm van overleg en zonder dat men de uitkomst van het kerntakendebat heeft afgewacht. Zomaar, unilateraal wordt er beslist dat de VGC het voortaan met 500.000 euro minder moet doen. Bovendien gebeurt dit op een moment waarop in de institutionele onderhandelingen de toekenning van middelen aan de VGC vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erg onder vuur ligt. De Franstaligen goochelen er met andere verdeelsleutels. Wat hier gebeurt, beangstigt mij. Hier wordt een fout signaal gegeven. Open Vld zal deze besparing, waartoe zonder overleg, zonder een woord uitleg is beslist, in het Vlaams Parlement aanvechten. Ik doe een oproep aan de leden van CD&V en sp.a die samen deel uitmaken van de meerderheid in de Vlaamse Gemeenschap, om deze besparing aan te pakken en ervoor te zorgen dat de Vlaamse Gemeenschap aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie toekent wat haar toekomt. De heer Dominiek Lootens-Stael.– Ook ik sta even stil bij het pessimistische toekomstbeeld dat mevrouw De Pauw hier schetst. Het lijkt wel alsof men van alle kanten begint te knibbelen aan de middelen van de VGC. Nadat de Brusselse Franstaligen de verdeling van de middelen al willen herschikken tot een verhouding van 93 tegen 7, zien wij nu ook onze dotatie vanuit de Vlaamse Gemeenschap verminderd. Dat de tering naar de nering wordt gezet, daar hebben wij als Vlamingen geen probleem mee. Als er moet worden bespaard, dan moet er worden bespaard. Dat echter enkel de VGC binnen het beleidsdomein van Vlaams minister Smet de bijl erin moet zetten, is natuurlijk een heel ander verhaal.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
82
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Dit is des te problematischer in een periode waarin de noden groeien. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verarmt zienderogen en het heeft daarom steeds meer geld nodig. Het financiële wanbeleid van de voorbije 20 jaar heeft een ontegensprekelijke weerslag op de Gemeenschappen. Men kan niet blijven besparen op posten zoals rentebeheer of personeel. De behoeften van de Vlaamse Gemeenschap zijn reëel Ik denk daarbij aan onze senioren, aan de nood aan een Vlaams zorgnet en aan een echt Vlaams gemeenschaps- en cultureel leven. Het ogenblik is dan ook aangebroken om ons te bezinnen over wat we in dit gewest echt willen en vooral kunnen bereiken. Beschikken wij over de mogelijkheid om zomaar iedereen tot onze doelgroep te rekenen? Zullen wij niet in de eerste plaats moeten zorgen dat wij onze eerste doelgroep, de Brusselse Vlamingen, voldoende in de watten leggen? Op die vragen moeten wij ook eens antwoorden krijgen. Het College moet erover waken dat in de eerste plaats de belangen van de Vlaamse gemeenschap in Brussel gevrijwaard blijven. In de Vlaamse meerderheid zitten ook partijen die niet van oordeel zijn dat Brussel een Franstalige stad is. Ik doe een oproep aan CD&V en N-VA om in de Vlaamse regering over de belangen van de Brusselse Vlamingen te waken. Mevrouw Annemie Maes.– Het is duidelijk dat de Vlaamse overheid koste wat kost haar begroting in evenwicht wil krijgen tegen 2011. Op het eerste gezicht lijkt het een wijze houding om zo min mogelijk in het rood te willen gaan, maar men kan zich afvragen of dit in de huidige financieel-economische context wel echt verstandig is. Deze besparing zal wonden slaan. Groen! betreurt niet alleen de besparingsdrift van de Vlaamse regering, ook de manier waarop dit gebeurt, getuigt van een gebrek aan goed bestuur. We noemen dit de methode van de kaasrasp. Er wordt lineair over alle bevoegdheden heen bespaard. De Vlaamse overheid wil of durft geen keuzes te maken. De VGC zal dat voelen. We hopen dat de Vlaamse minister voor Brussel, die Brussel hopelijk nog altijd een warm hart toedraagt, de rekening niet helemaal naar de VGC doorschuift. Is deze beslissing inderdaad zonder enig overleg met de VGC genomen? Het is toch logisch dat we bij de beslissing over de dotatie zouden worden betrokken. Dat de beslissing valt nog voor het kerntakendebat is gevoerd, begrijpen we. Een begroting heeft een eigen dynamiek en het kerntakendebat kan wat meer tijd in beslag nemen. De verlaging van de dotatie zal echter gevolgen hebben. Welk concrete gevolgen zullen er zijn? In welke mate heeft dat invloed op ons beleid, op het personeelsbeleid en op het beleid van de VGC als subsidieverstrekker? Wij pleiten ervoor om met de besparingen op een volwassen manier om te gaan. Er moeten keuzes worden gemaakt en prioriteiten vastgelegd. We mogen niet overal wat afknibbelen op het budget en zeker de hete aardappel niet doorschuiven naar organisaties en vzw’s die het nu al moeilijk hebben om rond te komen. Groen! is bereid deze moeilijke oefening mee te maken. De vzw’s en sociaalculturele verenigingen kregen onlangs nog een groter budget. Er moet besproken worden hoe de subsidies op een hedendaagse manier kunnen verdeeld worden. Het is logisch dat de VGC nadenkt over de wijze van besparen. In tijden van crisis moeten we elke euro omdraaien alvorens hem uit te geven. In Brussel verrichten we heel relevant werk en dat kost geld. In een stad waar 25 procent van de mensen onder de armoedegrens leeft, is het geen overbodige luxe om te investeren in onderwijs, welzijn, jeugd, sport en cultuur. Dat is een visie op lange termijn.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
83
Mevrouw Elke Roex.- Ik wil toch even de cijfers herhalen. Brusselbeleid moet op drie jaar tijd – 2009, 2010 en 2011 - 3,5 miljoen euro besparen. De VGC krijgt 45 procent van het budget van het Brusselbeleid, maar moet van de besparing maar 17 procent op zich nemen. Het gaat om 1,9 procent van de dotatie die de VGC van de Vlaamse Gemeenschap krijgt. Naast deze besparing, die inderdaad keuzes zal vergen, is er in 2,2 miljoen euro meer voorzien voor capaciteitsuitbreiding voor het onderwijs, in 2 miljoen euro meer voor de gemeenschapsinfrastructuur en in extra middelen voor Brede-schoolprojecten en Muntpunt. We kunnen moeilijk zeggen dat de VGC onrecht wordt aangedaan. De VGC werd in de besparingsoefening van de Vlaamse regering gespaard. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik dank iedereen die tussengekomen is. Mevrouw De Pauw, ik benadruk nog even dat ik een man van het overleg ben. Het zou gemakkelijk zijn om zomaar kritiek te spuien. Dat is mijn bedoeling niet. We zitten in een moeilijke financiële situatie, niet alleen in heel Europa, maar ook in Vlaanderen en zeker in Brussel. We moeten trachten de tering naar de nering te zetten. We hebben vernomen dat het om ongeveer 2 procent van onze inkomsten gaat. Dat is juist. We vallen met onze dotatie terug op het niveau van 2008, namelijk 23,8 miljoen euro. We moeten echter alles in verhouding zien. Voor Vlaanderen is dat een klein bedrag, voor ons is dat een groot bedrag. Er moet overal worden bespaard. Het is normaal dat er overlegd wordt. Ik heb contact opgenomen met minister Muyters en hem een brief geschreven, maar heb er nog geen antwoord op ontvangen. Het is mijn bedoeling om met de Vlaamse regering in dialoog te treden. Sommige aspecten moeten besproken worden. We herhalen de noden die in Brussel heersen, hier niet. Het is juist dat de nood groot is. Maar we zitten ook met stijgende kosten. Ik denk aan de loonkost. De heer Ahidar vroeg me of er mensen worden afgedankt. Ik heb daar negatief op geantwoord, de loonkosten zullen dus stijgen. De indexatiekost moeten we immers zelf dragen. Het punt is dat we al jaren besparingen doorvoeren en al 10 jaar een budget in evenwicht voorleggen. Nu zitten we in een uitzonderlijke situatie. We moeten bijkomende inspanningen leveren. Er is een groot geluk met een ongeluk, we kunnen het deficit dit jaar met onze eenmalige overschotten opvangen. Op een bepaald moment, drie jaar geleden, is onze schuld kwijtgescholden door minister Van Mechelen. De overschotten kunnen we nu gebruiken om 2011 door te komen zonder iemand te raken. We kunnen de situatie in overleg rechtzetten. Ik denk vooral aan de taskforce. Deze zal omschrijven wat we precies moeten doen en de kostprijs van de besparingsronde bepalen. Dat betekent niet dat we niet met de Vlaamse regering moeten overleggen. Het volgende jaar beschikken we niet meer over deze middelen. Er is een duidelijk onderscheid tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. Over investeringen aangaande onderwijs bijvoorbeeld wordt door de Vlaamse Gemeenschap beslist. De VGC krijgt een aparte dotatie. Ik herhaal dat ik contact opneem met de Vlaamse regering om te zien hoe we het volgende jaar van wal zullen steken. Ik had ook liever vroeger overlegd, maar wist dat de taskforce haar werk nog niet zou hebben voltooid. Momenteel vullen we de putten met onze overschotten. Er is dus geen reden tot paniek. Ik hoop dat we volgend jaar een overlegde dotatie zullen hebben zodat het probleem dat we nu hebben zich niet meer zal voordoen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
84
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ik dank u voor uw antwoord. U bent inderdaad een man van het overleg. De Vlaamse minister voor Brussel kan misschien nog veel leren van de VGC en de wijze waarop we hier constructief samenwerken met de Vlaamse Gemeenschap. Mijnheer Mennekens, u kunt ervan op aan dat wij ook de nodige stappen zullen ondernemen op het Vlaamse niveau. De heer Herman Mennekens.- Daar heb ik nooit aan getwijfeld. - Het incident is gesloten. Vragen (R.v.O.,art.59) Hoofdstedelijke bibliotheek in Muntpunt Mevrouw Bianca Debaets.- Muntpunt, de place to bru: dat zijn de nieuwe naam en baseline van het Vlaams Communicatiehuis aan het Muntplein dat in 2012 opengaat. De opvolger van de HOB wordt een verblijfsbibliotheek, een ervaringsbibliotheek. Het wordt een actieve plek waar men van alles kan doen. Niet gewoon een bibliotheek waar men gewoon snel een boek leent, maar waar men een boek, krant of tijdschrift leest bij een kop koffie of een pint bier. Het is evengoed een plek waar men ongestoord op de pc kan werken, studeren of komt genieten van de rust. Kortom, een gezellige plek, een bibliotheek van de 21ste eeuw. Het is een trend die uit het buitenland komt overgewaaid. Eerder al maakten de bibliotheken van Londen, maar evengoed Rotterdam en Amsterdam de ommezwaai van een uitleenbibliotheek naar een verblijfsbibliotheek. Bij de intenties van het nieuwe concept behoren ook de langere openingstijden. Ook hier leert een kijk over de grenzen ons dat dit succesvol is. Muntpunt moet een grootstedelijke belevenisbibliotheek combineren met een laagdrempelige informatieopdracht. Een bezoek aan de bibliotheken van Rotterdam en Amsterdam leverden, naast het concept dat hierboven beschreven wordt, interessante ideeën op. Bouwtechnisch veel open ruimtes bijvoorbeeld. Maar ook energiebesparende maatregelen, zoals de led-verlichting en goed doordachte inhoudelijke keuzes. Zo heeft de bibliotheek van Amsterdam een stille ruimte. We delen de zucht naar stilte in de stad. Waar in de bibliotheek van Amsterdam zachtjes mag gepraat worden om informatie op te vragen en mededelingen worden aangekondigd, is het in de stille ruimte écht stil. Zo’n stilteplekken hebben we in Brussel meer nodig. Een bibliotheek leent zich daar uitstekend toe. Er is niet alleen aandacht voor stilte, ook muziekliefhebbers komen aan hun trekken. Zo zijn er enkele uitstekend geïsoleerde cabines uitgerust met een piano waar mensen gratis kunnen oefenen. Dat is goed gezien in een stad waar slechts weinig mensen de ruimte en het budget hebben om een vleugelpiano in huis te halen. En dan een doelgroep die al helemaal niet stil is en dat niet mag zijn: de kinderen. Die moeten kunnen ontdekken, proeven en zich uitleven. Ook hier scoort de bib van Amsterdam bijzonder goed met een volledige verdieping voor kinderen met een kinderatelier. Wie verblijfsbibliotheek zegt, denkt meteen ook aan een hapje en drankje. Horeca is onlosmakelijk verbonden met een verblijfsbibliotheek precies omdat men er langer verblijft. Maar ook meer en meer musea bieden deze service aan. Het dakrestaurant van Tate Modern in Londen bijvoorbeeld biedt een schitterend zicht op de stad. En dichter bij huis kunnen we binnenkort genieten van lekkers in een vernieuwd decor van Bozar.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
85
Voor Muntpunt zit hier een opdracht in. Voor het zover is, moet het gebouw echter eerst grondig verbouwd worden. We vernamen in de pers dat de verbouwing van de bibliotheek vertraging oploopt. Hoe ernstig is die vertraging? Wat stelt het collegelid voorop als een realistische nieuwe timing? Heeft dit een impact op de gebruiker? Momenteel is meer dan de helft van de collectie niet toegankelijk. Wordt daarvoor in een oplossing voorzien? Wordt er in de bibliotheek ook een ‘stille ruimte’ gecreëerd? Is er ook in een ruimte voorzien, zowel inhoudelijk als fysiek, voor kinderwerking? Hoe wil het collegelid de horeca integreren in het gebouw? Zal de uitbating in eigen beheer gebeuren of wordt er een concessie afgesloten? Reeds bij aanvang werd de intentie uitgesproken om ook op zondag open te blijven en om langer open te blijven. Wordt die intentie behouden? Aan welke openingsuren wordt er dan gedacht? Het moge duidelijk zijn: de nieuwsgierigheid inzake Muntpunt is bijzonder groot. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik ben blij dat de nieuwsgierigheid en de belangstelling zo groot zijn. De ideeën die mevrouw Bianca Debaets hier vandaag lanceert, zijn goede ideeën, maar we hebben gelukkig niet tot vandaag gewacht om dit soort zaken ook zelf te ontdekken. Eigenlijk komen de ideeën zelfs een beetje laat, omdat het project-Muntpunt zich al in de fase van uitvoering bevindt. Alle fundamentele keuzes zijn reeds gemaakt. Mevrouw Debaets zal echter verheugd kunnen vaststellen dat we tegemoetkomen aan heel veel van haar verzuchtingen. De bouwwerf is opgestart, er wordt een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap – een zogenaamde EVA – opgericht en werkgroepen bewaken de voortgang van de verschillende trajecten. De stuurgroep begeleidt zowel de beheersmatige en infrastructurele werkzaamheden als de conceptuele en operationele invulling van het project. Het bouwteam met zijn verschillende werkgroepen doet de follow-up van het infrastructuurprogramma. De inhoudelijke werkgroep werkt aan het stakeholderbeleid, de projectcommunicatie en het inhoudelijke, operationele deel van Muntpunt. Veel moeilijke woorden om te zeggen dat we alles van zeer dichtbij opvolgen en dat de zaken vooruitgaan. Ervaring en beleving zijn inderdaad dé uitgangspunten van het Muntpunt-project, zowel in de architectuur als in de toekomstige werking. In het toekomstige gebouw komt een ruime ‘stille leeszaal’, een bezoekerscafé, een ontmoetingszaal en diverse cursus- en vergaderlokalen. Er is ook voorzien in een beperkte restaurantfunctie in het café en in de ontmoetingszaal. De uitbating van de voorziene horeca zal worden vastgelegd door het EVA vzw Muntpunt. De jeugdbibliotheek krijgt bijna de hele eerste verdieping toegewezen. Daar is ook een vertelhoek aanwezig. Er zijn geen oefenruimten voorbehouden voor muzikanten. Daarvoor was geen plaats meer en dergelijke voorzieningen sluiten ook niet echt aan bij de doelstellingen van Muntpunt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
86
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Momenteel onderzoekt een werkgroep, samengesteld uit medewerkers van OPB en HOB, hoe de werking vormgegeven kan worden. De bedoeling is dat de producten en diensten van Muntpunt op een prettige, inspirerende en uitdagende manier in de nieuwe infrastructuur worden aangeboden. De voorziene openingsuren en -dagen zijn momenteel nog niet gekend, dit is de verantwoordelijkheid van het EVA vzw Muntpunt. Door de verhuizing naar een veel kleinere locatie kon maar een derde van de openkastcollectie voor het publiek worden opengesteld. Het is natuurlijk zo dat mensen die bepaalde zaken willen ontvangen, die altijd kunnen opvragen vanuit het magazijn in de Prinsenstraat. Dat gebeurt geregeld: er zijn diverse ophalingen per dag en de mensen worden dus ook vrij snel bediend. De rest van de collectie bevindt zich in een magazijn in de Denemarkenstraat in SintGillis. Door de afstand is de ophaling uit dat magazijn momenteel minder goed te organiseren. Tot slot is er nog de oude en sowieso weinig gevraagde magazijncollectie. Die wordt pas weer opengesteld bij de opening van Muntpunt. De werken zijn gestart op 21 juni 2010. Er werd in 490 kalenderdagen voorzien voor de uitvoering. De opgelopen vertraging op de voorziene planning bedraagt momenteel 3 tot 4 maanden. Deze vertraging is te wijten aan de procedurele moeilijkheden bij de toewijzing van de opdracht en aan enkele onvoorziene werken en studies zoals bijvoorbeeld de kelderfundering en het verwijderen van bijkomende asbesthaarden. Ook de heraanleg van het Muntplein, die in november wordt opgestart, zou een impact kunnen hebben op de werf, al hopen we uiteraard van niet. We houden dat van nabij in de gaten. Naast de infrastructuurwerken is er ook werk gemaakt van de oprichtingsprocedure van het EVA Muntpunt. Het ontwerp van decreet werd op 27 september 2010 unaniem goedgekeurd in de Commissie Brussel Vlaamse Rand van het Vlaams Parlement en is ondertussen ook goedgekeurd op de plenaire zitting van 27 oktober 2010. Na de goedkeuring van het decreet in het Vlaams Parlement, kan er werk worden gemaakt van de effectieve oprichting van het EVA vzw Muntpunt zodat de vooropgestelde timing van 1 januari 2011 kan worden gehaald. Ondertussen stelt de projectcoördinator een ontwerp van statuten op en wordt het draaiboek, dat werd opgesteld voor de fusie van vzw HOB en vzw OPB, uitgevoerd. We proberen daarbij – u hebt het vanmorgen wel gemerkt, sommige mensen zijn er ongerust over – de vakbonden op de hoogte te houden. Daarom was er daarnet ook een vergadering met de vakbonden, die overigens al gepland was voor hun actie. Het jaarverslag 2009 van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek Mevrouw Els Ampe.- In het jaarverslag van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek voor het jaar 2009 kunnen wij lezen dat er voor de Boekenbende aan Huis een beroep wordt gedaan op 22 voorlezers van de HUB. In het jaarverslag lezen we het volgende: “Het leeuwendeel van de voorlezers waren traditiegetrouw HUB-studenten in opleiding, voor wie de Boekenbende een vast opleidingsonderdeel is”. Ik juich natuurlijk toe dat men op die manier te werk gaat, maar ik vroeg me af of er ook andere onderwijsinstellingen zijn waarmee men hiervoor kan samenwerken. Waarom werkt men enkel met HUB-studenten en met eerstejaars kleuterleiders en –leidsters van de Erasmus Hogeschool? In het jaarverslag staat ook dat voor de HUB-studenten wordt gevraagd naar kleuterleiders en leerkrachten en naar mensen uit de volgende studierichtingen: sociaal-agogisch werk, taalen letterkunde, meertalige communicatie, journalistiek en orthopedagogie. Bij Erasmus
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
87
Hogeschool vraagt men enkel naar kleuterleiders en kleuterleidsters. Waarom die verdeling? Worden er ook andere onderwijsinstellingen aangesproken om mee te doen aan de Boekenbende aan Huis? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik ben blij het eens te kunnen hebben over het project ‘Boekenbende aan Huis’. Ik vind dit een fantastisch initiatief. We zouden eigenlijk een veel groter aanbod willen kunnen aanbieden, maar het project is nogal intensief. We kunnen niet zomaar beginnen te improviseren. Het moet ook op een goede manier opgevolgd worden. Het moet ook op een kwalitatieve manier kunnen werken. We werken met vrijwilligers die bij mensen thuis komen, we kunnen daar niet veel risico’s mee nemen. Het is nog maar twee jaar dat de Boekenbende aan Huis met “maar twee onderwijsinstellingen” samenwerkt. Dit heeft te maken met de fusie van verschillende onderwijsinstellingen. Voordien werd naast de Erasmus Hogeschool Brussel ook samen gewerkt met de KUB, Ehsal, Vlekho ... Vóór 2004 nam de EHB-lerarenopleiding structureel deel aan de Boekenbende aan Huis. Die samenwerking werd stopgezet omdat het curriculum van de opleiding herschikt werd en het Boekenbende aan Huis-engagement te zwaar werd bevonden. Dat was dus een beslissing van de onderwijsinstelling zelf. De voorbije jaren hebben we steeds geprobeerd om de EHB-lerarenopleiding weer bij de Boekenbende aan Huis te betrekken, maar helaas zonder succes. Dit jaar werd weer contact gelegd met verschillende afdelingen van de EHB, onder andere Sociaal Werk en de lerarenopleiding, met het oog op een deelname in 2011. We hebben nog geen definitieve toestemming verkregen, maar hopen wel dat dit zal lukken. Deelname aan de Boekenbende aan Huis gaat gepaard met een groot engagement van alle betrokken partijen. Het is een heel intensief project dat veel voorbereiding en een constante opvolging vergt, ook vanuit de school. Hogescholen wensen dan ook dat het project zo goed mogelijk past in het curriculum van de opleiding. Uit ervaring blijkt dat dit een voorwaarde is voor een goed resultaat. Ook al hebben meer kinderen baat aan een voorlezer aan huis, toch moet erover gewaakt worden dat de kwantiteit niet ten koste gaat van de kwaliteit. Om die reden kan de Boekenbende aan Huis niet zomaar groeien. We kunnen moeilijk elke vrijwilliger die zich hiervoor aanmeldt, eraan laten beginnen. We willen zeker zijn van de kwaliteit. Elke stap in de richting van nieuwe onderwijsinstellingen of opleidingen moet terdege voorbereid en doorgesproken worden, niet alleen met de betrokken instellingen, maar ook met de plaatselijke bibliotheken en basisscholen. Het is aan de ene kant een project waarin we erg geloven, aan de andere kant is het ook een project waarmee we niet te veel risico’s willen nemen. Vandaar dat het soms iets minder groot is dan in onze dromen. We blijven alleszins actief zoeken naar studenten die in het systeem zouden kunnen stappen. ACTUALITEITSDEBAT (R.v.O., art. 61, 5c) De usurpatie van gemeenschapsbevoegdheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De heer Dominiek Lootens-Stael.- De Brusselse regering heeft deze week de begroting voor 2011 goedgekeurd. De regering-Picqué gaat daarbij uit van een tekort van 313 miljoen euro.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
88
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Brussel weigert dus om een financiële inspanning te leveren zoals de andere Gewesten. Wellicht gebeurt dat ook bewust, om te laten zien dat er meer middelen nodig zijn. Het is echter vooral opvallend dat, alhoewel Brussel naar eigen zeggen ondergefinancierd wordt, het toch nog geld genoeg heeft om uit te geven aan zaken waarvoor het absoluut niet bevoegd is. Zo wil het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zelfs beginnen met de bouw van crèches en scholen. Ten eerste worden hiermee de financiële transfers enkel uitgebouwd. Voor een gelijkaardige ongeoorloofde usurpatie van bevoegdheden werd de heer Charles Picqué in het verleden al op de vingers getikt door de Raad van State. De gemeentelijke crèches die door het Gewest gesubsidieerd werden, waren haast allemaal Franstalig. Kortom, de Brusselse regering wil de verdere ‘ontnederlandsing’ van Brussel in sneltreinvaart verder zetten, om zo zijn eentalig WalloBrux te bekomen. Ten tweede is de verdere uitholling van de gemeenschappen ten voordele van de gewesten onaanvaardbaar. De uitbouw van het onderwijs, van kinderopvang, van gezondheidszorg enzovoort is duidelijk geen gewestbevoegdheid, zelfs niet wanneer dit op een verdoken manier gebeurt door de gemeenten extra geld toe te stoppen. Bij dit alles moeten we toch vragen stellen bij de houding van de collegeleden. Blijkbaar gaan zij er in hun functie van Brussels minister of staatssecretaris mee akkoord dat er geknabbeld wordt aan hun bevoegdheden als collegelid en vooral aan de bevoegdheden van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. Is er vanuit het College reeds een signaal gegeven aan de Brusselse regering, dat een dergelijke usurpatie van bevoegdheden onaanvaardbaar is? Zoniet, waarop wordt er dan nog gewacht? Gaat de collegevoorzitter ermee akkoord dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich vanaf nu gaat moeien met onderwijs, kinderopvang, en dies meer? Zo neen, laat dan een duidelijk en krachtig signaal horen. De begroting en de bevoegdheidsoverschrijding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De heer Paul De Ridder.- De heer Charles Picqué wil blijkbaar creatief omgaan met de bevoegdheden. ‘C’est ce que’on appelle en français ‘ruser avec les compétences’. Volgens Brussel Deze Week en La Libre Belgique wordt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest minstens 12 miljoen euro opzijgezet om de gemeenschappen te financieren. Negen miljoen zal naar de gemeenten gaan, die er de bouw van crèches en scholen mee zullen betalen, zo staat te lezen in die krant. Drie miljoen euro gaat naar Bruxelles-Formation, een instelling van de Franse Gemeenschapscommissie die opleidingen aanbiedt. Dat bevestigt wat eerder in VIVES-studies werd aangetoond, namelijk dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, onder meer via de gemeenten, initiatieven betaalt die eigenlijk aan de gemeenschappen toekomen, vooral omdat de Franse Gemeenschap niet de nodige middelen kan of wil opbrengen in Brussel. Deze keer is het evenwel nog explicieter omdat Bruxelles Formation, een initiatief van de Franse Gemeenschapscommissie, middelen zal krijgen. Creativiteit in de politiek is positief. Maar creatief zijn met bevoegdheden is zoals creatief zijn met de taalgrens. Men kan er zich vragen bij stellen. Dat doen wij niet alleen. In het verleden stelde ook de Raad van State zich vragen bij bijvoorbeeld het subsidiëren van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
89
kinderkribbes. En voormalig Open Vld-collegelid van Begroting Guy Vanhengel verzette zich steeds tegen een financiering van de Franse Gemeenschap of een bijkomende financiering van de Franse Gemeenschapscommissie door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er wordt blijkbaar een ontmoeting met de Vlaamse Gemeenschap gepland. Wordt of werd de VGC (reeds) betrokken bij deze initiatieven? Zo ja, heeft het VGC-College zijn bezwaren kenbaar gemaakt? Zo neen, zal het VGC-College deze problemen nog formuleren? Mevrouw Elke Roex.- De behoefte aan bijkomende kinderopvang en de bouw van nieuwe scholen is vrij duidelijk in Brussel. Inhoudelijk staan we dus zeker achter een dergelijke uitbreiding. De manier waarop het gebeurt echter, is voor ons minder duidelijk. Er wordt vaak beweerd dat Brussel zélf zijn verantwoordelijkheid moet opnemen inzake de aanpak van de werkloosheid. Brussel moet ook een heel belangrijke rol spelen in het beleid inzake de demografische uitdagingen, maar ook in gemeenschapsaangelegenheden als crèches en scholen. Maar wat doet Brussel nu? Er wordt geld gegeven aan de Cocof voor Bruxelles Formation in het kader van arbeidsbemiddeling en het contract beroepsproject. Zoals ik hoorde op de receptie van de opening van de werkwinkel, is er allicht een compensatie voor de VGC aan verbonden. Dat geld zou kunnen worden aangewend voor sociaal-economische projecten of voor opleidingsprojecten. Meer nog, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geeft ook geld aan gemeenten voor crèches en scholen. Inhoudelijk zijn dat zeker geen slechte maatregelen, maar principieel hebben we er wel bezwaren tegen. Brussel kan immers de uitdagingen in de eigen bevoegdheden niet meer betalen omdat er bedragen uitgekeerd worden aan gemeenten en aan de gemeenschapscommissies voor gemeenschapsaangelegenheden. Dat is eigenlijk een verdoken herfinanciering van de Cocof. Het heeft mij heel sterk verwonderd dat het eerste protest kwam van CD&V en uitgesproken werd door mevrouw Brigitte De Pauw. Vervolgens schreef de heer Walter Vandenbossche gisterenavond op de website van brusselnieuws.be nogmaals een zwaar protest tegen die maatregel. En toch gaan die partijen de begroting mee goedkeuren en toch heeft de CD&V in de Vlaamse regering mee een nieuwe klacht ingediend bij de Raad van State over de overschrijding van de bevoegdheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik begrijp echt niet meer waar de eenheid naartoe is, noch wat nu juist de precieze bedoeling is, noch wat het standpunt van het College is. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Twee zaken mogen niet met elkaar worden verward. Ik weet dat de heer Paul De Ridder als historicus zijn bronnen nakijkt, maar nu heeft hij een bron gebruikt die de werkelijkheid geweld aandeed. Er is geen censuur op de krant. Sinds de Sint-Michielsakkoorden en artikel 63 van de Bijzondere Financieringswet is het mogelijk om trekkingsrechten te geven aan de Gemeenschapscommissies vanuit het Gewest. Hier is dus een beslissing genomen om trekkingsrechten te geven aan de gemeenschappen. Ik kan een kort overzicht geven. In 2004 kreeg de VGC 45,6 miljoen euro. Nu zou dat stijgen tot ongeveer 57,8 miljoen euro. Dat is een stijging van ongeveer 12 miljoen euro na 6 jaar. Het gaat over trekkingsrechten, dus de klassieke verdeelsleutel van 80/20-procent geldt. We hebben in Brussel enkele uitdagingen die verband houden met de bevolkingsuitbreiding. Ik noem dit echter geen probleem. Als de jeugd maar een goede opleiding krijgt, zijn onze pensioenen verzekerd. Ik heb er altijd op gewezen dat onderwijs een gescheiden materie is. Het Vlaams onderwijs zal onder bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap blijven en gefaciliteerd worden door de VGC. Er is geen sprake van om hierop een inbreuk toe te staan.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
90
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Al een jaar doe ik alle mogelijke inspanningen om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijke ministers voor Onderwijs van de Franse en Vlaamse Gemeenschappen met elkaar samen zitten om te bekijken hoe er kan worden samengewerkt. Er moet een planning worden gemaakt in Brussel afhankelijk van de grootste demografische noden. Als er in bepaalde wijken een veel grotere bevolkingsaangroei is dan in andere, dan moeten de gemeenschappen uitmaken wie wat zal doen. Er zijn al gesprekken geweest tussen de kabinetten. In de loop van de maand november 2010 zal er een meer formele vergadering zijn op initiatief van de minister-president. Dat is volgens de regel van de wet inderdaad niet zijn bevoegdheid, maar er moet toch iemand aan de klok luiden en iedereen wakker schudden. Het Gewest zal daarbij faciliterend optreden. De vraagstellers hebben beiden een aantal krantenartikels aangehaald. Ik ben het met die stellingen voor 90 procent eens aangaande de trekkingsrechten voor de gemeenschappen. Er is een bedrag uitgetrokken voor Bruxelles Formation, omdat de focus moet worden gelegd op taalverwerving en tewerkstelling. Zoals ik ook eerder deze week zei bij de opening van Tracé, is taalverwerving voor langdurig werkzoekenden erg belangrijk. Het project Bruxelles Formation zal meer dan 20.000 mensen aanbelangen. Er wordt taal aangeleerd rekening houdend met het beroep en de bekwaamheden. Ik vind dat een goede zaak en dat kan worden ondersteund in de wetenschap dat we dergelijke projecten ook aan Vlaamse kant zullen faciliteren. De aanpak is coördinerend, maar de bevoegdheden blijven gesplitst. Er was inderdaad een probleem met de crèches. Collegelid Brigitte Grouwels staat haar mannetje om die zaken te verdedigen in de Brusselse regering. Waarschijnlijk was er in het verleden een disfunctionaliteit. Cijfers die ik nu beschikbaar heb, tonen aan dat vorig jaar 36 procent van de projecten voor crèches bestond uit Nederlandstalige initiatieven. Ik treed mevrouw Elke Roex een beetje bij als zij stelt dat we met een gigantisch probleem zitten dat moet worden opgelost. Wij proberen dit zo goed en kwaad als het kan op te lossen. Voor mij is veel mogelijk zolang ik de zekerheid heb dat de 20/80-procentverdeling wordt gerespecteerd. We moeten ervoor zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheden van de VGC. Dat wordt ook voldoende aangehaald binnen de Brusselse regering. Er is in die regering geen sprake geweest van inmenging van een andere gemeenschap of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het onderwijs. De heer Dominiek Lootens-Stael.- De collegevoorzitter heeft nog niet geantwoord op de vraag of CD&V voor of tegen de begroting zal stemmen. Alle gekheid op een stokje. We moeten zeggen dat Bruxelles Formation een initiatief is van de Cocof dat deels door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal worden gefinancierd. Op welke manier wordt dit gecompenseerd in het kader van de 80-20 verdeling? Wat betreft het onderwijs kan het uiteraard geen kwaad dat er wordt overlegd met de Franse Gemeenschap, want dit is noodzakelijk om tot een performant onderwijsnet te komen in beide gemeenschappen. Ook daar wordt echter de bouw van scholen via omwegen deels gefinancierd door het Gewest. Welke garantie hebben we dat dit voor beide gemeenschappen op een gelijkwaardige manier gebeurt? Hoe zal men de spreiding van Vlaamse en Franstalige scholen bewaken? Er zijn gemeenten waar op dit ogenblik geen enkele Vlaamse gemeenteschool is. Misschien is dat een goed moment om daar werk van te maken. Ik vind het niet correct dat wanneer de Franse Gemeenschap haar verantwoordelijkheden niet neemt, omdat men de middelen niet wil of kan besteden in Brussel, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ter compensatie in actie moet treden. Het gebrek aan verantwoordelijkheidszin van een gemeenschap moet niet door het Gewest worden opgevangen. Nu
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
91
moet men de welwillendheid van de Vlaamse Gemeenschap inroepen om het probleem op te lossen. Ook al zijn de uiteindelijke doelstellingen nobel, de gevolgde weg is niet correct. De heer Paul De Ridder.- Ik reken erop dat de collegevoorzitter met hand en tand de prerogatieven van de Nederlandstaligen zal verdedigen op het vlak van onderwijs, welzijn en cultuur. Dit zijn en blijven gemeenschapsaangelegenheden, waaraan niet kan worden getornd. Wij zullen daarover verder waken in de toekomst. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Aangaande de gemeentescholen werd ik ontvangen door de conferentie van burgemeesters. Zes gemeenten gaven een positieve respons over het oprichten van Vlaamse scholen. In het kader van de faciliterende taak zullen we daaraan verder werken. Het staat nog niet vast of er een tussenkomst is van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik kan de heer Paul De Ridder verzekeren dat er soms een hartig woordje wordt gesproken binnen de regering over het vrijwaren van de bevoegdheden. - Het incident is gesloten. - -
De vergadering wordt gesloten om 13.14 uur. De Raad gaat tot nadere bijenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
92
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
BIJLAGEN 1. Ingekomen stukken
Schriftelijke vragen – Indiening Er werd een schriftelijke vraag ingediend door mevrouw Carla Dejonghe.
2. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Onderwijs en Vorming van maandag 25 oktober 2010 1. Samengevoegde interpellaties (R.v.O., art. 62, 8) -
Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het plaatstekort in de Nederlandstalige scholen in Brussel
-
Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de capaciteitsdruk
2. Interpellatie (R.v.O., art. 62) -
Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het aanbieden van halalvoedsel in de scholen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs
Aanwezig: Vaste leden: mevrouw Bianca Debaets, voorzitter, de heren Fouad Ahidar, Herman Mennekens en mevrouw Elke Van den Brandt Plaatsvervanger: mevrouw Carla Dejonghe en de heer Walter Vandenbossche Ander lid: mevrouw Elke Roex en de heer Paul De Ridder Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het plaatstekort in de Nederlandstalige scholen in Brussel Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de capaciteitsdruk Het schooljaar ging nog maar van start of de collegevoorzitter liet in de kranten optekenen dat in het Brussels Nederlandstalig onderwijs nog plaatsen overbleven, namelijk 49 in onthaalklassen, 7 in de eerste kleuterklassen en 40 in het eerste leerjaar. Geen capaciteitstekort dus, maar een overschot. De kinderen die van dit overschot gebruik willen maken, dienen echter wel in Oudergem of Sint-Pieters-Woluwe naar school te gaan. Geen prettig vooruitzicht in de heersende mobiliteitschaos. Dat een onthaalklas - bedoeld om in de loop van het schooljaar 2,5 jaar oude instappertjes op te vangen - niet volzet is per 1 september is niet meer dan normaal. Dat er per 1 september
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
93
slechts 49 plaatsen overblijven in de onthaalklassen is in deze optiek zeer onrustwekkend. Bijna even hallucinant als het cijfer van slechts 7 open plaatsen in de eerste kleuterklas en 40 in het eerste leerjaar. In een gewest van meer dan 1 miljoen inwoners betekent dit dat er zo goed als geen marge bestaat. Nochtans verwacht u zelf 20.000 nieuwe inwoners per jaar in Brussel. Per 1 september 2010 was er volgens de collegevoorzitter echter geen reden tot paniek. Slechts 2 kinderen vonden, tot op die dag, en ondanks het door de collegevoorzitter aangekondigde overschot, geen plaats in een school. Dit cijfer blijkt echter niet te kloppen met de gegevens aan de media verstrekt door de scholen. Nogal wat ouders zouden nog steeds ronddolen met hun kinderen, op zoek naar een school. Bovendien blijkt dat ouders er, in deze omstandigheden, de voorkeur zouden aan geven om hun kinderen langer thuis te houden, een voornemen dat haaks staat op de ambitie van de collegevoorzitter en het gevoerde beleid dat er de ouders wil toe aanzetten om kinderen vanaf 2,5 jaar school te laten lopen. Uitgerekend de partij van de collegevoorzitter wou daartoe zelfs schoolplicht vanaf de leeftijd van 3 jaar invoeren. Een dergelijke toestand is ook niet van aard om meer middenklassers, meer jonge gezinnen met kinderen, meer Nederlandstaligen naar Brussel te halen of ze er toe aan te zetten om het Brussels hoofdstedelijk gewest niet te verlaten. Uit vorige debatten bleek dat de schoolvlucht begint met plaatstekort en kwaliteitsgebrek in de Nederlandstalige scholen. Na de schoolvlucht beslissen gezinnen vaak om uit Brussel weg te gaan. De collegevoorzitter kondigt bovendien aan dat er, dit schooljaar, nog 394 extra plaatsen zullen bijkomen. Ondertussen heeft Vlaams minister van Onderwijs, Pascal Smet, vermeld dat de taskforce die het plaatstekort in de scholen moet aanpakken op volle toeren draait. De spreker hoopt dat er ook nagedacht wordt om het probleem van het enorme lerarentekort in Brussel op te lossen. Al deze gegevens zetten de heer Lootens-Stael er toe aan om om bijkomende uitleg te verzoeken. Klopt het dat slechts 2 kinderen op 1 september 2010 over geen plaats beschikten op school of kan de collegevoorzitter nu andere cijfers meedelen die ook rekening houden met de waarnemingen van de scholen ? Bestaan er ook gegevens – en wil hij die desgevallend meedelen – over het aantal kinderen die geen plaats vonden in de school van hun keuze en dus noodgedwongen naar een andere instelling dienden te gaan? Klopt het dat kinderen uit eenzelfde gezin vaak over verschillende scholen verdeeld werden en dat de school waar wel een plaats voorhanden is zich vaak aan het andere einde van Brussel bevindt ? Gelet op de bevolkingsaangroei – die de collegevoorzitter zelf aankondigde in Terzake op 2 september 2010 - van 200.000 inwoners tegen 2020 zal hij, bij een aangehouden norm van 20% van de geleverde inspanningen, niet alleen tegen 2011, maar jaarlijks voor
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
94
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
minstens 290 nieuwe plaatsen dienen te zorgen. Waar, wanneer en met welke middelen zal hij overgaan tot het creëren van deze nieuwe plaatsen? En wanneer, als de collegevoorzitter aan alle extra leerlingen een plaats heeft verschaft, zal hij dan ook over voldoende leerkrachten beschikken om les te geven? Hoe zal hij dit aan boord leggen ? Hoe zal de collegevoorzitter, in een context van aangekondigd chronisch plaatsgebrek, de rechten van de Vlaamse kinderen vrijwaren zonder een maatregel in te voeren van absolute voorrang in hun voordeel ? Of gaat hij ervan uit, zoals de Franstaligen, dat de Vlamingen tegen dan het Brussels hoofdstedelijk gewest in voldoende mate zullen verlaten hebben ? Dat we te kampen hebben met een capaciteitsprobleem in onze scholen is, is volgens commissielid Elke Van den Brandt ondertussen algemeen geweten. Er zijn de onrustwekkende cijfers in het capaciteitsonderzoek van professor Rudi Janssens en de nog meer verontrustende cijfers in de recente studie van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, maar bovenal is er de ongerustheid bij de vele Brusselaars die geen plek vonden voor hun kind tijdens de elektronische aanmeldprocedure. De laatste week van augustus 2010 trokken bovendien een aantal schooldirecties aan de alarmbel omdat ze geconfronteerd werden met een aantal wanhopige ouders die in extremis nog een plek zochten voor hun kind. Toch waren er op 1 september 2010 vooral positieve berichten. Dit jaar zijn er 396 extra plaatsen gecreëerd in bestaande scholen, tegen 2015 zouden er meer dan 2.000 plaatsen bijkomen, waarvan 1.000 in nieuwe gemeentescholen. Het responsabiliseren van de verschillende netten en actoren werkt. Ook de Franse Gemeenschap heeft een aantal investeringsmaatregelen aangekondigd. Ze tracht om tegen 2017, 5600 nieuwe plaatsen te creëren. Het commissielid vindt dit positief, maar ze benadrukt dat het ook belangrijk is dat de 2 gemeenschappen samen een initiatief nemen. Begin september 2010 deed de collegevoorzitter een oproep tot zijn Franstalige collega’s om samen te zitten en gezamenlijk verantwoordelijkheid op te nemen voor de toekomst van onze Brusselse kinderen. Recht op onderwijs is een fundamenteel recht, maar kwaliteitsvol onderwijs is dé basis van een gezonde samenleving. Dit kan enkel gerealiseerd worden als men over de gemeenschappen heen samenwerkt. De spreker kijkt dan ook alvast uit naar de resultaten van de gemeenschappelijke vergadering begin november. Voldoende capaciteit is een absolute voorwaarde om te kunnen werken aan kwaliteit, maar kwaliteitsvol onderwijs gaat nog een stapje verder: een plek voor elk kind in een kleine klas, voldoende leerkrachten, een stabiele omkadering. Mevrouw van den Brandt wil dan ook het debat over de capaciteit van het Brussels Nederlandstalig onderwijs in de brede zin van het woord voeren. Had ieder kind inderdaad een plaats op 1 september? Wat is het profiel van de kinderen die er nog geen hadden eind augustus en midden september 2010? Hoeveel leerlingen zitten er gemiddeld in een klas? Zijn er voldoende leerkrachten om voor de klassen te staan?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
95
Welke signalen krijgt de collegevoorzitter van de scholen over de omkadering? Wat is de stand van zaken in het overleg tussen de gemeenschappen? Werden er gegevens over wachtlijsten uitgewisseld? Zijn er al gesprekken geweest over de verdere aanpak van het capaciteitsprobleem? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan? De collegevoorzitter spreekt in de pers over een masterplan en over extra plaatsen die de komende jaren gecreëerd zullen worden. Op welke manier zullen deze plaatsen gecreëerd worden? In welke netten, door welke actoren en met welke middelen worden nieuwe gebouwen of renovaties gefinancierd? De heer Paul De Ridder had graag van de collegevoorzitter vernomen welke overlegmomenten er al plaatsgevonden hebben en met wie. Indien deze overlegmomenten reeds hebben plaatsgehad, welke agendapunten werden er dan besproken? Welke conclusies werden er getrokken? Alvorens te antwoorden op de interpellanten, wil de heer Jean-Luc Vanraes de onderwijssituatie nogmaals schetsen. Hij benadrukt dat het voor de VGC zeer moeilijk is om vlug te ageren. In het Vlaams decreet werd de voorrangsregel gewijzigd ten voordele van Vlaamse kinderen. Het Vlaams decreet bepaalt de procedure van inschrijving. Het LOP is de vertegenwoordiger van de verschillende onderwijsnetten, de directies, maar ook van vele andere maatschappelijke actoren. Bij de laatste inschrijving, die elektronisch verliep, was er een groot probleem met de informatica. De spreker betreurt dit en beaamt dat het LOP te laat een beslissing heeft genomen over de manier waarop de elektronische inschrijving moest verlopen. Het was pas in oktober dat er een informaticabedrijf contractueel werd vastgelegd. De prioriteiten van de voorrangsregels in Brussel zijn het meest uitgebreid, wat extra werk vroeg voor het informaticabedrijf. Deze uitgebreide lijst van voorwaarden heeft uiteindelijk tot problemen geleid bij de online inschrijvingen. Op dit moment heeft het LOP nog steeds niets beslist over de manier waarop het informaticabedrijf zijn programma voor de volgende inschrijfprocedure moet maken. Om geen tijd te verliezen heeft de VGC aan het informaticabedrijf gevraagd een eigen evaluatie op te maken. Volgens de heer Vanraes was in maart al duidelijk dat de bevolkingsexplosie nog groter is dan verwacht. Daarom heeft hij al meerdere malen deze problematiek aangehaald in de Brussel hoofdstedelijke regering. Minister-President Charles Picqué heeft uiteindelijk een initiatief genomen, wat ondertussen al geleid heeft tot een aantal vergaderingen tussen de verschillende kabinetten. Aan Franstalige kant is het streefdoel om tegen 2017, 5600 schoolplaatsen te creëren. De spreker benadrukt dat dit zeker niet voldoende zal zijn. Begin november zal er, in navolging van de vergaderingen tussen kabinetsmedewerkers,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
96
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
een vergadering tussen de verschillende ministers plaatsvinden. Tijdens deze vergadering zal nagegaan worden in welke wijken de nood aan nieuwe scholen het hoogst is en bepaald worden wie welke initiatieven zal nemen in welke wijk. Tijdens deze vergadering zal de Minister-President de 2 gemeenschappen samenbrengen, maar het zijn de gemeenschapsministers die beslissingen moeten nemen. Langs Nederlandse kant werd er reeds een Masterplan opgesteld. De directies van het vrij onderwijs en het gemeenschapsonderwijs zijn reeds samen gaan zitten om de verdeling van scholen over de verschillende wijken te bekijken. De collegevoorzitter vind dit een zeer positief signaal. Om te antwoorden op de vragen van de aanwezige leden laat de collegevoorzitter weten dat ouders tot 30 september 2010 terecht konden op de website www.inschrijveninbrussel.be voor een actueel overzicht van het aantal vrije plaatsen per school. Deze gegevens werden door de scholen zelf bijgewerkt. Enkele scholen hielden de cijfers minder consequent bij, maar toch was dit een zeer nuttig instrument voor ouders. Op basis van deze gegevens blijkt dat tussen 31 augustus en 30 september 2010 in het basisonderwijs in totaal 20 plaatsen meer zijn ingevuld. Gedurende de afgelopen weken zijn er verschillende meldingen geweest bij de scholen, het LOP Brussel BaO… over leerlingen die op dat ogenblik nog geen school gevonden hadden. Over hoeveel leerlingen het specifiek gaat, is niet geweten. Deze gegevens worden niet structureel geregistreerd door het LOP of de scholen. De scholen zelf geven aan dat het voornamelijk gaat over kansarme leerlingen. Dat is en blijft een belangrijk aandachtspunt. Broers en zussen, die ingeschreven zijn op verschillende scholen, vormt om allerlei redenen, een realiteit. Sommige ouders hebben geen gebruik gemaakt van de voorrang voor broers en zussen, in sommige scholen waren er al geweigerde broers en zussen, sommige ouders kiezen ook bewust voor verschillende scholen… Wat de ‘rechten voor Vlaamse kinderen’ aangaat, zoals de heer Lootens het formuleert, werd de voorrang voor kinderen die thuis Nederlands praten, verhoogd van 45% naar 55%. Een verdere aanpassing van de percentages is een bevoegdheid van het Lokaal Overlegplatform (LOP) een decretaal verankerd forum waarin alle scholen, inrichtende machten en onderwijspartners binnen een bepaalde regio vertegenwoordigd zijn. Via de Taskforce Capaciteit Brussel, waar vertegenwoordigers van alle netten in zetelen, werk ik verder aan oplossingen op (middel)lange termijn voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Aan de onderwijsnetten is gevraagd om concrete dossiers op tafel te leggen. Samen met de Vlaamse Gemeenschap bekijkt de VGC op welke manier hier middelen tegenover geplaatst kunnen worden. Minister Pascal Smet heeft een machtiging van 12 miljoen euro om in 2010 dringende capaciteitsnoden te lenigen voor het volledige Vlaamse onderwijs, 2 miljoen is voorzien voor Brussel. Ook de VGC zal bij ondersteuning in bijkomende infrastructuur prioriteit geven aan projecten waar volledige scholen worden gecreëerd, en dat binnen een kwaliteitsvolle Nederlandstalige omgeving. Uiteraard wordt hierbij gekeken naar de gemeenten waar de capaciteitsdruk het grootst is. Minister-president Charles Picqué heeft deze zomer het initiatief heeft genomen om de ministers Pascal Smet, Marie-Dominique Simonet en collegelid Jean-Luc Vanraes samen te brengen voor een gesprek over het Brussels onderwijs. In november wordt het gesprek verdergezet. Ondertussen heeft ook de Franse Gemeenschap zijn algemene plannen bekendgemaakt en de collegevoorzitter is zeer benieuwd naar hun concrete dossiers. Uit de septembertelling 2010 van de VGC blijkt dat het lerarentekort in het Brussels VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
97
Nederlandstalig onderwijs, zowel gewoon als buitengewoon, beperkt is. Enkel in het BuSO stelt zich een probleem. 14 van de 163 scholen kampten met een lerarentekort op 1 september 2010. Dit is 8,59% van alle scholen. In totaal zijn er 22 leerkrachten te kort op de ca. 4.859 leerkrachten die nodig zijn in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Dit is 0,45%. Dat neemt niet weg dat dit een blijvend aandachtspunt is, zowel op Vlaams als Brussels niveau en dat er specifieke acties zullen worden opgezet om leerkrachten te stimuleren om voor een Brusselse school te kiezen. Ten slotte benadrukt de collegevoorzitter dat het lerarentekort geen typisch Brussels probleem is. Dit probleem komt in andere Vlaamse provincies eveneens voor. Commissievoorzitter Bianca Debaets heeft de problematiek van het lerarentekort reeds meermaals aangekaart. Ze vraagt hoe de situatie er na de uitbreiding van het aantal scholen uit zal zien. Zal dit lerarentekort niet een nog groter probleem worden? Belangrijk is inderdaad dat er meer studenten kiezen voor een lerarenopleiding, maar er moet ook getracht worden deze afgestudeerden in Brussel aan het werk te krijgen en ervoor te zorgen dat ze in Brussel les blijven geven. De heer Lootens had nog enkele bijkomende vragen. Momenteel gingen het vrij onderwijs en het gemeenschapsonderwijs samen na in welke wijken het grootste tekort aan schoolplaatsen is. Op basis van welke criteria heeft men de plaatstekorten vastgelegd? Collegevoorzitter Vanraes benadrukt dat het vrij onderwijs al jaren cijfers bijhoudt van weigeringen, plaatsaanvragen enz. In het gemeenschapsonderwijs zijn deze cijfergegevens niet zo goed bijgehouden. Tijdens de gemeenschappelijke vergadering tussen beide netten werd beslist om geen extra nieuwe studie te laten uitvoeren. Er is beslist gebruik te maken van de reeds bestaande empirische cijfergegevens. Daarnaast pleit de heer Lootens ervoor dat er verder nagedacht wordt om algemene regels in te voeren die absolute voorrang bieden aan Nederlandstalige kinderen. Tenslotte beaamt de heer Lootens dat het lerarentekort een groot probleem is, maar echter niet het enige. De Nederlandstalige scholen kennen een enorm lerarenverloop wat niet altijd makkelijk is voor de kinderen, maar ook niet voor de directies. Daarom moet er gezocht worden naar een manier om leraars zo lang mogelijk in Brussel te laten lesgeven. Mevrouw Elke Van den Brandt vindt het positief dat de 2 gemeenschappen samen vergaderen over de onderwijsproblematiek. Ze betreurt echter de traagheid waarmee deze vergadering georganiseerd wordt, maar ze heeft veel hoop voor de eerstvolgende vergadering in november. De vrije schoolkeuze kan niet gegarandeerd worden, maar men moet volgens de spreker toch proberen dat ouders zoveel mogelijk een school kunnen kiezen binnen het onderwijsnet van hun voorkeur. Daarnaast had commissielid Van den Brandt graag een overzicht gekregen van de grootte van de kleuterklassen. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes wil wel een overzicht vragen aan de verschillende scholen, maar hij benadrukt dat de belangrijkste doelstelling is om zo klein mogelijke klassen te creëren. Ten slotte deelt mevrouw Van den Brandt de mening van de andere sprekers dat er geVLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
98
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
tracht moet worden het lerarentekort te beperken, maar tevens pleit ze voor het nastreven van diversiteit binnen het lerarenkorps. Ze gaat er dus vanuit dat hiermee rekening gehouden wordt in de campagnes. Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het aanbieden van halalvoedsel in de scholen van het Brussels Nederlandstalig onderwijs Naar aanleiding van een aantal opvallende conclusies in academische studies1, betrekking hebbende op de invloed van de Islam op schoolprestaties, vond het Vlaams Belang het opportuun hieromtrent een objectief onderzoek op te zetten bij de Brusselse scholen. Men weet dat het niet onmiddellijk de taak van het Vlaams Belang is om een dergelijk onderzoek op te zetten, gezien deze informatie verkregen kan worden via de geijkte parlementaire kanalen. Uit de schriftelijke antwoorden –die trouwens identiek zijn aan deze van jaren geleden – blijkt echter dat het bevoegde collegelid niet de minste notie heeft van wat er zich in de scholen afspeelt. Het Vlaams Belang zag het bijgevolg als een morele plicht deze taak op zich te nemen en een dergelijk onderzoek op poten te zetten. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes en commissielid Herman Mennekens hebben bedenkingen bij de objectiviteit van het gevoerde onderzoek. De heer Lootens stelt zich de vraag of de directies de waarheid hebben verteld. Het objectieve karakter zit in de antwoorden van de directies. Om de invloed van de Islam op onze scholen numeriek in kaart te brengen, ondervroeg men 157 Nederlandstalige Brusselse schooldirecties van het Vrij, Gemeenschap – en het Gemeentelijk onderwijs. De resultaten waren frappant. 69% van de scholen lieten weten geen varkensvlees te serveren omwille van multiculturele motieven. Hiervan stelde 14% van de scholen dat ze uitsluitend halal-voedsel aanbieden. Volgend citaat van een directielid van een Molenbeekse basisschool toont aan hoe schrijnend de situatie is: ‘Net zoals in vele Molenbeekse scholen worden in onze school halalmaaltijden geleverd voor al onze leerlingen’. Een ander directielid van een kleuterschool uit Anderlecht stelt dan weer: ‘Gezien de omgeving waar onze school zich bevindt alsook de schoolpopulatie waaruit onze school bestaat, zien wij ons genoodzaakt geen varkensvlees te serveren’. De wetenschap dat meer dan 2 op 3 van de ondervraagde scholen zich onderhevig maakt aan de islamitische regels doet ons de nodige zorgen baren. Er werd – bij wijze van voorbeeld- onderzocht of er voor de christenen op vrijdag vis werd voorzien. Hiervoor werden de menu’s bestudeerd, die raadpleegbaar zijn op de websites van de scholen. Hieruit blijkt dat voor christenen, die hun geloof even strikt willen belijden als moslims, en steeds vis eten op vrijdag, deze faciliteit amper wordt aangeboden. Naast het gegeven dat halalvoedsel steunt op een barbaarse en wreedaardige
1
- De Heus M. & Dronkers, J. (2010). The educational performance of children of immigrants in 16 OECD countries. The influence of educational systems and other societal features of both countries of destination and origin, University of Stockolm & Maastricht, p. 28. -R. & Fox, C. (1997). The Impact of Immigration on School Education in New South Wales, Australia. International Migration Review, 31, 3, 0655-0669. - Portes, A. & Hao, L. (2004). The Schooling of Children of Immigrants: Contextual Effects on the Educational Attainment of the Second Generation. Proceedings of the National Academy of Sciences, 101, 33, 11920-11927 - Kao, G. & Thompson, J.S. (2003). Racial and Ethnic Stratification in Educational Achievement and Attainment. Annual Review of Sociology, 29, 417-442.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
99
slachtmethode, worden Westerse kinderen aanschouwd als ‘quantité négligeable’. Ondanks de hoeraverhalen van achtereenvolgens Guy Vanhengel en Jean-Luc Vanraes, is het Nederlandstalig Onderwijs in Brussel dan ook lang geen zaak meer van en voor Nederlandstaligen. Nederlandstalige kinderen vormen in zowat alle Nederlandstalige scholen in Brussel, een kleine minderheid. De jaarlijkse februaritellingen bewijzen dit. Het Vlaams Belang is van oordeel dat in de maatschappelijke taak die scholen dienen te vervullen het zowel belangrijk is om een aantal waarden mee te geven als er andere te verwerpen. Rituele ontlijvingen horen ons inziens in de tweede categorie. Het getuigt overigens van een pervers mechanisme, waarbij de gastheer zich meer en meer dient aan te passen aan zijn gast. Het toont daarenboven de totale afwezigheid van enig zelfrespect, laat staan assertiviteit aan van deze uitvoerende macht. Het Vlaams Belang kaart de versmachtende islamisering van Brussel al decennia aan. De hele halalkwestie is namelijk niet zo onschuldig als ze op het eerste zicht lijkt. Wanneer scholen halalproducten verkopen of serveren, geeft men toe aan de druk van de radicale moslims die een blinde navolging van de sharia, de islamitische wet, eisen. Waar vroeger moslims geen probleem zagen in het nuttigen van bepaald niet-halalvoedsel, geeft men door het louter aanbieden van deze producten de radicale moslims de gelegenheid hun strenge islamitische regels op te dringen aan zowel de moslim – als de autochtone bevolking. Hierin zien zij het bewijs dat onze samenleving zich stelselmatig aanpast aan hun islamitische regels. Zo worden in onze scholen biologieleraars onder druk gezet bij lessen die betrekking hebben op de evolutietheorie en mogen leerkrachten geschiedenis het zo min mogelijk hebben over de Jodenvervolging en het daarmee gepaard gaande antisemitisme. Een onderzoek van de Stichting Vredeseducatie stelde onomwonden: ‘De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging wordt door sommige scholen overgeslagen als gevolg van de toegenomen Islamisering’. Einde citaat. Ook in Frankrijk werd uitgebreid onderzoek gedaan naar de invloed van de Islam op het onderwijs. Daaruit blijkt dat vrouwelijke docenten worden bedreigd, jongens weigeren aan gemengde activiteiten deel te nemen, meisjes mogen niet deelnemen aan sportactiviteiten, het geven van Engels wordt bemoeilijkt aangezien het “de taal is van het imperialisme”, enz. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat onze scholen overspoeld worden door leerlingen van niet-westerse oorsprong. Onze eigen Vlaamse kinderen vinden er geen plaats meer, of voelen er zich, terecht, totaal ontheemd. De vlucht naar Vlaamse scholen in de Rand is hierdoor een ontegensprekelijk feit en het kondigt een verder schrijdende stadsvlucht aan. Het spreekt voor zich dat het Vlaams Belang een dergelijke capitulatie verwerpt. Het organiseren van onderwijs gefinancierd met gemeenschapsgeld mag nooit onderhevig mag zijn aan barbaarse achterhaalde doctrines. Zal er vanuit het College getracht worden halalvoedsel in de Brusselse Nederlandstalige scholen te verbieden of op z’n minst sterk te ontmoedigen? Is het collegelid bereid in te gaan op de suggestie om de gehele halalprocedure aan de leerlingen van het 6e leerjaar voor te leggen en aan te geven dat deze niet in overeenstemming te brengen zijn met onze gedeelde waarden en opvattingen? Vaak zijn ouders niet op de hoogte van de voeding die door de scholen wordt aangeboden. Welke maatregelen zal de collegevoorzitter nemen teneinde de leerplannen correct en volledig te laten verlopen wanneer deze indruisen tegen bepaalde islamitische doctrines?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
100
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Commissielid Fouad Ahidar vindt de tussenkomst van de heer Lootens degoutant. De tekst van de heer Lootens is erg racistisch. De spreker ontkent niet dat er problemen zijn. Hij heeft zelf 5 kinderen die naar het Nederlandstalig onderwijs gaan. Volgens hem moet iedere school halalvoedsel aanbieden. Tot op heden zijn er nog steeds scholen die dit weigeren. Dit kan volgens de heer Ahidar niet. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes benadrukt dat de scholen autonoom beslissen of ze al dan niet maaltijden aan hun leerlingen willen aanbieden. Wanneer ze dat doen, moeten ze in eerste instantie zorgen voor evenwichtig samengestelde menu’s die zo gevarieerd en zo gezond mogelijk zijn. Hoe ze dat concreet uitwerken behoort tot hun eigen keuze en verantwoordelijkheid. De rol van de VGC in deze bestaat erin om scholen te wijzen op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van eetgewoonten van de leerlingen en hen aan te sporen tot het aanbieden van kwalitatieve en nutritieve maaltijden. Samen met het LOGO wordt er op structurele wijze gewerkt aan het introduceren van gezonde eetgewoonten. Op die manier kan de VGC vanuit het onderwijs ook meewerken aan de gezondheid en het welzijn van alle kinderen. Dat is onze voornaamste doelstelling van het College. Over de kwaliteit en de hygiëne van de schoolkeukens en –maaltijden bestaan strikte richtlijnen. Hygiëne en kwaliteit worden gecontroleerd. Over de samenstelling van de schoolmaaltijden daarentegen is er niets bepaald, tenzij dat ze moeten voldoen aan de voorschriften van hygiëne en gezonde voeding. De meeste keukens bieden verschillende menu’s aan, waaruit kan gekozen worden. Alle courante soorten eiwitbronnen, dus ook uit varkensvlees en van plantaardige oorsprong, worden aangeboden. Elke school kiest zelf welke soorten “eiwitbronnen” zij serveert. De heer Jean-Luc Vanraes heeft contact laten opnemen met een grootkeuken die in het Brussels Nederlandstalig basisonderwijs 25% van de scholen van maaltijden voorziet en 27% van de schoolgaande kinderen bereikt. Deze grootkeuken biedt verschillende keuzemenu’s aan. Uiteraard wordt gekozen voor de beste verhouding kwaliteit/gezondheid/ voedselveiligheid en prijs, wat soms resulteert in producten met een halalcertificaat, maar soms ook niet. Scholen willen alle kinderen keuze bieden uit verschillende maaltijden, zodat niemand hoeft te eten wat hij niet wil of niet lust. De heer Lootens is het eens met de collegevoorzitter dat het aangeboden voedsel gevarieerd moet zijn. Vandaar dat hij benadrukt dat er zeker ook varkensvlees aangeboden moet worden. De collegevoorzitter blijft herhalen dat het de scholen zelf zijn die het aangeboden eten kiezen. De heer Lootens benadrukt dat halalvoedsel op een barbaarse en wreedaardige slachtmethode wordt verkregen. Dit oogluikend toelaten leidt volgens de spreker tot een verdere islamisering van onze maatschappij. Daarnaast benadrukt de spreker dat de VGC een informatieve functie heeft. Daarom dringtthij er bij de collegevoorzitter op aan dat scholen voldoende en vooral juiste informatie geven over het door hen aangeboden voedsel.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
101
Commissielid Mennekens benadrukt dat de heer Lootens zich tot de verschillende inrichtende machten moet richten met zijn kritiek. De VGC heeft geen inspraak in het voedsel dat scholen aanbieden. De heer Lootens kondigt aan dat hij een motie van aanbeveling zal indienen. Tenslotte laat commissievoorzitter Bianca Debaets weten dat er op maandag 29 november 2010 een bezoek aan Kasterlinden plaatsvindt. In maart zal er een Gemeenschappelijke Commsisie onderwijs (VGC-Vlaams Parlement) plaatsvinden en tenslotte zou mevrouw Debaets graag een hoorzitting over het lerarentekort organiseren. Commissielid Elke Van den Brandt stelt de vraag of er nagegaan kan worden of er een gemeenschappelijk commissie met de Cocof georganiseerd kan worden. Commissie voor Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media van maandag 25 oktober 2010 1. Samengevoegde interpellaties (R.v.O.,art. 62, 8) - Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de evaluatie van de stedenfondsprojecten - Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de voortgang van de beleidsovereenkomst Stedenfonds II Aanwezig : Vaste leden : mevrouw Carla Dejonghe, voorzitter en de heer Walter Vandenbossche Plaatsvervanger : mevrouw Elke Van den Brandt Ander lid : mevrouw Elke Roex Afwezig met kennisgeving : de heer René Coppens Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de evaluatie van de stedenfondsprojecten en Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de voortgang van de beleidsovereenkomst Stedenfonds II Mevrouw Elke Van den Brandt, interpellant, stelt dat er bij de overgang van Stedenfonds I naar Stedenfonds II behoorlijk wat onrust en onzekerheid heerste bij de projecten. Helaas zorgt de overgang van Stedenfonds II naar III opnieuw voor een periode van onrust. De beleidsovereenkomst Stedenfonds II loopt van 2008 tot 2013. Het decreet op het Stedenfonds bepaalt dat de VGC, net als stedenfondssteden, in de loop van het derde jaar van de beleidsovereenkomst een voortgangsrapport moet maken. De collegevoorzitter liet begin april 2010 reeds verstaan dat hij in het najaar van 2010 een tussentijds
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
102
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
voortgangsrapport over de strategische en operationele doelstellingen wil bezorgen aan de Vlaamse Gemeenschap. Noch de projecten zelf, noch koepelorganisaties of federaties die de belangen van bepaalde projecten behartigen, weten echter vandaag wanneer en hoe deze evaluatie zal plaatsvinden. Zij hoopten niet te moeten wachten tot na de zomervakantie om wat meer duidelijkheid te krijgen. Gebrek aan duidelijke info leidde tot een manifestatie op 14 september 2010. Wanneer is deze evaluatie gepland? Tijdens de bespreking van de beleidsnota Stedelijk Beleid schoof de collegevoorzitter oktober naar voor als datum voor het voortgangsrapport, maar wat met de stappen die hieraan vooraf gaan? Worden de projecten zelf, de adviesraden, de federaties zoals FeBIO hierbij betrokken? Wordt de Meet-en Weetcel van de VGC hierbij betrokken? Welke criteria zullen gehanteerd worden? Zal een positieve evaluatie ook een garantie voor continuering inhouden? Zullen er overgangsmaatregelen zijn? Verwacht de collegevoorzitter dat er arbeidsplaatsen verloren zullen gaan? Wat met projecten zoals die van CAW Archipel, Wijkpartenariaat, Buurtwerk Chambéry, BWR die ingeschreven waren in de doelstelling Lokaal Sociaal Beleid die intussen een heroriëntering kenden? Krijgen zij voldoende tijd om hun taakinvulling te herwerken? En tot slot: wat met de vraag van de projecten om voldoende transversaal te kunnen werken, zowel binnen de VGC als naar de andere gemeenschappen en het gewest toe? Wat is de rol van de visitatiecommissie van de Vlaamse Gemeenschap en hoe ver staat met orïentatiewerkgroep waarvan sprake ? Vervolgens komt mevrouw Elke Roex, interpellant, aan het woord. Zij brengt in herinnering dat bij de overgang van Stedenfonds I naar II midden 2007, sommige projecten uit de boot vielen terwijl ze toch positieve evaluaties kregen, andere werden gewijzigd of geheroriënteerd en sommige projecten bleven behouden. De huidige overgangsfase komt er omdat het College dat heeft beslist, want het Stedenfonds II loopt immers van 2008 tot 2013. In de plenaire vergadering van 25 juni 2010 kondigde de collegevoorzitter aan dat het tussentijds voortgangsrapport er moet komen in het najaar 2010. Dat is een half jaar later dan voorzien. In bijlage 2 bij de omzendbrief “Start stedenfonds 2” staat immers dat de Vlaamse Gemeenschap een tussentijdse rapportage verwacht over de voortgang van de beleidsovereenkomst in het voorjaar van 2010. De VGC zou daartoe de nodige stappen ondernemen en een eerste grote evaluatie organiseren van de eerste twee voortgangsjaren 2008-2009 in het najaar van 2009. De evaluatie is niet enkel te laat, ze is ook onvoldoende transparant, in de eerste plaats voor de organisaties zelf. De projecten van Stedenfonds II (alsook hun koepelorganisatie of federaties) weten nog altijd niet of ze worden geëvalueerd, wanneer ze worden geëvalueerd, op basis van welke criteria ze worden geëvalueerd en wat de implicaties zijn van een positieve of negatieve evaluatie. De spelregels zijn onduidelijk en dat is geen voorbeeld
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
103
van behoorlijk bestuur. De organisaties werken in onzekerheid over hun toekomst. Het personeel moest noodgedwongen in vooropzeg worden gezet. De indruk ontstaat dat een goede werking niet noodzakelijk beloond wordt. De vakbonden hebben op 14 september 2010 gemanifesteerd. Mevrouw Roex heeft een aantal vragen : Hoe ver staat het met het voortgangsrapport? Is de aangekondigde eerste grote evaluatie van de eerste twee voortgangsjaren reeds gebeurd? Wat is de vooropgestelde timing van het vaststellen van de methodiek tot aan de publicatie van het voortgangsrapport? Wat is de reden van de vertraging? Heeft de Vlaamse Gemeenschap zich akkoord verklaard met deze timing? Volgens welke methode heeft de evaluatie plaatsgevonden of vindt de evaluatie plaats of zal de evaluatie plaatsvinden? Wat zijn de evaluatiecriteria? Welke strategische en operationele doelstellingen zijn afgelijnd? Op welke manier worden de projecten van het Stedenfonds II betrokken bij deze evaluatie en bij het opmaken van het voortgangsrapport? Graag ook een toelichting bij de evaluatie van de projecten welzijn. Hebben deze projecten al duidelijkheid gekregen over hun toekomst binnen het Stedenfonds? Welke projecten hebben een negatieve evaluatie gekregen? De heer Walter Vandenbossche stelt dat de VGC van Vlaanderen 69 miljoen euro toebedeeld krijgt voor de stedenfondsprojecten 2008-2013. De spreker heeft het moeilijk met het bijna neerbuigend discours van sommigen over het slecht functioneren van het stedenfonds en de onzekerheid op het terrein. Dergelijke tussenkomsten worden voor de zoveelste keer gehouden. De spreker zegt dat er duidelijke afspraken worden gemaakt met de betrokken, binnen een strikt juridisch kader, dat moet gerespecteerd worden. Tijdige communicatie naar het veld en het respecteren van het juridisch kader zijn noodzakelijk om tot een evenwichtige benadering te komen. Projecten die bijzonder nauw aansloten bij een bepaalde maatschappelijke conjunctuur, kunnen totaal geen aansluiting meer vinden bij een gewijzigde conjunctuur. Dat is niet meer dan normaal. De spreker heeft een andere, veel grotere bezorgdheid. Hoe zal de VGC reageren op de politieke beslissing van de Vlaamse Gemeenschap om de middelen met 5% te verminderen? Welke gevolgen heeft deze besparing voor de VGC en meer bepaald voor de stedenfondsprojecten ? Welke keuzes zal het College maken met betrekking tot de werking op het terrein ? Wat is de financiële toestand van de VGC in het licht van de besparingsronde in de Vlaamse Gemeenschap. De CD&V kiest alvast resoluut voor meer welzijn en samenlevingsopbouw dan voor infrastructuur. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes antwoordt dat hij graag het debat over het voortgangsrapport had gevoerd in november, maar vermits er eerder vragen over rijzen, zal hij het doel en de aanpak van het voortgangsrapport alvast duiden. De goedkeuring van het voortgangsrapport staat geagendeerd op de Collegevergadering van eind oktober 2010 en zal in november in de Raad besproken worden. Het decreet op het Stedenfonds bepaalt dat de Stedenfondssteden en de VGC in het derde (2010) en laatste (2013) jaar van de beleidsovereenkomst een voortgangsrapport dienen op te maken. Het voortgangsrapport heeft als doel tussentijds te rapporteren over
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
104
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
de uitvoering van de beleidsovereenkomst en met name de maatschappelijke effecten, de indicatoren, de strategische en operationele doelstellingen en de daarbij horende prestaties in kaart te brengen. De vorm van het voortgangsrapport wordt bepaald door de Vlaamse Gemeenschap in uitvoering van het decreet op het Stedenfonds en het bijhorende uitvoeringsbesluit. De Vlaamse Regering heeft op 11 december 2009 het ontwerpbesluit aangenomen tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2003 m.b.t. de uitvoering van het Stedenfonds, waarbij o.a. werd bepaald dat voortaan de minister bevoegd voor het Stedenbeleid in Vlaanderen de indiensdata voor de voortgangsrapporten bepaalt (en de datum van 31 maart werd geschrapt). Het veranderen van de datum voor indiening van de voortgangsrapporten is een gevolg van een beslissing van de bevoegde minister voor Stedenbeleid. Het nieuwe format voor het voortgangsrapport en de daarbij horende richtlijnen werden pas midden juni 2010 aan de Vlaamse steden en de VGC bezorgd door de Vlaamse Gemeenschap – Stedenbeleid, met als indiendatum 30 november 2010. Het uitstel is m.a.w. enkel het gevolg van beslissingen van de Vlaamse Gemeenschap zelf. Voor de VGC is dit geen probleem, de administratie heeft het werkstuk tijdig afgewerkt zodat het in de Raad kan besproken worden en op 30 november 2010 kan ingediend worden bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB) – team Stedenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap. Dat op een dergelijke korte tijdspanne geen gedetailleerde evaluaties op dossierniveau kunnen plaatsvinden, is evident. Maar belangrijker nog, dit wordt door de Vlaamse Gemeenschap ook helemaal niet gevraagd, integendeel. Voor dit voortgangsrapport vraagt de Vlaamse Gemeenschap geen uitgebreid overzicht van de operationele doelstellingen en prestaties en evenmin details over concrete dossiers die onder deze doelstellingen en prestaties vallen. Hiermee wil de Vlaamse Gemeenschap net vermijden dat het debat over het stedenbeleid over concrete dossiers en details gaat, in plaats van over de grote lijnen van het gevoerde stedelijke beleid en de impact van het Stedenfonds op het beleid van de VGC in het algemeen. Het voortgangsrapport bevat dan ook geen details over prestaties of concrete dossiers, het bevat evenmin een financiële rapportage of financiële verantwoording. De financiële rapportage in het kader van het Stedenfonds aan de Vlaamse Gemeenschap gebeurt jaarlijks door de administratie van het College en is geregeld bij een omzendbrief van de Vlaamse Gemeenschap. Het werkveld moet zich geen zorgen maken n.a.v. dit voortgangsrapport, het bevat een tussentijds verslag op strategisch niveau en geen detailevaluatie op dossierniveau. In de eerste jaarhelft van 2011 zal de VGC een visitatiecommissie mogen verwelkomen, de effectieve datum is nog niet gekend, maar dit zal vermoedelijk in april of mei zijn. De visitatie is zo opgevat dat de steden en de VGC deze kunnen aangrijpen om het debat aan te gaan over hun stad en bestuur, over het instrument Stedenfonds en over het Vlaamse Stedenbeleid in het algemeen. De klemtoon ligt dus niet op de controle van de voortgang van de doelstellingen en prestaties in het kader van het Stedenfonds, maar op een zinvolle reflectie over het beleid dat met stedenfondsmiddelen wordt gevoerd, steunend op de eigen ervaringen van de VGC, op de ervaringen van andere steden en op de deskundige inbreng van experten. De nadruk bij de visitatie ligt op een vruchtbare dialoog in een open sfeer waaruit de steden, de VGC en ook de Vlaamse Gemeenschap kunnen leren. Het verloop van de visitaties in 2011 en de samenstelling van de visitatiecommissies wordt bepaald door de Vlaamse Gemeenschap die beslist heeft om de visitatie uit te besteden d.m.v. een overheidsopdracht. De opdrachthouder die de visitatie uitvoert, bepaalt de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
105
verdere inhoudelijke en praktische modaliteiten van de visitatie. Sinds 28 september 2010 is ook bekend dat IDEA-consult de visitaties zal organiseren en dat prof. dr. Herwig Reynaert (UG, voorzitter van het Centrum Lokale Politiek) en prof. dr. Arno Kortsen (Open Universiteit Nederland en Universiteit Maastricht) de visitatiecommissies zullen voorzitten. Het beheer van het Stedenfonds werd de voorbije jaren ingrijpend gewijzigd. Met de start van Stedenfonds 2 op 1 januari 2008 werden een aantal organisatorische veranderingen binnen de administratie doorgevoerd i.v.m. het beheer van dit fonds. Het beheer van het fonds gebeurt organisatiebreed. Dit betekent dat de drie algemene beleidsdirecties, directies (Personeel en HRM – Gebouwen en Patrimonium) en drie entiteiten telkens instaan voor een deel van de realisatie van het Stedenfondsprogramma zoals vastgelegd in de beleidsovereenkomst Stedenfonds 2. De concrete dossiervorming gebeurt telkens binnen de directies en de betrokken entiteiten. Deze inbedding van de dossiervorming in de reguliere diensten betekent ook dat evaluaties van individuele projecten door deze diensten gebeurt en dat de timing, aanpak en methode hierbij verschillen naargelang de initiatieven en de diensten. De beleidsovereenkomst Stedenfonds reikt een algemeen programmatorisch kader aan. In overleg tussen de cel Stedelijk beleid en de verschillende directies wordt bepaald op welke wijze de concrete initiatieven zullen worden geëvalueerd. De algemene coördinatie en monitoring van het Stedenfondsprogramma in zijn geheel gebeurt door de cel Stedelijk Beleid die hierbij in grote synergie werkt met de dienst Financiën en de Meet- en Weetcel. Concreet betekent deze opdracht: de coördinatie van het geheel, de opvolging van de financieel-technische afspraken in het kader van het Stedenfonds, de opmaak van voortgangsrapporten, de voorbereiding van en aanpassingen aan de beleidsovereenkomst Stedenfonds, de voorbereiding van de visitaties, etc. Het voortgangsrapport 2008-2009 werd opgesteld door de cel Stedelijk Beleid in nauwe samenwerking met de Meet- en Weetcel in functie van de rapportage over de indicatoren in het kader van het Stedenfonds en in samenspraak met alle beleidsdirecties. Het is m.a.w. een rapport dat organisatiebreed tot stand is gekomen. De afgelopen maanden bewoog er heel wat op het vlak van het Lokaal Sociaal Beleid in Brussel. In februari 2010 keurde het College een evaluatierapport goed met betrekking tot de ontwikkelingen binnen het Lokaal Sociaal Beleid 2004-2009. In dit rapport werd ook een voorstel tot heroriëntering geformuleerd. Hieromtrent werd ook een infomoment georganiseerd met de actoren in het werkveld. Het belangrijkste element binnen de heroriëntering is de keuze van de VGC om het systeem van Sociale Infopunten (SIP’s) af te bouwen, wat uiteraard gevolgen heeft voor initiatieven die rechtstreeks bij de uitbouw van de SIP’s waren betrokken. Het voorstel tot heroriëntering vormde ook de basis van het Lokaal Sociaal Beleidsplan dat in september door het VGC-College werd goedgekeurd. Dit beleidsplan, dat nog verder zal uitgewerkt worden in een concreet actieplan, wil een leidraad zijn in de acties, in elk nieuw initiatief of in de heroriëntering van bestaande werkingen. Zo worden de taken en opdrachten van kernpartners als de BWR en beide CAW’s in opgelijst, die overigens ook worden opgenomen in de convenanten met de partners in kwestie. Met zowel de BWR als de CAW’s werd hierover in overleg getreden. Op het gebied van het Lokaal Sociaal Beleid wil de VGC inzetten op een maximale dienstverlening via netwerkvorming en een kwalitatief onthaal. De beleidsuitdagingen rond het Lokaal Sociaal Beleid (LSB) werden in september ook aan de partners in het werkveld gecommuniceerd en in navolging daarvan plant de VGC de komende weken overlegmomenten met initiatieven als Wijkpartenariaat en de Buurtwinkel om hun rol en nieuwe taakinvulling binnen het Lokaal Sociaal Beleid verder te bespreken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
106
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Het College van de VGC heeft in de vorige legislatuur in het kader van de opmaak van de beleidsovereenkomst Stedenfonds 2 duidelijke keuzes gemaakt, waardoor een aantal initiatieven geen of minder subsidies ontvangen. Destijds is dit met alle initiatieven besproken en werden de adviesorganen bij de voorbereiding van de nieuwe beleidsovereenkomst betrokken. Vanzelfsprekend blijft een heroriëntering van het beleid op een aantal terreinen altijd moeilijk voor het werkveld en zal dit altijd protest en spanningen met zich meebrengen. Op 14 september 2010 zijn de vakbonden ontvangen op het kabinet van de Collegevoorzitter. Bovendien werd een brief gericht aan de vakbonden om de werkwijze in het kader van de beleidsovereenkomst en het voortgangsrapport te duiden. Stedenfonds 3 is nog drie jaar verwijderd, er vallen intussen nog heel wat prestaties en doelstellingen te realiseren. Het is nu nog te vroeg om hier al grote uitspraken over te doen. Het spreekt echter wel voor zich dat het gesubsidieerde werkveld zal betrokken worden bij de verdere voortgang van het Stedenfonds. Op de vraag van commissielid Walter Vandenbossche antwoordt collegevoorzitter JeanLuc Vanraes dat de VGC jaarlijks kan terugvallen op 12 miljoen euro stedenfondsmiddelen, bovenop de reguliere middelen. Aan deze middelen zou niet worden geraakt, wat trouwens in het Regeerakkoord staat. Dat werd nog eens extra bevestigd. Algemeen kan de collegevoorzitter nu al melden dat wat de betoelaging uit Vlaanderen betreft, de VGC zou terugvallen op het financieel niveau van 2008. Normaal gesproken komen de stedenfondsmiddelen niet in het gedrang. Mevrouw Elke Van den Brandt meent dat het wel degelijk relevant was om dit debat te voeren, afgezien van het feit of er momenteel al dan niet onrust op het terrein heerst. Er was wel degelijk onrust op 1 september 2010. De spreker concludeert dat het Voortgangsrapport geen gevolgen heeft voor het functioneren op het terrein, behalve voor SIP’s, die al een heroriëntering ingeleid hebben. Alle anderen kunnen verder werken tot aan de overgang naar Stedenfonds III, waar allicht nieuwe oriënteringen aan bod kunnen komen. Mevrouw Van den Brandt hoorde ook dat alle arbeidsplaatsen (behalve SIP) gevrijwaard worden, dat het nakende bezoek van de visitatiecommissie niet tot gedwongen heroriënteringen, stopzettingen en ontslagen zal leiden en dat de huidige onrust onterecht is. Het debat over de toekomst van het Stedenfonds zal opengetrokken worden. Niet enkel politieke inbreng, maar ook inbreng van het werkveld en de visitatiecommissie zullen de leidraad vormen voor stedenfonds III. De collegevoorzitter bevestigt deze conclusies. Mevrouw Elke Roex verwondert er zich over dat de collegevoorzitter de conclusies van collega Van den Brandt beaamt. Op het terrein is de onzekerheid momenteel enorm. De spreker raadt de collegevoorzitter aan om bij de projecten op terreinbezoek te gaan, zodat hij zelf kan vaststellen hoe prangend de onzekerheid is en met welke onbeantwoorde vragen het personeel zit. De collegevoorzitter verklaart vandaag dat het Voortgangsrapport, dat weldra bij de Raad wordt ingediend, geen details bevat over welke projecten verlengd worden, welke geheroriënteerd of stopgezet en over hoeveel middelen de betreffende organisaties kunnen beschikken. In juni 2010, slechts 4 maanden geleden, sprak de collegevoorzitter andere taal en zei hij dat de evaluatie van de organisaties, met naam genoemd, zou opgenomen worden in het Voortgangsrapport en dat ze in oktober exact zouden weten wat hun toekomst is. Als het aangekondigde Voortgangsrapport geen gewag maakt van deze informatie, wanneer zullen de organisaties en hun personeel dan effectief
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
107
weten hoe ver ze staan, of ze zeker zijn van een nieuwe stedenfondsovereenkomst (de enige juridische zekerheid) op 1 januari 2011en over welke middelen ze kunnen beschikken? Op haar vraag naar de gevolgen van een positieve of negatieve evaluatie werd niet geantwoord, zegt mevrouw Elke Roex. Zij zal uiteraard deze vragen ook door collega’s in het Vlaams Parlement laten stellen om hoe dan een verduidelijkend antwoord te krijgen. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes kadert voor alle duidelijkheid de eigenheid van projectwerkingen. Als een project afloopt, worden normaliter eveneens de personeelscontracten beëindigd. Dat wil zeggen dat er geen werkzekerheid is voor het personeel, wat inherent is aan projectwerking, die niet eeuwigdurend is. Uiteraard heeft collegelid Vanraes begrip voor de zorgen die de personeelsleden, werkzaam in projecten, zich maken. Maar het is een uiting van behoorlijk bestuur om de maatschappelijke meerwaarde van de projecten na verloop van tijd af te toetsen en projecten die een onvoldoende halen te laten aflopen en mogelijk te heroriënteren. De evaluatie van het geheel dient in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap nu gemaakt te worden in functie van de doelstellingen van Stedenfonds II. Dat is een positieve zaak om projecten tijdig te kunnen melden wat er van hen wordt verwacht zodat ze nog kunnen bijsturen, in plaats van na 3 jaar te concluderen dat ze moeten stoppen. Mevrouw Elke Roex zegt dat het collegelid blijkbaar niet begrijpt hoe penibel de situatie op het terrein is vandaag. De verlammende onzekerheid werkt demotiverend. Mevrouw Roex is zelf geëngageerd in bepaalde vzw’s die echt niet weten welke toekomst hun personeel tegemoet gaat na 31 december 2010. De spreker kan gerust leven met negatieve evaluaties gesteund op een correcte argumentatie, maar ze vindt het niet menselijk om een project een negatieve evaluatie te geven in december 2010 en personeelsleden die nu reeds in vooropzeg zijn zolang in het ongewisse te laten. Indien de negatieve evaluatie nu wordt meegedeeld, kan het personeel zich voorbereiden op de toekomst. Collegelid Jean-Luc Vanraes herhaalt dat in het Voortgangsrapport niet staat dat er mensen aan de deur vliegen. Mevrouw Elke Roex vraagt of dat betekent dat alle lopende stedenprojecten van 2010 verder kunnen gezet worden in 2011 met dezelfde middelen ? Geen enkel personeelslid betaald met stedenfondsmiddelen zal ontslagen worden ingevolge het Voortgangsrapport ? De collegevoorzitter bevestigt dit. Mevrouw Elke Van den Brandt polst nog of het inderdaad zo is dat alle evaluaties zullen gebeuren in overleg met de betrokken projecten en dat de huidige projecten zich geen zorgen hoeven te maken in functie van het Voortgangsrapport. Ook dit wordt door de collegevoorzitter bevestigd. De heer Walter Vandenbossche roept de onruststokers een halt toe. Hij betreurt de politisering van bepaalde vzw’s en spoort de parlementsleden aan om te gaan voor kwaliteit in plaats van voor politisering en het opjutten van bepaalde organisaties vanuit een bepaalde strategie. Verder spreekt hij zijn vertrouwen uit in de aanpak van het College en de VGC-administratie.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
108
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 27 oktober 2010 1. Interpellatie (R.v.O.,art. 62) - Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de toepassing in Brussel van de maatregel van de Vlaamse Gemeenschap om rusthuisbewoners gratis in te enten tegen griep - Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de invulling van het lokaal loket Kinderopvang 2. Vraag (R.v.O., art.59) - Vraag van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de nieuwe bestemming voor de HUB-site in Koekelberg Aanwezig: Vaste leden : mevrouw Elke Roex, voorzitter, mevrouw Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw en Elke Van den Brandt. Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de toepassing in Brussel van de maatregel van de Vlaamse Gemeenschap om rusthuisbewoners gratis in te enten tegen griep (voorzitter : mevrouw Carla Dejonghe) Mevrouw Elke Roex, interpellant, stelt dat deze herfst de bewoners van de Vlaamse rusten verzorgingsinstellingen zich gratis kunnen laten inenten tegen de seizoensgriep. Dat heeft de Vlaamse overheid beslist. De vaccins worden aan de rusthuizen geleverd, waarna de huisarts van de rusthuisbewoner of de rusthuisarts de prik kan zetten. In het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn er maar twee rusthuizen van de Vlaamse Gemeenschap. Het gros van de Brusselse rusthuizen behoort tot de bicommunautaire sector. Brussel telt ongeveer 17.000 rusthuisbewoners waarvan er maar 195 verblijven in een instelling van de Vlaamse Gemeenschap. Dat betekent dat maar 1% van alle rusthuisbewoners recht zal hebben op een gratis griepprik. Rusthuisbewoners die in een bicommunautair of Franstalig rusthuis verblijven (ook Vlaamse/Nederlandstalige rusthuisbewoners) zullen geen gratis griepprik krijgen. Zij moeten het remgeld (van ongeveer 6 euro) betalen. Er ontstaat dus een ongelijke behandeling van rusthuisbewoners in Brussel. Eigenlijk is hier een grondigere discussie nodig. Betere samenwerking tussen de Gemeenschappen en de Gemeenschapscommissies is noodzakelijk om geen extra ongelijkheden tussen de Brusselaars te creëren inzake de gezondheidszorg. Mevrouw Roex denkt aan een verdeling via de Nederlandstalige huisartsen in plaats van via de rusthuizen. Men zou dezelfde werkwijze kunnen hanteren als voor Brumammo, die als Brusselse instelling belast is met de coördinatie van de organisatie van de opsporing van borstkanker in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Indien deze oplossing niet snel genoeg operationeel zou zijn, zijn er andere benaderingen mogelijk die meer Nederlandstalige Brusselaars toegang zouden verschaffen tot deze gratis griepinenting.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
109
Dit naar analogie van wat wordt toegepast voor de inentingen van kinderen via Kind&Gezin. De interpellant sprak daarover ook al de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel aan die zou overleggen zijn Vlaamse bevoegde collega. Heeft collegelid Grouwels overleg gepleegd met de Vlaamse minister bevoegd voor welzijn en gezondheid over de verdeling van de griepvaccins in Brussel? Heeft zij de piste onderzocht om de verdeling van de vaccins te laten verlopen via de huisartsen in plaats van via de rusthuizen? Heeft zij overleg gepleegd met de GGC en de Cocof over de vaccinatie van de rusthuisbewoners in Brussel? Commissielid Brigitte De Pauw sluit zich aan bij de bekommernis van collega Roex. Nederlandstalige rusthuisbewoners die verblijven in Brusselse bicommunautaire instellingen moeten dezelfde zorg kunnen genieten als Nederlandstalige rusthuisbewoners in Nederlandstalige instellingen. Zij pleit ervoor om via dezelfde methode te werken als deze die werd toegepast met betrekking tot de zorgverzekering. De spreker deelt evenwel niet de mening van mevrouw Roex dat er naar een systeem dient gezocht te worden zoals voor Brumammo. Het gaat om een beslissing van de Vlaamse Gemeenschap en voor zover er geen equivalent is in de Franse Gemeenschap, is de piste via de GGC zelfs geen optie. In eerste instantie moet men een oplossing vinden voor alle Nederlandstaligen die in Brusselse rusthuizen verblijven. Collegelid Brigitte Grouwels, bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium zegt dat het inderdaad klopt dat de bewoners van de Vlaamse rust- en verzorgingsinstellingen gevestigd in het Brussels hoofdstedelijk gewest zich gratis kunnen laten inenten tegen griep deze herfst. En het is ook correct dat deze maatregel niet van toepassing is op de bewoners van bico-, of Franstalige rusthuizen in Brussel. Dit heeft – zoals de interpellant ongetwijfeld weet – te maken met de specifieke bevoegdheden van de gemeenschappen. Zo heeft de Vlaamse Gemeenschap in het Brussels hoofdstedelijk gewest, net zoals de Franse Gemeenschap / Cocof trouwens, enkel een bevoegdheid naar instellingen en niet naar personen. Indien de Vlaamse Gemeenschap beslist om gratis vaccins te leveren voor de rusthuisbewoners – een beslissing die collegelid Grouwels alleen maar kan toejuichen - kan zij dit in het Brussels hoofdstedelijk gewest enkel doen via de erkende Nederlandstalige instellingen. In dit geval dus de twee rusthuizen die in Brussel erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschap. Ter informatie, de Franse Gemeenschap/Cocof organiseert geen gratis inenting tegen griep in de door haar erkende rust- en verzorgingsinstellingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Omwille van deze reden is er dus met betrekking tot deze specifieke materie geen overleg geweest met de GGC en de Cocof. De door de interpellant aangehaalde piste om de verdeling van de vaccins te laten verlopen via de huisartsen – om zo bijvoorbeeld alle Nederlandstalige rusthuisbewoners in de bico-rusthuizen gratis in te enten – lijkt om deze reden op het eerste zicht niet realistisch Huisartsen richten zich immers tot personen in het Brussels hoofdstedelijk gewest en niet tot instellingen. Hoe gaan zij beslissen wie een Nederlandstalige rusthuisbewoner is. De bewustmakingscampagne inzake grieppreventie van LOGO Brussel verloopt wel via de Nederlandstalige huisartsen, maar dat staat los van het inenten zelf. Wat eventueel wel mogelijk is, naar analogie met de borstkankerscreening in het Brussels hoofdstedelijk gewest, is een initiatief van de GGC (gemeenschappelijke bevoegdheid van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
110
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
Minister Vanraes en Minister Cerexhe) waarbij de GGC onderhandelt met de Vlaamse en Franse Gemeenschap over een gezamenlijke bijdrage voor de organisatie van een gratis griepvaccinatie in de bico-rusthuizen. Deze piste zal zeker niet uit het oog verloren worden. Ook zal collegelid Grouwels laten onderzoeken of rusthuisbewoners aangesloten bij de Vlaamse zorgverzekering en een link hebben met de Vlaamse Gemeenschap, in aanmerking kunnen komen voor deze gratis griepinenting. Daarover werd nog niet overlegd met Vlaams minister Vandeurzen. Mevrouw Elke Roex, interpellant, begrijpt de positie van het collegelid ten opzichte van de piste van de huisartsen niet. Een advies van de Raad van State van 29 april 2003 stelde immers dat de huisartsen in bepaalde omstandigheden kunnen beschouwd worden als instelling. Dat biedt wel degelijk de mogelijkheid om vaccins via de huisartsen aangesloten bij de Vlaamse Huisartsenkring te laten verspreiden. Dat gebeurt ook door Kind&Gezin voor sommige inentingen van kinderen. De meeste efficiënte piste lijkt de spreker deze van de huisartsen : elke rusthuisbewoner heeft een huisarts. En Nederlandstalige huisartsen zijn vertrouwd met het voorgestelde vaccinatiesysteem door de ervaring die ze hebben met Kind&Gezin. Wat de koppeling aan de inschrijving in de Vlaamse zorgverzekering betreft, waarschuwt de spreker ervoor dat teveel koppelingen zouden kunnen leiden tot gemeenschapskeuze, wat volgens haar absoluut moet vermeden worden. De ideale piste is voor mevrouw Roex deze van de borstkankerscreening. Het is geen GGC-initiatief, maar werkt vanuit de betrokkenheid van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst en biedt de beste garantie voor een gelijkwaardige behandeling van alle Brusselaars. De GGC is in dit voorbeeld de uitvoerder van het beleid van de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Collegelid Brigitte Grouwels is van mening dat de keuze voor de zorgverzekering niet gelijk staat met een gemeenschapskeuze. In het Vlaams Parlement werd duidelijk geopteerd voor een zorgverzekering waarbij alle Brusselaars zich vrij kunnen aansluiten. Het collegelid beschouwt dit als een interessante en realistische mogelijkheid, die zeker gedeeltelijk al zou tegemoet komen aan de bekommernis die de interpellant naar voor schoof. Het collegelid engageert zich om het advies van de Raad van State van 29 april 2003 grondig te onderzoeken. De spreker pleit er al jaren voor om in Brussel een onderscheid te maken tussen het Nederlandstalige en de Franstalige artsenaanbod. Het tekort aan Nederlandstalige huisartsen werd nooit erkend door de Federale Overheid. Het voornoemde advies zou voor interessante beleidsopeningen kunnen zorgen op vlak van gezondheid. Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de invulling van het lokaal loket Kinderopvang De ‘visienota decreet kinderopvang’ van de Vlaamse regering voorziet in de oprichting van een lokaal loket Kinderopvang. Dit loket moet een overzicht krijgen van het aantal plaatsen die er in de regio beschikbaar zijn, en de vraag van de ouders in overeenstemming brengen met dit aanbod. Het VGC-College zegt in de beleidsverklaring dat de VGC het initiatief hiertoe zal nemen in Brussel. Het oprichten van een dergelijk loket kan bijzonder waardevol zijn. De zoektocht naar een geschikte opvang voor hun toekomstig kind is voor ouders vaak een zware taak. Gemid-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
111
deld doen ze 10 aanvragen. De criteria die gehanteerd worden en de manier waarop de wachtlijst wordt aangesproken is niet altijd even duidelijk. Elke crêche heeft eigen criteria. De spreker benadrukt dat ze dit zegt vanuit een sterk vertrouwen in de crêches en zeker niet doelt op oneerlijkheid in het toewijzingsbeleid. Het is wel een feit dat ouders soms de perceptie hebben van een ‘oneerlijke behandeling’. De opvangaanbieders moeten op hun beurt al deze ouders onthalen en registreren op hun wachtlijst. Dit is een administratieve last waarin ze ondersteund kunnen worden. Het spreekt voor zich dat er een kennismaking moet zijn tussen de ouders en de onthaalplaatsen, maar deze zou minder tijdsrovend zijn indien hier geen administratie aan verbonden werd. Ten slotte heeft de overheid momenteel te weinig zicht op het aantal mensen die een opvangplaats zoeken, de wijken waarin de nood het grootst is en het profiel van de ouders die geen plek vindt. De interpellant heeft een aantal vragen. Welke zal de doelstelling en taakopdracht zijn van het Lokaal Loket Kinderopvang van de VGC? Zal elke opvangaanbieder aangesloten worden zoals de ‘visienota decreet kinderopvang’ voorziet? Zal het de capaciteit en vrije plaatsen zichtbaar maken en zo ja, op welke manier? Zal het de vraag en het aanbod op elkaar afstemmen en zo ja, op welke manier? Wanneer zal het Lokaal Loket Kinderopvang starten? Welk statuut krijgt dit (ambtelijk, vzw, …)? Commissielid Brigitte De Pauw sluit zich aan bij de terechte vragen van collega Elke Van den Brandt. Momenteel schrijven ouders zich voor de opvang van hetzelfde kindje in meerdere kinderdagverblijven in met een wirwar in de wachtlijsten tot gevolg. Elektronisch inschrijven zou al heel wat problemen verhelpen. Maar de persoonlijke kennismaking blijft een noodzakelijk onderdeel van een inschrijving om een weloverwogen keuze te kunnen maken. De spreker besluit haar tussenkomst met de vraag hoe het lokaal loket operationeel kan worden gemaakt . Collegelid Brigitte Grouwels wijst er op dat het concept lokaal loket nog maar in een embryonale fase zit. Voor de verdere invulling is het wachten op het decreet kinderopvang en zijn uitvoeringsbesluit(en). In voorbereiding daarop heeft de Vlaamse regering op 23 juli 2010 een visienota goedgekeurd. Daarin staat anderhalve pagina over het lokaal loket. Volgens de visienota heeft het lokaal loket heeft als kernopdracht om binnen zijn werkingsgebied de vraag af te stemmen op het aanbod. Doelstellingen: − ouders te informeren over kinderopvang (infopunt) en vrije opvangplaatsen zichtbaar maken per werkingsgebied − gezinnen toe te laten een opvangvraag slechts één keer te stellen om binnen bepaalde tijd een plaats aan te bieden die zo maximaal mogelijk aansluit bij door hen geformuleerde behoeften en voorkeuren − te komen tot één gecoördineerde en uitgezuiverde wachtlijst per werkingsgebied − beleidsinfo te genereren over de uitgezuiverde, reële opvangvraag en de aard ervan per werkingsgebied Elke opvangaanbieder is aangesloten met elke vestigingsplaats binnen het werkingsgebied.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
112
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
De lokale overheid is verantwoordelijk om, in overleg met de aanbieders, de organisatie op te zetten van het lokaal loket: − ofwel wordt een initiatiefnemer aangeduid − ofwel wordt een structuur gecreëerd − ofwel neemt de lokale overheid de organisatie zelf op zich De visienota gaat niet in op de specifieke situatie in Brussel. Het werkveld is vragende partij om niet de gemeenten, maar wel de VGC de rol van lokale overheid op zich te laten nemen. Het lokaal loket wordt bij voorkeur georganiseerd vanuit een partnerschap tussen VGC en opvangvoorzieningen. De positionering van het lokaal loket zal in overleg met het werkveld worden onderzocht. De timing van de opstart van het Lokaal Loket hangt af van het decreet en de uitvoeringsbesluiten. Volgens de huidige planning zal het decreet ten vroegste in werking treden in januari 2012. In afwachting van de opstart zal de VGC zowel het pilootproject CKO als het project sociaal beleid (kinderdagverblijven binnen een zone werken samen aan sociaal opnamebeleid) verder zetten. Het lokaal loket is uiteraard een positief idee, maar het effectieve tekort aan opvangplaatsen dient opgevangen te worden door de uitbreiding van het aantal plaatsen. Als het lokaal loket voortdurend moet melden dat er geen plaatsen beschikbaar zijn, zal dit tot frustratie leiden. Interpellant Elke Van den Brandt bevestigt inderdaad dat er een reëel capaciteitstekort is en dat daaraan moet verholpen worden. Zij drukt haar tevredenheid uit over de visietekst en de keuze van het werkveld om via de VGC te willen werken en niet via de gemeenten. Misschien kan de CKO-wachtlijst een goede aanloop zijn voor het lokaal loket. Tenslotte vraagt mevrouw Van den Brandt of er uit het overleg met het werkveld nog meer elementen naar voor kwamen ? Collegelid Brigitte Grouwels antwoordt dat het te vroeg is hiervoor omdat het decreet nog niet werd goedgekeurd. Omdat de meeste kinderdagverblijven erg zelfstandig werken en dit een nieuwe werkmethode impliceert, werd nu reeds een gesprek met het werkveld opgestart over de centrale aanmelding om de betrokkenen de tijd te geven aan dit idee te wennen. Vraag van mevrouw Elke Roex aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende de nieuwe bestemming voor de HUB-site in Koekelberg (voorzitter : mevrouw Carla Dejonghe) Vraagsteller Elke Roex wijst er op dat in Koekelberg de voormalige site van de Katholieke Universiteit Brussel leeg staat. De KUB (nu deel van de HUB) is vorig jaar verhuisd naar de Stormstraat. Het gebouw in Koekelberg moet een nieuwe bestemming krijgen. Er is sprake van om er een woonzorgcentrum van de Vlaamse Gemeenschap in onder te brengen. Volgens wat we vernemen uit de pers, zullen de gebouwen en grond deze week worden verkocht aan de vzw Sint-Vincentius en zijn alle erkenningen aangevraagd bij de Vlaamse Gemeenschap. De leegstaande site ligt momenteel in een zone voor voorzieningen van collectief belang, met een restrictie dat het gaat om gebouwen van de universiteit.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
113
De vraag is of er voor de inplanting van het woonzorgcentrum een wijziging van het bijzonder bestemmingsplan nodig is. De gemeente Koekelberg lijkt niet echt van plan om zo’n wijziging toe te staan. Burgemeester Philippe Pivin zei in de commissie ruimtelijke ordening van het Brussels Parlement (7 oktober jongstleden) dat hij geen bejaardengetto wil, maar een gemengde invulling voor de site. Staatssecretaris Kir antwoordde dat hij het voorstel van de gemeente afwacht. Wat is de precieze invulling van het zorgdorp ? Welk overleg vond er plaats met de gemeente Koekelberg ? Welke contacten zijn er al geweest ? Heeft collegelid Grouwels vanuit haar VGC-bevoegdheden haar collega’s in de Brusselse Regering aangesproken over dit dossier ? Zo ja, wat is het resultaat daarvan ? Collegelid Brigitte Grouwels antwoordt dat de vzw Woon-en Zorgcentrum Sint-Vincentius op 15,16 en 17 maart 2010 bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (Vlaamse Gemeenschap) de aanvragen indiende voor de vergunningen van de volgende woonzorgvoorzieningen : een woonzorgcentrum, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf, en een serviceflatgebouw op de HUB-site in Koekelberg. Zo’n aanvraag moet voor initiatieven in het Brussels hoofdstedelijk gewest ondersteund worden door een advies van de Vlaamse Gemeenschapscommissie aan de Vlaamse Gemeenschap. Het VGC-College besloot op 15 juli 2010 (collegebesluit nr. 200920100500) een gunstig advies te verlenen aan de Vlaamse Gemeenschap (dit is tot nu toe de enige formele rol die de VGC speelt in dit verhaal) voor de oprichting van: • Een woonzorgcentrum voor 174 woongelegenheden in Koekelberg • Een centrum voor kortverblijf van 20 woongelegenheden in Koekelberg • Een centrum voor herstelverblijf van 60 verblijfseenheden in Koekelberg • Een serviceflatgebouw van 60 wooneenheden in Koekelberg Dit positief advies was gebaseerd op de volgende overwegingen: • De initiatieven voldeden allen aan de inpassing in de ontwikkeling van de woonzorgzones in het Brussels hoofdstedelijk gewest • De initiatieven voldeden allen aan de geografische spreiding en de afstemming van doelgroepen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De berichtgeving in de pers over de aankoop van de gebouwen en grond van de HUB-site door de vzw Sint Vincentius deze week klopt volgens de inlichtingen waarover collegelid Grouwels beschikt niet. De HUB verleende op 12 maart 2010 wel een aankoopoptie aan de vzw Sint Vincentius en deze optie werd op 2 juli 2010 verlengd tot het einde van 2010. Er is dus wel een optie (voor een deel van de site of voor de gehele site), maar nog geen aankoop. Wat de contacten met de gemeente Koekelberg en het gewestelijk niveau betreft kan collegelid Brigitte Grouwels het volgende melden: • Op 7 juni 2010 werd het project voorgesteld aan de Dienst Stedenbouw van Koekelberg en de initiatiefnemers hadden niet het gevoel dat de reactie op het voorgestelde project negatief was. Er werd daar ook afgesproken dat het betrokken architectenbureau zou samen zitten met de Directeur Stedenbouw van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (Brusselse gewestadministratie) om het project stedenbouwkundig te bekijken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
114
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
• Momenteel worden de volgende contacten onderhouden in dit dossier. o De Hogeschool Universiteit Brussel (HUB) heeft contact opgenomen met de gemeente Koekelberg om te bemiddelen in dit dossier. Burgemeester Pivin heeft echter nog niet gereageerd. o De vzw Sint Vincentius heeft contact opgenomen met mijn collega Staatssecretaris Emir Kir bevoegd voor stedenbouw om tot een oplossing te komen De initiatieven en gesprekken, waarvan collegelid Grouwelsop de hoogte wordt gehouden - zijn lopende en de oplossing ligt waarschijnlijk in het voorzien van een aantal Franstalige initiatieven op de HUB-site in Koekelberg, die in principe groot genoeg is. De houding in dit dossier van collegelid Brigitte Grouwels is duidelijk. Het VGCCollege heeft op haar voorstel een positief advies gegeven voor de uitbouw van een aantal broodnodige Nederlandstalige woonzorgvoorzieningen in Koekelberg en zij blijft uiteraard achter dit positief advies en dit project staan. Het is haar overtuiging dat een oplossing mogelijk is waar iedereen zich in kan vinden en zij zal indien nodig verder contact opnemen met haar betrokken collega’s om mee een oplossing tot stand te brengen. ***
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 2 (2010-2011) – 29 oktober 2010
115
TREFWOORDENREGISTER Actualiteitsdebat Zie Ongeoorloofde usurpatie van gemeenschapsbevoegdheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bevoegdheidsoverschrijding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Beleidsnota Bespreking, blz.46 Stemming, blz.77 Beleidsplan Bespreking, blz.66 Stemming, blz. 77 Berichten van verhindering, blz.46 Bevoegdheidsoverschrijding van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, blz. 88 Dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC, blz. 80 Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek in Muntpunt, blz. 84 Interpellatie Zie Dotatie van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC Jaarverslag 2009 van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek, blz. 86 Motie van aanbeveling Bespreking, blz. 77 Stemming, blz. 78 Ongeoorloofde usurpatie van gemeenschapsbevoegdheden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, blz. 87 Personeelsstatuut Bespreking, blz. 79 Stemming, blz. 79 Vragen Zie Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek in Muntpunt Jaarverslag 2009 van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE