STUK 594 (2015-2016) – Nr.1
VOORLOPIG VERSLAG
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2015-2016
21 OKTOBER 2015
INTERPELLATIE, VRAGEN OM UITLEG, VRAAG Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 21 oktober 2015
INTEGRAAL VERSLAG
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, mevrouw Elke Roex, de heer Arnaud Verstraete, mevrouw Khadija Zamouri Verontschuldigd: mevrouw Brigitte Grouwels
1378
-2INHOUD
1.
Interpellatie (R.v.O., art. 62) -
2.
Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de VIPAfinanciering
Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60) -
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de armoedetoets
-
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de besparingen in de welzijnssector en de gevolgen voor de Brusselse Vlaamse welzijnsinstellingen
3.
Regeling van de werkzaamheden
4.
Vraag om uitleg (R.v.O., art. 60) -
5.
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over het gezondheidsbeleid en het effect van de suikertaks voor de Brusselse Vlamingen
Vraag (R.v.O., art. 59) -
Vraag van mevrouw Liesbet Dhaene aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen betreffende parkeerplaatsen voor huisartsen
-31.
Interpellatie (R.v.O., art. 62)
Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de VIPA-financiering Mevrouw Elke Roex (sp.a): De VIPA-investeringssubsidies voor bouwprojecten in de welzijnssector (kinderopvang, ziekenhuizen en ouderenvoorzieningen), zijn – zoals alom geweten – al een tijdje bevroren door de Vlaamse Regering. Dit heeft gigantische gevolgen voor de welzijnssector, ook in Brussel. Moest de VGC niet met geld over de brug komen, dan stond de uitbreiding van de kinderopvang stil en werden de op til staande projecten van dienstencentra en projecten tot de ontwikkeling van woonzorgzones in de kast opgeborgen. In het Vlaams Parlement gaf Vlaams minister van Welzijn en uw partijgenoot Jo Vandeurzen, in een recente vraag van Steve Vandenberghe, een toekomstvisie op de VIPA-financiering. Het zou de intentie zijn om de financiering vanaf 2016 onder te brengen bij de bestaande klassieke financiering, namelijk de werkingsmiddelen. Meer informatie is hieromtrent, althans bij ons, nog niet bekend. Intussen keurde de Vlaamse Regering op 11 september 2015 het besluit tot regeling van de eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies goed. Hierbij werd een oproep gelanceerd naar voorzieningen die ondersteund werden in het kader van de alternatieve investeringssubsidies en jaarlijks een gebruikstoelage krijgen voor de terugbetaling van een deel van de lening die zij aangegaan zijn voor de bouw of verbouwing van hun centrum. Nu wordt hen de mogelijkheid geboden om vooralsnog het gesubsidieerde deel van hun kapitaal in 1 keer te ontvangen in plaats van in jaarlijkse schijven. Dat is positief voor de voorzieningen, maar brengt ook kosten mee, onder meer voor de verbreking van de lening, én potentieel ook kosten als gevolg van het wegvallen van de overheidswaarborg voor het nietgesubsidieerde deel. Op welke manier zal u organisaties ondersteunen om de toekomstige infrastructuurprojecten niet verloren te laten gaan? Er zijn staan een heleboel projecten op stapel. Hoe gaat u daarmee om? Bevestigt u de mededeling van Vlaams minister Jo Vandeurzen dat het VIPA-financieringssysteem gewijzigd wordt en dat de middelen voor infrastructuur in de toekomst vervat worden in de werkingsmiddelen? Weet u daar misschien al meer over te vertellen? Welke impact zal het nieuwe systeem hebben op het infrastructuurplan? Welke Brusselse voorzieningen zijn aangeschreven bij de oproep betreffende de eenmalige uitbetaling van de alternatieve subsidie? Hoeveel zijn er op ingegaan? Zijn er voorzieningen die door de zware verbrekingskosten financiële verliezen zullen lijden? De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik wil kort aansluiten bij de uitstekende vraag van mijn collega. Het is inderdaad een zeer belangrijk onderwerp voor Brussel, onder meer voor de kinderopvang. De middelen zijn bevroren en we wachten nog steeds op concrete oplossingen om opnieuw te kunnen investeren. Dat is nochtans zeer noodzakelijk. Er is gezegd dat er in Vlaanderen 100 miljoen euro zou gebudgetteerd zijn voor VIPA in 2016. Eigenlijk zal hiervan maar 10 miljoen euro echt beschikbaar zijn om te verdelen over de verschillende Vlaamse provincies en Brussel. De reden hiervan is dat een steeds groeiend deel
-4van die middelen opgaat aan kosten uit het verleden. Is dat zo? Kunt u dat bevestigen? Daardoor zou er maar een heel klein budgetje voorbehouden zijn voor Brussel. Klopt dat? Wat zijn de perspectieven voor de toekomst? Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik deel de bezorgdheid van collega Roex. In het antwoord van Vlaams minister Jo Vandeurzen in het Vlaams Parlement heb ik gelezen dat de VIPA-middelen voor lokale en regionale dienstencentra en dagverzorgingscentra zullen ondergebracht worden in de klassieke financiering. Hij verzekerde evenwel dat de dossiers die ingediend zijn bij VIPA bij voorrang zullen behandeld worden. Dat betekent dus dat ze nog niet in de begroting van 2016 zullen opgenomen worden. Ik heb begrepen dat minister Jo Vandeurzen wacht op een formeel advies van het Instituut voor Nationale Rekeningen over alternatieve financieringsmogelijkheden. Dat zou een systeem zijn dat werkt met forfaitaire subsidies voor infrastructuur in de residentiële ouderenzorg. Wanneer wordt die alternatieve financieringsmogelijkheid goedgekeurd? Wat zal de impact zijn op de nieuwe financieringssystemen voor Brusselse projecten? Welke projecten zitten er momenteel in de pipeline? Wat met de projecten die een overheidswaarborg kregen? Komt de lening die hiervoor werd aangegaan in het gedrang? Kan het Brusselfonds eventueel aangewend worden voor projecten in de Welzijnssector? Collegelid Bianca Debaets: De beleidsvoorbereiding binnen de VGC rond toekomstige infrastructuurprojecten en investeringen is bezig. Ik herhaal dat de eerder uitgesproken engagementen van de VGC aangehouden worden. Binnenkort heeft de VGC een overleg met VIPA waarbij onderzocht zal worden of het systeem van autofinanciering een tijdelijke oplossing kan bieden. Dat zou betekenen dat via dat systeem van autofinanciering, organisaties die een infrastructuurproject plannen zelf het bedrag aan VIPA-middelen voorzien, waarna VIPA op een later moment en onder voorwaarden de middelen regressief toekent. Dat is een mogelijke piste. We zullen onze wensen niet voor waarheid nemen. Ik zal mij hier niet op vastpinnen. Of het mogelijk wordt, hangt onder meer af van VIPA. Wat betreft het vervatten van infrastructuursubsidies in de werkingsmiddelen, wil ik volgende nuance maken: er zal er een systeem worden opgezet waarin de infrastructuursubsidie wordt opgenomen of ondergebracht in een forfaitaire werkingssubsidie. Maar dat is allemaal onder voorbehoud van een formeel advies van het Instituut van Nationale Rekeningen, zoals mevrouw Zamouri aanhaalde. Aan mijnheer Verstraete wil ik zeggen dat dit alleen geldt voor de residentiële woonzorgsector en de ziekenhuizen. Kinderdagverblijven hebben nooit behoord tot de alternatieve financiering van VIPA. Dat systeem zal bijgevolg geen impact hebben op het investeringsplan van de VGC. De oproep voor alternatieve financiering was alleen van toepassing op de instellingen die vallen onder de sectoren ouderenzorg en personen met een beperking, niet op de kinderopvang. Het is misschien wel interessant om te overlopen over welke Brusselse instellingen het hier gaat. Vzw Aksent, Schaarbeek en Evere: voor de verbouwing van het lokaal dienstencentrum in Schaarbeek opteerde de vzw voor de eenmalige uitbetaling van het VIPA subsidiebedrag. De verbrekingsvergoeding voor de lening was voor hen geen probleem. Met de eenmalige uitbetaling koos de vzw voor zekerheid en werd het risico van de jaarlijkse gebruiksvergoeding vermeden. Voor de verbouwing van het lokaal dienstencentrum in Evere opteerde de vzw niet voor de eenmalige uitbetaling van het toegekende subsidiebedrag.
-5Vzw Sint-Jozef (Clivia), ook in Evere: hierover is nog geen informatie beschikbaar. Parkresidentie uit Jette besliste ook om niet in te gaan op de mogelijkheid om de toegekende VIPA-subsidie in 1 keer te laten uitbetalen. De termijn was te kort voor de vzw om met de bank te onderhandelen. Ook hier speelde verbrekingsvergoeding mee. De Welvaartkapoen is wel ingegaan op het aanbod van VIPA. De vzw had nog geen lening afgesloten bij een bank en hoefde dus ook geen verbrekingsvergoeding te betalen. Vzw De Lork koos voor de nieuwbouw in Sint-Gillis niet voor de eenmalige uitbetaling. Vzw Zonnelied uit Sint-Jans-Molenbeek deed het ook niet, omdat het financieringsvoorstel nadelig was voor de vzw. Vzw Koninklijk Instituut Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe koos voor het eerste bouwproject van het internaat voor een gedeeltelijke uitbetaling. Een ander deel wordt nog via de jaarlijkse gebruiksvergoeding uitbetaald. Voor het uitbreidingsproject koos de vzw wel voor de eenmalige storting. Wat betreft de exacte verdeelsleutel en wat dat concreet zou betekenen voor Brussel is er nog geen informatie beschikbaar. De suggestie van mevrouw Zamouri om ook het Brusselfonds te gebruiken voor welzijnsinitiatieven vind ik natuurlijk een uitstekende piste. Ik moedig u allen aan om dat idee bij de betrokken minister te verdedigen. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Ik denk dat we op dit onderwerp nog zullen terugkomen in de toekomst. De informatie die we nu krijgen is nog te beperkt om er dieper op in te gaan. Ik vind wel dat we moeten oppassen dat de gebruikerstoelage niet gebruikt moet worden voor huisvestingskosten, die zomaar bij de werkingsmiddelen komt. Er moet een systeem komen dat ook bij Brussel past en rekening houdt met de hogere kostprijs van vastgoed in een stad. Voor het gebruik van het Brusselsfonds kan ik kort zijn: de pot kan maar 1 keer verdeeld worden. Er is een akkoord gemaakt over de verdeling. Mocht u er in slagen om die pot te doen groeien, dan zou ik het natuurlijk positief vinden om die middelen ook voor welzijnsvoorzieningen te gebruiken. Maar er zijn engagementen en die moeten gerespecteerd worden. Eén euro kan maar 1 keer uitgegeven worden. Hier moet met de nodige voorzichtigheid mee omgegaan worden. Collegelid Bianca Debaets: Ik kan uw bezorgdheid zeker begrijpen omdat de noden voor Welzijn in Brussel groot zijn. Onlangs werd nog aangekaart dat we hier met een historische achterstand zitten. In die zin onderschrijf ik de oproep zeker. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Als ik die vragen stel, stel ik ze niet om dwars te liggen. Ik probeer mee naar oplossingen te zoeken. Ik begrijp ook dat het hele Brusselfonds niet kan gebruikt worden voor welzijnsinstellingen. Maar zitten er binnen het fonds geen middelen die nog gebruikt zouden kunnen worden voor projecten die in de pipeline zitten? Dat is het enige wat ik wil zeggen. Mevrouw Elke Roex (sp.a): Om af te ronden wil ik nog zeggen dat elke euro die naar Welzijn gaat, aanmoedig. Maar ik waarschuw dat we er niet te gemakkelijk mogen overgaan
-6en alles oplossen met het Brusselfonds. Als we een tekort hebben aan onderwijsinstellingen, roepen we met zijn allen om de onderwijsminister te laten investeren. Als er een tekort is aan welzijnsinstellingen is dat ook de verantwoordelijkheid van de Vlaamse minister voor Welzijn om de historische achterstand in Brussel – en ook in Vlaams-Brabant – weg te werken. Daar moet een inhaalbeweging voor gedaan worden. Dat is volgens mij de laatste jaren niet voldoende gebeurd. Er was de laatste jaren niet voldoende voorafname voor Brussel. Er zijn al verschillende cartografieën van de kinderopvang gemaakt, toch vindt men dat de achterstand in Brussel niet groter is dan in andere grootsteden. Ik denk dat het aan het collegelid is om nu op tafel te slaan en te zeggen waar de noden zich bevinden. Ik weet niet of dat rusthuizen zijn. Deze morgen werd de gezondheidsstudie besproken, maar er zijn andere sectoren – zoals kinderopvang – waar de Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid moet opnemen binnen de bevoegdheden. Dat moeten we niet altijd afschuiven op de schouders van de minister bevoegd voor Brussel of op de VGC, en dat gebeurt vandaag al te veel. ***
2.
Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60)
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de armoedetoets De heer Arnaud Verstraete (Groen): Zaterdag 17 oktober 2015 was het Werelddag van Verzet tegen Armoede. Deze dag wordt jaarlijks over de hele wereld gevierd op 17 oktober. Wat weinig mensen weten is dat de oorsprong van deze dag bij ATD Vierde Wereld ligt. De priester Joseph Wresinski, werkende in de sloppenwijken rond Parijs en medeoprichter van ATD Vierde Wereld, had een oproep gedaan om te komen manifesteren op 17 oktober 1987. Meer dan 100.000 mensen verzamelden zich in Parijs om mensen te herdenken die lijden onder armoede, honger, geweld en angst. In 1992 werd deze dag erkend door de Verenigde Naties. Ook in Brussel zijn er op zaterdag 17 oktober allerlei manifestaties die het armoedeprobleem scherp stellen en een oproep doen naar alle overheden om hier werk van te maken. De verschillende Brusselse overheden hebben al sinds enkele legislaturen oor voor deze oproep. Er is een gezamenlijk plan van de GGC, waar de verschillende Brusselse overheden aan meewerken. En onze eigen VGC heeft een nieuw Kinderarmoedebestrijdingsplan aangekondigd, wat deels een uitvoering is van het Vlaamse beleid hieromtrent. In deze vraag om uitleg wil ik focussen op de armoedetoets. Ze werd aangekondigd in het bestuursakkoord en de beleidsnota van het collegelid. De kerngedachte van de armoedetoets is om beleidsmaatregelen te evalueren op hun impact op een bepaalde materie. Ze is dus per definitie proactief, dat wil zeggen, ze evalueert de potentiële impact van allerhande beleidsmaatregelen op armoede en uitsluiting. De armoedetoets is niet iets wat in administratie of kabinetten wordt bedisseld. Het is bij uitstek – dat is toch de bedoeling – een participatief proces met overheidsactoren en betrokkenen (armoedeorganisaties, wetenschappers, …). De bedoeling is dat dit in dialoog gebeurt. Het gaat dus na wat de gevolgen kunnen zijn op armoede, op mensen in armoede of op ongelijkheid die tot armoede kan leiden. Ook de totstandkoming van zo’n armoedetoets gebeurt in samenwerking met het werkveld en de direct betrokkenen.
-7In het kader van deze Werelddag van Verzet tegen Armoede is een armoedetoets zeker niet het enige, maar wel een belangrijk instrument om armoede te voorkomen. Wat is de stand van zaken met het uitwerken van de armoedetoets. Wanneer kunnen we resultaat verwachten? Wie is er betrokken bij de totstandkoming van de armoedetoets? Is er overleg met de andere overheden: Vlaamse, GGC, gewest, Franse gemeenschap, OCMW’s, …? Hoe zal de armoedetoets in de praktijk werken? Wordt die bijvoorbeeld op alle collegebeslissingen toegepast? Misschien kunt u uiteenzetten hoe dat in detail zal gebeuren. Op welke manier zal de werking van de armoedetoets gemonitord en geëvalueerd worden, zodat we na verloop van tijd kunnen zien of dat echt iets bijdraagt? Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Bij de voorstelling van het gezondheidsplan, deze voormiddag in de commissie van de GGC, kwam nog maar eens aan het licht hoe nauw inkomen en goede gezondheid met elkaar zijn verbonden. Het is echt schrijnend: hoe lager het opleidingsniveau, hoe lager het loon en hoe meer men te kampen heeft met allerlei stoornissen. Ik heb ze genoteerd: slaapstoornissen, angstaanvallen, depressie, enzovoort. Het valt ook op dat die mensen het minst aantal doktersbezoeken afleggen. Vooral bij laagopgeleiden is dat het geval. Bij alleenstaande ouders is het helemaal dramatisch. Zeker bij alleenstaande moeders met kinderen. Hun kinderen lopen het grootste risico om in generatiearmoede terecht te komen. Ik vind het zeer belangrijk om dat hier even aan te stippen. Armoedebestrijding vraagt natuurlijk om een structurele aanpak. Dat weet u beter dan ik. Gezien de institutionele context is dat niet eenvoudig. De armoedetoets uitwerken om na te gaan of een beleidsmaatregel de armoede vergoot of verkleint, is geen garantie voor minder armoede. In de bespreking van de beleidsnota van afgelopen mei werd er verklaard dat de armoedetoets vermoedelijk klaar zou zijn in oktober 2015, zodat ze eind dit jaar of begin volgend jaar kan worden toegepast. (Opmerking van collegelid Bianca Debaets) In de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC over het Stedenfonds staat als operationele doelstelling de samenwerking met andere Brusselse overheden, het Nederlandstalig werkveld en vertegenwoordigers van de doelgroep, om die toets uit te werken. Hierbij heb ik een paar vraagjes. Hoe is de samenwerking tussen die verschillende actoren verlopen? Welke beleidsdomeinen werden betrokken bij het uitwerken van die armoedetoets. Wanneer en hoe zal die geïmplementeerd worden? Collegelid Bianca Debaets: In januari 2015 kreeg het Brussels Platform Armoede de opdracht om samen met de VGC een methodisch kader te ontwikkelen voor een armoedetoets op maat van de VGC. In maart keurde het College het plan van aanpak en tijdspad hiervoor goed. In het voorjaar 2015 deden het Brussels Platform Armoede en de administratie verkennend werk, samen met de verenigingen waar armen het woord nemen, met de bedoeling om de armoedetoets voor het einde van 2015 aan het College voor te leggen. Ik denk dat we hier redelijk op schema zitten. Ik heb inderdaad tijdens een plenaire zitting gesproken over oktober-november. Wellicht zal de nota in november op de vergadering van het College worden voorgelegd. Die timing zal gerespecteerd worden.
-8Het Brussels Platform Armoede startte met een verkenning naar de reeds bestaande armoedetoetsen en ging hiervoor in overleg met de Vlaamse Gemeenschap en met het Vlaams Netwerk tegen Armoede, dat reeds een grote expertise inzake armoedetoetsing ontwikkelde. De administratie en het Brussels Platform Armoede namen deel aan een studiedag van het Vlaams Armoedesteunpunt op 14 september 2015. Vorige legislatuur besliste de GGC tot het invoeren van een armoedetoets. Deze bevindt zich momenteel in een verkennende fase en werd opgenomen in het Brussels protocolakkoord voor een gezamenlijk beleid in de strijd tegen armoede en sociale ongelijkheden. De VGC en de GGC delen hun informatie en ervaringen met de Cocof en de OCMW’s via een permanente interkabinettenwerkgroep waar we vorige plenaire vergadering nog naar verwezen hebben. Voor de VGC neemt mijn kabinet de regierol op zich, terwijl alle overheden er vertegenwoordigd zijn. Dat is goed om de armoede vanuit een uniforme invalshoek aan te pakken. De armoedetoets zal worden uitgevoerd als onderdeel van de voorbereiding, bij de evaluatie én de bijsturing van het VGC-beleid. Hierbij wordt de nadruk gelegd op structurele beleidskaders zoals verordeningen en reglementen. Het doel van de armoedetoets is om de kwaliteit van de beleidsvoering verder te versterken en af te stemmen op kwetsbare doelgroepen. Toegankelijkheid van de dienstverlening, versterking van de maatschappelijke participatie en empowerment staan hierbij voorop. De handleiding voor de armoedetoets op maat van de VGC wordt opgevat als een ontwikkelingsgericht instrument dat steeds kan worden bijgestuurd. Ik benadruk het belang van op maat van de VGC. Het is niet de bedoeling om een lege doos te ontwikkelen, wél om een gedragen en gepaste toets op te stellen. Zoals gezegd, zal – als alles verloopt volgens planning – de toets ter goedkeuring worden voorgelegd aan het College in november 2015. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het is dus nog wat te vroeg om het debat te voeren. De armoedetoets is nog niet helemaal rond. De werking ervan kan nog niet worden toegelicht. Het is goed dat u eraan werkt en dat specialisten ermee bezig zijn. Ik stel op prijs dat u zegt dat het geen lege doos mag worden. Het moet wel degelijk zorgen voor een afgestemd beleid en een versterkte aanpak van armoede. U zei dat de focus zal liggen op structurele beleidskaders; moet ik daaruit verstaan dat de toets niet op alles wat het College beslist, wordt toegepast? Collegelid Bianca Debaets: Vooral verordeningen en reglementen zullen bekeken worden. Elke beslissing die het College neemt, kadert natuurlijk in een verordening of een reglement. Daarom moeten die verordeningen of reglementen gescreend worden.
***
-9Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over de besparingen in de welzijnssector en de gevolgen voor de Brusselse Vlaamse welzijnsinstellingen De heer Arnaud Verstraete (Groen): De werkingsmiddelen van de voorzieningen in de Vlaamse welzijnssector worden in 2016 bevroren door de Vlaamse Regering. Onze collega in het Vlaams parlement, Elke Van den Brandt, besluit dit op basis van het programmadecreet van de Vlaamse Regering. Vorig jaar bespaarde minister Jo Vandeurzen al 25 miljoen euro op de middelen van de instellingen voor ouderenzorg, zorg voor personen met een beperking en de jeugdhulp. Voor 2016 komt er nog een bijkomende besparing bovenop. Als de index zou stijgen, volgen de middelen voor Welzijn niet. De Vlaamse Regering organiseert op deze manier een indexsprong voor de welzijnssector. Dat is dus een bevriezing van de budgetten voor ouderenzorg, zorg voor personen en de jeugdhulp. Gezien de stijging van de vraag, komt dit neer op een extra besparing op sectoren waar de noden nu al torenhoog zijn. Uiteraard heeft dit ook gevolgen voor de welzijnsinstellingen die in Brussel aanwezig zijn. Wat zijn de consequenties van deze besparingen voor de welzijnsinstellingen die Brussel als werkterrein hebben? Op welke manier gaat u in deze context bijvoorbeeld de nodige extra inspanningen voorzien voor de kinderopvang? Is hierover overleg geweest met de Vlaamse minister van Welzijn? Zal de VGC de betrokken welzijnsinstellingen bijspringen en ondersteunen? Collegelid Bianca Debaets: Het klopt dat de Vlaamse Gemeenschap inderdaad niet voorziet in een indexering van de werkingsmiddelen. Bij die maatregel moet worden opgemerkt dat de voorspellingen van het Planbureau, waarop de Vlaamse Regering zich heeft gebaseerd, aangeven dat er in 2016 geen overschrijding van de spilindex komt. Geen indexoverschrijding betekent dat er geen indexering nodig is. Hier zit volgens mij een zekere logica in. De VGC heeft de voorbije jaren geen compenserende maatregelen genomen ten aanzien van bevriezingen die door andere overheden werden gedaan, noch in Welzijn, noch in de andere beleidsdomeinen. In de vorige legislatuur waren er bijvoorbeeld besparingen in Cultuur en in andere beleidsdomeinen. Ook daar heeft de VGC geen extra inspanningen geleverd. Dit betekent niet dat de Vlaamse Gemeenschap in 2016 geen extra inspanningen zal doen voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in Brussel. Wie de debatten in het Vlaams Parlement hierover heeft gevolgd, heeft de bevoegde minister horen zeggen dat er sowieso uitbreiding komt van het aanbod in ouderenzorg, de gehandicaptensector en van het budget voor investeringen in zorg- en welzijnsinfrastructuur vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Inzake kinderopvang kreeg de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel een voorafname van 10 tot 15% op de lopende uitbreidingsrondes 2015. Dat is goed voor een totaalbedrag van 770.000 euro. Hierop hebben heel wat initiatieven ingetekend. Dat is de informatie waarover we vandaag beschikken. Meer details kan ik u nog niet geven. Het is onder meer nog afwachten welke kinderdagverblijven in aanmerking komen voor die capaciteitsuitbreiding.
- 10 De heer Arnaud Verstraete (Groen): Het hangt er dus vanaf of er een indexverhoging komt of niet. We hopen dat het niet gebeurt en dan is er geen probleem. Mocht dat wel gebeuren dan zal dat op het moment blijken…
***
3.
Regeling van de werkzaamheden
De voorzitter: Op verzoek van Mevrouw Elke Roex wordt de agenda gewijzigd en zullen we eerst de regeling van de werkzaamheden behandelen. Ik stel voor om een terreinbezoek te brengen aan Nasci – Dienstencentrum voor het kind vzw op woensdag 18 november 2015 om 14.00 uur. Is de vergadering het hiermee eens? (Instemming) Samen met de griffiediensten zal ik de nodige stappen zetten om het bezoek te organiseren. Ik wijs erop dat er 1 medewerker per fractie kan deelnemen aan dit bezoek, op voorwaarde dat het raadslid aanwezig is. ***
4.
Vraag om uitleg (R.v.O., art. 60)
Vraag om uitleg van de heer Arnaud Verstraete aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, over het gezondheidsbeleid en het effect van de suikertaks voor de Brusselse Vlamingen De heer Arnaud Verstraete (Groen): De afgelopen decennia is er een duidelijke wijziging opgetreden in leef- en voedingsstijlen in de Westerse maatschappijen. Eén van deze veranderingen is de ontwikkeling van een onevenwichtig voedingspatroon en een zittende leefstijl. Deze dragen bij tot de toename van overgewicht en obesitas in de afgelopen jaren. Overgewicht en obesitas leiden op hun beurt tot een verhoogd risico voor de ontwikkeling van andere chronische niet overdraagbare aandoeningen zoals diabetes type 2, hartziekten, beroerten, bepaalde vormen van kanker. Naast het stimuleren van lichaamsbeweging moet ook gezonde voeding gepromoot worden. Vele gezondheidsspecialisten pleiten al een poos voor een taks op ongezonde voeding (voeding rijk aan verzadigde vetten, zout en/of suiker) en dit binnen een algemene campagne rond gezonde voeding. De professoren Annemans en Devisch beklemtonen dat de inkomsten van zo’n taks op ongezonde voeding gebruikt moet worden voor subsidies voor groenten en fruit en voor campagnes voor gezonde voeding. Belangrijk is dat deze campagnes gericht zijn naar groepen die dit het hardst nodig hebben. De federale regering heeft in het kader van de taxshift beslist om een taks op frisdrank te heffen. Voorlopig gaat het om 1 eurocent per blikje van 33 centiliter en 3 cent per fles van 1 liter. Volgens Groen slaat deze suikertaks de bal volledig mis, en zal het niet de gewenste
- 11 effecten genereren. Er is duidelijk onvoldoende nagedacht over deze maatregelen. De suikertaks op frisdank van 3 cent per liter zal de gezondheid van de Belgen niet verbeteren, het zal alleen de staatskas vullen, vooral op de kap van de armste gezinnen. Bovendien wordt er geen onderscheid gemaakt tussen sterk gesuikerde en minder gesuikerde dranken. De overheid stuurt hier een totaal verkeerd signaal. Deze analyse wordt gedeeld door verschillende experts ter zake. Ondanks het feit dat deze taks geen gezondheidseffect zal kennen, is het toch belangrijk dat de VGC gezonde voeding promoot en een globale gezondheidscampagne hieromtrent voert. Vlaams minister Jo Vandeurzen heeft al aangegeven dat hij met een deel van de opbrengst van de suikertaks, gezondheidscampagnes wil voeren. Helaas ziet federaal minister Maggie De Block een campagne niet zitten, wat nogmaals wijst op het feit dat het hier niet om een gezondheidstaks gaat, maar wel om extra inkomsten voor de federale staatskas. Is er overleg met de federale minister van volksgezondheid over het beleid ten aanzien van gezonde voeding? Welk standpunt hebt u ingenomen in het overleg over de besteding van de suikertaks. Zal de VGC ook een deel van de opbrengst krijgen? Dat zou interessant zijn. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): U wilt dus toch de opbrengst? U bent er tegen, maar u wilt wel het geld hebben! (Gelach) De heer Arnaud Verstraete (Groen): Als die taks er is, dan moet er een gezondheidsbeleid mee gevoerd worden. Worden er plannen gemaakt voor een sensibiliseringscampagne in het Brussels hoofdstedelijk gewest? Wat zal de rol van de VGC in deze zijn? Ik verwijs ook naar de bezorgdheid geuit in het bestuursakkoord over de toename van diabetes. Een terechte bezorgdheid! Welke gezondheidsdoelstellingen stelt u voorop? En welke concrete acties worden er hier aan gekoppeld? Het bestuursakkoord spreekt over “projecten rond gezonde voeding en beweging voor (jonge) kinderen”. Welke middelen werden hiervoor vrijgemaakt? Met welke actoren werd er samengewerkt? Welke doelgroepen werden hierbij bereikt? Hoeveel mensen werden met deze acties bereikt? Collegelid Bianca Debaets: Ik ben tot op heden nog niet uitgenodigd voor overleg met de federale minister van volksgezondheid om te praten over haar gezondheidsbeleid. Het heffen van een suikertaks is een federale bevoegdheid, zoals u zelf aangeeft. Dat neemt niet weg dat indien de Vlaamse Gemeenschap een specifieke gezondheidscampagne opzet, de VGC hier mee haar schouders zal onderzetten. Dat doen we ook met andere campagnes. Mensen aanzetten tot evenwichtige, gezonde voeding en voldoende beweging is sinds lang een thema waarrond de VGC werkt, meer bepaald via Logo Brussel. Logo Brussel zet in via methodieken als Gezonde School. Met uw goedvinden zal ik een aantal Brusselse projecten die gezonde voeding en beweging centraal stellen, overlopen. Tutti Frutti streeft naar een gezonde lunch en gezonde tussendoortjes op school. De Centra voor Leerlingenbegeleiding begeleiden de scholen inzake een gezonde leer- en leefomgeving.
- 12 Specifiek naar kansengroepen, heeft Logo Brussel het project Slimme zet! ontwikkeld. Op maat en in het tempo van organisaties wordt werk gemaakt van een beleid rond gezonde voeding en of beweging. Onderzoek leert ons dat mensen vaak geneigd zijn om klaargemaakte maaltijden en diepvriesproducten te kopen omdat die dikwijls goedkoop zijn. Maar daarom zijn ze niet gezond. Daar moeten mensen in begeleid worden: moet men leren dat men ook met een beperkt budget, gezond kan eten. Voor de actieve volwassen bevolking werkt Logo Brussel samen met arbeidsgeneeskundige diensten om acties en projecten rond gezonde voeding en beweging in bedrijven uit te rollen. Het is de bedoeling om in 2016 een proefproject op te starten rond een 10.000-stappencompetitie tussen bedrijven. Met het wedstrijdelement hopen we dat bedrijven extra gemotiveerd zullen zijn om hierin mee te stappen. (Opmerkingen van Mevrouw Khadija Zamouri) Die 10.000 stappen en de wedstrijd zijn natuurlijk een instrument om bedrijven rond gezonde voeding en beweging te laten werken. Het project wordt pas volgend jaar geconcretiseerd. Logo Brussel bereidt nu alles voor. Op dit ogenblik kan ik echt nog niet zeggen welke bedrijven hieraan zullen deelnemen. Er wordt hiervoor een oproep gelanceerd. En dan is er nog het reglement voor de subsidiëring van initiatieven in het kader van het gezondheidsbeleid in Nederlandstalige onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen. Het werd in 2015 voor het eerst in uitvoering gebracht. Dit reglement voorziet dat scholen, kinderdagverblijven en IBO’s een subsidie en ondersteuning kunnen krijgen voor het uitbouwen of versterken van hun gezondheidsbeleid door initiatieven te nemen op het vlak van gezonde voeding, beweging, lichaamshygiëne, middelengebruik, veiligheid en eerste hulp, welbevinden, seksualiteit en relaties. Meer dan 70 onderwijsinstellingen en gezinsvoorzieningen dienden in juli 2015 een aanvraag in. In totaal werd er 105.945 euro toegekend. Het precieze aantal bereikte kinderen en hun ouders kan onze administratie nog niet meedelen. De rapportering zal gebeuren in de loop van volgend jaar. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld): Ik heb ervaring met Tutti Frutti op de school van mijn kinderen. Dat is een goed project. De deelnemende scholen krijgen een subsidie om fruit aan te kopen en voor een gezond 10-uurtje. De heer Arnaud Verstraete (Groen): Ik wil graag nog 2 verduidelijkingen. Er is dus nog geen overleg geweest met de federale regering. Zal u hiervoor een initiatief nemen? Of gaat u er vanuit dat dit geen kans maakt en zal u het zo laten? Collegelid Bianca Debaets: Ik sta achter het idee om een deel van de opbrengst van die taks te gebruiken voor een gezondheidsbeleid. Maar ik heb hierover nog geen uitspraken van de bevoegde minister gehoord. Het is nog afwachten. Het initiatief ligt in handen van minister Maggie De Block. ***
- 13 5.
Vraag (R.v.O., art. 59)
Vraag van mevrouw Liesbet Dhaene aan mevrouw Bianca Debaets, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin en Gelijke Kansen, betreffende parkeerplaatsen voor huisartsen Voorzitter de heer Arnaud Verstraete Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Steeds minder Brusselse huisartsen willen op huisbezoek. Dat blijkt uit een reportage van tvbrussel. De huisartsen klagen over het drukke verkeer en over het feit dat het steeds moeilijker wordt om een parkeerplaats te vinden. Als de huisarts dan een parkeerplaats vindt, dan is die meestal betalend, tenzij de huisarts een speciale parkeerkaart heeft die wordt uitgegeven door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze speciale parkeerkaart kost 200 euro, en dat is volgens vele huisartsen te veel. De huisarts in de reportage wijst er terecht op dat het nu al moeilijk is om jonge, Nederlandstalige huisartsen naar Brussel te lokken om hier te komen werken. Volgens hem helpt het dan niet als de huisartsen alsmaar meer worden lastiggevallen met meer taksen. Het is ook niet logisch dat huisartsen 200 euro moeten betalen voor zo’n parkeerkaart als je weet dat een parkeerkaart voor niet-dringende medische hulpverlening, zoals dierenartsen, kinesisten en thuisverpleegkundigen, slechts 75 euro kost. Het is belangrijk dat Nederlandstalige patiënten in Brussel een beroep kunnen doen op een Nederlandstalige huisarts die bij hen op huisbezoek kan komen. Wanneer steeds minder huisartsen op huisbezoek willen gaan, komt deze dienstverlening aan de Nederlandstalige patiënt in gevaar. Welke stappen kan de VGC ondernemen om Nederlandstalige huisartsen te blijven aanmoedigen om op huisbezoek te gaan bij hun patiënten? Bestaat de mogelijkheid dat de VGC de kost van zo’n parkeerkaart op zich neemt voor elke Nederlandstalige huisarts die in Brussel op huisbezoek wenst te gaan? De huisartsen gingen het probleem zeker nog eens aankaarten bij de Brusselse Regering. Weet u of dit gebeurd is en bent u op de hoogte van het standpunt van de Brusselse Regering in deze aangelegenheid? Collegelid Bianca Debaets: In Brussel doen de Nederlandstalige huisartsen vooral nog huisbezoeken bij mensen die minder mobiel zijn, in rusthuizen, bij palliatieve patiënten en oudere mensen die over weinig mantelzorg beschikken. De huisarts stimuleert de patiënt echter zo veel mogelijk om de verplaatsing naar de huisartspraktijk te maken. Het is een tendens die ik niet ongenegen ben. In het kabinet beschikt de huisarts immers over een betere uitrusting om de patiënt te onderzoeken. De VGC heeft in het verleden al heel wat maatregelen getroffen om het comfort en de veiligheid – zonder te stigmatiseren, denk ik niet in het minst aan de vrouwelijke arts die soms ’s avonds laat in minder evidente wijken moet komen – te verbeteren. Hiervoor werd vorige legislatuur beslist om met taxi’s te werken. Wanneer artsen wachtdienst hebben, kunnen ze op huisbezoek gaan met een taxi. De arts moet dan zelf geen parkeerplaats zoeken en voor de
- 14 veiligheid is er steeds iemand bij. Als de huisarts te lang wegblijft, kan de taxichauffeur altijd eens bellen om te vragen hoe het zit. Zoals mevrouw Dhaene zelf aangeeft, wordt de parkeerkaart voor artsen uitgegeven door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het uitgeven van de parkeerkaart, de prijs en de modaliteiten bij het toekennen van deze kaart is gevat in het Gewestelijk Parkeerbeleid onder de verantwoordelijkheid van de minister bevoegd voor openbaar vervoer. De VGC heeft hier geen bevoegdheid over. Wat de blauwe parkeerschijf betreft: ook hier heeft de VGC geen enkele bevoegdheid. In het verleden bestonden er mondelinge afspraken met het parket om huisartsen op een soepele manier te laten omspringen met het parkeerreglement, zolang ze het verkeer niet hinderen. Dat kan niet in een wettelijk kader worden gegoten. De politie respecteerde dat. Mocht dat nu niet meer het geval zijn, dan is het aan de beroepsgroep om dat opnieuw ter sprake te brengen bij de Procureur des Konings, die onlangs vervangen is. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): De taxiregeling is er dus gekomen in het kader van de rijdende wachtdienst. In de reportage van tvbrussel was er vooral sprake van huisbezoeken buiten de wachtdienst. Die kunnen daar dan geen beroep op doen.
______________