VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2015-2016
NR.1
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 1 december 2015
INHOUD Blz. I. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 58,3) Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken ....................................................................................................................... 2
REGISTER
-2-
GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITTER STUDENTENZAKEN
BEVOEGD
VOOR
BEGROTING,
ONDERWIJS,
VORMING
EN
Vraag nr.1 van 25 september 2015 van mevrouw Brigitte Grouwels Onderwijs: Alfabetiseringscursussen aan mensen (vrouwen) met een migratieachtergrond Er is veel te doen rond de vluchtelingencrisis. Een aantal van de vluchtelingen zullen na hun exodus in Europa, Brussel, terugkeren naar hun landen van herkomst. Anderen zullen zich hier permanent vestigen. De integratie en inburgering van deze vluchtelingen moeten op een kwaliteitsvolle manier worden bevorderd. We moeten deze mensen aanmoedigen om zo snel mogelijk een taal van hier te leren, het Nederlands te leren. Dit is noodzakelijk en logisch om te kunnen participeren, maar het is ook belangrijk dat ze kunnen lezen en schrijven. Niet allen zijn gealfabetiseerd in hun moedertaal. En velen zijn niet “gealfabetiseerd” in een van onze talen (Nederlands, Frans, …), met een totaal ander lettersysteem dan hun moedertaal. Er bestaan al een aantal organisaties die in Brussel alfabetiseringscursussen geven. De vzw Brusselleer is aan Nederlandstalige kant de grootste aanbieder van alfabetiseringscursussen in de hoofdstad. Ook zijn er andere vzw’s en vrijwilligers die positief werk leveren en mensen zoveel mogelijk trachten te helpen. Als volksvertegenwoordiger heeft mevrouw Brigitte Grouwels contact met vrouwen met een migratieachtergrond die al enige tijd in Brussel wonen. Nederlands leren is een moeilijk proces voor veel van die vrouwen. Na jaren oefenen krijgen ze de taal nog altijd niet onder de knie. Is het tekort aan kennis enkel te wijten aan de motivatie of moeten we de kwaliteit van de alfabetiseringscursussen in vraag stellen? Houden de cursussen rekening met de al dan niet alfabetisering in de moedertaal? Zitten de leerlingen die totaal analfabeet zijn samen met wel – gealfabetiseerde in hun moedertaal? Het is voor de vraagsteller noodzakelijk dat de aanbieders van alfabetiseringscursussen werk op maat doen. Differentiatie is hierbij noodzakelijk. Totale analfabeten, Nederlandstalige, totale analfabete anderstaligen, dienen wellicht anders aangepakt te worden dan reeds gealfabetiseerden in hun eigen moedertaal. Over hoeveel Nederlandstalige cursussen alfabetisering beschikt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hoe worden de groepen ingedeeld? Is er voldoende differentiatie? Hoe worden de mensen gescreend vooraleer ze in een groep worden geplaatst? Wat zijn de voornaamste oorzaken van laaggeletterdheid/ analfabetisme bij mensen? Hoeveel mensen met een migratieachtergrond volgen die cursussen? Is er een verschil tussen de participatiegraad tussen mannen en vrouwen? Is er een capaciteitsuitbreiding voorzien, rekening houdend met de toevloed aan vluchtelingen?
-3-
Antwoord Aan Nederlandstalige kant is Brusselleer het enige erkende Centrum voor basiseducatie in Brussel. De Vlaamse Gemeenschap subsidieert haar basisaanbod. Met de decretale middelen zijn op dit ogenblik volgende cursussen georganiseerd: 34 groepen Alfa NT2 (alfabetisering voor anderstaligen); 4 groepen NT1 (lezen en schrijven voor Nederlandskundigen). De VGC subsidieert vzw Brusselleer voor specifieke opdrachten die niet binnen het decretale kader vallen, waaronder het Scholenproject. Het Scholenproject wil competenties van laaggeschoolde ouders versterken om de schoolloopbaan van hun kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen. Dit doet Brusselleer door de zelfredzaamheid van de ouder binnen de school te versterken en door hen te begeleiden bij de ontwikkeling van onderwijsondersteunend gedrag. Leerdomein alfa NT2 Binnen het leerdomein Alfa NT2 onderscheiden we verschillende 'sporen'. Elk spoor heeft zijn specifieke accenten: Analfabeten (A); Andersgealfabetiseerden (Ag); Zwakgealfabetiseerden (Zwg); Traaglerenden (Alfa +). Analfabete cursisten zijn nooit of weinig naar school geweest. Ze kunnen niet lezen en schrijven in hun moedertaal. Binnen deze groep vinden we cursisten terug met een zeer lage leerbaarheid. Zij hebben nood aan ondersteunende vaardigheden. Het leerproces verloopt bij hen veel trager dan bij andere cursisten. Daarnaast zijn er cursisten die nooit de kans gehad hebben om naar school te gaan, maar die een normale of soms hoge leerbaarheid hebben. Ten slotte zijn er cursisten die een basis van technische lees- en schrijfvaardigheid onder de knie hebben. Zij beheersen reeds de klankletterkoppeling, kunnen eenvoudige 3- of 4-letterwoorden lezen, maar schrijven vaak zeer moeizaam. Andersgealfabetiseerden kunnen in een ander alfabet (bv. Cyrillisch, Arabisch) lezen en schrijven, of hebben hier enige noties van. Hun leerproces verloopt anders dan bij analfabeten. Zij kunnen doorgaans in een kortere tijd gealfabetiseerd worden in het Nederlands. Andersgealfabetiseerden met een beperktere leervaardigheid sluiten aan bij de analfabete groepen. Zwakgealfabetiseerden kunnen technisch lezen en schrijven. Hun tempo ligt lager dan bij gealfabetiseerden, maar hoger dan bij een gemiddelde Alfacursist. Een aantal van deze cursisten kan na enkele modules doorstromen naar de NT2-cursussen binnen het open modulaire aanbod. Bij de traaglerenden (Alfa +) gaat het om cursisten die omwille van hun lage leertempo uitvallen in het modulaire NT2-aanbod. Vaak kampen zij met leerstoornissen of psychische barrières die het leren afremmen. Zij volgen binnen de opleiding Alfa NT2 een specifiek traject.
-4-
Kandidaten voor de alfagroepen melden zich meestal aan via het Huis van het Nederlands of via BON. Na de intake en een eerste screening door het Huis van het Nederlands worden kandidaat-alfacursisten uitgenodigd voor een niveautest. Een tandem van lesgevers uit het alfateam en medewerkers uit het Huis bepaalt op basis van deze test in welke groep de kandidaat-cursist thuishoort. Daarbij wordt zowel rekening gehouden met mondelinge kennis als voorkennis technisch lezen en schrijven. Tijdens dit testmoment wordt ook gepolst naar de motivatie om Nederlands te leren. Cursisten starten immers met een lang en zwaar traject. De ervaring leert dat wie geen 'link' heeft met het Nederlands (bv. kinderen op een Nederlandstalige school, Nederlandstalige familie, ...) snel afhaakt. Het is belangrijk cursisten daarop te wijzen om een doordachte keuze te kunnen maken. Cursisten volgen binnen Alfa NT2 een traject dat is opgebouwd uit een combinatie van mondelinge modules (luister- en spreekvaardigheid) en lees- en schrijfmodules. De totale opleiding Alfa NT2 richtgraad 1 bestaat uit 960 uur. De te bereiken basiscompetenties zijn per module vastgelegd in een opleidingsprofiel. Binnen de opleiding Alfa NT2 wordt op verschillende niveaus gedifferentieerd. Het uittekenen van verschillende sporen voor verschillende doelgroepen (zie hierboven) is een eerste vorm van differentiatie. De opeenvolging van modules verschilt per spoor. Zwakgealfabetiseerden springen bijvoorbeeld meteen naar een hoger niveau technisch lezen en schrijven dan alfa-cursisten. Binnen een alfa-groep wordt gedifferentieerd naar leertempo. Voor het aanbrengen van technische lees- en schrijfvaardigheid werken lesgevers bv. deels klassikaal, deels in niveaugroepjes. Ook bij de keuze van de contexten waarin de doelen worden geoefend, spelen de noden van de cursisten een belangrijke rol. Zo zal de context 'werk' ruimer aan bod komen in een groep met vooral werkzoekenden dan in een gezelschap van huismoeders.
Aanbod Nederlands NT1 Het aanbod Nederlands (NT1) richt zich tot Nederlandssprekenden met lees- en schrijfproblemen. Met ‘Nederlandssprekenden’ bedoelen we enerzijds mensen van wie het Nederlands de moedertaal is. Anderzijds rekenen we hiertoe al wie een behoorlijk mondeling niveau Nederlands heeft verworven (zij het als tweede, derde of vierde taal). Kandidaat cursisten moeten minimaal het mondelinge niveau van het einde van het NT2-traject basiseducatie behaald hebben om in te stappen. Een mondelinge niveautest geeft uitsluitsel. Overdag lopen er 4 niveaugroepen. Daarnaast bestaat er 1 groep in avondaanbod. Binnen het uitgetekende doelenkader wordt ook hier zo veel mogelijk op maat van de cursisten gewerkt. Er is nauwelijks verschil in participatiegraad tussen vrouwen en mannen met een migratieachtergrond. De verdeling in het schooljaar 2014-2015 is als volgt (cijfers Brusselleer): Mannen
vrouwen 2014-2015
Alfa NT2 Alfa NT1
252 55
247 51
-5-
Brusselleer merkt op dat het overgrote deel van de Alfa- en NT1-cursisten geen of een heel beperkte schoolloopbaan in zijn/haar thuisland achter de rug heeft. Het gebrek aan scholing is dus de hoofdoorzaak voor het geletterdheidsprobleem. Wat betreft de huidige vluchtelingen- en asielproblematiek, bereidt de Vlaamse Regering een capaciteitsuitbreiding voor in het NT2-aanbod. Ze zal daarvoor in eerste instantie bijkomende middelen vrijmaken. De decretale basis wordt momenteel gelegd zodat de CVO en CBE vanaf januari 2016 extra mensen en middelen zullen kunnen inzetten voor het organiseren van extra cursussen NT2 en alfabetisering om de verhoogde instroom van vluchtelingen in een inburgeringstraject op te kunnen vangen.
Vraag nr.2 van 25 september 2015 van mevrouw Brigitte Grouwels Onderwijs: Aantal tienermoeders in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Volgens de laatste cijfers (2013) van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad zijn er dit jaar 350 vrouwen jonger dan 20 jaar bevallen. Dit is ongeveer 2% van het totaal aantal geboortes in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het jaar 2013. Tienermoeder worden brengt een aantal nadelen met zich mee. Wanneer deze tieners geen opvang kunnen vinden zijn ze vaak gedwongen hun studies te stoppen om voor hun kind te zorgen. Gelukkig zijn er een aantal kinderdagverblijven die specifieke opvangplaatsen voorzien voor tienermoeders. Binnen de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel heeft het kinderdagverblijf Nieuwkinderland een specifiek onthaal- en inschrijfbeleid naar tienermoeders. De instroom van tienermoeders is echter zeer beperkt. Vinden zij de weg wel naar deze aangepaste opvang? Een diploma behalen is een troef op de arbeidsmarkt en vermindert de kans om in de armoede te geraken. Het is daarom noodzakelijk dat tienermoeders hun studies kunnen afmaken. Dit kan mits voldoende ondersteuning en begeleiding. Ook in het Nederlandstalig onderwijs moeten tienermoeders voldoende ondersteund en begeleid worden met het oog op het behalen van een diploma. Een kind krijgen op jonge leeftijd is zeker een uitdaging, maar mag geen beperking zijn voor het behalen van een diploma. Hoeveel tienermoeders zitten er in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel? Beschikt de collegevoorzitter over cijfergegevens? Wat is de gemiddelde leeftijd van deze tienermoeders? Hoeveel tienermoeders met een migratieachtergrond zitten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel? Hoe worden tienermoeders in het onderwijs begeleid? Houden directies, leerkrachten en het CLB rekening met de jonge moeders? Worden de moeders naar specifieke opvangplaatsen verwezen? Hoe gebeurt deze verwijzing? Is er een samenwerking tussen scholen en kinderdagverblijven voor wat tienermoeders betreft?
-6-
Antwoord De administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft geen cijfergegevens over het aantal tienermoeders in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Er is geen centrale registratie van het aantal tienermoeders en het onderwijssysteem dat ze volgen. Ook de Vlaamse Gemeenschap vraagt deze gegevens niet op. De CLB’s die Nederlandstalige scholen begeleiden geven aan dat ze slechts sporadisch met tienermoeders worden geconfronteerd. Het CLB Brussel van het GO!, kende bijvoorbeeld vorig schooljaar slechts 3 tienermoeders (gemiddelde leeftijd 18 jaar). Ook in VCLB Pieter Breughel zijn de cijfers gelijkaardig. Het CLB Stedelijk en Gemeentelijk onderwijs ziet regelmatig tienerzwangerschappen, maar binnen een specifieke culturele setting (ROMA – waar ook huwelijken op jongere leeftijd vaak voorkomen). De VGC-administratie beschikt niet over gegevens m.b.t. de gemiddelde leeftijd van de tienermoeders, behalve de indicaties die hierboven staan. Ook over het aantal tienermoeders met een migratieachtergrond in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel heeft de VGC geen gegevens, buiten de reeds beschreven indicaties. Bij de Vlaamse Gemeenschap is er hiervan ook geen registratie. Op het vlak van begeleiding is er gezien het kleine aantal tienermoeders in het Nederlandstalig onderwijs, geen specifieke genormeerde aanpak voor tienermoeders uitgewerkt. Dit is onderdeel van het draaiboek rond tienerzwangerschappen. Elke school en CLB voorziet begeleiding op maat. Het CLB neemt zijn draaischijffunctie op en verwijst, na gesprekken met de leerling, soms door naar andere diensten, zoals het CAW, het OCMW, Kind&Gezin of een kinderdagverblijf. Het CLB volgt het welzijn van de moeder op via de leerlingbegeleiding op school. Meestal leggen scholen een zekere mate van flexibiliteit aan de dag om met deze problematiek om te gaan. Dit gebeurt vanuit de doelstelling om de tienermoeders aan boord te houden en hen met succes het secundair onderwijs te laten beëindigen. Specifiek voor de ROMA geldt evenwel dat deze leerlingen vaak stoppen met school tijdens hun zwangerschap of na de bevalling. Het CLB meldt dat er begeleiding is van Kind&Gezin (of ONE) tijdens de zwangerschap. Wat de sector Gezin betreft, zijn er voor het opvangen van tienermoeders vooral veel informele samenwerkingsverbanden met scholen en andere organisaties. Voorbeelden zijn de samenwerkingen tussen de school Zaveldal en kinderdagverblijf Nieuwkinderland, of tussen de vzw Minor-Ndako en het kinderdagverblijf de Ketjes, waar telkens 2 kindplaatsen gereserveerd worden voor tienermoeders begeleid door Minor-Ndako en Elmer vzw waar in de mate van het mogelijke voorrang wordt gegeven aan tienermoeders die worden doorverwezen door organisaties uit het netwerk. Het Lokaal Loket Kinderopvang is een centraal registratiesysteem voor (Nederlandstalige) kinderopvangvragen. Alle ouders met een opvangvraag kunnen via dit systeem hun opvangvraag registreren. Bij de registratie moeten de ouders hun leeftijd vermelden. Binnen het systeem is er ook de mogelijkheid om een dringend opvangverzoek te doen. Dringende opvangvragen krijgen een aparte behandeling in het systeem. Hierbij gaat specifieke aandacht naar minderjarigen met een opvangvraag.
-7-
Er bestaat wettelijk geen regel die bepaalt dat in het opnamebeleid van kinderdagverblijven voorrang moet gegeven worden aan minderjarigen. Desondanks dringt de vzw Samenwerken aan Kinderopvang Brussel, het samenwerkingsverband dat instaat voor de organisatie van het Lokaal Loket Kinderopvang in Brussel, wel aan op een specifieke aandacht voor kwetsbare groepen, waaronder minderjarigen. Dit registratiesysteem werd in februari 2015 uitgerold voor heel Brussel. Uit deze dataset van registratiegegevens kan na verloop van tijd objectieve stellingen worden gedaan over de context van Brusselse gezinnen met een opvangvraag. Hierdoor zou het opnamebeleid van kinderdagverblijven meer afgestemd kunnen worden op de Brusselse realiteit. Kinderdagverblijven leveren veel inspanningen om tienermoeders te ondersteunen in hun mogelijkheden om verder te studeren. Aan de hand van een dossier bij Kind&Gezin kunnen zij een dagprijs van 0,65 euro bekomen.
Vraag nr.3 van 14 oktober 2015 van de heer Jef Van Damme Onderwijs: Examencommissie en volwassenonderwijs De examencommissie secundair onderwijs, werd in het leven geroepen om die personen die er om één of andere reden niet in geslaagd zijn of die niet de kans gekregen hebben om een diploma te behalen via een klassieke school toch nog de kans te geven om aan een diploma te geraken. Uit het jaarverslag 2014 van de examencommissie blijkt dat 938 jongeren buiten de school hun diploma secundair onderwijs gehaald hebben. Voor mensen van minstens 18 jaar die nog geen secundair diploma hebben, biedt het volwassen onderwijs de mogelijkheid om datzelfde diploma te behalen. Hoeveel Brusselaars waren de voorbije 5 jaar ingeschreven in het Nederlandstalig volwassenonderwijs? Hoeveel Brusselaars schreven zich de voorbije 5 jaar in via de examencommissie? Wat is het slaagpercentage in Brussel voor het volwassenonderwijs en de examencommissie? Wat is de gemiddelde leeftijd van de Brusselse jongeren die zich inschrijven via de examencommissie?
Antwoord Het aantal unieke inschrijvingen per studiegebied van de laatste vijf jaar voor personen met een domicilieadres in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Deze gegevens zijn publiek toegankelijk via het Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs. Referteperiode 01/04/xx - 31/03/xx 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 Algemene vorming 103 126 161 213 234 Auto 9 10 10 8 16 Bibliotheek-, archief- en documentatiekunde 5 13 15 18 Bijzondere educatieve noden 1 2 2 3 2 Bouw 5 4 8 13 7
-8Chemie Decoratieve technieken Grafische technieken Handel Hout Huishoudelijk onderwijs Informatie- en communicatietechnologie Juwelen Koeling en warmte Land- en tuinbouw Lederbewerking Lichaamsverzorging Maritieme opleidingen Mechanica – elektriciteit Mode Muziekinstrumentenbouw Nederlands tweede taal Personenzorg Smeden Talen richtgraad 1 en 2 Talen richtgraad 3 en 4 Textiel Toerisme Voeding
22 87 135 6 55 422 2 2 27 5 7 1 16 27 25 11.621 161 1 6.785 1.059
TOTAAL
254 20.838
30 1 94 145 13 42 404 4
22 1 98 135 12 42 332 6 2 17 5 8
25 5 10 27 48 25 10.895 182 6.526 1.056
33 42 25 10.445 217 1 6.117 1.106
3 276 19.958
4 246 19.110
24
32
116 139 16 46 323 4 1 23 3 11 1 45 46 27 13.880 196 1 6.400 1.138 1 11 251 22.955
81 172 14 32 328 2 3 29 2 11 52 51 24 14.974 201 1 6.657 1.125 2 4 263 24.337
De slaagcijfers van de verschillende modules of opleidingsonderdelen per studiegebied (een opleiding kan meerdere modules of opleidingsonderdelen tellen) van cursisten met een domicilie in het BHG. Deze gegevens zijn publiek toegankelijk via het Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs.
Algemene vorming Auto Bibliotheek-, archief- en documentatiekunde Bijzondere educatieve noden
Referteperiode 01/04/2014-31/03/2015 Niet Niet gekend % Geslaagd % Niet geslaagd % Totaal deelgenomen % 102 7,1 828 57,5 200 13,9 311 21,6 1.441 4 1
Bouw
12,1
22
66,7
4
12,1
3
9,1
33
0,0
29
60,4
16
33,3
3
6,3
48
16,7
1
16,7
4
66,7
0,0
6
0,0
8
50,0
6
37,5
2
12,5
16
82
73,2
13
11,6
4
3,6
112
Chemie
13
11,6
Grafische technieken
14
10,1
94
68,1
25
18,1
5
3,6
138
Handel
48
6,2
434
56,2
105
13,6
185
24,0
772
0,0
26
74,3
3
8,6
6
17,1
35
1
2,0
47
92,2
1
2,0
2
3,9
51
32
5,7
415
73,3
83
14,7
36
6,4
566
0,0
1
25,0
3
75,0
0,0
4
Hout Huishoudelijk onderwijs Informatie- en communicatietechnologie Juwelen
0,0
Koeling en warmte Land- en tuinbouw
11
7,1 0,0
Lederbewerking
7 100,0 141
90,4
0,0
0,0
7
4
2,6
0,0
156
0,0
3
3 100,0
0,0
Lichaamsverzorging
1
3,6
13
46,4
3
10,7
11
39,3
28
Mechanica - elektriciteit
3
1,8
132
80,5
12
7,3
17
10,4
164
Mode
6
9,8
43
70,5
11
18,0
1
1,6
61
-9Muziekinstrumentenbouw Nederlands tweede taal Personenzorg
1
3,2
15
48,4
5593
11,8
25483
54,0
11723
71
5,0
1085
76,4 0,0
0,0
Smeden
0,0
15
48,4
31
24,8
4411
9,3
47.210
134
9,4
131
9,2
1.421
1
50,0
1
50,0
2
Talen richtgraad 1 en 2
2029
11,6
10306
58,9
3479
19,9
1693
9,7
17.507
Talen richtgraad 3 en 4
201
8,4
1687
70,4
421
17,6
86
3,6
2.395
0,0
Textiel
2 100,0
Toerisme
1
7,1
12
85,7
Voeding
72
6,4
1009
90,1
0,0 32
0,0
2
0,0
1
7,1
14
2,9
7
0,6
1.120
Aantal inschrijvingen bij de examencommissie en het aantal uitgereikte diploma’s door de examencommissie, sinds de reorganisatie in 2012. Aangezien een inschrijving onbeperkt in de tijd is en ingeschrevenen het diploma op korte of lange termijn kunnen behalen, kan een verhouding geslaagd/niet-geslaagd niet gegeven worden. periode okt. 2012 – okt. 2015
aantal ingeschreven Brusselaars 404
uitgereikte diploma’s Brusselaars 51
gemiddelde leeftijd 20 jaar, 10 maanden
Vraag nr.4 van 16 oktober 2015 van de heer Dominiek Lootens-Stael Onderwijs: Structureel overleg tussen de collegevoorzitter en de Vlaams-Brusselse leerkrachten Uit gesprekken met de mensen op het terrein kan men vaak het meeste leren. Graag had ik van de collegevoorzitter vernomen of hij op regelmatige basis overleg pleegt met delegaties van de Vlaams-Brusselse leerkrachten? Om de hoeveel tijd gebeurt zoiets? Gebeurt dit enkel met delegaties van vakbonden, of ook met andere leerkrachten? Op welke manier worden de gesprekspartners geselecteerd?
Antwoord Wat betreft overleg tussen het onderwijsveld en het beleid, speelt dit zich af op 5 niveaus. De VGC-administratie Onderwijs en Vorming en de onderwijsnetten organiseren 4 keer per jaar een formeel overleg binnen de ‘werkgroep Onderwijs’, ook het ‘nettenoverleg’ genoemd. In die werkgroep overleggen de VGC-administratie en het beleid met de onderwijsnetten over specifieke onderwijsthema’s die belangrijk zijn voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De onderwijsnetten worden vertegenwoordigd door de koepelorganisaties en experten die zij aanbrengen. Daarnaast zetelt de VGC-administratie Onderwijs en Vorming structureel in formele organisaties waar school- en vormingsteams zich vertegenwoordigd weten. - LOP Brussel basisonderwijs - LOP Brussel secundair onderwijs - Vzw Centrum voor Basiseducatie Brusselleer
- 10 -
- Vzw Huis van het Nederlands (met o.m. vertegenwoordigers van de CVO’s) - Vzw Tracé Brussel (met o.m. de centra Leren en Werken en werkgroepen voor de sectoren ‘vorming/opleiding tot werk’ en ‘leren en werken’) - Vzw Time-Out Brussel (waarin o.m. de CLB’s zetelen) - Vzw Talent en Studie - Vzw BNCTO De VGC heeft ook een rol als schoolbestuur, in dat verband zijn er de volgende platformen waarin de VGC-administratie en VGC-onderwijspersoneel zetelen: - Internettenscholengemeenschap (samenwerkingsverband tussen de VGC en GO! Scholengroep Brussel voor de VGC-onderwijsinstellingen) - Brusselplatform van het OVSG - ABCO, het overleg tussen de VGC als schoolbestuur en vakbonden - LOP Brussel basisonderwijs - LOP Brussel secundair onderwijs - Triptiek, het samenwerkingsorgaan tussen de drie Brusselse CLB’s Contacten met de Brusselse onderwijswereld zijn er ook bij de intervisiemomenten met gesubsidieerde onderwijspartners, de plaatsbezoeken, de organisatie van de studiekeuzebeurs en andere projecten, het Platform Brede School Brussel, enz. Naast de schoolbezoeken, waarbij ik altijd een inhoudelijk gesprek heb met de leerkrachten, de directie en de ouders, nodigt de collegevoorzitter vaak zelf mensen uit de onderwijswereld uit voor een gesprek. Dat zijn directeurs, maar ook leerkrachten, ouders, leerlingen, studenten, zorgbegeleiders, inspecteurs, architecten, lokale politici, coördinatoren, vakbondsvertegenwoordigers en bestuursleden van organisaties die een educatief aanbod of dienstverlening voor de scholen ontwikkelen, enz. Hij streeft er naar om de deur van zijn beleid altijd breed open te zetten naar iedereen met een onderwijs-gerelateerd innovatief idee of probleemstelling.
Vraag nr.5 van 16 oktober 2015 van mevrouw Khadija Zamouri Divers: De recente vluchtelingenstroom uit vooral Syrië en welke rol Brussel en de VGC hierin kunnen spelen De Vlaamse Regering kondigde in september een Interministeriële Conferentie rond de problematiek van de actuele vluchtelingenstroom aan. Bedoeling is na te gaan wat Vlaanderen kan doen in de gegeven omstandigheden. Gegeven het feit dat Brussel traditioneel veel vluchtelingen aantrekt (proportioneel meer dan Vlaanderen), is overleg met de Brusselse overheden belangrijk. Is er zicht wat de huidige vluchtelingenstroom aan instroom voor Brussel betekent? Wordt in de beslissing van de Vlaamse Regering rekening gehouden met Brussel? Is er overleg geweest tussen de Vlaamse Regering en VGC of staat dit overleg gepland? Wat zijn de aandachtpunten of vragen van de VGC in dit dossier? Een groot deel van de vluchtelingen ontvlucht rechtstreeks een open oorlog waarbij vaak de burgerbevolking geviseerd wordt. Die mensen dragen dus ook een psychisch leed mee. Kan
- 11 -
hier ook aandacht aan besteed worden in de opvang waarvoor Vlaamse Gemeenschap en VGC verantwoordelijk zijn?
Antwoord De Vlaamse overheid richtte een Ministerieel Comité op onder voorzitterschap van de minister-president. Dit comité is verantwoordelijk voor de beleidsafstemming en -coördinatie tussen de bevoegde ministers. Het Agentschap voor Inburgering en Integratie werd verantwoordelijk gesteld voor de coördinatie van de monitoring en neemt een ondersteunende taak op ten aanzien van het Ministerieel Comité. Er wordt in dat kader ook samenwerking vooropgesteld met de VGC. De Vlaamse Regering bereikte ook overeenstemming m.b.t. de aanpak van de asielcrisis. De afstemming over Brussel zou via de VGC gebeuren. Er is ter zake overleg geweest tussen het kabinet van Vlaams minister Sven Gatz en het kabinet van collegevoorzitter Guy Vanhengel. Het kabinet van Vlaams minister Sven Gatz zorgt voor de opvolging, ook voor wat Brussel aangaat, op het Vlaams niveau. Aandachtspunten van de VGC bij de besprekingen zijn: - Brusseltoets op alle beleidsmaatregelen binnen dit kader; - proportionele inzet van de Vlaamse middelen op basis van de reële instroom in het Brussels Nederlandstalig werkveld (o.a. aanbod gezinsondersteuning, welzijn, inburgering, onderwijs, NT2, …); - versterken van het bestaande OKAN-onderwijs (onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers): impulsen om leerlingen te registreren, impulsen voor doorstroming naar werk vanuit OKAN… ) (Vlaamse Gemeenschap); - voor basis- en secundair onderwijs kan extra worden ingezet op de ondersteuning van de CLB's (centra voor leerlingenbegeleiding) rond begeleiding van vluchtelingen in het onderwijs. Voor wat de huidige vluchtelingenstroom aan instroom voor Brussel betekent, betreft de prognose voor heel 2015 voor heel België ongeveer 39.000 asielaanvragen. Ter vergelijking: in 2014 werden finaal 17.213 asielaanvragen behandeld. Er is een sterke toename sinds mei 2015. In het algemeen wordt verwacht dat 80% van de aanvragen zal leiden tot erkenning. Het Vlaams Agentschap Integratie en Inburgering heeft vanuit de Vlaamse overheid een coördinerende opdracht rond monitoring van de situatie in haar werkingsgebied (inclusief het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad) gekregen. Met het oog op een goede en systematische monitoring, werkt de Vlaamse overheid en het Agentschap voor Inburgering en Integratie samen met het federale niveau. Met Fedasil zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van de cijfers. Met het Commissariaat – Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CVGS) zijn er contacten gelegd en hoopt men snel tot concrete afspraken te komen. Het Agentschap Inburgering en Integratie ontwikkelt op korte termijn een monitoringtool. Dit wil zeggen: de cijfers van Fedasil, CGVS, alsook uit de Kruispuntbank Inburgering (Vlaamse overheid) verzamelen en op een toegankelijke manier ontsluiten in functie van de behoeften van de diverse beleidsdomeinen.
- 12 -
Tot slot kan ik meedelen dat de VGC reeds aandacht besteedt aan de geestelijke gezondheid van personen van vreemde herkomst, o.a. via subsidiëring aan het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Brussel (Steunpunt Cultuursensitieve Zorg) en aan de vzw Solentra.
Vraag nr.6 van 19 oktober 2015 van de heer Bruno De Lille Onderwijs: Taalbeleid van de Brusselse Nederlandstalige scholen De mate waarin ouders betrokken zijn bij de schoolloopbaan van hun kinderen heeft een invloed op het welbevinden en de prestaties van de kinderen. De betrokkenheid van de ouders wordt dan weer gestimuleerd of juist afgeremd door een aantal beleidskeuzes van de school. Vooral de taal, gebruikt in schriftelijke communicatie of bij infomomenten, speelt hierbij een rol. Mogen Nederlandstalige scholen in Brussel Frans gebruiken als aanvulling op het Nederlands om te communiceren met ouders die het Nederlands niet machtig zijn? Mogen Nederlandstalige scholen in Brussel andere talen gebruiken als aanvulling op het Nederlands om te communiceren met ouders die het Nederlands niet machtig zijn? Wat is het beleid van het gemeenschapsonderwijs inzake gebruik van Frans of andere talen in schriftelijke en in mondelinge communicatie, op het niveau van het lager onderwijs? Wat is het beleid van het gemeenschapsonderwijs inzake gebruik van Frans of andere talen in schriftelijke en in mondelinge communicatie, op het niveau van het middelbaar onderwijs? Wat is het beleid van het vrij onderwijs inzake gebruik van Frans of andere talen in schriftelijke en in mondelinge communicatie, op het niveau van het lager onderwijs? Wat is het beleid van het vrij onderwijs inzake gebruik van Frans of andere talen in schriftelijke en in mondelinge communicatie, op het niveau van het middelbaar onderwijs?
Antwoord Alle erkende kleuter-, lagere en secundaire scholen vallen onder de Onderwijstaalwet van 1963 en de Bestuurstaalwet. De Onderwijstaalwet bepaalt in welke talen de lessen worden gegeven, de Bestuurstaalwet regelt ook het taalgebruik van de scholen voor de administratieve aangelegenheden (bv. communicatie met de ouders). Iedere communicatie tussen de school/leerkrachten en de ouders in de schoolcontext, alle activiteiten die in schoolverband plaatsvinden, naast het lesgeven, bv. het rapport, briefwisseling met ouders, affiches die ophangen, taalgebruik bij het oudercontact of op het schoolsecretariaat, enz., volgen de regeling van de Bestuurstaalwet. Die zegt dat de communicatie enkel in het Nederlands mag gebeuren. Uitzonderlijk kan de school wel gebruik maken van een vreemde taal bij de communicatie met anderstalige ouders van een leerling. In de praktijk is het toegestaan dat een school in uitzonderlijke gevallen vreemde talen gebruikt. Daarvoor moet de communicatie aan enkele voorwaarden voldoen, zoals:
- 13 -
- De school is duidelijk een Nederlandstalige school en gebruikt andere talen niet systematisch, alleen in uitzonderlijke gevallen of als overgangsmaatregel. - Er is een gegronde reden waarom een school de vreemde taal gebruikt. - De boodschap wordt zowel in de vreemde taal als in het Nederlands gecommuniceerd. Het moet duidelijk zijn dat het om een vertaling gaat van de Nederlandse boodschap en mag niet méér of andere informatie bevatten dan de Nederlandse. - De vertaalde communicatie is gericht naar het anderstalige publiek en niet naar de Nederlandstaligen. Scholen kunnen beroep doen op organisaties in hun communicatie met anderstalige ouders. Het Onderwijscentrum Brussel bijvoorbeeld heeft binnen haar ondersteuning van scholen aandacht voor ouderbetrokkenheid en talenbeleid. Het Huis van het Nederlands Brussel ondersteunt scholen om hun communicatie concreet en toegankelijk te maken. Scholen en CLB’s kunnen beroep doen op het Sociaal Vertaalbureau van Brussel Onthaal vzw om te tolken ter plaatse, om via te telefoon te tolken of om teksten te vertalen. Het GO! geeft mee dat voor het basisonderwijs het volgende geldt (gelicht uit de visietekst talenbeleid): Contact met de ouders: de boodschap primeert op taal. Dit geldt zowel voor de mondelinge als de schriftelijke boodschappen (er moet dan steeds vermeld worden dat dit een vertaling is van een Nederlandstalige versie – schriftelijke vertaling in beknopte vorm is wettelijk). In het secundair onderwijs van scholengroep Brussel wordt van de ouders een passieve kennis van het Nederlands verwacht zodat er tijdens oudercontacten Nederlands kan gesproken worden. Ouders mogen in het Frans of Engels antwoorden. Als het om een vreemde taal gaat die leerkrachten/directeur niet begrijpen, dan brengen ze een tolk mee. Leerkrachten/directies die goed twee- of meertalig zijn, kunnen uiteraard ook meteen de taal van de ouders spreken. Elke school is hier vrij in. Schriftelijke communicatie gebeurt in het Nederlands. Het vrij gesubsidieerd onderwijs geeft mee dat er geen eenvormig beleid is in de scholen van het vrij onderwijs. Elke school (zowel basis- als secundair onderwijs) is, samen met het schoolbestuur, verantwoordelijk voor haar taalbeleid. Daarin leggen zij niet alleen vast hoe zij met ouders communiceren (waarbij standaard het Nederlands wordt gebruikt) maar ook hoe zij met de meertaligheid van de leerlingen omgaan binnen de school en de lessen. Vanuit Katholiek Onderwijs Vlaanderen krijgen de scholen advies, zij raden de schoolbesturen en scholen aan om werk te maken van een goed onthaalbeleid voor elke leerling en om met anderstalige leerlingen en hun ouders steeds zo goed als mogelijk in gesprek te gaan. Dit neemt niet weg dat de schriftelijke communicatie (zoals rapporten, briefwisseling e.d.) steeds in het Nederlands gebeurt. Het gesubsidieerd stedelijk en gemeentelijk net geeft mee dat elke school meestal zijn eigen taalbeleid heeft, maar de inrichtende machten met meerdere scholen zorgen voor een gemeenschappelijke noemer. Een vaak gehanteerde praktijk is dat de brieven gericht aan de ouders in het Nederlands worden verstuurd en dat voor cruciale thema's een Franstalige vertaling wordt bijgevoegd. Communicatie via het heen-en-weerschriftje, de agenda en het rapport gebeurt (bijna) uitsluitend in het Nederlands. De ouders worden tijdens formele en informele overlegmomenten in het Nederlands aangesproken. Indien ze het Nederlands niet machtig zijn, kan er worden overgeschakeld naar het Frans. Van de personeelsleden wordt op geen enkel ogenblik verwacht dat ze verplicht overschakelen naar het Frans, maar verschillende schoolbesturen laten hen wel de vrijheid dit op eigen initiatief te doen. Ouders hebben steeds mogelijkheid om een tolk in te schakelen.
- 14 -
Vraag nr.7 van 20 oktober 2015 van de heer Dominiek Lootens-Stael Onderwijs: Maatregelen om de verkoop van suikerhoudende en light frisdranken in de scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel terug te dringen Op aangeven van federaal Open VLD-minister De Block wordt een zogenaamde suikertaks ingevoerd: een extra heffing op suikerhoudende (en zelfs niet-suikerhoudende) frisdranken. Los van het feit dat deze heffing veel meer een extra bron van inkomsten is dan een gezondheidstaks, is het inderdaad zo dat de consumptie van suikerhoudende frisdranken nefast is voor de gezondheid van volwassenen en kinderen. Wetenschappers van de Amerikaanse Tufts Universiteit beweren zelfs dat wereldwijd jaarlijks zo'n 184.000 volwassenen overlijden door de consumptie van die drankjes. Ze schatten dat diabetes zo'n 133.000 doden maakt, hart- en vaatziekten 45.000 en kanker 6.450. In België zou het gaan om een 400-tal gevallen per jaar. Maar ook de suikervrije light drankjes zijn niet geheel onschuldig. De gebruikte zoetstoffen zijn verantwoordelijk voor migraine, en mensen die iedere dag light frisdranken nuttigen hebben 43% meer kans op hart- en vaatziekten – zo blijkt uit opnieuw een Amerikaanse studie. Maar ze zouden ook kankers veroorzaken. Als de zoetstof aspartaam in je lichaam kom, valt het uiteen in verschillende stoffen. Eén van deze stoffen is het giftige methanol. En om nog een laatste Amerikaanse studie aan te halen: een wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit in Texas heeft aangetoond dat het drinken van meer dan 2 blikjes, flesjes of glazen light frisdrank 57,1% meer risico geeft op obesitas. Reden genoeg dus om de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen bij het promoten van frisdranken. Nochtans, zo blijkt uit een antwoord dat de collegevoorzitter gaf op mijn schriftelijke vraag, biedt ongeveer 1/3 van de secundaire scholen van ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel maar liefst 4 tot 5 maal per week gesuikerde en light frisdranken aan, aan de leerlingen. Een meerderheid van de scholen doet het dus niet (71%), maar een belangrijke minderheid dus nog steeds. Het ligt uiteraard moeilijk voor een secundaire school om leerlingen te gaan verbieden zelf deze drankjes in de rugzak mee naar school te nemen. Maar zelf deze dranken gaan aanbieden, daar kan misschien wel wat aan gedaan worden. Het aanbieden van gratis water, wat nu reeds in alle scholen gebeurt, is daarbij een prima initiatief, maar misschien is er meer mogelijk. Zo zou er bijvoorbeeld een verbod kunnen komen op het plaatsen van frisdrankautomaten in onze scholen; of zou er een algemene richtlijn dan wel aanbeveling kunnen komen om de verkoop – al dan niet via een automaat – in onze scholen stop te zetten. Zijn de cijfers die de collegevoorzitter me heeft bezorgd – en die dateren van 2012 – bij zijn weten intussen geëvolueerd? Werden er reeds maatregelen in deze zin genomen? Wordt er in de scholen aan bewustmaking gedaan – niet enkel naar leerlingen, maar ook naar directies toe? Heeft hij enig zicht op de financiële opbrengst van de frisdrankautomaten voor de scholen?
- 15 -
Kan er voor scholen die frisdranken totaal bannen een soort van beloning voorzien worden, gezien de inkomsten die ze eventueel mislopen?
Antwoord In het antwoord op de vorige schriftelijke vraag over dit thema (SV 20142015013 over de aanwezigheid van frisdrankautomaten in de Nederlandstalige scholen in Brussel) kon de collegevoorzitter de beschikbare gegevens uit 2012 meegeven over de Brusselse scholen, te vinden via http://www.vigez.be/themas/algemene-gezondheidsbevordering/cijfers. Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) doet elke 3 jaar een bevraging naar de gezondheid van leerlingen. In oktober 2015 startten zij met een nieuwe bevraging waarvan we de resultaten zullen kennen in het najaar van 2016. Op 15 oktober 2015 bracht de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) een advies uit over mogelijke beleidsmaatregelen ten aanzien van het aanbod van gesuikerde dranken op secundaire scholen. De passages hieronder zijn te vinden in het advies: http://www.vlor.be/sites/www.vlor.be/files/rso-rso-adv-1516-001.pdf “(…) De Vlor blijft benadrukken dat een drankenbeleid enkel succesvol kan zijn indien het past in het ruimere gezondheidsbeleid van de school. (…) De Vlor pleit voor een positieve en stimulerende aanpak van gezonde alternatieven en niet voor een onmiddellijk verbod. Deze aanpak moet er toe leiden dat de consumptie van gesuikerde dranken op secundaire scholen uitdooft.” “(…) Scholen kunnen een gezondheidsbeleid uittekenen vanuit hun beleidsvoerend vermogen en op basis van hun pedagogisch project. Het aanbod en gebruik van gesuikerde dranken past in dit beleid. Het is niet aan de overheid om op te leggen welk aanbod de scholen precies mogen voorzien en op welke manier ze dat aanbod organiseren. Als verwacht wordt dat scholen hun verantwoordelijkheid opnemen, moeten die scholen eigenaar kunnen blijven van hun keuzeproces. Een drankenbeleid kan alleen succesvol zijn als het past in een totaalbenadering van gezondheidsbevordering in de school.” Zoals reeds eerder meegegeven, levert de VGC eveneens een bijdrage aan het gezondheidsbeleid op scholen door de ondersteuning van het Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo Brussel) van de algemene directie Welzijn, Gezondheid en Gezin, dat samen met de partners en de scholen werkt aan het ontwikkelen en uitvoeren van een gezondheidsbeleid. De grootteorde van inkomsten die lokale scholen genereren uit de verkoop van frisdranken, is de VGC niet bekend. Het voorzien van een schoolgebonden compensatie voor die huidige bron van inkomsten, zou niet in verhouding staan tot de administratieve kost en zou tot het perverse effect kunnen leiden dat scholen die reeds de moeite deden om frisdrankautomaten te bannen, niet in aanmerking zouden komen.
- 16 -
REGISTER Nr.
Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz.
GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR BEGROTING, ONDERWIJS, VORMING EN STUDENTENZAKEN
1.
25.09.2015
Brigitte Grouwels
Alfabetiseringscursussen aan mensen (vrouwen) met een migratieachtergrond
2
2.
25.09.2015
Brigitte Grouwels
Aantal tienermoeders in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel
5
3.
14.10.2015
Jef Van Damme
Examencommissie en volwassenonderwijs
7
4.
16.10.2015
Dominiek Lootens-Stael
Structureel overleg tussen de collegevoorzitter en de VlaamsBrusselse leerkrachten
9
5.
16.10.2015
Khadija Zamouri
De recente vluchtelingenstroom uit vooral Syrië en welke rol Brussel en de VGC hierin kunnen spelen
10
6.
19.10.2015
Bruno De Lille
Taalbeleid van de Brusselse Nederlandstalige scholen
12
7.
20.10.2015
Dominiek Lootens-Stael
Maatregelen om de verkoop van suikerhoudende en light frisdranken in de scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel terug te dringen
14