VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2012-2013
NR.2
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN 1 april 2013 INHOUD
Blz. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn (R.v.O., art. 58,3) Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting ............................................................................................................................ 2 Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium ........................................................................................................... 33 Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken .............................................................................................................. 39
REGISTER
2
GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING
Vraag nr.6 van 20 november 2012 van de heer Dominiek Lootens-Stael Onderwijs: Achterstallige facturen in het Nederlandstalig onderwijs Al 600 Vlaamse scholen zijn klant bij een incassobureau om openstaande schoolfacturen op te vorderen, zo blijkt. Dat is een op zes scholen in Vlaanderen. Het Netwerk tegen Armoede vreest dat de problemen enkel nog zullen toenemen, omdat de armoede groeit. Hoeveel Brusselse scholen doen beroep op incassobureaus om openstaande facturen te innen? Over gemiddeld welk bedrag per openstaande factuur gaat het? Voor hoeveel euro hebben de scholen nog facturen open staan? Is er de jongste jaren een evolutie ten goede of ten kwade merkbaar in deze? Antwoord Het is de Vlaamse Gemeenschap die globale cijfers kan meegeven over achterstallige facturen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. De opvolging van het financiële beheer van scholen is immers haar bevoegdheid. De VGC kan wel aangeven hoe achterstallige facturen in de scholen, waarin het inrichtende macht is, worden aangepakt. Er worden verschillende acties ondernomen om de schulden betaald te krijgen: - meermaals versturen van aanmaningen; - de maatschappelijk assistent neemt contact op met de ouders via brief of telefoon om na te gaan wat de oorzaak is van het niet betalen. Aan de hand hiervan wordt een afbetalingsplan opgesteld. - krijgt de maatschappelijk assistent geen gehoor bij de ouders, dan worden er maatregelen getroffen die de ouders van de ernst van de situatie moeten overtuigen. In een aantal specifieke gevallen kan de vriendenvereniging van de school financieel bijspringen.
Vraag nr.7 van 12 december 2012 van mevrouw Greet Van Linter Financiën: Begrotingswijziging 2 en B voor het dienstjaar 2012 Blz. 6 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 40000/435-011: subsidies aan Agion: 41.000 euro. Waarom en vanaf wanneer moet de VGC een personeelslid betalen voor de capaciteitsuitbreiding en de infrastructuurdossier van het onderwijs? Blz. 6 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 40002/332-02: vermeerdering van diverse subsidies met 101.000 euro. Wat is de reden hiervan? Blz. 8 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 430/111-01. Wat is de reden van de vermindering van de personeelskosten onderwijscentrum Brussel.
3
Blz. 14 van de artikelsgewijze toelichting: Elishout secundair onderwijs: artikel 494/12-02 andere technische kosten. Wat houden deze verminderingen van 87.276 euro juist in? Blz. 15 van de artikelsgewijze toelichting: Elishout internaat: de 4 eerste artikelen. Wat houdt deze personeelsvermindering met 68.000 euro in? Blz. 16 van de artikelsgewijze toelichting: Kasterlinden: artikel 497/113-12 en artikel 497/113-32. Tweemaal een vermindering patronale bijdrage, terwijl de bezoldigingen in deze wijziging niet dalen. Hoe is dat te verklaren? Blz. 21 van de artikelsgewijze toelichting: verlaging met 393.000 euro voor de gemeenschapscentra (-279.000 euro personeel en -162.000 euro technische kosten). Wat houden deze verlagingen concreet in? Blz. 23 van de artikelsgewijze toelichting: Speelplein: artikel 555/124-02 technische kosten: verhoging 70.178 euro. Wat is dit juist? Blz. 36 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 330/742-53: buitengewone uitgaven: aankoop van laptops en extra opslagcapaciteit voor 90.000 euro. Hoeveel laptops werden er aangekocht en voor wie zijn ze bestemd? Blz. 39 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 550/724-54: buitengewone uitgaven voor onderhoud Neerhofhoeve. Waarom wordt een deel ervan doorgeschoven naar 2013? Blz. 40 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 820/723-53: buitengewone uitgaven voor renovatie Brede School Nieuwland. Bijna het hele bedrag (1,5 miljoen euro) wordt doorgeschoven naar 2013. Waarom werd een project dat pas 7 maanden werd gepland, zo snel doorgeschoven naar 2013? Blz. 40 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 830/522-52: buitengewone uitgaven voor onderwijsprojecten. 3,8 miljoen euro wordt doorgeschoven naar 2013 (70% verhuist naar 2013). Over welke projecten gaat het? Blz. 43 van de artikelsgewijze toelichting: artikel 85000/580-52: terugvordering van investeringssubsidies van vzw Groot Eiland t.b.v. 103.000 euro. Over wat gaat het hier juist? Antwoord
Artikel 40000/435-011: Subsidies aan Agion (Onderwijs en Vorming): + 41.000 euro
In 2002 werd tussen de VGC en AGIOn een overeenkomst afgesloten waarbij AGIOn middelen van de VGC ontving om de wachtlijst van infrastructuurdossiers van Brusselse Nederlandstalige scholen sneller af te bouwen. Ook met de dienst infrastructuur van het gemeenschapsonderwijs (GO!) werd een gelijkaardige overeenkomst afgesloten. Bij elke overeenkomst werd op verzoek van AGIOn ook een loonsubsidie voorzien (deze loonsubsidie werd telkens gecompenseerd via een evenredige vermindering van de investeringssubsidie). GO! gaf aan geen nood te hebben aan een extra personeelslid. Er werden tot op heden 3 overeenkomsten met beide infrastructuurdiensten afgesloten. 1) 2002 – 2004 2) 2005 – 2010 3) 2012 – 2014 (waarbij jaarlijks de scholen-prioriteitenlijst wordt bepaald)
4
Artikel 40002/332-02: Diverse subsidies (Onderwijs en Vorming): + 101.666 euro
De middelen zijn bestemd voor de realisatie van een bijkomende opdracht door de vzw Bri(k voor de promotie van het leerkrachtenberoep.
Artikel 430/111-01: Bezoldiging van het personeel – OCB: - 121.000 euro
Bij de opmaak van de personeelsbegroting wordt uitgegaan van een maximale invulling van de goedgekeurde personeelsformatie. Binnen het Onderwijscentrum Brussel waren bij de start van het begrotingsjaar 2012 niet alle vte’s ingevuld. In oktober 2012 werden (via selectieprocedures) de laatste vacatures ingevuld. Naast het nog niet volledig invullen van de personeelsformatie kan elk personeelslid binnen het OCB, conform het statuut, een beroep doen op andere arbeidsregimes (4/5 tewerkstelling, loopbaanonderbreking, …). Op basis van deze reële invulling van de personeelsformatie, kan het krediet op dit artikel verminderd worden.
Artikel 494/124-02: Andere technische kosten (Elishout, secundair onderwijs): - 87.276 euro
Door de daling van het aantal leerlingen in Elishout, secundair onderwijs, dalen ook de uitgaven voor de aankoop van grondstoffen, didactisch materiaal, en dergelijke. Ook de niet onmiddellijke invulling van het directeursambt (bij de start van het nieuwe schooljaar) heeft geleid tot een daling van de uitgaven tijdens het laatste kwartaal van dit jaar.
Personeelsartikelen Elishout, internaat: - 68.000 euro
De opmaak van de begroting is gebaseerd op de volledige invulling van de vooropgestelde personeelsformatie. Na controle van de reële invulling blijkt dat er middelen beschikbaar zijn die elders kunnen worden ingezet.
Artikel 497/113-12: Patronale Bijdrage RSZPPO onderwijzend personeel en 497/113-32 Patronale Bijdrage voor pensioenen onderwijzend personeel (Kasterlinden): - 58.000 euro
In overleg met de RSZPPO zijn er geen patronale bijdragen meer verschuldigd op de weddebijslag van 15% voor bepaalde personeelsleden van het buitengewoon onderwijs met volledig leerplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, in het kader van de subsidiëring van opvoeders.
Personeelsartikelen en technische kosten Gemeenschapscentra: - 393.000 euro
De opmaak van de begroting is gebaseerd op de volledige invulling van de vooropgestelde personeelsformatie. Na controle van de reële invulling kunnen de nog beschikbare middelen elders worden ingezet o.m. voor meeruitgaven binnen het domein Patrimonium – Cultuur, Jeugd en Sport. Een bijkomende reden voor de vermindering van het krediet op het artikel is dat de registratiesoftware voor de gemeenschapscentra pas in 2013 besteld zal worden. Het gaat hier over een krediet van 150.000 euro, dat opnieuw werd voorzien in de initiële begroting 2013. Tot slot werd er 12.000 euro ingeschreven op het artikel subsidies voor cultuurspreidingstrajecten van de gemeenschapscentra.
5
Artikel 555/124-02: Technische kosten voor organisatie van speelpleinen: + 70.178 euro
Het krediet op dit artikel werd verhoogd met 70.178 euro voor de aankoop van materiaal, het inhuren van animaties voor kinderen en voor de vorming van de animatoren in het kader van de verdere kwalitatieve uitbouw van de speelpleinwerking.
Artikel 330/742-53: Aankoop van informaticamaterieel: + 90.000 euro
De middelen op dit artikel werden verhoogd met 90.000 euro om de aankoop van laptops (telewerken) en een storageapparaat (extra opslagcapaciteit) mogelijk te maken. De prijs van het storageapparaat bedraagt 47.714,62 euro. Omdat het proefproject Telewerken (het project werd gedurende 6 maanden uitgeprobeerd door personeelsleden van de diensten Leidend Ambtenaar en de algemene directie Onderwijs en Vorming) verlengd werd tot 31 maart 2013 om een schriftelijke bevraging van de deelnemers mogelijk te maken, werd de aankoop van 30 laptops voor personeelsleden die in het project Telewerken zouden willen stappen, uitgesteld. Als het project Telewerken uitgebreid wordt naar alle personeelsleden die hiervoor in aanmerking komen, is alsnog een aankoop van bijkomende laptops noodzakelijk.
Artikel 550/724-54: Buitengewoon onderhoud Neerhofhoeve: - 50.000 euro
Voor de Neerhofhoeve loopt een meerjarenprogramma voor de vernieuwing van de technische installaties en andere instandhoudingswerken aan de beschermde gebouwen. In 2012 waren de belangrijkste dossiers: buitenschilderwerken (volledige gebouw) en de vernieuwing van de verwarmingsketel. In gevolge de praktische haalbaarheid en het verloop van de studies, ontstond er een saldo. Dat saldo wordt in 2013 ingezet voor de verdere vernieuwing van de technische installaties van de hoeve, voornamelijk de elektrische installatie en de waterhuishouding van het pand.
Artikel 820/723-53: Aanpassingswerken aan gebouwen (Patrimonium): - 1.600.000 euro
Oorspronkelijk was het de bedoeling een belangrijk pakket werken tegen eind 2012 aan te besteden. Daartoe werd in de zomer van 2012 een studiebureau aangesteld. Op basis van een technische studie, onder meer in verband met de complexe verwevenheid van de verschillende onderdelen van het gebouwencomplex, bleek dat een aanbesteding in 2012 niet haalbaar was. De gunning van de noodzakelijke werken wordt doorgeschoven naar 2013.
Artikel 830/522-52: Investeringssubsidies voor onderwijsprojecten: - 3.782.628 euro
De volgende projecten worden doorgeschoven naar 2013: - Plassen met Klasse (stedenfondsproject): een aantal dossiers kan pas in 2013 door de scholen volledig geconcretiseerd worden (dit o.m. ten gevolge van vertragingen); - Uitrustingssubsidies Deeltijds Kunstonderwijs (stedenfondsproject): in 2013 zullen de dossiers en de middelen maximaal aangewend worden voor de noden binnen het deeltijds kunstonderwijs;
6
- Beroepenhuis: in 2013 zullen de middelen gebruikt worden voor de opstart van een Leerwinkel.
Artikel 85000/580-52: Terugvordering van investeringssubsie: + 103.288,96 euro
Het College besliste in 1999 om 15.000.000 BEF (371.840,28 euro) investeringssubsidie voor welzijnsinstellingen toe te kennen aan de vzw Groot Eiland. De investeringssubsidie was bestemd voor de aankoop van een pand. Het betreffende gebouw is nu in zeer slechte staat en renovatie is financieel onmogelijk gebleken. Daarom besloot CAW Archipel over te gaan tot de aankoop van een ander gebouw. In artikel 1 van het collegebesluit nr. 99/155 van 4 juni 1999 is bepaald dat de afschrijving van de investeringssubsidie gebeurt op een termijn van 18 jaar. Op basis van deze bepaling kan de VGC het niet afgeschreven gedeelte terugvorderen van de vzw Groot Eiland. Dit betekent 5/18 van 371.840,28 euro, zijnde 103.288,96 euro.
Vraag nr.8 van 18 december 2012 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Kleuterspijbelen in Brussel Op een actualiteitsvraag over het spijbelgedrag van kleuters in Brussel in de plenaire vergadering van de VGC van 14 december 2012 antwoordde de collegevoorzitter o.a. dat de meest recente cijfers betrekking hebben op het school jaar 2010-2011, waar 43 kinderen in de 3de kleuterklas in het Brussels Nederlandstalig onderwijs minder dan 220 halve dagen aanwezig waren. Hoeveel van die voormelde 43 kleuters legden een taalproef af om toegang tot het eerste leerjaar te verkrijgen? Hoeveel slaagden in die proef? Wat gebeurde er met de niet-geslaagde kleuters en de kleuters die die proef niet aflegden? Antwoord Het is de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de opvolging van het kleuteronderwijs in Brussel. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) van de Vlaamse Gemeenschap gaf de cijfers. De meest recente cijfers waarover het agentschap beschikt zijn van het schooljaar 2010-2011. In het Brussels Nederlandstalig onderwijs werd toen bij 48 kinderen de taalproef afgenomen. Het gaat hierbij zowel over de kinderen die onvoldoende aanwezig waren, als over kinderen die voorafgaand aan het 1ste leerjaar onderwijs genoten in het Franstalig onderwijs of over kinderen die in een buitenlandse school (niet behorend tot de Nederlandse Taalunie) naar school gingen. Er zijn geen specifieke slaagpercentages voor Brussel voorhanden. Voor alle kinderen in Vlaanderen en Brussel die de proef afgelegd hebben, lag het slaagpercentage op 85%.
7
Kinderen die niet slagen voor de taalproef of die de proef niet doen, en waarvan de ouders wensen dat zij in het Nederlandstalig onderwijs blijven, gaan opnieuw naar de 3de kleuterklas. Het afleggen van de taalproef of voldoende aanwezigheid in het kleuteronderwijs zijn immers toelatingsvoorwaarden voor het 1ste leerjaar in het Nederlandstalig lager onderwijs.
Vraag nr.9 van 18 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Aantal leerplichtige jongeren dat definitief wordt uitgesloten Bij een uitschrijving van een leerling kan een school aanduiden of een leerling uitgeschreven is wegens een definitieve uitsluiting. In het antwoord op schriftelijke vraag nr. 20 van 29 april 2011 blijkt dat het aantal uitsluitingen doorheen de jaren is toegenomen, van 11 leerlingen in 2006-2007 naar 79 leerlingen in 2009-2010. Hoe is dit cijfer geëvolueerd voor de leerlingen gedomicilieerd in het Brussels hoofdstedelijk gewest, dit sinds het schooljaar 2010-2011 tot heden? Wat is de evolutie van het aantal leerlingen gedomicilieerd in het Brussels hoofdstedelijk gewest, dat definitief is uitgesloten, uitgedrukt in absolute cijfers alsook in percentages tegenover de totale Nederlandstalige leerlingenpopulatie in Brussel? Kan het aantal leerlingen dat sinds het schooljaar 2010-2011 definitief werd uitgesloten, voor het Brussels hoofdstedelijk gewest opgesplitst worden per nationaliteit (categorie Belgisch – categorie niet-Belgisch)? Kan het aantal leerlingen dat sinds het schooljaar 2010-2011 definitief werd uitgesloten, voor het Brussels hoofdstedelijk gewest opgesplitst worden naargelang geslacht? Kan het aantal leerlingen dat sinds het schooljaar 2010-2011 definitief werd uitgesloten, voor het Brussels hoofdstedelijk gewest worden opgesplitst naargelang de GOK-indicatoren waaraan ze eventueel beantwoorden? Kan het aantal leerlingen dat sinds het schooljaar 2010-2011 definitief werd uitgesloten, voor het Brussels hoofdstedelijk gewest worden opgesplitst naargelang de hoofdstructuur (Voltijds onderwijs – Deeltijds Onderwijs – BuSO) waarin de betreffende leerlingen schoolliepen? Kan het aantal leerlingen dat sinds het schooljaar 2010-2011 definitief werd uitgesloten, voor het Brussels hoofdstedelijk gewest worden opgesplitst naargelang de onderwijsvorm (Eerste Graad – ASO – BSO – TSO – KSO – Modulair - Onthaalklas) waarin de betreffende leerlingen schoolliepen? Antwoord Het spijbelbeleid in scholen is een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Elke secundaire school gesubsidieerd of gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap moet een elektronische melding doen aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) als er een leerling definitief uitgesloten wordt in de school. De VGC-administratie vroeg de beschikbare gegevens op bij AgODi.
8
Zij hebben deze informatie enkel voor leerlingen uit het secundair onderwijs, niet voor leerlingen uit het basisonderwijs. Er zijn de volgende cijfers over een definitieve uitsluiting van leerplichtige leerlingen wonende in Brussel die op 1 februari van het betreffende schooljaar ingeschreven waren in een school voor secundair onderwijs, gesubsidieerd of gefinancierd door de Vlaamse gemeenschap. Overzicht
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
Aantal meldingen
122
121
Totale schoolbevolking
8.512
8.814
Percentage
1,4%
1,4%
Verdere opsplitsing van deze cijfers: Geslacht
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
M
99
95
V
23
26
Hoofdstructuur
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
BuSO
5
2
DBSO
3
2
Eerste grad
51
40
ASO
1
2
BSO
38
64
TSO
22
11
OKAN
2
0
Gewoon voltijds SO
Onderwijsvorm
Het aandeel definitieve uitschrijvingen in het secundair onderwijs is tussen de twee schooljaren gelijk gebleven (1,4%). Relatief gezien gaat het vooral om jongens (78,5%) en lopen leerlingen uit het BSO het grootste risico. Daarnaast blijft dat het overgrote deel van de leerlingen die definitief worden uitgeschreven, GOK-leerlingen zijn (77,7%).
Vraag nr.10 van 18 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Extra Time In de Beleidsverklaring 2012-2013 kondigt collegevoorzitter Guy Vanhengel aan werk te maken van een integraal spijbelbeleid. De reeds bestaande acties van spijbelcoaches en de remediërende korte en lange time-out, zullen versterkt worden met Extra Time, een aangepast traject voor jongeren die niet meer functioneren binnen de school en herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag vertonen.
9
Waarin bestaat het verschil tussen time-out en Extra Time? Bestaat het voornaamste verschil erin dat Extra Time vooral leerlingen uit het BuSO beoogt, terwijl time-out zich richt tot alle jongeren die spijbelgedrag vertonen? Welke onderwijsondersteunende partners zullen bij Extra Time betrokken worden? Welke gemiddelde duur heeft men voor ogen bij het opstarten van een Extra Time traject? Vanuit welk krediet van de begroting 2013 zal collegevoorzitter Guy Vanhengel Extra Time financieren? Welke middelen trekt hij uit voor Extra Time? Tijdens de plenaire vergadering van 9 december 2011 deelde de collegevoorzitter mee dat er – in het kader van de strijd tegen schoolverzuim – heel wat projecten en initiatieven lopende zijn, “zowel in de onderwijssector als in de welzijnssector. Ik denk aan time-out of het leerrecht. Er is alleen dringend een evaluatie en een coördinatie van de verschillende projecten nodig.” Heeft deze evaluatie intussen plaatsvinden? Aan welke instantie wordt de coördinatie toevertrouwd? Antwoord In de strijd tegen schoolverzuim zijn er heel wat initiatieven en projecten lopende. De school kan zelf, via haar zorgbeleid, een antwoord bieden op het merendeel van problematische situaties. Dit noemt men de primaire preventie. Een volgende stap is de secundaire preventie. Vanaf dit moment zal er via het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) een beroep gedaan worden op externe partners die voor jongeren in een risico situatie (gedragsmatig, spijbelen, motivatie,…) een begeleiding voorzien. De reguliere time-out trajecten en Extra Time bevinden zich beide op niveau van ‘secundaire preventie’ en hebben als doelstelling schooluitval tot een minimum te beperken. Via time-out Brussel trachten we schooluitval te voorkomen door jongeren met schoolse problemen extern te begeleiden en gedurende een korte of langere periode een rustmoment in te lassen voor de jongeren en de school. Als belangrijkste partner binnen onderwijs is er de vzw Don Bosco Projectencentrum, die al langer korte en langere time-outs organiseert. Begeleiders werken in deze periode met de jongere aan een positieve reïntegratie naar de klas. Voor sommige jongeren volstaan de bestaande time-Outmogelijkheden echter niet. Zij hebben nood aan een intensiever en flexibel traject. Voor deze jongeren is Extra Time ingericht. Extra Time richt zich tot jongeren met ernstig probleemgedrag die geconfronteerd zijn met heel veel negatieve ervaringen en een tekort hebben aan positieve bindingen met de school en de samenleving. Deze jongeren komen tijdelijk niet meer tot ‘leren’. Integendeel, hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd door schoolse structuren. Deze jongeren hebben reeds een ‘lange weg’ afgelegd en hebben nood aan een langdurige en intensieve begeleiding. Bij Extra Time wordt er vooraf geen duur van het traject bepaald. De trajecten zijn ‘zo kort als kan, maar zo lang als nodig’. Trajecten variëren van 8 weken tot 3 of 6 maanden, afhankelijk van hoe snel de jongere de verschillende fasen van het traject kan doorlopen. De re-integratie in de school of de opleiding gebeurt geleidelijk en in kleine stappen (bv. één dag per week naar school of enkel de praktijklessen naar school,…). Bij moeilijke momenten is het mogelijk dat de jongere tijdelijk of voor enkele uren of dagen terug aansluit bij Extra Time.
10
Het traject is opgebouwd uit verschillende fasen (aanmelding, voorbereiding, op weg, terug naar school, nazorg) waarbij de jongere op basis van criteria kan overgaan van de ene naar de volgende fase. De begeleiding op maat van de jongere staat centraal in Extra Time. Zeker bij aanvang van het traject zijn er veel individuele begeleidingsmomenten. Gezien de vaak complexe problematiek van de jongere is er ook samenwerking met de welzijnspartners. Pas later in het traject, wanneer de jongere hier ‘klaar’ voor is, worden groepsmomenten aangeboden. Extra Time is een structureel samenwerkingsverband tussen vzw Groep INTRO (regio Brussel) en Time-out Brussel (vzw Projectencentrum Don Bosco). Het werd opgestart vanuit een concrete probleemvaststelling vanuit de BuSO school Zaveldal, maar na een positieve evaluatie zal het uitgebreid worden naar alle scholen van het Nederlandstalig buitengewoon secundair onderwijs in Brussel. In een latere fase kan, indien noodzakelijk, het uitgebreid worden naar het secundair onderwijs in het algemeen. De betrokken onderwijspartners in Extra Time worden als volgt gefinancierd: -
Voor vzw Projectencentrum Don Bosco kadert de opdracht Extra Time binnen de reguliere enveloppensubsidie in het kader van schooluitval die jaarlijks aan de vzw wordt toegewezen. Voor 2013 bedraagt deze 247 000 euro (artikel ‘aanpak van schoolverzuim’).
-
Voor vzw Groep Intro wordt er voor Extra Time een financiering toegekend voor 2013 van 67 000 euro (artikel ‘subsidies vormingsprojecten kansengroepen’).
In Brussel bestaan heel wat initiatieven die schooluitval of schoolverzuim tegengaan bij leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs. Spijbelen en schooluitval zijn vaak signalen van complexe achterliggende problemen. De aanpak van dergelijke problemen vraagt een nauwe samenwerking tussen onderwijs en welzijn. De ontwikkeling van een aanpak op maat van de jongeren dient dan ook te gebeuren in gedeelde verantwoordelijkheid. Het is de intentie om op korte termijn te kunnen evolueren naar structurele samenwerkingsverbanden tussen onderwijs- en welzijnspartners in functie van een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van schoolverzuim en schooluitval. Het project Extra Time vormt hier een eerste aanzet toe.
Vraag nr.11 van 18 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Schoolverzuim in het Brussels Nederlandstalig onderwijs Het toenemend aantal spijbelaars en het hoge percentage leerlingen die tekenen van ‘schoolmoeheid’ vertonen, tonen aan dat een kordate aanpak van deze problematiek een belangrijke uitdaging blijft. Een nauwkeurige en periodieke analyse van de spijbelende leerlingenpopulatie is van groot belang, teneinde doeltreffende preventiemaatregelen en begeleidingsinitiatieven te kunnen ontwikkelen.
11
Kan collegevoorzitter Guy Vanhengel een overzicht geven van het aantal meldingen van problematische afwezigheden, die tijdens het schooljaar 2011-2012 vanuit het Brussels Nederlandstalig onderwijs werden gesignaleerd (relatief schoolverzuim)? Is er een stijging/daling merkbaar tegenover het voorgaande schooljaar? Kan hij deze cijfers opsplitsen naargelang: a. b. c. d. e.
Het aantal spijbelende leerlingen dat les volgt in het basis- en secundair onderwijs; Geslacht van de spijbelende leerlingen; Woonplaats (domicilie binnen of buiten het BHG); Leeftijd van de spijbelende leerling; Het aantal leerlingen dat aantikt op één van de GOK-indicatoren. Kan hij dit cijfer opsplitsen volgens het aantal GOK-leerlingen met (a) thuistaal niet Nederlands; (b) laag opleidingsniveau moeder; (c) trekkende bevolking; (d) thuisloos; (e) schooltoelage?
Heeft de collegevoorzitter geactualiseerde cijfers van het aantal leerplichtige Brusselse jongeren die tijdens het schooljaar 2011-2012 in geen enkele school waren ingeschreven (absoluut schoolverzuim)? Heeft hij daaromtrent reeds cijfers ontvangen van de Gemeenschappelijke Cel voor de controle op de niet-ingeschreven leerlingen in het BHG? In antwoord op schriftelijke vraag nr. 11 deelde de collegevoorzitter mee dat de taskforce Brussel zich in augustus 2011 voor het eerst over de spijbelproblematiek heeft gebogen. Is de taskforce sindsdien opnieuw samengekomen om zich opnieuw over de problematiek te buigen? Is het uitwisselen van gegevens m.b.t. (relatief en absoluut) schoolverzuim er sindsdien aan bod gekomen? Hoeveel ouders van leerlingen die schoollopen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel moesten het afgelopen schooljaar een schooltoelage terugbetalen wegens problematisch schoolverzuim? Is er een significante stijging/daling merkbaar tegenover het voorgaande schooljaar?
Antwoord Het spijbelbeleid in scholen is een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Navraag bij het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap gaf onderstaande cijfers: Elke basisschool of secundaire school gesubsidieerd of gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap moet een elektronische melding doen aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten als er een leerling 30 halve dagen problematisch afwezig is. Aantal leerlingen schoollopend in Brussels hoofdstedelijk gewest met melding problematische afwezigheid:
12
Overzicht
Schooljaar 2010-2011
Totale Aandeel tov totale Schooljaar schoolbevolking schoolbevolking 2011-2012 2011-2012 2011-2012 (%)
Kleuteronderwijs
6
9
11.889
0,08%
Lager onderwijs
47
48
15.481
0,31%
Secundair onderwijs
651
706
13.798
5,12%
Totaal
704
763
41.168
1,85%
Verdere opsplitsing van deze cijfers: Niveau
Geslacht
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
Jongen
24
35
Meisje
29
22
Jongen
363
395
Meisje
288
311
Basisonderwijs
Secundair onderwijs
Niveau
Woonplaats Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
Basisonderwijs
BHG
85%
84%
Niet-BHG
15%
16%
BHG
77%
75%
Niet-BHG
23%
25%
Niveau
Leeftijd
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
Basisonderwijs
6
14
14
7
8
9
8
12
8
9
4
7
10
5
10
11
6
4
12
4
4
13
0
1
11
0
4
Secundair onderwijs
Secundair onderwijs
13
12
5
19
13
25
34
14
40
75
15
88
135
16
103
148
17
169
122
18
114
92
19
64
45
20
30
21
20plus
14
11
(Bron: statistisch jaarboek van de Vlaamse Gemeenschap 2011-2012) Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerplichtcontrole in het Brussels hoofdstedelijk gewest voor het schooljaar 2011-2012. De Gemeenschappelijke Cel vertrekt van een lijst uit het rijksregister van de leerplichtigen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Deze lijst wordt vergeleken met de leerlingenbestanden van de beide gemeenschappen. Na deze stap bleven er 5.368 leerplichtigen over die niet direct werden teruggevonden. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat deze 5.368 kinderen niet ingeschreven zijn in een school. Sommige leerlingen zijn verhuisd naar het buitenland, volgen les in een private school,… Daarom werd in eerste instantie aan de ouders en in tweede instantie aan de gemeenten gevraagd waarom de kinderen niet teruggevonden werden. Na de verwerking van alle antwoorden bleven er 101 leerlingen over die niet in orde waren met de leerplicht en waarvan het dossier naar het parket werd doorgestuurd. Schooljaar 2011-2012 Aantal vermeende niet ingeschreven leerplichtigen
5.368
Aantal antwoorden van de ouders op de brieven van de Gemeenschappelijke Cel
1.608
Aantal dossiers overgemaakt aan de gemeenten
1.202
Aantal antwoorden van de gemeenten
957
Aantal dossiers doorgestuurd naar het parket
101
Wat het terugbetalen van de schooltoelage bij problematisch schoolverzuim betreft, verwijst de heer Guy Vanhengel naar zijn antwoord op de mondelinge vraag van de heer Johan Demol op 4 februari 2013. “Leerlingen die leerplichtig zijn (basisonderwijs en secundair onderwijs) krijgen een waarschuwingsbrief vanaf 30 halve dagen ongewettigde afwezigheid. Aan leerlingen in het basisonderwijs werden 45 brieven verstuurd, aan scholieren in het secundair 379. De dienst studietoelagen van de Vlaamse Gemeenschap verstuurt eerst waarschuwingsbrieven naar de ouders. Zij krijgen 30 dagen de tijd om te reageren. Elke reactie wordt gecontroleerd en indien nodig overlegd met het Agentschap voor Onderwijsdiensten, zodat ook in deze fase geen terugvorderingen ten onrechte worden verstuurd. Na onderzoek van de reactie vanwege de
14
burger of zonder reactie, vertrekt dan de uiteindelijke terugvorderingsbrief. Ook in deze fase kan de burger nog reageren. Beroepen, afbetalingsplannen en uitstellen van betaling zijn, net zoals bij de gewone terugvorderingsprocedure, mogelijk. Het getal van 1129 [cijfer dat door Vlaams minister Smet in de pers werd meegegeven] dat wordt aangehaald is een maximumaantal (er zijn nog geen terugvorderingen verstuurd voor 2010-2011), de reactie van de burger en de controle in de databank bepalen of er al dan niet een terugvorderingsbrief vertrekt. Een vooropgesteld aantal voor Brussel, kon men ons bijgevolg niet geven.”
Vraag nr.12 van 18 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Aantal vroegtijdige schoolverlaters Bijna 1 op 5 Brusselse jongeren verlaat de school zonder diploma hoger secundair onderwijs. Dit is dubbel zo hoog als in Vlaanderen. Dit blijkt uit cijfers die mevrouw Bianca Debaets vorig jaar opvroeg in haar schriftelijke vraag nr.53 van 14 maart 2012. Het onderwijs in Brussel staat daarmee ver van de EU-doelstelling om het aantal vroegtijdige schoolverlaters tegen 2020 te reduceren tot 10 procent van de leerlingenpopulatie. Opmerkelijk is ook het feit dat het aandeel vroegtijdige schoolverlaters de laatste jaren in het Brussels hoofdstedelijk gewest niet of nauwelijks is gedaald. In 2005 lag het aandeel vroegtijdige schoolverlaters op 19,4% terwijl dit in 2010 18,4% bedroeg. Het Brussels hoofdstedelijk gewest gaat daarmee in tegen een Europese trend (in nagenoeg alle EUlidstaten is het percentage voortijdige schoolverlaters sinds 2000 gedaald; cf. Commission Staf Working Paper, Reducing Early School Leaving (2010)). De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) vermeldt in zijn jaarverslag 2011-2012 enkele aanzetten voor een aanpak. Hoewel de klemtoon moet liggen op preventie, moet ook interventie mogelijk zijn. Hoeveel leerlingen verlieten een ASO/KSO/TSO/BSO-richting zonder diploma van het hoger secundair onderwijs? Hoe verhoudt dit cijfer zich tegenover het aantal leerlingen dat wel een diploma hoger secundair onderwijs behaalde (in percentages en in absolute cijfers)? Hoeveel van de leerlingen die in een TSO/BSO-richting uitstroomden zonder diploma hoger secundair onderwijs, zijn hun secundair onderwijs begonnen in een ASO-richting? M.a.w. hoeveel van deze jongeren zijn tijdens hun schoolloopbaan – o.a. ingevolge een B- of C- attest - van onderwijsvorm veranderd? Hoeveel van de vroegtijdige schoolverlaters zijn jongens? Hoe verhoudt dit cijfer zich tegenover het aantal meisjes dat ongekwalificeerd uitstroomt (in absolute cijfers en in percentages)? Is er ook zicht op eventuele verschillen met de ongekwalificeerde uitstroom in Vlaanderen en Wallonië? Welke concrete maatregelen heeft de collegevoorzitter nog voorzien om tijdens deze legislatuur het aantal schoolverlaters zonder startkwalificaties te verminderen? Dit bijkomend op de initiatieven die reeds werden opsomd in het antwoord op schriftelijke vraag nr.53 van 14 maart 2012. (cf. Bulletin van Vragen en Antwoorden RVGC Nr. 3, 16 mei 2012)
15
Antwoord Het spijbelbeleid in scholen is een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De VGC-administratie deed navraag bij het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, alwaar geen recente gegevens beschikbaar waren. Men hoopt binnen enkele maanden met een verbeterde berekening tot meer inzicht en resultaten te komen. Vanuit haar bevoegdheid van flankerend onderwijsbeleid blijft de VGC inzetten op programma’s die het schoolwelbevinden vergroten en schooluitval tegengaan, zoals time-out en Extra Time. In de nabije toekomst wil de VGC werk maken van een betere afstemming op dat vlak tussen onderwijspartners en welzijnspartners en wil de VGC stappen zetten in de richting van een centraal meldpunt voor spijbelen.
Vraag nr. 13 van 18 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Opvolging van schoolverzuim door de gezamenlijke controlecel Sinds 2008 bestaat er een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat de naleving van de schoolplicht regelt via een gezamenlijke controlecel van de beide Gemeenschappen. Deze cel schrijft onder meer de ouders aan van leerlingen die in geen enkele school in Brussel zijn ingeschreven. Geven de ouders geen antwoord, dan wordt de medewerking van de Brusselse gemeenten gevraagd. In laatste instantie kunnen de dossiers – bij vaststelling van overtreding op de leerplicht – worden overgemaakt aan het parket. Welke conclusies leverde de controleprocedure op voor de naleving van de leerplicht voor de schooljaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012? Wat is het aantal kinderen van wie de ouders en/of gemeenten werden aangeschreven door de gemeenschappelijke controlecel? Hoeveel brieven werden m.a.w. toegestuurd naar personen met wettelijke aansprakelijkheid voor minderjarigen waarvoor de Gemeenschappen over geen enkele informatie beschikken betreffende hun scholing in de bovenvermelde schooljaren? Is er een significante stijging/daling merkbaar van het aantal gevallen over de schooljaren heen? Hoeveel dossiers werden – na verwerking van eventuele reacties van de ouders – aan de gemeenten bezorgd? Hoeveel dossiers werden – na verwerking van de gemeenten – uiteindelijk aan het parket bezorgd? Is er een significante stijging/daling van het aantal doorgestuurde dossiers merkbaar over de schooljaren heen? Antwoord Het spijbelbeleid in scholen is een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap.
16
De VGC-administratie deed navraag bij de diensten van de Vlaamse Gemeenschap, waarbij een overzicht van de leerplichtcontrole in het Brussels hoofdstedelijk gewest sinds 2009-2010 werd meegeven. De Gemeenschappelijke Cel, een samenwerking tussen de Franse en Vlaamse Gemeenschap, vertrekt van een lijst uit het rijksregister van de leerplichtigen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Deze lijst wordt vergeleken met de leerlingenbestanden van de beide gemeenschappen. Na deze stap blijven de leerplichtigen over die niet direct worden teruggevonden. Dit is geen sluitende controle. Sommige leerlingen zijn immers verhuisd naar het buitenland, volgen les in een private school, … Daarom werd er in eerste instantie aan de ouders en in tweede instantie aan de gemeenten gevraagd waarom de kinderen niet teruggevonden werden. Na de verwerking van alle antwoorden blijven er een aantal leerlingen over die niet in orde zijn met de leerplicht en waarvan het dossier naar het parket wordt doorgestuurd. In schooljaar 2010-2011 werd het proces niet volledig afgerond, in 2011-2012 werd het wel uitgewerkt.
Aantal vermeende niet-ingeschreven leerplichtigen Aantal antwoorden van de ouders op de brieven van de gemeenschappelijke cel Aantal dossiers overgemaakt aan de gemeenten Aantal antwoorden van de gemeenten Aantal dossiers doorgestuurd naar het parket
Schooljaar 2009-2010
Schooljaar 2010-2011
Schooljaar 2011-2012
5.033
3.492
5.368
2.506
2.065
1.608
1.783
1.202
1.450
957
106
101
Vraag nr.14 van 19 januari 2013 van de heer Paul De Ridder Onderwijs: Uitspraken in Het Nieuwsblad en De Standaard over het onderwijs in Brussel Het Nederlandstalig onderwijs zit in de lift, dat blijkt elk jaar bij het begin van het schooljaar, zo ook dit schooljaar. Het was de aanleiding voor u om als bevoegd collegevoorzitter een interview te geven in Het Nieuwsblad (“Steeds meer leerlingen in Nederlandstalige scholen”, 20 november 2012). Het artikel eindigt als volgt: “Vanhengel wijst er tot slot op dat de Nederlandstalige scholen maar 20 procent uitmaken van het totale onderwijsaanbod in Brussel, zoals afgesproken is met de Franse Gemeenschap. Het overgrote deel ervan wordt betaald met geld van de Brusselse belastingbetaler.”
17
De heer Paul De Ridder heeft hierover reeds vragen gesteld bij de begrotingsbespreking voor het dienstjaar 2013 in de plenaire vergadering van vrijdag 14 december 2012. Deze werden niet beantwoord. De collegevoorzitter herhaalde deze uitspraken in De Standaard (19 januari 2013): “Er is een verdeelsleutel van 80-20 voor de Franse en Vlaamse gemeenschap in Brussel. Wij doen het beter en geven nu al plaats aan 22 procent van de kinderen in het lager onderwijs.” En: “Want eens de kinderen in het onderwijs zitten, betalen ze zichzelf. Dat is een eigenaardigheid in het Belgische financieringsmodel. De inkomsten uit de BTW worden onder de Franse en Vlaamse gemeenschap verdeeld naargelang het aantal leerlingen. Ik weet dat Vlaanderen het financieel niet gemakkelijk heeft, maar de winst is groot.'” “Vanhengel wijst er tot slot op dat de Nederlandstalige scholen maar 20 procent uitmaken van het totale onderwijsaanbod in Brussel, zoals afgesproken is met de Franse Gemeenschap.” Over welke afspraken met de Franse Gemeenschap gaat het hier? Betekent dit ook dat de Franse Gemeenschap per kind evenveel middelen investeert? Zo neen, hoe groot is het verschil? “Het overgrote deel ervan wordt betaald met geld van de Brusselse belastingbetaler.” Wat bedoelt de heer Guy Vanhengel hiermee? In welke zin wordt het overgrote deel van de onderwijsuitgaven in Brussel betaald met geld van de Brusselse belastingbetaler? “Want eens de kinderen in het onderwijs zitten, betalen ze zichzelf.” Hoeveel is de kostprijs per Brusselse leerling op jaarbasis? En hoeveel brengt een leerling (grosso modo) op jaarbasis op voor de Vlaamse Gemeenschap via de financieringswet ? Antwoord Het onderwijs is in België sinds de staatshervorming van 1988-1989 een bevoegdheid van de Gemeenschappen. De Gemeenschappen krijgen hun middelen hoofdzakelijk via voorafnames op federale belastingsontvangsten, met name de BTW en de personenbelasting. De federale dotaties aan de Gemeenschappen bepalen in hoge mate het budget voor het Vlaams en het Franstalig onderwijs. De verdeelsleutels van deze middelen zijn opgenomen in de Bijzondere Financieringswet (BFW) van 16 januari 1989 (en herzieningen). Een van deze verdeelsleutels die gehanteerd wordt in de Bijzondere Financieringswet is de 20-80-sleutel. Dit betekent concreet dat het aantal inwoners van de Vlaamse Gemeenschap wordt bepaald door aan de bevolking van het Vlaams Gewest, 20% van de bevolking van het Brussels hoofdstedelijk gewest toe te voegen. De bevolking van de Franse Gemeenschap bestaat dan op haar beurt uit de bevolking van het Waals Gewest (zonder de inwoners van de Duitse Gemeenschap) plus 80% van de bevolking van het Brussels hoofdstedelijk gewest. De Brusselse bevolking (de 19 gemeenten) wordt hier dus forfaitair opgesplitst in 20% “Nederlandstaligen” en 80% “Franstaligen”.
18
De dotatie uit de personenbelasting wordt verdeeld volgens het aandeel in de personenbelasting van beide Gemeenschappen. Het aandeel van de personenbelasting waarvoor de Vlaamse Gemeenschap instaat bestaat uit het deel van het Vlaams Gewest, verhoogd met 20% van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor de Franse Gemeenschap bestaat dit aandeel uit het deel van het Waals Gewest verhoogd met 80% van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze verdeling, volgens fiscale capaciteit, wordt het principe van “le juste retour” genoemd. Maar het grootste deel van de federale dotaties voor de Gemeenschappen bestaat uit BTWontvangsten. Door het Lambermontakkoord (oktober 2000) onder de regering Verhofstadt I en de daaruit voortspruitende wijziging van de Bijzondere Financieringswet (juli 2001) werd het basisbedrag aangevuld door enerzijds tussen 2002 en 2011 een jaarlijks forfaitair bedrag toe te voegen en anderzijds vanaf 2007 de volledige BTW-middelen voor de Gemeenschappen te indexeren. Als verdeelsleutel van het basisbedrag uit de BTW wordt de verdeelsleutel “leerlingenaantallen (6-17 jarigen)” gebruikt. Deze verdeelsleutel brengt enkel de leerlingen vanaf 6 jaar en jonger dan 18 jaar van het basis en secundair onderwijs in rekening. Op basis van deze verdeelsleutel wordt het basisbedrag van de BTW dus verdeeld. Voor de bijkomende BTW-middelen, die ten gevolge van het Lambermontakkoord sinds 2002 voor een herfinanciering van de Gemeenschappen zorgden worden er twee verdeelsleutels gebruikt. In 2009 werd 70% van deze bijkomende BTW-middelen verdeeld volgens het aandeel in de personenbelasting en 30% volgens de verdeelsleutel van de leerlingenaantallen. Er kan duidelijk worden gesteld dat elke ingeschreven leerling in het Brussels Nederlandstalige onderwijs middelen voor de Vlaamse Gemeenschap genereert. Op 10 oktober 2011 werd een akkoord gesloten over de zesde staatshervorming, waarin de herziening van de Bijzondere Financieringswet een belangrijk aspect was. Er werd overeengekomen dat een groter belang zal worden toegekend aan het leerlingencriterium voor de verdeling van de BTW-opbrengsten tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Wat eerder gold zal, onder voorbehoud van uitvoering van dit akkoord, in de toekomst nog meer uitgesproken het geval zijn: hoe meer leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs, hoe meer inkomsten voor de Vlaamse Gemeenschap. Met de Brusselnorm drukt de Vlaamse Gemeenschap sinds 2004 haar eigen ambitie uit om voor haar Brusselbeleid 30% van de Brusselse bevolking als haar doelgroep te beschouwen voor het uitbouwen van lokale voorzieningen in Brussel. In het lopende kerntakendebat werd duidelijk dat de Vlaamse Gemeenschap nog lang niet haar doelstelling behaalde. Wat de vraag betreft met betrekking tot de kostprijs van een leerling van het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, kon de administratie van de Vlaamse Gemeenschap volgende gegevens bezorgen :
19
Schooljaar 2011-2012 KOSTPRIJS PER LEERLING PER ONDERWIJSNIVEAU ( in euro) Onderwijsniveau Gewoon basisonderwijs Buitengewoon basisonderwijs Gewoon secundair onderwijs Buitengewoon secundair onderwijs Deeltijds kunstonderwijs
2010 4.586,21 14.163,42 8.081,50 18.086,67 1.221,34
2011 4.707,39 14.942,60 8.243,68 18.856,28 1.272,58
2012 4.855,53 15.260,52 8.475,17 19.283,60 1.303,43
(Bron: Voorpublicatie statistisch jaarboek Vlaamse Gemeenschap 2011-2012) Een vergelijking tussen de investering in een leerling in de Franstalige Gemeenschap en die van de Vlaamse Gemeenschap is voorlopig niet mogelijk, aangezien het ons op dit ogenblik niet bekend is welke kosten hier wel of niet zijn in opgenomen.
Vraag nr.15 van 31 januari 2013 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Lerarentekort in Brussel Bestaan er cijfers over het lerarentekort? Zo ja, graag een overzicht van de jongste 2 schooljaren. Welke concrete acties om leraren aan te trekken hebben exact hoeveel nieuwe leraren opgeleverd? Worden de acties op regelmatige basis geëvalueerd en desgevallend aangepast? Bestaan er cijfers over de uitstroom van leraren uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en over de redenen hiervan? Antwoord Voor de cijfers over het lerarentekort tijdens de laatste 2 schooljaren, met name het schooljaar 2011-2012 en het schooljaar 2012-2013, wordt verwezen naar cijfers die voortkomen uit de september- en februaritellingen van de algemene directie Onderwijs en Vorming van de VGC. Tijdens de september- en februaritelling (schooljaar 2011-2012 en 2012-2013) werd aan de scholen gevraagd hoeveel individuele leerkrachten de school tekort heeft om over een volledige personeelsploeg te beschikken (inclusief deeltijdse leerkrachten die omwille van parallelklassen op hetzelfde moment worden ingelegd). Het gaat hier uitdrukkelijk om een momentopname, indicatieve cijfers dus, die geen rekening houden met de aard van de vacature (vervanging, tijdelijk, …). Samengeteld gaat het om de volgende zelfverklaarde niet geverifieerde cijfers:
Tabel: leerkrachtentekort in het basisonderwijs (Bron: VGC)
20
Gewoon kleuteronderwijs Gewoon lager onderwijs
TOTAAL
Septembertelling 2011
Februaritelling 2012
Septembertelling 2012
140 186 326
147,5 164 311,5
52 44 96
Tabel: leerkrachtentekort in het secundair onderwijs (Bron: VGC) Gewoon secundair onderwijs
Septembertelling 2011
Februaritelling 2012
Septembertelling 2012
125
52
17
Daarnaast wordt verwezen naar cijfergegevens van Actiris. In deze cijfers wordt geen onderscheid wordt gemaakt tussen het Franstalig en Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Deze cijfers hebben dus betrekking op het Franstalig én het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Uit de analyses van de knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (voor 2009, 2010 en 2011) door Actiris kan ook een indicatie voor het lerarentekort in Brussel worden afgeleid. Ondanks de hoge invullingsgraad (zie hieronder) werden de beroepen ‘leerkracht in het basisonderwijs’ en ‘leerkracht in het secundair onderwijs’ toch opgenomen in de lijst van knelpuntberoepen. Het blijft namelijk erg moeilijk om onderwijzend personeel te vinden. Actiris wijt dit onder andere aan het tekort aan kandidaten voor dit beroep en wijst er op dat grootstedelijke gebieden en dan vooral Brussel hierdoor het sterkst getroffen worden. Verder merkt Actiris op dat de werkaanbiedingen die het voor dit beroep ontvangt, vaak betrekking hebben op tijdelijke vervangingen van relatief korte duur. Dit kan ook een verklaring zijn voor het feit dat deze vacatures niet snel ingevuld geraken. Basisonderwijs - In 2009 ontving Actiris 452 werkaanbiedingen voor leerkrachten in het basisonderwijs, waarvan 82,1% werd ingevuld. - In 2010 ging het om 498 vacatures met een invullingsgraad van 84,5%. - In 2011 kreeg Actiris 579 werkaanbiedingen voor leerkracht lager onderwijs, waarvan 87,9% werd ingevuld en 266 voor kleuteronderwijzer waarvan 88% werd ingevuld. Secundair onderwijs - In 2009 ontving Actiris 182 werkaanbiedingen voor leerkracht in het secundair onderwijs, waarvan 87,9% werd ingevuld. - In 2010 waren er bij Actiris 198 werkaanbiedingen voor leerkracht secundair onderwijs, waarvan 84,5% werd ingevuld. - In 2011 ging het om 519 werkaanbiedingen voor leerkracht in de 2de, 3de of 4de graad van het secundair onderwijs met een invullingsgraad van 93,8% en om 1.362 werkaanbiedingen voor leerkracht in de 1ste of 2de graad van het secundair onderwijs met een invullingsgraad van 93%. De Vlaamse Gemeenschapscommissie spant zich eveneens in om leerkrachten te werven en te behouden. In 2011 startte de algemene directie Onderwijs en Vorming van de VGC in samenwerking met vzw Br(ik met de campagne ‘Lesgeven in Brussel’. In 2012 werd deze samenwerking zichtbaar bij de start van de campagne ‘Word jij de leerkracht van mijn ketje?’.
21
Drie doelgroepen staan hierbij centraal: huidige leerkrachten, student-leerkrachten uit de Nederlandstalige lerarenopleidingen in Brussel en leerlingen van de derde graad secundair onderwijs uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Aan de ene kant moet de campagne de huidige leerkrachten en student-leerkrachten overtuigen van de meerwaarde van Brussel en van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, alsook leerlingen van het secundair onderwijs warm maken voor de lerarenopleiding. Aan de andere kant is het van belang dat de leerkrachten uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs gemotiveerd en enthousiast blijven. Om deze doelen te bereiken, werden tot nog toe verschillende middelen ingezet. Naast een affichecampagne, zijn er een webplatform en een succesvolle facebookpagina. Deze initiatieven worden dit jaar verder gezet en aangevuld met nieuwe, zeer gerichte acties. Deze campagne startte pas in 2011. Daarom is het niet mogelijk om nu al conclusies te trekken m.b.t. het aantal nieuwe leerkrachten die ‘Lesgeven in Brussel’ heeft opgeleverd. Het zal hoe dan ook moeilijk zijn om te meten hoeveel nieuwe leerkrachten deze acties precies voortbrengen. Wat de VGC en Br(ik met ‘Lesgeven in Brussel’ onder andere beogen is een mentaliteitswijziging, zodat ‘leerkracht zijn in Brussel’ een positief imago krijgt. De evaluatie van de acties in het kader van ‘Lesgeven in Brussel’ is tot nog toe zeer positief. De campagne is positief ontvangen door de scholenteams en de Brusselse Nederlandstalige hogere onderwijsinstellingen met een lerarenopleiding. De website www.lesgeveninbrussel.be werd al 6.202 keer bezocht, waarbij er sprake is van 4.508 unieke bezoekers. De facebookpagina van de campagne wordt gevolgd door 3.416 volgers. De cijfers waarover we beschikken over de uitstroom van leraren uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, hebben betrekking op de periode tot 2010 en komen uit het Arbeidsmarktrapport 2011 van het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid. Kleuteronderwijs In 2009 stroomde 33% van de leraren jonger dan 30 uit het gewoon kleuteronderwijs. Ook voor 2010 is dit 33%. Een groot deel hiervan wordt teruggevonden in het onderwijs buiten Brussel (89 % van de uitstroom uit het gewoon kleuteronderwijs in 2009 en 89% in 2010). Het werkelijke percentage leraren dat uitstroomt uit het lerarenberoep is dus lager dan de leraren die na 5 jaar Brussel verlaten.
Lager onderwijs In 2009 stroomde 39% van de leraren jonger dan 30 uit het gewoon lager onderwijs. Voor 2010 is dit 41%. Een groot deel hiervan wordt teruggevonden in het onderwijs buiten Brussel (90% van de uitstroom uit het gewoon lager onderwijs in 2009 en 91% in 2010). Het werkelijke percentage leraren dat uitstroomt uit het lerarenberoep is dus lager dan de leraren die na 5 jaar Brussel verlaten. Deze hoge uitstroompercentages kunnen verklaard worden door de kenmerken van en/of vooroordelen over het stedelijke milieu. Zo is de omgevingstaal niet het Nederlands en is een aanzienlijk aandeel van de leerlingen in de Nederlandstalige scholen anderstalig. Er is ook een stadsvlucht van leerlingen en leerkrachten. Verder spelen de afstand tussen woon- en
22
tewerkstellingsplaats, alsook de hoge vastgoed- en huurprijzen in het Brussels hoofdstedelijk gewest een rol. Secundair onderwijs In het secundair onderwijs in Brussel is er eenzelfde trend merkbaar. In 2009 stroomde 53% van deze leraren uit het gewoon secundair onderwijs uit nadat ze vijf jaar eerder als leerkracht begonnen waren. Voor 2010 is dit 50% in het gewoon secundair onderwijs. Een deel hiervan is terug te vinden in het onderwijs buiten Brussel (67% van de uitgestroomde leraren in 2009 en 70% van de uitgestroomde leraren in 2010). Het werkelijke percentage leraren dat uitstroomt uit het lerarenberoep is ook hier lager dan de leraren die na 5 jaar Brussel verlaten. De mogelijke redenen voor deze uitstroom zijn dezelfde als deze voor het basisonderwijs.
Vraag nr.16 van 8 februari 2013 van mevrouw Greet Van Linter Onderwijs: Brandveiligheid van de Nederlandstalige scholen in Brussel Uit een verslag van de onderwijsinspectie 2012 blijkt dat 45% van de scholen in Vlaanderen niet voldoet aan de normen inzake hygiëne en veiligheid. De inspectie bekeek de toestand in 333 Vlaamse scholen. De mankementen situeren zich op verschillende vlakken, maar brandveiligheid staat zowel in het basis als het secundair onderwijs in de top vijf van meest voorkomende problemen: brandblussers zijn over datum, er zijn geen branddeuren, het alarm is niet overal te horen, rookmelders functioneren niet naar behoren, er is geen evacuatieplan of de bereikbaarheid van sommige vleugels is abominabel. Bestaat voor de Nederlandstalige scholen in Brussel een lijst met scholen die al dan niet voldoen aan de brandveiligheid? Zo ja, welke scholen voldoen en welke niet? En wat zijn de brandonveilige elementen bij scholen die niet voldoen? Welk budget is er noodzakelijk om de Brusselse scholen brandveilig te maken? In geval er geen lijst voorhanden is, wordt zo’n lijst op korte termijn dan opgemaakt?
Antwoord Uit schattingen blijkt dat één op de twee scholen van de Vlaamse Gemeenschap niet zou voldoen aan de regels inzake veiligheid en hygiëne. Brandveiligheid staat in de top-5 van problemen. De inrichtende macht van een school, onder controle van de brandweer en de burgemeester, is verantwoordelijk voor de staat van de schoolgebouwen. Het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap doet slechts een marginale controle via de inspecties. Die inspecties vinden uiteraard ook plaats in de Nederlandstalige scholen in Brussel.
23
Aan de Brusselse brandweer werd gevraagd om een overzicht te geven van de controles in de Nederlandstalige scholen. Dit wordt zo vlug als mogelijk overgemaakt. Uit de zitting van de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement van 21 februari 2013 kunnen we opmaken dat de schaalgrootte van het probleem bekend is en dat er beperkte subsidies vanuit de Vlaamse Gemeenschap mogelijk zijn. Er is echter een lange wachtlijst. Wat de VGC betreft, kunnen we duidelijk stellen dat de inspanningen die de VGC heeft geleverd de voorbije jaren op het vlak van investeringen in onderwijsinfrastructuur (incl. gevels, sanitaire kernen en materiaal), dit allemaal is gebeurd conform de regels die ter zake worden opgelegd. Bijgevolg beschikken heel wat Brusselse scholen intussen over een infrastructuur die zonder twijfel beantwoordt aan de geldende (brand)veiligheidsvoorschriften. Het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap is gestart is met een grootschalige actualisering van de schoolgebouwenmonitor in Vlaanderen en Brussel. Eens die actualisering er is, zullen we over meer accurate gegevens beschikken.
Vraag nr.17 van 8 februari 2013 van de heer Johan Demol Financiën: Exacte besteding van 6 miljoen euro afkomstig van de Vlaamse Gemeenschap Tijdens het debat in de plenaire vergadering in het Vlaams Parlement van 30 januari 2013 maakte de Vlaamse minister van Onderwijs Pascal Smet bekend dat de Vlaamse Regering 39,1 miljoen opzijzet voor de capaciteitsuitbreiding van scholen. Vooral in de grote, drukbevolkte centrumsteden kampen de scholen met een chronisch tekort aan middelen en lokalen om deftig onderwijs te kunnen geven. Het bedrag ligt ongeveer 9 miljoen hoger dan het cijfer dat minister Pascal Smet eerder in de commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen vooropstelde. Maar het is ook niet de grote budgettaire sprong voorwaarts, waar zowel de meerderheid als de oppositie op hoopten. Verdeeld over 5 steden krijgt Antwerpen het leeuwendeel met 20,1 miljoen. Gent en Brussel ontvangen elk 6 miljoen. Asse mag zich verheugen op 5 miljoen en Denderleeuw op 2 miljoen. Heeft het College in haar contacten met de Vlaamse Regering een onderwijsinvesteringsplan voor 2013 met een vooropgestelde geldvraag medegedeeld? Zo ja, hoeveel middelen voor welke projecten stelde ze aan de Vlaamse gemeenschap voor? Is de collegevoorzitter tevreden met de beloofde middelen (zie o.a. reactie van Jacky Goris, topman van het gemeenschapsonderwijs in de hoofdstad)? Vindt de voorzitter de verdeling van de 39,1 miljoen euro onder de vernoemde steden billijk en rechtvaardig, gelet op zijn verklaringen in de pers op donderdag 31 januari 2013? Aan welke onderwijsprojecten zal het College die 6 miljoen euro spenderen? Werden deze middelen reeds gebudgetteerd voor de VGC in 2013?
24
Antwoord Zoals reeds eerder gesteld is de zorg voor capaciteitsuitbreiding in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, in eerste instantie, de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) zou hierin, zoals in andere beleidsdomeinen, enkel een aanvullende en flankerende rol moeten spelen. In het Brussels hoofdstedelijk gewest werd ondertussen een aanzienlijk aantal onderwijsdossiers afgerond via een systeem dat (flankerende) middelen ter beschikking stelt van de 3 onderwijsnetten. Deze 3 onderwijsnetten kunnen met deze middelen en in samen-spraak met de VGC werken aan capaciteitsuitbreiding. De VGC is trouwens al een tiental jaar bezig met het opdrijven van de capaciteit in het onderwijs. Dat de Vlaamse Regering 6 miljoen euro vrijmaakt voor Brussel is uiteraard een goede zaak en ook een plicht, maar staat niet in verhouding tot de noden en uitdagingen die er zijn in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Het zou dan ook goed zijn mocht, in de loop van de komende maanden en voor het volgend begrotingsjaar, de Vlaamse Regering nog een tandje bijsteken. Want Brussel is een geval apart en verdient nog méér aandacht van de Vlaamse Regering. De 6 miljoen euro die de Vlaamse Regering vrijmaakt zal rechtstreeks worden verdeeld over AGIOn (voor het gesubsidieerde onderwijs) en het GO! (voor het gemeenschapsonderwijs) in functie van de maturiteit van de Brusselse dossiers die bij deze instanties worden ingediend of reeds worden beheerd. Deze middelen komen dus niet terecht bij de VGC en dienen bijgevolg ook niet te worden voorzien in de begroting van de VGC. Uiteraard blijft de VGC een actieve partner in het geheel. De VGC maakt samen met de Vlaamse Gemeenschap en de verschillende inrichtende machten deel uit van de Taskforce - Nederlandstalig onderwijs Brussel. Het is o.m. op dit overlegplatform dat heel wat dossiers worden besproken, waaraan nadien middelen worden toegewezen.
Vraag nr.18 van 8 februari 2013 van mevrouw Brigitte De Pauw Divers: Gratis vrijwilligersverzekering Een Brusselse feitelijke vereniging en een vrijwilligersorgansiatie bekend bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie kunnen gebruik maken van het aanbod van een gratis vrijwilligersverzekering gedurende maximaal 100 vrijwilligerswerkdagen. Een vrijwilligersdag is elke kalenderdag waarop één vrijwilliger verzekerd is voor een welbepaalde opdracht. Hoeveel procent van de verenigingen die hierop aanspraak kunnen maken, hebben effectief beroep gedaan op de gratis vrijwilligersverzekering, opgesplitst per sector en graag een overzicht per jaar sinds de invoering van deze gratis vrijwilligersverzekering. Welke stappen warden allemaal ondernomen om deze verzekering kenbaar te maken bij de potentiële rechthebbenden? Hoeveel verenigingen hebben het maximum van 100 vrijwilligersdagen bereikt?
25
Antwoord Op basis van de informatie die collegevoorzitter Guy Vanhengel verkreeg vanuit het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin, coördinerend bevoegd voor het vrijwilligerswerk, kan hij het volgende meedelen. De tabel bevat een overzicht van het aantal verzekerde dagen per kalenderjaar, alsook het aantal organisaties, per beleidsdomein, die er een beroep op deden. Van 2008 tot 2012 is er voor Brussel een verdrievoudiging van het aantal verzekerde dagen, met een grote stijging in 2012, waarbij 14 organisaties het maximum van 100 vrijwilligersdagen bereikten. Bij het begin van elk jaar wordt, in overleg met Het Punt vzw - Steunpunt vrijwilligerswerk Brussel - en de administratie van de VGC, een communicatieplan uitgewerkt. De volgende acties werden ondernomen in 2012 om de vrijwilligersverzekering kenbaar te maken: • mailing door Het Punt vzw naar de organisaties; • verspreiding van een folder om de vrijwilligersverzekering te promoten, op 5000 exemplaren; • publicatie van een publi-artikel en de folder zelf in Brussel Deze Week. Aantal verzekerde dagen per kalenderjaar en aantal organisaties die er beroep op deden. Jaartal Verzekerde dagen
Aantal organisaties
2008
961
/
2009
1.231
/
2010
1.691
41
2011
1.511
36
2012
3.090
54
Opdeling van de organisaties die een beroep deden op de vrijwilligersverzekering, per beleidsdomein: 2010
2011
2012
Cultuur, Jeugd en Sport
27
20
37
Onderwijs en Vorming
4
6
6
Welzijn, Gezondheid en Gezin
5
6
4
Niet erkend bij VGC
5
4
7
26
Vraag nr.19 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Gebruik van defibrillatoren in de Brusselse Nederlandstalige scholen Steeds meer erkent men het nut van defibrillatoren. Dat zijn toestellen die mensen kunnen redden in geval van een hartstilstand. Volgens de Belgische Cardiologische Liga zou de aanwezigheid van een defibrillator binnen handbereid de overlevingskansen op meer dan 50% kunnen brengen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot “hartveiligheid” in de Brusselse scholen? Hoeveel AED-toestellen zijn er in omloop in de scholen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel? Bestaan er specifieke opleidingen om scholen te leren omgaan met een AED-toestel? Antwoord Deze vraag behandelt een problematiek die onder de bevoegdheid valt van de Vlaamse Gemeenschap. Het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap kon de gevraagde gegevens niet geven. De databank met geregistreerde defibrillatoren van de FOD Volksgezondheid laat niet toe om te achterhalen hoeveel AED-toestellen zich in het Brussels Nederlandstalig onderwijs bevinden. In het Brussels hoofdstedelijk gewest zijn 343 toestellen geregistreerd, voornamelijk op publieke plaatsen zoals bijvoorbeeld parkings, overheidsgebouwen, stations, hotels, sportinfrastructuur, … Van 2010 tot 2012 had het Rode Kruis via het Project ‘EH Brusselt’ een lesgever voor het geven van EH-lessen in de Nederlandstalige scholen in Brussel. Aanvankelijk waren dit EHBO-initiaties in lagere scholen (10-12 jaar). Vanaf 2011 werd het aanbod uitgebreid naar middelbare scholen met de opleiding Reanimatie en/of Reanimatie en AED. Gedurende het schooljaar 2011-2012 werden een 24-tal reanimatiecursussen begeleid, waarvan de helft ook het AED-gebruik behandelde. De opleiding vond plaats in de volgende scholen: Kunsthumaniora Laken, KA Koekelberg, KA Ukkel, KA Etterbeek, Victor Horta Evere, Maria Assumpta Laken, Atheneum Emmanuel Hiel Schaarbeek, KTA Jette, Regina Pacis Laken.
Vraag nr.20 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Gebruik van kalmeringsmiddelen en pepmiddelen in het onderwijs Het gebruik van kalmeringsmiddelen en pepmiddelen in de examenperiodes zit duidelijk in de lift. Dit geldt ook voor het voorschrijfgedrag ervan bij dokters. Is de collegevoorzitter van oordeel dat het gebruik van pepmiddelen in examenperiodes een probleem vormt? Zo ja, beschikt hij ter zake over cijfers in de Brusselse Nederlandstalige scholen?
27
Op welke manier wordt hier rond gesensibiliseerd? Zo ja, welke partners worden hierbij betrokken? Is hierover overleg met de Brusselse huisartsen? Op welke manier worden scholieren in het Brussels Nederlandstalig onderwijs bijgestaan gedurende de stresserende examenperiode? Antwoord Deze vraag behandelt een problematiek die onder de bevoegdheid valt van de Vlaamse Gemeenschap. Het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap kon geen gegevens bezorgen voor wat betreft Brusselse leerlingen en studenten. Wel kan op basis van een onderzoek naar het middelengebruik (Rosiers et al, 2011), bij Vlaamse studenten in de universitaire associaties van de universiteiten Gent en Antwerpen en leerlingen uit het secundair onderwijs, de volgende resultaten over het middelengebruik worden meegegeven: -
6,9% van de studenten heeft ooit stimulerende medicatie gebruikt, waarbij tussen beide associaties geen verschil qua grootteorde waarneembaar is. Bijna tweederde van hen (63,0%) heeft het ook het laatste jaar gebruikt.
In het onderzoek naar middelengebruik in het secundair onderwijs blijkt het gebruik van opwekmiddelen beperkt. 3,6% van alle leerlingen heeft ooit opwekmiddelen gebruikt. Bij 1718-jarigen (waar een hogere examendruk zou kunnen verondersteld worden) blijft het gebruik beperkt tot 4,4%. In 2012 werd een initiatief tegen het gebruik van middelen uitgewerkt voor studenten in het hoger onderwijs, met als intermediaire doelgroepen: SOVO’s (Sociale Voorzieningen voor Studenten), de hogescholen en universiteiten zelf, preventiewerkers uit CGG’s (Centra voor Geestelijke Gezondheidzorg). In het secundair onderwijs is de opdracht om te werken rond sensibilisering van middelgebruik in de vakoverschrijdende eindtermen, met name ‘Context 1: Lichamelijke gezondheid en veiligheid: Leerlingen schatten de risico’s en gevolgen in bij het gebruik van genotsmiddelen en medicijnen en reageren assertief in aanbodsituaties’. De CLB’s (Centra voor Leerlingenbegeleiding) besteden eveneens aandacht aan het eventuele onverantwoord gebruik van medicatie in examenperiode via het medisch onderzoek.
Vraag nr.21 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Opleiding: Stand van zaken van het project Werkplekleren In mei 2011 werd - in het kader van werkplekleren - een oproep gelanceerd voor proefprojecten naar diverse actoren op de arbeidsmarkt en naar alle onderwijs- en vormingsinstellingen van alle niveaus. Door een beoordelingscommissie werden uit de kandidaturen 10 projecten geselecteerd. Hoeveel Brusselse projecten werden er geselecteerd? Wat was de samenstelling van de beoordelingscommissie? Waren er Brusselse experten opgenomen in de beoordelingscommissie? Worden de projecten gecontinueerd?
28
Antwoord De projectoproep in het kader van werkplekleren van mei 2011 werd gelanceerd door de Vlaamse Gemeenschap. De informatie waarover wij beschikken komt van het bevoegde departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap. Naar aanleiding van de projectoproep werden er 10 projecten geselecteerd, waarvan 1 getrokken werd door de Brusselse partners HUB-Ehsal: ‘Gezinsgericht werkplekleren in de Sociale Economie’. De projectaanvragen werden beoordeeld door een vertegenwoordiging van het projectteam werkplekleren bestaande uit afgevaardigden van het departement onderwijs en vorming (de afdeling Strategische Beleidsondersteuning, afdeling Hoger Onderwijs, afdeling Secundair Onderwijs) en het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen Volwassenenonderwijs. Er werden geen ‘Brusselse experten’ betrokken. De meeste projecten liepen tot eind augustus 2012. Slechts een klein aantal projecten loopt nog door in het schooljaar 2012-2013. Het is de bedoeling van de Vlaamse Gemeenschap om de context specifieke instrumenten die ontwikkeld werden in het kader van de projecten te verspreiden en conclusies omtrent samenwerking verder te gebruiken als input voor een ruimer debat omtrent de verdere uitbouw van een kwaliteitsvol werkplekleren. In eerste fase zullen de resultaten van deze projecten voorgesteld worden op een studienamiddag op 29 april 2013, georganiseerd door de afdeling Horizontaal Beleid van het Departement Onderwijs en Vorming. Daarna zullen de ontwikkelde instrumenten vrij beschikbaar gesteld worden op de website werkplekleren (http://www.ond.vlaanderen.be/werkplekleren/).
Vraag nr.22 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Deelname van de Brusselse Nederlandstalige scholen aan Schoolnet Vlaamse scholen kunnen tegen een gereduceerd tarief internettoepassingen aanbieden in samenwerking met Telenet, dit sinds 2011. Geldt dit aanbod ook voor alle Nederlandstalige scholen in Brussel? Hoe wordt dit programma in Brussel uitgewerkt? Zo ja, hoeveel Brusselse scholen nemen deel aan SchoolNet? En hoeveel CLB’s? Hoe verhoudt dit cijfer zich t.o.v. de Vlaamse provincies? Hoe wordt dit aanbod bekendgemaakt bij de Brusselse scholen? Antwoord Deze vraag behandelt een problematiek die onder de bevoegdheid valt van de Vlaamse Gemeenschap.
29
In mei 2011 publiceerde het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming een aanbesteding met als doel meer bandbreedte te voorzien voor de scholen, wat in augustus 2011 resulteerde in een akkoord met Telenet voor ‘SchoolNet’: supersnel internet en een aantal gerelateerde diensten tot 2014. Het is aan de scholen om te beslissen om al dan niet in te gaan op dit aanbod, de kosten worden met de eigen werkingsmiddelen gefinancierd. In november 2012 meldde Vlaams minister Pascal Smet dat er een 300-tal scholen aangesloten waren op SchoolNet. De 300 scholen waarvan de Vlaamse overheid hierboven spreekt, maken bijna 10% van het totaal aantal scholen (basisonderwijs en secundair onderwijs) uit in Vlaanderen en Brussel. Een geografische opsplitsing kon de Vlaamse Gemeenschap niet geven. In het Brussels hoofdstedelijk gewest is Telenet slechts in een aantal gemeenten de distributeur van bandbreedte. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de werking van SchoolNet in Brussel, in de commissie onderwijs van 25 oktober 2012 (zie bijlage 1). SchoolNet is in Brussel overigens niet het enige aanbod waarop scholen kunnen intekenen. Naast het commerciële aanbod is er een federaal overheidsaanbod, ‘I-line’ van Belgacom. Brusselse scholen kunnen daarnaast aanspraak maken op het Multimediaplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarbij, naast computers, ipad’s en projectoren, ook aansluiting op het gewestelijk breedbandnetwerk IRISnet een mogelijkheid is.
Vraag nr.23 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Uitstroom van leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Het “Brussel Rapport Personeel 2011 – Basisonderwijs en Secundair Onderwijs” signaleert hoge uitstroompercentages van leerkrachten in het Brussels hoofdstedelijk gewest, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. Het percentage leerkrachten dat in Brussel na 5 jaar het Gewoon BaO verlaten heeft, bedroeg in 20091 54% tegenover 21% in Vlaanderen. In het Gewoon SO bedroeg dit percentage respectievelijk 62% tegenover 38%. Kan collegevoorzitter Guy Vanhengel deze uitstroompercentages actualiseren voor het schooljaar 2010-2011 en 2011-2012? Kan hij deze uitstroomcijfers voor de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012 in absolute cijfers en in percentages weergeven voor zowel het BaO als voor het SO? Kan hij de cijfers voor het SO opsplitsen voor BSO, TSO, ASO en KSO? Is er een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten die het Brussels onderwijs verlaten? 1
Cf. “Brussel Rapport Personeel 2011”, pg. 30. 2009 is het laatste jaar waarvoor cijfers worden geciteerd. De tabellen zijn niet geactualiseerd voor 2010 en 2011.
30
Antwoord Deze vraag behandelt een problematiek die onder de bevoegdheid valt van de Vlaamse Gemeenschap. Het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap gaf onderstaande gegevens mee. De cijfers voor schooljaar 2010-2011 zijn terug te vinden in het arbeidsmarktrapport 2011 en werden aangevuld in de tabellen in bijlage 2. Wat de cijfers voor schooljaar 2011-2012 betreft, wordt er momenteel een nieuw rapport opgemaakt, met een andere berekeningswijze. Deze gegevens zijn nog niet beschikbaar. De opdeling van de cijfers naar geslacht of onderwijsvorm is niet voorhanden. De gegevens die in de vraag worden aangehaald, bestaan uit de opvolging van de groep tijdelijke interims, ongeacht hun leeftijd, die in een bepaald jaar in het onderwijs startten. De procentuele weergave in de bijlage is de verhouding tussen het aantal interims dat het onderwijs heeft verlaten na 5 jaar en het aantal interims dat gestart was. Let wel, deze leerkrachten kunnen nog werkzaam zijn in het onderwijs buiten het Brussels hoofdstedelijk gewest en kunnen aldus terug te vinden zijn in het onderwijs in Vlaanderen.
Vraag nr.24 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Onderwijs: Inschrijvingen in de opleidingen van Elishout/Coovi Elishout/Coovi biedt een ruim aanbod aan praktische opleidingen die zowel overdag als ’s avonds kunnen worden gevolgd. De renovatie van de campus en de ingebruikname van de nieuwe keukentoren zal Elishout wellicht bijkomende aantrekkingskracht verlenen. Wat zijn de inschrijfcijfers van Elishout/Coovi voor het schooljaar 2012-2013, zowel qua dagals qua avondonderwijs? Is het mogelijk deze cijfers op te splitsen naargelang: a. De opleidingen en meest populaire richtingen; b. Verhouding man-vrouw; c. Hoeveel leerlingen/cursisten zijn gedomicilieerd binnen of buiten het Brussels hoofdstedelijk gewest? Antwoord De situatie van de inschrijvingen in de opleidingen van Elishout is op 4 maart 2013 als volgt: Elishout secundair onderwijs: 261 leerlingen, 74% mannelijk – 26% vrouwelijk, 41% uit BHG en 59% niet uit BHG. ‘Restaurant & Keuken’ en ‘Brood- & Banketbakkerij’ zijn veruit de populairste richtingen. In de table wordt het volledige overzicht weergegeven.
31
Elishout CVO: Hierbij wordt het systeem van modules gehanteerd, waarbij inschrijvingen kunnen lopen tot april van het schooljaar. Van 1 september tot 4 maart 2013 waren er 4.940 inschrijvingen in modules, 52% mannelijk – 48% vrouwelijk, 20% uit BHG en 80% niet uit BHG. De richtingen ‘Hotel’, ‘specifieke lerarenopleiding’ en ‘Bakkerij’ zijn de populairste richtingen. Hieronder wordt het volledige overzicht gegeven. Elishout secundair onderwijs 1A 1B 2A Agro en biotechnieken 2A Hotel-voeding 2B Land en tuinbouw 2B hotel-bakkerij-slagerij 3BSO Brood- en banketbakkerij 3BSO Plant, dier en milieu 3BSO Restaurant en keuken 3BSO Slagerij en vleeswarenbereiding 3TSO Brood en banket 3TSO Hotel 3TSO Plant, dier en milieutechnieken 4BSO Brood- en banketbakkerij 4BSO Plant, dier en milieu 4BSO Restaurant en keuken 4BSO Slagerij en vleeswarenbereiding 4TSO Brood en banket 4TSO Hotel 4TSO Plant, dier en milieutechnieken 5BSO Brood- en banketbakkerij en confisserie 5BSO Restaurant en keuken
Jongens 9 13 2 6 2 15 9 3 8 1 3 7 5 13 2 10 2 0 7 2 4 10
Meisjes 3 3 1 2 0 10 1 1 5 2 0 1 1 1 0 5 0 2 2 0 2 3
5BSO Slagerij en verkoopsklare gerechten 5BSO Tuinbouw en groenvoorziening 5TSO Brood en banket 5TSO Hotel 5TSO Plant technische wetenschappen 6BSO Brood- en banketbakkerij en confisserie 6BSO Restaurant en keuken 6BSO Slagerij en verkoopsklare gerechten 6BSO Tuinbouw en groenvoorziening
3 3 3 5 3 4 12 3 3
0 2 0 2 1 0 7 0 0
Aantal 12 16 3 8 2 25 10 4 13 3 3 8 6 14 2 15 2 2 9 2 6 13 3 5 3 7 4 4 19 3 3
BHG 5 10 2 1 1 15 6 1 7 0 1 1 2 10 1 9 1 2 0 0 5 4
niet BHG 7 6 1 7 1 10 4 3 6 3 2 7 4 4 1 6 1 0 9 2 1 9
0 2 0 0 0 4 4 1 1
3 3 3 7 4 0 15 2 2
32
6TSO Brood en banket 6TSO Hotel 6TSO Plant technische wetenschappen 7BSO Banketbakkerij en chocoladebewerking 7BSO Restaurantbedrijf en drankenkennis 7BSO Specialiteitenrestaurant Totaal
2 3 2 7 1 6
1 2 1 2 3 2
193
68
3 5 3 9 4 8 261
0 1 0 4 1 5
3 4 3 5 3 3
107
154
Elishout CVO
Opleiding Fotograaf Bedrijfsbeheer Biochemie Farmaceutisch Technisch Assistent* Florist Bakkerij* Slagerij Hotel* Gids/Reisleider Hotel- en Cateringmanagement* Openbare besturen* Specifieke lerarenopleiding* Cosmetische wetenschappen*
*
Mannen 159 18 145 87 13 288 338 1063 85 23 86 229 31
Vrouwen 141 17 15 239 223 291 12 769 53 47 152 351 65
Aantal inschrijvingen in modules 300 35 160 326 236 579 350 1832 138 70 238 580 96
BHG 64 16 11 49 25 116 50 387 36 13 92 110 7
niet BHG 236 19 149 277 211 463 300 1445 102 57 146 470 89
In deze opleidingen zijn modules geprogrammeerd die nog van start moeten gaan. Inschrijvingen zijn nog mogelijk tot eind april 2013, afhankelijk van het registratiemoment.
33
BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM
Vraag nr.8 van 25 januari 2013 van mevrouw Carla Dejonghe Welzijn: Samenbrengen van kinderopvang en ouderenzorg De vraag naar kinderopvang zal met de stijgende demografische cijfers van het gewest enkel toenemen. Er werden de afgelopen jaren reeds verschillende initiatieven genomen om het aanbod uit te breiden. Daarnaast moeten we ook creatief zijn en het aanbod diversifiëren. We hebben in het verleden bijvoorbeeld al gepleit om extra aandacht te besteden aan de flexibilisering van de kinderopvang voor werkende ouders en aan extra initiatieven voor thuisopvang van zieke kinderen. In verschillende steden in de Verenigde Staten hebben ze sinds enkele jaren een verfrissend concept in de kinderopvang opgestart dat misschien ook een meerwaarde kan bieden voor Brussel: Kinderopvang en Ouderenzorg worden onder één koepel geplaatst. Ze kiezen ervoor om binnen de infrastructuur van een rusthuis ook een kinderdagverblijf in te richten. Het kinderdagverblijf functioneert dan volledig autonoom van het rusthuis, maar er wordt wel een gemeenschappelijke ruimte voorzien waar peuters en senioren elkaar kunnen ontmoeten voor diverse activiteiten. Het toezicht door gekwalificeerd personeel blijft behouden, maar ze gaan ook dagelijks na welke senioren zich opgeven en fit zijn voor de interactie met de peuters. Het is een mogelijke bijkomende piste in het creëren van bijkomende kinderopvang. Deze aanpak brengt tal van voordelen met zich mee: - Gebruik van bestaande infrastructuur: we moeten niet van nul af aan een nieuwe locatie en infrastructuur uitbouwen. - Inschakeling van de senioren: het is een manier om senioren de kans te geven een maatschappelijk zinvolle taak op zich te nemen. Het is een zeer concreet kader voor sociaal engagement. Het is ook een element in de strijd tegen isolement van ouderen. - Intergenerationele contacten: kinderen leren al zeer jong in een intergenerationele omgeving te vertoeven (wat door de atomisering van het gezin, zeker in de steden, al lang niet meer voor de hand ligt omdat de grootouders vaak ver weg wonen en enkel bekend zijn van bezoeken en vakanties). - Kwaliteit en omkadering van de kinderopvang: er is extra aandacht voor de kinderen bovenop het wettelijk professioneel kader. Bovendien vertoeven de kinderen zo in een omgeving waar potentieel veel levenservaring en -kennis aanwezig is. Is collegelid Brigitte Grouwels bekend met het Amerikaanse project? Bestaan er in ons land en in Brussel dergelijke kinderdagverblijven of andere gelijkaardige initiatieven? Wat zijn de voor- en nadelen van dergelijke projecten in een Brusselse context? Zal het collegelid deze piste onderzoeken om de capaciteit in de Brusselse kinderopvang te verhogen? Antwoord Collegelid Brigitte Grouwels is niet vertrouwd met het project in de Verenigde Staten. Ook het Kenniscentrum Woonzorg kent ze niet.
34
Ook in de Vlaanderen en, meer in het bijzonder, in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zijn er initiatiefnemers die in eenzelfde gebouw of site 2 aparte werkingen kinderopvang en ouderenzorg organiseren, bijvoorbeeld: - Armonea nv organiseert op een site in Wommelgem kinderdagverblijf De Kleine Wommel en verzorgingstehuis Wommelgheem en op een site in Boutersem kinderdagverblijf De Kleine Vondel en rusthuis Vondelhof; - Solidariteit voor het Gezin vzw organiseert op een site in Gent (nabij het SintPietersstation) kinderdagverblijf Sloebercity en een zorghotel met serviceresidentie Seniorcity; - Fac Similiter vzw organiseert op een site in Ukkel (ziekenhuis Sint-Elisabeth) kinderdagverblijf ’t Prutske en rust- en verzorgingstehuis Nazareth. Niet georganiseerd door dezelfde initiatiefnemer, maar wel (gedeeltelijk) op een site in Brussel (nabij ziekenhuis Sint-Jan) werken kinderdagverblijf De Ketjes en dagverzorgingscentrum Terra Nova aan intergenerationele ontmoeting. Ten slotte organiseren ook kinderdagverblijven en rusthuizen die niet eenzelfde site delen gezamenlijke activiteiten, bv. een Kerst- of nieuwjaarsfeest. Het organiseren van kinderopvang en ouderenzorg in hetzelfde gebouw (of op eenzelfde site) kan zeker een meerwaarde betekenen, zowel inhoudelijk (intergenerationele ontmoeting) als op het vlak van infrastructuur (efficiëntiewinsten). Er zijn echter ook mogelijke nadelen, bijvoorbeeld: -
het gevaar dat de residentiële ouderenzorg de kinderopvang in de verdringing drukt, want commercieel minder interressant; de verschillende infrastructurele noden en/of specifieke regelgeving; de schaarste aan infrastructuur maakt dat het niet altijd mogelijk is polyvalante ruimte en/of buitenruimte te delen (belangrijke succesfactor); ontmoeting met (al/niet lawaaierige) kinderen is minder evident bij ouderen met een hoge zorgbehoevendheidsgraad en/of die veel pijn lijden; ontmoeting met ouderen is minder evident met baby’s, die nog niet over de nodige basisvaardigheden beschikken; het gevaar dat ouderen gaan dienen als extra omkadering; …
Het Beleidsplan Gezin voorziet, waar mogelijk en opportuun, dat “brede projecten” worden opgezet, waarbij gezinsvoorzieningen samengaan met onderwijs- en/of cultuurpartners. In het kader van de capaciteitsuitbreiding in kinderopvang en basisonderwijs wordt daarbij in de eerste plaats gedacht aan Brede School, maar ook brede projecten kinderopvang/ouderenzorg zijn mogelijk.
Vraag nr.9 van 30 januari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Gezondheid: Oogscreening Kind&Gezin In 2010 kondigde de minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de heer Jo Vandeurzen, het proefproject oogscreening aan. Het project startte in de provincie Limburg
35
waarbij kinderen gescreend werden op amblyopie (lui oog). Daar zou het evenwel niet bij blijven. Men ontwikkelde de ambitie om dit project algemeen in te voeren, zowel in Vlaanderen als Brussel. De doelstelling: het aantal kinderen met een lui oog teruggedringen van 6 naar minder dan 2%. Hoe is dit project in Brussel opgevat? Hoeveel toestellen werden er aangekocht? Hoeveel kinderen ondergingen sinds de opstart van het project een oogscreening in een Brussels consultatiebureau van Kind&Gezin? Hoeveel kinderen bleken een lui oog te hebben? Of een andere afwijking? Hoeveel van de geteste kinderen werden doorverwezen naar een oogarts? Hoe verhoudt dit cijfer zich ten opzichte van de resultaten in Vlaanderen? Hoe evalueert collegelid Brigitte Grouwels deze cijfers? Zal de doelstelling van het terugdringen van het aantal kinderen met een lui oog naar minder dan 2 % gehaald worden? Welk bedrag wordt in de komende jaren jaarlijks uitgetrokken voor dit project in Brussel? Antwoord De uitrol van de oogtest wordt in Brussel niet anders opgevat dan elders in Vlaanderen. Kind&Gezin zal de oogtest in Vlaanderen en Brussel uitrollen in de periode 2012 en 2013. Specifiek voor Brussel werden 2 regio's op 26 november 2012 uitgerold en één regio op 5 november 2012. De oogtest is opgenomen in het reguliere consultschema en wordt aangeboden op consult 12m. en consult 24 m. Voor elk consultatiebureau werd één oogtesttoestel voorzien. Door het feit dat de oogtest nog maar recentelijk opgestart werd, zit de oogscreening nog echt in de opstartfase. Ondertussen werden er 504 oogscreeningscontacten (cijfers getrokken op 14 februari 2012) doorgevoerd. Met de oogtest worden factoren die aanleiding geven tot een lui oog en enkele ernstige oogafwijkingen opgespoord. De ontwikkeling van het zicht duurt tot de leeftijd van 7 à 8 jaar. Het vroegtijdig vaststellen en begeleiden van oogproblemen is noodzakelijk voor een goede visuele ontwikkeling en om het kind maximale ontwikkelingskansen te bieden. Kind&Gezin is niet de enige 'speler' op het terrein. Wel kan Kind&Gezin voor de cliënten die kiezen voor de dienstverlening van Kind&Gezin in de eerste levensjaren mee oogafwijkingen opsporen. Verder nazicht gebeurt door het medisch schooltoezicht (CLB). In deze opstartfase werden 74 contacten met een refer genoteerd. Dit betekent dat het resultaat van de test afwijkend is en dat de ogen van het kind niet voldoen aan de criteria die op deze leeftijd verwacht worden voor een goede visuele ontwikkeling. Het kind wordt verwezen naar een oogarts. Indien het resultaat een 'refer' is, wordt het kind automatisch doorverwezen naar een oogarts, bij voorkeur naar een oogarts die te kennen heeft gegeven om mee te werken aan de oogtestopvolging. Er werden dus 74 kinderen doorverwezen.
36
In de proefregio's die ondertussen 2 jaar proefdraaien merken we een referpercentage van 6,5%. In de opstartfase wordt weliswaar een hoger referpercentage (nl. 8,6%) genoteerd, hetgeen te wijten is aan het opstarten van de oogtest in die betreffende consulatiebureaus. In Brussel wordt op dit moment een referpercentage van 14% genoteerd. Maar door de lage aantallen en de recente opstart van de oogtest kunnen en mogen hieraan nog geen definitieve conclusies vastgehangen worden. Kind&Gezin werkt samen met de universiteiten om de bestaande tests verder te optimaliseren. De uitrol is veel te recent om conclusies te trekken. De introductie van de oogtest heeft uiteraard tot doel om enerzijds oogafwijkingen vroegtijdig op te sporen en anderzijds indien mogelijk te remediëren. De oogtest werd opgenomen in de reguliere dienstverlening.
Vraag nr.10 van 18 februari 2013 van mevrouw Greet Van Linter Welzijn: Overfacturatie in de Brusselse rusthuizen In 18% van 249 gecontroleerde rusthuizen - ongeveer een derde van het totaal - stelde de Vlaamse Zorginspectie inbreuken op de regelgeving vast. Kosten die eigenlijk in de dagprijs inbegrepen zijn, zoals speciale matrassen voor mensen met doorligwonden, toiletbrillen en drinkwater buiten de maaltijden, worden toch extra aangerekend aan de bewoners. Bestaan er concrete cijfers voor de in Brussel door de Vlaamse Zorginspectie gecontroleerde rusthuizen? Zo ja, welke instellingen werden er gecontroleerd en welke rusthuizen maakten zich schuldig aan overfacturatie? Over welke concrete extra aangerekende kosten gaat het in deze gevallen en wat zijn de bedragen? Op welke wijze en in welke tijdspanne zullen de rusthuisbewoners worden terugbetaald? Zijn er eigenlijk sancties voor de betrokken rusthuizen voorzien voor het doorrekenen van niet verschuldigde kosten? Zo ja, worden deze dan ook toegepast in deze gevallen? Antwoord De woonzorgcentra (eerder genoemd rusthuizen) met een erkenning van de Vlaamse Gemeenschap zijn Residentie Bellevue in Vorst en De Overbron in Neder-over-Heembeek. In totaal gaat het om 194 bedden. Deze 2 woonzorgcentra worden door de Vlaamse zorginspectie gecontroleerd. Ook de vzw Home-Info bezoekt hen regelmatig. In de inspectieverslagen kwam facturatie niet aan bod. Home-Info kreeg evenmin klachten met betrekking tot overfacturatie. Indien er zich toch inbreuken zouden voordoen op het vlak van facturatie, heeft het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid de bevoegdheid om op te treden. Zij bepaalt dan aan de hand
37
van de ernst en de aard van de tekortkomingen wat er zal gebeuren. Meestal wordt er in samenspraak met de voorziening in kwestie een verbetertraject opgestart. De voorziening maakt een remediëringsplan en het agentschap volgt de uitvoering ervan op. Indien dit niet tot het gewenste resultaat leidt en de zorg van de bewoners ernstig in het gedrang komt, gaat men over tot een negatieve procedure. In eerste instantie houdt dit een aanmaning in. Indien dit onvoldoende blijkt, kan men overgaan tot schorsing, intrekking of weigering van de erkenning van het woonzorgcentrum, met een mogelijke sluiting tot gevolg. In dit traject wordt er nauw samengewerkt met de Zorginspectie. Vraag nr.11 van 18 feburari 2013 van mevrouw Greet Van Linter Welzijn: Partnergeweld in Brussel In een interview in De Standaard van 5 februari 2013 wijst seksuoloog en therapeut Alexander Witpas erop dat één op de drie slachtoffers van ernstig tot zeer ernstig partnergeweld een man is. En mannen zijn bovendien vaker dan vrouwen het slachtoffer van fysieke agressie in de openbare ruimte, van arbeidsongevallen en van zelfdoding. Bestaan er concrete cijfers over partnergeweld in Brussel en meer specifiek over geweld t.o.v. mannen? Zo ja, graag de meest recente gegevens ter zake. Hoeveel vluchthuizen in Brussel staan er ter beschikking voor partnergeweld? Wat is hun capaciteit en hun jaarlijkse bezettingsgraad? Zijn er ook mannen welkom in dergelijke vluchthuizen? Gelet op haar bevoegdheden op het vlak van welzijn en gezondheid voert de VGC eigenlijk een concreet (preventie)beleid om het partnergeweld te bestrijden? Antwoord Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk beschikt over algemene gegevens met betrekking tot partnergeweld in Vlaanderen en Brussel. Specifieke aanmeldcijfers voor het Nederlandstalig aanbod in Brussel worden bijgehouden door het Aanspreekpunt Partner-geweld van CAW Archipel. In 2012 werd er op vraag van de Vlaamse Regering ook een nieuw meldpunt misbruik, geweld en kindermishandeling opgestart. Zij beschikken eveneens over deze cijfers via het Vertrouwenscentrum Brussel. De gegevenstelling van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en CAW Archipel voor 2012 zijn pas beschikbaar op het eind maart 2013. Bijgevolg zijn hun meest recente cijfers voor Brussel deze van 2011. Binnen de CAW Archipel en Mozaïek zijn er in 2011 61 nieuwe cliënten geweest waarbij partnergeweld één van de redenen van aanmelding was (waarvan 1 man). Het Meldpunt misbruik, geweld en kindermishandeling beschikt wel reeds over cijfers van 2012 (maart tot december): hier gaat het over 10 meldingen van partnergeweld (waarvan drie mannen). In Brussel is er één vluchthuis (Centre de prévention des violences conjugales et familiales), erkend door de Franse Gemeenschapscommissie. Zij beschikken over 24 plaatsen, uitsluitend
38
voor vrouwen en kinderen. Voor meer informatie wordt doorverwezen naar de bevoegde diensten van de Cocof. Inzake preventiebeleid verwijst collegelid Brigitte Grouwels naar de omzendbrief van 2006 van Vlaams minister van Welzijn, waarin men de CAW’s middelen toekent om in te zetten op een preventieve aanpak van partnergeweld. De 2 Nederlandstalige CAW’s in Brussel werken preventief omtrent partnergeweld door onder meer het geven van opleidingen aan politiediensten, eerstelijnszorgverstrekkers, enz.
39
BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN Vraag nr.4 van 4 december 2012 van de heer Walter Vandenbossche Cultuur: Formele bepalingen voor een correcte indiening van kandidaturen voor functies binnen de Brusselse gemeenschapscentra Gemeenschapscentra in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben hun eigen statuten en bepalingen met betrekking tot de vervanging van leden van de gemeenschapsraad. Onder bepaalde omstandigheden, zoals o.a. het bekomen van een politiek mandaat, mogen de leden hun functie binnen de gemeenschapscentra niet meer uitoefenen. Onder welke omstandigheden mogen leden van de gemeenschapsraad hun functie niet meer uitoefenen? Aan welke voorwaarden is een kandidaat voor de gemeenschapsraad gehouden? Wat zijn de formele bepalingen voor een correcte indiening van kandidaturen voor functies binnen de gemeenschapscentra? Gemeenschapscentrum De Rinck plaatst de ‘vervangers’ onder curatele: in plaats van een toegang tot functies te voorzien, worden ze in een vormingswerkgroep (sic) geplaatst, en op deze wijze weggehouden van het lokale cultuurbeleid. Is collegelid Bruno de Lille het hiermee eens? Stemt dit overeen met de reglementaire bepalingen? Waarom kan een vervanger niet gewoon vervanger zijn? Is dit te wijten aan de lamentabele aanpak van het renovatiedossier door de lokale beheerders en moet één en ander verborgen worden gehouden? Antwoord Uit de vragen blijkt enige verwarring omtrent enkele begrippen: Vragen over lidmaatschap van Algemene Vergadering en Raad van Bestuur zijn statutaire VZW-kwesties. Daarin wordt verwezen naar Art. 9.C van het Cultuurpact en wordt de rol van respectievelijk Algemene Vergadering en Raad van Bestuur vastgelegd. In de nieuwe Verordening (nr. 12/005 dd. 29.11.2012) wordt voor de volgende hersamenstelling van de Algemene vergadering een leidraad aangekondigd. Deze wordt opgesteld door de administratie en voorgelegd aan het College. In de nieuwe verordening wordt de gemeenschapsraad vervangen door activiteiten die onder de noemer gemeenschapsforum door de Raad van Bestuur dienen te worden georganiseerd. Het concept ‘gemeenschapsforum’ - een vernieuwing van de gemeenschapsraad - is een heel goede zaak omdat de maatschappij eveneens evolueerde. Vroeger was er een meer verzuild verenigingsleven, terwijl nu heel wat verenigingen vanuit een andere basis vertrekken. Collegelid Bruno De Lille denkt hierbij bv. aan de fietsersbond. Deze nieuwe verenigingen moeten evenveel kansen krijgen en het concept ‘gemeenschapsforum’ is hiervoor het juiste. De gemeenschapsraad houdt als dusdanig op te bestaan. Wel blijft de Algemene Vergadering (waar de gemeenschapsraad mee samenviel) bestaan.
40
De activiteiten die onder de noemer gemeenschapsforum worden georganiseerd, moeten er voor zorgen dat verenigingen, organisaties, instellingen, projecten en burgers uit de lokale gemeenschap, aan de hand van verschillende methodieken en werkvormen, aangepast aan de lokale realiteit, worden geraadpleegd en actief bij de werking van het gemeenschapscentrum worden betrokken. Hun bijdragen vormen de basis voor de lokale invulling van de missie en de doelstellingen van het gemeenschapscentrum. De oproep aan vrijwilligers om actief te worden in diverse werkgroepen beantwoordt aan deze doelstelling om vrijwilligers zo breed mogelijk bij de werking van het gemeenschapscentrum te betrekken. Op een dagelijks bestuur (dit is een niet statutair orgaan) van gemeenschapscentrum de Rinck worden mogelijke vervangingen van de ontslagnemenden besproken. Vervangingen van ontslagnemenden uit de Algemene Vergadering dienen te gebeuren door aanduiding van nieuwe vertegenwoordigers door de betreffende verenigingen. Aanduiding van nieuwe vertegenwoordigers in de Algemene Vergadering leidt niet automatisch tot opname van deze vertegenwoordigers in de Raad van Bestuur. Leden van de Raad van Bestuur worden verkozen door de Algemene Vergadering. Het organiseren van verkiezing van nieuwe leden voor de Raad van Bestuur is een verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur, op het moment dat deze vaststelt dat de Raad van Bestuur niet meer rechtsgeldig is samengesteld. Verkiezingen zijn niet nodig gezien er vooralsnog door geen enkel lid van de Raad van Bestuur een formele vraag naar vervanging werd gesteld en omdat de vraag naar verkiezingen zich niet stelt aangezien de Raad van Bestuur beantwoordt aan de voorwaarden zoals bepaald in de statuten en in het cultuurpact.
Vraag nr.5 van 7 december 2012 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: De Week van de Smaak Tussen 17 september en 23 september 2012 vond de Week van de Smaak plaats, die ecogastronomie in Brussel wil promoten. De Week van de Smaak wordt gecoördineerd vanuit FARO, het Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed. De Erfgoedcel geeft stimulansen aan dit culinair evenement. Hoeveel activiteiten werden in de context van de Week van de Smaak in Brussel op touw gezet? Op hoeveel deelnemers konden deze activiteiten rekenen? Is het mogelijk de bezoekersaantallen op te splitsen naargelang (1) leeftijd en (2) domicilie van de bezoekers (deelnemers gedomicilieerd in Brussel t.o.v. het aantal niet-Brusselaars)? Welke partners werden betrokken bij de organisatie van de Week van de Smaak? Welke overheidsinstanties zorgden – naast de Vlaamse Gemeenschap en de Erfgoedcel – voor verdere ondersteuning? Welke subsidies worden aan het evenement toegekend?
41
Hoe worden de doelstellingen (culturele promotie,…) verdergezet?
ook na de Week van de Smaak
Antwoord Het evenement waar naar verwezen wordt en plaats vond tussen 17 september en 23 september 2012 heet niet de Week van de Smaak, maar wel Goûter Bruxelles, een Franstalig initiatief met de nadruk op eco-gastronomie , waarvan de coördinator asbl Karikol Bruxelles is. Deze vijfde editie had als thema ‘Terroirs’. Alle info hierover vindt men op : www.karikol.be en www.gouterbruxelles.be. De erfgoedcel Brussel heeft aan dit evenement niet deelgenomen. De Week van de Smaak vindt traditioneel plaats in de maand november. Na een tussenpauze van een jaar werd dit evenement in 2012 georganiseerd tussen 15 en 25 november. De VGC heeft aan de week deelgenomen via het project ‘De Brusselse Wafelengang’ dat 2 onderdelen kende. Enerzijds is er binnen een tiental gemeenschapscentra een ludieke wedstrijd georganiseerd waarbij verenigingen hun versie van de Brusselse wafel konden maken en anderzijds was er de finale, die doorging in de Koninginnegalerij, waarbij elk van deze GC’s hun geselecteerde wafel serveerde voor een breed publiek met uiteindelijk de selectie van de beste Brusselse Wafel van Brussel. Deze selectie gebeurde door publiek en een vakjury. Via dit project werd met andere woorden de Brusselse wafel en haar geschiedenis, het verhaal en de oorsprong van de Brusselse wafel getoond aan een breed publiek. Het project paste hiermee perfect binnen het themajaar Brusselicious en werd verder aangevuld door de mobiele tentoonstelling ‘Gesmaakt door de Brusseleir?’ uitgewerkt door de Erfgoedcel in samenwerking met het Centrum voor Agrarische Geschiedenis en het Brussels Museum voor de Molen en de Voeding. Deze tentoonstelling was tijdens de Week van de Smaak te zien in Evere en in Anderlecht. Ook de publicatie ‘Om te backen dicke wafels’ (2008) werd naar aanleiding van de Wafelengang van een herdruk voorzien. Dit project is een goede illustratie van wat in de toekomst binnen het Cultuurcentrum Brussel vaker zal gerealiseerd worden, namelijk projecten waar via krachtenbundeling van verschillende gemeenschapscentra, overbruggende contacten ontstaan tussen vrijwilligers, (hybride) netwerken en gemeenschappen. Elk met zijn eigen stijl en accenten, maar met openheid voor de kracht van samenwerking en participatie. Specifieke cijfers zijn momenteel nog niet voorhanden, maar zullen de komende maanden in de mate van het mogelijke worden opgelijst. Voor sommige evenementen zoals de wafelengang, die plaatsvond in de Koninginnegalerij, is dit praktisch niet haalbaar omdat het een ‘open’ evenement betrof waarbij correcte registratie niet mogelijk was. Voor collegelid Bruno De Lille blijft culinair erfgoed ook de komende jaren een wezenlijk onderdeel van het erfgoedbeleid. De manier waarop zal in samenspraak met de administratie en andere partners worden uitgewerkt. De terroir-keuken met producten uit eigen bodem en Brusselse specialiteiten zullen hierbij centrale elementen zijn.
42
Vraag nr.6 van 18 januari 2013 van mevrouw Brigitte De Pauw Cultuur: Gemeenschapskranten van de Brusselse gemeenschapscentra De 22 Brusselse gemeenschapscentra hebben elk hun eigen gemeenschapskrant. Er zijn weliswaar verschillen, en dat is maar goed ook, zo kan elk gemeenschapscentrum zijn eigenheid bewaren. Wat is de periodiciteit van elke gemeenschapskrant? Hoe worden deze gemeenschapskranten bedeeld? (huis-aan-huis of een beperkte zending op naam) a) Indien bij beperkte zending op naam, wat zijn de oplagen? b) Indien bij een beperkte zending, van welk adressenbestand maakt men gebruik? Hoe werd dit bestand samengesteld? Is dit bestand aangegeven bij de privacy commissie? Wat zijn de diverse tarieven om te adverteren in de gemeenschapskranten? Wordt bij de tarifiëring een differentiatie gemaakt (bv. adverteerders van binnen de gemeente en adverteerders van buiten de gemeente)? Antwoord De 22 Brusselse gemeenschapscentra hebben elk hun eigen maandblad. Deze bladen zijn een geschreven en visuele neerslag van de werking van de respectieve centra, en doen als zodanig veel meer dan enkel bericht geven over het aanbod. De redacties besteden aandacht aan de vele facetten van de gemeente, brengen reportages over successen en problemen in de buurt, en laten bewoners aan het woord in interviews en getuigenissen. 1. Periodiciteit verspreiding De regelmaat van het verschijnen van de maandbladen verschilt van centrum tot centrum. Bij de meeste centra is dat maandelijks, bij anderen twee- of driemaandelijks en zelfs om de zes weken. Maandelijks
Candelaershuys, De Markten, De Rinck, Den Dam, Everna, HeembeekMutsaard, Nekkersdal, Op-Weule, WaBo
Tweemaandelijks
De Kriekelaar, De Pianofabriek, De Vaartkapoen, Ten Noey, Ten Weyngaert
Driemaandelijks
Elzenhof, De Maalbeek (gemeenschappelijk blad)
Zeswekelijks
De Kroon, De Linde, De Platoo, Essegem, Kontakt, De Zeyp
2. Oplages en adressenbestanden Voor de verzending combineren heel wat centra een zending op naam met huis-aan-huis verspreiding. De oplagen zijn wisselend:
43
Huis-aan-huis bedeling Candelaershuys De Kriekelaar De Kroon De Linde De Maalbeek De Markten De Pianofabriek De Platoo De Rinck De Vaartkapoen De Zeyp Den Dam Elzenhof Essegem Everna Heembeek-Mutsaard Kontakt Nekkersdal Op-Weule Ten Noey Ten Weyngaert WaBo
1.700
1.200 11
11.500
336
270
Beperkte verzending op naam 905 4.700 2.800 235 4.779 6.100 1.800 800 6.500 2.700 400 1.200 4.800 800 3.500 3.500 2.092 2.900 2.800 1.450 2.300 1.850
Andere
Via infopunten 1.300 via infopunten
450 via verdeelpunten gemeente Gedeeltelijk huis-aan-huis Incl verzending via verdeelpunten
De adressenbestanden van de gemeenschapscentra zijn door de jaren heen op verschillende manieren opgebouwd. Sympathisanten of cursisten abonneren zich via de website of aan het onthaal. Tijdens lokale activiteiten hebben de bewoners de gelegenheid hun adres na te laten, en bij contacten in de wijken en verenigingen verzamelen de medewerkers van de GC adressen van bestaand of potentieel publiek. Het samenstellen en beheren van kwaliteitsvolle adressenbestanden vraagt een grote inspanning. Het is uitkijken naar de implementatie van de software voor ticketing- en deelnemerbeheer, die hierbij vast en zeker een waardevolle ondersteuning wordt. De 22 Brusselse gemeenschapscentra gebruiken de gegevens van hun bezoekers enkel voor het promoten van hun activiteiten. Op dit moment geeft enkel Ten Weyngaert zijn adressenbestanden aan bij de privacycommissie. In dit kader voorziet de administratie van de VGC een sensibiliseringscampagne. De medewerkers van de GC zullen attent worden gemaakt op het feit dat zij wettelijk verplicht zijn hun bestanden te laten registreren bij de privacycommissie, en zij zullen hierbij worden ondersteund.
3. Tarieven advertenties De tarieven van de advertenties zijn terug te vinden in bijlage 3.
44
Vraag nr.7 van 6 februari 2013 van mevrouw Carla Dejonghe Cultuur: Vernieuwing van de 11 juli-viering in Brussel De beleidsbrief Brussel verwijst naar de vernieuwing van de 11 juli-viering in Brussel. De Gulden Ontsporing werd de afgelopen jaren steeds georganiseerd door de Ancienne Belgique. De betrokken partners bouwden een eigen programma uit dat bestond uit concerten, voorleessessies en wandelingen. ’s Namiddags vonden er kleinere optredens plaats met als afsluiter ’s avonds het slotconcert op de Grote Markt. Er wordt nu geopteerd voor een vernieuwde en vernieuwende aanpak van de 11 juli-viering in Brussel. De organisatie wordt vanaf nu toegewezen aan Muntpunt als zogenaamde “meer neutrale partner”. Aan de hand van een nieuwe formule, wil men meer Vlamingen op deze feestdag naar Brussel krijgen en een jonger en mobieler publiek aantrekken. Vond er een evaluatie plaats van de organisatie van de Gulden Ontsporing door de Ancienne Belgique? Indien ja, welke bevindingen kwamen hieruit voort? Indien nee, op basis van welke argumenten heeft men ervoor geopteerd om de organisatie voortaan over te laten aan Muntpunt? Wat zijn de voornaamste veranderingen van de komende 11 juli-viering in Brussel in vergelijking met de vorige edities? Wanneer en via welke kanalen zal het nieuwe programma voor de 11 juli-viering in Brussel worden verspreid? Antwoord De Vlaamse Gemeenschapscommissie investeert geen middelen in de Gulden Ontsporing. Het is de Vlaamse Gemeenschap en namelijk de heer Pascal Smet, Vlaams minister bevoegd voor Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, die bevoegd is voor de organsiatie en dus ook voor de evaluatie van de Gulden ontsporing.
Vraag nr.8 van 7 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Ambtenarenzaken: Invoering van telewerk voor VGC-ambtenaren Reeds in 2008 keurde het College een met de vakorganisaties overlegd personeelsplan goed. In het Regeerakkoord 2009-2014 neemt de VGC zich voor, aangezien het plan nog niet volledig is uitgevoerd, om hiervan prioritair werk te maken. “De consolidatie van het personeelsplan is een conditio sine qua non voor een motiverend personeelsbeleid en voor de beheersing van de personeelskost”, zo luidt het. Eén van de initiatieven die in de geest van het personeelsplan is ontsproten, is het “proefproject telewerk voor VGC ambtenaren.” Dit proefproject ging van start op 1 juli 2012 en zou gedurende 6 maanden aan een 50-tal ambtenaren toelaten om in te stappen in het telewerk.
45
Het was de bedoeling tussentijdse evaluaties van het telewerken te maken om uiteindelijk na een grote evaluatie te beslissen of dit systeem daadwerkelijk ook wordt geïmplementeerd. In de Beleidsverklaring 2012-2013 stelt de VGC de evaluatie van het proefproject ‘telewerken’ duidelijk voorop als een van de speerpunten van het hernieuwde personeelsbeleid. Het blijft evenwel tot op heden wachten op de resultaten van dit project alsook op beslissingen op beleidsniveau. Is de aangekondigde evaluatie van dit project gebeurd? Wat zijn de eerste bevindingen van het project? Hoeveel mensen hebben deelgenomen aan dit proefproject? Hoeveel mannen en hoeveel vrouwen hebben aan dit project deelgenomen? Wat was de scholingsgraad van de deelnemers? Zal het project worden uitgebreid of effectief worden geïmplementeerd voor alle VGCambtenaren? Antwoord Het telewerken biedt een positief potentieel op vele vlakken. Collegelid Bruno De Lille is verheugd dat hij met het VGC-personeelsbeleid een eerste ervaring heeft kunnen opdoen, zowel op organisatorisch vlak als op het vlak van persoonlijke belevingen van medewerkers die deze nieuwe werkcontext konden uitproberen. In functie van een ruimere en succesvolle implementatie van het telewerken binnen het personeelsbeleid is het noodzakelijk dat de individuele ervaringen en de organisatorische uitdagingen oplossingsgericht en procesmatig naast elkaar worden gezet. Daartoe werden alle deelnemers van het proefproject telewerken en hun leidinggevenden bevraagd in de periode 10-21 december 2012 via een schriftelijk enquêteformulier. Ook andere collega’s werden via het intranet gevraagd om hun reacties en suggesties door te geven. Bij de vakorganisaties werd eveneens gepeild naar hun bedenkingen. Deze actie verbreedde het draagvlak en leverde belangrijke info op. De evaluatie leert dat de deelnemers positief zijn: telewerken leidt tot een beter timemanagement van de agenda (welke taken doe ik wanneer) en leidt tot minder stress o.a. door het feit dat je meer geconcentreerd kan werken (wat in een landscape-bureau niet steeds mogelijk is), geen tijd verspeelt met verplaatsingen en de balans tussen werk en privé beter bewaakt kan worden. Deelnemers geven aan meer taken op een betere manier (meer geconcentreerd) te kunnen verwerken. De betrokken leidinggevenden ervaren het telewerken ook als positief; randvoorwaarde is het bewaken van de organisatorische aspecten (wie is er wanneer, ondersteuning op de werkvloer van de telewerker, beschikbaarheid van materiaal). Ook technisch werd vanuit de ICT-dienst het telewerken positief geëvalueerd.
46
Collega’s van de telewerkers worden niet extra belast omdat de telewerker op een bepaalde dag thuis werkt in plaats van op de werkvloer. Telewerkers moeten ook bereikbaar zijn tijdens hun dag telewerken. Collega’s van directies die niet in het proefproject betrokken zijn, zijn vragende partij om ook te mogen telewerken, in hoofdzaak gelet op het feit dat geconcentreerder gewerkt kan worden. Het enige minpuntje blijkt de scheiding tussen werk en privé te zijn, maar weegt niet op tegenover de voordelen van het telewerken. 20 personeelsleden uit de diensten Leidend Ambtenaar en de algemene directie Onderwijs en Vorming hebben aan het proefproject deelgenomen waaronder 9 mannen en 11 vrouwen waarvan 15 niveau A, 4 niveau B en 1 niveau C. Vanaf 1 april 2013 wordt aan de personeelsleden, tewerkgesteld in het administratiehuis Renaissance, de mogelijkheid geboden aan telewerken te doen. Daarmee realiseren we, naast ondermeer de centralisatie van de administratie, een belangrijke stap in het personeelsbeleid. Telewerken is een gunst en gebeurt op vrijwillige basis.
Vraag nr.9 van 8 feburari 2013 van mevrouw Carla Dejonghe Cultuur: De ondermaatse organisatie van de ‘Brusselse wafelengang’ Op zaterdag 24 november 2012 streden 11 Brusselse gemeenten in de Koninginnegalerij voor de titel van beste Brusselse wafelbakker. De bakwedstrijd ‘de Brusselse Wafelengang’, georganiseerd door vzw vol-au-vent, had tot doel de Brusselse wafel opnieuw onder de aandacht te brengen. Het culinaire icoon wordt zelfs in de hoofdstad immers te vaak in de hoek gedwongen door zijn Luikse broertje. De organisatie communiceerde dat de deelnemende teams werden gekozen via gemeentelijke voorverkiezingen. In werkelijkheid bleken niet alle gemeenten dezelfde criteria te hanteren om een ploeg af te vaardigen. Sommige gemeenten organiseerden preselecties, anderen stelden gewoon vrij een ploeg samen. Daarnaast is het een spijtige zaak dat niet alle 19 gemeenten deelnamen aan de Brusselse bakwedstrijd. De wafelengang was een erg leuk concept dat onmiddellijk op succes kon rekenen. Toch stelt mevrouw Carla Dejonghe zich de vragen bij de organisatie ervan. Deze liet namelijk op verscheidene vlakken te wensen over. Zo was de informatieverstrekking vanuit vzw Vol-auVent verruit ondermaats. Tot een week voor de eigenlijke bakwedstrijd, ontvingen de deelnemers geen enkele informatie. Het spreekt voor zich dat de deelnemers toch recht hebben op enige voorbereidingstijd. Een week voor de wedstrijd meedelen dat de deelnemers deeg moeten voorzien voor 300 wafels, is toch wel een erg krappe timing. Naast dit grote volume deeg, dienden de deelnemers ook een mes, prikvorken en roosters om de wafels op te leggen te voorzien. De onkostenvergoeding van 100 euro kon deze kosten onmogelijk dekken. Daarnaast deed ook de uitgereikte eerste prijs voor de winnaar de wenkbrauwen fronsen: een oude bakfiets met daarop een wafelijzer gemonteerd en onderin een aantal levende kippen. Aangezien de meeste Brusselaars niet over een tuin beschikken, begrijpen wij niet waarom
47
men geopteerd heeft voor het geven van kippen. Een moderne, bruikbare bakfiets had bij de meeste deelnemers ook meer in de smaak gevallen. Hoeveel middelen werden aan vzw vol-au-vent gegeven voor de organisatie van de Brusselse Wafelengang? Hoe heeft de vzw deze middelen besteed? Op basis van welke argumenten heeft men geopteerd voor een oude bakfiets met daarin levende kippen als eerste prijs? Wat is er gebeurd met de dure plakkaten met de wapenschilden van de gemeenten en de stands die werden opgesteld in de Koninginnegalerij? Zullen deze worden gestockeerd voor een eventuele volgende editie van de bakwedstrijd? Heeft collegelid Bruno De Lille klachten ontvangen over de (organisatie van de) Brusselse Wafelengang, bijvoorbeeld van de handelaars in de Koninginnegalerij? Indien ja, welke klachten? Wordt de organisatie van de Brusselse Wafelengang geëvalueerd? Indien ja, wanneer kunnen we deze resultaten verwachten? Antwoord De vzw Vol-au-Vent kreeg een subsidie van 35.000 euro van de VGC voor de organisatie van de Wafelengang. Deze middelen werden besteed aan volgende uitgaven: o o o o o
Kosten voor communicatie: ontwerp logo, flyer, affichage, drukwerk; Vergoedingen voorverkiezingen; Ontwerp en realisatie van koksmutsen en keukenschorten; Infrastructuur standen; Realisatie wafelenbakfiets en stembus.
Voor het ontwikkelen van een ecologische bakfiets werkte de vzw samen met vzw Bolwerk en studenten van de opleiding Productontwikkeling van de Hogeschool van West-Vlaanderen. Door een school te betrekken bij het creatieve proces, werd het culinaire verbonden aan creativiteit en ecologie. De studenten bedachten een concept en op basis daarvan werd een prototype uitgewerkt. Na een evaluatie werd de bakfiets afgewerkt door de studenten. Een van de criteria was ecologie. Daarom werd geopteerd voor oude, gerecycleerde materialen. Om dezelfde reden werd gekozen om van de wafelbakfiets tegelijkertijd een kippenhok te maken. Kippen zijn ecologische huisdieren en afvalverwerkers. Ook symbolisch paste de kip bij de bakfiets, zij leveren één van de basisingrediënten voor wafels. Het stramien van de stands werd na afloop meegenomen door het evenementenbureau. De plakkaten zelf werden daaraan bevestigd. Die waren van redelijk dun materiaal en kunnen niet meer hergebruikt worden. De grootste plakkaten met de tekening van Nero werden wel bewaard, één voor de vzw en één voor Marc Sleen. De huidige tekenaar van Nero zorgde voor het beeld dat gebruikt werd op flyer en affiche.
48
Voor zover bekend waren er geen officiële klachten. De handelaars waren op voorhand ingelicht over het evenement met een brief. Bij het opzetten van de standen waren sommige handelaars ontevreden omdat ze vreesden dat de zichtbaarheid van hun zaak verminderd zou worden. Van bij het begin tot op het laatste moment werd rekening gehouden met de wensen van de handelaars. De standen werden in onderling overleg herschikt. Enkel bij de prijsuitreiking van ca. 30 min waren sommige handelaars ontevreden omdat er een grote groep mensen stilstond en de doorgang versperde. Maar over het algemeen verliep de samenwerking goed, verschillende handelaars werkten ook mee aan het spel voor de kinderen. Wat betreft de evaluatie worden momenteel diverse documenten verzameld. Op basis van de beschikbare informatie zal door de Entiteit Gemeenschapscentra een eindevaluatie opgemaakt worden die verwacht wordt tegen eind april.
Vraag nr.10 van 19 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Vrijetijdsaanbod voor kinderen met een functiebeperking In haar beleidsverklaring engageert de VGC zich om te investeren in een kwaliteitsvol vrijetijdsaanbod voor iedereen. Meer specifiek wil de VGC in het jeugd en sportbeleid bijzondere aandacht besteden aan een vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met een functiebeperking. Om de toegankelijkheid van het jeugdwerk te garanderen nam de VGC zich voor om het aanbod voor deze doelgroep verder uit te bouwen. Doel is om Brusselse kinderen en jongeren met een functiebeperking te laten deelnemen aan Brusselse vrijetijdsinitiatieven, zowel via categoriale als inclusieve werkingen. Kan collegelid Bruno De Lille een overzicht geven van het type vakantie en vrijetijdsactiviteiten voor deze doelgroep, per functiebeperking en leeftijdscategorie? Hoeveel kinderen en jongeren met een functiebeperking hebben de afgelopen vakantieperiodes deelgenomen aan deze activiteiten? Is de vraag met betrekking tot specifieke functiebeperkingen waaraan niet kon worden tegemoetgekomen op basis van het bestaande aanbod toegenomen? Welk budget wordt uitgetrokken voor deze initiatieven? Voorziethet collegelid een uitbreiding van het bestaande aanbod? Antwoord In onderstaande table wordt een overzicht gegeven van de vakantie- en vrijetijdsactiviteiten die de VGC organiseert voor kinderen met een functiebeperking, binnen het beleidsdomein Cultuur, Jeugd en Sport. De lijst is opgesteld per soort functiebeperking, per leeftijdscategorie en dit vanuit het sport- en vervolgens het jeugdbeleid.
49
Sport - vrijetijdsactiviteiten voor kinderen en jongeren met een functiebeperking schooljaar 2012-2013 Exclusief aanbod G-dans
G-basketbal
G-turnen
G-badminton
G-omnisport
G-omnisport
Sportacademie op maat
Maandelijkse tandemtochten
Van 7 tot 20 jaar Wekelijks op woensdag van oktober tot einde mei, van 16u tot 17u, VGC-sporthal Koekelberg Doelgroep: jongeren met een verstandelijke beperking of autismespectrumstoornis (ASS) 11 deelnemers Budget: 1 lesgever Van 12 tot 18 jaar Wekelijks op maandag van oktober tot december (kerstvakantie), van 20u tot 21u, KIW Sint-Lambrechts-Woluwe Doelgroep: jongeren met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking of ASS 5 deelnemers Budget: 1 lesgever Van 12 tot 18 jaar Wekelijks op maandag van januari tot maart (paasvakantie), van 20u tot 21u, KIW Sint-Lambrechts-Woluwe Doelgroep: jongeren met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking / visuele handicap of ASS 4 deelnemers Budget: 1 lesgever Van 12 tot 18 jaar Wekelijks op maandag van april tot juni (zomervakantie), van 20u tot 21u, KIW Sint-Lambrechts-Woluwe Doelgroep: jongeren met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking of ASS Momenteel: 3 inschrijvingen (activiteit moet nog starten) Budget: 1 lesgever Van 5 tot 9 en van 10 tot 15 jaar Wekelijks op donderdag van oktober tot einde mei, van 18u tot 19u (5 tot 9 jaar) en van 19u tot 20u (10 tot 15 jaar), Heemschool Neder-over-Heembeek Doelgroep: jongeren met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking of ASS 14 deelnemers Budget: 1 lesgever / huur infrastructuur Heemschool (560,11 EUR) Van 15 tot 99 jaar Wekelijks op donderdag van oktober tot einde mei, van 20u tot 21u, VGC-sporthal Koekelberg Doelgroep: jongeren (en volwassenen) met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking of ASS 11 deelnemers Budget: 1 lesgever Van 15 tot 99 jaar Tweewekelijks op zaterdag van oktober tot einde mei, van 13.30u tot 15.30u, VUB Elsene Doelgroep: jongeren (en volwassenen) met een verstandelijke en/of licht fysieke beperking of ASS 8 deelnemers (waaronder ook volwassenen) Budget: zit mee in algemeen budget van Sportacademie Van 15 tot 60 jaar Op een zaterdag of een zondag van maart tot oktober, vertrek in Brussel of de rand Doelgroep: jongeren (en volwassenen) met een visuele beperking + jongeren die om andere redenen niet zelfstandig kunnen fietsen 12 fietsen → tussen de 5 en 12 deelnemers per tocht Budget: max. 12 vrijwilligersvergoedingen per tocht
50
Tandemtochten op Aanvraag
Swing (Aximax ism VGCsportdienst): een combinatie van zelf muziek maken en dansen
Initiatie Rolstoelbasket (Inkendaal ism sportdienst provincie Vlaams-Brabant en VGC-sportdienst)
Van 12 tot 60 jaar Jaarlijks zijn er een 2-tal extra aanvragen (op woensdagnamiddag) Doelgroep: jongeren (en volwassenen) met een visuele beperking + jongeren die om andere redenen niet zelfstandig kunnen fietsen 12 fietsen Budget: max. 12 vrijwilligersvergoedingen per tocht Van 6 tot 14 jaar Elke zondag van 18 november tot 16 december 2012, van 10u tot 11.30u, JC Aximax Doelgroep: kinderen met een lichte tot matige verstandelijke beperking of ASS 6 deelnemers Budget: 1 danslesgever Van 16 tot 60 jaar Op donderdag 04/04 – 18/04 – 02/05 – 16/05 – 30/05 – 13/06 2013, van 20u tot 22u, Revalidatiecentrum Inkendaal, Vlezenbeek Doelgroep: jongeren (en volwassenen) met een fysieke beperking Inschrijvingen nog niet gestart Budget: geen (promotie maken)
Er wordt ook frequent doorverwezen naar de bestaande G-sportclubs. Inclusief aanbod Vooral kinderen uit type 1, 3 en 8 sporten mee in het reguliere aanbod. Er zijn enkele jongeren van het KIW die danslessen volgen in het Roodebeekcentrum.
Sport - overzicht van vakantieactiviteiten voor kinderen en jongeren met een functiebeperking schooljaar 2012-2013 Exclusief aanbod Sport 3-daagse Aximax ism VGC-sportdienst
Van 6 tot 14 jaar op 8-9 en 10 juli 2013 van 9 tot 16 uur (opvang van 8 en tot 17 uur) JC Aximax Doelgroep: kinderen met een lichte tot matige verstandelijke beperking of ASS Budget: 1 of 2 lesgevers
In de VGC-vakantiegids is er een lijst met organisaties opgenomen waar jongeren en kinderen terecht kunnen voor een exclusief (sport)aanbod. Inclusief aanbod Er wordt in de VGC-vakantiegids gemeld dat kinderen en jongeren ook welkom zijn op de VGCsportkampen (+ ook op andere vakantie-initiatieven) → apart icoon Hiervoor dienen ze contact op te nemen met de consulent G-sport die indien nodig en haalbaar de gepaste maatregelen en omkadering. Tot op heden hebben we nog geen vraag hiervoor gekregen.
51
Sport – budget Vooreerst is het belangrijk te melden dat de VGC Sportdienst een VTE personeelslid in dienst heeft om, in samenspraak met het Overlegplatform Aangepast Sporten, uitvoer te geven aan het Sportbeleidsplan inzake de ondersteuning en simulering van sport voor personen met een handicap. Het is evident dat deze persoon niet enkel voor jongeren instaat, maar ook voor andere leeftijdscategorieën in deze doelgroep. De voorlopige raming van de kosten van onze G-sportactiviteiten staat in de sportactiviteitenkalender, zoals die door het college in februari 2013 is goedgekeurd. Gemiddeld kost een lesgever 45 euro per uur en 65 euro voor 2 aaneensluitende uren. Een vrijwilligersvergoeding komt op 32,71 euro per vrijwilliger. In het promotiebudget voor G-sport wordt de folder G-sportlessenreeks voorzien, die met een oplage van 2000 exemplaren 1.400 euro kost en de G-sportbrochure die de VGC samen met de sportdienst Vlaams-Brabant uitgeeft, komt op 2.637,63 euro bij een oplage van 6000 exemplaren. Jeugd – vakantie- en vrijetijdsactiviteiten voor kinderen en jongeren met een functiebeperking In het kader van het jeugdbeleid worden momenteel de volgende initiatieven ondersteund die zich specifiek richten op kinderen en jongeren met een functiebeperking: AKABE Brussel, een Scoutsafdeling die zich specifiek richt tot kinderen met een functiebeperking. De groep bereikt: o met zijn jaarwerking 10 kinderen (6-18j); o tijdens zijn zomerkamp 8 kinderen (6-18j). Jeugdcentrum Aximax is in 2011 gestart met een categoriale werking voor kinderen met een functiebeperking. De kinderen worden gerekruteerd in verschillende Brusselse Nederlandstalige scholen voor buitengewoon onderwijs. Zowel in 2011 als in 2012 bereikte Aximax tweewekelijks 4 deelnemers tijdens de jaarwerkingsactiviteiten in het voor- en najaar. In de zomer van 2012 was er een speelweek met een bereik van 3 deelnemers. Het aantal deelnemers voor deze “exclusieve” werking is op dit ogenblik beperkt maar vanaf 2013 wordt een samenwerkingsverband opgezet tussen verschillende partners om een aantal drempels weg te werken (toeleiding, gerichte communicatie, mobiliteitsproblemen,…) en een grotere groep kinderen te bereiken. Daarnaast voert Jeugdcentrum Aximax een inclusieve werking voor al zijn overige activiteiten, zowel doorheen het jaar als tijdens de vakantieperiodes. Het nieuwe reglement voor de ondersteuning van vakantie-initiatieven voorziet een bijkomende subsidie voor de werkingen die open staan voor kinderen of jongeren met een functiebeperking. In 2012 kregen 7 initiatieven, met een totaal bereik van 80 kinderen, hiervoor bijkomende subsidies. Jeugd – budget Voor de hierboven opgesomde initiatieven wordt volgend budget uitgetrokken: vzw Groep Intro: 60.000 euro; AKABE Brussel: 1.731 euro.
52
De werkingsmiddelen voor het inclusieve en exclusieve aanbod van Jeugdcentrum Aximax zitten vervat in een enveloppensubsidie (57.500 euro in totaal). Hetzelfde geldt voor de VGCspeelpleinwerking (begrotingscenter 555) of de bijkomende subsidies voor vakantieinitiatieven die open staan voor kinderen met een functiebeperking (begrotingsartikel 555/332-02). Enkele jaren geleden werd, in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar de vrijetijdsbeleving van kinderen en jongeren met een functiebeperking. Uit het onderzoek bleek dat verschillende kinderen deelnemen aan de speelpleinwerking. Het betreft meestal kinderen met een licht mentale handicap. Ouders geven echter niet vaak aan dat hun kind een functiebeperking heeft, waardoor juiste cijfers niet voorhanden zijn bij de jeugddienst en er niet voorzien kan worden in aangepaste ondersteuning en begeleiding. In de zomer van 2012 werd wel een aangepaste ondersteuning voorzien voor een kind met het syndroom van Down. Tijdens de zomervakantie 2013 zal op één van de speelpleinen een inclusieve werking opgestart worden. Betreffende specifieke functiebeperkingen waarvoor het aanbod niet toereikend is, werd geen toename van vragen vastgesteld. Er werden wel vragen gesteld naar een aanbod paardrijden en hippotherapie. Zij werden doorverwezen naar clubs buiten Brussel. Op basis van de jaarlijkse evaluatie met de internaten, instellingen, scholen… en de individuele vragen of vragen van intermediairen wordt bekeken of het aanbod moet wijzigen en of er een nieuw aanbod moet gecreëerd worden. Bij de jeugddienst zijn er de afgelopen jaren geen vragen gesteld voor een specifiek aanbod. Uit het wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat er wel een reële vraag is. Ouders geven aan dat het geen rol speelt of een aanbod doelgroepspecifiek is of inclusief zolang het maar kwalitatief is. Zoals reeds aangegeven werd er wel een bijkomend aanbod ontwikkeld bij Jeugdcentrum Aximax. Uitgaande van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek werd een verhoogd aanbod voor kinderen en jongeren met een functiebeperking als doelstelling opgenomen in het Jeugdbeleidsplan. bestaande initiatieven worden verder ondersteund; er wordt een beleid ontwikkeld op basis van de aanbevelingen in het onderzoek; er wordt ingezet op trajectbegeleiding van kinderen en jongeren met een functiebeperking; het eigen vrijetijds- en vakantieaanbod van de VGC voert een proactief toegankelijkheidsbeleid; er wordt samengewerkt met de Sportdienst en andere partners om het vrijetijdsaanbod van kinderen en jongeren met een functiebeperking verder uit te bouwen. Voor de realisatie van deze doelstellingen werd gezocht naar een geschikte partner. Aan vzw Groep Intro werd gevraagd om vanaf januari 2013 haar werking te heroriënteren naar het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met een functiebeperking. In een overeenkomst met Groep Intro werden hiervoor de volgende doelstellingen opgenomen:
53
het uitbouwen van een expertisecentrum voor de vrijetijdsbeleving van kinderen en jongeren met een functiebeperking; het ondersteunen van vrijetijdswerkingen die inclusief of categoriaal werken voor kinderen en jongeren met een functiebeperking; het verhogen van een vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met een functiebeperking; het toegankelijk maken van het vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren met een functiebeperking.
In de loop van 2012 werd een overlegplatform opgestart met verschillende partners (Groep Intro, Gehandicapten en Solidariteit, Indivo, Scouts en Gidsen Vlaanderen als vertegenwoordiger van de jeugdbewegingen, Jeugdcentrum Aximax, Lasso, DOP-Brussel, VGC-Jeugddienst en VGC-Sportdienst).
Vraag nr.11 van 19 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Invoering van een dancinglabel Vorige maand liet collegelid Bruno De Lille in de Ccommissie voor Financiën optekenen dat in samenwerking met het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding de mogelijkheid onderzocht wordt om een label voor discotheken in te voeren. Het “Dancing pour tous” of “Dancing voor iedereen” label zou in de praktijk moeten verhelpen dat jongeren van allochtone origine louter om die reden aan de deuren van een dancing geweigerd worden. Volgens de woordvoerster van het collegelid zat het onderzoek toen nog in een beginfase en was het nog niet duidelijk hoe dit initiatief concreet vorm zou krijgen. Kan collegelid Bruno De Lille reeds meedelen op basis van welke criteria het label toegekend zal worden? Hoe zullen de criteria in de praktijk worden gecontroleerd? Wordt hiervoor een nieuw regulerend kader uitgedacht en wordt er in verdere sanctionering voorzien? Wie zal toezien op de naleving? Wordt er voorzien in een continue controle? Hoe zal de invoering van het label bekendgemaakt en gepromoot worden bij de betrokken partijen? Hoe zal de actie worden bekendgemaakt bij het grote publiek? Antwoord In zijn functie van VGC-collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd en Sport is collegelid Bruno De Lille niet bevoegd over de inhoud van de vragen die worden gesteld.
54
Vraag nr.12 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Zomerschool Tijdens de Brusselse Zomerschool krijgen anderstalige nieuwkomers en anderstalige kinderen van 6 tot 12 jaar een taalbad via speelse en uitdagende activiteiten onder deskundige begeleiding. In de voormiddag wordt er gezorgd voor zomerschoolactiviteiten met duidelijke talige doelstellingen en in de namiddag ligt de nadruk op een ‘speels’ aanbod in samenwerking met de VGC-speelpleinwerking. Op die manier kunnen de kinderen met het nodige zelfvertrouwen een goede start maken in het Nederlandstalig onderwijs. Tegelijk wordt hun integratie in de stad en in de samenleving versterkt. In 2013 is de zomerschool aan haar achtste editie toe. Hoeveel kinderen namen sinds de eerste editie deel aan de Zomerschool? Graag deze cijfers opgesplitst naargelang leeftijd / geslacht / nationaliteit alsook de school waarin de kinderen ingeschreven zijn en de gemeente waarin zij woonachtig zijn. In het Bulletin van vragen en antwoorden van 16 mei 2012 deelde het collegelid mee dat de maximumcapaciteit bepaald is op 100 deelnemers, terwijl er 129 inschrijvingen waren in 2011. Heeft hij deze maximumgrens voor 2012 en 2013 behouden? Wat is de reden voor het vastleggen van een maximumgrens? Ook voor ouders wordt tijdens de Zomerschool een aanbod ontwikkeld. Hoeveel ouders namen sinds de eerste editie deel aan de Zomerschool? Wat de evaluatie van de Zomerschool betreft, stipte het collegelid in het Bulletin van vragen en antwoorden van 16 mei 2012 volgende aandachtspunten aan: bereik van de doelgroep, informatiedoorstroming in scholen, opkomst ouders bij specifiek aanbod, tolkouders, toegankelijkheid VGC-communicatiedragers, teamwissels na 2 weken, capaciteit Aximax. In welke mate beoogt de editie 2013 aan deze aandachtspunten tegemoet te komen?
Antwoord De maximumcapaciteit voor de Zomerschool bedraagt 100 kinderen. Elk jaar wordt de maximumcapaciteit bereikt. De reden voor het vastleggen van deze maximumgrens heeft te maken met het aantal beschikbare klassen enerzijds en de nood aan het vinden van voldoende begeleiding anderzijds (iedere week minimum 12 vrijwilligers voor 4 klassen). Deze maximumgrens werd behouden voor 2012 en 2013. De 129 inschrijvingen, vernoemd in Bulletin Nr3 van 16 mei 2012, heeft te maken met 30% afvallers. Om deze reden wordt er vanaf 100 inschrijvingen een reservelijst aangelegd. Indien van de eerste 100 ingeschrevenen kinderen niet komen opdagen, dan wordt de reservelijst aangesproken. De 100 kinderen die ieder jaar aan de Zomerschool deelnemen, hebben heel verschillende culturele achtergronden. De voorbije jaren waren er tussen de 14 en 26 verschillende nationaliteiten.
55
Editie Aantal nationaliteiten
2012 19
2011 24
2010 18
2009 17
2008 14
2007 26
2006 20
De kinderen komen vanuit het volledig Brussels hoofdstedelijk gewest. Hieronder het overzicht van het aantal verschillende gemeentes per jaar. Editie Aantal gemeentes
2012 12
2011 18
2010 15
2009 16
2008 16
2007 15
2006 14
De grootste instroom komt uit Brussel stad, Jette, Sint-Jans-Molenbeek en Schaarbeek. Ook bereikt de Zomerschool steeds meer verschillende scholen. Editie Aantal verschillende scholen
2012 41
2011 39
2010 26
2009 24
2008 27
2007 18
2006 12
Gegevens over leeftijd en geslacht van de kinderen worden niet op een systematische manier per jaar bijgehouden. Het ouderaanbod werd opgestart in de editie 2008. De thema’s die met de ouders besproken worden zijn: naar een Nederlandstalige school in Brussel, meertalig opvoeden, Nederlands in de vrije tijd, Nederlands leren als ouder. Het aantal deelnemende ouders sinds 2008 is in stijgende lijn geëvolueerd dankzij het intensief informeren via flyers maar vooral door het dagelijks persoonlijk aanspreken van de ouders aan de poort van de Zomerschool. In 2012 was er een verdubbeling van opkomst. In 2008 en 2009 telde de Zomerschool een gemiddelde opkomst van 4 ouders op de ouderactiviteiten, in 2010 en 2011 een gemiddelde opkomst van 5 ouders, in 2012 een gemiddelde opkomst van 10 ouders. Er wordt gewerkt met tolkouders: afhankelijk van de aanwezige ouders worden bepaalde ouders aangesproken om te vertalen voor andere ouders. In het Bulletin van vragen en antwoorden van 16 mei 2012 worden tenslotte een aantal aandachtspunten aangegeven. De Zomerschool slaagt er vrij goed in om de prioritaire doelgroep te bereiken (anderstalige nieuwkomers). Editie Anderstalige nieuwkomers
2012 33%
2011 34%
2010 35%
2009 30%
2008 21%
2007 47%
2006 100%
De informatiedoorstroming in scholen wordt gerealiseerd door een folder en een brief, ondersteund door een meer persoonlijk contact van de onderwijsondersteuners van het Onderwijscentrum Brussel. De teamwissels binnen het begeleidersteam zijn eigen aan het werken met vrijwilligers. In de werking en organisatie van de Zomerschool wordt met dit gegeven rekening gehouden via de aansturing, de overdracht van informatie over de kinderen, het vooraf ontwikkeld activiteitenmateriaal,…
56
Sinds 2012 wordt de Zomerschool georganiseerd in Brede school Nieuwland (niet meer in Aximax). Deze locatie beschikt over de nodige infrastructuur en accommodatie voor de maximumcapaciteit van de Zomerschool. De Zomerschool 2013 zal opnieuw plaatsvinden in Brede school Nieuwland (qua accommodatie is er samenwerking met de Franstalige school op de Nieuwlandsite).
Vraag nr.13 van 20 februari 2013 van mevrouw Bianca Debaets Cultuur: Lenteschool Tijdens de Brusselse Lenteschool krijgen anderstalige nieuwkomers en anderstalige kinderen van 6 tot 12 jaar een taalbad via speelse en uitdagende activiteiten onder deskundige begeleiding. In de namiddag is ere en sportaanbod, georganiseerd door de VGC-sportdienst. Ook hier is er expleciete aandacht voor taal. Op die manier kunnen de kinderen met het nodige zelfvertrouwen een geode start maken in het Nederlandstalig onderwijs. Tegelijk wordt hun integratie in de stad en in de samenleving versterkt. In 2013 is de lenteschool aan haar vierde editie toe. Hoeveel kinderen namen sinds de eerste editie deel aan de Lenteschool? Graag deze cijfers opgesplitst naargelang leeftijd / geslacht / nationaliteit alsook de school waarin de kinderen ingeschreven zijn en de gemeente waarin zij woonachtig zijn. Wat is het gemiddelde taalniveau van de deelnemers? Wat de evaluatie van de Lenteschool betreft, stipte het collegelid in het Bulletin van vragen en antwoorden van 16 mei 2012 volgende aandachtspunten aan: informatiedoorstroming in scholen, meertalige beweegactiviteiten, werving van vrijwilligers voor een dergelijk korte periode. In welke mate beoogt de editie 2013 aan deze aandachtspunten tegemoet te komen? Antwoord De maximumcapaciteit voor de Lenteschool bedraagt 40 kinderen. De reden voor het vastleggen van deze maximumgrens heeft te maken met de nood aan het vinden van voldoende begeleiding. Voor deze korte vakantie zijn minstens 6 ervaren begeleiders nodig (2 vrijwilligers per leeftijdsgroep). Voor de Lenteschool 2013 waren er voldoende ervaren vrijwilligers. Er waren gemiddeld 40 kinderen aanwezig. De Lenteschool richt zich exclusief op anderstalige nieuwkomers. Inschrijvingen Anderstalige nieuwkomers
2013 55
2012 32
2011 43
2010 19
De kinderen die ieder jaar aan de Lenteschool deelnemen, hebben heel verschillende culturele achtergronden. De voorbije jaren waren er tussen de 18 en 24 verschillende nationaliteiten. Editie Aantal nationaliteiten
2013 20
2012 19
2011 24
2010 18
De kinderen van de Lenteschool komen vanuit het volledig Brussels hoofdstedelijk gewest. De Lenteschool bereikte in 2013 24 verschillende scholen.
57
Gegevens over leeftijd en geslacht van de kinderen worden niet op een systematische manier per jaar bijgehouden. Er wordt door de Lenteschool geen taaltest afgenomen. Via observatiefiches worden de vorderingen van de kinderen wel in kaart gebracht. De bevraging achteraf in de scholen staat hierbij centraal. Wij stellen vast dat de spreekdurf van deze kinderen toeneemt en dat ze op het vlak van mondelinge vaardigheden vooruitgang boeken. In het Bulletin van vragen en antwoorden van 16 mei 2012 worden tenslotte een aantal aandachtspunten aangegeven. De Lenteschool slaagt er vrij goed in om de prioritaire doelgroep te bereiken (anderstalige nieuwkomers). De Lenteschool richt zich exclusief op deze doelgroep. In 2013 werd een piek van 55 inschrijvingen genoteerd waarvan 40 kinderen dagelijks aan de activiteiten van de Lenteschool deelnamen. De informatiedoorstroming in scholen wordt gerealiseerd door een folder en een brief, ondersteund door een meer persoonlijk contact van de onderwijsondersteuners van het Onderwijscentrum Brussel. Het uitbreiden van talige beweegactiviteiten werd gerealiseerd door de ontwikkeling van een talige spelbundel, ontwikkeld door het Onderwijscentrum Brussel. Deze nieuwe talige beweegactiviteiten bestaan uit o.a. kringspelen, balspelen, klasspelen, loop- en tikspelen. Het namiddaggedeelte van de Lenteschool wordt ingevuld door een sportaanbod van de VGCsportdienst met specifiek aandacht voor taal. De werving van ervaren vrijwillige leerkrachten blijft een aanhoudend aandachtspunt voor de Lenteschool.
58
Bijlage 1 Bijlage bij het antwoord van de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs en Vorming, op de schriftelijke vraag van mevrouw Bianca Debaets over de deelname van de Brusselse Nederlandstalige scholen aan ‘Schoolnet’. Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen Vergadering van 25/10/2012 Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de werking van SchoolNet in Brussel - 111 (2012-2013) De voorzitter : De heer Delva heeft het woord. De heer Paul Delva : Voorzitter, minister, geachte leden, in 2011 werd een overeenkomst gesloten tussen het Departement Onderwijs en Telenet over de uitvoering van SchoolNet. SchoolNet is een programma dat aan zowel onderwijsinstellingen – het hoger onderwijs uitgezonderd – als aan centra voor leerlingenbegeleiding flexibele internetoplossingen aanbiedt tegen een gunsttarief. Het staat de scholen vrij om daar al dan niet op in te gaan. Minister, ik heb u daarover een schriftelijke vraag gesteld. Ik heb u gevraagd of SchoolNet ook in Brussel van toepassing was. U hebt me geantwoord dat bij de gunning van de aanbesteding voor deze voorziening geen van de indieners voor 100 procent dekkend was. U stelde dat de dekkingsgraad voor 10 procent van de totaliteit van de punten mee in overweging werd genomen als gunningscriterium. U zei ook dat Telenet op het grondgebied van een aantal gemeenten geen coaxinfrastructuur heeft en dat SchoolNet er dus niet wordt aangeboden. Het gaat in totaal over twaalf gemeenten, waarvan elf in Brussel, namelijk Anderlecht, Brussel, Elsene, Evere, Oudergem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joostten-node, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel en Watermaal-Bosvoorde. De twaalfde gemeente is Wemmel. Dat betekent dus dat Nederlandstalige scholen uit elf gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest niet kunnen genieten van dit interessant aanbod. Dat is jammer, want het verhoogt de werkingskosten voor deze scholen. Het is ook jammer omdat het een ongelijke behandeling meebrengt tussen scholen uit het Vlaamse Gewest en nogal wat scholen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. U verwijst in uw antwoord wel naar het federale I-Line-aanbod en het gewestelijk breedbandnetwerk IRISnet in Brussel. De dienstverlening van de I-Line verschilt evenwel van die van SchoolNet. Omdat we te maken hebben met een aanbod van voorzieningen voor scholen, zitten we in het hart van een gemeenschapsmaterie. De scholen in Brussel en Vlaanderen zouden op dat domein op dezelfde wijze moeten worden behandeld door het departement Onderwijs. Minister, kunt u een stand van zaken geven van de mogelijke ontwikkeling van een SchoolNet op basis van VDSL-technologie? In hoeverre zou deze dienstverlening verschillen van het normale SchoolNet? In hoeverre wilt u als Vlaams minister voor Onderwijs een oplossing zoeken voor de Nederlandstalige scholen binnen Brussel en ook in Wemmel – maar dat is een uitzondering in het Vlaamse Gewest – opdat alle Vlaamse scholen eigenlijk uit hetzelfde pakket zouden kunnen kiezen van voorzieningen inzake internetoplossingen? Minister Pascal Smet : In de loop van 2013 zal het mogelijk worden om een vergelijkbaar aanbod als SchoolNet Protect aan te bieden op basis van VDSL-technologie. De dienstverlening zal identiek kunnen zijn voor wat betreft de securityoplossing, Service Level
59
Agreement, prijs en managed router inbegrepen. De snelheid zal gezien de beperkingen van de VDSL-technologie maximaal 30 Mbps downstream en 6 Mbps upstream bedragen. Voor Brussel is er enkel een coaxaanbod op de plaatsen waar Telenet een coaxnetwerk heeft. Dat is ongeveer een derde van het Brusselse grondgebied. VDSL kan, zodra het beschikbaar is, uiteraard ook in Brussel worden aangeboden, maar dat is een zaak van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Als u meer vragen hebt, mijnheer Delva, dan stel ik voor dat u de technische mensen van het departement of het agentschap Onderwijs contacteert. Zij zullen u met alle genoegen toelichting verschaffen. De voorzitter : De heer Delva heeft het woord. De heer Paul Delva : Dat zal ik zeker doen, minister. Ik begrijp dat u verwijst naar de technische mogelijkheden binnen het gewest. Ik ga me daarvoor niet naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest richten. Het moet de bedoeling zijn dat de Vlaamse administratie en u als verantwoordelijke de scholen op een gelijke manier behandelen. Dat toevallig het gros van de scholen in Brussel buiten die oplossing valt, is heel jammer. Daar zullen wel redenen voor zijn, maar het moet ons aller bedoeling zijn scholen in Vlaanderen en Brussel in de mate van het mogelijke op dezelfde manier te behandelen. Minister Pascal Smet : Daar ben ik het mee eens, maar ik ga natuurlijk geen kabels aanleggen. De heer Paul Delva : Neen, dat begrijp ik zeer goed. Er is een bepaalde verantwoordelijkheid, niet in het aanleggen van kabels, maar wel in het zoeken naar oplossingen, zodat Brusselse scholen op de een of andere manier ook gebruik kunnen maken van die goedkope internetoplossingen. Dat die scholen vandaag niet gelijk worden behandeld als de Vlaamse scholen, vind ik niet kunnen. De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.
Bijlage 2 Bijlage bij het antwoord van de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs en Vorming, op de schriftelijke vraag van mevrouw Bianca Debaets over de uitstroom van leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel.
Tabel: Aantal interims op januari 200x, die vijf jaar later het Brussels onderwijs hebben verlaten Interims januari 2002 versus betalingen oktober 2006
Interims januari 2003 versus betalingen oktober 2007
absoluut procentueel absoluut
Interims januari 2004 versus betalingen oktober 2008
Interims januari 2005 versus betalingen oktober 2009
Interims januari 2006 versus betalingen oktober 2010
procentueel absoluut procentueel absoluut procentueel absoluut procentueel
Gewoon basisonderwijs
101
53%
82
54%
83
53%
109
54%
136
58%
Buitengewoon basisonderwijs
9
64%
5
100%
8
57%
7
44%
8
55%
Gewoon secundair onderwijs
87
62%
102
64%
115
65%
117
62%
125
66%
Buitengewoon secundair onderwijs
6
50%
7
41%
5
38%
5
36%
6
35%
bijlage bull2vrg23.docx
1/2
Bijlage 3
Centrum
Tarieven
Maandblad
Candelaershuys - Ukkel
De Hoorn
De Kriekelaar - Schaarbeek
Thuis in Schaarbeek
De Kroon - St.Agatha-Berchem
Skrab
De Linde - Haren
Actief Haren
De Maalbeek - Etterbeek De Markten - Brussel stad
Zoem
De Pianofabriek - Sint-Gillis De Platoo - Koekelberg
Fabriekslawaai
De Vijfhoek
Leven te Koekelberg
diverse tarieven ?
differentiatie ?
Afhankelijk van aantal vs grootte 1 blz = 100 euro 1/2 blz = 60 euro 1/4 blz = 35 euro 1/8 blz = 20 euro 1/1 pag (272x175 mm) = 400 euro 1/2 pag (134x175 mm) = 200 euro 1/3 pag (92x175 mm) = 150 euro 1/4 pag (135x85 mm) = 100 euro 1/4 pag (65x175 mm) = 100 euro 1/8 pag (65x85 mm) = 50 euro 1/8 pag (135x40 mm) = 50 euro 1/16 pag (32,5x85 mm) = 25 euro Geen advertenties buiten 1 sponsor (KBC- gratis) - wel sporadisch bij grote evenementen : 50x55 mm = 80 euro 100x55 mm = 150 euro 1/1 blz (277x175 mm) = 230 euro 1/2 blz (135x175 mm) = 120 euro 1/3 blz (92x175 mm) = 80 euro 1/4 blz (135x85 mm) = 60 euro 1/4 blz (65x175 mm) = 60 euro 1/8 blz (65x85 mm) = 40 euro 1/8 blz (135x40 mm) = 40 euro 1/16 blz (32x85 mm) = 20 euro (voorlopig) geen advertenties
geen differentiatie
heel blad (186x275 mm) = 400 euro 3 kolommen (143x162 mm) = 300 euro 2 kolommen ((143x 105 mm) = 200 euro 2 halve kolommen (70x105 mm) = 100 euro van 70 euro (72x102,5 mm) tot 300 euro
niet beantwoord
1 pag (360x257 mm) = 300 euro 1/2 pag (180x257 mm) = 180 euro 1/4 pag (180x125 mm) = 100 euro 1/8 pag (85x125 mm) = 60 euro 1/16 pag (85x60 mm) = 40 euro
geen differentiatie
geen differentiatie
niet beantwoord
niet beantwoord
VGC, partners of sociaal-culturele verenigingen = gratis Politieke advertentie = betalend geen differentiatie
Rinck Rond De Rinck - Anderlecht
De Vaartkapoen - St.Jans-Molenbeek De Zeyp - Ganshoren
De Overkant
Den Dam - Oudergem Elzenhof - Elsene Essegem - Jette
Den Dam
Everna - Evere
Everna
Heembeek-Mutsaad Neder-Over-Heembeek
Uil & Spiegel
Kontakt - St.Pieters-Woluwe
Kontakt
Zeypkrant
Zoem Gazet van Jette
Enkel adverteerders uit gemeente / reductie aantal 1/2 blad (180x120 mm) = 250 euro 1/2 blad (90x240 mm) = 250 euro 1/3 blad (60x240 mm) = 175 euro 1/3 blad (180x80 mm) = 175 euro 1/4 blad (90x120 mm) = 120 euro 1/4 blad (180x60 mm) = 120 euro Geen betalende advertenties
enkel gemeente
Reductie per aantal 1 blad (360x257 mm) = 375 euro 1/2 blad (180x257 mm) = 215 euro 1/4 blad (180x125 mm) = 126 euro 1/8 blad (85x125 mm) = 74 euro 1/16 blad (82x60 mm) = 47 euro Is beperkt en wordt momenteel herbekeken
geen differentiatie
Afhankelijk per nummer / beschikbare ruimte / verenigingen / partners /… 1 blad (aflopend+5 mm overloop alle kanten - 297x210 mm) = 300 euro 1 blad met witte boord (270x194 mm) = 300 euro 1/2 blad (135x176 mm) = 200 euro 1/3 blad (77x176 mm) = 100 euro 1/3 blad (135x127 mm) = 100 euro 1/6 blad (60x117 mm) = 50 euro 1/6 blad (177x56 mm) = 50 euro 1/12 blad (60x56 mm) = 25 euro
Enkel gratis adverteren voor partners
1/1 blz (277x175 mm) = 230 euro 1/2 blz (135x175 mm) = 120 euro 1/3 blz (92x175 mm) = 80 euro 1/4 blz (135x85 mm) = 60 euro 1/4 blz (65x175 mm) = 60 euro 1/8 blz (65x85 mm) = 40 euro 1/8 blz (135x40 mm) = 40 euro 1/16 blz (32,5x85 mm) = 20 euro Anderen : 1/2 pag (165x122 mm) = 125 euro 1/4 pag (80x122 mm) = 75 euro 1/6 pag (51x122 mm) = 40 euro A4 = 125 euro A5 = 65 euro A6 = 35 euro
niet beantwoord
niet beantwoord
1 blad (aflopend+5 mm overloop alle kanten - 297x210 mm) = 450 euro 1 blad met witte boord (270x194 mm) = 450 euro 1/2 blad (135x176 mm) = 300 euro 1/3 blad (77x176 mm) = 150 euro 1/3 blad (135x127 mm) = 150 euro 1/6 blad (60x117 mm) = 75 euro 1/6 blad (177x56 mm) = 75 euro 1/12 blad (60x56 mm) = 37,50 euro niet beantwoord
Politieke partijen : 1 pag (210x297 mm) = 350 euro 1/2 pag (105x148 mm) = 225 euro Aangesloten verenigingen / overheid = gratis geen differentiatie
De Nekker
Anderen : 3x = -10% // 10x = -45% 1 blad (aflopend+5 mm overloop alle kanten - 297x210 mm) = 400 euro 1 blad met witte boord (270x194 mm) = 400 euro 1/2 blad (135x176 mm) = 250 euro 1/3 blad (77x176 mm) = 150 euro 1/3 blad (135x127 mm) = 150 euro 1/6 blad (60x117 mm) = 100 euro 1/6 blad (177x56 mm) = 100 euro 1/12 blad (60x56 mm) = 50 euro
Op-Weule St.Lambrechts-Woluwe Ten Noey - St.Joost-ten-Node
VLAM
Geen betalende advertenties
Schakel
Ten Weyngaert - Vorst
Duden
WaBo - Watermaal-Bosvoorde
WaBo
1/1 blz (277x175 mm) = 250 euro 1/2 blz (135x175 mm) = 125 euro 1/3 blz (92x175 mm) = 85 euro 1/4 blz (135x85 mm) = 65 euro 1/4 blz (65x175 mm) = 65 euro 1/8 blz (65x85 mm) = 40 euro 1/8 blz (135x40 mm) = 40 euro 1/16 blz (32,5x85 mm) = 20 euro Aangesloten verenigingen : 1 pag = 150 euro 1/2 pag = 75 euro 1/4 pag = 40 euro 1/8 pag = 20 euro Wordt herbekeken
Nekkersdal - Laken
Politieke partijen : 3x = -10% // 10x = -45% 1 blad (aflopend+5 mm overloop alle kanten - 297x210 mm) = 800 euro 1 blad met witte boord (270x194 mm) = 800 euro 1/2 blad (135x176 mm) = 500 euro 1/3 blad (77x176 mm) = 300 euro 1/3 blad (135x127 mm) = 300 euro 1/6 blad (60x117 mm) = 200 euro 1/6 blad (177x56 mm) = 200 euro 1/12 blad (60x56 mm) = 100 euro Aangesloten verenigingen / overheid = gratis
niet beantwoord
Andere : 1 pag = 300 euro 1/2 pag = 150 euro 1/4 pag = 80 euro 1/8 pag = 40 euro geen differentiatie
REGISTER
Nr.
Datum
Vraagsteller
Onderwerp
Blz.
GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING
6
20.11.2012
Dominiek LootensStael
Achterstallige facturen in het Nederlandstalig onderwijs
2
7 8 9
12.12.2012 18.12.2012 18.01.2013
Greet Van Linter Greet Van Linter Bianca Debaets
2 6 7
10 11
18.01.2013 18.01.2013
Bianca Debaets Bianca Debaets
12 13
18.01.2013 18.01.2013
Bianca Debaets Bianca Debaets
14
19.01.2013
Paul De Ridder
15 16
31.01.2013 08.02.2013
Greet Van Linter Greet Van Linter
17
08.02.2013
Johan Demol
18 19
08.02.2013 20.02.2013
Brigitte De Pauw Bianca Debaets
20
20.02.2013
Bianca Debaets
21 22
20.02.2013 20.02.2013
Bianca Debaets Bianca Debaets
23
20.02.2013
Bianca Debaets
24
20.02.2013
Bianca Debaets
Begrotingswijziging 2 en B voor het dienstjaar 2012 Kleuterspijbelen in Brussel Aantal leerplichtige jongeren dat definitief wordt uitgesloten Extra Time Schoolverzuim in het Brussels Nederlandstalig onderwijs Aantal vroegtijdige schoolverlaters Opvolging van schoolverzuim door de gezamenlijke controlecel Uitspraken in Het Nieuwsblad en De Standaard over het onderwijs in Brussel Lerarentekort in Brussel Brandveiligheid van de Nederlandstalige scholen in Brussel Exacte besteding van 6 miljoen euro afkomstig van de Vlaamse Gemeenschap Gratis vrijwilligersverzekering Gebruik van defibrillatoren in de Brusselse Nederlandstalige scholen Gebruik van kalmeringsmiddelen en pepmiddelen in het onderwijs Stand van zaken van het project Werkplekleren Deelname van de Brusselse Nederlandstalige scholen aan Schoolnet Uitstroom van leerkrachten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel Inschrijvingen in de opleidingen van Elishout/Coovi
8 10 14 15 16 19 22 23 24 26 26 27 28 29 30
BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM
8
25.01.2013
Carla Dejonghe
9 10 11
30.01.2013 18.02.2013 18.02.2013
Bianca Debaets Greet Van Linter Greet Van Linter
Samenbrengen van kinderopvang en ouderenzorg Oogscreening Kind&Gezin Overfacturatie in de Brusselse rusthuizen Partnergeweld in Brussel
33 34 36 37
BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN
4
04.12.2012
Walter Vandenbossche
5 6 7
07.12.2012 18.01.2013 06.02.2013
Bianca Debaets Brigitte De Pauw Carla Dejonghe
8 9
07.02.2013 08.02.2013
Bianca Debaets Carla Dejonghe
10
19.02.2013
Bianca Debaets
11 12 13
19.02.2013 20.02.2013 20.02.2013
Bianca Debaets Bianca Debaets Bianca Debaets
Formele bepalingen voor een correcte indiening van kandidaturen voor functies binnen de Brusselse gemeenschapscentra De Week van de Smaak Gemeenschapskranten: Brusselse gemeenschapscentra Vernieuwing van de 11 juli-viering in Brussel Invoering van telewerk voor VGC-ambtenaren De ondermaatse organisatie van de ‘Brusselse wafelengang Vrijetijdsaanbod voor kinderen met een functiebeperking Invoering van een dancinglabel Zomerschool Lenteschool
39
40 42 44 44 46 48 53 54 56