STUK 587 (2014-2015) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2014-2015
8 JULI 2015
VRAGEN OM UITLEG Commissie voor Onderwijs en Vorming van woensdag 8 juli 2015
INTEGRAAL VERSLAG
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: de heer Bruno De Lille, voorzitter, de heer Paul Delva, mevrouw Liesbet Dhaene Plaatsvervanger: de heer Jef Van Damme Verontschuldigd: mevrouw Khadija Zamouri 1368
-2INHOUD
1. Bericht van verhindering 2. Vragen om uitleg (R.v.O., art. 60)
-
Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het negatief advies van de gemeente Sint-Agatha-Berchem voor de containerklassen
-
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het organiseren van tweetalige naschoolse opvang
-
Vraag om uitleg van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende subsidies educatieve activiteiten aan gemeentelijke scholen
-31. Bericht van verhindering Mevrouw Khadija Zamouri is verontschuldigd voor deze vergadering.
2. Vragen om uitleg Voorzitter: mevrouw Liesbet Dhaene Vraag om uitleg van de heer Bruno De Lille aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het negatief advies van de gemeente Sint-Agatha-Berchem voor de containerklassen De heer Bruno De Lille (Groen): Omdat de Unescoschool, gelegen in Koekelberg, zich in slechte staat bevindt, is een renovatie en heropbouw van het gebouw gepland. In tussentijd zou de basisschool verhuizen naar containerklassen gelegen op een terrein in de gemeente Sint-Agatha-Berchem. De VGC heeft hiervoor een stedenbouwkundige vergunning gevraagd bij de gemeente, maar daar heeft de gemeente nu een negatief advies over gegeven. De reden voor dit negatief advies, zou te maken hebben met mobiliteit en overlast. De buurt ziet het niet zitten dat er nog eens 500 leerlingen en 40 leerkrachten bovenop de bestaande scholen in dezelfde wijk school zouden lopen. Vanuit de buurt is er blijkbaar een petitie gelanceerd tegen de komst van de school en deze petitie zou ondertussen meer dan 700 handtekeningen tellen. We hadden gevraagd of er een plan B was, mocht er een negatieve beslissing zijn. Maar blijkbaar is dat er niet. Dat zou betekenen dat de Unescoschool nog langer in de gebouwen moet verblijven waar ze vandaag zit. Het hele nieuwbouwproject zou dan in de koelkast gaan, wat verregaande gevolgen heeft. Niet alleen het lager onderwijs, maar ook het middelbaar onderwijs zit op dezelfde site. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft het laatste woord en de overlegcommissie zou op 2 juli - dat was vorige week - plaatsvinden. Wat is volgens u de reden dat de gemeente zich zo fel tegen het project uitlaat, terwijl ze toch weten dat het om een tijdelijke oplossing gaat voor de Unescoschool? De school verwacht om binnen de 2 jaar heel het renovatieproject te hebben afgerond. Stel dat het geen 2 jaar duurt, maar 3 jaar, dan nog is het een vrij beperkte periode. Het is vreemd dat de gemeente zich zo fel tegen het project keert, terwijl daar toch al heel wat andere scholen gehuisvest zijn. De gemeente zou toch moeten weten hoe daarmee moet omgegaan worden. Er zijn in die gemeente scholen die op veel slechtere plekken gelegen zijn dan de plaats die hier wordt voorgesteld. Welke stappen heeft de VGC genomen om ervoor te zorgen dat de Unescoschool het nieuwe schooljaar in voorlopige gebouwen kan starten? Heeft de VGC hierover onderhandelingen gevoerd met het Gewest en de gemeente? Heeft ze de school begeleid om de transitie naar de nieuwe plaats mogelijk te maken (projectcoördinator, informeren van de buurt, enzovoort)? Is er overleg geweest met de schoolfacilitator van het Gewest? Is die tussengekomen? Kunt u ons een stand van zaken geven van de besprekingen en beslissingen van de overlegcommissie van 2 juli 2015?
-4Ik hoor dat er geen plan B is, maar ik hoop dat er toch een alternatief is. Wat gebeurt er als het gewest het negatief advies van het gemeentebestuur volgt? Volgens de heer Jacky Goris, algemeen directeur van Scholengroep Brussel, zou bij een negatieve beslissing het nieuwbouwproject in de koelkast gaan. Betekent dit dat indien plan A niet kan doorgaan, de kinderen en de leerkrachten terug naar de bouwvallige school moeten? Misschien zegt de algemeen directeur dat er geen alternatief is om wat meer druk op de overlegcommissie te zetten. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: GO! Scholengroep Brussel en GO! Centraal zetten in 2006, in het kader van het DBFM (Design-Build-Finance-Maintain) programma “Scholen van Morgen” van de Vlaamse Gemeenschap, een project op om op de bestaande site van de Unescoschool een volledig nieuwe campus te bouwen voor basisonderwijs en secundair onderwijs. Vandaag schrijven we 2015. De heer Bruno De Lille zal zich herinneren dat wij met de VGC voor een gelijkaardig DBFM-project veel later zijn gestart: in 2011. In september zal u het vernieuwde Kasterlinden kunnen bewonderen in al zijn glorie. Het Atheneum Koekelberg vindt in 2012 een tijdelijk onderkomen in de leegstaande gebouwen van de HUB. Op dat ogenblik was er sprake van een gefaseerde aanpak, waarbij eerst de secundaire school en later de basisschool zouden worden verbouwd. In het najaar 2013 meldt AG Real Estate (de private partner) dat een gefaseerde aanpak van de werken niet meer mogelijk is omwille van veiligheidsredenen. Dat betekent dat het GO! wordt verplicht om, naast het atheneum, ook zijn basisschool tijdelijk te verhuizen. Ik merk op dat de VGC Kasterlinden heeft verbouwd zonder ook maar op een moment iemand te verhuizen naar een andere plaats. In januari 2014 wordt er op zoek gegaan naar een geschikte locatie voor de basisschool. In eerste instantie wordt gedacht aan het terrein langsheen de Dapperenstraat in Koekelberg, grenzend aan de HUB-site. Er wordt helaas geen overeenkomst gesloten met de privéeigenaar van het terrein. Dan zijn er andere opties bekeken, waaronder 3 terreinen in Sint-Agatha-Berchem. De gesprekken met de gemeente Sint-Agatha-Berchem zijn opgestart in maart 2014. In juni van datzelfde jaar wordt een overeenkomst afgesloten tussen de eigenaar Constructiv - een beroepsorganisatie uit de bouwnijverheid - en het GO! voor de huur van een terrein aan de Groot-Bijgaardenstraat. Alles wordt in gereedheid gebracht voor de bestelling van de containerschool en voor de indiening van de bouwaanvraag. Daarop worden de gesprekken opgestart met de dienst Stedenbouw van de gemeente Sint-Agatha-Berchem. Al snel is duidelijk dat de tijdelijke huisvesting aan de Groot-Bijgaardenstraat niet kan rekenen op de steun van de gemeente. Tijdens een overleg met de burgemeester en de bevoegde schepen werd in januari 2015 door de gemeente Sint-Agatha-Berchem een nieuw voorstel tot alternatieve locatie gedaan op de terreinen van de coöperatieve huisvestingsmaatschappij langs de Albert- en de Hunderenveldlaan. Dat is een beetje verder, naast een sportterrein.
-5Toen we aanvoelden dat Sint-Agatha-Berchem tegen het project was, heb ik het initiatief genomen om het gemeentebestuur en het GO! rond de tafel te brengen. Voor de burgemeester bleek het terrein van Constructiv niet de meest geschikte plaats te zijn. Hij stelde voor om de containerklassen neer te zetten langs de Albert- en de Hunderenveldlaan en zou daarvoor zijn contacten bij de huisvestingsmaatschappij aanspreken. Die piste is onderzocht. De gemeente maakte zich op dat ogenblik sterk dat een huurovereenkomst met de eigenaar van het terrein - La Cité Moderne - op korte termijn kon onderhandeld worden. De onderhandelingen met de eigenaar werden opgestart. Het uitblijven van een concrete afspraak tussen de betrokken partijen, een loodzware huurprijs en het ontbreken van nutsvoorzieningen, hebben aanleiding gegeven om deze piste stop te zetten. Daarnaast mogen we niet vergeten dat er ook daar een buurtcomité werd opgericht om zich tegen de komst van de school te verzetten. Sint-Agatha-Berchem mag dan wel een alternatief aangeboden hebben, maar het gemeentebestuur heeft niet echt zijn best gedaan om het te doen slagen. Er was dus een plan A en een plan B: van plan A zijn we naar plan B gegaan. Maar uiteindelijk zijn we terug bij plan A geland: de terreinen aan de Groot-Bijgaardenstraat. Op 26 mei 2015 beslist GO! om de bouwaanvraag voor de tijdelijke huisvesting aan de GrootBijgaardenstraat in te dienen. De daaropvolgende overlegcommissie van 2 juli 2015 werd afgesloten met een ongunstig advies van de gemeente en met een gunstig advies onder voorwaarden van de gewestelijke diensten. Op dit ogenblik worden de stappen gezet om te beantwoorden aan de voorwaarden van de gewestelijke diensten. Alle mogelijke maatregelen worden genomen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de omwonenden, vooral wat betreft het vraagstuk van de mobiliteit. Zowel aan het schoolteam als aan de ouders vragen we om zo veel mogelijk extra verkeershinder te vermijden. U hebt me gevraagd of onze schoolfacilitator hierin tussengekomen is. Het is antwoord is ja. Mevrouw Lumen heeft, samen met mijn medewerkers, het nodige gedaan om alle administratieve stappen op elkaar af te stemmen en af te handelen. Indien aan alle voorwaarden wordt voldaan zal het Gewest de vergunning afleveren. De voorbereidende grondwerken zullen dan nog kunnen worden uitgevoerd voor eind juli. Het plaatsen van de containerunits zal gebeuren in de maanden augustus en september. De verhuis van de basisschool is gepland voor eind september en de renovatiewerken op de site aan de Kasteellaan in Koekelberg zullen dan starten op 1 oktober 2015. De VGC heeft in dit dossier een faciliterende en ondersteunende rol gespeeld - er zijn heel wat uren over vergaderd – samen met de betrokken diensten van de Scholengroep Brussel, GO! Centraal en de projectcoördinator die door het GO! werd aangesteld. Tot zover de stand van zaken. Nu hopen we maar dat er in de komende weken geen wiel meer afglijdt. De moraal van het verhaal.
-6Naar aanleiding van dit dossier – en ook nog van andere – heb ik bij GO! aangedrongen om een Brusselcel op richten die de Brusselse stedenbouwkundige en infrastructuurdossiers opvolgt. Het GO! beheert alle infrastructuurdossiers centraal in 1 dienst. Hier stel ik vast er vaak problemen zijn omdat men daar de Brusselse situatie niet kent. Die dienst kent de Vlaamse situatie zeer goed. Maar de Vlaamse en de Brusselse regelgeving verschillen van elkaar. In Vlaanderen worden de lokale besturen alleen betrokken als het over grote steden gaat. Bijvoorbeeld voor een dossier in Antwerpen gaat men onmiddellijk rond de tafel zitten met het stadsbestuur. Voor een kleinere gemeente ziet men dat vaak over het hoofd. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vergeet men al te vaak de betrokkenheid en de invloed van de gemeentebesturen. Sint-Agatha-Berchem is voor hen een kleine gemeente. Ook gemeenten als Sint-Jans-Molenbeek of Schaarbeek bekijken ze al te dikwijls op die manier. Daarom heb ik mevrouw Raymonda Verdyck gevraagd om een Brusselse cel op te richten die de nodige deskundigheid over de Brusselse situatie kan ontwikkelen. Ik wil dat zelfs ondersteunen. We doen dat immers voor AGIOn ook. De heer Jef Van Damme (sp.a): U hebt gelukkig heel diepe zakken. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Daar gaat het niet om. Ik houd gewoon orde in mijn zakken. Als we AGIOn ondersteunen om bijkomende mensen aan te werven, dan kunnen we dat voor het GO! ook. Ik denk dat dit kan bijdragen tot de oplossing van het probleem. Het GO! zal mij in het najaar een plan bezorgen met noden voor een dergelijke cel. Ik ben van mening dat het GO! wat meer verantwoordelijkheid moet geven aan de Scholengroep Brussel, zodat die zelf meer kan sturen in de dossiers. En, last but not least - en dat geldt niet alleen voor het GO!, maar ook voor de vrije scholen men moet tijdig en op een open manier in dialoog treden met de verantwoordelijken op het lokale niveau. De heer Jef Van Damme (sp.a): Ik heb dat dossier van dichtbij opgevolgd en er met heel wat mensen over gesproken. Het is misschien te weinig geweten dat u heel wat tijd in dat dossier gestoken hebt. Daarvoor moeten we u bedanken. Dat u doet u trouwens voor heel veel dossiers. Het gaat hier wel over een serieuze school met 500 kinderen. Ik denk ook dat u in uw antwoord zeer diplomatisch bent geweest. De waarheid is eigenlijk pijnlijk. Enerzijds zijn de tekortkomingen van het GO! in dat dossier schrijnend: het sleept al aan sinds 2006. Ik heb me laten vertellen dat er zelfs 9 verschillende sites onderzocht zijn geweest om de school tijdelijk te huisvesten. Het GO! had hier zeker doortastender kunnen optreden. Uw voorstel voor een Brusselcel is zeer goed. Ik hoop dat GO! die kans met beiden handen grijpt. Had men wat beter de gevoeligheden van Brussel gekend, dan was alles waarschijnlijk op een andere manier gelopen. Anderzijds heeft u in uw antwoord te weinig stilgestaan bij een ander element. Ik begrijp dat wel: u moet met die mensen in de toekomst nog kunnen samenwerken, maar toch… Volgens mij is de rol van de gemeente Sint-Agatha-Berchem niet zo zuiver. Een aantal mensen hebben
-7hier communautaire spelletjes gespeeld. Dat stuit mij eigenlijk het meest tegen de borst. Ik dacht dat we die periode voor goed achter ons gelaten hadden. Alle Brusselaars – ongeacht hun taal – worden geconfronteerd met een immens scholentekort. Het taalprobleem speelt hier niet: heel veel Franstalige Brusselaars sturen hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs. Alle gemeenschappen lopen door elkaar. In de feiten is de scheiding tussen Nederlandstaligen en Franstaligen aan het vervagen. Ik vind het zeer betreurenswaardig dat een aantal individuen die politieke verantwoordelijkheid dragen, dat dossier gaan gebruiken voor hun eigen politiek gewin. Dat is schrikwekkend. Ik dacht dat we die fase voorbij waren en dit soort incidenten – zeker in een relatief Nederlandstalige gemeente als Sint-Agatha-Berchem – niet meer zouden hebben. Ik ben hier door geschokt omdat dit het tegendeel bewijst. Ik heb gehoord dat Franstalige gemeenteraadsleden, van wie de kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs gaan, met petities van deur tot deur trokken. De heer Vincent Riga heeft op de overlegcommissie van 2 juli 2015 nog geprobeerd om op een verzoenende en constructieve manier tewerk te gaan, maar dit lukte niet. Hij kreeg stokken in de wielen van zijn collega’s uit de meerderheid. Dit gaat voor mij zeer ver. Ik ben helemaal geen communautaire scherpslijper, ik leg veel liever de nadruk op het feit dat we allemaal Brusselaars zijn. Maar in dit geval krijg ik heel fel een Vlaamse, Nederlandstalige reflex. Ik hoop van harte dat het Gewest het positieve advies volgt en niet dat van de gemeente. Maar, als ik het goed begrepen heb kan de gemeente nog in beroep gaan tegen de beslissing van het Gewest. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Er kan alleen nog naar de Raad van State gestapt worden. Maar dat is niet opschortend. Het gaat dan ook niet over de grond van de zaak, maar over de vorm. (Geroezemoes) De heer Jef Van Damme (sp.a): De fundamentele vraag gaat over 1 september … (Geroezemoes). Ik vrees nog voor een juridisch staartje, waardoor de start van het nieuwe schooljaar in het gedrang zou kunnen komen. Mijn laatste opmerking gaat over de timing. Het bouwproject moet afgewerkt zijn binnen 2 jaar. Het is de taak van het GO! om die timing te respecteren. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Die timing moet gerespecteerd worden, want het gaat hier niet meer alleen over de basisschool. Het atheneum, dat nu in de gebouwen van de HUB zit, moet daar ook heen. Vergeet niet dat de HUB-site de plek is waar een nieuwe secundaire school moet gebouwd worden. Dat dossier is daar heel nauw mee verweven. De heer Jef Van Damme (sp.a): Het verhaal is dus niet gedaan op 1 september of 1 oktober. We hebben dan nog 2 jaar waar er een hele strikte timing moet gevolgd worden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Mijn ervaring in DBFM-dossiers – waarin boetes worden opgenomen – is dat de privépartners hun uiterste best doen om de vooropgestelde timing te respecteren. In het dossier Kasterlinden heb ik zelfs de partners wat moeten temperen om niet veel te vroeg klaar te zijn voor de oplevering. (Gelach) De heer Bruno De Lille (Groen): Ook ik heb nog een paar opmerkingen. Ik vind het zeer goed dat er een paar zaken duidelijk op een rijtje werden gezet.
-8-
Een verhuis op 1 oktober is geen ideale situatie. Maar als het niet anders kan, is het zo. U zegt dat er een aantal maatregelen moeten genomen worden in verband met de mobiliteit. Welke zijn dat dan? Voor de ouders wordt de toestand niet eenvoudiger. Kinderen van een basisschool verplaats je minder gemakkelijk dan die uit een secundaire school. De school zelf heeft pas heel laat de ouders kunnen inlichten over de nieuwe locatie. Dat betekent dat er pas heel laat oplossingen konden gezocht worden om de kinderen op een vlotte manier – zonder dat iedereen zijn eigen wagen moet nemen – er naartoe te brengen. Hierover zou ik wat meer willen weten. Zijn er alternatieven? Waaraan denkt men? Ik heb erop gewezen dat de gemeente Sint-Agatha-Berchem zich toch wel heel sterk verzet heeft tegen die tijdelijk vestigingsplaats, in het bijzonder de burgemeester. Dat is vreemd, want de burgemeester staat toch niet bekend als communautaire scherpslijper. Misschien kent u hem op een andere manier. Maar dat had ik niet in hem gezien. Nadat ik uw verhaal over het alternatief heb gehoord, moet ik bijna besluiten dat het alternatief bijna een poging was om het project te doen mislukken. Dat is vreemd want Sint-Agatha-Berchem heeft veel scholen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Dat is de reden die de gemeente aanvoerde tegen het project. De heer Bruno De Lille (Groen): Het is een gemeente waar nog plaats is voor scholen. Hier gaat het over een tijdelijk project waarover zelfs een contract kan afgesloten worden. Het is duidelijk dat er een andere definitieve plaats is; de containerklassen zijn geen extra school. Het is tijdelijk tot de nieuwbouw klaar is. Uw oproep naar het GO! om een cel uit te bouwen voor de opvolging van de Brusselse dossiers ondersteun ik zeker. Waar we kunnen, zullen we dat verdedigen. Ook in andere dossiers – bijvoorbeeld in Jette – zijn er soms wrijvingen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik wijs er altijd op dat de burgemeesters en de schepenen moeten betrokken worden bij dergelijke bouwprojecten. Alleen wanneer open kaart gespeeld wordt, wordt het wantrouwen weggenomen. De heer Bruno De Lille (Groen): Het zijn dat soort zaken die vertraging veroorzaken voor projecten waar we allemaal zitten op te wachten. De schuld op elkaar afschuiven lost niets op, vertraagt alles en kost alleen maar geld. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ook voor de nieuwe projecten in Schaarbeek en in Koekelberg, ben ik vooraf gaan praten met de burgemeester en de Vlaamse schepen om hen duidelijk in te lichten over de plannen. Zo weten zij wat wij willen en weten wij waaraan we ons kunnen verwachten. Wat betreft de mobiliteit zal de school de ouders informeren over de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Daarnaast zal er een kaart met routebeschrijving gemaakt worden om zo weinig mogelijk verkeersoverlast te veroorzaken. Volgens mij moeten die initiatieven volstaan voor die tijdelijke situatie. De heer Bruno De Lille (Groen): Vergeet niet dat in basisscholen vaak 70% van de leerlingen uit de buurt komt. De tijdelijke site ligt nu een heel stuk verder. Een vlotte bereikbaarheid is echt noodzakelijk. (Commentaar in de zaal)
-9Ik ben zeer blij te horen dat het project binnen 2 jaar zal afgerond zijn.
***
Voorzitter: de heer Bruno De Lille Vraag om uitleg van de heer Paul Delva aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, over het organiseren van tweetalige naschoolse opvang De heer Paul Delva (CD&V): Misschien al vanaf volgend jaar, maar zeker vanaf het schooljaar 2016-2017 zullen een aantal Jetse basisscholen (1 Nederlandstalige en 1 Franstalige) starten met de uitbouw van een samenwerking op vlak van naschoolse opvang. Als ik het goed begrepen heb, houdt deze samenwerking in dat Franstalige leerlingen in de Nederlandstalige school zullen worden opgevangen door Nederlandstalige begeleiders en een deel van de Nederlandstalige kinderen zullen opgevangen worden door Franstalige begeleiders in de Franstalige school. Er wordt op die manier een mix gecreëerd en ouders zijn vrij zich hiervoor in te schrijven. Het is dus geen puur tweetalige naschoolse opvang. Het is naschoolse opvang die taalversterkend zal werken, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van het potentieel dat in onze stad bestaat om kinderen op een fijne manier talen aan te leren. Het spreekt voor zich dat kinderen in Brussel meertalig moeten zijn en dat bij het aanleren van een andere taal maximale spreekkansen nodig zijn. Ik denk dat dit project hieraan tegemoet komt. Het bezorgt ook een oplossing voor ouders die absoluut wensen dat hun kinderen op jonge leeftijd een andere taal zouden kunnen aanleren. Het gaat om een andere taal dan de thuistaal. Veel ouders zijn hier naar op zoek, ook ouders die hun kinderen sturen naar een school waar de taal van de school dezelfde is als de thuistaal. Het blijft een grote bezorgdheid om die kinderen meertalig te maken. Ik denk dat dit project hierop een antwoord zou kunnen bieden. In de begroting voor 2015 wordt voor naschoolse opvang een bedrag van 1,8 miljoen euro voorzien op het artikel ‘subsidies voor schoolverbreding’. Onder andere aanvragen voor kwaliteitsvolle, Nederlandstalige opvang, worden op dit artikel aangerekend. Over dit project en de financiering ervan heb ik een aantal vragen. Hoe kijkt u naar deze samenwerking? Zal de VGC, of uw kabinet, betrokken worden bij dit pilootproject? Ik denk bijvoorbeeld aan het bundelen van toekomstige good practices. Heeft u hierover bijvoorbeeld al contact gehad met de Nederlandstalige schepen van onderwijs uit de gemeente? Heeft u weet van gelijkaardige projecten die mogelijks zullen worden opgestart? Is dat idee van die naschoolse opvang die taalversterkend werkt, iets dat u zou willen stimuleren of promoten bij een aantal andere scholen? Ik veronderstel dat de middelen die voorzien zijn voor naschoolse opvang – en die besteed kunnen worden aan Nederlandstalige
- 10 scholen – kunnen behouden worden als een Nederlandstalige school zijn naschoolse opvang opent voor kinderen van anderstalige scholen. Het OCB heeft expertise in huis over taalkansen en effecten van taalontwikkeling in naschoolse omgeving. Kan er gebruik gemaakt worden van bepaalde ondersteuning of knowhow vanuit het OCB? Past dit in een mogelijk ondersteuningstraject? In essentie gaat mijn vraag over wat u vindt van dat project naschoolse opvang om kinderen optimaal te laten profiteren van opvang in een andere taal. Wanneer ouders daarover een vrije keuze hebben, denk ik dat dit een piste kan zijn om kinderen, nog meer dan vandaag, meertalig te maken in onze stad. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Als ik het artikel van Brusselnieuws.be goed begrijp, zullen 2/3de van de leerlingen van de Franstalige school naar de opvang van de Nederlandstalige school gaan en 2/3de van de leerlingen van de Nederlandstalige school naar de Franstalige school. Er wordt wel gezegd dat in de Nederlandstalige school heel veel Nederlandstalige leerlingen zitten. Meer dan in andere scholen. Hoe wordt eigenlijk bepaald of een kind Nederlandstalig of Franstalig is? Als van die 2/3de van de leerlingen van de Nederlandstalige school een groot deel kinderen zit die Frans als thuistaal hebben, dan zouden zij beter in de Nederlandstalige naschoolse opvang blijven. In theorie is dat een heel mooi project. Het biedt de kans aan Franstalige leerlingen om Nederlands te leren op een prettige manier, en omgekeerd: soms krijgen Nederlandstalige kinderen ook niet op de meest optimale manier de kans om Frans te leren. Maar ik denk dat het er in de praktijk toe zal leiden dat het voor de Franstalige kinderen uit het Nederlandstalig onderwijs meer negatieve effecten zal hebben als ze voor de naschoolse opvang in een Franstalige school terechtkomen. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: De gemeentelijke Nederlandstalige school Poelbos kreeg de voorbije jaren een subsidie voor het inrichten van brede opvang. In het schooljaar 20142015 kreeg de school daarvoor 7.082 euro. Voor het schooljaar 2015-2016 deed de school een nieuwe aanvraag. De huidige aanvraag vermeldt een “speels kleuteratelier, een talen-sensibiliseringsinitiatief voor kleuters, Nederlandstalig en Franstalig”, met als doelstelling de stimulering van meertaligheid. De Franstalige school wordt niet bij de samenwerkende partners vermeld. Of deze aanvraag iets te maken heeft met het tweetalig project wordt verder uitgezocht. De aanvraag wordt net als alle andere aanvragen voor kwaliteitsvolle naschoolse opvang onderzocht door mijn administratie. De Nederlandstalige school komt in aanmerking voor een subsidie zolang zij voldoet aan de voorwaarden van het subsidiereglement. Mogelijke aandachtspunten bij het organiseren van een tweetalige opvang hierin zijn: - De subsidie heeft betrekking op de opvang georganiseerd door de school voor de kinderen van de school zelf. - De brede opvang sluit aan bij de visietekst ‘Taalbeleid in VGC-initiatieven en initiatieven die door de VGC ondersteund worden’ van 25 november 2010. Dat
- 11 impliceert o.a. dat het Nederlands de eerste en de gemeenschappelijke taal is en de taal is waarin de opvangmedewerkers communiceren met de kinderen, dat andere talen functioneel gebruikt kunnen worden als hulpmiddel en dat personeelsleden of vrijwilligers die in contact komen met de kinderen het Nederlands beheersen. Dit sluit uiteraard niet uit dat initiatieven zoals deze van de gemeente Jette waardevol kunnen zijn. De VGC is niet betrokken bij deze plannen en ook niet geraadpleegd. Een vraag naar ondersteuning is niet gesteld aan het OCB. De plannen van de gemeente en de beide scholen zouden pas vanaf het schooljaar 2016-2017 in voege gaan als pilootproject. Dat wijkt natuurlijk een beetje af van het gegeven dat er nu al een subsidiedossier zou zijn ingediend. Maar voor de diensten is het nog niet helemaal duidelijk of het nu over dit project gaat of een ander. Ik denk dat het hier over een verhaal van work in progress gaat, waarbij men een idee ontwikkelt en tegelijk nog aan het aftasten is hoe men het concreet vorm zal geven. Aan mevrouw Liesbet Dhaene wil ik meegeven dat men niet mag vergeten dat er ook kinderen zijn die beide talen even goed kennen. Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Als ze beide talen even goed kennen is het toch beter dat ze de instructietaal nog beter kunnen leren. (Commentaar uit de zaal) Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik was zo’n geval. Mijn kleuterklassen heb ik in het Frans gevolgd. Dat was om pure praktische redenen: de school was net beneden aan de berg en de 2 Franstalige buurjongens gingen samen met hun moeder en mijn moeder naar school. Op die manier sprak ik de 2 talen. Akkoord dat het aantal kinderen in dat geval nu kleiner is, maar het bestaat. Voorts wil ik geen misverstanden laten bestaan en verwijs ik naar de taalvisienota. Wat ik absoluut fout vind – dat is een persoonlijke mening en elk pedagogisch project heeft zijn waarde – is om van taalgebruik iets te maken dat aanleiding kan geven tot sancties. Sanctionerend optreden heeft ons nog nooit vooruit geholpen. Het is pas wanneer we ons positief en open zijn beginnen opstellen dat er spectaculair vooruitgang werd geboekt. Dat is met volwassenen niet anders als bij kinderen. Maar er moet wel een lijn aangehouden worden: in een Nederlandstalige school is de instructietaal het Nederlands. Daar mag wel eens van afgeweken worden, maar alleen in uitzonderlijke gevallen en als hulpmiddel. Laat daar geen misverstand over bestaan. Het is trouwens ook voor het Nederlands dat die anderstaligen kiezen om hun kinderen daar in te schrijven. Als we onze eigen doelstellingen zouden verloochenen, zouden de anderstaligen hun kinderen ook niet meer naar het Nederlandstalig onderwijs sturen. Ze zouden er niets meer aan hebben en ze kunnen dan beter langs de Franse kant blijven. De heer Paul Delva (CD&V): Het is een vrije keuze van de ouders om al dan niet in dat project te stappen. Ik veronderstel dat de ouders een afgewogen keuze zullen maken om de talenkennis van hun kinderen te verbeteren.
- 12 Een element dat u aanhaalt, is dat de VGC middelen kan voorzien voor scholen als het gaat over opvang voor kinderen van de scholen zelf. Hier gaat over een uitwisselingsproject. Dat lijkt mij niet zo evident. Voorts heb ik de indruk dat u vandaag uw meest diplomatische pen ter hand heeft genomen om uw antwoorden voor te bereiden. Maar, wat vindt u van dat project? Dat is de essentie van mijn vraag. (Gelach en opmerkingen vanuit de zaal) Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Ik weet eigenlijk niet wat ik ervan moet vinden. Ik weet niet goed wat ze willen met dat project. Er lijkt mij niet echt een grote behoefte te bestaan aan een uitwisseling tussen leerlingen. Het is misschien een plezant initiatief, maar het taalaspect speelt hier geen grote rol. Het is leuk om een andere school en om andere kinderen te leren kennen. Het meest positieve is dat je ’s avonds eens andere kinderen tegenkomt dat diegenen waarmee je overdag op school zit. Maar, als 2/3de Franstalige leerlingen in die Nederlandstalige opvang zullen komen, dan zullen zij zorgen dat iedereen er Frans spreekt. Want die 1/3de Nederlandstalige kinderen kunnen dat ook. In de praktijk zal het een Franstalige opvang worden. In de praktijk zullen er dan wel problemen bestaan voor de subsidiëring, want ik vind dat we de taalvisienota moeten volgen.
***
Vraag om uitleg van de heer Jef Van Damme aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Begroting, Onderwijs, Vorming en Studentenzaken, betreffende subsidies educatieve activiteiten aan gemeentelijke scholen De heer Jef Van Damme (sp.a): De Vlaamse Gemeenschapscommissie kent, onder bepaalde voorwaarden, subsidies toe aan Brusselse scholen die, ter aanvulling van hun reguliere onderwijsopdracht, educatieve activiteiten organiseren zoals brede opvang, sportsnack, speelplaatsvernieuwing, bos- en zeeklassen en vakantieactiviteiten. Binnen de verschillende gemeentescholen en ook in enkele scholen van het vrij onderwijs in Brussel stellen we echter vast dat de meeste naschoolse activiteiten die gefinancierd worden door de VGC, georganiseerd worden zonder medewerking van de gemeentelijke dienst onderwijs of de koepel. Er is dus geen enkele vorm van controle. De subsidies worden rechtstreeks gestort op een rekening van de school, waar geen toezicht op is vanuit het gemeentebestuur of de onderwijskoepel. Nochtans zijn veel van die scholen geen aparte juridische entiteiten en zijn ze dus niet bevoegd om het even welke prestatieverlener uit te betalen. Enkel de gemeenteontvanger kan de inkomsten van de gemeentescholen beheren. Bovendien wordt een heel deel van die activiteiten bovenlokaal gecoördineerd. Op die manier is er weinig zichtbaarheid of controle. We zitten eigenlijk met een systeem dat op de grens van het legale zit.
- 13 Waarom worden deze subsidies niet rechtstreeks aan de gemeente of de koepel gestort? Waarom kunnen hierover geen convenanten worden afgesloten met de gemeentebesturen? Binnen welk juridisch kader gebeuren deze subsidiëringen? Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Onderwijs is cruciaal in het scheppen van kansen en in het verbeteren van toekomstperspectieven. De VGC kent subsidies toe aan Nederlandstalige scholen in Brussel met de bedoeling om deze scholen te ondersteunen in hun streven om gelijke onderwijskansen te geven aan alle leerlingen. Deze subsidies dienen voor de ontwikkeling van educatieve projecten, voor de brede naschoolse opvang, sinds kort voor het organiseren van speelpleinen, maar ook voor de inrichting van speelplaatsen of de uitrusting van het TSO, het BSO en het KSO. Dat laatste is goed nieuws. Ik heb afspraken gemaakt met mijn collega Didier Gosuin, zodat het spelletje om de investeringsmiddelen voor de uitrusting van TSO, BSO en KSO te verhogen via het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kan ophouden. Die middelen zijn overgedragen naar de Cocof en de VGC met een verdeelsleutel 80/20. (Opmerkingen van de heer Jef Van Damme) Nu kunnen we zelf beslissen over die extra middelen voor investeringen. (Opmerkingen van de heer Bruno De Lille) Mijnheer Van Damme, de heer Didier Gosuin en ik zijn niet meer op zoek naar manieren om op elk ogenblik in de pers te komen of een lint door te gaan knippen. Daarvoor zijn we iets te oud geworden. Onze bedoeling is om dingen te realiseren en oplossingen aan te bieden. (Geroezemoes in de zaal) We zullen het nu toch eenvoudiger kunnen maken om die middelen voor TSO, BSO en KSO te besteden. De heer Bruno De Lille (Groen): Ik hoop dat het dan echt gekleurde middelen zijn die een vaste bestemming hebben. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Uiteraard. De transfer van die gewestmiddelen naar de gemeenschapscommissies zal gebonden zijn aan criteria. Het overzicht van deze subsidies en bijhorende subsidiereglementen is te vinden op de website van de VGC en op www.onderwijsinbrussel.be. De subsidies worden uitbetaald aan de aanvrager en zijn enkel voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bedoeld. De school geeft de rekening door waarop gestort kan worden en bezorgt aan de VGC een bankafschrift die de echtheid van de rekening staaft. Zoals u opmerkt, is het bij gemeentelijke inrichtende machten zo dat men meestal centraliseert. De reden hiervoor is dat de gemeenteontvanger persoonlijke verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van het hele financiële beleid. Sommige ontvangers zijn daar
- 14 heel streng op. Toch ken ik heel wat scholen die over een eigen financiële rekening beschikken. De heer Bruno De Lille (Groen): Maar u hebt maar 1 inrichtende macht. Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Het is niet omdat je maar 1 inrichtende macht hebt, dat er maar 1 rekening is. De VGC is niet op de hoogte van eventuele delegaties en interne afspraken die gelden tussen school en inrichtende macht, in dit geval het gemeentebestuur. Trouwens, de gemeente Sint-Jans-Molenbeek bijvoorbeeld, richtte niet zo lang geleden vzw Molenketjes op, om onder meer voor de gemeentescholen de subsidies naschoolse opvang, kinderopvang en vakantie-initiatieven bij VGC aan te vragen en van de VGC te ontvangen. Tot slot, zowel in het verre als nabije verleden is het storten van middelen aan gemeentebesturen niet risicoloos gebleken. Er zijn gemeentebesturen die melden dat er eerst een begrotingswijziging nodig is vooraleer middelen formeel te kunnen aanvaarden en/of door te storten. Daarnaast zijn er ook ondoorzichtige gemeentebegrotingen over de toewijzing van middelen aan Nederlandstalig of Franstalig onderwijs. Maar ook daar leert de ervaring dat als je met de mensen praat, de middelen op de juiste plaats terechtkomen. De heer Jef Van Damme (sp.a): ik onthoud vooral dat u zegt dat de aanvrager kiest op welk rekeningnummer het bedrag gestort wordt. Dat wil zeggen dat de school zelf bepaalt waar het bedrag komt. U kijkt alleen na of het rekeningnummer wel van die school of die scholengroep is.
________