STUK 461 (2011-2012) – Nr. 1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2011-2012
23 NOVEMBER 2011
INTERPELLATIES Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 23 november 2011
Hebben aan de werkzaamheden van de Commissie deelgenomen: Vaste leden: mevrouwen Elke Roex, voorzitter, Brigitte De Pauw, Greet Van Linter Plaatsvervanger: mevrouw Annemie Maes
1130
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
2
INHOUD Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het gebrek aan door de Vlaamse Gemeenschap erkende rusthuizen, centra voor dagverzorging en kortverblijf, en serviceflats in Brussel en de maatregelen ter zake.............................. 3 Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de door het institutionele akkoord voor de zesde staatshervorming aangekondigde overheveling van de kinderbijslag naar de GGC en de gevolgen hiervan voor de Brusselse Vlamingen................................................................................................................................. 9 Interpellatie van mevrouw Annemie Maes tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende het vrijwilligerswerk in Brussel............................................................................................. 13
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
3
Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het gebrek aan door de Vlaamse Gemeenschap erkende rusthuizen, centra voor dagverzorging en kortverblijf en serviceflats in Brussel en de maatregelen ter zake Interpellant Greet Van Linter stelt dat in een studie over de vastgoedmarkt voor senioren in dit land, econoom Julien Manceaux (ING België) tot de conclusie komt dat er in de eerstvolgende tien jaar in de rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s) en rustoorden voor bejaarden (ROB’s) 20.000 à 30.000 bedden moeten bijkomen. Het voorbije decennium werden maar 12.100 bedden extra in gebruik genomen. Het groeiritme moet meer dan verdubbelen. Vlaanderen is bovendien aan een inhaalbeweging toe en moet gaan voor 13.000 à 16.000 extra bedden. Na 2022 zal de nood aan extra bedden zelfs even groeien met 4 procent per jaar. Dat is vijfmaal zo snel als de voorbije jaren. Tussen 2021 en 2051 zouden er nog eens 49.000 à 148.000 bedden moeten bijkomen. Volgens de studie onderschatten Brussel, Wallonië en Vlaanderen de nood aan extra groei. Het Riziv verhoogde onlangs weliswaar zijn prognoses tot 20.000 à 30.000 bedden, maar dan wel tegen 2025. De drie regio’s slagen er zelfs niet in hun achterhaalde minimalistische doelstellingen te halen. Het voorbije jaar kwamen er in Vlaanderen 600 bedden bij. In 2011 zijn er in Brussel 180 rusthuizen (ROB en/of RVT) met een totale capaciteit van iets meer dan 15.000 bedden: 127 rusthuizen zijn bicommunautair (GGC-erkenning), 51 rusthuizen zijn Franstalig (Cocof-erkenning) en maar 2 rusthuizen zijn Nederlandstalig (Vlaamse Gemeenschap-erkenning) met slechts 104 plaatsen. Brussel telt slechts 1 door de Vlaamse gemeenschap erkende serviceresidentie met 32 serviceflats. Er zijn geen door de Vlaamse gemeenschap erkende dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf in Brussel actief. Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan rusthuizen, serviceflats, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf, thuiszorg en ouderenzorg ontwikkelde de Vlaamse Regering in 2007 een Masterplan “Woonzorgzones Brussel”. Op basis van het voornoemde Masterplan stelde de Vlaamse overheid een Vlaamse programmatie voor Brussel op. Deze programmatie geeft aan dat Brussel nood heeft aan 1.222 erkende rusthuisplaatsen, terwijl de teller momenteel op 104 (of 8,5%) staat. Voor het aantal serviceflats is de situatie nog slechter: er is slechts 1 erkende serviceresidentie die met 32 wooneenheden slechts 2,5% van de programmatienorm van 1.247 eenheden dekt. Wat dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf betreft, is het helemaal dramatisch: er is voor deze zorgvormen geen enkel Vlaams erkend aanbod. De Vlaamse gemeenschap streeft naar 113 verblijfseenheden in de dagverzorgingscentra en 113 woongelegenheden in de centra voor kortverblijf. Het Masterplan kreeg op 23 november 2007 de goedkeuring van de Vlaamse Regering. Voor de verdere uitwerking werd aan de woonzorgplanner en aan het Kenniscentrum Woonzorg Brussel de opdracht gegeven een Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan uit te tekenen voor de periode 2008-2012. In september 2008 werd dat Koepelplan goedgekeurd en gelanceerd. Het was de bedoeling dat deze aanpak toeliet dat de volgende jaren de bestaande hiaten zo goed mogelijk werden ingevuld. Met voornoemd Koepelplan wordt tegen 2012 volgende realisatiegraad van de Vlaamse programmatie voor Brussel beoogd:
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
4
Eenheid
Programmatie Nu gereaVolledig liseerd
Residentieel Rusthuizen
woongelegenheid
Centra voor dagverzorging
Tegen 2012 Nu % gepland
Realisatie
Extra te plannen
Totaal
%
1.222
104
8,51
246
120
483
39,52
verblijfseenheid
113
0
0,00
60
0
60
53,57
Centra voor kortverblijf
woongelegenheid
113
0
0,00
7
13
20
17,60
Serviceflats
wooneenheid
1.247
32
2,56
216
120
368
29,50
Ondertussen becijferde het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid dat er tegen 2016 voor 23.800 bijkomende ouderen een of andere vorm van verzorging moet klaar zijn. In dit licht kondigde de Vlaamse minister van Welzijn Jo Vandeurzen aan dat dit jaar het budget voor de rusthuizenbouw wordt verdubbeld om de achterstand weg te werken. Daardoor kan het VIPA bijna honderd miljoen euro extra besteden. In totaal heeft het fonds 194 miljoen euro tot zijn beschikking. Dat stemt overeen met een investering in de rusthuizenbouw van ruim 320 miljoen euro en met een totaal aantal nieuwe plaatsen van 2.525. Graag had mevrouw Van Linter van mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid belast met Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, een antwoord vernomen op volgende vragen: – Een stand van zaken i.v.m. de uitvoering van de realisatiegraad van het Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan. Zullen de vooropgestelde cijfers worden gehaald? Wat zijn de concrete realisaties? – Heeft het collegelid kennis van de vastgoedmarktstudie van de heer Manceaux? Wat zijn de concrete resultaten van die studie voor Brussel? Welke gevolgen heeft die studie voor het masterplan en het Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan? – Welke resultaten heeft de cijferstudie van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid voor Brussel? Wordt het masterplan en het Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan door deze studie bijgestuurd? – Vertonen de vastgoedmarktstudie van de heer Manceaux en de cijferstudie van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid gelijklopende resultaten, spreken ze elkaar tegen of zijn ze complementair? – Welke gevolgen heeft de voornoemde budgetverdubbeling voor de bouw van rusthuizen, centra voor dagverzorging en kortverblijf, en serviceflats in Brussel? – Welke maatregelen heeft het College getroffen om tegen het einde van deze legislatuur de achterstand inzake rusthuizen, centra voor dagverzorging en kortverblijf, en serviceflats in Brussel weg te werken en welke doelstellingen dienen dan te worden behaald? Commissielid Brigitte De Pauw merkt op dat de demografische evolutie van het Brussels hoofdstedelijk gewest verschillend is van Vlaanderen en Wallonië : eerder een substantiële verjonging dan een vergrijzing. Brussel telde tot voor enkele jaren enorm veel rusthuizen in vergelijking met de andere gewesten. Dat had te maken met het feit dat het aanbod massaal was voor de residentiële
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
5
opvang en er nauwelijks initiatieven waren inzake thuiszorg. De laatste jaren tekent zich een andere evolutie af in de zorgsector. De voorkeur gaat er naar uit zoveel mogelijk te echelonneren : ouderen zo lang mogelijk in hun thuisomgeving opvangen en pas als dat niet meer mogelijk is, de stap naar een rusthuis laten zetten. Een bijkomend probleem is dat ouderen op het moment dat ze niet meer in hun thuisomgeving kunnen opgevangen worden, onvoldoende fysiek of psychisch zelfredzaam zijn om naar een klassiek rusthuis te gaan en eerder terecht moeten kunnen in een RVT. De interpellant spreekt hoofdzakelijk over klassieke rusthuizen, terwijl de nood aan opvang in RVT sterk toeneemt. De spreker pleit ervoor het aanbod van Cocof en GGC in het Brussel hoofdstedelijk gewest voor ogen te houden bij de benadering van deze problematiek, zoals dat ook gebeurt voor onderwijs, kinderopvang,…. In elk geval moet de VGC het voortouw nemen om initiatiefnemers te activeren en te stimuleren, wat geen evidentie is in Brussel. Gronden en gebouwen zijn immers niet gemakkelijk te vinden, zijn zeer duur en vormen een bemoeilijkende factor voor nieuwe projecten. Alle extra inspanningen die geleverd worden door de Vlaamse Gemeenschap zijn uitermate welkom. De spreker heeft er het volste vertrouwen in dat collegelid Brigitte Grouwels de nodige inspanningen levert teneinde mensen aan te trekken die projecten willen opstarten in Brussel. Commissievoorzitter Elke Roex vindt het vreemd dat mevrouw Brigitte De Pauw stelt dat Brussel verjongt en niet vergrijst. De spreker is van mening dat verjonging en veroudering geen tegengestelden zijn. Brussel verjongt inderdaad in sneltempo, maar wordt ook met het fenomeen van veroudering geconfronteerd. De demografische boom vormt een gigantische uitdaging voor Brussel, maar de vergrijzing mag niet worden onderschat en moet ook onze volle aandacht krijgen. Vreemd vindt de spreker ook de bocht die de CD&V blijkbaar maakt en het niet meer zo belangrijk vindt het Woonzorgplan uit te werken omdat het niet zo goed opstart. De speker vindt dat de VGC moet blijven gaan voor de uitvoering van het Woonzorgplan. Ze pleit er tevens voor om innovatieve projecten, zoals Biloba, die steunen op een samenwerking tussen de beleidsdomeinen welzijn en sociale huisvesting, kansen te bieden en te stimuleren. Heeft collegelid Brigitte Grouwels overlegd met de bevoegde GGC en Cocof ministers? Was er overleg met de gewestminister verantwoordelijk voor sociale huisvesting over mogelijke samenwerking om tot projecten te komen die vanuit beide bevoegdheden kunnen gestimuleerd worden ? In Vlaanderen is er op dat vlak een goede samenwerking tussen minister Pascal Smet en minister Jo Vandeurzen. Ze hebben een gezamenlijk programma woonzorg. De spreker betreurt dat de Brusselse projecten die werden ingediend ingevolgde de projectoproep ‘woonzorg’ door minister Vandeurzen niet in aanmerking werden genomen voor subsidiëring. Minister Vandeurzen liet weten niet bevoegd te zijn voor projecten in Brussel. Het is niet omdat er een samenwerking ‘woonzorg’ komt, dat de subsidiëring van het zorgonderdeel niet in aanmerking komt voor betoelaging. De spreker spoort collegelid Brigitte Grouwels aan om de verdediging van deze projecten op zich te nemen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
6
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
Qua concrete realisaties met betrekking tot de uitbreiding van Vlaamse woonzorgvoorzieningen kan collegelid Brigitte Grouwels de commissieleden de volgende en meest recente cijfers meegeven: – Woonzorgcentra: – Huidige Vlaamse programmatie voor het Brussels hoofdstedelijk gewest: 1.254 woongelegenheden. – Alle 1.254 geprogrammeerde woongelegenheden werden ondertussen door verschillende initiatiefnemers opgevraagd en door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurd. De VGC gaf steeds een positief advies. De realisatie verloopt stapsgewijs en eerder traag. – 197 woongelegenheden werden ondertussen gerealiseerd. De dossiers voor de feitelijke realisatie van de overige plaatsen zijn momenteel lopende (stedenbouwkundige vergunningen / VIPA / Brusselfonds /…). Tegen eind 2012 zal dit cijfer wellicht gestegen zijn tot 227. – Dagverzorgingscentra: – Huidige Vlaamse programmatie voor het Brussels hoofdstedelijk gewest: 113 verblijfseenheden. – 55 verblijfseenheden werden door verschillende initiatiefnemers opgevraagd en door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurd. De VGC gaf steeds een positief advies. – 30 verblijfseenheden werden ondertussen gerealiseerd. De dossiers voor de feitelijke realisatie van de overige verblijfseenheden zijn momenteel lopende (stedenbouwkundige vergunningen / VIPA / Brusselfonds /…). – Centra voor Kortverblijf: – Huidige Vlaamse programmatie voor het Brussels hoofdstedelijk gewest: 113 woongelegenheden. – 19 woongelegenheden werden door verschillende initiatiefnemers opgevraagd en door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurd. De VGC gaf steeds een positief advies. – Er werden tot nu toe nog geen woongelegenheden kortverblijf in gebruik genomen. De dossiers voor de feitelijke realisatie van deze woongelegenheden zijn momenteel lopende (stedenbouwkundige vergunningen / VIPA / Brusselfonds /…). – Serviceflats: – Huidige Vlaamse programmatie voor het Brussels hoofdstedelijk gewest: 1274 wooneenheden. – 171 wooneenheden werden door verschillende initiatiefnemers opgevraagd en door de Vlaamse Gemeenschap goedgekeurd. De VGC gaf steeds een positief advies. – 32 wooneenheden werden ondertussen gerealiseerd. De dossiers voor de feitelijke realisatie van de overige wooneenheden zijn momenteel lopende(stedenbouwkundige vergunningen / VIPA / Brusselfonds /…) . De rol van de VGC beperkt zich tot het zoeken en stimuleren van initiatiefnemers. De VGC dient zelf geen initiatiefnemer te zijn. Dat is niet de taak van de overheid. Er zijn gelukkig nog een aantal Vlaamse spelers op het terrein die belangstelling hebben om in Brussel te investeren, ondanks het feit dat Brussel een moeilijk werkterrein is. Grond en infrastructuur is erg duur. Elke initiatiefnemer krijgt van de Vlaamse Gemeenschap vijf jaar (eventueel verlengbaar met drie jaar) om de voorafgaande vergunde plaatsen te realiseren. De realisatie kost tijd, zeker in het Brussels hoofdstedelijk gewest.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
7
De VGC zelf heeft de afgelopen jaren sterk geïnvesteerd in de versterking en uitbouw van het bestaande aanbod aan lokale dienstencentra in het Brussels hoofdstedelijk gewest (ook woonzorgvoorzieningen) en zal dit ook blijven doen. Sinds 2009 werden reeds 4 nieuwe dienstencentra (Sint Pieters Woluwe / Sint Agatha Berchem / Oudergem / Ukkel) opgestart dankzij VGC-impulssubsidies. Deze organisaties werken momenteel aan het verkrijgen van hun erkenning door Vlaanderen. Er zijn bijkomend 4 nieuwe dossiers in voorbereiding, waarvoor de VGC nu al middelen opzij legt. Meer concrete informatie kan daarover nog niet worden verschaft. Met betrekking tot de vastgoedmarktstudie van de heer Manceaux meldt collegelid Grouwels dat hieruit blijkt dat er in het Brussels hoofdstedelijk gewest momenteel 75 ROB/RVT-bedden zijn per 1000 60-plussers. Ter vergelijking, in Vlaanderen zijn er 45 ROB/RVT-bedden per 1000 60-plussers en in Wallonie zijn er 59 ROB/RVT-bedden per 1000 60-plussers. In deze studie wordt rekening gehouden met de Franstalige, Nederlandstalige en tweetalige (bico) rusthuizen, waaronder een aantal ‘goede’, die in hun werking daadwerkelijk tweetalig zijn. Dankzij Home Info heeft men een duidelijk zicht op de rusthuizen die effectief tweetalig zijn. Tevens presenteert deze studie een aantal scenario’s voor die aangeven hoeveel extra ROB/ RVT-bedden er de volgende tien jaar in de verschillende gewesten moeten bijkomen om de vergrijzing op te vangen. Het minst gunstige scenario voor het Brussels hoofdstedelijk gewest becijfert dat er tussen nu en 2021 in principe 2812 extra woongelegenheden in woonzorgcentra moeten worden voorzien. Met een programmatie van 1057 extra woonzorgcentrumplaatsen – zoals die in de geactualiseerde cijfers van Masterplan Woonzorgzones Brussel en het Algemeen Zorgstrategisch Koepelplan Woonzorgzones Brussel staat ingeschreven –die de volgende jaren zullen worden gerealiseerd doet de Vlaamse gemeenschap en de VGC alvast een grote inspanning om aan dit berekende tekort aan ROB en RVT-bedden tegemoet te komen. Daarbij dient tevens opgemerkt dat de studie van de heer Manceaux duidelijk aangeeft dat er ook moet worden ingezet op thuiszorg en serviceflats. Hij sluit daarmee aan bij beleidslijnen die op Vlaams niveau en VGC niveau worden uitgewerkt en waarbij de verdere uitbouw van de thuiszorg een prioriteit is. Dit komt tegemoet aan de verwachting van de ouderen zelf die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Wanneer we de gegevens van de heer Manceaux, van de Vlaamse Gemeenschap en de recente studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg over de toekomstige behoefte aan residentiële ouderenzorg in België tussen 2011-2025 naast elkaar leggen, zien we in ieder geval dezelfde tendensen. Belangrijk hierbij is de vaststelling dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest duidelijk afwijkt van deze tendensen omdat er in Brussel eerder sprake is van een vergroening en in mindere mate van een vergrijzing. Er is een nieuwe studie in opdracht van VGC, Vlaamse Gemeenschap, GGC en Cocof in voorbereiding over de opvang van ouderen in Brussel, omdat Brussel in de Vlaamse studie Brussel niet scherp in beeld kwam. Aanvullend op deze studies en cijfermateriaal organiseert collegelid Brigitte Grouwels samen met haar collega’s Jo Vandeurzen en Pascal Smet eind 2012 een Staten-Generaal Woonzorg Brussel. Hier zal de uitbouw van woonzorg in Brussel worden besproken met de doelgroep en het betrokken werkveld. Deze Staten-Generaal zal beleidsaanbevelingen
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
8
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
formuleren die kunnen verwerkt worden in een actualisering van het bestaande Masterplan Woonzorgzones Brussel. Tenslotte verzekert de spreker dat het vanzelfsprekend is dat de geplande budgetverdubbeling door minister Jo Vandeurzen voor de bouw van rusthuizen, dagverzorgingscentra, serviceflats en centra voor kortverblijf ook in het voordeel is voor het woonzorgaanbod in Brussel. Meer middelen betekenen uiteraard meer kansen dat aanvragen om een woonzorgvoorziening uit te bouwen in het Brussels hoofdstedelijk gewest weerhouden worden. Met betrekking tot de vragen van mevrouw Roex antwoordt collegelid Brigitte Grouwels dat er wel degelijk overleg is tussen de verschillende verantwoordelijke overheden, verwijzend naar de gezamenlijke studie die op stapel staat. Huisvesting is zeker een aandachtspunt. Dat blijkt uit het feit dat Brusselse staatssecretaris voor huisvesting betrokken wordt bij de Interministeriële conferentie voor Welzijn. In verband met de projectaanvraag van de vzw EVA, die niet werd weerhouden door de Vlaamse Gemeenschap, verklaart het collegelid dat, uit de informatie opgevraagd bij het kabinet van minister Vandeurzen, blijkt dat de mogelijkheid tot reguliere subsidiëring nog open blijft. Het dossier wordt in die zin bepleit. Verder benadrukt het collegelid dat de oprichting van een afzonderlijke werkgroep wonen/ welzijn eveneens bij het kabinet van minister Vandeurzen wordt bepleit. Daarover is nog geen formeel akkoord. Interpellant Greet Van Linter dankt het collegelid voor haar antwoord, dat haar slechts gedeeltelijk geruststelt. In Brussel is de vergrijzing inderdaad kleiner dan de verjonging. Het gaat er niet om dat er onvoldoende opvang voor ouderen is, het gaat er om dat er onvoldoende Nederlandstalige opvang is voor Nederlandstalige bejaarden. Een aantal Nederlandstalige bejaarden wijken - bij gebrek aan Nederlandstalig aanbod in Brussel uit naar Nederlandstalige rusthuizen in de Rand, waar ze op wachtlijsten terecht komen. Dat kan geenszins de bedoeling zijn. Oudere Nederlandstalige Brusselaars moeten toch kunnen oud worden daar waar ze hun leven doorbrachten. Er zijn natuurlijke remmende factoren voor projectindieners (dure grond en infrastructuur, een lange administratieve rompslomp,…), maar het laatste dat moet gebeuren is een defaitistische houding aannemen. De conclusie van de cijfers die collegelid Brigitte Grouwels naar voor schuift is duidelijk: er worden te weinig inspanningen gedaan en de realisatie verloopt te traag. Er moet een tandje bij gestoken worden. Dat Brussel 75 ROB/RVT bedden per 1000 inwoners aanbiedt, is niet relevant omdat de bico-instellingen vaak enkel verzorging in het Frans aanbieden en het personeel het Nederlands niet machtig is. In principe moeten alle Nederlandstalige ouderen in alle bicoinstellingen in hun taal benaderd en verzorgd kunnen worden. De realiteit is echt wel anders. Wat de gezamenlijke studie aangaat die wordt opgezet, vraagt interpellant Greet Van Linter wanneer deze wordt afgerond. Commissievoorzitter Elke Roex vindt het eigenaardig dat collegelid Grouwels zegt dat er bij de bicommunautaire rusthuizen een aantal ‘goede’ zitten. Als bevoegd collegelid in de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
9
bico-sector moet mevrouw Grouwels rusthuizen sluiten als ze niet goed zijn. De spreker overweegt een interpellatie daarover in een andere assemblee. Mevrouw Roex vindt het initiatief van Vlaams minister Pascal Smet om een Staten-Generaal te organiseren positief. Zij dringt er bij het collegelid op aan om bij de stuurgroep die de Staten-Generaal voorbereidt het brede werkveld te betrekken, zoals bijvoorbeeld de huisartsen, omdat die vaak bij ouderen komen die niet tot bij de dienstverlening geraken. Huisartsen brengen wel degelijk een expertise mee. Mevrouw Elke Roex vraagt daar op een neutrale manier over na te denken. Collegelid Brigitte Grouwels probeert zo ‘neutraal mogelijk’ te antwoorden. Ze wijst er vooreerst op dat de bico-instellingen niet meetellen in het cijfer van de Vlaamse programmatie. Met ‘goede’ bicommunaitaire instellingen doelt de spreker op het tweetaligheidsaspect, niet op het zorgaspect. Er zijn geen taalvoorwaarden opgelegd aan de bicommunautaire private instellingen (ziekenhuizen en rusthuizen), enkel aan de overheidsinstellingen. Er zijn een aantal instellingen die hun tweetalig statuut ernstig nemen en tweetalige zorg voor alle gebruikers verzekeren. Tweetalige rusthuizen worden ook door Home Info naar voor geschoven als een Nederlandstalige bejaarde op zoek is naar een Nederlandstalige rusthuis. De gezamenlijke studie wordt afgerond eind 2013. De onderzoeksopdracht werd toevertrouwd aan de VUB. Bij de voorbereiding van de Staten-Generaal zijn alle sectoren betrokken die te maken hebben met mensen in zorgsituaties. ____________________________________________________________________________ Interpellatie van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de door het institutionele akkoord voor de zesde staatshervorming aangekondigde overheveling van de kinderbijslag naar de GGC en de gevolgen hiervan voor de Brusselse Vlamingen Commissielid Greet Van Linter vangt haar interpellatie aan met een citaat van de heer Charles Picqué, voorzitter van het Verenigd College van de GGC uit de algemene beleidsverklaring in de GGC op 20 oktober 2011 : “… Men mag deze bevoegdheidsoverdracht naar de GGC immers niet zien als een manier om de Brusselse instellingen nog ingewikkelder te maken, maar wel als een overwinning en een erkenning van het Brussels feit. Praktisch gezien worden er in het economische en sociale pakket en bij de gezondheidszorg meerdere belangrijke bevoegdheden overgeheveld naar de GGC. Het gaat daarbij over de kinderbijslag, maar ook over een reeks bevoegdheden voor bejaarden, zoals de rusthuizen, de rust- en verzorgingstehuizen en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, de geestelijke gezondheidszorg en de eerstelijnspreventie, zoals vaccinaties. Het gaat hierbij over essentiële beleidsgebieden voor de medeburgers. […] Wat mij betreft was de bevoegdheidsoverdracht naar Brusselse overheden een essentiële eis voor de toekomstige staatshervorming. Op die manier zijn we ontsnapt aan een gedeeld bestuur door de beide andere gemeenschappen, maar dat betekent niet dat ik gekant zou
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
10
zijn tegen de aanwezigheid van de gemeenschappen in Brussel. Ik ben voorstander van een samenwerking met de 2 gemeenschappen in Brussel. De aanwezigheid van beide gemeenschappen op het gewestelijk grondgebied is bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs en cultuur een verrijking. […] Maar ook al geldt dit principe voor cultuur en voor de schoolkeuze, toch is het niet goed voor andere individuele basisrechten. Van zodra men raakt aan de sociale bescherming, mogen er geen 2 systemen zijn op eenzelfde grondgebied. Het kan niet dat een kind dat kinderbijslag ontvangt van de ene gemeenschap, beter uitgerust aan het nieuwe schooljaar kan beginnen dan een ander kind.” Tot daar voorzitter Charles Picqué. De redenering van de heer Picqué is volgens mevrouw Greet Van Linter op zijn minst merkwaardig te noemen. In het kader van de achtereenvolgende staatshervormingen is de aangelegenheid “kinderbijslag” een persoonsgebonden bevoegdheid van de Gemeenschap. En binnen de Gemeenschap is het principe van de solidariteit onder de mensen van eenzelfde gemeenschap belangrijk. In ons geval de solidariteit onder de Vlamingen, zowel zij die wonen in Vlaanderen als zij die verblijven in Brussel. Het behoren tot eenzelfde gemeenschap is dan ook dé doorslaggevende factor voor het solidair toekennen van gelijke rechten. Wat Charles Picqué doet in zijn tussenkomst is de solidariteit tussen mensen van eenzelfde gemeenschap vervangen door de solidariteit van het grondgebied: m.a.w. in Brussel geldt voor bepaalde strikte persoonsgebonden aangelegenheden het gewestelijk principe van de territorialiteit. Dit kan betekenen dat Vlaamse kinderen in Brussel voor de gezinsbijslagen worden afgesneden van de rest van Vlaanderen en dat Vlaamse gezinnen in Brussel dus andere (waarschijnlijk slechtere) gezinsvoordelen zullen genieten dan Vlaamse gezinnen in Vlaanderen. De interpellant is van mening dat de VGC erover moet waken dat de solidariteit onder Vlamingen niet wordt ondergraven en via deze interpellatie vraagt zij aan het collegelid om een duidelijk standpunt in te nemen. De VGC moet krachtig protesteren tegen de voorgenomen overheveling van gemeenschapsbevoegdheden in Brussel naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de GGC. Deelt het collegelid de mening van de heer Charles Picqué dat er geen 2 systemen van sociale bescherming op eenzelfde grondgebied mogen zijn? Hoe verklaart collegelid Brigitte Grouwels dan het bestaan van een Vlaamse zorgverzekering in Brussel voor de Brusselse Vlamingen en zij die zich tot de Vlaamse gemeenschap bekennen? Betekent de denkpiste van de heer Charles Picqué niet dat voor bepaalde persoonsgebonden aangelegenheden, waarvoor in Vlaanderen en Wallonië de solidariteit tussen mensen van eenzelfde gemeenschap speelt, die solidariteit in Brussel wordt vervangen door de solidariteit van het grondgebied?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
11
Zal deze bi-communautisering van bepaalde delen van de gezondheidszorg (zoals bijv. de kinderbijslag, de rusthuizen, de rust- en verzorgingstehuizen, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, de geestelijke gezondheidszorg en de eerstelijnspreventie, zoals vaccinaties) een eenduidiger en coherenter VGC-beleid mogelijk maken? Vreest het collegelid niet dat een kinderbijslagsysteem met 2 snelheden kan leiden tot mogelijke schendingen van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel in de zin dat bepaalde Vlaamse gezinnen uit Brussel minder kinderbijslag zouden kunnen trekken dan Vlaamse gezinnen uit Vlaanderen? Commissievoorzitter Elke Roex verklaart het eens te zijn met de stelling van minister-president Charles Picqué. Voor een paar weken had in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin een vinnig debat plaats over de kindpremie in Brussel. Mevrouw Roex is van mening dat de invoering van de kindpremie in Brussel niet enkel tot een totale onoverzichtelijkheid zou leiden, maar bovendien in tegenspraak is met de federale beslissingen om de kinderbijslag over te hevelen naar de GGC. De spreker pleit voor de oprichting van een compensatiefonds, gelijkaardig aan dat wat werd opgericht ten tijde van de afschaffing van het kijk- en luistergeld. Brussel heeft meer nood aan kinderopvang en opvoedingsondersteuning dan aan een kindpremie. Mevrouw Elke Roex wil ook graag weten of collegelid Brigitte Grouwels daarover al verdere contacten had met Vlaams minister Jo Vandeurzen ? Collegelid Brigitte Grouwels is verrast door het optimisme van mevrouw Van Linter over een spoedige federale regeringsvorming en over het vervolgens snel kunnen doorvoeren van de beoogde zesde staatshervorming. Toch moet zij erop wijzen dat het op dit ogenblik “slechts” gaat over een politiek akkoord. Pas na een eventuele federale regeringsvorming kan dit akkoord worden vertaald in wetgevende initiatieven, uitvoeringsbesluiten en samenwerkingsakkoorden. Met andere woorden: het zal nog even duren voor de zesde staatshervorming een feit is. Brussel bekleedt een specifieke positie binnen het institutionele landschap in dit land. Zowel de gemeenschapsinstellingen als de gewestelijke instellingen hebben daarbij eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De bestaande bevoegdheidsverdeling is een compromis tussen de verschillende visies op Brussel, vanuit beide taalgroepen, waar ook verschillende visies zijn. In dat verband wijst de spreker er op dat de uitspraken van de minister-president louter een persoonlijke appreciatie zijn van het recent bereikte institutionele akkoord. Dat blijkt ook uit zijn woordkeuze “wat mij betreft” en “ik ben voorstander”. Voor collegelid Grouwels blijft het belangrijk dat binnen de (evoluerende) staatsinrichting voor Brussel een evenwicht wordt gevonden tussen gemeenschapsbevoegdheden en gewestbevoegdheden. Zij blijft geloven in een sterke band tussen Brussel en de Vlaamse Gemeenschap. De zesde staatshervorming is, zoals voor haar voorgangers, een politiek compromis en uiteindelijk is er specifiek voor de kinderbijslag voor gekozen om die niet naar de Gemeen-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
12
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
schappen over te hevelen, maar naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Daarbij werden volgende belangrijke randvoorwaarden gesteld: – het recht op kinderbijslag wordt vastgelegd in de Grondwet; – vóór de overheveling wordt het verschil tussen loontrekkenden en zelfstandigen weggewerkt. Bovendien zullen de Gemeenschappen en de GGC tijdens een overgangsperiode desgewenst een beroep kunnen doen op de huidige betalingsinstellingen om, tegen betaling, het administratieve beheer en de uitbetaling van de kinderbijslagen te blijven verzekeren. Collegelid Brigitte Grouwels denkt niet dat de keuze voor de GGC een schending inhoudt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het nieuwe institutionele akkoord wijzigt niets aan de eerder aan de Gemeenschappen toegewezen bevoegdheden. De Vlaamse Gemeenschap blijft dus bevoegd voor de (bestaande) Zorgverzekering. Hetzelfde geldt voor de (nieuwe) Vlaamse Sociale Bescherming, waaronder de Vlaamse kindpremie. Het voornemen om die in te voeren stond overigens al in het Vlaams Regeerakkoord voor er duidelijkheid was over de overheveling van de gezinsbijslag naar de GGC. De spreker kan niet verbieden dat andere partijen de overheveling van individuele rechten op een tegemoetkoming of toelage als “een overwinning” zien, maar wil er wel op wijzen dat die overheveling enkel en alleen betrekking heeft op de kinderbijslag en, in het kader van de homogenisering ‘beleid personen met een handicap’, op de tegemoetkoming hulp aan bejaarden. De overheveling van een aantal nieuwe bevoegdheden naar de GGC stelt de Vlaamse Gemeenschap wel voor een aantal bijkomende uitdagingen. Vandaag al is de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap beperkt in die zin dat ze enkel bevoegd is voor uni-communautaire instellingen en dus niet rechtstreeks voor natuurlijke personen. De overheveling van nieuwe federale bevoegdheden naar de GGC en niet naar de Gemeenschappen is een bijkomende beperking. In de mate dat de Vlaamse Gemeenschap in de toekomst “oude” en “nieuwe” bevoegdheden samenbrengt in nieuwe initiatieven, zal nog meer dan vandaag al het geval is, aandacht moeten gaan naar de specifieke Brusselse situatie. Mevrouw Grouwels is er echter van overtuigd dat de Vlaamse Gemeenschap deze uitdaging mits de nodige “creatieve oplossingen” tot een goed einde zal brengen. De VGC zal dit ook actief mee opvolgen. Wat de kindpremie betreft, wacht het College de beslissing van de Vlaamse Regering af. Interpellant Greet Van Linter heeft een dubbel gevoel bij het antwoord van collegelid Grouwels. Enerzijds wordt ze gerustgesteld door het feit dat vanuit de Vlaamse Gemeenschap het beleid wordt verder gezet op vlak van sociale bescherming e.d. Anderzijds vindt ze dat de zaken ingewikkelder worden door de kinderbijslag in Brussel over te hevelen naar de GGC. Een overheveling van de kinderbijslag naar de Gemeenschappen, ook in Brussel, zou volgens haar veel eenvoudiger zijn. De spreker vraagt collegelid Grouwels om protest aan te tekenen tegen deze gang van zaken, gezien de uitvoering van de 6de staatshervorming een werk van lange adem is.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
13
Collegelid Brigitte Grouwels zegt zeer duidelijk dat er een politiek akkoord is met betrekking tot deze aangelegenheid. Zij is daar niet echt enthousiast over, maar zal geen stappen ondernemen om dit akkoord op de helling te zetten. ____________________________________________________________________________ Interpellatie van mevrouw Annemie Maes tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende het vrijwilligerswerk in Brussel Het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk loopt ten einde, meldt interpellant Annemie Maes. De Raad van de EU heeft in oktober een reeks conclusies en aanbevelingen goedgekeurd over het belang van vrijwilligerswerk in het kader van sociaal beleid. Het is immers de bedoeling dat het Europees jaar niet tot een eenmalige opstoot van aandacht leidt, maar tot concrete resultaten. Ons land in het algemeen en Brussel in het bijzonder hebben al een goed uitgebouwd netwerk van steunpunten vrijwilligerswerk. Het onderwerp werd ook besproken in de Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van 22 november 2011.Bovendien is de laatste tijd het inzicht gegroeid dat het vrijwilligerswerk vele gezichten heeft. Het voorbije jaar werden heel wat initiatieven genomen die organisaties en vrijwilligers moeten klaarstomen voor een vrijwilligersbeleid dat aansluit bij de noden en mogelijkheden van de 21ste eeuw. De klassieke, langdurige vrijwilligersinzet bestaat nog steeds, maar heel wat jonge vrijwilligers kiezen voor een duidelijk afgelijnd engagement op korte termijn. De maatschappij veranderde, zo ook het vrijwilligerswerk. Daar waar engagement oorspronkelijk gefocust was op de welzijnssector, is het vandaag opengetrokken naar o.a. de culturele sector. Nieuwe vrijwilligers stellen ook eisen en willen interessant of gezellig werk, wat het werkveld verplicht om na te denken over het al dan niet werken met vrijwilligers, de taken die ze hen wel of niet toevertrouwen, de begeleiding die ze geven. Het Punt Brussel speelt hier op in met een vormingsaanbod voor de organisaties: hoe werven, hoe selecteren, hoe motiveren, welke vorming aanbieden aan de vrijwilligers. Er wordt duidelijk ingezet op een ruim, gediversifieerd vrijwilligersveld. De provinciale steunpunten en het Brussels steunpunt Het Punt hebben seniorenambassadeurs opgeleid om infosessies te geven aan senioren. Er bestaat een aanbod, via de bedrijven, voor personen die eindeloopbaan zijn, in het kader van pensioenvoorbereiding. Het Vlaams steunpunt vrijwilligerswerk heeft een inspiratiedag georganiseerd over vrijwilligerswerk voor en met kwetsbare groepen en ook Het Punt Brussel zet in op het aantrekken van vrijwilligers die de Brusselse diversiteit weerspiegelen. Good practices worden uitgewisseld. De relevantie van vrijwilligerswerk in de combinatie van een maatschappelijk engagement en een persoonlijk project, is vandaag groter dan ooit. Vrijwilligerswerk verdient alle respect. Tal van jonge en oude mensen blijven zich inzetten. De organisatie van vrijwilligerswerk is moeilijker dan vroeger, maar de omkadering en het vormingsaanbod zijn gelukkig veel groter. De interpellant stelt het collegelid hieromtrent een aantal concrete vragen: – Heeft u reeds zicht op de impact van het Europese jaar van de vrijwilliger in Brussel? Gaan organisaties anders om met vrijwilligers? Is het aantal vrijwilligers verhoogd en zijn zij tevreden over hun rol? Worden minder evidente doelgroepen bereikt?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
14
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
– Hoe vertaalt zich in Brussel de evolutie van het vrijwilligerswerk gericht op welzijn naar een meer algemeen vrijwilligerswerk? Heeft dit geleid tot andere accenten in het beleid, in overleg met de betrokken actoren? Is er sprake van een beleid gedragen door de 3 collegeleden? Komt dit tot uiting in de begroting 2012? Collegelid Brigitte Grouwels bevestigt dat tijdens het Europese jaar van de vrijwilliger in het Brussels hoofdstedelijk gewest extra inspanningen gedaan werden om het vrijwilligerswerk in de kijker te zetten bij de Nederlandstalige Brusselaars. Zij denkt ondermeer aan de publicaties van de ‘Gazet van de Vrijwilliger’ in Brussel Deze Week. Tevens stelt ze vast dat er vanuit verschillende hoeken (beleidsmakers en bedrijven) een verhoogde aandacht was en is voor het vrijwilligerswerk. Mensen een dag vrijwilligerswerk laten uitvoeren om de smaak te pakken te krijgen, vergt een gigantische organisatie en is geen evidentie. Het Punt – Steunpunt voor vrijwilligerswerk deed dit jaar zeker inspanningen om via de projecten BreXpat en Seniorenambassadeurs specifieke doelgroepen (expats en senioren) te bereiken. Het is nog te vroeg om concrete resultaten mee te delen aangezien deze projecten nog niet zijn afgesloten. In elke gepubliceerde ‘Gazet van de Vrijwilliger’ werd telkens gefocust op een specifieke doelgroep. Concreet cijfermateriaal rond vrijwilligerswerk in het Brussels hoofdstedelijk gewest kan vandaag niet worden bezorgd bij gebrek eraan. Vandaar dat de VGC in 2011 middelen heeft vrijgemaakt voor wetenschappelijk onderzoek rond vrijwilligerswerk in Brussel in 2012. Deze studie zal onder andere onderzoek voeren naar de behoeften van de Nederlandstalige organisaties inzake vrijwilligersinzet en de optimale doorstroming van het potentieel aan vrijwilligers naar organisaties. De VGC wil haar rol spelen in het aanboren van het Brussels vrijwilligerspotentieel. Dit onderzoek moet het mogelijk maken het beleid en de dienstverlening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van vzw Het Punt -Steunpunt voor Vrijwilligerswerk op een aantal terreinen te verbeteren en bij te sturen. Het spreekt voor zich dat de resultaten van dit onderzoek – eenmaal uitgevoerd – zullen worden bezorgen aan de raadsleden. Binnen de VGC is het vrijwilligerswerk ondertussen geëvolueerd naar een echt transversaal thema. De voorbereidingen en de opvolging van het wetenschappelijk onderzoek worden gedragen door een transversale stuurgroep waarin de 3 inhoudelijke VGC-beleidsdomeinen vertegenwoordigd zijn. In februari 2011 sloot het VGC-College een nieuw convenant af met Het Punt. Het Punt verbindt zich bij te dragen tot de doelstelling van de VGC om binnen een transversale context initiatiefnemers, beroepskrachten en vrijwilligers te steunen. Het convenant kende ook specifieke opdrachten toe aan Het Punt als neutrale, onafhankelijke en pluralistische vrijwilligerscentrale. Het betreft onder meer het ondersteunen van de Brusselse vrijwilligersorganisaties en verenigingen in de uitbouw van hun vrijwilligersbeleid. In het najaar vonden informele gesprekken plaats met vertegenwoordigers van Het Punt om na te gaan hoe de transversaliteit van het vrijwilligersthema nog beter in de verf kan gezet worden. Het blijft een uitdagend thema. Het vrijwilligerswerk evolueerde sterk en het beleid moet daar een gepast antwoord op vinden. De studie zal elementen aanreiken om wezenlijke stappen vooruit te kunnen zetten op dit vlak.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Stuk 461 (2011-2012) – Nr. 1
15
Interpellant Annemie Maes is tevreden met het antwoord van collegelid Brigitte Grouwels, die, na het Europees Jaar van de Vrijwilliger, niet van plan is de aandacht voor het vrijwilligerswerk te laten verslappen in de volgende jaren. Zij kijkt met belangstelling uit naar de resultaten van de studie en hoopt dat er niet enkel voldoende aandacht gaat naar de mensen die behoefte hebben aan vrijwilligerswerk, maar ook naar de vrijwilligers en het vrijwilligerspotentieel. Kortstondig engagement en specifieke opdrachten zijn nieuwe vormen van vrijwilligerswerk. Mevrouw Annemie Maes heeft er alle vertrouwen in dat de studie al deze elementen meeneemt in haar onderzoek. ___________________
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE