VOORLOPIG VERSLAG
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2010-2011
Nr. 11
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 29 april 2011 Ochtendvergadering
INHOUD BERICHT VAN VERHINDERING INTERPELLATIE (R.v.O., art.62) van mevrouw Brigitte de Pauw tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, inzake de hervorming van de gemeenschapscentra Sprekers: mevrouw Brigitte De Pauw, de heren Jef Van Damme, René Coppens en Bruno De Lille, collegelid VRAGEN (R.v.O., art.59) van mevrouw Brigitte De Pauw aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, in verband met de rol van de VGC in het Kenniscentrum Vlaamse steden
2 van de heer Paul De Ridder aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het trekkingsrecht voor de VGC bij het Stedenfonds van mevrouw Elke Van den Brandt aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de toekomstige werking van de geïntegreerde wijkcentra SAMENGEVOEGDE VRAAG OM UITLEG EN VRAAG (R.v.O., art.59 en art.60) van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de vertraging van de werken Muntpunt en de gevolgen voor HOB van de heer Paul De Ridder aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende het tijdelijk onderkomen van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek Sprekers: mevrouw Bianca Debaets, de heer Paul De Ridder, mevrouw Greet Van Linter, de heer René Coppens, collegelid Bruno De Lille. ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art.61) van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de subsidiëring van de vzw Averroës door de VGC BIJLAGEN TREFWOORDENREGISTER
3
11e vergadering Vergadering van vrijdag 29 april 2011 OCHTENDVERGADERING - De vergadering wordt om 10.31 uur geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe
BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- Collegelid Brigitte Grouwels heeft zich verontschuldigd voor deze vergadering om persoonlijke redenen.
INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) Interpellatie van mevrouw Brigitte De Pauw tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, inzake de hervorming van de gemeenschapscentra Mevrouw Brigitte De Pauw.- Gemeenschapscentra vormen samen met het Nederlandstalige onderwijsnet, de grote cultuurhuizen, de lokale dienstencentra en verzorgingsinstellingen de ruggengraat van de Vlaamse gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ze ondersteunen en verenigen de lokale Nederlandstalige verenigingen en overstijgen ze. Met andere woorden, ze zijn van het grootste belang voor de toekomst van de Brusselse Vlamingen en voor allen die een beroep doen op het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Alles wat de gemeenschapscentra aangaat, heeft impact op de belangen van de Brusselse Vlamingen en verdient dus onze aandacht. Zo ook de hervorming van de gemeenschapscentra, toch wel een teer punt dat hier al vaak vermeld werd. Bij vorige gelegenheden heb ik het standpunt van mijn fractie al meermaals vertolkt. We staan voor een pragmatisch verhaal van kansen geven aan verenigingen en leemtes opvullen als er geen alternatieven zijn. Eerst moeten we bestaande of potentiële initiatieven die vanuit de basis ontstaan steunen en stimuleren, vooraleer zelf te sturen. We staan absoluut niet achter een sturende administratieve impuls, noch achter een “verambtelijking” van het verenigingsleven. We gaan er van uit dat met deze visie terdege rekening gehouden wordt. De jongste jaren werd binnen de nieuw opgerichte entiteit Gemeenschapscentra een aantal pilootprojecten gelanceerd, zoals de uitbating van de bar van het Gemeenschapscentrum Nekkersdal. Ook werd tussen De Linde en Everna een project opgestart waar één zakelijk leider is, waardoor er ruimte gecreëerd wordt om zich meer aan de inhoudelijke werking te wijden.
4 Dit project werd positief geëvalueerd door de plaatselijke raden van bestuur. In die zin zou het een aanloop kunnen zijn naar een zogenaamde clustering. Het is immers wel belangrijk om de voeling met het terrein te behouden. Gemeenschapscentrum X kan even ver van gemeenschapscentrum Y als van gemeenschapscentrum Z liggen en theoretisch dus zowel met het ene als met het andere clusterbaar zijn. Historische, sociologische en geografische factoren op het terrein kunnen echter de keuze voor één van de twee minder aantrekkelijk maken. Op welke basis zou een clustering doorgevoerd worden? Speelt hier louter de ligging een rol? Op welke manier wordt er rekening gehouden met historische, sociologische en geografische factoren die het karakter van elk gemeenschapscentrum mede bepalen? Hoe worden de desbetreffende raden van bestuur hierbij betrokken? Wat is het belang van hun mening? Werd hun mening al gevraagd? Wat is de rol van het overlegforum bestuurders-vrijwilligers in die ontwikkeling? In hoeverre weegt hun visie hierop door in de uiteindelijke beslissing? Is het uw bedoeling om alle gemeenschapscentra te clusteren? Indien niet, op welke basis gaat u dan een keuze maken? Het beeld van de vlaggenschepen die door het Brusselse kanaal varen, kan ons blijven achtervolgen, vrees ik. Bestaan er objectieve criteria op basis waarvan gemeenschapscentra samengevoegd worden? We denken hier bijvoorbeeld aan het aantal Nederlandstalige verenigingen, of het inwonersaantal of het geschat aantal Brusselse Vlamingen en anderstaligen die gebruik maken van de gemeenschapscentra. Bestaat er een timing voor dit project en indien dit het geval is, kan u dan wat meer informatie geven over de planning? Wat zijn de beleidsmatige doelstellingen van de clustering? Zijn er cijfermatige doelstellingen? Denken we hierbij aan synergiewinsten door schaalvergroting? In hoeverre heeft het clusteren een impact op de personeelsbezetting binnen de gemeenschapscentra? Wordt er met een aantal voltijdse equivalenten geschoven? Hoe gaat men personeelsleden die op pensioen gaan, vervangen? Is het de bedoeling om per cluster tot één „moedergemeenschapscentrum‟ te komen, waar de anderen als satellieten rond draaien? Er moet duidelijkheid komen over het doel van de clustering om verwarring en onnodige bezorgdheid bij alle betrokkenen te voorkomen. Dus had ik graag van u gehoord wat de krijtlijnen zijn van dit project. Misschien is er een draaiboek beschikbaar over de vernieuwde werking van de gemeenschapscentra en de rol van de centrale administratie. De mening van de vrijwilligers en de verenigingen moet absoluut aan bod komen en ik blijf uitermate bezorgd over de manier waarop dit zal gebeuren. De entiteit Gemeenschapscentra mag echt niet alles zelf bepalen, daarvoor is de rol van de vrijwilligers te belangrijk. Het is immers niet te bedoeling om onze vrijwilligers te ontmoedigen, waardoor ze op termijn wel eens zouden kunnen afhaken. De vrijwilligers zijn immers de grootste steunpilaren van het plaatselijke verenigingsleven en de gemeenschapscentra. Zij staan ook heel dicht bij de bevolking en voelen heel duidelijk wat er leeft in een bepaalde gemeente. De vrijwilligers hebben hierop meestal een beter zicht dan de administratieve diensten, die er toch wat verder van verwijderd zijn.
5
U bent momenteel ook bezig met de convenanten tussen de VGC en de gemeenschapscentra. Er zou een addendum worden toegevoegd. Een gemeenschapscentrum meldt mij dat er brieven worden verstuurd voor een verlenging na de vervaldatum van het vorige convenant. Kan het juridisch dat een convenant door middel van een addendum verlengd wordt? Werd dit ook besproken met het overlegplatform bestuurders-vrijwilligers? De heer Jef Van Damme.- Ik sluit me volledig aan bij deze interpellatie. Het is een goede, terechte vraag. Graag had ik, iets algemener, geweten hoe het staat met de hervorming van de gemeenschapscentra die in gang gezet is door uw voorganger en waarvan het onderwerp van de interpellatie een belangrijk onderdeel vormt. Misschien is het ook wel nuttig om het te kaderen in de algemene hervorming, vooral wat procedure en timing betreft. In welke stap van de procedure zit de hervorming en wanneer zal ze afgerond zijn? De heer René Coppens.- Collega Brigitte De Pauw heeft een aantal zeer interessante vragen gesteld. Haar tusenkomst was, zoals altijd, heel goed gestructureerd. Het is helemaal niet mijn bedoeling om in herhaling te vallen. Maar ik zou wel graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal zaken naar voor te brengen. Ik wens te onderstrepen dat een optimale samenwerking tussen de verschillende betrokken actoren absoluut nodig is. Ik denk in de eerste plaats aan het gemeenschapscentrum, de gemeente, de bibliotheek en eventueel wat daaruit kan voortvloeien, namelijk de cultuurbeleidscoördinator. We kennen een aantal goede voorbeelden, er zijn er meer goede dan slechte. In het verleden heb ik echter ook pijnlijke toestanden gezien, zoals in één van mijn buurgemeenten. Het is nu ongeveer een decennium geleden en in die tijd liep in Jette niet alles zo vlot als nu wel het geval is. Dit waren toestanden die we in de toekomst moeten vermijden. We moeten het ook ruimer durven bekijken. De samenwerking met de onderwijsinstellingen en welzijn moet nog meer aangemoedigd worden. De gemeenschapscentra moeten als het ware „open huizen‟ worden. Er is ook nood aan personeel dat betrokken is bij de gemeente, dat leeft of minstens meeleeft met de gemeente. Het personeel moet Brussels minded zijn. De overname van het personeel van de gemeenschapscentra door de VGC was een geslaagde operatie. Wel pleit ik voor de verdere uitbouw van een zakelijk beheer en bijgevolg een zakelijk model dat voor alle gemeenschapscentra toepasbaar is. Ik denk daarbij aan de organisatie van de boekhouding. De praktijk leert ons dat sommige gemeenschapscentra een belangrijk deel van hun natuurlijke cliënten niet over de vloer krijgen. Het betreft inwoners die liever naar een andere gemeente gaan. Als voorbeeld denk ik aan gemeenschapscentrum De Vaartkapoen, dat vooral een jong publiek aantrekt. Oudere inwoners van Sint-Jans-Molenbeek gaan meestal naar De Kroon in Sint-Agatha-Berchem. Misschien dat clustering van gemeenschapscentra de onderlinge concurrentie kan verminderen. We moeten er wel op toezien dat niet wordt ingeboet aan kwaliteit in het aanbod voor de Brusselaars.
6 Gemeenschapscentra moeten blijvende aandacht hebben voor hun kerntaak, namelijk het zich engageren voor een omgevingsgerichte werking met als inzet gemeenschapsvorming. Men moet als het ware teruggaan naar de roots waaruit de gemeenschapscentra zijn ontstaan, zonder romantiek. Een aantal collega‟s zal begrijpen wat wordt bedoeld met teruggaan naar de geest van de pioniers van de gemeenschapscentra. Ik sluit me daarin ten volle aan bij mevrouw Brigitte De Pauw. Dit is ondermeer mogelijk door het blijvend of zelfs meer ondersteunen van de plaatselijke verenigingen, door nieuwe verenigingen op te zoeken en in contact te brengen met het gemeenschapscentrum en andere verenigingen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de gemeenschapscentra uitgroeien tot kleine culturele centra. Dat mag er bijkomen, maar is niet essentieel. Dat is immers niet de core business van een gemeenschapscentrum. Tot besluit wil ik nogmaals duidelijk stellen dat clustering voor ons geen taboe is, maar wel moet kaderen binnen de lijnen die hier worden uitgezet. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik zal vooral antwoorden op de vragen over clustering. Het antwoord op de vraag van mevrouw Brigitte De Pauw over de verlenging van de convenanten moet ik schuldig blijven. Ze heeft me wat verrast met deze vraag. Ik heb hierover nu geen precieze informatie. Ik wil haar dit antwoord zeker later bezorgen. Hetzelfde geldt overigens voor de opmerking van de heer Jef Van Damme. Een vraag over de stand van zaken van de hervorming van de gemeenschapscentra kan niet in enkele woorden worden beantwoord. De door de heer René Coppens gestelde vragen zal ik samen met die van mevrouw Brigitte De Pauw beantwoorden. Vooreerst wens ik heel duidelijk te stellen dat het hier niet om verambtelijking versus vrijwilligerschap gaat. Ik heb dit in het verleden al gezegd en zal dat blijven herhalen. Ik verkondig in deze Raad trouwens hetzelfde als wat ik in de gemeenschapscentra vertel. Men kan dat overal verifiëren. Ik zie geen tegenstelling tussen VGC-professionelen en vrijwilligers. Alleen via samenwerking kunnen goede en dynamische gemeenschapscentra tot stand komen. Een gemeenschapscentrum is meer dan een plek waar verenigingen kunnen samenkomen. Met als basisidee dat de gemeenschapscentra de motor moeten worden van het stedelijk beleid, werd intussen een hervorming van de gemeenschapscentra doorgevoerd. Men wilde dat ze omgevingsgericht zouden werken. De focus werd dus verlegd van het gebouw naar de omgeving. De gemeenschapscentra moesten veel meer optreden als zogenaamde netwerkontwikkelaars. Ik wil niet alle gemeenschapscentra over dezelfde kam scheren, maar sommige gemeenschapscentra hebben er zich te lang toe beperkt te wachten tot verenigingen naar hen toekwamen voor een goedkope vergaderlocatie. Nu is het de bedoeling dat de gemeenschapcentra zelf het heft in handen nemen en naar buiten trekken, actief op zoek gaan naar wat er om en rond de gemeenschapscentra leeft en bepalen welke rol zij in dit alles kunnen spelen. Anders gesteld, op welke wijze kunnen zij ervoor zorgen dat het Nederlandstalige gemeenschapsleven een rol kan spelen in de hele dynamiek die zich om en rond de gemeenschapscentra ontwikkelt en hoe kunnen zij die dynamiek nog vergroten?
7 Het clusterverhaal is volop in zijn ontwikkelingsfase. Het is natuurlijk goed om kort op de bal te spelen. Men mag echter niet al te voortvarend tewerk gaan. Er werden immers nog geen afgelijnde conclusies getrokken. Ik ben me terdege bewust van het feit dat alle mogelijke veranderingen en hervormingen, dat alle nieuwe ideeën die worden gelanceerd, onrust met zich meebrengen. Sommigen zijn bang dat hun stem onvoldoende wordt gehoord. Het is dan ook normaal dat zij vinden dat zij daarover een aantal raadsleden moeten aanspreken. Ik heb hier alle begrip voor. Dergelijke hervormingen moeten kunnen rijpen vooraleer er echte beslissingen worden genomen. We bevinden ons immers nog steeds in de ontwikkelingsfase. Het is de bedoeling dat dit langzaam, in overleg en op verschillende echelons, vorm krijgt. Ik denk hierbij aan inspraakfora zoals overlegfora, stafvergaderingen, personeelsvergaderingen en pilootprojecten. Everna-De Linde en Nekkersdal–Heembeek zijn voorbeelden van dergelijke pilootprojecten. Elzenhof–De Maalbeek is een ander, meer recent voorbeeld . Al deze pilootprojecten zijn trajecten die, in overleg met lokale vrijwilligers-bestuurders én de professionele krachten, lopen. Al deze projecten zullen trouwens achteraf nog geëvalueerd worden. Het is niet omdat men een pilootproject heeft opgestart dat alles wat er in dit pilootproject heeft uitgeprobeerd ook daadwerkelijk een voor iedereen geldende regel wordt. Een pilootproject dient immers precies om na te gaan wat er al dan niet behoorlijk functioneert. In deze fase bevindt men zich momenteel. De uitgangspunten van de clustering zijn grosso modo opgedeeld rond vier pijlers. Vooreerst is er de versterking van de gemeenschapscentra als lokale ankerplaatsen van en voor de lokale gemeenschap. Als ik het discours van mevrouw Brigitte De Pauw en van de heer René Coppens hoor, denk ik dat ze het hier mee eens kunnen zijn. De lokale gemeenschap is en blijft het belangrijkste gegeven voor elk gemeenschapscentrum. Verder gaat men ook op zoek naar nieuwe organisatievormen die beter inspelen op de voorliggende opdrachten van de gemeenschapscentra. Hierbij heeft men het met name over nieuwe vormen van samenwerking. Men merkt immers dat het geen zin heeft om elk gemeenschapscentrum als een eilandje op zichzelf te laten functioneren. Vaak wordt er door de omwonenden druk uitgeoefend om de gemeenschapscentra ook een cultureel aanbod te laten uitwerken. Het is voor elk van de 22 gemeenschapscentra echter onmogelijk om een cultureel aanbod te laten uitwerken. Vandaar dat men op zoek is gegaan naar meer en betere vormen van samenwerking. Dit ligt in het verlengde van wat er gedurende de vorige legislatuur werd uitgewerkt. Ik denk hierbij aan zaken zoals boekhouding en promotie zoals bijvoorbeeld de uitwerking van affiches, programmaboekjes en flyers. De gemeenschapscentra beschikken immers niet over voldoende middelen om hier iemand voltijds aan te laten werken. Laat ons dus mensen aanstellen die op deze vlakken voor verschillende gemeenschapscentra kunnen instaan. Het is op deze manier dat de samenwerking moet tot stand komen. Voor het uittekenen van de clustering wordt vertrokken van de lokale dynamiek én van een gebiedsgerichte benadering. Men zal dus Ganshoren niet samenvoegen met Ukkel. De gemeenschapscentra die men wil clusteren moeten op een natuurlijke manier met elkaar verbonden zijn. Men houdt daarbij rekening met gebieden die dezelfde kenmerken vertonen. Dit is belangrijk omdat men op die manier een aantal stedelijke ontwikkelingen beter kan vatten. Stedelijke ontwikkelingen beperken zich immers vaak niet tot één gemeente of één gebied waarin een gemeenschapscentrum actief is.
8 Ten slotte is het ook belangrijk om alle beschikbare middelen op een meer efficiënte manier in te zetten. Het is absoluut niet de bedoeling om te komen tot één „moedergemeenschapscentrum‟ waar alle andere gemeenschapscentra, satelliets- of planeetsgewijs rond draaien. Op dit ogenblik denkt men dat men tot een elftal clusters zou moeten kunnen komen. Momenteel zijn er 22 gemeenschapscentra. Men zal dus geen clusters vormen die bestaan uit een vijftal gemeenschapscentra. Zo is het perfect mogelijk dat een aantal grotere gemeenschapscentra op zichzelf blijven bestaan terwijl een aantal andere per 3 gaan samenwerken. Ik herhaal het nog eens: al deze plannen bevinden zich in een embryonale fase. Alles moet nog verder worden afgetoetst. Ik kan niemand garanderen dat dit plan het definitieve plan is. Het is echter wel de piste die men nu aan het onderzoeken is. Omwille van grootte van werkgebied zal men alvast niet alle gemeenschapscentra clusteren. Het is echter nog te vroeg om hier reeds dieper op in te gaan want veel, zo niet alles, bevindt zich nog in een ontwikkelingsfase. Ik ben dan ook bang om in deze Raad al te veel uitspraken te doen. Wie weet wordt dat dan immers ergens opgepikt en staat er morgen te lezen dat er 11 clusters komen. Mocht dit het geval zijn dan zou men terecht boos zijn omdat men volledig in het ongewisse werd gelaten. Op dit ogenblik staat men gewoonweg nog niet ver genoeg. Elf clusters lijken evenwel de meest werkbare formule. De voorziene clustering is ook geen besparingsoperatie. Men streeft geen personeelsverlaging na. Het impliceert enkel dat men het personeel soms anders kan inzetten. Ik verwijs hierbij opnieuw naar de samenwerking tussen Everna en De Linde. Daar beschikt men over één centrumverantwoordelijke maar heeft men, op een aantal andere vlakken, ander personeel bij gekregen dat zich meer aan inhoudelijke taken kan wijden. Globaal genomen is de werking van beide gemeenschapscentra er precies met deze formule op vooruit gegaan. Clustering moet een merkbare verbetering met zich meebrengen. Ik wens hier nogmaals heel duidelijk te stellen dat het dus geen besparingsoperatie is. Men wil enkel de efficiëntie en uitstraling van de gemeenschapscentra vergroten. In verband met de culturele invulling van het takenpakket van de gemeenschapscentra herhaal ik hier nogmaals dat men stapsgewijs te werk gaat. Meer nog: precies om te voorkomen dat men ongelukken zou veroorzaken of dat een aantal mensen zouden gaan denken dat ze de controle over het geheel verliezen, hanteert men een zeer behoedzame werkwijze. Het is de bedoeling dat men de huidige culturele programmatie van onderuit laat komen. Vervolgens moet deze programmatie gecoördineerd en gecentraliseerd worden door de gemeenschapscentra. Ten slotte moeten de centrumverantwoordelijken nagaan waar de dubbels en de lacunes zich bevinden. Door een dergelijke werkwijze te volgen, kan men dan nagaan hoe men al deze euvels kan pareren. Dit zal er trouwens ook voor zorgen dat een deel van de, door mevrouw Brigitte De Pauw aangehaalde, concurrentie zal verdwijnen. Niet elk gemeenschapscentrum zal met dit systeeem immers nog alles willen programmeren. Het grootste culturele centrum van België, namelijk dat van Brussel, zal op deze manier bestaan uit 22 vestigingen. We willen dus rekening houden met de aanwezige infrastructuur en de specifieke historiek en eigenheid van bepaalde gemeenschapscentra. We willen dus niet van bovenaf een programma opstellen en dat opleggen aan de gemeenschapscentra. Dat is nooit de bedoeling geweest en ik heb daar in elk geval nooit de opdracht voor gegeven aan de administratie of de gemeenschapscentra.
9 We zullen zeker nog terugkomen op het clusterverhaal. Ik verwacht dat er daar nog vragen over gesteld zullen worden. Ik stel voor dat we nog even afwachten tot er meer vooruitgang is geboekt en er een aantal proefprojecten geëvalueerd kan worden, want daar is het nu nog te vroeg voor. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ik ben blij dat het collegelid een aantal zaken herhaald heeft. Er blijft enige ongerustheid in de sector. Het collegelid zegt dat de gemeenschapscentra zich zoveel mogelijk moeten focussen op hun omgeving en zelf proactief op zoek moeten gaan en niet lijdzaam moeten wachten. Het personeel moet daarom een zekere betrokkenheid hebben bij het gemeenschapscentra waar ze werken, want anders is het natuurlijk moeilijk om die contacten te leggen. Het collegelid heeft verduidelijkt dat er in het clusterverhaal nog geen conclusies genomen zijn, omdat het nog maar om proefprojecten gaat. Er zijn nog geen doelstellingen bepaald. Ik zal daar binnen enkele maanden op terugkomen. Ik ben benieuwd naar de evaluatie. Het collegelid denkt aan 11 clusters in Brussel, maar ik hoop dat die dan niet de voorbode zullen zijn van een fusie, zodat we eindigen met 11 gemeenschapscentra in plaats van de huidige 22. De gemeenten krijgen ook middelen van de Vlaamse Gemeenschap voor het lokaal cultuurbeleid. Voor de gemeenten is het belangrijk dat ze daarvoor kunnen blijven samenwerken met een gemeenschapscentrum. Ik hoop dus dat het louter gaat om een zakelijke samenwerking. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het is niet de bedoeling om het aantal gemeenschapscentra af te bouwen. We hebben er 22 op 22 locaties en dat willen we zo houden. Als we omgevingsgericht willen werken, moeten ze zich uiteraard in die omgeving bevinden. We willen het huidige netwerk behouden. We vragen alleen dat er inhoudelijk samengewerkt wordt en eventueel aan schaalvergroting te doen. Op een aantal plaatsen gebeurt dat nu nog te weinig en op andere gebeurt het spontaan. We moeten die goede voorbeelden gebruiken om een richting aan te geven, maar het is niet de bedoeling om bijvoorbeeld de gemeente Jette zonder gemeenschapscentrum te zetten. - Het incident is gesloten.
VRAGEN (R.v.O., art. 59) De rol van de VGC in het Kenniscentrum Vlaamse steden Mevrouw Brigitte De Pauw.- Het Kenniscentrum Vlaamse steden wil de stedelijkheid in Vlaanderen in al zijn facetten versterken. Stedelijkheid is immers een essentieel aspect van een duurzaam en democratisch beleid. Daarom stimuleert het Kenniscentrum de leerprocessen in de steden en zorgt het voor een versterking van het netwerk van steden. Zo wil het bijdragen tot een verbetering van de stedelijke organisatie, dienstverlening en beleid, en agendeert en beïnvloedt men het stedelijk beleid in Vlaanderen. Dat staat te lezen op de website van het Kenniscentrum. De activiteiten van dit centrum zijn opgebouwd rond vijf peilers. De eerste is kennisverzameling en -ontsluiting om impliciete en expliciete kennis te verzamelen en toegankelijk te maken. Een andere peiler is kennisontwikkeling, in het bijzonder nieuwe kennisbehoeften detecteren en kennis hierop afstemmen. Daarnaast doet men aan kennisbemiddeling door ad hoc kennisvragen te beantwoorden. Ook doet men aan netwerkvorming door de interactie en erva-
10 ringsuitwisseling tussen de steden te faciliteren en te versterken. Ten slotte doet men aan beleidsbeïnvloeding door vanuit de kennis het stedenbeleid van andere overheden te beïnvloeden. Het Kenniscentrum Vlaamse steden is in 2007 op initiatief van 13 centrumsteden en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten opgericht. In 2008 heeft het centrum toenadering gezocht tot de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Begin 2009 resulteerde dat in een samenwerkingsprotocol en werd het dagelijks bestuur van het Kenniscentrum uitgebreid met een vertegenwoordiger van de VGC. De VGC neemt als volwaardige partner deel aan de activiteiten van het Kenniscentrum. Hoe evalueert de collegevoorzitter de deelname van de VGC aan dit Kenniscentrum voor Vlaamse steden? Wat is de meerwaarde voor de VGC om deel te nemen aan dit initiatief en welke inbreng heeft de VGC tot nu toe gedaan op het vlak van uitwisseling van ideeën, kennis en beleid? Welke standpunten heeft de VGC allemaal in het Kenniscentrum voor Vlaamse steden ingenomen? Aan welke activiteiten heeft de VGC deelgenomen en aan welke zal ze in de toekomst nog participeren? Wenst de collegevoorzitter de rol en de inbreng van de VGC in het Kenniscentrum nog uit te breiden? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik wil eerst nog eens het belang van dit Kenniscentrum en deze samenwerking benadrukken. Onze samenleving verstedelijkt. Allerlei studies wijzen uit dat het bevolkingsaantal in de steden sterk stijgt. Dat heeft natuurlijk een gevolg voor de evolutie van deze steden en stadsweefsels. De stedelijke constellatie bepaalt dat we goed moeten kunnen inspelen op veranderingen. Vaak blijkt dat de grootsteden daarin altijd een voorloper zijn. Grote steden maken eerder kennis met bepaalde problemen of fenomenen die in kleinere steden zich pas later voordoen, zoals de huidige onderwijsuitdagingen die ik van dichtbij ken. Daarom vind ik dat het Kenniscentrum een fantastisch instrument is om samen te werken en na te denken over oplossingen. Het interessante voor Brussel is dat de band tussen Brussel en Vlaanderen – waar we steeds over spreken – hier effectief in de praktijk voelbaar is. We kijken hoe we onze gezamenlijke problemen moeten aanpakken. Dit is een instrument die de deelnemers aan het Kenniscentrum bewust maakt van onze bevoegdheden in Brussel. Sinds 2008 heeft de VGC een samenwerkingsovereenkomst met het Kenniscentrum en participeert ze aan de verschillende werkgroepen in de schoot van dat centrum. Een eerste werkgroep is de interstedelijke werkgroep Gebiedsgerichte werking. In die werkgroep kwamen onder meer nieuwe media en burgerparticipatie, wijkbudgetten, samenwerking stad en OCMW, relatie buurtwerk en frontlijnambtenaren, en het profiel van stedelijke frontlijnambtenaren aan bod. De werkzaamheden van deze werkgroep resulteerden in een workshop „Wijkbudgetten‟ die plaatsvond op 29 april 2010. De VGC participeert ook aan de verschillende activiteiten binnen de interstedelijke reflectiegroep Europa, waarin vooral infomomenten, workshops en masterclasses worden georganiseerd. Daar is onze inbreng groot gezien onze bevoorrechte band met Europa. Vanaf juni 2011 zal de VGC ook deelnemen aan de vergaderingen van de stuurgroep Participatie. Deze stuurgroep inventariseert en documenteert vernieuwende participatietrajecten in binnen- en buitenlandse stadsvernieuwingsprojecten en lanceert participatietrajecten op maat van centrumsteden. Dat kan gaan van stedenbouw tot onderhoud en netheid in de steden.
11 Het dagelijks bestuur van het Kenniscentrum werd uitgebreid met een vertegenwoordiger van de VGC. Deze functie wordt waargenomen door de deskundige-coördinator Stedelijk beleid van de VGC. Ook stadssecretarissen, een vertegenwoordiger van VVSG, een vertegenwoordiging van de OCMW‟s en de financieel beheerders van de centrumsteden maken deel uit van dit dagelijks bestuur. De samenwerking met het Kenniscentrum Vlaamse steden biedt de VGC een opstap naar meer kennis- en ervaringsuitwisseling en netwerkvorming met de andere steden en maakt het beleid van de VGC meer zichtbaar voor de bevoegde Vlaamse ministers. Daar wordt vaak over geklaagd en is dus zeer belangrijk. De rol van de Meet- en weetcel van de VGC en de samenwerking van deze cel met bijvoorbeeld Gent en Antwerpen is uiteraard zeer belangrijk. Wij zien dat echt als een heel positieve ervaring. Het grote voorbeeld daarvan is het congres Stadspiratie. Ik ben ervan overtuigd dat die samenwerking zal bijdragen aan het verbeteren van ons beleid en de good practices en overeenkomsten van de Vlaamse steden en de VGC. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ik ben blij dat de collegevoorzitter het Kenniscentrum positief evalueert. Het centrum is inderdaad belangrijk voor een goede samenwerking met Vlaanderen.
Het trekkingsrecht voor de VGC bij het Stedenfonds De heer Paul De Ridder.- Tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse Gemeenschapscommissie werd op 19 oktober 2008 een beleidsovereenkomst voor de uitvoering van het Stedenfonds 2008-2013 afgesloten. In deze overeenkomst werden de strategische doelstellingen, de maatschappelijke effecten, de beleidsindicatoren, de operationele doelstellingen, de prestaties, de op te leveren meetresultaten en de verdeling van de trekkingsrechten vastgelegd. Op 19 februari 2009 kwam hierbij een addendum 1. Dit addendum regelde, naast de toewijzing van de indexering 2008 en 2009, een aantal inhoudelijke aanpassingen. Het addendum 2 werd goedgekeurd in de zitting van de Raad van de VGC van 19 november 2010 en regelt, naast de toewijzing van de indexering 2010, een aantal inhoudelijke aanpassingen. Als gevolg van deze indexering werd het definitieve trekkingsrecht voor 2010 door de Vlaamse regering vastgesteld op 12.846.900 euro voor de VGC, of 1.259.900 euro meer dan voorzien in artikel 15 van de beleidsovereenkomst. Dit bedrag staat dan ook in de VGCbegroting voor 2010 en voor 2011. Over die verhoging verklaarde staatssecretaris Bruno De Lille bij de bespreking in de plenaire vergadering : “Wat de concrete vragen betreft over het verhogen en het verlagen: ik stel voor dat we daar schriftelijk op antwoorden. De indexmiddelen van het Vlaams Stedenfonds worden in elk geval door de VGC binnen de doelstellingen en projecten van de beleidsovereenkomst Stedenfonds gebruikt.” Op 11 april publiceerde het Belgisch Staatsblad het besluit van de Vlaamse regering van 18 maart 2011 tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Stedenfonds voor het jaar 2011. Als gevolg van dit besluit werd aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een trekkingsrecht toegekend van 13.289.600 euro in 2011, andermaal een hoger bedrag dan voorzien.
12 Ik heb daarom de volgende vragen. Betreft het hier een indexering zoals in 2010? Aan welke projecten binnen welke doelstellingen werden de indexmiddelen, namelijk 107.000 euro, van 2010 besteed? Was u op de hoogte van de bijkomende middelen voor 2011? Werd daarover overleg gepleegd met het College van de VGC? Zal dit uitmonden in inhoudelijke bijsturingen en een derde addendum bij de beleidsovereenkomst? Als dat het geval is, werd daarover dan overleg gepleegd met het College van de VGC? Welke bijkomende initiatieven plant u met deze extra middelen in 2011? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- In het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot verdeling van de trekkingsrechten uit het Stedenfonds voor het jaar 2011 wordt aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een trekkingsrecht toegekend van 13.289.600 euro. Dit bedrag is 442.700 euro hoger dan het bedrag voorzien in de VGCbegroting voor 2011. Het verschil tussen het initiële bedrag en het te ontvangen bedrag betreft een indexatie. De indexmiddelen voor het Vlaams Stedenfonds worden door de VGC binnen de doelstellingen van de beleidsovereenkomst Stedenfonds aangewend en in eerste instantie voor de indexering van de lonen van het VGC-personeel dat betaald wordt met stedenfondsmiddelen. Dat betekent in de praktijk de cel Stedelijk beleid, de Meet- en weetcel, een deel van het personeel van de gemeenschapscentra en een deel van het personeel van het Onderwijscentrum. Het College en zijn administratie zijn vertrouwd met de techniek en de schatting van deze middelen en hun indexeringen. De toewijzing van de indexering van 2011 zal formeel worden vastgelegd in een derde addendum. Dit addendum wordt conform de regelgeving opgesteld door de Vlaamse administratie in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het addendum zal ook de ruimte bieden om een aantal inhoudelijke wijzigingen door te voeren. De indexmiddelen van 2010 bedroegen 1.259.900 euro. In het tweede addendum, dat goedgekeurd werd in de zitting van de Raad van de VGC van 19 november 2010, werd dit bedrag verdeeld over de verschillende stedenfondsdoelstellingen. Het gaat om een aanpassing die in het College wordt besproken. Er is dus niets nieuws aan de hand. De heer Paul De Ridder.- Ik dank de collegevoorzitter voor zijn antwoord.
Toekomstige werking van de geïntegreerde wijkcentra Mevrouw Elke Van den Brandt.- De geïntegreerde wijkcentra zijn ongerust. Ik vertel hiermee niets nieuws. De pers heeft daarover bericht en iedereen heeft intussen met de betrokkenen gesproken. Buurtwinkel Anneessens, Buurthuis Chambéry, Wijkpartenariaat Brabantwijk en Buurthuis Bonnevie maken zich zorgen over hun toekomstige werking. 2009 en 2010 waren overgangsjaren. Toen is een deel van hun werking met kwetsbare doelgroepen ondergebracht binnen het Stedenfonds onder de doelstelling Lokaal Sociaal Beleid. Intussen is het Stedenfonds hervormd. Voorlopig brengt 2011 weinig inhoudelijke verduidelijking en ook het financiële plaatje belooft niet veel goeds. Nochtans biedt de transversale aanpak van de geïntegreerde wijkcentra wel degelijk een antwoord op de complexe stedelijke context. Het zijn ankerpunten in de wijk, ze bieden ruimte
13 voor ontmoeting, zijn vaak broedplaatsen voor vernieuwende initiatieven, zorgen voor versterking van de deelwerkingen en leggen linken naar andere bevoegdheidsniveaus. Het is een manier van werken die volledig past in onze visie en onze nota Stedelijk beleid. Kwetsbare personen, kwetsbare wijken worden nooit met slechts één probleem geconfronteerd. De enige mogelijke aanpak is een transversale, multidisciplinaire aanpak. Kiest het College nog altijd voor deze stedelijke aanpak? Hoe wenst men deze aanpak waar te maken? Welke rol is weggelegd voor de expertise van de geïntegreerde wijkcentra? Hoe kunnen we vermijden dat organisaties die transversaal willen werken, hun werking in stukjes moeten opdelen voor het binnenhalen van subsidies? De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Het gaat om een gevoelige materie. Ik zal er dan ook uitgebreid op antwoorden. De wijkcentra spelen een belangrijke rol in de laagdrempelige en wijkgerichte aanpak van samenlevingsuitdagingen in Brusselse buurten. Vooral op het vlak van armoedebestrijding zijn ze een belangrijke speler in de buurt. De VGC heeft deze werkingen dan ook jarenlang gesubsidieerd voor hun functie als geïntegreerde wijkcentra via onder meer het Sociaal Impulsfonds en het Stedenfonds. Op 1 januari 2008 ging het Stedenfonds 2 van start en werden er nieuwe strategische en operationele doelstellingen geformuleerd op het vlak van geïntegreerde wijkontwikkeling. Zo werd in het kader van het Stedenfonds 2 ervoor geopteerd om de gemeenschapscentra te versterken in hun rol als wijkgericht ankerpunt. De VGC voorzag wel in een subsidie voor de rol die de vzw‟s konden spelen bij de implementatie van de concepten Lokaal Sociaal Beleid en Buurtconciërge. Voor de uitwerking van het concept Buurtconciërge ontvingen vzw Buurtwerk Bonnevie en Buurtwerk Chambéry sinds 2008 tot vandaag een stedenfondssubsidiëring via de VGC. Voor de implementatie van het Lokaal Sociaal Beleid ontvingen vzw Buurtwerk Chambéry, vzw De Buurtwinkel en vzw Wijkpartenariaat sinds 2008 tot en met 2010 een stedenfondssubsidiëring via de VGC. Op initiatief van de VGC en de Vlaamse Gemeenschap werd het concept Lokaal Sociaal Beleid in 2009 en 2010 geëvalueerd en geheroriënteerd. Een van de belangrijke gevolgen hiervan is dat de VGC vanaf 1 januari 2011 niet meer inzet op de uitbouw van één Sociaal Infopunt per zone in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Dit heeft gevolgen voor de drie vzw‟s die onder de noemer Lokaal Sociaal Beleid met Stedenfondsmiddelen werden gesubsidiëerd. In 2010 ontvingen de drie vzw‟s de volgende stedenfondssubsidies van de VGC onder de noemer Lokaal Sociaal Beleid/Sociaal Infopunt. Buurtwerk Chambéry ontving 61.607 euro, De Buurtwinkel 51.000 euro en Wijkpartenariaat 51.000 euro. Deze subsidiëring is vanwege de heroriëntering van het Lokaal Sociaal Beleid dus niet meer mogelijk vanaf 1 januari 2011. De VGC heeft in de loop van 2009 en 2010 overlegd met de Vlaamse Gemeenschap om te pleiten voor een decretaal kader en een subsidiekader rond het thema „geïntegreerde wijkcentra‟. Doch dit bleek en blijft nog steeds niet onmiddellijk haalbaar.
14 De Vlaamse Gemeenschap ziet wel een rol weggelegd voor Samenlevingsopbouw Brussel in de ondersteuning van vzw‟s met een functie als geïntegreerd wijkcentrum. In het meerjarenplan van Samenlevingsopbouw Brussel – de basis voor de erkenning en subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap – werden de volgende aandachtsgebieden opgenomen : de Anneessenswijk, het werkterrein van vzw De Buurtwinkel, de Brabantwijk, het werkterrein van vzw Wijkpartenariaat en Molenbeek Centrum, het werkterrein van vzw Buurthuis Bonnevie, en Peterbos. Samenlevingsopbouw Brussel zet momenteel ook mensen in via de vzw‟s De Buurtwinkel, Wijkpartenariaat en Buurthuis Bonnevie. De VGC wenst in 2011 – uiteraard in overleg met het betrokken werkveld – verder te onderzoeken in welke mate een VGC beleid rond geïntegreerde wijkcentra inhoudelijk en financieel mogelijk is. In afwachting hiervan is het uiteraard essentieel dat de vier betrokken vzw‟s hun bestaande werkingen op het terrein kunnen continueren in 2011. Zoals al eerder aangehaald, verandert er inhoudelijk en financieel niets voor vzw Buurthuis Bonnevie in 2011. Vzw Buurtwerk Chambéry kan terugvallen op haar subsidiëring vanuit de VGC als lokaal dienstencentrum. Ook de klusjesdienst en de WMKJ van de vzw staan niet ter discussie en worden evenmin in hun voortbestaan bedreigd. Een ander verhaal geldt voor De Buurtwinkel en Wijkpartenariaat. Hier moest voor 2011 worden gezocht naar een oplossing voor de continuering van hun werking. In de vergadering van het College van 31 maart 2011 werd beslist een eenmalige overbruggingssubsidie van 50.000 euro toe te kennen aan de vzw‟s De Buurtwinkel en Wijkpartenariaat in afwachting van een verdere uitklaring van het beleid rond de geïntegreerde wijkcentra. Op uw vraag of het College nog altijd kiest voor een stedelijke aanpak, verwijs ik naar de beleidsnota Stedelijk Beleid. In deze beleidsnota opteert het College resoluut voor een transversale aanpak zowel intern als extern. De interne transversaliteit vertaalt zich binnen de diverse bevoegdheden van de VGC. De VGC heeft een aantal thema‟s gedefinieerd waarvoor een transversale aanpak noodzakelijk is. De externe transversaliteit heeft betrekking op de samenwerking met andere overheden. Ten slotte is het zo dat de geïntegreerde wijkcentra voor hun deelwerking een beroep doen op het wetgevende kader van andere overheden, wat telkens eigen gebruiken en verplichtingen qua subsidiëring met zich meebrengt. De slagkracht van de VGC om deze subsidiestromen te bundelen is echter beperkt. In het kader van de externe transversaliteit kan dit thema wel worden aangekaart bij andere overheden zoals de OCMW‟s. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat we in 2011 verder zullen onderzoeken hoe de financiering kan worden gecontinueerd. Ik kan alleen maar aandringen op spoed omdat men op het terrein op een antwoord wacht. Er is al achteruitgang merkbaar. De vzw‟s voelen dat in hun werking. Het is voor hen een moeilijk jaar. Het is van groot belang om samen met hen een planning op te stellen. Het feit dat organisaties hun inkomstenbronnen diversifiëren mag niet worden afgestraft, maar moet integendeel worden gestimuleerd. Het mag de werking niet ondermijnen en geen reden zijn om hen niet langer te financieren. Dit debat zal in de toekomst zeker nog worden gevoerd.
15
SAMENGEVOEGDE VRAAG OM UITLEG EN VRAAG (R.v.O., art. 59 en art. 60) Vraag om uitleg van mevrouw Bianca Debaets betreffende de vertraging van de werken Muntpunt en de gevolgen voor HOB Vraag van de heer Paul De Ridder betreffende het tijdelijk onderkomen van de Hoofdstedelijke Bibliotheek Mevrouw Bianca Debaets.- Ik wil onmiddellijk tot de kern van de zaak komen en niet blijven stilstaan bij de voorgeschiedenis. We kennen de problematiek ondertussen. De HOB en ook nog andere diensten zijn sinds december 2009 in het gebouw in de Prinsenstraat gevestigd, maar moeten op zoek naar een nieuwe locatie. Hoe het de komende maanden verder moet, is niet helemaal duidelijk. De bevoegde Vlaamse minister liet alvast weten dat hij de HOB wil openhouden. We weten dat liefst twee derde van de bezoekers in 2008 heeft afgehaakt. We moeten dus zeker vermijden dat het cijfer blijft dalen. Uit het debat dat in het Vlaams Parlement hierover werd gehouden, meen ik te begrijpen dat er een zestal denksporen worden onderzocht, al ken ik er de inhoud niet concreet van. Zelf wil ik er een zevende denkspoor aan toevoegen. De vraag is namelijk of men het probleem niet tot een opportuniteit kan ombuigen. Niet alle boeken zijn beschikbaar, slechts een deel ervan is aanwezig. Ook het bezoekersaantal gaat gestaag achteruit. Waarom zou men de bib niet wat dichter bij de mensen brengen door middel van bijvoorbeeld een „zomerbib‟. In tal van steden, buitenlandse maar ook binnenlandse – ik denk aan Antwerpen - bestaat er reeds een zogenaamde zomerbib, waar men tijdens de zomermaanden in open lucht lectuur aanbiedt. Ook in Brussel zou dat toch ontzettend fijn zijn. Denken we maar aan Brussel Plage, aan de Nieuwe Graanmarkt en aan andere plekken waar heel wat mensen komen genieten van de zon en een drankje. We zouden mensen daar een boek kunnen aanbieden, een krant, een tijdschrift, een stripverhaal voor de kinderen... Ik denk dat je op die manier mensen aan het lezen kan krijgen die anders nooit een boek openslaan. In de pers konden we lezen dat er 6 verschillende denksporen zouden worden onderzocht om een oplossing te vinden voor het huisvestingsprobleem. Kan het collegelid meedelen over welke denksporen het concreet gaat en welk kostenplaatje aan elk denkspoor verbonden is? Hoe staat het collegelid ten opzichte van het 7de denkspoor? Wordt in de diverse scenario‟s ook naar een oplossing gezocht voor de andere organisaties die in het gebouw gehuisvest zijn of zouden die op nog een andere locatie onderdak vinden? Ik neem aan dat het collegelid ondertussen overlegd heeft met zijn collega uit de Vlaamse Regering. Is er ondertussen al een definitieve oplossing uit de bus gekomen? De heer Paul De Ridder.- Naar verluidt zou een aantal bibliotheekbezoekers ondertussen al hebben afgehaakt. Klopt dit? Welke denksporen worden in dit dossier concreet onderzocht? Kan het collegelid cijfers geven over het aantal bezoekers, het aantal lezers en het aantal ontleningen vanaf 2008 tot vandaag? Welke oplossing komt er voor het Vlaams-Nederlands huis “De Buren” en het Vlaams-Marokkaans huis “Daarkom”? Welke gevolgen heeft een en ander voor het personeel van de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek?
16 Mevrouw Greet Van Linter.- Er werd hier al veel gezegd. Een groot deel van de vragen die ik wilde stellen, kwamen al aan bod. Ik wens me daar dan ook bij aan te sluiten. Ik heb toch nog enkele bijkomende vragen. We hebben bij de debatten in het Vlaams Parlement duidelijk gemerkt dat minister Pascal Smet van mening is dat de bibliotheek niet mag dichtgaan en dat hij bereid is samen met de VGC naar een oplossing te zoeken om de bibliotheek te kunnen openhouden. Hij zegt ook dat sommigen zich afvragen of we de bibliotheek niet voor een bepaalde periode moeten sluiten”, wat hij zelf absoluut geen goed idee vindt. Hij verklaarde dat een interkabinettenwerkgroep zich op dit moment over de zaak buigt. Voor de HOB-directeur, mevrouw Raeymaekers, hoeft die bibliotheek echter niet noodzakelijk open te blijven. Ze stelt dat de meeste gebouwen in het centrum niet voor korte tijd verhuurd worden, waardoor ze moeten uitwijken naar de rand van de stad, wat niet evident is voor de klanten. Een nieuw gebouw klaarmaken voor het publiek is ook duur, zegt ze. Om de voortzetting van de dienstverlening te garanderen, denkt ze aan een bediening via de 17 bestaande bibliotheken, via het Bruno-netwerk of eventueel via reservatie via de site en dan afhaling op bepaalde centrale punten. Ze denkt daarbij zelfs aan het centraal station. Zo‟n werking zal volgens mij evenwel niet gemakkelijk zijn, omdat de collectie toch ergens tijdelijk moet worden gestockeerd en daar gemakkelijk “behandelbaar” moet zijn in het kader van een snelle en efficiënte uitlening. Wanneer zal die definitieve vestiging, het Muntpunt, worden geopend? Wat zijn de precieze redenen voor de vertraging? Kan die vertraging eventueel verhaald worden op de aannemers? Klopt het dat er op dit moment overleg is tussen de VGC en het kabinet van Vlaams minister Pascal Smet? Wat zijn de concrete resultaten ter zake? Is het collegelid het eens met Vlaams minister Smet, die stelt dat de HOB zeker open moet blijven op een nieuwe, tijdelijke, vestigingsplaats? Of kan hij zich verzoenen met het idee van de HOB-directeur dat de HOB tijdelijk zonder vestigingsplaats kan en dat er alleen een dienstverlening moet worden gegarandeerd? Indien het collegelid opteert voor een nieuwe, tijdelijke vestigingsplaats, heeft hij dan al enig idee over een locatie of kostprijs? Indien hij niet opteert voor een tijdelijke vestigingsplaats, welke concrete maatregelen zijn er dan om die dienstverlening blijvend te garanderen en het ledenaantal niet te laten zakken? Waar zal die volledige collectie dan ondergebracht worden? Hoe zal de uitlening dan concreet verlopen? Welke denksporen volgt hij? De heer René Coppens.- Eind oktober loopt het huurcontract van het pand in de Prinsenstraat af en dringt een verhuizing van de HOB zich op. Ik wil hier geen misverstanden over laten bestaan: voor ons is het essentieel dat de bibliotheek openblijft in afwachting van de realisatie van Muntpunt. De bibliotheek heeft nu eenmaal een publieke functie te vervullen. Een verhuizing, zoals sommigen gesuggereerd hebben, naar een andere locatie die tijdelijk niet toegankelijk is voor het publiek, zal enkel nog meer schade aanrichten. Het werd reeds gezegd: het aantal bezoekers is nu reeds gedaald met 2/3. We moeten absoluut vermijden dat die dalende lijn zich verder zet. Ik denk dat we oplossingen moeten vinden in de buurt – misschien zijn ze al gevonden – die centraal gelegen en gemakkelijk bereikbaar zijn. Anders heeft het geen zin. Tijdens de over-
17 bruggingsperiode, die helaas misschien nog lang kan duren, moet het duidelijk zijn, niet alleen voor ons maar ook voor het publiek, dat de bibliotheek blijft bestaan en op termijn ook zal blijven bestaan. Sommigen twijfelen daar namelijk aan, bijvoorbeeld bepaalde personeelsleden. In de marge van deze korte tussenkomst wil ik er dan ook op aandringen om te praten met en duidelijkheid te scheppen voor het personeel, zodat deze mensen op een rustige manier kunnen werken. Tot slot wil ik nog een oproep doen om in dit belangrijke dossier allemaal aan hetzelfde zeel te trekken en – hoewel ik niet denk dat dit gebeurt – geen politieke spelletjes te spelen. De HOB moet openblijven, zowel tijdens de overgangsperiode als op langere termijn. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ook ik denk dat hier geen politieke spelletjes worden gespeeld. Ik zie niet in waarom dat het geval zou zijn. Iedereen is ervan overtuigd dat het een goede bibliotheek is, die nodig is, en iedereen wil daarin investeren. Ik denk dat men zich daarover geen zorgen moet maken. Die bibliotheek komt in Muntpunt. We gaan niet heel dat Muntpunt-project opzetten om dan te beslissen die bibliotheek af te schaffen. Dat zou immers een vreemde gedachtekronkel zijn. Het personeel hoeft zich daarover geen zorgen te maken. Het vinden van een gepaste locatie voor de huisvesting van een grote organisatie als de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek is geen simpele zaak. De keuzemogelijkheden in het stadscentrum zijn beperkt, zeker als het gaat over een huurovereenkomst van bepaalde duur, en eigenlijk van zeer korte duur. Men valt dan bijna automatisch terug op gebouwen die leegstaan in afwachting van afbraak of een verbouwing. Dat was ook het geval bij de plaats die we gevonden hadden. We waren zeer blij met die plaats, omdat die zich heel dicht bij de oude bibliotheek bevond. Van bij de aanvang van het afsluiten van de huurovereenkomst was geweten dat de toenmalige eigenaar van het pand, vastgoedbedrijf City Projects, verbouwingsplannen had. De meest maximale huurtermijn werd toen bedongen. Normaliter moest deze termijn volstaan om een vertraging van het verbouwingsdossier van 6 maanden op te vangen. De verbouwingen blijken nu echter langer uit te lopen. Dat heeft te maken met de problemen bij het aanduiden van de aannemer. Als VGC zijn we wel betrokken, maar niet helemaal, want wij zijn niet de bouwheer. We zijn natuurlijk bezorgd. Inmiddels is het gebouw waar de bibliotheek nu gehuisvest is, van eigenaar gewisseld. Die nieuwe eigenaar wil op korte termijn een aantal renovatiewerken aanvatten en toonde zich dus niet bereid om een verlenging van het huurcontract toe te staan. We blijven proberen druk uit te oefenen op die nieuwe eigenaar om toch een aantal maanden verlenging te krijgen, want eigenlijk is het organiseren van nog maar eens een verhuizing geen goede zaak. Als het enigszins mogelijk is, zouden we dus toch ter plaatse willen blijven. Het ziet er echter slecht uit en daarom zijn we op zoek naar alternatieven. Momenteel zoekt de VGC, samen met de Vlaamse minister bevoegd voor Brusselse aangelegenheden, de projectcoördinator Muntpunt, HOB en OPB, naar een nieuwe tijdelijke vestigingsplaats van zowel HOB als OPB. Dat is iets wat namelijk vaak vergeten wordt: ook OPB moet daar vertrekken en moet zijn werking kunnen verder zetten. Momenteel analyseren we verschillende denksporen op basis van de locatie en te overbruggen termijn, waarbij we zeker willen zijn dat we iets meer speling hebben, want je weet maar nooit. We onderzoeken ook het kostenplaatje en de mogelijkheden voor publieke dienstverlening: het gebouw moet toegankelijk en gemakkelijk bereikbaar zijn, ook met het openbaar vervoer.
18 Er werd hier gesproken over 6 tot 7 denksporen. Ik ga al die denksporen hier niet toelichten, dat zou ons nergens toe leiden en het zou ook een aantal gesprekken kunnen bemoeilijken. Ik zou graag de kans krijgen de gesprekken met de nodige discretie af te werken. Het 7de denkspoor, met name om een zomerbib te maken, lijkt me wel een leuk idee. Aan de andere kant zal dat een extra belasting vormen. Het is niet omdat de bibliotheek nu op een kleinere oppervlakte gehuisvest is en er momenteel minder gebruikers zijn, dat het werk ook substantieel vermindert. Ook het stockeren van boeken vraagt werk. We moeten ook al beginnen met de voorbereiding van de nieuwe bibliotheek. Aangezien we daar een nieuw systeem zullen gebruiken, waarbij mensen zelf hun boeken in- en uitscannen, moeten alle boeken daartoe klaargemaakt worden. Dat vergt gigantisch veel werk. Het personeel zal daarmee zijn handen vol hebben. Vandaar dat zo‟n zomerbib me wel een leuk, maar niet echt realistisch idee lijkt. We zouden zelfs een 8ste denkspoor kunnen ontwikkelen: ik heb gehoord dat de grote benedenhal van het Consciencegebouw wat onderbenut wordt. Ook dat zouden we kunnen onderzoeken. We onderzoeken momenteel dus meerdere denksporen. Ik vind het jammer dat de Vlaamse minister bevoegd voor Brusselse aangelegenheden een van de mogelijke denksporen, met name het administratief gebouw van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, voorbarig als reddende oplossing naar voren schuift in de pers. Daar is echter nog niets over beslist: de administratie onderzoekt momenteel de haalbaarheid en zal zo spoedig mogelijk hierover, net als over andere potentiële denksporen, een voorstel ontwikkelen. Het is de bedoeling dat er op korte termijn een beslissing genomen wordt. Het personeel kreeg reeds de bevestiging dat de huidige problematiek geen aanleiding zal geven tot ontslag. We gaan na hoe de dienstverlening aan het publiek maximaal behouden kan blijven. Persoonlijk ben ik ervoor gewonnen om de bibliotheek open te houden, zodat er steeds een plek is waar mensen boeken kunnen ontlenen. Om kort nog even de cijfers te geven: in 2008 waren er 352.101 bezoekers, 629.696 uitleningen en 22.356 leden. In 2009 bedroegen die cijfers respectievelijk 291.986, 521.371 en 18.945. In 2010 zijn de cijfers gedaald tot respectievelijk 126.762, 442.186 en 17.610. Het aantal leningen en uitleningen daalde dus minder sterk dan het aantal bezoekers. Dat komt omdat heel veel mensen in de bibliotheek komen werken en studeren of ze gewoon gebruiken als ontmoetingsplaats. Door de huidige beperkte ruimte is dat ondertussen onmogelijk geworden, maar ik ga ervan uit dat dit spoedig in orde komt zodra het Muntpunt weer een echte verblijfsbibliotheek wordt. Mevrouw Bianca Debaets.- Het verheugt me dat ook het collegelid ervan overtuigd is dat de bibliotheek open moet blijven. De beste oplossing zou natuurlijk zijn dat ze een aantal maanden blijft waar ze is. Ik meen dat de eigenaar aanvankelijk zou hebben aangegeven dat een verlenging van het contract niet zo‟n probleem was. Blijkbaar is hij ondertussen op andere ideeën gekomen. Het idee van de zomerbib blijf ik verdedigen omdat het in andere steden zo‟n fantastisch project is geworden. Kunnen we dit niet bij wijze van proef op één locatie organiseren, bijvoorbeeld gedurende een paar weken? Als het collegelid zin heeft, neem ik hem graag mee naar Etretat in Frankrijk om te zien hoe de zomerbib daar wordt georganiseerd.
19
De heer Bruno De Lille, collegelid.- Ik heb een date! (Hilariteit) In antwoord op de vragen van mevrouw Van Linter: de opening is nog steeds gepland voor eind 2012, begin 2013. De vertraging verhalen op de aannemer is geen optie want de grootste vertraging was niet aan hem te wijten en voor de andere vertragingen was er steeds een gegronde reden die de overheid ook heeft aanvaard. - Het incident is gesloten
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art 61) De subsidiëring van de vzw Averroës door de VGC De heer Dominiek Lootens-Stael.- In de media en op een Franstalige politieke website verscheen een artikel waarin wordt verwezen naar een vzw Averroës, die aan de oorsprong zou liggen van een initiatief voor het bouwen van een moskee op het Kardinaal Mercierplein in Jette, in de schaduw van de kerktoren. Het bericht haalde de pers omdat een raadslid van een oppositiepartij via sms‟jes ronselde om een schenking te doen voor het project, via een bankrekening van deze vereniging of op zijn naam. Uit de berichtgeving blijkt dat de sociaal-culturele vzw Averroës rijkelijk gesubsidieerd zou worden door de VGC. Het verlenen van subsidies aan een sociaal-culturele vereniging is natuurlijk een bevoegdheid van de VGC, maar wanneer blijkt dat de aldus verkregen fondsen worden aangewend om een godsdienst - ongeacht dewelke - van middelen te voorzien, rijst er toch een probleem. De VGC is immers niet bevoegd om in plaats van de federale overheid te zorgen voor het verlenen van financiële middelen aan om het even welke cultus. Klopt het dat de VGC subsidies verstrekt aan de sociaal-culturele vzw Averroës? Zo ja, hoeveel bedraagt deze subsidie? Is het collegelid op de hoogte van het feit dat deze vzw, naast haar officiële doel zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, ook fondsen inzamelt voor het bouwen van een moskee in Jette? Vindt het collegelid het toelaatbaar dat een vzw die subsidies geniet van de VGC, haar financiële middelen - en dus ook de verkregen subsidie aanwendt om een moskee te bouwen? Zullen er desgevallend maatregelen worden getroffen? De voorzitter.- Collegelid Bruno De Lille zal op deze actualiteitsvraag antwoorden. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Deze vraag heeft me de gelegenheid geboden om een en ander op te steken. Averroës was een zeer belangrijk islamitisch filosoof. Volgens het Averroïsme is er slechts één waarheid, maar die waarheid kan bereikt worden via twee wegen: via filosofie én via religie. Dit noemt men de leer van de dubbele waarheid. Misschien kan de heer Lootens-Stael daar nog iets van leren. De bronnen van de heer Lootens-Stael baseren zich op onjuiste informatie. De vzw Averroës wordt erkend noch gesubsidieerd door de VGC. Ik kan hem dan ook hierover niet meer zeggen. Ik heb nog wel een leestip: het belangrijkste filosofisch werk van Averroës luistert naar de naam Tahafut at-Tahafut: „Wartaal van de Verwarden‟. (Gelach)
20
De heer Dominiek Lootens-Stael.- Die laatste tip is heel pertinent: er is namelijk veel verwarring gezaaid. De heer Ahidar heeft op 24 april het volgende gezegd: “L‟association Averroës n‟a jamais eu le moindre subside de la Communauté flamande ni de quelqonque pouvoir subsidiant de ce pays ou d‟ailleurs“. Eerder, op 6 februari 2010, heeft hij echter in een interview iets anders gezegd: “Via de vzw Averroës blijft de sp.a zich voor Molenbeek inzetten. Drie jaar geleden hebben we subsidies gekregen om hier een ontmoetingscentrum te openen.” Het zou inderdaad nuttig zijn om voor opheldering te zorgen, maar bij de VGC ben je daarvoor aan het verkeerde adres. PERSOONLIJK FEIT De heer Fouad Ahidar.- Mijnheer Lootens-Stael komt niet vaak in Molenbeek, maar hij is welkom om de vzw eens een bezoekje te brengen. Hij zal dan merken dat het is ondergebracht in een groot gebouw, waarin ook nog tientallen andere initiatieven een stek hebben gevonden. Hij is welkom om eens te kijken wat daar gebeurt. Ik herhaal dat Averroës nooit subsidie heeft gekregen van enige overheid. Men moet niet alles geloven wat er in de kranten verschijnt. De heer Lootens-Stael is gewoon gretig op dit bericht gesprongen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het gaat nota bene om een interview dat men van u heeft afgenomen! De heer Fouad Ahidar.- Ik heb nooit met een journalist van La Dernière Heure gesproken. Ik weet helemaal niet waar dit vandaan komt. (Samenspraken) Het antwoord op de vraag moge dus duidelijk zijn: wij hebben nooit een cent gekregen van de VGC!
-
De vergadering wordt gesloten om 11.54 uur.
-
De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen
21
Bijlagen Ingekomen stukken Schriftelijke vragen – Indiening Schriftelijke vraag werd ingediend door mevrouw Bianca Debaets.
22 Trefwoordenregister Berichten van verhindering, blz.
Hervorming van de gemeenschapscentra, blz. Het trekkingsrecht voor de VGC bij het Stedenfonds, blz. Interpellaties Zie Hervorming van de gemeenschapscentra Rol van de VGC in het Kenniscentrum Vlaamse, blz. Samengevoegde vraag om uitleg en vraag Zie Vertraging van de werken Muntpunt en de gevolgen voor HOB Toekomstige werking van de geïntegreerde wijkcentra, blz. Vertraging van de werken Muntpunt en de gevolgen voor HOB, blz. Vragen Zie Het trekkingsrecht voor de VGC bij het Stedenfonds Rol van de VGC in het Kenniscentrum Vlaamse Toekomstige werking van de geïntegreerde wijkcentra