STUK 588 (2015-2016) – Nr.1
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD
ZITTING 2015-2016
30 SEPTEMBER 2015
TERREINBEZOEK Campus Kasterlinden
SAMENVATTEND VERSLAG uitgebracht namens de Commissie voor Onderwijs en Vorming door mevrouw Khadija Zamouri
Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Liesbet Dhaene, ondervoorzitter, de heer Paul Delva, mevrouw Khadija Zamouri Plaatsvervangers: mevrouw Brigitte Grouwels Andere leden: de heer Stefan Cornelis, mevrouw Carla Dejonghe, de heer Dominiek LootensStael, de heer Johan Van den Driessche Verontschuldigd: de heer Bruno De Lille, voorzitter 1372
2
Dames en heren,
De Commissie voor Onderwijs en Vorming bezocht op woensdag 30 september 2015 de onderwijscampus Kasterlinden, gevestigd in Sint-Agatha-Berchem, Dilbeekstraat 1. Mevrouw Khadija Zamouri wordt als verslaggever aangeduid. De uiteenzetting over de werking van onderwijsinstellingen die gevestigd zijn op de campus Kasterlinden gebeurt door de heer Jan De Crom, directeur van het Buitengewoon Basisonderwijs (BuBaO), mevrouw Maaike Kums, directeur Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO), mevrouw Heidi Hart, directeur Internaat, mevrouw Lisbet Van Gijzeghem, directeur GON en de heer Kristof Walbers, technisch adviseur en campusbeheerder. Het architecturale concept wordt toegelicht door architect Patrick Lootens van POLO.architects en de uitleg tijdens de rondleiding wordt verzorgd door de heer Ivo Van Hamme, architect van BOB 361.
1. Inleiding De heer Steven Vervoort, directeur van de Algemene Directie Onderwijs en Vorming van de VGC, verwelkomt de bezoekers en geeft een overzicht van het verloop van de werkzaamheden. Na de voorstelling van de instellingen en hun onderwijsvisie, komen de architecten aan het woord en volgt een uitgebreide rondleiding.
2. Toelichting werking Kasterlinden De 5 sprekers geven gezamenlijk een toelichting. Op één en dezelfde site zijn het BuBAO, het BuSO, het internaat, het GON (Geïntegreerd Onderwijs), de ondersteunende teams (technisch-ondersteunend personeel, secretariaat, ICT) en De Poolster gevestigd. Kasterlinden is een school waar type 6, type 7 en type 9 vertegenwoordigd zijn in vier doelgroepen: een visusgroep (blind/slechtziend – type 6), een bilinguale gehoorgroep (doof/slechthorend – type 7), een taalgroep (spraak- en taalstoornissen – type 7) en een autismegroep (autismespectrumstoornissen – type 9). De school heeft een kleuterafdeling, een lagere en een secundaire afdeling met opleidingsvormen 1, 2 en 3. Er is een internaat en een GON-werking voor elke type en voor type 4 (motorische beperking).
3 De organisatiestructuur wordt verduidelijkt aan de hand van de onderstaande grafische voorstelling.
4 Bekeken op het niveau van de leerlingen, geeft dit het volgende beeld:
Het Buitengewoon Basisonderwijs telt 184 leerlingen en 67 personeelsleden (onderwijzend personeel en onderwijsondersteuners). De organisatie verloopt per doelgroep (type 6, 7 en 9). Als basisschool voor buitengewoon onderwijs, wil Kasterlinden op een ‘buitengewone wijze’ onderwijs bieden. Over de schoolvisie is lang nagedacht. Met veel zorg wil de school een boodschap overbrengen over hoe ze met leerlingen omgaat, onderwijs biedt en hoe ze hen wil gidsen in hun ontwikkeling tot evenwichtige jongeren met voldoende kennis, zelfstandigheid en maatschappelijke betrokkenheid. Wat maakt de school buitengewoon? Allereerst staat het kind als persoon centraal. Elk kind met een beperking is in de eerste plaats een kind net zoals alle andere kinderen. Een kind met behoeften, wensen en interesses. Als we eerst het kind zien en niet de beperking(en), vertrekken we van wat het kind kan en niet van wat het niet kan, aldus directeur Jan De Crom. De school vertrekt vanuit de mogelijkheden van het kind. Op deze manier kan het zelfvertrouwen van de leerlingen groeien. Dit vormt een goede basis om hun omgeving te
5 verkennen en nieuwe indrukken op te doen. De directeur en zijn team zijn ervan overtuigd dat ze tot de beste resultaten komen wanneer ze kinderen op een positieve manier uitnodigen om zich te ontplooien en op die manier te leren. Naast het kind staan de ouders en de andere significante betrokkenen. Onderwijs heeft meer kans op slagen wanneer alle partijen betrokken worden bij de ingeslagen weg. Samen willen alle betrokkenen het beste aanbod formuleren voor de leerlingen. Tussentijdse evaluaties en regelmatige ouderbesprekingen houden iedereen op de hoogte van de vorderingen en geven kans tot bijsturing. Onderwijs wordt ingepast in de context zoals die hierboven beschreven wordt. Onderwijzen is een actief werkwoord. Kinderen worden uitgenodigd en uitgedaagd om samen met leerkrachten op onderzoek te gaan, om in interactie en dialoog te gaan. Kinderen worden gestimuleerd om te handelen. Kinderen worden niet behandeld. Door steeds naar het totale plaatje te kijken, richt het BuBAO-team zijn pijlen niet enkel op cognitieve doelen. Met andere woorden onderwijs is meer dan leren lezen, rekenen en schrijven. Het sociaal-emotioneel welzijn, gezondheid en beweging en een genuanceerd wereldbeeld, zijn minstens zo belangrijk. Directeur Maaike Kums, BuSO, geeft een overzicht van de school die zij leidt op de Kasterlindencampus. Het Buitengewoon Secundair Onderwijs telt 140 leerlingen en 61 personeelsleden. Buitengewoon secundair onderwijs is bedoeld voor leerlingen die moeilijk kunnen functioneren in de ‘gewone’ onderwijsstructuur, door een beperking of door leermoeilijkheden. Het buitengewoon secundair onderwijs bestaat uit 4 opleidingsniveaus. De onderverdeling in opleidingsvormen heeft te maken met de doelstellingen die worden nagestreefd. Kasterlinden biedt 3 van de 4 opleidingsniveaus aan:
OV1: Deze opleidingsvorm, steunend op 3 pijlers, geeft een sociale vorming. Doelstelling is de integratie in een beschermd leefmilieu. Dit is geen opleidingsvorm die gericht is op betaalde arbeid. Een eerste pijler is het bevorderen van de persoonlijke redzaamheid van de leerling. Ze leren boodschappen doen, kleine maaltijden bereiden, helpen bij huishoudelijke taken, veters strikken, strijken, telefoneren, enz. Stap voor stap, ieder op zijn eigen tempo. Dit alles gebeurt in een huiselijke sfeer. Er wordt bewust afgestapt van een ‘klas’. Toch wil men de jongeren ook cognitief blijven stimuleren: ICT, taal (Braille), rekenen, Ze kunnen dus deel uitmaken van de individuele handelingsplanning. Een tweede pijler is de zoektocht naar een zinvolle dagbesteding. De jongeren leren zichzelf kennen en keuzes maken. Wat vind ik leuk? Wat vind ik zinvol? Een derde pijler is een evenwichtige ontwikkeling van de totale persoonlijkheid van de jongere. Samen werken we aan een positief en realistisch zelfbeeld en vertrouwen. Een
6 gezonde geest in een gezond lichaam probeert de school na te streven door het afwisselen van inspanning en ontspanning: sporten, zwemmen, paardrijden,… Hierdoor krijgen de jongeren de kans zich uit te leven, te ventileren. Er is ook tijd vrij voor snoezelen, relaxatie en aromatherapie om leerlingen op die manier de kans te geven tot rust te komen, zich geborgen te voelen. Vanaf 16 jaar kunnen leerlingen aan Sociaal Maatschappelijke Training doen. Naargelang de interesses en de mogelijkheden van elk individu kan dit in een dagcentrum en/of via vrijwilligerswerk. Zo kan de overgang van school naar de latere dag- en werkbesteding geleidelijk verlopen.
OV2: Deze opleidingsvorm geeft een algemene en sociale vorming en een arbeidstraining. Doelstelling is de integratie in een beschermd leef- en werkmilieu (betaalde arbeid). De voorbereiding op werken in een aangepast werkmilieu gebeurt in eerste instantie in professionele ateliers in de school. Later doen de leerlingen ook stages en oefenen ze deze vaardigheden in een bedrijf. De school biedt haar leerlingen een breed gamma aan vaardigheden. Op het programma: industriële en textiele vaardigheden, houtbewerking en vaardigheden binnen de voedingsen groensector. De leerlingen leren ook overkoepelende vaardigheden zoals overleggen, werkbonnen lezen, plannen en organiseren. Dat doen ze in concrete projecten, zoals bij de klusjesdienst. De voorbereiding op een aangepaste leefomgeving gebeurt in een levensechte context. In het OV2-huis van Kasterlinden leren de leerlingen alle vaardigheden die nodig zijn in het dagelijkse leven, zoals koken, poetsen en dagelijkse hygiëne. Deze vaardigheden worden afgewisseld met functionele schoolse vaardigheden zoals rekenen, taal en computergebruik. De nadruk ligt niet alleen op cognitieve en arbeidsgerelateerde doelen. De school wil haar leerlingen ook een positief en realistisch zelfbeeld bijbrengen, net als motivatie, zelfstandigheid, sociale vaardigheden en zin voor initiatief.
OV3: Deze opleidingsvorm geeft een sociale vorming en beroepsvorming. Doelstelling is de integratie in een gewoon leef- en werkmilieu. Binnen opleidingsvorm 3 worden verschillende opleidingen aangeboden: handel, keuken/zaal, lassen. De richting ‘lassen’ wordt voorlopig alleen georganiseerd voor de dove en slechthorende leerlingen en voor de leerlingen met een taalstoornis. Naast de cognitieve en arbeidsgerelateerde doelen is er binnen OV3 ook veel aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen.
De opleidingen in de OV3-werking bestaan uit 3 fasen. 1. Observatiejaar (duur: 1 schooljaar) De leerlingen maken kennis met de richtingen die de school aanbiedt (2 of 3). De nadruk ligt op algemene en schoolse vaardigheden, op maat van de leerling. Na dit observatiejaar geeft de klassenraad een advies over de te volgen richting.
7 Na het observatiejaar kiest de leerling een richting. De leerstof is vanaf nu ingedeeld in modules. In deze modules krijgt de leerling alle praktijkvakken. 2. Modulair systeem Na elke afgewerkte module krijgt de leerling een deelcertificaat. In elke richting zijn er verschillende afstudeermogelijkheden. Elke leerling volgt dus een traject op maat. Naast het gekozen beroepsgerichte vak krijgen de leerlingen algemene vakken zoals taal, rekenen, maatschappelijke vorming, … Eens een bepaalde module succesvol afgewerkt, wordt een deelcertificaat afgeleverd. Alle deelcertificaten samen leiden tot een certificaat. De modules verlopen niet-lineair over de verschillende schooljaren. 3. ABO-jaar (duur: 1 schooljaar) Als leerlingen de modulaire opleiding gevolgd hebben en deel- en eindcertificaten behaald hebben, kunnen ze nog een extra ABO-jaar volgen. ABO staat voor ‘Alternerende Beroepsopleiding’. In dat ABO-jaar volgt de leerling 3 dagen stage in een professioneel bedrijf en gaat hij 2 dagen naar school om extra vaardigheden te leren die hem op zijn beroep voorbereiden. auti
taal
bibi
OV1
visus x
OV2
x
x
x
OV3
x
x
x
OV4
25% van de leerlingen stroomt door naar een gewoon arbeidsmilieu. 45% van de leerlingen kan in het gewoon onderwijs een diploma behalen. Directeur Heidi Hart geeft een stand van zaken met betrekking tot het internaat. Het internaat herbergt 32 kinderen en jongeren in 4 leefgroepen van 8 en vangt een 10-tal leerlingen op in de naschoolse opvang. 13 personeelsleden (12 opvoeders en 1 sociaal assistent) begeleiden de internen en de naschoolse opvang. Kasterlinden, internaat voor jongeren, biedt een leer- en leefklimaat voor jongens en meisjes van 3 tot 21 jaar. ‘Zorg op maat’ staat centraal. De begeleiders en de opvoeders van het internaat werken vraaggestuurd. De handelingsplannen worden opgemaakt in samenspraak met de ouders en de jongeren. Inspraak van zowel jongeren als ouders is zeer belangrijk. Het internaat is open van maandag tot vrijdag. Het is gesloten in de weekends en tijdens de schoolvakanties. De meeste kinderen gaan in het weekend naar huis, soms naar instellingen.
8 De leefgroep heeft een vast team van opvoeders die de jongeren dag in dag uit begeleiden. De opvoeders werken aan een positieve relatie met alle kinderen van de leefgroep en ze houden rekening met de specifieke hulpvraag van elk kind en zijn gezin. De opvoeders gaan zorgzaam om met elke leerling en zorgen ervoor dat de jongeren voldoende slapen en gezond eten. Daarnaast stimuleren zij ontwikkelingsdomeinen zoals: spel en vrije tijd; zelfredzaamheid en huishoudelijke vaardigheden; sociaal-emotionele vaardigheden; relaties en seksualiteit; gedrag; studie, huiswerk en cognitie; communicatie; maatschappelijke vaardigheden. Een andere pijler van de internaatswerking in Kasterlinden is de vaste structuur die begeleiders en opvoeders nastreven. Duidelijke regels en afspraken, een vaste dag- en weekindeling en voldoende afwisseling tussen inspanning en ontspanning zijn cruciaal in de dagelijkse werking. Ten slotte is het belangrijk dat er een goede samenwerking is, zowel met de ouders als met de school. Vervolgens neemt directeur Lisbet Van Gijzeghem het woord in verband met het GON. Het GON (Geïntegreerd Onderwijs) begeleidt 758 leerlingen: 356 in het lager onderwijs en 402 in het secundair onderwijs. De aantallen kunnen nog wijzigen aangezien wordt afgeklokt op 30 september. Deze taak wordt opgenomen door 77 personeelsleden. GON staat voor ‘Geïntegreerd ONderwijs’. Het is een samenwerking tussen het buitengewoon en het gewoon onderwijs. GON biedt kinderen en jongeren met een beperking de kans om les te volgen in het gewoon onderwijs. Een GON-begeleider zorgt voor extra ondersteuning en begeleiding vanuit het buitengewoon onderwijs. Alle GON-begeleiders kunnen zich uitdrukken in gebarentaal. Die begeleiding kan zich richten op de leerlingen of de studenten zelf, op hun leerkrachten en school of op hun ouders. De ondersteuning kan op verschillende manieren vorm krijgen. Bijvoorbeeld door hulp aan het kind zelf, door ondersteuning van de leerkrachten, door te zorgen voor aangepast materiaal, ... Kasterlinden biedt GON-begeleiding voor kinderen en jongeren met: autisme (type 9) visuele problemen (type 6) gehoorproblemen (type 7) spraak- en/of taalstoornissen (type 7) motorische problemen (type 4) Kasterlinden biedt GON-begeleiding in alle onderwijsnetten en voor alle onderwijsniveaus: kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs hoger onderwijs: bacheloropleidingen
9
De GON-begeleiding van Kasterlinden beperkt zich niet enkel tot Brussel, maar bestrijkt ook Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Antwerpen. Kasterlinden is de enige school in een ruime regio die GON aanbiedt. De begeleiders werken in alle scholen, los van de onderwijskoepels. Om zijn taken waar te maken, kan Kasterlinden rekenen op zijn ondersteunende teams. Het doel is om het beste aanbod te creëren voor de leerling. GON-begeleiding in Kasterlinden staat voor SAMENwerken, dan heeft het onderwijs meer kans op slagen. Daarom werken ze met een integratieteam. Dat team bestaat uit: de leerling of de student zelf. In de GON-werking staat de leerling centraal. de ouders de school voor gewoon onderwijs (de gastschool) het CLB van de gastschool de school voor buitengewoon onderwijs (de dienstverlenende school): Kasterlinden. het CLB van de dienstverlenende school (als de leerling van Kasterlinden overstapt naar een school voor gewoon onderwijs) externe hulpverleners de GON-begeleider is de centrale figuur in het integratieteam en vervult een brugfunctie tussen de verschillende partners die hierboven werden opgesomd. De inhoud van elke GON-begeleiding wordt afgestemd op de hulpvraag. Kasterlinden kan rekenen op eigen ondersteunende teams : 5 dove medewerkers verdeeld over beide scholen, GON en Internaat; technisch-ondersteunend personeel (11); secretariaat (5); ICT (1) en pedagogisch begeleiders (2,5). Anderzijds wordt goed samengewerkt met verschillende ondersteunende externe partners: • Onderwijs- en opleidingspartners (en link met de arbeidsmarkt): bv. CLB, Onderwijscentrum Brussel, internettenscholengemeenschap, Time-Out Brussel, VDAB, Actiris, Werklijn, maatwerkbedrijven, … • Welzijnspartners: bv. revalidatiecentrum De Poolster, Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW), Jongerenadviescentrum (JAC), Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGG), Leerrecht, thuisbegeleidingsdiensten, … • Sport-, cultuur- en vrijetijdspartners: bv. aanbod van middag- en naschoolse activiteiten, organisatie VGC-speelpleinen, … Wat de visie van Kasterlinden betreft, onderstrepen alle sprekers dat Kasterlinden een veilig leefklimaat wil creëren en wil vertrekken vanuit de mogelijkheden en talenten van kinderen. Hierdoor worden kinderen gemotiveerd om te leren. Het is belangrijk om zelfstandigheid en zelfredzaamheid te stimuleren, rekening houdend met hun beperking. Zo kunnen zelfvertrouwen en vertrouwen optimaal groeien. Door eigen mogelijkheden te leren inschatten komen kinderen tot zelfontplooiing. Vanuit een positief realistisch zelfbeeld met respect voor ieders eigenheid kunnen kinderen vlot integreren in de samenleving. Binnen het netwerk rond het kind is Kasterlinden een schakel die rekening houdt met elk onderdeel van de ketting. Het kind, de ouders, alle professionele en andere partners worden op een gelijkwaardige manier aangesproken. Kasterlinden wil kinderen de beste kansen geven om hun weg te vinden nu en in de toekomst.
10 Kasterlinden zet het kind als partner centraal en besteedt aandacht aan de totale ontwikkeling. School en internaat streven naar evenwaardigheid tussen cognitieve, sociaal-emotionele, motorische en andere domeinen. Ze houden rekening met ieders specifieke ontwikkelingsbehoefte. Onderwijzen is een actief proces waarin iedereen gestimuleerd wordt om te handelen. Kinderen en begeleiders worden creatief geprikkeld om samen op onderzoek te gaan. Vanuit interactie en dialoog leren ze keuzes maken en omgaan met hun beslissingen. Kasterlinden werkt functioneel en toekomstgericht: leerstof is een middel, geen doel op zich. Ook talenten van personeelsleden worden ingezet. Positieve verwachtingen geven aan iedereen de meeste groeikansen. Kasterlinden reflecteert over haar eigen werking, bevraagt, evalueert en stuurt bij waar nodig. Betrokkenheid is hierbij het sleutelwoord. “Om een bloem te laten groeien, trek je niet van boven aan zijn blaadjes, maar geef je ze onderaan water”, zo vatten de sprekers de visie van Kasterlinden samen. In de praktijk wordt deze visie als volgt vertaald: Handelingsgericht werken: onderwijsbehoeften, positieve kenmerken Ervaringsgericht werken: al de ontwikkelingsdomeinen, uitdagen, autonomie, talenten Oplossingsgericht werken: blik op de toekomst, wat wil de leerling, wat gaat goed Zelfgestuurd werken: reflecteren, plannen, leerstof als middel, zelf keuzes kunnen maken, … De recente invoering van het M-decreet vormt voor Kasterlinden een nieuwe uitdaging. Kasterlinden schreef mee aan het M-decreet en merkte op dat in de eerste versie van het Mdecreet de kinderen met spraak- en taalontwikkelingsstoornissen (STOSS) uit de boot vielen. De medewerkers van Kasterlinden kregen de pedagogische vrijheid om dit hiaat onder de aandacht te brengen van het onderwijskabinet, met als resultaat dat deze groep, die ook in Kasterlinden is vertegenwoordigd, werd opgenomen in de huidige versie van het M-decreet. Het M-decreet maakt voor Kasterlinden het inrichten van type 9 (autismespectrumstoornissen) officieel mogelijk voor een werking die Kasterlinden reeds geruime tijd ontwikkelde. Voorheen moest Kasterlinden voortdurend dossiers indienen voor de werking inzake autismespectrumstoornissen, ondanks de lange ervaring. Met de invoering van het Mdecreet valt deze druk weg. Verder benadrukt het M-decreet dat de GON-expertise moet uitgedragen worden en bevriest het de GON-eenheden. Met minder middelen moeten er meer kinderen geholpen worden. Dit decreet voorziet ook in een sterke samenwerking met de CLB’s, die enkel de regierol kregen in verband met het GON. Dit zorgde voor onrust bij de CLB’s die een afwachtende houding aannemen. Er is nog onduidelijkheid over de middelen. De vraag is of er zal moeten worden gewerkt met dezelfde middelen als vorig jaar, terwijl het aantal GON-aanvragen toeneemt. Sommige scholen hebben GON-eenheden over. Het M-decreet voorziet dat de niet opgebruikte middelen in bepaalde types (1, 2, …) terug gaan naar het onderwijs. De CLB’s zijn momenteel onvoldoende voorbereid op de coördinatie van de GON-dossiers en momenteel neemt Kasterlinden deze taak nog verder op zich. De GON-dossiers worden overgedragen en de indientermijn is met 1 maand verlengd, net omwille van de nieuwe taak die op de schouders van de CLB’s terecht komt en waar ze niet voldoende op voorbereid zijn.
11
Door het M-decreet blijven kinderen langer in het gewoon onderwijs schoollopen en zijn het in se de kinderen die met een iets moeilijker multidisciplinair probleem kampen, die in Kasterlinden terechtkomen. Kasterlinden wordt beschouwd als een expertisecentrum. Het BuBaO focust met kennis van zaken op een veilig leef- en speelklimaat en op ondersteuning. Het GON kan rekenen op een prewaarborg in het M-decreet, het BuSo heeft ervaring in huis met betrekking tot de doorstroom naar de arbeidsmarkt en het verder studeren. Het internaat begeleidt accuraat naar zelfstandigheid. Alles draait om het welbevinden van de kinderen. Er wordt vastgesteld dat de lerarenopleiding op deze vlakken achterop hinkt. Pas afgestudeerde leerkrachten worden intensief gecoacht door het Kasterlindenteam. GON-begeleider is geen afstudeerrichting. Er wordt ingezoomd op de prewaarborg die wordt geboden door het M-decreet. 184 VTE leerkrachten stappen over van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs. Dat moet leiden tot een teamversterking in het gewoon onderwijs. Kasterlinden begeleidt in Brussel een experiment met 3 scholen uit het gewoon onderwijs: De Knapzak, Sint-Joost-aan-zee, de Vijvers. Het OCB draagt dit project met zijn expertise. In mei 2016 wordt het resultaat van dit experiment geëvalueerd. Mogelijk leidt dit experiment tot een nieuw GON-model. De heer Stefan Cornelis (Open Vld) vraagt hoeveel leerlingen woonachtig zijn in Brussel. Er wordt geantwoord dat ongeveer 1/3 van de 300 leerlingen Brusselaars zijn. Het aantal is stijgend. Van de 758 GON-begeleidingen zijn er 250 à 300 voor Brusselse kinderen. Ook dit aantal gaat in stijgende lijn voor Brussel. Wat het aantal kinderen met een autismespectrumstoornis betreft, melden de sprekers dat dit in Brussel minder wordt gediagnosticeerd. Taalstoornissen komen daarentegen vaker voor en dit trouwens geheel losstaand van de taaluitdagingen in het Brusselse. Mevrouw Khadija Zamouri (Open Vld) heeft begrepen dat de CLB’s de regierol krijgen, terwijl ze in feite al sterk bevraagd zijn en op dit vlak geen ervaring hebben. Deze verschuiving gaat aarzelend van start omwille van de specificiteit. Bovendien vraagt ze hoe men merkt dat de doelgroepen moeilijker werden. Werden er vroeger teveel leerlingen naar het buitengewoon onderwijs doorgestuurd? De sprekers weerleggen dat er vroeger teveel kinderen te snel naar het buitengewoon onderwijs werden doorverwezen. De kinderen zaten op hun plaats in type 6 en 7, maar bleven er te lang. Op de vraag hoe wordt vastgesteld dat de doelgroepen moeilijker worden, antwoorden ze dat dit wordt gemerkt aan het stijgende aantal uitbarstingen. De leerlingen met een lichte vorm van autisme worden in het gewoon onderwijs opgevangen. Het zijn de leerlingen met een zwaardere vorm van autisme die in Kasterlinden terecht komen. Ze zijn meer zorgbehoevend als ze toekomen. Kinderen die tijdig naar Kasterlinden komen en hun lagere school in Kasterlinden afronden, stromen makkelijker door naar het secundair onderwijs waar ze een diploma behalen. Vaak blijft een kind te lang in het gewoon lager onderwijs, tot en met het
12 zesde leerjaar, waardoor de problemen escaleren en het kind een anti-school houding heeft. De stap van lager naar secundair onderwijs gaat sowieso al gepaard met een grote emotionaliteit en dat is nog heftiger als een kind van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs van Kasterlinden overstapt. Het is beter om anders te werken en tijdig de stap naar Kasterlinden te zetten. De heer Paul Delva (CD&V) polst naar de impact van het M-decreet op Kasterlinden. Gaan de leerlingen door het M-decreet sneller overschakelen naar een andere school? Directeur BuSO, mevrouw Maaike Kums, antwoordt dat de leerlingen langer in het gewoon onderwijs blijven alvorens ze naar het buitengewoon onderwijs overstappen. Kasterlinden stimuleert zoveel mogelijk de overstap van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs.
3. Toelichting architecturaal concept Kasterlinden Het architecturaal concept wordt toegelicht door de heer Patrick Lootens van POLO.architects. De uitgebreide en zeer boeiende rondleiding wordt verzorgd door de heer Ivo Van Hamme van het architectenbureau BOB361. Architect Patrick Lootens benadrukt dat het gebouw werd rechtgetrokken volgens een DBFM-formule. De inplanting gebeurde met respect voor de bestaande groene omgeving op de site en voor de buurt. Uit het infotraject met de buurt bleken enkele grieven, o.m. in verband met een te hoge muur aan de sporthal en de wens voor een extra voortuintje aan het internaat. Het concept kwam tegemoet aan de opmerkingen. Het uitgangspunt was het bouwen van een duurzame school, met blik op de toekomst. In de groene omgeving die zoveel mogelijk werd gevrijwaard (en uitgebreid), werd een gebouwenvolume gecreëerd dat 4 keer zo groot is als het oorspronkelijke volume. Voor de inrichting werd samengewerkt met professor Ann Heylighen. De Kasterlindensite huisvest De Poolster, de basisschool, de secundaire school, het internaat en de sporthal, die onderverdeeld kan worden in 3 delen. De school staat sterk in relatie tot de buitenruimte. Het gebouwencomplex is samengesteld uit verschillende modules die insnijden in het landschap dat hoogteverschillen vertoont. De sporthal is buiten de schooluren toegankelijk voor extern gebruik via een aparte straattoegang.
Het complete bouwteam wordt voorgesteld in onderstaand model:
13
14
15
16
17
18
De verslaggever, Khadija ZAMOURI
De wnd. voorzitter, Liesbet DHAENE