VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2006-2007
Nr. 16
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 22 JUNI 2007 OCHTENDVERGADERING INHOUD
BERICHT VAN VERHINDERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
387
ONTWERP VAN VERORDENING (R.v.O., art. 42, 43, 53) TOT VASTSTELLING VAN DE BEGROTINGSWIJZIGING 1 EN A VOOR HET DIENSTJAAR 2007 – Stuk 6B (2006-2007) – Nrs. 1 en 2 + Erratum Algemene bespreking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
387
Sprekers : de heren Walter Vandenbossche, verslaggever, Guy Vanhengel, collegevoorzitter, Johan Demol, René Coppens, mevrouw Adelheid Byttebier, de heren Jan Béghin, Pascal Smet, collegelid, Jos Chabert en mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid Stemmingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
394
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
395
Stemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
395
INTERPELLATIES (R.v.O., art. 60) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
395
van mevrouw Adelheid Byttebier tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende de zorgverzekerde bejaarden van het rusthuis Bergamotte Sprekers : mevrouw Adelheid Byttebier, de heer Jos Van Assche, mevrouwen Marie-Paule Quix, Brigitte De Pauw, de heer René Coppens en mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid
van de heer Jan Béghin tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, over de uitvoering van Stedenfonds II en de gevolgen voor een aantal vzw’s Sprekers : de heer Jan Béghin, mevrouwen Adelheid Byttebier, Brigitte De Pauw, Brigitte Grouwels, collegelid, Marie-Paule Quix, de heren Guy Vanhengel, collegevoorzitter en Walter Vandenbossche VRAGEN (R.v.O., art. 57) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
409
van de heer Jan Béghin aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken over de samenwerking tussen Kind & Gezin en de VGC inzake de Brusselse consultatiebureaus van mevrouw Adelheid Byttebier aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, in verband met het Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid en de Migrantenconsulent van mevrouw Marie-Paule Quix aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, over het tekort aan Nederlandstalige huisartsen ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 59) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
414
van mevrouw Adelheid Byttebier aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende het opdoeken van het Brussels Steunpunt Ouderenmis(be)handeling VRAAG (R.v. O., art. 57) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
415
van de heer Frédéric Erens aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, betreffende het schrijnend tekort aan medewerkers voor de Brusselse zomerschool ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 59) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
417
van mevrouw Carla Dejonghe aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur en Patrimonium, in verband met het dreigende gebrek aan monitoren voor de Brusselse speelpleinen BIJLAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
419
TREFWOORDENREGISTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
420
16e vergadering
Vergadering van vrijdag 22 juni 2007
Vrijdag 22 juni 2007
sten voor hun bijdrage bij het totstandkomen van het uitstekend document.
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9u32 geopend. Voorzitter : de heer Jean-Luc Vanraes.
BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.– Mevrouw Els Ampe heeft zich voor deze vergadering verontschuldigd.
ONTWERP VAN VERORDENING (R.v.O., art. 42, 43, 53) TOT VASTSTELLING VAN DE BEGROTINGSWIJZIGING 1 EN A VOOR HET DIENSTJAAR 2007 – Stuk 6B (2006-2007) – Nrs. 1 en 2 + Erratum Algemene bespreking De heer Walter Vandenbossche, verslaggever.– Ik verwijs naar het schriftelijke verslag, maar wil toch even de aandacht vragen voor een kleine administratieve fout met betrekking tot de vastgestelde kredieten van het Lambermontfonds. De cijfers van de administratie vermeldden 781.787,21 euro, maar de werkelijke som is 3.781.787,21 euro. Deze correctie geeft een ander beeld van de gelden van het Lambermontfonds. Ten slotte dank ik de dien-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Mits een technische aanpassing, zoals de verslaggever al heeft aangekondigd, verwijs ik namens het College eveneens naar het schriftelijke verslag. De heer Johan Demol.– Ik heb twee bedenkingen bij deze begrotingswijziging. Allereerst wordt er voor de post Algemene Administratie een verhoging gepland met 617.000 euro. Deze bijkomende middelen moeten dienen om externe firma’s en consultanten plannen te laten opmaken voor personeelsbeleid, procedures, regie en andere zaken. Volgens de voorstelling van het vernieuwde organisatieconcept op de website van de VGC heeft de administratie heel wat potentieel en deskundigheid in huis. Nieuwe bezems vegen goed, wat in dit geval betekent dat dat er een nieuw managementplan en operationeel plan worden opgesteld. Voor 2007 trekt de VGC een budget uit voor 662,1 voltijds equivalente betrekkingen, waarbij ik 218 gebudgetteerde voltijds gesubsidieerde onderwijsbetrekkingen buiten beschouwing laat. Er blijven dus nog 444,1 VTE over voor de rest van de administratie. Als we dit nuchter bekijken kan men zich afvragen of de organisatieplannen niet intern kunnen worden opgesteld in plaats van deze taken uit te besteden. Als het werk door anderen moet worden gedaan, vermoed ik dat men het zelf niet aankan. De middelen om alles door anderen te laten doen worden altijd wel ergens gevonden, waardoor het budget voor personeel met 617.000 euro stijgt. Wij zijn niet gekant tegen de doelstelling om een goed georganiseerde administratie op te zetten, met duidelijk afgebakende objectieven en een
387
Demol structuur die aangepast is aan het maatschappelijke doel van de VGC. Ik stel mij vragen over de kwaliteit van de aanpak en de manier waarop externe firma’s al te gemakkelijk worden gevoed met overheidsgeld terwijl de administratie en de directies niet de rol vervullen die zij moeten vervullen. De impulsen lijken te moeten komen van buitenaf, terwijl de directies zelf de stuwende kracht kunnen zijn om aan de organisatie te werken. Ten tweede heb ik opmerkingen over de middelen uit het Stedenfonds, waarover momenteel heisa ontstaan is. Ik merk dat er vanuit het reservefonds Stedenfonds 5.054.000 euro van de gewone dienst naar de buitengewone dienst wordt overgeboekt. Daarvan wordt 2.441.000 euro gebruikt voor de gevelrenovatie van twintig Nederlandstalige scholen. Het is misschien goed om de gevels te renoveren, maar ik heb bedenkingen bij het dagelijkse onderhoud van de scholen. Enkele maanden geleden haalde de heer Jos Van Assche de specifieke sanitaire problemen van vele scholen aan. Maar eigenlijk is er een gebrek aan algemeen onderhoud. Onze scholen lijken vaak op echte varkensstallen. Toen ik op school zat kregen de onderwijsinstellingen veel minder subsidies, maar waren zij wel proper. Waarom kan dat vandaag niet meer ? Ik zal niet vragen dat er een externe audit wordt georganiseerd, maar wel dat men vraagt aan de inspectie om haar rol degelijk te vervullen. Wij zijn de ondersteuning van veel Stedenfondsprojecten niet genegen omdat zij vooral de Franstalige zogenaamd kansarmen dienen, terwijl eigenlijk de Franstalige Gemeenschap daarvoor moet instaan. In een artikel op de website van Brusselnieuws over het Stedenfonds onder de titel ‘Het Stedenfonds krijgt klappen’ wordt beweerd dat de VGC met het Stedenfonds II nieuwe projecten wil ontwikkelen in het zog van de Vlaamse Gemeenschap. Dit betekent dat de projecten meer Vlaams moeten zijn en meer ten dienste moeten staan van de Vlaamse Brusselaars. Is het feit dat er reguliere middelen van het Stedenfonds naar investeringsprojecten in Nederlandstalige onderwijsinstellingen gaan een goed teken ? Wij hopen van wel, zodat de VGC zich eindelijk resoluut zou richten op haar enige echte doelgroep, de Vlaamse Brusselaars. De begroting zou dan een beleidsbegroting worden, in plaats van
388
een subsidiebegroting voor een veelheid van projecten. De heer René Coppens.– Ook bij deze begrotingswijziging blijft het College trouw aan zijn doelstelling om een gewone begroting in evenwicht in te dienen. Het tekort op de buitengewone begroting wordt zelfs verkleind. Een aantal van de voorgestelde wijzigingen werd al besproken in commissie en zal allicht ook verder worden toegelicht door de volgende sprekers. Helaas kon ik de commissievergadering zelf niet bijwonen, zodat ik hier enkele punten zal aanhalen. De begrotingsrekening 2006 sluit af met een hoger dan geraamd overschot, namelijk 5,6 miljoen euro. Ruim de helft van dit bijkomende overschot wordt, al dan niet tijdelijk, geparkeerd in de bestaande reservefondsen. Tevens krijgt het grootste deel van dit overschot een eenmalige bestemming. Dit ligt volledig in de lijn met wat de collegevoorzitter steeds heeft benadrukt, namelijk het gebruik van eenmalige overschotten voor eenmalige uitgaven. Dit is een gezonde keuze die getuigt van een goed financieel beleid. We weten allemaal dat er heel wat middelen nodig zijn om onder meer het investeringsplan van de VGC te realiseren. Ik zou willen vernemen wat de stand van zaken is van de uitvoering van dit plan. Wat de kredietverhogingen betreft in het kader van de realisatie van het management en het operationele plan dat door de leidend ambtenaar van de VGC werd opgemaakt, wil ik graag het volgende zeggen. De werking van de administratie voldoet volgens vroegere audits niet langer op alle vlakken aan de noden op het terrein en de verwachtingen van het beleid. Verandering is bijgevolg noodzakelijk. En dat kost geld. De hervorming van de huidige organisatie naar een meer dienstbare, transparante en efficiënte administratie is geen alledaagse taak en brengt zonder twijfel hoge opstartkosten met zich mee. Een beroep doen op een externe firma voor het voeren van assessments is in tegenstelling tot wat sommigen denken, geen zeldzaamheid meer naar aanleiding van een selectieprocedure – zeker niet bij de selectie van kaderleden. Ik ben een absolute voorstander van het gebruik van een grondige en gedragsgerichte evaluatie- en selectiemethode.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Coppens Maar de middelen moeten uiteraard in verhouding staan tot het beoogde resultaat, namelijk een nieuw organisatieconcept waarin, naast een doorgedreven zakelijk beheer, een structureel antwoord wordt geboden om de noden op te vangen. Hierbij sluit het personeelsplan aan. Ik heb gelezen in het uitstekende verslag van collega Walter Vandenbossche dat dit begin 2008 van start zou gaan. Het personeelsplan dient te worden opgemaakt in functie van dit nieuwe organisatieconcept. Ik zou aan collegelid Brigitte Grouwels de vraag willen stellen of de timing nog klopt. Ten slotte wil ik nog een woordje zeggen over taalondersteuning. De prioritaire aandacht van het College voor het stimuleren van het Nederlands in onze hoofdstad blijkt andermaal uit deze begrotingswijziging. De Zomerschool was vorig jaar een succes en wordt dit jaar, zo lees ik in de wijziging, herhaald en zelfs uitgebreid naar een samenwerking met de reguliere vrijetijdsinitiatieven. Ook in de sector van de kinderopvang wordt gezorgd voor bijkomende taalondersteuning. Daarmee handelt het College helemaal in lijn van het Zomerakkoord. Daarin wordt immers gesteld dat de VGC wil focussen op de uitwerking van concrete maatregelen om de tweetaligheid van onze hoofdstad ook voelbaar en hoorbaar te maken. Over de verhoging van de kredieten voor Taalvaart had ik graag van de collegevoorzitter een ruimere motivatie gekregen. Onze fractie is alleszins verheugd over de aandacht die het College blijft opbrengen voor het Nederlands in deze stad, zowel binnen als buiten de schoolmuren. Onze collegevoorzitter heeft dat belang nog eens in de verf gezet bij de start van het kersverse horecaproject van het Huis van het Nederlands. De belangstelling voor dat project wijst er ook op dat anderstaligen wel degelijk interesse hebben voor onze taal en het belang ervan erkennen. Het lijkt me dus volkomen logisch dat we die kaart blijven trekken. De Open-VLD-fractie zal deze veelal technische, maar zeer leesbare en betekenisvolle begrotingswijziging dan ook met volle overtuiging goedkeuren.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Mevrouw Adelheid Byttebier.– Het is vervelend dat de rekeningen van vorige dienstjaren pas na het debat over de begrotingswijziging 1 en A voor 2007 worden goedgekeurd. Om er zeker van te zijn dat ik de cijfers op de juiste manier interpreteer, heb ik bij de raadgever van collegevoorzitter Guy Vanhengel aangeklopt. We hebben inderdaad een foutje gevonden. Ik verwacht dan ook dat de cijfers zullen worden aangepast op pagina 1. Het gaat om een bedrag van 150.000 tot 160.000 euro dat in mindering moet worden gebracht. Op pagina 15 staat eveneens een som vermeld die niet klopt. Ik heb echter van de raadgever vernomen dat de uitleg bij de nieuwe en de ingeschreven kredieten niet altijd exhaustief is. Ik ben blij deze informatie off the record verkregen te hebben, maar het illustreert tegelijk dat de leesbaarheid van de documenten voor een gewoon parlementslid zonder professionele ondersteuning niet altijd evident is. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik wil er even aan herinneren dat iedereen die met vragen rondloopt altijd bij mijn medewerkers terechtkan. (glimlachjes) Mevrouw Adelheid Byttebier.– Ik ben er zeker van dat mijn collega-parlementsleden het heerlijk zouden vinden om meteen te beschikken over duidelijke documenten. Zo hoeven we niet achter de schermen te gaan vragen of een som al dan niet moet worden opgeteld. Ik heb vorige keer ook al bij dit punt stilgestaan en hoop op beterschap in de toekomst. Wat de appreciatie van dit ontwerp van verordening betreft, druk ik hier de ongerustheid van Groen! uit. Meestal is een begrotingsherziening de vertaling van een verschuiving of een wijziging die in de loop van het jaar nodig blijkt. Ik denk bijvoorbeeld aan de meerkost voor de programmatie van tv-Brussel voor een bedrag van 9.500 euro naar aanleiding van een extra-uitzending over de federale verkiezingen of aan het extra bedrag van 4.000 euro voor erkende voorzieningen voor thuiszorg, in plaats van nieuwe. De vraag kan worden gesteld wat het probleem dan wel was met deze nieuwe initiatieven Thuiszorg maar dat is voor een ander debat. De ongerustheid van GROEN! gaat vooral uit naar een bepaalde tendens die ik meen te ontwaren, namelijk dat deze meerderheid ervoor kiest de structuren te versterken en de Vlaamse aanwe-
389
Byttebier zigheid alle prioriteit te verlenen waardoor andere verbintenissen die de stad in zijn geheel ten goede komen, niet worden uitgevoerd. Wat kunnen we constateren ? Er is 6,5 miljoen euro meer overschot. Dat brengt ons op een totaal van meer dan 7 miljoen euro overschot van de vorige dienstjaren. Er is wel in een herinvestering voorzien, maar de eenmalige uitgaven lopen op tot 4,6 miljoen euro. We hebben vastgesteld dat daarvan grote bedragen naar de administratie gaan. We zien dat 260.000 euro uit de bijkomende recurrente middelen voor 2007 naar de uitvoering van het personeelsplan 2008 gaat. Daar komt 538.000 euro uit het overschot bovenop voor een consultancyopdracht voor de herstructurering van de Directie Gebouwen. Dat brengt het totaal op een kleine 800.000 euro, toch 32 miljoen oude Belgische franken. Voor de reorganisatie van de VGC-administratie wordt 1,5 miljoen euro of 60 miljoen oude Belgische franken uitgetrokken. Welke politieke tendens moeten we daaruit afleiden ? Gezien de agenda van vandaag is de tendens duidelijk. Groen! zal permanent waakzaam blijven, nagaan waar het geld naartoe gaat en vooral waar het geld niet langer naartoe gaat. Als ik kijk naar de 800.000 euro voor consultancy, denk ik onmiddellijk aan de Stedenfondsprojecten die in moeilijkheden verkeren, aan de zorgverzekering of het dossier Ouderenmishandeling. Ik zou haast durven te stellen dat wie zijn Engels wat bijschaaft en voor consultancy opteert, direct geld vindt. Ik wil niet dieper in de details van dit ontwerp van verordening treden. Het is overduidelijk dat wordt geopteerd voor de grote analyses. In de volgende debatten zal eveneens duidelijk blijken dat de keuzes uitgaan naar het versterken van de Vlaamse administratie in Brussel en naar Vlaamse initiatieven in Brussel. De VGC heeft altijd gewerkt vanuit een Vlaamse administratie en heeft Vlaamse initiatieven in Brussel opgezet, maar altijd met het belang van de ontwikkeling van Brussel in zijn geheel voor ogen. Als de werking nu alleen nog uitgaat naar de eigen scholen en projecten, stellen we vragen bij het einddoel. Ik verwijs hiervoor naar de debatten die deze voormiddag nog volgen waarin dit thema zeker nog zal aangehaald worden.
390
De heer Jan Béghin.– Ik ben heel even weggeroepen en ik weet niet of de fout op pagina 12 al is rechtgezet. De heer Walter Vandenbossche heeft er als verslaggever al op gewezen dat er op pagina 11 in de cijfers afkomstig van de VGC-administratie 3 miljoen euro ontbreekt, maar op pagina 12 ontbreekt er nog eens 10 miljoen euro in de samentelling van het Stedenfonds Buitengewone Dienst. Dat moet 13.477.000 euro zijn. Ik zeg dat alleen opdat het gecorrigeerd zou worden. Ik weet dat men dit document in allerijl heeft moeten opstellen, maar het is toch nuttig om te beschikken over de juiste gegevens. Wat het standpunt van onze fractie over deze begrotingswijziging betreft, kan ik alleen maar herhalen wat ik al in de begrotingscommissie heb gezegd. Volgens mijn berekeningen kom ik aan 1,5 miljoen euro voor allerlei managementplannen, personeelsplannen, doorlichtingen, implementatieplannen enzovoort. Dat lijkt onze fractie wat te veel van het goede, maar omdat dit eenmalige uitgaven zijn, kunnen wij dit voor één keer aanvaarden. De leidend ambtenaar heeft bevestigd dat deze eenmalige grote uitgaven in de komende jaren moeten leiden tot een structurele vermindering van de totale uitgaven van de organisatie. Ik hoop dat dit lukt. In ieder geval zal sp.a-spirit dat nauwgezet blijven opvolgen. De heer Walter Vandenbossche.– Om te beginnen sluit ik mij aan bij het standpunt van collega René Coppens, dat deze begrotingswijziging opnieuw evenwichtig is en dat zeer goed en zorgzaam is omgesprongen met de beschikbare centen. Dat is op zichzelf al een belangrijke verdienste. Normaal wordt er over een begrotingswijziging niet veel gedebatteerd, maar nu zijn er toch een aantal verschuivingen die om onze aandacht vragen. Zo stellen we ons vragen bij het uitvoeringsritme van de vorige begrotingen. Er is een indrukwekkend saldo van ongeveer 4,6 miljoen euro dat wordt overgedragen naar de begroting. Ik vraag mij af of dat normaal is. Hebben wij in het verleden een aantal projecten wel op de juiste wijze begroot of moeten wij hier iets herschikken. Het uitvoeringsritme is een belangrijk gegeven en het College moet eens nadenken over de omvang van de middelen die worden uitgetrokken en de prioriteiten waaraan ze worden besteed.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Vandenbossche Verder wil ik aandacht vragen voor de omvangrijke uitgaven die worden uitgetrokken voor de administratie. Dit doet mij eerlijk gezegd denken aan het verhaal over een administratie die een topjurist aanwerft en vervolgens alle juridische adviezen uitbesteed aan een advocatenkantoor. Ik volg de heer René Coppens voor een deel als hij stelt dat een modern management ook beroep kan doen op extern management. Ik heb echter maar één bekommernis, namelijk of de Brusselse Vlaming er beter van wordt en of hij op het terrein ervaart dat de VGC iets doet dat hem ten goede komt. Het doel is namelijk niet de organisatie van de administratie zelf, maar de uitdaging is wél om de administratie op een efficiënte en dynamische manier te moderniseren zodat men dat op het terrein kan merken. Met de nodige voorzichtigheid gaan wij dus akkoord met deze begrotingswijziging, maar de maatstaf moet de Vlaamse gemeenschap in Brussel zijn en daar zullen wij in de toekomst één en ander aan aftoetsen. Ik wil ook mijn zorg uiten over de hervorming van de gemeenschapscentra. Ik hoop dat wij hierover binnenkort kunnen debatteren. Het wordt nu hoog tijd, want de spanning in de gemeenschapscentra en in het verenigingsleven groeit sterk en de geruchtenmolen kan best gestopt worden door beleidsdaden waar wij ons allemaal in kunnen terugvinden. Wanneer zullen wij dit dossier ten gronde bespreken en wanneer zullen wij met een consensus naar buiten kunnen komen ? Ten slotte wil ik de aandacht vestigen op een recent politiek gegeven. Bij de federale verkiezingen van 10 juni 2007 behaalden de Nederlandstalige lijsten 54.000 stemmen. Wij komen van 76.000 kiezers, zijn vervolgens teruggevallen op 60.000 en nu dus naar 54.000. Ik wil mijn bezorgdheid uiten over deze evolutie en vraag dat het College op dit vlak een beleid uittekent, waarbij de herkenning van het Vlaamse politieke beleid door de Brusselse bevolking wordt verstevigd en daarbij misschien ook de keuze voor de Vlaamse politieke partijen. Ik pleit ervoor om na te denken over het feit of wij de onderwijscampagne moeten voortzetten. Onze scholen hebben nu te kampen met andere problemen dan die van de instroom van leerlingen, waar de campagnes in het verleden op gericht waren. Zouden we niet beter denken aan een brede campagne die de Vlaamse gemeenschap ondersteunt ?
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Om af te sluiten wil ik nog zeggen dat de uitspraak van de heer Johan Demol, die onze scholen varkensstallen heeft genoemd, mij stoort. Ik kan begrijpen dat er aandacht gevraagd wordt voor de netheid in de scholen. Volgens mij worden er ernstige inspanningen geleverd door directies en inrichtenden machten om de scholen net te houden. Onze scholen zijn géén varkensstallen. Stop toch met lapidair en zonder enige dossierkennis zaken in de publieke opinie te gooien met de bedoeling de Vlaamse structuren te ondermijnen ! Dat is wat de heer Johan Demol vandaag doet. Dat neemt niet weg dat bij eventuele problemen geremedieerd moet worden. Maar dat betekent niet dat onze scholen op een dergelijke wijze moeten omschreven worden. Onze directies, leerkrachten en onderhoudspersoneel verdienen beter. De heer Johan Demol.– Wij moeten een imago van degelijkheid uitstralen in Brussel. Dat wil zeggen dat alles perfect moet zijn, zeker de netheid in onze scholen. Misschien zijn er een aantal nette scholen. Zoveel te beter. Ik heb echter enkele scholen bezocht en wat ik daar heb vastgesteld, was niet erg fraai. Ik zou graag hebben dat men dat aspect drastisch verbetert in het voordeel van de Vlamingen en van het imago van de Vlamingen in deze stad. De heer Walter Vandenbossche.– U kletst wat uit uw nek ! U gaat uit van een persoonlijke vaststelling, maar u hebt geen dossier, geen inspectieverslagen en u scheert iedereen en alles over dezelfde kam. De heer Johan Demol.– Het probleem is dat jullie niet zelf op het terrein gaan kijken. Dat is leerrijker dan te wachten op “externe audits”. De heer Walter Vandenbossche.– Van de jaarlijkse inspecties worden verslagen gepubliceerd. Daaruit blijkt dat de directies een beleid ontwikkelen om te remediëren. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik zou in eerste instantie de verslaggever willen bedanken, maar ook alle andere collega’s voor de opbouwende discussie in de begrotingscommissie. Ik zou er enkele punten willen uitpikken die vandaag of in de commissie het voorwerp zijn geweest van discussie.
391
Vanhengel De meeste opmerkingen over foutieve cijfers of optellingen, zijn ondertussen via mails tussen onze administratie en de griffie rechtgezet. Eén van de grootste discussiepunten bij deze begrotingswijziging is de wijze waarop we nu een ambitieus hervormingsplan van onze administratie willen implementeren. De huidige structuur van onze administratie werd begin jaren negentig ontwikkeld en toen was de VGC nog niet de instelling die ze nu is. De structuur is nog een erfenis van de vroegere NCC. Diezelfde structuur heeft door de jaren heen veel grotere opdrachten, verantwoordelijkheden en budgetten gekregen. Na enige jaren ervaring in het College zijn we tot de vaststelling gekomen dat de structuur van de administratie aangepast moet worden aan de evolutie die de VGC heeft gekend. In eerste instantie heeft dit aanleiding gegeven tot het organiseren van een aantal audits. We hebben op een zeer voorzichtige manier onderzocht hoe we dit moeten aanpakken. Nadat we beslist hebben dat we zouden overgaan tot het geven van een totaal nieuwe impuls, namelijk de aanwerving van een nieuwe leidend ambtenaar, hebben we de volgende stap kunnen zetten. Pas dan konden we nagaan hoe het ideale plaatje er in de toekomst zou kunnen uitzien in functie van de VGC, zoals ze nu is en in functie van de Brusselaars, zoals ze nu zijn en hoe de administratie op de beste manier georganiseerd kan worden, zodat zowel horizontaal enkele belangrijke bevoegdheidsgegevens geanalyseerd en bijgestuurd kunnen worden, als verticaal binnen elke domein, zoals Cultuur, Welzijn en Onderwijs een nieuwe dynamiek komt in de organisatie. Het ging om een moeilijke en zware opdracht voor de leidend ambtenaar, die daarvoor net als in de private sector terecht advies heeft ingewonnen bij specialisten. Vandaar die eenmalige studiekosten. Een aantal topfuncties in onze administratie moeten worden ingevuld na pensioneringen of vertrek van ambtenaren. Door de invoering van het mandaatsysteem voor de administratie, moet de leidend ambtenaar overgaan tot de aanwerving van een aantal topambtenaren in zijn administratie en dit op een objectieve, technisch correcte manier en op de meest doelmatige manier.
392
Dat gebeurt nu, net zoals in de administratie van het Vlaams parlement, zoals de heer René Coppens van dichtbij heeft kunnen volgen. Er is een nieuwe methodologie : via geijkte procedures en assessment-methodes zijn er gedragsevaluaties. Men gaat op zoek naar kandidaten die over de nodige sociale vaardigheden beschikken om een leidinggevende functie te vervullen in onze instellingen. Ook in het College stelden wij ons daar vragen over, dat geef ik toe. We zijn er echter van overtuigd dat dit de beste methode van werken is, de slogan van wijlen mijn vader indachtig : “Le prix s’oublie, la qualité reste”. Iets goeds vraagt een grotere investering, maar je hebt er dan ook langer plezier van. Dat proberen we te bereiken met die omvangrijke operatie van change management. De heer Johan Demol sprak in scherpe bewoordingen over de properheid van de Nederlandstalige scholen. Als er echt een probleem is, aarzel dan niet om ons te melden waar zich dat voordoet en dan zullen we eraan werken. Eén van onze doelstellingen is het hebben van mooie, propere en aangename scholen. Een goede infrastructuur heeft ook effect op het pedagogische resultaat en we investeren er dan ook veel in. Het gevelrenovatieplan is één van de projecten die daarop inspeelt. Het is voor jongeren en leerkrachten fijn om binnen te stappen in een mooie school, een school met uitstraling. Die uitstraling in de buurten, die het soms niet gemakkelijk hebben, geeft immers aan dat de gemeenschap in de jeugd investeert. Om die reden hebben we het gevelrenovatieplan, dat overigens goed werkt, opgestart. Naar aanleiding van de opmerkingen over het sanitair van de scholen, hebben we ook een plan opgezet om daar iets aan te doen. Ik ben het er dus mee eens dat we van onze instellingen modelinstellingen moeten maken, niet enkel pedagogisch maar ook infrastructureel. Indien er problemen opduiken – en dat kan altijd – laat het ons dan weten zodat we die meteen kunnen oplossen. De heer René Coppens had enkele opmerkingen over de zomerschool. Dit project kent inderdaad een groot succes. De bedoeling van de zomerschool is om anderstalige nieuwkomers tijdens de zomer Nederlands bij te brengen op een aangename, speelse manier. Zo hebben de anderstalige kinderen bij de start van het schooljaar in september
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Vanhengel meer kennis van het Nederlands. Deze zomer zullen we in de zomerschool een tachtigtal kinderen opvangen. Ook de mensen die instaan voor het pedagogische aspect vinden we gemakkelijk. Het vinden van de animatoren voor de omkadering is moeilijker, maar lukt toch vrij goed. Ik ben er dus van overtuigd dat alles vlot zal verlopen. De vraag van de onderwijsinstellingen is echter nog steeds groter dan het aanbod. Ik heb nota genomen van de opmerkingen van mevrouw Adelheid Byttebier. In de loop van de komende maanden zullen we extra uitgaven doen voor tv-Brussel. We zijn immers tot de bevinding gekomen dat de betalende programma’s die worden uitgezonden op tv-Brussel, de normale programmatie verstoren en zorgen voor een lagere kijkdichtheid en waardering bij onze Vlaamse Brusselaars. De gemeenschap investeert een kleine 120 miljoen oude Belgische frank per jaar in goede programma’s, zoals het magazine en het journaal. De kijker verwacht dan ook geen programma’s van bijvoorbeeld de lucht- en landmacht of allerlei autoprogramma’s. In overleg met tv-Brussel hebben we gevraagd om vanaf juli die extra programma’s er tussenuit te laten. Voor hen betekent dat een minderopbrengst van slechts 100.000 euro, een bedrag dat niet opweegt tegen het rendement van de investering in eigen programma’s. We denken er ook aan om de reclame te schrappen. Dan zou de Vlaamse Gemeenschap haar regelgeving moeten veranderen zodat een reclamevrij tv-Brussel een must carry-statuut kan krijgen op het volledige Vlaamse kabelnet. Dat kan de uitstraling van de programmatie van tv-Brussel ten goede komen. De programma’s die nu uitgezonden worden op zaterdagmiddag, kennen in Vlaanderen veel bijval. We zijn er dan ook van overtuigd dat goedgemaakte programma’s, zoals het nieuws en de magazines, heel wat kijkers in Vlaanderen zouden boeien. Als je in Vlaanderen op de kabel komt, mag je echter niet in concurrentie treden met de reclamewervers van de grote commerciële zenders. Het reclamevrij maken van tv-Brussel, met een must carry-statuut, zou een goede oplossing zijn. Mijns inziens heb ik al geantwoord op de opmerkingen van de heer Jan Béghin over de administra-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
tie. Zoals de leidend ambtenaar reeds liet weten, moeten de inspanningen die wij leveren op het vlak van de reorganisatie van onze administratie ertoe leiden dat het aandeel van de kost van de administratie binnen onze structuur gelijk blijft of, door een verhoging van de efficiëntie van de administratie, zelfs krimpt. De heer Pascal Smet, collegelid.– Wat de opmerking van mevrouw Adelheid Byttebier over de Vlaamse instellingen betreft, kan ik stellen dat we hier allen zitten als vertegenwoordigers en dienaars van Brussel. Men kan er echter niet omheen dat we de taak hebben om de Vlaamse gemeenschap in Brussel te vertegenwoordigen. Eigenlijk is ‘Nederlandstalige’ gemeenschap beter dan ‘Vlaamse’ gemeenschap. We zien het immers ruimer, het is niet onze bedoeling om ons te beperken tot die strikt Vlaamse gemeenschap. Dat is de logica zelve en zo stond het ook in ons Zomerakkoord. Wie daartegen pleit, bewijst de Nederlandstalige gemeenschap geen dienst. Op de vraag van de heer René Coppens over het investeringsplan kan ik antwoorden dat we op dit moment het investeringsplan aan het actualiseren zijn. Ik hoop dat we het op de eerstvolgende vergadering van het College zullen kunnen afronden, zodat we in september of oktober een stand van zaken kunnen geven aan de Raad. Bij de uitvoering van het investeringsplan hebben we vastgesteld dat de manier waarop bepaalde ramingen werden gedaan en de manier waarop de administratie met sommige dossiers omging, redenen waren om tot een hervorming over te gaan. Die hervorming betrof niet enkel de administratie als geheel, maar specifiek ook de dienst Gebouwen en Logistiek. De afgelopen maanden werden er heel wat noodzakelijke veranderingen doorgevoerd. Alle leden van het College kennen uit ervaring het belang van het tot een goed einde brengen van investeringsdossiers, want er is een grotere complexiteit en ook de investeringsbedragen zijn veel hoger. De administratie is nu hervormd en er zijn heel wat moderne managementtechnieken ingevoerd. Op de voorbije vergadering van het College werd ook de aankoop van een softwarepakket voor het beheer van de gebouwen goedgekeurd. Dat is een van de basiselementen die voorheen ontbraken en die er
393
Smet nu wel zijn. Daardoor kan alles ook beter gevolgd worden. Wat de opmerking van de heer Walter Vandenbossche over de gemeenschapscentra betreft, klopt het dat het allemaal al veel te lang aansleept, maar de heer Vandenbossche weet beter dan mij hoe dat komt. Hopelijk zullen we in de komende weken duidelijkheid kunnen geven. Ook vanavond zal ik tegen de vele vrijwilligers duidelijke taal spreken. Het is mijn diepste overtuiging dat we de gemeenschapscentra moeten hervormen. Door een goede scheiding tussen de inhoudelijke en de zakelijke leiding moet de vrijwilliger een vrijwilliger kunnen zijn en blijven. In Vlaanderen is dat al lang zo. Dat is, met een citaat van de grote meester van de heer Walter Vandenbossche – een grote meester die ongetwijfeld nog veel verder zou willen gaan – een ‘grote daad van goed bestuur’. De heer Jos Chabert.– Collegelid Pascal Smet zegt dat de VGC zich niet mag opsluiten in een cocon. De Vlaamse gemeenschap mag zich niet isoleren van de andere gemeenschappen en van de Brusselse realiteit. De VGC moet ten dienste staan van de hele Nederlandstalige gemeenschap. Ik verwachtte dat het collegelid duidelijk zou zeggen dat zulks een prioriteit is. Hij zegt echter dat de VGC moet openstaan voor de noden van heel Brussel en dus ook voor die van de anderstalige gemeenschappen. Ook deze gemeenschappen zijn dus een prioriteit. Blijft het bedienen van de Nederlandstalige gemeenschap prioritair ? Of is er sprake van een koerswijziging ? De heer Pascal Smet, collegelid.– Ik ben begonnen met te zeggen dat wij Brussel dienen. De realiteit is echter dat de Vlaamse gemeenschap in Brussel een kleine minderheid is. Dat weet iedereen. Brussel is nu eenmaal een stad van minderheden. Zuiver eentalige Vlamingen zijn hier zo goed als niet meer te vinden. Wij moeten ons daarom richten op àlle gemeenschappen, maar dat we ons prioritair op de Nederlandstalige gemeenschap richten, lijkt me nogal evident !
De heer Pascal Smet, collegelid.– De bestaansreden van de VGC – al was het maar om een aantal ‘kwade geesten’ uit Vlaanderen tegen te houden – is net dat we vertrekken vanuit het Nederlands. Dat betekent echter niet dat we niet in andere talen kunnen communiceren of dat we ons moeten afsluiten. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– De heer René Coppens vroeg zich af of de herstructurering van ons ambitieuze managementplan wel binnen de vooropgestelde timing zal kunnen worden gerealiseerd. Ik kan verzekeren dat het nog steeds de bedoeling is om op 1 januari 2008 de assessments achter de rug te hebben en de aanstellingen te doen. Wij zitten vandaag nog steeds op schema. Voorzitter.– Ik heb een erratum gekregen, ondertekend door de drie collegeleden, in verband met de artikelsgewijze toelichting van het artikel 1202.95101 over boekingen naar het Lambermontfonds. De laatste zin moet gewijzigd worden in “ten slotte blijft nog 160.000 euro niet bestemd”. Alle andere technische aanpassingen zijn gebeurd.
STEMMINGEN – De artikelen van het ontwerp van verordening worden zonder opmerkingen aangenomen. – Het ontwerp van verordening wordt aangenomen met negen stemmen tegen zeven. Hebben ja gestemd : Fouad Ahidar, Jan Béghin, Jos Chabert, René Coppens, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Marie-Paule Quix, Walter Vandenbossche, Jean-Luc Vanraes. Hebben neen gestemd : Adelheid Byttebier, Johan Demol, Frédéric Erens, Dominiek Lootens-Stael, Erland Pison, Valérie Seyns, Jos Van Assche.
De heer Dominiek Lootens-Stael.– Ik heb niet zo graag dat u de term “minderheid” gebruikt…
394
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
MOTIE VAN OVEREENSTEMMING (R.v.O. art. 54)
in de twee talen waardoor de Nederlandstaligen aan alle activiteiten kunnen deelnemen.
– De motie wordt aangenomen met negen stemmen ; zeven leden hebben zich onthouden.
De uitbetaling van de zorgverzekering is momenteel gebonden aan Vlaamse instellingen of aan instellingen uit de ‘bico’ die als gelijkwaardig zijn erkend. Groen! heeft in het verleden al gepleit voor een algemeen akkoord tussen de verschillende overheden. Bij gebrek daaraan zijn wij voorstander van een individualisering van de zorgverzekering. Aldus kan elke rechthebbende – iedereen die jaarlijkse 25 euro betaalt – zijn zorgcheques ontvangen, los van de instelling waar hij verblijft.
Hebben ja gestemd : Fouad Ahidar, Jan Béghin, Jos Chabert, René Coppens, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Marie-Paule Quix, Walter Vandenbossche, Jean-Luc Vanraes. Hebben zich onthouden : Adelheid Byttebier, Johan Demol, Frédéric Erens, Dominiek LootensStael, Erland Pison, Valérie Seyns, Jos Van Assche.
INTERPELLATIE (R.v.O., art. 60) VAN MEVROUW ADELHEID BYTTEBIER TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID EN AMBTENARENZAKEN betreffende de zorgverzekerde bejaarden van het rusthuis Bergamotte Mevrouw Adelheid Byttebier.– Tijdens de begrotingsbespreking heeft Groen! zijn vrees geuit dat het Vlaamse Brusselbeleid enkel het eigen publiek dient. Groen! vindt immers dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen voor heel Brussel. Voor ons geldt de 300.000-norm en dat is meer dan enkel de Vlamingen in Brussel, maar dat is natuurlijk stof voor een volgend debat. Vandaag is de vraag aan de orde of wij wel goed genoeg zorgen voor onze Brusselse Vlamingen. Ook dat is een belangrijk aandachtspunt van Groen! Wij volgen de welzijnssector op de voet, want die is het zorgenkind van de VGC. Een aantal oude Vlamingen voelt zich verward door de situatie in rusthuis Bergamotte. 32 zorgverzekerde bewoners zullen misschien geen zorgverzekering meer krijgen. Eén van de bewoners van rusthuis Bergamotte heeft mij een brief geschreven. Deze bewoner is erg bezorgd over wat er zal gebeuren met haar zorgcheques en heeft de indruk dat er meer dan 30 Vlamingen in Bergamotte verblijven, maar dat die zich wegens hun minderheidspositie niet als dusdanig uiten. Alles gebeurt er wel
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Eén van de drie Vlaamse rusthuizen, rusthuis Bergamotte in Schaarbeek, is naar eigen zeggen op 5 mei 2007 overgegaan naar de Franse Gemeenschap. Ondertussen heb ik wel vernomen van de Vlaamse Gemeenschap dat het rusthuis nog altijd niet is geschrapt van de lijst. Als het klopt wat de directie van Bergamotte vertelt en het rusthuis nu een erkenning zou hebben gekregen van de Franse Gemeenschap, zal dat niet veel veranderen voor het dagelijkse leven van de 160 rusthuisbewoners. De bewuste bewoner zal dezelfde zorgen en diensten blijven krijgen. Wie daar echter zorgverzekerd is, zal wel zijn 125 euro per maand moeten missen. Dat is althans wat ik concludeer op basis van mijn kennis van de regelgeving. Het is volgens mij niet mogelijk – tenzij Vlaams minister Vervotte een ministerieel besluit ter zake zou hebben genomen – dat het Zorgfonds de zorgkassen de toestemmingen geeft om de personen uit te betalen die in een Franstalige instelling zitten. Heeft het collegelid dit dossier gevolgd ? Ik weet dat zij de regelgeving niet kan veranderen. Het is aan de Vlaamse Gemeenschap om de regelgeving duidelijker af te stellen op de situatie van de Brusselse zorgverzekerde, maar misschien ziet zij in dezen wel een bemiddelende rol weggelegd voor de VGC ? Ik wil duidelijkheid krijgen over de situatie van het betrokken rusthuis. Tot welke Gemeenschap behoort het op dit ogenblik ? Brussel blijft een kruispunt waar verschillende overheden een welzijnsbeleid voeren. Heeft het collegelid over de erkenningen contact met andere overheden ? Weet zij bijvoorbeeld of er rusthuizen zijn die overwegen om over te gaan naar de Vlaamse Gemeenschap ?
395
Byttebier Zullen de ouderen in kwestie hun zorgcheques blijven ontvangen ? Heeft het collegelid een oplossing voor ogen ? Wat is haar standpunt over de individualisering van de zorgverzekering. Ik hoop op een duidelijk antwoord en op een concrete politieke oplossing zodat ik die aan de Vlaamse bewoners van het rusthuis kan meedelen. De heer Jos Van Assche.– Mevrouw Byttebier deed vier weken geleden nogal schamper over het feit dat onze fractievoorzitter, de heer LootensStael, de problematiek van de zorgverzekering aanraakte naar aanleiding van een verslag van Homeinfo.Het antwoord van collegelid Brigitte Grouwels op die tussenkomst is amper gedrukt of mevrouw Byttebier staat zelf aan de poort te rammelen. Op zich uiteraard niet geheel ten onrechte – de problematiek is immers té belangrijk – maar ik wil toch even op de halfslachtige houding van de groene ‘éénvrouwsfractie’ wijzen. Wat is er veranderd sinds de interpellatie van de fractievoorzitter van Vlaams Belang, waarbij iedere fractie zich toen min of meer aansloot ? Er werd een aantal problemen aangehaald waarmee de toepassing van de zorgverzekering in Brussel blijft kampen. Collegelid Brigitte Grouwels heeft toen een overzicht gegeven van de inspanningen die er recent werden gedaan en ze heeft eveneens uit de doeken gedaan dat zij betreffende de instap door OCMW’s één en ander verwacht van een juridische procedure die nog lopende is. Wat ons betreft, was de slotsom dat wij wel kunnen blijven sleutelen aan de procedures, maar dat er ten gronde niets verandert voor onze Brusselse bejaarden en andere zorgbehoevenden. Steeds is het bang afwachten op de volgende struikelsteen op het parcours terwijl de fundamentele problemen blijven bestaan. De meest recente struikelsteen is nu de overgang van een rusthuis in Schaarbeek met een Vlaamse erkenning naar de Franse Gemeenschap. De problematiek wordt hierdoor enkel maar scherper gesteld maar er wordt zeker niet aan tegemoet gekomen, laat staan geremedieerd. Waarom is erkenning door de Vlaamse Gemeenschap uitgebleven ? Onlangs hebben we het ook gehad over de plannen van Vlaamse minister Bert Anciaux in verband met de woonzorgzones. Als ik mij niet vergis kon het
396
Bergamotterusthuis in dat plan een vooraanstaande rol spelen, aangezien het over een belangrijk aantal bedden beschikt. Mogen we nu stellen dat het woonzorgzoneproject afgevoerd mag worden, nog voor het definitief op papier staat ? Zal het bijgevolg niet meer geweest zijn dan een trieste, niets betekenende voetnoot in de deprimerende saga van de Vlaamse ouderenzorg in Brussel, het zoveelste fata morgana in de zorgverstrekking vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Een blikvanger, een proefballonnetje dat nu een plaats krijgt in de galerij van alle in de kiem gesmoorde zorgprojecten, naast onder meer het kangoeroewonen en zo veel andere mooie maar wereldvreemde ideeën. Naast de vele praktische vragen voor de bewoners – waarop het collegelid ongetwijfeld een antwoord zal geven –, gaat mijn interesse ook uit naar de structurele problemen en hun mogelijke oplossingen. Indien ik het goed begrijp, is een aantal raadsleden adept van de individualisering van de zorgverzekering. Collegelid Brigitte Grouwels gaf een maand geleden al aan dat ook zij daarvan een voorstander is. Ik twijfel er echter sterk aan of de vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap in de rest van Vlaanderen hiervoor te vinden zijn. Te vaak moeten we immers vaststellen dat velen die weinig of niets met de Vlaamse Gemeenschap te maken hebben, in Brussel gebruik maken van onze Vlaamse instellingen en welzijnsvoorzieningen. In een joviale bui hebben de bewindslieden zichzelf de 300.000-norm voorgespiegeld. Sinds 10 juni 2007 weten we maar al te goed hoe relatief dit is. Daarbij rijst de vraag of we niet moeten teruggrijpen naar het idee van een gemeenschapskeuze. Ik wil mij hierover nu niet uitspreken maar ik denk wel dat dit zonder taboes moet kunnen worden besproken. Ik had graag geweten wat het standpunt van het collegelid in deze is. Het is misschien het aangewezen ogenblik om eens grondig over de toepassing van het Vlaamse beleid in Brussel na te denken en te discussiëren. Vlaams minister Inge Vervotte werd voortdurend geconfronteerd met deze moeilijkheden en zij staat nu zelf op het punt haar overstap te maken naar het federale niveau. Wij hopen dat zij deze bagage meeneemt in de onderhandelingen en ze daarmee op het gepaste ogenblik ook zal durven uitpakken. Meer nog, tot hiertoe spiegelt de partij van collegelid Brigitte Grouwels en van Vlaams minister Inge Vervotte ons nog steeds een ingrijpende institutio-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Van Assche nele hervorming voor, een staatshervorming die ten goede moet komen aan de mensen. En ik ben de woorden van Vlaams minister-president Yves Leterme nog niet vergeten : “Wij wensen dat in de volgende staatshervorming het statuut van Brussel wordt geagendeerd. Uiteraard om een meer loyale invulling van de tweetaligheid en de waarborgen voor de Vlamingen te bewerken, maar vooral om een eind te maken aan de woekerende kanker van de ondoelmatige bestuurlijke inrichting van onze hoofdstad.” Einde citaat en tot zover het institutionele evangelie volgens Yves Leterme. Wanneer de Vlaamse hoofdman de ondoelmatige bestuurlijke inrichting van Brussel bedoelt, mogen we onze eigen VGC niet uit het oog verliezen. Vooral wanneer het gaat over de moeilijke toepassing van de Vlaamse gemeenschapsbevoegdheden in Brussel. Mevrouw Marie-Paule Quix.– De zorgverzekering is een dossier dat hier geregeld de kop opsteekt. Het is bovendien een dossier dat ons telkens weer met de neus op de feiten drukt. Sommige – vaak goede – initiatieven van de Vlaamse Gemeenschap zijn niet zomaar toepasbaar in Brussel. We moeten in ieder geval steeds het belang van de zorgverzekerde steeds voor ogen houden. De reden waarom rusthuis Bergamotte naar de Franse Gemeenschap overstapt, doet hier niet ter zake. Wel mogen de 32 residenten er niet het slachtoffer van worden. We moeten dus streven naar overgangsmaatregelen. Het kan niet dat de residenten van de ene op de andere dag geen tegemoetkoming meer ontvangen. Er moet een uitdovend systeem komen. OCMW-rusthuizen en privé-ziekenhuizen aangesloten bij de bicommunautaire sector hebben een erkenning nodig van de Vlaamse Gemeenschap, via een overeenkomst. Er wordt hierbij een aantal voorwaarden gesteld, zoals de Nederlandstaligheid van de zorgverlening. Indien een dergelijke instelling een erkenning heeft, kunnen de residenten van een tegemoetkoming genieten. Er is echter een nadeel : als de inrichtende macht – de overheid of de OCMW-voorzitter – weigert aan te sluiten, is de zorgverzekerde daarvan het slachtoffer, ook als hij of zij in regel is. Zo weigert het OCMW van Brussel aan te sluiten, omdat, zo vindt de voorzitter,
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Franstalige bewoners dan zouden gediscrimineerd worden. Moeten we niet afstappen van het principe dat instellingen een overeenkomst moeten afsluiten om erkend te worden ? We moeten uitgaan van de officiële tweetaligheid van de bicommunautaire instellingen. Residenten en kandidaat-residenten gaan daar ook van uit. Residenten van bicommunautaire instellingen zouden automatisch erkend moeten worden mits ze hun bijdrage betaald hebben. Ik verneem dat daarvoor geen overeenkomst nodig is met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de VGC. Het kan opgenomen worden in het decreet. We moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat de bicommunautaire instellingen tweetalig zijn. Het is niet gezond dat de Vlaamse regering met de zorgverzekering probeert tweetaligheid af te dwingen. We moeten er op toezien dat de medewerkers goed tweetalig opgeleid worden. Is er zicht op het aantal zorgverzekerden dat uit de boot valt omdat hun bicommunautaire instelling niet erkend wordt ? Moeten we in rusthuizen die door de Franse Gemeenschap worden erkend, individuele rechten toekennen ? Ik denk dat we daar heel omzichtig mee moeten omspringen. Er is een tekort aan Vlaamse voorzieningen. Er wordt werk van gemaakt, maar zoiets vergt tijd. Daardoor zit een aantal Nederlandstaligen, aangesloten bij de zorgverzekering in een Franstalig rusthuis. Mocht men beslissen, hen eveneens een tegemoetkoming te geven, dan zou het op korte termijn allicht om een klein aantal aangeslotenen gaan. ontvangen. Op lange termijn moeten we ons echter afvragen of niet meer Brusselaars, ook Franstaligen, zich bij de zorgverzekering zullen aansluiten om later een tegemoetkoming te kunnen ontvangen. Nu geldt een wachttijd van tien jaar. De impact zal dus pas over tien jaar duidelijk zijn. Kan men dat nu echter al inschatten ? Mevrouw Brigitte De Pauw.– We hebben hier recent nog gedebatteerd over de problematiek van de zorgverzekering. Het lijkt alsof we dit debat steeds maar blijven herhalen. Iedereen was het er toch over eens om er bij de Vlaamse Gemeenschap op aan te dringen het uitbetalen van de zorgverzekering in rusthuizen niet langer afhankelijk te maken van de erkenning van de rusthuizen. We
397
De Pauw zouden de Vlaamse Gemeenschap vragen het recht op uitbetaling aan het individu toe te kennen. Ik ben er, net zo min als mevrouw Marie-Paule Quix, voorstander van om het systeem toegankelijk te maken voor mensen in rusthuizen die erkend worden door de Franse Gemeenschap. Een uitzondering verkrijgen voor residenten van bicommunautaire instellingen zou al een grote stap vooruit betekenen. We zien opnieuw wat kan gebeuren met rusthuizen waar commercie belangrijker is dan zorg. Rusthuis Bergamotte heeft zijn rekening gemaakt en komt tot het besluit dat een erkenning door de Franse Gemeenschap voordeliger is omdat de normen er lager liggen. Bvba’s en nv’s willen natuurlijk winst maken en hun beheerders uitbetalen. We kunnen er uiteraard niet mee akkoord gaan dat de Nederlandstalige residenten aangesloten bij de zorgverzekering, het slachtoffer zouden worden van de beslissing van de raad van bestuur van betrokken rusthuis. Er moet een oplossing gezocht worden die als uitzondering geldt. Het is immers een heel specifieke situatie. Ik pleit voor een uitdovend systeem dat enkel geldt voor de huidige bewoners. De regeling hoeft niet te gelden voor nieuwe bewoners. Ik denk dat hier een taak is weggelegd voor de Brusselse leden van het Vlaamse Parlement. Zij moeten daar dit dossier aankaarten. De heer René Coppens.– Mag een rusthuis eenzijdig de opnamereglementering en de afspraken met zijn bewoners wijzigen ? Het is vanuit contractueel standpunt niet onbelangrijk om dat te weten. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Het zal u wellicht niet verbazen dat ik de beslissing van het rusthuis Bergamotte om aan te sluiten bij de Franse Gemeenschap, ten zeerste betreur. We hadden inderdaad maar drie Nederlandstalige rusthuizen, die aangesloten waren bij de Vlaamse Gemeenschap. Ik kan u nu al zeggen dat er een mogelijkheid bestaat dat een bicommunautair rusthuis de keuze zal maken voor de Vlaamse Gemeenschap. Ik wil hierop echter niet vooruit lopen en deze mogelijkheid ondergraven door voortijdige uitspraken. De overstap van Bergamotte naar de Franse Gemeenschap is definitief. De VGC kan in dit dos-
398
sier geen bemiddelende rol meer spelen. De VGC was er ook niet van op de hoogte. De bevoegde administrateur-generaal, de heer Van Der Auwera, heeft besloten om met ingang van 18 april 2007 de erkenning van het rusthuis in te trekken. De brief met het voornemen van intrekking van erkenning werd onlangs aangetekend verstuurd. De effectieve sluiting of stopzetting van erkenning gaat elf dagen na het betekenen van de beslissing tot sluiting in. Het is misschien nuttig om iets over rusthuis Bergamotte te zeggen, want dat kan ons doen nadenken over de kwaliteit van de rusthuizen in Brussel. Het rusthuis had voor een opnamecapaciteit van 118 woongelegenheden een erkenning door de Vlaamse Gemeenschap tot 30 juni 2008. Het rusthuis vroeg in de loop van 2006 aan de Vlaamse Gemeenschap om de erkenning uit te breiden met 32 wooneenheden, tot een totaal van 150 wooneenheden. Ondertussen was echter zonder toelating al een uitbreiding gerealiseerd tot 170 wooneenheden. De Vlaamse Gemeenschap heeft in een schrijven van 26 februari 2007 zijn voornemen bekendgemaakt om geen gunstig gevolg te geven aan de uitbreiding van het rusthuis. Daarop heeft het rusthuis een erkenning bij de Cocof aangevraagd. Op basis van de inspectie, uitgevoerd door de Vlaamse Gemeenschap in mei 2006, bleek dat het rusthuis kwalitatief niet voldeed aan de Vlaamse regelgeving. Vooral de kwaliteit van zorg voor mindervalide bejaarden werd als onvoldoende beoordeeld. Het rusthuis heeft toen de kans gekregen om hieraan iets te doen, maar heeft geen inspanningen geleverd om te voldoen aan de Vlaamse kwaliteitsnormen. Het is inderdaad een commercieel rusthuis. Intussen werden de aandelen van het rusthuis overgenomen door de Franse firma Almahe. Dit betekent dus dat er een rusthuis minder is waar de Vlaamse Gemeenschap haar invloed kan uitoefenen, onder meer op het vlak van de kwaliteitseisen. Wat is nu de situatie met betrekking tot het toekennen van zorgcheques in het rusthuis ? Er zijn momenteel 18 ouderen die hiervoor in aanmerking komen. Zij zullen de cheque voor de maand juni nog ontvangen. Vanaf juli 2007 zullen de uitbetalin-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Grouwels gen in het kader van de Vlaamse zorgverzekering echter stopgezet worden. Er zijn 60 ouderen die een bijdrage betaalden met het oog op een tegemoetkoming vanaf 2010. Zij zullen geen beroep meer kunnen doen op de Vlaamse zorgverzekering zolang zij in dit rusthuis verblijven en zolang de Vlaamse zorgverzekering in zijn huidige vorm blijft bestaan. Er werd in het verleden door iedereen gepleit om dit soort problemen te voorkomen. Het zou aangewezen zijn om de zorgverzekering afhankelijk te stellen van de personen en niet van de voorzieningen. Het individualiseren van de zorgverzekering voor de Brusselaars zou dus een oplossing kunnen bieden. Ik heb deze denkpiste voorgelegd aan het kabinet van de bevoegde Vlaamse minister. Daar waarschuwde men mij dat bij het individualiseren van de Vlaamse zorgverzekering, het extra moeilijk wordt om de ‘Vlaamsvriendelijkheid’ van het betreffende rusthuis te meten, omdat de erkenning van de instelling vanwege de Vlaamse regering wegvalt. We moeten afwegen wat hierin belangrijk is. De kwaliteit van zorg is natuurlijk belangrijk. Het feit dat individuen die hun bijdrage betaald hebben en dus recht hebben op de zorgverzekering, hiervan nu verstoken blijven, is vanzelfsprekend iets wat ons allemaal aangaat. Misschien is het voorstel van mevrouw De Pauw om een soort van overgangsmaatregel voor de betrokken personen in te stellen, een te overwegen mogelijkheid. Dit debat is dus zeker niet afgesloten. In het laatste overleg over de Vlaamse zorgverzekering werd al bekomen dat niet-aangesloten Brusselaars die naar Vlaanderen verhuizen, geen wachttijd moeten doorlopen. De concrete vraag van de heer René Coppens moeten we onderzoeken. Door over te stappen naar een ander regime heeft het rusthuis éénzijdig de mogelijkheid van de bewoners om toegang te krijgen tot financiering, veranderd. We kunnen inderdaad nagaan of dit zondermeer kan, maar ik kan op dit moment geen pasklaar antwoord geven. Mevrouw Adelheid Byttebier.– Ik hoop voor de betrokken rusthuisbewoners dat de overgangs-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
maatregel realiteit kan worden, en dit los van het algemene pleidooi dat we hebben gehouden. – Het incident is gesloten
INTERPELLATIE VAN DE HEER JAN BÉGHIN TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID EN AMBTENARENZAKEN over de uitvoering van Stedenfonds II en de gevolgen voor een aantal vzw’s De heer Jan Béghin.– Mijn collega Marie-Paule Quix maant me aan tot kalmte. Maar zou men niet onrustig worden als men de titels in Brussel Deze Week leest ? “VGC-College snoeit stevig in wijkwerking, daklozenprojecten en ICT-projecten”. En verder : “Het sociaal bloedbad dat de VGC heeft willen vermijden, is er dan toch gekomen”. Als politieke boodschap voor de buitenwereld kan dit tellen ! De voorbije weken raakte bekend dat Maks en Hobo vzw uit de boot zouden vallen bij de uitvoering van Stedenfonds II. Deze vzw’s kregen daarover alvast bericht. Maar ook andere sociale initiatieven worden op de helling gezet. Het collegelid heeft waarschijnlijk een zwaar werkjaar achter de rug, maar ik heb de indruk dat er een microbe in haar kabinet woekert die leidt tot een soort Brussel-vervreemding. Het wordt hoog tijd dat ze daar wat aan doet. Misschien kan ze een wandeling door Brussel organiseren in de Marollen of in de stationsbuurten. Misschien kan ze haar medewerkers aanraden wat meer kranten te lezen. Deze week kon je bijvoorbeeld de rangschikking van de armste gemeenten in België in de krant terugvinden. Ik kan ook suggereren dat ze het boek lezen dat vorig jaar werd uitgegeven over armoede in Brussel, of ze kunnen zaterdag een uitstapje maken naar Hobo, die zijn dag van de daklozen organiseert. Er is blijkbaar niet enkel vervreemding. Ook toenadering is onmogelijk, wat bleek uit het feit dat de medewerkers van collegelid Grouwels geweerd
399
Béghin werden van een informatievergadering. We moeten dus constateren dat een gebrek aan vertrouwen de dialoog bemoeilijkt en zelfs onmogelijk maakt. De overgang van Stedenfonds I naar II zorgt voor heel wat onzekerheid. Dat alle vzw’s die een subsidie kregen uit Stedenfonds I, worden aangeschreven met de boodschap dat Stedenfonds I afloopt en dat het nog niet zeker is dat alle projecten verder gezet worden in Stedenfonds II, is nog te verantwoorden. Maar dat bepaalde vzw’s – zoals Maks en Hobo – nu al gewaarschuwd worden dat ze geen subsidiëring meer zullen krijgen, lijkt me toch heel ongebruikelijk. Eigenlijk voert men Stedenfonds II nu al uit. Er worden beslissingen genomen en vzw’s afgeschreven, terwijl Stedenfonds II officieel nog niet besproken is, laat staan goedgekeurd in deze Raad en zonder dat de besprekingen met Vlaanderen werden afgerond. Dit is een hoogst merkwaardige situatie. Tenzij het de bedoeling is om, naast het overleg met de basis en de sector, zelfs het democratische beslissingsproces helemaal ter zijde te schuiven…Vanwaar toch deze werkwijze ? Los van die principiële en procedurele kwestie, heb ik ook inhoudelijke vragen. Want welke zijn de oorspronkelijke doelstellingen van het Stedenfonds ? Het Stedenfonds is eigenlijk in grote mate de opvolger van het Sociaal Impulsfonds. In 1999 kreeg ik als Vlaams parlementslid een decreet goedgekeurd dat 5 miljoen euro middelen voor het Sociaal Impulsfonds naar Brussel deed vloeien. Sta me toe de oorspronkelijke doelstelling van het Sociaal Impulsfonds in herinnering te brengen. Ik citeer : “Het Sociaal Impulsfonds heeft als doel om het beleid inzake het herstel van de leef- en omgevingskwaliteit van de achtergestelde buurten en steden en het beleid inzake de bestrijding van de kansarmoede en de bevordering van het welzijn te ondersteunen.” Het Sociaal Impulsfonds is later decretaal opgegaan in het Stedenfonds, zowel voor Vlaanderen als voor Brussel, waarbij echter ‘het tegengaan van de dualisering’ uitdrukkelijk in de tekst is blijven staan. Professor Jan Vranken heeft daarbij de grootste bedenkingen, omdat hij vreest dat de oorspronkelijke basisideeën van het Sociaal Impulsfonds, namelijk de bestrijding van de kansarmoede,
400
zullen verdwijnen in een stedelijk-economische discussie. Dit blijkt het geval te zijn in Vlaanderen. Maar hoe staat het met Brussel ? Tijdens een eerste lezing binnen onze fractie van het – uiteraard nog niet officiële – werkdocument met als titel Krijtlijnen voor Stedenfonds II, waren wij eerder enthousiast en was ik persoonlijk zelfs ronduit positief : gelijke kansen, bestrijding van de kansarmoede, tegengaan van dualisering, tweedekansonderwijs, flexibele leertrajecten voor specifieke doelgroepen en zo verder……het staat er allemaal in. Getoetst aan deze algemene doelstellingen van het decreet, maar ook aan de specifieke Brusselse doelstellingen, is het dan ook uiterst merkwaardig dat een aantal vzw’s zoals Hobo of Maks uit de boot zouden vallen. Hun doelgroepen zijn daklozen en laaggeschoolden. Hun werking sluit bovendien ook nog eens perfect aan bij de oorspronkelijke doelstelling van het Sociaal Impulsfonds, namelijk het beleid inzake de bestrijding van de kansarmoede te ondersteunen. Kortom : er zijn duidelijke tegenstrijdigheden tussen wat er in de Krijtlijnen voor Stedenfonds II staat en het handelen van collegelid Brigitte Grouwels. Sta me toe om, ter versterking van mijn argumentatie, enkele zinsneden uit die Krijtlijnen te citeren en die te toetsen aan de werkzaamheden van Hobo. Het tweede uitgangspunt van Stedenfonds II is : “het tegengaan van dualisering en toe te zien op de toegankelijkheid van voorzieningen en initiatieven. Het is belangrijk dat personen die in een situatie van kwetsbaarheid komen, kansen krijgen om een nieuwe start te maken.” Precies op dat vlak is Hobo actief. Ik citeer verder : “Het Stedenfonds II staat niet los van het reguliere beleid, maar ligt in het verlengde ervan. Dit wil zeggen dat de initiatieven van het Stedenfonds betrekking hebben op de continuering van een project of dienstverlening.” Verder staat er : “Het aanbieden van onthaal heeft maar zin indien er na het onthaal een gepast begeleidingsaanbod volgt.” Precies daarin is Hobo actief. Nog een citaat : “Brussel wordt gekenmerkt door een toenemende armoede. De opbouw van het lokaal sociaal beleid mag niet leiden tot een afbouw
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Béghin van het begeleidingsaanbod.” En verder : “…bestaande aanspreekpunten behouden, evenals het bestaande begeleidingsareaal voor thuislozen.” Precies daarin is Hobo actief. Hobo voldoet dus helemaal aan de diverse inhoudelijke elementen die in de Krijtlijnen voor Stedenfonds II staan. Toch wordt Hobo plots van de kaart geveegd. Dit gebeurt nadat het jarenlang als commentaar kreeg dat het een zeer goed initiatief was en een modelwerking voerde op vlak van de thuislozenzorg. Begrijpe wie kan ! Nadat het project jarenlang de steun genoot van de voorgangers van collegelid Brigitte Grouwels, wordt het opeens de grond ingeboord. Ik denk hierbij aan de heer Vic Anciaux, die aan de wieg stond van Hobo, en aan mevrouw Grouwels haar partijgenoot Jos Chabert. Deze laatste was overigens professioneel goed geassisteerd door zijn kabinetsmedewerksters. Veel erger nog : collegelid Brigitte Grouwels durft in een bekende Vlaamse krant door haar medewerkster laten verklaren dat haar Vlaamse collega, minister Inge Vervotte, er Hobo regelmatig heeft op gewezen “dat ze niet genoeg zouden samenwerken en dat ze al jarenlang teveel hun eigen weg gingen”. Dit alles was te lezen in de kranten De Standaard en Het Nieuwsblad van enkele dagen terug. Ik citeer hier letterlijk. (Ontkennend hoofdschudden van collegelid Brigitte Grouwels) Eén telefoontje met het kabinet van Vlaams minister Inge Vervotte heeft ons veel verduidelijkt. Op Vlaams niveau wordt Hobo als model geprezen. Ik citeer de Stedenfondsmedewerker van minister Vervotte : “In geen enkele andere stad wordt een dergelijke volledig geïntegreerde opvang van thuislozen gerealiseerd. Deze globale geïntegreerde benadering is uniek.” Naast de uiteraard levensnoodzakelijke bed-bad-brood-opvang van daklozen is juist een geïntegreerde toeleiding voorzien naar huisvesting, naar mogelijke tewerkstelling, naar bijscholing, naar cultuur en een beetje ontspanning en sport. Alle armoedespecialisten pleiten al jaren voor deze geïntegreerde aanpak. Alleen kan het Vlaamse niveau deze werking om financiële redenen niet overnemen. Maar ook omdat Hobo als dusdanig in geen enkel decretaal schuifje past. Maar ik dacht dat het Stedenfonds toch precies dient om dergelijke specifieke projecten te subsidiëren ? Nergens staat geschreven dat
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
dit soort projecten zich moet aanpassen aan de hokjes van de decreten teneinde in het zogenaamde reguliere circuit terecht te komen. Collegelid Brigitte Grouwels zou net blij moeten zijn dat Hobo bestaat en dat tientallen medewerkers en vrijwilligers zich al jarenlang voor honderden daklozen hebben ingezet en zich nog steeds inzetten. Denkt collegelid Brigitte Grouwels deze mensen vooruit te helpen met sociale lokalen waar ambtenaren in bureaus met telefoon en computer zullen doorverwijzen naar bestaande sociale diensten ? Op dat punt maakt het collegelid een fundamentele redeneringsfout : een dakloze wipt immers ’s morgens niet even binnen voor een cursus in het Huis van het Nederlands, om dan ’s middags even met de metro naar een sociaal restaurant te gaan, in de namiddag een cultuurcheque op te halen bij de VGC en hiermee dan ’s avonds naar de KVS om een voorstelling bij te wonen. Zo werkt het nu eenmaal niet ! Met mensen die vaak een zware traumatische ervaring achter de rug hebben en op straat zijn geraakt, werkt het zo absoluut niet ! Er wordt maar al te vaak doorverwezen en nieuwe doorverwijzingdiensten worden opgericht vanuit sociale diensten. Dit alles gebeurt terwijl geïntegreerde toeleiding juist het cruciale element is in de strijd tegen kansarmoede. Collegelid Brigitte Grouwels moet haar kabinetsmedewerkers maar eens vragen om de vakliteratuur erop na te lezen. Wat stoort collegelid Brigitte Grouwels zo aan Hobo ? Dat het grootste gedeelte van de daklozen geen of weinig Nederlands spreekt ? Is het haar daar echt om te doen ? Is dit het vernieuwde beleid dat zij wil doorvoeren ? En wat doet zij dan met de 300.000-norm die Vlaanderen ons oplegt ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ik vind deze insinuatie van de heer Jan Béghin nogal grof. De heer Béghin weet maar al te goed dat er nergens werd gezegd welke daklozen er precies moeten worden opgenomen. Het beleid van de Vlaamse initiatieven is erop gericht om iedereen te aanvaarden. Wij zullen nooit in dit beleid interveniëren. Ik neem dergelijke insinuaties dus niet ! De heer Jan Béghin.– Ik heb collegelid Brigitte Grouwels een vraag gesteld. Ik ben blij met haar antwoord. Het gaat al een beetje de goede richting uit.
401
Béghin Ik ben tot hiertoe vooral dieper ingegaan op de vzw Hobo. Dit neemt niet weg dat bijvoorbeeld ook de vzw Maks een zeer waardevol project is. Maks doet aan dienstverlening in ICT en verzorgt ook opleidingstrajecten. Samen met de sp.a-spiritfractie betreur ik dat in de voorlopige Krijtlijnen voor Stedenfonds II de ICT-sector niet is opgenomen voor “het verhogen van de professionele en sociale vaardigheden van volwassenen in functie van een duurzame integratie op de arbeidsmarkt”. De ICT behoort immers, samen met de sectoren van de bouw, de zorg en de horeca, tot de knelpuntberoepen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de ICT zelfs het belangrijkste knelpuntberoep. Ik besef ook wel dat een ICT-opleiding niet altijd tot tewerkstelling leidt. Iedereen kent toch de problematiek van de digitale kloof ? Zowel in Vlaanderen, als in Wallonië als op federaal niveau getroost men zich speciale inspanningen om deze kloof te dichten. Laat ons dus de instellingen die zich hiermee bezighouden, dan ook alsjeblieft niet opdoeken. Want precies in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest benadrukt iedereen immers het belang van het wegwerken van de digitale kloof. Andere vzw’s kregen negatieve berichten omdat ze geen ‘landingsplaats’ kunnen voorleggen in de reguliere sector. De residentiële opvang voor thuislozen “Vrienden van het Huizeke” wordt samen met “Puerto Begeleid Wonen” nog voor twee jaar ondersteund omdat Vlaanderen, na de programmering op het algemeen welzijnswerk, het project misschien niet zal overnemen. Moeten wij nu altijd wachten op de knopen die Vlaanderen doorhakt ? Wat is dat voor een argument ? Het gaat toch om de kwaliteit van de projecten en over het feit of deze projecten al dan niet aan de stedelijke realiteit van het Brussels hoofdstedelijk gewest beantwoorden ? Het gegeven dat geen andere instantie de subsidiëring kan overnemen zou geen argument tégen maar een argument vóór subsidiëring binnen het Stedenfonds moeten zijn. Zich verschuilen achter Vlaamse beslissingen om dergelijke sociale projecten de grond in te boren, vindt mijn fractie onaanvaardbaar. Bovendien wil collegelid Brigitte Grouwels zelf nieuwe projecten in het Brussels hoofdstedelijk gewest financieren met middelen uit het Stedenfonds. Voor deze projecten bestaan er juist wel al Vlaamse decreten. Het gaat hier over
402
de opvoedingswinkels en de uitbouw van het lokale sociale beleid. Collegelid Brigitte Grouwels gebruikt dus projecttoelagen om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zaken die al decretaal werden geregeld, uit te voeren. Sp.a-spirit wil een oplossing voor waardevolle sociale projecten die collegelid Brigitte Grouwels blijkbaar, in strijd met de ontwerpkrijtlijnen van de VGC, wil afschaffen. Verkiest collegelid Grouwels om in de volgende Brussel Deze Week de titel te lezen : “De Gouden Ketjes Hobo genomineerd, Stedenfonds II Hobo getorpedeerd” ? Tenzij er vandaag meer opheldering komt, is dit een suggestie voor de redactie. Het is voor mij – en voor de wedstrijdjury van de Gouden Ketjes – onverklaarbaar waarom de betrokken vzw’s uit de boot vallen. Bovendien is het als politiek signaal onbegrijpelijk in een stadsgewest als Brussel. Hier is de armoedegraad immers tot boven de 25 procent uitgegroeid en stijgt het aantal daklozen. Ik kijk dan ook uit naar het antwoord van collegelid Brigitte Grouwels. Ik ga ervan uit dat andere collega’s mijn zorgen voor een groot stuk zullen delen. (Applaus op de publieksbanken) De voorzitter.– Ik breng in herinnering dat het publiek niet mag reageren op het debat. Mevrouw Adelheid Byttebier.– Ik richt me tot de voorzitter en de collegeleden. Ik spreek wel degelijk van collegeleden. Ik heb immers begrepen dat collegelid Brigitte Grouwels optreedt als coördinerend collegelid voor het Stedenfonds II. Tenzij men mij corrigeert, ga ik er vanuit dat de getroffen beslissing over de nieuwe wending van Stedenfonds II gemeenschappelijk werd genomen. Ik ben even verbaasd als de heer Jan Béghin. Allebei hebben we in de loop der jaren verschillende projecten bezocht. Dezelfde initiatiefnemers ontmoeten we steeds opnieuw. Het gaat immers vaak om mensen die vóór het Stedenfonds I al met fondsen van het Vlaams Fonds voor Integratie van Kansarmoedebestrijding (VFIK) hebben gewerkt. Ook al zijn ze misschien niet aanwezig in deze zaal, toch krijgen deze mensen de appreciatie die ze verdienen van de Groen!-fractie.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Byttebier Waarom zijn we zo verbijsterd ? We stellen vast dat Stedenfonds II blijkbaar een ongelooflijk ambitieus project zal worden. Wat ons te wachten staat, is tot nu toe ongezien. Ik zal zelfs meer zeggen : we hebben er nog niets van gezien en er is nog niets van geweten. Het enige wat we wel weten over Stedenfonds II is dat het over baanbrekende projecten gaat. Het zijn baanbrekende projecten want een aantal projecten lopen af. Intussen hebben we begrepen dat er 27 keer baanbrekende beslissingen zouden worden genomen. In elk geval is de collateral damage, namelijk het aantal arbeidscontracten dat zal vervallen omwille van de teloorgang van de centrale projectfinanciering, er nog niet inbegrepen. Ik verneem dat het bij dit laatste over 60 arbeidscontracten van voltijdse equivalenten zou gaan. Misschien zouden er zelfs meer mensen hun betrekking verliezen. Als een project wordt gefinancierd vanuit het Stedenfonds I, wordt het mogelijk dat de BGDA ook een duit in het zakje doet. Als dit projectgeld in Stedenfonds II vervalt, gaat ook de BGDA financieel afhaken. Het schrappen van zoveel arbeidscontracten is voor de mensen op het terrein zeer pijnlijk. Het sociaal bloedbad treft echter voornamelijk de sociaal zwaksten. Degenen die als maatschappelijk werkster of als boekhouder aan de deur worden gezet omdat het project wordt gestopt, hebben het moeilijk. Maar de goede reputatie van vele projecten, kan helpen bij de zoektocht naar een nieuwe betrekking. Wie echter als dakloze, vertrouwd met de werking van Hobo of als langdurig werkloze, betrokken bij Maks, morgen voor een gesloten deur komt te staan, heeft lood in de schoenen. Zonder al te veel uitleg begrijpt hij of zij dat er voor hem of haar alweer geen plaats is. Ik wil met dit alles niet goedkoop op het sentiment spelen. De Groen!-fractie wil best meespelen in een verhaal van vernieuwing en verandering. Stedenfonds II moet niet zondermeer de doorslag zijn van Stedenfonds I. Nieuwe keuzes maken mag echter niet betekenen dat projecten die al 10 tot 15 jaar werden opgebouwd, worden afgevoerd en gedumpt. De know how, het vertrouwen dat lokaal is gegroeid en de ervaring moeten worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling. Is collegelid Brigitte Grouwels daartoe bereid ? Welke ontwikkeling heeft zij voor ogen ? Waar wil zij naartoe ? Hoe ziet zij de verankering van de projecten op het
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
terrein in het Stedenfonds II ? Ik heb begrepen dat collegelid Brigitte Grouwels ervoor opteert om een centralisatie van projecten onder te brengen bij de gemeenschapscentra en de dienstencentra. Wanneer er echter eerst een tactiek van verschroeide aarde wordt toegepast en wanneer er eerst tabula rasa wordt gemaakt, denk ik dat zowel de gemeenschapscentra als de dienstencentra met Stedenfonds II een vergiftigd geschenk zullen krijgen. Ik wil ook nog aanstippen dat doelstelling 3 van het Stedenfonds I de kwaliteit van het democratische proces wilde verhogen. Ik vraag mij af of dit in Stedenfonds II volledig wegviel ? We hebben in elk geval nog niets gemerkt van het democratische proces bij de overgang. De Visitatiecommissie van 2005 vond de lokale inbedding een sterk punt, maar de collegeleden vinden wijkontwikkeling geen goed criterium. Volgens de Visitatiecommissie zijn zowel Nederlands als Frans belangrijk in een samenwerking, maar de collegeleden wezen op de bevoegdheden van de Gemeenschapscommissie. Men is trots op integrale werking, maar ik vrees dat met het afvoeren van deze projecten de integrale werking zoek is. Mevrouw Brigitte De Pauw.– Bij de overgang van Stedenfonds I naar Stedenfonds II is het logisch dat alle bestaande projecten worden geëvalueerd. Sommige projecten zijn afgelopen of beantwoorden niet meer aan de noden. Andere hadden mooie doelstellingen maar konden die niet in de praktijk omzetten. Ik vind dat men wat bedaarder moet reageren en geen termen hanteren als ‘sociaal bloedbad’. Het is uiteraard erg voor projectmedewerkers dat hun project wordt stopgezet, maar die verantwoordelijkheid moet worden gedeeld. De overheid moet de nodige zorg besteden aan begeleiding en outplacement van de medewerkers, zodat zij een andere baan kunnen vinden. Ook de vakbonden en de sector zelf moeten daaraan meewerken. De heer Jan Béghin.– Gaat u de daklozen ook outplacement geven ? Mevrouw Brigitte De Pauw.– Dat onderwerp behandelde ik nog niet. Ik was bezorgd over de stelling dat er een gebrek was aan overleg. Ik blijf geloven in de noodzaak van overleg en het belang van het werken met adviesorganen, zodat we nauw in contact blijven met
403
De Pauw de sector. Ik wil ertoe oproepen om daarvan blijvend werk te maken. In vele van mijn interventies en interpellaties komen de thuislozen aan bod. Volgende week houd ik een interpellatie in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement over het thuislozenplan. Ik stond zelf ook versteld toen ik vernam dat de werking van Hobo zal worden beëindigd, want ik vind dat een uitstekende organisatie die haar nut heeft bewezen. Hobo werd opgericht in 1992, en niet in 1972 zoals Brussel deze week vermeldt, en bewees dat er door samenwerking met diverse thuislozenorganisaties een structureel antwoord kon worden geboden voor de noden van hun doelgroep. Wij moeten de thuislozen hun waardigheid teruggeven en trachten met hen op weg te gaan. Hobo bereikte dat en zorgde ervoor dat zij weer werk vonden. Thuislozen hebben vaak heel wat meegemaakt en hebben nood aan begeleiding. Ik ben blij dat de collegeleden hier alledrie aanwezig zijn. Volgens mij is nergens bewezen dat Hobo niet meer aan de noden beantwoordt. Het jaarverslag geeft duidelijk aan hoeveel mensen de organisatie over de vloer krijgt. Er zijn tal van samenwerkingsprojecten met de BGDA, het Huis van het Nederlands en andere instellingen. Dit project moet meer dan ooit verder worden gesteund. Ik zal ook in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aandringen, want er moet niet alleen met Casu worden samengewerkt. Wetend dat de VGC jaarlijks over 5 miljoen euro niet gebruikte kredieten beschikt, waarom kan dan geen 250.000 euro worden uitgetrokken om goede projecten voort te zetten ? Mevrouw Marie-Paule Quix.– Onze fractie staat volledig achter de interpellatie van de heer Jan Béghin. Ik kan me voorstellen dat collegelid Brigitte Grouwels zich persoonlijk aangevallen voelt, maar dat is niet de bedoeling. Voor velen was dit dossier echter de spreekwoordelijke druppel. In de Raad en daarbuiten hebben we het gevoel dat het College een grote dadendrang aan de dag legt, maar dat wij onze controlefunctie niet voldoende kunnen uitoefenen. Wij hebben de krijtlijnen gezien, maar er was geen enkele informatie over welke vereniging al dan niet verder zou gesubsidieerd worden. Bijna elke dag lezen we op Brusselnieuws dat bepaalde projecten geen geld meer krij-
404
gen. Ik denk dat het normaal is dat men daarop reageert, want dat ligt gevoelig, zowel bij de raadsleden als bij de medewerkers in het veld. De thuislozen dreigen nu het grootste slachtoffer te worden. Voor het voeren van een beleid moeten er keuzes worden gemaakt. Als een project geen meerwaarde meer biedt of als het afloopt, moet ermee worden gestopt. Ook als een project regulier kan worden opgevangen, moet dat gebeuren. Een project dat echter een meerwaarde biedt en niet regulier kan worden opgevangen, moet verder worden gesubsidieerd. Ik denk dat deze benadering geldt voor Hobo. De bedoeling van deze heisa is samen een oplossing te vinden. We moeten bekijken welke mogelijkheden er zijn. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ik zal mij eerst tot de heer Jan Béghin richten. Hij had opmerkingen over mijn aanwezigheid op het terrein. Zelf kom ik hem echter ook niet vaak tegen. De heer Jan Béghin.– Ik denk dat u mijn boek over armoede in Brussel nog niet hebt gelezen. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– De Armoedeatlas en de studies van het observatorium worden door ons gebruikt. Mevrouw Brigitte De Pauw zei al dat dit probleem rustig moet worden aangepakt. Ik begrijp de opmerkingen van mevrouw Marie-Paule Quix. In de procedures rond het Stedenfonds zitten wij in een schema dat ons door de Vlaamse Gemeenschap wordt opgelegd. Ik zal het later hebben over de timing waaraan wij ons moeten houden. De Visitatiecommissie van de Vlaamse Gemeenschap maakte enkele ernstige opmerkingen over het eerste Stedenfonds. Het College kreeg de opdracht om in het tweede Stedenfonds anders tewerk te gaan en duidelijke keuzes te maken. Wij hebben die opdracht ter harte genomen en zijn vertrokken vanuit de nuloefening van Stads2, de denkoefening van de Adviesraad Stedelijk Beleid, de ideeën van de administratie van de VGC en de beleidsontwikkelingen die Vlaanderen meemaakt en waarbij wij willen aansluiten. De doelstellingen van het nieuwe Stedenfonds noopten tot keuzes. Dit is een pijnlijk proces. Zeven projecten uit Stedenfonds I zijn afgelopen, terwijl er elf worden
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Grouwels overgedragen naar reguliere financiering. Negentien initiatieven worden helaas stopgezet. Dat wil echter ook zeggen dat 66 projecten worden voortgezet en dat een aantal nieuwe initiatieven kan worden genomen die in onze doelstellingen passen. Daardoor worden hopelijk nieuwe opportuniteiten gecreëerd voor de Brusselaars. De tijden evolueren en we moeten kunnen inspelen op nieuwe noden in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Binnen het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid werden enkele ingrijpende keuzes gemaakt. Ik benadruk dat het niet gaat om de kwaliteit van een werking. Er zijn andere argumenten die de doorslag gaven. Vijf welzijnsprojecten worden stopgezet, hoewel zij allemaal kwalitatief goed werk leverden. Onze keuzes zijn gebaseerd op twee overwegingen : past een project in de huidige vorm binnen de Krijtlijnen en is er uitzicht op een reguliere inbedding op langere termijn ? Er werden verschillende gesprekken gevoerd met de Vlaamse Gemeenschap. De projecten die voor het tweede Stedenfonds in aanmerking komen, werden nu dus al getoetst wat betreft hun perspectieven op langere termijn. De werking van Hobo bevindt zich op het snijvlak van drie beleidsdomeinen. De vereniging telt zes projecten die werken rond werkgelegenheid, sport, cultuur, kinderwerking, beschut wonen en medische hulpverlening. De financiering van Hobo ziet eruit als volgt. De coördinatiefunctie van Hobo wordt betaald via reguliere middelen van de VGC. De cel Toeleiding naar opleiding en werk functioneert in een partnerschap met de BGDA. De cel krijgt hiervoor personeels- en werkingsmiddelen. Een inbedding bij een andere overheid bestaat dus al. Zes voltijdse equivalenten worden gesubsidieerd vanuit het Stedenfonds. Andere medewerkers worden gesubsidieerd door de VGC in samenwerking met het Vlaamse Gewest. Ik heb heel wat inspanningen geleverd om een oplossing voor Hobo te vinden. In december 2006 zijn er gesprekken gevoerd met de raad van bestuur. Toen bleek dat de voortzetting zonder reguliere financiering niet vanzelfsprekend was. In nauw overleg en samenwerking met de VGC hebben we nieuwe mogelijkheden onderzocht. Latere gesprekken
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
met de Vlaamse Gemeenschap hebben duidelijk gemaakt dat er voor Hobo nooit een reguliere financiering zou inzitten. Wij hebben dat toen aan Hobo meegedeeld en hun voorgesteld de werking in drie op te delen om bij de verschillende beleidsdomeinen subsidies aan te vragen. De bestuurders van Hobo vonden die benadering niet opportuun omdat ze vreesden dat de integrale benadering van hun aanpak zou worden ondergraven. Ik heb in een vorig leven heel wat ervaring in het verenigingsleven opgebouwd, ook in sociale initiatieven. Ik heb geleerd dat het belangrijk is rekening te houden met de mogelijkheden die overheden bieden en zich aan te passen aan het kader dat de overheid oplegt. Een vereniging kan haar doelstellingen blijven realiseren. Alleen zal de financiering hooguit wat anders of ingewikkelder verlopen. Men heeft gehoopt dat de integrale benadering kon voortduren. Zelf hebben we ervaren in onze contacten met diverse overheden dat dit niet het subsidiebeleid van de overheid is. De heer Jan Béghin.– Men verplicht nu een instelling tien verschillende dossiers in te dienen bij tien verschillende instanties. Het collegelid denkt in hokjes terwijl wij een geïntegreerde benadering verdedigen. Zij zou precies het tegenovergestelde moeten doen. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– De organisatie zelf kan voor een geïntegreerde benadering zorgen. De heer Jan Béghin.– Dan moet een personeelslid voltijds worden betaald om de dossiers voor te bereiden. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ik kan u verzekeren dat dit voor vele organisaties geldt. Ik zal uitleggen hoe het subsidielandschap in Vlaanderen evolueert. Voor de VGC is de opname van Hobo in het nieuwe Stedenfonds in zijn huidige vorm uitgesloten omdat de werking niet past in de nieuwe prioriteiten en er geen enkel vooruitzicht is op een reguliere inbedding op de langere termijn. Subsidiëring door de VGC is alleen mogelijk als we andere initiatieven afbouwen. De vraag rijst dan in welke domeinen dat moet gebeuren : de lokale dienstencentra, de thuiszorg, de voorzieningen voor personen met een handicap, het jeugdwelzijn of de kinderopvang ?
405
Grouwels Ik nodig alle collega’s uit de jaarrekeningen van de VGC te bekijken. Het hoofdstuk Welzijnsbeleid omvat het algemene welzijnsbeleid, het jeugdwelzijnsbeleid, het ouderenwelzijnsbeleid en het welzijnsbeleid ten aanzien van personen met een handicap. In 2006 werd 2.068.552 euro uitgetrokken voor het welzijnsbeleid. De VGC besteedt in totaal 514.143 euro aan initiatieven voor thuislozen. Daarbij werd geen rekening gehouden met de Social Profit-bijpassing, noch met Stedenfondsmiddelen voor de werking van Hobo. Ik heb evenmin rekening gehouden met de initiatieven met een algemeen bereik, zoals de diensten schuldbemiddeling, de Lokale Dienstencentra, de ambulante diensten en het straathoekwerk van Jes. Alleen al voor de thuislozeninitiatieven komen we aan een bedrag van meer dan een half miljoen euro, meer dan 25 procent van de begroting Welzijnsbeleid. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik heb alle bedragen samengeteld die door de verschillende overheden in Brussel aan het thuislozenbeleid worden besteed. Het gaat om 20 miljoen euro. U moet ook rekening houden met de omvang van die bevolkingsgroep Ik wil zeker geen olie op het vuur gooien, maar met dit bedrag kan bijna voor iedere thuisloze een woning worden aangeschaft. (Hilariteit) Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Men mag zeker niet concluderen dat de VGC geen aandacht zou besteden aan deze groep mensen die in Brussel verblijven, in de goot moeten onderduiken en hulp zoeken. Ik besef dat heel goed. We laten de thuislozen niet in de kou staan.
doelgroepbenadering of anders geformuleerd, een strikt categoriale benadering met aparte voorzieningen per doelgroep – en dan denk ik ook aan bejaarden, personen met een handicap of etnisch-culturele minderheden – is een zeer dure weg. Dat is de conclusie van Vlaanderen. De VGC beschikt niet over de middelen om een koers te varen die ingaat tegen het beleid van Vlaanderen, al deel ik met u allen de zorg om de dienstverlening in stand te houden. Ik ben bereid om met een aantal mensen uit de thuislozenzorg samen te zitten en na te gaan welke knelpunten zich aandienen. Ik ben het er volledig mee eens dat iedereen recht heeft op cultuur, opleiding en begeleiding naar werk, dus ook de thuislozen. In antwoord op mevrouw Brigitte De Pauw zeg ik dat Hobo in elk geval kan blijven bestaan. De middelen die zij vanuit het reguliere beleidsdomein Welzijn van de VGC krijgen, blijven uiteraard ter beschikking. Ik ben ook blij met het project Toeleiding naar werk. Het VGC-College zoekt op korte termijn een oplossing voor een aanvullende financiering die Hobo de gelegenheid moet bieden te herstructureren. Dat is essentieel om binnen afzienbare termijn te kunnen voorzien in een meer structurele oplossing met middelen vanuit Vlaanderen en/of Brussel. We zullen trouwens zeer binnenkort het gesprek met Hobo en met de hele thuislozensector voortzetten. Wat Maks betreft, … De voorzitter.– De spreektijd van collegelid Brigitte Grouwels is om.
Ik wijs nog op een ander element. Allerlei taken die in Vlaanderen door de thuislozenwerkingen zelf worden opgenomen, zoals sociaal-culturele activiteiten en toeleiding naar werk, worden in Brussel door Hobo verricht. Toch hebben de Brusselse onthaalhuizen voor thuislozen niet minder personeel of werkingsmiddelen dan hun collega’s in Vlaanderen. Dat moet samen met de sector van nabij worden bekeken.
De heer Walter Vandenbossche.– Het hele dossier is sterk gemediatiseerd. Er is veel publieke aandacht voor. We moeten het reglement even opzijzetten en het Collegelid toelaten alle punten te beantwoorden.
Aanvankelijk was het concept van Hobo zeker origineel en vernieuwend. Hobo werkt geïntegreerd, wat zeker voordelen oplevert. Nu, vijftien jaar later, kunnen we alleen vaststellen dat Vlaanderen deze denkwijze heeft verlaten. De geïntegreerde
Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Wat Maks betreft, werd vanuit het Stedenfonds een voltijds equivalent betaald en voor een bijpassing voor DSP-medewerkers gezorgd. Er zijn in de afgelopen jaren verschillende initiatieven gegroeid om de di-
406
De voorzitter.– Zeker, maar er moet ook werk worden gemaakt van een bondig en concreet antwoord.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Grouwels gitale kloof te dichten. Onder meer binnen Onderwijs wordt daar aan gewerkt, en ook via de OCMW’s. Als er vandaag nog bijkomende initiatieven betreffende de digitale kloof nodig zijn, dan zouden deze zich volgens de onderzoekers in de eerste plaats moeten richten tot de senioren. De benadering van Maks en sommige andere initiatieven is heel goed, maar ook hier ontbreekt een aansluiting op het reguliere beleid dat uitzicht geeft op financiering op langere termijn. Mijn collega’s kunnen u daarover eventueel meer informatie bezorgen. Ik wil nog antwoorden op punctuele vragen. Met betrekking tot de timing van het Stedenfonds, verwijs ik naar het document Richtlijnen voor de opmaak van de beleidsovereenkomst Stedenfonds 2008 – 2013 dat u kunt terugvinden op de website Thuis in de stad. Voor de Vlaamse Gemeenschap is de bespreking in de Raad de laatste stap in de procedure. In het schema dat opgemaakt werd door de Vlaamse Gemeenschap, wordt de ontwerp-beleidsovereenkomst voorgelegd aan de Raad in november 2007, net voor de formele ondertekening. We kunnen in de commissie nu al op sommige zaken dieper ingaan, mevrouw Quix. We zijn zeer bezorgd geweest over de initiatiefnemers van Stedenfonds I en nu ook Stedenfonds II. We hebben geoordeeld dat het geen goede zaak zou zijn om de initiatiefnemers tot december in het ongewisse te laten over hun verdere perspectieven. We zijn in een gesprek met de Vlaamse Gemeenschap overeengekomen dat de gesprekken met de individuele initiatiefnemers mochten plaatsvinden na de interne bespreking van de Krijtlijnen in de Vlaamse Regering. Die toetsing heeft plaatsgevonden in de Vlaamse regering op 1 juni 2007. De Krijtlijnen van de VGC zijn daar overigens zeer gunstig onthaald. Wat de tweede vraag van de heer Béghin betreft over het huidige Stedenfonds 2003-2007, moest elk jaar een verlenging worden aangevraagd waarin moest worden aangegeven welke stappen de vereniging had ondernomen met het oog op een reguliere inbedding. In januari 2007 werd nog eens her-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
innerd aan deze verantwoordelijkheid, aangezien het Stedenfonds op 31 december 2007 afloopt. Men kan dus moeilijk beweren dat het einde van het Stedenfonds een verrassing was. Er is dus ook niet in overgangsmaatregelen voorzien. Omdat echter negentien projecten uit het Stedenfonds worden stopgezet, zou het kunnen dat sommige medewerkers hun baan verliezen. Wij hebben aan de Vlaamse Gemeenschap gevraagd of de resterende middelen uit het Stedenfonds mogen worden aangewend om die medewerkers naar een nieuwe baan te begeleiden. We hebben nog geen antwoord gekregen van de Vlaamse Gemeenschap. Ik hoop echter op een positief antwoord. De heer Jan Béghin.– Ik ben vrij ontgoocheld over het antwoord, ook al blijkt men toch te zoeken naar een structurele oplossing. Het verhaal dat Vlaanderen ons zaken oplegt, in hokjes denkt en de instellingen ertoe verplicht niet geïntegreerd te werken en in het reguliere circuit terecht te komen, klopt niet. Nergens staat geschreven dat de projecten die wij steunen met het Stedenfonds in het reguliere circuit terecht moeten komen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik heb voor het eerst sinds ik in het College van de VGC zetel een eis van de Vlaamse administratie gekregen tot terugvordering van uitgekeerde subsidies in het kader van het Stedenfonds. Van de VGC en van de instellingen die gesubsidieerd worden, wordt dus wel degelijk verwacht dat ze zich conformeren aan de Vlaamse doelstellingen en aan de afspraken die met Vlaanderen werden gemaakt. Vlaanderen wordt ook strenger : als de afspraken niet nagekomen worden, vordert men de subsidies terug. Voor enkele kleine bedragen heb ik de terugvorderingseis al binnengekregen. Dat is volgens mij een signaal dat Vlaanderen wil geven. Als wij ons nu niet conformeren aan de Vlaamse afspraken en doelstellingen, zullen wij op een zeker moment die middelen ook niet meer krijgen. De heer Jan Béghin.– Dat is natuurlijk volledig fout. In geen enkele Vlaamse richtlijn over het Stedenfonds staat dat de projecten in een regulier circuit moeten terechtkomen. Het is misschien mogelijk dat er zaken gesubsidieerd werden die niet voldeden aan de doelstellingen van het Stedenfonds. In die doelstellingen staat dat de daklozenwerking op een geïntegreerde manier moet worden aangepakt. U verplicht al die vzw’s verschillende dossiers in te dienen voor cultuur, jeugd, welzijn, de BGDA,
407
Béghin Maribel enzovoort. En dat omdat ze niet passen in de hokjes die u zelf hebt opgelegd, maar die u niet had moeten opleggen ! Dat staat nergens in het Stedenfonds. De doelstellingen zijn duidelijk. Ik heb zeer duidelijk aangetoond dat de beslissingen over Hobo juist in tegenstelling zijn met de Vlaamse eisen en met de krijtlijnen van het Stedenfonds. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik wil hierover niet verder polemiseren, maar het is altijd de bedoeling geweest projectsubsidies en impulssubsidies te geven. Dat zegt toch alles ? Dat wil zeggen dat er op een bepaald moment een bedrag wordt vrijgemaakt om een werking te kunnen opstarten, die op zeker ogenblik ofwel regulier gesubsidieerd ofwel zelfbedruipend moet worden. Het kan toch niet dat we met een beleidsdoelstelling van projectwerking en impulswerking een reguliere financiering van instellingen gaan organiseren ? Dat is totaal in tegenstelling met de basisdoelstelling. Als we daarmee niet opletten, krijgen we een gigantisch werkveld met een geweldig sociaal passief, waarvoor men op een zeker moment misschien de geldkraan zal dichtdraaien. De heer Jan Béghin.– Ik kan alleen maar vaststellen dat Hobo al vijftien jaar subsidies krijgt. Als u mij niet gelooft, mag u ook bellen naar Vlaams minister Inge Vervotte. De Vlaamse regering heeft mij gezegd dat Hobo een prachtig project is, juist omdat het op een geïntegreerde manier te werk gaat. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik heb wel voor de eerste keer vragen gekregen om subsidies terug te betalen ! De heer Jan Béghin.– Niet in verband met Hobo. Ik wil toch een heel duidelijk antwoord krijgen van het college. Collegelid Brigitte Grouwels heeft laten verstaan dat er misschien een opening is voor een structurele oplossing voor Hobo. Ik zal een suggestie doen. Mijn vraag in de commissie was niet zo onschuldig. Ik wil daar niet populistisch over doen, maar ik zie dat de VGC op dit ogenblik over een reserve beschikt van 75.997.948 euro. Ik weet dat het grootste gedeelte daarvan gereserveerd is voor allerlei projecten, maar ik weet ook dat een belangrijk deel van dit bedrag nog niet gereserveerd is en bovendien jaarlijks ongeveer een
408
miljoen euro interesten opbrengt. Kom mij dan niet vertellen dat men geen financiële middelen kan vinden om een structurele oplossing uit te werken. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Wij hebben meer projecten en financieringsaanvragen dan er middelen zijn. Zelfs de interestopbrengsten die wij genereren uit het niet onmiddellijk opgebruiken van die reserves, worden verwerkt in onze financieringsschema’s. Het is al te gemakkelijk te zeggen dat het geld voor het rapen ligt. De heer Jan Béghin.– Het is natuurlijk ook een kwestie van prioriteiten. Als er een reserve is van bijna 76 miljoen euro en 1 miljoen euro interesten per jaar, dan gaat u mij toch niet vertellen dat u geen paar honderdduizend euro’s kunt vinden voor Hobo. Ik herhaal mijn vraag. Verbindt het College zich ertoe een structurele oplossing voor Hobo te vinden ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ja, natuurlijk. Ik heb dat duidelijk gezegd. We zullen dat natuurlijk ook moeten doen met medewerking van de organisatie. Er zal een herstructurering moeten komen. Wij blijven zoeken naar een structurele verankering van dergelijke initiatieven. Anders blijft hun voortbestaan onzeker. Binnenkort zullen we daarover rond de tafel gaan zitten. Het College heeft zich ertoe verbonden naar een oplossing voor de financiering te zoeken. Mevrouw Brigitte De Pauw.– Ik begrijp natuurlijk dat er een structurele oplossing moet worden gezocht voor Hobo. Het was dus helemaal niet mijn bedoeling om dat uit te sluiten toen ik vroeg om toch nog middelen te voorzien in een tussenfase. We moeten ook nagaan welke mogelijjkheden de bicommunautaire sector biedt. Ik bedoelde niet dat het collegelid middelen in haar eigen begroting moet zoeken, maar in de niet-aangewende kredieten die telkens worden overgeschreven. Uiteraard liggen de reservefondsen al voor een groot deel vast, maar in de gewone begroting zijn er ook overschotten. Er zijn een aantal financiële mogelijkheden om gedurende een beperkte tijd een oplossing te vinden. Ik was een beetje verrast over de uitspraak van de heer Vanhengel aangaande de totale uitgaven voor
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
De Pauw de daklozensector. Het gaat hier namelijk over de gezamenlijke middelen van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de bicommunautaire sector en de OCMW’s. Er worden telkens middelen uitgetrokken voor de vzw Casu, die volgens mij dweilt met de kraan open en ’s avonds daklozen van de straat plukt, ze een bed geeft en de volgende morgen weer op straat zet. Dan verkies ik Hobo, die een structurele oplossing probeert te zoeken voor de daklozen. De teneur die ik hier heb gehoord over de sector is te negatief. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Ik probeer het globale plaatje te schetsen. De heer Pascal Smet, collegelid.– Zowel de verhoging van middelen voor de daklozensector in de bico als de beslissingen die wij genomen hebben over het Steunpunt, tonen aan dat we op de goede weg zitten. Dat Steunpunt heeft juist de bedoeling om de vzw Casu en alle andere organisaties samen te brengen om een gemeenschappelijk beleid uit te werken, onder meer rond de eerstelijnopvang van de vzw’s Casu, Arianne en Hoeksteen, die samengebracht zullen worden in een publieke instelling. We hebben al opgevangen dat de heer Mayeur daar niet zo tevreden mee is. Het klopt niet dat de vzw Casu zomaar wat geld zou krijgen. We hebben gekozen voor een geïntegreerd beleid Mevrouw Brigitte De Pauw.– Dat gebeurde in het verleden wel. De heer Pascal Smet, collegelid.– In de toekomst zal het veranderen. Dat is een belangrijke mijlpaal, ook voor de registratie. Zo zullen de daklozen in de toekomst beter opgevolgd worden en zal er een individueel dossier worden opgesteld. De conclusie van deze discussie is dat er de komende dagen in het College zal gezocht worden met de mensen van Hobo naar een oplossing en dat er het voortbestaan van de vzw gegarandeerd is. Mevrouw Marie-Paule Quix.– Ik ben blij met die laatste opmerking. Ik heb een duidelijk engagement gehoord dat er de volgende dagen naar een oplossing zal worden gezocht. Vlaanderen heeft dit project niet afgeschreven. Volgens mijn informatie vindt Vlaanderen zelfs dat Hobo een modelproject is. Hobo zal wellicht nooit kans maken op reguliere subsidies. Nochtans word de werking al vijftien jaar
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
gesubsidieerd. Wat moeten we doen met projecten die in geen enkel hokje passen ? Ik ben blij met het engagement dat er op korte termijn naar een oplossing zal worden gezocht en ik hoop dat we met deze positieve noot kunnen afsluiten. – Het incident is gesloten.
VRAGEN (R.v.O., art. 57) De samenwerking tussen Kind en Gezin en de VGC inzake de Brusselse consultatiebureaus – Voorzitter : mevrouw Brigitte De Pauw De heer Jan Béghin.– Deze interpellatie komt er naar aanleiding van een concrete case : het consultatiebureau van De Weeg in de Groendreef. Vzw De Weeg kampt al sinds 1996 met infrastructuurproblemen. Een betere infrastructuur zou het personeel vele kopzorgen besparen. Gelukkig is het personeel zeer gemotiveerd en zou het de dienstverlening zelfs willen uitbreiden. Toch moeten de ambities beperkt blijven. Er wordt immers al twee jaar niet meer aan prospectie gedaan. Er tekent zich nu een achteruitgang van de dienstverlening af in vergelijking met de andere consultatiebureaus. Het consultatiebureau in de Noordwijk dreigt de aansluiting bij tal van concrete, meetbare kwaliteitsverbeteringen te missen, juist omwille van de penibele infrastructuur. Bijvoorbeeld Kind & Gezin heeft een plan voor de automatisering van de consultatiebureaus, met onder andere een laptop voor elke pediater om alle vaccinaties centraal te beheren. Dat werkt efficiënt en snel. Alleen dreigt het consultatiebureau in de Noordwijk wederom uit de boot te vallen. Aangezien alle lokalen in de Groendreef voortdurend overbezet zijn en niet afgesloten kunnen worden, kan er voorlopig geen laptop worden aangekocht. Er komt geen digitale weegschaal, want die is te duur. Ook de deuren kunnen niet op slot. De op-
409
Béghin voedingsdeskundige van Kind & Gezin kan in de Groendreef geen opvoedingsondersteuning komen geven, omdat er geen lokalen vrij zijn en er geen confidentieel gesprek mogelijk is. De befaamde ALGO-gehoortest kan niet in de Groendreef worden uitgevoerd, wegens te weinig plaats. De infrastructuurproblemen brengen dus heel wat praktische beslommeringen met zich mee. Kind & Gezin schat de moeilijkheden in de Groendreef juist in, maar reikt geen oplossingen aan. Ik heb al eerder betoogd dat er een oplossing moet komen voor het consultatiebureau in de Noordwijk, hetzij van de stad Brussel, hetzij van de VGC. In hoeverre is er overleg geweest tussen Kind & Gezin en de VGC over de situatie in de verschillende Brusselse consultatiebureaus ? We mogen toch niet toestaan dat er grote kwaliteitsverschillen komen tussen het ene en het andere consultatiebureau. Heeft collegelid Brigitte Grouwels een overzicht van de mate waarin de consultatiebureaus aan de kwaliteitsvereisten voldoen ? Het consultatiebureau van De Weeg in de Groendreef zit qua infrastructuur en materiaal onder de norm. Welke plannen heeft het collegelid met het consultatiebureau De Weeg ? Collegelid Brigitte Grouwels formuleerde het aldus in haar antwoord op mijn schriftelijke vraag : “De VGC blijft in overleg met Kind & Gezin mee zoeken naar een oplossing. De dienstverlening staat niet ter discussie.” Op 25 mei 2007 zou er overleg zijn geweest met het nieuwe afdelingshoofd van Kind & Gezin, mevrouw Anne Vandenberghe, over het consultatiebureau in de Groendreef. Op 12 juni 2007 zou er overleg zijn geweest tussen collegelid Brigitte Grouwels en schepen Chantal Noël van BrusselStad. Wat is het resultaat van het overleg en welk tijdspad hanteert het collegelid voor een mogelijke oplossing ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Op vraag van de ad hoc-werkgroep Consultatiebureaus, die deel uitmaakt van de VGC-adviesraad Voorschoolse Aangelegenheden, is er een ambtelijk overleg met Kind en Gezin om de problematiek van de
410
consultatiebureaus te bekijken. Sinds maart 2004 komt dit overleg zesmaandelijks samen. Het overleg is als volgt samengesteld : het afdelingshoofd en de stafmedewerkers van de preventieve gezinsondersteuning van Kind & Gezin, het afdelingshoofd en de stafmedewerkers van Kind & Gezin Vlaams-Brabant en Brussel, de directeur en adjunct-directeur Welzijn en Gezondheid van de VGC en de coördinatoren van de organiserende besturen van de Brusselse consultatiebureaus. Een volgend ambtelijk overleg is voorzien op vrijdag 5 oktober 2007. Sinds dit jaar is er tevens overleg op beleidsniveau, waarin de problematiek van de consultatiebureaus mee aan bod komt. We nemen het dus op in ons inhoudelijk overleg met de adviesraad. -
Voorzitter : de heer Jean-Luc Vanraes
Ik beschik momenteel niet over een overzicht van consultatiebureaus die niet voldoen aan de kwaliteitsvereisten. Wel werd in samenwerking met de ad hoc-werkgroep Consultatiebureaus een geactualiseerde knelpuntnota opgesteld, waarin onder andere wordt ingegaan op de noden en tekorten op het vlak van de infrastructuur. Die nota werd overgemaakt aan Kind & Gezin. De VGC blijft in overleg met Kind & Gezin naar oplossingen zoeken. De dienstverlening staat, zoals het geachte raadslid zelf aangeeft, momenteel niet ter discussie. Kind & Gezin keurde voor 2007 eenzelfde aantal zittingen goed als voor 2006. Het geplande overleg met het nieuwe afdelingshoofd Preventieve Gezinsondersteuning van Kind en Gezin, mevrouw Anne Vanden Berge, is niet kunnen doorgaan wegens ziekte van het afdelingshoofd. We zullen echter bekijken hoe we het verder praktisch kunnen aanpakken. Een eerste overleg met schepen Chantal Noël van Brussel-Stad, bevoegd voor het gezin, jonge kinderen en kinderdagverblijven, vond plaats op 12 juni 2007. Op die vergadering werd afgesproken om samen verder te zoeken naar een oplossing. Die oplossing is er nog niet, maar de bevoegde schepen is zich bewust van de nood om een oplossing te vinden. Indien de stad Brussel een locatie kan vin-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Grouwels den voor een consultatiebureau, is de VGC bereid tot samenwerking.
Het Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid en de Migrantenconsulent Mevrouw Adelheid Byttebier.– De migrantenconsulent is nu een half jaar in dienst bij vzw Foyer. Uit het overleg dat ik vorige maand had met allochtone verenigingen, blijkt dat er toch nog enkele verenigingen niet weten wat zij precies van de consulent kunnen verwachten. Voor welke ondersteuning kunnen zij bij hem terecht ? Hoe gaat de consulent te werk ? Wat is zijn opdracht ? Nu er eindelijk een belangrijke brugfiguur actief is op het terrein, moet er in de startfase werk worden gemaakt van een goede en laagdrempelige bekendmaking. De bedoeling is toch dat de allochtone verenigingen worden versterkt ? Eén van de pijnpunten uit het verleden betreft het geringe aantal ingediende projectaanvragen van allochtone verenigingen bij het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid. Het aantal allochtone verenigingen waarvan de aanvraag werd goedgekeurd, ging tot vorig jaar in dalende lijn. Dankzij de migrantenconsulent verwacht ik dit jaar een kentering. Met welke concrete vragen kunnen allochtone verenigingen terecht bij de migrantenconsulent ? Werd er een bekendmakingscampagne gevoerd ? Hoeveel verenigingen kregen ondersteuning van de consulent bij het opstellen van hun projectaanvraag voor het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid ? Hoeveel aanvragen werden er door allochtone verenigingen uit het Brussels hoofdstedelijk gewest effectief ook ingediend bij het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– We hebben de nodige tijd genomen om het concept van de
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
migrantenconsulent een goede invulling te geven. Daarbij hebben wij ons afgestemd op de behoeften van de zelforganisaties en hebben wij rekening gehouden met de suggesties van de adviesraad Etnisch-culturele minderheden. Het takenpakket van de migrantenconsulent is een boeiend geheel van gegevensverzameling, informatieverstrekking, netwerking, het vervullen van een brugfunctie, dienstverlening en vorming, met het oog op de versterking en ondersteuning van zelforganisaties van allochtonen. De migrantenconsulent biedt hulp en ondersteuning aan nieuwe zelforganisaties bij de uitbouw van hun vereniging, de ontwikkeling en de uitvoering van hun activiteiten en projecten en de eventuele samenwerking die ze in dit kader kunnen opzetten met andere organisaties. Hij kan ook hulp bieden aan zelforganisaties bij visie- en projectontwikkeling. Zelforganisaties kunnen ook met zeer concrete problemen terecht bij de migrantenconsulent. Vanuit zijn eerste terreinervaringen heeft hij op die manier al heel wat interessante suggesties gedaan om ons beleid nog beter te laten inspelen op de ontwikkelingen in de sector van de etnisch-culturele minderheden. De migrantenconsulent werd voltijds tewerkgesteld bij de vzw Regionaal integratiecentrum Foyer Brussel op 1 januari 2007. In de loop van de eerste maanden van zijn aanstelling nam hij contact op met de allochtone verenigingen. Dat gebeurde onder andere via diverse platformen en rondetafelgesprekken waarop hij werd uitgenodigd. Daarnaast werden de verenigingen ook elk apart gecontacteerd via brief, telefoon en e-mail. Zo beschikt onze migrantenconsulent momenteel over een bestand van ongeveer 150 allochtone verenigingen. Met 100 verenigingen was er al enige vorm van contact. Een vijftigtal verenigingen reageerde niet op zijn brief, telefoon of e-mail. Dat wordt nog verder onderzocht. De migrantenconsulent voerde al 34 plaatsbezoeken uit en ontving 21 verenigingen op zijn werkadres. Die gesprekken en bezoeken kunnen betrekking hebben op een algemene kennismaking, een concrete vraag in verband met subsidiëring of een vraag over de oprichting van een vzw of erkenning door de VGC. Per organisatie werd ook een identificatiefiche opgesteld.
411
Grouwels Ondertussen wordt in overleg met het Minderhedenforum en de hoofdstedelijke verbonden gewerkt aan een folder waarin de verschillende partners en hun takenpakket worden voorgesteld. Het is de bedoeling om in september 2007 aan de hand van die folder een informatiecampagne te organiseren. Natuurlijk hopen wij dat op termijn netwerken kunnen ontstaan en dat men van elkaar leert en samenwerkt. Toen op 2 februari 2007 de deadline van het Federaal Impulsfonds 2007 verstreek, was de migrantenconsulent pas een maand in dienst. Hij had toen contact met een tiental verenigingen waarvan zes een dossier indienden. Een volwaardige bijdrage van de migrantenconsulent aan de projectoproep Federaal Impulsfonds zal pas in 2008 kunnen worden verwacht. Van Nederlandstalige kant werden in Brussel tot nog toe 73 projecten ingediend in het kader van het Federaal Impulsfonds 2007. Vijftien dossiers werden ingediend door in totaal 13 allochtone verenigingen. Twee verenigingen dienden dus twee projecten in. Uiterlijk begin juli wordt de definitieve beslissing bekrachtigd door het Federaal Impulsfondscomité. Alle initiatiefnemers worden dan op de hoogte gebracht van de beslissing over het door hen ingediende dossier. De vraag komt echter iets te vroeg. Ik kan nu nog geen concreet antwoord geven. Mevrouw Adelheid Byttebier.– Ik wil het collegelid feliciteren met de aanwerving van de migrantenconsulent. Het is nu belangrijk dat daar voldoende ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Ook verenigingen die de Belgapersberichten of het beleid van het collegelid niet zo nauw volgen, moeten ervan op de hoogte zijn. Bovendien moet de migrantenconsulent alle steun krijgen van zowel de meerderheid als de oppositie opdat hij op een goede manier met zijn werkzaamheden van start kan gaan.
Het tekort aan Nederlandstalige huisartsen Mevrouw Marie-Paule Quix.– Patiënten willen meestal in hun eigen taal behandeld en verzorgd
412
worden, ook in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Een goede communicatie tussen arts en patiënt is broodnodig om een correcte diagnose te stellen. Wij weten al langer dat de tweetaligheid van de gezondheidszorg in het Brussels hoofdstedelijk gewest een zorgenkind is. Men probeert daar iets aan te doen, maar dat blijkt niet zo evident. Pro Medicis Brussel, de organisatie die de Brusselse tweetalige gezondheidszorg promoot, stelde het probleem nog eens aan de kaak. Al van bij het begin van haar oprichting probeert deze organisatie iets te doen aan het nijpende tekort aan tweetalige zorgverleners. Om de tweetaligheid van het medische, verpleegkundige en paramedische zorgaanbod in Brussel te kunnen evalueren en om de tekorten te kunnen beschrijven, houdt de organisatie regelmatig een rondvraag. Zo ondervroeg ze onlangs ongeveer zestig Nederlandstalige zorgverleners. Daaruit kwam een aantal belangrijke pijnpunten naar voren. Zo vinden veel zorgverleners dat er te weinig contacten zijn tussen de verschillende Nederlandstalige artsen en specialisten. Niet iedereen kent zijn collega’s, waardoor de doorverwijzing van patiënten niet altijd vlot verloopt. Pro Medicis probeert hier iets aan te doen door samen met Zorgnet en de Brusselse Welzijnsraad een overzichtslijst op te stellen van Brusselse huisartsen en specialisten die Nederlands spreken. Dat is een eerste stap in de goede richting. De lijst helpt om de bestaande Nederlandskundige zorgverleners in Brussel terug te vinden. Ondertussen is echter ook duidelijk dat dit geen paginalange lijst zal worden. De vrees om geen opvolgers te vinden voor de verschillende huisartsenpraktijken is dan ook heel groot. Door de vergrijzing en het gebrek aan opvolgers telt de Nederlandstalige huisartsenkring volgens Pro Medicis nog maar 55 leden. Dat een praktijk overnemen een serieuze financiële inspanning vraagt, zal ook wel een rol spelen. Er komen heel weinig nieuwe artsen en specialisten bij. De opvolging van de wachtlijsten, een vereiste voor een goede zorgverlening, komt hierdoor in het gedrang. Het is belangrijk dat wij de nodige conclusies trekken uit de rondvraag van Pro Medicis en de oorzaken van de problemen aanpakken. Pro Medicis probeert samen met Zorgnet en de Brusselse Welzijnsraad een overzicht op te stellen van de artsen die Nederlands kennen. Zij willen zo een netwerk creëren voor de patiënt en de zorgver-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Quix lener. Bestaat er al een officiële lijst van Nederlandskundige zorgverstrekkers ? Er is duidelijk behoefte aan meer Nederlandstalige zorgverleners. Welke stappen zal het collegelid samen met Pro Medicis ondernemen om meer Nederlandstalige zorgverleners aan te trekken naar het Brussels hoofdstedelijk gewest ? Er is ook behoefte aan meer professionele contacten tussen de Nederlandstalige zorgverleners in Brussel. Welke acties zal het collegelid ondernemen om deze contacten te verbeteren ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ik deel uiteraard uw mening dat patiënten het recht hebben om in hun eigen taal verzorgd te worden. Zeker bij de meest kwetsbare momenten in het leven, zoals ziekte, is een goede, respectvolle communicatie essentieel. In mijn beleidsnota Gezondheid 20042009 heb ik de noodzakelijkheid van acties die gericht zijn op het aantrekken en behouden van Nederlandskundig personeel in de welzijns- en gezondheidssector als één van de prioriteiten opgenomen. Ik ben bijzonder blij u te kunnen meedelen dat in het Brussels zakboekje 2007 van de Brusselse Welzijnsraad voor het eerst een lijst werd opgenomen van huisartsen, kinesisten, thuisverpleegkundigen en tandartsen die in de gegevensbank van Nederlandskundige zorgverleners staan én die de toestemming hebben gegeven om hun naam en coördinaten bekend te maken aan zorgverleners en zorgvragers. Er zijn daarnaast nog andere Nederlandskundige zorgverleners, maar die wensen zich momenteel niet kenbaar te maken voor het bredere publiek. Pro Medicis, de Brusselse Welzijnsraad en Zorgnet liggen tevens aan de basis van een ICT- project dat momenteel in ontwikkeling is en dat gegevens van Nederlandskundige zorgverleners via een website en een telefoonnummer ter beschikking wil stellen van zorgvrager en zorgverlener. Naast huisartsen, thuisverpleegkundigen, kinesisten en tandartsen zullen ook de gegevens van apothekers, pediaters, gynaecologen, oftalmologen, dermatologen, logopedisten, diëtisten, chirurgen enzovoort, opgenomen worden. Om dit te realiseren investeert de VGC 100.000 euro.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Dit project is gebaseerd op de gegevensbank van Pro Medicis samen met de sociale kaart van de Brusselse Welzijnsraad. Zorgverleners die nog niet opgenomen zijn in de gegevensbank van Pro Medicis, kunnen zich kenbaar maken via
[email protected] of www.promedicisbrussel.be/schrijfmein. Het is immers mogelijk dat er zorgverleners zijn die nog nooit een brief van Pro Medicis ontvangen hebben of die nooit hebben geantwoord. Het is de bedoeling dat de proeffase van het ICTproject in september 2007 van start gaat en dat de lijst tegen dan zo volledig mogelijk is. Eind oktober, begin november zou de website consulteerbaar moeten zijn voor het brede publiek. Ook werk ik nog via andere kanalen aan het aantrekken van meer Nederlandstalige zorgverleners. Zo tracht Pro Medicis, dat ik samen met de Vlaamse Gemeenschap ondersteun, via het aanbieden van stages, jongeren ervan te overtuigen om in Brussel aan de slag te gaan. Ook bemiddelt Pro Medicis op verzoek bij het invullen van vacatures. Ze maken het aanbod bekend via hun website en bieden ondersteuning aan werkzoekenden, voornamelijk artsen en verpleegkundigen. Aangezien er zo’n 300 vacatures voor verpleegkundigen zijn, kunnen sollicitanten vrij snel aan de slag. Daarnaast is Pro Medicis op vele plaatsen de spreekbuis voor de Brusselse gezondheidssector door bijvoorbeeld op verschillende beurzen informatie te verspreiden. Ten slotte probeert Pro Medicis het Huis van het Nederlands, waar mogelijk, te promoten en te ondersteunen en met beroepsorganisaties in contact te brengen voor het opzetten van gerichte cursussen Nederlands, bijvoorbeeld voor de organisatie van een spoedcursus Nederlands in de Brusselse ziekenhuizen. In het najaar start ik ook samen met Pro Medicis een campagne die jongeren wil sensibiliseren om in het secundair of hoger onderwijs te kiezen voor een verzorgend of verplegend beroep. Hiervoor gaan verpleegkundigen, steeds per twee, in klassen sessies geven waarin ze hun ervaringen als beroepskracht weergeven. De methodieken worden hierbij ondersteund door een fotoboek, een filmpje, een website en postkaarten. De voorbereidingen hiervoor zijn volop bezig. Met betrekking tot uw vraag naar acties om de contacten tussen Nederlandstalige zorgverleners in Brussel te verbeteren, kan ik u meedelen dat Pro Medicis en de gezondheidscoördinator begin fe-
413
Grouwels bruari 2007 al een eerstelijnsmeeting organiseerden waarop zorgverleners, naast bijscholing, elkaar konden ontmoeten. Men is van plan om dit initiatief met enige regelmaat te herhalen. Volgende week organiseren de Van Helmontgilde en Zorgnet een informatieavond voor dezelfde doelgroep van zorgverleners.
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 59) Het opdoeken van het Brusselse Steunpunt Ouderenmisbehandeling Mevrouw Adelheid Byttebier.– Hoewel ik niet van plan was om de al zware agenda nog te belasten met een actualiteitsvraag, zag ik er mij toch toe genoodzaakt door het nieuws dat ik gisteren ontving. Blijkbaar wordt het Brusselse Steunpunt Ouderenmisbehandeling opgedoekt, wat grote bezorgdheid bij mij opwekt. Vanaf 1 juli 2007 aanstaande zullen de oproepen van het Brusselse meldpunt worden doorverwezen naar Zottegem in Oost-Vlaanderen. Daar zou men bereid zijn het Brusselse probleem op te vangen. Komt dit de Vlaamse ouderen van Brussel ten goede ? Ouderenbemishandeling is een onderschatte problematiek. De tussenkomst van een sociale dienst kan veel ellende voorkomen. Ook Vlaams minister Inge Vervotte heeft op de studiedag vorige vrijdag bij monde van haar raadgever gezegd dat de detectie van ouderenmisbehandeling zeer belangrijk is om te kunnen ingrijpen. Het in maart 2005 opgestarte regionale Brusselse steunpunt boekte al meteen resultaat, want in 2006 werd er al een verdubbeling van het aantal meldingen vastgesteld. Voor 2005 bestond enkel het meldpunt van de Vlaamse Gemeenschap in Zottegem. Het afzonderlijke Brusselse meldpunt had duidelijk effect. Nu wordt het personeelslid van het Brusselse meldpunt dus aan de deur gezet en worden de oproepen doorverwezen naar Vlaanderen. De reden zou zijn dat minister Inge Vervotte een financiering
414
van 20.000 euro stopzet. Ik heb echter begrepen dat andere provincies die stopzetting zelf opvangen en de werking voortzetten. Brussel zou bereid zijn het meldpunt te laten voortbestaan voor de helft van het bedrag, 10.000 euro, maar het meldpunt heeft laten weten dat het voor dat bedrag onmogelijk kan functioneren. Waarom voorziet het collegelid niet in voldoende middelen om de werking van het Brusselse meldpunt te laten voortbestaan ? Hoe denkt zij het verlies van het meldpunt op een ernstige manier te kunnen compenseren ? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– In september vorig jaar ontving ik een brief van de Vlaamse minister van Welzijn waarin zij meldde dat ze vanaf 1 juli 2007 de Vlaamse middelen voor ouderenmisbehandeling zou gebruiken voor de uitbouw van één Vlaams Meldpunt Ouderenmisbehandeling. Haar brief bevatte ook een implementatieplan voor de overgang naar de nieuwe situatie. Van de VGC werd verwacht dat zij bijdraagt aan de uitbouw van de gecentraliseerde werking vanuit het Vlaams Meldpunt. De VGC moest aangeven of en op welke wijze een ondersteunende aanvullende werking behouden kan blijven in de toekomst. De VGC moest ook onderzoeken hoe de bestaande werking kan worden overgedragen naar het centrale Vlaamse meldpunt indien er geen aanvullende ondersteunende werking wordt behouden. De opdrachten die aan het huidige lokale meldpunt werden toevertrouwd, moeten tot 30 juni 2007 verzekerd worden. Er zullen procedures uitgewerkt worden voor de klachtenbehandeling. Kort na ontvangst van de brief zijn we met de stuurgroep van het Brussels Steunpunt Ouderenmisbehandeling rond de tafel gaan zitten met de vraag welke partner na juli 2007 het best geplaatst was om zich bezig te houden met ouderenmisbehandeling. De stuurgroep heeft diverse mogelijkheden onderzocht en besproken. Hun eerste optie was een voortzetting van de opdracht door HomeInfo. Home-Info kon deze opdracht alleen vervullen met een subsidie van 37.350 euro. Een bedrag dat niet aanwezig is op de begroting vermits de 10.000 euro inkomsten die de Vlaamse Gemeenschap overmaakte voor het lokale meldpunt zijn weggevallen. Een onhaalbaar bedrag tenzij er
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Grouwels wordt gesnoeid in andere projecten. Een keuze die ik niet heb gemaakt. Een partner die volgens de stuurgroep in aanmerking komt, zijn de centra voor algemeen welzijnswerk (CAW). Zij vervullen een onthaal-, preventieen sensibiliseringsopdracht. Ze kunnen deze opdracht vervullen voor de geplande vergoeding van 10.000 euro. We hebben verschillende keren met de CAW’s rond de tafel gezeten, maar uiteindelijk hebben ze beslist deze opdracht niet aan te nemen. Ze hebben het gevoel steeds meer te moeten doen zonder daarvoor financieel beloond te worden. De Vlaamse overheid draagt de verantwoordelijkheid over aan de lokale besturen zonder bijkomende middelen. Dat is een probleem. Na het negatieve antwoord van de CAW’s heb ik in overleg met de stuurgroep besloten om aan het Vlaams Meldpunt te vragen zijn werking uit te breiden tot Brussel. Deze optie wordt op dit ogenblik onderzocht. Op 25 juni 2007 is er overleg gepland met het Vlaams Meldpunt om deze opdracht concreet te maken. De opdracht bestaat uit drie aspecten : preventie, sensibilisering en aanmelding. Ik ben ervan overtuigd dat deze partner voor Brussel een deftig aanbod zal uitbouwen en dat de dienstverlening gewaarborgd blijft. Voor de aanmelders zal er niet veel veranderen vermits de aanmelding sowieso telefonisch gebeurt. De begeleidingsdiensten volgen het dossier. Mevrouw Adelheid Byttebier.– Het onrustwekkende bericht wordt dus bevestigd. De vorige minister van Welzijn wou Vlaams-Brussel eenzelfde dienstverlening bieden als Vlaanderen. Dat wordt nu systematisch en in stilte afgebouwd. Er is één positieve kant aan het voorstel om een callcenter te starten in Zottegem : er rijden veel treinen tussen Brussel en Zottegem. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.– Ik stel niets voor. Het Vlaamse beleid doet dat.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Mevrouw Adelheid Byttebier.– Het is een triestige zaak. Het Brusselse welzijnsbeleid wordt afgebouwd.
VRAAG (R.v.O., art. 57) Schrijnend tekort medewerkers Brusselse Zomerschool De heer Frédéric Erens.– In de zomer van 2006 ging de Brusselse Zomerschool van start. Het proefproject was een eerste stap om anderstalige vreemde kinderen die school lopen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, tijdens de zomermaanden hun Nederlands te laten bijschaven. De Zomerschool heeft niet de bedoeling om jonge vreemde kinderen het Nederlands aan te leren, maar wel om het te onderhouden. Uit vaststellingen van schooldirecties, die door collegevoorzitter Guy Vanhengel zijn bevestigd, blijkt dat het overgrote deel van de schoolkinderen met een enorme terugval van de kennis van het Nederlands zitten wanneer ze in september terug naar school gaan. Wanneer blijkt dat de kennis van het Nederlands zwaar moet inboeten, dat de leerstof van een paar maanden eerder volledig verdwenen is en dat de taal waarin onderricht wordt niet meer fatsoenlijk begrepen wordt, dan zit men met een ernstig probleem. En dat niet alleen voor de betrokken kinderen, maar ook en vooral voor diegenen die de taal wel kennen, zoals kinderen van Nederlandstalige ouders, en tevens voor het onderwijzende personeel dat vanaf de eerste schoolmaand al opgezadeld wordt met een achterstand op het leerprogramma. Het Vlaams Belang is voorstander van taalbadklassen. Het verheugt ons dat de VGC dergelijke kleinschalige en vrijwillige initiatieven neemt. De Brusselse Zomerschool startte vorig jaar met 45 kinderen van vijf tot twaalf jaar en 23 begeleiders. Voor de begeleiding van de kinderen worden deskundigen ingeschakeld. Niet alleen leerkrachten uit het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, maar ook laatstejaarsstudenten uit de lerarenopleiding en logopedisten komen hiervoor in aanmerking.
415
Erens De Brusselse Zomerschool wordt dit jaar opnieuw georganiseerd, maar er is een probleem : er zijn niet genoeg begeleiders. Niet alleen zijn er minder begeleiders voor het initiatief, maar de begeleiders van vorig jaar geven er bovendien de brui aan omdat ze zich liever elders inzetten. Vorig jaar werd nog geopperd om het initiatief uit te breiden tot het secundair onderwijs, maar daar horen we vandaag niets meer over. Wat is de stand van zaken ? Waarom wordt de uitbreiding tot het secundair onderwijs niet gerealiseerd ? De problemen zijn in het secundair onderwijs soms schrijnender dan in het basisonderwijs. Waarom vindt men geen begeleiders ? Het valt op dat de begeleiders van vorig jaar afhaken. Is daar een reden voor ? Of ligt de reden in de moeilijke opdracht die ze moeten vervullen ? Waarom is er één begeleider per twee kinderen ? Kinderen van vreemde afkomst die school lopen in Vlaamse scholen in Brussel, verliezen hun kennis van het Nederlands tijdens de zomervakantie. De Brusselse Zomerschool probeert daaraan te verhelpen, maar het blijft een druppel op een hete plaat. Hoe maakt men de andere jongeren en hun ouders bewust van het feit dat hun kennis van de onderrichttaal afneemt tijdens de vakantie ? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Op dit ogenblik zijn we nog volop bezig met de uitbouw van de Zomerschool voor anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs. In dit tweede pilootjaar focussen we op de uitbreiding van de doelgroep en op de uitbouw van een namiddagaanbod. Het is belangrijk om dit onderdeel van de Zomerschool eerst goed uit te bouwen alvorens een nieuwe uitdaging aan te gaan. De ervaring van de Zomerschool Antwerpen leert ons dat een zomerschool voor anderstalige nieuwkomers uit het secundair onderwijs een totaal andere aanpak vergt. Op het niveau van de administratie wordt gekeken wat in de toekomst mogelijk is voor deze doelgroep. We zetten geen volgende stap vooraleer dit succesvolle project goed draait. Er is geen schrijnend gebrek aan vrijwilligers. Het is wel zo dat vrijwilligers zich meestal pas laat engageren. We zijn tot op het laatste moment ver-
416
plicht de oproep te herhalen. Op dit ogenblik hebben we een twaalftal vrijwilligers per week. Dat betekent dat we per groep van tien tot vijftien kinderen twee begeleiders hebben. Dat is voldoende om de doelstelling te halen. Om binnen meertalige groepen aan taalstimulering te doen is de verhouding tussen kind en begeleider van essentieel belang. Op die manier kan de kwaliteit van het taalaanbod versterkt worden en de interactie met de kinderen verhoogd. Twee begeleiders voor een groep van tien tot vijftien kinderen is ideaal. De Zomerschool is een specifiek initiatief vanuit onderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Binnen de vrijetijdssector zijn er nog tal van initiatieven waar kinderen en jongeren terechtkunnen. In het kader van de visietekst Nederlands als omgangstaal in VGC-initiatieven, zijn we bezig met de uitbouw van ondersteuning in de jeugdsector om taalstimulering een actievere plaats te geven in hun aanbod. Op dit ogenblik is er één taalondersteuner van Taalvaart die begeleiding verzorgt in de Werkgroepen Maatschappelijk Kwetsbare Jongeren. Het is de bedoeling om dat uit te breiden tot de speelpleinwerking en de kinderwerkingen in de gemeenschapscentra. De heer Frédéric Erens.– De bedoeling van de Brusselse zomerscholen is die kinderen bijkomende kennis van het Nederlands te laten verwerven. Ik hoorde dat tijdens de bespreking van de begrotingswijziging. Ik stel echter vast dat men streeft naar een behoud van kennis tussen juni en september. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Er zijn twee verschillende problemen. Kinderen met een basiskennis van het Nederlands verliezen die tijdens de zomervakantie door een gebrek aan praktijk. Dat is een bekend onderwijsfenomeen dat niet alleen voor talen geldt. De heer Frédéric Erens.– Het probleem is in Brussel wel schrijnender. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– Daar ben ik het volledig mee eens.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Vanhengel Het tweede probleem is dat van volledig nieuwe kinderen. We maken gebruik van de vakantie om hen een basiskennis aan te bieden zodat ze in september met een kleinere achterstand kunnen starten. Dat is onze eerste doelgroep. De heer Frédéric Erens.– Dat bevestigt wat ik zeg. Het secundair onderwijs vereist een andere aanpak. Vorig jaar dacht men eraan om dit jaar van start te gaan met het secundair onderwijs. Wanneer krijgen we een Brusselse Zomerschool voor het secundair onderwijs ? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.– We zullen die stap zetten wanneer de Zomerschool voor het basisonderwijs perfect werkt. Dan pas kunnen we middelen en energie vrijmaken voor het secundair onderwijs. Rome is niet op één dag gebouwd.
ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O., art. 59) Het dreigende gebrek aan monitoren voor de Brusselse speelpleinen Mevrouw Carla Dejonghe.– De elf speelpleinwerkingen van de VGC in Brussel zijn op dit moment nog op zoek naar een honderdtal monitoren voor deze zomer. Ook gemeentelijke en privé-werkingen hebben het moeilijk om mensen te vinden. Daardoor dreigen de speelpleinen een flink aantal van hun inschrijvingen te moeten terugschroeven. Gezien de korte tijdspanne die ons nog rest voor het begin van de zomervakantie, denken wij dat er dringend actie moet worden ondernomen. De VGC zou nu al contact opgenomen hebben met de jongeren die in het verleden een cursus “animator” hebben gevolgd. Ze zou hen ook hebben gevraagd hun vrienden mee te brengen. Op welke manier probeert de VGC speelpleinanimatoren te werven ? Met hoeveel jongeren werd er in de loop van het jaar contact opgenomen om te vragen dit jaar speelpleinmonitor te worden in Brussel ? Hoeveel reageerden er ? Hoeveel in-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
schrijvingen hebben de VGC-speelpleinen momenteel ? Heeft de VGC alternatieven achter de hand als ze niet genoeg monitoren vindt of zullen monitoren misschien beter worden betaald om aldus meer jongeren aan te sporen zich kandidaat te stellen ? Welke speelpleinen kampen met de grootste tekorten ? De heer Pascal Smet, collegelid.– Ik wil de cijfers van de pers (100 monitoren te kort) relativeren, want ze zijn gebaseerd op het aantal dagaanwezigheden van vorig jaar en het streefcijfer van één animator per tien kinderen. Op dit ogenblik hebben we 284 monitoren in totaal. De afgelopen dagen hebben een tiental extra monitoren zich gemeld, wellicht dankzij de aandacht in de pers. Tot nu toe zijn er 1330 kinderen ingeschreven, wat niet betekent dat zij ook elke dag aanwezig zullen zijn gedurende twee maanden. In 2006 waren 2016 kinderen ingeschreven, met een gemiddelde dagaanwezigheid van 1800 kinderen. Het aantal inschrijvingen daalt de laatste jaren. Met het aantal monitoren dat zich nu heeft gemeld en het aantal ingeschreven kinderen, kunnen alle elf speelpleinwerkingen van start gaan. Dat betekent wel dat het aantal kinderen per monitor iets hoger zal liggen en dat monitoren niet steeds op het plein van hun voorkeur kunnen worden ingezet of dat beheerders en hoofdmonitoren zich ook gedeeltelijk in de begeleiding inschakelen. Dat het ideale monitorenbestand in deze periode nog niet volledig is ingevuld, is niet uitzonderlijk. Veel jongeren wachten nog hun schoolresultaten af alvorens zich voor een job te engageren. Dit jaar is het aantal ontbrekende monitoren veel opvallender, ondanks extra inspanningen op het vlak van de rekrutering. De speelpleindienst plaatste zoekertjes op verschillende websites voor jongeren en vrijwilligerswerk, adverteerde in de krantjes van de gemeenschapscentra en in nieuwsbrieven van jeugd-, sport- en onderwijsverenigingen. 5000 exemplaren van de animatorenkrant, flyers en affiches werden verspreid in bibliotheken, gemeenschapscentra en alle Brusselse secundaire en hogescholen. Alle jongeren uit de VGC-databank van speelpleinmedewerkers sinds 2001 en van alle Brusselse jeugdverenigingen ontvingen een persoonlijke mailing. Verantwoordelijken van de koepels van het jeugdwerk, leerkrachten en directeurs werden aangespoord om de vacatures bekend te maken via hun contac-
417
Smet ten en kanalen. De speelpleindienst deed een telefoonronde naar het eigen animatorenbestand. Ook nu zet zij de inspanningen voort. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor het kleiner aantal monitoren. Het aantal soortgelijke vakantiejobs is gestegen. Ook de initiatieven voor buitenschoolse opvang, gemeenschapscentra, sportwerkingen, gemeenten en dergelijke doen een beroep op jobstudenten voor de begeleiding van hun vakantieactiviteiten, aan dezelfde tarieven als de VGC. Jongeren willen hierin al eens ‘shoppen’. Niet alleen in Brussel is het vakantieaanbod gestegen, maar ook in de rand van Brussel, waar traditioneel heel wat VGC-monitoren vandaan komen. Dat verklaart trouwens ook het dalende aantal kinderen op onze speelpleinen. Het jeugdwerk in het algemeen kampt met een leidingtekort. Steeds minder jongeren willen hun vrije tijd samen met kinderen doorbrengen, laat staan er verantwoordelijkheid voor nemen. Een ‘gewone’ louter uitvoerende vakantiejob in een bedrijf is gemakkelijker en vraagt bijvoorbeeld geen extra investering in het maken van een programma buiten de werkuren.
werken. Vermoedelijk zullen we naast de schriftelijke communicatie veel meer contact moeten gaan leggen op een persoonlijker manier met jongeren in scholen, op onderwijs- en jongerenbeurzen en op evenementen.
– De vergadering wordt om 13u10 gesloten. – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
In vergelijking met de gemeenten uit de rand was de VGC-vergoeding tot nu toe bijzonder redelijk. Jongeren die inspanningen leveren op het vlak van kadervorming of die bijkomende opvang voor of na de werking willen begeleiden, kunnen het basisbedrag verhogen. Het financiële aspect mag niet van doorslaggevend belang zijn, want dat zou enkel een hoop kandidaten die niet het juiste profiel of motivatie hebben, aantrekken. De wijze van financiering, nu gedeeltelijk gebaseerd op leeftijd, is aan verandering toe. Ik zal daarbij laten onderzoeken wat de beweegredenen van jongeren zijn om zich wel of niet kandidaat te stellen voor de speelpleinen : de vergoeding, de doorgroeimogelijkheden, de alternatieven aan vakantiejobs, de bekendmaking van het aanbod enzovoort ? Wanneer we die beweegredenen kennen, kunnen we onze acties daarop afstemmen. In het optrekken van de vergoeding tot op een hoogte die jongeren die een ruimere keuze hebben over de streep trekt, is op dit moment niet voorzien. Dat zou ook een serieuze verhoging van het budget betekenen. De speelpleindienst weet dat we een nog uitgebreider communicatie- en rekruteringsplan zullen uit-
418
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
Bijlagen
1. Ingekomen stukken
meenschapscommissie en de rekening 2006 van het Reservefonds.
Ontwerp van verordening : indiening en verwijzing – Ontwerp van verordening tot vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2007 – 6B (2006-2007) – Nr. 1 Doorverwezen naar de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting. Rekeningen Raad : indiening en doorverwijzing – Rekening van de Raad van de VGC voor het dienstjaar 2006 en rekening 2006 Reservefonds. Doorverwezen naar de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting.
2. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting van 9 januari 2007 Ontwerp van verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2007 – Stuk 6B (2006-2007) – Nr. 1 Aanwezig : Vaste leden : de heren Jean-Luc Vanraes, voorzitter, Jan Béghin, Johan Demol en Walter Vandenbossche
Verslagen : indiening
Plaatsvervanger : mevrouw Brigitte De Pauw
– Verslag uitgebracht door mevrouw Carla Dejonghe namens der Commissie voor Onderwijs, Beroepsopleiding ‘Prestaties van de leerlingen van buitenlandse herkomst in België volgens de PISA-studie. Vergelijking tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap.’ – stuk 368 (2006-2007) – Nr. 1
Commissie voor Onderwijs en Beroepsopleiding
– Verslag uitgebracht door de heer Fouad Ahidar namens de Commissie voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting met betrekking tot het bezoek aan de Taalbadklassen van de gemeentelijke basisschool en de secundaire gemeenschapsschool van Anvaing. – stuk 369 (2006-2007) – Nr. 1
Terreinbezoek Taalbadklassen in de Van Meyelschool te Sint-Lambrechts-Woluwe Aanwezig : Vaste leden : de heren Fouad Ahidar, voorzitter, Dominiek Lootens-Stael en mevrouw Carla Dejonghe Plaatsvervanger : mevrouwen Brigitte De Pauw, Marie-Paule Quix en de heer Erland Pison
– Verslag uitgebracht door de heer Walter Vandenbossche namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting, over het ontwerp van verordening tot vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2007 – stuk 6B (2006-2007) – Nr. 2 – Verslag uitgebracht door de heer Walter Vandenbossche namens de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting, over de rekening 2006 van de Raad van de Vlaamse Ge-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007
419
Trefwoordenregister
Actualiteitsvragen Zie Dreigend gebrek aan monitoren voor de Brusselse speelpleinen Opdoeken van het Brussels Steunpunt Ouderenmis(be)handeling
Tekort aan Nederlandstalige huisartsen Zorgverzekerde bejaarden van het rusthuis Bergamotte, blz. 395
Bericht van verhindering, blz. 387 Dreigend gebrek aan monitoren voor de Brusselse speelpleinen, blz. 417 Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid en de Migrantenconsulent, blz. 411 Interpellaties Zie Uitvoering Stedenfonds II en de gevolgen voor een aantal vzw’s Zorgverzekerde bejaarden van het rusthuis Bergamotte Motie van overeenstemming, blz. 395 Opdoeken van het Brussels Steunpunt Ouderenmis(be)handeling, blz. 414 Samenwerking Kind & Gezin en de VGC inzake de Brusselse consultatiebureaus, blz. 409 Schrijnend tekort aan medewerkers voor de Brusselse Zomerschool, blz. 415 Tekort aan Nederlandstalige huisartsen, blz. 412 Uitvoering Stedenfonds II en de gevolgen voor een aantal vzw’s, blz. 399 Verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A Bespreking, blz. 387 Stemming, blz. 394 Vragen Zie Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid en de Migrantenconsulent Samenwerking Kind & Gezin en de VGC inzake de Brusselse consultatiebureaus Schrijnend tekort aan medewerkers voor de Brusselse Zomerschool
420
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 16 22 juni 2007