VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2013-2014
Nr. 1
INTEGRAAL VERSLAG Vergadering van vrijdag 18 oktober 2013 Ochtendvergadering
INHOUD
OPENING VAN DE GEWONE ZITTING 2013-2014 ..................................................................2 BENOEMING VAN HET BUREAU (R.v.O., art.3 en 4) ............................................................ 2 Spreker : Carla Dejonghe TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER ........................................................................................ 3 MEDEDELINGEN .................................................................................................................... 5 BELEIDSVERKLARING (R.v.O., art.50,1) Algemene Bespreking ...........................................................................................................5 Sprekers : Guy Vanhengel, collegevoorzitter - Jef Van Damme - Carla Dejonghe - Greet Van Linter - Bianca Debaets - Dominiek Lootens-Stael - Elke Van den Brandt - Paul De Ridder - Walter Vandenbossche - Elke Roex - Brigitte Grouwels, collegelid - Bruno De Lille, collegelid Stemming ...... ...................................................................................................................... 47 BIJLAGEN ..... ...................................................................................................................... 49 TREFWOORDENREGISTER ...................................................................................................51
-21e vergadering
Vergadering van vrijdag 18 oktober 2013 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9.09 uur geopend. Voorzitter: De heer René Coppens, oudste lid in jaren.
OPENING VAN DE GEWONE ZITTING 2013-2014 De voorzitter.- De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie komt heden van rechtswege bijeen op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen. Ik verklaar de gewone zitting 2013-2014 geopend.
BENOEMING VAN HET BUREAU (R.v.O., art. 3 en 4) De voorzitter.- Aan de orde is de benoeming van het Bureau. Het uittredende Bureau was als volgt samengesteld: Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes Ondervoorzitter: mevrouw Annemie Maes Secretarissen: de heer Fouad Ahidar, mevrouw Bianca Debaets, de heer Johan Demol, de heer René Coppens, mevrouw Sophie Brouhon Het Bureau bestaat, conform artikel 3 van het Reglement van Orde van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie uit een voorzitter, een ondervoorzitter en 5 secretarissen. Vraagt iemand het woord over de benoeming van het Bureau? Mevrouw Carla Dejonghe.- Ik stel voor het uittredende Bureau opnieuw te benoemen. (Instemming) De voorzitter.- Aangezien het aantal uittredende bureauleden overeenkomt met het totaal aantal toe te wijzen mandaten verklaar ik het Bureau als volgt samengesteld : Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes Ondervoorzitter: mevrouw Annemie Maes Secretarissen: de heer Fouad Ahidar, mevrouw Bianca Debaets, de heer Johan Demol, de heer René Coppens, mevrouw Sophie Brouhon. Ik nodig de voorzitter uit om hier plaats te nemen. (De heer René Coppens en de heer Jean-Luc Vanraes geven mekaar de accolade) Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes
-3TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER De heer Jean-Luc Vanraes.- Ik dank alle raadsleden oprecht voor het hernieuwde vertrouwen. Dit jaar wordt een uitzonderlijk jaar. Iedereen beseft dat dit het laatste jaar is van deze legislatuur die in 2009 begon. Het is een jaar dat zeker beheerst zal worden door de verkiezingen die in mei 2014 plaatsvinden. Het gaat zowel om Europese, federale als regionale verkiezingen. Bijgevolg zal ook de Raad van de VGC moeten worden vernieuwd. Ik hoop dat de parlementaire werkzaamheden van de Raad in het licht van deze verkiezingen in alle rust en sereniteit zullen kunnen plaatsvinden. De verkiezingskoorts mag in ieder geval de kwaliteit van het parlementair werk niet dwarsbomen. Ik hoop dat ik hierbij mag rekenen op de medewerking van de leden van het Bureau en van de griffiediensten. Zij moeten er mee voor zorgen dat alle activiteiten ook dit jaar weer op een voortreffelijke manier kunnen plaatsvinden. Voor één keer heb ik mijn toespraken van de voorbije jaren nagekeken. Normaal gezien doe ik dit niet. Mijn eerste speech dateerde uit het zittingsjaar 2000-2001. Reeds toen formuleerde ik een aantal opmerkingen over de visies en werking van de Raad. Ik volgde toen collegevoorzitter Guy Vanhengel op. Hij was toen mijn prominente voorganger. Door de jaren heen is er tussen ons beide altijd een wisselwerking geweest. In die openingstoespraak zei ik: “Mijns inziens bestaat de uitdaging van de democratie erin zich permanent aan te passen aan de steeds verschillende maatschappelijke veranderingen. Als we bijgevolg willen bewijzen dat de democratie werkt, moeten we als representatieve politieke instelling getuigen van een permanent functionerend aanpassingsvermogen.” In 2000-2001 stelde ik dat dit een belangrijk item was voor een parlementair debat. Kijk hoe Brussel er vandaag uitziet. Ons aanpassingsvermogen heeft al heel wat mogen werken. Er zijn mensen die nog altijd over Brussel denken zoals het zoveel jaar geleden was – en dat zijn vooral mensen die buiten Brussel wonen. Dit werd op een goede manier geparafraseerd door de rector van de VUB in zijn academische openingsrede, die dit jaar helemaal aan Brussel was gewijd. Hij zei dat sommigen aan Brussel denken met ‘de drie V’s’ voor ogen: ‘viezigheid, vuiligheid en veiligheid’. Zij denken aan de torenhoge werkloosheid en de dualiteit. Brussel was in die periode inderdaad vooral een stad die zijn inwoners zag wegvluchten. Het was een verouderde stad, een stad waar de gemeenschappen nog tegenover elkaar stonden, waar de communautaire strijd nog een hot item was, waar taalgenoten elkaar als concurrenten beschouwden. Dertien jaar later, in 2013, hebben wij – en ik geloof dat u dat ook wel inziet – een andere stad. Een stad waarin de gemeenschappen zich elk op hun terrein voor andere talen en culturen openstellen. Het uiteindelijk doel is de ontwikkeling van een kwalitatieve dienstverlening. Denk maar aan het onderwijs, de gezondheidszorg en de cultuur. Die rol moet de VGC blijven vervullen, zij moet ten dienste staan van alle Brusselaars. Met de opening van Muntpunt heeft de Vlaamse Gemeenschap in Brussel alvast opnieuw bewezen dat zij deze kwalitatieve informatie en begeleiding kan verstrekken. Brussel werd een volwassen gewest en kreeg dankzij de nieuwe staatshervorming een correcte financiering en meer bevoegdheden. Het is aan ons om die staatshervorming uit te voeren en onze nieuwe bevoegdheden optimaal te benutten, ook weer ten dienste van de Brusselaar.
-4-
Brussel is vandaag de economische motor van ons land. We kregen daarover nog een uitgebreide toelichting in de studiesessie die enkele dagen geleden door de Raad werd georganiseerd in samenwerking met de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken. Brussel stelt als het grootste werkgelegenheidsbassin veel pendelaars uit Vlaanderen en Wallonië te werk. We leven vandaag in een kosmopolitische stad waar vele gemeenschappen samenleven: de wereld in één stad. Brussel onderging een sociologische en demografische ommekeer. We beginnen stilaan de strijd der vooroordelen, die vaak in andere regio’s leven, te winnen. Dat is allemaal positief. Maar we mogen ook de minder goede kanten van een grootstad niet uit het oog verliezen. Brussel is nog altijd de stad van aankomst van veel asielzoekers en illegalen. We zullen deze discussie volgende maandag in de samenwerkingscommissie voeren. We werden de voorbije weken nog hard met deze problematiek geconfronteerd. Brussel komt dikwijls in het nieuws als het gaat over religieus extremisme en terrorisme. Er zijn verontrustende fenomenen zoals het voorval met de jonge journaliste van tvbrussel die in Anderlecht werd beschoten. Wij werden daar allemaal sterk door geraakt. Vooral jongeren worden nog te veel door werkloosheid getroffen. Dat is erg want we moeten op die jongere generatie rekenen om de vergrijzing aan te pakken. Ook in onze eigen bevoegdheden moeten we opletten voor zelfgenoegzaamheid. Het Nederlandstalig onderwijs blijft een succesnummer, maar we mogen de ogen niet sluiten voor bijvoorbeeld het tekort aan leerkrachten. Het taalniveau blijft een probleem. Volgens studies neemt de meertaligheid af. U kent de enorme uitdagingen op het vlak van kinderopvang en goede gezondheidszorgen. Ook die maatschappelijke aspecten mogen dit parlement niet onberoerd laten. De voorbije weken maakte de parlementaire democratie in ons land niet zo’n goede beurt. Zonder hierop verder in te gaan, u hebt het allemaal in de media kunnen volgen, verwijs ik naar de discussies over pensioenrechten en uittredingsvergoedingen. Maar er stoort mij iets fundamentelers. Sommigen menen de fundamenten van de parlementaire representatieve democratie helemaal onderuit te moeten halen en zelfs ter discussie te stellen. Zij formuleren voorstellen om een vorm van loting in te voeren waarbij burgers willekeurig uit een lijst geplukt worden om als volksvertegenwoordiger te gaan zetelen. Zogezegd om het populisme in de politiek te bestrijden, zogezegd omdat de parlementsleden niet met het algemeen belang maar met hun partijbelang zouden bezig zijn. Wat is de rol van een parlement? Burgers kiezen hun afgevaardigden in de parlementen. De volksvertegenwoordigers ontwikkelen daar hun visie. De burgers kunnen het parlementair werk het volgende keer bij de verkiezingen beoordelen. Zo werkt de parlementaire democratie. En daarbij is het belangrijk dat parlementsleden afstand nemen van de waan van de dag, dat zij een maatschappelijk project aan de burgers voorleggen waarin dynamiek en verandering zit. Als we dat doen, als we met passie en vol overgave deze schone en dankbare stiel beoefenen, zijn dergelijke visionaire voorstellen niet nodig en zal er niet getwijfeld worden aan het nut van parlementen en hun leden. Met deze gedachte wens ik u allen een vruchtbaar parlementair jaar toe.
-5MEDEDELINGEN De voorzitter van het Parlement Wallon deelt bij brief mee dat de vergadering zich ter zitting van 18 september 2013 heeft geconstitueerd. De voorzitter van het Parlement de la Communauté Française deelt mee bij brief dat de vergadering zich ter zitting van 19 september 2013 heeft geconstitueerd. De voorzitter van het Vlaams Parlement deelt mee bij brief dat het Vlaams Parlement zich ter vergadering van 23 september 2013 heeft geconstitueerd. De voorzitter van de Senaat deelt mee bij brief dat de Senaat zich ter vergadering van 8 oktober 2013 heeft geconstitueerd. De voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers deelt mee bij brief dat de Kamer van Volksvertegenwoordigers ter vergadering van 8 oktober 2013 voor wettig en voltallig is verklaard. Bij Collegebesluit nr. 20132014-0054 van 26 september 2013 sluit het College de zitting 2012-2013 van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie op 17 oktober 2013.
BELEIDSVERKLARING 2013-2014 VAN HET COLLEGE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE Bespreking De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Bij de start van het laatste werkjaar van deze legislatuur heeft het College naar goede gewoonte zijn beleidsverklaring opgesteld. Daarin worden de plannen vermeld die het College dit jaar wenst en zal realiseren. Wij hebben er een lange versie van gemaakt. De gedrukte versie is aan jullie overgemaakt. Bij mijn toelichting zal ik mij beperken tot een samenvatting daarvan. Brussel, thuishaven van een groeiende en snel veranderende bevolking, bekleedt een unieke positie in ons land en Europa. De kosmopolitische en Europese roeping van Brussel, de dynamiek die uitgaat van haar jonge bevolking, de culturele en talige diversiteit van de stad: het zijn de bouwstenen van onze stad. Met deze stenen moeten wij dag na dag met enthousiasme aan de slag. Verantwoordelijkheid nemen voor Brussel betekent antwoorden zoeken voor de maatschappelijke uitdagingen die zich aandienen. Die noodzaken niet alleen tot een sterke samenwerking tussen de verschillende beleidsdomeinen van de VGC, maar ook tot een belangrijke onderlinge samenwerking tussen alle betrokken overheden. Door een bundeling van krachten slagen we erin om onze slagkracht te vergroten. Het College zet vandaag zijn beleidsvisie uiteen en hanteert daarbij kernbegrippen als capaciteit, stedelijke vernieuwing, kwaliteit, efficiëntie, ambassadeurschap, taalbeleid en sociale samenhang of gemeenschapsvorming. Deze begrippen vatten kernachtig de beleidsacties samen waaraan de volgende maanden wordt gewerkt.
-6De voorbije jaren nam de demografische druk op onze stad alleen maar toe. De groei en de verjonging van de Brusselse bevolking verplichtten ons om prioritair in te zetten op de uitbreiding van de capaciteit, zowel in onderwijs, kinderopvang als vrijetijdsvoorzieningen. Ook in het laatste jaar van deze legislatuur zetten we die inspanningen krachtig voort. Op het vlak van onderwijsinfrastructuur zijn de uitbreiding van bestaande scholen en de bouw van nieuwe scholen de absolute prioriteit. Dat is noodzakelijk als we aan alle kinderen de onderwijskansen willen geven waar ze recht op hebben en waar hun ouders voor gekozen hebben. De VGC zal tijdens deze legislatuur ruim 125 miljoen euro hebben vrijgemaakt voor investeringen in onderwijs. Daarvan werd 73 miljoen euro bestemd voor gesubsidieerde infrastructuur en ruim 42 miljoen euro voor de VGC-onderwijsinstellingen. Daarnaast is ook, ten belope van bijna 7,5 miljoen euro, voorzien in investeringen voor onderwijsprojecten. Sinds het begin van deze legislatuur tot vandaag werden in het Nederlandstalig onderwijs al 2.450 extra plaatsen gecreëerd. Het volgende werkjaar is het de ambitie om dat aantal te laten groeien met minstens 500 extra plaatsen. Daarmee zitten we op schema om de initiële doelstelling van 6.000 extra plaatsen in het Nederlandstalig basisonderwijs te behalen. We trachten op deze wijze het aanbod af te stemmen op de vraag naar plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs. Om deze doelstelling te realiseren zal de VGC bijkomend investeren in minstens 6 schoolgebouwen, bovenop de 18 projecten die nog lopen of al afgerond zijn. De VGC trok voor deze doelstelling al meer dan 33,4 miljoen euro uit en zal dit werkjaar bijkomend in 16 miljoen euro voorzien. Dat bedrag zal vooral worden ingezet in de capaciteitsdossiers in de gemeenten Sint-Jans-Molenbeek, Brussel Stad, Anderlecht, Sint-Gillis, Neder-Over-Heembeek en Jette. De capaciteitsuitbreiding situeerde zich tot nu toe vooral in het basisonderwijs. Maar ook in het secundair onderwijs zal de capaciteit onder druk komen te staan. De volgende maanden zullen benut worden om een onderbouwde en gestructureerde capaciteitsplanning voor het secundair onderwijs op te maken. Ook in de kinderopvang werd en wordt de capaciteit tijdens deze beleidsperiode sterk opgetrokken. In erkende en gesubsidieerde kinderdagverblijven werden tot en met vandaag maar liefst 381 plaatsen gecreëerd, waarvan 307 plaatsen door Kind&Gezin en 74 plaatsen door de VGC. In initiatieven voor buitenschoolse opvang werden 257 bijkomende plaatsen gecreëerd, waarvan 145 plaatsen door Kind&Gezin en 112 plaatsen door de VGC. Het totale aanbod rondt zo de kaap van 750 plaatsen. Verder heeft de VGC op het vlak van (brede) kinderopvang en opvoedingsondersteuning 2 ontmoetingsplaatsen: Baboes aan de Vlaamsesteenweg en eentje in Nieuwland. Ouders ontmoeten er elkaar en maken kennis met diverse opvoedingspraktijken. De opstart van 2 bijkomende ontmoetingsplaatsen in Helmet en Laken is in voorbereiding. Dit bijkomende aanbod gaat hand in hand met investeringen in infrastructuur. Voor kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning zal tijdens deze legislatuur bijna 15 miljoen euro worden vastgelegd. Bovendien zitten een aantal belangrijke projecten nog in de pijplijn. Ook voor wat het vrijetijdsbeleid betreft, blijft de VGC inzetten op voldoende kwaliteitsvolle infrastructuren, met onder andere de opening van de nieuwe accommodatie van de RitterKlub, de opening van het zwembad van Ganshoren, de start van de werkzaamheden voor de bouw
-7van de nieuwe bibliotheek in Sint-Pieters-Woluwe, de start van de projecten voor de jeugdhuizen Alleman en De Branding, en de opening van het nieuwe gemeenschapscentrum Den Dam. Ook de ontwikkeling van een groen speeldomein staat hoog op de agenda van het jeugdbeleid. Infrastructuren vereisen natuurlijk ook personeel. De opgave om de demografische groei op te vangen, hangt direct samen met de nood aan extra leerkrachten, begeleiders, animatoren en vrijwilligers. Met de campagne over lesgeven in Brussel werd een eerste stap gezet om leerkrachten aan te trekken en hen te motiveren om in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te blijven. Er werd ook ingezet op het creëren van een vorm van ‘community-gevoel’ onder de Brusselse leerkrachten. Deze campagne wordt dit jaar aangevuld met gerichte acties voor leerlingen van het Brussels secundair onderwijs en voor studenten lerarenopleiding van het hoger onderwijs. Samen met Vlaanderen voert de VGC de campagne ‘ik ga ervoor’, die de promotie en de sensibilisering van een ruim publiek met betrekking tot een zorgjob voor ogen heeft. Deze algemene campagne wordt ook aangevuld met zeer gerichte inspanningen ter promotie van de zorgberoepen en acties om de instap in een zorgjob voor volwassenen mogelijk te maken. De VGC heeft een participatief traject opgestart met de Brusselse sportclubs, sportorganisaties en de betrokken Vlaamse sportpartners. In eerste instantie worden het aanbod, de behoeftes en de hiaten inzake clubondersteuning en vrijwilligerswerking in beeld gebracht. Dit traject zal resulteren in concrete beleidsaanbevelingen voor een optimalere ondersteuning van een duurzaam, toegankelijk, divers en kwalitatief sportaanbod in verenigingsverband waarbij ook de vrijwilliger verder zal worden versterkt. Het College maakt dit jaar werk van een nieuw Stedenfondsprogramma voor de periode 20142019. Het Stedenfonds is een belangrijk hefboominstrument om te investeren in stedelijke vernieuwing. De nieuwe beleidsovereenkomst is opgebouwd rond de 3 thema’s die centraal stonden in het inspraak– en participatietraject ‘Stadspiratie’: opgroeien in de stad, investeren in sociale mobiliteit en emancipatie, en stedelijke coalities als hefboom voor vernieuwing. Met het nieuwe Stedenfondsprogramma wil het College maximaal inzetten op de verbetering van de leefbaarheid van de stad en het versterken van de sociaaleconomische positie van haar inwoners. In het kader van stedelijke vernieuwing zal het College ook zijn schouders zetten onder een vernieuwend stadsvernieuwingsproject in de kanaalzone. Die biedt heel wat mogelijkheden op het vlak van de opvang van de demografische groei, het creëren van tewerkstelling voor Brusselse jongeren enzovoort. Het stimuleren en ontwikkelen van het lokale economische en sociale potentieel in de kanaalzone vormt een belangrijke strategie om uitsluiting en sociaalruimtelijke verdringing tegen te gaan. Het College van de VGC wil met de ontwikkeling van het stadsvernieuwingsproject Abattoir-Erasmus een bijdrage leveren aan die uitdagingen op en rond de site van de slachthuizen, Abattoir, en van de campus van de Erasmushogeschool Brussel in Anderlecht. Ook de kwaliteit moet centraal staan. Investeren in capaciteit gaat hand in hand met het behoud en de verbetering van de kwaliteit zowel op het vlak van de bestaande infrastructuur als van de werking.
-8Extra ondersteuning bieden om de kwaliteit van het onderwijsaanbod in een grootstedelijke context blijvend te garanderen is het hoofddoel van het Onderwijscentrum Brussel (OCB). Al 5 jaar ondersteunt het OCB onderwijsteams in de Brusselse Nederlandstalige scholen. De focus is nog altijd taalvaardigheidonderwijs Nederlands en ouderbetrokkenheid, maar sinds 2012 ondersteunt het OCB ook de ontwikkeling van de Brede School in Brussel en besteedt het steeds meer aandacht aan omgaan met meertaligheid op school en de impact van sociaaleconomische diversiteit in het onderwijs. Het OCB wil in de toekomst ook kijken naar de plaats van het vreemdetalenonderwijs in de Brusselse scholen met het oog op een functionele meertaligheid van alle leerlingen die uitstromen. Ook in de kinderopvang voor baby’s en peuters wordt bijkomend ingezet op ouderbeleid. Met het project ‘Kinderopvang en ouders: partners in opvoeding’ begeleidt het centrum voor Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) 9 Nederlandstalige kinderdagverblijven in Brussel bij het versterken van hun opvoedingsondersteunende functie. Eind 2012 zijn 2 Huizen van het Kind opgestart. Zij beogen een geïntegreerde dienstverlening aan gezinnen met kinderen waarbij meerdere organisaties en werkvormen op het vlak van de preventieve gezinsondersteuning worden samengebracht. Rekening houdend met de ervaringen van deze proefprojecten wil de VGC komen tot een werkbaar model voor preventieve gezinsondersteuning op maat van Brussel. Tot nu toe kregen 22 Brede Scholen in Brussel ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschap en van de VGC. Het uiteindelijke doel van een Brede School is een krachtige leeromgeving uitbouwen voor kinderen en jongeren dankzij de samenwerking en de inbreng van de verschillende partners van de Brede School. Het College van de VGC heeft ook beslist om dit jaar bijkomend 5 nieuwe Brede Scholen te ondersteunen. Het worden er dus 27. In de buitenschoolse opvang werd, in het verlengde van de Brede School, de voorbije jaren voluit ingezet op de versterking van de buurtgerichte werking met nest- en webfunctie. Kinderen kunnen vrij spelen of deelnemen aan een gevarieerd eigen speelaanbod in het nest of van daaruit vertrekken naar een web van activiteiten van partnerorganisaties in de buurt. De dvd ‘Knopjesman’ zal worden gebruikt als vormingsinstrument in de buiten- en naschoolse opvang en in geïnteresseerde vrijetijdsorganisaties met een aanbod voor jonge kinderen. In functie van een doorgaande en brede ontwikkelingslijn van jonge kinderen en binnen het kader van Brede School ambieert de VGC een maximale inhoudelijke synergie tussen Nederlandstalige kinderopvang en kleuteronderwijs. Zoals in ‘preschools’ waar alle kinderen van 0 tot 6 jaar terechtkunnen, verschuift de focus gradueel van zorg naar educatie, de zogenaamde ‘edu-care’. Die inclusieve benadering van de ontwikkeling van jonge kinderen draagt bij aan de sociale integratie en preventie van (kans)armoede. Omdat de overgang tussen basisonderwijs en secundair onderwijs voor veel kinderen een moeilijke fase is, werkt de VGC, samen met een aantal onderwijsinstellingen, aan een model voor een andere aanpak: het opzetten van een ‘Schakelschool’ op maat van Brussel. Dat model moet bruggen slaan tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs om gradueel te werken aan talentontwikkeling en het maken van een weloverwogen studiekeuze. Om de Brusselse jeugdhuizen beter te ondersteunen is in 2013 de vzw Jeugdhuis Ondersteuning Brussel opgericht. Het komende jaar moet de nieuwe organisatie volledig operationeel
-9zijn en zal ook de langetermijnwerking op punt staan. Om dat te realiseren wordt een convenant gesloten tussen de nieuwe vzw en de VGC. Moderne, kwaliteitsvolle en duurzame schoolinfrastructuur draagt in belangrijke mate bij tot de onderwijskwaliteit, het welbevinden op school en het leercomfort van de leerlingen. In deze legislatuur zal de investering in onderwijsprojecten in totaal 7,5 miljoen euro bedragen. Daarmee worden programma’s als ‘Plassen met Klasse’, ‘Energiezorg op school’ en het Schoolinterventieteam (SIT) gefinancierd. Aan het einde van dit werkjaar zullen er 98 nieuwe sanitaire installaties zijn, 110 energiedossiers, 43 dossiers ‘Sport&Spel’ en meer dan 200 tussenkomsten van het SIT. Aangezien het onderwijs een voorbeeldfunctie heeft en scholen kampen met hoge energiefacturen, wordt het accent gelegd op het energiezuinig maken van scholen. Dat zal gebeuren in samenwerking met het SIT voor een budget van 400.000 euro. Daarnaast wordt er werk gemaakt van de inrichting van multifunctionele speelplaatsen om zo beter aansluiting te vinden bij de veranderende leer- en leefomgeving van kinderen. De VGC trekt voor dit programma meer dan 6 miljoen euro uit. In een eerste fase wordt gestart met een aantal proefprojecten om op termijn te komen tot een nieuw subsidiekader inzake speelplaatswerking. Tijdens deze legislatuur heeft de VGC voluit ingezet op de gemeenschapscentra, zowel op inhoudelijk als op infrastructureel vlak. Met de nieuwe verordening voor de Brusselse gemeenschapscentra werd een bijna 10 jaar oude regelgeving nieuw leven ingeblazen. De doelstelling van de nieuwe verordening bestaat erin de relaties van de gemeenschapscentra met de lokale overheid en de inrichtende overheid, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, zo goed mogelijk te organiseren zodat de doelstellingen van de gemeenschapscentra kunnen gerealiseerd worden binnen de Vlaamse decreet- en regelgeving. Aansluitend daarbij is er de realisatie van het Cultuurcentrum Brussel. Onder het motto ‘samen staan we sterker’ bundelen de 22 gemeenschapscentra hun krachten. Het doel van de samenwerking is komen tot een meer gestroomlijnd en overkoepelend cultureel aanbod waarbij het sociaal-cultureel werk en het cultureel en educatief programma elkaar versterken. De VGC investeert sinds het begin van de legislatuur in infrastructuur van gemeenschapscentra waarbij het accent ligt op kwaliteit, ecologie en volledige toegankelijkheid. Tijdens deze legislatuur werd al meer dan 10 miljoen euro geïnvesteerd in de verschillende gemeenschapscentra. Ook het komende jaar zullen de investeringen van de VGC in de gemeenschapscentra duidelijk blijken. Ook binnen de sector personen met een handicap investeert de VGC in verschillende initiatieven waarbij kwaliteit en verscheidenheid voorop staan. In deze legislatuur wordt voor meer dan 4 miljoen euro geïnvesteerd in infrastructuur voor personen met een handicap. Binnen het Nederlandstalige welzijnsbeleid vervullen de lokale dienstencentra een belangrijke spilfunctie. Dat werd onder meer vertaald in verscheidene infrastructuurinvesteringen, zodat de initiatieven voldoen aan alle vereisten om ook een Vlaamse erkenning en subsidiëring te kunnen verkrijgen of behouden. Dat is essentieel voor een goede werking. De VGC zal in deze legislatuur ruim 1,8 miljoen euro investeren in deze infrastructuur. Het College zet in op een toegankelijke en efficiënte dienstverlening, een dynamische personeelsplanning, een modern financieel en een adequaat facilitair beheer. Dat zijn belangrijke
- 10 randvoorwaarden om te komen tot een efficiënt beleid en een optimale ondersteuning van het werkveld. In het kader van het sociaal-cultureel werk voor jeugd en volwassenen worden nieuwe subsidiereglementen opgemaakt. Voor de zomer van 2013 werd een reglement voor de ondersteuning van jeugdinfrastructuur goedgekeurd in het kader van de verordening over het ondersteunen van het vrijetijdsaanbod binnen het jeugdbeleid. Dit werkjaar worden ook de reglementen voor de kadervorming, de hoofdstedelijke verbonden en het lokaal jeugdwerk vernieuwd. De verordening sociaal-cultureel werk wordt uitgevoerd, met onder meer een vernieuwde subsidiëring van de regionale verenigingen. Tegelijkertijd wil de VGC de erkenningdossiers van lokale verenigingen vlotter verwerken door onder meer gebruik te maken van Yesplan, het registratieprogramma dat sinds dit jaar in de 22 gemeenschapscentra is geïmplementeerd. Met behulp van uniforme registratie- en planningssoftware wil de VGC het volgende jaar de werking van de lokale dienstencentra efficiënter en doelgerichter maken. Met die nieuwe software kunnen gebruikersgegevens systematisch worden geregistreerd. Op die manier is de VGC in staat om de evaluatie van de werking van de lokale dienstencentra te versterken. Naar analogie met het aanmeld- en inschrijfbeleid in het basisonderwijs werkt de VGC samen met het LOP Secundair Onderwijs Brussel aan een aanmeld- en inschrijfsysteem voor het secundair onderwijs. De VGC voorziet in een subsidie om daarvoor de eerste stappen te zetten. In de kinderopvang van baby’s en peuters werd de voorbije jaren verder werk gemaakt van een evenwichtig opnamebeleid, met voorrang voor zowel gezinnen waarvan minstens 1 ouder voldoende Nederlands kent, als voor kwetsbare gezinnen. In 2014 zal een Lokaal Loket Kinderopvang van start gaan dat ouders moet helpen in hun zoektocht. Het loket zal alle opvangvragen centraal registreren en voor voorzieningen die dat willen, ook de inschrijvingen centraliseren. De VGC wil via diverse initiatieven de troeven van Brussel in de verf zetten en bijdragen aan een positieve beeldvorming. Daarnaast wil de VGC de Brusselse burger informeren en wegwijs maken in het uitgebreide Brusselse Nederlandstalige aanbod, met aandacht voor een open en laagdrempelige communicatie. Het College ontwikkelt en vernieuwt de komende maanden verschillende websites in functie van een meer klantgerichte informatieverstrekking over het gevoerde beleid en de dienstverlening. Begin 2014 wordt de nieuwe website www;vgc.be gelanceerd: een gebruiksvriendelijke en moderne website met handige zoekmodules. Het concrete VGC-aanbod voor burgers en professionele gebruikers, de ondersteuning die de VGC biedt en het beleid staan centraal. Binnen het kader van Lokaal Sociaal Beleid faciliteert en stimuleert de VGC een doorgedreven samenwerking tussen verschillende actoren op het terrein. Personen met een hulp- of zorgvraag kunnen terecht in de verschillende onthaalpunten, vandaag hoofdzakelijk ingebed in de lokale dienstencentra. Nederlandstalige organisaties die vanuit hun eigen onthaalfunctie deze dienstverlening willen aanbieden, zoals bijvoorbeeld de gemeenschapscentra, kunnen zich vanaf 2014 ook inschrijven voor vorming en ondersteuning.
- 11 Klantvriendelijke informatie op maat van Brussel vertrekt vanuit de behoeften van de burger en kan dus bestuurlijke krijtlijnen overschrijden. Brusselse sporters en sportverenigingen moeten een beter zicht krijgen op geschikte en kwaliteitsvolle infrastructuur in Brussel. In samenwerking met de Cocof en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakte de VGC een kadaster van de sportinfrastructuur en het sportaanbod in het gewest. Deze informatie zal ontsloten worden voor sporters en clubs. Ook als het gaat over planning van sportinfrastructuur biedt het kadaster een objectief overzicht over de noden die er bestaan in Brussel. De VGC zal, samen met de Cocof, een gezamenlijke databank ontwikkelen die alle artistieke en culturele activiteiten in Brussel in kaart brengt. Daarmee brengt het College uitvoer aan een actiepunt uit het Cultuurplan van het Brussels Kunsten Overleg(BKO). Samen met de Vlaamse Gemeenschap voert de VGC een nieuw merkenbeleid in. Centraal in het nieuwe merkenbeleid staat het gekende ‘N’-logo, dat al jarenlang fungeert als kwaliteitslabel voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De gemoderniseerde versie van het logo zal binnenkort over de sectoren heen worden ingezet om het brede Nederlandstalige netwerk in Brussel te visualiseren. De ‘N’ wordt zo een symbool voor kwaliteit, vertrouwen en verbondenheid. De nieuwe fusieorganisatie be.brusseleir heeft tot doel de Brusselse streektaal als evoluerend en levend taalerfgoed in een multicultureel Brussel te conserveren, ontsluiten en met een gemeenschapsvormend karakter te activeren. Deze doelstellingen sluiten aan bij het VGC-beleid rond talig erfgoed. Omgaan met de meertalige Brusselse context blijft ook het komende jaar een belangrijke uitdaging voor de VGC. Het stimuleren van het Nederlands in Brussel, maar ook een positieve benadering van andere talen staan daarbij voorop. De VGC ontwikkelde eerder een gedragen visie op taalbeleid. Vanuit deze visie wil zij schoolteams, begeleiders en animatoren helpen bij het uitwerken van een eigen taalbeleid binnen de organisatie of instelling. Dat gebeurt via het Onderwijscentrum Brussel en de taalondersteuners die binnen de verschillende beleidsdomeinen van de VGC werkzaam zijn. Ook het Huis van het Nederlands, dat verleden jaar een record brak door 20.000 bezoekers te ontvangen, en Brusselleer spelen hierin een stimulerende en ondersteunende rol. Specifieke aandacht gaat naar etnisch-culturele minderheden. ‘Groeien in taal’ is een project dat beantwoordt aan de ondersteuningsbehoeften voor taalbeleid van Nederlandstalige kinderdagverblijven, initiatieven voor buitenschoolse opvang en consultatiebureaus. Voorzieningen krijgen ondersteuning om vanuit die doelstellingen een taalbeleid te ontwikkelen op maat van de organisatie. Voor dit project werken de taalondersteuners van de entiteit Gezin samen met het Huis van het Nederlands Brussel. De dualisering en de superdiversiteit in Brussel vragen om een verhoogde aandacht voor de participatie, de betrokkenheid en de emancipatie van kansengroepen. De VGC wil blijven werken aan een gelijkekansenbeleid om zo de dualisering tegen te gaan en de sociale samenhang in Brussel te bevorderen. Het bevorderen van samenleven in diversiteit blijft een belangrijk aandachtspunt. Het beperkt zich niet tot culturele of etnische diversiteit, maar omvat evenzeer de toegankelijkheid van
- 12 voorzieningen. Zo is er het project Bruggenbouwer, dat sinds 2009 heel specifiek inzet op mensen met een beperking die de weg naar gepaste begeleiding en zorg binnen de gehandicaptensector niet vinden en terechtkomen in aanverwante sectoren. De VGC zet ook in op jongvolwassenen met een verleden in de jeugdhulp. Het komende werkjaar worden aanvullende middelen vrijgemaakt om deze jongeren op eigen benen te leren staan. De VGC besteedt aandacht aan zorginnovatie. Dat doet zij met het oog op het betaalbaar houden van het zorgsysteem en met het oog op woonzorg op maat van kwetsbare wijken en jongeren. Naast het protocol 3-project met de zorgregisseurs, volgt de VGC de proeftuinprojecten in de Brabantwijk en de Chambérywijk op. Begin 2014 wordt de nieuwe vrijetijdspas van de VGC gelanceerd, in nauwe samenwerking met Cultuurnet Vlaanderen en Muntpunt. Deze pas moet enerzijds een instrument worden voor een ruime vrijetijdsparticipatie. Anderzijds is het ook de ambitie van de VGC om de deelname van kansengroepen aan het vrijetijdsaanbod te versterken. De cultuurwaardebon wordt dus ‘getransformeerd’ in een vrijetijdspas. In 2009 zette het College in het Regeerakkoord ‘Ideeën tot leven brengen’ de bakens uit voor een ambitieus verhaal waaraan de voorbije jaren door ons allen hard werd gewerkt. Met een open blik op de toekomst en met oog voor samenwerking werden ideeën omgezet in daden, in bouwstenen voor de stad van onze kinderen. Het laatste jaar van de legislatuur is een jaar van afwerking voor het huidige College. Tegelijkertijd wordt het een jaar dat de basis legt voor de verdere toekomst van Brussel en haar inwoners. We spreken over een jaar, maar in feite scheiden slechts 6 maanden ons nog van de verkiezingen. In deze beleidsverklaring beschrijft het College van de VGC het project dat tijdens de komende 6 maanden volledig moet worden gerealiseerd. Het College zal dat niet alleen doen. Het College neemt zijn verantwoordelijkheid op en zal samen met de Raad, de burgers, het middenveld, bedrijven en andere overheden verder werken aan een duurzaam stadsproject voor Brussel. We hopen daarbij ook op uw individuele medewerking. Ik ben ervan overtuigd dat we nog een fijne 6 maanden tegemoet gaan, en wens u veel arbeidsvreugde en succes voor wat nadien moet komen. De heer Jef Van Damme.- Eerst en vooral wens ik het College te bedanken om de beleidsverklaring tijdig door te sturen, waardoor we die grondig hebben kunnen bekijken. Ik kom even terug op de studiedag van de Raad in samenwerking met Vlabest die 3 dagen geleden plaatsvond. Het was een interessante studiedag, een gemiste kans voor zij die er niet waren. Het ging over de relatie van Brussel met de Rand. In dat verband zou ik een historisch citaat willen aanhalen uit 1848. De heer Paul De Ridder.- Dat is retro-actualiteit. De heer Jef Van Damme.- 170 jaar geleden is geen geschiedenis, dat is duidelijk. Dit is een citaat van een Brussels schepen van Openbare Werken, de heer Auguste Blaes, over de samenwerking tussen Brussel en de gemeenten rondom de stad. De discussie ging over de afschaffing van het octrooirecht in Brussel. “Het probleem dat hier wordt gesteld, is veel belangrijker voor Brussel dan voor eender welke andere gemeente. Het gaat er, net als elders, niet enkel om het huidig stelsel van gemeen-
- 13 tebelastingen te vervangen door een ander, maar om de hoofdstedelijke grenzen te verleggen, zodat in zekere zin het gedeelte van de bevolking dat naar de voorsteden is uitgeweken terug in de schoot van de stad wordt opgenomen. Net als voor de andere steden is de afschaffing van het octrooirecht voor Brussel een financiële omwenteling, maar voor Brussel is het nog iets meer dan dat: voor Brussel betekent de afschaffing van het octrooirecht de inlijving van de voorsteden.” Toen waren dat Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek en Anderlecht. “Wij worden hier geconfronteerd met een bevolking van 165.000 zielen, gesplist in twee groepen, en deze twee bevolkingsgroepen met hun gemeenschappelijke oorsprong en hun sterke onderlinge verbondenheid, blijven van elkaar gescheiden door grachten en muren, in plaats van dichter naar elkaar toe te groeien en te versmelten. Onze stad is het slachtoffer van een administratieve fictie. De voorsteden zijn, wat naam en juridisch statuut betreft, onafhankelijke gemeenten, doch in werkelijkheid zijn het echte wijken van Brussel, maar dan bevoorrechte wijken. Het is niet Sint-Joost-ten-Node dat gegroeid is, maar Brussel dat buiten de stadsmuren is getreden en de voorsteden overspoeld heeft. De voorsteden zijn wat ze zijn dankzij Brussel. Schaf de voorsteden af en Brussel blijft. Schaf Brussel af en het is gedaan met de voorsteden.” De discussie van afgelopen dinsdag is 170 jaar geleden eigenlijk al gevoerd. Toen was de Rand wat vandaag deel uitmaakt van de 19 gemeenten. We kunnen concluderen uit dit citaat dat wat toen niet opgelost kon worden, namelijk de integratie van de 19 randgemeenten in de stad Brussel, terugkeert als probleem. De discussie over de 19 gemeenten wordt nog steeds gevoerd. Indien men een probleem niet oplost op het moment dat het zich stelt, dan keert het probleem later terug. Nu zijn we bij de beleidsverklaring van het College beland. De uitdagingen die zich in 2009 aandienden moesten structureel worden aangepakt. De heer Walter Vandenbossche.- Is er een institutionele dimensie aan die uitspraken? Denken we aan 52 gemeenten voor Brussel? De heer Jef Van Damme.- Mijnheer Vandenbossche, u kunt straks tussenkomen indien gewenst. De voorzitter.- Het woord is aan de heer Jef Van Damme. De heer Jef Van Damme.- Mijn punt was dat problemen terugkeren indien ze niet worden aangepakt op het moment dat ze zich stellen. De uitdagingen in 2009 waren ondermeer een antwoord bieden op de enorme bevolkingsgroei, om te gaan met een steeds diversere bevolking en voorzien in hun opleiding, vorming, integratie en taalonderricht. Men moest een toekomst geven aan onze jeugd, die het al te vaak zonder werk moet stellen, maar anderzijds ook zorgen voor een groeiende groep ouderen in de stad en iets doen aan het stijgende armoedeprobleem. Die uitdagingen zijn er nog altijd. Bij het lezen van de Beleidsverklaring 2013-2014 zien we dat de antwoorden van het College nog altijd even vaag en even weinig doortastend zijn als in de initiële beleidsverklaring uit 2009.
- 14 -
Deze nieuwe beleidsverklaring is wel een trendbreuk qua stijl: er zijn meer cijfers, er is meer inhoud en minder hoogdravende wollige taal, wat zeker positief is... De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat hebben we gedaan omdat u dat vroeg. (Glimlachjes) De heer Jef Van Damme.- Ik ben blij dat u dat na vier jaar toch begrepen hebt. Maar verder blinkt de beleidsverklaring vooral uit door het opsommen van wat er gerealiseerd werd in plaats van zich toe te spitsen op de laatste sprint. In 2009 was de titel van de beleidsverklaring: “Ideeën tot leven brengen”. Er was toen al weinig concrete invulling. Anno 2013 moeten we vaststellen dat weinig ideeën zijn uitgevoerd. De newspeak van toen heeft de realiteit te weinig beïnvloed. Na meer dan 4 jaar beleid is het bilan van het College te mager en daar zal deze beleidsverklaring weinig aan veranderen. Ik overloop een aantal problemen en uitdagingen waar het College niet aan tegemoet is kunnen komen. De collegevoorzitter kondigde in 2009 een aantal innovatieve projecten aan. De motor van de VGC was het vooruitlopen in stedelijke innovatie. Ik citeer: “Een betere afstemming van de Brusselse arbeidsmarkt is nodig, alsook de campagne om een positieve studiekeuze te maken voor het TSO en BSO. Deze richtingen zijn vaak minder gekend en dus minder bemind”. U beloofde een ‘beroepenhuis’ dat er niet komt. Dit is een tweede citaat uit de beleidsverklaring van 2009: “Voor het jeugdwerk blijft een degelijke en gepaste infrastructuur noodzakelijk om een volwaardige werking te kunnen ontwikkelen. Sinds de start van deze legislatuur hanteert het College een duurzame en samenwerkingsgerichte aanpak om stapsgewijs de talrijke noden op het gebied van jeugdinfrastructuur in Brussel weg te werken”. Dure woorden uit 2009. U beloofde een polyvalente culturele broedplaats voor jongeren met onder andere een fuif- en concertzaal en verschillende repetitieruimtes. Er komt geen culturele broedplaats, net zoals er geen biologische zwemvijver of wielerpiste komen. De aankondigingspolitiek heeft niet gewerkt, maar zelfs nu worden studies en onderzoek aangekondigd. Dat heeft in het verleden tot weinig geleid en ik zie niet in waartoe dat de komende 6 maand nog kan leiden. Ik geef enkele voorbeelden. Er wordt dit jaar een nieuw onderzoek naar de vrijetijdsbesteding van de Brusselse jeugd georganiseerd. De VGC wil meer mensen aan het fietsen krijgen. Samen met de Brusselse fietspartners onderzoekt het College of een fietsschool een meerwaarde kan zijn. Om de vrijwilligersploeg van de naschoolse opvang en van de zomer- en lenteschool te verruimen en zo het aanbod te vergroten, wordt onderzocht in welke mate studenten van de lerarenopleiding kunnen worden ingezet. Opnieuw worden dus een aantal onderzoeken en pistes gelanceerd, maar is er geen concreet resultaat. Ik geef nog een laatste voorbeeld, en ik citeer opnieuw: “Verder zitten er nog een aantal belangrijke projecten in de pijplijn rond kinderopvang”. Over welke projecten gaat het? Dat wordt niet uitgelegd. Proficiat. We merken een kleine stijging van het aantal kinderopvangplaatsen: van 60 naar 74 plaatsen op een jaar. Maar er is nog een lange weg te gaan. U becijferde zelf dat er 4000
- 15 nieuwe Nederlandstalige plaatsen nodig zijn tegen 2016. Met 60 of 74 nieuwe plaatsen per jaar zullen we er niet geraken. We kunnen wel opmerken dat het College inzake onderwijs heel wat kon realiseren en nieuwe plaatsen kon creëren, maar dat we op het vlak van welzijn, meer bepaald wat kinderopvang betreft, achterop hinken. Nochtans draaien twee ministers van dezelfde partij aan de knoppen: collegelid Brigitte Grouwels en Vlaams minister Jo Vandeurzen. Net als in de vorige lezen we in deze beleidsverklaring: “Met de nieuwe verordeningen voor Welzijn, Gezondheid en Gezin wil het College de uitbouw, de uitbreiding en de vernieuwing van de diverse voorzieningen binnen deze beleidsdomeinen stimuleren en faciliteren.” De collegevoorzitter wil opnieuw een kaderordonnantie maken, waardoor hij het parlement opnieuw buiten spel zet. De architect van de volmachtenwetten is nochtans onlangs overleden, moge hij rusten in vrede. Maar u doet net hetzelfde. Het zijn lege dozen die carte blanche geven aan het College zonder enige democratische controle of zekerheid voor de toekomst. Ze werden niet overlegd met het werkveld en zijn zodanig vaag opgesteld dat alles nog vastgelegd moet worden in uitvoeringsbesluiten. Voortaan kan collegelid Grouwels de criteria alleen regelen zonder de democratische inmenging van het parlement. Het College zet daarmee opnieuw de deur open voor willekeur en subsidiëring à la tête du client. De facto is geen enkele organisatie nog zeker van toekomstige financiering. Opnieuw herhaalt u hier wat u in het verleden verschillende keren hebt gedaan met catastrofale gevolgen. Nog een constante sinds 2009 is dat we nog steeds wachten op de verwezenlijking van concrete infrastructuurprojecten binnen de gemeenschapscentra. U hield zich niet aan het door u opgestelde investeringsplan. Jaar na jaar werd de planning gewijzigd en vooruitgeschoven en werd de timing aangepast. Ik verwijs naar de catastrofale situatie bij De Rinck of de Vaartkapoen. In beide gevallen hadden de werken al een paar jaar geleden moeten beginnen. In deze laatste beleidsverklaring noemt u eindelijk een aantal projecten die nog snel voor het einde van deze legislatuur moeten worden aangepakt. Het wordt tijd dat de VGC zich ernstige vragen stelt over de lange termijnen tussen het vastleggen van de middelen en de uitgave ervan. De gemeenschapscentra wachten al te lang. Dan wil ik nog even stilstaan bij het grootste probleem dat het College nog wacht voor de komende 6 maanden. Dit probleem had men al lang zien aankomen, en gaat over het personeel. Het College schrijft in de Beleidsverklaring 2013-2014 dat men een onderbouwde personeelsplanning wil ontwikkelen. Het College heeft al meermaals verschillende beloftes gedaan rond het personeelsplan, maar telkens zonder resultaat. Reeds in de beleidsverklaring van 2010 konden we al een heleboel lezen. Wat werd toen voorgesteld? Het finaliseren en implementeren van het beleid op het gebied van de loopbaanmogelijkheden, het organiseren van aanwerving- en bevorderingsexamens, het starten met de uitwerking van een persoonlijk ontwikkelingsplan in het raam van het competentiemanagement, het aanpassen van het personeelsstatuut, het opstellen van een arbeidsreglement, en het wegwerken van de verschillen tussen contractuele en statutaire personeelsleden. Nu is de maat vol. Voor de derde keer stuurt uw personeel u een duidelijk signaal. En 3 maal is scheepsrecht, of voor de katholieken onder ons, ten derde male kraaide de haan... .
- 16 We weten hoe laat het is. Op 22 maart 2011 schreven 40 onderdirecteurs van de VGC een brief naar de collegeleden. In de brief uiten de adjunct-directeurs hun ongenoegen over de samenwerking tussen de kabinetten en de administratie en stellen ze zich openlijk vragen over hun rol en positie als adjuncten in de VGC-administratie. Ze kloegen verschillende dingen aan: verslagen van vergaderingen die door kabinetten worden gewijzigd, ramingen die de administratie moet uitvoeren maar die met één pennentrek naar de prullenmand worden verwezen door de kabinetten, dienstreizen die georganiseerd werden zonder de administratie op de hoogte te brengen. Het vertrouwen tussen de kabinetten van de 3 collegeleden en de administratie van de VGC was toen helemaal zoek. In december 2012 voerden de bonden actie naar aanleiding van de opmaak van de begroting 2013, waarbij 1,4 miljoen bespaard werd op personeelskosten. De angst voor banenverlies zat er bij de vakbonden diep in. Een twintigtal militanten en vrijgestelden van het gemeenschappelijk vakbondsfront kwamen betogen bij het raadsgebouw. Ze vreesden vooral dat de contracten van tijdelijke werknemers niet zouden worden verlengd. Collegelid Bruno De Lille verkondigde toen dat er geen ontslagen zouden vallen, en dat het maar gaat om het wegtrekken van middelen op personeelsuitgaven die anders toch niet worden uitgegeven. De vakbonden kondigden aan dat ze op hun hoede bleven. Ondertussen beloofde u in de Raad van 21 juni 2013 dat er een globaal akkoord zou komen voor het zomerreces, en dat het feitelijke personeelsplan vanaf 1 januari 2014 in werking zou treden. In de Raad van 7 juni 2013 haalde u aan dat - en ik citeer - “het personeel zeker niet te klagen heeft, in vergelijking met andere werkplaatsen”. Dit antwoordde u toen ik u wees op de grote ontevredenheid die leeft onder het personeel van de VGC. U verklaarde toen ook dat u er van overtuigd was dat - en ik citeer opnieuw - “de werkwijze waarop de onderhandelingen liepen het personeelsbeleid van de VGC een goede, langlopende en structurele oplossing zou bieden”. Quod non, als ik vandaag het parlementsgebouw binnenkom door een haag van vakbondsleden van de verschillende vakbonden. Vandaag, 3 jaar na de eerste beloftes rond het personeelsplan, zijn we op een pijnlijk punt gekomen. Het personeel van de VGC heeft het globaal akkoord afgewezen dat het VGCCollege heeft voorgesteld. De vakbonden stoppen de onderhandelingen en dienen een stakingsaanzegging in. Dit is toch een trieste primeur voor de VGC. Een personeelsplan kan inderdaad enkel slagen als het gedragen is. Maar ik wees er al meerdere malen op dat het personeel zich niet gehoord voelt. De onderhandelingen hebben veel te lang stil gelegen en zijn de mist in gegaan. Tijdens de Raad van 7 juni 2013 ontkende u de katastrofale situatie. En toch was de malaise toen al groot. U heeft te lang gewacht om met concrete acties te komen, u heeft te lang de ontevredenheid van het personeel genegeerd, u heeft de misnoegdheid van het personeel laten groeien. Steeds meer mensen raken gedemotiveerd. U verliest goede werkkrachten door het gebrek aan een duidelijk personeelsbeleid. U verliest de motor van een sterke VGC!
- 17 Geachte collegevoorzitter Guy Vanhengel, ik denk dat het tijd wordt dat u dit dossier zelf in handen neemt. Neem uw verantwoordelijkheid voor het College en ga in overleg met de vakbonden. Luister naar het personeel en zorg dat we uit deze beschamende impasse komen. Hoe gaat u het personeel tegemoet komen? Welke maatregelen zal u nemen om opnieuw tot overleg te komen? Wat is het nieuw tijdspad om het personeelsplan te implementeren ? Wat is de impact voor de begroting van de VGC? Ik concludeer. We gaan naar het laatste halfjaar van deze legislatuur. Samen met mijn collega’s roep ik u op om het personeel au sérieux te nemen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat doen we. De heer Jef Van Damme.- Dat gevoel heb ik en velen met mij, niet. Het personeel is uw eerste partner om een antwoord te bieden op de vele Brusselse uitdagingen. Maak nu eindelijk een personeelsplan op en doe dit in dialoog met de vakbonden. Neem ook het parlement serieus. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat doen we ook. De heer Jef Van Damme.- Ook dat wordt door de feiten tegengesproken. Schrap uw volmachtwetten waardoor u het parlement in feite buitenspel zet. Respecteer de democratie en het parlementaire werk. Zorg er voor dat niet alle macht in het College wordt gecentraliseerd. Tot slot vragen wij ook de Brusselaar serieus te nemen. Schrap het geld voor vage studies waar u toch niets meer mee kan doen en investeer het in zaken die we hier en nu echt nodig hebben, zoals kinderopvang en crècheplaatsen. U hebt nog een half jaar de tijd om actie te ondernemen. Maak er alsjeblieft iets van. Mevrouw Carla Dejonghe.- Deze beleidsverklaring komt er in het laatste jaar of beter gezegd de laatste maanden van de legislatuur. Ze toont een mooie opsomming van wat er de voorbije jaren door dit College werd gerealiseerd en deze beleidsverklaring is daar in zekere zin het sluitstuk van. Het is duidelijk dat de VGC heeft geïnvesteerd. Dat is ook nodig aangezien de bevolkingstoename in Brussel ons voor enorme eisen stelt op het vlak van gemeenschapsinfrastructuur. De VGC heeft daarom een krachtdadig antwoord geformuleerd door haar middelen in te zetten voor kinderopvang, schoolinfrastructuur en vrijetijdsvoorzieningen. We weten echter allemaal dat er nog heel wat werk aan de winkel is. We weten dus ook al min of meer wat de inzet van de komende legislatuur wordt. In een vorig leven gaf ik les in een Brusselse school. Ik weet hoe broodnodig de zware investeringen in nieuwe schoolinfrastructuur zijn. Dat rendeert. Als je door de straten van Brussel loopt of in de metro zit, hoor je hoe langer hoe meer zeer jonge kinderen met elkaar Nederlands spreken. Het gaat daarbij heus niet alleen om blanke middenklassekindjes. Op korte tijd is dat een element geworden van de Brusselse identiteit, wat Stromae trouwens ook duidelijk maakte enkele weken geleden. Het Nederlandstalig onderwijs is een goed en sterk merk geworden. Het Nederlands is duidelijk de taal van de opwaartse sociale mobiliteit. We mogen natuurlijk niet voorbijgaan aan de uitdagingen die zich in de dagelijkse praktijk stellen. Het blijft geen sinecure om voor een
- 18 heel diverse klas te staan, waarvan het merendeel thuis geen Nederlands spreekt. Het is dan ook belangrijk dat de VGC en het Onderwijscentrum blijven investeren in de verfijning van de begeleiding van leerkrachten en onderwijspersoneel. Bestaan er specifieke plannen om de ondersteuning nog te verbeteren? Uit studies blijkt bijvoorbeeld dat teruggaan naar de basis van de taal heel nuttig kan zijn. Eén van de grote zorgen is voldoende leerkrachten te vinden voor het Brusselse Nederlandstalige onderwijs. Het blijft een enorme uitdaging om mensen warm te krijgen om in het onderwijs aan de slag te gaan. De actie ‘Word jij de leerkracht van mijn ketje?’, een recente radiospot, is zeer enthousiast onthaald. Maar het blijft een moeilijk punt. Veel leerkrachten uit het Brussels onderwijs zoeken na verloop van tijd een baan dichter bij huis of kunnen hun opgebouwde expertise met lesgeven in een meertalige grootstedelijke context elders beter valoriseren. Dat is natuurlijk ieders vrije keuze, maar we hopen dat Vlaanderen snel inziet dat leerkrachten in een stedelijke context op een andere manier verloond moeten worden of sneller anciënniteit moeten verwerven. Ik weet dat dit geen bevoegdheid van de VGC is, maar zijn er misschien al signalen dat de Vlaamse Gemeenschap hiermee rekening wil houden? De VGC werkt intussen zelf voort aan de ontwikkeling van Brede Scholen. Elke school zou een Brede School moeten zijn, al is dat in de praktijk waarschijnlijk niet overal even eenvoudig te realiseren. Welke projecten zitten er nog aan te komen? Wat zijn de ambities van het College ter zake? Ik verneem dat het concept met mondjesmaat bekendheid begint te verwerven aan Franstalige kant. Wordt op dit vlak expertise uitgewisseld met de Franse Gemeenschap? Ook in de kinderopvang wordt een tandje bijgestoken. Er is veel voorbereidend werk geleverd. Hopelijk zal dat snel renderen en extra plaatsen opleveren. Het is positief dat de VGC initiatieven ontplooit op het vlak van opvoedingsondersteuning en brede kinderopvang zoals Baboes. Ik denk dat Baboes een succesformule is hoewel de prioriteit natuurlijk naar de opvang zelf moet blijven uitgaan. Onze fractie heeft er al meermaals op aangestuurd om privé-initiatieven sterker te ondersteunen. Is al onderzocht hoe met grote bedrijven kan worden samengewerkt? De VUB beschikt bijvoorbeeld over een zeer kwalitatieve kinderopvang voor zijn personeel. Maar er zijn zonder twijfel nog privébedrijven die veel jonge mensen en Brusselaars tewerkstellen die op zoek zijn naar kinderopvang dicht bij het werk. Dat is misschien een win-winsituatie voor zowel het bedrijf als de werknemer en de overheid. De dienstencentra doen het goed. Ik heb natuurlijk weet van de plannen in Sint-PietersWoluwe, van de verbouwplannen achteraan het gemeenschapscentrum. Ook in Oudergem op de Lutgardissite zou er een inplanting van het dienstencentrum komen. Over dit project bestaat wel nog onduidelijkheid, zeker nu er lokaal protest is opgedoken. Kan het collegelid hierover toelichting verschaffen? Er worden in de beleidsverklaring tal van initiatieven opgesomd op het vlak van cultuur en vrijetijdsbeleving. De infrastructuurdossiers komen bijvoorbeeld aan bod. De mensen van Den Dam kijken reikhalzend uit naar hun nieuwe gebouw. Laat ons eerlijk zijn, het was ook
- 19 nodig. Ook voor de bibliotheek van Sint-Pieters-Woluwe werd onlangs de eerste steen gelegd. Het was geen steen maar een fiets die werd onthuld, al wordt het wel degelijk een bibliotheek en geen fietsschool! Dit is een grapje. (Glimlachjes) Graag wilde ik weten waar zich nog noden voordoen op het vlak van infrastructuur die in dit beleidsplan nog niet zijn ingevuld. Ik wil ook graag extra informatie over de renovatie van De Kriekelaar en de infrastructuuraanpassingen aan De Vaartkapoen. Wat ik in dit luik van de beleidsverklaring mis, is een plan op lange termijn voor het personeelsbeleid van de gemeenschapscentra. Uiteraard is de volledige administratie betrokken bij het personeelsplan, maar de lokale gemeenschapscentra zorgen voor de lokale inzet op het terrein. Dat is volgens ons één van de zaken waar de VGC in de toekomst nog meer haar middelen moet op inzetten. De convenanten met de gemeenschapscentra werden onder voorbehoud getekend. Misschien moet daarin wat meer duidelijkheid komen want de eerste niet-verlengingen en verplaatsingen van personeel beginnen zich te laten voelen. Als men dit tegenover de hogere eisen van het Cultuurcentrum Brussel plaatst, wordt het voor veel centra krap om hun werking nog naar behoren te vervullen. Meer dan ooit is het sleutelwoord ‘efficiëntie’! Daarnaast vang ik ook zeer positieve geluiden op. Zo begint de administratieve ondersteuning van de centra stilaan te draaien. Dat loopt niet overal van een leien dakje, maar er wordt wel vooruitgang geboekt. Het is ook een goede zaak dat de gemeenten en gemeenschapscentra integrale partnerschappen zullen opzetten, onder meer voor het gebruik van infrastructuur. Dat lijkt ons evident, al is niet elke gemeente even gewillig om een doorgedreven samenwerking op het getouw te zetten. Er zijn een aantal andere zaken op het vlak van het cultuurbeleid van de VGC waarvan de gevolgen pas na deze legislatuur duidelijk zullen worden. Zo is er de hervorming van de cultuurwaardebon. Dat was een waardevol instrument waarvan veel verenigingen gebruik maakten om aan cultuurparticipatie te doen. In het huidige systeem valt dat aspect zo goed als weg. Is daarover al een beslissing getroffen? Tegen wanneer mogen we de beslissing verwachten? We willen ervoor waarschuwen dat het Nederlandstalige sociaal-culturele netwerk een sterke traditie heeft, maar fragiel wordt en ondersteuning nodig heeft. Ondersteuning vereist natuurlijk middelen. Het wordt voor sommigen heel moeilijk om de programmatie op poten te zetten. Onlangs hebben we samen Muntpunt officieel geopend. Naast de bibliotheekfunctie van het gebouw, die van groot belang blijft, hopen we dat Muntpunt laagdrempelig wordt en alle lagen van de Brusselse bevolking kan bedienen. Het is niet slecht dat we een megafoon hebben naar Vlaanderen, maar Vlaanderen mag ook weten dat Brussel niet zo exotisch is als het lijkt. Brusselaars kijken ook naar Thuis en Familie. Ook het Muntplein is een aandachtspunt dat heel wat mogelijkheden biedt. Ten slotte zijn wij blij dat de VGC en de Vlaamse Gemeenschap het N-logo in hun nieuwe merkenbeleid zullen hanteren. Zoals ik al aanhaalde, is het toenemende belang van het Nederlands in Brussel een realiteit. We hebben een positief merk en dat moeten we uitspelen in het nieuwe merkenbeleid.
- 20 Mevrouw Greet Van Linter.- De voorliggende Beleidsverklaring 2013-2014 is de naam beleidsverklaring eigenlijk niet waardig. Een beleidsverklaring is een verklaring van het College waarin wordt aangegeven op welke wijze het College het beleid van de VGC in 20132014 wil uitvoeren en uitdragen. Vooreerst, gaat deze beleidsverklaring vooral over het verleden en niet over de toekomst, niet over 2014. Vandaar dat we ook zoveel werkwoorden in de verleden tijd terugvinden en de term ‘deze legislatuur’ meermaals terugkomt. De meeste opgesomde initiatieven vloeien voort uit beslissingen uit het verleden. Alle projecten en initiatieven over de aanmoediging van het Nederlands, de sociale cohesie, het sociaal beleid, cultuur, sport en jeugd vertellen ons niets nieuws en zijn een louter uitvloeisel van vroegere beslissingen. De enige nieuwe, concrete zaken zijn de investeringen in onderwijs en kinderopvang, een nieuwe volleybalploeg, een fietsschool, een nieuw aanmeld- en inschrijfsysteem voor het secundair onderwijs en een gezamenlijke databank van culturele activiteiten. Bij de kinderopvang wordt alleen het cijfer van 15 miljoen euro meegegeven. Over welke concrete plaatsen en projecten gaat het? Wat is de juiste datum voor het Lokaal Loket Kinderopvang? Bovendien verzandt de beleidsverklaring te veel in een opsomming van initiatieven. Het lijkt wel een jaarlijkse beleidsnota van een kleine gemeente. Zonder afbreuk aan gemeenten te willen doen, vind ik dat de VGC met haar verantwoordelijkheid en begroting dat niveau moet overstijgen. Over een echt beleid met doelstellingen op het punt van sport, cultuur, welzijn, gezondheid en gezin lezen we bijna niets. De verklaring is een opsomming van initiatieven zonder concrete beleidsvisie. Het is me niet duidelijk waar de VGC concreet naartoe wil. Wat is het doel van het VGC-beleid op het vlak van sport, cultuur, jeugd, welzijn, gezondheid, gezin en onderwijs? Wat is het doel van de Vlaamse investeringen in Brussel? Het doel moet toch het voeren van een doelbewuste en zelfbewuste Vlaamse politiek zijn, waarbij dankzij Nederlandstalige initiatieven zowel Vlamingen als mensen met een anderstalige en andersculturele achtergrond bereikt kunnen worden. De uiteindelijke finaliteit is toch dat de Vlaamse gemeenschap behouden blijft en hopelijk straks uitbreidt. Het is belangrijk dat deze mensen onze taal leren kennen en spreken, niet alleen voor de integratie en de verrijking van hun eigen cultuur, maar ook omdat het voor sociaal-economische emancipatie zorgt. Bereikt de VGC dat doel met dit beleid en deze beleidsverklaring? Ik ga ervan uit dat we het er allemaal over eens zijn dat er meer investeringen in het onderwijs nodig zijn. Maar overschatten we de absorptiekracht van het Nederlandstalige onderwijs niet? Is er wel een Vlaamse uitstroom uit het Nederlandstalig onderwijs in klassen waarin soms geen enkele Nederlandstalige leerling zit? Kan de VGC de geroemde kwaliteit van het onderwijs wel handhaven zonder voldoende Nederlandstalige leerlingen of soms zonder Nederlandstalige leerlingen? Is het zo dat de Franse Gemeenschap te weinig investeert in haar eigen onderwijs? Moet Vlaanderen de desinvestering van de Franse Gemeenschap dan zomaar voor haar rekening blijven nemen?
- 21 Dat zijn belangrijke zaken waarover we moeten nadenken. We moeten zien welke richting we willen uitgaan. Eenzelfde redenering geldt voor de kinderopvang. Dit aspect komt helemaal niet aan bod in de beleidsverklaring. De beleidsverklaring is in feite oude wijn in nieuwe zakken, een bloemlezing over de voortzetting van het gevoerde beleid zonder duidelijke visie. Ik wil ook zaken aankaarten die niet in de beleidsverklaring staan. Zo wordt er met geen woord meer over het kerntakendebat gerept. Het kerntakendebat en allerlei voorstellen over de precieze rol van de VGC stonden nochtans vorig zittingsjaar vooraan op de agenda. De administratie kwam met een omvangrijk rapport. Maar de hamvraag is: wat is het resultaat? Wanneer worden de werkelijke kerntaken aan de VGC toegewezen? Wellicht zal dan tevens de taakverklaring van de VGC met haar missie, visie en waarden aan bod komen. Deze mission statement vertolkt de bestaansreden van de VGC en beschrijft wat zij doet en voor wie, hoe zij haar missie wil vervullen en welke individuele kenmerken of waarden de VGC en haar geledingen hebben om deze missie en visie te verwezenlijken. De uitklaring van dat debat is dan ook van groot belang voor de toekomstige opdrachten en de finaliteit van de VGC. In de Beleidsverklaring 2012-2013 viel te lezen dat “de VGC dit najaar een onderzoek lanceert om de ongekwalificeerde uitstroom uit het Brusselse Nederlandstalige secundair onderwijs wetenschappelijk in kaart te brengen. De kernopdracht bestaat erin om op zoek te gaan naar de kenmerken, oorzaken, gevolgen en aanpak van vroegtijdig schoolverlaten. Zodra de onderzoeksresultaten bekend zijn kan de VGC de nodige maatregelen voorbereiden om alle jongeren in Brussel de nodige kansen te bieden.” Hoe ver staat dat onderzoek? Wat zijn de resultaten en de gevolgen voor het VGC-beleid? Wat is er concreet gepland dit jaar? Daar lees ik niets over in deze beleidsverklaring. In december 2012 ging de Staten-Generaal over woonzorg door. Ook hiervan vinden we geen spoor terug. Welke conclusies en gevolgen voor het VGC-beleid kunnen we daaruit destilleren? Zoals elk zittingsjaar wordt er ook met geen woord gerept over maatregelen om stadsvlucht te verhinderen en de stad aantrekkelijk te maken voor jonge, Vlaamse gezinnen. Goed nieuws is wel dat Ukkel en Watermaal-Bosvoorde een lokaal cultuurbeleidsplan zullen indienen. Wat houden die plannen concreet in? Op welke manier wordt de cultuur van de Vlaamse Gemeenschap gepromoot? Hoe ver staat het met de oprichting van een Nederlandstalige bibliotheek in Sint-Lambrechts-Woluwe? Slechts 6 van de 19 Brusselse gemeenten organiseren een Nederlandstalige speelpleinwerking. Hoe zit dat in de andere 13 gemeenten? Ik lees op bladzijde 12 van de beleidsverklaring dat het College voorstander is van “een efficiënte administratie met een dynamisch personeelsbeleid. Het College wil ook het komende jaar investeren in de verdere uitbouw van een moderne en efficiënte administratie. Een van de belangrijkste instrumenten in dit verband is de ontwikkeling van een onderbouwde personeelsplanning. Het College wil de huidige en toekomstige personeelskosten beter monitoren en onder controle houden, onder andere door in te zetten op natuurlijke afvloeiingen en pensioneringen. Tegelijkertijd zal de VGC nieuwe loopbaanmogelijkheden en een betere loopbaanbegeleiding creëren." Niets verkeerd met zo'n algemene visie, maar het loopt in de praktijk wel volkomen mis.
- 22 Brusselnieuws meldt dat het VGC-personeel het zogenaamde Globaal Akkoord van het VGCCollege afwijst. Deze morgen waren we nog getuige van een manifestatie waarin ze hun ongenoegen uitten. Vooral personeelsinkrimpingen en bezuinigingen op de motiverende loopbaanmogelijkheden worden niet gesmaakt. De vakbonden trokken dan ook de stekker uit het overleg en dienden een stakingsaanzegging in. De VGC zou vanaf 2014 structureel 3 miljoen euro per jaar willen besparen. De helft van die inspanning zou worden gevraagd van het personeel. Het VGC-College zou in het Globaal Akkoord voorstellen om het personeelskader met 55 banen te laten inkrimpen zonder naakte ontslagen. VGC-personeelsleden met een contract van bepaalde duur zouden geen verlenging krijgen. Er zou tevens 527.340 euro vastgelegd worden voor motiverende loopbaanmogelijkheden. Er zou ook een voorstel van arbeidsduurvermeerdering op tafel liggen. Op een personeelsvergadering werd begin oktober het Globaal Akkoord door ruim 90% van de personeelsleden afgewezen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Van de aanwezige personeelsleden! Mevrouw Greet Van Linter.- Liever dan allerlei financiële tegemoetkomingen eisen de bonden het behoud van de 55 banen. Ze verwijzen naar de afgesproken 800.000 euro voor de motiverende loopbaanmogelijkheden en vrezen voor politieke benoemingen. De problemen tussen administratie en het College zijn al ouder dan vandaag. Het ongenoegen sleept al aan van dit voorjaar. Wat zijn de juiste modaliteiten van het zogenaamde Globaal Akkoord? Welke bezuinigingen worden hierdoor gecreëerd? Wat zijn de bezwaren van het VGC-personeel en de vakbonden? Op welke wijze wordt een mogelijke staking alsnog vermeden? Wanneer is het tijdstip van de stakingsaanzegging? Vermits deze beleidsverklaring zelf regelmatig refereert aan de resultaten van het gevoerde beleid in deze zittingsperiode, zou ik zelf even een evaluatie willen maken van het beleidsdomein Welzijn. Het Regeerakkoord 2009-2014 verklaart dat "de VGC de ambitie heeft om via haar beleid 300.000 Brusselaars van diverse achtergronden te bereiken die nood hebben aan welzijns- en gezondheidsvoorzieningen”. De VGC richt zich wel naar 300.000 Brusselaars, maar de 5%financiering wordt niet gehaald voor het beleidsdomein Welzijn. Het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin blijft steken op een povere 2,3% en haalt dus niet eens de helft van de voorziene 5%! Het Regeerakkoord 2009-2013 vermeldt verder dat de VGC "via de uitbouw van een lokaal sociaal beleid wil komen tot een vlot toegankelijk, kwalitatief en fijnmazig Nederlandstalig zorg- en welzijnsnetwerk dat goed territoriaal gespreid is". Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan rusthuizen, serviceflats, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf, thuiszorg en ouderenzorg ontwikkelde de Vlaamse gemeenschap in 2007 een Masterplan "Woonzorgzones Brussel". Op basis van dat masterplan stelde men een Vlaamse programmatie voor Brussel op. Deze ambitieuze programmatie blijkt nu totaal mislukt te zijn. Van de 483 geplande plaatsen in rusthuizen of woonverzorgingscentra zullen er slechts 189 plaatsen worden gerealiseerd!
- 23 Van de geplande 60 plaatsen in de dagverzorgingscentra zijn er maar 2 centra – Terranova en Tram 82 – met 30 plaatsen gerealiseerd. Er is geen enkel centrum voor kortverblijf geopend. Van de vooropgestelde 368 wooneenheden in serviceflats zijn er slechts 32 plaatsen gerealiseerd. Deze cijfers zeggen genoeg. Het welzijnsbeleid heeft gefaald! Ook de passage uit het regeerakkoord over het aantrekken van zorgverstrekkers is interessant: "Het aantrekken van meer Nederlandstalige huisartsen, verpleegkundigen, paramedische beroepen, thuiszorghulpverleners en welzijnswerkers in Brussel blijft één van de grootste uitdagingen voor de komende jaren. Het is hierbij van groot belang om studenten, stagiairs en jong afgestudeerden warm te maken voor Brussel en hen te wijzen op de talrijke troeven die Brussel biedt om er te studeren, te werken en te wonen". Ook deze doelstelling is niet gehaald. De daling van het aantal Vlaamse huisartsen in Brussel is en blijft onrustwekkend. Sympathieke initiatieven als Zorgnet kunnen dat nauwelijks verhelpen. Een website met Nederlandskundige zorgverstrekkers is niet oninteressant, maar zolang Nederlandstalige artsen uit Brussel wegblijven, is de website www.zorgzoeker.be een pleister op een houten been. Zal er toch nog werk gemaakt worden van een Brusselpremie om de aantrekkelijkheid van het beroep leraar of zorgverstrekker te verhogen? Het is erg gesteld met de uitbouw van een Vlaams gezondheidsbeleid – gezien de oprukkende verfransing in de Brusselse ziekenhuizen nochtans geen overbodige luxe. De Vlaamse Regering ging onderzoeken of een tweede Vlaams ziekenhuis in Brussel haalbaar was, maar heeft uiteindelijk geopteerd voor een bijkomende Vlaamse post in Etterbeek. Het UZ Brussel blijft intussen wel het enige Vlaamse ziekenhuis in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De VGC moet op het vlak van welzijn meer druk uitoefenen op de Vlaamse Regering. Ten slotte nam het regeerakkoord zich voor het gebrek aan plaatsen in de voorschoolse en buitenschoolse kinderopvang op te lossen. Ook deze doelstelling is niet gehaald. Deze beleidsverklaring is bijzonder vaag en is eerder een beschouwing over het gevoerde beleid in het verleden en een eventuele voortzetting hiervan. Er is niet echt sprake van nieuwe initiatieven en doelstellingen en er is een totaal gebrek aan visie! Mevrouw Bianca Debaets.- Namens mijn fractie wil ik de collegevoorzitter bedanken voor zijn beleidsverklaring. Het is een beleidsverklaring die een evenwicht vindt tussen enerzijds een mooi palmares en vele realisaties en anderzijds een duidelijk ambitieus plan voor de volgende maanden. Het is ook belangrijk om te zeggen dat de VGC in samenwerking met andere overheden echt bruggen heeft kunnen slaan en erkend wordt als partner en stakeholder, bijvoorbeeld in het stedelijk beleid. Een aantal collega’s beklemtoonden al dat Brussel bruist. De stad groeit en wordt steeds kosmopolitischer. Brussel krijgt de allures van een wereldstad, maar blijft nog steeds op mensenmaat en dat is positief. We weten ook dat Brussel vaak onbekend en zeker onbemind is. We staan dus zeker achter blijvende investeringen om Brussel aantrekkelijk te maken. De demografische uitdaging is gekend: 200.000 nieuwe inwoners tegen 2020. Dat klinkt abstract, maar af en toe moeten we daar toch concreet bij stilstaan. Dat is immers een stad als Leuven of Mechelen die er bij komt! Dat vraagt binnen een aantal beleidsdomeinen een verhoging van capaciteit, kwaliteit en efficiëntie.
- 24 Zo is de zorgbehoefte enorm toegenomen. Het is goed dat de toegankelijkheid tot Nederlandstalige zorgverstrekkers de laatste jaren sterk is toegenomen. We kennen allemaal voorbeelden. Toen ik zelf 20 jaar geleden in Brussel aankwam, was het een heuse zoektocht naar een Nederlandskundige tandarts, kinesist of huisarts. Ik moest te rade gaan bij vrienden of kennissen of bij een apotheker in de buurt. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Twintig jaar geleden? Mevrouw Debaets moet toen slechts een jaar of 3 geweest zijn. Mevrouw Bianca Debaets.- Dat is een mooi compliment! De heer Dominiek Lootens-Stael.- Heeft mevrouw Debaets al ooit een Nederlandstalige logopedist gezocht? Mevrouw Bianca Debaets.- Om anno 2013 een Nederlandstalige zorgverstrekker te vinden, volstaat het om te surfen naar een website en een muisklik later krijg je een mooi overzicht van alle Nederlandstalige zorgverstrekkers in een gemeente. Dat is een hele vooruitgang. Naast die toegankelijkheid moeten we echter zorgen voor een voldoende aantal zorgverstrekkers, vooral verpleegkundigen en verzorgers. Dat is niet alleen een Brussels probleem, heel het land en zelfs Europa kampt ermee. In de grootsteden is het probleem het scherpst. Opnieuw heeft de VGC hiervoor een aantal mooie projecten uitgewerkt, denk maar aan het VTeam en H-Team die er, samen met Br(ik, voor zorgen dat de studenten hier niet alleen komen studeren, maar nadien ook blijven werken. Dat is belangrijk. Brussel vergroent, maar dat betekent niet dat we de ouderen moeten vergeten. In 2014 zullen er 19 lokale dienstencentra zijn. Dat is in nagenoeg in elke Brusselse gemeente. Het is belangrijk dat die zich niet concentreren in een aantal gemeenten, maar gespreid zijn over heel hetBrussels hoofdstedelijk gewest. In gemeenten waar misschien minder Nederlandstaligen wonen, zullen mensen een beroep kunnen doen op een heel laagdrempelig aanbod van maaltijden en activiteiten. Vaak zijn het ook knooppunten voor zorg met een uitstekende doorverwijzing naar andere instellingen. Niet alleen de ouderen, maar de kinderen, jongeren en jonge gezinnen verdienen alle aandacht. Als ik de cijfers lees, stel ik vast dat de stadsvlucht stilaan aan het keren is. Jonge, Vlaamse gezinnen vinden opnieuw de weg naar Brussel. Dat is goed, maar het betekent ook dat het Brussels beleid daar moet op inspelen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik wil even onderbreken, want ik hoor manifeste onjuistheden. De voorzitter.- Dit is geen debat. Mevrouw Bianca Debaets.- Blijkbaar kent de heer Lootens-Stael na een aantal zittingsperiodes nog steeds de geplogenheden niet. We moeten die gezinnen voldoende omkaderen. Daarom ben ik ook zeer verheugd met de idee van pre-schools.
- 25 Jongeren moeten volop hun ding kunnen doen. Met de oprichting van Jeugdhuisondersteuning Brussel (JHOB) kregen ze daarvoor een heel mooi instrument. Zij spelen kennis en expertise door aan andere jeugdhuizen. Er heerst echter nog steeds de perceptie dat er te weinig fuifzalen of repetitieruimten zijn. Ik heb daar in het verleden al vaak vragen over gesteld. Ik hoor soms dat studentenclubs hun feesten en activiteiten buiten Brussel moeten organiseren. Dat blijft een aandachtspunt. De collegevoorzitter heeft ooit een idee gelanceerd om een database met beschikbare fuifzalen en repetitieruimtes op te richten. Ik vond dat een goed idee. Hoe concreet is dat voorstel al? Ik kan niet voorbijgaan aan de omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdspas. We hebben daarover al vaak van gedachten kunnen wisselen. Voor CD&V is het ontzettend belangrijk dat mensen die het moeilijker hebben en in armoede leven, volop kunnen participeren aan het culturele weefsel, maar ook aan sportieve activiteiten en andere vormen van vrijetijdsbeleving. Hiermee kunnen we die mensen uit hun isolement halen. Ik kan niet genoeg onderstrepen hoe belangrijk het is voor CD&V om het verenigingsleven niet uit te sluiten bij dit nieuwe instrument. Ik denk dan zowel aan de klassieke als de nieuwere vormen van het verenigingsleven, zoals Br(ik. Als senioren of mensen, die het wat moeilijker hebben aan cultuur kunnen doen in groep, is de drempel veel lager. Sommigen onder hen zouden misschien nooit op eigen houtje naar bv. Bozar, de Munt of een tentoonstelling gaan, maar ze doen dat wel via bv. het Davidsfonds, Okra of KAV, omdat die organisaties vertrouwd aanvoelen en hen begeleiden. Ik weet dat de collegevoorzitter nadenkt hoe hij daaraan tegemoet kan komen. Het jaar loopt nu op zijn einde en de verenigingen zijn bezig aan de planning voor volgend jaar. Zullen deze doelgroepen in dit nieuwe systeem onverminderd een beroep kunnen blijven doen op de vrijetijdspas? De cultuurhuizen zullen gedeeltelijk moeten meebetalen aan de vrijetijdspas. Zal dat niet leiden tot een prijsstijging van de gewone tarieven? Onderwijs is een belangrijk thema in Brussel. Ik laat mij daarbij graag inspireren door de transversale benadering van het beleid van het College. Inzake onderwijs komen immers alle kernbegrippen samen: capaciteit, kwaliteit, vernieuwing, ambassadeurschap, taalbeleid en sociale cohesie. De afgelopen jaren werden verschillende instrumenten en methodieken ontwikkeld om de kwaliteit op te krikken, die misschien nu aan een uitbreiding toe zijn. Het verheugt mij dat de collegevoorzitter benadrukt dat hij de kloof tussen het onderwijsaanbod en de arbeidsmarkt wil verkleinen. Een paar maanden geleden hebben we hierover al gesproken in de commissie Onderwijs en Vorming met vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt zoals Agoria en Audi. Die gesprekken toonden aan hoe belangrijk het is om de jongeren goed klaar te stomen voor de arbeidsmarkt, zodat ze meteen inzetbaar zijn. In landen als Duitsland en Nederland bestaan hiervoor heel wat waardevolle projecten, die ons op ideeën zouden kunnen brengen. We moeten natuurlijk niet alleen naar het buitenland kijken, want we doen zelf ook al heel wat, zoals de leertijdprojecten, waarbij leerplichtige jongeren een paar dagen per week op de werkvloer worden ingeschakeld. Daar leren ze een stiel of tenminste een aantal arbeidscompetenties. Uit de cijfers die ik daarover heb opgevraagd, blijkt dat er een lichte stijging is van het aantal projecten. Het gaat de goede richting uit. Werkplekleren is zeker voor jongeren die schoolmoe zijn en die we niet meer kunnen motiveren om het klassieke onderwijstraject te volgen, bijzonder belangrijk. Een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt kan niet zonder een goede talenkennis. Wie in Brussel voldoende kansen wil krijgen op de arbeidsmarkt moet twee- of drietalig zijn. Het Onderwijscentrum Brussel levert daarin bijzonder goed werk, maar ook in de scholen zelf moeten we gaan naar taalversterkend onderwijs. We moeten daarvoor verschillende instrumenten gebruiken en ons niet vastpinnen op één methode. Het doel is om ervoor te zorgen dat
- 26 we meertalige Brusselaars afleveren. Dat kan via kwalitatief taalonderwijs, uitwisselingsprojecten van leerkrachten – dat in de praktijk nog stroef verloopt – of via immersieonderwijs. Het is goed dat de Vlaamse Gemeenschap dat mogelijk maakt, al is het voorlopig alleen voor het secundair onderwijs. Ook dit spoor moeten we zonder schroom in Brussel durven bewandelen. We moeten wel opletten dat het niet alleen ten goede komt aan de sterkste leerlingen, maar dat we iedereen daarbij betrekken. Ik kan niet voorbij gaan aan het personeelsbeleid van de VGC. We zijn daar vanmorgen nog mee geconfronteerd. Vanuit CD&V hebben we uiteraard oor naar verzuchtingen van mensen en hebben we begrip voor de ongerustheid die is ontstaan. In tijden van crisis is een sterke en efficiënte openbare dienstverlening cruciaal. Daarom stelde het College een modern en dynamisch plan van aanpak voor met meer dan 20 maatregelen die de werking van de administratie zullen verbeteren en haar klaarstomen voor de toekomst. De heer Jef Van Damme.- En vooral moet besparen. Mevrouw Bianca Debaets.- Het voorstel is volgens de CD&V-fractie een realistisch en evenwichtig plan dat rekening houdt met de financiële uitdagingen waarvoor de VGC staat en met de noden van het personeel. Klopt het dat er inderdaad geen naakte ontslagen zullen vallen? Dat is voor de CD&V-fractie toch wel belangrijk. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat heeft mevrouw Debaets goed begrepen. Mevrouw Bianca Debaets.- Dan rest mij niets anders meer dan het College een vruchtbaar laatste parlementair werkjaar toe te wensen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Om te beginnen wil ik reageren op de vorige spreekster, die niet graag in debat gaat. Dan maken we er maar een opeenvolging van monologen van. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik ga bijzonder graag in debat, maar er zijn plaatsen voor debat en er zijn plaatsen voor tussenkomsten. Verwar die 2 alstublieft niet! De heer Dominiek Lootens-Stael.- Wat mij gestoord heeft in het discours van mevrouw Debaets, is dat het een ‘alles gaat goed’-discours was. Alles wordt door een roze bril bekeken. Brussel als kosmopolitische stad wordt benadrukt. Dat klinkt allemaal mooi en wonderbaarlijk, maar als wij de realiteit bekijken, is die heel anders. Als we kijken naar de verloedering, de armoede, de vervuiling, de werkloosheid, de criminaliteit en de conflicten tussen verschillende culturen, dan ben ik toch niet zo gelukkig en euforisch over deze fenomenen die inderdaad gepaard gaan met een wereldstad. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Er zijn altijd mensen die het goede nieuws vertellen en er zijn er die schuimbekkend proza verkopen en salpeterzuur op klank brengen. Dat is de taak van de heer Dominiek Lootens-Stael. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik wil zeggen dat het allemaal niet zo euforisch is als het College en de leden van de meerderheid het willen voorstellen. Als mevrouw Bianca Debaets zegt dat de stadsvlucht gestopt zou zijn, word ik toch nerveus en wil ik haar onderbreken. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik heb gezegd dat het tij aan het keren is, dat de situatie aan het kenteren is.
- 27 -
De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik vraag mij af op welke cijfers mevrouw Bianca Debaets zich baseert. Een studie – besteld door de meerderheid en waarvan de resultaten angstvallig achtergehouden worden – toonde wel aan dat 15% van de Nederlandstaligen in Brussel van plan zijn om binnen de 5 jaar buiten Brussel te gaan wonen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Veel mensen gaan wel buiten Brussel wonen, maar zij beschouwen het niet zo. Het zijn de politici die zich met administratieve grenzen bezighouden. De bevolking zelf bekijkt dat helemaal anders. Toen ik in 2010 campagne voerde in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde merkte ik dat de mensen uit de Rand het aanvoelen alsof ze in Brussel wonen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Als er gevraagd wordt in een enquête of de mensen van plan zijn om te verhuizen, gaat het dan over binnen of buiten Brussel? Denkt de collegevoorzitter dat de mensen de grenzen van het Brussels hoofdstedelijk gewest niet zouden kennen? Als ze van plan zijn om in Ternat of Galmaarden te gaan wonen, dan weten ze echt wel dat ze buiten Brussel gaan wonen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Als we aan inwoners van Dilbeek vragen waar ze wonen, dan antwoorden ze Brussel. Mevrouw Sophie Brouhon.- Dat klopt niet. Inwoners van Dilbeek zullen nooit zeggen dat ze in Brussel wonen. De heer Jef Van Damme.- Dat denk ik toch ook niet. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Tenzij de collegevoorzitter het onderzoek dat hij besteld heeft in vraag gaat stellen, blijf ik bij dezelfde conclusies. Het is allemaal niet zo euforisch. De gegevens zijn helaas wat ze zijn. De heer Walter Vandenbossche.- Brussel is niet alleen wonen, Brussel is ook werken en cultuur beleven. Ik denk dat de collegevoorzitter dat bedoelt. Ook al wonen de mensen buiten Brussel, ze hebben wel een band met de stad. Het onderscheid tussen grondgebied, cultuur en gemeenschap wordt niet altijd gemaakt. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Als we aan inwoners van Brussel vragen of ze van plan zijn om te verhuizen buiten Brussel en ze antwoorden bevestigend, dan is dat toch heel duidelijk. Is het survey-onderzoek dat de VGC heeft besteld en 300.000 euro heeft gekost zinvol geweest of niet? We moeten wel ernstig blijven. De stadsvlucht is helaas niet gestopt en wie dat hier komt vertellen, vertelt niet de waarheid. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik wil graag correct geciteerd worden. Ik heb gezegd dat de aantrekkelijkheid van Brussel aan het toenemen is en dat de stadsvlucht van de laatste jaren stilaan aan het keren is en dat jonge mensen of gezinnen terug de aantrekkelijkheid van Brussel kennen. Dat heb ik gezegd. Niet meer of niet minder. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Collegevoorzitter Guy Vanhengel zal het waarschijnlijk niet erg vinden, maar ik zal het vandaag kort en bondig houden. Niet omdat er weinig te zeggen valt – wel integendeel! – maar omdat ik de essentie van mijn discours niet wil verdrinken in een eindeloze waslijst van bemerkingen en bedenkingen bij ieder puntje uit de beleidsver-
- 28 klaring. In se was de beleidsverklaring immers een soort van catalogus van alles wat er al gebeurd is en, voor een klein deeltje, van wat er misschien nog zou kunnen komen. We staan voor een cruciaal jaar, niet omdat er nog maar eens verkiezingen aankomen, maar wel omdat ik ervan overtuigd ben dat we, wat de toekomst van de Brusselse Vlamingen betreft, op een keerpunt staan. Op één welbepaald puntje uit de beleidsverklaring wil ik echter wél even dieper ingaan. Mevrouw Bianca Debaets heeft mij dat daarstraks al voorgedaan. Dat punt ligt me immers niet alleen zwaar op de maag, bovendien is het illustratief voor het beleid dat de voorbije jaren werd gevoerd en is het bijzonder belangrijk voor vele Brusselaars, van jonge studenten tot krasse senioren. De heer Walter Vandenbossche.- Kan de heer Dominiek Lootens-Stael mij het woord “kras” even nader toelichten? (Gelach) De heer Dominiek Lootens-Stael.- Krasse mensen zijn mensen die fit, gedreven en gemotiveerd zijn. Ik wil het namelijk hebben over de afschaffing van de cultuurwaardebon. Toen jaren geleden de cultuurwaardebon werd ingevoerd, wilde men de cultuurparticipatie verhogen. Dat lukte ook goed: van Vlaams-culturele verenigingen tot seniorenbonden, van studenten tot de middenklasse, heel wat Vlamingen maakten gebruik van de cultuurwaardebon. En ze waren er allemaal heel tevreden over. Zoals we intussen echter weten, vormen die Vlamingen voor het College natuurlijk niet de eerste doelgroep. (Protest van collegevoorzitter Vanhengel) De vreemdelingen voelden zich helemaal niet aangespoord om ons rijk cultureel leven te ontdekken. Bijgevolg moest het hele boeltje maar opgedoekt worden. De premisse waaruit collegelid Bruno De Lille vertrok, was dat diegenen die gebruik maken van de cultuurwaardebon, ook wel aan cultuur zouden participeren mocht de cultuurwaardebon er niet zijn. Dit uitgangspunt werd ondubbelzinnig tegengesproken door de mensen van het werkveld. In tegenstelling tot het College weten zij blijkbaar wél waarover ze spreken. Het voorbeeld van het Seniorencentrum is wat dat betreft frappant. Collegelid Bruno De Lille herinnert het zich wellicht nog. Hij luisterde misschien niet altijd even aandachtig naar de verzuchtingen, vermits de beslissing immers toch al genomen was. De rusthuisbewoners, die dikwijls met een rolstoel naar een theatervoorstelling worden gebracht, geraken daar op eigen kracht niet. Ze zouden dus niet uit hun isolement komen zonder de financiële tussenkomst van de cultuurwaardebon en zonder de tussenkomst van al die organisaties die, precies dankzij de cultuurwaardebon, dit soort van evenementen kunnen organiseren. Er is bovendien het voorbeeld van de studenten, die wellicht ook niet naar theatervoorstellingen zouden gaan, mochten ze niet gelokt worden om op een goedkope manier te participeren. En toch moest de door alle gebruikers, verenigingen en aanbieders gesmaakte cultuurwaardebon worden opgedoekt. Een dictaat dat Groen er, duidelijk tegen de zin van de rest van de meerderheid en de oppositie, doorramde. De cultuurwaardebon werd dan maar vervangen door een zogenaamde kansarmoedepas. Intussen werd ook deze pas wijselijk omgedoopt tot vrijetijdspas. Toen ik de beleidsverklaring begon te lezen, was ik hoopvol gestemd. Het College begint immers met een stelling die ik al lang verkondig zodat ik me er volledig achter kan scharen. Ik citeer: “Brussel wordt nog steeds afgeschilderd als een probleemregio. Het is dan ook onze
- 29 gezamenlijke verantwoordelijkheid en opdracht om een positieve omslag te bewerkstelligen, om ambassadeur te zijn van de stad en haar inwoners, om de belangen van haar bevolking te behartigen en om te blijven ijveren voor de noodzakelijke investeringen om het potentieel dat aanwezig is, te laten groeien. Verantwoordelijkheid nemen voor Brussel betekent antwoorden zoeken voor de maatschappelijke uitdagingen die zich aandienen.” Inderdaad: Brussel heeft heel wat problemen. Ik heb dat zopas gezegd en ik zal dat blijven zeggen. Iedereen mag mij daarvoor vermaledijen. Het Vlaams Belang sluit de ogen immers niet voor de realiteit. Brussel is het probleem echter niet. Het is de taak van de Raad en van het College om de belangen van de bevolking te behartigen. Zij moeten de ambassadeurs voor Vlaams-Brussel zijn en antwoorden formuleren op de uitdagingen. Helaas weigert collegevoorzitter Guy Vanhengel keer op keer om hieraan een concrete invulling te geven. Het beste voorbeeld hiervan zag men toevallig nog vanochtend buiten aan de deuren van het parlementsgebouw. Collegevoorzitter Guy Vanhengel gaat er vaak prat op dat het College investeert in bakstenen. Hierbij verwijst hij steevast naar scholen en gemeenschapscentra. Misschien moet het College ook eens beginnen te investeren in mensen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Het College gaat hier prat op omdat een overheid bij uitstek ‘voorwaardenscheppend’ moet zijn. Een overheid moet namelijk de voorwaarden scheppen waarin de beoogde doelgroep tot haar recht kan komen en gedijen. Een van de middelen om wat anderen willen doen, kwaliteitsvol te maken, is ervoor te zorgen dat alle omgevingsfactoren waarin men wenst te functioneren, effectief aanwezig zijn. Infrastructuur en bakstenen horen daarbij. Overigens gaat het hierbij vaak om eenmalige investeringen. Een overheid moet mensen kansen bieden en dit gebeurt door te investeren in bakstenen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Ik uit hier geen kritiek. Ik zeg alleen dat men niet alleen mag investeren in bakstenen. Men moet ook investeren in mensen. In de eerste instantie moet het College ervoor zorgen dat de rust weerkeert, dat het menselijk kapitaal van de VGC ten volle rendeert en dat men onder een positief gesternte kan verderwerken. Wellicht wordt dit gedurende de komende dagen een van de belangrijkste taken. De collegeleden zijn al lang geen ambassadeurs meer van Vlaams-Brussel. Zij zijn veeleer verworden tot ambassadeurs van een zogenaamde fake Brusselse identiteit. Dit alles gebeurt ten nadele van de Vlaamse gemeenschap van deze stad. Ik ben er zelfs vrij zeker van – overigens blijkt dat ook uit het zogenaamde surveyonderzoek waarvan de raadsleden niet alle cijfers mogen hebben - dat het overgrote deel van de Brusselse Vlamingen de VGC niet eens kent. Naar de reden hiertoe hoeft men niet ver te zoeken. De VGC is er al lang niet meer voor de Brusselse Vlamingen. Die Brusselse Vlamingen voelen zich, al langer dan vandaag, in de steek gelaten door ‘het beleid’ en ‘de politiek’. Dat is de verantwoordelijkheid van het College. Het is gewoon de verantwoordelijkheid van het College, maar het is tevens de verantwoordelijkheid van het College. Het College laat het immers nog steeds na om op zoek te gaan naar antwoorden op maatschappelijke uitdagingen. Die uitdagingen zijn voor de Brusselse Vlamingen nochtans legio. Ik som er enkele op: het plaatsgebrek voor Nederlandstaligen in de Brusselse Nederlandstalige scholen, het totaal gebrek aan respect voor de taalwetten en het gebrek aan plaatsen in de gezondheidszorg, bejaardenzorg en kinderopvang. Als er daarin al eens plaats is, kan men niet in het Nederlands terecht.
- 30 -
Dat zijn de uitdagingen waar men al veel langer dan vandaag voor staat. Het zijn uitdagingen waarvan ik soms het gevoel heb dat het College er liever blind voor blijft of enkel wat komt kurieren am Symptom. Ik herhaal de woorden van de collegevoorzitter uit de beleidsverklaring: “Verantwoordelijkheid nemen voor Brussel betekent antwoorden zoeken voor de maatschappelijke uitdagingen die zich aandienen.” Collegevoorzitter Guy Vanhengel zoekt de antwoorden niet. Het moge dan ook duidelijk zijn dat hij zijn verantwoordelijkheid vaak ontvlucht. De collegevoorzitter is er de jongste jaren bovendien in geslaagd om de banden tussen Brussel en de rest van Vlaanderen verder door te knippen. Dit gevoel ervaar ik vaak als ik spreek met collega’s uit het Vlaams Parlement of met mensen die elders in Vlaanderen wonen. Al deze mensen vinden dat de zogenaamde ‘Brusselse politiek’ zich enigszins afkeert van Vlaanderen om zich vervolgens te wentelen in een soort van artificiële bruxellitude die men vervolgens ook gaat promoten. De band tussen Brussel en Vlaanderen wordt daarbij wat onder de mat geveegd. Dit is echter een enorme vergissing, waarvan ik hoop dat ze zo snel mogelijk wordt rechtgezet. Ik wil benadrukken dat ik me, niettegenstaande ik ook tot deze ‘Brusselse politiek’ behoor, zeker niet geviseerd voel door die kritiek. “Alleen door een bundeling van krachten en een gezamenlijke visie zullen we erin slagen om een ambitieus stadsproject te ontwikkelen.”, lees ik verder. Door de bedenkelijke manier waarop BHV werd gesplitst, zullen er in de toekomst hoogstwaarschijnlijk geen Brusselse Vlamingen meer op eigen houtje, dus op Vlaamse kracht, in de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers verkozen worden. Als er nog een uit de hoofdstad afkomstige Vlaming zal verkozen worden, zal dit dankzij de kracht - en dus in se het dictaat - van een Franstalige partij zijn. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Iedereen die in het verleden gepleit heeft voor de splitsing van BHV, wist dit al lang op voorhand. Samen met vele anderen heb ik steeds gesteld dat dit effect onvermijdelijk zou zijn. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Neen, dit scenario was niet onvermijdelijk. Er waren verschillende splitsscenario’s mogelijk. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dit was wél onvermijdelijk. Zaken die men voor zichzelf opeist, kan men niet ontzeggen aan iemand anders. Dit is het logische gevolg van de eis tot splitsing. Men heeft BHV gesplitst. Het weze zo. Men kan echter nu niet komen beweren dat men geconfronteerd wordt met een onverwacht effect. Alle scenario’s waren op voorhand gekend. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het was perfect mogelijk geweest om BHV te splitsen zonder een aantal perverse effecten erbij te moeten nemen. Een van die perverse effecten is dat er voor de federale Kamer geen Vlaming uit Brussel meer kan verkozen worden op eigen kracht. Verder heeft men Brussel met dit akkoord de facto uitgebreid tot de 6 faciliteitengemeenten. Dit was op geen enkel ogenblik nodig. Het Vlaams Belang heeft de collegevoorzitter deze week alvast de hand gereikt om tot een bundeling van krachten te komen. Het was een oproep om met een eenheidslijst naar de verkiezingen te gaan en te redden wat er te redden valt.
- 31 De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Om het Vlaams Belang te redden zeker…..? De heer Dominiek Lootens-Stael.- De modaliteiten voor deze eenheidslijst kunnen achteraf worden besproken. Het gaat om het principe. Het Vlaams Belang wil proberen om een niet door Franstaligen gedomineerde Brusselse Vlaming verkozen te krijgen in de federale Kamer. Er zijn 2 mogelijkheden: ofwel verwerpt men onze uitgestoken hand, ofwel denkt men eens na over dit aanbod en probeert men het best mogelijke uit de brand te slepen. Mevrouw Elke Van den Brandt.- “De toekomst begint in Brussel.”. Dat is de formidabele uitgangszin van deze beleidsverklaring. De toekomst ligt in de open, kosmopolitische steden zoals Brussel. Het is op het stedelijke niveau dat het beleid de uitdagingen op het vlak van het leefmilieu, ruimtegebruik, interculturaliteit en solidariteit zal aangaan. Het zijn ook steden die, precies omwille van hun nabijheid, in hun jonge bevolking en hun diversiteit de beste hefbomen hebben om effectief de uitdaging aan te gaan. Op zich is dit niet nieuw: de steden zijn in onze streken altijd de motor geweest voor economische, sociale en culturele ontwikkeling. Hoog tijd dus om deze draad voor Brussel terug op te pikken. De toekomst begint zeker in Brussel. Het prettige én tegelijkertijd het moeilijke aan de toekomst is dat de toekomst echter nog niet vastligt. Alle mogelijkheden liggen nog open. Wat die toekomst echt gaat worden is onlosmakelijk verbonden met wat men vandaag doet. Dit impliceert dat men vandaag verantwoordelijkheid moeten nemen voor Brussel, dat men antwoorden moet zoeken op de maatschappelijke uitdagingen en dat men financiële middelen en instrumenten moet inzetten om de antwoorden te vertalen in echt beleid. Enkel via deze samenwerkingsverbanden kan een maximaal resultaat geboekt worden. Deze beleidsverklaring toont ons een ambitieuze maar beperkte VGC. Het eerste punt dat collegevoorzitter Guy Vanhengel aanhaalt, legt meteen de vinger op de wonde. We hebben een groeispurt nodig. De bevolkingstoename smeekt om extra plaatsen in de kinderopvang, in het onderwijs en in het vrijetijdsaanbod. Vooral op het vlak van kinderopvang en onderwijs hinkt het aanbod hopeloos achterop. Er groeit vandaag een generatie van wachtlijstkinderen op. Het gaat hierbij om kinderen die wachten op een crèche, die wachten op een school, die wachten op zorg en die wachten op begeleiding. Dit staat haaks op het stedelijk beleid waarin wij allen geloven. Dat staat haaks op het idee dat je in een stad komt wonen omwille van de stedelijke kracht. Dat doe je niet om dan vast te stellen dat je geen plek hebt in een stedelijke crèche of om elke dag een uur onderweg te zijn naar de school om er je kinderen af te zetten. Het staat ook haaks op iets wat voor Groen van ongelooflijk groot belang is: gelijke kansen. Want uiteindelijk zijn het, bij plaatsgebrek, meestal de zwaksten die uit de boot vallen. Ik maak dit concreet. Het wordt echt schrijnend wanneer we kinderen die geen plaats vonden in de onthaalklas een jaartje thuis laten om nadien vast te stellen dat ze opnieuw geen plaats vinden in de eerste kleuterklas. In het beste geval stromen ze pas in de derde kleuterklas of het eerste studiejaar in. Met hoeveel achterstand zullen we onze kinderen opzadelen als we niet dringend van in de crèche de capaciteit optrekken? De VGC neemt haar verantwoordelijkheid en investeerde deze legislatuur 125 miljoen euro in onderwijs. Daarmee depaneert en repareert de VGC een beleid waarin Vlaanderen tekortschiet. Vlaanderen en de Vlaamse overheid geven Brussel niet de prioriteit die het verdient. Vlaanderen laat Brussel in de steek en mist daardoor enorme kansen in Brussel.
- 32 -
De VGC depaneert en repareert. Maar dit heeft een impact op de middelen. Tegelijkertijd dalen de middelen die afkomstig zijn van de Vlaamse overheid. We moeten dus harde en moeilijke keuzes maken, maar wel de keuzes die nodig zijn, de keuzes voor de toekomst. Ik ben blij dat u ook nu al het capaciteitsprobleem in het secundair onderwijs, dat misschien nog niet groot is, aanpakt. Zo zullen wij voor het secundair onderwijs niet in dezelfde val trappen als voor het lager onderwijs. We moeten nadenken over hoe we de capaciteitsplannen kunnen onderbouwen, hoe we ervoor kunnen zorgen dat er een inschrijfbeleid is dat meteen goed zit, hoe we ons niet laten verrassen. De kinderen die vandaag in de lagere scholen zitten, zitten overmorgen in de middelbare scholen. Bij het plaatsgebrek in de kinderopvang zien we dat de meest kwetsbare gezinnen als eerste uit de boot vallen. Het plaatsgebrek in de crèches is het grootst in de armste wijken van Brussel. Het nieuwe decreet voorziet tegen 2020 in een behoeftendekkend aanbod. Dat klinkt hoopvol. Dat opent voor Brussel een enorm perspectief op heel wat bijkomende plaatsen, maar we stellen vast dat de middelen om die plaatsen te financieren achterblijven. Het aantal plaatsen is en blijft onvoldoende. Ook hier zal de VGC moeten depaneren en repareren. Daarom ben ik blij dat de VGC in 2014 eindelijk werk zal maken van een lokaal loket kinderopvang. Ik besef dat dit geen enkele extra plaats zal creëren. Maar zo’n lokaal loket zal er wel voor zorgen dat de ouders één aanspreekpunt hebben, dat de plaatsen eerlijker verdeeld kunnen worden, dat de mensen geholpen worden in hun zoektocht naar een opvangplaats, dat er toch min of meer gelijke kansen zijn op een inschrijving en dat de schaarste zo eerlijk mogelijk wordt verdeeld. Extra capaciteit betekent niet alleen extra stenen, maar ook extra lesgevers, kinderverzorgers, begeleiders. Hier worden inspanningen geleverd. Er is de campagne voor het aantrekken van leerkrachten. De zorgsector zet meer in op diversiteit, zij-instromers en bijscholing. Er zijn de inspanningen in de sportsector. Er wordt aan gewerkt. Dat is cruciaal. Je moet niet alleen extra leerkrachten en zorgers aantrekken, je moet er ook voor zorgen dat ze tijdens hun opleiding en vorming de instrumenten krijgen om optimaal te functioneren in onze grootstedelijke context. Je moet ervoor zorgen dat de beginnende leerkracht wordt begeleid, dat er een positieve keuze is voor Brussel en dat niet het eerste het beste aanbod buiten Brussel deze mensen doet weglopen van onze stad. Onze ketten zijn de moeite waard om les aan te geven, om voor te zorgen. We moeten ervoor zorgen dat mensen daar ook voor kiezen. Dit is trouwens ook een enorme economische kans. Al die jobs in de onderwijs- en zorgsector zullen hier blijven. Die kun je niet delocaliseren naar Thailand. Dat zijn jobs die voor Brussel en de Brusselaars een toekomst bieden. Ook hier moet het onze ambitie zijn om daar niet verkrampt op te reageren. We moeten onze sectoren met een open geest uitbreiden. De toekomst ligt in Brussel. We moeten kiezen voor de kinderen van Brussel, voor de toekomst van Brussel, voor de jongeren en de jonge gezinnen, voor de armoedebestrijding, de sociale mobiliteit, voor ontmoeting en nieuwe initiatieven die inzetten op sociale innovatie en cocreatie. Dat is, zo lees ik, de visie op het Stedenfonds. Daar worden dus de juiste keuzes gemaakt. Als we werken aan de toekomst, moeten we ook werken aan kwaliteit. Het klinkt logisch, maar ik ben blij dat dit expliciet de aandacht krijgt. Het is niet omdat we de capaciteitsproblemen aanpakken met extra scholen en met het zoeken naar leerkrachten, dat we er zijn. De
- 33 kwaliteit van het onderwijs moet groot zijn. Daartoe is de Brede School een krachtig instrument. In deze tijd van moeilijke begrotingen kiezen we voor een uitbreiding van de Brede School. Scholen kunnen en moeten beter worden. Onze kinderen verdienen dat. Er zal – en dat sluit daarbij aan – worden geïnvesteerd in multifunctionele speelplaatsen. Betekent dat concreet dat er werk gemaakt wordt van de vergroening van speelplaatsen, van het openstellen voor de buurt van die speelplaatsen? Kunnen kinderen in het weekend op die speelplaatsen terecht? Wat vrijetijd betreft, is de VGC al sinds het begin van de legislatuur bezig met ondersteuning en omkadering om de kwaliteit te verhogen, bijvoorbeeld op de speelpleinen. De recente oprichting van het Jeugdhuis Ondersteuning Brussel zal het verschil maken voor de Brusselse jeugdhuizen die, laat ons eerlijk zijn, geen makkelijke taak hebben. Deze keer wordt heel expliciet gekozen voor Brussel. “De toekomst ligt in Brussel” is de openingszin. Vier jaar geleden was de insteek van de beleidsverklaring “bruggen bouwen”. Dat is natuurlijk nog steeds belangrijk. De ambitie die we nu uitzetten, vind ik hartverwarmend. De bruggen zijn gebouwd, voor alle duidelijkheid. De VGC zet in op samenwerking en sociale cohesie. Er zijn de gezamenlijke databanken van VGC en Cocof voor de culturele infrastructuur. Dat lijkt misschien een detail maar het vormt zo’n groot symbolisch verschil. Ook voor sport in Brussel is een mooi voorbeeld gerealiseerd. Hetzelfde geldt voor het vormingsaanbod met betrekking tot het omgaan met meertalige groepen in het jeugdwerkbeleid. Er zijn de bruggenbouwers in de welzijnssector. Er is de samenwerking tussen de etnisch-culturele verenigingen en de reguliere instanties. Er is de omvorming van de cultuurwaardebon tot vrijetijdspas om te komen tot participatie van kansengroepen. Al die zaken tonen dat we bruggen bouwen. Maar we gaan verder. Wij geloven in Brussel. Wij geloven dat de toekomst in Brussel is. Wij willen daar onze schouders onder zetten. We kunnen van Brussel een mooie stad maken. We zullen van Brussel de stad maken waar je jong kunt zijn en oud wil worden. Onze toekomst is en ligt in Brussel. De heer Paul De Ridder.- Deze beleidsverklaring wijst erop dat onze stad, in sommige aspecten althans, een unieke positie bekleedt in dit land, vooral omwille van haar Europese en internationale functie. Op andere domeinen echter is de positie van Brussel minder uniek dan wij soms denken. Ook andere steden – niet alleen elders in Europa maar ook in dit land – kennen een snel veranderende en verjongende bevolking, die bovendien zeer divers is qua taal en cultuur. Dit geldt niet alleen voor steden als Antwerpen en Gent maar ook voor kleinere centra als Mechelen en Aalst en zelfs voor Vilvoorde en Ninove. De bewindvoerders staan ook hier voor uitdagingen die heel wat gelijkenis vertonen met die in Brussel. Terecht stelt deze beleidsverklaring dat de troeven van de stad te weinig aan bod komen op het politieke forum en in de publieke opinie. Meer nog: Brussel wordt nog steeds afgeschilderd als een probleemregio. Ook de N-VA is ervan overtuigd dat wij steevast de welbegrepen belangen van deze stad moeten verdedigen. Wij moeten erover waken dat de Nederlandse gemeenschap in dit land investeert in Brussel om de toestand ten goede te veranderen ten bate van alle inwoners van deze stad. Kortom: wij moeten fungeren als ambassadeurs van deze stad. Jammer genoeg doet de beleidsbrief op dit vlak geen concrete voorstellen om het imago van Brussel te verbeteren via een aangepaste promotiecampagne.
- 34 -
Deze beleidsbrief pleit wel voor een ambitieus stadsproject. Dit omvat eerst en vooral de uitbreiding van het aantal gemeenschapsvoorzieningen, met bijhorende omkadering: in het onderwijs, de kinderopvang, het vrijetijdsbeleid. Het College streeft ook naar een stedelijke vernieuwing. Het doet dit onder meer via investeringen in kinderen en jonge gezinnen. Daarbij gaat er bijzondere aandacht naar de kansengroepen, naar het armoedebeleid en naar het wonen in Brussel. Dit alles is gestoeld op de kennis van de wijken en buurten. De noodzakelijke uitbreiding in diverse sectoren mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van het aanbod. Dit geldt niet alleen op het vlak van de infrastructuur - denken wij maar aan de gebouwen van scholen en trefcentra - maar evenzeer op andere domeinen. Zo wordt er terecht veel belang gehecht aan de taalvaardigheid, niet alleen van de kinderen maar ook van de ouders, aan de studiebegeleiding, aan gezinsondersteuning en aan de Brede School. Het vergt geen betoog dat een degelijke taalkennis de conditio sine qua non vormt, niet alleen voor een degelijke opleiding en dus voor een goedbetaalde baan, maar evenzeer voor de broodnodige sociale cohesie. Om een efficiënt beleid te kunnen voeren en het werkveld zo goed mogelijk te ondersteunen, investeert het College in een dynamische personeelsplanning en in een zuinig financieel en een doeltreffend facilitair beheer. Ik stel me als gewezen ambtenaar wel vragen bij de uitbesteding van bepaalde taken aan de privésector. Ik zou daarmee toch voorzichtig zijn. De heer Jef Van Damme.- Ik dacht nochtans dat uw partij daar voor was? De heer Paul De Ridder.- Het vergt geen betoog dat het onderwijs in Brussel uitzonderlijke belangrijk is. Tot nu toe kregen 22 Brede Scholen in Brussel ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Thans beslist het College om dit jaar aan 5 bijkomende Brede Scholen een toelage te verlenen. In een antwoord op een schriftelijke vraag over de Brede Scholen luidde het: “….dat de VGC de mogelijkheid onderzoekt om meer Brede Scholen te ondersteunen. Deze uitbreiding maakt deel uit van de beleidsovereenkomst Stedenfonds III, die nog in onderhandeling is.” Vandaar mijn vraag: zullen die 5 nieuwe Brede Scholen op deze manier worden tot stand gebracht? Over welke scholen gaat het concreet? Indien dit niet het geval is: welke procedure zal hierbij gevolgd worden? In het vermelde antwoord luidde het dat een eerste toets gebeurde in mei 2012. In februari 2014 is er een grondig evaluatiemoment gepland waarbij bepaald zal worden welke Brede Scholen het goed doen en welke een noodzakelijke bijsturing nodig hebben, in functie van de voortzetting van de subsidiëring. Is dit nog steeds de bedoeling? In het domein van de sport werd een kadaster van de sportinfrastructuur opgesteld. Welke besluiten trekt men uit dit overzicht? Zijn er in bepaalde wijken tekorten voor een aantal sporttakken of is er integendeel op sommige plaatsen sprake van een overaanbod aan infrastructuur? In de beleidsverklaring staat een nogal vage passage over het stadsvernieuwingsproject in de Kanaalzone. Wat houdt dit project precies in? En wat is daarbij de concrete rol van de VGC en de Erasmus Hogeschool? In deze beleidsverklaring wordt betreurd dat de troeven van onze stad te weinig aan bod komen op het politieke forum en in de media. Erger nog, heel wat mensen zien Brussel nog al te vaak als een probleem. Daarom omvat dit document ook een deel onder de titel “Ambassa-
- 35 deur van de stad en haar inwoners”. De VGC wil door middel van diverse initiatieven niet alleen de troeven van Brussel in de verf zetten maar ook bijdragen tot een positieve beeldvorming. Onmiddellijk daarna luidt het: “Daarnaast wil de VGC de Brusselse burger informeren en wegwijs maken in het uitgebreide Brusselse Nederlandstalige aanbod, met aandacht voor een open en laagdrempelige communicatie.”. Alleen dit laatste – de open en laagdrempelige communicatie met de Brusselse burger – komt uitvoerig aan bod. Het College streeft overigens zeer terecht naar klantgerichte informatieverstrekking over de dienstverlening en het gevoerde beleid. Er worden ook nieuwe websites ontwikkeld, zoals vgc.be, opgroeieninbrussel.be en woneninbrussel.be. Personen met een hulp- of zorgvraag kunnen terecht in de diverse onthaalpunten, die vandaag hoofdzakelijk zijn ingebed in de lokale dienstencentra. Ook de zorgberoepen worden niet vergeten. Uiteraard komt er ook een overzicht van het hele Nederlandstalige opleidingsaanbod. De sportinfrastructuur en het rijke culturele aanbod, elk met een eigen databank, ontbreken evenmin. Dat is allemaal ongetwijfeld heel verdienstelijk. Maar dit alles is eerst en vooral gericht op de inwoners van Brussel. Ongetwijfeld kan een initiatief als Muntpunt een belangrijke rol spelen bij de verstrekking van informatie over onze stad aan mensen die hier niet wonen. Maar in deze beleidsbrief staan weinig concrete voorstellen om bij niet-Brusselaars een positief imago van de stad te creëren. Ik geef toe dat dit niet zo gemakkelijk is. Ik wil een vijftal suggesties formuleren om buiten Brussel sympathie op te wekken voor Brussel. Ik denk eerst en vooral aan getuigenissen door Brusselaars tijdens gespreksavonden in Vlaanderen. Dit kan gebeuren niet alleen door politieke mandatarissen - parlementsleden, gemeenteraadsleden en beleidsvoerders - maar ook door andere Brusselse prominenten uit de economische, sociale of culturele sector. Uit jarenlange ervaring weet ik dat het bij de mensen aanslaat als ze de toestand in Brussel horen uitleggen door mensen die effectief in Brussel leven en werken. Een tweede mogelijkheid zijn uiteenzettingen naar aanleiding van een bezoek aan Brussel. Een typisch voorbeeld vormen de bezoeken van sociaal-culturele verenigingen en onderwijsinstellingen aan de Raad van de VGC. Daarbij krijgen mensen uit Vlaanderen een uiteenzetting over de Brusselse instellingen en het leven van de Nederlandstaligen in Brussel. Ik breng dan ook hulde aan het personeel dat zich daarvoor al geruime tijd inzet. De bezoeken zijn een ideale formule, vooral in combinatie met een wandeling door de stad waarbij niet alleen aandacht besteed wordt aan het cultuurhistorisch patrimonium - hoe belangrijk ook -, maar ook aan het dagelijkse leven in de grootstad. Ook de Vereniging voor Brusselse Geschiedenis (VBG) organiseert al jaren dergelijke bezoeken. Een derde mogelijkheid zijn publicaties. Ik denk bijvoorbeeld aan columns in kranten, zoals die van Luckas Vander Taelen, en aan boeken zoals Arm Brussel van Geert Van Istendael. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- We mogen ook Marc Didden niet vergeten. De heer Paul De Ridder.- Dat klopt. Ook uitzendingen op radio en televisie kunnen het bestaande, eerder negatieve beeld corrigeren. Brussel wordt nog al te vaak voorgesteld als een administratieve bureaucratie, een machtscentrum waar bewindvoerders en politici met elkaar discussiëren of - erger nog - een vervuilde stad die bovendien regelmatig geteisterd wordt
- 36 door criminaliteit en rellen. Wij pleiten daarom voor korte stukjes - dit moeten zeker geen lange uitzendingen zijn - die Brussel tonen als een stad waar mensen wonen, als een stad die iets te bieden heeft en waar het aangenaam om leven is. Tvbrussel brengt trouwens regelmatig dergelijke stukjes. Die zouden, meer nog dan vandaag het geval is, overal in Vlaanderen bekeken kunnen worden. Ten slotte zou men ook kunnen denken aan een fictiereeks die een waarheidsgetrouw beeld geeft van het dagdagelijkse leven in de complexe grootstad. Men zou dit bijvoorbeeld kunnen illustreren aan de hand van de belevenissen van een familie Nederlandstaligen in Brussel en van alle concrete problemen en troeven die ze hebben. Tot daar een aantal concrete voorstellen om Brussel beter bekend en meer geliefd te maken. U ziet dat de N-VA blijkbaar niet zo vijandig staat tegenover Brussel als sommigen willen doen geloven. De heer Jef Van Damme.- Paul De Ridder is dat in elk geval niet. U zit eigenlijk bij de verkeerde partij. (Gelach) De heer Walter Vandenbossche.- Bij het aanhoren van de diverse tussenkomsten kan ik niet anders dan terugdenken aan het verhaal dat Leo Tindemans me ooit vertelde over een Gentse student aan de Sorbonne in Parijs die op 14 juli 1789 in een brief aan zijn moeder schreef dat hij niet begreep waarom de bakker die ochtend dicht was. Hij wist niet wat er aan de hand was. Ik moet in alle eerlijkheid zeggen dat ik het gevoel heb dat het institutionele landschap in Brussel bij de nakende stemming over de zesde staatshervorming fundamenteel gaat wijzigen. Brussel krijgt een instelling die vanuit het niets zal uitgroeien tot een mastodont, de GGC. Die gaat 1,7 miljard euro beheren en bevoegdheden uitoefenen die heel nauw aanleunen bij die van de VGC en van de Vlaamse Gemeenschap. Hoe dan ook zal de GGC te maken hebben met de bevolkingsgroep waarvoor de VGC verantwoordelijk is. Het is de voorbije 15 jaar altijd de taak van de VGC geweest om aandacht te besteden aan al die materies die rechtstreeks of onrechtstreeks een impact kunnen hebben op het dagelijkse leven. Men moet mij eens uitleggen dat gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, gezinsbijslag en tewerkstellingsbeleid geen impact zouden hebben op het dagelijkse leven. Ik haal dit thema vandaag in het bijzonder aan omdat er in hoofde van de Franse Gemeenschap een aantal zaken gebeuren waarvoor de VGC hoe dan ook verantwoordelijkheid zal moeten nemen. Dat moet ze zoniet vandaag, maar in elk geval zo snel mogelijk doen. We worden geconfronteerd met een geschreven politiek akkoord van de Franstalige partijen die willen vermijden dat Brussel en Wallonië een aparte koers zouden varen op het vlak van de sociale zekerheid. In dat geval valt de VGC in de gemeenschapsmateries, waarin ze een belangrijke verantwoordelijkheid heeft, buiten het vangnet. De Franstalige partijen kondigen aan een koepel op te richten die erover waakt dat Wallonië en Brussel op een gecoördineerde wijze beleid gaan voeren. De VGC noch de Vlaamse Gemeenschap hebben in de totstandkoming van dat akkoord een rol gespeeld. Daarom stel ik de fundamentele vraag: wat gaat de VGC doen? Op welke wijze gaan het College en de Vlaamse democratische partijen zich organiseren om de belangen van de VGC en van de instellingen die zich bezighouden met de uitvoering van het Vlaamse beleid, te verdedigen? Naast het verdedigen van dit schitterend document is dat een belangrijke taak van de collegevoorzitter voor de komende dagen en weken, samen met de beide collegeleden, maar ook met de andere partijen in de Raad en in het Vlaams Parlement. Men moet proberen op een lijn te geraken.
- 37 Het is de vraag of men dat op dezelfde wijze moet doen als de Franstaligen of dat men een andere methodologie moet gebruiken. Dat laat ik vandaag nog in het midden. Ik geef alleen maar het signaal dat men moet openstaan voor élke methode. Het is zeker niet nodig de Franstaligen lijnrecht tegenover de Vlamingen te plaatsen. Het is wel noodzakelijk dat de Vlamingen duidelijk weten in welke richting ze willen gaan en dat ze daarover een akkoord maken. Op die manier kunnen ze goed voorbereid het gesprek met de Franstaligen aangaan. Vandaag loopt het op dit vlak niet goed. We staan er bij en kijken ernaar. Ik roep alle Vlaamse politieke partijen op om zich snel te herpakken en ervoor te zorgen dat de VGC in de zesde staatshervorming en in de nieuwe bevoegdheidesverdeling perfect aan haar trekken komt. Ik was diep geschokt door de uitspraak van minister-president Rudi Vervoort in De Tijd. Hij kondigde aan dat hij het antiblokkeringsysteem (ABS) zou gebruiken tegenover ‘onwillige’ Vlamingen, Vlamingen dus die niet in het systeem zouden stappen. De collegevoorzitter is mede-auteur van het ABS-systeem. Ik zou van hem heel duidelijk willen horen op welke wijze dat systeem tot stand is gebracht. Volgens mij betrof dat alleen niet-democratische partijen, partijen die eventueel de instellingen zouden kunnen blokkeren. Het is toch ondenkbaar dat een Vlaamse democraat, van welke partij ook, zou aanvaarden dat het ABS-systeem morgen bij of andere meerderheidsvorming zou worden gebruikt. Het zou goed zijn daarover na te denken. Minister-president Vervoort kondigt bovendien ‘zomaar’ aan dat men ervoor opteert om de GGC in de toekomst te laten opnemen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarmee denkt hij de richting te bepalen. Het moet eens heel duidelijk worden gezegd dat men die richting niet moet uitgaan. Dat is althans het standpunt van CD&V. Ik geef de goede raad aan al diegenen die zo graag willen ‘verbrusselen’ en die elke dag wat minder identiteit aan de Vlaamse gemeenschap en wat meer aan de Brusselse gemeenschap proberen te geven, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk rechten in wetten en grondwetten verankerd zijn. Anders gaat men regelrecht het avontuur tegemoet. Ik lanceer het volgende denkspoor. Waarom zou men het gewest niet opnemen in de GGC in plaats van omgekeerd? De GGC garandeert een aantal gelijkwaardige rechten die de Nederlandstaligen niet hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ik zie mevrouw Carla Dejonghe lachen, maar ik weet dat ze beseft dat men die richting moet uitgaan. Ik hoop dat de VGC daarover duidelijkheid creëert en klare taal durft spreken. Ik vond daarstraks de inleiding van de heer Jef Van Damme goed. Ik had gehoopt dat hij met zijn verwijzing naar de metropool en in zijn hoedanigheid van grote leider en ‘Führer’ het institutionele debat zou hebben aangegaan. De heer Jef Van Damme.- Dat zijn uw woorden. Ik weiger mij te associëren met een ‘Führer’. (Glimlachjes) De heer Walter Vandenbossche.- Het was de bedoeling van mijn tussenkomst om het hele kader te bekijken waarbinnen het beleid wordt gevoerd. De heer Van Damme is niet zover gegaan, maar misschien doet hij dat een volgende keer wel en kunnen we daarover een aangenaam gesprek voeren. De heer Dominiek Lootens-Stael.- De heer Walter Vandenbossche spreekt hier heel wijze woorden, maar het is spijtig dat de CVP in 1988 niet beter heeft geluisterd naar Karel Dillen.
- 38 Het Vlaams Blok heeft toen expliciet gewaarschuwd voor de scenario’s die zich vandaag voordoen. (Rumoer) Mevrouw Elke Roex.- De heer Walter Vandenbossche haalt inderdaad een belangrijk thema aan waar ik niet te diep op in wil gaan. Het verdient een apart debat. Misschien moet men in dit plenum een themadebat organiseren over de Brusselse stadshervorming en de federale staatshervorming en de consequenties voor de VGC. Ik vind dat hij te gemakkelijk stelt dat alle Nederlandstaligen in Brussel eenzelfde mening zouden hebben over de toekomst van Brussel. Ook op dat vlak kan het debat interessant worden omdat de visies soms sterk verschillend zijn. Wat de integratie van de GGC in het gewest betreft, pleit sp.a al in 2009 voor een integratie van de GGC in de geweststructuren, weliswaar met behoud van de dubbele meerderheid voor de Nederlandstaligen in het parlement. Het zou een slecht idee zijn om de meest comateuze instelling te gebruiken als basis voor het uitwerken van een nieuwe toekomst voor Brussel. We verdienen beter dan dat. Het Verenigd College heeft de GGC in de dieperik laten verdwijnen. Er is echt behoefte aan een vernieuwing, aan een verbreding en aan een nieuwe dynamiek. Mijn partij is voorbereid en heeft ideeën en voorstellen klaar. Hoe meer we daarover kunnen debatteren, hoe beter. Dat moet gebeuren in het kader van een echt debat en niet als reactie op een beleidsverklaring. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik dank de raadsleden voor hun tussenkomst over de laatste beleidsverklaring van deze regeerperiode. Er zijn zoals steeds lovende commentaren gekomen, maar ook – vooral vanuit de oppositie – kritische opmerkingen. Ik wil in de eerste plaats terugkomen op wat iemand ‘wachtlijstkinderen’ noemde. Er is steeds een tekort aan voorzieningen, zeker binnen het beleidsdomein Welzijn. Dit is bijna inherent aan de sector. Het is een sector met bijna oneindige behoeften. We hebben inzake kinderopvang bijvoorbeeld becijferd wat er nodig is, maar we weten allemaal dat dit niet onmiddellijk kan worden ingevuld. Wat we kunnen doen is namelijk onderhevig aan de beschikbare middelen en mogelijkheden. De financiële middelen vormen natuurlijk de grootste rem, want het inzicht in de noden is er. Dit geldt zowel voor kinderopvang als voor andere initiatieven. We zijn onderhevig aan de budgetten, wat ons tijdens deze regeerperiode parten heeft gespeeld. Hoewel het gesprek met de Vlaamse Gemeenschap steeds positief bleef, hebben we niet voldoende kunnen krijgen in vergelijking met de werkelijke noden. Ook andere steden hebben dit probleem. Dit is een frustrerende zaak. Ik denk dat ministers van Welzijn, waar ze zich ook bevinden, vaak het gevoel hebben dat ze niet kunnen doen wat zou moeten gebeuren. Er is steeds het gevoel dat er iemand wordt gediscrimineerd of in de kou blijft staan. Spijtig genoeg is dit een realiteit. Indien iemand anders op mijn plaats zou zitten, zou het allicht niet anders zijn. Ik denk dat we deze regeerperiode eruit hebben gehaald wat kon, zeker voor Brussel in verhouding tot andere plaatsen binnen de Vlaamse Gemeenschap. Het bilan vindt men in het beleidsdocument. Ik denk dat we daarover toch tevreden kunnen zijn. Zelf ben ik ook niet 100 % tevreden, want ik had meer willen doen. Ik wil nog even terugkomen op een aantal concrete tussenkomsten. Mevrouw Carla Dejonghe vroeg zich af of we niet moeten inspelen op een aantal privé-initiatieven. Nu het nieuwe Vlaamse decreet rond de kinderopvang er is, moeten we het ruime werkveld in Brussel – met alle mogelijke initiatiefnemers – op de hoogte brengen van de nieuwe mogelijkheden. Dit vergt een informatief beleid, waaraan we zeker zullen werken.
- 39 -
Wat betreft bedrijfscrèches hebben we steeds de bedenking gemaakt dat dit niet de optie is waarvoor we zouden kiezen. Het mag niet zijn dat ouders van jonge kinderen faciliteiten krijgen om hun kinderen op te vangen in de bedrijfscrèche en dus erg lang op het werk moeten blijven als compensatie. Het is belangrijk dat kinderen voldoende met hun ouders thuis kunnen zijn. Dat wil niet zeggen dat we geen oor hebben naar een aantal concrete vragen. Mevrouw Carla Dejonghe noemde de crèche van de VUB, maar ik denk ook aan het kinderdagverblijf van de VRT. Dit zal worden uitgebreid met een nieuwbouw. Deze crèche staat ook open voor de buurt, wat een voorwaarde is die wij stellen. Ik kan ook het kinderdagverblijf Ukulele in Oudergem aanhalen. Dit ontstond vanuit een dienstenchequebedrijf dat opvang wou voorzien voor de kinderen van zijn werkneemsters. Het kinderdagverblijf is ondertussen uitgegroeid tot een normale crèche die voor de hele buurt actief is. We staan er zeker voor open, maar we zien het binnen een bepaald kader. Er was ook een vraag rond de Lutgardissite, waar we een lokaal dienstencentrum wensen onder te brengen. Het zal tijdelijk een onderkomen vinden in het nieuwe gemeenschapscentrum. Ook andere welzijnsinitiatieven kunnen hier terecht. Dit project is goed op weg, maar het is nog te vroeg om er in detail op in te gaan. Ik heb goede hoop dat we positief zullen landen. Er waren ook vragen over de besteding van de middelen voor kinderopvang. Hiervoor verwijs ik graag naar het Investeringsplan dat beschrijft waaraan de 15 miljoen euro is besteed waarover mevrouw Greet Van Linter het had. Binnenkort kunnen we hierop ook meer in detail ingaan tijdens de begrotingsbesprekingen. Mevrouw Bianca Debaets heeft terecht benadrukt dat we denken aan een preschoolsysteem, waarbij care en educare worden samengebracht. Waarom willen we een traject van 0 tot 6 jaar als een geheel zien? Het is aangetoond dat investeren in zeer jonge kinderen op termijn enorme leerwinsten oplevert. Wat men investeert tijdens de leeftijd van 0 tot 3 jaar of in een kleuterschool, rendeert exponentieel ten opzichte van wat kinderen kunnen verwerven in het lager onderwijs. Kinderen worden op die jonge leeftijd gevormd in alle vaardigheden, zowel manueel als cognitief. Wij zien hierin de weg om in Brussel het probleem van de kansarmoede aan te pakken. Het is echt de bedoeling om met initiatieven, zoals ontmoetingsplaatsen in wijken, verder gaan, omdat we ook ouders die thuis blijven met kinderen willen bereiken. Hoe jonger we de ouders met kinderen kunnen bereiken, hoe beter. Verschillende wetenschappelijke studies bewijzen dat dit de goede weg is. Dat geldt voor alle kinderen, zeker voor zij die zich in kansarmoede bevinden. We staan nog aan het begin, maar de wil is er om een aanzet te geven. Men vroeg zich ook af wanneer we zullen beginnen met het unieke loket. Mevrouw Elke Van den Brandt zei dat dit heel wat ouders zou helpen. De vzw die dit moet organiseren werd opgericht eind 2012. Ze zijn volop bezig met het opbouwen van de nodige software om het unieke loket te openen. Het is de bedoeling om begin 2014 te starten. Hiermee werden de meeste vragen over mijn beleidsdomein beantwoord. Ik dank mijn collega’s voor hun tussenkomst. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Eerst wens ik in te gaan op de opmerkingen over het personeelsbeheer. Ieder heeft daarin zijn verantwoordelijkheid. Het College heeft de krijtlijnen getrokken van een beleid dat wordt onderhandeld met de vakbondsorganisatie. Het is een redelijk beleid, dat aansluit bij wat onze instelling nodig heeft.
- 40 -
We moeten goed beseffen dat we niet op een eiland leven. Wanneer alle overheidsinstellingen inspanningen leveren om het overheidsbeslag onder controle te houden, moeten ook wij ons daarbij aansluiten. We doen dat op een zeer behoedzame manier, want we weten dat de noden groot zijn. We willen dat ook doen in overleg. Ik betreur het dan ook dat de vakbondsorganisaties dat overleg hebben verlaten. De heer Jef Van Damme.- Men is daar toch al 3 jaar mee bezig? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Het is een zaak van permanent overleg. Elke kleine wijziging aan een overheidsinstelling vraagt overleg. Ik hoop dat we dat gesprek verder kunnen voeren. Wij hebben ons best gedaan om tegemoet te komen aan een aantal verzuchtingen, die vooral betrekking hadden op het verder gelijkschakelen van de personeelsstatuten van de VGC met die van de Vlaamse Gemeenschap. Natuurlijk kan men dat niet enkel toepassen voor de voordelige wijzigingen, men moet over de hele lijn een gelijkschakeling krijgen. Zo kan men bijvoorbeeld ook verwachten dat de werkduur op zeker moment gelijk wordt. Leg trouwens aan de buitenwereld maar eens uit waarom de ene instelling minder werkuren zou moeten presteren dan een andere. De sleutel van het probleem ligt blijkbaar in het behouden van jobs. Wij hebben steeds goed geregistreerd dat men een inspanning wou om zoveel mogelijk contractuelen toe te laten statutair te worden. Daar willen de VGC en het College hard aan werken. De plannen die voorliggen bevatten de instrumenten om dat te doen. Als ik het schema dat voorligt analyseer, kom ik tot de bevinding dat er 7,5 contractuele VTE’s van categorie D op de tocht staan. Zij kunnen over een paar jaar wegvallen. Per definitie zijn dit betrekkingen van beperkte duur. Langs de andere kant doen we een inspanning om anderen een statut toe te kennen via de normale kanalen. Verdient dit al deze heisa? Af en toe bestaat er misschien de behoefte om de fanfare te laten uitrukken, wat ik op zich best sympathiek vind. Ik hou niet van boe-geroep bij het toekomen op het werk, vooral niet omdat ik mezelf ook als een werknemer beschouw. Ik doe mijn uiterste best om voor iedereen goed te doen. Dat soort spelletjes ligt me niet echt, en ik vind dat ik ook lucht mag geven aan mijn ongenoegen wat dat betreft. De heer Walter Vandenbossche.- Heeft u nood aan liefde? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ja, ik heb nood aan liefde, aan erkenning, aan sympathie,…. Laten we daarin een beetje redelijk zijn, we kennen elkaar immers. Ik ken alle verantwoordelijken van de vakorganisaties binnen de VGC persoonlijk. Het mag niet contraproductief worden. Het personeel van de VGC is toch niet benadeeld ten opzichte van personeelsleden van andere openbare ambten. Ik denk dat dit College altijd zijn uiterste best heeft gedaan om het personeelsbestand te koesteren en om iedereen te geven waar hij of zij recht op heeft en zelfs meer dan dat. Ik verwacht binnenkort de vertegenwoordigers van de vakorganisaties te kunnen ontvangen voor een gesprek. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken, het is iets van permanente aard. De heer Jef Van Damme.- Dat is niet waar. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is wel waar.
- 41 -
De heer Bruno De Lille, collegelid.-Ik zal daar dadelijk op antwoorden. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is de praktische kant van de zaak. Ik had nog vragen ontvangen van de heer Paul De Ridder, met betrekking tot de Brede Scholen. U heeft het goed begrepen, en ik heb uw suggesties genoteerd voor wat betreft de externe communicatie: testimonials, bezoeken,… . We zullen trachten van daar in de mate van het mogelijke werk van te maken. Ik verwacht wat dat betreft ook wel heel veel van Muntpunt. Het is een prachtig instrument, uitstekend gelegen en zeer aantrekkelijk, dat ten volle gebruikt kan worden om de suggesties vorm te geven. In verband met de fundamentele vragen van de heer Walter Vandenbossche, neem ik aan dat we allemaal kennis genomen hebben van het standpunt van de 4 Waalse partijvoorzitters. Aan Franstalige kant zijn de partijvoorzitters allemaal Walen. Ik denk dat men moet opletten om niet vanuit een vroegere reflex te oordelen over hun standpunt. In feite denk ik dat hun standpunt een bewijs is van het geweldige spanningsveld dat bestaat tussen de Walen en de Franstalige Brusselaars, net zoals er een spanningsveld bestaat tussen de Vlaamse Regering en de VGC. De partijvoorzitters stellen voor om binnen de Franse Gemeenschap een deel van hun bevoegdheden over te hevelen aan ofwel de Cocof ofwel eventueel GGC. Bij een vorige gelijkaardige ronde, via les accords intra-francophones de la Hulpe, heeft men een oefening gedaan waarbij men de Brusselse overheid bijna heeft gedwongen om bij te springen voor de Franse Gemeenschap, zonder dat wij als Nederlandstaligen daar enig zicht op hadden. Men heeft toen de Cocof bevoegdheden gegeven zonder daarvoor de aangepaste middelen uit te keren. En de Cocof heeft zich toen tot de Brusselse Regering gewend om meer middelen te verkrijgen. Dit vind ik één van de meest kwalijke gevolgen. Als Nederlandstalige heb je hier totaal geen vat op. Als er dan toch geschoven moet worden, dan heb ik liever dat de GGC meer bevoegdheden krijgt, omdat we daar zeker inspraak hebben en mee de prioriteiten kunnen bepalen en de middelen kunnen toekennen. Volgens de Franstaligen moet er een relatie zijn tussen wat er in Wallonië gebeurt en wat er in Brussel gebeurt. Voor alle duidelijkheid, er moet een afsteming zijn tussen wat er in Wallonië gebeurt en wat er in Brussel gebeurt én tussen wat er in Vlaamse Gemeenschap gebeurt en wat er in Brussel gebeurt. Dat is rond de regeringstafel al meermaals gezegd en niemand betwist dit. Iedereen bekijkt dit door zijn eigen bril. Als je in Brussel iets doet moet je kijken naar de effecten langs beide kanten. Naar de Brusselaars toe moeten wij trachten om het beste van die 2 werelden met elkaar te combineren, en dat zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij de Brusselse behoeften. De behoeften in dit jonge verstedelijkte gewest zijn toch wel anders dan in Vlaanderen of Wallonië. Ik denk dat dit het standpunt is van de Nederlandstalige partijen. We hebben volgende week een overlegmoment afgesproken met het College om de violen gelijk te stemmen, want verder overleg met de Franstaligen is zeker nodig. Normaliter wordt dit overleg aangestuurd door de ‘Comori’, maar de op het terrein zijn de mensen van de colleges hiermee bezig. De ‘Comori’, dat zijn de 8 partijen die de staatshervorming dragen, de 3 federale regeringspartijen en de sp.a, en langs Franstalige kant zijn dat de 3 Brusselse regeringspartijen en de MR. GGC of Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Ik ben uw stelling genegen,laten we zoveel mogelijk naar de GGC overhevelen. Maar we moeten wel opletten dat we geen derde gemeenschap
- 42 maken. De werking van de GGC is verankerd in bijzondere wetten. Er is een dubbele meerderheid in elke taalgroep nodig, en een consensus binnen het College van de GGC. Ik vind het beter dat de dingen eerder daar gebeuren dan elders. Het ABS-systeem is algemeen bekend. De instelling kan overgaan tot het houden van stemming waarbij er geen meerderheid noodzakelijk is in de taalgroep, maar slechts één derde van de stemmen volstaat voor inhoudelijke aangelegenheden en voor de samenstelling van de regering. De heer Walter Vandenbossche.- Maar wat is de ratio legis hiervan? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Dat is eenvoudig, men wil vermijden dat een partij die geen kosjere bedoelingen heeft met de instellingen, ze kan blokkeren of ze simpelweg voor het plezier kan doen ontploffen. De heer Walter Vandenbossche.-Maar niet voor democratische partijen die een project Brussel presenteren en zich daar voor engageren ? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Neen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Zijn we nu wel in democratische termen aan het spreken? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Als je op de rem gaat staan, en er heel hard op duwt, dan zorgt het ABS-systeem ervoor dat de wielen niet geblokkeerd worden, maar dat je met schokjes vooruitgaat. De heer Walter Vandenbossche.- Maar je kunt ook door de ruit vliegen. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Heel het systeem is bedoeld om niet door de ruit te vliegen. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest heeft net een mooie campagne gevoerd rond het belang van het dragen van een veiligheidsgordel in de wagen. (Gelach op de banken) Dat is blijkbaar een probleem. 16 % van de Brusselaars die vooraan zitten en ruim de helft van zij die achteraan zitten, draagt geen gordel. Het is nochtans in beide gevallen verplicht en kan een leven redden. Met dit College kiezen we voor Brussel en de Brusselaars. Het is belangrijk dat we dat geregeld opnieuw benadrukken. De redenering – en gelukkig wordt dat ook hier steeds vaker vastgesteld – dat er maar 2 soorten Brusselaars zijn, namelijk de Nederlandstaligen en de Franstaligen, gaat niet meer op. Dat betekent dat een beleid dat daarop is gebaseerd, gedoemd zal zijn te mislukken. De VGC baseert zich op de realiteit en zoekt daarin, dag in dag uit, zijn weg. De manier waarop we in Brussel werken, is niet altijd de gemakkelijkste. We trachten op een structurele manier te werken, niet met allerlei losse en leuke ideetjes. We hebben aandacht voor nieuwe regelgeving die nieuwe bakens moet uitzetten. Dat creëert soms ongenoegen omdat we keuzes moeten maken. Mensen houden niet van veranderingen. We beslissen dat op
- 43 basis van samenwerking, zowel binnen als buiten de VGC. Het aantal projecten dat met cultuur, sport, welzijn en onderwijs te maken heeft, is zeer sterk toegenomen. Ik denk aan wat we met de gemeenschapscentra of dienstencentra doen of de manier waarop we rond Brede Scholen samenwerken. Deze samenwerkingen heeft het College in gang gezet en daar mogen we trots op zijn. Er wordt meer samengewerkt met andere partners. We hebben projecten opgezet en ondersteund met de Franse Gemeenschap en de Cocof. We werkten intenser samen met de gemeenten. We proberen de logica te volgen dat eenieder zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Vroeger zette de VGC zich te veel in de plaats van andere Brusselse instanties. Gelukkig hebben we dat idee achter ons gelaten. Ik wil bij het beantwoorden van de vragen aantonen hoe we onze principes in de praktijk hebben omgezet. Dat hebben we vaak in moeilijke omstandigheden moeten doen. Soms vielen er harde keuzes. Collegevoorzitter Guy Vanhengel heeft er al naar verwezen, het betreft de vragen over het personeel en het personeelsplan. Iemand parafraseerde in dat verband zelfs naar de Bijbel. Zelf deed me dat aan een uitspraak van Shakespeare denken. “Als het in zijn kraam past, zal de duivel zelfs de Bijbel aanhalen.”De duivel zetelt nog niet in de Raad, maar u begrijpt vast wat ik bedoel. De heer Jef Van Damme.- Ik ben katholiek opgevoed. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik ben voor de rode duivels. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Iedereen is tegenwoordig fan. Het is de bedoeling het personeelsplan begin 2014 van kracht te laten gaan. Wat de verwijten over de trage onderhandelingen betreffen, was het de vraag van de vakbonden om over alle dossiers tegelijk te onderhandelen. We zijn in de lente gestart met aparte dossiers, maar op vraag van de vakbonden hebben we alles samengebracht. Het globale akkoord is onder leiding van de leidend ambtenaar voorbereid. We hebben de voorstellen voor het reces aan de vakbonden voorgelegd. De vakbonden hebben ervoor gekozen om de onderhandelingen uit te stellen tot eind augustus 2013. De heer Jef Van Damme.- Ik verwees naar de Beleidsverklaring van 2010. De heer Bruno De Lille, collegelid.- De vakbonden hebben er recent voor gekozen de onderhandelingen te verlaten. Onze deur blijft echter openstaan om de gesprekken voort te kunnen zetten. Dat is een uitgestoken hand. Uiteraard is een efficiënte dienstverlening cruciaal. Dat is en blijft ons uitgangspunt. We hebben een modern, realistisch en dynamisch plan voorgesteld met onder meer 23 maatregelen om de werking van de administratie te verbeteren en klaar te stomen voor de toekomst. Mevrouw Bianca Debaets bracht het ter sprake. Het gaat om het erkennen van elders verworven competenties, telewerk, het dichter bij elkaar brengen van statutaire en contractuele werknemers, de verhoging van de loopbaanmotiverende mogelijkheden, het wegwerken van tijdelijke contracten, eindejaarspremie, maaltijdcheques, inspanningen rond vorming, het sociaal fonds en zo meer.
- 44 We stellen ook een besparingsoefening voor. Als dat niet nodig was geweest, hadden we dat allicht niet gedaan, maar het is nodig om de VGC gezond te houden. Als de uitgaven automatisch blijven stijgen en de inkomsten niet mee volgen, dan moet de tering naar de nering worden gezet. We zijn niet de enigen die dat moeten doen. De andere overheden hebben evenzeer een dergelijke oefening moeten houden. Collegevoorzitter Guy Vanhengel had het er over. Niemand vindt dat aangenaam, maar het College moet de toekomst van de VGC veiligstellen. Er is gezegd dat onze middelen jaarlijks stijgen en we onze middelen liever investeren in bakstenen. Maar de cijfers tonen iets anders aan. De middelen die van 2009 tot 2013 aan personeelsuitgaven zijn besteed, evolueerden mee met de inkomsten geëvolueerd. Sterker nog, de dotatie van Vlaanderen haalde de indexering niet meer en ging bovendien steeds meer middelen inkleuren wat onze bestedingsvrijheid beperkt. Toch stegen onze middelen voor personeelsuitgaven met 1,5%. We hebben ons altijd voor het personeel geëngageerd en dat blijven we doen. Vandaar dat er geen naakte ontslagen vallen. We spreken over personeel dat met pensioen gaat dat niet wordt vervangen en over sommige tijdelijke overeenkomsten die niet worden verlengd. We stelden een evenwichtig en realistisch plan op dat rekening houdt met de noden van het personeel en verlengden sommige tijdelijke contracten nog eenmaal verlengd tot juni 2014 om deze mensen de kans te bieden deel te nemen aan examens. Ze kunnen meedingen naar een vast statuut en hoeven niet in een tijdelijk statuut te blijven hangen. We kunnen niet om de financiële uitdagingen heen. Er is sprake van een stakingsaanzegging maar formeel is deze nog niet ingediend. Dat kan natuurlijk nog komen. Wat de infrastructuur van de gemeenschapscentra betreft, lopen er een aantal projecten zoals Den Dam, Elzenhof, Maalbeek of De Kriekelaar. Het dossier van de renovatie van De Kriekelaar is volop in beweging. De aanbesteding voor de renovatie van de grote zaal werd uitgeschreven en de gunning is tegen het einde van het jaar gepland. Er zijn nieuwbouwprojecten zoals het Candelaershuys en Heembeek die in 2014 van start gaan. De Rinck, u weet het, is een zeer complex dossier maar ook dit project is nog steeds lopende. Rond de Vaartkapoen zijn er investeringsplannen die wel degelijk rekening houden met uitdagingen op het vlak van veiligheid en in de komende maanden worden uitgevoerd. Wat vrijetijdsprojecten voor de jeugd en de vraag naar fuifzalen en repetitieruimten aangaan, werken we samen met de Cocof om bijvoorbeeld een infrastructurendatabank op te zetten. Wat we nu al doen, is op onze BrusselBazaar-website doorverwijzen naar de infrastructuur die we zelf hebben. We verwijzen ook door naar de website van de Cocof. De gezamenlijke oefening zou in de loop van november moeten afgerond zijn en we hopen deze dan volledig bekend te kunnen maken om alle bestaande infrastructuur voor Brusselaars gemakkelijker bereikbaar te maken. De VGC beschikt zelf ook over zalen die ze voor fuiven tracht aan te passen. Ik denk aan De Kriekelaar. Na de verbouwing van de grote zaal ligt daar ook een opportuniteit open. We investeren in geluidsisolatie. Ook de Branding zou een nieuwe ruimte moeten zijn. Het gaat hier niet om duizend mensen, maar de zaal biedt toch mogelijkheden. We overleggen met de mensen die rond het Amerikaans theater werken om na te gaan wat daar realiseerbaar is.
- 45 Voor de link tussen de speelpleinen en de gemeenten, trachten we de gemeenten te stimuleren om die taak eveneens op zich te nemen. De VGC zorgt voor een regiodekkend aanbod. Daar waar de gemeente er niet in voorziet, trachten we de lacune op te vullen. We organiseren ofwel speelpleinen, ofwel ophaalpunten. Gelukkig zijn er een aantal lokale besturen en vzw’s die in het kader van het nieuw VGC-reglement bereid zijn om mee in extra aanbod te voorzien of een alternatief aanbod uit te werken tijdens de grote vakantie. Over het fietsproject kunnen we tevreden zijn. We hebben de afgelopen jaren tijdens de speelpleinen heel wat fietslessen gegeven. We hebben vastgesteld dat de meeste kinderen die naar de speelpleinen kwamen, niet in staat waren om een eenvoudig fietsparcours af te leggen. We hebben daarop ingezet en daardoor hebben we tot nu toe bijna 4.000 kinderen op de fiets kunnen zetten en hen een basisvorming gegeven. Het zijn geen kinderen die we meteen op straat kunnen loslaten. Het betreft immers vaak kinderen van het derde of vierde leerjaar. Voorzichtigheid is dus geboden, maar ze staan al een heel eind verder. Als we deze aanpak voortzetten, zullen we daar zeker de zichtbare resultaten van zien. We willen deze actie een structureel karakter geven en onder de naam ‘Fietsschool’ bundelen. Wat de vragen over cultuur betreffen, zit het personeel van de gemeenschapscentra in het personeelsplan gevat, mevrouw Dejonghe. De weging van het personeel en de inzet van de middelen zijn procedures die op dit moment lopen. De entiteit, de centrumverantwoordelijke en de bestuurdervrijwilligers zijn op dit moment samen aan het werken rond een soort verdelingsplan voor een evenwichtig aanbod over de verschillende gemeenschapscentra rekening houdend met historische elementen zoals de grootte van de gebouwen en het aanbod van bijvoorbeeld de gemeente. Het is de bedoeling dit proces voor het einde van het jaar af te ronden. Het project De Broedplaats is nog niet afgerond, maar het loopt wel. We werken daarvoor samen met de mensen die rond het Amerikaans theater werkzaam zijn. We hadden graag wat sneller vooruitgang geboekt en we hadden daar de middelen ook voor, maar de geschikte ruimte en de geschikte partners vinden bleek minder evident te zijn dan we eerst hadden gedacht. We blijven daaraan voort werken. Sociaal-culturele verenigingen hebben hun dossier voor de erkenning van hun meerjarige werking ingediend. De jury is in september verschillende keren samengekomen om de dossiers grondig te evalueren op hun Brusselwerking. In november zou dat punt op het College voorliggen. Elke koepelvereniging met erkenning in Vlaanderen krijgt sowieso een toelage voor de basiswerking. De inhoud van de lokale cultuurbeleidsplannen in Ukkel en Watermaal-Bosvoorde wordt door de gemeente bepaald, net als alle cultuurbeleidsplannen. We begeleiden de gemeente natuurlijk wel bij de opmaak. Dat is voorzien voor 2015-2016. Voor Sint-Lambrechts-Woluwe zijn er gesprekken rond een Nederlandstalige bibliotheek. Er zijn verkennende positieve gesprekken, maar we moeten het dossier nog concretiseren. Maar ik heb er goede hoop op dat we binnenkort in alle 19 gemeenten een bibliotheek zullen hebben. Wat de vrijetijdspas aangaat, mevrouw Dejonghe, houden we er rekening mee dat groepen daar mee voor kunnen ingeschakeld worden. Volgende week is er een concreet voorstel van de administratie gepland. Dat voorstel is opgevraagd. We zullen daarover voorts met het College overleggen. Ook met de aanbieders loopt op dit moment een traject om de voordelen die op de vrijetijdspas zullen komen, voorts uit te werken. Het betreft voordelen en promotieac-
- 46 ties. Het is niet de bedoeling dat de prijzen stijgen. In Aalst was dat bijvoorbeeld niet het geval. Mijnheer De Ridder, de uitstraling van de VGC heeft ook te maken met de manier waarop we onze eigen projecten in het licht zetten. We moeten niet altijd nieuwe dingen uitproberen. Deze morgen is bijvoorbeeld op alle VRT-uitzendingen verslag uitgebracht van het bindproject van Chiro Brussel-Molenbeek. Het betrof een zeer positieve tussenkomst. Zo kan Brussel ook op een mooie manier worden belicht. De VGC steunt bijvoorbeeld de Brussels Boxing Academy. Zij hebben een project over de beklimming van een berg opgezet. Ze werden gevolgd door een productiehuis die daar een vierdelige reeks over maakt voor Canvas. Ik denk dat we daar een zeer mooi voorbeeld zullen treffen van de dynamiek die sportverenigingen in Brussel teweegbrengen en wat Brussel de facto betekent. Dat levert allicht een genuanceerd beeld van Brussel op en dat zal sommige vooroordelen wegnemen. We moeten eerder op die manier te werk gaan in plaats van speciale zaken te bedenken. Laten we wat we hebben en wat we doen, en waar we trots mogen op zijn, wat meer onder de aandacht te brengen. De heer Jef Van Damme.- De discussie over de personeelsperikelen vind ik te belangrijk om snel af te handelen. Het zou collegelid Bruno De Lille sieren om enige eerlijkheid aan de dag te leggen. Misschien ben ik wel de duivel in zijn broekzak, maar dat blijf ik met veel plezier. De heer Bruno De Lille, collegelid.- Het wordt steeds beter! Mevrouw Elke Roex.- En intiemer! De heer Jef Van Damme.- We kunnen er mee lachen, maar het gaat nochtans niet over grappige zaken. Het collegelid zal niet alleen heel hard snijden in het personeel, maar bovendien wijst hij ook nog eens de vakbonden met de vinger. Hij vindt het hun fout omdat ze zijn weggelopen. De heer Bruno De Lille, collegelid.- En dan moet ik eerlijkheid aan de dag leggen? Dat heb ik nooit gezegd. Zij zijn weggegaan en wij zeggen dat we willen verder spreken. De heer Jef Van Damme.- Volgens het collegelid moeten we besparen omdat de VGC moet besparen. Dat is een manifeste leugen. Jaar na jaar stijgt de begroting. Op 4 jaar tijd is ze met meer dan 15% gestegen. Met die cijfers draaft het collegelid hier elk jaar aan. De heer Bruno De Lille, collegelid.- De collegevoorzitter zal dat wel eens uitleggen. De heer Jef Van Damme.- Het collegelid doet daar bovenop nog denigrerend ook! Dat is ongelofelijk. Niet alleen dient hij een begroting in met een jaar na jaar stijgend budget, daarnaast zegt hij dat er bespaard moet worden op personeel omdat er overal moet bespaard worden. Dat is een eerste incoherentie in zijn discours. Vervolgens deelt het collegelid mee dat hij vooral zal besparen op de niveaus C en D. Dat zouden maar 7 voltijdse equivalenten zijn. Volgens de vakbonden zijn dat er 55, maar ik ken de details niet. Het collegelid wil die taken outsourcen aan de privésector. Het verwondert mij dat Groen daar sinds kort een voorstander van is.
- 47 De heer Bruno De Lille, collegelid.- Wel als het de efficiëntie ten goede komt. De heer Jef Van Damme.- We weten allemaal dat outsourcing geen besparing inhoudt. Dan worden immers niet alleen de loonkosten, maar ook de winsten voor de privésector betaald, waardoor het voor de VGC nog duurder zal zijn. Dat is de tweede incoherentie. Volgens het collegelid zijn de onderhandelingen uitgesteld op vraag van de vakbonden zelf. Al in iedere beleidsverklaring maakte het collegelid een prioriteit van het personeelsbeleid. Drie jaar lang en 4 keer op rij zegt hij hetzelfde. Dan verwijt hij de vakbonden 3 jaar vertraging omdat ze een paar maanden hebben gewacht! Het collegelid gaat dus niet alleen snijden in het personeel, maar vindt het ook hun fout dat het dossier nu pas op tafel komt te liggen. Dat is incorrect en zelfs grof. Ten slotte zegt hij dat die stakingsaanzegging nog niet officieel is omdat er nog geen officiële aanzegging werd ingediend. Hij zegt dus eigenlijk dat hij er op wacht. Hij wil zien of het bluf is of dat ze effectief zullen staken. Dat is kort door de bocht. Ik vind niet alleen dat de grond van de zaak problematisch is, maar vooral de manier waarop dit aangebracht wordt. Dit is geen voorbeeld van goed bestuur! De heer Walter Vandenbossche.- Even werd hier het dossier van De Rinck aangeraakt. Collegelid Bruno De Lille is daar niet meteen op ingegaan, maar ik blijf er aandacht voor vragen. Het is immers rampzalig voor de lokale gemeenschap. Het ligt niet aan het lokale, gemeentelijke beleid, want de schepen en ikzelf kunnen ons daar gemakkelijk in vinden. Ik vraag het collegelid om dat dossier dringend op te lossen, want dit kan niet blijven duren. Ik dank de collegevoorzitter voor zijn antwoord. Het is heel belangrijk dat het overleg wordt opgestart. Ik wil er alleen nog aan toevoegen dat het ook belangrijk is om met de Vlaamse Gemeenschap te praten omwille van het complementaire beleid dat naast het beleid van de VGC kan worden gevoerd. Er zijn ook een aantal private instellingen die vandaag op het terrein verantwoordelijkheid opnemen, maar vrezen uit de boot te vallen. Het is bijzonder belangrijk om met de Vlaamse Gemeenschap en die instellingen aan tafel te zitten zodat we zo snel mogelijk met een duidelijke visie en beleidsnota naar buiten kunnen komen. De heer Paul De Ridder.- De heer Jef Van Damme schijnt mijn concurrent te worden door te refereren naar de geschiedenis. Aansluitend bij wat de collegevoorzitter zei over het spanningsveld tussen Wallonië en Brussel, wil ik verwijzen naar de beroemde Bourgondische kroniekschrijver Jean Molinet die in 1488 schreef dat Brusselaars altijd Walen en Fransen gehaat hebben omwille van hun taal: “avoyent suspectz et hors de compte de bonne amitié a cause du langaige” (De heer Paul De Ridder debiteert uit het hoofd deze vers in middeleeuws Frans).
STEMMING - De Beleidsverklaring 2013-2014 van het College van de VGC wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 8. Hebben ja gestemd: Els Ampe, René Coppens, Bianca Debaets, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Annemie Maes, Walter Vandenbossche, Elke Van den Brandt, Jean-Luc Vanraes. Hebben neen gestemd: Fouad Ahidar, Sophie Brouhon, Johan Demol, Paul De Ridder, Dominiek Lootens-Stael, Elke Roex, Jef Van Damme, Greet Van Linter.
- 48 -
-
De vergadering wordt om 12.40 uur gesloten.
-
De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
- 49 BIJLAGEN
Ingekomen stukken Beleidsverklaring 2013-2014 – Indiening en verwijzing. Beleidsverklaring 2013-2014 – Stuk 4 (2013-2014) – Nr.1. Doorverwezen naar de Plenaire Vergadering van 18 oktober 2013. Ontwerpen van verordening – Indiening en verwijzing Ontwerp van verordening houdende een overkoepelend kader voor VGC-subsidies voor Gezondheid – Stuk 514 (2013-2014) – Nr. 1 Doorverwezen naar de commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 6 november 2013. Schriftelijke vragen – Indiening Er zijn schriftelijke vragen ingediend door mevrouwen Bianca Debaets, Carla Dejonghe, de heer Paul De Ridder, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevrouwen Elke Van den Brandt, Greet Van Linter en de heer Jef Van Damme.
Mededelingen van het secretariaat - Commissievergaderingen Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 2 oktober 2013 Stuk 515 (2012-2013) – Nr.1 Hoorzitting: Interculturele ouderenzorg Sprekers : de heer David Talloen, deskundige verbonden aan de Dienst MaatschappelijkeParticipatie van de provincie Oost-Vlaanderen de heer Didier Boone, medewerker van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Benoeming van een verslaggever, toelichting en bespreking. Mevrouw Elke Van den Brandt wordt aangeduid als verslaggever. Hebben aan de werkzaamheden deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Carla Dejonghe, ondervoorzitter, mevrouw Elke Van den Brandt, mevrouw Greet Van Linter Plaatsvervanger: de heer Fouad Ahidar
- 50 -
- Studiemomenten Terreinbezoek van donderdag 3 oktober 2013 Stuk 516 (2012-2013) – Nr.1 Gevangenis van Sint-Gillis De heer Fouad Ahidar wordt aangeduid als verslaggever. Hebben aan het studiebezoek deelgenomen: Vaste leden: mevrouw Annemie Maes, ondervoorzitter, de heer Fouad Ahidar, mevrouw Carla Dejonghe, mevrouw Brigitte De Pauw, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevrouw Elke Roex, de heer Jef Van Damme, de heer Walter Vandenbossche Afwezig met kennisgeving: de heer Jean-Luc Vanraes, mevrouw Els Ampe, mevrouw Sophie Brouhon, de heer René Coppens, mevrouw Bianca Debaets, de heer Johan Demol, de heer Paul De Ridder, mevrouw Elke Van den Brandt, mevrouw Greet Van Linter
Hoorzitting van dinsdag 15 oktober2013 Stuk 517 (2012-2013) – Nr.1 Studiesessie Metropool Brussel Sprekers :
-
-
-
Prof. dr. Herman Matthijs, voorzitter VLABEST: verwelkoming Viceminister-president Geert Bourgeois: inleidende toespraak Prof. dr. em. Fred Fleurke (Vrije Universiteit Amsterdam): het belang van metropolen in een Europese context en de gevolgen voor de ‘governance’-aspecten De heer Jan Van Doren (adjunct-directeur kenniscentrum VOKA) Prof. dr. Eric Corijn (directeur COSMOPOLIS - VUB) Prof. dr. Bart Kerremans (KUL): toelichting bij het statuut van de hoofdstad Washington DC en mogelijke lessen voor de Brusselse metropolitane regio VGC-raadsvoorzitter Jean-Luc Vanraes: conclusies en slotwoord
- 51 TREFWOORDENREGISTER
Beleidsverklaring Bespreking, blz.5 Stemming, blz.47 Benoeming Bureau, blz.2 Mededelingen, blz.5 Opening gewone zitting 2013-2014, blz.2 Toespraak voorzitter, blz.3