Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 1 april 2015 09.30 – 12.00 uur Gemeente Oegstgeest
Onderwerp: Agenda
voorzitter mw. R. van Gelderen 09.30-09.35 01 Opening en vaststelling agenda 09.35-09.40 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 11 februari 2014 09.40-09.50 03 - Mededelingen - Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming - terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen Ingekomen stukken: - Relatiebeheer Jeugdhulp - Verslag Bestuurlijk Afstemmingsoverleg SA 12 maart 2015 - Notitie BTW/BCF met betrekking tot jeugdhulp 9.50-10.05 04 Cijfers voortijdig schoolverlaten 2013-2014 Het RBL doet jaarlijks verslag van haar werkzaamheden in het jaarverslag RBL. Het jaarverslag is op 6 november 2014 vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. Omdat de vsv-cijfers op het moment van publicatie van het jaarverslag RBL nog niet beschikbaar zijn heeft het PHO SA op 11-2-2015 besloten voortaan twee maal per jaar cijfers van het RBL te bespreken: medio maart/april: VSV-cijfers over afgelopen schooljaar met analyse van de cijfers medio november: jaarverslag RBL met gegevens van afgelopen schooljaar over leerplicht, verzuim18+ en resultaten rmc-trajectbegeleiding Voorstel: kennis te nemen van de factsheet Voortijdig schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 Zuid-Holland Noord. 10.05-10.20 05 OGGZ: Beschermd wonen Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. In 2014 lag de focus van gemeenten op een zorgvuldige overheveling van de taken uit de AWBZ naar de Wmo met als belangrijkste opgave het behoud van de huidige plekken voor de mensen met een indicatie en een overgangsrecht van maximaal 5 jaar en het realiseren van de toegang voor nieuwe cliënten. Daartoe zijn pragmatische keuzes gemaakt die de uitvoering vanaf 2015 mogelijk maken. Het PHO wordt advies gevraagd over de wijze waarop de uitvoering is vormgegeven. 1. Kennis te nemen van: - de wijze waarop de centrumgemeente de uitvoering van Beschermd wonen heeft neergezet; - de uitwerking van de uitgangspunten van de OGGZ agenda voor de uitvoeringspraktijk Beschermd wonen;
1
-
het belang van goede ketensamenwerking voor de OGGZ doelgroep en zorgcontinuiteit te waarborgen als er geschakeld moet worden tussen de lokale wmo en de centrumgemeente. 2. Het college van Leiden te adviseren deze uitvoeringsagenda vast te stellen in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2015 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten.
10.20-10.25 06 Afbouw verplichte winkelnering ROC’s miv 2016 Met ingang van 2015 heeft een wetswijziging plaatsgevonden ten aanzien van Volwasseneneducatie. Het gevolg hiervan is dat de verplichte winkelnering van educatietrajecten bij de roc’s wordt afgebouwd. Dit maakt het mogelijk om taal- en rekenscholing ook bij andere aanbieders dan de ROC’s in te kopen. Voor de inzet bij de ROC’s voor het jaar 2015 heeft het college van Leiden op 16 december 2014 een besluit genomen, namelijk 90% in de eerste zeven maanden en 75% in de laatste vijf maanden van 2015. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 moeten afspraken gemaakt worden met de ROC’s. Voorstel: 1. Het College van Leiden te adviseren om de verplichte winkelnering bij de ROC’s als volgt af te bouwen: - 50% van het totaal educatiebudget in 2016; - 25% van het totaal educatiebudget in 2017; - 0 in 2018 2. Kennis te nemen van de doorkijk naar de voorbereiding op het meerjarig regionaal educatieprogramma. 10.25-10.45 07 Werkbedrijf en ESF Belangrijk onderdeel van de Participatiewet is het Werkbedrijf. Op basis van de notitie Werkbedrijf Holland Rijnland, die in het pho Sociale Agenda van 12 december 2014 besproken is, wordt gewerkt aan de implementatie. Het marktbewerkingsplan vormt het kader, hoe werkgevers benaderd gaan worden. Dit plan is in het Bestuurlijk Overleg Werk van 18 maart aan de orde geweest. Realisatie van garantiebanen is een speerpunt. Tot nu toe hebben zes gemeenten als werkgever en het UWV toegezegd deze banen te willen realiseren. Leiden heeft als centrumgemeente ESF middelen voor de regio aangevraagd voor jeugd en sociale inclusie. Voor ESF jeugd heeft staatssecretaris Kleinsma extra middelen toegezegd. Deze middelen blijken niet direct inzetbaar te zijn. Mevrouw Damen zal een toelichting op stand van zaken Werkbedrijf en ESF verzorgen. Voorstel: kennis nemen van ontwikkelingen en bespreken ontwikkelingen 10.45-11.10 08 Contractering Jeugdhulp 2016 De gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdzorg afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten. De voorbereidingen die moeten leiden tot de inkoopstrategie 2016 zijn inmiddels gestart. Een van de onderdelen daarvan is input voor deze kaders ophalen bij de portefeuillehouders Sociale Agenda. Bijgaande nota informeert u kort over de resultaten van 2015 en geeft de mogelijke gesprekspunten voor de inkoopstrategie 2016 aan. Voorstel: mee te denken over de inkoopstrategie 2016 onder andere op de in de bijlage genoemde gesprekspunten. 11.15-11.25 09 Jeugdbeschermingstafel Op de Jeugdbeschermingstafel (JBT) wordt door professionals samen met ouders besloten of er nog mogelijkheden zijn voor vrijwillige hulpverlening of dat de Raad een raadsonderzoek doet. Op 31 oktober 2014 heeft het PHO positief geadviseerd over het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming. Onderdeel van deze samenwerkingsovereenkomst is de
2
Jeugdbeschermingstafel als overleg waar besloten wordt tot het wel of niet starten van een Raadsonderzoek. Vervolgens hebben alle gemeenten ingestemd met het Samenwerkingsprotocol waarna de JBT van start is gegaan. Ambtelijk en met de partners is verder vorm gegeven aan de JBT. Inmiddels is de tafel werkende. Er moet echter nog over enkele zaken formeel worden besloten. Dit wordt in dit voorstel gedaan. Voorstel: De colleges te adviseren in te stemmen met: 1. Holland Rijnland te verzoeken om het platform te bieden voor de jeugdbeschermingstafel voor de periode maart 2015 tot en met 31 december 2016; 2. het verlenen van de hiervoor benodigde mandaten aan het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, overeenkomstig het bijgevoegde matenoverzicht; 3. de kosten voor het JBT, te weten maximaal € 80.000,- en dit te dekken uit de post onvoorzien in de regionale begroting jeugdhulp; 4. de samenwerkingsafspraken met de partners van de jeugdbeschermingstafel; De colleges kennis te nemen van: 5. de naamswijziging van COBplus naar Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland; 6. het Veiligheidshuis als de locatie van de Jeugdbeschermingstafel; De colleges te verzoeken: 7. indien noodzakelijk ad hoc en binnen korte termijn ruimten beschikbaar te stellen in het gemeentehuis. 11.25-11.40 10 Varianten verzekeringsmodel voor PGB’s Vorig jaar zijn afspraken gemaakt rond de gezamenlijke sturing, planning en financiering van de jeugdhulp in Holland Rijnland voor het jaar 2015. Onderdeel van dit afsprakenkader is de regeling rondom het PGB voor 2015. In de notitie jeugdhulp is bepaald dat dit een lokale verantwoordelijkheid is en is geconstateerd dat de spelregels over de toekenning van dit budget aan gemeenten nader dienen te worden bepaald. Toegezegd is dat er ten aanzien van deze spelregels varianten zouden worden gepresenteerd. In bijgevoegd voorstel voor het portefeuillehoudersoverleg zijn drie varianten uitgewerkt. Voorstel: instemmen met variant C 11.40-11.45 11 Begroting Jeugdhulp 2015 In augustus 2014 is de begroting Jeugdhulp 2015 opgesteld. Aan de hand van de contractering, de verplichte begrotingsindeling vanuit het Rijk (IV3 codes) en de inrichting van de administratie wordt voorgesteld om de indeling van de begroting aan te passen. Hiernaast is er in deze begroting ook alvast een aantal besluiten verwerkt die nog genomen moeten worden en die gelijktijdig met deze begroting voorliggen. Voorstel: 1. in te stemmen met de aangepaste begroting Jeugdhulp 2015; 2. in te stemmen met de nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015; 3. De huidige bevoorschotting van de gemeente aan te passen conform de wijzigingen die ontstaan; 4. in te stemmen met verdeling budget huisvesting Jgt per aantal Jgt’ers. 11.45-11.50 11.50-12.00 11 Rondvraag en sluiting
3
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 11 februari 2015
Aanwezig:
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Hillegom Katwijk Kaag en Braassem Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Leiden Noordwijkerhout
R.A. van Gelderen (voorzitter) H. de Jager F. Roelfsema I.G. Mostert H.P.M. Hoek M.H. van der Eng A.D. de Roon J.W.M. Pietersen F. de Wit A. Gotink
Oegstgeest Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Holland Rijnland
J.J.G.M. Roeffen A.L. van Kempen I.C.J. Nieuwenhuizen E.G.E.M. Bloemen A. Noordhuis P. Duijvensz M. Mostert F. de Lorme van Rossem A. Standhart R. Verkuylen
Nr. Agendapunt
Advies
01 Opening en vaststelling agenda
02 Verslag Verslag vaststellen Portefeuillehoudersoverleg 12 november 2014
Werkbedrijf Coöperatie JGT
Besluit Mw. van Gelderen heet iedereen welkom. In het AB van december is toegezegd het jaarverslag RBL te agenderen in dit PHO. We zijn dit vergeten te doen. Nu is bespreking van het jaarverslag 2013-2014 in het PHO van februari eigenlijk al mosterd na de maaltijd. Agendering in het PHO van april zou dat helemaal zijn. Voorgesteld wordt om voortaan twee maal per jaar cijfers van het RBL in het PHO te agenderen: in november het jaarverslag met cijfers over leerplicht, verzuim 18+ en resultaten trajectbegeleiding. In april worden voortaan de cijfers over voortijdig schoolverlaten (die OCW in maart publiceert) geagendeerd in relatie tot de ingezette maatregelen en gevoerde beleid. Het PHO stemt in met het voorstel. Angelique Noordhuis is wegens langdurige ziekte van Mieke Hogervorst interim programmamanager Sociaal Domein bij Holland Rijnland. Bloemen en kaart worden door de voorzitter namens het PHO aan Mieke aangeboden. Mw. Bloemen: in verslag 28-11 staat een toezegging van Marion Goedhart m.b.t. enkelvoudige dyslexie. Er is nog steeds niks geregeld. Dit is niet meegenomen in besluitvorming. Dit is een voorziening zonder indicatie. We hebben als colleges geen afspraken gemaakt met aanbieders. Colleges 1
moeten hierop besluitvorming plegen. Mw. Van Gelderen zal schriftelijk aan de PHO –leden laten weten wat gemeenten moeten doen.
03 a. Mededelingen
b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
Dhr. de Jager en mw. Bloemen moeten half 12 weg. Alphen heeft gesproken met de coöperatie JGT in oprichting. We zouden een bestuurlijk adviesgroep maken tbv totstandkoming corporatie. Status is meedenken en contouren opzetten, verder niet. Geen besluitvormend mandaat. Goed om dit mee te delen om verwarring te voorkomen. De VNG en Stichting Lezen & Schrijven organiseren op 18 februari 2015 een Trendlezing over de nieuwe kansen en uitdagingen die de wetswijziging Educatie biedt. Mw van Gelderen: tijdelijke werkorganisatie jeugdhulp, voor inkoop 2016 input raden colleges en JGT’s gevraagd. Begin mei extra pho hiervoor. Mw Bloemen wil graag horen hoe in dit proces de raden worden betrokken. Procesvoorstel wordt nog aan gewerkt. Dit wordt volgende week rondgestuurd. 03b planning ggz inkoopfunctie. Dhr. Roelfsema: hoe kan gemeenteraad invloed uitoefenen vanuit kaderstellende rol? Mw. Bloemen mist de rol van de colleges. Mw. Van Gelderen zal kijken naar de planning. Gemeenten hebben voor half jaar financiering afgesproken. Voorkomen moet worden dat de afspraken automatisch verlengd worden omdat er nog geen nieuwe zijn. Nieuwe afspraken voor de 2e helft van 2015 zijn snel nodig. Hoeveel geld is er nog in transitiebudget 3D? Mw. Bloemen: wat is procedure? Zonder juiste besluitvorming kan hier niet op worden uitgegeven! Mw. Noordhuis: er is ongeveer 3 ton over van het transitiebudget 2014. Onderbesteding met name op inzet ggz in JGT en opdrachtgeverschap inkoop jeugdhulp omdat beiden later zijn gestart dan was voorzien. Er komt een voorstel richting PHO, DB en AB via de Holland Rijnland-jaarrekening. Gecheckt wordt of dit via de colleges of raden moet lopen zoals Mw. Bloemen aangeeft. Het streven is te komen tot de beste en meest pragmatische oplossing. Dhr. de Jager over rapportage onderbenutting begrote capaciteit JGT’s: hoe gaan we om met geld dat over is? Voorstel om restanten van deze klus toe te voegen aan risicoreserve verzekeringsmodel ipv herverdelen naar gemeenten. Dhr. Mostert: onder voorwaarde dat we de JGT’s voldoende bezet houden.
2
N.a.v. berichtgeving over bemensing JGT’s stelt de voorzitter voor om als onderwerpen over mensen of organisaties gaan deze vertrouwelijk te behandelen. Voorstel om voortaan vooraf aan vergadering te inventariseren of dat die keer nodig is voor een aantal onderwerpen. Inhoudelijk: er zijn verschillende redenen voor onderbemensing JGT’s. We zorgen er voor dat er voldoende menskracht aanwezig is voor de taakstelling oa door herverdeling over de teams. Mw. Bloemen: kunnen we vastleggen dat we met capaciteit schuiven afhankelijk van de vraag? Mw. Van Gelderen: dat zit nu in de opdrachtverlening besloten. Dit is een aandachtspunt bij evaluatie JGT's. Dhr. van der Eng ziet graag een ordentelijk voorstel herbestemming middelen. Mw. Van Gelderen: dit wordt meegenomen in voorstel dat er sowieso moet komen.
c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04 Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
Het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland te adviseren het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen.
Dhr. Roeffen: er is een gezamenlijke brief naar VNG over het verdeelmodel gegaan. Wat gaan we nu doen? Mw. Van Gelderen: informeel overleg met VWS. Punten van ons worden breed gedeeld. We hebben een afspraak bij VWS. Wie mee wil moet dit aangeven bij dhr. Mostert. VNG zit in spagaat omdat ze zowel bevoordeelde als benadeelde gemeenten vertegenwoordigt. Onze brief was zoek bij de VNG. Dhr. de Roon en De Jager stellen voor om gezamenlijk te kijken naar effecten herverdeling in samenhang met herverdeling van de WMO en participatiemiddelen. Terugkoppeling bestuurlijk overleg werkbedrijf door mw. Standhart: alle participanten in bestuurlijk overleg aanwezig. Vraag van CNV en opvolger vakcentrale De Unie om ook aan te schuiven naast FNV. Afweging is aan de orde tussen vertegenwoordiging en slagkracht. Marktbewerkingsplan: daarin wordt uitvoeringsplan arbeidsmarktregio gemaakt. Voor 2015 worden marktbewerkingsplannen van UWV en de werkgeversservicepunten in elkaar geschoven. In maart wordt dit aan het Bestuurlijk Overleg Werk aangeboden. Het klinkt makkelijker dan het is omdat iedere partij zijn eigen belangen op zij moet zetten voor regionaal belang. Garantiebanen: er zijn nu vijf aanbieders waar onder de gemeenten Katwijk, Leiden, Alphen aan den Rijn en gemeente Leiderdorp. Graag meer aanmeldingen van gemeenten. De gemeenten Teylingen en Hillegom bieden zich aan. Dhr. Hoek: prima beleidsplan, graag extra aandacht voor passend onderwijs en thuiszitters. Geconstateerd dat schotten tussen zorg en onderwijs zijn weggevallen, maar extra werk inrichten voortgezet speciaal onderwijs voor leerlingen met vrijstelling die nu thuis zitten. Hier ligt een relatie met ontwikkelagenda sociaal domein. Dhr. Roelfsema: doelstelling thuiszitters p.4 kan scherper dan 3
halvering. Mw. Bloemen: financiële gevolgen voor scherpere doelstelling liggen dan bij de gemeenten. Dat levert een bestuurlijke discussie op: bepaalt geld of iemand naar school kan met 1 op 1 begeleiding. Verder: wat is er nu anders dan eerder beleidsplan behalve infrastructuur? Mw. Bloemen schrok van doelstelling entreeopleiding op 22% wat gebeurt er met deze kwetsbare uitvallers. Dhr. van Kempen: Prima plan, goede koppeling met Participatiewet. Relatie met activiteiten vso zit niet in het stuk. Graag hierop verduidelijking. We hebben met 4 ROC's te maken, aandacht voor thuiszitters die daarvandaan komen. Dhr. De Wit stemt in met het plan. Drie opmerkingen: 1. In OOGO afgesproken dat we daar met schoolbesturen over passend onderwijs en hun zorgplicht spreken. Doen we dus niet via RBL. Hier gaat het over het verlenen van vrijstellingen die het RBL moet geven. Die vrijstellingen willen we halveren. Bestuurlijk opdracht geven om als RBL met samenwerkingsverbanden hierover te praten. We weten dat er ook kinderen zijn die nooit naar school kunnen gaan. Halvering is een realistische doelstelling. 2. Belangrijk dat doelstellingen smart geformuleerd worden zodat op resultaten gestuurd kan worden. Dit moet vertaald worden in de werkplannen. Doelstelling Participatiewet is nog vaag. 3. RBL heeft als verzorgingsgebied Zuid-Holland Noord. In het kader van Kracht 15 is er discussie over de huisvesting van het RBL. Wat Leiden betreft moet het RBL wel in haar eigen werkgebied gehuisvest zijn. Dhr. van der Eng: akkoord met beleidsplan. Wat Leiderdorp betreft gaan we RBL losweken van Holland Rijnland en huisvesten in ZHNoord. Hoe verhoudt deze discussie zich met dit plan? Uitstroom praktijkonderwijs bij werkgevers na beëindiging zorgplicht is voor sociale zaken een opgave. Dhr. de Wit: volgens mij is het niet de opdracht van RBL om jongeren naar onderwijs te begeleiden als voorliggende voorziening voor de WWB. Dhr. Hoek: we moeten niet willen dat het RBL rechtlijnig haar opdracht uitvoert, maar elkaar versterken in belang jongere. Dhr. de Wit: samen moeten we samenwerkingsverbanden scherp aanspreken op hun zorgplicht, aan de andere kant niet kinderen naar onderwijs drijven die daar echt niet passen. Het PHO adviseert het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen. Ontwikkelagenda, integrale thema's is behoefte aan?
05 Concept Werkagenda
Voorstel: Meningsvormend
4
Sociale Domein 2015
06 Jeugd- en Gezinsteams: coöperatie in oprichting
bespreken
Dhr. De Roon: aantal speerpunten kiezen, daarna andere onderwerpen meenemen. Dhr. Roelfsema: platformfunctie, wat moet ik me daarbij voorstellen? Mw. Nieuwenhuizen: Voorschoten zit in een heroriëntatie op samenwerking in Holland Rijnland, geen actieve deelname sociale agenda, wel met Leidse Regio. We blijven wel diensten leerplicht afnemen. Dhr. Roelfsema: rol van de raad, hoe vindt beïnvloeding vanuit Den Haag plaats? Dhr. van Kempen: niveaus uitwerking, hoe doen we dit nu? Hoe wordt het ervaren door cliënt? Vraag of centrale crisisdienst wenselijk is, is n.a.v. casus oefenen weer naar boven gekomen. Mw. Bloemen: wie stuurt dit aan? Ambtelijke stuurgroep 3D heeft zich opgeheven, wie besluit er nu over? Is er overlap met aanpalende bestuurlijke overleggen zoals over bijvoorbeeld Zorg en gezond leven/Regio visie huiselijk geweld/etc. Wie is het eerste aanspreekpunt waar een onderwerp heen moet? Dhr. Hoek: graag aandacht voor ICT en monitoring bij de opgaven sociale agenda. Graag toevoegen aan de lijst prioriteiten en agenderen voor een volgend PHO. Dhr. Van der Eng: we zijn het overzicht kwijt. We zijn van projectmatig werken aan 3D terug gegaan naar de lijn, maar wat is die lijn? Leiderdorp wil Holland Rijnland benutten als strategisch instrument en platform voor afstemming en lobby. Wat ligt nu waar, wie is nu verantwoordelijk voor welk onderwerp en wat verwachten we van elkaar? Dhr. Mostert: platformfunctie is zeer goed voor de sociale agenda. Graag prioriteiten stellen. 1. overleg van pho en zorgverzekeraars. Verder op de WMO agenda niet zoveel behoeften. 2. Werkbedrijf: we hebben bepleit dat hier te bespreken. Werkbedrijf is niet alleen een zaak van de centrumgemeente. Gemeente Leiden is trekker. We moeten in PHO over onderwerpen uit Bestuurlijk Overleg Werk besluitvorming plegen. Mw. van Gelderen: opmerkingen worden uit- en verwerkt. DB-lid Trudy Veninga praat hier in kader Kracht 15 over met secretaris Holland Rijnland. Aandacht voor aansturing en looplijnen besluitvorming over onderwerp. 3 prio's genoemd: 1.overleg zorgverzekeraars, 2. Werkbedrijf en 3. monitoring/ICT jeugdhulp
Voorstel: kennis nemen van de stand van zaken
Dhr. Verkuylen: in 2014 bekeken wat er geregeld moet zijn om 24 JGTteams operationeel te krijgen per 1-1-2015. Showstoppers en Must haves passeerden daarbij de revue in het Prentenkabinet. Hoe richten we governance in? One man one vote in de ledenvergadering van deelnemers 5
aan JGT. Doelstelling is om de JGT’s goed op de kaart te zetten en te beheren. Verdere doelstelling is doorontwikkeling en innovatie. Besluitvormingsproces oprichting coöperatie van 10 partijen moeten we zorgvuldig doen. Wordt per 1 april 2015. Alle teams zijn nu operationeel, maar wel nog losse eindjes in personele bezetting. Daar is aandacht voor. De teams draaien ondertussen naar behoren. Twee kwartiermakers aangesteld: Quirien van der Zijden en Gini ten Brinken. Ter voorbereiding op coöperatie is er een samenwerkingsovereenkomst van kracht. Wanneer een juridische entiteit als een coöperatie opricht wordt je voor de wet ook als zorgaanbieder aangemerkt. Dit heeft allerlei juridische consequenties die nog uitgezocht moeten worden. Proces in de JGT’s moeten we goed volgen. Op 1-4 moeten er goede monitorgegevens zijn over het eerste kwartaal 2015. De Coöperatie kijkt vooruit naar 2016 m.b.t. de inkoop en transformatie/innovatieagenda. Het is wenselijk om een nieuwe overlegstructuur voor gemeenten en aanbieders op te zetten. Dhr. Roelfsema: vraag over fiscaliteiten: we moeten voorkomen dat we als gemeente achteraf met kosten geconfronteerd worden dus graag goede aandacht hiervoor. Coöperatie is hierover in overleg met de fiscus. Met betrekking tot de overlegstructuur is i.v.m. de inkoop 2016 van belang dat er tijdig (begin april) een goed voorstel ligt. Dhr. Roeffen: bezetting JGT's voor lvb is onderbezet. Dhr. Verkuylen: daar moeten we even naar kijken, dat is maatwerk per leverende organisatie. Mw. Pietersen: hoe gaan we er mee om dat we gezamenlijk als gemeente de coöperatie aansturen terwijl we per gemeente maatwerk per JGT willen hebben. Hoe regelen we dat? Dhr. Verkuylen: het een bijt het ander niet. Innovatie op de werkvloer moet vanuit de lokale teams doen. Innovatieagenda vanuit gemeenschappelijk belang kunnen we gezamenlijk doen. 07 Veranderagenda transformatie jeugdhulp 2015
Voorstel:
brainstormen over de inhoudelijke thema’s in het jeugddomein en hoe we dit in 2015 gaan inrichten.
Dhr. Van Kempen: stemt in met bouwstenen in veranderagenda maar vraagt zich af: wie doet wat. Wat is rol van de subregio's, gemeenteraden, etc. Dhr. Roeffen: zaken die op 1-1 nog niet geregeld waren met voorrang oppakken. Bouwstenen: we willen beroep op specialistische zorg omlaag krijgen. We kunnen ons vinden in de bouwstenen. Dhr. Roelfsema stemt in. Graag aandacht voor implementatie van beleid dat 6
08 Ouderbijdrage Jeugdwet en uitvoering binnen Holland Rijnland
prioriteiten ook worden gerealiseerd. Dhr. Van der Eng: ziet een samenhang tussen agendapunt 7 en 5. We willen integrale benadering, niet alleen vanuit jeugd kijken naar de opgave voor sociale agenda. Vraag vanuit raad: hoe kunnen we in het licht van de afzonderlijke decentralisaties versnippering van het aanbod tegengaan. Dhr. Hoek: na invoering decentralisatie moeten we aandacht hebben voor andere manier van werken dan vroeger normaal was binnen moederorganisaties, Mw. Bloemen: aandacht voor samenhang borging CJG en implementatie onderwijs-zorgarrangementen Dhr. Van der Eng: geen bezwaar om het zo op te lossen. Voorstel: Dhr. de Roon: mee eens. Voorstel om Haarlem en Zandvoort te volgen en 1. het aanleveren van zich uit te spreken tegen de ouderbijdrage zowel voor jeugdhulp als ggz. nieuwe Hillegom, Oegstgeest, Voorschoten en Teylingen zijn het hiermee eens. ouderbijdrageplichtigen, Mw. Bloemen: eens, maar wel met ministerie in overleg. Aandacht voor met uitzondering van rechtsongelijkheid. Verder: als we bijdrage intrekken dat we risico lopen dat plaatsing in bijdrage jeugd wordt gekort om ouderbijdrage te innen. pleeggezinnen, op te Mw. Pietersen: in principe eens met voorstel, aandacht voor juridische schorten totdat er: gevolgen voor ouders in het voorstel. a) duidelijkheid is over de uitkomsten van het Alphen en Kaag & Braassem zijn akkoord met het voorstel toegezegde onderzoek Leiden is akkoord, maar wil steviger inzetten. Martin Mostert: we zitten bij CAK. We geven daar aan wat is er mis is met en de stellingname de regeling. We proberen kamerleden te beïnvloeden en zoeken binnen de Kamer; samenwerking met andere regio's in Zuid-Holland. We kijken bij Haarlem b) meer inzicht is in de wat de juridische implicaties zijn. Punt van rechtsongelijkheid: doorzetten eigen bijdrage die zorgcontinuïteit brengt behalve rechten ook plichten mee. Stopzetten wordt gevraagd ouderbijdrage inderdaad risico op korting rijk, maar we weten dit op dit binnen de (L)VB moment niet. Gerda Visser geeft technische informatie uit de huidige sector; en praktijk over het wel of niet innen van ouderbijdrage. c) een standpunt is Voorzitter vat samen: PHO gaat akkoord met opschorten met aandacht voor ingenomen ten aanzien van het innen rechtsongelijkheid. Uitvoering van deze regeling is niet goed mogelijk. We volgen de landelijke discussie over de 'hoe'-vraag. We bereiden een van ouderbijdrage steviger standpunt als PHO voor voor het volgende PHO. Mw. Pietersen: voor dagplaatsingen. 2. het goed op de rit krijgen graag aandacht voor andere regelingen die hier verband mee houden zoals kinderbijslag en belastingen. Mw. van Gelderen: kern van ons standpunt is van PGB-toekenningen met de lopende discussie dat ouders niet minder kosten hebben als hun kind niet thuis-wonend is. over de ouderbijdrage niet nodeloos te belasten. 3. wanneer later in het jaar aanlevering aan het CAK 7
plaatsvindt van ouderbijdrageplichtigen, de inning van deze bijdrage pas in laten gaan in de betreffende maand, en niet met terugwerkende kracht. 09 Nadere contractering jeugdhulp
Voorstel: 1. Positief te adviseren aan het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het voorstel voor gunning/contractering jeugdhulp 2015 van een aantal aanbieders volgens de niet-openbare bijlage, in het kader van de “ veegronde”. 2. Het Dagelijks Bestuur de instructie te geven om met nieuwe aanbieders van zorgcontinuiteït contracten af te sluiten, resp. betalingsregelingen te treffen, voor zover deze contracten/regelingen op dit moment nog niet gereed zijn en voor zover deze contracten/regelingen niet uitstijgen boven de vastgestelde begroting en om het PHO hierover achteraf te informeren. 3. In het volgende PHO de financiële stand van zaken, eventueel met voorstellen voor wijziging van de begroting, te agenderen.
Leiderdorp: financiële gevolgen lijken er vooralsnog niet te zijn, maar wanneer wordt dit duidelijk? Mw. Van Gelderen: dit komt volgend pho terug. Dhr. Roeffen: akkoord. Bij punt 3 van belang de oorspronkelijke relatie met de 80-20 verdeling en het verzekeringsmodel.
8
10 Rondvraag
Dhr. Roelfsema: eens per kwartaal PHO lijkt wat weinig gezien de hoeveelheid onderwerpen. Voorzitter: 1 april is de volgende. Begin mei komt er een extra PHO. Dhr. Hoek wil aandacht voor tijdige aanlevering stukken zodat de raden ook meegenomen kunnen worden. Mw. Van Gelderen: simulatiespel over omgang met risico's kun je ook met eigen raad en college doen. Leiden gaat dit doen. Aardig om ervaringen te delen. Ook ervaringen met pers nav nieuwe taken gemeenten kunnen we in het PHO delen.
Actielijst
3 4
11 februari 2015 Bloemetje en kaart voor Mieke Hoogervorst Toevoegen aan jaarplanning dat in november en april cijfers van het RBL en VSV geagendeerd worden Schriftelijk informeren over de nadere afspraken rondom EED Extra PHO inplannen over de aanbesteding Jeugdhulp 2016
5 6 7 8 9 10
Procesvoorstel over de aanbesteding jeugdhulp 2016 Aanmelden garantiebanen bij mevr. Standhart Steviger standpunt tav de ouderbijdrage opstellen vanuit het PHO Agenderen ICT en monitoring irt jeugdhulp Agenderen notitie over het verzekeringsmodel Ruimte inplannen op de agenda van het PHO voor uitwisselen van ervaringen
11
12 december 2014 Agenderen samenwerking zorgverzekeraars
12
Aanleveren voor colleges uitwerking dyslexiezorg
13
Brief naar gemeenten bijdrage regionale werkorganisatie 2015 28 november 2014 Nagaan of mandaat is verleend aan of een convenant is afgesloten met Veilig Thuis voor het inzetten van de jeugdhulp. Scenario’s OGGZ 12 december bespreken in PHO, en in maart OGGZ opnieuw agenderen.
1 2
14 15
Wanneer
Wie
gedaan gedaan
Secretariaat Frans de Lorme
zsm gepland
Mw. Goedhart Mw. van Ginkel / Secretariaat TWO Alle gemeenten TWO TWO Dhr. Geerlof en dhr. Jehee Secretariaat
gedaan zsm zsm PHO 1 april PHO 22 april En volgende pho’s
20 mei
9
gedaan, actie 11 febr gedaan
Victor Klein/Judith van der Zwaan Mw. Goedhart Dhr. Grob
vraag uitgezet
Mw. van Ginkel
PHO 1 april
Mw. van der Zwaan
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 1 april 2015, de secretaris,
de voorzitter,
10
Relatiebeheer jeugdhulp Binnen de Tijdelijke Werkorganisatie zijn afspraken gemaakt over het relatiebeheer richting gemeenten en richting aanbieders. Gemeenten De gemeenten zijn verdeeld onder de medewerkers naar sub regio. Per kwartaal vinden gesprekken plaats: hetzij per gemeente hetzij per sub regio, naar gelang de wensen van de desbetreffende gemeenten/sub regio. Sub regio
TWO contactpersoon
Frequentie
Bollen 5
Marion Goedhart
Per kwartaal
Katwijk
Martin Mostert
idem
Leidse regio
Ingrid Vriezen
idem
Rijnstreek
Ragini Somair
idem
Aanbieders Ook de aanbieders zijn verdeeld over de medewerkers van de TWO. Daarbij is gekeken naar een verdeling op grond van percelen en soorten jeugdhulp Bij de afspraken met de grote aanbieders, waar ieder kwartaal een gesprek mee plaatsvindt. stellen wij aanvullend het volgende voor.
Tenminste een maal per jaar vindt een gesprek plaats met de cliëntenraad/ouderraad en/of jongerenraad
De portefeuillehouders kiezen allemaal 1 aanbieder en gaan 1 keer per jaar mee naar het account gesprek. Op die manier zijn ook portefeuillehouders direct betrokken en kan er ook op bestuurlijk niveau worden gesproken met een instelling. We zien dat deze behoefte bestaat en op deze manier denken we daar op een efficiënte manier nadere invulling aan te geven.
Graag horen we of u in kunt stemmen met dit laatste voorstel en vragen wij u bijgaand lijstje in te vullen voor ons.
Aanbieder Curium (ggz)
Rivierduinen (ggz)
Cardea (jeugd en opvoedhulp)
Horizon (jeugd en opvoedhulp, jeugdhulp +)
Jeugdbescherming West (jb/jr)
Ipse de Bruggen (lvb)
Gemiva (lvb)
’s Heerenloo (lvb)
Het Raamwerk (lvb)
Onderwijsadvies (dyslexie)
Parnassia (ggz)
De Waag (ggz)
Childpoint (ggz)
Virenze (ggz)
Portefeuillehouder
Verslag Stuurgroep 3D 12 maart 2015 Aanwezig: Adri de Roon, Gerard Mostert, Floris Schoonderwoerd, Juul Covers, Roos van Gelderen, Marion Goedhart, Paul Grob, Angelique Noordhuis, Martijn Zwebe (verslag) Afwezig: Jos Roeffen 01
Opening en vaststelling agenda en verslag
Het verslag is vastgesteld 02
Mededelingen
BTW-dossier De heer Roeffen heeft aangegeven zorgen te hebben over het punt BTW-dossier. De heer Grob licht de laatste stand van zaken van dit dossier toe. Er is een opdracht tot mandaat opgezet. Deze week bleek dat de SP71 gemeenten hun mandaat al hebben geregeld via het DVO. Er wordt gewerkt aan een brief aan de belastingdienst. Afgesproken wordt dat er zo spoedig mogelijk contact met de belastingdienst wordt gezocht en dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt. Er moet daarnaast ook worden nagedacht over een eventueel Plan B (als we wel BTW-plichtig blijken te zijn). Tijdens het portefeuillehoudersoverleg van 1 april wordt er meer duidelijkheid gegeven over het proces en informatie n.a.v. het contact met de belastingdienst. Ouderbijdrage In de Rijnstreek zijn er zorgen over het opschorten van de ouderbijdrage en de praktische gevolgen hiervan. De zorg is voornamelijk dat het voor de cliënt erg onduidelijk is en dat gezinnen niet de dupe worden. Dit komt in ieder geval terug in het PHO. Het probleem rondom de ouderbijdrage speelt ook op landelijk niveau. Vraag is waar we elkaar dan landelijk op zoeken. Afgesproken wordt om als mededeling in het PHO een update te geven van de stand van zaken.
03 Contractering 2016 Via bijgaande memo en achterliggende documenten willen wij u informeren en met u van gedachten wisselen over de contractering jeugdhulp 2016
Men is benieuwd naar wat het doel is van de bijeenkomsten over de inkoop van de jeugdhulp. De insteek is vooral om de raden te informeren en hen er aan de voorkant erbij te betrekken. Het afstemmingsoverleg geeft aan dat er geen aparte besluitvorming van de gemeenteraden nodig is over het inkoopplan. De memo en de documenten worden besproken. In het verzekeringsmodel zouden keuzes gemaakt moeten worden over waar wat aan gelabeld wordt. Dure inzet moet hierin worden voorkomen, maar aan de andere kant zijn er ook duurdere investeringen die dienen om erger te voorkomen. Het is belangrijk om juist die nuances in beeld te brengen. Gemeenten zouden het eens kunnen worden over een gezamenlijke stip op de horizon, waarin lokale sturing een belangrijk punt wordt. Het moet volgens de heer Mostert in ieder geval duidelijk zijn dat er niet moet worden bezuinigd op de Jeugd - en Gezinsteams.
Daarnaast zou het goed zijn als ook de duurdere specialistische zorg anders georganiseerd zou worden, waardoor ook deze vorm van zorg goedkoper zou worden. Hierin zit ook de transformatie en niet alleen in de JGT’s. De heer De Roon zou het niet goed vinden als we een ingewikkeld rekenmodel zouden ontwikkelen, maar zou meer zijn voor een eenvoudig verzekeringsmodel met bijv. 10% eigen risico. Aan de andere kant moet het duidelijk zijn dat excessen hiermee niet zijn te ondervangen. Het verzekeringsmodel zal mee moeten bewegen met de ontwikkelingen. Er wordt geconstateerd dat men het in grote lijnen met elkaar eens is, namelijk inzetten op zoveel mogelijk lokaal als stip aan de horizon en investeren in de JGT’s. Uitgangspunt moet zijn dat je veel meer lokaal moet kunnen sturen met de huidige teams. Versterking van de JGT’s is een cruciale stap die volgend jaar gemaakt moet worden. Daarbij moet gekeken worden naar het vormgeven van specialistische zorg nieuwe stijl. Ook is het heel interessant om te kijken naar goede alternatieven voor specialistische zorg.
04 Klachten, incidenten, crisis en calamiteiten In de hulp aan jeugd kunnen zaken mislopen. Het is goed om daar met elkaar op voorbereid te zijn en heldere afspraken te maken over wie wanneer en welke actie onderneemt. In bijgaande concept-notitie wordt weergegeven van licht tot zwaar, welke afspraken worden voorgesteld. Daarbij geldt het principe dat, ook bij regionale samenwerking, de gemeente zelf en de desbetreffende aanbieder in charge zijn. Bij de verschillende onderdelen wordt uitgewerkt hoe gehandeld zou moeten worden. Voorstel:
concept-notitie bespreken
Het stuk wordt nu uitgebreid op calamiteitengebied met de hulp van de gemeente Kaag en Braassem. Op 22 april tijdens het PHO zal gefocust worden op calamiteiten in een intervisiedeel. Wat er gebeurd is in K&B heeft ook zijn weerslag gehad bij andere JGTs. Teams hebben bijv. vragen neergelegd als wie zorgt er voor mij als iets dergelijks in mijn team gebeurt etc. Het is erg belangrijk dat een Jeugd- en gezinsteam in een crisissituatie steun ondervindt van een gemeente. Een punt is dat de gemeente dossierhouder is waar het gaat om Jeugdzorg. Feit is dat de gemeente nog niet beschikt over dossiers op dit gebied. Vraag is wat die rol van dossierhouder precies inhoudt. 05 Ter kennisname: Evaluatie werkgroep inkoop 2015 Hiervan is kennis genomen. 06 Rondvraag en Sluiting Mevr. Goedhart stelt voor om bij “Veilig thuis” de crisisdiensten onder te brengen en vraagt hierover akkoord van het afstemmingsoverleg. Dit voorstel wordt onderschreven.
2
Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
PHO SoAg 01 april 2015 Oegstgeest
Onderwerp: BTW/BCF met betrekking tot Jeugdhulp
Aanleiding In november 2014 heeft Holland Rijnland de gemeenten gevraagd om hun mandaat aan te leveren om namens de samenwerkende gemeenten voor Jeugdhulp een brief te kunnen sturen naar de Belastingdienst over het BTW vraagstuk. Dit verzoek heeft niet alle gemeenten op de juiste wijze bereikt. Bij nader inzien bleek dit afzonderlijke mandaat echter ook niet noodzakelijk te zijn. Dienstverleningsovereenkomst In de dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeenten en Holland Rijnland is het op basis van artikel 5 mogelijk een verzoek tot bevestiging van standpunten aan de Belastingdienst te doen. 5. Mandaat / volmacht en machtiging en begrenzing van de uitoefening daarvan 1. Opdrachtgever verleent alle noodzakelijke juridische en bestuurlijke medewerking om de werkzaamheden door Opdrachtnemer te kunnen laten uitvoeren en laat de bestuursorganen van de aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten alle daartoe noodzakelijke besluiten (waaronder volmacht, mandaat- en machtigingsbesluiten) nemen, waarmee het Dagelijks Bestuur van Opdrachtnemer, respectievelijk de Voorzitter bevoegd is om namens Opdrachtgever, respectievelijk de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten alle publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (en voorbereidingen daartoe te treffen) die nodig zijn voor een correct uitvoering van deze overeenkomst en de daarin opgenomen taken. Vanaf 10 maart 2015 is daarom aan de fiscalist van Holland Rijnland direct opdracht gegeven zo spoedig mogelijk de (concept) brief aan de Belastingdienst aan te passen met de laatste informatie vanuit Holland Rijnland en Servicepunt71. Planning Data 17 maart 2015 Rest week 12 Week 13 Eind Week 13 Week 20 tot 26
Week 19 tot 26 Na ontvangst Daarna
Omschrijving (Concept) brief aan belastingdienst gereed In overleg met Servicepunt71 wordt (concept)brief vastgesteld Brief voor commentaar bij gemeenten via AO-leden Versturen brief aan belastingdienst Besluit van Belastingdienst. We gaan daarbij uit van een termijn van 6 weken, die de belastingdienst kan verlengen met nogmaals een termijn van 6 weken Holland Rijnland zal regelmatig informeren over de voortgang Besluit van Belastingdienst wordt doorgestuurd naar PHO-SoAg en AOleden Voor eventuele noodzakelijke acties worden afspraken gemaakt.
Wat moet worden afgestemd met de belastingdienst?
De instellingen die Jeugdhulp bieden en zijn als instelling vrijgesteld van BTW, daardoor is er geen sprake van “doorgeschoven” BTW.
1
BTW verhogende activiteiten Servicepunt71 is een onderneming en brengt BTW in rekening. De Coöperatie JGT’s zal hun factuur in 2015 verhogen met BTW, in de jaren erna wordt verwacht dat zij vrijgesteld zullen worden. De BTW voor Taxivervoer. De BTW van gedetacheerde medewerkers vanuit de gemeenten Over de kosten van werkzaamheden door Holland Rijnland aan de samenwerkende gemeenten wordt op grond van de zogenoemde koepelvrijstelling geen BTW geheven en wordt daardoor in de brief als uitgangspunt genomen. Waar is risico te verwachten? a. Zowel de fiscalisten van Holland Rijnland als die van Servicepunt71, achten de kans bijzonder klein dat BTW betaald moet worden als via Holland Rijnland de facturen betaald worden van de Jeugdhulp. Ook al heeft de staatssecretaris in een brief niet expliciet de samenwerkingsverband tussen Holland Rijnland en de betreffende gemeenten verwoord, verwacht wordt dat dit samenwerkingsverband wel in de geest van zijn voorbeelden is. We verwachten hierover daarom een positief besluit van de Belastingdienst b. Voor de BTW van het Servicepunt71 verwachten we een positief besluit dat deze bij de aangesloten gemeenten voor compensatie via het BTW compensatiefonds in aanmerking komt en zien geen reden waarom daarvan zou worden afgeweken. c. Coöperatie JGT’s en Taxivervoer heeft kostenverhogende BTW tot gevolg. Hiervan is onduidelijk of de belastingdienst hierbij akkoord zal gaan om de BTW compensabel te laten zijn voor gemeenten. Taxivervoer is namelijk een individuele verstrekking waarvoor in principe geen compensatie zal zijn van BTW. Belang is echter gering omdat daarop het lage BTW tarief wordt toegepast. Geschatte BTW component € 2.000, De Coöperatie JGT’s moet nog goed bestudeerd worden, de fiscalist van de Coöperatie is hier trekker van. Dit valt geheel buiten het zichtveld van Samenwerkende gemeenten aangezien er voor 2015 geen contract met hen is afgesloten. Ook voor 2016 is ingeschat dat de Coöperatie JGT’s nog geen contractpartner zal zijn. Zodra contractering in beeld gaat komen, dan dient de coöperatie te kunnen overleggen dat zij vrijgesteld zijn van BTW. d. Gedetacheerde medewerkers vanuit de gemeenten. Dat de belastingdienst dit niet zou accepteren als “doorschuif BTW” schat Holland Rijnland laag in aangezien we hier te maken hebben met voorbereiden van beleid en monitoring voor de gemeenten. Dit is gelijk aan de werkzaamheden waarvoor de BTW normaal gesproken kan worden doorgeschoven. Het is geen dienst die verricht wordt voor de jeugdhulp zelf. Servicepunt71 acht het risico echter hoger in. Zij redeneren dat de fiscus voor de werkzaamheden van Jeugdhulp een nieuw besluit moeten nemen, waardoor je vooraf niet kan weten wat het besluit zal zijn. Geschatte BTW component € 70.000,Volgende week zal de brief verstuurd worden en zes weken daarna zullen we van de Belastingdienst vernemen wat ze heeft besloten, pas daarna kunnen passende maatregelen worden genomen.
2
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Cijfers voortijdig schoolverlaten 2013-2014 Efficiencytaak Door de uitvoering van de leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten op regionaal niveau te organiseren worden behalve schaalvoordelen ook kwalitatieve doelen gediend. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
1-4-2015
5.
Advies PHO
Kennis te nemen van de voorlopige cijfers 20132014 over voortijdig schoolverlaters uit RMC-regio Zuid-Holland Noord (alle gemeenten in Holland Rijnland minus Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop).
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
n.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Kennisnemen van de factsheet Voortijdig schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 ZuidHolland Noord
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Structureel
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: De uitvoering van de leerplicht- en RMC-taak is opgenomen in artikel 5.7 lid b van de Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland. Het beleidsplan leerplicht en RMC 2015-2018 is door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld op 25 maart 2015. Eerdere besluitvorming: Omdat de vsv-cijfers op het moment van publicatie van het jaarverslag RBL nog niet beschikbaar zijn heeft het PHO SA op 11-2-2015 besloten voortaan twee maal per jaar cijfers van het RBL te bespreken: - medio maart/april: VSV-cijfers vorig schooljaar met analyse van de cijfers - medio november: jaarverslag RBL met gegevens over leerplicht, verzuim18+ en resultaten rmctrajectbegeleiding
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Informatienota PHO (concept) Vergadering:
PHO SA
Datum:
1 april 2015 Tijd: 9:30 uur Gemeente Oegstgeest
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Cijfers voortijdig schoolverlaten 2013-2014
Kennisnemen van: de factsheet Voortijdig schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 ZuidHolland Noord Inleiding: Het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) voert voor 12 gemeenten1 in Holland Rijnland de leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten2 uit. Het RBL is sinds 2007 ondergebracht bij de Sociale Agenda van samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. De uitvoering van de leerplichttaak en de RMC-functie zijn opgenomen in artikel 5.7 lid b van de Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland. Het RBL doet jaarlijks verslag van haar werkzaamheden in het jaarverslag RBL. Het jaarverslag is op 6 november 2014 vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. Omdat de vsv-cijfers op het moment van publicatie van het jaarverslag RBL nog niet beschikbaar zijn heeft het PHO SA op 11-2-2015 besloten voortaan twee maal per jaar cijfers van het RBL te bespreken: medio maart/april: VSV-cijfers over afgelopen schooljaar met analyse van de cijfers medio november: jaarverslag RBL met gegevens van afgelopen schooljaar over leerplicht, verzuim18+ en resultaten rmc-trajectbegeleiding Heden ligt de factsheet Voortijdig schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 Zuid-Holland Noord voor. Kernboodschap: Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2013-2014 in de RMC-regio Zuid-Holland Noord is volgens de voorlopige cijfers van DUO 1% lager dan voorgaand schooljaar, namelijk 592 ten opzichte van 599. Er zijn 122 jongeren uitgevallen van het voortgezet onderwijs en 470 van het middelbaar beroepsonderwijs. Het voortgezet onderwijs voldoet voor alle schoolsoorten aan de maximale uitvalnormen van het ministerie. Het totaal aantal voortijdig schoolverlaters van het voortgezet onderwijs is wel iets toegenomen van 103 naar 122. Het mbo voldoet in 2013-2014 -ondanks een daling in aantal voortijdig schoolverlaters op zowel mbo 1, mbo 2 als mbo 3/4 niveau- niet aan de maximale uitvalnormen die voor schooljaar 2013-2014 door OCW gesteld zijn. Dit komt omdat het ministerie de normen heeft aanscherpt. Alle mbo-instellingen laten een daling zien behalve ROC Leiden, daar stijgt de schooluitval.
1
RBL Holland Rijnland voert de leerplichttaak uit voor de gemeenten Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. 2 Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten wordt afgekort als de RMC-functie.
3
Ongeveer een kwart van de schooluitval vindt plaats bij de overstap van voortgezet onderwijs naar het mbo of in het eerste jaar mbo.
Consequenties: Een startkwalificatie is de beste garantie op duurzame arbeidsparticipatie. Voortijdig schooluitverlaters doen vaker dan jongeren met een startkwalificatie een beroep op een uitkering. Voortijdig schoolverlaten moet dus zoveel mogelijk voorkomen worden. De scholen hebben hierin een belangrijk taak in het voorkomen van schooluitval. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de rmc-functie. De rmc-functie heeft naast de registratiefunctie en het bieden van trajectbegeleiding, een regiefunctie op de regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten. Vanuit de regiegroep VSV is er een regionaal plan van aanpak 2015-2018 opgesteld. Het RMC is hier trekker van. Communicatie: Het RBL stuurt maandelijks factsheets met een lijst van voortijdig schoolverlaters naar de scholen in haar werkgebied. De gemeenten ontvangen twee maal per jaar een factsheet over voortijdig schoolverlaten voor hun gemeente. Deze wordt besproken in het jaarlijks bilateraal in juni tussen de wethouder onderwijs en het RBL. De regiegroep voortijdig schoolverlaten ontvangt twee maal per jaar een managementrapportage aanpak voortijdig schoolverlaten (medio november en medio april). Jaarlijks wordt voor 1 december de RMC-effectrapportage ingediend bij het ministerie van OCW Twee maal per jaar vindt bestuurlijk overleg plaats tussen het RBL en RMCcontactgemeente Leiden. Uitvoering: In dit factsheet zijn de voorlopige cijfers voor schooljaar 2013-2014 opgenomen. OCW publiceert in oktober 2015 de definitieve cijfers. Deze zullen als ingekomen stuk naar het PHO gezonden worden. Medio maart/april 2016 wordt de factsheet Voortijdig schoolverlaten 20142015 geagendeerd in het PHO Sociale Agenda. Bijlage: I factsheet Voortijdig schoolverlaten 2013-2014 RMC-regio 026 Zuid-Holland Noord
4
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD
ONTWIKKELING AANTAL VSV’ERS Van de 31.196 onderwijsdeelnemers in de RMC-regio Zuid-Holland-Noord op 1 oktober 2013, stonden er 592 jongeren op 1 oktober 2014 niet ingeschreven volgens de voorlopige cijfers van DUO en worden als nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) geteld (zie kader ‘Voorlopig cijfer vsv’). Dat is 1,9% van de onderwijsdeelnemers, wat gelijk is aan het Nederlands gemiddelde. Het percentage vsv’ers is met een tiende gedaald ten opzichte van vorig schooljaar.
Figuur 1 Ontwikkeling aantal nieuwe vsv’ers 1400 1200
1254
1248
1248 1079
1000 800
901
852
1006
872 783
701
600
Het aantal nieuwe vsv’ers is in 2013-2014 met 1% gedaald ten opzichte van het schooljaar 2012-2013, van 599 naar 592 (zie figuur 1). Dit is een minder sterke daling dan in het schooljaar daarvoor, toen het aantal nieuwe vsv’ers met 32% daalde. Deze daling werd toen sterk beïnvloed door de aangepaste meetsystematiek, waarbij de ‘witte vlekken’ (o.a. jongeren met een vrijstelling, jongeren op particulier en speciaal onderwijs) niet meer meegeteld worden. Ook hebben examendeelnemers sinds 2012-2013 tot 1 januari de tijd om hun startkwalificatie te halen om niet bij de vsv’ers geteld te worden.
400
402
347
376
296
305
898
887
641
641
257
200
599 496
592 470
103
122
246
0
uitval VO
uitval MBO
uitval totaal
Bron: DUO, voorlopige cijfers maart 2015.
Voorlopig cijfer vsv
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (nieuwe vsv’ers):
Bij het weergeven van het aantal nieuwe vsv’ers geldt een belangrijke kanttekening: het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) werkt voor het bepalen van het aantal nieuwe vsv’ers met een teldatum van 1 oktober 2014 ten opzichte van 1 oktober 2013. Het ministerie publiceert in oktober 2015 het definitieve aantal vsv’ers van 1 oktober 2014. De cijfers die in deze factsheet zijn opgenomen zijn de voorlopige cijfers van DUO van maart 2015, de cijfers van vorig jaar zijn definitief vastgesteld door OCW.
Jongeren die op 1 oktober 2013 jonger zijn dan 22, staan ingeschreven in het bekostigd vo, mbo of vavo en die op 1 oktober 2014 niet meer in het onderwijs staan ingeschreven en geen startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie is een vwo-diploma, havo-diploma of mbo-diploma op tenminste niveau 2.
GESLACHT EN LEEFTIJD VSV’ERS
Twee derde van de 592 nieuwe vsv’ers in 2013-2014 is jongen (397) en een derde meisje (195). De grootste groep vsv’ers is 18 jaar bij uitval (zie figuur 2). Ook zijn er relatief veel 19-jarigen die school zonder startkwalificatie behalen. De 18- en 19jarigen samen vormen 57% van de totale groep nieuwe vsv’ers. Er zijn 103 jongeren die tijdens de uitval jonger waren dan 18 jaar en nog leerplichtig waren en daarmee ‘absoluut verzuimer’, dat is 17% van alle nieuwe vsv’ers in 2013-2014. Van hen zijn er op 1 maart 2015 41 inmiddels 18 jaar en niet meer leerplichtig. In 2012-2013 was 14% van de jongeren nog leerplichtig ten tijde van de uitval, dat verschilt niet significant van 20132014.
Figuur 2 Cijfers nieuwe vsv’ers per geslacht en leeftijd 13 11 14 14 15 31 16 12 8 17 46 18 19 20 50 21 35 22 23 10 0
25
26 117 111 18
64 47
14 50
75
100 Jongen
125 Meisje
150
175
200
Bron: DUO, voorlopige cijfers maart 2015.
1
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD
VSV PER ONDERWIJSNIVEAU In het Convenant Voortijdig Schoolverlaten 2012-2015 (zie kader) wordt gewerkt met maximale uitvalspercentages per onderwijsniveau. In tabel 3 staan de nieuwe vsv’ers van 20132014 weergegeven per onderwijsniveau. In het schooljaar 2012-2013 voldeed de RMC-regio Zuid-Holland Noord op alle onderwijsniveaus aan de prestatienorm. De uitvalsnormen voor het voortgezet onderwijs (vo) zijn niet gewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Volgens de voorlopige cijfers van maart 2015, voldoet het voortgezet onderwijs aan de uitvalsnormen van het ministerie (tabel 3). Pas als de definitieve cijfers bekend worden gemaakt staat vast hoeveel normen er zijn gehaald. Ondanks de lichte daling van het totaal aantal vsv’ers, is het aantal voortijdig schoolverlaters afkomstig van het vo wel gestegen. In 2012-2013 zijn er 103 jongeren uitgevallen van het voortgezet onderwijs, in 2013-2014 zijn dat er 122, een significante stijging van 4% van het totaal aantal vsv’ers. Dit wordt veroorzaakt door de toename van het aantal jongeren dat zonder startkwalificatie gestopt is in de bovenbouw van een vmbo-opleiding. Onder hen zijn ook 35 jongeren die na het behalen van hun vmbo-diploma geen vervolgopleiding zijn gaan doen. Dit waren er vorig schooljaar 38. Het aantal vsv’ers in 2013-2014 afkomstig van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is 470. De eisen voor het mbo zijn aangescherpt in 2013-2014, wat betekent dat de normen zijn verlaagd. Waar het mbo in de RMC-regio Zuid-Holland Noord in 2012-2013 onder de maximale uitvalspercentages bleef, is dat in 2013-2014 niet gelukt. Het aantal vsv’ers afkomstig van mbo 1-opleidingen in 2013-2014 is hoger dan voorgaand jaar. Het aantal vsv’ers van mbo 2 en mbo 3/4-opleidingen is wel gedaald, maar niet voldoende om onder de maximale uitvalpercentages te blijven.
Convenant Voortijdig Schoolverlaten Het Rijk heeft met alle 39 RMC-regio’s in Nederland een convenant voortijdig schoolverlaten afgesloten. In dit convenant (2012 t/m 2015 wordt gewerkt met maximale uitvalpercentages per doelgroep. Op het mbo worden de eisen daarbij ieder schooljaar scherper. In onderstaande tabel staan de maximale uitvalpercentages per onderwijsniveau vermeld voor de drie schooljaren van het lopende convenant: RMC-regio 026
Max % vsv 20122013
Max % vsv 20132014
Max % vsv 20142015
Onderbouw vo Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Mbo 1 Mbo 2 Mbo3/4
1% 4% 0,5% 32,5% 13,5% 4,25%
1% 4% 0,5% 27,5% 11,5% 3,5%
1% 4% 0,5% 22,5% 10% 2,75%
In publicaties van OCW treft u bij het voortgezet onderwijs maximale vsv-percentages aan van 0,2%, 1,5% en 0,1% bij respectievelijk onderbouw vo, vmbo bovenbouw en havo/vwo bovenbouw. Dit zijn streefpercentages die behaald moeten worden om landelijk uit te komen op 25.000 vsv’ers in 2015. De scholen worden echter afgerekend op de bovengenoemde prestatienormen van 1%, 4% en 0,5% voor het voortgezet onderwijs. In deze factsheet worden enkel de prestatienormen gehanteerd.
Tabel 3 Uitval per onderwijsniveau 2012-2013
Onderbouw vo Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Mbo 1 Mbo 2 Mbo3/4 Totaal
Aantal onderwijsdeelnemers 12.129 4316 7.126 145 1.761 5.778 31.255
Aantal nieuwe vsv’ers 15 53 35 33 232 231 599
2013-2014 % nieuwe vsv’ers 0,1% 1,2% 0,5% 22,8% 13,2% 4% 2%
Maximaal uitvalpercentage 1% 4% 0,5% 32,5% 13,5% 4,25%
Onderbouw vo Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Mbo 1 Mbo 2 Mbo3/4 Totaal
Aantal onderwijsdeelnemers 12.223 4.403 6.972 189 1.668 5.741 31.196
Aantal nieuwe vsv’ers 15 74 33 55 198 217 592
% nieuwe vsv’ers 0,1% 1,7% 0,5% 29,1% 11,9% 3,8% 1,9%
Maximaal uitvalpercentage 1% 4% 0,5% 27,5% 11,5% 3,5%
Bron: DUO, definitieve cijfers 2012-2013, oktober 2014; DUO, voorlopige cijfers maart 2015
REDEN VSV-STATUS Volgens de voorlopige cijfers van DUO zijn er 592 nieuwe vsv’ers op 1 oktober 2014 in de RMC-regio Zuid-Holland Noord. Daarvan zijn er 519 vsv’er (87%) omdat zij op 1 oktober 2014 niet ingeschreven stonden bij een onderwijsinstelling.
2
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD Een aantal vsv’ers staat om een andere reden als voortijdig schoolverlater geregistreerd (zie figuur 4):
60 jongeren staan ingeschreven zonder aanmelding voor bekostiging. Dat zijn voornamelijk examendeelnemers die geen onderwijs meer volgen, maar alleen hun examen nog moeten halen. Zij hebben deze niet vóór 31 december 2014 behaald. 13 jongeren staan vermoedelijk onterecht op de vsvlijst; 6 volgen speciaal onderwijs, 6 volgen erkend particulier onderwijs, 1 jongere heeft een vrijstelling op 1 oktober 2014. Het RBL verifieert dit bij DUO.
Figuur 4 Reden vsv-status op 1 oktober 2014
Geen inschrijving
57
421
Ingeschreven zonder aanmelding voor 6 54 bekostiging Onterecht? 11 2 0
200 400 600 Niet-leerplichtig op 1 okt 2014
Leerplichtig op 1 okt 2014
CONTACT MET RBL Het RBL werkt zoveel mogelijk preventief door begeleiding te geven aan jongeren die nog wel naar school gaan, maar dreigen uit te vallen. Als jongeren toch besluiten zich uit te schrijven, neemt het RBL kort na de uitval contact op. Voor leerplichtige vsv’ers geldt dat de leerplichtambtenaar direct contact met hen opneemt omdat zij niet staan ingeschreven en dus absoluut verzuim plegen. Alle niet-leerplichtige nieuwe vsv’ers ontvangen een brief waarin hen RMC-begeleiding bij het zoeken naar een nieuwe opleiding of werk aangeboden wordt en hen gevraagd wordt aan te geven of zij behoefte hebben aan begeleiding. Jongeren reageren niet altijd op het verzoek om contact op te nemen met het RBL. Niet-leerplichtige vsv’ers die onbereikbaar zijn voor het RBL, ontvangen na een bepaalde periode weer een nieuwe brief. In sommige gevallen blijkt uit de informatie van school of uit de gemeentelijke basisadministratie dat geen contact met de jongere opgenomen hoeft te worden omdat de jongere bijvoorbeeld: wel naar school gaat (zoals niet-bekostigden); direct na uitval 23 jaar geworden is en niet meer binnen de RMC-doelgroep valt; verhuisd is naar buiten de regio; al in begeleiding van het RBL is; in behandeling is bij een derde partij (bijv. zorg); geen startkwalificatie kan behalen; al een startkwalificatie behaald blijkt te hebben.
Met 113 (19%) van de nieuwe vsv’ers bleek geen contact opgenomen hoeven te worden vanwege hiernaast genoemde redenen (zie figuur 5). Van de nieuwe vsv’ers hebben 235 jongeren (40%) na de uitval contact gehad met een leerplichtambtenaar, mbo casemanager (waarvan 63 in RMC-begeleiding) of met de leerlingadministratie van het RBL. Met 244 (41%) van de vsv’ers is na de uitval geen contact geweest, zij hebben niet gereageerd op het aanbod voor trajectbegeleiding. Van de 7 leerplichtige vsv’ers waar geen contact mee is geweest, gingen er 3 vlak na de uitval weer naar school en zijn er 4 kort na de uitval 18 jaar geworden en derhalve niet meer leerplichtig. Zij ontvangen ook een aanbod voor begeleiding. Figuur 5 Contact met RBL t/m 1 maart 2015 Onbereikbaar / Geen reactie op contactpoging RBL
237
Contact niet nodig
92
RMC-begeleiding
57 6
Alleen contact met leerlingadministratie
47 12
Contact met mbo casemanager
7
21
44 7
Contact met leerplichtambtenaar 9 42 Zowel contact met lpa als met mbo 38 case manager 0 Niet-leerplichtig op 1 oktober 2014
100
200
300
Leerplichtig op 1 oktober 2014
DAGBESTEDING VSV’ERS MAART 2015 In maart 2015, een half jaar na de peildatum van 1 oktober 2014 heeft DUO de voorlopige vsv-cijfers van 2013-2014 bekendgemaakt. Het RBL probeert door het aanbieden van begeleiding bij het vinden van een nieuwe opleiding, zoveel mogelijk nieuwe vsv’ers weer te stimuleren een opleiding te gaan volgen. Wanneer dat niet lukt, begeleidt het RBL jongeren bij het vinden naar werk of een andere nuttige dagbesteding. In figuur 6 is te zien wat de huidige dagbesteding is van de 592 nieuwe vsv’ers volgens de gegevens van het RBL.
Zestien procent van de nieuwe vsv’ers is op 1 maart 2015 schoolgaand of is ingeschreven zonder aanmelding voor bekostiging. Een groot deel van de nieuwe vsv’ers (39%) heeft op 1 maart 2015 werk. Acht procent van de jongeren heeft een Wajong of een andere uitkering, 6% van de jongeren is in begeleiding van het RBL of in behandeling bij een derde partij. Veertien procent van de vsv’ers heeft een andere dagbesteding. Het RBL weet van 17% van de jongeren die op 1 oktober 2014 niet ingeschreven stonden op een school, niet wat de huidige dagbesteding is. 3
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD Figuur 6 Dagbesteding / status nieuwe vsv’ers 2013-2014 per 1 maart 2015
Werk
Aan het werk, inkomen > €300
Uitkering / Wajong School
Aan het werk, inkomen onbekend
Begeleiding / behandeling
159
Aan het werk, inkomen < €300
67 4
Ingeschreven zonder aanmelding voor bekostiging
42
Schoolgaand
27
Uitkering
3 21
28
Wajong
18
In behandeling bij een derde partij
6 8
Begeleiding RBL op zoek naar nieuwe dagbesteding
10 1
Absoluut verzuimer
11
Bezig met uitkeringsaanvraag 1
Overig
Vrijstelling
11
Verhuisd
33
SK niet haalbaar
16 1
23 plus
6
13
Startkwalificatie behaald 3 Onbekend, maar wel vsv'er
103
0 Niet-leerplichtig op 1 maart 2015
50 Leerplichtig op 1 maart 2015
100
150
200
VSV PER SCHOOL UITVAL IN HET VOORT GEZET ONDERWIJS Het regionale percentage vsv binnen het voortgezet onderwijs van Zuid-Holland Noord is 0,5%. Dat komt overeen met het landelijk percentage vsv in het vo. Het voortgezet onderwijs is onder de maximale uitvalpercentages gebleven, toch zijn er wel verschillen te zien tussen de uitvalpercentages per school. In figuur 7 staan de nieuwe vsv’ers die in de RMC-regio ZuidHolland Noord wonen, weergegeven per vo-school. De stijging van het aantal vsv’ers in het vo van 103 naar 122 wordt voornamelijk veroorzaakt door de toename op het Andreas College en het Teylingen College. De uitval van deze scholen en van het Da Vinci College wordt in deze paragraaf verder besproken. Tabel 8 op de volgende pagina laat zien dat het Da Vinci College het hoogste percentage van uitval heeft en de stedelijke gymnasia en het Vlietland College het laagste uitvalspercentage hebben.
Figuur 7 Nieuwe vsv’ers per vo-school van uitval
Andreas
6
Bonaventura
6
14 10 27 26
Da Vinci Fioretti
7 2
Leonardo Marecollege
5 3
Northgo
4 4
2
Rijnlands Oegstgeest
8
6
3 2 2
Rijnlands… St. Gym. Athena
1 1
St. Gym. Socrates
1
2 8
Teylingen College Visser 't Hooft
8
21 10
1 1
Vlietland
4
Wellant vo
6 12 12
Overig vo 0
5
10 2012-2013
15
20
25
30
2013-2014
4
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD Tabel 8 Vsv’ers van voortgezet onderwijs 2013-2014 per onderwijsniveau per school Onderbouw vo
Andreas College Bonaventuracollege Da Vinci College Fioretti College Leonardo College Marecollege Northgo College Rijnlands Lyceum Oegstgeest Rijnlands Lyceum Sassenheim St. Gymnasium Athena St. Gymnasium Socrates
Deelnemers 876 1.215 1.087 987 365 218 485 605 596 584 390
Teylingen College Visser ‘t Hooft Vlietland College Wellantcollege vo Overig vo Totaal
Vmbo bovenbouw
1 0 7 1 0 0 0 0 0 0 1
% (max. 1%) 0,1% 0,0% 0,6% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,3%
1.499 1.175 542 437 1.162
2 1 0 1 1
0,1% 0,1% 0,0% 0,2% 0,1%
12.223
15
0,1%
Vsv’ers
Deelnemers 603 286 503 448 122 117 190 0 143 0 0
Havo/vwo bovenbouw
11 7 13 6 2 0 1 0 1 0 0
% (max. 4%) 1,8% 2,4% 2,6% 1,3% 1,6% 0,0% 0,5% 0,0% 0,7% 0,0% 0,0%
771 377 96 369 378
18 5 0 5 5
2,3% 1,3% 0,0% 1,4% 1,3%
519 796 299 0 815
1 2 1 0 6
0,2% 0,3% 0,3% 0,0% 0,7%
4.403
74
1,7%
6.972
33
0,5%
Vsv’er
Deelnemer 353 743 449 441 242 124 339 574 504 452 322
Totaal
2 3 6 0 3 3 1 3 1 1 0
% (max. 0,5%) 0,6% 0,4% 1,3% 0,0% 1,2% 2,4% 0,3% 0,5% 0,2% 0,2% 0,0%
Deelnemers 1.832 2.244 2.039 1.876 729 459 1.014 1.179 1.243 1.036 712
Vsv’ers
Vsv’ers
%
14 10 26 7 5 3 2 3 2 1 1
0,8% 0,4% 1,3% 0,4% 0,7% 0,7% 0,2% 0,3% 0,2% 0,1% 0,1%
2.789 2.348 937 806 2.355
21 8 1 6 12
0,8% 0,3% 0,1% 0,7% 0,5%
23.598
122
0,5%
Bron: DUO, voorlopige cijfers maart 2015
VO-SCHOLEN MET TOEGENOMEN UITVAL OF RELATIEF HOGE UITVAL zijn niet direct daarna aan een vervolgopleiding begonnen en stonden op 1 oktober 2014 niet ingeschreven. In onderstaande tabel staat de dagbesteding/status van de nieuwe vsv’ers op 1 maart 2015. Eén jongere is met toestemming van leerplicht aan het werk en niet ingeschreven op een school.
Tabel 9 Reden vsv-status vsv’ers van vo-scholen met hoge uitval IngeschreGeen inven zonOnteschrijving der bekosrecht? tiging Onderbouw 1 0 0 Vmbo bovenbouw 8 0 3 Havo/vwo boven2 0 0 bouw Totaal 11 0 3
14
Tabel 10 Dagbesteding / status op 1 maart 2015 van vsv’ers Andreas College Niet-leerplichtig Leerplichtig op op 1 maart Totaal 1 maart 2015 2015 Schoolgaand 6 0 6 Aan het werk 1 3 4 Absoluut verzuimer, 2 2 in onderzoek RBL e In behandeling bij 3 partij 0 1 1 Onbekend 0 1 1
7 13
Bron: Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland, LBA 1 maart 2015
Teylingen
Da Vinci
Andreas
Het Andreas College en het Teylingen College hebben een hoger aantal vsv’ers op 1 oktober 2014 dan het jaar daarvoor. Het Da Vinci College kent een relatief hoge uitval. In deze paragraaf wordt de uitval van deze scholen nader bekeken. Een reden voor een relatief hoge stijging of uitval is niet af te lezen uit de cijfers.
Totaal
1 11 2
Onderbouw Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Totaal
5 12
0 0
2 1
6
0
0
6
23
0
3
26
Onderbouw Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Totaal
1 15
0 1
1 2
2 18
Totaal
1
0
0
0
17
1
3
21
51
1
9
61
Bron: DUO, voorlopige cijfers maart 2015
Andreas College: het aantal nieuwe vsv’ers is 14 (waarvan 11 leerplichtig op 1 oktober 2014), dat is 8 hoger dan vorig schooljaar. Dat komt door een toename van 7 vsv’ers in vmbo bovenbouw en 1 van de onderbouw. Van 3 vsv’ers wordt verwacht dat zij onterecht als vsv’er bestempeld zijn (zie tabel 9). Vier van de 14 nieuwe vsv’ers jongeren hebben wel hun vmbo-diploma behaald, maar
Totaal
9
5
14
Da Vinci College: de uitvalspercentages van het Da Vinci College zijn voor alle onderwijsniveaus hoger dan gemiddeld. Vorig jaar waren er 27 nieuwe vsv’ers afkomstig van deze school, in 2013-2014 zijn dat er 26 (waarvan 15 leerplichtig op 1 oktober 2014). Vermoedelijk worden 3 jongeren onterecht als nieuwe vsv’er beschouwd door DUO (zie tabel 9). Zeven jongeren hebben een vmbo-diploma behaald, daarvan zijn er 4 wel begonnen aan een mbo-opleiding, maar zijn daar nog in het eerste leerjaar weer mee gestopt. In tabel 11 staat de dagbesteding/status van de nieuwe vsv’ers op 1 maart 2015.
5
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD In tabel 12 staat de dagbesteding/status van de nieuwe vsv’ers op 1 maart 2015. De leerplichtige jongere die begeleiding van het RBL krijgt bij het zoeken van een nieuwe dagbesteding is nog wel ingeschreven op een school.
Tabel 11 Dagbesteding / status op 1 maart 2015 van vsv’ers Da Vinci College Leerplichtig op 1 maart 2015 Schoolgaand Aan het werk Absoluut verzuimer, in onderzoek RBL Vrijstelling Verhuisd In behandeling bij 3e partij Uitkering Onbekend
2 0
Totaal
Niet-leerplichtig op 1 maart 2015 1 3
Totaal 3 3
2
-
2
3 1 4 0
3 0 1 6
3 4 4 1 6
12
14
26
Tabel 12 Dagbesteding / status op 1 maart 2015 van vsv’ers Teylingen College Niet-leerplichtig Leerplichtig op op 1 maart Totaal 1 maart 2015 2015 Schoolgaand 3 1 4 Aan het werk 1 6 7 Absoluut verzuimer, in 1 1 onderzoek RBL Begeleiding RBL op zoek naar nieuwe dagbeste1 1 ding Vrijstelling 3 3 In behandeling bij 3e partij 0 1 1 Onbekend 0 4 4
Bron: Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland, LBA 1 maart 2015
Teylingen College: het Teylingen College kent op 1 oktober 2014 volgens de voorlopige cijfers 21 nieuwe vsv’ers (waarvan 11 leerplichtig op 1 oktober 2014). In 2012-2013 waren dat er 8 en waren er 6 vsv’ers afkomstig van vmbo bovenbouw, in 2013-2014 zijn dat er 18. Ook zijn 2 vsv’ers afkomstig van de onderbouw en 1 van de bovenbouw havo/vwo. Acht jongeren hebben hun vmbo-diploma behaald, maar zijn niet begonnen aan een vervolgopleiding.
Totaal
9
12
21
Bron: Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland, LBA 1 maart 2015
UITVAL IN HET MIDDEL BAAR BEROEPSONDERWIJ S Van alle nieuwe vsv’ers in de regio is 79% in 2013-2014 afkomstig van het mbo. Het aantal is sinds 2012-2013 gedaald van 496 naar 470 vsv’ers op 1 oktober 2014. Alleen bij ROC Leiden is het aantal vsv’ers niet gedaald maar juist toegenomen (zie figuur 13). In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de uitval van ROC Leiden.
Figuur 13 Nieuwe vsv’ers per mbo-school van uitval 256
ROC Leiden ROC ID College
76
ROC Mondriaan Nova
Het gemiddelde percentage vsv op het mbo is 5,25%. De regio Zuid-Holland Noord zit daar nog boven met 6,2% vsv (zie tabel 14). Het ROC Leiden heeft het hoogste percentage vsv’ers die in de regio wonen, het Wellantcollege het laagste.
ROC van… Wellant LIS Overig 0
278
89
45 35 27 17 17 14 11 6 3 3 48 41 50
100
2012-2013
150
200
250
300
2013-2014
Tabel 14 Vsv’ers uit de regio Zuid-Holland Noord afkomstig van mbo 2013-2014 per onderwijsniveau per school Mbo 1
Leidse Instrumentmakers School ROC Nova College ROC ID College ROC Leiden ROC Mondriaan ROC van Amsterdam Wellantcollege Overig Totaal
Deelnemers 6 47 115 6 4 15 189
Mbo 2
2 14 29 3 1 6
%(max. 27,5%) 33,3% 29,8% 25,2% 50,0% 25,0% 40,0%
Deelnemers 73 284 936 116 39 82 138
55
29,1%
1668
Vsv’ers
Mbo 3/4
6 22 137 14 3 1 15
% (max. 11,5%) 8,2% 7,7% 14,6% 12,1% 7,7% 1,2% 10,9%
Deelnemers 97 485 943 2355 685 245 233 698
198
11,9%
5741
Vsv’er
Totaal
3 9 40 112 18 10 5 20
% (max. 3,5%) 3,1% 1,9% 4,2% 4,8% 2,6% 4,1% 2,1% 2,9%
Deelnemers 97 564 1274 3406 807 288 315 847
217
3,8%
7598
Vsv’ers
Vsv’ers
%
3 17 76 278 35 14 6 41
3,1% 3,0% 6,0% 8,2% 4,3% 4,9% 1,9% 4,8%
470
6,2%
6
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD UITVAL ROC LEIDEN Volgens de voorlopige cijfers staan 278 jongeren op 1 oktober 2014 niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling en hebben in het schooljaar 2013-2014 onderwijs gevolgd aan ROC Leiden. Het percentage uitval van ROC Leiden van jongeren die in de RMC-regio ZuidHolland Noord wonen is met 8,2% aanzienlijk hoger dan andere scholen in de regio (zie tabel 14 op de vorige pagina). In tabel 15 is te zien dat het aantal vsv’ers gestegen is van 256 naar 278 en dat dit voornamelijk veroorzaakt wordt door de stijging van het aantal vsv’ers van mbo 3 en 4 opleidingen. Een klein deel van de stijging komt voort uit de toename van de uitval van mbo 1-opleidingen. Ondanks de lichte afname van het absolute aantal, heeft ROC Leiden een opvallend hoog percentage uitval van mbo 2-opleidingen. Ook valt een relatief hoog percentage uit van mbo 3- en 4-opleidingen. Tabel 15 Uitval ROC Leiden per onderwijsniveau Mbo 1 Deelnemers 2012-2013 2013-2014
85 115
Mbo 2 Vsv’ers 21 29
% 24,7% 25,2%
Deelnemers 982 936
Mbo 3/4
Vsv’er
Deelnemers 2267 2355
%
142 137
14,5% 14,6%
Totaal
Vsv’ers 93 112
Deelnemers 3334 3406
% 4,1% 4,8%
%
Vsv’ers 256 278
7,7% 8,2%
Om te achterhalen waar de toename van de uitval vandaan komt is in figuur 16 het aantal vsv’ers van ROC Leiden per domein weergegeven. Daarin is te zien dat de domeinen ‘Veiligheid en Sport’ (+19), ‘Media en Vormgeving’ (+14) en ‘Handel en Ondernemerschap’(+12) een sterke stijging kennen. Figuur 16 Aantal nieuwe vsv’ers ROC Leiden per domein 35
Domein 09 Handel en ondernemerschap
47 39 38
Domein 15 Zorg en welzijn 13
Domein 11 Veiligheid en sport
32 18
Domein 13 Horeca en bakkerij Domein 10 Economie en administratie
22 20
Domein 08 Transport, scheepvaart en logistiek Domein 07 Mobiliteit en voertuigen
22 22
3
Domein 05 Media en vormgeving
6
13
9
Domein 06 Informatie- en communicatietechnologie
16
9
Domein 03 Techniek en procesindustrie
19
8
Domein 18 Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent
7
Domein 02 Afbouw, hout en onderhoud
7 0
26
17 10
Domein 01 Bouw en infra Domein 14 Toerisme en recreatie
25 24
10 2012-2013
10 17 20 2013-2014
30
40
50
In figuur 17 op de volgende pagina is te zien wat de huidige dagbesteding is van jongeren die bij ROC Leiden zijn uitgevallen. Het grootste deel van hen is aan het werk.
7
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD Figuur 17 Dagbesteding / status op 1 maart 2015 van vsv’ers ROC Leiden
Werk
Aan het werk, inkomen > €300
85
Aan het werk, inkomen < €300
School
Ingeschreven zonder aanmelding voor bekostiging
Begeleiding /behandeli Uitkering/ ng Wajong
Aan het werk, inkomen onbekend
Uitkering
34 2 25
Schoolgaand
9
1 17
Wajong
10
In behandeling bij een derde partij
3 1
Begeleiding RBL op zoek naar nieuwe dagbesteding
5
Overig
Absoluut verzuimer 1 Verhuisd
10
SK niet haalbaar
10
23 plus Startkwalificatie behaald
1
8 2
Onbekend, maar wel vsv'er
54 0
10
20
Niet-leerplichtig op 1 maart 2015
30
40
50
60
70
80
90
Leerplichtig op 1 maart 2015
Bron: Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland, LBA 1 maart 2015
UITVAL OVERSTAP VMBO NAAR MBO In de RMC-regio Zuid-Holland Noord valt een kwart van de vsv’ers bij de overgang of vlak na de overgang van vmbo naar mbo uit. Zes procent van de vsv’ers in 2013-2014 heeft wel een vmbo-diploma behaald, maar is niet aangekomen op het mbo (dat is 29% van de uitvallers van het vo). Nog eens 18% van de vsv’ers is in het eerste jaar van het mbo na een vmbo-opleiding uitgevallen. Deze percentages zijn hetzelfde als in 2012-
2013. De overgang van het vmbo naar het mbo blijft een aandachtspunt van het RBL. Bij ROC ID College is 24% van de vsv’ers in het eerste jaar uitgevallen, bij ROC Mondriaan 23% en bij ROC Leiden 21%.
VSV PER GEMEENTE 2013-2014 De RMC-regio Zuid-Holland Noord bestaat uit 12 gemeenten en kent een uitvalspercentage van 1,9%, dat komt overeen met het landelijk gemiddelde. In tabel 18 staat per gemeente hoeveel jongeren in schooljaar 2013-2014 zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten. Alle gemeenten, met uitzondering van Leiden, blijven onder het landelijk gemiddelde. Gemeente Leiden heeft met 2,8% het hoogste percentage vsv. Het gemiddelde voor steden tussen de 100.000 en 250.000 inwoners, waar Leiden qua inwonertal toe behoort, is 2,3%. In de meeste gemeenten is het aantal nieuwe vsv’ers gedaald ten opzichte van voorgaand schooljaar. Met name Katwijk kent een sterke daling, van 125 naar 85 vsv’ers. In de gemeenten Kaag en Braassem, Leiden, Noordwijkerhout en Teylingen is het aantal vsv’ers toegenomen. In Leiderdorp, Voorschoten en Zoeterwoude is het aantal vsv’ers ongeveer gelijk gebleven. Informatie over de nieuwe vsv’ers in de gemeenten van RMC-regio
Zuid-Holland Noord, wordt weergegeven in factsheets per gemeente, die in april 2015 verschijnen. Tabel 18 Cijfers nieuwe vsv’ers per woongemeente 2012-2013 Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp
Aantal 31 27 125 179 40
2013-2014
% vsv 2,1% 1,2% 2,3% 2,5% 1,8%
Aantal 27 37 85 203 41
%vsv 1,7% 1,7% 1,6% 2,8% 1,8% 1,6%
Lisse
35
2%
29
Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
29 20 30 38 34 11
1,6% 1,5% 1,6% 1,2% 1,8% 1,5%
26 24 27 47 35 11
1,4%
Totaal
599
2%
592
1,9%
1,7% 1,5% 1,5% 1,8% 1,5%
8
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD
CONCLUSIE
ONTWIKKELING VSV’ERS
Het aantal nieuwe vsv’ers in 2013-2014 in de RMC-regio Zuid-Holland Noord is volgens de voorlopige cijfers van DUO 1% lager dan voorgaand schooljaar, namelijk 592 ten opzichte van 599. Er zijn 122 jongeren uitgevallen van het voortgezet onderwijs en 470 van het middelbaar beroepsonderwijs. UITVAL VO EN MBO
Het voortgezet onderwijs voldoet volgens de voorlopige cijfers in 2013-2014 aan de uitvalsnormen van het ministerie. Pas als de definitieve cijfers bekend worden gemaakt staat vast hoeveel normen er zijn gehaald. Ondanks de lichte daling van het totaal aantal vsv’ers, is het aantal vsv’ers van het vo wel toegenomen van 103 naar 122. Dit komt voornamelijk door een stijging van het aantal nieuwe vsv’ers van het Andreas College en het Teylingen College. Het Da Vinci College kent net als vorig schooljaar relatief veel nieuwe vsv’ers. Zes procent van de nieuwe vsv’ers heeft een vmbo-diploma maar komt niet aan op het mbo. Nog eens 18% van alle vsv’ers valt uit in het eerste jaar van de mbo-opleiding. In 2013-2014 zijn 470 nieuwe vsv’ers afkomstig van het middelbaar beroepsonderwijs. De maximale uitvalspercentages zijn aangescherpt voor het mbo in 2013-2014. Het mbo in Zuid-Holland Noord voldoet in 2013-2014 op zowel mbo 1, mbo 2 als mbo 3/4 niveau aan geen van de uitvalsnormen. Het aantal vsv’ers van mbo 2 en mbo 3/4-opleidingen is wel gedaald, maar niet voldoende om onder de maximale uitvalpercentages te blijven. Met name ROC Leiden kent relatief veel uitval. CONTACT MET RBL
Het RBL biedt jongeren die zonder startkwalificatie van school gaan, begeleiding aan bij het vinden van een opleiding of werk. Met 40% van de nieuwe vsv’ers heeft het RBL na de uitval contact gehad. Bij 19% van de vsv’ers was het niet nodig om contact op te nemen omdat zij bijvoorbeeld al weer ingeschreven stonden of verhuisd bleken te zijn. Het RBL heeft met 41% van de vsv’ers geen contact kunnen krijgen. HUIDIGE STATUS
Ongeveer een vijfde van de vsv’ers (21%) heeft op 1 maart 2015 geen andere status dan voortijdig schoolverlater. De meest voorkomende dagbesteding van de vsv’ers is werk (39%) of terug naar school (16%).
9
FACTSHEET VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN 2013-2014 RMC-REGIO 026 ZUID-HOLLAND NOORD
BIJLAGE: ONTWIKKELING VSV’ERS S CHOOLJAAR 14/15 Om de ontwikkeling van het aantal nieuwe vsv’ers in het huidige schooljaar 2014-2015 te volgen, zijn de uitvalspercentages op 1 februari 2015 per doelgroep weergegeven in tabel 1. Op 1 februari 2015 waren er 146 jongeren uitgeschreven tegenover 181 jongeren vorig schooljaar op dat moment. Uit de tussenstand op 1 februari 2015 blijkt dat de uitvalspercentages in mbo niveau 1 en mbo niveau 3/4 lager liggen dan op hetzelfde moment vorig schooljaar. In het mbo 2 is er op 1 februari 2015 één vsv’er meer dan voorgaand schooljaar. De verschillen in het voortgezet onderwijs zijn te klein om conclusies aan te verbinden. Tabel 1 Uitvalspercentages per onderwijsniveau RMC regio 26 1 februari 2014
Aantal 11 5 6 20 47 57
% 0,1% 0,1% 0,1% 11,6% 3% 1%
181
0,6%
146
0,5%
In tabel 2 is per school weergegeven hoeveel jongeren t/m januari in het lopende schooljaar 2014-2015 zijn uitgeschreven en wat de stand was op hetzelfde moment vorig schooljaar. Het aantal vsv´ers van het vo is hoger dan vorig jaar, het aantal vsv´ers van het mbo lager.
Mbo
Voortgezet onderwijs
Tabel 2 Aantal uitgeschrevenen tot 1 februari per school Tussenstand vsv 1 febr 2014
Uitkering / Wajong School
% 0,04% 0,05% 0,1% 14,1% 2,8% 1,7%
Werk
1 februari 2015
Aantal 5 2 6 27 46 95
Begeleiding / behandeling
Totaal
Figuur 3 Dagbesteding / status per 1 maart 2015 van vsv´ers 1 februari 2015
Aan het werk, inkomen > €300
11
Aan het werk, inkomen < €300
11
Ingeschreven zonder aanmelding voor bekostiging
17
Uitkering Wajong
1
6 3
Absoluut verzuimer: in onderzoek en begeleiding RBL
23
In administratief proces RBL
44
Begeleiding RBL
1
12
Vrijstelling 2 1 febr 2015
Andreas
2
4
Bonaventura
0
0
Da Vinci
1
7
Fioretti
1
0
Leonardo
1
0
Marecollege
0
0
Northgo
0
0
Rijnlands Oegstgeest
1
1
Rijnlands Sassenheim
0
0
St. Gym Athena
0
1
St. Gym Socrates
0
0
Teylingen college
0
3
Visser 't Hooft
2
2
Vlietland
0
1
Wellant vo
1
1
Overige vo-scholen
4
2
Totaal
13
22
ROC Leiden
69
66
ROC ID College
33
21
ROC Mondriaan
21
8
Scheepvaart en Transport College
4
1
Wellant mbo
4
5
LIS
0
0
Overige mbo-scholen
37
23
Totaal
168
124
Totaal
181
146
Overig
Onderbouw vo Vmbo bovenbouw Havo/vwo bovenbouw Mbo 1 Mbo 2 Mbo 3/4
Van de 146 deelnemers die in het lopende schooljaar zijn uitgeschreven, zijn er 18 ingeschreven zonder bekostiging (figuur 3). Er zijn 28 leerplichtigen, waarvan er 23 in onderzoek en begeleiding van het RBL zijn, er 2 een vrijstelling hebben, één in het administratieve proces zit en één verhuisd is naar buiten de regio. Er zijn twaalf uitvallers die RMC-begeleiding krijgen/gehad hebben. Op basis van SUWI-gegevens weet het RBL dat 22 jongeren inkomsten hebben uit werk en dat 9 jongeren een Wajong- of uitkering hebben. De overige jongeren zijn benaderd met het aanbod voor trajectbegeleiding.
Verhuisd 11 Onbekend, maar wel vsv'er
13 0
Niet-leerplichtig op 1 februari 2015
10
20
30
40
50
Leerplichtig op 1 februari 2015
10
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
OGGZ: Uitvoeringnotitie Beschermd Wonen
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. Aansluiting op de lokale Wmo is belangrijk om de zorg continuïteit voor cliënten te waarborgen. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Leiden: 21 april 1 april 2015
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
1. Kennis te nemen van: - de wijze waarop de centrumgemeente de uitvoering van Beschermd wonen heeft neergezet; - de uitwerking van de uitgangspunten van de OGGZ agenda voor de uitvoeringspraktijk Beschermd wonen; - het belang van goede ketensamenwerking voor de OGGZ doelgroep en zorgcontinuiteit te waarborgen als er geschakeld moet worden tussen de lokale wmo en de centrumgemeente. 2. Het college van Leiden te adviseren deze uitvoeringsagenda vast te stellen (zie vooral 4.3 en 4.5 in de bijgevoegde uitvoeringsagenda) in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2015 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
N.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. In 2014 lag de focus van gemeenten op een zorgvuldige overheveling van de taken uit de AWBZ naar de WMO met als belangrijkste opgave het behoud van de huidige plekken voor de mensen met een indicatie en een overgangsrecht van maximaal 5 jaar en het realiseren van de toegang voor nieuwe cliënten. Daartoe zijn pragmatische keuzes gemaakt die de uitvoering vanaf 2015 mogelijk maken. Het PHO wordt advies gevraagd over de wijze waarop de uitvoering is vormgegeven. Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
X N.v.t. Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel
2
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Relevante regelgeving: Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) Eerdere besluitvorming: OGGZ-agenda, Financiering Beschermd wonen
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 1 april 2015 9.30 – 12.00 uur Gemeentehuis Oegstgeest
Onderwerp: OGGZ: Uitvoeringsnotitie Beschermd Wonen
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van: - de wijze waarop de centrumgemeente de uitvoering van Beschermd wonen heeft neergezet; - de uitwerking van de uitgangspunten van de OGGZ agenda voor de uitvoeringspraktijk Beschermd wonen; - het belang van goede ketensamenwerking voor de OGGZ doelgroep en zorgcontinuïteit te waarborgen als er geschakeld moet worden tussen de lokale WMO en de centrumgemeente. 2. Het college van Leiden te adviseren deze uitvoeringsagenda vast te stellen (zie vooral 4.3 en 4.5 in de bijgevoegde uitvoeringsagenda) in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2015 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten. Inleiding: Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. In 2014 lag de focus van gemeenten op een zorgvuldige overheveling van de taken uit de AWBZ naar de WMO met als belangrijkste opgave het behoud van de huidige plekken voor de mensen met een indicatie en een overgangsrecht van maximaal 5 jaar en het realiseren van de toegang voor nieuwe cliënten. Daartoe zijn pragmatische keuzes gemaakt die de uitvoering vanaf 2015 mogelijk maken. In 2014 is een financieel besluit besproken, nu ligt de wijze waarop de uitvoering in 2015 is vormgegeven ter advisering voor bij het PHO. Beoogd effect: Optimale samenwerking binnen de regio in de keten voor de doelgroep OGGZ, waar beschermd wonen een onderdeel van is. Argumenten: Beschermd wonen is een intramurale voorziening In de AWBZ werden indicaties Beschermd wonen vaak administratief bij gewijzigde omstandigheden omgezet naar (bijvoorbeeld) ambulante begeleiding maar bleef de indicatie geldig. In de WMO gaat dit anders: als iemand een indicatie beschermd wonen wil maar niet in een intramurale voorziening gaat wonen, dan komt er geen indicatie Beschermd wonen. Zie vooral 4.3 van de uitvoeringsagenda voor een nadere uitwerking.
4
Lokaal waar het kan, centraal waar het moet Beschermd wonen is een centrale voorziening voor deze regio, waar de centrumgemeente verantwoordelijk voor is. Uitgangspunt is het huidige volume voor Beschermd wonen (oftewel het aantal bedden). Voorkomen moet worden dat dit volume groter wordt door het ontbreken van een heldere afspraak rond instroom en uitstroom. De overbruggingszorg (wachttijd tot instroom) voor beschermd wonen hoort bij de centrumgemeente, de uitstroom uit beschermd wonen (maatwerkvoorziening begeleiding die eventueel nodig is bij zelfstandige huisvesting) hoort bij de lokale WMO. De centrumgemeente en lokale WMO stemmen af om zorgcontinuiteit te waarborgen. Zie 4.5 van de uitvoeringsagenda voor een nadere uitwerking. Kanttekeningen/risico’s: Deze uitvoeringsagenda werkt nader uit waar de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente begint én eindigt. Het is erg belangrijk dat gemeenten de lijn die is ingezet in de OGGZ agenda blijven volgen. Financiën: Nvt Communicatie: Afstemming met de zorgaanbieders vindt al plaats via de overlegtafel bij het Bestuurlijk contracteren in de Leidse regio. Afstemming met de WMO loketten in de regio gebeurt momenteel, waarbij de centrumgemeente op bezoek gaat bij de verschillende gemeenten om aan de hand van casuïstiek de verantwoordelijkheden af te stemmen Evaluatie: Na de zomer komt een eerste evaluatie (zie hoofdstuk monitoring), mocht er een financieel probleem zijn met betrekking tot Beschermd wonen dan wordt dit met de regio gedeeld (afspraak die is gemaakt bij besluit Financiën Beschermd wonen). Bijlagen: Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen Holland Rijnland 2015
5
Beschermd Wonen Uitvoeringsagenda regio Hollands Midden 2015
Concept
23 maart 2015
CONCEPT
Inhoud 1. Aanleiding en doel ........................................................................................................................... 3 Doel van de uitvoeringsagenda ........................................................................................................ 3 Langere termijn: kaders voor transformatie ..................................................................................... 3 2. Leeswijzer ........................................................................................................................................ 3 3. Kader voor de uitvoering van Beschermd Wonen ........................................................................... 4 3.1.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) .......................................................................... 4
Verordening en beleidsregels Maatschappelijk Ondersteuning ....................................................... 4 3.2.
Centrumgemeente Leiden ....................................................................................................... 4
Solidariteitsbeginsel ......................................................................................................................... 4 Budget en verdeelmodel .................................................................................................................. 4 4. Beschermd Wonen in de praktijk ..................................................................................................... 6 4.1.
Afbakening en toegang ............................................................................................................ 6
Centrale toegang Holland Rijnland .................................................................................................. 6 Aanvraagprocedure .......................................................................................................................... 6 4.2.
Beschermd wonen als onderdeel van een keten .................................................................... 6
4.3.
Maatwerkvoorziening ............................................................................................................... 8
Voorziening in natura ....................................................................................................................... 8 Pgb ................................................................................................................................................... 9 4.4.
Overbruggingszorg ................................................................................................................ 10
4.5.
Overgangscliënten ................................................................................................................. 10
Sectorvreemden ............................................................................................................................. 11 Extramuraal verzilverde zorg ......................................................................................................... 11 Uitstroom van cliënten met een lopende indicatie GGZ C ............................................................. 12 Overgangscliënten met een pgb .................................................................................................... 12 5. Monitoring en verantwoording ........................................................................................................ 14 Evaluatie ......................................................................................................................................... 14 6
Toekomst Beschermd wonen ......................................................................................................... 15
2
CONCEPT
1. Aanleiding en doel Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. In 2014 lag de focus van gemeenten op een zorgvuldige overheveling van de taken uit de AWBZ naar de Wmo met als belangrijkste opgave het behoud van de huidige plekken voor de mensen met een indicatie en een overgangsrecht van maximaal 5 jaar en het realiseren van de toegang voor nieuwe cliënten. Daartoe hebben we pragmatische keuzes gemaakt die de uitvoering vanaf 2015 mogelijk maken: een zorgvuldige overheveling van de bestaande cliënten Beschermd wonen; een centrale toegang in samenwerking met de zorgaanbieders; een aparte resultaatsovereenkomst beschermd wonen binnen het bestuurlijk contracteren; een afspraak met de regiogemeenten over de financiën beschermd wonen (raadsvoorstel).
Doel van de uitvoeringsagenda Het is wenselijk e.e.a. nu vast te leggen in een uitvoeringsagenda, waarin we keuzes en werkafspraken, die te maken hebben met dit onderdeel van de Wmo, samen brengen. Vertrekpunt is hierbij is het wettelijk kader en het bestaande regionale en lokaal kader en de keuzes die daarbinnen tot nu toe zijn gemaakt. Doel van deze uitvoeringsnotitie: nadere taakafbakening centrumgemeente- overige gemeenten: wie doet wat?; helderheid voor de uitvoeringspraktijk. 2015 zien we als een dynamisch jaar waarin nieuwe inzichten kunnen leiden tot aanpassingen in de uitvoering. Dit document is daarom niet statisch.
Langere termijn: kaders voor transformatie De transformatie van Beschermd wonen kan moeilijk los gezien worden van de kaders voor de OGGZ doelgroep, Regionaal Kompas en andere taken die nu nog onder de centrumgemeente vallen. Het voornemen is om de kaders voor Beschermd Wonen op te nemen in de eerstvolgende brede kaderstellende notitie OGGZ. De planning is om die in 2016 vast te stellen.
2. Leeswijzer De notitie beschrijft in hoofdstuk drie de bestaande kaders voor Beschermd wonen. In hoofdstuk vier bespreken we aan de hand van een aantal thema’s uitgangspunten voor de uitvoering. Hoofdstuk vijf beschrijft hoe de monitoring en evaluatie van Beschermd Wonen is geregeld. En in hoofdstuk 6 gaan we kort in op de toekomst van Beschermd Wonen.
3
CONCEPT
3. Kader voor de uitvoering van Beschermd Wonen 3.1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Beschermd wonen is volgens de wet: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”; Achterliggende gedachte van de wetgever bij het overdragen van deze AWBZ taak naar de Wmo is dat de mensen met een indicatie Beschermd wonen het beste herstellen midden in de samenleving. Uitgangspunt is dat mensen met een indicatie Beschermd wonen op termijn zelfstandig kunnen wonen. Tegelijkertijd zijn ook de hoogste zorgzwaartepakketten overgeheveld. Een flink deel van deze mensen zijn in de praktijk permanent aangewezen op intramurale verblijfsplekken.
Verordening en beleidsregels Maatschappelijk Ondersteuning Op grond van de Wmo zijn (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen. In de Verordening en Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning (MO), van de gemeente Leiden zijn nadere regels gesteld voor de uitvoering van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen. De centrumgemeente is door de gemeenten van Holland Rijnland gemandateerd om de cliënten die wonen buiten de centrumgemeente de maatwerkvoorziening beschermd wonen te bieden.
3.2.Centrumgemeente Leiden Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. Dat betekent dat de gemeente Leiden de middelen krijgt voor de regio Holland Rijnland. De mensen om wie het gaat kunnen in de hele regio wonen.
Solidariteitsbeginsel In het PHO Sociale agenda van 31 oktober 2014 is afgesproken dat alle gemeenten van de regio de financiële voor- of nadelen gezamenlijk dragen. Als er een financieel nadeel is, springt elke gemeente bij vanuit de eigen begroting, volgens het Integratie-uitkering sociaal domein Wmo - objectief verdeelmodel. Bij een financieel voordeel kiest de regio voor het apart houden van het budget voor de doelgroep ten behoeve van innovatieve projecten en/of om de overheveling naar de lokale Wmo vanaf 2018 goed te borgen. Het uitgeven van deze middelen moet in goed overleg met de regio gebeuren.1 Uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven en halfjaarlijkse rapporteert naar de regiogemeenten (zie H 5.1 Monitoring).
Budget en verdeelmodel De budgetten voor Beschermd wonen zijn over het land verdeeld op basis van historische gegevens. De middelen voor Beschermd wonen maken deel uit van de integratie-uitkering sociaal domein, onderdeel Wmo, nieuwe taken centrum gemeente. 1 Er is sprake van dat de centrumfunctie vervalt in 2017, vanaf dan zal het geld naar alle gemeenten gaan en moet de taak voor beschermd wonen lokaal worden opgepakt.
4
CONCEPT
Het voor 2015 en verder genormeerde bedrag voor het beschermd wonen wordt geheel ingezet voor het vormgeven van het beschermd wonen. Het bedrag is reeds op deze wijze meerjarig in de begroting 2015 verwerkt. Landelijk is afgesproken om het macrobudget opnieuw te berekenen aan de hand van een nieuwe uitvraag aan alle zorgaanbieders die Beschermd wonen bieden. De centrumgemeenten leveren daarbij de input om te zorgen dat alle aanbieders worden benaderd en de juiste uitvraag wordt gedaan. Als blijkt dat het macrobudget verkeerd is berekend in 2014, dan wordt het budget per centrumgemeente waar nodig aangepast. De gemeente Leiden heeft een uitgebreidere doorrekening van de te verwachten kosten voor Beschermd wonen gemaakt. Het huidige beeld is dat we binnen de door het Rijk gestelde budget de taak Beschermd wonen uitvoeren . Er is echter veel onzekerheid bij deze doorrekening van het beleid. Om dit risico af te dekken is er afgesproken om in de Regio gezamenlijk dit risico te dragen.
5
CONCEPT
4. Beschermd Wonen in de praktijk Aan de hand van een aantal thema’s formuleren we hieronder uitgangspunten voor de uitvoering.
4.1.Afbakening en toegang Mensen met GGZ problematiek kunnen vanaf 2015 te maken hebben met verschillende wet- en regelgeving waar het gaat om de zorg die ze nodig hebben. Zorgverzekeringswet (Zwv): alle zorg die gericht is op behandeling van de psychiatrische aandoening, inclusief opnames gericht op behandeling; Wet langdurige zorg (Wlz): als mensen drie jaar binnen de Zvw GGZ zorg krijgen, dan worden ze overgeheveld naar de Wlz. Hier horen ook langdurige of permanente opnames bij die gericht zijn op behandeling; Wmo: ambulante begeleiding en Beschermd wonen Een goede afbakening tussen de Wlz, Zvw en Wmo is van groot belang om te voorkomen dat afwenteling plaatsvindt of dat mensen tussen wal en schip vallen. Landelijk is voor het bepalen van de toegang hiervoor een screeninginstrument ontwikkeld. Naast dit instrument, dat bij het vaststellen van deze notitie nog in de testfase is, zijn nadere werkafspraken over de processen en criteria voor toegang noodzakelijk. Landelijk wordt er overigens nog gewerkt aan (onder andere) nadere afbakening van de doelgroep voor de Wlz en beschermd wonen.
Centrale toegang Holland Rijnland De gemeente Leiden heeft met regiogemeenten en zorgaanbieders een procedure voor een centrale toegang ontwikkeld. Daarbij wordt met cliënt, eventueel betrokken zorgaanbieder en de consulent van de gemeente gekeken naar de passende zorg en de passende plek. Er is gekozen voor een centrale toegang omdat de beoordeling of deze maatwerkvoorziening passend is, vraagt om specialistische kennis en nauwe samenwerking met de aanbieders Beschermd wonen in verband met de plaatsing.
Aanvraagprocedure De werkafspraken voor de aanvraagprocedure zijn vastgelegd in het document ‘Toegang beschermd wonen Holland Rijnland’ (zie bijlage). Met deze procedure wordt sinds februari 2015 gewerkt. Hierin is beschreven: algemene routing bij aanvragen; procedure bij nieuwe indicaties; procedure bij herindicaties; benodigde gegevens. Aangezien de praktijk nieuw is en we op basis van casuïstiek ervaring op moeten doen, kan dit document in de loop van het jaar in overleg met zorgaanbieders en gemeenten worden aangepast. De meest actuele versie staat altijd op de webpagina voor het bestuurlijk contracteren (www.servicepunt71.nl/inkoop-en-aanbesteden/bestuurlijk-contracteren-wmo-2015).
4.2.Beschermd wonen als onderdeel van een keten Cliënten Beschermd wonen hebben vaak al een langer traject van zorg gehad. Er zijn cliënten die vanuit een behandelsetting (Wlz) gestabiliseerd zijn, maar wel dermate veel structuur nodig hebben dat ze beschermd moeten wonen. Ook is er instroom vanuit de maatschappelijke opvang, waarbij vaak sprake is van multiproblematiek (naast dakloosheid bijvoorbeeld schulden, verslaving, 6
CONCEPT
verstandelijke beperkingen, ontbreken van sociaal netwerk). Daarnaast is er instroom vanuit Jeugd, de Wmo (begeleiding) en Justitie. Beschermd wonen maakt dus deel uit van meerdere ketens. In dat kader hanteren we in de uitvoeringspraktijk de volgende uitgangspunten: warme overdracht bij overgangen naar andere wetgeving of lokale Wmo; aanmelding waar mogelijk door cliënt én zorgaanbieder/specialist; client, begeleider en gemeente bepalen gedrieën wat er nodig is; lokaal waar het kan, centraal waar het moet; regiobinding: beschermd wonen in de gemeente waar de cliënt het meeste binding mee heeft. Warme overdracht bij overgangen naar andere wetgeving of lokale Wmo Gemeenten organiseren een doorgaande lijn van zorg waar dat nodig is, met waar nodig overdracht vanuit diverse regelgevingen zonder dat de klant daar last van heeft. Aanmelding waar mogelijk door cliënt én zorgaanbieder/specialist. In de meeste gevallen melden zorginstellingen samen met de cliënt aan. Er is dan een traject van behandeling, diagnosestelling en begeleiding aan vooraf gegaan. De expertise van de specialist wordt actief betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Daarnaast is er waar mogelijk een gesprek met cliënt, begeleider en gemeente om gezamenlijk te bepalen welke zorg passend is voor de cliënt. Client, begeleider en gemeente bepalen gedrieën wat er nodig is. Daarbij kijken we, net zoals bij andere Wmo voorzieningen, naar eigen kracht, de mogelijkheden van het sociale netwerk, de ondersteuning uit algemene voorzieningen en eventuele aanvullende maatwerkvoorzieningen. Beschermd wonen is daarbij een maatwerkvoorziening, verstrekt vanuit de centrumgemeente. Lokaal waar het kan, centraal waar het moet. Waar mogelijk blijft een cliënt zelfstandig wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor die mensen die het zelfstandig niet redden. Daar waar het kan, streven we naar uitstroom naar zo zelfstandig mogelijk wonen. Dit altijd gebaseerd op de wens van de cliënt en waar mogelijk met advies van de specialist. Zodra er uitstroom gerealiseerd kan worden, voorziet de lokale wmo in de nodige begeleiding. Instroom en uitstroom vindt via alle regiogemeenten plaats. Aansluiting op de lokale Wmo is daarom van belang, zeker gezien het feit dat een deel van de indicaties extramuraal verzilverd worden. Overbruggingszorg in afwachting van een plaats binnen beschermd wonen is de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente. Vanaf het moment van uitstroom neemt de lokale Wmo de zorg en de financiering ervan over. Regiobinding Landelijk wordt momenteel het convenant voor landelijke toegankelijkheid voor Maatschappelijke opvang herzien. Uitgangspunt bij de maatschappelijke opvang is dat er bij nood altijd opvang wordt geboden maar dat de opvang voor de langere termijn gebeurt door de gemeente waar de cliënt het meeste binding mee heeft. Hiermee wordt voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen én geregeld dat mensen herstellen in de gemeente waar het herstel ook het meeste kans maakt. Centrumgemeenten bekijken bij aanmelding dus of er sprake is van regiobinding, voordat ze mensen voor langere tijd toelaten in de maatschappelijke opvang. Deze lijn kan worden doorgetrokken voor beschermd wonen, maar hier is het het principe van regiobinding gevoeliger. Mensen hebben in principe het recht om zelf te bepalen waar ze willlen wonen. Toch kunnen er redenen zijn om bij een aanmelding van een cliënt buiten de regio een 7
CONCEPT
afweging te maken met betrekking tot regiobinding. Een belangrijk argument is ook hier de kans op herstel en de sociale omgeving waarin herstel kansrijk is. De nieuwe financieringssystematiek (waarbij het landelijke macrobudget over centrumgemeenten is verdeeld op basis van historische aantallen cliënten) maakt dat alle centrumgemeenten voorzichtig zijn met onbeperkte instroom in beschermd wonen en daarom vormen van regiobinding invoeren. Om die reden wordt daarom landelijk een apart convenant ontwikkeld voor de landelijke toegankelijkheid voor beschermd wonen. De keuzevrijheid van de cliënten staat daarbij centraal, Tot die tijd maakt de centrumgemeente, in aansluiting op andere regio’s, een zorgvuldige afweging bij elke nieuwe aanvraag die vanaf een andere regio komt. Bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor Beschermd wonen kijken we, naast de huidige woon- of verblijfsplaats, vooral naar elementen zoals een bestaand sociaal netwerk, aantoonbare bekendheid bij de hulpverlening inclusief maatschappelijke opvang, economische binding (bijvoorbeeld werk of het volgen van een studie).
4.3.Maatwerkvoorziening Beschermd wonen is een maatvoorziening binnen de Wmo. Het is een intramurale voorziening. Nieuwe cliënten die zelfstandig willen (blijven) wonen komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen. In de ‘Verordening MO’ van de gemeente Leiden’ (artikel 8) is geregeld “op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt”. Ten aanzien van de maatwerkvoorziening beschermd wonen zijn nadere regels gesteld in de ‘beleidsregels MO’. In artikel 17 van deze beleidsregels staat over Beschermd Wonen: “Er moet sprake zijn van een diagnose en/of een advies van een specialist op gebied van GGZ of Maatschappelijke opvang. Als diagnose niet mogelijk is moet aantoonbaar onvermogen zijn om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning. De maatwerkvoorziening beschermd wonen kent de volgende zes categorieën: beschermd wonen met begeleiding (ZZP 1); gestructureerd beschermd wonen met uitgebreide begeleiding (ZZP 2); beschermd wonen met intensieve begeleiding (ZZP 3); gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding en verzorging (ZZP 4); beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (ZZP 5); beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging (ZZP 6)”. Een persoon die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze voor een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.
Voorziening in natura Voor de ‘zorg in natura’ van Beschermd Wonen heeft de gemeente Leiden een resultaatsovereenkomst getekend met de diverse zorgaanbieders Beschermd wonen. Hierin zijn de tussen de Centrumgemeente Leiden en de verschillende aanbieders, de afspraken en voorwaarden voor het leveren van de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen nader uitgewerkt en vastgelegd. Dit document is te vinden op www.servicepunt71.nl/inkoop-en-aanbesteden/bestuurlijk-contracteren-wmo2015). De zorgaanbieders die in de AWBZ in deze regio beschermd wonen boden, hielden allen per 1/1/2015 hun bestaande cliënten. Bij beschermd wonen is het behouden van de zorgaanbieder voor
8
CONCEPT
de cliënt van groot belang omdat de zorgaanbieder voorziet in de huisvesting van de cliënt. Er zijn ook nieuwe zorgaanbieders.
Pgb De Wmo (en de Jeugdwet) geeft gemeenten de verplichting en de mogelijkheid tot het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Met het persoonsgebonden budget kan ondersteuning op maat geleverd worden en kan innovatie in het ondersteuningsaanbod worden gestimuleerd. Voor de Wmo geldt dat de aanvrager kan aangeven dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste (en vrijwillige) keuze van de aanvrager te zijn. Gemeenten zorgen ervoor dat de aanvrager (en bij minderjarige ook de ouders) wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze. Artikel 2.3.6. lid 2 van de Wmo stelt het krijgen van een pgb afhankelijk van drie voorwaarden: “Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien: a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen; c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.” In de Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning (artikel 20 t/m 26) is het beleid t.a.v. verstrekken van PGB’s uitgewerkt. Hieronder een samenvatting. Omvang pgb Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel toereikend en vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura. In artikel 22 van de beleidsregels MO (en het financieel besluit) zijn de regels voor de omvang (hoogte) van het pgb nader uitgewerkt. Kwaliteit van het pgb De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij zo nodig bijsturen. Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met een persoonsgebonden budget gelden dezelfde kwaliteitscriteria als voor maatwerkvoorzieningen in natura. Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De aanvrager dient inzichtelijk te maken: waar hij zijn ondersteuning zal inkopen; op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid; hoe de veiligheid en doeltreffendheid van ondersteuning is gewaarborgd. Pgb voor niet-professionele zorgverleners Het persoonsgebonden budget kan worden ingezet om niet-professionele zorgverleners mee te betalen. Dit kan bijvoorbeeld iemand uit het sociale netwerk van de aanvrager zijn. Er dient altijd 9
CONCEPT
rekening gehouden te worden met mogelijke gebruikelijke hulp. Het betalen van ondersteuning of hulp die gewoonlijk geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt komt niet voor vergoeding in aanmerking. Er zijn situaties die hierop een uitzondering kunnen zijn. Aan de hand van de volgende criteria wordt bepaald of dit het geval is: a. Er moet sprake zijn van zorg die de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt. b. De inzet van het sociaal netwerk is (aantoonbaar beter en flexibeler) dan professionele ondersteuning. c. De ondersteuning moet passend, adequaat en veilig zijn. d. Het netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties. e. Geen persoonsgebonden budget bij dreigende overbelasting. Beschermd wonen en pgb. Bij Beschermd Wonen kan ook sprake zijn van een pgb. In de praktijk is gaat het dan vaak om kleinschalige woonvoorzieningen. Een voorbeeld is een organisatie die woonvoorzieningen via een PGB biedt aan studenten met GGZ problematiek. Er zijn vanuit het overgangsrecht ook Beschermd wonen cliënten met een pgb die zelfstandig wonen (zie verder bij 4.5). Bij nieuwe cliënten beschermd wonen is daar geen sprake meer van, omdat binnen het kader van de Wmo een indicatie Beschermd Wonen alleen mogelijk is bij intramuraal verblijf. Cliënten met een indicatie beschermd wonen hebben dezelfde rechten ten aanzien van een pgb als andere Wmo-cliënten. Een zorgvuldige afweging hierbij in de uitvoeringspraktijk is, gezien de kwetsbaarheid van deze doelgroep, wel van groot belang. Maar dit is in feite niet anders dan bij andere (kwetsbare) Wmo-cliënten. De kwaliteit en veiligheid moet wel gewaarborgd zijn!
4.4.Overbruggingszorg Analoog aan de werkwijze bij Beschermd Wonen in de AWBZ ontvangen de mensen die op een wachtlijst staan extramurale begeleiding, die valt onder beschermd wonen: overbruggingszorg (artikel 17 Beleidsregels MO). Conform de Resultaatovereenkomst voor Beschermd Wonen is overbruggingszorg: “ zorg die ter overbrugging extramuraal wordt geleverd in afwachting van de beschikbaarheid van een passende plek Beschermd wonen in een accommodatie van een instelling.” “Wanneer Intramuraal verblijf niet direct beschikbaar is, dan is de centrumgemeente verantwoordelijk voor het bieden van een passend alternatief voor overbruggingszorg in afwachting van de beschikbaarheid van een passende plek Beschermd wonen in een accommodatie van een instelling.” Overbruggingszorg kan ook via een PGB worden ingezet. Wanneer overbruggingszorg via een PGB wordt ingezet gelden de volgende uitgangspunten: 1. een pgb als overbruggingszorg voor thuiswonenden wordt aangepast op de situatie thuis; 2. de hoogte van een pgb ter overbrugging wordt bepaald op basis van de daadwerkelijk te maken kosten om de begeleiding goed te organiseren.
4.5.Overgangscliënten De aanspraak op voorzieningen in het kader van de overgaande AWBZ taken vervalt per 1 januari 2015. In de wet is een overgangsregeling getroffen voor mensen die op het moment van inwerkingtreding AWBZ-zorg ontvangen. Mensen met een AWBZ-indicatie (en mensen die in dat kader een PGB ontvangen) behouden deze indicatie tot uiterlijk 1 januari 2016. In de
10
CONCEPT
overgangsperiode moet de gemeente in overleg met de cliënt een nieuw ondersteunings-arrangement vaststellen. Voor mensen met een AWBZ aanspraak op beschermd wonen geldt een overgangstermijn van vijf jaar, omdat het om kwetsbare mensen gaat die vaak al jaren in een instelling beschermd wonen verblijven.
Sectorvreemden Een aanzienlijk deel van de cliënten Beschermd wonen (naar schatting 20%) verblijft niet in een GGZ instelling maar in de sector voor Verzorging en Verpleging (VV) of de sector Verstandelijk Gehandicapten (VG). Deze cliënten zijn daar vanwege een mix van problematiek goed op hun plek. In de transitieperiode is het uitgangspunt geweest: alle cliënten blijven waar mogelijk op hun verblijfsplek. Mensen behouden hun plek met financiering vanuit de Wmo, maar bij herindicaties wordt onderzocht of een verblijf binnen de Wlz meer passend is. Daar waar verblijf binnen de Wlz niet gewenst is of niet blijkt te passen, blijft de centrumgemeente de benodigde zorg leveren.2
Extramuraal verzilverde zorg Nog eens 20% van de cliënten Beschermd wonen hebben een indicatie GGZ C (en vallen dus binnen het overgangsrecht voor Beschermd Wonen) maar verzilveren hun zorg extramuraal. De indicaties zijn over het algemeen voor lange periodes afgegeven, wat maakt dat ze formeel onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente kunnen blijven vallen tot en met 2019. Deze cliënten wonen zelfstandig met begeleiding. Deze begeleiding varieert enorm: sommige mensen hebben dagelijks enkele uren zorg en dagbesteding, anderen hebben wekelijks eenmalig begeleiding. Een nog onbekend deel van deze cliënten wacht op een plek in een instelling (overbruggingscliënten). De rest woont zelfstandig of thuis met begeleiding en is tevreden met die situatie (overgangscliënten). In de periode maart/april 2015 wordt via de facturen van de zorgaanbieders én de in te zamelen gegevens rond wachtlijsten per organisatie, duidelijk welke cliënten met extramuraal verzilverde zorg in de praktijk kunnen volstaan met een maatwerkvoorziening begeleiding. Het gaat om 94 cliënten, zie onderstaande tabel.3 Tabel 1 Afloop indicatie van cliënten die extramurale zorg krijgen per gemeente
Alphen Katwijk Leiden Lisse Nieuwkoop Teijlingen Hillegom Kaag en Braassem Leiderdorp Noordwijk Noordwijkerhout Voorschoten
2015 6 4 9 1 1 2
23
2016 3 1 4
2017 1 3
1
9
4
2019 12 1 31 2 1 3 1 1
totaal 22 6 48 3 3 5 1 1
2 1 2 1 58
2 1 2 1 94
Vektis bestanden november 2014
3 Dit zijn gegevens uit november 2014. Bij het schrijven van deze notitie werd de laatste gegevensoverdracht van 6 maart 2015 verwerkt. Zodra het mogelijk is wordt deze notitie met de actuele gegevens aangepast.
11
CONCEPT
De verdeling van de financiële middelen door het Rijk is gebaseerd is op het principe: ‘indicatie is leidend’ en dus zijn deze cliënten meegerekend bij het budget Beschermd Wonen. Deze kosten overhevelen naar de lokale Wmo zou dus (onterecht) meer drukken op de budgetten van de lokale Wmo. Tegelijkertijd kan het wel in het belang van de cliënt zijn om lokaal begeleid te worden vanuit het lokale Wmo-loket. Als cliënten zelfstandig wonen en dat ook willen, dan is begeleiding op maat, ingebed in de lokale zorgstructuur, de beste manier om de cliënt maximaal te laten participeren in de samenleving. Indicatie is leidend bij het financieren van de zorg Bij de overheveling van de middelen was de indicatie leidend. Dat principe willen we volgen. Dat betekent in de praktijk: alle cliënten die zelfstandig wonen en extramurale zorg ontvangen op basis van een indicatie GGZ C, worden gefinancierd vanuit de centrumgemeente zo lang hun indicatie binnen het overgangsrecht loopt. Inhoudelijk: Lokaal waar het kan, centraal waar het moet. De cliënten die zelfstandig wonen maar gefinancierd worden vanuit de centrumgemeente, hebben in de meeste gevallen wél baat bij een aanspreekpunt in hun eigen gemeente en de inbedding van hun begeleiding in de lokale Wmo. Daarom willen we voorstellen om de contactmomenten tussen gemeente en cliënt over te dragen aan de lokale Wmo loketten. Hoe dit in de praktijk vorm krijgt, werken we met de regiogemeenten onderling uit.
Uitstroom van cliënten met een lopende indicatie GGZ C Daar waar cliënten vanuit een intramurale voorziening uitstromen naar zelfstandig wonen, neemt de lokale Wmo de begeleiding over. Er wordt dan met een warme overdracht tijdig begeleiding aangevraagd bij de gemeente waar de cliënt gaat wonen, zodat een doorlopende lijn in de zorg gegarandeerd is. Vanaf het moment van uitstroom neemt de lokale Wmo de zorg en de financiering ervan over. Dit geldt ook voor cliënten met een doorlopende GGZ C-indicatie. Deze indicatie voor Beschermd Wonen blijft, op basis van het overgangsrecht, geldig als de cliënt niet akkoord gaat met het omzetten van een indicatie GGZ C naar ambulante begeleiding..
Overgangscliënten met een pgb Bovenstaande uitgangspunten gelden ook voor cliënten die hun extramuraal verzilverde zorg financieren met een pgb. Het overgangsrecht voor de indicatie Beschermd wonen is 5 jaar, overgangsrecht voor financiering van de zorg via een PGB heeft het rijk gezet op 1 jaar. Deze overgangscliënten met een pgb kunnen zelfstandig wonen of verblijven bijvoorbeeld in kleinschalige woonvoorzieningen. In deze regio gaat het om 86 cliënten, zie onderstaande tabel.
12
CONCEPT
Tabel 2 Afloop indicatie beschermd wonen die pgb krijgen per gemeente
Alphen
2015
2016
2017
3
3
1
2019
overig
totaal
1
4
12
1
2
1
Katwijk Leiden
2018
17
Lisse Nieuwkoop
4
Teijlingen
2
Hillegom
1
Kaag en Braassem Leiderdorp
1
Noordwijk
1
Noordwijkerhout
1
10
4
31
1
1
2 4
1
1
1
1
1
4
3
Zoeterwoude 37
5 1
2
3
7
3
7
1
4 1
Voorschoten Oegstgeest
1
2 1
1
20
10
1
1
2
7 2
2
2
15
86
In 2015 spreekt de centrumgemeente deze cliënten, waar mogelijk samen met een lokale WMOmedewerker/medewerker Sociale Wijkteam.
13
CONCEPT
5. Monitoring en verantwoording In de resultaatovereenkomst Beschermd wonen is vastgelegd dat de zorgaanbieders tweemaal per jaar rapporteren. Mede op basis hiervan rapporteert de centrumgemeente halfjaarlijkse naar de regiogemeenten. Deze rapportage bevat in ieder geval: totaal aantal bewoners dat gebruik maakt van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, nader uitgewerkt per gemeente per product ( ZZP, overbruggingszorg, overgangsrecht extramurale zorg); totaal nieuwe aanmeldingen, toekenningen, afwijzingen; totaal uitstroom/beëindiging maatwerkvoorziening beschermd wonen, uitgesplitst naar zelfstandig wonen, verhuizen naar andere regio, overig; financieel overzicht; bijstuurvoorstellen / afstemmen.
Evaluatie In de resultaatsovereenkomst zijn de volgende punten opgenomen om de geleverde zorg te evalueren. percentage van het aantal bewoners dat na einde van de looptijd genoemd in het Besluit en de Individuele opdrachtverstrekking het genoemde resultaat heeft behaald. Onder te verdelen in: verbetering in de ondersteuningsbehoefte; stabilisatie van de ondersteuningsbehoefte; achteruitgang van de ondersteuningsbehoefte; percentage van het aantal bevraagden dat de ontvangen maatwerkvoorziening Beschermd Wonen als voldoende zijnde een 6.0 ervaart Onder te verdelen in nut, effect en noodzaak; een rapportage van ontvangen klachten over geboden maatwerkvoorziening Beschermd Wonen naar aard en oorzaak, inclusief een overzicht van afwikkeling en op basis van klachten getroffen maatregelen. Voor het eerst 1 juli 2015. Onder “klacht” wordt verstaan een uiting van onvrede over een handeling, of het nalaten daarvan, dat gevolgen heeft voor een Inwoner, door Dienstverlener of door een persoon die voor Dienstverlener werkzaam is. Clientbetrokkenheid Er komt een samengestelde klankbordgroep van cliënten beschermd wonen: vanuit cliëntenraden van verschillende instellingen worden cliënten twee keer per jaar uitgenodigd voor een gesprek met de gemeenten over beleid, toegankelijkheid van gemeenten en communicatie. Kwaliteit van aanbieders van de intramurale voorzieningen. Er is een kwaliteitskeurmerk GGZ ontwikkeld. In de resultaatsovereenkomst is opgenomen dat er vastgehouden wordt aan de kwaliteitseisen van de branche. Als op basis van praktijkervaringen blijkt dat deze uitspraak om welke reden dan ook niet afdoende is, dan komt de centrumgemeente hier met een aparte notitie op terug.
14
CONCEPT
6
Toekomst Beschermd wonen
Zoals in de inleiding al gezegd is deze uitvoeringagenda een uitwerking van de wijze waarop de centrumgemeente de overheveling van deze taak heeft ingezet: een zachte landing voor de bestaande cliënten. en een heldere toegang voor de nieuwe cliënten. De transformatie van Beschermd wonen vraagt meer ervaring met deze nieuwe taak en om een bredere blik op de zorg die deze doelgroep verder helpt. De transformatie van Beschermd wonen kan moeilijk los gezien worden van de kaders voor de OGGZ doelgroep, Regionaal Kompas en andere taken die nu nog onder de centrumgemeente vallen. Landelijk wordt een ondersteuningsprogramma ontwikkeld die regio’s kunnen helpen om hun transformatie voor Beschermd wonen in relatie met de nieuwe Regionale kompassen vorm te geven. Voorbeelden van onderwerpen die daar in terug komen: nadere afbakening van de doelgroep: welke cliënten passen uiteindelijk beter in de Wlz en welke passen ook echt in de Wmo (met in het verlengde daarvan een mogelijke aanpassing van de Wlz en de financiering van Beschermd wonen in 2016); landelijke toegankelijkheid en regiobinding; woon-huurconstructies en/of scheiden van wonen en zorg; aansluiting 18- en 18+; aansluiting Wmo en forensische zorg; afspraken met zorgkantoren over aansluiting op Zvw en Wlz; de toekomst van de centrumgemeentefunctie. Centrumgemeente Leiden haakt aan op dit ondersteuningsprogramma en zet zich in om namens deze regio de VNG van zoveel mogelijk input te voorzien. Het ondersteuningsprogramma wordt ontwikkeld van maart tot september 2015, waarna de regio’s ermee aan het werk kunnen. In het tweede halfjaar van 2015 werkt de centrumgemeente samen met de regiogemeenten aan een brede kaderstellende notitie OGGZ. De planning is om die in 2016 vast te stellen.
15
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Afbouw verplichte winkelnering ROC’s miv 2016
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Miv 2015 is de contactgemeente van de arbeidsmarktregio verantwoordelijk voor de inkoop van volwasseneneducatie voor de regio. Holland Rijnland ondersteunt en biedt een platform om met alle gemeenten en meerjarig regionaal educatieprogramma op te stellen. Met de nieuwe wetswijziging is regionale voorbereiding en afstemming van het beleid voor VE nodig om inbedding in het sociaal domein te waarborgen. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
7 april 2015 1 april 2015
5.
Advies PHO
Beslispunten: 1. Het College van Leiden te adviseren om de verplichte winkelnering bij de roc’s als volgt af te bouwen: - 50% van het totaal educatiebudget in 2016; - 25% van het totaal educatiebudget in 2017; - 0 in 2018; 2. Kennis te nemen van de doorkijk naar de voorbereiding op het meerjarig regionaal educatieprogramma.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
N.v.t.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Met ingang van 2015 heeft een wetswijziging plaatsgevonden ten aanzien van Volwasseneneducatie. Het gevolg hiervan is dat de verplichte winkelnering van educatietrajecten bij de roc’s wordt afgebouwd. Dit maakt het mogelijk om taalen rekenscholing ook bij andere aanbieders dan de roc’s in te kopen. Voor de inzet bij de roc’s voor het jaar 2015 heeft het college van Leiden op 16 december 2014 een besluit genomen, namelijk 90% in de eerste zeven maanden en 75% in de laatste vijf maanden van 2015. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 moeten afspraken gemaakt worden met de roc’s. XNee Ja, door: Wanneer: XBinnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) Eerdere besluitvorming: Op 12 december 2014 besluit over inkoop bij roc’s voor 2015.
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 1 april 2015 9.30 – 12.00 uur Gemeentehuis Oegstgeest
Onderwerp: Afbouw verplichte winkelnering ROC’s miv 2016
Beslispunten: 1. Het College van Leiden te adviseren om de verplichte winkelnering bij de roc’s als volgt af te bouwen: - 50% van het totaal educatiebudget in 2016; - 25% van het totaal educatiebudget in 2017; - 0 in 2018; 2. Kennis te nemen van de doorkijk naar de voorbereiding op het meerjarig regionaal educatieprogramma. Inleiding: Afbouw verplichte winkelnering roc’s: Met ingang van 2015 is de inkoopverplichting van educatietrajecten (taal- en rekenen) bij de roc’s veranderd (zie bijlage 1). De wijziging in de wet educatie en beroepseducatie (WEB) heeft onder andere tot gevolg dat de verplichte inzet van de middelen bij roc’s in de periode tot 2018 wordt afgebouwd. De afbouw vindt als volgt plaats: Minimaal 75% inzet in 2015, minimaal 50% in 2016, minimaal 25% in 2017 en 0% in 2018. De overige middelen in die jaren kunnen vrij ingezet worden voor taal- en rekentrajecten bij ook andere taalaanbieders dan de roc’s. De contactgemeenten van de arbeidsmarktregio’s hebben wel de vrijheid om, naast de verplichte inzet, meer educatiemiddelen in te zetten bij de roc’s. In het PHO Sociale Agenda van 12 december 2014 is geadviseerd aan het college van Leiden om in 2015 de eerste 7 maanden 90% en de laatste vijf maanden 75% van de educatie middelen verplicht in te zetten bij de roc’s. Met de overige middelen worden in 2015 pilots in taal- en rekenscholing uitgevoerd. Het is belangrijk om nu al een besluit te nemen over de verplichte inzet bij roc’s, zodat zij in hun planning van educatietrajecten rekening kunnen houden met de doorloop van - in 2015 en 2016 gestarte - trajecten. Voorbereiding meerjarig regionaal educatieprogramma: In 2014 is een ambtelijke werkgroep van start gegaan met als opdracht een meerjarig regionaal educatieprogramma op te stellen. In het najaar van 2014 heeft de werkgroep een enquête uitgezet bij alle gemeenten en relevante maatschappelijke organisaties om inzicht te krijgen in: - de behoefte aan taal- en rekenscholing; - de koppeling van taal- en rekenscholing met het sociaal domein; - de prioritering in doelgroepen; - de verwachte resultaten en effecten van taal en rekenscholing; - de eisen waaraan de taal- en rekentrajecten moeten voldoen. Hiermee stelt de werkgroep uitgangspunten en kaders op voor een meerjarig regionaal educatieprogramma.
3
Daarnaast is de werkgroep belast met de ontwikkeling van verschillende pilots die in 2015 worden ingezet ter voorbereiding op het regionaal educatieprogramma. De werkgroep verwacht voor het zomerreces een beleidsnotitie uitgewerkt te hebben voor een meerjarig regionaal programma voor taal- en rekenscholing. Beoogd effect: Afbouwafspraken maken met de roc’s over de inzet van educatiemiddelen per 2016, 2017, 2018 en inbedding waarborgen van een meerjarig regionaal educatieprogramma. Argumenten: 1.1 De gemeenten krijgen meer beleidsvrijheid ten aanzien van taal- en rekenscholing. Met de afbouw van de verplichte inzet van educatiemiddelen bij de roc’s krijgen de gemeenten steeds meer de mogelijkheid om taal- en rekentrajecten nog doelgerichter aan te laten sluiten bij de behoefte van de gemeenten. Ook bij andere aanbieders dan de roc’s. Middelen kunnen, waar nodig, ingezet worden voor professionele taal- en rekenscholing of taalondersteuning door bijvoorbeeld vrijwilligers. 1.2 De roc’s kunnen in hun bedrijfsvoering rekening houden met de afbouw De voorgestelde afbouw biedt de roc’s de mogelijkheid om hun regulier taal- en rekenaanbod op een zorgvuldige manier bij te stellen. Dit geldt voor de trajecten die zij aanbieden, maar vooral ook voor hun personeelsbestand. 2. Volwasseneneducatie moet gewaarborgd worden in de regio De ambtelijke werkgroep educatie, bestaande uit ambtelijke afvaardiging van Leiden, Katwijk, Alphen aan den Rijn, Hillegom en Holland Rijnland, bereidt een regionaal gedragen educatieprogramma voor. Hiermee wordt een meerjarig programma voor taal- en rekenscholing gewaarborgd. Financiën: Bijgevoegd is een overzicht van de middelen voor 2015, de verdeling over de roc’s en de verdeling van verplichte en vrij besteedbare middelen (bijlage 2). Met betrekking tot de middelen voor 2016, 2017 en 2018 zijn nog geen bedragen vastgesteld. In de WEB is wel vastgesteld dat de middelen in een overgangsregeling gefaseerd worden bepaald door andere verdeelmaatstaven. Uiteindelijk zal in 2018 het budget gebaseerd worden op laagopgeleide inwoners, allochtone inwoners, bijstandsgerechtigde inwoners in de arbeidsmarktregio. De schatting is dat per 2018 de middelen voor deze regio zijn teruggelopen naar 1,2 miljoen euro. Zeker gezien de positieve positie van Holland Rijnland met betrekking tot bijstandsgerechtigden in het land. Bijlagen: 1. Servicedocument Volwasseneneducatie Steunpunt VE; 2 Overzicht middelen VE 2015.
4
Servicedocument wijziging wetgeving Educatie Op 9 juli 2014 is het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van de educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra aangenomen door de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Dit Servicedocument geeft u informatie over deze wetswijziging. De datum voor de inwerkingtreding van de wetswijziging is 1 januari 2015. Daarnaast worden op dit moment een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en een ministeriële regeling voorbereid. In de AMvB zal de verdeelsystematiek vanaf 2016 worden vastgelegd alsmede de reserveringsregeling. De AMvB zal naar verwachting in het voorjaar van 2015 worden gepubliceerd. In de ministeriële regeling worden de regio’s met bijbehorende contactgemeenten vastgesteld. Deze zal naar verwachting begin oktober 2014 worden getekend. In dit Servicedocument wordt de voorgenomen inhoud hiervan uiteengezet. Het wetsvoorstel en andere relevante documenten zijn te vinden op de website van het Steunpunt www.steunpuntve.nl onder het kopje Kaders en Regels. Dit servicedocument vat de belangrijkste wijzigingen samen, onderverdeeld naar de volgende drie kopjes: 1. Aanbod opleidingen, eisen en onderscheid formeel en non-formeel aanbod 2. Afbouwregeling inkoop bij roc’s 3. Budget, verdeelmaatstaven en verantwoording
Wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingencentra 1. Aanbod opleidingen, eisen en onderscheid formeel en non-formeel aanbod Het educatiebudget blijft een specifieke uitkering die alleen ingezet mag worden ten behoeve van opleidingen Nederlandse taal en rekenen (waarbij inbegrepen digitale vaardigheden) voor niet-inburgeringsplichtige volwassenen. Hiermee heeft OCW in overleg met VNG en MBO Raad de keuze gemaakt niet mee te gaan in het sociaal domein, zodat de periode 2015-2017 gebruikt kan worden om het onderwerp educatie in te bedden in het sociaal domein. In 2017 wordt er geëvalueerd en bekeken of per 2018 het educatiebudget alsnog opgaat in het gemeentefonds.
Servicedocument wijziging regelgeving educatie – versie 1.1 – 9 september 2014
1
Met het educatiebudget kunnen de opleidingen educatie als bedoeld in artikel 7.3.1., eerste lid, b t/m f van de WEB gefinancierd worden, te weten: b. opleidingen Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs; c. opleidingen Nederlands als tweede taal I en II die opleiden voor het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal; d. opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal; e. opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering; f. bij ministeriële regeling aan te wijzen andere opleidingen. De opleidingen Nederlandse taal en rekenen (niet zijnde de opleidingen NT2 zoals bedoeld in artikel 7.3.1., eerste lid, c, d en e van de WEB) worden gegeven volgens de in 2012 vastgestelde eindtermen ve. Dit geldt zowel voor formeel aanbod (met diploma-erkenning) als voor non-formeel aanbod (zonder diploma-erkenning). De opleidingen NT2 zoals bedoeld in artikel 7.3.1., eerste lid, c, d en e van de WEB worden gegeven conform het Raamwerk NT2. Hieronder vindt u een nadere toelichting op de onderscheiden niveau’s. Op de website van het Steunpunt ve is meer informatie te vinden over de Standaarden en Eindtermen ve. Ook vindt u hier de Handreiking Standaarden en Eindtermen voor docenten en begeleiders.
De opleidingen onder b zijn afgestemd op het maatschappelijk functioneren van de deelnemers (artikel 7.3.1, tweede lid WEB) . Bij de opleidingen onder b t/m d kunnen verschillende niveaus worden onderscheiden (artikel 7.3.1, derde lid, WEB). Voor de opleidingen Nederlandse taal en rekenen zijn eindtermen vastgesteld overeenkomstig de mogelijkheid genoemd in artikel 7.3.3, eerste lid, WEB. De opleidingen onder b zijn gericht op het behalen van de referentieniveaus 1F en 2F van het Referentiekader Nederlandse taal en rekenen. Referentieniveau 2F is het functionele niveau dat nodig is voor participatie in de maatschappij en is tevens het ingangsniveau van het beroepsonderwijs. Het aanbod van uit de overige educatie bekostigde NT2-opleidingen is gericht op mensen voor wie Nederlands niet de moedertaal is en die niet inburgeringsplichtig zijn (inburgeringsplichtigen financieren zelf hun opleiding). De opleidingen worden verzorgd aan de hand van het Raamwerk NT2. Voor de opleidingen onder c (gericht op staatsexamens NT2 I en II) gelden de niveaus B1 en B2, noodzakelijk voor toelating tot mbo en hbo. De opleidingen onder d richten zich op de niveaus A1 en A2. De opleidingen onder e ten slotte, zijn bestemd voor laaggeletterde niet-inburgeringsplichtigen. Voor de opleidingen Nederlandse taal en rekenen zijn in 2012 bij ministeriele regeling eindtermen voor de volwasseneneducatie vastgesteld die uitgaan van de referentieniveaus en die daarnaast de omgang met alledaagse ICT bevatten en passen binnen de kaders van het NLQF. Het advies en de Handreiking Standaarden en Eindtermen ve en de ministeriële regeling kunt u downloaden op de website van het Steunpunt ve: www.steunpuntve.nl.
Servicedocument wijziging regelgeving educatie – versie 1.1 – 9 september 2014
2
Voor opleidingen waarvoor geen eindtermen bij ministeriële regeling zijn vastgesteld (in casu de opleidingen als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder f, WEB), stelt het bevoegd gezag eindtermen vast (artikel 7.3.3, tweede lid, WEB). Voor de volgende opleidingen kan diploma-erkenning aangevraagd worden via DUO: o opleidingen Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs (art. 7.3.1, eerste lid, onder b, WEB); o opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal (art. 7.3.1, eerste lid, onder d, WEB) ; o opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering (art. 7.3.1, eerste lid, onder e, WEB). Meer informatie over het aanvragen van diploma-erkenning is te vinden op www.duo.nl onder zakelijk, bve, niet bekostigd onderwijs, aanvraagprocedure diploma-erkenning educatie..
2. Afbouwregeling inkoop bij roc’s In de jaren 2015 tot en met 2017 zijn de regio’s in principe verplicht per jaar een afnemend percentage (75%-50%-25%) van het educatiebudget nog te besteden bij een roc. In overleg met het roc (waar de contactgemeente in de betreffende regio in het jaar voor 2015 opleidingen educatie inkocht) mag hier van worden afgeweken. Met dit voorstel wordt de overgang naar vrije besteding gefaseerd ingezet, en komt er steeds meer ruimte voor maatwerkoplossingen door gebruik te maken van zowel formeel als non-formeel aanbod.
3. Budget, verdeelmaatstaven en verantwoording Het educatiebudget blijft een specifieke uitkering die alleen ingezet mag worden ten behoeve van opleidingen Nederlandse taal en rekenen voor niet-inburgeringsplichtige volwassenen Hiermee heeft OCW in overleg met VNG en MBO Raad de keuze gemaakt nog niet mee te gaan in het sociaal domein, zodat de periode 2015-2017 gebruikt kan worden het onderwerp educatie in te bedden in het sociaal domein. In 2017 wordt er geëvalueerd en bekeken of per 2018 het educatiebudget alsnog opgaat in het gemeentefonds.
Met de inwerkingtreding van de wetswijziging zal het educatiebudget aan arbeidsmarktregio’s worden uitgekeerd in plaats van aan individuele gemeenten. Voor elke arbeidsmarktregio wordt er een contactgemeente aangewezen. De uitkering educatie wordt per kalenderjaar verstrekt aan deze contactgemeente. De contactgemeente moet bovendien met de gemeenten in de regio een plan opstellen voor een voldoende en kwalitatief aanbod in de regio (zie artikel II, sub g, artikel 2.3.1, derde lid, van het wetsvoorstel). In de jaren 2015 tot en met 2017 zijn de regio’s verplicht per jaar een minimum percentage van respectievelijk 75%, 50% en 25% van het educatiebudget te besteden bij een roc. In overleg met het roc (waar de contactgemeente in de betreffende regio in het jaar voor 2015
Servicedocument wijziging regelgeving educatie – versie 1.1 – 9 september 2014
3
opleidingen educatie inkocht) mag hier van worden afgeweken. Met dit voorstel wordt de overgang naar vrije besteding gefaseerd ingezet, en komt er steeds meer ruimte voor maatwerkoplossingen door gebruik te maken van zowel formeel als non-formeel aanbod. Over de verkregen middelen moet de contactgemeente verantwoording afleggen via SiSa. De gevraagde cijfers zullen naar alle waarschijnlijkheid zijn: het in de regio bestede aandeel van het budget bij roc’s, het bestede aandeel van het budget aan ander aanbod en een opgave van eventueel gereserveerd budget voor het volgende kalenderjaar (artikel II, sub g, artikel 2.3.4 en 2.3.5, van het wetsvoorstel). In de SiSa bijlage van 2015 zullen deze punten worden vastgelegd. Indien sprake is van onderuitputting van de middelen (boven het niveau van het toegestane percentage dat gereserveerd mag worden voor het volgende jaar) of de middelen onrechtmatig zijn besteed, wordt een navenant deel van de uitkering teruggevorderd (artikel II, sub g, artikel 2.3.4 van het wetsvoorstel). Wanneer de contactgemeente verzaakt de verantwoordingsinformatie tijdig te verstrekken kan het volledige bedrag worden teruggevorderd (artikel II, sub g, artikel 2.3.4 , derde lid, van het wetsvoorstel).
Voor het kalenderjaar 2015 wordt de uitkering educatie die aan een college van burgemeester en wethouders van een contactgemeente van een regio wordt verstrekt, naar rato van 2014 verdeeld. Dit wordt berekend volgens de formule: {bi : bl} x bm waarbij wordt verstaan onder: bi: de som van de bedragen die de gemeenten binnen deze regio voor het jaar 2014 hebben ontvangen op grond van artikel 4 van het Besluit participatiebudget zoals dat luidde op 31 december 2014; bl: het landelijk budget educatie in het jaar 2014 ingevolge de Wet participatiebudget zoals die luidde op 31 december 2014; bm: het totale bedrag dat door Onze Minister beschikbaar is gesteld voor uitkeringen educatie voor alle regio’s educatie voor het kalenderjaar 2015. Er zal in de periode 2016 en verder gefaseerd worden toegewerkt naar een verdeling van het budget – naar verwachting – op basis van drie objectieve maatstaven: laagopgeleide inwoners, allochtone inwoners, bijstandsgerechtigde inwoners. Er is gekozen voor een gefaseerde overgang naar een verdeling op basis van deze drie maatstaven om herverdeeleffecten zo veel mogelijk te voorkomen. De benodigde AMvB zal naar verwachting in het voorjaar van 2015 gereed zijn.
Servicedocument wijziging regelgeving educatie – versie 1.1 – 9 september 2014
4
In deze AMvB zal tevens worden vastgesteld welk deel van het verstrekte budget vanaf 2016 door een contactgemeente mag worden gereserveerd voor het volgende jaar (2017 e.v.). Voor het budget van 2015 zal dit gelijk blijven aan de nu geldende drempel van maximaal 25% van het toegekende budget (artikel IIIA, derde lid, van het wetsvoorstel).
Servicedocument wijziging regelgeving educatie – versie 1.1 – 9 september 2014
5
Overzicht rijksbijdrage educatie 2015 per gemeente Gemeente Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Totaal Budget Holland Rijnland
Voorlopig 2014 € 316.408 € 59.949 € 52.476 € 159.288 € 442.300 € 68.482 € 49.040 € 50.460 € 76.041 € 35.746 € 59.987 € 84.874 € 17.419 € 1.472.470
Budgetten roc's en budget pilots 2015 Budget ID Alphen 2015 totaal Budget ROC Leiden 2015 totaal Budget ID Lisse 2015 totaal Totaal budgetten roc 2015
€ 334.763,00 € 550.920 € 347.511 € 1.233.194,00
Budget Pilots 2015 totaal 2015
€ 239.276 € 1.472.470,00
Alphen aan den Rijn* Nieuwkoop Kaag en Braassem Totaal Regio Alphen 7/12 van het budget
5/12 van het budget
€ 316.408 € 50.460 € 32.849 € 399.717 € 233.168,25 maal 90% € 166.548,75 maal 75% Budget ID Alphen 2015 totaal
€ 209.851,43 € 124.911,56 € 334.762,99
Kaag en Braassem Leiden Leiderdorp Oegstgeest Zoeterwoude Totaal Leidse regio Uit Duin- en Bollenstreek
Totaal regio Leiden 7/12 van het budget 5/12 van het budget
€ 19.627 € 442.300 € 68.482 € 59.987 € 17.419 € 607.815 € 50.000 € 657.815 € 383.725,42 maal 90% € 274.089,58 maal 75% Budget ROC Leiden 2015
€ 345.352,88 € 205.567,19 € 550.920,06
Hillegom Katwijk Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen Totaal Duin- en Bollenstreek Overheveling naar ROC Leiden Totaal Duin en Bollenstreek 7/12 van het budget 5/12 van het budget
€ 59.949 € 159.288 € 49.040 € 76.041 € 35.746 € 84.874 € 464.938 € 50.000 € 414.938 € 242.047,17 maal 90% € 172.890,83 maal 75% Budget ID Lisse 2015
€ 217.842,45 € 129.668,13 € 347.510,58
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: Pho Sociale Agenda Van: Paul Duijvensz/Jos Valk
Datum: «18 maart 2015 Pagina’s: 4
Onderwerp: Werkbedrijf Holland Rijnland en ESF Geachte leden van het PHO Sociale agenda Dit memo brengt u op de hoogte van de stand van zaken Werkbedrijf Holland Rijnland en ESF Samenstelling Bestuur Werkbedrijf In het Sociaal Akkoord van april 2013 is de afspraak gemaakt, dat het bestuur van het werkbedrijf tripartiet samengesteld wordt. Vanuit werkgeverszijde is nu VNO/NCW vertegenwoordigd. Mevrouw van Klink en mevrouw Kooiman zijn hier de kwartiermakers. De inzet is dat VNO/NCW vertegenwoordigd gaat worden door een grote werkgever uit de regio. In het laatste bestuurlijk Overleg is ook de Algemene Werkgeversvereniging Nederland aangeschoven. De AWVN heeft landelijk afspraken met sectoren gemaakt over de realisatie van garantiebanen. De werknemers zijn nu vertegenwoordigd door het FNV. De Vakcentrale van Professionals (VCP) en het CNV hebben aangegeven betrokken te willen zijn bij de activiteiten van het Werkbedrijf. De afspraak is gemaakt, dat VCP en CNV meer betrokken gaan worden bij de uitvoering. Dit kan door bijvoorbeeld aan te haken bij het coördinatorenoverleg van de werkgeversservicepunten. De vertegenwoordiger van de FNV zal afstemmen met de VCP en CNV. Marktbewerkingsplan De belangrijke pijler voor het werkbedrijf is het marktbewerkingsplan. Vanuit het Management Team Werkgeversdienstverlening (hoofden werk en inkomen SW-directeuren en manager werkgeversdienstverlening UWV) en Bestuurlijk Overleg Werk zijn de volgende uitgangspunten meegegeven: Brede benadering, waarin de doelgroepen van het UWV, gemeenten en de realisatie van garantiebanen aan de orde is. Uitgaan van gezamenlijke benadering van gemeenten en UWV. Concrete activiteiten en doelen, waarop monitoring mogelijk is. De coördinatoren van de werkgeversservicepunten (drie gemeentelijk en één UWV) hebben de input geleverd voor het marktbewerkingsplan. Trekker is het UWV. Het marktbewerkingsplan is een gezamenlijk plan van UWV en gemeenten. Het gezamenlijke marktbewerkingsplan markeert de start van de nieuwe opdracht, waarin gemeenten en UWV gezamenlijke doelen hebben. Gemeenten en UWV committeren zich aan deze doelen. Natuurlijk hebben gemeenten en UWV ook eigen doelen. Gemeenten hebben doelstellingen om kandidaten vanuit de Participatiewet te plaatsen en UWV vanuit WW en Wajong. De
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
samenwerking krijgt alleen gestalte vanuit de erkenning dat partijen ook eigen doelstellingen en taken hebben. Het marktbewerkingsplan bevat een algemeen gedeelte waarin de aanpak, samenwerkingsfilosofie en regionale doelen uitgewerkt zijn. De afspraak is, dat de operatie in de subregio ligt. Elke subregio heeft een gemeenschappelijk plan uitgewerkt. In het MT is geconstateerd, dat de praktische uitwerking en invulling van de samenwerking tussen UWV en gemeenten nog aanscherping behoeft. Een eerste stap is gemaakt en de komende periode zal hard gewerkt worden aan nadere invulling. De invulling ligt in het bijzonder bij het overleg van de coördinatoren van de werkgeversservicepunten (drie gemeentelijk en één UWV). In het Marktbewerkingsplan is het streven geformuleerd om tot geharmoniseerde producten van UWV en gemeenten te komen. Hierbij is de landelijke regelgeving een beperkende factor. Voor kandidaten van het UWV voor een garantiebaan geldt het regime van loonkostendispensatie en voor de gemeenten is het loonkostensubsidie. In het Bestuurlijk Overleg Werk van 18 maart is geconstateerd, dat het komen tot een degelijk marktbewerkingsplan een groeimodel is. De bovenregionale afstemming, de relatie met het aanbod van werkzoekenden en de concrete activiteiten zijn nog niet voldoende uitgewerkt. Hierbij is de constatering dat elke subregio het op een specifieke wijze vormgeeft en het tijd nodig heeft tot elkaar te komen. Het gegeven is dat in elk van de drie subregio’s de invulling van het werkgeversservicepunt nog in ontwikkeling is. Specifieke aandacht vraagt de doelgroep van schoolvertalers van het praktijk-en voortgezet speciaal onderwijs (VSO/PrO doelgroep). De schoolverlaters worden geconfronteerd met de consequenties van al de drie decentralisaties. Schoolverlaters die arbeidsmogelijkheden hebben vallen nu onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Hiervoor is de mogelijkheid van SW en Wajong niet langer aanwezig. Beschikbaarheid van garantiebanen is beperkt. Het Bestuurlijk Overleg Werk heeft op 18 maart besloten: 1. Komen tot marktbewerkingsplan is groeimodel. 2. Focus op bovenregionale afstemming moet duidelijker worden. Voor het volgende overleg van 24 juni is een notitie beschikbaar, waarin uitgewerkt is welke gezamenlijke acties ondernomen worden. 3. Aanbodzijde moet duidelijker in beeld komen, welk aanbod is beschikbaar en hoe vindt matching plaats. 4. Specifieke analyse van de VSO/PrO doelgroep is nodig en komt het volgende Bestuurlijk Overleg Werk aan de orde. 5. Communicatie heeft prioriteit, in communicatieplan moet invulling website en het komen tot eenduidige informatie in de richting van werkgevers uitgewerkt gaan worden. Praktische afspraken over indicatiestelling met het UWV De werkgroep Praktische afspraken heeft op 12 maart een voorlichting verzorgd over: 1) Indicatie banenafspraak 2) Indicatie beschut werk 3) Sociaal medische urenbeperking Het doel van de bijeenkomst was naast voorlichting, dat uitvoerenden vanuit de gemeenten kennis kunnen maken met de arbeidsdeskundigen van UWV. De bijeenkomst is maar liefst bezocht door 75 personen. De meeste vragen hebben betrekking op de indicatie banenafspraak. Uit landelijke ervaringen komt naar voren, dat maar een beperkt aantal kandidaten van gemeenten, een indicatie banenafspraak krijgt. De indicatie banenafspraak bepaalt of een kandidaat in aanmerking komt voor een garantiebaan.
2
Het UWV heeft voor deze indicatiestelling de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsgeschiktheid ontwikkeld. Dit is een eenduidige methodiek om te bepalen of een kandidaat zelfstandig het minimumloon kan verdienen. Staatssecretaris Kleinsma heeft op de landelijk implementatiedag van 5 maart aangegeven, dat de toets nu met name op ziekte en gebrek gericht is. Dit is niet de bedoeling van de wet geweest. De staatssecretaris heeft nog geen vervolgstappen genomen. De indruk van het UWV is dat gemeenten WWB kandidaten voorgedragen hebben zonder zorgvuldige selectie vooraf. Kandidaten die wel zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen, komen niet in aanmerking voor de indicatie banenafspraak. Uit onze regio hebben nu 2 kandidaten een indicatie banenafspraak ontvangen . Het MT Werkgeversdienstverlening heeft uitgesproken de ontwikkelingen goed te volgen en de vinger aan de pols te houden. De VNG inventariseert op dit moment de ervaringen. Een belangrijke uitkomst van de voorlichting, is dat de arbeidsdeskundigen van het UWV zeer bereid zijn mee te denken met de voordracht van kandidaten van de gemeenten voor de indicatie banenafspraak. De uitvoerenden van de gemeenten weten wie zij bij het UWV moeten benaderen en kennen nu de arbeidsdeskundigen in persoon. Dit is de basis voor een goede samenwerking en randvoorwaarde voor slagvaardige invulling van de Participatiewet. ESF Dinsdag 24 februari 2015 heeft de staatssecretaris van SZW, mevrouw Klijnsma, een werkbezoek afgelegd aan Leiden. Tijdens dit werkbezoek heeft zij aangekondigd dat er landelijk 18,1 miljoen extra ESF-subsidie is voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Voor Holland Rijnland betreft het € 619.050 extra. Deze mededeling is met vreugde ontvangen, maar behoeft nadere toelichting. De kosten van het projectbureau ESF en de projectactiviteiten, die voornamelijk door externen worden verricht, zijn niet structureel gefinancierd. Deze kosten zijn vanaf 2009 gedekt uit specifieke SZW-subsidies en ESF-subsidies. Leiden heeft als centrumgemeente besloten dat de ESF middelen pas ingezet mogen worden als deze definitief zijn beschikt. Dit, omdat eerdere ervaringen leerden dat de verantwoording van ESF-middelen lastig is en dat in de praktijk maar een deel van het toegezegde budget beschikbaar kwam en dat Leiden als aanvrager het financieel risico loopt. In deze nieuwe periode 2014 en 2015 is geen 100% dekking voor het ESF budget mogelijk in de voorfinanciering. Op basis van het succes uit het verleden (minimaal 80% werd door ESF toegekend) is toestemming gegeven om alvast een voorschot te nemen van € 336.375 (circa 50%) op de aangevraagde ESF J3-subsidie. Toezegging / wijzigingen ESF 27 februari 2015
De regio kan aanspraak maken op extra beschikbaar ESF budget van € 619.050 binnen de bestaande begroting. De verantwoording van de inzet van de middelen kan voor 60% (was 40%) gefinancierd worden door ESF middelen en 40% (was 60%) met eigen middelen/inzet van personeel. De looptijd van het ESF project kan daardoor met 3,5 maand worden verlengd.
Echter: De ervaring met ESF-verantwoordingen leert dat een aantal kosten niet meegenomen kunnen worden in de verantwoording. Deze kosten zijn wel onderdeel van de begroting en zullen uiteindelijk worden gedekt vanuit de beschikbare eigen middelen. De totale ESF begroting verandert niet. Voor 2014 gaat het om een bedrag van € 2.593.000. Dit betekent dat geen extra cofinanciering vanuit gemeenten nodig is.
3
Inzet vanuit centrumgemeente Leiden 1. Gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren vooral geen extra financiële risico’s te nemen en géén nieuwe extra activiteiten in te zetten. 2. De inzet is het project te verlengen tot 31 december 2015. (ESF 31 oktober 2015). 3. De verantwoording ESF J3 af te wachten en dan te kijken of er nog budget over is voor 2016. Dit voorstel betekent dus dat we met de inzet van ESF de extra inzet van het actieplan jeugdwerkloosheid/Ja-project voor een langere periode mogelijk kunnen maken. Dekkingsmiddelen 2009-2015 2009 – 2011 subsidie Ministerie Sociale zaken actieplan co-financiering Leiden en Alphen (vaste formatie en Participatiebudget) 2011 – 2012 subsidie Ministerie Sociale zaken actieplan gerealiseerde ESF-subsidie J1 co-financiering Leiden en Alphen (vaste formatie en Participatiebudget) 2013 2014 – 2015
restant subsidie Ministerie Sociale zaken actieplan restant gerealiseerde ESF-subsidie J1 co-financiering Leiden (vaste formatie en Participatiebudget) subsidie Ministerie Sociale zaken gerealiseerde ESF-subsidie J2 voorschot ESF-subsidie J3 co-financiering Leiden (vaste formatie en Participatiebudget)
4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
3.
Input contractering 2016 Platformtaak volgens gemeente
De gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdzorg afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten. 4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
1 april
5.
Advies PHO
Mee te denken over de inkoopstrategie 2016 onder andere op de in de bijlage genoemde gesprekspunten.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De voorbereidingen die moeten leiden tot de inkoopstrategie 2016 zijn inmiddels gestart. Een van de onderdelen daarvan is input voor deze kaders ophalen bij portefeuillehouders. Bijgaande nota informeert u kort over de resultaten van 2015 en geeft de mogelijke gesprekspunten voor de inkoopstrategie 2016 aan.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Nee
De uitkomsten van deze bespreking hebben geen directe financiële gevolgen. De uitwerking van de inkoopstrategie 2016, die op 22 april ter besluitvorming wordt aangeboden, kan leiden tot financiële gevolgen. Relevante regelgeving: Jeugdwet Eerdere besluitvorming: Hart voor de jeugd (beleidsplan) Verordening jeugdhulp Regionaal opdrachtgeverschap Notitie jeugdhulp, inclusief begroting
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Input ter voorbereiding op de contractering jeugdhulp 2016 Hoewel er nog weinig ervaringscijfers zijn over 2015 is de voorbereiding voor de inkoop 2016 reeds gestart. In de bijlage treft u het plan van aanpak tot de publicatie van de opdracht aan. In het plan van aanpak (bijlage I) kunt u lezen dat wij bij verschillende gremia input ophalen. In maart vinden verschillende bijeenkomsten plaats, waarvan de resultaten bij het schrijven van dit stuk nog niet bekend zijn. Ter vergadering wordt u daarover van informatie voorzien. De opbrengsten van deze bijeenkomsten worden betrokken bij de notitie inkoopstrategie en het daaruit voortvloeiende inkoopplan dat, conform de dienstverleningsovereenkomst, op 1 juni 2015 klaar moet zijn. In deze notitie blikken wij kort terug op de contractering 2015 en vragen wij u richting mee te geven voor de contractering van 2016. Aan het eind van deze notitie vindt u een aantal gerichte vragen. Daarnaast is er uiteraard ruimte voor andere punten.
Uitgangspunten voor de inkoop 2015 De uitgangspunten voor de inkoop 2015 vloeiden voort uit het regionale beleidsplan ‘ hart voor de jeugd’, waarin het toekomstmodel jeugd werd gepresenteerd. De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn: 1. 1Gezin1Plan 2. De regie van de hulp zoveel als mogelijk bij de cliënt leggen. 3. Hulp snel, dichtbij , integraal en op maat. 4. Verbinding met andere onderdelen (wmo, participatie, welzijn, onderwijs) binnen het Sociale Domein Belangrijkste uitgangspunten voor de inkoop 2015 waren: 1: Regionaal transitiearrangement (RTA) Voor 2015 was het transitiearrangement Stelselherziening Jeugdhulp leidend voor de inkoop van Jeugdhulp. Het transitiearrangement gaat uit van het regionale toekomstmodel met daarin centraal de jeugd en gezinsteams en voortzetting van de samenwerking met de huidige regionale aanbieders op basis van de wettelijk verplichte zorgcontinuïteit. Onderdeel van het RTA was ook de inhoudelijke werkagenda die samen met aanbieders is opgesteld en die de volgende punten omvat: Ontdubbelen van het aanbod Integrale crisisdienst Terugbrengen van het aantal interventies per cliënt (nu komt een jeugdige vaak na diverse niet geslaagde interventies bij de zwaarste jeugdhulp terecht) Betere samenwerking binnen en met de specialistische zorg, o.a. gericht op sneller en beter afschalen van zwaardere hulp.
2: Garantstelling aanbieders in de regio Tot slot was het zaak oog te hebben voor de gevolgen voor werkgelegenheid en de positie van medewerkers van de huidige aanbieders.
Resultaten van de contractering 2015 De uitvraag heeft plaatsgevonden op 8 percelen. Onderstaand schema geeft een globaal beeld van hetgeen dat is ingekocht. 8 percelen Perceel Jeugd en opvoedhulp
Bedrag in miljoenen (ca.) 25
Gesloten jeugdhulp
4
Jeugdbescherming Jeugdreclassering
8
Dyslexiezorg
2
Basis ggz jeugd
11
Specialistische ggz jeugd
11
Jeugd met een beperking
11
Jeugd‐ en Gezinsteams
14 86
Totaal
Voorbeelden aanbieders 7 contracten Cardea, Horizon 4 contracten Horizon, Pluryn 4 contracten Jeugdbescherming West, William Schrikker Groep 7 contracten Onderwijsadvies 17 contracten Rivierduinen, Cardea, Inzowijs, Prodeba 17 contracten Idem 11contracten Ipse de Bruggen, Gemiva, ’s Heerenloo, Raamwerk 7 aanbieders + uit lokale middelen Kwadraad en MEE
Daarnaast zijn nog vrijgevestigden en verschillende partijen voor zorg continuïteit gecontracteerd. En is er sprake van overige kosten zoals PGB’s. Hieronder treft u een globaal beeld aan. Onderwerp Overige (kleine )aanbieders (bv alleen gecontracteerd voor zorgcontinuïteit) PGB’s Vrijgevestigden Buiten regionaal Landelijk Transitie Arrangement (landelijk werkende zeer specialistische aanbieders) Veilig Thuis Onvoorzien/diversen Bv jeugdbeschermingstafel
Bedrag in euro’s 5.500.000 5.000.000 2.500.000 750.000 2.000.000 2.000.000 2.500.000
Eerste ervaringen Na twee‐ en halve maand ervaring is een eerste voorzichtige beeld ontstaan waar het gaat om contractering 2015. De eerste kwartaalrapportages/cijfers worden pas na 1 mei verwacht. Meer buiten regionale plaatsingen voor zorgcontinuïteit en nieuwe cliënten dan verwacht. Niet alle zorg lijkt op dit moment voorhanden binnen de regio. Het bleek voor instellingen lastig om aan te geven wat hun aanbod was en om hoeveel kinderen het gaat. Het werken met percelen lijkt goede werkwijze om grip te krijgen op het complexe werkterrein van de jeugdhulp. Op basis van de ervaringen van 2015 is het wel wenselijk het aantal percelen terug te brengen of anders in te richten. Vooral kinderen in randgemeenten van onze regio is het de vraag of hulp in de eigen regio altijd wel zo dichtbij is of dat de cirkel wat breder moet worden getrokken. Het toestaan van substitutie binnen (onderdelen van) het budget voor instellingen goed werkt om zorg meer op maat en flexibel te maken. De eerste ervaringen met de Jeugd‐ en gezinsteams zijn positief en vragen een verdere doorontwikkeling.
Contractering 2016 Vanuit voorgaand beeld en de input die in verschillende bijeenkomsten wordt opgehaald zal de nieuwe contracteringsronde worden gestart.
Minder budget In deze nieuwe contracteringsronde worden de samenwerkende gemeenten geconfronteerd met de negatieve herverdeeleffecten van de invoering van het objectief verdeelmodel. In bijlage 2 treft u een eerste voorzichtige inschatting het financiële kader 2016. Er bestaat een reële kans bestaat dat de gemeenten in Holland Rijnland over 2016 minstens 10 miljoen euro minder ontvangen dan in 2015. Voor 2017 en verder dreigt daar dan nog 9% boven op te komen (5% Rijkskorting en 4% objectief verdeelmodel). Dit leidt tot de noodzaak nadrukkelijk keuzes te maken.
Gesprekspunten inkoop 2016 Bezuinigingen
Hoe kunnen we bezuinigen? Pondsgewijs of op basis van specifieke keuzes? Wat voor een effect heeft dit op de keuze vrijheid van de cliënt? Hoe wordt het concept passende zorg ingevuld? Hoe belangrijk is de garantstelling vanuit de gemeenten richting aanbieders/instellingen: wat gebeurt er als aanbieders omvallen?.
Jeugd‐ en gezinsteams
Hoe ziet u de verdere doorontwikkeling van de JGT’s? Betekent lokale sturing ook lokale contractering?
Organisatie van specialistische jeugdhulp
Welke prikkels kunnen we inbouwen voor kostenbeheersing in de specialistische hulp?
Hoe kunnen we onze doel zo snel mogelijk opschalen en afschalen realiseren?
Verzekeringsmodel
Welke mate van solidariteit willen gemeenten met elkaar dragen? Volledig of gedeeltelijk?
Vervolg Op 22 april wordt in een extra PHO de concept inkoopstrategie ter besluitvorming voorgelegd. Dit stuk zal later opgestuurd worden dan de gebruikelijke drie weken verzendtermijn. Wij streven naar u de stukken ongeveer twee weken van te voren toe te zenden.
Bijlage I Plan van aanpak nieuwe contractering De inkt van de contracten voor 2105 is nog maar nauwelijks droog of er ligt al een plan van aanpak voor de contractering voor 2016. Om dit proces goed te doorlopen moeten we daar nu al volop mee aan de slag. Ook richting aanbieders moet er snel duidelijkheid zijn over hun toekomst. In geval van bezuinigingen of veranderingen moet er tijdig door hen kunnen worden geacteerd (bijvoorbeeld in geval van ontslagen). Vorig jaar was, door de enorme tijdsdruk het proces ook vaak onvolkomen en ontbrak de tijd om met elkaar goed te kijken en in gesprek te zijn over de inzet van de middelen en de inhoudelijke contractering. Dat willen we dit jaar anders en met elkaar doen. Dit plan van aanpak gaat over de eerste helft van 2015. Later dit jaar volgt een plan voor de 2e helft van het jaar met ook een doorkijk naar 2017 en verder. In de eerste helft van 2015 richten wij ons op de te nemen stappen in het proces om te komen tot publicatie van de opdracht. Op dit moment wordt uitgegaan van een publicatiedatum van 1 juni 2015. In de bijlage vindt u een planning voor het eerste half jaar.
Wat is er nodig om te komen tot nieuwe contractering en inkoopstrategie Bij de contractering van de jeugdhulp voor 2015 stond met name de wettelijk verplichte zorgcontinuiteït centraal. Dat betekende dat vooral het huidige aanbod gecontinueerd en gecontracteerd moest worden, naast de grote stap die we hebben gezet om binnen de budgetten te komen tot een verschuiving van de jeugdhulp naar de 24 integrale en lokale jeugd‐ en gezinsteams. Daarbij was er nog weinig zicht op het huidige gebruik en was er geen sprake van duidelijke, op de regio gerichte offertes. Toch kunnen we stellen dat we ondanks al deze belemmeringen redelijke afspraken zijn gemaakt, die we de komende tijd nauwlettend gaan monitoren. In 2016 hebben gemeenten de mogelijkheid de contractering beleidsrijker in te voeren, conform de regionale visie en lokale wensen en inzichten. Om tot een heldere opdrachtomschrijving en inkoopstrategie te komen is het van belang een heldere visie te hebben op hoe we toekomst voor ons zien. Het is nodig eerst te kijken naar de huidige situatie (analyse) en daarna een visie te ontwikkelen over de ideale situatie (de stip op de horizon) en wat het vraagt om daar te komen. Uiteraard zijn gemeenten aan zet. Het is echter van groot belang daarbij goed te luisteren naar onze omgeving: cliënten, aanbieders, raadsleden en andere betrokkenen als onderwijs, huisartsen etc. Het proces biedt ruimte hen te consulteren en te betrekken.
Stappenplan Om te komen tot publicatie delen wij onze activiteiten op in vier onderdelen:
1. 2. 3. 4.
Analyse Invulling beleidskeuzes Inkoopstrategie Inkoopplan
Hieronder worden de onderdelen kort toegelicht.
1. Analyse (februari‐maart) In deze fase kijken wij kritisch naar de inkoop 2015 met als doel verbetering en vereenvoudigingen te kunnen doorvoeren en de eerder gemaakte beleidskeuzes verder uit te kunnen werken.
1.a Analyse van bestaande visiestukken m.b.t. inkoop en contractering:
Hart voor de jeugd Notitie inkoop jeugdhulp UTC 2015 Transformatieagenda 2015 Perceelbeschrijvingen Analyse van het huidige aanbod (o.b.v. wat is er nu ingekocht) en waar zitten lacunes. Bieden de gecontrateerde aanbieders de gewenste hulp of zijn er alternatieven? Analyse van het gebruik/de vraag . Probleem hierbij is dat de eerste gegevens en ontwikkelingen pas na ongeveer een half jaar in beeld komen, terwijl we nu al moeten starten met de contractering voor 2016. Analyse wijze lessen van inkoop 2015: evaluatie werkgroep inkoop jeugdhulp Betrekken onderwerpen genoemd onder het kopje aandachtspunten/knelpunten
1b Analyse van huidige contracten De contracten worden bekeken op de volgende onderdelen: juridische houdbaarheid en mogelijkheden tot vereenvoudiging.
1c Analyse bekostiging per perceel Er wordt in beeld gebracht op welke wijze nu per perceel bekostigd wordt.
1d Analyse good and bad practices Hiervoor worden VNG‐ bijeenkomsten waar inkoop ervaringen worden gedeeld bezocht. Daarnaast gaan we op bezoek bij een aantal gemeenten om diepte gesprekken te voeren over hun aanpak en resultaat van inkoop.
1e Analyse/ onderzoek naar alternatieve bekostigingssytematiek De wijze van bekostigen is een belangrijk sturingsmiddel. Zo leidt het contracteren en bekostigen van interventies, bedden en trajecten tot perverse financiële en inhoudelijke prikkels. Daarom is in 2015 gekozen voor (te) globale productie afspraken en budgetfinanciering met strakke plafonds, maar die ruimte biedt voor substitutie etc. De vraag is hoe we dat in 2016 willen gaan doen. De uitkomsten van bovenstaande punten leiden tot beleidsonderwerpen die verder uitgewerkt worden in de volgende stap. Belangrijk is om hier een goede afbakening en prioritering in de tijd te maken.
2. Invulling beleidskeuzes (februari‐maart) De beleidsonderwerpen die voortkomen uit stap 1 worden in deze fase verder uitgewerkt en voorzien van scenario’s en keuzes. Hiervoor voeren wij het volgende uit.
2a Benoemen en prioriteren van beleidskeuzes Op basis van de analyse benoemen en prioriteren wij de uit te werken beleidskeuzes. Voor zover deze scenario’s al raken aan vormen van contractering, is het van belang dit mee te nemen bij de afwegingen. De beleidskeuzes zullen ook een directe link hebben met de verdere doorontwikkeling van de transitie jeugdzorg (transformatie)
2b Uitwerking beleidsonderwerpen Mogelijke beleidsonderwerpen (ter beeldvorming):
Herijken percelen Verminderen residentiele hulp en vergroten intensieve ambulante hulp en vormen van pleegzorg. Vergroten aandeel JGT’s Wijze van werken bij doorverwijzing naar zeer specialistische jeugdhulp (bv via onderaannemerschap) Rol en taken JGT’s en coöperatie
2c Input betrokken partijen ophalen Hiervoor is het van belang om bijeenkomsten met de gemeenteraden, aanbieders, samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs, JGT’s en huisartsen, portefeuillehouders en ambtenaren te organiseren. Gemeenteraden: door middel van drie (sub)regionale bijeenkomsten:
bijpraten over hoe de contractering 2015 eruit ziet Ophalen van kaders voor nieuwe contractering die leiden tot de inkoopstrategie.
Aanbieders: Door middel van thema tafels (in totaal 2 bijeenkomsten) Thema’s kunnen zijn:
Hoe kunnen we de transformatie van de specialistische jeugdhulp verder vorm geven, bv minder residentiele opvang, meer ambulant, meer pleegzorgvormen, afschalen van hulp etc. Waar zou je als instelling op afgerekend willen worden?
JGT’s en huisartsen: Bijeenkomst ophalen van de eerste ervaringen met de nieuwe werkwijze.
Diagnostiek, toegang en bieden van hulpverlening Waar liggen knelpunten in relatie tot de inkoop
Portefeuillehouders: Via de reguliere PHO’s en via het gemeentelijk accounthouderschap
Op 11 februari informeren over het te lopen proces + voorstellen een extra PHO in april in te lassen vanwege de contractering. Op 1 april input ophalen over de te volgen inkoop strategie en invulling beleidskeuzes
Ambtenaren jeugd: Deelname aan het uitwerken van diverse vraagstukken in de contractering. Voorstel is een klusachtige aanpak: in een korte tijd met kleine groepjes tot een advies komen. Dat kan de inhoud van de jeugdhulp betreffen of ondersteuning op juridisch of financieel gebied. Aanknopingspunt zijn de stappen genoemd onder inhoud en vorm. Daar waar processen een langere doorlooptijd hebben kan worden gewerkt met een vaste werkgroep, bijvoorbeeld het begeleiden van het inkoopproces. Daarnaast worden ambtenaren via het AO jeugd en via het gemeentelijk accounthouderschap betrokken bij de nieuwe contractering. Samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs Er is een bestaande werkgroep met de zeven samenwerkingsverbanden in onze regio en de ambtenaren jeugd. In overleg met deze werkgroep en de zeven samenwerkingsverbanden wordt gekeken naar hoe onderwijs‐zorg arrangementen en dyslexie‐aanbod het beste vorm kunnen worden gegeven.
3. Inkoopstrategie (maart‐april) Wat is nodig om te komen tot effectief, transformerend opdrachtgeverschap: Rolduidelijkheid: Welke rol (partner, opdrachtgever, eigenaar van een concept etc.) neem je aan + welk gedrag hoort hierbij? Inhoudsgestuurd: Van maatschappelijke opgave tot concreet beleid. Lerend en ontwikkelend: het stelsel is nog niet af, in gesprek blijven over de eigen opdracht en mee gegeven kaders. Hier ligt een duidelijke relatie met het accounthouderschap. Rol van de tijdelijke werkorganisatie is het managen van drie partijen: individuele gemeenten (en de daaruit voortvloeiende beleidskeuzes), de aanbieders en de cliënten (jeugdigen en de ouders). Daarnaast samenwerking zoeken met de omgeving : onderwijs, huisartsen etc.
3a koppelen inhoud met inkoopscenario’s Welke vormen van uitvraag wil je doen? Te denken valt aan differentiatie perceel/grote aanbieders. Welke gevolgen heeft dit voor de inkoop? Op welke wijze ga je sturen?
3b concept financieel kader Met de bekende gegevens zal het financiële kader voor 2016 opgesteld worden. De verwachting is dat het definitieve kader in mei/juni volgt na de meicirculaire. Naar verwachting zal er een fikse korting plaatsvinden op het huidige budget. Dat vraagt om scherpe keuzes om binnen de budgetten te kunnen blijven en de kwaliteit van de jeugdhulp zo optimaal mogelijk te laten zijn. Bij dit stuk treft u een allereerste concept aan.
3c verzekeringsmodel De regionale afspraken over het verzekeringsmodel gelden alleen voor 2015. De vraag ligt voor hoe het PHO hier verder in wil handelen. De afspraken kunnen (waar nodig in gewijzigde vorm) worden voortgezet, of er kan op een andere manier gewerkt worden.
Het is nodig hier z.s.m. nadere bestuurlijke uitspraken over te doen, zodat de opties verder uitgewerkt kunnen worden. 3d inkoopstrategie in de raden. De inkoopstrategie zal ter besluitvorming aan de dertien colleges van B&W worden voorgelegd en ter kennisname aan de dertien raden worden gestuurd.
4.Inkoopplan (april‐juni) Op grond van de DVO tussen tijdelijke werkorganisatie inhoudelijk opdrachtgeverschap jeugdhulp Holland Rijnland (TWO) en de gemeenten moet het inkoopplan op 1 juni gereed zijn. Om tot het inkoopplan te komen, worden onderstaande activiteiten uitgevoerd. Het inkoopplan vloeit voort uit de inkoopstrategie.
4a Uitnodiging tot Contractering (UTC) opstellen Om te kunnen publiceren moet de inkoopstrategie vertaald worden in een UTC.
4b Perceelbeschrijvingen maken Per perceel wordt aangegeven wat het inhoudt en waar de ontwikkeldoelen liggen, en welke eisen worden gesteld aan de te leveren zorg.
4c Conceptcontracten opstellen Bij de uitvraag worden ook de conceptcontracten meegezonden zodat aanbieders weten onder welke voorwaarden contractering plaatsvindt.
4d Definitief financieel kader Verwacht wordt dat met de meicirculaire de budgetten jeugdhulp 2016 helder zijn. Op basis van de meicirculaire wordt het financieel kader definitief ingevuld en voorgelegd in het PHO.
Aandachtspunten/knelpunten
Voor september moet het voor de aanbieders duidelijk zijn of de optie tot verlenging met een jaar wordt gelicht. We weten niet wat we nu exact bekostigd hebben: de nieuwe contractering moet op basis van goede offertes gebeuren, al zal het lastig zijn ook daar dan al goed zicht op te hebben omdat we nog weinig gegevens beschikbaar hebben over 2015. Aan de voorkant de mandatering goed regelen. Pas eind mei zicht op totaalbudget 2016 Hoe gaan we om met zorg continuïteit? Uitwerken van het begrip passende zorg. Verdere verbinding met decentralisaties WMO en Werk en de stelselwijziging passend onderwijs, bijvoorbeeld bij 16/18+ Bij innovatie liggen de kosten en baten vaak op verschillende plekken: bijvoorbeeld kosten in de JGT’s en de baten bij de specialistische jeugdhulp. Hoe kunnen lokale wensen door vertaald worden naar regionale contractering. Personele verplichtingen van aanbieders met het oog op verdere bezuinigingen en onzekerheid rond de nieuwe contracteringsronde. Tijdig duidelijkheid bieden voor (bestaande) cliënten
Bemensing en benodigde expertise De werkzaamheden worden aangestuurd en uitgevoerd door de TWO. Gezien de omvang en de complexiteit van het onderwerp, is het nodig om bij de verschillende onderdelen ambtenaren uit de regio te betrekken en ook specifieke expertise in te zetten vanuit bijvoorbeeld het servicepunt 71. Benodigde expertise om uitvoering te geven aan dit stappenplan:
Inhoudelijke beleidsstrategie Kennis van de inhoud van jeugdzorg en aanpalende terreinen Inkoopadvies Bedrijfsvoering inkoop/jeugd Inkoopjurist Financiën Communicatie Administratieve ondersteuning
Concept cijfers Financieel kader inkoop: Versie 0.2: 27/2/2015
De jeugdzorg is overgeheveld naar het regime van de Jeugdwet. Dit houdt in dat gemeente per 2015 verantwoordelijk zijn voor vrijwel alle voorzieningen ter ondersteuning van jeugdigen en hun opvoeders. Hiermee is een budget van circa 3,9 miljard euro gemoeid, dat in 2015 volgens een historische verdeling over gemeenten is verdeeld. Vanaf 2016 zal dit geleidelijk overgaan naar een verdeling op basis van objectieve kenmerken. Naar verwachting zullen pas bij de meicirculaire 2015 de definitieve budgetten voor de gemeenten bekend worden gemaakt. Dit is te laat om het inkooptraject te starten. Om alvast te kunnen werken met voorlopige cijfers gaan we uit van een aantal aannames.
Aannames vooruitlopend op de definitieve cijfers 2016 die bekend worden bij de meicirculaire 2015: 1) Landelijke korting In 2016 bedraagt de landelijke korting op het macrobudget 6%. Korting is niet op het voogdijdeel en niet op het 18+-deel. De korting over het overige deel is dus groter. Landelijk is er een korting van 15% over 3 jaren (2015-2017) opgelegd voor de jeugdhulp.
2015 2016 2017 Totaal
Korting cumulatief 4% 10% 15%
€ cumulatief 120 mln. 300 mln. 450 mln.
Korting per jaar 4% 6% 5% 15%
€ per jaar 120 mln. 180 mln. 150 mln. 450 mln.
Aanname kent een grote zekerheid 2) Provinciale middelen In 2016 zullen extra provinciale middelen worden toegevoegd aan het macrobudget, dit is ± € 90 mln. Voor Holland Rijnland betekent dit waarschijnlijk een toevoeging van € 2,5 miljoen. Aanname kent een redelijk zekerheid 3) Wet langdurige zorg Het budget voor de jeugdigen die hebben gekozen om naar de Wet Langdurige Zorg i.p.v. de jeugdwet over te gaan, gaat af van het budget 2015 en verder. De definitieve stand van zaken ontvangen de gemeenten halverwege maart. Voor nu gaan we uit van 5% van het gemeente budget jeugd, € 5,4 miljoen. Dit komt nagenoeg overeen als we 50% van perceel 7 ‘gespecialiseerde jeugdhulp kinderen en jongeren met een beperking’ nemen. Het totaal van perceel 7 bedraagt volgens de begroting Jeugdhulp 2015 € 11 miljoen. Aanname kent een gemiddelde zekerheid 4) Objectief verdeelmodel Het ingroeimodel van historisch naar objectief verdeelmodel zal geleidelijk gaan. De VNG zal met een advies over de ingroeiregeling komen, waarna SZW een besluit neemt. De commissie financiën stelt (waarschijnlijk) een overgangsperiode van 3 jaar voor. In 2016 wordt 50% verdeeld op basis van de historische uitgaven en 50% objectief, in 2017 wordt dit afgebouwd naar 25% historisch en 75% objectief. Vanaf 2018 wordt het budget dan volledig objectief verdeeld. Voor Holland Rijnland ziet de invoer en dan percentueel als volgt uit: 2016 94%
2017 91%
2018 89%
Er zal waarschijnlijk sprake zijn van een specifieke inbouw voor het objectieve model. Wat inhoudt dat een gemeente er per inwoner niet meer dan € 15 op vooruit, dan wel achteruit mag gaan.
Hiermee zal enkel rekening worden gehouden indien een gemeente zowel op jeugd als de wmo achteruit gaat. Dit stuk is nog niet meegenomen bij de aannames/ in de berekening. Aanname kent een gemiddelde zekerheid 5) Bedragen mei-circulaire 2014 blijven van kracht De historische budgetten uit de meicirculaire 2014 blijven van kracht, er van uitgaande dat de fout niet wordt gecorrigeerd. Dit is in een ambtelijk overleg met BZK/VWS gemeld. Aanname kent een redelijk zekerheid 6) Zittend ziekenvervoer 8 mln. voor zittend ziekenvervoer komt er op macro niveau bij in 2015 (is een inschatting). Voor Holland Rijnland betekent dit waarschijnlijk een toevoeging van 0,2 miljoen. Hiervoor moet ook extra zorg geleverd worden. Aanname kent een gemiddelde zekerheid Dit zijn de aannames op dit moment. Gedurende het proces van de inkoop zullen we de aannames continu actualiseren en eventuele nieuwe aannames toevoegen. Hieronder schematisch weergegeven welke concept cijfers bovenstaande aannames oplevert:
Concept cijfers 2016 Verwacht budget 2016
Gemeente Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Totaal
Verwacht budget 2017
Verwacht budget 2018
Verwacht budget 2019
Verwacht ‐/‐ WLZ +/+ Zittend Provinciale budget 2016 Berekend met Berekend met objectief Budget na 95%‐ (maart 2015 ziekenvervoer Verwacht middelen 90 excl obj. Berekend met Berekend met objectief garantie = bekend nu 8 mln op macro aangepast mln op macro model excl objectief 50% objectief 75% 100% en 11% 100% en 11% korting korting meicirculaire 2014 5%) niveau budget 2015 niveau korting en 6% korting en 11% korting € 26.836.936 € 1.341.847 € 55.497 € 25.550.586 € 624.340 € 26.174.926 € 22.808.603 € 20.815.156 € 19.962.138 € 19.962.138 € 3.922.550 € 196.127 € 8.112 € 3.734.534 € 91.255 € 3.825.789 € 3.691.064 € 3.551.552 € 3.596.593 € 3.596.593 € 3.791.704 € 189.585 € 7.841 € 3.609.960 € 88.211 € 3.698.171 € 3.268.529 € 3.006.421 € 2.907.739 € 2.907.739 € 13.394.847 € 669.742 € 27.700 € 12.752.804 € 311.620 € 13.064.425 € 11.287.681 € 10.251.679 € 9.780.062 € 9.780.062 € 24.852.197 € 1.242.610 € 51.393 € 23.660.980 € 578.166 € 24.239.146 € 22.886.105 € 21.789.921 € 21.838.043 € 21.838.043 € 5.657.578 € 282.879 € 11.699 € 5.386.399 € 131.619 € 5.518.018 € 4.864.144 € 4.467.611 € 4.314.284 € 4.314.284 € 3.706.121 € 185.306 € 7.664 € 3.528.479 € 86.220 € 3.614.699 € 3.404.248 € 3.237.091 € 3.240.146 € 3.240.146 € 5.256.663 € 262.833 € 10.870 € 5.004.700 € 122.292 € 5.126.992 € 4.369.001 € 3.936.625 € 3.722.699 € 3.722.699 € 3.610.453 € 180.523 € 7.466 € 3.437.397 € 83.994 € 3.521.391 € 3.674.747 € 3.664.213 € 3.837.416 € 3.837.416 € 3.093.645 € 154.682 € 6.397 € 2.945.360 € 71.971 € 3.017.331 € 2.796.358 € 2.637.572 € 2.618.604 € 2.618.604 € 4.426.957 € 221.348 € 9.155 € 4.214.764 € 102.990 € 4.317.753 € 3.513.337 € 3.078.628 € 2.819.587 € 2.819.587 € 7.170.964 € 358.548 € 14.829 € 6.827.244 € 166.827 € 6.994.071 € 6.345.883 € 5.920.031 € 5.811.473 € 5.811.473 € 1.785.095 € 89.255 € 3.691 € 1.699.531 € 41.529 € 1.741.060 € 1.595.212 € 1.495.794 € 1.476.137 € 1.476.137 € 107.505.709
€ 5.375.285
€ 222.314
€ 102.352.738 100%
€ 2.501.034
€ 104.853.772
€ 94.504.915
€ 87.852.295
€ 85.924.920
€ 85.924.920
92%
86%
84%
84%
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
Op de Jeugdbeschermingstafel (JBT) wordt door professionals samen met ouders besloten of er nog mogelijkheden zijn voor vrijwillige hulpverlening of dat de Raad een raadsonderzoek doet. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
april 2015 1 april 2015
Het PHO adviseert: de colleges in te stemmen met: 1. Holland Rijnland te verzoeken om het platform te bieden voor de jeugdbeschermingstafel voor de periode maart 2015 tot en met 31 december 2016; 2. het verlenen van de hiervoor benodigde mandaten aan het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, overeenkomstig het bijgevoegde matenoverzicht; 3. de kosten voor het JBT, te weten maximaal € 80.000,- en dit te dekken uit de post onvoorzien in de regionale begroting jeugdhulp; 4. de samenwerkingsafspraken met de partners van de jeugdbeschermingstafel; de colleges kennis te nemen van: 5. de naamswijziging van COBplus naar Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland; 6. het Veiligheidshuis als de locatie van de Jeugdbeschermingstafel; de colleges te verzoeken: 7. indien noodzakelijk ad hoc en binnen korte termijn ruimten beschikbaar te stellen in het gemeentehuis.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Niet van toepassing
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Op 31 oktober 2014 heeft het PHO positief geadviseerd over het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming. Onderdeel van deze samenwerkingsovereenkomst is de Jeugdbeschermingstafel als overleg waar besloten wordt tot het wel of niet starten van een Raadsonderzoek. Vervolgens hebben alle gemeenten ingestemd met het Samenwerkingsprotocol waarna de JBT van start is gegaan. Ambtelijk en met de partners is verder vorm gegeven aan de JBT. Inmiddels is de tafel werkende. Er moet echter nog over enkele zaken formeel worden besloten. Dit wordt in dit voorstel gedaan. n.v.t.
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
€ 80.000 valt binnen de post onvoorzien in de regionale begroting jeugdhulp
Eerdere besluitvorming: Vaststelling van de notitie van de werkgroep Veiligheid en Kind (PHO 18 juli 2015) Vaststelling van het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden Holland met de Raad voor de Kinderbescherming (PHO 31 okt 2015) 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
PHO 1 april 2015
Onderwerp: Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
Beslispunten: Het PHO adviseert: de colleges in te stemmen met: 1. Holland Rijnland te verzoeken het platform te bieden voor de Jeugdbeschermingstafel voor de periode maart 2015 tot en met 31 december 2016; 2. het verlenen van de hiervoor benodigde mandaten aan het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, overeenkomstig het bijgevoegde mandatenoverzicht; 3. de kosten voor de Jeugdbeschermingstafel, te weten maximaal € 80.000,- en dit te dekken uit de post onvoorzien in de regionale begroting jeugdhulp; 4. de samenwerkingsafspraken met de partners van de jeugdbeschermingstafel; de colleges kennis te nemen van: 5. de naamswijziging van COBplus naar Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland; 6. het Veiligheidshuis als de locatie van de Jeugdbeschermingstafel; de colleges te verzoeken: 7. indien noodzakelijk ad hoc en binnen korte termijn ruimten beschikbaar te stellen in het gemeentehuis. Inleiding: Tot 31 december 2014 werden in het COB (Casus Overleg Bescherming) door vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en voormalig Bureau Jeugdzorg bepaald of een raadsonderzoek gestart moet worden. Met de transitie jeugdhulp hebben we op grond van onze visie (waarin ouders een centrale rol vervullen), besloten het COB uit te breiden naar een plus variant waar de raadsmelder, de ouders en het kind (als deze ouder is dan 12 jaar), de gemeente en zo nodig al een jeugdbeschermer aansluiten. Sinds 1 januari 2015 nemen deze partijen gezamenlijk het besluit of een raadsonderzoek gestart wordt of dat er toch nog mogelijkheden zijn om in het vrijwillige kader (met de Eigen Kracht van ouders) hulpverlening te bieden. Dit vindt plaats in het COBplus onder de nieuwe naam Jeugdbeschermingstafel. Eind 2014 hebben de gemeenten ingestemd het ‘Samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming’, waarin afspraken over de werking van de Jeugdbeschermingstafel zijn vastgesteld. Dit voorstel is een nadere uitwerking van deze afspraken. Beoogd effect: De Jeugdbeschermingstafel in de regio formeel onderbrengen bij Holland Rijnland en zo invulling geven aan de bevoegdheden van colleges en praktische zaken en afspraken voor de komende twee jaar regelen.
3
Argumenten: 1.1 Dit is een nadere uitwerking van de eerdere regionale en lokale besluitvorming In de rapportage van de werkgroep Veiligheid en Kind aan het portefeuillehouders overleg Sociale Agenda van 18 juli 2014 is de werkwijze COBplus geïntroduceerd. Het COBplus geeft vanuit het gedwongen kader vorm aan de nieuwe benadering 1Gezin1Plan en is gericht op de vermindering van de instroom in de jeugdbescherming door toepassing van drang in plaats van dwang, het waarborgen van de continuïteit van zorg, doordat zowel hulpverleners uit het gedwongen als het vrijwillig kader bij elkaar aan tafel zitten. De portefeuillehouders hebben op 18 juli 2014 ingestemd met deze notitie en de oprichting van de JBTl wat hieruit voortvloeit. De werkwijze van de JBT is vervolgens vastgelegd in het Samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland (HR) en de regio Midden Holland (MH) met de RvdK. Dit protocol is 31 oktober 2014 besproken in het portefeuillehouders overleg Sociale Agenda en is eind 2014 door alle colleges vastgesteld. 1.2
Regionaal is deskundigheid aanwezig om vorm te geven aan de jeugdbeschermingstafel De voorzitter wordt gedetacheerd vanuit de RvdK voor de gehele regio. Daarnaast werken de Gecertificeerde Instellingen en de RvdK ook regionaal. Hierdoor kan de deskundigheid gebundeld worden en verder ontwikkeld worden. Het is inefficiënt als elke gemeente dit voor zichzelf organiseert. 1.3
Het is efficiënt en effectief deze zaken rond de Jeugdbeschermingstafel regionaal te organiseren De JBT is een overleg welke voor de gehele regio werkzaam is. Het heeft de voorkeur de uitvoeringstaken- en werkzaamheden ook praktisch regionaal te organiseren bij het samenwerkingsverband Holland Rijnland (net als de Tijdelijke Werkorganisatie voor de inkoop van de jeugdzorg). Ook de voorzitter en de secretaris worden via detachering dichtbij deze TWO gepositioneerd in plaats van bij een individuele gemeente. 1.4
Deze periode is ook van toepassing op de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Regionaal zijn gemeenten een samenwerking aangegaan voor de periode 1 januari 2015 – eind december 2016. De JBT maakt onderdeel uit van deze samenwerking: de toegang tot de drang en dwangmaatregelen en de samenwerking met de RvdK. Daarom wordt voorgesteld ook deze periode te hanteren voor de bevoegdheden van de JBT. 1.5
De jeugdbeschermingstafel is 1 januari gestart, omdat er al casussen doorgeleid moesten worden aan de Raad voor de Kinderbescherming De eerste ervaringen met de JBT zijn positief, in de bijlage wordt dit inzichtelijk gemaakt. 1.6
Voor de werking van de Jeugdbeschermingstafel is het essentieel dat ook de praktische zaken goed geregeld zijn Omdat we vanaf 1 januari 2015 de toegang naar de RvdK geregeld moesten hebben, zijn we inmiddels gestart met de JBT. De eerste tafels zijn inmiddels succesvol afgerond. Hierdoor lopen we echter ook aan tegen praktische zaken die nog niet volledig geregeld zijn. Voorbeelden zijn communicatie, vormgeven aan de klachtenregeling en de detachering van de secretaris en voorzitter. Dit moet zo snel mogelijk geregeld worden. 2.1
Alle zaken die voortvloeien uit of samenhangen met jeugdbeschermingstafel vinden plaats onder verantwoordelijkheid van het college Holland Rijnland heeft op dit moment nog geen bevoegdheden ten aanzien van de JBT. De bevoegdheid om een casus in te brengen bij de JBT ligt bij het college. Vanuit efficiency oogpunt wordt voorgesteld hiervoor mandaat te verlenen aan het Dagelijks Bestuur van
4
Holland Rijnland dan wel de voorzitter of de secretaris van de JBT, conform mandaatoverzicht in de bijlage. We spreken hier dan over onder meer de volgende zaken: - Afhandelen klachten ten aanzien van de werkwijze van de JBT - Correspondentie en archivering met betrekking tot de JBT - Afhandeling verzoeken in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens De bevoegdheid om zaken in te brengen bij de JBT hebben de colleges al door middel van een mandaat neergelegd bij de jeugd- en gezinsteams. 2.2 De colleges kunnen besluitbevoegdheden door anderen laten uitoefenen Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college besluitbevoegdheden laten uitoefenen door medewerkers binnen de eigen organisatie of aan niet tot de gemeentelijke organisatie behorende functionarissen. 2.3 De colleges blijven verantwoordelijk Bij mandaatbesluiten worden geen bevoegdheden overgedragen. De mandaatgever (het college) blijft zelf bevoegd. Een mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid zelf te hanteren. De gemandateerd besluit namens het college 3.1
De begrote kosten voor de jeugdbeschermingstafel kunnen gedekt worden vanuit de post onvoorzien van de regionale begroting jeugdhulp. De begroting is opgenomen in de financiële paragraaf. In eerdere voorstellen is al een indicatie gegeven van het benodigde budget voor de JBT. In de begroting jeugdzorg is hier echter nog geen rekening mee gehouden. Vandaar dat voorgesteld wordt de kosten 2015 uit de post onvoorzien te dekken. De kosten voor 2016 worden in de begroting 2016 jeugdhulp meegenomen. 4.1 Samenwerkingsafspraken zijn noodzakelijk In de samenwerkingsafspraken werken we nader uit hoe we samenwerken aan de JBT, zie bijlage. De samenwerkingsafspraken vloeien voort uit het samenwerkingsprotocol tussen de gemeenten in de regio Holland Rijnland en de regio Midden olland met de RvdK en de afspraken die in de werkgroep zijn gemaakt. In de werkgroep zijn naast de gemeente ook de Gecertificeerde Instellingen, de jeugd- en gezinsteams, Veilig Thuis en de RvdK vertegenwoordigd. Allen stemmen in met de samenwerkingsafspraken. 5.1 De naam Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland sluit regionaal en landelijk aan Regionaal zijn we gestart met het COBplus als werknaam. Ook in de officiële documenten is deze naam vermeld. In het veld en bij ouders en jongeren riep deze naam veel vragen op. Veel mensen hebben geen beeld bij deze naam. Ouders en jeugd prevaleren de naam Jeugdbeschermingstafel. Ambtelijk en door betrokkenen geven aan dat het eenvoudiger en duidelijker is Haaglanden en Midden Holland te volgen en de naam Jeugdbeschermingstafel (JBT) te hanteren. 6.1 Partners van de JBT zijn al gevestigd in het Veiligheidshuis In het Veiligheidshuis zijn ook de partners (o.a. Jeugdbescherming West en de RvdK) van de JBT aanwezig. De voorzieningen in het Veiligheidshuis sluiten aan bij de behoeften. Bij de inschatting van risicovolle gesprekken zal uitgeweken worden naar een veiligere locatie. 6.2 Leiden is centraal Leiden is de centrale plek in Holland Rijnland. Het Veiligheidshuis is zowel met eigen vervoer als met openbaar vervoer goed bereikbaar.
5
7.1 Flexibiliteit is belangrijk De vaste locatie van de JBT is het Veiligheidshuis. Soms is het in verband met fysieke onmogelijkheden van ouders van belang dat de jeugdbeschermingstafel in de eigen gemeente plaatsvind. De uitnodiging wordt 2 weken van te voren gestuurd. Het is belangrijk dat de tafel gewoon zijn doorgang kan vinden en dat de betreffende gemeenten hiervoor adhoc een ruimte beschikbaar stelt. Kanttekeningen/risico’s: Voor de begroting van de JBT is een inschatting gemaakt van het aantal casussen/tafels. Er is geen (financiële) dekking voor een eventuele uitbreiding van de uren van de voorzitter boven de inzet van 24 uur per week voor als het aantal casussen/tafels de begrote uren overstijgen. Als het aantal casussen aanzienlijk groter is dan nu wordt ingeschat, zal de begroting hierop moeten worden aangepast. Financiën: Begroting Jeugdbeschermingstafel 2015 en 2016 2015 € 42.000
2016 2015 + indexering
€ 33.000
2015 + indexering
Geen
Geen
Werkbudget Overhead 1)
€ 500 Geen
€ 500 PM
Communicatiekosten
€ 4.000
€ 2.000
Opstartkosten
€ 500
Detachering voorzitter (20-24 uur) Detachering secretaris (20 uur) Huisvesting
Opmerkingen Detachering door Raad voor de Kinderbescherming Detachering door JeugdBeschermingWest Huisvesting in Veiligheidshuis Telefoonkosten, uitvoering klachtenregeling, post Communicatie uitingen om aan de doelgroep helder te maken wat de JBT is. Printer, kantoorbenodigdheden
Totaal € 80.000 1) De Jeugdbeschermingstafel wordt gezien als onderdeel van de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp. Conform de afspraken zullen pas vanaf 2017 overheadkosten aan de Tijdelijke Werkorganisatie worden toegerekend, indien nodig aangevuld met formatie voor de Jeugdbeschermingstafel. Uitvoering Bezwaarprocedures die voortvloeien uit de werkwijze van de JBT worden afgehandeld door de gemeente op basis van het woonplaatsbeginsel. Voor de JBT is een projectgroep gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van alle deelnemers aan tafel (voorzitter JBT, RvdK, Gecertificeerde Instellingen, jeugd- en gezinsteams, Veilig Thuis en gemeente). Gezamenlijk wordt de samenwerking verder vorm gegeven, knelpunten besproken, de tafel ingericht en visie ontwikkelt. Het portefeuillehouders overleg Sociale Agenda en de colleges worden regelmatig geïnformeerd over de voortgang en resultaten.
6
Communicatie: Omdat de JBT reeds gestart is, zijn de jeugd- en gezinsteams al op de hoogte. Ook zijn zij getraind in het invullen van een Verzoek tot onderzoek (VTO) en het Veiligheidsplan. Beide zijn de start van een gesprek aan de tafel. Momenteel wordt gewerkt aan een folder en een tekst voor op de websites van de CJG’s en de gemeenten. Deze tekst wordt in samenwerking met de doelgroep opgesteld. Immers, ook de lvb-doelgroep moet de informatie tot zich kunnen nemen. Omdat ouders aangegeven hebben hier behoefte aan te hebben, onderzoeken we ook de mogelijkheden van een informatiefilm. Evaluatie: In mei/juni vindt een tussenevaluatie plaats van het project en in het 3e/4e kwartaal 2015 een evaluatie over de JBT. Daarnaast wordt aan de partners ook gevraagd te vertellen. Bijlagen: 1. Concept Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel 2. Voorstel mandatenoverzicht Jeugdbeschermingstafel 3. Ervaringen Jeugdbeschermingstafel periode januari – maart 2015.
7
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland (werkwijze privacy-proof)
In samenwerking met: Ray David (JBW), Astrid van den Berg (gemeente Teylingen), Iraida Ishaak (WSG), Lucienne de Kok (Cardea), Judith Lek (gemeente Leiderdorp), Vanessa Slavenburg (JGT), Ruud van Stiphout (RvdK), Maartje Timmers (JBW), Gerry Anne Vleming (RvdK), Charlotte Wassenaar (JSO) en Eus Zegers (Veilig Thuis)
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Jeugdbeschermingstafel
3
1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.4 1.5
Bestuurlijke verantwoordelijkheid Doel en samenvatting werkwijze Kader Veiligheid voorop Locatie Duur en frequentie Benodigde partners aan tafel
3 3 3 3
1.6 1.7 1.8 1.8.1 1.9 1.10
Competenties en taakomschrijving partners aan tafel Melders Doelgroep Criteria aanmelding Aanmelding van de cliënt zonder medeweten van de betrokkenen Aanmelding van betrokkenen zonder instemming
4
4 4 5 5
Gezin Professionals Werkwijze en werkproces Voorafgaand aan de bespreking aan de tafel Bespreking aan de jeugdbeschermingstafel Na de bespreking aan de tafel Bespreking van de aangemelde betrokkenen zonder toestemming Volgen van de Toeleiding naar noodzakelijke hulp Afsluiting van de bespreking aan de jeugdbeschermingstafel Overige routes
4
6
6
Hoofdstuk 2 Samenwerkingsafspraken 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.4
4
6 6 7 7 7 8 9 9 10 10 10
Hoofdstuk 3 Registratie en verantwoording verwerking persoonsgegevens
10
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Verantwoordelijkheid Registratie na bespreking van de aangemelde cliënt Informatierecht algemeen Inzage Correctierecht Vernietigingsrecht Bewaartermijn Geheimhouding
10 11
4.
Slotbepalingen
Bijlage : Begripsbepalingen
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
11 12 12
12 12 12 12
13
2
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
1. Jeugdbeschermingstafel 1.1 Bestuurlijke verantwoordelijkheid Namens de deelnemende gemeenten biedt het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland het platform van deze nieuwe werkwijze voor de toeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) uitgevoerd door de gemeenten in de regio Holland Rijnland, Stichting Jeugdbescherming West (rechtsopvolger BJZ), de Raad voor de Kinderbescherming, William Schrikker Groep, de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming en het Leger des Heils. De afspraken gelden gedurende de periode van 15 december 2014 tot 1 juli 2015. Deze looptijd is gelijk aan de looptijd van het Regionaal Samenwerkingsprotocol Jeugd. 1.2
Doel en samenvatting werkwijze
1.2.1 Kader Een bespreking op de Jeugdbeschermingstafel (JBT) heeft tot doel om cliënten toe te leiden naar een of meer vormen van hulp, omdat de cliënt ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en ouder(s) en/of minderjarige jeugdige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende accepteren. Alle deelnemers verwerken niet meer persoonsgegevens dan noodzakelijk in relatie tot het behalen van voornoemd doel. Deze gegevens zijn onontbeerlijk voor het op gang brengen van de noodzakelijke hulp. Het betreft de Verzoeken Tot Onderzoek (VTO) naar een kinderbeschermingsmaatregel die door aangewezen partijen ingediend worden bij RvdK. De RvdK onderzoekt of en welke kinderbeschermingsmaatregel passend is. Ook ambtshalve uitbreidingen bij de RvdK naar een beschermingsonderzoek vanuit een onderzoek Schoolverzuim, Straf en Gezag & Omgang in gezinssituaties waarbij niet vrijblijvende hulpverlening nodig lijkt te zijn, worden besproken op de JBT. De Gezinsvoogdij Instelling (GI) verzoekt een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel na een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing eveneens via de JBT. 1.2.2 Veiligheid voorop Aan de JBT zullen partners binnen de jeugdzorgketen in het bijzijn van ouders en de jeugdige besluiten of er niet vrijblijvende hulp met daarbij een onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming opgestart wordt of dat er een passend niet vrijblijvend alternatief mogelijk is. De JBT gaat het huidige Casus Overleg Bescherming (COB) vervangen. Tijdens de JBT worden gezinnen besproken waarin het opvoedklimaat onveilig is of waarbij anderszins sprake is van een bedreigde ontwikkeling bij een of meerdere jeugdigen in het gezin. Een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming kan leiden tot een advies aan de rechter met een verzoek tot een ondertoezichtstelling. Nadat de rechter de kinderbeschermingsmaatregel heeft uitgesproken wordt de hulp in een gedwongen kader ingezet. De JBT is geen casusoverleg in de reguliere betekenis van het woord. Als een hulpverlener ziet dat de ontwikkeling van een jeugdige ernstig bedreigd wordt, en ouders of jeugdige geen of onvoldoende gebruik maken van het hulpverleningsaanbod, bespreekt hij dit met de ouders en jeugdige en stelt samen met hen een plan van aanpak op. Indien op korte termijn geen verandering optreedt, zal de hulpverlener zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om het in te brengen op de JBT. Een raadsonderzoeker kan, in een lopend onderzoek, een Verzoek tot Hulpverlening doen aan de tafel. De veiligheid van de jeugdige staat voorop en daarom zal ook altijd tijdens het overleg aan de JBT het reeds opgestelde veiligheidsplan besproken worden en waar nodig aangepast.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
3
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
Tijdens de bespreking aan de JB-tafel is direct een professional aanwezig en beschikbaar die met het gezin aan de slag kan. Wanneer gekozen wordt voor een raadsonderzoek, zal in veel gevallen een jeugdbeschermer (voor de uitspraak van een OTS in de rol van gezinscoach) met het gezin aan het werk gaan zodat het gezin na uitspraak van de rechter niet wisselt van hulpverlener. Het voorkomen van een kinderbeschermingsmaatregel door preventief hulp in te zetten is het streven. De hulp zal gezinsgericht zijn en er is sprake van een integrale aanpak. Bij een uitgesteld raadsonderzoek zal in veel gevallen een gezinscoach met het gezin aan het werk gaan, mocht deze niet al werkzaam zijn binnen het gezin. Waar overlap is met andere overlegvormen (bijvoorbeeld het Veiligheidshuis) zal gedurende de uitrol van de werkwijze gezocht worden naar de juiste afstemming en bezien worden op aanpassing van de werkwijzen van beide overlegvormen. Informatie wordt alleen gedeeld bij doelbinding. M.a.w.: noodzakelijk indien de veiligheid van het kind daarmee gewaarborgd kan worden en de noodzakelijke hulp kan worden opgestart. Aan de hand van een aantal vooraf bepaalde toetsingscriteria wordt in de loop van de uitrol geëvalueerd op effectiviteit van inzet vanuit de JBT van niet vrijblijvende hulpverlening zonder maatregel of de inzet van hulpverlening vanuit een gedwongen kader bij een gezin. Er wordt vanuit gegaan dat de inzet ervoor zorgt dat de bovenvermelde bedreiging in veiligheid of ontwikkeling is afgenomen of opgeheven. Er wordt eveneens aandacht besteed aan het verminderen van de bureaucratie. Bij de start van de uitrol van de werkwijze zullen enkele proces- en werkafspraken zijn gemaakt om handvatten te bieden aan de betrokken ketenpartners. Gedurende de uitrol van de werkwijze zal bezien worden op het wijzigen en vereenvoudigen van het werkproces. De partners aan de tafel, betrokken professionals en ouders worden betrokken bij de werkbaarheid van het werkproces. 1.3
Locatie
De JBT bijeenkomsten vinden altijd plaats in het Veiligheidshuis aan het Stationsplein 107 te Leiden. Dit is een gewenste locatie gezien de aanwezigheid van belangrijke ketenpartners en faciliteiten zoals toegangspoorten, ontvangst, verbinding computerscherm etc. Met het Veiligheidshuis zijn goede afspraken gemaakt. Op verzoek van de melder kan, indien het voor ouders en jeugd fysiek niet mogelijk is naar het Veiligheidshuis te komen, in overleg met de secretaris de JBT in de eigen gemeente gehouden worden. De melder draagt dan zelf zorg voor deze vervangende locatie. De tafel kan niet plaatsvinden bij een GI. Als er redenen zijn om vanwege veiligheidsredenen uit te wijken, zal de JBT in het gemeentehuis van Leiderdorp plaatsvinden. 1.4
Duur en frequentie
Elke week is op maandagmiddag van 13.00 uur tot 17.00 uur en woensdagochtend van 9.00 uur tot 12.00 uur tijd gereserveerd om de gezinnen uit te nodigen. In de loop van 2015 zal bezien worden of deze frequentie goed is. 1.5 -
Benodigde partners aan tafel Melder (of diens vervanger werkzaam bij dezelfde organisatie en bekend bij het gezin) Ouders en jeugdige (vanaf 12 jaar worden jeugdigen bij het overleg betrokken en na overleg tussen voorzitter en melder bestaat ook deze mogelijkheid voor jongere kinderen.) Regio Holland-Rijnland – voorzitter JBT Secretaris (geleverd door bijvoorbeeld GI) Intakemedewerker RvdK
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
4
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
-
(Indien van toepassing en mogelijk) de medewerker die het raadsonderzoek gaat doen/doet Beschikbare professionals die meteen met het gezin aan de slag gaan.
De namen van deze professionals zijn bekend en worden uitgenodigd aan de tafel. Deze professionals worden aangeleverd door de GI’s, het JGT en overige zorgaanbieders. De voorzitter nodigt uit. 1.6
Competenties en taakomschrijving partners aan tafel
De competenties en taakomschrijving van respectievelijk de voorzitter, secretaris en afgevaardigde van de RvdK zijn beschreven door de regio Haaglanden. Deze taakbeschrijvingen zijn geschikt om gebruikt te worden in de regio Holland-Rijnland. Deze personen fungeren als pionier in de nieuwe werkwijze en dienen de werkwijze en de visie te omarmen. Zij beschikken over de juiste attitude om een respectvol gesprek met de ouders en jeugdigen te voeren en zijn in staat om kritisch te kijken naar de reeds eerder geboden hulp en signalen die gemeld zijn. Zij werken systeemgericht en netwerkgericht. De professionals staan open voor kritiek op eigen functioneren en kunnen organisatie belangen ondergeschikt maken aan het belang van de juiste zorg aan het gezin en/of kind. Met de nieuwe manier van werken wordt tegelijkertijd de competenties van de betreffende personen ontwikkeld en omschreven. Bij het uitbreiden van de werkwijze naar andere locaties zullen zij nieuwe partners inwerken en trainen. 1.7
Melders
Er is als start gekozen voor de volgende melders (niet limitatief): - Stichting Jeugdbescherming West (Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, Crisis Interventie Team (CIT)) - Veilig Thuis bij de GGD (huidige AMK en Steunpunt Huiselijk Geweld) - De Jeugd- en Gezinsteams (Holland Rijnland) - RvdK - Het Leger des Heils - De William Schrikker Groep - de SGJ In de loop van 2015 zal bezien worden of het ook mogelijk is Leerplicht te laten melden. De medewerkers leerplicht zullen daarvoor gemandateerd moeten worden. Deze lijst is niet limitatief en wordt steeds bezien op volledigheid en noodzakelijkheid. 1.8
Doelgroep
Jeugdigen tot 18 jaar en hun ouders/verzorgers waarbij de jeugdige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en ouder(s) en/of jeugdige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende accepteren en/of hier onvoldoende van (kunnen) profiteren. 1.8.1 Criteria aanmelding -
De jeugdige en het gezin past in de bovengenoemde doelgroep beschrijving; Er is sprake van één van de onderstaande situaties: 1. De melder ziet geen mogelijkheden voor hulpverlening in het vrijwillig kader zonder drang of dwang; 2. Hulp in het drangkader is ontoereikend gebleken; 3. Hulp in het dwangkader is niet meer passend of ontoereikend (bijvoorbeeld bij een verzoek tot onderzoek naar ontheffing, opheffing of aflopen van de dwangmaatregel en verwijzing naar drangkader);
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
5
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
4. In een lopend raadsonderzoek blijkt dat ontwikkeling en veiligheid bedreigd wordt. -
-
-
Er wordt gemeld op basis van feiten en door de melder geverifieerde informatie (formats Verzoek Tot Onderzoek (VTO)); Ook kan een raadsonderzoeker een verzoek tot hulpverlening (VTH*) doen. Ook dit gebeurt op basis van feiten en door de melder geverifieerde informatie. De melding bij de JBT is door de melder met ouders (en de jeugdige) besproken, zij zijn in bezit van de melding, en weten dat ze verwacht worden; De ouders hebben de mogelijkheid gehad om op de melding te reageren. Feitelijke onjuistheden in de melding worden aangepast voordat het gezin op de JBT besproken wordt; De melder bespreekt met de cliënten de informatie uitwisseling die tussen de JBT en overige instellingen of overlegvormen (bijv. bij het AMK of het Veiligheidshuis) kan plaats vinden. De informatie uitwisseling vindt uitsluitend plaats indien dit direct bijdraagt aan de onder 1.2.1 vermelde doelstelling Het recht van ouders en jeugdigen om correctie te vragen omvat verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van persoonsgegevens. Er kan correctie verzocht worden in drie gevallen: 1. De persoonsgegevens zijn feitelijk onjuist; 2. De persoonsgegevens zijn voor het doel of de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld onvolledig of niet ter zake dienend; 3. De gegevens worden op een andere manier, in strijd met een wet gebruikt. Is er geen contact met de cliënt, of vooraf geen toestemming gevraagd voor het uitwisselen van informatie (verwerken van persoonsgegevens), dan wordt opnieuw een afweging gemaakt voor de melding aan de JBT, zie artikel 1.9 Indien ouders niet instemmen met het uitwisselen van informatie (verwerken van persoonsgegevens) wordt opnieuw een afweging gemaakt voor de melding aan de JBT, zie artikel 1.10 In principe is een gezinsaanpak of netwerkaanpak het uitgangspunt. Hier zijn uitzonderingen op, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een gezagsvacuüm of bedreiging door de ouder(s) en/of familie.
1. 9 Aanmelding van de cliënt zonder medeweten van de betrokkenen 1. Indien bespreking van de melding ernstig gevaar oplevert voor de jeugdige of de melder kan in overleg met de voorzitter van de tafel de afweging gemaakt worden om een melding te doen zonder dat de cliënt vooraf geïnformeerd wordt. De motivering wordt vastgelegd. Volg hierbij het privacy instrument van het ministerie van VWS: samenwerken in de jeugdketen, een instrument voor gegevensuitwisseling. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/brochures/2011/06/29/privacytool-gegevensuitwisseling.html 2. Is er geen contact met de betrokkenen, of geen toestemming gevraagd dan meldt de medewerker de betrokkenen toch aan tafel indien de cliënt zich in een zodanig ernstige situatie bevindt dat hulp dringend geboden is en bespreking aan tafel naar het oordeel van de medewerker noodzakelijk is voor de toeleiding naar de hulp. 3. Voor zover de deelnemer die de cliënt inbrengt over deze informatie beschikt, verstrekt hij de volgende informatie over de cliënt: i) zijn naam, adres of feitelijke verblijfplaats, ii) de naam en het adres van zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) iii) de aard van de situatie en de omstandigheden waarin de cliënt zich bevindt, iv) de aard van de contacten die de medewerker thans of in het verleden met de cliënt heeft gehad. 4. De deelnemer concretiseert zoveel mogelijk de zorgen over de ontwikkeling van de jeugdige tot volwassenheid: op welke leefgebieden liggen de zorgen; materiële
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
6
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
omstandigheden; gezondheid; opvoeding & gezinsrelaties; onderwijs en werk; sociale omgeving buiten gezin en school. 5. De tafel levert maatwerk in de aanpak om de melding zo snel als mogelijk alsnog met de betrokkenen te bespreken. 1.10 Aanmelding van betrokkenen zonder instemming 1. Heeft een betrokkene bezwaren tegen de aanmelding van zijn situatie aan tafel dan meldt de medewerker de cliënt toch aan tafel indien de cliënt zich in een zodanig ernstige situatie bevindt dat hulp dringend geboden is en bespreking aan tafel naar het oordeel van de medewerker kan leiden tot toeleiding naar de noodzakelijke hulp. 2. De melder stelt zichzelf de volgende vragen: a. Zijn de zorgen dermate ernstig dat de melding van de betrokkene aan tafel in verhouding staat tot het doel dat ik wil bereiken namelijk het opstarten van noodzakelijke hulp? b. Is dit de enige mogelijkheid om tot noodzakelijke hulp te komen? 2.
Samenwerkingsafspraken
2.1
Gezin -
-
2.2 -
De inhoud van de melding is volledig besproken met ouders en jeugdige voorafgaand aan de bespreking aan de JBT en het gezin krijgt een kopie van het Verzoek Tot Onderzoek; Om een goed besluit te nemen wordt kritisch gekeken naar de reeds aangeboden hulp en hoe deze wel of niet aansloot bij de hulpvraag van de ouder/gezin; De melder legt vooraf de werkwijze van de JBT uit aan het gezin en bespreekt op welke wijze het gezin ondersteund wil worden bij het besluit aan de tafel; De melder laat aan ouders (en de jeugdige van 12 jaar of ouder) weten op welke dagen het overleg plaats kan vinden en stelt hen op de hoogte van de aanwezige partners aan de tafel; De melder bespreekt vooraf met ouders en kind de mogelijkheden van de aanwezigheid van de jeugdige bij de JBT; Ouders en jeugdigen ouder dan 12 jaar (indien jeugdigen dit willen) en de melder worden geacht aanwezig zijn aan de tafel; Ouders en jeugdigen zijn aanwezig, mits de veiligheid van aanwezigen niet in het geding komt en het mogelijk is om in deze samenstelling besluiten te nemen en constructief te overleggen. Indien nodig zullen er veiligheidsafspraken gemaakt worden en kan uitgeweken worden naar een andere locatie; de melder en de voorzitter schatten in wat de gevolgen zijn voor de veiligheid van aanwezigen bij de JBT; Bij afwezigheid van de melder én ouders (of afwezigheid van een afgevaardigde die face to face met het gezin gesproken heeft) gaat de bespreking niet door; er worden geen besluiten genomen over gezinnen als niemand aan tafel het gezin kent. Professionals
Betrokken organisaties zorgen voor beschikbare Jeugdbeschermers (JBwest, WSG, SGJ, Leger des Heils) en hulpverleners die kunnen omgaan met weerstand); De RvdK is bereid de melders te faciliteren bij het opstellen van een VTO, uitleg te geven over het juridisch kader en te adviseren over de te nemen stappen voordat er gemeld wordt bij de JBT; De voorzitter van de tafel is in dienst van de RvdK welke gedetacheerd wordt bij Holland Rijnland
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
7
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
-
Een intakemedewerker van de RvdK neemt standaard deel aan de JBT. Gedurende de uitrol van de werkwijze zal dit dezelfde persoon zijn; De tafel bestaat uit twee vaste professionals (met mandaat voor ontwikkelen) en een secretaris/notulist. Zo kan gefocust worden op kwaliteit en ontwikkeling; De gezinscoaches die in het drangkader gaan werken, worden op verzoek van de voorzitter geleverd via de teamleiders van de GI’s. Hulpverleners worden op verzoek van de voorzitter via de jeugd- en gezinsteams; Wanneer bij een gezin naar verwachting een raadsonderzoek start, kan de intaker de desbetreffende raadsonderzoeker in voorkomende gevallen uitnodigen voor het overleg aan de tafel; In al lopende raadsonderzoeken die uitgebreid worden naar een beschermingsonderzoek neemt de desbetreffende onderzoeker plaats aan de tafel; De partners aan de JBT zijn op de hoogte van het zorgaanbod.
2.3.
Werkwijze en werkproces
2.3.1 Voorafgaand aan de bespreking aan de tafel Werkwijze en verwachtingen van melder en hulpverlening 1. Er wordt door de hulpverlening gewerkt met de werkwijze van Signs of Safety en de aanpak is gezinsgericht. 2. De bij het gezin betrokken professionals houden zicht op de veiligheid van alle kinderen in het gezin en zetten hulpverlening in voor de kinderen om deze veiligheid te garanderen. 3. Betrokken professionals hebben er alles aan gedaan een melding bij de RvdK te voorkomen door het maken van veiligheidsafspraken en het inzetten van passende hulpverlening. 4. Als een hulpverlener ziet dat de ontwikkeling van een jeugdige ernstig bedreigd wordt, omdat de ouders of jeugdige onvoldoende gebruik maken van het hulpverleningsaanbod, bespreekt hij dit met de ouders. 5. Voorafgaand aan inbreng op de JBT heeft de hulpverlener zo nodig samen met de aan het CJG gelieerde jeugdbeschermer het gezin gesproken over de keuzes die zij hebben, en de gevolgen die het niet meewerken aan het opheffen van de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van het kind met zich meedraagt. Voorafgaande aan inbreng op de JBT heeft de melder de mogelijkheid van consultatie bij de intake van de RvdK. 6. Indien op korte termijn geen verandering optreedt, zal de hulpverlener zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om het in te brengen op de jeugdbeschermingstafel. 7. De melder maakt inzichtelijk waarom inbreng op de JBT noodzakelijk is; 8. Er wordt gebruik gemaakt van de formats Verzoek Tot Onderzoek (VTO) of Verzoek Tot Hulpverlening (VTH*) inclusief de door de regio opgestelde vragen over drang en de zorgen zijn kort en bondig beschreven op het format VTO voor Gezagsbeëindigende Maatregel; 9. Er wordt gebruik gemaakt van het Framework Veiligheidsplan (zorgen, kansen, veiligheidsafspraken) conform de werkwijze van Signs Of Safety of alle pogingen daartoe zijn benut en uitgeput; 10. De melder heeft zoveel mogelijk beschreven welke afspraken nodig zijn met ouders en kinderen om de onveilige situatie op te heffen. 11. De informatie is respectvol van toon, gaat niet over de grenzen van betamelijkheid, en is nodig om de veiligheid van het kind te waarborgen. Informatie die uitsluitend tussen volwassenen speelt, en dient te spelen, en niet van invloed is op de veiligheid van het kind, wordt niet meegenomen in het VTO. 12. De professional stuurt het meeste recente VTO inclusief vragen over drang met contactgegevens (inclusief e-mail adres) van ouders en kind samen met het
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
8
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
ingevulde SoS Veiligheidsframework per e-mail naar
[email protected] 13. De melder is bereikbaar voor de voorzitter vanaf het moment dat de melding gedaan is voor eventuele vragen en aanpassingen ten aanzien van het VTO en aanwezigheid bij de bespreking aan de JBT 14. Melder en betrokken professionals blijven verantwoordelijk voor het gezin, ook na het doen van de melding. * waar VTO staat kan ook VTH gelezen worden. Taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partners na binnenkomst van de melding 15. Bij binnenkomst worden de meldingen op volledigheid gescreend door de secretaris en op inhoud en noodzaak drang of dwang gescreend door de voorzitter waarbij deze het Adviesteam van de RvdK kan consulteren over de noodzaak van een onderzoek en de mogelijkheid van alternatieven. Deze consultatie wordt door intaker geregistreerd. De voorzitter communiceert de uitkomst met de melder. 16. De voorzitter kan de melding terug sturen met het verzoek tot verbetering wanneer niet aan de voorwaarden is voldaan. De poortwachtersfunctie wordt zo nodig benut. 17. Wanneer de melding goed bevonden is, wordt deze door de secretaris geagendeerd uiterlijk twee weken na binnenkomst. De secretaris stuurt schriftelijk of per e-mail een uitnodiging naar het gezin. Het gezin ontvangt informatie over de werkwijze en ontvangt alle stukken die de JBT ook ontvangt. De melder heeft deze stukken met het gezin besproken. 18. De secretaris zoekt uit of het gezin in het Veiligheidshuis besproken wordt; 19. Voordat de bespreking aan de JBT plaats vindt, koppelt de RvdK een raadsonderzoeker aan het gezin indien van toepassing. 20. De voorzitter benadert de teamleiding van de hulpbiedende organisaties voor het leveren van een hulpverlener die in het niet vrijblijvende kader met het gezin aan de slag kan. Dit kan de melder zijn, een gezinscoach, een Jeugdbeschermer in de rol van gezinscoach of een andere competente professional. 21. De hulpbiedende organisaties zijn ervoor verantwoordelijk dat er beschikbare hulpverleners zijn en dat zij bereikbaar zijn. 22. De gecertificeerde instellingen die benaderd kunnen worden zijn: SGJ, Leger des Heils, Jeugdbescherming West en WSG. 23. De secretaris benadert de RvdK voor contactgegevens VOTS zaken. 2.3.2 Bespreking bij de JBT 24. De situatie van het gezin wordt besproken in 60 minuten: - Vanaf 12 jaar worden jeugdigen bij het overleg betrokken en na overleg tussen voorzitter en melder bestaat ook deze mogelijkheid voor jongere kinderen. - Aan de tafel staat het kind centraal. - De voorzitter en de secretaris horen de kinderen kort voor de bijeenkomst zonder ouders met als doelen: Kinderen voor te bereiden op de bijeenkomst (de voorzitter let er op dat de bijeenkomst voor kinderen veilig verloopt). Ervoor zorgen dat het kind zich gehoord voelt en duidelijk kan maken wat hij of zij hoopt dat gaat gebeuren. - Tijdens de bespreking stuurt de voorzitter het proces, zodat elke deelnemer de verantwoordelijkheid neemt, die bij zijn rol hoort: melder, onderzoeker, gezinscoach, ouder(s) en kind. De afspraken worden door de voorzitter geconcludeerd en door de secretaris genotuleerd. - Keuze: niet vrijblijvende hulpverlening, niet vrijblijvende hulpverlening met een uitgesteld raadsonderzoek, niet vrijblijvende hulpverlening met een
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
9
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
-
raadsonderzoek (en na uitspraak rechter dwang) of alleen een raadsonderzoek (wanneer het gezin niet akkoord gaat met hulpverlening) Besloten wordt welke vorm van hulp passend is De hulpverleningsdoelen en veiligheidsafspraken worden aangepast of opgesteld De gezinsbegeleider en ouders benoemen (voorlopige) doelen waarmee zij aan de slag gaan Het veiligheidsplan wordt bezien op wijzigingen naar aanleiding van de ontwikkelingen aan de tafel Er worden afspraken gemaakt over de te continueren hulp of te starten nieuwe hulp Er vindt direct een warme overdracht plaats of er worden afspraken hierover gemaakt
25. Het besluit aan de JBT is bindend voor aangesloten organisaties die melden of professionals leveren; 26. Er wordt geregistreerd in GCOS; 27. Er wordt zoveel mogelijk digitaal gewerkt; 28. De deelnemers verstrekken niet meer persoonsgegevens of leggen niet meer persoonsgegevens vast dan noodzakelijk is voor de toeleiding naar de noodzakelijke hulp; 29. De deelnemers sluiten zoveel mogelijk aan bij wat zij zelf aan feiten hebben gezien, gehoord en vastgesteld. 30. De deelnemers vermelden de bron indien zij ook feiten verstrekken die van een ander afkomstig zijn. 31. Indien de deelnemers ook een oordeel, een hypothese, een vermoeden of een mening verstrekken of vastleggen, de status hiervan duidelijk aangeven, binnen het eigen deskundigheidsterrein blijven en zorgen voor voldoende onderbouwing door feiten. 32. Indien de deelnemers een (medische) diagnose vastleggen of verstrekken kan dat alleen indien deze is vastgesteld door een daartoe bevoegde beroepskracht. 2.3.3 Na de bespreking aan de JBT 33. Bij een uitgesteld raadsonderzoek met niet vrijblijvende hulpverlening koppelt de hulpverlening als er zorgen zijn na 3 of maximaal 6 maanden terug aan de voorzitter hoe de hulpverlening verloopt en/of de doelen behaald zijn. Wanneer een raadsonderzoek alsnog noodzakelijk blijkt te zijn, kan de hulpverlening eerder terugmelden. Middels het aanleveren van de nieuwe informatie over de huidige situatie op 1 A4 via de JBT kan er alsnog een raadsonderzoek starten. 34. De raadsonderzoeker en de jeugdbeschermer hebben gedurende het raadsonderzoek meerdere malen contact met elkaar over het verloop van de hulpverlening tot aan de zitting; 35. De professional die geleverd is door een GI en vanaf de tafel ingezet wordt om in het drangkader te werken tijdens het raadsonderzoek, is ook degene die naar de zitting gaat en die de OTS uit gaat voeren; 36. De Raadsonderzoeker koppelt de uitkomst van het raadsonderzoek en de uitspraak van de kinderrechter terug aan de voorzitter. 37. Wanneer gekozen wordt voor verwijzing naar een instantie van jeugdbescherming van een specifieke doelgroep, dan neemt de RvdK dit advies over met als doel dat het gezin niet wisselt van jeugdbeschermer tijdens het onderzoek en na uitspraak van de rechter; 38. Gedurende de uitrol wordt vastgelegd hoe de professional, nadat een raadsonderzoek heeft plaatsgevonden en een rekest voor een kinderbeschermingsmaatregel is ingediend, de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming of de Rechtbank op de hoogte stelt van de vorderingen van de hulpverlening in het gezin binnen de periode tussen tafel en zitting.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
10
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
2.3.4
Bespreking van de aangemelde betrokkenen zonder toestemming
1. De deelnemers aan tafel geven aan of de aangemelde cliënt in verband met de actuele of afgesloten contacten bij hun instelling bekend is. 2. Indien op basis van deze gegevens nog geen afspraken kunnen worden gemaakt over een effectieve toeleiding naar de noodzakelijke zorg, verstrekken de deelnemers de voor de toeleiding noodzakelijke informatie over de aard van het contact dat de cliënt met hun instelling heeft gehad. 3. De bespreking wordt afgesloten met afspraken over de wijze waarop de cliënt zal worden toegeleid naar de noodzakelijke zorg en over de deelnemer of de deelnemers die verantwoordelijk zijn voor deze toeleiding. 4. Na de bespreking registreert de secretaris de gegevens die noodzakelijk zijn voor het volgen van de toeleiding in GCOS. 5. Na de bespreking legt de secretaris vast op welke wijze de betrokkenen worden geïnformeerd over de besluiten van de JBT. 2.3.5 Volgen van de Toeleiding naar noodzakelijke hulp 1. De voorzitter vraagt aan de hulpverlener die verantwoordelijk is voor de toeleiding van de cliënten naar de noodzakelijke hulpverlening of deze volgens de gemaakte afspraken aan tafel verloopt en of bespreking van de toeleiding noodzakelijk is. 2. Is bespreking van de toeleiding noodzakelijk dan noemt de hulpverlener de problemen of vragen die zich voordoen en geven de overige deelnemers aanvullende informatie en of hun advies omtrent de toeleiding. 3. Loopt de toeleiding volgens de afspraken en is bespreking niet nodig, dan registreert de voorzitter of secretaris uitsluitend dat de toeleiding is gevolgd en dat er geen noodzaak bleek voor verdere bespreking. 4. Eventueel bijgestelde afspraken worden altijd in bijzijn van de ouders besproken en worden geregistreerd. Wordt een andere medewerker aangewezen die verantwoordelijk wordt voor de toeleiding, dan wordt ook haar/zijn naam geregistreerd. 5. Wanneer alsnog een raadsonderzoek noodzakelijk lijkt, koppelt de verantwoordelijke hulpverlener na drie maanden de voortgang na bespreking met de ouders terug aan de tafel. Indien nodig, eerder. 6. Er wordt vastgelegd hoe de betrokkenen over nieuwe besluiten worden geïnformeerd. 2.3.6 Afsluiting van de bespreking aan de JBT Indien in een bijeenkomst aan tafel de melder aangeeft dat de toeleiding van een cliënt naar de hulp is afgesloten omdat hem feitelijk al minstens een onafgebroken periode van zes maanden hulp wordt geboden door een of meer instellingen, dan legt de voorzitter of secretaris deze mededeling, met vermelding van de instantie die de cliënt hulp verleent, vast in het dossier en sluit dit af. 2.4
Overige routes*
1. Spoedzaken waarbij direct een VOTS maatregel (al dan niet met een MUHP) noodzakelijk is, worden direct bij het Integraal Spoedteam (IST) van de Raad voor de Kinderbescherming gemeld en niet aan de tafel; 2. Spoedzaken komen terug op de JBT. Wanneer een VOTS (met eventueel een MUHP) uitgesproken is, wordt het gezin (na overleg tussen de voorzitter, jeugdbeschermer en raadsonderzoeker over de noodzaak en geschikte datum) besproken aan de JBT. Mocht de VOTS niet omgezet worden in een reguliere OTS, dan kan dezelfde jeugdbeschermer als dranghulpverlener verder met het gezin;
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
11
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
3. Bij onderzoeken die door de RvdK ambtshalve worden uitbreid naar een kinderbeschermingsonderzoek wordt bij de noodzaak van een dwangkader de vraag om een hulpverlener besproken aan de tafel besproken. Zonder deze noodzaak wordt de inzet van hulp geregeld via het CJG. *Gedurende de uitrol van de werkwijze wordt onderzocht of deze routes tot eerdere inzet van hulpverlening leiden, niet voor een onnodige omweg zorgen en transparant zijn voor ouders en kinderen. 3.
Registratie en verantwoording verwerking persoonsgegevens1
3.1
Verantwoordelijkheid 1. Het dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, in de persoon van de voorzitter, verder te noemen het Dagelijks Bestuur is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement en voor alle wettelijke verplichtingen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de cliënt aan de JBT en de registratie in GCOS. 2. Indien cliënten een klacht hebben over de werkwijze van de JBT als zodanig, de voorzitter of de secretaris wenden zij zich met hun klacht tot het Dagelijks Bestuur. 3. Indien de cliënt niet tevreden is over de afhandeling van de klacht uit paragraaf 3.2.1 kan deze zich richten tot de nationale ombudsman. Deze neemt de klacht pas in behandeling nadat de klachtenprocedure van Holland Rijnland is afgehandeld. 4. Wanneer cliënten een klacht hebben ten aanzien van de werkwijze of attitude van een van de medewerkers van de deelnemende organisaties kunnen zij de klachtenprocedure van de desbetreffende organisatie volgen en/of zich wenden tot klachtencommissie van de desbetreffende organisatie. 5. Het Dagelijks Bestuur treft voorzieningen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de opgenomen cliëntgegevens. 6. Het Dagelijks Bestuur ziet er op toe dat ten aanzien van de beveiliging van de cliëntgegevens afdoende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen staan beschreven in het beveiligingsplan van de verantwoordelijke. Dit beveiligingsplan (behorend bij GCOS) is als bijlage toegevoegd aan dit register en wordt geacht hiervan deel uit te maken. 7. Het Dagelijks Bestuur ziet er tevens op toe dat uitsluitend de voor het doel noodzakelijke persoonsgegevens worden verwerkt en dat zij niet langer worden verwerkt of bewaard dan voor dit doel noodzakelijk is.
3.2
Registratie na bespreking van de aangemelde cliënt 1. Na de bespreking registreert de secretaris in GCOS de gegevens die noodzakelijk zijn voor het volgen van de toeleiding: a. De naam en het adres van de cliënt en van zijn wettelijk vertegenwoordiger, b. De afspraken die aan de JBT zijn gemaakt over de toeleiding naar de hulp en de hulpverleningsdoelen. c. Andere gegevens over de cliënt of zijn omstandigheden die noodzakelijk zijn voor het bewaken van de toeleiding naar de hulp.
1 De colleges van de deelnemende gemeenten verlenen mandaat, met de mogelijkheid tot ondermandaat, aan het Dagelijks Bestuur Holland Rijnland voor de uitoefening van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
12
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
2. De besluiten die worden genomen, worden door de secretaris direct digitaal vastgelegd in GCOS en per uitgeprinte brief meegegeven aan de cliënt en zijn gezin. 3. Aanwezige deelnemers verwerken de besluiten in hun eigen registratiesysteem. 4. Indien betrokkene niet aanwezig was bij de bespreking aan tafel wordt vastgelegd op welke wijze de betrokkene(n) worden geïnformeerd over de genomen besluiten. 5. Bij registratie in GCOS wordt de datum van melding bij de JBT middels het juiste VTO aangehouden om de doorlooptijd te kunnen monitoren. 3.3 Informatierecht algemeen 1. Een ieder kan met redelijke tussenpozen het Dagelijks Bestuur schriftelijk vragen of over hem persoonsgegevens worden verwerkt. 2. Het Dagelijks Bestuur deelt de verzoeker binnen vier weken mede of er persoonsgegevens over hem worden verwerkt. Indien zodanige gegevens worden verwerkt, bevat de mededeling een volledig overzicht daarvan in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft, de ontvangers van de persoonsgegevens en de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens. 3. Het Dagelijks Bestuur kan weigeren om de schriftelijke vragen over de verwerking van persoonsgegevens te beantwoorden in het belang van: a. de taakuitoefening van het netwerk b. het voorkomen van strafbare feiten of de opsporing of vervolging daarvan, c. de bescherming van de verzoeker of van de rechten en vrijheden van anderen. 4. Het besluit om de gevraagde informatie niet of slechts ten dele te verstrekken, wordt door het Dagelijks Bestuur binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk en gemotiveerd aan de verzoeker bekend gemaakt. 5. Indien uit de mededeling zoals bedoeld in lid 2 blijkt dat persoonsgegevens over de verzoeker worden verwerkt, kan verzoeker het correctierecht uitoefenen zoals omschreven in artikel 3.5 of het vernietigingsrecht van artikel 3.6 van dit reglement. 3.4
Inzage 1. De jeugdige vanaf 12 jaar, en indien hij nog geen 16 jaar oud is, zijn wettelijk vertegenwoordiger, heeft of hebben inzage in de persoonsgegevens die de voorzitter of secretaris ten behoeve de JBT over hem heeft vastgelegd. 2. Iedere andere betrokkene heeft recht op inzage in de persoonsgegevens die de JBT over hem heeft vastgelegd. 3. Een verzoek om inzage moet schriftelijk worden ingediend bij het secretariaat van de JBT (verzoek indienen via
[email protected]. 4. Inzage kan worden geweigerd indien en voor zover zwaarwegende belangen van de jeugdige daardoor kunnen worden geschaad of zwaarwegende privacybelangen van een derde door de inzage kunnen worden geschaad. 5. Het Dagelijks Bestuur reageert binnen vier weken schriftelijk en gemotiveerd op het verzoek om inzage. 6. Het recht op inzage omvat het recht op afschrift. Voor het verstrekken van een afschrift kan het Dagelijks Bestuur een redelijke vergoeding vragen.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
13
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
3.5
Correctierecht 1. Het recht van ouders en jeugdigen om correctie te vragen omvat verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van persoonsgegevens. Er kan correctie verzocht worden in drie gevallen: a) De persoonsgegevens zijn feitelijk onjuist; b) De persoonsgegevens zijn voor het doel of de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld, onvolledig of niet ter zake dienend; c) De gegevens worden op een andere manier in strijd met een wet gebruikt. 2. Nadat de betrokkene inzage in zijn persoonsgegevens heeft gehad, kan hij het Dagelijks Bestuur verzoeken de gegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen voor zover deze gegevens onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel van de verwerking. Bij wijzigingen verzoekt het Dagelijks Bestuur de ketenpartners om deze ook in hun dossiers door te voeren. 3. Is de geregistreerde het niet eens met een oordeel over hem dat is vastgelegd in zijn dossier, dan kan hij het Dagelijks Bestuur verzoeken zijn eigen verklaring omtrent dit oordeel aan het dossier toe te voegen. 4. Het Dagelijks Bestuur reageert binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk en gemotiveerd op verzoeken zoals bedoeld in lid 1 en lid 2.
3.6
Vernietigingsrecht 1. Een cliënt vanaf 12 jaar, of de wettelijk vertegenwoordiger van een cliënt jonger dan 16 jaar, kan het Dagelijks Bestuur schriftelijk verzoeken om (onderdelen uit) het dossier te vernietigen. 2. Iedere andere betrokkene heeft recht om het Dagelijks Bestuur schriftelijk te verzoeken (onderdelen uit) het dossier te vernietigen. 3. In reactie op een verzoek om vernietiging, vernietigt het Dagelijks Bestuur (onderdelen uit) het dossier, tenzij het bewaren van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor de cliënt of voor andere leden van het gezin waartoe hij behoort. Vernietiging wordt eveneens geweigerd indien deze vernietiging in strijd is met een of meer wettelijke bepalingen. Bij bestaan van afgeleide dossiers met de betreffende gegevens van de cliënt bij betrokken ketenpartners verzoekt het Dagelijks Bestuur deze eveneens te vernietigen
3.7
Bewaartermijn 1. De persoonsgegevens die op basis van dit reglement door de verantwoordelijke worden verwerkt, voor zover deze bewaartermijn voor het doel van de gegevensverwerking noodzakelijk is.
3.8
Geheimhouding 1. Ieder die kennisneemt van persoonsgegevens die op grond van deze afspraken worden verwerkt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij uit de wet, uit deze afspraken of uit de taakuitoefening verstrekking van persoonsgegevens voortvloeit.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
14
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
3.9
Bezwaarprocedure 1. Bezwaarschriften gericht tegen besluiten naar aanleiding van het bepaalde onder 3.1 tot en met 3.6 worden behandeld door het op basis van het woonplaatsbeginsel bevoegde college.
4.
Slotbepalingen 1. Deze afspraken kunnen kan worden aangehaald als Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland 2015. 2. Deze afspraken kunnen worden ingetrokken of gewijzigd door een gezamenlijk besluit van het bevoegd gezag van de regio Holland Rijnland, de RvdK, de Stichting Jeugdbescherming West, de William Schrikker Groep, het Leger des Heils en de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg. Wijzigingen zullen besproken worden in de projectgroep waarin Stichting Jeugdbescherming West, RvdK, de William Schrikker Groep en de colleges van de deelnemende gemeenten binnen Holland Rijnland vertegenwoordigd zijn. Indien noodzakelijk en wanneer er geen consensus is binnen de projectgroep, zullen wijzigingen besproken worden met de stuurgroep waarin dezelfde partijen vertegenwoordigd zijn. 3. Deze afspraken treden in werking op 15 december 2014.
Deze samenwerkingsafspraken zijn tot stand gekomen conform de bepalingen in de Wet op de jeugdzorg, Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Verantwoording: Deze afspraken zijn gebaseerd op Samenwerkingsafspraken JBT Haaglanden versie 2.0 opgesteld door Dirk Lont, Nicole Mostert, Gerard Wortelboer, Jedida Nijland en Reggie Lawa onder redactie van: Natasja Schaap. In die afspraken zijn de resultaten van de pilot Jeugdbeschermingtafel geborgd
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
15
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
Bijlage: Begripsbepalingen Jeugdige
de jeugdige tot 18 jaar die dringend hulp behoeft omdat hij zich in een ernstige situatie bevindt en niet in staat of bereid is om zelf een beroep te doen op een instantie die hem hulp kan bieden, terwijl ook hijzelf of zijn wettelijk vertegenwoordiger daar niet toe in staat of bereid is.
Wettelijk Vertegenwoordiger
persoon belast met ouderlijk gezag of de voogdij
Betrokkene
iedere natuurlijke persoon, die door een of meer van de deelnemers wordt aangemeld voor bespreking aan tafel.
Hulp
iedere vorm van zorg of hulpverlening die er op is gericht de problemen van de cliënt, of de problemen die de cliënt in zijn omgeving veroorzaakt, te verlichten.
CORV
Collectieve Opdracht Routeervoorziening
GCOS
Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem
JeugdBeschermings Tafel (JBT) het samenwerkingsverband van het Dagelijks Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland, namens de deelnemende gemeenten binnen Holland Rijnland, de Raad voor de Kinderbescherming, Stichting Jeugdbescherming West, het Leger des Heils, de William Schrikker Groep en anderen die daartoe door de regio worden uitgenodigd en akkoord zijn met de werkafspraken uit dit document. Deelnemende de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Zoeterwoude gemeenten Deelnemer
de deelnemers aan de Jeugdbeschermingstafel, zijnde functionarissen die de deelnemende instellingen aan de tafel vertegenwoordigen. De projectleider van de regio Holland Rijnland zal, incidenteel en met toestemming van de deelnemers, deelnemer van de tafel zijn om het proces en de werkwijze te monitoren en te bezien op verbeteringen. Deelnemers zijn altijd met een specifiek doel aan een casus verbonden.
Registratie
de schriftelijke of elektronische vastlegging van persoonsgegevens van cliënten en melders door de Jeugdbeschermingstafel.
Persoonsgegevens persoon. Bijzondere persoonsgegevens
Alle gegevens die direct of indirect te herleiden zijn tot een individueel
Persoonsgegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede strafrechtelijke
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
16
Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
persoonsgegevens en persoonsgegevens over hinderlijk en onrechtmatig gedrag in verband met een opgelegd verbod en persoonsgegevens over het lidmaatschap van een vakvereniging. Verwerken van persoonsgegevens Iedere handeling, of ieder geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Dwanghulpverlening Drangkader
De hulpverlening die onder toezicht van een Jeugdbeschermer van een gecertificeerde instelling plaats vindt. De hulpverlening in het vrijwillig kader op de grens van het gedwongen kader, waarbij het aanvaarden van hulpverlening aan het gezin niet een vrijblijvend alternatief is.
Versie: 5; Redactie: december 2014
[email protected]
17
Mandaatoverzicht Jeugdbeschermingstafel (JBT) Nr.
1.
Onderwerp
Grondslag
Samenwerkingsafspraken Het verschaffen van informatie van feitelijke aard en het verschaffen van inlichtingen aan derden
Bijzondere bepaling
mandaat
ondermandaat
Samenwerkingsprotocol Jeugd Holland Rijnland en de RvdK
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
2.
Het verzoeken om nadere informatie t.a.v. het VTO, de noodzaak van onderzoek en de mogelijkheid van alternatieven.
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
3.
Het terugsturen van het VTO met verzoek tot verbetering als niet aan de voorwaarden voor indiening is voldaan.
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
4.
Sturen van bewijs van ontvangst
Samenwerkingsprotocol
Secretaris JBT
5.
Versturen van uitnodigingen JBT
Samenwerkingsprotocol
Secretaris JBT
6.
Besluit tot bespreking aangemelde betrokkene zonder toestemming
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
7.
Het benaderen van een hulp biedende organisatie voor het leveren van een hulpverlener
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
8.
Het benaderen van de Raad van de Kinderbescherming voor contactgegevens VOTS
Samenwerkingsprotocol
Secretaris JBT
9.
Samen met partners aan de jeugdbeschermingstafel besluit nemen van vervolg Het volgen van toeleiding naar
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
10.
Secretaris JBT
noodzakelijke hulp 11.
Melding aan de Raad van de Kinderbescherming
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
12.
Het registreren van gegevens in GCOS
Samenwerkingsprotocol
Secretaris JBT
13.
Het afsluiten van de bespreking aan de JBT
Samenwerkingsprotocol
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
Wet bescherming persoonsgegevens 1.
Verwerking persoonsgegevens t.b.v. JBT
Artikel 30 Wbp
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
2.
Het verstrekken van inlichtingen
Artikel 30 Wbp
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
3.
Informatieplicht verantwoordelijke
Artikel 35 Wbp
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
4.
Verzet tegen verwerking persoonsgegevens
Artikel 40 en 41 Wbp
Voorzitter JBT
Secretaris JBT
Klachtenafhandeling Klachten over de werkwijze van de jeugdbeschermingstafel
College besluit
Periodieke terugkoppeling aan PHO Sociale Agenda
Dagelijks Bestuur Holland Rijnland
MEMO Ervaringen Jeugdbeschermingstafel (JBT) Periode januari - begin maart 2015 Inleiding Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de hulpverlening aan de jeugdigen en hun gezin. Eén van de nieuwe verantwoordelijkheden is de toeleiding naar de Raad van de Kinderbescherming (RvdK). Doelen voor de gemeenten in Holland Rijnland hierbij zijn: zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen uit huis worden geplaatst; ouders zoveel mogelijk in hun eigen kracht brengen; het waarborgen van continuïteit van hulp door het logisch op elkaar aan laten sluiten van het gedwongen kader op het vrijwillig kader; Eind 2014 hebben de gemeenten ingestemd met het ‘Samenwerkingsprotocol gemeenten en Raad voor de Kinderbescherming’, waarin afspraken over de werking van de Jeugdbeschermingstafel zijn vastgesteld als methode om deze doelen te bereiken. Achtergrond jeugdbeschermingstafel Soms zijn problemen in een gezin zo groot, dat het in het belang van het kind niet langer verantwoord is dat zijn ouders (alleen) de verzorgings- en opvoedingsverantwoordelijkheid dragen. In dergelijke gevallen kan bij een rechter om een of meerdere kinderbeschermingsmaatregelen over het betreffende kind worden verzocht. Onder kinderbeschermingsmaatregelen worden dan verstaan de ondertoezichtstelling, de uithuisplaatsing, de ontheffing van het gezag, de ontzetting van het gezag en de (voorlopige) voogdij. Voordat het zover is, wordt een melding gedaan bij de RvdK om een raadsonderzoek te starten. Het verzoek tot onderzoek (VTO) is de basis van de bespreking aan de JBT. Voor de Gecertificeerde instellingen is dit een wettelijke taak. In Holland Rijnland zijn de jeugd- en gezinsteams en de medewerkers van Veilig thuis gemandateerd een VTO in te doen. Aan de JBT wordt met gezinnen gesproken over het verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel. Partners binnen de jeugdzorgketen besluiten met en in het bijzijn van ouders en het kind of het gezin (nog) in aanmerking komt voor hulpverlening binnen het vrijwillig kader en/of dat onderzoek bij de RvdK nodig is. Doel van deze nieuwe JB-tafel is uiteindelijk dat het aantal kinderbeschermingsmaatregelen afneemt. Stand van zaken jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland In de overgangsperiode heeft de RvdK een tijdelijke voorzitter beschikbaar gesteld. Inmiddels is de definitieve voorzitter werkzaam voor de regio. Deze voorzitter wordt gedetacheerd vanuit de RvdK. De secretaris van de JBT wordt gedetacheerd vanuit Jeugdbescherming West. Vanaf 1 januari tot 13 maart zijn 5 tafels geweest waarbij totaal 8 kinderen betrokken waren - 2 maal is besloten tot niet vrijblijvende hulpverlening (drang) met een uitgesteld raadsonderzoek - 4 maal is besloten tot een onderzoek waarbij een gezinsvoogd al ingezet is en direct met het gezin aan de slag is gegaan. - er is 1 tafel geweest vanuit de H5. Dit had te maken met het woonadres van de cliënt. - 1 zaak is rechtstreeks doorgezet naar de Raad vanwege de zorgelijke signalen. Voor de komende weken staat het volgende gepland: 16 maart 3 tafels met totaal 5 kinderen 18 maart 2 tafels met totaal 2 kinderen Er zijn 6 verleningbesluiten afgegeven. Een verleningsbesluit is een besluit waarbij de voorzitter instemt met de plaatsing van een jeugdige in een (gesloten) voorziening. De rechter heeft dit besluit nodig voordat hij/zij een uitspraak tot deze maatregel kan doen. De algemene indruk is dat de JBT goed is verlopen. De sfeer is goed. Ouders worden gestimuleerd om actief mee te denken. Er wordt met hen gesproken over de kansen en de mogelijkheden en draagvlak te creëren voor de afspraken die worden gemaakt. Ouders zijn allemaal verschenen en gesproken.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Varianten verzekeringsmodel PGB 2015 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Gezien de onzekerheid betreffende de feitelijke besteding aan PGB en de verwevenheid die voor 2015 geldt ten aanzien van PGB-toekenning in relatie tot ZIN, welke mede voortvloeit uit het RTA en het feit dat naar alle gemeenten een tekort op hun lokale Pgb-budget lijken te hebben is het advies om te kiezen voor Variant C. Verder wordt voorgesteld om op basis van de monitoring PGB-uitgaven in 2015 om uiterlijk in oktober 2015 – gegeven het uitgangspunt dat PGB lokale verantwoordelijkheid is - met een voorstel te komen hoe budgettair met PGB om te gaan in 2016 en op dat moment te bezien of het verzekeringsmodel zoals dat voor 2015 is afgesproken voor 2016 continuering behoeft of niet.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Vorig jaar zijn de afspraken gemaakt rond de gezamenlijke sturing, planning en financiering van de jeugdhulp in Holland Rijnland voor het jaar 2015. Onderdeel van dit afsprakenkader is de regeling rondom het Pgb voor 2015. In de notitie jeugdhulp is bepaald dat het Pgb een lokale verantwoordelijkheid is. In de notitie Pgb1 is bepaald dat – vanwege het communicerend karakter van Pgb en Zin en de onbekende omvang van een eventueel Pgb-risico per gemeente – er een regionale Pgb bedrag van € 2.500.000,- is gereserveerd in de regionale begroting jeugdhulp voor 2015 naast de bedragen die ieder gemeente zelf voor het Pgb Jeugd lokaal beschikbaar heeft en dat in laatste instantie een oplossing gezocht wordt vanuit het overeengekomen verzekeringsmodel waarbij naar rato van de inbreng een totaal tekort wordt versleuteld over de gemeenten. In de notitie jeugdhulp is geconstateerd dat de spelregels over de toekenning van dit budget aan gemeenten nader dienen te worden bepaald. Toegezegd is dat er ten aanzien van deze spelregels scenario’s zouden worden gepresenteerd waaruit het PHO SA een keuze kan maken. In deze bijgevoegde notitie zijn drie varianten uitgewerkt.
1
Notitie Pgb-variant 3: Vastgesteld PHO SA 18 juli 2
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Voorkeursvariant C: Van de regionale reserve (onvoorzien) van € 5.000.000,- is € 2.500.000,- bestemd voor Pgb’s. Deze middelen worden ‘up-front’ uitgekeerd aan de individuele gemeenten op basis van het afgesproken verdelingspercentage op grond waarvan het regionale budget over de HRgemeenten is verdeeld. Indien lokaal Pgb-budget (incl. extra regionale Pgb-middelen) overblijft wordt dit aan de regionale voorziening voor 2015 toegevoegd. Het PGB en de zorg in natura zijn namelijk communicerende vaten. Indien lokaal Pgb-budget (incl. extra regionale Pgb-middelen) onvoldoende is om de lokale Pgb-tekorten te dekken worden deze uit de algemene regionale voorziening gedekt. Dit betekent dat het verzekeringsmodel onverkort van toepassing is op de Pgb-budgetten. Argumenten voor: Deze toekenningsprocedure is eenvoudig. De begroting is gebaseerd op gebrekkige informatie over het gebruik van Pgb’s. De Vektisbestanden over 2012 waren onvolledig en vervuild. De moeizame overdracht is hiervan een nadere bevestiging. Pgb-budgetten en de budgetten voor ZIN zijn grosso modo communicerende vaten. Zorgcontinuïteit en de maatregel van staatsecretaris van Rijn beperken de lokale beïnvloedingsmogelijkheden om sturing te geven op het Pgb-gebruik. De JGT’s opereren binnen regionale kaders en moeten zich het verstrekken van Pgb nog eigen maken. Gedurende het jaar kunnen gemeenten door goed te monitoren een gevoel krijgen met de aard, omvang en inhoud van de verstrekte Pgb’s in relatie tot ZIN. De eerste signalen wijzen erop dat vrijwel alle gemeenten met een Pgb-tekort geconfronteerd lijken te worden. Argumenten tegen: Deze operatie vraagt om nauwgezet monitoren en analyseren. Gemeenten zullen tot aan het begin van het volgend jaar onzeker blijven over hun lokale Pgb-budget.
3
8.
Inspraak
Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
4
Memo Uitwerking verzekeringsmodel Pgb jeugd Holland Rijnland 2015 Voorstel: Instemmen met voorstel variant C Inleiding
Vorig jaar zijn de afspraken gemaakt rond de gezamenlijke sturing, planning en financiering van de jeugdhulp in Holland Rijnland voor het jaar 2015. Onderdeel van dit afsprakenkader is de regeling rondom het Pgb voor 2015. In de notitie jeugdhulp is bepaald dat het Pgb een lokale verantwoordelijkheid is. In de notitie Pgb2 is bepaald dat – vanwege het communicerend karakter van Pgb en Zin en de onbekende omvang van een eventueel Pgb-risico per gemeente – er een regionale Pgb bedrag van € 2.500.000,- is gereserveerd in de regionale begroting jeugdhulp voor 2015 naast de bedragen die ieder gemeente zelf voor het Pgb Jeugd lokaal beschikbaar heeft en dat in laatste instantie een oplossing gezocht wordt vanuit het overeengekomen verzekeringsmodel waarbij naar rato van de inbreng een totaal tekort wordt versleuteld over de gemeenten. In de notitie jeugdhulp is geconstateerd dat de spelregels over de toekenning van dit budget aan gemeenten nader dienen te worden bepaald. Toegezegd is dat er ten aanzien van deze spelregels scenario’s zouden worden gepresenteerd waaruit het PHO SA een keuze kan maken. In deze notitie zijn drie varianten uitgewerkt. Variant A:
Van de regionale reserve (onvoorzien) van € 5.000.000,- is € 2.500.000,- bestemd voor Pgb’s. Deze middelen worden ‘up-front’ uitgekeerd aan de individuele gemeenten op basis van het afgesproken verdelingspercentage op grond waarvan het regionale budget over de HRgemeenten is verdeeld. Indien lokaal Pgb-budget overblijft, blijft dit voordeel aan de desbetreffende gemeente. Indien het verhoogde lokale budget onvoldoende blijkt dan is de financiële consequentie voor de betreffende gemeente.
Argumenten voor: Deze toekenningsprocedure is eenvoudig en onderschrijft het principe dat PGB een lokale verantwoordelijkheid is. Er ontstaat vooraf duidelijkheid bij een verhoogd budget over de toedeling naar gemeenten.
Argumenten tegen: Het model ontkent de onduidelijkheid en onzekerheid rondom Pgb. Zelfs op dit moment is geen volledig beeld te schetsen van de startsituatie en daarmee evenmin van de financiële risico’s die gemeenten lopen. Er is op dit moment geen zicht op hoe de Pgb-besteding zich zou kunnen gaan ontwikkelen in 2015 omdat zoveel tegelijkertijd in het systeem is veranderd. Het voorstel doet geen recht aan het besluit van de portefeuillehouders om de 2.5 miljoen te reserveren vanuit de verzekeringsmodel-principes die tussen de gemeenten zijn afgesproken ten aanzien van eventuele overschrijding en onderschrijding in de besteding aan gespecialiseerde jeugdhulp. Het voorstel wijkt af van het besluit in het PHO SA op 18 juli om in laatste instantie ook het verzekeringsmodel van toepassing op deze kosten te verklaren.
2
Notitie Pgb-variant 3: Vastgesteld PHO SA 18 juli 5
De financiële consequenties voor individuele gemeenten zijn ongewis en niet stuurbaar vanwege het karakter van Pgb.
Variant B
Van de regionale reserve (onvoorzien) van € 5.000.000,- is € 2.500.000,- bestemd voor Pgb’s. Indien het lokale jeugd-PGB-budget voor gemeenten onvoldoende blijkt, vindt na 8 maanden een eerste verrekening van de regionale budget dat is gereserveerd voor Pgb naar de gemeenten plaats. Een tweede en tevens eindafrekening vindt aan het begin van het volgende jaar plaats. Nader wordt uitgewerkt hoe dit praktisch aansluit op de rapportagecylus aan gemeenten en van de SVB. Indien lokaal Pgb-budget overblijft wordt dit aan de regionale reserve voor 2015 toegevoegd. Het PGB en de zorg in natura zijn namelijk communicerende vaten. Indien de regionale reservering Pgb –budget niet benut wordt, wordt dit op de binnen het DVO afgesproken wijze uitgekeerd naar rato of aan een regionale voorziening toegevoegd. Indien regionaal Pgb-budget onvoldoende is om de lokale Pgb-tekorten te dekken worden deze uit de algemene regionale voorziening gedekt. Dit betekent dat het verzekeringsmodel onverkort van toepassing is op de Pgb-budgetten.
Argumenten voor: De begroting is gebaseerd op gebrekkige informatie over het gebruik van Pgb’s. De Vektisbestanden over 2012 waren onvolledig en vervuild. De moeizame overdracht is hiervan een nadere bevestiging. Pgb-budgetten en de budgetten voor ZIN zijn grosso modo communicerende vaten. Zorgcontinuïteit en de maatregel van staatsecretaris van Rijn beperken de lokale beïnvloedingsmogelijkheden om sturing te geven op het Pgb-gebruik. De JGT’s opereren binnen regionale kaders en moeten zich het verstrekken van Pgb nog eigen maken. Gedurende het jaar kunnen gemeenten door goed te monitoren een gevoel krijgen met de aard, omvang en inhoud van de verstrekte Pgb’s in relatie tot ZIN. De eerste signalen wijzen erop dat vrijwel alle gemeenten met een Pgb-tekort geconfronteerd lijken te worden. Argumenten tegen: Deze operatie vraagt om nauwgezet monitoren en analyseren. Gemeenten zullen tot aan het begin van het volgend jaar onzeker blijven over hun lokale Pgbbudget. Variant C:
Van de regionale reserve (onvoorzien) van € 5.000.000,- is € 2.500.000,- bestemd voor Pgb’s. Deze middelen worden ‘up-front’ uitgekeerd aan de individuele gemeenten op basis van het afgesproken verdelingspercentage op grond waarvan het regionale budget over de HRgemeenten is verdeeld. Indien lokaal Pgb-budget (incl. extra regionale Pgb-middelen) overblijft wordt dit aan de regionale voorziening voor 2015 toegevoegd. Het PGB en de zorg in natura zijn namelijk communicerende vaten. Indien lokaal Pgb-budget (incl. extra regionale Pgb-middelen) onvoldoende is om de lokale Pgb-tekorten te dekken worden deze uit de algemene regionale voorziening gedekt. Dit betekent dat het verzekeringsmodel onverkort van toepassing is op de Pgb-budgetten.
Argumenten voor: Deze toekenningsprocedure is eenvoudig.
6
De begroting is gebaseerd op gebrekkige informatie over het gebruik van Pgb’s. De Vektisbestanden over 2012 waren onvolledig en vervuild. De moeizame overdracht is hiervan een nadere bevestiging. Pgb-budgetten en de budgetten voor ZIN zijn grosso modo communicerende vaten. Zorgcontinuïteit en de maatregel van staatsecretaris van Rijn beperken de lokale beïnvloedingsmogelijkheden om sturing te geven op het Pgb-gebruik. De JGT’s opereren binnen regionale kaders en moeten zich het verstrekken van Pgb nog eigen maken. Gedurende het jaar kunnen gemeenten door goed te monitoren een gevoel krijgen met de aard, omvang en inhoud van de verstrekte Pgb’s in relatie tot ZIN. De eerste signalen wijzen erop dat vrijwel alle gemeenten met een Pgb-tekort geconfronteerd lijken te worden.
Argumenten tegen: Deze operatie vraagt om nauwgezet monitoren en analyseren. Gemeenten zullen tot aan het begin van het volgend jaar onzeker blijven over hun lokale Pgbbudget. Advies: Gezien de onzekerheid betreffende de feitelijke besteding aan PGB en de verwevenheid die voor 2015 geldt ten aanzien van PGB-toekenning in relatie tot ZIN, welke mede voortvloeit uit het RTA, is het advies om te kiezen voor Variant C. Verder wordt voorgesteld om op basis van de monitoring PGB-uitgaven in 2015 om uiterlijk in oktober 2015 – gegeven het uitgangspunt dat PGB lokale verantwoordelijkheid is - met een voorstel te komen hoe budgettair met PGB om te gaan in 2016 en op dat moment te bezien of het verzekeringsmodel zoals dat voor 2015 is afgesproken voor 2016 continuering behoeft of niet.
7
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015 en verwerken van genomen/voorgenomen besluiten in de begroting. Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Vanaf 1 januari 2015 geldt de nieuwe Jeugdwet. De gemeenten in Holland Rijnland hebben de jeugdhulp gezamenlijk georganiseerd. Deze begroting geeft duidelijkheid in de middelen Jeugdhulp.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
1. In stemmen met de aangepaste begroting Jeugdhulp 2015. 2. In te stemmen met de nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015 3. De huidige bevoorschotting van de gemeente aan te passen conform de wijzigingen die ontstaan. 4. Instemmen met verdeling budget huisvesting Jgt per aantal Jgt’ers.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
N.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De nieuwe begroting laten we op deze wijze aansluiten bij de contractering, IV3 verplichting en de inrichting van de administratie. Op deze manier kan de realisatie van de lasten Jeugdhulp goed gemonitord worden.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Nee Ja, door: Wanneer: Geen Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO
Datum:
1 april 2015 Tijd:
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015
Beslispunten: 1. In te stemmen met de aangepaste begroting Jeugdhulp 2015. 2. In te stemmen met de nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015 3. De huidige bevoorschotting van de gemeente aan te passen conform de wijzigingen die ontstaan. 4. In te stemmen met verdeling budget huisvesting Jgt per aantal Jgt’ers. Inleiding: In augustus 2014 is de begroting Jeugdhulp 2015 opgesteld. Aan de hand van de contractering, de verplichte begrotingsindeling vanuit het Rijk (IV3 codes) en de inrichting van de administratie wordt voorgesteld om de indeling van de begroting aan te passen. Hiernaast is er in deze begroting ook alvast een aantal besluiten verwerkt die nog genomen moeten worden en die gelijktijdig met deze begroting voorliggen. 1) Invoering jeugdbeschermingstafel à € 80.000 2) Verdeling van de huisvestingslasten van de Jgt’s over de gemeenten aan de hand van het aantal Jgt’s – zie memo bijlage 2. 3) Verzekeringsmodel Pgb: de regionale pot onvoorzien wordt up-front aan de gemeenten uitgekeerd. Hiermee worden deze middelen aan de begroting Pgb toegevoegd. Beoogd effect: Op basis van de nieuwe indeling van de begroting Jeugdhulp 2015 ligt er een heldere begroting die aansluit bij de contractering en inrichting van de administratie. Op deze wijze kan er beter gemonitord worden op afwijkingen van de budgetten. Argumenten: 1. De primaire begroting is vastgesteld door het PHO SA in augustus 2014. Hierna zijn er wijzigingen in de begroting geweest in het kader van de contractering. Deze wijzigingen zijn in het PHO SA op 31 oktober 2014, 28 november 2014 en 11 februari 2015 besproken, maar nog niet vastgesteld. 2. De contractering heeft plaatsgevonden met een indeling per perceel. 3. Er zijn verschillende contractvormen; landelijk, regulier gecontracteerd, vrijgevestigde en buiten regionaal. Het is wenselijk inzicht te krijgen in welke mate deze vormen in de verschillende percelen verwacht worden. 4. Aansluiting met de IV3 codes (financiële verantwoording richting het Rijk) 5. De 3% kosten die ingehouden zijn bij de aanbieders van de Jgt’s gaat op basis van het aantal Fte’s. Deze verdeling van huisvestingslasten doet dus recht aan de grondslag van het budget. 6. Door het instellen van een jeugdbeschermingtafel, het aan de voorkant uitkeren van de middelen onvoorzien voor de Pgb en een andere wijze van verdeling van de
3
huisvestingslasten, zal de bevoorschotting van gemeenten wijzigen. Dit betekent dat de facturen richting de gemeenten zullen wijzigen. Kanttekeningen/risico’s: N.v.t Financiën: De nieuwe begroting blijft binnen de vastgestelde kaders. De voornaamste verschillen tussen de vorige voorgelegde begroting (11 februari 2015) en de nieuwe indeling zijn dat; Alle gecontracteerde aanbieders over de percelen waar zij hulp verlenen zijn verdeeld. Bureau jeugdzorg is als reguliere contract partij opgenomen onder perceel 3. Er zit een klein verschil van € 12.660 op de JGT’s. Verdere de verwerking van: Invoering jeugdbeschermingstafel à € 80.000 Verdeling van de huisvestingslasten van de Jgt’s over de gemeenten aan de hand van het aantal Jgt’s. Verzekeringsmodel Pgb: de regionale pot onvoorzien wordt up-front aan de gemeenten uitgekeerd. Hiermee worden deze middelen aan de begroting Pgb toegevoegd. In het overzicht hieronder een conversie tussen de oude begroting en de nieuwe begroting Jeugdhulp 2015.
4
Toelichting t.o.v. oude begroting JGT: In de oude begroting staat JGT onder Lokale lasten (punt 1.1). Dit is in de nieuwe begroting opgenomen bij Perceel 8 JGT (punt 1). Perceel 1 perceel 2 perceel 3 (Bureau Jeugdzorg zit in perceel 3 maar is apart opgenomen) Perceel 4 (alleen gecontracteerde zorg) Perceel 5 (alleen gecontracteerde zorg) Perceel 6 (alleen gecontracteerde zorg) Perceel 7 Totaal gecontracteerde aanbieders (gelijk aan punt 2.1 + 2.6 van oude begroting) + veegronde Bureau Jeugdzorg: In perceel 3 (punt 2) is het bedrag van Bureau Jeugdzorg opgenomen (punt 2.2a oude begroting) Vrijgevestigden: De vrijgevestigden zijn voor 50% in Perceel 5 (punt 7) en voor 50% in perceel 6 (punt 8) ondergebracht. Het totaal van € 2.500.000 stond in de oude begroting bij punt 2.1b Buiten Regionaal: Buiten Regionale zorg is voor 50% in Perceel 5 (punt 7) en voor 50% in perceel 6 (punt 8) ondergebracht. Het totaal van € 750.000 stond in de oude begroting bij punt 2.1c
€ 13.735.927 € 25.181.470 € 3.729.179 € 987.758 € 2.144.190 € 11.416.670 € 11.591.202 € 11.190.514 € 66.240.983 € 7.231.593
€ 2.500.000 € 750.000
Landelijke inkoop: Alle landelijke inkoop is op perceel 6 (punt 8) begroot omdat verwacht wordt dat de meeste kosten specialistische GGZ zullen zijn. Het bedrag van € 2.021.107 staat in de oude begroting bij punt 2.3
€ 2.021.107
AMHK ‐ Veilig Thuis: In de oude begroting onder punt 2.2b, in de nieuwe opzet onder punt 3
€ 1.956.733
Onvoorzien: De posten onvoorzien staan in de oude begroting onder 2.5a, 2.5b en 2.5c en in de nieuwe opzet onder punt 11 (Jeugdbeschermingstafel komt uit overig onvoorzien)
€ 4.185.241
Regionale uitvoeringskosten: De regionale uitvoeringskosten staan in de oude begroting onder 2.4 en in de nieuwe opzet onder punt 12
€ 1.075.057
Het totaal van PGB en Lokale uitvoeringskosten komt overeen met de Lokale lasten in de oude begroting na aftrek van de JGT (die is verplaatst naar regionale jeugdhulp perceel 8). Het totaal is € 7.809.069 (€ 5.000.000 + € 2.809.069). In de oude begroting zijn dit punten 1.1b, 1.1c, 1.2, 1.3 en 1.4 In de nieuwe opzet zijn dit punten 13, 14, 15, 16 en 17
€ 7.809.069 € 107.505.710
Communicatie:
Evaluatie:
Bijlagen: Bijlage 1: Nieuwe indeling begroting Jeugdhulp 2015. Bijlage 2: Memo Uitwerking verdeling huisvestingskosten JGT
5
Programmabegroting Jeugdhulp 2015 Holland Rijnland Jeugd- en gezinsteam 1 Perceel 8 JGT
€ 13.735.927
IV3 € 13.735.927 F671
Verwijzing naar oude begroting 1.1
Regionale Jeugdhulp Regionale Jeugdhulp - Veiligheid, jeugdreclassering en opvang Jeugd Perceel 3 Kinderbeschermingsmaatregelen en 2 jeugdreclassering 3 AMHK - Veilig Thuis Incidenteel Structureel
€ 10.256.084 F683 2.2a Bureau Jeugdzorg € 7.231.593; deel 2.1 + 2.6 á € 987.758
€ 1.956.733 € 80.000
AMHK - GGD (2.2b) Besluitvorming 1 april PHO SA
€ 225.449 € 1.731.284
18 Jeugdbeschermingstafel Regionale Jeugdhulp - individuele voorzieningen Natura Jeugd 4 Perceel 1 Jeugd- en opvoedhulp 5 Perceel 2 Gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus) 6 Perceel 4 EED (dyslexie) Gecontracteerd Vrijgevestigden Buiten Regionaal Totaal Perceel 4 7 Perceel 5 Basis GGZ Gecontracteerd Vrijgevestigden Buiten Regionaal Totaal Perceel 5 8 Perceel 6 Specialistische GGZ Gecontracteerd Vrijgevestigden Landelijke inkoop Buiten Regionaal Totaal Perceel 6 9 Perceel 7 Verstandelijk beperkten zorg 10 Zittend Vervoer 11 Onvoorzien regionaal Oormerk Regionale uitv.kn. Overig onvoorzien
€ 8.219.351
€ 72.129.572 F682 € 25.181.470 € 3.729.179 € 2.144.190 pm pm € 2.144.190 € 11.416.670 € 1.250.000 € 375.000
2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen 50% van vrijgevestigden € 2.500.000 (2.1b) 2.1c; 50% perceel 5 en 50% perceel 6 € 13.041.670
€ 11.591.202 € 1.250.000 € 2.021.107 € 375.000
2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen 50% van vrijgevestigden € 2.500.000 (2.1b) 2.3 2.1c; 50% perceel 5 en 50% perceel 6 € 15.237.309 € 11.190.514 pm
2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen
€ 200.000 € 1.405.240
2.5c 2.5a € 1.605.240 € 82.385.656
Totaal regionale Jeugdhulp Regionale ouderbijdrage Ouderbijdrage Regionale uitvoeringskosten 12 Regionale uitvoeringskosten Inhoudelijk opdrachtgeverschap Technisch opdrachtgeverschap PGB (regionale verantwoording/realisatie) 13 PGB Lokale uitvoeringskosten (geen regionale verantwoording) 14 Lokale uitvoeringskosten 15 Vootgezet onderwijscompensatie - extra inzet JGT 16 Huisvestingskosten JGT 17 Onvoorzien Lokaal Totaal lokale uitvoeringskosten
pm
pm F687
€ 1.075.057
€ 1.075.057 F682
€ 7.500.000
F672
2.4 (excl Btw)
€ 485.807 € 589.250
€ 537.529 € 960.000 € 424.431 € 887.110 € 2.809.069
Totaal Totaal kosten Jeugdzorg HR beschikbaar budget HR Overschot/tekort
2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen 2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen 2.1 + 2.6 verdeeld naar percelen
€ 107.505.710 € 107.505.710 €0
1.3 + 2.5b 1.2 1.1b 1.1c Verdeling aan de hand van aantal Jgt-ers 1.4
Programmabegroting Jeugdhulp 2015 Holland Rijnland Jeugd- en gezinsteam
Alphen a/d Rijn
IV3
3,65% € 505.772
Kaag en Braasem 3,53% € 516.907
Hillegom
Katwijk
Leiden
12,46% € 1.719.593
23,12% € 3.086.352
5,26% € 741.366
3,45% € 470.066
4,89% € 722.885
3,36% € 463.995
Noordwijkerhout 2,88% € 383.923
Leiderdorp
Lisse
Nieuwkoop
Noordwijk
Oegstgeest
Teylingen
Zoeterwoude
€ 13.735.927
€ 13.735.927 F671
24,96% € 3.418.743
Regionale Jeugdhulp - Veiligheid, jeugdreclassering en opvang Jeugd
€ 10.256.084
€ 10.256.084 F683
€ 2.560.253
€ 374.213
€ 361.730
€ 1.277.873
€ 2.370.909
€ 539.735
€ 353.565
€ 501.488
€ 344.439
€ 295.135
€ 422.333
€ 684.113
€ 170.299
€ 10.256.084
Regionale Jeugdhulp - individuele voorzieningen Natura Jeugd
€ 72.129.572
€ 72.129.572 F682
€ 18.005.897
€ 2.631.784
€ 2.543.995
€ 8.987.100
€ 16.674.262
€ 3.795.879
€ 2.486.574
€ 3.526.890
€ 2.422.387
€ 2.075.641
€ 2.970.210
€ 4.811.266
€ 1.197.687
€ 72.129.572
pm
pm F687
€ 1.075.057
€ 1.075.057 F682
€ 268.369
€ 39.226
€ 37.917
€ 133.948
€ 248.522
€ 56.576
€ 37.061
€ 52.567
€ 36.105
€ 30.936
€ 44.270
€ 71.710
€ 17.851
€ 1.075.057
€ 7.500.000
€ 7.500.000 F672
€ 1.872.245
€ 273.652
€ 264.523
€ 934.475
€ 1.733.782
€ 394.694
€ 258.553
€ 366.724
€ 251.879
€ 215.824
€ 308.841
€ 500.273
€ 124.535
€ 7.500.000
€ 134.185 € 258.462 € 97.330 € 221.452 € 711.428
€ 19.613 € 29.538 € 16.385 € 32.368 € 97.904
€ 18.959 €0 € 16.385 € 31.288 € 66.631
€ 66.974 € 110.769 € 53.584 € 110.531 € 341.858
€ 124.261 € 295.385 € 113.651 € 205.074 € 738.371
€ 28.288 € 36.923 € 17.432 € 46.685 € 129.328
€ 18.531 € 36.923 € 14.266 € 30.582 € 100.302
€ 26.283 €0 € 16.449 € 43.377 € 86.109
€ 18.052 € 29.538 € 14.266 € 29.793 € 91.649
€ 15.468 € 36.923 € 14.266 € 25.528 € 92.185
€ 22.135 € 73.846 € 14.266 € 36.530 € 146.777
€ 35.855 € 51.692 € 30.651 € 59.173 € 177.371
€ 8.925 €0 € 5.500 € 14.730 € 29.156
€ 424.431
Perceel 8 JGT
4,12% € 534.526
6,67% € 926.232
1,66% € 245.568
€ 13.735.927
Regionale Jeugdhulp
Regionale ouderbijdrage Ouderbijdrage Regionale uitvoeringskosten 12 Regionale uitvoeringskosten PGB (regionale verantwoording/realisatie) 13 PGB Lokale uitvoeringskosten (geen regionale verantwoording) 14 Lokale uitvoeringskosten 15 Vootgezet onderwijscompensatie - extra inzet JGT Huisvestingskosten JGT op aantal Jgt-ers 17 Onvoorzien Lokaal Totaal lokale uitvoeringskosten / huisvesting aantal Jgt-ers
€ 537.529 € 960.000 € 424.431 € 887.110 € 2.809.069
Alphen a/d Rijn
Totaal Totaal budget HR Pgb
€ 97.196.641 € 7.500.000
€ 24.253.263 € 1.872.245
Hillegom
Kaag en Braasem
Katwijk
€ 3.550.994 € 273.652
€ 3.460.549 € 264.523
€ 12.118.515 € 934.475
Leiden € 22.380.044 € 1.733.782
Leiderdorp € 5.133.556 € 394.694
Lisse € 3.347.266 € 258.553
Nieuwkoop € 4.803.830 € 366.724
Noordwijk € 3.266.925 € 251.879
Noordwijkerhout € 2.785.635 € 215.824
Oegstgeest € 3.971.339 € 308.841
Teylingen € 6.493.320 € 500.273
Zoeterwoude € 1.631.404 € 124.535
Programmabegroting Jeugdhulp 2015 Holland Rijnland 1045096,704
1 Lokale lasten Vastgestelde begroting 15-8-2014
Raming JGT's inclusief coaches, exclusief inzet maatschappelijk werk en cliëntondersteuning
1.1
Reden aanpassing PHO 31/10: De vraag naar de inzet van de JGT's is lager dan verwacht. Benodigde middelen aan reservering grote/berekende aanbieders toe voegen. Aanpassing: 3% huisvestingskosten voor gemeenten te reserveren voor JGT huisvesting Aanpassing: realisatie JGT inzet wordt begroot, coaches worden apart bekostigd.
Staat onder JGT (1)
16.554.207 €
13.735.927
1.1b VO-compensatie
€
960.000
PHO 31/10: De VO-compensatiemiddelen (€ 960.000) vrij beschikbaar voor betreffende gemeenten
Staat onder Lokale uitvoeringskosten (15)
1.1c Huisvestingskosten JGT
€
424.431
Huisvestingskosten 3% zijn uit JGT gehaald
Staat onder Lokale uitvoeringskosten (16)
537.529 €
537.529
0,5% lokale apparaats- en ICT-kosten individueel opdrachtgeverschap jeugdhulp
1.2
€
Plek in nieuwe begrotingsopzet
nieuwe begroting
€
1.3
Persoonsgebonden budgetten (PGB's)
€
5.000.000 €
5.000.000
1.4
Onvoorzien lokaal
€
887.110 €
887.110
1.5
Raming inzet maatschappelijk werk (3,6 mln) en cliëntondersteuning (2,5 mln.) te reserveren door gemeenten uit lokale middelen (detailinfo in tabblad JGT) Totaal lokaal
lokaal
€
Staat onder Lokale uitvoeringskosten (14) Raming: Op het moment wordt een eerste doorrekening van de PGB-budgetten gemaakt. Het lijkt erop dat de geraamde 5.000.000 te laag was. De inzet van de onvoorziene lokale middelen wordt in de eerste plaats ingezet en vervolgens wordt de reserve PGB's aangesproken.
Staat onder PGB (13)
Staat onder Lokale uitvoeringskosten (17)
lokaal
22.978.846 €
21.544.996
2 Regionale kosten Vastgestelde begroting 15-8-2014
Reservering kleine aanbieders en buitenregionale plaatsingen
2.1
€
Plek in nieuwe begrotingsopzet
nieuwe begroting
Reden aanpassing
5.500.000 €
4.088.880
2.1b Vrijgevestigden, kleine maatschappen
€
2.500.000
2.1c Buitenregionale plaatsingen
€
750.000
2.1d Veegronde
€
Afspraken Bureau Jeugdzorg/gecertificeerde 2.2a instelling exclusief AMHK en exclusief aandeel BJZ in JGT's € (detailinfo in tabblad 2.2) 2.2b AMHK - GGD
Landelijke inkoop via landelijk arrangement (advies VNG 3,76%)
2.3
1% regionale apparaats- en ICT-kosten gezamenlijk opdrachtgeverschap (landelijk advies 3%)
2.4
2.4b
€
€
€
4.042.215 €
1.075.057 €
Veilig Thuis (9)
PHO 31/10: Ongeveer de helft van het landelijke arrangement wordt op het moment ingekocht binnen de regio bij met name de grote/gereserveerde aanbieders. Het tekort bij de grote en middelgrote aanbieders dekken we met een uitname vanuit het landelijke arrangement.
Perceel 6 (7)
2.021.107
€
€
5.000.000 €
-
1.485.240
200.000
59.778.000 €
61.233.535
€
€
84.526.865 €
85.960.714
€
107.505.710 €
107.505.710
€
107.505.710 €
107.505.710
€
-0 €
0
Totaal
3 beschikbaar budget HR
Overschot/tekort
Perceel 3 (4)
1.075.057
€
Totaal kosten Jeugdzorg HR
voor alsnog Perceel 6 (7)
1.956.733
2.5c Onvoorzien HR
1+2
Perceel 5 en 6 beide 50% (6 en 7)
Afspraak Bjz/GGD: AMHK Incidenteel: € 225.449 Structureel: € 1.731.284
2.500.000
Totaal regionaal
Perceel 5 en 6 beide 50% (6 en 7)
7.231.593
€
Reservering grote/berekende aanbieders
Drie aanbieders - binnen de regio - niet meegenomen. Verdere veegronde verwachte budgetten
Verdeeld over punt 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8
Afspraak Bjz: Excl AMHK, bedrag is iets anders verdeeld inzet JGT
2.5b Onvoorzien PGB
2.6
PHO 31/10: €2.500.000 reserveren voor de vrijgevestigden GGZ en dyslexie zorg. Voorstel: een deel van het budget te reserveren voor buiten regionale plaatsingen
Regionale uitvoeringskosten (12)
BTW over 1% regionale apparaats- en ICT-kosten gezamenlijk opdrachtgeverschap
2.5a Onvoorzien
9.131.593 €
918.568
PHO 31/10: Budget voor de midden en kleine aanbieders verlagen omdat de vrijgevestigden eruit gehaald zijn. Het overblijvende budget in lijn brengen met de aanvragen en toekenning van de offertes (incl. een korting van 6%)
Afspraak: Helft van de reserve inzetten voor PGB-risico. Voorstel: Deel onvoorzien inzetten Afspraak: In PHO overleg (DATUM) is besloten 2,5 mln voor PGB risico te bestempelen. Voorstel: PBG-onvoozien-deel bij het lokale deel voegen PGB is lokale taak - reserve zou lakaal moeten zijn. Voorstel uitvoeringskosten onvoorzien aanmaken PH31/10: De realisatie van de inzet van de JGT's is lager dan verwacht. Middelen beschikbaar houden voor de aanbieders jeugdhulp. Voorstel: Ook voor de rest van het tekort
Onvoorzien regionaal (11)
Onvoorzien regionaal (11) Onvoorzien regionaal (11)
verdeeld over percelen (zie bevoorschotting aanbieder)
Bijlage B: Memo Uitwerking verdeling huisvestingskosten JGT Voorstel: Instemmen met voorstel variant 2: verdeling huisvestingskosten JGT op basis van aantal Fte in de JGT-teams. Uitwerking verdeling huisvestingskosten JGT In het lokale deel van de begroting is € 424.431 opgenomen voor huisvestingslasten van de Jeugd- en gezinsteams. Onder huisvestingslasten wordt verstaan de kale huur, GWE en een internetaansluiting. Verbouwingskosten, meubilair en dergelijke vallen hier niet onder. Grofweg zijn er vier opties om het budget te verdelen: 1. Op basis van aantal JGT-teams 2. Op basis van aantal Fte in de JGT-teams 3. Naar rato van de bijdrage per gemeente 4. Op basis van werkelijke kosten Hieronder worden deze opties nader toegelicht. Ad 1: op basis van het aantal JGT’s Ieder JGT heeft huisvesting nodig en om die reden zou een verdeling op basis van het aantal JGT’s een indeling kunnen zijn. Voor de kleinere gemeenten biedt dit een klein financieel voordeel. Nadeel is dat sommige teams groot zijn en andere teams juist heel klein. Een ander nadeel is dat een aantal JGT’s op een reeds bestaande locatie ingevoegd worden en dus de huisvestingskosten per team grote verschillen kunnen vertonen. Ad 2: Op basis van aantal Fte in de JGT-teams De 3% kosten die ingehouden zijn bij de aanbieders van de Jgt’s gaat op basis van het aantal Fte’s. Deze verdeling doet dus recht aan de grondslag van het budget. Iedere medewerker van een JGT heeft een aantal m2 in de huisvesting nodig. Deze m2 bepaal voor een groot deel de kosten van de huisvesting. Dit komt tegemoet aan de verschillen in groottes van de teams, maar het nadeel dat de huisvestingskosten per team (en dus per medewerker) grote verschillen kunnen vertonen blijft staan. Ad 3: Naar rato van de bijdrage van het rijk over de gemeenten Het totaal beschikbare budget binnen de begroting is samengesteld op basis van de bijdragen die de individuele gemeenten van het rijk ontvangen. Dit vormt de basis van de begroting. De huisvestingslasten van de JGT’s behoren in essentie tot het lokale deel van de begroting; de gemeentelijke invloed is hierop het grootst. Nadeel is dat hierbij geen rekening wordt gehouden met het aantal teams en de grootte van de teams terwijl dit grote invloed heeft op de kosten. Het gereserveerde bedrag voor de kleinere gemeenten wellicht niet toereikend is. Ad 4: Op basis van werkelijke kosten Deze optie doet het meest recht aan de daadwerkelijke situatie, maar kent veel nadelen: Veel administratieve complexiteit Zuinigheid geeft de gemeente geen voordeel Welke criteria stel je aan pand voor wat betreft m2 etc. Als het pand gedeeld wordt met andere partijen (bijvoorbeeld CJG) hoe worden de kosten dan berekend. Wat als het totaal beschikbare budget wordt overschreden, hoe dan te verdelen?
Optie 1
Gemeenten Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Totaal
Aantal teams
Verdeling
5 1 1 3 6 0,76 1 1 1 1 1 2 0,24 24
€ 88.423 € 17.685 € 17.685 € 53.054 € 106.108 € 13.443 € 17.685 € 17.685 € 17.685 € 17.685 € 17.685 € 35.369 € 4.242 € 424.431
Optie 2 Aantal JGT‐ ers incl coach 34,68 5,84 5,84 19,09 40,50 6,21 5,08 5,86 5,08 5,08 5,08 10,92 1,96 151,2
Verdeling € 97.330 € 16.385 € 16.385 € 53.584 € 113.651 € 17.432 € 14.266 € 16.449 € 14.266 € 14.266 € 14.266 € 30.651 € 5.500 € 424.431
Optie 3
Naar rato Verdeling 24,96% 3,65% 3,53% 12,46% 23,12% 5,26% 3,45% 4,89% 3,36% 2,88% 4,12% 6,67% 1,66% 100%
€ 105.952 € 15.486 € 14.970 € 52.883 € 98.116 € 22.336 € 14.632 € 20.753 € 14.254 € 12.214 € 17.478 € 28.311 € 7.048 € 424.431
4. Voorstel: Hoewel optie 4 het meest recht doet aan de gemaakte kosten, zijn er veel nadelen op het gebied van objectiviteit. Optie 3 doet het minst recht aan de daadwerkelijke kosten die gemaakt worden. Optie 1 en 2 lijken recht te kunnen doen aan de werkelijk te maken kosten. Optie 2 doet het meest recht aan het inhouden van de 3% bij elke JGT’er en de kosten die gemaakt moeten worden voor de huisvesting. Om deze redenen wordt voorgesteld om te kiezen voor optie 2. Financieel ziet dit er als volgt uit:
Gemeenten Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Totaal
Aantal JGT‐ ers incl coach 34,68 5,84 5,84 19,09 40,50 6,21 5,08 5,86 5,08 5,08 5,08 10,92 1,96 151,2
Verdeling € 97.330 € 16.385 € 16.385 € 53.584 € 113.651 € 17.432 € 14.266 € 16.449 € 14.266 € 14.266 € 14.266 € 30.651 € 5.500 € 424.431