Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 16 december 2015 09.30 – 12.00 uur Gemeente Zoeterwoude
Onderwerp: Agenda
voorzitter mw. R. van Gelderen 09.30-09.35 01 Opening en vaststelling agenda 09.35-09.40 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Maatschappij 11 november 2015 09.40-09.50 03 a. Mededelingen 1. Samenwerking meerjaren beleidskader beschermd wonen en maatschappelijke opvang: De gemeente Leiden wil graag samen met regiogemeenten het nieuwe beleidskader opstellen. De gemeenten Alphen aan den Rijn en Lisse zullen daar een aantal uren per week voor inzetten. Deze regionale werkgroep werkt samen met de OGGZ werkgroep van Holland Rijnland waar, naast Alphen en Lisse, ook Oegstgeest, Katwijk en Kaag en Braassem in vertegenwoordigd zijn. De beleidsontwikkeling en voortgang ten aanzien van het nieuwe regionale beleidskader wordt behandeld in het ambtelijk overleg Zorg en Welzijn. Ter informatie is een brief aan de raadscommissie Onderwijs en Samenleving van Leiden bijgevoegd. 2. Financiën beschermd wonen 2015: Op het PHO van 14 oktober is een winstwaarschuwing aangekondigd naar aanleiding van een prognose van de financiën Beschermd wonen gedeeld over het eerste halfjaar 2015. Daaruit bleek een tekort op het budget met mogelijk financiële consequenties voor alle Holland Rijnlandgemeenten. Er is een nieuwe prognose aan de hand van drie kwartalen en gebaseerd op betere administratieve gegevens. Er blijkt niet langer sprake te zijn van een tekort op het budget. Ook komt onze regio goed uit de concept herverdeling van de landelijke middelen Beschermd wonen vanaf 2016. Het college van B en W Leiden informeert alle regiogemeenten in december met een brief over de laatste stand van zaken. Ter informatie is een memo aan het AOZW met bijlage toegevoegd. 3.
Mededeling Digitaal Preventieloket Sociaal Domein
b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming a. Verslag Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Maatschappij Plus 29 oktober 2015 b. Overzicht bestuurlijke besluitvorming c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen WMO 9.50-9.55 04 Uitvoering Beheer SoCard 4 Op basis van de eerder goedgekeurde uitgangspunten wordt na een vergelijking van de aanbiedingen voorgesteld om het beheer van de sociale kaart bij het team Gegevens onder te brengen. Voorstel: - Beheer opdragen aan OrangeHill - Beheer opdragen aan team Gegevens Leiden
1
9.55-10.00 05 Verzoek Samenwerking Holland Rijnland met Kenniswerkplaats Sociaal Domein van de Hogeschool Leiden (WMO-werkplaats) Wmo werkplaats is een regionale kennisinfrastructuur, waar gemeenten, beroepsbeoefenaren en maatschappelijk middenveld samenwerken. Doel is kennis, over methodieken, effecten van de drie decentralisaties te verzamelen. Werkplaats heeft al aantal gesprekken met gemeenten in de regio gevoerd. Inzet is te komen tot structurele samenwerking tussen gemeenten en WMO werkplaats. Voorstel:
Het pho maatschappij onderstreept relevantie van samenwerking met Kenniswerkplaats Sociaal Domein meerwaarde oplevert. Pho maatschappij beveelt de aangesloten gemeenten aan, meerjarig (van 2016-2018)de samenwerking met de Kenniswerkplaats Sociaal Domein aan te gaan.
10.00-10.10 06 Collectieve preventie in de GGZ In 2011 is de gemeenschappelijke regeling (GR) “Collectieve preventie en zorgvernieuwing GGZ” in het leven geroepen om de regionale afspraken hierover te formaliseren. Deze GR geeft gemeente Leiden het mandaat om, namens de regiogemeenten, de subsidiering van collectieve preventie GGZ en zorgvernieuwingsprojecten GGZ uit te voeren. De komst van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn aanleiding om opnieuw naar deze gemeenschappelijke regeling te kijken. De regeling is daarom geëvalueerd. In de notitie Preventie in de GGZ zijn voorstellen geformuleerd voor een nieuwe gezamenlijke aanpak van collectieve preventie GGZ voor het jaar 2017 en verder. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de evaluatie GGZ-regeling Holland Rijnland (bijlage 1); 2. In te stemmen met: a) het besluit om de Gemeenschappelijke Regeling te beëindigen en alle subsidiepartners hiervan op de hoogte te stellen; b) het regionaal, subregionaal of lokaal organiseren van de volgende producten voor preventie in de GGZ, zoals zij in bijlage 2 hoofdstuk 4 worden omschreven: Informatie, advies en voorlichting Signalering en advies (consultatie) Ondersteuning: Cliëntondersteuning en belangenbehartiging Maatjesprojecten en lotgenotencontact Inloop Trainingen en cursussen c) de preventie GGZ alleen te richten op volwassenen; d) de financiering van de in beslispunt 2b genoemde producten voor een periode van 4 jaar; e) het evalueren van de collectieve preventie, geformuleerd in bijlage 2, na een periode van 4 jaar 3. De werkgroep OGGZ de opdracht te geven om het voorstel voor 2017 verder uit te werken. 10.10-10.20 07 Inloopfunctie GGZ Rivierduinen In de Wmo 2015 is de inloop GGZ vanuit de AWBZ opgenomen. Voor 2015 is aan Rivierduinen hiervoor subsidie verleend onder ondermeer de voorwaarde dat zij zich zullen vernieuwen. Door Rivierduinen is een toekomstmodel inloopfunctie gepresenteerd. Nader overleg en uitwerking in samenwerking met de betrokken gemeenten is noodzakelijk. Om het toekomstmodel nader uit te werken is een regiovisie op de GGZ inloop noodzakelijk. In een memo zijn vijf uitgangspunten opgesteld die richting gegeven aan de invulling van de
2
GGZ inloop voor inwoners die daarvoor in het kader van de Wmo aanspraak op zouden kunnen maken. Voorstel: 1. Naar aanleiding van bijgaande notitie over de GGZ inloop Rivierduinen voor 2016 de daarin genoemde vijf uitgangspunten over te nemen. 2. Rivierduinen te verzoeken haar toekomstmodel verder uit te werken met in achtneming van de vijf uitgangspunten en de huidige inloopfuncties alleen in te zetten voor de doelgroep Wmo en de inloopfunctie binnen het Theehuis af te bouwen. Dit te doen met de betrokken gemeenten. 3. Ter overbrugging de subsidie aan Rivierduinen nog toe te kennen voor een half jaar (tot 1 juli 2016) onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de huidige inloopfuncties zijn afgebouwd dan wel zijn omgevormd naar de doelgroep Wmo en dat men daarbij samenwerkt met andere instellingen. Dat de subsidie aan Rivierduinen wordt gedragen door die regiogemeenten waartoe bezoekers van de huidige inlopen behoren. De subsidie wordt pas toegekend wanneer Rivierduinen aantoont wie en waarom hij/zij de inloop bezoekt en of diegene ook valt onder de doelgroep zoals bepaald onder 1. 10.20-10.30 08 Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017 Door een herverdeling van het rijk wordt de centrumgemeente geconfronteerd met een korting op Begeleiding maatschappelijke opvang. De centrumgemeente vraagt regiogemeenten om bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang na twee maanden de nazorg voor deze cliënten over te nemen binnen de lokale Wmo per 2016. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de brief van het college van burgemeester en wethouders Leiden met de achtergrond bij de verdeling van de middelen Begeleiding Maatschappelijke opvang (bijlage1) 2. Kennis te nemen van de herverdeling van deze middelen per 2016 en verder; 3. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden Jeugd 10.30-10.40 09 Veilig Thuis Veilig Thuis is de naam van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Vanwege extra korting op het jeugdbudget is het in 2014 toegezegde incidentele budget voor Veilig Thuis in de Begroting Jeugdhulp 2016 geschrapt. Dit lijkt uit het oogpunt van veiligheid vanwege de wettelijke taken van Veilig Thuis niet verantwoord. De toename van 70% meer meldingen bij Veilig Thuis ten opzichte van vorig jaar, het Inspectierapport en het ontstaan van wachtlijsten maken het toekennen van eerder toegezegde incidentele middelen 2016 toch noodzakelijk. Voorstel: € 102.477,- uit Begroting Jeugdhulp 2016 aan subsidie voor Veilig Thuis beschikbaar te stellen, naast het structurele budget van € 1.731.284,- conform de toezegging in 2014. 10.40-10.55 10 Kwartaalrapportage Q3 inkoop Jeugdhulp 2015 Met kwartaalrapportages geeft de regio inzicht in het verloop van de uitvoering van de Jeugdwet in de regio van Holland Rijnland. Deze rapportages bevatten gegevens over het aantal cliënten dat in zorg is en de kosten die hiervoor (naar schatting) zijn gemaakt. Voor de derde kwartaalrapportages is een uitvraag gedaan, hiervan vindt op dit moment een analyse plaats. Paul Grob geeft een mondelinge toelichting op de hoofdpunten uit de rapportage. Indien beschikbaar wordt de kwartaalrapportage Q3 meegestuurd met de nazending. Voorstel: Kennisnemen van de hoofdpunten van de Kwartaalrapportage Q3
3
10.55-11.15 11 Contractering (en begroting) Jeugdhulp 2016 In het portefeuillehoudersoverleg van 15 juli 2015 heeft u ingestemd met de voorlopige begroting Jeugdhulp 2016. Op basis van deze voorlopige begroting jeugdhulp 2016 en de kaders uit de Inkoopstrategie jeugdhulp 2016 en het Inkoopplan 2016 zijn inkoopgesprekken gevoerd met de aanbieders. Op basis daarvan zijn keuzes voorgesteld om tot een sluitende begroting te komen. Over deze keuzes vindt op 4 december nog een inhoudelijke bespreking plaats, waarna een definitief concept aan u kan worden voorgelegd. Het voorstel wordt nagezonden. 11.15-11.30 12 Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland De gemeenten willen de regionale samenwerking op het gebied van de jeugdhulp vanaf 2017 continueren. Om daar invulling aan te geven is op 11 november een voorlopige notitie met uitgangspunten besproken in het portefeuillehoudersoverleg. Voor het verder concretiseren van deze uitgangspunten zijn we in gesprek gegaan met gemeenteraden en andere stakeholders. De resultaten hiervan zijn op hoofdlijnen samengevat aan het einde van de notitie. Op basis van deze uitgangspunten is de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017 opgesteld en bepalen de gemeenten de inhoudelijke werkagenda van de regio voor de komende vier jaar. Voorstel: 1. In te stemmen met de volgende verfijningen van de uitgangspunten van de toekomst van de jeugdhulp naar aanleiding van de input van raden en stakeholders a. Lokale sturing versus regionale kaders: aansluiting tussen regio (TWO) en het lokale (gemeenten) is een belangrijk basis om goed te kunnen sturen op de jeugdhulp; b. Doorontwikkeling JGT’s: JGT’s beter ondersteunen bij hun cruciale rol; c. Partnerschap en opdrachtgeverschap: als opdrachtgever focussen we ons op de ‘wat’-vraag. Het ‘hoe’ wordt bepaald door de zorgaanbieders in afstemming met cliënt en JGT’s (deskundigheid in de markt). 2.
Colleges te adviseren: in te stemmen met de uitgangspunten voor de toekomst van de jeugdhulp in Holland Rijnland en hierbij de volgende accenten aan te geven om een versnelling van de transformatie te realiseren: a. Inzetten op integraal beleid om samenhang met de verschillende onderdelen van het sociale domein te bereiken; b. Partnerschap en opdrachtgeverschap versterken om met alle partijen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te nemen voor het anders werken; c. Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders; d. Jeugd- en gezinsteams zijn de basis van de transformatie; e. Afschalen en normaliseren: doen wat nodig is, zo zwaar als nodig is en zo licht als mogelijk.
11.30-11.55 13 Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017 13 gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdhulp afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten. Vanaf 2017 start een nieuwe aanbestedingsronde. De uitgangspunten voor de toekomst van de jeugdhulp zijn de basis voor de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017. De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp doet via bijgaande notitie een aantal voorstellen voor de inkoop van jeugdhulp vanaf 2017. Voorstel: 1. De colleges te adviseren om in te stemmen met de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017, waarin wordt voorgesteld de volgende inhoudelijke uitgangspunten vast te stellen als kader voor het inkoopplan vanaf 2017: a. Zo integraal mogelijk b. De JGT’s als spin in het web
4
2. 3.
4. 5.
c. In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven d. De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren e. Cliëntenparticipatie borgen in de inkoop f. Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop Te onderzoeken of lokale invulling van het contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp mogelijk is. Voor de JGT’s een aparte inkoopprocedure te starten, en hiervoor: a. De contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders te verlengen tot 1 januari 2017; b. In te stemmen met een enkelvoudige onderhandse aanbestedingsprocedure voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s met de coöperatie. Een nieuwe dienstverleningsovereenkomst afsluiten tussen de 13 gemeenten en het samenwerkingsverband Holland Rijnland vanaf 1 januari 2017 voor een periode van vier jaar voor het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp. Voor de inkooporganisatie 2017 eenmalig € 350.000 beschikbaar te stellen.
11.55-12.00 14 Rondvraag en sluiting
5
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Maatschappij 11 november 2015
Aanwezig:
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest
R.A. van Gelderen (voorzitter) H. de Jager F.J. Roelfsema F.M. Schoonderwoerd H.P.M. Hoek I.G. Mostert F. de Wit J.J.F.M. Gardeniers A.D. de Roon J.W.M. Pietersen M.J.C. Fles A. Gotink J.J.G.M. Roeffen
Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
A.L. van Kempen I.C.J. Nieuwenhuizen E.G.E.M. Bloemen
Holland Rijnland
A. van Ginkel H. Gorter (verslag) P. Grob (TWO) A. van Overschot R. Piek (gemeente Katwijk) A. Volmer (gemeente Oegstgeest N. Kager (gemeente Oegstgeest)
Gast:
P. Blom (GGD)
Nr. Agendapunt
Advies
01 Opening en vaststelling agenda
Besluit Dhr. de Jager heet iedereen welkom. Mw. van Gelderen sluit later aan. Mw. Bremer heeft zich afgemeld. Agenda is vastgesteld met de volgende wijziging: - agendapunt 5. ‘Inloopfunctie GGZ’ wordt later dit jaar geagendeerd. De opmerking wordt gemaakt dat ‘Budgetten TWO Jeugdhulp’ op de agenda van het PHO Bestuur & Middelen staat. NB: er is een extra PHO voor ingepland om dit samen met PHO Bestuur & Middelen te bespreken.
02 Vaststelling verslag vergadering PHO Maatschappij
Verslag vaststellen
Verslag van 14 oktober is akkoord, naar aanleiding van: -
Mw. Fles heeft binnen de Bollengemeenten afgestemd over de sociale kaart. De Bollengemeenten doen niet mee aan de nieuwe sociale kaart. Mw. Pietersen heeft contact gehad met de voorzitter over haar opmerking over de Academische Werkplaats.
1
03 Mededelingen
Stand van zaken begroting jeugdhulp 2016
Dhr. Grob licht stand van zaken begroting jeugdhulp 2016 toe. TWO voert nu gesprekken met aanbieders in percelen waar overschrijdingen zitten. Op dit moment is begroting 2016 nog niet sluitend. Gekeken wordt welke beheersmaatregelen kunnen worden ingezet. Belangrijk dat eind dit jaar de contracten met aanbieders worden verlengd. Op 16 december ligt conceptbegroting 2016 in PHO. -
-
3c. Mededeling doelgroepenvervoer:
a. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
Mw. Bloemen vraagt Holland Rijnland om gericht portefeuillehouder en ambtenaar te benaderen van gemeenten die nog informatie moeten leveren ten behoeve van het onderzoek naar doelgroepenvervoer zodat gestuurd kan worden op het aanleveren van informatie. Holland Rijnland pakt dit op. Dhr. Mostert geeft een terugkoppeling van het Bestuurlijk Overleg Werk op 4 november 2015: - Arbeidsmarktanalyse van het UWV kan gebruikt worden als basisstuk voor marktbewerkingsplan. Worden de gemeenten nog nader over geïnformeerd. - Website Servicepunt is binnenkort operationeel. - Bijeenkomst publieke werkgevers: dhr. Mostert doet dringend beroep op collega’s om bijeenkomst voor publieke werkgevers op 26 november in het Volkshuis in Leiden onder de aandacht te brengen bij Colleges en MT, zodat P&O-medewerkers zich hiervoor aanmelden. Holland Rijnland verstuurt nogmaals de uitnodiging. - Problematiek onderwijsarbeidsmarkt is naar aanleiding van vorig PHO besproken. Hierover zal afstemming plaatsvinden met wethouders onderwijs.
b. Terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04 Jaarverslag Regionaal Bureau Leerplicht
Mw. Bloemen stelt voor om in extra vergadering concept begroting Jeugdhulp 2016 met elkaar te bespreken. PHO stemt in met dit voorstel. Holland Rijnland plant extra vergadering. Mw. Bloemen benadrukt dat afspraken met zorgaanbieders waar zij bij aanwezig zou zijn nog niet zijn ingepland. Actie: Holland Rijnland zoekt dit uit: de Q3-gesprekken zijn ingepland.
1. Naar aanleiding van het jaarverslag RBL 20142015 meningsvormend te discussiëren over de signalen die de uitvoering van de leerplicht- en RMCfunctie opleveren voor het
Het jaarverslag is besproken. De volgende onderwerpen worden besproken: - passend onderwijs, met name vrijstellingen en thuiszitters; - samenwerking onderwijs en jeugdhulp; - effectiviteit RMC-trajecten. Mw. van Overschot (teamleider RBL) beantwoordt vragen over deze onderwerpen. 2
lokale en regionale jeugdbeleid, inkoop jeugdhulp, Wet op Passend Onderwijs, WMO en de Participatiewet.
Aandachtspunt voor volgend jaarverslag is de registratie van thuiszitters en zorgleerlingen. Dhr. de Wit verzoekt het RBL om meer kwalitatieve informatie toe te voegen en de informatie met de samenwerkingsverbanden af te stemmen zodat er een eenduidig beeld van thuiszittersproblematiek ontstaat.
Naar aanleiding van het jaarverslag: - Dhr. Mostert vraagt aandacht voor het probleem dat er in de regio niet voldoende plekken voor asielzoekers zijn in voortgezet onderwijs. Da Vinci College in Leiden heeft een internationale schakelklas, maar zij hebben te weinig capaciteit om dit voor de hele regio te organiseren. Er zijn meer scholen nodig. Da Vinci College is bereid deskundigheid op dit gebied te delen. Dhr. Mostert roept collega’s uit Duin- en Bollenstreek op om samen op te trekken om voortgezet onderwijs voor deze groep jongeren mogelijk te maken. 05 Inloopfunctie GGZ
Agendapunt is vervallen.
06 Nadere regels jeugdhulp
1. 2.
Instemmen met de Nadere Regels Jeugdhulp 2016; De colleges te verzoeken om in te stemmen met de Nadere Regels Jeugdhulp 2016.
Het PHO stemt in met het voorstel. Mw. Kager geeft een korte toelichting op de ‘Nadere Regels Jeugdhulp 2016’. Het afwegingskader is een belangrijke toevoeging, omdat het voor de JGT’s een leidraad is bij het toekennen van PGB’s jeugd. -
Vraag over de status van het afwegingskader: het is een bijlage, maar het JGT voelt het als steun in de rug wanneer het vastgesteld is door colleges. Het is een dynamisch document, maar omdat het als bijlage toegevoegd is hoeft het niet na iedere wijziging opnieuw vastgesteld te worden.
Toevoegingen tekst: In afwegingskader bij ‘PGB of Zorg in Natura’ wordt ‘bij voorkeur’ toegevoegd plus uitleg waaruit blijkt dat keuzevrijheid voor PGB of Zorg in Natura blijft bestaan;
definitie ‘dagactiviteit’ opnemen in begrippenlijst;
Bij ‘toeleiding naar dyslexie’ toevoegen dat het Onderwijs eerst een zorgvuldige afweging heeft gemaakt of extra behandeling nodig is.
Mw. van Gelderen stelt de vraag hoeveel mensen uit nood voor PGB kiezen omdat er nog niet voldoende 24-uurs aanbod is van JGT’s? Mw. Kager pakt dit op met de PGB-Expertgroep.
3
07 Integrale Crisisdienst 0-100+
1. 2. 3.
4.
5.
In te stemmen met de voorgestelde inrichting van de crisisdienst 0-100 In te stemmen met de voorgestelde planning Te besluiten tot overdracht van het huidige CIT van Jeugdbescherming West per januari 2016 naar de GGD HM en dit proces onder te brengen in het traject overdracht JPT naar GGD HM De GGD HM opdracht te geven om een implementatieplan met begrotingsvoorstel uit te werken volgens de geschetste kaders Besluit 4 tevens ter kennisname voor te leggen aan het DB van de GGD HM.
Het PHO is akkoord met het voorstel. Gemeente Voorschoten is aangesloten bij Haaglanden. Mw. Blom van de GGD geeft een presentatie over de inrichting van de Integrale Crisisdienst 0-100+. Opmerkingen en vragen: - Dhr. Mostert vraagt naar het tijdpad van het proces. Mw. Blom antwoordt dat in april het implementatieplan met begrotingsvoorstel wordt voorgelegd aan het DB van de GGD HM. - Met betrekking tot de financiën: de opdracht is om de integrale crisisdienst financieel neutraal in te richten. Mw. Blom denkt dat dit mogelijk is met uitzondering van eenmalige kosten voor inrichtingskosten, zoals de aanschaf van een telefoonnummer. - Dhr. Gotink spreekt de zorg uit dat GGZ zich als losse eenheid blijft gedragen. Mw. Blom antwoordt dat dit als knelpunt wordt herkend. Er lijkt wel meer ruimte te zijn om tot samenwerking te komen. De GGZ wordt organisatorisch onderdeel van de crisisdienst, maar wordt niet uit de GGD getild. Dhr. van Kempen vraagt ook aandacht voor integratie van de GGZ tijdens gesprekken met GGZ. - Dhr. van Kempen geeft aan dat volledige integratie van partijen nog niet mogelijk is door wettelijke taken, zoals registratie in bepaalde registers. - Mw. Pietersen vraagt hoe de aanpak van verwarde personen verloopt. Mw. Blom antwoordt dat wordt samengewerkt met projectgroep Aanpak Verwarde Personen van de Veiligheidsregio. Er wordt gewerkt aan een analyse van de doelgroep. Dhr. de Jager vult aan dat Mevrouw Spies vanuit de VNG hierbij betrokken is en een presentatie over dit onderwerp heeft gegeven. Holland Rijnland stuurt presentatie over dit onderwerp mee met verslag, zie bijlage. - Mw. Bloemen geeft haar voorkeur voor één nummer aan voor de crisisdienst. In reactie hierop meldt mw. Blom dat het nummer van de regionale crisisdienst niet onder het landelijke nummer van Veilig Thuis gehangen kan worden en er dus een ander telefoonnummer zal komen. Toevoeging tekst: definitie van ‘crisis’ opnemen.
08 Digitaal preventieloket A. Sociaal Domein
Kennis te nemen van het voorstel digitaal preventieloket
Inhoudelijk akkoord met het voorstel met de kanttekening dat de gemeente Kaag en Braassem niet akkoord gaat met punt 2 van het voorstel (preventie loopt in Kaag en Braassem via De Driemaster) en gemeente Voorschoten alleen kennisneemt van dit voorstel.
4
B. Het volgende te besluiten: 1. Opdracht te geven aan Kwadraad en de GGD om gezamenlijk de inrichting van een digitaal marktplein vorm te geven. 2. Opdracht te geven aan de GGD tot facilitaire ondersteuning aan alle medewerkers binnen het CJG (JGZ/JGT) bij de organisatie van preventief groepsaanbod. 3. In te stemmen met de financiële consequenties: - Eenmalige kosten: €106.000 voor de inrichting, facilitaire ondersteuning en projectleiding - Structurele kosten: €165.000 voor beheer en facilitaire ondersteuning 4. De inzet op preventie lokaal te borgen: te weten de activiteiten binnen de universele preventie en het lokale aanspreekpunt op het gebied van preventie. 09 Uitgangspunten toekomst Jeugdhulp
1.
Het regionale jeugdhulpmodel Hart voor de Jeugd te herbevestigen en hierbij de volgende accenten aan te geven om een versnelling van de transformatie te realiseren:
De financiële consequenties van het digitaal preventieloket opnieuw bekijken (vooral financiering vanuit TWO) en hierover een mededeling doen in het volgende PHO. NB: In het Ambtelijk Overleg Jeugd is afgesproken om de kosten die geraamd waren voor de TWO (€ 15.000) alsnog door de afzonderlijke gemeenten in te brengen via de verdeelsleutel. Hierover worden afspraken gemaakt met de GGD. Mw. Volmer, CJG-coördinator van de gemeente Oegstgeest, geeft een presentatie over het onderzoek naar de mogelijkheid om een regionaal preventieloket op te richten, waartoe besloten is in PHO van 20 mei jl. - Mw. van Gelderen vraagt of het ‘Digitaal Preventieloket Sociaal Domein’ nog een andere naam krijgt? Mw. Volmer geeft aan dat dit het geval is, maar dat de naamgeving nog niet is uitgewerkt.
Akkoord met voorstel. Het PHO heeft behoefte aan concretisering van de uitgangspunten. Om hier meer tijd voor in te ruimen, wordt afgesproken de stukken voor het PHO van 16 december één week van tevoren te versturen. Lokale input en planning: - De notitie ‘Uitgangspunten toekomst Jeugdhulp’ ligt aan de basis van de Inkoopstrategie 2017, die op 16/17 december in PHO/DB ligt. Dhr. Grob geeft aan
5
a)
b)
c) d) e)
2.
Inzetten op integraal beleid om samenhang met de verschillende onderdelen van het sociale domein te bereiken; Partnerschap en opdrachtgeverschap versterken om met alle partijen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te nemen voor het anders werken; Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders; Jeugd- en gezinsteams zijn de basis van de transformatie; Afschalen en normaliseren: doen wat nodig is, zo zwaar als nodig is en zo licht als mogelijk. Kaders en overwegingen hierover op te halen bij de gemeenteraden.
dat er in de planning wat betreft de Inkoopstrategie 2017 weinig ruimte is om te schuiven. Dhr. Grob pleit ervoor om besluitvorming door te laten gaan en de lokale invulling verder uit te werken in de periode tot 1 april 2016, het startmoment van de Inkoop 2017. - De gemeenten spreken hun waardering uit voor het stuk maar hebben nog wel behoefte aan een verfijning op hoofdlijnen van met name de ‘ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders’. De gemeenten willen ruimte hebben om standpunten van de raden en andere lokale input op te halen en deze nog te verwerken. Hiervoor is tijd en capaciteit nodig. Gemeente Alphen a/d Rijn wil hier graag een bijdrage aan leveren. Actie voor de concretiseringsslag ligt bij het AO Jeugd, in samenwerking met de TWO. - Het PHO stemt in met het voorstel van dhr. de Jager om de aanleverdatum van de stukken een week op te schuiven naar 9 december om zo meer ruimte te hebben om de uitgangspunten te concretiseren. - Dhr. de Jager zal zich in het in het PHO van 16 december uitspreken of de uitwerking van lokale input wat gemeente Alphen a/d Rijn betreft voldoende is om akkoord te gaan met de toekomst van de jeugdhulp vanaf 2017. Inhoudelijke reacties op de notitie: - Dhr. van Kempen mist bij de vijf uitgangspunten van de jeugdhulp nog een aantal andere uitgangspunten, bijvoorbeeld de discussie over de basis van de inkoop, de overgang naar WMO en netwerksamenwerking bij specialistische zorg. De uitgangspunten moeten verder aangevuld en uitgewerkt worden. - Dhr. Roelfsema geeft aan dat de invloed van stakeholders summier is. Dit moet geborgd worden in het proces. - Dhr. de Roon vraagt aandacht voor de doorverwijzingen naar specialistische hulp door de huisarts buiten JGT om. Benoemen hoe hen te betrekken in ons model. - Mw. Fles vraagt aandacht voor het behoud van lokale zorginstellingen in het stuk. Opmerkingen met betrekking tot de TWO: - Dhr. de Roon benoemt de volgende aandachtspunten waar over gesproken moet worden: de tijdelijkheid van de TWO, de te laag begrote 1,5% als startuitgangspunt voor de TWO, de capaciteit van de TWO en de solidariteit van gemeenten. Dhr. Grob geeft aan dat de capaciteitsvraag bij de TWO wordt opgepakt door gemeentesecretarissen.
6
10 Inhoudelijke agenda
1. Het DB adviseren om de Inhoudelijke Agenda 2016 – 2020 ter vaststelling voor te leggen aan het AB op 16 december 2015.
Akkoord met de volgende voorwaarden: - Meer uitleg over belang platformfunctie in de inleiding; - ‘Ouderen’ verwijderen als bijzondere doelgroep. - Inclusieve arbeidsmarkt niet als speerpunt opnemen; Overige opmerkingen: - Dhr. de Roon wil graag verduidelijking van wat er onder ‘speerpunten’ verstaan wordt. - Dhr. Mostert benoemt dat hij het vervelend vindt dat op andere terreinen dan maatschappij, toch dingen zijn opgenomen die niet besproken zijn in PHO’s. - Dhr. Hoek vraagt aandacht in het stuk voor verhouding tussen Holland Rijnland enerzijds en de positie van de afzonderlijke gemeenten anderzijds. - Mw. Pietersen vraagt om verslag van Bestuurlijk Afstemmingsoverleg. Holland Rijnland: verslagen worden meegestuurd met PHO-stukken.
11 Rondvraag en sluiting
- Mw. Bloemen heeft het verzoek om weer normale PHO’s te organiseren. Mw. van Gelderen geeft in reactie hierop aan dat in DB besproken wordt hoe de regiomiddag verbeterd kan worden, maar dat voorlopig vastgehouden wordt aan concept van regiomiddagen. - Mw. Bloemen vraagt opnieuw aandacht voor het overzicht huidige jaar van verplichtingen PGB’s. Op 16 december wordt in de Kwartaalrapportage Q3 extra aandacht besteed aan het in beeld brengen van de kosten en verplichtingen van de PGB’s.
Actielijst
1 2
3
PHO 11 november Concretiseren uitgangspunten jeugdhulp + verwerken lokale input PHO 14 oktober Informeren raden over winstwaarschuwing financiën beschermd wonen en financiën begeleiding maatschappelijke opvang PHO 23 september Voorstel Sociale kaart
Wanneer PHO 16 december
Wie Holland Rijnland
PHO 16 december
Gemeente Leiden/Mw. Ouwerkerk
PHO 16 december
Dhr. Bruna/GGD Dhr. Bernsen
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Maatschappij van Holland Rijnland van 16 december 2015, de secretaris,
de voorzitter,
7
11-11-2015
Aanjaagteam verwarde personen
Het ontwikkelen van bouwstenen voor een passend ondersteuningsaanbod voor de mensen die verward gedrag vertonen en hun familie/sociaal netwerk; Bevorderen dat er een sluitende aanpak van ondersteuning en zorg wordt geleverd door alle gemeenten in de zomer van 2016; Inzicht geven in de belemmeringen die de verschillende betrokkenen ervaren, die niet op lokaal/regionaal niveau opgelost kunnen worden, maar die om aanpassingen in de keten op systeemniveau vragen en voor deze belemmeringen oplossingen aanreiken.
Voorzitter, Burgemeester Alphen aan den Rijn Mevrouw Mr. Drs. L.W.E. (Liesbeth) Spies Politiechef Eenheid Amsterdam, Nationale Politie De heer P.J. (Pieter-Jaap) Aalbersberg / De heer H. (Henk) van Dijk
Voorzitter Raad van Bestuur GGZ-instelling Antes De heer drs. E.C.J.E. (Sjef) Czyzewski Vertegenwoordiger cliënten- en familieperspectief De heer L. (Leen) van Leersum Senior manager Inkoop Noord-West Nederland Zilveren Kruis Mevrouw drs. A.J.M.H. (Anouk) Mateijsen Plaatsvervangend Hoofdofficier van Justitie parket Midden Nederland, OM Mevrouw Mr. H.G.M. (Heleen) Rutgers Wethouder Jeugd, Welzijn en Zorg in Eindhoven Mevrouw drs. H.T.M. (Lenie) Scholten
1
11-11-2015
Huidige stand: hoe hebben gemeenten de triage georganiseerd, welke samenwerkingen zijn er Wat zijn de verschillende deelgroepen Wat is de aard en omvang van het probleem Welke knelpunten zijn er Wat leren de verschillende incidenten Wat zijn interessante praktijken Wat is de inbreng van ervaringsdeskundigheid Hoe is opleiding en scholing geregeld Hoe doen andere landen het?
1. Informatievoorziening 2. Vroegsignalering en preventie 3. Beoordeling en doorgeleiding (triage, toegang zorg/onverzekerdenproblematiek) 4. Passende ondersteuning niet acuut: (eigen regie, ondersteuning, zorg, veiligheid) 5. Passende ondersteuning wel acuut (acute zorg, vervoer) 6. Acceptatie in en toerusting van de samenleving
Verwarde personen en professionals centraal
Katalysator en supporter voor de praktijk
Benutten wat er al is
Inventariseren
Aan de slag
In gesprek blijven
2
11-11-2015
Informatie en kennis uitwisselen: bijvoorbeeld vanuit welke hoedanigheid komen gemeenten in aanraking
met verwarde mensen?
Lokale praktijken delen, samenwerking gemeenten – GGD – sociale wijkteams met andere betrokken partijen
Knelpunten ophalen, op juiste niveau adresseren
Meesignaleren van belangrijke andere trajecten waaraan jullie meedoen
Expertbijeenkomsten en regionale tafels
Mail:
[email protected] Bel: 070 - 373 83 93
Zie ook: ledenbrief VNG (10 nov 2015) Website: volgt
3
Verslag Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Maatschappij Plus 29 oktober 2015 Aanwezig: Roos van Gelderen, Marleen Damen, Liesbeth Bloemen, Inge Nieuwenhuizen, Jos Roeffen, Henk Hoek, Michiel van der Eng, Jeff Gardeniers, Bert Gotink, Frits Roelfsema, Gerard Mostert, Paul Grob, Xandra van Ginkel en Hanneke Gorter (verslag) 01 Opening en vaststelling agenda en verslag Het verslag is vastgesteld. 02
Voor het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Plus zijn alle portefeuillehouders Maatschappij uitgenodigd om hen de gelegenheid te geven te reageren op het hoofdstuk Maatschappij van de Inhoudelijke Agenda. De verslagen van het bestuurlijk afstemmingsoverleg worden ter kennisname verzonden aan het Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij. Mededelingen
Paul Grob van de TWO doet twee mededelingen: -
Brief verantwoording jeugdhulp 2015: De brief over de winstwaarschuwing wordt later verstuurd dan afgesproken. Dit komt doordat de accountant in eerste instantie had aangegeven geen verklaring af te kunnen geven aan Holland Rijnland, totdat de accountantsverklaringen van de zorgaanbieders beschikbaar zijn. Later is dit beeld genuanceerd, vanuit het besef dat het een landelijk probleem betreft Na aanpassing van de brief door communicatie wordt de brief zo spoedig mogelijk verstuurd naar de portefeuillehouders om per ommegaande te reageren hierop.
-
03
Tekorten bij zorgaanbieder: Een zorgaanbieder heeft aangegeven tegen tekorten aan te lopen en dreigt nu kinderen uit zorg te nemen en een opnamestop in te lassen. Dit is in strijd met de afspraken in het contract. De TWO gaat hierover in gesprek met hen. Paul Grob geeft aan in elk geval de aanwezigen te willen informeren omdat mogelijk ook de pers ingelicht wordt hierover. Wanneer het ambtelijk niet lukt een oplossing te vinden, is een aantal wethouders beschikbaar om hierover met de zorgaanbieder in gesprek te gaan. Inhoudelijke Agenda 2016 Holland Rijnland – hoofdstuk Maatschappij
Het centrale stuk wordt op dit moment door de regiocontactambtenaren aangepast. Het definitieve concept wordt op 11 november voorgelegd aan de portefeuillehoudersoverleggen. Algemene opmerkingen: -
Marleen Damen is aanwezig om de reacties op de Inhoudelijke Agenda waar het gaat over de inclusieve arbeidsmarkt op te halen: Het is belangrijk dat het onderwijsaanbod aansluit op de arbeidsmarkt in de regio. De onderwijscomponent moet ook meegenomen worden in overleg waar inclusieve arbeidsmarkt besproken wordt.
-
Het speerpunt is nu uitgewerkt tot een meer integraal speerpunt voor jeugdigen tot 27 jaar. Voor 27-plussers en de participatie van deze groep aan de arbeidsmarkt heeft de organisatie Holland Rijnland voornamelijk een platformfunctie .
Inhoudelijke opmerkingen: -
In het stuk staat dat het primaat van het speerpunt ‘de regio heeft een passende woningvoorraad voor bijzondere doelgroepen’ bij het domein ‘leefomgeving’ ligt. De wethouders Maatschappij zien dit vooral als een maatschappelijk speerpunt, omdat de essentie ligt in de maatschappelijke opgave. Alleen waar het gaat om ruimtelijke aspecten past het speerpunt bij ‘leefomgeving’. Dit is voor de portefeuillehouders een heel essentieel punt.
-
Bij wonen voor bijzondere doelgroepen gaat het ook om opvang van deze doelgroepen. Het staat er wel in, maar moet duidelijker beschreven worden in de tekst.
Tekstuele opmerkingen: -
Nagaan of zinnen nog in toekomstige tijd geformuleerd zijn, waarbij dit niet terecht is. Bijv. ‘RMC-coördinator gaat bieden’, dit moet zijn de ‘RMC-coördinator biedt’.
-
Nagaan wanneer over Holland Rijnland wordt gesproken als organisatie en wanneer over de gemeenten binnen de regio. Dit moet duidelijker in de tekst opgenomen worden.
-
Eenduidigheid in verschillende hoofdstukken controleren.
-
Spelling checken.
04
Rondvraag en sluiting
Met betrekking tot concept ‘Voorlopige uitgangspunten toekomst Hart voor de jeugd’: Frits Roelfsema vraagt wanneer het stuk over de uitgangspunten in de jeugdhulp gereed is. Xandra van Ginkel antwoordt dat het concept in het AO Jeugd op 27 oktober besproken is en dat het naar aanleiding daarvan gewijzigd wordt. Het is naar verwachting vrijdag 30 oktober gereed. -
Roos van Gelderen geeft aan het stuk nog vóór het PHO van 11 november te willen bespreken in bestuurlijk afstemmingsoverleg. Het is namelijk belangrijk dat de gemeenten zich kunnen vinden in de uitgangspunten en er is geen ruimte om te schuiven in de planning. Op basis van deze notitie wordt de Inkoopstrategie 2017 opgesteld en deze moet echt in het volgende portefeuillehoudersoverleg op 16 december worden behandeld. Xandra plant volgende week afspraak in.
-
Roos van Gelderen geeft aan dat zij ook graag de discussiepunten benoemd ziet.
- Liesbeth Bloemen informeert of de gesprekken van portefeuillehouders met zorgaanbieders over het 3e kwartaal al staan ingepland. Xandra van Ginkel vraagt dit na. - Liesbeth Bloemen vraagt wanneer zij de cijfers over de inkoop jeugdhulp van het 3e kwartaal tegemoet kan zien. Deze cijfers zijn pas in december beschikbaar. - Gerard Mostert vraagt wat er bekend is over een in aanbouw zijnde bed-bad-brood voorziening in Leiden. Roos van Gelderen antwoordt dat er samen met STUV in Leiden in een voormalig kinderdagverblijf een sober ingerichte voorziening wordt gemaakt voor uitgeprocedeerde asielzoekers en andere ongedocumenteerden. Naar verwachting gaat de voorziening in december open en is deze ook bedoeld voor winteropvang. In eerste instantie is het een Leidse voorziening.
2
Wethouder
~ Leiden
Jeugd, Zorg en Welzijn
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden
Gemeente Leiden Bezoekadres Stadhuis
Raadscommissie Onderwijs en samenleving
Stadhulsplein 1 Postadres Postbus 9100 Telefoon
2300 PC Leiden 14071
E-mail Website www.leiden.nllgemeente
26 november 2015 Z/15/240113 Onderwerp Maatschappelijke opvang en beschermd wonen Datum
Ons kenmerk
S. Lekkerkerker Doorkiesnummer 5754 Contactpersoon
Geachte commissie, In de Commissie O&S van 12 maart jl. 1 is besproken dat een brede kaderstellende notitie wordt opgesteld waar zowel maatschappelijke opvang (MO) en beschermd wonen (BW) onderdeel van uitmaken. Daarbij is ook besproken dat Leiden voor het opstellen van dit beleidskader aan wil sluiten bij het ondersteuningsprogramma van de VNG. In de Raadsbrief van 13 mei jl. over de 'Uitvoering en ontwikkeling beschermd wonen' (BW nr. 15.0429) heb ik u hier nader over geïnformeerd. In deze brief bericht ik u over de gewijzigde aanpak en planning voor het op te stellen beleidskader. • het ondersteuningsprogramma van de VNG heeft enkele maanden vertraging opgelopen; • er was lang onduidelijkheid over de budgetverdeling en (wettelijke) doelgroepafbakening; • in het Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij (PHO) van 14 oktober jl.is met de regiogemeenten van Holland Rijnland afgesproken dat zijn intensiever bij het ontwikkelen van het nieuwe beleidskader worden betrokken. Wij realiseren ons dat de brief uitgebreid is, maar wij vonden het belangrijk om u goed te informeren zodat er in de commissie een goede discussie gevoerd kan worden. Leeswijzer In paragraaf 1 en 2 schets ik allereerst de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de Maatschappelijke Opvang (/Regionaal Kompas) en Beschermd wonen. Ik ga hierbij ook in op een aantal in dat kader openstaande toezeggingen en moties.
In het tweede deel van de brief bespreek ik in paragraaf 3 de reikwijdte van het op te stellen beleidsplan. In paragraaf 4 ga ik in op het rapport van de Commissie Toekomst beschermd wonen (publicatie 11 november jl.). Paragraaf 5 gaat over proces en planning van het beleidsplan. Tot slot staan in de bijlage bij deze brief een aantal stellingen, waarover ik ga graag met u in gesprek ga. 1
bij de bespreking van een discussiememo Beschermd wonen
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 2 /15
1. Maatschappelijke opvang/regionaal kompas: stand van zaken 1.1. Financien Het beleggen van de taak "Begeleiding in de Maatschappelijke Opvang" heeft het afgelopen jaar veel werk met zich meegebracht. Bij cliënten met een bestaande AWBZ indicatie is sprake van overgangsrecht. Het betekende dat alle bestaande AWBZ indicaties moesten worden omgezet naar de nieuwe indicatie begeleiding in de Wmo. Hierbij bleek dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de (door VWS) aangeleverde bestanden en de daadwerkelijke aantallen cliënten in zorg. Bij de begrotingsbehandeling bent u geïnformeerd over de vermindering van het budget Begeleiding in de MO als gevolg van een nieuwe herverdeling door het Rijk. In de meicirculaire is opgenomen dat de korting van €731.000 oploopt naar ruim €1 ,5 mln in 2017 en volgende jaren. De korting voor 2016 is inmiddels onomkeerbaar. Met een aantal collega-gemeenten ben ik nog in overleg om te bezien of een aanpassing van de voorgenomen extra korting voor volgende jaren nog mogelijk is. Op korte termijn ga ik met de regio in gesprek over een oplossing.
1.2. Preventie en sociale wijkteams (SWT's) De inzet op versterken van signalering en preventie is een belangrijk onderwerp in het gesprek over de gewenste koers voor de toekomst. Hoewel SWT's geen panacee zijn voor alle kwalen, biedt het mogelijkheden voor vroegsignalering en preventie. Dit geldt ook voor wijkteams of toegangsteams (bijv. TOM in Alphen) in de regiogemeenten. Voorkomen huisuitzetting Een voorbeeld van het inzetten van een SWT bij vroegsignalering is een samenwerking tussen het SWT Roodenburg en (vooralsnog) de Leidse corporatie De Sleutels. Het huidige convenant "voorkomen huisuitzetting" wordt pas in werking gesteld als mensen een huurachterstand hebben van minimaal twee maanden. Deze samenwerking is bedoeld om eerder dan die twee maanden huurachterstand in contact te komen met bewoners die veel en/of vaak huurachterstand hebben en daarmee het risico lopen om uit hun huis gezet te worden. De oorzaak van niet of te laat betalen kan immers liggen in iets waar een bewoner, met support van een SWT, iets aan kan doen: hanteerbaar maken/oplossen. Denk hierbij aan oorzaken zoals startende dementie, verslaving, depressie of plotseling opgetreden armoede door bijvoorbeeld baanverlies gecombineerd met scheiding.
1.3. Doorstroom, uitstroom en nieuwe vormen van huisvesting Actualisering van de contigentregeling De regionaal samenwerkende woningcorporaties stellen al enkele jaren contingent woningen beschikbaar aan kwetsbare doelgroepen. Ondanks de steeds beperkter wordende vrijkomende woningen, is het aantal contingent woningen voor het jaar 2016. In verband met de decentralisatie van begeleidingstaken uit de AWBZ naar de gemeenten is er veel veranderd met onzekerheid over de begeleiding tot gevolg. Met de corporaties en de zorgaanbieders is een nieuw uitvoeringsdocument opgesteld om de begeleiding van deze kwetsbare groepen in de eerste twee jaar te borgen in alle regiogemeenten.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 3/15
De Rijnstreek-gemeenten hebben zich onlangs aangesloten bij ons woonruimteverdeelsysteem. De corporaties uit deze gemeenten zullen in de contingentregeling participeren. Doorstroom en uitstroom In de nachtopvang Nieuwe Energie is al langere tijd sprake van een tekort aan plekken. Daarom is de capaciteit op die locatie vergroot tot 50 bedden, bovenop de 9 extra doorstroomkamers die in 2014 gerealiseerd zijn. Ik geef echter de voorkeur aan versnelde doorstroom uit de nachtopvang in plaats van een uitbreiding van het aantal bedden aldaar. De nodige doorstroomvoorzieningen, waarmee versnelde uitstroom uit Nieuwe Energie mogelijk wordt, wordt onder de paraplu van de 'Task force Huisvesting Vergunninghouders en Bijzondere Doelgroepen' verder gerealiseerd. Een ander knelpunt betreft passende reguliere woonruimte voor alleenstaanden en voor dak- en thuisloze jongeren. Extra woonruimte realiseren voor deze doelgroepen is daarom ook onderdeel van de opdracht van de Task Force. Voor ons redenen om vanuit het sociaal domein intensief in het Task Force projectteam te participeren. De Task Force zal u binnenkort (voor het kerstreces) informeren over hun voortgang en de verwachte resultaten. Winteropvang Voor de komende winterperiode heb ik twee opties in onderzoek, die na definitieve keuze binnen één week in te richten zijn. Voor De Binnenvest zijn voldoende middelen beschikbaar binnen programma 9 om de winteropvang te kunnen bekostigen. Zodra de precieze locatie zeker is, zal ik daarover informeren. Ik volg daarbij het communicatie- en participatietraject van de Task Force. Scheve huisjes Van de vijftien beoogde "officiële" scheve huisjes zijn er inmiddels zeven gerealiseerd en worden in enkele gemeenten concrete plannen ontwikkeld. Naast officiële scheve huisjes zijn er gemeenten in de regio die tijdelijke plekken beschikbaar stellen die snel en flexibel in gebruik genomen kunnen worden. Bed, bad en brood Voor uitgeprocedeerde asielzoekers wordt nog dit jaar de bed, bad en brood opvang opgeleverd. De locatie heeft 30 vaste plekken en 10 flexibele opvangplekken. Huisvesting voor jongeren Zorgorganisaties waaronder de Binnenvest, Prodeba en de Haardstee zijn met elkaar in gesprek om een woonconcept voor jongeren met complexe problemen te ontwikkelen. Daarbij staat innovatie, efficiency (begeleidingstaken samen uitvoeren bijvoorbeeld), samenwerken voorop. Dit project kent drie pijlers: opvang, bootcamp en social parents. Jongeren zijn opgevangen en hebben deelgenomen aan bootcamp (waarin zij in korte tijd hun zaken op orde brengen). De werving van social parents verloopt voorspoedig. Voor twee opvanglocaties wordt de haalbaarheid onderzocht. Dit project wordt financieel ondersteund met subsidie van o.a. het SKANfonds. Deze subsidie is toegekend vanwege het innovatieve karakter van de gecombineerde aanpak van opvang, bootcamp en social parents.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 4/15
1.4. Kwetsbare jongeren Aanpak kwetsbare jongeren tussen 17 en 27 jaar Ik heb toegezegd te komen met een sluitende aanpak voor deze groep jongeren. Het zo goed mogelijk regelen van de hulp of ondersteuning voor jongeren, ongeacht onder welke wet of onder welk kader zij vallen, voorkomt dat er jongeren 'buiten spel' komen te staan, dat hun situatie verslechtert, en in het ergste geval resulteert in zwerfgedrag. De aanpak 17 - 27 jarigen omvat dan ook alle kwetsbare jongeren in Leiden. Bij de ontwikkeling van de aanpak 17 - 27 jarigen worden alle relevante domeinen meegenomen: Wmo, jeugd, onderwijs, werk en inkomen, veiligheid en huisvesting. Er zijn inmiddels gesprekken gevoerd -en nog gaande- met spelers die een hoop ervaring, kennis en kunde hebben met deze groep jongeren, zowel intern als extern: ExposeYour, Cardea, Kwadraad, de Binnenvest, St. Jongeren in Nood, Project JA, het Onderwijs, het Veiligheidshuis, de JGT's en SWT's. Daarnaast zijn jongeren zelf over hun mening en ervaringen bevraagd. Op basis hiervan wordt momenteel in kaart gebracht waar de belangrijkste bottlenecks in het systeem zitten. Dit leidt tot de formulering van een aantal oplossingsrichtingen. De nadere uitwerking van dit plan wordt besproken met de jongeren, de partners in de stad, regiogemeenten en betrokken afdelingen binnen de gemeente. Naar verwachting ligt er in februari 2016 een analyse van de belangrijkste knelpunten en een voorstel voor de sluitende aanpak 17- 27 jarigen. Deze zal ik vanzelfsprekend met u delen. 1.5. Inbreng cliënten Met Stichting Zorgvragers Organisatie Zuid-Holland Noord (ZON} werk ik aan afspraken over het inzetten van ervaringsdeskundigen bij gemeentelijke afdelingen waar GGZ-cliënten mee te maken hebben. Denk hierbij aan SWT's en de afdeling Werk en Inkomen. Doel is dat ervaringsdeskundigen advies kunnen geven vanuit het perspectief van GGZ-cliënten. 1.6. Motie RV 15.0068 Motie RV 15.0068: over perspectief voor daklozen, ingediend op 9 juli 2015 door Mevr. Y. van Delft (GL) en Dhr. M. Keuning (CU). In deze motie vroeg u opnieuw aandacht voor een plan van aanpak en een nieuw beleidskader. Dit mede in het licht van een opgenomen bezuiniging op het Regionaal Kompas. De voorgestelde bezuiniging heeft echter geen betrekking op het beperken van de inzet op de gewenste resultaten. Met hetgeen ik in paragraaf 1 heb beschreven, en de verdere uitleg in deze brief over de ontwikkeling van (en vertraging bij} het opstellen van een nieuw beleidskader, hoop ik u afdoende te hebben geïnformeerd.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 5/15
2. Beschermd wonen 2.1. Terugblik Met de komst van Beschermd wonen naar de Wmo is in 2015 een zeer kwetsbare groep onder verantwoordelijkheid van de centrumgemeenten gekomen. De wijze waarop deze groep zorg ontvangt, wijkt af van de andere Wmo voorzieningen: het gaat (in de meeste gevallen) om intramurale zorg en niet om ondersteuning in de thuissituatie. Ook het overgangsrecht wijkt af van andere Wmo voorzieningen: de indicaties zijn 5 jaar geldig. Centrumgemeente Leiden is verantwoordelijk voor de zorg aan deze cliënten in de hele regio Holland Rijnland. Daarbij is met de gemeenten in HR afgesproken dat er sprake is van financiële solidariteit van de hele regio bij tekorten op het budget (RV 14.0125). Eind 2014 zijn belangrijke keuzes gemaakt die de uitvoering vanaf 2015 mogelijk maakten: een zorgvuldige overheveling van de bestaande cliënten beschermd wonen; een centrale toegang in samenwerking met de zorgaanbieders; een aparte resultaatsovereenkomst beschermd wonen binnen het bestuurlijk contracteren; Hierbij waren de volgende door uw Raad vastgestelde brede beleidskaders leidend: Uitgangspunten 'Herontwerp Sociaal Domein'(RV 13.0150); Uitgangspunten 'Invoering Wmo 2015 (RV 14.0057). In december 2014 en in maart 2015 is met uw Raad uitgebreid gesproken over Beschermd wonen. Uw raad heeft daarbij op enkele onderwerpen uitgesproken welke richting u wilt meegeven bij het ontwikkelen van een beleidsplan. In de notitie 'Uitvoering beschermd wonen regio Hollands Midden 2015 (mei 2015 BW nr. 15.0429) is uitgewerkt hoe Beschermd wonen in deze regio georganiseerd is en wat de taken zijn van centrumgemeenten en regiogemeenten. Deze notitie heeft u in mei met een begeleidende Collegebrief over de 'Uitvoering en ontwikkeling beschermd wonen' ontvangen. 2015 stond in het teken van de zachte landing en nadere kennismaking via de toegang Beschermd wonen. Gemeenten, zorgaanbieders en cliënten weten elkaar inmiddels goed te vinden in de regio en ervaren een goede samenwerking. Tegelijkertijd was er landelijk veel onrust op dit onderdeel van de Wmo: uitstel van enkele belangrijke landelijk te ontwikkelen kaders (o.a. voor landelijke toegang, kwaliteit, criteria Wet langdurige z_org (Wiz) voor GGZ doelgroepen, toekomstvisie Beschermd wonen); grote budgettaire onzekerheid doordat bij het landelijke verdeelmodel gebruik is gemaakt van onvolledige historische gegevens; uit een prognose over de eerste twee kwartalen van 2015 bleek een tekort op het budget van ongeveer € 500.000. Dit ondanks het feit dat het budget voor Leiden in 2015 al eenmalig was opgehoogd door het rijk met ruim 4 miljoen euro.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 6 I 15
2.2. Stand van zaken eind 2015 Budget2016 De financiën Beschermd wonen voor onze regio zagen er vanaf 2016 zeer somber uit. In de meicirculaire 2015 was het bedrag voor deze regio per 2016 fors naar beneden bijgesteld. In het najaar maakten diverse centrumgemeenten, waaronder ook Leiden, zich sterk voor het aanpassen van het budget Beschermd wonen 2016. Daarbij is onderzoek gedaan naar de correcte historisch gegevens van de oude AWBZ cliënten. Dat heeft ertoe geleid dat er een nieuwe herverdeling van middelen plaatsvindt die wordt gepubliceerd in de decembercirculaire 2015. Leiden komt hiermee eindelijk op een bedrag dat aansluit bij de prognoses die er tot nu toe zijn gemaakt: een bedrag van 27.437.848 euro. Bestuurlijk contracteren In de tussentijd besprak de gemeente ook aan de overlegtafel van Bestuurlijk contracteren de nieuwe tarieven 2016. Inzet van de gemeente was een tariefskorting, waarbij de achterliggende gedachte was: rekening houden met een mogelijk groot tekort op het budget 2016 (als het niet zou lukken om tot een betere verdeling van de middelen te komen); bij een goede verdeling van het landelijk budget: vrijspelen van budget voor innovatie. Naast de tariefkorting is een inhoudelijke slag gemaakt in de resultaatsovereenkomst Beschermd wonen. Er zijn betere omschrijvingen gemaakt van de zorgzwaartepakketten, zodat doelen, activiteiten en resultaten beter aansluiten bij de praktijk van Beschermd wonen. Aanpassingen in de uitvoering De omschrijving van de zorgzwaartepakketten passen we aan in de belaidsregels 2016. Daarin staat ook een betere omschrijving van het begrip wooninitiatief, bij een pgb voor Beschermd wonen. En uiteraard passen we de tarieven in het financieel besluit aan. Er zijn nog enkele overgangscliënten die al lange tijd zelfstandig wonen met een indicatie Beschermd wonen. Met die cliënten gaan regiogemeenten en centrumgemeenten in goed overleg kijken of een Wmo maatwerkvoorziening net zo passend kan zijn. De wachtlijst Beschermd wonen is voor de gemeente niet inzichtelijk genoeg. Elke organisatie hanteert nog een eigen wachtlijst. Afgesproken is dat de gemeente dit ook centraal gaat bijhouden, met als doel om cliënten goed te adviseren over wachttijden en mogelijkheden per aanbieder. Meer algemeen kijkt de gemeente Leiden samen met regiogemeenten en zorgaanbieders of de uitvoeringsagenda Beschermd wonen aanpassing behoeft voor 2016, met de inmiddels opgedane kennis uit de praktijk. 2.3. Op weg naar 2016 Door (anonieme) casuïstiek te bespreken met gemeente en zorgaanbieders, komen enkele signalen steeds duidelijker naar voren: behoefte aan een tussenstap tussen intramuraal Beschermd wonen en ambulante begeleiding. Een extra zwaar pakket begeleiding thuis kan in sommige casussen passende zorg zijn maar is niet te leveren binnen de bestaande maatwerkvoorziening Begeleiding; knelpunten tussen verschillende wetten waar GGZ cliënten in kunnen vallen, waardoor het vinden van de juiste plek voor bepaalde problematiek soms moeizaam verloopt.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 7/15
Deze knelpunten vormen mede de agenda voor de komende periode. Gemeente en zorgaanbieders hebben afgesproken om te onderzoeken binnen het huidige cliëntenbestand welke cliënten toe zijn aan een stap richting zelfstandig wonen. Per cliënt of per locatie bekijken we wat er nodig is om dit te realiseren, waarbij de wensen van de cliënt in combinatie met het overgangsrecht belangrijke vertrekpunten zijn. Deze beweging past in de recent ontwikkelde landelijke visie op Beschermd wonen van de commissie Toekomst (zie hierover par 3.3.). Afspraak is ook om te onderzoeken welke cliënten meer passen in de Wet langdurige zorg (veelal verblijvend in sectorvreemde instellingen zoals verpleegtehuizen). Deze afspraak sluit aan op de mogelijke aanpassing van criteria van de Wet langdurige zorg voor de GGZ doelgroep, waarvoor het Zorginstituut Nederland een advies heeft opgesteld. Deze onderzoeken leiden er wellicht toe dat er meer beweging komt in de huidige cliëntpopulatie Beschermd wonen. En dit geeft weer kansen voor de cliënten op de wachtlijsten/of de innovatieve ideeën van zorgaanbieders in de regio.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 8/15
3. Meerjarenbeleid 'Opvang en Bescherming' Met de komst van de Wmo2015 hebben alle gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen voor de opvang en bescherming van diegenen die niet in staat zijn tot zelfstandig wonen 2 . De taak beschermd wonen werd daarmee onderdeel van de overgang van delen van de AWBZ naar het gemeentelijk domein. Dit geeft de mogelijkheid om maatschappelijke opvang en beschermd wonen, twee voorzieningen die elkaar deels overlappen, met elkaar te verbinden in één samenhangend en doeltreffend beleid 'Opvang en bescherming'.
3.1. VNG ondersteuningsprogramma Voor het opstellen van een dergelijk beleidsplan heeft de VNG een landelijk ondersteuningsprogramma Opvang en bescherming ontwikkeld. Dit programma van de VNG is 3ledig: 1. ondersteuning bij de ontwikkeling van (regionale) beleidsplannen voor opvang en beschermd wonen, met onder meer een handreiking; 2. ontwikkeling van een kwaliteitsaanpak opvang en beschermd wonen, belaidsregels voor overgang tussen wetten en een convenant landelijk toegang; 3. een onafhankelijke Commissie Toekomst die drie resultaten oplevert; een visie op beschermd wonen, een voorstel voor samenwerking tussen gemeenten en uitgangspunten voor een nieuw verdeelmodel voor het budget beschermd wonen. De oorspronkelijke planning van het ondersteuningsprogramm a was om bovengenoemde 'producten' juli 2016 op te leveren. Het programma heeft echter op alle fronten vertraging opgelopen. Het rapport van de Commissie Toekomst is 11 november opgeleverd. De eerste bijeenkomst over de ondersteuning door de VNG bij het ontwikkelen van de beleidsplannen vond 23 november plaats. Een advies door Zorginstituut Nederland over de afbakening van de doelgroep (gaat een deel van de doelgroep alsnog naar de Wlz?) is oktober 2015 afgerond en moet leiden tot een wetswijziging per 2018. De ontwikkeling van het convenant Landelijke toegang Beschermd wonen is vertraagd door de discussies rond financiën Beschermd wonen, maar wordt nu in samenhang met het advies van de commissie Toekomst opnieuw bekeken. De publicatie van de Handreiking voor het te ontwikkelen beleidsplan stond (op het moment van 3 schrijven) gepland op 26 november .
3.2. Transformatie De Handreiking raadt aan om het meerjarenbeleidsplan aan te laten sluiten op het gedachtegoed van de Stedelijk Kompassen en in te laten spelen op de nieuwe taken rond beschermd wonen. De uitdaging hierbij is om niet alleen een transitie te bewerkstelligen, maar vooral ook tot transformatie te komen.
2
waarbij Leiden als centrumgemeente maatschappelijke opvang de middelen heeft en daarmee de coördinatie van de uitvoering voor de regio Holland Rijnland. 3 zodra de handreiking beschikbaar is zal ik via de griffie, de betreffende link met u delen. In de handreiking staat naar verwachting uitgebreide achtergrondinfo {relevante wettelijke kaders, uitgebreide beschrijving van de doelgroepen, belangrijke vraagstukken en thema's benoemd met mogelijke beleidskeuzes).
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Lelden
Z/15/240113 9/15
Met de komst van de Wmo2015 staan we voor de opgave om de maatschappelijke ondersteuning in brede zin te transformeren: meer wijkgericht, integraler, eigen-krachtgericht, netwerkgericht en preventief werkend voor mensen met kleine en grote vragen. Verbinden van deze deelsectoren (met intra- en semimurale voorzieningen voor kwetsbare inwoners) ligt daarom voor de hand en ook een bredere verbinding met andere gemeentelijke taken binnen en buiten Wmo. Dat laatste is noodzakelijk, allereerst met het oog op preventie, maar ook om bij te dragen aan participatie en herstel van deze doelgroepen. Het gaat om een transformatieopgave voor de gehele keten, inclusief de aansluiting op het brede Sociaal Domein. Dat vraagt om een vernieuwende visie, in lijn met de gekantelde manier van werken, en de algemene opgaven en ambities van de decentralisaties. De commissie Toekomst heeft in dat kader recentelijk een rapport opgeleverd.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 10/ 15
4. Visie op de toekomst: van beschermd wonen naar een beschermd thuis 4.1. Visie commissie Toekomst Op 11 november verscheen het rapport van de zogeheten 'Commissie toekomst beschermd wonen': Van beschermd wonen naar een beschermd thuis. De opdracht van de VNG voor deze Commissie bestond uit drie onderdelen: 1. Ontwikkelen van een visie op beschermd wonen, in relatie tot de maatschappelijke opvang en andere gemeentelijke taken; 2. Vanuit de visie vaststellen van uitgangspunten voor een nieuw verdeelmodel voor het budget beschermd wonen; 3. Daaruit voortvloeiend een voorstel doen voor de gewenste samenwerking tussen gemeenten. Bij het opstellen van het advies heeft de Commissie Toekomst Beschermd Wonen (incl. Opvang} het volgende uitgangspunt gekozen (zie het Voorwoord n het rapport, blz. 5): "De commissie heeft 'beschermde woonvormen' vooral benaderd vanuit burgerschap, waarbij wonen een grondrecht is en een voorwaarde voor maatschappelijk herstel en participatie. Voor wie dat nodig heeft wordt ondersteuning, bescherming en behandeling zoveel mogelijk in de thuissituatie ingezet. Daarmee past dit advies in een veel bredere maatschappelijke ontwikkeling om (waar mogelijk) expertise naar hulpvragers te brengen in plaats van hulpvragers naar de expertise te verwijzen. Daarbij wordt aanbodsturing vervangen door vraagsturing die uitgaat van wat mensen nodig hebben. Hierbij past dat alle gemeenten verantwoordelijk worden voor hun eigen inwoners en dat de financiële middelen opgaan in de bredere context van maatschappelijke ondersteuning. Een lange overgangsperiode is nodig om wonen en ondersteuning voor deze uiterst kwetsbare groep anders te organiseren. Paradigma-verschuiving In het toekomstbeeld van de commissie voor beschermd wonen staat de sociale inclusie van mensen met een verstoorde zelfregulatie centraal. De commissie stelt dat een groot deel van de cliënten met zelfstandig wonen met intensieve begeleiding het beste af is. Dit betekent dat alle gemeenten verantwoordelijkheid dragen voor deze cliënten en dus een herverdeling van de financiële middelen naar alle gemeenten. Daarbij pleit de commissie er voor om de nieuwe verdeelwijze ook te laten gelden voor de maatschappelijke opvang. De commissie stelt voor dat vanaf 1 januari 2017 alle gemeenten verantwoordelijk zijn voor de burgers die op of na 1 januari 2016 voor het eerst een beroep doen op beschermde woonplekken. Hierdoor hebben alle gemeenten de opgave om beschermde woonplekken vorm te geven in het geheel van de lokale maatschappelijke ondersteuning. Op deze wijze wordt een nauwe aansluiting mogelijk gemaakt bij de lokale ondersteuningskaten en stimuleert dit gemeenten om in te zetten op herstel en preventie (en signalering). Indien burgers vóór 1 januari 2016 gebruik maakten van beschermd wonen blijven zij ook na 2016 onder de verantwoordelijkheid vallen van de centrumgemeente. Deze zittende groep stroomt echter geleidelijk uit, in het tempo dat past bij hun mogelijkheden.
Datum Kenmer1< Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 11/ 15
Overgangsperiode verdeling financiële middelen De veranderingen die nodig zijn voor herstel en inclusie kosten tijd. Om negatieve effecten voor cliënten van de herverdeling te voorkomen stelt de commissie een lange overgangsperiode voor. Voor de overheveling van middelen van beschermd wonen (en maatschappelijke opvang) van centrumgemeenten naar alle gemeente adviseert de commissie een periode van 15 jaar: vanaf 1 januari 2017 in 15 gelijke stappen Gaarschijven). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) kan zich op hoofdlijnen vinden in het advies en het ministerie van Volksgezondheid en Sport (VWS) heeft het advies "omarmd". Op 27 november wordt (is) het advies voorgelegd aan de wethouders van de centrumgemeenten. Voor nadere toelichting op het advies van de Commissie Toekomst verwijs ik graag naar het rapport (zie https://vng.nl/files/vng/van-beschermd-wonen 201511 09.pdD.
4.2. Regionale visie en beleid Wanneer de visie van de commissie toekomst c.q. het advies m.b.t. het verdeelmodel wordt overgenomen heeft dit verstrekkende gevolgen . De komende jaren zullen we in samenwerking tussen centrumgemeente, regiogemeenten, aanbieders en cliëntvertegenwoordigers moeten werken aan een integraal, passend en doeltreffend regionaal aanbod. Het is daarbij van groot belang met de regio gezamenlijk beleid te ontwikkelen op het terrein van MO en BW waar alle partijen in de regio zich in kunnen herkennen: Wat is de stip op de horizon? Waar willen we als regio naar toe? Hoe willen we werken aan integratie en inclusie van deze groep inwoners die met hun kwetsbaarheid ook erbij horen en hun bijdrage willen kunnen leveren? Hoe kunnen we verbindingen leggen die dat mogelijk maken?
4.3. Niemand tussen wal en schip In de visie van de 'commissie Toekomst' wordt verwezen naar een andere publicatie: 'Niemand tussen wal en schip' (Maatschappelijke zorg voor mensen in multiprobleemsituaties) van de 4 Academische werkplaats OGGZ . Vertrekkend vanuit de eigen behoeften van mensen in probleemsituaties biedt dit referentiekader een visie op en aanknopingspunten voor de inrichting van de maatschappelijke zorg en de (door-)ontwikkeling van nieuwe en effectieve manieren van ondersteuning van kwetsbare burgers. Naast het advies van de Commissie Toekomst biedt ook dit rapport aanknopingspunten en hulpmiddelen die we kunnen betrekken bij de verdere inrichting en uitvoering van het beleid.
4
Zowel de volledige publicatie als een samenvatting ("Referentiekader in een notendop") kunt u vinden op:
www.impuls-onderzoekscentrum.nl.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 12 /15
5. Proces en planning beleidskader 5.1. Beleldsproces tot op heden Vooruitlopend op het beschikbaar komen van onder meer de Handreiking van de VNG en de visie van de commissie Toekomst, en in afwachting van meer duidelijkheid over budget, hebben we wel een start gemaakt met het beleidsproces. De afgelopen maanden is een memo besproken in verschillende gremia van regiogemeenten, cliëntvertegenwoordigers en zorgpartners. In het betreffende memo schetsten we het kader voor het beleidsplan, de algemene doelen en uitgangspunten, belangrijke thema's en vraagstukken en een globaal plan van aanpak. Doel hiervan was partijen te informeren en input op te halen voor het op te stellen beleidsplan, zowel inhoudelijk als procesmatig. De regiogemeenten van Holland Rijnland gaven bij de bespreking van dit memo (PHO 14 oktober jl.) nadrukkelijk aan dat zij er belang aan hechten om bij de ontwikkeling van het nieuwe beleidskader gezamenlijk op te trekken. Ik vind die medebetrokkenheid zeer wenselijk. Regiogemeenten hebben door de verschuiving van AWBZ-voorzieningen naar de plaatselijke Wmo een belangrijke rol op het gebied van vroeg-signalering, preventie, herstel en nazorg ten behoeve van kwetsbare doelgroepen. Denk hierbij ook aan aansluitende ondersteuning op het gebied van participatie, wonen, werk en inkomen, het realiseren van betrokkenheid van het informele netwerk bij de zorg en ondersteuning van mantelzorgers. Ook de visie en het advies van de commissie Toekomst onderstrepen het belang van goede afstemming over het beleid tussen centrumgemeente en regiogemeenten en een breed draagvlak voor het beleidsplan ..
5.2. Vervolgproces en planning Regionale werkgroep Voor het realiseren van een regionaal beleidskader is een aparte regionale (ambtelijke) werkgroep ingericht. Vooralsnog participeren daar, naast Leiden, Alphen aan de Rijn en Lisse in (eerste schil) en wordt de werkgroep bijgestaan en geadviseerd door Oegstgeest, Kaag en Braassem en Katwijk (tweede schil}. Opdracht regionale werkgroep In het PHO van 16 december wordt voorgesteld dat deze werkgroep in het PHO van 20 januari 2016 een opdrachtomschrijving voorlegt voor het realiseren van een nieuw regionaal beleidskader. Daarin stelt de werkgroep, naast een planning, ook een werkwijze voor om alle raden te betrekken. Betrekken bij vorming van het beleidskader Bij de vorming van het beleidskader worden zowel cliënten, cliëniverlegenwoordigers, instellingen en gemeenten(raden) betrokken. Voor het overgrote deel maken we gebruik van bestaande overlegstructuren. Aan de bestaande overlegstructuren willen we (werk)bijeenkomsten toevoegen die zich niet beperken tot bepaalde partijen (alleen maar gemeenten(raden) of zorgpartijen) maar die juist gemengd zijn. Partners die wij ook intensief gaan betrekken in dit proces zijn corporaties en het zorgkantoor Zorg en Zekerheid.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 13/15
Planning op hoofdlijnen Bij de planning van een nieuw regionaal beleidskader houden we rekening met 1) het betrekken van de raden in de regio, 2) de inkoop Beschermd wonen vanaf september 2016 en 3) het voorleggen van een definitieve versie aan de Leidse raad in december 2016.
6. Tot slot Veel ontwikkelingen in het sociale domein strekken zich uit over meerdere portefeuilles en vragen daarom om een gezamenlijke aanpak. Zo ook de vraagstukken rond maatschappelijke opvang en Beschermd wonen. Met mijn collega-portefeuillehouders, m.n. van Wonen en Werk & Inkomen, trek ik daarom nauw op bij het aanpakken van deze vraagstukken.
Hoogachtend,
R.A. van Gelderen
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 14/15
Bijlage: Stellingen t.a.v. toekomst opvang en bescherming "De commissie heeft 'beschermde woonvormen' vooral benaderd vanuit burgerschap, waarbij wonen een grondrecht is en een voorwaarde voor maatschappelijk herstel en participatie. Voor wie dat nodig heeft wordt ondersteuning, bescherming en behandeling zoveel mogelijk in de thuissituatie ingezet. Daarmee past dit advies in een veel bredere maatschappelijke ontwikkeling om (waar mogelijk) expertise naar hulpvragers te brengen in plaats van hulpvragers naar de expertise te verwijzen. Daarbij wordt aanbodsturing vervangen door vraagsturing die uitgaat van wat mensen nodig hebben. Hierbij past dat alle gemeenten verantwoordelijk worden voor hun eigen inwoners en dat de financiële middelen opgaan in de bredere context van maatschappelijke ondersteuning."
Stelling 1: Wij onderschrijven het bovengenoemde uitgangspunt van de commissie Toekomst.
Wanneer de visie van de commissie Toekomst c.q. het advies over het verdeelmodel wordt overgenomen heeft dit verstrekkende gevolgen. De komende jaren zullen we in samenwerking tussen centrumgemeente, regiogemeenten, aanbieders en cliëntvertegenwoordigers moeten werken aan een integraal, passend en doeltreffend regionaal aanbod.
Stelling 2: Gelet op de visie van de commissie Toekomst Beschermd wonen (en Opvang) zal het nieuwe Regionale Beleidskader Opvang en Beschermd Wonen, door de regio moeten worden opgesteld. Samen bepalen we de toekomstige rol van de huidige centrumgemeente op het gebied van Beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
De commissie stelt voor dat vanaf 1 januari 2017 alle gemeenten verantwoordelijk zijn voor de burgers die op of na 1 januari 2016 voor het eerst een beroep doen op beschermde woonplekken. Hierdoor hebben alle gemeenten de opgave om beschermde woonplekken vorm te geven in het geheel van de lokale maatschappelijke ondersteuning. Indien burgers vóór 1 januari 2016 gebruik maakten van beschermd wonen blijven zij ook na 2016 onder de verantwoordelijkheid vallen van de centrumgemeente. Deze zittende groep stroomt echter geleidelijk uit, in het tempo dat past bij hun mogelijkheden.
Stelling 3: Indien de veronderstelde uitstroom trager verloopt dan het tempo van budgetoverheveling moeten afspraken gemaakt worden over regionale medeverantwoordelijkheid.
Datum Kenmerk Pagina
26 november 2015
Gemeente Leiden
Z/15/240113 15/15
Om negatieve effecten voor cliënten van de herverdeling te voorkomen is sprake van een lange overgangsperiode. De commissie stelt voor om vanaf 1 januari 2017 in 15 gelijke stappen Oaarschijven) een overdracht van middelen van beschermd wonen (en maatschappelijke opvang) van centrumgemeenten naar alle gemeente over te hevelen.
Stelling 4: De thans aanwezige voorzieningen in de centrumgemeente Leiden (Nieuwe Energie, Sociaal Pension en Crisisopvang) worden afgebouwd. Stelling 5: Alle gemeenten in de regio zijn zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van noodwoningen of woonvoorzieningen voor inwoners die dakloos (dreigen te) raken.
Rapportage Beschermd wonen Q3 Beschikbaar budget, onderzoek geeft duidelijkheid en klopt met prognoses Totaal is in 2015 € 27,9 miljoen beschikbaar. Dit is inclusief de verhoging in de meicirculaire 2015. Deze verhoging was uitkomst van een nieuwe landelijke check op de cliëntbestanden. Er is landelijk veel discussie over de huidige verdeling van de budgetten. Dit is aanleiding geweest om een nieuw onderzoek landelijk op te zetten om de historische budgetten opnieuw te bepalen. Een nader onderzoek hierop is lopende. Het onderzoek in Leiden is inmiddels afgerond. Uit dit onderzoek blijkt dat Leiden 26,9% meer klanten in Zin heeft dan op basis van de gegevens bekend was. Op de Pgb‐ klanten is geen verschil aangetoond. Voor 2015 en 2016 is er een nieuw berekend budget bekend gemaakt. Dit is nog niet definitief vastgesteld. Er komt een tussentijdse melding van het nieuwe beschermd wonen budget.
2015
2016
2017
2018
Budget in sept‐ circulaire
€ 27.982911
€ 22.033.795
€ 23.004.831
€ 23.715.816 € 24.255.778
PM
PM
Budgetinschatting € 27.750.702 € 27.437.848 incl. nieuw onderzoek
2019
PM
2015 Prognose Beschermd wonen (Pgb en natura) Prognose vanuit cliëntadministratie De administratie in de cliëntadministratie is opgeschoond en zoveel mogelijk up‐to‐date. Op basis van de cliënten is een prognose gemaakt van het budget voor 2015. Jaarbedrag is zonder rekening te houden met nieuwe instroom in de laatste maanden van het jaar. Intramurale klanten hebben een gecontracteerd 4‐wekelijkstarief. In tegenstelling tot de voorgaande raming is nu uitgegaan dat voor 90% van de cliënten sprake is van een NHC‐toelage, dit is conform de realiteit. Dit scheelt 1,3 miljoen in de raming. Voor cliënten in de overbruggings‐ en overgangsrecht geldt dat het gemiddeld gefactureerde bedrag van een aantal grote partijen is genomen – dit bedrag is niet herberekend op basis van nieuw ontvangen facturen in het derde kwartaal. De uitgaven Pgb beschermd wonen zijn gelijk aan de beschikkingen gesteld. Op 1 oktober was 50% van het beschikbare budget verzilverd. Er is geen zicht op hoe de declaratie gedurende het jaar loopt. Beschermd wonen ‐ 6101302 Beschermd wonen overbrugging ‐ 6101322 Beschermd wonen overgang ‐ 6101323 Pgb beschermd wonen Totaal
2015 € 23,6 miljoen € 0,3 miljoen € 1,3 miljoen € 2,8 miljoen € 28,0 miljoen1
1
De uitgevoerde prognose in het eerste kwartaal 2015 kwam uit op € 29,2 miljoen en de half jaar prognose op € 29,9 miljoen.
Prognose vanuit financiële administratie We hebben op basis van de financiële administratie ook een inschatting van de budgetten te maken. De facturatie is echter niet volledig actueel. Enkele aanbieders hebben nog geen enkele factuur gestuurd. Dit is een iets grovere berekening dan de prognose op cliënt aantallen. Prognose Geboekt 2015 % van de te verwachtte facturen (per client voor t/m 26 oktober gehele jaar) 2015 2015 ontvangen2 Beschermd wonen ‐ 6101302 € 11.200.000 50% € 22.400.000 Beschermd wonen overbrugging ‐ € 200.000 41% € 500.000 6101322 Beschermd wonen overgang ‐ 6101323 € 100.000 7% € 1.400.000 Pgb beschermd wonen € 2.800.000 Totaal € 11.500.000 € 27.100.000 Eigen bijdrage wordt behaald Eigen bijdrage verwachting van het Rijk is: € 1,5 miljoen. Hier hebben we nog geen gegevens over hoe dit in de praktijk loopt. We zien wel de ontvangsten voor de gemeente voor beschermd wonen, tot en met oktober is 1,3 miljoen ontvangen. We verwachten dat de geschatte 1,5 miljoen dus in ieder geval in 2015 ontvangen zal worden. Budget 2015 beschermd wonen toereikend – voordeel verwacht Dit betekent dat het in de eerste halfjaar rapportage geprognotiseerd tekort van een half miljoen wegvalt. En er mogelijk een voordeel van ongeveer 1 miljoen te melden is. N.B. Beschermd wonen is een centrum‐gemeentelijke taak. Leiden voert dit uit voor de Holland Rijnland gemeenten in de regio. In het PHO‐SA van 31/10/2015 is besloten financieel solidair te zijn met de te hanteren verdeelsleutel ‐ de integratie‐uitkering sociaal domein. De voordelen worden, zo is afgesproken, in een aparte reserve gestort. Hiermee kunnen we financiële tegenvallers na 2015 of regionaal knelpunten mbt de doelgroep opvangen. Bij overheveling naar de lokale Wmo bij het opheffen van de centrumgemeentefunctie wordt het overgebleven budget verdeeld over de gemeenten volgens de eerder genoemde verdeelsleutel. Budget beschermd wonen structureel toereikend Het budget dat de centrum gemeente Leiden ontvangt stijgt van 2015 naar 2016 met 1%. Doordat er onderling tussen aanbieders grote verschillen in de huisvestingskosten waren is besloten een norm bedrag hiervoor te gaan hanteren als onderdeel van de vastgestelde prijs. Deze normatieve huisvestingscomponent kent een ingroeiregeling. In 2015 wordt 50% van deze huisvestingskosten door de gemeente betaald, de overige 50% wordt op basis van historische afspraken door het zorgkantoor. In 2016 is dit 70%, in 2017 85% en in 2018 100%. Dit betekent dat de gemeentelijke kosten ook stijgen gedurende deze jaren. 2 Deze stap blijft gebruik maken van de clientenaantallen in T‐care, mochten hier onvolkomendheden in staan, dan rekent dit ook in deze prognoses door.
De verhoging van de huisvestingscomponent heeft in 2016 ongeveer 3% budgetstijging tot gevolg. En is 2017 en 2018 ongeveer 2% verhoging van de kosten door de verhoging van de huisvestingscomponent. Verhoging door NHC Budget stijging
2015 100%
2016 103%
2017 105%
2018 107%
2019 107%
100%
101%
105%
109%
111%
In 2016 ontstaat hierdoor wellicht een knelpunt, maar de jaren hierna lijkt dit geen problemen te geven. Belangrijk is om te weten dat de % ten opzichte van het beschikbare budget genomen zijn, indien in 2015 niet al deze middelen ingezet worden is het opvangen van de NHC‐verhoging geen probleem.
Aanpassingen in de afspraken met de zorgaanbieders Vanaf 2015 is Beschermd wonen door de centrumgemeente ingekocht via het proces van het bestuurlijk contracteren. Er zijn financiële knelpunten, maar er is ook behoefte aan vernieuwing en innovatie voor de doelgroep. Gemeente en zorgaanbieders zijn via de Fysieke overlegtafel in gesprek om te kijken welke aanpassingen in de resultaatsovereenkomst Beschermd wonen mogelijk zijn. Op dit moment is het voorstel de budgetten met 5% te korten. Zelfstandig wonende beschermd wonen cliënten naar de Wmo Daarnaast zoekt de centrumgemeente graag de regiogemeenten op om te praten over de cliënten die feitelijk zelfstandig wonen met begeleiding, met een indicatie Beschermd wonen. Deze cliënten zouden om inhoudelijke redenen beter passen in de lokale Wmo. Dit geldt ook voor de pgb houders die gedeeltelijk thuis wonen. Ter info: Op basis van de facturen is ook een berekening gemaakt naar gewogen gemiddelde cliëntbedragen per zorgsoort. Gemiddeld bedragen de kosten per jaar voor een cliënt beschermd wonen intramuraal €49.500, dit is zonder rekening te houden met de eigen bijdrage. Extramuraal lopen de kosten tussen sterk uiteen gemiddeld tussen de €8.000 en €25.000 per cliënt.
Memo Aan
Van
AOZW Holland Rijnland
Marieke Ouwerkerk
Doorkiesnummer
(071) 516 73 66
Onderwerp
Datum
Prognose budget Beschermd wonen 2015
24 november 2015
Beste collega’s,
Bij deze ontvangen jullie een nieuwe prognose Beschermd wonen 2015. Deze is opgesteld aan de hand van drie kwartalen 2015. De vorige prognose die jullie ontvingen (6 oktober 2015), ging over twee kwartalen en zag er ongunstig uit: er dreigde een tekort van € 500.000. Daarom is in het portefeuillehouders overleg Maatschappij van 14 oktober 2015 afgesproken dat alle gemeenten een brief zouden ontvangen van de centrumgemeente, met de prognose en de mogelijke consequenties voor de begrotingen van gemeenten. Echter, ten tijde van het opstellen van deze brief ontstond met het derde kwartaal erbij een nieuw beeld. Met deze nieuwe prognose mogen we ervan uit gaan dat er geen financiële problemen meer ontstaan in 2015. Dat wordt nog eens bevestigd door het recente voorstel van de herverdeling van landelijke middelen vanaf 20161. Onze regio krijgt daarin een ophoging van het budget tot €27.437.848,‐ en zou daarmee voor het komend jaar verzekerd zijn van een reëel bedrag voor de cliënten die bij Beschermd wonen in zorg zijn. De herverdeling van de landelijke middelen is gedaan op basis van een onafhankelijk diepteonderzoek bij alle centrumgemeenten. Daarbij is in Leiden extra onderzoek geweest naar de cliënten die volgens de Vektisgegevens geen zorg verzilverden in 2014 maar volgens de centrumgemeente wél in zorg waren. Dit extra onderzoek bevestigt wat we dit hele jaar al hebben gezien: er zijn veel meer cliënten in zorg dan de Vektisgegevens deden vermoeden.
1
besproken in Bestuurlijk overleg tussen VNG en VWS op 19 november 2015, nog niet definitief vastgesteld
Pagina
2/2
Het college van burgemeester en wethouders Leiden stuurt begin december alsnog een brief naar de regiogemeenten met het laatste nieuws op gebied van de middelen Beschermd wonen 2015 en 2016. In deze brief wordt het laatste nieuws gedeeld en de rapportage over de 3 kwartalen meegestuurd. Met vriendelijke groet, Marieke Ouwerkerk Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling Bijlage: rapportage Q3 Beschermd wonen 2015
Onderwerp
PHO
DB
Nadere regels Jeugdhulp 2016 Kwartaalrapportage Q2
11-nov-15 14-okt-15 TKN 03-12-2015
Begroting Jeugdhulp 2015 / 2016 Kwartaalrapportage Q1
15-jul-15 17-6-2015
Inkoopplan Jeugdhulp 2016 Samenwerkingsafspraken GI en gemeenten Verantwoordings- en controleprotocol Jeugdhulp 2015 regio HR Inkoopstrategie Jeugdhulp 2016 Jeugdbeschermingstafel Ouderbijdrage (opschorten) Verlenging Indicaties zorg in natura Privacy-protocol Jeugdhulp
17-jun-15 17-jun-15 20-mei-15 22-apr-15 1-apr-15 15-feb-15 12-dec-14 12-dec-14
TKN 09-07-2015 TKN 25-06-2015
Alphen aan den Rijn college raad 1-12-2015
sep-15 aug-15 7-7-2015 7-7-2015 7-7-2015 9-6-2015 12-5-2015 10-3-2015 nee 16-12-2014
Hillegom college
raad
Kaag en Braassem college raad
Katwijk college
raad
TKN
okt-15 1-12-2015 (2016) 17-sep-15 29-sep TKN 10-09-2015 9-jul-15 tkn 9 juli tkn juni 2015
ter info ter info
nvt nvt nvt TKN 25-06-2015 nvt TKN 26-03-2015 nvt TKN 29-01-2015
ter info nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
7-jul-15 7-jul-15 14-jul-15 12-mei-15 21-apr-15 3-mrt-15 27-jan-15 23-dec-14
17-sep-15 7-jul nvt 29-sep nvt 25-aug tkn raad 27-5-2015 nvt 12-8-2015 nvt 11-3-2015 nvt 29-1-2015 nvt 29-12-2014
30-6-2015 30 6 2015 30 6 2015 9-6-2015 28-4-2015 3-3 2015 3-2-2015 23-12 2014
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
Leiden college 8-dec presentatie
raad tkn presentatie
Leiderdorp Lisse Nieuwkoop college raad college raad college 8-12-2015 nvt 24-11-2015 nvt 3-11-2015 TKN 3-11-2015 via PHO-stukken via PHO-stukken
22-9-2015 presentatie
presentatie
13-10-2015 7-7-2015
3-11-2015 23-7-2015
7-7-2015 7-7-2015 7-7-2015 19-5-2015 12-5-2015 3-3-2015 6-1-2015 12-12-2014
tkn tkn tkn tkn tkn tkn tkn tkn
7-7-2015 7-7-2015 7-7-2015 9-6-2015 28-4-2015 10-3-2015 10-2-2015 16-12-2014
23-7-2015 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
raad
Noordwijk college
raad
ja
ja
18-8-2015 10-9-2015 18-8-2015 bespreking 28-9-2015 8-12-2015 via PHO-stukken via PHO-stukken ja 7-7-2015 15-9-2015 7-7-2015 12-5-2015 21-4-2015 3-3-2015 27-1-2015 16-12-2014
TKN 10-9-2015 7-7-2015 nvt 14-7-2015 nvt 14-7-2015 nvt 26-5-2015 nvt 28-4-2015 nvt 10-3-2015 nvt 3-2-2015 nvt 23-12-2014
tkn 28-9-2015 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
ja
Noordwijkerhout college raad 24-11-2015 17-12-2015 nvt Cie SAM
Oegstgeest college 1-12-2015 1-12-2015
raad nvt nvt
Teylingen college
raad
onderdeel CIE 15-09-15 Raad gemeentelijk 1-10-2015 e begroting ###### 11-8-2015 24-9-2015 28-7-2015 nvt Cie SAM 27-10-2015 nvt nvt
CIE 15-09-15 / 7-7-2015 10-9-2015 28-7-2015 TKN raad 01-10-15 14-7-2015 ja, brief 28-7-2015 nvt 14-7-2015 18-8-2015 28-7-2015 nvt 14-7-2015 ja nvt 12-5-2015 tkn juni 2015 9-6-2015 ja nvt 28-4-2015 nvt 30-4-2015 ja nvt 3-3-2015 nvt 10-3-2015 10-2-2015 nvt 27-1-2015 nvt 27-1-2015 16-12-2014 nvt 16-12-2014 nvt 16-12-2014
tkn nvt nvt tkn nvt nvt nvt nvt
11-8-2015 24-9-2015 30-6-2015 nvt 14-7-2015 nvt 19-5-2015 nvt 28-4-2015 nvt 3-3-2015 nvt 10-2-2015 nvt 13-1-2015 nvt
Voorschoten college raad nvt nvt nvt nvt
Zoeterwoude college
raad
nvt nvt
nvt nvt
28-7-2015 28-7-2015
27-8-2015 27-8-2015
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
28-7-2015 7-7-2015 7-7-2015 19-5-2015 28-4-2015 3-3-2015 23-12-2014 16-12-2014
TKN 27-8-2015 nvt TKN 27-8-2015 TKN 2-7-2015 nvt TKN 26-3-2015 nvt
Onderwerp
Nadere contractering Veegronde Ondermandaat tbv besluitvorming contracten inkoop jeugdhulp (contractering vrijgevestigden) Nadere contractering Jeugdhulp DVO Holland Rijnland - SP 71 Mandaatbesluiten Samenwerkingsprotocol gemeenten - RvdK Definitieve gunning jeugdhulp DVO gemeenten - Holland Rijnland Nadere Regels
PHO 11-2-2015
DB
Alphen aan den Rijn college raad
Hillegom college
raad
Kaag en Braassem college raad
Katwijk college
raad
Leiden college
raad
16-12-2014 2-12-2014
tkn tkn
25-11-2014
tkn
5-3-2015
18-12-2014 12-12-2014 18-12-2014 TKN 28-11-2014 4-12-2014 28-11-2014 28-11-2014 28-11-2014 27-11-2014 TKN 12-11-2014 20-11-2014 12-11-2014
Leiderdorp college
raad
Lisse college
raad
Nieuwkoop college
raad
Noordwijk college
raad
Noordwijkerhout college raad
Oegstgeest college
raad
Rijnwoude college
raad
Teylingen college
raad
Voorschoten college raad
Zoeterwoude college raad
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Uitvoering Beheer SoCard 4
2.
Platformtaak volgens gemeente
3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Het gezamenlijk onderhouden van één gezamenlijke database in de regio (SoCard) levert efficiency voordelen op en is nodig voor het verder ontwikkelen van een lokaal/regionaal portal en de aansluiting bij het ontwikkelen van een digitaal preventie loket voor de Jeugdsector. Bovendien maken een aantal bestaande websites gebruik van deze database. Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
1. Instemmen met het beheer van de gegevens in socard IV door het team Gegevens gemeente Leiden.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Op basis van de eerder goedgekeurde uitgangspunten wordt na een vergelijking van de aanbiedingenvoorgesteld om het beheer van de sociale kaart bij het team Gegevens onder te brengen. Nee
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
9.
Financiële gevolgen
Beheer en onderhoud Database SoCard IV: - Structureel € 38.000 - Eenmalig € 7.600
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: WMO, Wet Jeugdhulp Eerdere besluitvorming: PHO-besluit in mei 2015 over digitaal preventieloket en september over sociale kaart
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij
Datum: Locatie: Agendapunt:
16 december 2015 Gemeentehuis Zoeterwoude 04
Onderwerp: Beheer van SoCard IV Beslispunten:
-
Beheer opdragen aan OrangeHill Beheer opdragen aan team Gegevens Leiden
Gelet op de wens om een eenvoudige website te voeren met een beperkte inhoud gaat de voorkeur uit naar het beheer door team Gegevens Leiden Indien de website meer functionaliteit moet hebben en bijvoorbeeld als portal voor aanvragen in het kader van de Wmo moet gaan dienen heeft de meer inhoudelijk deskundige op dit gebied, OrangeHill de voorkeur. Inleiding: In de vergadering van 23 september heeft het PHO Maatschappij ingestemd met de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart, te weten: 1. Regiogemeenten van Holland Rijnland schaffen gezamenlijk een licentie aan en beheren of financieren samen het gebruik van de database SoCard IV; 2. Na te gaan of het huidige contract met leverancier voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan worden verlengd of dat één van de gemeenten deze taak dit op zich kan nemen; 3. De inrichting van een portal/website en de daarbij behorende functionaliteiten aan afzonderlijke gemeenten (of in een groep) te laten maar deze wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet. Ter uitwerking van dit besluit is aan diverse gemeenten gevraagd of zij het beheer van de gegevens op zich zouden willen nemen. Alleen het team gegevens van de gemeente Leiden is met een voorstel gekomen.In dit voorstel trekken we een vergelijking tussen de aanbieding van Orange Hill die momenteel het beheer in samenwerking met de GGD uitvoert en de aanbieding van het team gegevens. Beoogd effect: Adequaat, efficient en kwalitatief goed beheer van de gegevens in SoCard IV Argumenten: Vergelijking kosten en werkzaamheden Bij de vergelijking van beide aanbiedingen gaat het om de kosten en wat daarvoor gedaan wordt. Het kostenaspekt en de werkzaamheden die daarvoor worden gedaan zijn bepalend. Een dergelijke vergelijking tussen de aanbieding van het team Gegevens en die van Orangehill levert het volgende op. Voor de vergelijking zijn we uitgegaan van onderstaande 7 gemeenten.
3
plaats
inwoners
voorzieningen
X
Per jaar Leiden € 5120,---
Per jaar OrangeHill € 10.000
€ 1024,-€ 1152,-€ 4800,--
€ 2.000 € 2.250 € 9.375
Leiden
121.562
800
Oegstgeest Leiderdorp Alphen a/d Rijn Kaag & Braassem Katwijk Zoeterwoude Totaal
22.997 26.853 107.396
160 180 750
€ 6,40 p.s./p.j “ “ “
25.844
180
“
€ 1152,--
€ 2.250
63.633 8.144 376.429
440 60 2570
“ “
€ 2816,-€ 384,-€ 16.448,--
€ 5.500 € 750 € 32.125
De aanbieding van OrangeHill voor dit onderdeel beheer van de database is voor het beheer € 32.125. (€ 12,50 per voorziening) Die van het team Gegevens is € 16.448. (€ 6,40 per voorziening) Het verschil valt deels te verklaren door de werkzaamheden die OrangeHill levert op het inhoudelijke vlak terwijl het team Gegevens uitsluitend kijkt naar het gegevensbeheer. Werkzaamheden die wel zijn opgenomen in de prijs van OrangeHill en niet in die van het team Gegevens zijn onder meer:
Aanvullen van de gegevens met organisatiebeschrijvingen, dienstenaanbod en de redactie hiervan. Extraheren van trefwoorden uit de beschrijving en dit koppelen aan relevante algemene thema’s Actief bevragen van gemeenten naar selectie van op te nemen organisaties bijvoorbeeld vrijwilligersorganisaties Redactie voeren over de beschrijving van het aanbod die wordt geleverd door de betrokken organisatie.
Indien het team Gegevens van Leiden het beheer gaat uitvoeren moet ook in deze inhoudelijke taken worden voorzien, door een op te zetten redactieteam uit de deelnemende gemeenten. Dit brengt ook kosten met zich maar deze zijn niet direct zichtbaar. Een ander deel van de verklaring is dat OrangeHill uitgaat van een actieve benadering van de diverse aanleveraars van gegevens en beschrijvingen, terwijl het team Gegevens ervan uitgaat dat afspraken hierover voldoende zouden moeten zijn. Een actieve benadering is overigens minder noodzakelijk als gemeenten in hun subsidieverlening of contractering van deze organisaties meeneemt dat ze verplicht zijn mee te werken aan het leveren van juiste en actuele gegevens ten behoeve van deze sociale kaart. Het team Gegevens van Leiden heeft net zoals overige gegevensbeheerders in de gemeenten ruime ervaring met het beheer van diverse gegevensbestanden, zoals Basisregistraties, topografische gegevens, datakoppelingen, risicokaarten en voorzieningenkaarten. Gelet hierop kan ervan uitgegaan worden dat dit team dezelfde of misschien zelfs betere kwaliteit van het technische gegevensbeheer kan leveren als een willekeurige commerciële organisatie. OrangeHill heeft meer inhoudelijke expertise op het gebied van Zorg en Welzijn, Portalen en dergelijke en onderhoudt momenteel in samenwerking met Doxis de huide database. 4
Daarnaast heeft OrangeHill meer ervaring met het beheer van deze databases op het gebied van zorg en welzijn, werkt hierbij nauw samen met andere GGD-en in het land en heeft meer kennis op het gebied van Portals en Websites. Een aantal gemeenten heeft te kennen gegevens vooralsnog te willen uitgaan van een lichte en beperkte portal en website, een verbeterde versie van de huidige website Zorgwelrijnland en nog niet te streven naar een website met uitgebreide functionaliteiten. In dat licht heeft wellicht het onderbrengen van het beheer van de database socard IV bij het team Gegevens van Leiden de voorkeur, omdat dan de specifieke deskundigheid op het terrein van het gegevensbeheer en het kostenaspect van groter belang worden. Kanttekeningen/risico’s:
Financiën: Gemeenten betalen de RDOG tot 2016 € 0,23 per inwoner in de regio ZHN. Het totaalbedrag is daarmee € 137.000 per jaar. Los van de keuze voor het beheer van SoCard zijn er de volgende kosten die gemaakt moeten worden: Licensiekosten: € 19.320,-- (7 gemeenten en 20 procent korting) (structureel) Setupkosten SoCard IV Koppeling website Koppeling website Beheer door Gegevens: Beheer door Orangehill
€ € € € €
5600,-- (eenmalig) 2000,-- (eenmalig) 1250,-- (Structureel) 16.448,--(structureel) 32.125,--(structureel)
Totaal bij beheer door Gegevens: € 38.000 afgerond structureel en € 7600,-- eenmalig plus kosten voor redactie gegevens en beschrijvingen. Totaal bij beheer door OrangeHill: € 53.000 afgerond structureel en € 7.600 eenmalig. Communicatie: n.v.t. Uitvoering: Bijlagen: - mails van OrangeHill en opgave team Gegevens Leiden.
5
SoCard-beheer in eigen handen - offerte en vragen (versie 19 nov 2015)
Aanleiding Tot 1 januari 2016 houdt de GGD voor (een aantal) Holland-Rijnland-gemeentes (HRgemeentes) de Sociale Kaart bij. Zeven HR-gemeentes hebben besloten na deze datum gebruik te maken van de database SoCard IV zoals aangeboden door Orange Hill. De huidige Sociale Kaartgegevens staan in SoCard III en moeten dan worden overgezet naar SoCard IV. Orange Hill biedt de volgende producten aan: 1. Set-up Portaal 2. Licentie Digivers 3. Beheer/actualisatie SoCard IV. De vraag is wie beheer/actualisatie gaat doen van de gegevens (punt 3 van het Orange Hillaanbod). Aan Team Gegevens van de gemeente Leiden is gevraagd wat de kosten en de voorwaarden zouden zijn als zij dit voor de 7-HR-gemeentes centraal zou gaan doen. Waarom Team Gegevens? Team Gegevens (TG) valt onder de Concernstaf van de gemeente Leiden. TG werkt voor alle uitvoerende diensten binnen de gemeente en voert ook sommige taken uit voor regiogemeentes. De taken van TG zijn o.a. de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), landmeten, data- en GISanalyse, applicatiebeheer en datakoppelingen. Naast de eerder genoemde basisregistraties houdt TG ook de woningenvoorraad, de voorraad aan niet-woonruimte en de leegstand van bedrijfsruimtes bij en verder, (incidenteel) de Provinciale Risicokaart en de Leidse Sociale Voorzieningen Kaart (SVK). De SVK is intern in de gemeentelijke Geo viewer raadpleegbaar. We gebruiken voor de SVK alle onze beschikbare registraties en bronnen. Denk hierbij aan de: BAG, omgevingsvergunningen (WABO), het Handelsregister, lokale publicaties, Kadasterinformatie, internet etc. Door de jarenlange ervaring met bronnen, kwaliteit en actualiteit kunnen we o.i. een goede inschatting maken van de benodigde uren en daarop de berekening baseren voor het beheren en actualiseren van de sociale voorzieningen in SoCard IV. Uitwerking – uren In de offerte van Orange Hill wordt gerekend met de aanname dat er gemiddeld 200 SVKrecords per 30.000 inwoners zijn. Voor Leiden betekent dit dat de SVK afgerond 800 records telt (op 120.000 inwoners). Om deze 800 records actueel te houden moet er o.a. gemonitord worden op naamsveranderingen, adresverandering, bouw- en sloopplannen, verhuizingen en functie(trefwoord)veranderingen. In het overzicht hieronder staan de verschillende beheer/registratietaken uitgewerkt.
1
Taak
Frequentie
Benodigde tijd per keer
Uren per jaar
Volgen lokale pers, inter- en intranet op mogelijke mutaties SVK-bestand
1 x p.w.
Beoordelen BAG-huisnummer-besluiten op effect op SVK-gegevens
Ca 400 besluiten p.j
20
Monitoren WABO-aanvragen/-registraties op mogelijke effect op SVK-gegevens
1 x p.w.
10
Bevragen gemeentelijke bronnen over relevante mutaties; waar nodig SVKbestand aanpassen Checken externe registers (zoals Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen) Checken overige belangrijke categorieën SVK-bestand op volledigheid en juistheid (via internet)
2 x p.j.
16 uur
32
2 x p.j.
8 uur
16
2 x p.j.
10 uur
20
Controleren HR-gegevens (KvK) via interne Database of via HR-inzien (KvKdatabase) inloggen, zoeken en verwerken gevonden mutaties in database
2 x p.j
8
16
continue
4 minuten
53
Totaal
15 minuten
voor 800 registraties
13
180 uur p.j.
Gebaseerd deze inschattingen, kost het bijhouden van één registratie/organisatie dus gemiddeld 13,5 minuten onderhoud per jaar. Arbeidskosten Voor het berekenen van de arbeidskosten gaan we uit van een schaal-8-functie. Een gegevensregistrator SVK moet namelijk kritisch kunnen meedenken en zelfstandig beslissen en handelen. Arbeidskosten SVK Leiden Verklaring berekening Schaal 8 = 1872 uur p.j. = effectief ../… loonkosten Ca 41.000,-
1440 effectieve uren per jaar
per jaar gedeeld door 1440
Een registratie kost 13,5 minuten onderhoud per jaar Leiden heeft 800 registraties. Dus 800 x 13,5 Aantal uren onderhoud per jaar x bruto loon = Bruto uur loon per jaar gedeeld door aantal registraties = Beheer SVK-Leiden is 800 x 6,40
€ 28,48 euro bruto per uur 13,5
minuten per registratie per jaar 180 uur onderhoud per jaar
€ 5.126,40 bruto per jaar € 6,40 per registratie per jaar € 5.120,00 per jaar
prijzen excl. BTW
Orange Hill berekent hiervoor € 12,50 per registratie per jaar. Voor Leiden is dit dan € 10.000,- per jaar. De kwaliteit van registraties Team Gegeven gaat ervan uit dat ze een hogere kwaliteit voor beheer/actualisatie kan leveren dan een externe partij. Lokale kennis in combinatie met jarenlange ervaring met Basisregistraties en interne Kernregistraties heeft ons geleerd zeer kritisch te zijn op de kwaliteit van de gegevens. Koppeling met het Handels Register bijvoorbeeld, lijkt een goed hulpmiddel. Maar in de praktijk hebben organisaties in het Handelsregister vaak een andere naam dan waar ze mee naar buiten treden en wijkt het inschrijvingsadres af van het bezoekadres. Ook zijn in het Handelsregister doorgaans niet alle sub-vestigingen 2
opgenomen. Een direct koppeling geeft dus niet altijd de gegevens waar een klant behoefte aan heeft. Team Gegeven heeft op het vlak van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen en vanuit de domeinen Veiligheid (ISOR-objecten op de Provinciale Risicokaart) en Onderwijs een veel diepere relatie met de geregistreerde organisaties dan een extern bedrijf ooit kan hebben. 2 Samenwerkingsvarianten Team Gegevens denkt dat er 2 samenwerkingsvarianten mogelijk zijn: 1. TG verricht het complete beheer en de complete actualisatie van SoCard IV, namens die HR-gemeentes die dit wensen. Dit houdt in: verzamelen, verwerken, controleren en registreren, met als resultaat een actueel bestand. De processen en de verantwoordelijkheden moeten in onderling overleg dan wel goed afgestemd worden. TG kan hierin de ‘lead’ nemen. NB: het is nog niet duidelijk is hoe eenvoudig of complex het is om in SoCard IV mutaties te verwerken. 2. Iedere HR-gemeente stelt een bronhouder (en vervanger) aan die verantwoordelijk is voor het aanleveren van actuele informatie over de voorzieningen aan TG. Ook is deze bronhouder verantwoordelijk voor de volledigheid van het bestand. TG voert regie, registreert de gegevens (2x per jaar) in de database en voorziet de gegevens van de juiste metadata. Kosten samenwerkingsvariant 1 Met de bovenstaande calculatie en het huidige aantal inwoners komen wij tot het onderstaande aanbod: plaats Leiden Oegstgeest Leiderdorp Alphen a/d Rijn Kaag & Braassem Katwijk Zoeterwoude
inwoners 121.562 22.997 26.853 107.396 25.844 63.633 8.144
voorzieningen
X
Per jaar
800 160 180 750 180 440 60
€ 6,40 p.s./p.j “ “ “ “ “ “
€ 5120,--€ 1024,-€ 1152,-€ 4800,-€ 1152,-€ 2816,-€ 384,--
Nog nader uit te werken: kosten op nacalculatie per jaar of 1 x per jaar opnieuw bepalen? (I.v.m. veranderende inwonersaantallen en voorzieningaantallen.) Kosten samenwerkingsvariant 2 In deze variant blijft de gemeente zelf bronhouder en verantwoordelijk voor verzamelen controleren van de data. Alleen het eenduidig registreren in SoCard IV en het bewaken van de voortgang bij de bronhouders loopt dan centraal via TG. Hoeveel tijd dit kost per registratie op jaarbasis is nog niet duidelijk. Dat dit veel goedkoper is mag duidelijk zijn. Gemeente Leiden Arjan Honkoop Team Gegevens.
3
Bijl. 1 Nog openstaande vragen/opmerkingen.
Hoe organiseer je de regionale afstemming vwb bijhouding? Wat moet of kan er precies per record worden ingevuld in Socard(minimaal)? Kan je Socard batch vullen met CSV bestanden Heeft Socard een geo component in de portal? Kun je zoeken op KvK-nummer? Is dit een verplicht veld? Kun je de gegevens uit de database downloaden voor eigen gebruik? Kun je SoCard-data bevragen met webservices? Komt er automatisch een melding bij wijzigingen in het Handelsregister? Hoe zit het met de redactionele hulptekesten? Hoe zit het met de thesaurus van Stimulansz; nut versus kosten? Is een regionale afstemming op trefwoord niet gewoon voldoende Waar zijn voorbeelden te zien met standaard SVK-informatie vandaan halen? Wil je per gemeente wel een eigen Portal waarom niet HRportal? …
4
Hallo Teun, Onderstaand de berekening voor Leiden voor SoCard 4 licentie en beheer. Gisteren heb ik iets soortgelijks aan Amy gestuurd. Wij hebben ons prijsmodel afgezet tegen wat jullie nu voor SoCard 3/GGD betalen. Op basis van onze ervaring gaan wij uit van het volgende verhoudingsgetal: 200 organisaties per 30.000 inwoners. Deze verhouding wordt gebruikt om een schatting te kunnen doen van het aantal benodigde organisaties. De feitelijke prijs is op basis van het daadwerkelijk aantal ingevoerde/beheerde organisaties. In het geval van Leiden ben ik uitgegaan van 800 organisaties. Onderstaande berekening toont voor Leiden een jaarlijkse besparing van € 14.417,00 ten opzichte van de lopende afspraken (GGD). Prijsmodel SoCard 4 – Leiden Alphen aan den Rijn GGD Model Inwoners 121.163 Licentie SoCard 3/4 -Aantal organisaties -Beheer € 27.867,49 Totaal € 27.867,49 Prijzen zijn per jaar en exclusief BTW Beheerwerkzaamheden (€ 12,50 per organisatie/per jaar)
Orangehill 121.163 € 3.450,00 800 € 10.000.00 € 13.450,00
De beheerwerkzaamheden die wij verrichten staan hieronder (gisteren ook aan Amy gestuurd). Ik begreep van haar dat Leiden het beheer mogelijk zelf wil gaan oppakken. Is dat alleen voor de stad of voor de hele regio. Zoals je weet kan de gemeente (of regio) er inderdaad voor kiezen zelf te gaan beheren. Het beheren van organisaties en het juist opnemen van trefwoorden en metadata is een inhoudelijk proces, geen technisch proces. Beheerders dienen hiervoor inhoudelijk te begrijpen welke trefwoorden en metadata bij een bepaalde organisatie of een bepaald aanbod horen. Het toevoegen daarvan is zeker geen sinecure. Orangehill is daarin sinds 2001 gespecialiseerd. Wij bieden het beheer per kaart - zoals je kunt zien - tegen een zeer laag tarief aan en zetten onze expertise graag in voor jullie regio. De koppeling met de basisregistratie Nieuw Handels Register (NHR) zorgt automatisch voor de NAW van de organisaties. Wat er verder wordt gedaan wanneer het beheer aan ons wordt uitbesteed is: • bevragen van gemeenten naar de selectie van op te nemen organisaties (formeel aanbod) en het ‘isoleren’ van dit bestand uit het NHR-bestand, ter gebruik binnen SoCard 4; • controleren van het geselecteerde NHR bestand. Dit is nodig omdat er soms organisaties tussen zitten die niet of niet geheel up-to-date zijn; • aanvullen (verrijken) van de NAW uit de NHR met organisatiebeschrijving, aanbod en metadata en het voeren van redactie daarover; • bevragen van gemeenten naar de selectie van (eventueel) op te nemen organisaties (informeel aanbod), dit achterhalen en invoeren en verrijken (vrijwilligersorganisaties e.d.); • extraheren van trefwoorden uit beschrijvingen en aanbod en het koppelen van metatermen die niet in de tekst voorkomen maar wel relevant zijn; • uitgeven van beheerwachtwoorden aan opgenomen organisaties die zelf redactie willen voeren over beschrijvingen en aanbod; • controleren van deze zelfstandig beherende organisaties; • beheer van alle bovenstaande content, minimaal jaarlijkse controle van iedere opgenomen kaart (ondermeer door een uitnodiging aan de desbetreffende organisatie de eigen gegevens te controleren); • projectcoördinatie door Orangehill betreffende het invoerteam, de personen die trefwoorden koppelen, contact met gemeente en organisaties, etc. Mocht je hierover vragen hebben, ik hoor graag van je. Met vriendelijke groet, Vincent Somers Directeur Orangehill bv | Powered By Curiosity
Succesvolle en goed vindbare websites, krachtige intranet- en extranettoepassingen, veelzijdige weben mobiele applicaties. Telefoon: +31 (0)20 422 73 30 Mobiel: +31 (0)653 223 462 E-mail:
[email protected] Linkedin: bit.ly/vincentsomers www.orangehill.nl Postadres: Postbus 10182 | 1001 ED | Amsterdam Bezoekadres: KNSM-laan 97-99| 1019 LB | Amsterdam Volg Orangehill ook op Facebook | Twitter Lid branchevereniging Nederland ICT Privileged/Confidential information may be contained in this message. If you are not the addressee indicated in this message (or responsible for delivery of the message to such person), you may not copy or deliver this message to anyone. In such a case, you should destroy this message and kindly notify the sender by reply e-mail.
klik hier om dit bericht als SPAM te rapporteren bij Websense.
Agendapunt 05: Onderwerp: Verzoek om samenwerking Holland Rijnland met Kenniswerkplaats Sociaal Domein van de Hogeschool Leiden (Wmo-werkplaats) Van: Suzan van der Pas, Nico van Tol, Lucienne van Laar (Hogeschool Leiden) en Gert-Jan Cornel (kwartiermaker) Inleiding De Wmo-werkplaats Den Haag en Leiden, gestart in 2014, is een onderdeel van het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap (SIO) van Hogeschool Leiden. Een Wmo-werkplaats is een regionale kennisinfrastructuur waarin een Hogeschool in combinatie met een lectoraat, instellingen, beroepsbeoefenaren en gemeenten samenwerken voor onderzoek, praktijkontwikkeling, implementatie en ` Elke Wmo-werkplaats heeft ten behoeve van verdieping een eigen focus die samenhangt met het kennisdomein van het betreffende lectoraat. Het doel van de Wmo-werkplaats Den Haag en Leiden is een bijdrage leveren aan de innovatieve kennis- en competentieontwikkeling van professionals in zorg en welzijn. Momenteel worden drie projecten uitgevoerd die gefinancierd worden door VWS: (1) Duurzaam actief burgerschap, (2) Netwerkzorg bij ouderen met dementie, (3) Op zoek naar de nieuwe professional. Naast de uitvoering van deze drie projecten, waarin gemeenten Leiden en Den Haag, verschillende zorg- en welzijnsorganisaties en beroepsbeoefenaars samenwerken, is het ook van belang voor de werkplaats om een actieve rol te spelen in methodiekontwikkeling, regionale kennisverspreiding en scholing rond de Wmo ontwikkelingen en de transities. En intern in Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool structurele verbindingen te maken met de relevante andere lectoraten en projecten. Van Wmo-werkplaats naar Regionale Kenniswerkplaats Sociaal Domein Sinds 2014 zijn de 14 Wmo-werkplaatsen behalve een regionale kennisinfrastructuur tevens een landelijk dekkend netwerk dat de potentie heeft uit te groeien tot een omvattend kennisnetwerk voor het gehele sociale domein. Het doel is om voor de periode 2016-2018 de huidige Wmo-werkplaatsen door te ontwikkelen tot een regionaal kennisnetwerk sociaal domein, waarin gewerkt wordt op basis van een door de betrokken partijen – gemeenten, instellingen, onderwijs (HBO – MBO – WO), beroepsbeoefenaars, en vrijwilligersorganisaties – gedragen meerjarige kennisagenda. De inzet is het werkterrein van de Wmo werkplaats te verbreden naar de drie transities op het vlak van Zorg/welzijn, jeugd en werk. Verkenning Het ministerie van VWS stelt een basissubsidie beschikbaar van € 185.000 per jaar. Gemeente Leiden en gemeente Den Haag hebben de intentie uitgesproken voor de komende jaren de samenwerking met de Kenniswerkplaats Sociaal Domein verder te willen uitbouwen. Met een aantal van de veertien gemeenten die Holland Rijnland vormen zijn gesprekken gevoerd .en ook verschillende malen met het samenwerkingsorgaan Holland in het kader van de verkenning. Daarnaast heeft de Wmo werkplaats op een presentatie verzorgd in het AO ZW. De Wmo werkplaats heeft inmiddels al samenwerkingsafspraken gemaakt met het ESF project Sociale Innovatie. Het ligt in de bedoeling dat ook andere initiatieven vanuit BZK en VNG worden gebundeld in de Kenniswerkplaats van de Hogescholen. Daarnaast worden gesprekken gevoerd om landelijke kenniscentra zoals Movisie, NJI, Vilans praktisch te verbinden met Hogeschool Leiden en haar expertisecentra Zorg, Welzijn en Jeugd en de 14 lectoraten. Voorstellen Het pho maatschappij onderstreept relevantie van samenwerking met Kenniswerkplaats Sociaal Domein meerwaarde oplevert.
Pho maatschappij beveelt de aangesloten gemeenten aan, meerjarig (van 2016-2018)de samenwerking met de Kenniswerkplaats Sociaal Domein aan te gaan.
Bijlagen: 1. Conceptrapportage Verkenning 2 Overzicht Wmo werkplaatsen 2015
Transformatie Wmo-werkplaats naar Kenniswerkplaats Sociaal Domein Datum: 24-11-2015 , Hogeschool Leiden Suzan van der Pas en Gert-Jan Cornel Inleiding De Wmo-werkplaats Den Haag en Leiden gestart in 2014 is een onderdeel van het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap (SIO) van Hogeschool Leiden. Een Wmo-werkplaats is een regionale kennisinfrastructuur waarin een Hogeschool in combinatie met een lectoraat, instellingen, beroepsbeoefenaren en gemeenten samenwerken voor onderzoek, praktijkontwikkeling, implementatie en opleiding in het sociale domein. Elke Wmo-werkplaats heeft ten behoeve van verdieping een eigen focus die samenhangt met het kennisdomein van het betreffende lectoraat. Het doel van de Wmo-werkplaats Den Haag en Leiden is een bijdrage leveren aan de innovatieve kennis- en competentieontwikkeling van professionals in zorg en welzijn. Momenteel worden drie projecten uitgevoerd die gefinancierd worden door VWS: (1) Duurzaam actief burgerschap, (2) Netwerkzorg bij ouderen met dementie, (3) Op zoek naar de nieuwe professional. Naast de uitvoering van deze drie projecten waarin gemeenten Leiden en Den Haag, verschillende zorg- en welzijnsorganisaties en beroepsbeoefenaars samenwerken is het ook van belang voor de werkplaats om een actieve rol te spelen in methodiekontwikkeling, regionale kennisverspreiding en scholing rond de Wmo ontwikkelingen en de transities. En intern in Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool structurele verbindingen te maken met de relevante andere lectoraten en projecten. Van Wmo-werkplaats naar Regionaal Kennisnetwerk Sociaal Domein Sinds 2014 zijn de 14 Wmo-werkplaatsen behalve een regionale kennisinfrastructuur tevens een landelijk dekkend netwerk dat de potentie heeft uit te groeien tot een omvattend kennisnetwerk voor het gehele sociale domein. Het doel is om voor de periode 2016-2018 de huidige Wmo-werkplaatsen door te ontwikkelen tot een regionaal kennisnetwerk sociaal domein, waarin gewerkt wordt op basis van een door de betrokken partijen – gemeenten, instellingen, onderwijs (HBO – MBO – WO), beroepsbeoefenaars, en vrijwilligersorganisaties – gedragen meerjarige kennisagenda. Hierbij dient aandacht te zijn voor uitbreiding op het terrein van jeugdzorg en werk en inkomen. In feite omvat dit aanvullende op de Wmo de verschillende transities en de vernieuwingen op het vlak van Zorg, Welzijn en Jeugd. Een kennisnetwerk bestaat uit een of meer knooppunten (leerwerkplaatsen ofwel ‘communities of learning’). Bijvoorbeeld de huidige Wmo-werkplaats van de Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool en een of meer centrumgemeenten zijn trekker voor Holland-Rijnland (Midden-Holland) en Haaglanden. Zij zoeken partijen bij elkaar via een open uitnodiging, overleggen over een onderzoeks- en ontwikkelagenda en de gezamenlijke partijen en dienen vóór 1 januari bij VWS een programma op hoofdlijnen in. In deze fase is een intentieverklaring van deelnemende partijen voldoende. De Wmowerkplaats is in de afgelopen maanden bezig geweest meer bekend te worden in de regio en tegelijkertijd ook actief kennis te nemen van de huidige (onderzoeks- en kennis)vragen die er leven rond de Wmo en de transities bij gemeenten en zorg- en welzijnsorganisaties in de regio Holland Rijnland en Haaglanden. En daarbij goede praktijken in beeld te krijgen, de krachten te bundelen en te binden aan Hogeschool Leiden en haar partners. De Hogeschool Leiden heeft al veel samenwerkingscontracten en convenanten met maatschappelijke en publieke organisaties in het Holland Rijnland werkgebied. Eerste inventarisatie agenda Leidse Regio gemeenten Op basis van een groot aantal gesprekken en ontmoetingen hebben we de inventarisatie gemaakt en daarbij gezien dat er meerwaarde zit in de clustering van onderwerpen en vragen. Dit leidt tot enerzijds het voortbouwen op de ontwikkelingen in de drie projecten en deze kennis meer delen en anderzijds tot het opbouwen van een regionale agenda voor de korte, middenlange en lange termijn. Deze routekaart zal verder worden uitgewerkt en in de tijd met enige regelmaat worden bijgesteld afhankelijk van nieuwe ontwikkelingen in de context en het beleid. Wij kiezen er ook voor om meer de verbinding te zoeken met
1
Burgers en Sociale ondernemingen in het werkgebied. Dit vanwege ook de samenhang met het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemen, de verbinding met de proeftuin Zorg en Welzijn en de interne samenhang met alle lectoraten en werkprocessen binnen de Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool. We zijn nog volop bezig in dat proces. Tegelijkertijd wordt de Wmo werkplaats ook betrokken bij initiatieven zoals Zorgpact Rijn Gouwe en de ontwikkeling van een Broedplaats met Zorginstituut Nederland (www.zorgin2030.nl) Een aantal van de onderwerpen uit de inventarisatie en gesprekken zijn: Verbinding Wmo met jeugd en werk. Hierbij zijn jongeren 17-27 jaar een specifiek aandachtsgebied (Holland Rijnland); Koppeling Wmo met wijkagenda (gem. Leiden) en burgerinitiatieven; Verbinding domein wonen (huisvesting en vraagarticulatie) met sociaal domein (Wmo) (gem Leiden) Verbinding sociale wijkteams (SWT) en vrijwilligers/burgerinitiatieven (gem Leiden, Oegstgeest, Leiderdorp en Voorschoten); Vraagverlegenheid van inwoners / toepassing ‘vraag achter de vraag’ door professionals (gem Leiden, gem Leiderdorp) Verbinding preventie en Wmo (Participe Alphen, GGD MH). Kennis die opgedaan wordt in JGT en SWT in interprofessioneel werken, integraliteit en werken aan preventie uitwisselen en versterken (Holland Rijnland, GGD MH); Ontwikkelingen rond informele zorg: inzet vrijwilligers en mantelzorgondersteuning (gem Oegstgeest, gem Leiden, Gemiva-SVG); Uitwisselen van innovatieve praktijken: bijv. nieuwe arrangementen gezins PGB waarbij gemeente budget en SVB gecombineerd worden (gem Leiderdorp); Versterking kennisuitwisseling en monitoring specifieke doelgroepen: o Bijv. schuldenproblematiek in gezinnen (gem Leiderdorp) o regionaal aanpak verwarde personen (GGD MH) en Duin- en Bollenstreek gemeenten; Governance: beleidssturing van gemeente en zorg- en welzijnsorganisaties (gem Leiden, gem Leiderdorp). Met Burgers en hun belangenorganisaties samenwerken bottom up en via de Living Lab aanpak, waarbij eindgebruikers met ontwikkelaars vorm geven aan nieuwe producten en diensten. Gericht op onderzoeksmethoden: Ontwikkelen van indicatoren om veranderingen van transitie te monitoren, welke indicatoren zijn relevant, KPI’s en dergelijke, zodat vertaalslag beleidsontwikkeling naar routekaart ontwikkelt kan worden (gem Voorschoten); Koppeling en kwaliteit van beschikbare data (S&O gemeente Leiden, GGD MH, Holland Rijnland) op basis van gezamenlijke kennisagenda. De wens om te komen tot een beeld van de Zorgvraag 2030; Verzamelen van casuïstiek gekoppeld aan data (S&O gem Leiden, GGD MH, gem Leiderdorp) Casuïstiek en ervaringsleren: alle gemeenten en professionals zijn hiermee bezig. De Hogeschool Leiden heeft ervoor gekozen de inventarisatie in deze kwartiermaker fase van transformatie op een vernieuwende wijze aan te pakken. Van Stakeholdersanalyse naar portfolio van onderwerpen/ vragen, naar keuzen en prioriteiten, naar routekaart en indicatoren. Deze presentatie zal verder in november zijn beslag krijgen: 1. Prioritering en onderscheiden; 2. Volgorde ontwikkeling (KT, MLT, LT); 3. Samenhang lectoraat SIO en Werkplaats; 4. Resources vanuit VWS/Partners / Hogeschool /projectsubsidies; 5. Presentatie, afspraken stakeholders, capaciteit en inrichting Kenniswerkplaats Sociaal Domein.
2
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Collectieve Preventie in de GGZ
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur XPlatformtaak volgens gemeente Ondersteuning van mensen uit de regio met problemen op het gebied van de geestelijke gezondheid, waarbij de ondersteuning soms door de beperkte omvang van de doelgroep in afzonderlijke gemeenten en de vereiste specifieke deskundigheid beter regionaal kan worden geregeld, en waarbij de ondersteuning in andere gevallen beter in samenhang met lokale ondersteuning kan worden georganiseerd. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
16/12
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Voorstellen: 1. Kennis te nemen van de evaluatie GGZ-regeling Holland Rijnland (bijlage 1); 2. In te stemmen met: a) het besluit om de Gemeenschappelijke Regeling te beëindigen en alle subsidiepartners hiervan op de hoogte te stellen; b) het regionaal, subregionaal of lokaal organiseren van de volgende producten voor preventie in de GGZ, zoals zij in bijlage 2 hoofdstuk 4 worden omschreven: Informatie, advies en voorlichting Signalering en advies (consultatie) Ondersteuning: Cliëntondersteuning en belangenbehartiging Maatjesprojecten en lotgenotencontact Inloop Trainingen en cursussen c) de preventie GGZ alleen te richten op volwassenen; d) de financiering van de in beslispunt 2b genoemde producten voor een periode van 4 jaar; e) het evalueren van de collectieve preventie, geformuleerd in bijlage 2, na een periode van 4 jaar 3. De werkgroep OGGZ de opdracht te geven om het voorstel voor 2017 verder uit te werken.
2
In 2011 is de gemeenschappelijke regeling (GR) “Collectieve preventie en zorgvernieuwing GGZ” in het leven geroepen om de regionale afspraken hierover te formaliseren. Deze GR geeft gemeente Leiden het mandaat om, namens de regiogemeenten, de subsidiering van collectieve preventie GGZ en zorgvernieuwingsprojecten GGZ uit te voeren. De komst van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn aanleiding om opnieuw naar deze gemeenschappelijke regeling te kijken. De regeling is daarom geëvalueerd. In de notitie Preventie in de GGZ zijn voorstellen geformuleerd voor een nieuwe gezamenlijke aanpak van collectieve preventie GGZ voor het jaar 2017 en verder.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland nvt Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: nvt
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel Structureel Relevante regelgeving: WMO Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 16 december 2015 9.30 – 12.00 uur Gemeente Zoeterwoude 06
Onderwerp: Collectieve preventie in de GGZ
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de evaluatie GGZ-regeling Holland Rijnland (bijlage 1); 2. In te stemmen met: c) het besluit om de Gemeenschappelijke Regeling te beëindigen en alle subsidiepartners hiervan op de hoogte te stellen; d) het regionaal, subregionaal of lokaal organiseren van de volgende producten voor preventie in de GGZ, zoals zij in bijlage 2 hoofdstuk 4 worden omschreven: Informatie, advies en voorlichting Signalering en advies (consultatie) Ondersteuning: Cliëntondersteuning en belangenbehartiging Maatjesprojecten en lotgenotencontact Inloop Trainingen en cursussen c) de preventie GGZ alleen te richten op volwassenen; d) de financiering van de in beslispunt 2b genoemde producten voor een periode van 4 jaar; e) het evalueren van de collectieve preventie, geformuleerd in bijlage 2, na een periode van 4 jaar 3. De werkgroep OGGZ de opdracht te geven om het voorstel voor 2017 verder uit te werken. Inleiding: Met de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning in 2007 zijn een aantal regelingen op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) overgeheveld van de AWBZ naar gemeenten. De gemeenten van Holland Rijnland (exclusief Kaag en Braassem) hebben destijds gekozen om de voorzieningen regionaal in stand te houden. In 2011 is hiervoor de gemeenschappelijke regeling (GR) “Collectieve preventie en zorgvernieuwing GGZ” in het leven geroepen om deze afspraken te formaliseren. Deze GR geeft gemeente Leiden het mandaat om, namens de regiogemeenten, de subsidiering van collectieve preventie GGZ en zorgvernieuwingsprojecten GGZ uit te voeren. De komst van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn aanleiding om opnieuw naar deze gemeenschappelijke regeling te kijken. De regeling is daarom geëvalueerd. Zie bijlage 1. In de bijgevoegde notitie Preventie in de GGZ (bijlage 2) zijn voorstellen geformuleerd voor een nieuwe gezamenlijke aanpak van collectieve preventie GGZ voor het jaar 2017 en verder. De voorstellen voor de inloopfunctie GGZ gelden al vanaf 2016.
4
Beoogd effect: Het bevorderen van begrip en herkenning van (ernstig) psychische klachten, inwoners bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en hun wegwijs te maken naar partijen die hen zo nodig verder kunnen helpen. Argumenten: 2a)1. veranderingen vragen om aanpassingen ten aanzien van preventie in de GGZ De nieuwe taken en toegenomen verantwoordelijkheden vragen om nog meer aandacht voor preventie. Ook de bezuinigingen vergroten het belang om stevig in te zetten op preventie. Waar namelijk problemen voorkomen kunnen worden, worden ook kosten voor de individuele gemeenten voorkomen. Vragen die nu spelen, zijn: sluit de GR nog aan op de huidige Wmo? Wat willen we bereiken met collectieve preventie? Waar willen we op sturen? Wat willen we regionaal gezamenlijk subsidiëren en/of organiseren en wat willen we lokaal oppakken? 2a)2. Preventie vraagt ook om lokale en subregionale aanpak De Wmo legt de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning nadrukkelijk decentraal, bij de gemeenten. Een lokale aanpak heeft daarom in principe de voorkeur. Er zijn echter ook nog specialistische vormen ondersteuning die vanwege hun bereik of andere redenen beter op subregionaal of regionaal niveau kunnen worden georganiseerd. Bij subregio’s denken we aan: Duin-en Bollenstreek, Leidse regio en de Rijnstreek. Bij het formuleren van voorstellen voor regionale samenwerking heeft de werkgroep dan ook het volgende uitgangspunt toegepast: “Lokaal waar het lokaal kan, (sub)regionaal waar dat efficiënter of beter voor de inwoner is”. 2b) Lokaal waar het lokaal kan, (sub)regionaal waar dat efficiënter of beter voor de inwoner is De Wmo legt de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning nadrukkelijk decentraal, bij de gemeenten. Een lokale aanpak heeft daarom in principe de voorkeur. Er zijn echter ook nog specialistische vormen ondersteuning die vanwege hun bereik of andere redenen beter op subregionaal of regionaal niveau kunnen worden georganiseerd. 2c) Preventie voor jeugd wordt opgenomen in de inkoop Jeugdhulp 2017 Voorstel is om de collectieve preventie GGZ alleen te richten op volwassenen. Tot en met 2016 is de collectieve preventie ook gericht op kinderen en jeugd. Voorgesteld wordt de preventie voor deze laatste groep te betrekken bij het vormgeven van jeugdhulp per 2017. 2d)+2e) Het doorvoeren van veranderingen in de collectieve preventie kost tijd en behoeft periodieke monitoring Er wordt voorgesteld om de afspraken over collectieve preventie en de inloopfunctie voor een periode van 4 jaar vast te leggen en te financieren. De verandering in de activiteiten en de schaal waarop deze uitgevoerd hebben voldoende tijd nodig om goed gestalte krijgen. Daarnaast vraagt de collectieve preventie om periodieke monitoring, zodat de kwaliteit en de aansluiting aan de behoeften van de burgers actueel blijft. 3. Opdracht uitwerking collectieve preventie past binnen de opdracht van de werkgroep OGGZ In de OGGZ-agenda is de volgende bestuursopdracht opgenomen: “Formuleer voorstellen voor het maken van basisafspraken over het niveau van preventie in het kader van solidariteit (preventie, ondersteuning wordt door gemeenten gefinancierd, maatschappelijke opvang door de centrumgemeente)”.
5
Financiën: Hierbij is het belangrijk om te weten dat vanaf 2016 het objectief verdeelmodel in werking is getreden. Dit objectief verdeelmodel heeft consequenties voor de budgetten die gemeenten binnen Holland Rijnland ontvangen en daarmee beschikbaar kunnen/willen stellen voor de inloopfunctie GGZ en mogelijk de collectieve preventie GGZ. Voor 2016 blijft de totale bijdrage van de regiogemeenten ongewijzigd, te weten: € 693.000 Indien wordt besloten de ggz activiteiten voor de Jeugd, onderdeel van bovenstaand bedrag, te betrekken bij de contractering van de jeugdhulp in 2017, dan is hiermee een bedrag gemoeid van 143.000 Bovenstaande gevolgen zijn exclusief de kosten van de inloopfunctie van Rivierduinen (€ 680.000 volgens de laatste presentatie van hen) Communicatie: Alle partners van de Gemeenschappelijke Regeling Collectieve preventie GGZ en Zorgvernieuwing GGZ en de uitvoerende instellingen worden door de gemeente Leiden op de hoogte gesteld van het beëindigen van deze gemeenschappelijke regeling en de nieuwe aanpak van preventie in de GGZ en Inloop GGZ. Evaluatie: De afspraken rond collectieve preventie en Inloop GGZ worden 1 maal per 4 jaar geëvalueerd. Bijlagen: 1. Evaluatie Subsidieregeling Holland Rijnland; 2. Preventie in de GGZ: een collectieve aanpak.
6
Preventie in de GGZ Een collectieve aanpak
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Met de invoering van de Wet Maatschappelijke ondersteuning in 2007 zijn een aantal regelingen op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) overgeheveld van de AWBZ naar gemeenten. De gemeenten van Holland Rijnland (exclusief Kaag en Braassem) hebben destijds, gezien het regionale karakter van deze voorzieningen, ervoor gekozen om de voorzieningen met elkaar in stand te houden. Dit is geformuleerd in het Beleidsplan GGZsubsidies 2011-2014 Zuid Holland Noord. In 2011 is, in aansluiting op dit beleidsplan de gemeenschappelijke regeling (GR) “Collectieve preventie en zorgvernieuwing GGZ” in het leven geroepen om deze afspraken te formaliseren. In deze gemeenschappelijke regeling zijn afspraken gemaakt voor de regio over het vergroten van de weerbaarheid van kinderen en volwassenen, het voorkomen van gezondheidsschade en sociaal isolement en het behouden, dan wel bevorderen van participatie in de samenleving. De GR geeft gemeente Leiden het mandaat om, namens de regiogemeenten, de subsidiering van collectieve preventie GGZ en zorgvernieuwingsprojecten GGZ uit te voeren. De gemeenten in de regio betalen op basis van inwoneraantal mee aan de GR. De huidige GR is door de gemeente Leiden in de zomer 2015 geëvalueerd (voor de uitgebreide inhoud van dit stuk verwijzen wij naar deze evaluatie). De evaluatie van de GR, de komst van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn aanleiding om opnieuw naar deze gemeenschappelijke regeling te kijken. De nieuwe taken en toegenomen verantwoordelijkheden vragen om nog meer aandacht voor preventie. Ook de bezuinigingen vergroten het belang om stevig in te zetten op preventie. Waar namelijk problemen voorkomen kunnen worden, worden ook kosten voor de individuele gemeenten voorkomen. Vragen die nu spelen, zijn: sluit de GR nog aan op de huidige Wmo? Wat willen we bereiken met collectieve preventie? Waar willen we op sturen? Wat willen we regionaal gezamenlijk subsidiëren en/of organiseren en wat willen we lokaal oppakken? Hierbij speelt ook de opdracht van het Portefeuillehoudersoverleg Sociale agenda (Pho SoAg) mee om te onderzoeken of de Inloopfunctie GGZ in de gemeenschappelijke regeling kan worden opgenomen. In deze notitie formuleren we voorstellen voor de gezamenlijke aanpak van collectieve preventie GGZ voor het jaar 2017 en verder. De voorstellen voor de inloopfunctie GGZ gelden al vanaf 2016. Hierbij is het belangrijk om te weten dat vanaf 2016 het objectief verdeelmodel in werking is getreden. Dit objectief verdeelmodel pakt financieel negatief uit voor de regio Holland Rijnland al geheel berekend. Dit heeft consequenties voor de budgetten die gemeenten binnen Holland Rijnland ontvangen en daarmee beschikbaar kunnen/willen stellen voor de inloopfunctie GGZ en mogelijk de collectieve preventie GGZ.
1.2 Opbouw In deze notitie geven we inzicht hoe de collectieve preventie GGZ zich verhoudt tot de andere onderdelen binnen de OGGZ (openbare geestelijke gezondheidszorg) en welke uitgangspunten we willen hanteren bij het vormgeven van de preventie. Vervolgens gaan we in op de onderdelen binnen de collectieve preventie GGZ en doen we voorstellen om deze regionaal of subregionaal/lokaal op te pakken. Basis hiervoor zijn de onderdelen die nu via Notitie preventie in de GGZ
2 van 2-12-2015
de gemeenschappelijke regeling worden gefinancierd en de nieuwe taken Wmo 2015 die mogelijk regionaal kunnen worden gefinancierd. In hoofdstuk 5 wordt aangeven wat nog verder uitgezocht moet worden. Tenslotte is een planning opgenomen.
2. Positionering collectieve preventie GGZ 2.1 Omschrijving collectieve GGZ preventie Collectieve GGZ preventie heeft als doel om begrip en herkenning van (ernstig) psychische klachten te bevorderen, inwoners bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en hun wegwijs te maken naar partijen die hen zo nodig verder kunnen helpen.
2.2 Positionering collectieve GGZ preventie De collectieve preventie GGZ is een onderdeel van de Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Het gaat hier om voorkomen dat inwoners uitvallen of terugvallen en bevorderen dat ze zo zelfredzaam mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. Gemeenten zijn lokaal verantwoordelijk voor de preventie en herstel. Toch zijn er onderdelen waarbij het efficiënter is om regionale afspraken te maken. Bij het formuleren van voorstellen voor regionale samenwerking passen we dan ook het volgende uitgangspunt toe: Lokaal waar het lokaal kan, regionaal waar dat efficiënter of beter voor de inwoner is. Om enigszins helder te maken hoe deze collectieve preventie zich verhoudt tot andere taken binnen de OGGZ, is hieronder een overzicht opgenomen. Het overzicht duidt hoe de samenwerking beleidsmatig een plek vindt. Overzicht 1: afspraken over de collectieve preventie binnen de OGGZ
Beleidsvisie OGGZ Uitwerking
Lokaal beleid Wmo / OGGZ
Uitvoeringsagenda Regionaal kompas
Afspraken
Regionaal convenant
Financiering
Lokaal/ subregionaal
Regionaal
Centrumgemeente
Afspraken
Samenwerking GGZ (huidige GR)
Notitie preventie in de GGZ
3 van 2-12-2015
3. Uitgangspunten 3.1 Algemene uitgangspunten collectieve preventie Op het gebied van collectieve preventie willen we inzetten op: 1. het bevorderen van begrip en herkenning van (ernstige) psychische klachten; 2. het voorlichten of ondersteunen van cliënten over hoe zij hun met hun problemen het beste kunnen (blijven) deelnemen aan de samenleving; 3. het voorlichten of ondersteunen van familie, partners, vrienden of andere naasten over hoe zij het beste kunnen omgaan met de psychische problemen van hun naasten; 4. het trainen of voorlichten van professionals over hoe zij mensen met psychische beperkingen binnen hun functie het beste tegemoet kunnen treden. Hierbij hanteren we de volgende algemene uitgangspunten: 1. We richten ons hierbij alleen op mensen van 18 jaar en ouder, die psychische problemen hebben of risico hebben om psychische problemen te ontwikkelen én hun mantelzorgers. 2. We gaan uit van een lokale verantwoordelijkheid en een regionaal vangnet 3. We zetten in op preventie en herstel 4. We kiezen voor een integrale aanpak 5. We kiezen voor de inzet van ervaringsdeskundigen Punten 2, 3 en 4 komen uit de regionale OGGZ agenda, die in mei 2014 is vastgesteld door het Pho SoAg. Uit dezelfde agenda komt het volgende doel: “Kwetsbare inwoners worden tijdig herkend en hun problemen onderkend. Het voorkomen van problemen is niet altijd mogelijk. Wat wel helpt is tijdige signalering en tijdige hulp en steun om erger te voorkomen” (OGGZ agenda).
3.2 Advies Bij de collectieve preventie GGZ willen we ons alleen richten op volwassenen. Tot en met 2016 is de collectieve preventie ook gericht op kinderen en jeugd. Voorgesteld wordt de preventie voor deze laatste groep te betrekken bij het vormgeven van jeugdhulp per 2017.
3.3 Specifiek uitgangspunt samenwerking collectieve preventie De Wmo legt de verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning nadrukkelijk decentraal, bij de gemeenten. Een lokale aanpak heeft daarom in principe de voorkeur. Er zijn echter ook nog specialistische vormen ondersteuning die vanwege hun bereik of andere redenen beter op subregionaal of regionaal niveau kunnen worden georganiseerd. Dit neemt niet weg dat deze specialistische ondersteuning in nauwe samenhang met lokale ontwikkelingen en wensen moet worden georganiseerd. Bij subregio’s denken we aan: Duin-en Bollenstreek, Leidse regio en de Rijnstreek. Bij het formuleren van voorstellen voor regionale samenwerking heeft de werkgroep dan ook het volgende uitgangspunt toegepast: “Lokaal waar het lokaal kan, (sub)regionaal waar dat efficiënter of beter voor de inwoner is”.
Notitie preventie in de GGZ
4 van 2-12-2015
4. Hoe willen we verder? Collectieve preventie kan worden onderverdeeld in: 1. Informatie, advies en voorlichting 2. Signalering en advies (consultatie) 3. Ondersteuning: - Cliëntondersteuning en belangenbehartiging - Maatjesprojecten en lotgenotencontact - Inloop - Trainingen en cursussen Hieronder is in schema’s weergegeven welk niveau van samenwerking de voorkeur heeft, wat de inhoud van deze samenwerking is en welke uitgangspunten we hanteren bij het vormgeven van het betreffende onderdeel. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaan we in op het vraagstuk wat deze indeling voor consequentie heeft op de huidige afspraken met de maatschappelijke partners. .
Informatie, advies en voorlichting Omschrijving Het bieden van informatie, advies en voorlichting aan inwoners door middel van trainingen en cursussen. Het gaat om inzicht krijgen in psychische aandoeningen om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen, zodat er begrip ontstaat en handvatten worden geboden hoe om te gaan met mensen met psychische problematiek. Het gaat hier om de universele en selectieve preventie. Gemeenten hebben ook zelf een verantwoordelijkheid om de doelgroep te informeren en adviseren. - Het aanbod moet aansluiten op lokale vraag en situatie Uitgangspunten - Het aanbod moet tot stand worden gebracht in overleg / in samenwerking met lokale partners - Het aanbod moet aansluiten op ontwikkelingen (zoals meer mensen met een psychische stoornis in de wijk) - Het aanbod moet subregionaal/lokaal worden georganiseerd - Het aanbod moet in samenhang worden georganiseerd (geen dubbelingen door meerdere aanbieders) Samenwerking Schaalniveau: Regionaal financieren, lokaal/subregionaal organiseren Inhoud samenwerking Vanuit oogpunt efficiency vindt de organisatie regionaal plaats. De invulling vindt subregionaal en niet lokaal plaats, vanwege efficiency en bereik, maar ook om keuzevrijheid / privacy te kunnen bieden aan inwoners. Vanaf 2013 bieden het GGZ Informatiepunt Holland Rijnland en Huidige invulling GGZ Rivierduinen Leiden samen voorlichtingsbijeenkomsten aan. Onder de titel GGZ Voorlichting worden bijeenkomsten georganiseerd, waarbij belangstellenden meer te weten kunnen komen over diverse ziektebeelden. Tijdens deze avonden Notitie preventie in de GGZ
5 van 2-12-2015
wordt er zowel door professionals als door ervaringsdeskundigen gesproken. De organisaties organiseren daarnaast ook nog zelfstandig voorlichtingen en activiteiten.
Signalering en advies (consultatie) Omschrijving Het bieden van informatie en training aan mensen die voor of namens de gemeente werken of aan vrijwilligers op het gebied van de OGGZ, met als doel om hen in staat te stellen psychische problematiek tijdig te herkennen en erkennen, om te gaan met mensen met psychische problematiek zoals stemmings- en angststoornissen. - Aansluiten op de lokale situatie en wensen Uitgangspunten - Afstemming inzet met specialistenpool
Samenwerking Schaalniveau: Inhoud samenwerking
Regionaal financieren, lokaal organiseren Zorgen dat deze functie regionaal beschikbaar is. Het gebruik wordt lokaal bepaald en vindt plaats naar behoefte. Elke gemeente heeft op een eigen manier invulling gegeven aan “sociale wijkteams”. De behoefte aan deskundigheidsbevordering en consultatie zal daarom per gemeente verschillen naar omvang en inhoud. Aangezien het om een zekere specialisatie gaat, is regionale samenwerking het meest voor de hand liggend. Op subregionaal/lokaal niveau moeten afspraken worden gemaakt
Ondersteuning: Cliëntondersteuning en belangenbehartiging Omschrijving Het bieden van onafhankelijke cliëntondersteuning (onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen). Het adviseren en signaleren aan organisaties en intermediairen op het gebied van de OGGZ met het cliëntenbelang als invalshoek. - Specifieke cliëntondersteuning voor mensen met Uitgangspunten psychische problematiek - Inzetten ervaringsdeskundigen / vrijwilligers - Advisering en signalering aan organisaties op het gebied van de OGGZ Samenwerking Schaalniveau Regionaal (efficiency, omvang doelgroep) voor de specialistische ondersteuning. Inhoud samenwerking Regionaal zorgen voor beschikbaarheid, lokaal inzetten naar behoefte. Ook kijken naar duidelijke informatievoorziening richting inwoners/doelgroep en sociale wijkteams. Notitie preventie in de GGZ
6 van 2-12-2015
Ondersteuning gericht op participatie: maatjesprojecten en lotgenotencontacten Omschrijving Het gaat hierbij om ondersteuning en participatie gericht op inwoners met psychische problematiek, gericht op ontmoeting en herstel/stabiliteit zoals maatjesprojecten (vriendendienst) en lotgenoten-contacten en het vinden van een zinvolle dagbesteding. - Inzet ervaringsdeskundigen en/of vrijwilligers Uitgangspunten Samenwerking Schaalniveau Inhoud samenwerking
Regionaal en lokaal/subregionaal Regionaal organiseren/financieren van o.a. de vriendendienst vanwege de training en inzet van vrijwilligers wat het meest efficiënt op regionaal niveau kan plaatsvinden. Vrijwilligers van gemeente X worden ook wel in gemeente Y ingezet. Regionale afspraken maken dit makkelijker. Hiernaast wordt soms bewust en op voorspraak van de vrijwilliger/cliënt ondersteuning gevraagd vanuit een andere gemeente, vanwege privacy, schaamtegevoelens etc.
Ondersteuning gericht op participatie: Inloop Omschrijving Het gaat hierbij om een laagdrempelige inloop in de wijk (lokaal/subregionaal) bedoeld voor een brede doelgroep. Daarnaast gaat het om een beschermde GGZ-inloop, voor een kwetsbare doelgroep die niet terecht kan in de wijk. De eerste – laagdrempelige - inloop wordt lokaal georganiseerd en gefinancierd afhankelijk van de behoefte ter plekke. De tweede – beschermde – inloopfunctie wordt per subregio georganiseerd en gefinancierd, en is zeven dagen per week beschikbaar, ook in de avonduren. - Samenwerking inloopfunctie – inloophuis Uitgangspunten - Inzet van vrijwilligers - Waar mogelijk laagdrempelig, waar nodig beschermd - Alleen de extramurale bezoekers van de inloopfunctie worden gefinancierd. Intramurale bezoekers (beschermd wonen, behandeling) worden niet vanuit deze middelen gefinancierd. Samenwerking Schaalniveau Regionaal /lokaal/subregionaal Inhoud samenwerking Het belang van inloopfuncties wordt onderschreven. Daarom wordt voorgesteld om per subregio een beschutte inloopfunctie te realiseren, voor 2016 nog via bestaande aanbieder(s) en vanaf 2017 via een opdracht. Het organiseren en financieren van deze beschutte inloopfunctie is aan de afzonderlijke subregio’s. Waar mogelijk kan worden aangesloten bij bestaande inloopfuncties op terrein Rivierduinen / bij beschermd wonen. Alleen de externe cliënten worden dan gefinancierd. Daarnaast kunnen lokaal aanvullend brede Notitie preventie in de GGZ
7 van 2-12-2015
inloopfuncties worden gerealiseerd. Dit is aan de afzonderlijke gemeenten dan wel subregio’s. Regionale solidariteit is niet meer aan de orde. Uit de cijfers van Rivierduinen (zie bijlage) blijkt immers dat inwoners van de Rijnstreek geen gebruik maken van de vijf bestaande inloopfuncties. Gemeenten binnen de Rijnstreek hebben dan ook al alternatieve inloopfuncties gefinancierd. Het Inloophuis wordt regionaal gefinancierd vanwege de centrale (opvang)functie en gezien de bereikbaarheid in de avonduren. Inwoners vanuit de hele regio maken gebruik van dit inloophuis. Ondersteuning gericht op zelfredzaamheid Omschrijving Het gaat hierbij om collectieve trainingen van inwoners (en mantelzorgers) met psychische problematiek ter bevordering van de zelfredzaamheid en om ondersteuning van de mensen in de sociale omgeving van inwoners met een psychiatrische problematiek. - mensen bewust maken van wat ze zelf kunnen doen door Uitgangspunten training en e-learning - ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers betrokken bij de cliënt met psychische klachten - indien nodig wordt ook psychiatrische begeleiding aan de mantelzorgers en vrijwilligers zelf gegeven. Samenwerking Schaalniveau Lokaal / subregionaal/Regionaal Inhoud samenwerking Het ondersteunen van inwoners, mantelzorgers en vrijwilligers is een lokale taak. Wel kan ervoor gekozen worden om voorlichtingsbijeenkomsten subregionaal te organiseren en de ontwikkeling van e-learling regionaal op te pakken. Vanwege de schaalvoordelen.
4.1 De nieuwe situatie en de huidige GR In bovenstaande weergave is de werkgroep uitgegaan van de wenselijke situatie. Samen met de maatschappelijke partners willen we hier graag een invulling aan geven. Het is niet de bedoeling om de bestaande afspraken als uitgangspunt te nemen. Maar om inzicht te geven op de consequenties van de nieuwe indeling op de bestaande subsidies is in onderstaand schema weergegeven of en hoe de huidige onderdelen ook onderdeel gaan uitmaken van de collectieve preventie 2017. Huidige GR Collectieve preventie Deskundigheidsbevordering en vroegdetectie Ondersteuning gericht op zelfredzaamheid (Regie op gezond
Vanaf 2017 Deskundigheidsbevordering en vroeg detectie blijven ook na 2017 onder de collectieve aanpak vallen. Is vanaf 2017 een lokale verantwoordelijkheid, en valt hiermee niet meer onder de collectieve
Notitie preventie in de GGZ
8 van 2-12-2015
leven) Vroeg detectie en vroeg interventie (KOPP, Plezier op school, Triple P) Zorgvernieuwing Inloophuis psychiatrie
aanpak. Valt vanaf 2017 niet meer onder collectieve aanpak maar wordt onderdeel van de inkoop jeugdhulp. Vanaf 2017 valt dit onderdeel onder de noemer: “ Ondersteuning gericht op participatie: Inloop”. Vanaf 2017 kan het GGZ onderdeel uitmaken van het onderdeel “ informatie en advies” . Vanaf 2017 kan dit onderdeel uitmaken van “Ondersteuning: Cliëntondersteuning en belangenbehartiging”. Vanaf 2017 valt dit onderdeel onder “ Ondersteuning gericht op participatie: maatjesprojecten en lotgenotencontacten”
GGZ informatiepunt Zorgvragersoverleg (ZON)
Vriendendienst
5. Hoe gaan we dat organiseren? De samenwerking op collectieve preventie ggz is nu vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling. Vraag is hoe wij de nieuwe afspraken rond regionale inzet collectieve preventie willen vastleggen. Waar willen we op sturen? Hoe zien we onze opdrachtgeversrol? Wat betekent dit voor de wijze van financiering? En tenslotte hoe willen we onze samenwerking organiseren? Deze vragen worden verder uitgewerkt , door werkgroep OGGZ , als de gemeenten in Holland Rijnland kunnen instemmen met in hoofdstuk 4 genoemde uitgangspunten. Wijze van financieren: - Subsidiëren - Aanbesteden - Opdracht - Declaratiebasis
Wijze van sturen: - Activiteiten - Inzet en uren - Doelen en resultaten
Wijze van vastleggen: - Gemeenschappelijke regeling - Convenant - Lokale beschikkingen - Contract
Wat vinden we belangrijk? Uit de evaluatie van de GR subsidies GGZ is gebleken dat meer aandacht moet worden besteed aan de kwaliteit en effectiviteit van de gesubsidieerde activiteiten. Ook de cliënttevredenheid vraagt meer aandacht. Er moet duidelijk geformuleerd worden welke onderdelen wel of niet binnen de regeling vallen.
Notitie preventie in de GGZ
9 van 2-12-2015
6. Planning 6.1 Inloopfunctie GGZ Er moet op korte termijn een besluit worden genomen over de inloopfunctie GGZ voor 2016. Voor 2015 is tweemaal een subsidie afgegeven aan Rivierduinen, één voor de eerste helft van het jaar en vervolgens een subsidie voor de tweede helft van 2015. Bij de subsidiering voor 2015 is er nog sprake van regionale solidariteit: alle gemeenten binnen Holland Rijnland (exclusief Alphen aan den Rijn en bij de tweede termijn ook exclusief Nieuwkoop) hebben financieel bijgedragen aan de subsidie. Voor 2016 staat deze regionale solidariteit onder druk. Uit de cijfers van Rivierduinen blijkt dat inwoners van de Rijnstreek geen gebruik maken van deze regionaal gefinancierde inloopfuncties. Financiering vanuit de Rijnstreek lijkt dan ook niet realistisch. Dat betekent dat voor 2016 opnieuw naar de financiering van de inloopfunctie moet worden gekeken. Op basis van het voorstel in deze notitie gaat het dan om subregionale en mogelijk lokale financiering. Dit betekent dat Rivierduinen (of een andere organisatie) met de twee subregio’s (Leidse regio en Duin en Bollenstreek) en afzonderlijke gemeenten in gesprek moet en bij hen een subsidieaanvraag moet indienen. Dit leidt tot de volgende planning:
Stap
Door wie
Instemmen met voorstel Aanleveren voor PHO SoAg Besluit PHO SoAg Informeren Rivierduinen Aanvragen subsidie door Rivierduinen Besluiten op aanvraag door gemeenten
AOZW Werkgroep OGGZ PHO SoAg Werkgroep OGGZ Rivierduinen Gemeenten
Moment 1 december 2015 2 december 2015 16 december 2015 17 december 2015 December 2015 December 2015
6.2 Collectieve preventie GGZ Voor de collectieve preventie is meer tijd beschikbaar dan voor de inloopfunctie. De nieuwe afspraken gaan in per 1 januari 2017. Wel is het belangrijk om bestaande afspraken tijdig te beëindigen om zo de handen vrij te hebben. Dit betekent dat nog in 2015 een besluit moet worden genomen over de collectieve preventie GGZ. De subsidies kunnen dan pro forma worden opgezegd voor 1 januari 2016. Dit houdt de volgende planning in:
Stap
Door wie
Evaluatie GR en eerste bespreking notitie Verwerken evaluatie en aanpassen notitie Collectieve preventie in de GGZ bespreken Aanleveren voor PHO SoAg Besluit PHO SoAg Pro forma opzeggen subsidies
AOZW Werkgroep OGGZ AOZW Werkgroep OGGZ PHO SoAg Werkgroep OGGZ
Uitwerken samenwerkingsafspraken samen
Werkgroep OGGZ
Notitie preventie in de GGZ
10 van 2-12-2015
Moment 8 oktober 2015 9 okt. – 20 okt. 2015 1 december 2015 2 december 2015 16 december 2015 Eind december, Na besluit Pho SoAg 1e half jaar 2016
met juridisch adviseur Mogelijk kan deze notitie ook als input mee worden genomen bij het opstellen van de beleidsvisie OGGZ en het Regionaal kompas. Dat heeft de voorkeur, zodat er uiteindelijk één beleidskader is voor de hele OGGZ, waarmee de samenhang en een integrale aanpak binnen de OGGZ bevorderd kan worden.
Notitie preventie in de GGZ
11 van 2-12-2015
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
Evaluatie GGZ subsidieregeling Holland Rijnland Conclusies
Hoewel de activiteiten grotendeels voldoen aan beleidsplan GGZ, valt op dat in de rapportages weinig aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de activiteiten zelf en de effecten daarvan. Er is in de rapportages weinig aandacht voor gewenste effecten als rehabilitatie en empowerment, en de gewenste toename van de participatie van deelnemers.
De activiteiten zijn deze jaren in overeenstemming met de subsidieaanvraag en daarop toegekende subsidie uitgevoerd. Wel hebben bij Rivierduinen binnen het segment (Collectieve preventie GGZ voor volwassenen en ouderen en binnen Collectieve preventie GGZ kinderen en jeugd) in sommige jaren verschuivingen plaatsgevonden, indien bijvoorbeeld er te weinig animo was voor een bepaalde activiteit en te veel animo voor een andere activiteit, of omdat actuele ontwikkelingen een andere inzet nodig maakten. In de evaluatieperiode is, volgens de stukken, nog weinig aandacht besteed aan de kwaliteit van de activiteiten, de gewenste effecten. De cliënttevredenheid is incidenteel onderzocht, en geven als resultaat ruim voldoende tot goed, de meting van deze tevredenheid zou echter een permanent en structureel onderdeel moeten zijn van de activiteiten zelf. De cliëntbetrokkenheid is bij Rivierduinen georganiseerd door een onder meer clientenoverleg en het familiebeleid.
De regionale subsidies zijn binnen de tevoren vastgestelde financiële kaders gebleven, meerkosten zoals de extra huisvestingskosten, extra projectgelden zijn door de centrumgemeente betaald.
In de afgelopen periode is gebleken dat gemeenten soms helemaal niet deelnemen aan de regeling of alleen bijdragen aan specifieke projecten of zelf afspraak maken over activiteiten die ook regionaal worden gesubsdieerd. Dit is administratief ingewikkeld, niet alleen voor de uitvoering van de regeling door de gemeente, maar ook voor de organisaties die gefinancierd worden op basis van deze regeling.
Advies: a. Gemeenten die deelnemen aan de regeling zouden zich in principe voor meer jaren vast moeten leggen, te denken valt aan een periode van 3 of 4 jaren. Na deze jaren zou het te subsidiëren aanbod en de bijbehoren resultaten opnieuw ter discussie moeten worden gesteld. Afhankelijk van de uitkomsten van deze discussie zou opnieuw vastgesteld moeten worden welke activiteiten via deze regeling zouden moeten worden gesubsidieerd. b. De GGZ subsidieregeling zou de mogelijkheid moeten hebben om bepaalde activiteiten per subregio te subsidiëren. Bezien moet worden welke activiteiten worden gesubsidieerd op het niveau van de subregio, welke lokaal en welke voor de hele regio. c. de technische wijzigingen die in deze evaluatie worden genoemd, te verwerken in een nieuw op te stellen regionale ggz-subsidieregeling die per 1 januari 2017 moet worden ingevoerd.
1
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
d. Indien de regeling wordt voortgezet, in de volgende periode meer nadruk leggen op kwaliteit, structurele aandacht voor cliënttevredenheid en de gewenste effecten van de gesubsidieerde activiteiten.
1. Inleiding Gemeenten hebben bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2008 een verantwoordelijkheid gekregen om mensen met een ggz-probleem te ondersteunen. In dat kader zijn de middelen voor de AWBZ regelingen Collectieve Preventie en Zorgvernieuwing overgedragen aan gemeenten. Collectieve preventie was bedoeld om erkenning en begrip van ernstige psychische klachten te bevorderen, de bevolking bewust te maken wat zij zelf aan deze klachten kan doen en de doelgroep wegwijs te maken naar instanties. Collectieve GGZ-preventie is gericht op de gehele bevolking of een gehele bevolkingsgroep. De regeling Zorgvernieuwing beoogde het stimuleren van cliënteninitiatieven voor zorgvernieuwing in de geestelijke gezondheidszorg vanuit het perspectief van de cliënt. De gemeenten in Holland Rijnland hebben besloten de middelen hiervoor gezamenlijk in te zetten en hiervoor de gemeenschappelijke regeling GGZ vast te stellen. Deze regeling is in 2011 in werking getreden, met het doel om de Collectieve Preventie GGZ in stand te houden met een breed aanbod voor GGZ preventie-activiteiten. Deze activiteiten zijn onderscheiden naar activiteiten voor Kind en Jeugd en voor Volwassenen en Ouderen. Alleen Kaag en Braassem heeft de regeling niet ondertekend. De gemeente heeft tot 2013 nog wel aan de verschillende voorzieningen bijgedragen, maar vanaf 2013 niet meer meebetaald een deze gemeenschappelijke voorzieningen. Daarnaast hebben gemeenten besloten de Vriendendienst te subsidiëren, die de inzet coördineert van vrijwillige ondersteuning en begeleiding van mensen met een psychiatrische problematiek. Kaag en Braassem heeft besloten deze dienst niet af te nemen en Leiderdorp betaalt separaat aan de vriendendienst. De regeling zelf is zuiver administratief en regelt het budget en de verdeling daarvan over de deelnemende gemeenten. De gemeente Leiden is gevraagd als centrumgemeente de GR GGZ uit te voeren en de subsidie aan de activiteiten te verstrekken op basis van de Algemene Subsidieverordening van Leiden en de kosten daarvan in rekening te brengen bij de deelnemende gemeenten op basis van een bedrag per inwoner. Deze evaluatie had volgens de regeling al in 2014 plaats moeten vinden, de naderende invoering van de Wmo in 2015 en de extra inzet van medewerkers daarvoor heeft ertoe geleid dat dit is vertraagd. De voorliggende evaluatie behelst de jaren 2011 (ingangsdatum van de regeling) tot en met 2014.
2. De gesubsidieerde activiteiten In deze periode zijn de volgende activiteiten op basis van de regionale middelen gesubsidieerd.
2.1 Collectieve Preventie GGZ: regionale bijdrage: (De hieronder genoemde bedragen hebben betrekking op de toegekende subsidie in 2014)
Voorlichting over GGZ problematiek per subregio.
2
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
Deze voorlichting wordt door Rivierduinen en het GGZ-informatiepunt Zuid-Holland Noord uitgevoerd en bestaat uit voorlichtingsbijeenkomsten in de diverse subregio ’s en het organiseren van de landelijke dag voor de Psychiatrie. Daarnaast geeft het Informatiepunt individuele en groepsgewijze voorlichting aan mensen met een GGZverleden of met een actueel GGZ-probleem. Aan de voorlichtingsbijeenkomsten nemen jaarlijks 580 bezoekers deel. Hiervan neemt iets minder dan de helft deel aan de bijeenkomsten in de Leids regio, een kwart aan bijeenkomsten in de Duin- en Bollenstreek en een kwart aan de bijeenkomsten in Rijnland. Overigens zijn de deelnemers niet altijd uit de eigen regio afkomstig, maar bezoeken ook bijeenkomsten in naastgelegen regio’s. Toegekende subsidie 2014: € 58.986, regionale bijdrage: € 58.986 Deskundigheidsbevordering en Vroegdetectie. Dit gaat om consultatie en voorlichting aan professionals en burgers in het sociaal domein, waaronder wijkteams, gericht op vroegsignalering van GGZ-problemen in de vorm van trainingen en intervisie. De trainingen worden vaak lokaal georganiseerd voor burgers en professionals in de zorg in een specifieke subregio. Toegekende subsidie 2014: € 43.543, regionale bijdrage: € 43.453 Regie op gezond leven. Mantelzorgondersteuning in samenwerking met partners van het Mantelzorgakkoord, cursussen en training voor mensen met ernstige psychiatrische klachten en voorlichting en training gericht op specifieke groepen als allochtone vrouwen. Hiermee wordt ook eHealth gefinancierd. Door ondertekening van dit akkoord heeft Rivierduinen zich verplicht om aandacht te geven aan mantelzorgers van GGZcliënten, zodat deze voldoende zijn toegerust en zo nodig ondersteuning bij de mantelzorg kunnen krijgen. Het mantelzorgakkoord is een Leids akkoord, de activiteiten die Rivierduinen uitvoert hebben een gespecialiseerd (omgeving van GGZ-cliënten) en regionaal karakter en liggen in het verlengde daarvan. Toegekende subsidie 2014: € 60.763, regionale bijdrage € 60.763. Vroeg detectie en vroeg interventie ten behoeve van kinderen en jeugd. Toegekende subsidie 2014: € 142.795, regionale bijdrage € 142.795 a. KOPP (opgroeien met ouders met psychiatrische en/of verslavingsproblemen) met 5 groepen en in totaal 30 kinderen. Toegekende subsidie in 2014 € 35.600, regionale bijdrage € 35.600 b. Plezier op school, voor kinderen die ernstig worden gepest met 4 groepen en 36 kinderen. Toegekende subsidie in 2014 € 29.612, regionale bijdrage € 29.612 c. Triple P opvoedingsondersteuning voor gezinnen met ernstige psychiatrische problematiek met 11 groepen en in totaal 96 ouders. Toegekende subsidie in 2014 € 77.583, regionale bijdrage € 77.583
2.2 Zorgvernieuwing Inloophuis Psychiatrie.
Dit inloophuis biedt een huiskamerfunctie voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Deze voorziening is door de week in de avonden, in de weekenden en op feestdagen geopend. Per avond bezoeken tussen de 30 en 60 mensen dit inloophuis. Veel mensen met psychiatrische problematiek hebben grote moeite aansluiting te vinden in de samenleving. Het Inloophuis biedt een veilige basis op momenten dat andere voorzieningen gesloten zijn. Toegekende subsidie 2014: € 136.635, regionale bijdrage € 83.200
GGZ Informatiepunt.
3
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
Voorlichting en informatie over alles wat met GGZ en psychiatrie heeft te maken, zowel individueel als groepsgewijs, als via voorlichtingsbijeenkomsten. Het bereik ligt rondom de 2500. Daarnaast wordt een website onderhouden waar ongeveer 1500 unieke bezoekers per maand gebruik van maken. Toegekende subsidie 2014 € 97.000, regionale bijdrage € 97.000
Zorgvragersoverleg (ZON).
Gericht op de belangenbehartiging van cliënten vanuit de GGZ, Verslavingszorg en Maatschappelijke opvang gericht op normalisatie en integratie. In dit kader zijn er adviserende activiteiten en overleggen gericht op cliëntenraden en cliënten zelf, maar ook aan GGZ instellingen, die vanuit het cliëntenperspectief worden geadviseerd. Er worden projecten uitgevoerd zoals anti stigma onderzoek, de crisiskaart samen met Rivierduinen. Er worden spreekuren gehouden en workshops voor de bezoekers en er vinden diverse themabijeenkomsten plaats. Toegekende subsidie 2014 € 123.200, waarvan € 68.362 i.h.k.v. GR GGZ
2.3 Vriendendienst
Deze dienst is vanaf het begin extra toegevoegd aan de GGZ subsidieregeling. Een maatjesproject voor mensen met psychiatrische, dit is een samenwerkingsproject van Activite en Rivierduinen. De Vriendendienst beoogt de vermaatschappelijking weer op gang te brengen door een brug te slaan tussen mensen met een psychiatrische achtergrond en de maatschappij. Deze dienst is georganiseerd op het niveau van de subregio. Het aantal koppels bedraagt in Leiden en omgeving 70, in de Duin- en Bollenstreek 70 en in Rijnland 60. (Wachtlijst ggz cliënten, Leiden e.o. 97, Duin- en Bollenstreek 17 en Rijnstreek 18) Toegekende subsidie 2014: 154.420, regionale bijdrage € 154.418 Commentaar Beleidsplan GGZ subsidies 2011-2014 ZHN In het licht van de uitgangspunten, criteria en prioriteiten in dit beleidsplan kan het volgende worden gesteld. Uitgangspunten: Focus op preventie Deze focus is inherent aan de activiteiten die zijn gesubsidieerd. Focus op het bevorderen van participatie In hoeverre participatie daadwerkelijk is bevorderd, valt niet uit de verslagen en aanvragen te herleiden. Het gaat hier deels om een effect dat nauwelijks meetbaar is. Voldoende voorzieningen Vooral bij de Vriendendienst is soms sprake van wachtlijsten die in de afgelopen periode uiteenliepen van ongeveer 100 tot 170 voor de hele regio. Bij sommige activiteiten, groepsbijeenkomsten en cursussen was geen sprake van wachtlijsten, soms zelf van te weinig deelnemers. In die gevallen werd conform de afspraken de inhoud van de activiteiten aangepast of werden andere activiteiten uitgebreid die juist te veel deelnemers hadden. De overige activiteiten zoals de inloop bij het Inloophuis kennen geen inschrijving of iets dergelijks en dus ook geen wachtlijsten. Samenwerking met andere beleidsterreinen in de keten. Ten aanzien van de activiteiten die in deze regeling worden gesubsidieerd geldt dat in de afgelopen periode permanent samengewerkt is met het GGZ Informatiepunt , Rivierduinen en het Zorgvragersoverleg. Bij de vriendendienst werkt Rivierduinen samen met Activite. Over de bredere samenwerking buiten deze specifieke activiteiten is geen
4
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
kwantitatieve informatie beschikbaar in de rapportages en verantwoordingen. Wel is bekend dat regelmatig contact is tussen deze organisaties en organisaties als de Binnenvest (daklozen), GGD en de verslavingszorg. Aandacht voor voorlichting, advies en clientenondersteuning. De meeste activiteiten nemen deze vorm aan of behoren bij de doelstelling van de organisatie (Zorgvragersoverleg) of de doelstelling van de activiteit. Criteria: Wmo is maatschappelijke ondersteuning en geen behandeling. De activiteiten hebben een preventief karakter. Integraal afgewogen aanbod (samenwerking) Samenwerking met andere organisaties die zich richten op de meest kwetsbare groepen in de samenleving heeft in de afgelopen periode regelmatig plaatsgevonden. Van samenwerking met organisaties op aangrenzende terreinen is in de verslagen weinig terug te vinden. Regionaal karakter De activiteiten hebben een regionaal karakter omdat ze deels verspreid in de regio worden aangeboden. Daarnaast hebben de activiteit een openbaar karakter en is ook de voorlichting gericht op inwoners uit de regio. Voor zover de cijfers bekend zijn, is de deelname bij activiteiten als onder meer KOPP, Triple-P, Plezier op school verspreid. Bij veel activiteiten ontbreken concrete gegevens over de gemeente van afkomst, omdat deze niet worden geregistreerd. Professionaliteit. De professionaliteit wordt bepaald door de opleidings- en ervaringseisen die aan begeleiders en vrijwilligers worden gesteld. Bij Rivierduinen is sprake van landelijk bepaalde opleidingseisen, bij de overige organisaties wordt veelal gewerkt met “ervaringsdeskundigen” die professioneel worden begeleid. Prioriteiten: Preventie voor hoog risicogroepen centraal Alle activiteiten richten zich primair op inwoners met een psychiatrisch verleden of achtergrond. Contact centraal in proces van rehabilitatie en empowerment. In de gesubsidieerde activiteiten staat uiteraard contact centraal, in hoeverre daadwerkelijk sprake is van rehabilitatie en empowerment valt niet af te leiden uit de rapportages. Aandacht voor cliëntenparticipatie. Alle organisaties hebben hiervoor aandacht. Dit gebeurt door cliëntenraden, familiebeleid, tevredenheidsonderzoeken en klachtenprocedures. De activiteiten zijn deze jaren in overeenstemming met de subsidieaanvraag en daarop toegekende subsidie uitgevoerd. Wel hebben bij Rivierduinen binnen het segment (Collectieve preventie GGZ voor volwassenen en ouderen en binnen Collectieve preventie GGZ kinderen en jeugd) in sommige jaren verschuivingen plaatsgevonden, indien bijvoorbeeld er te weinig animo was voor een bepaalde activiteit en te veel animo voor een andere activiteit, of omdat actuele ontwikkelingen een andere inzet nodig maakten. Conclusie Hoewel de activiteiten grotendeels voldoen aan het meergenoemde beleidsplan GGZ en volgens de subsidieregels zijn uitgevoerd, valt op dat in de rapportages weinig aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de activiteiten zelf en de effecten daarvan. Er is in de rapportages weinig aandacht voor gewenste effecten als rehabilitatie en empowerment, en de gewenste toename van de participatie van deelnemers. Overigens is deze sector hierin bepaald geen uitzondering.
5
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
3. Financieel In de afgelopen jaren zijn de volgende bedragen ter verdeling in rekening gebracht bij de deelnemende gemeenten. Deze bedragen wijken af van de door de gemeente Leiden verleende subsidie omdat Leiden ten behoeve van de gezamenlijke vestiging van het Inloophuis Psychiatrie, het GGZ Informatiepunt en het Zorgvragersoverleg tot en met 2016 een extra financiële bijdrage verstrekt, het Zorgvragersoverleg extra middelen verstrekt en ook aan Rivierduinen ten behoeve van het project Edit, voor Kind en Jeugd subsidie verstrekt. Daarnaast wijkt de vastgestelde subsidie soms af van de toegekende subsidie. Tabel 1 Bijdragen regiogemeenten.
Organisatie Rivierduinen Inloophuis Psychiatrie GGZ Informatiepunt Zorgvragersoverleg Vriendendienst Totaal
2011 283.936 82.500
2012 283.936 82.500
2013 272.637 83.200
2014 272.637 83.200
97.760
97.760
97.000
97.000
72.099 154.437 690.732
72.099 154.418 690.731
68.362 154.418 675.617
68.362 154.418 675.617
De regionale bijdrage vanaf 2013 is lager omdat Kaag en Braasem vanaf 2013 niet meer meebetaalde aan de gemeenschappelijke voorzieningen. De subsidies aan de instellingen zelf door de gemeente Leiden zijn als volgt vastgesteld. Tabel 2 Vastgestelde subsidies
Organisatie Rivierduinen* Inloophuis Psychiatrie GGZ Informatiepunt Zorgvragersoverleg Vriendendienst
2011 261.313 83.200
2012 305.741 83.200
2013 285.024 134.831
2014 291.123 83.200
97.000
97.000
102.798
93.942
70.425 154.411
127.700 154.411
123.100 154.418
123.100 154.420
666.349
768.052
800.171
745.785
De gemeente Leiden heeft als de subsidie hoger werd vastgesteld het verschil zelf bekostigd. De afrekening aan de regiogemeenten was meestal conform het op basis van de begroting in rekening gebrachte bedrag. Een deel van de hogere subsidie voor het Inloophuis, GGZ Informatiepunt en het Zorgvragersoverleg heeft te maken met de extra huisvestingsbijdrage die de gemeente Leiden betaalt sinds 2012, vanwege de noodzakelijke verhuizing van deze organisaties naar een nieuw pand op de Hooigracht. Voor het oude pand werd geen huur betaald, maar was sprake van een gebruikersvergoeding. Voor het nieuwe pand wordt marktconforme huur betaald. In 2012 is regionaal een extra projectsubsidie verleend van 58.000 aan het Zorgvragersoverleg door de gemeente Leiden. Voor deze subsidie wordt jaarlijks nagegaan of er voldoende budget op de Leidse begroting is. Tabel 3 Uitsplitsing vastgestelde subsidiebedragen Rivierduinen excl. vriendendienst
Activiteit Voorlichting informatie en advies Vroegdetectie volwassen en
2011 84.504
2012 82.248
2013 75.442
2014 58.986
17.832
47.715
56.959
26.318
6
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
ouderen Regie op gezond leven Vroegdetectie kinderen en jeugd Uitgesplitst: KOPP Triple P Plezier op school
35.411
45.319
40.666
77.583
139.758
177.294
175.080
164.901
42.720 56.498 31.328
28.476 56.500 31.331
25.379 56.496 30.081
28.480 70.530 29.612
De vastgestelde subsidiebedragen verschillen van zowel de toegekende subsidiebedragen als de bijdragen van de gemeenten in de regio. Zoals gezegd, vinden activiteiten soms geen doorgang bij gebrek aan belangstelling of andere organisatorische redenen, dan is de resterende subsidie gebruikt voor andere activiteiten binnen de collectieve preventie voor volwassenen en ouderen waar juist meer belangstelling voor was. Dit geldt ook voor de bedragen bij Vroegdetectie Kinderen en Jeugd. Conclusie: De regionale subsidies zijn binnen de tevoren vastgestelde financiële kaders gebleven, meerkosten zoals de extra huisvestingskosten, extra projectgelden zijn door de centrumgemeente betaald.
4. De gemeenschappelijke regeling zelf1. De gemeenschappelijke regeling GGZ subsidies is ingegaan per 1 januari 2011. De regeling heeft tot doel het in stand houden van Collectieve Preventie GGZ met een breed aanbod van GGZ preventie-activiteiten onderscheiden naar die voor kinderen en jeugd en die voor volwassenen en ouderen en de instandhouding van de Vriendendienst. De gemeente Leiden treedt op als centrumgemeente en draagt zorg voor de subsidieverlening aan de instellingen en de facturering aan de deelnemende gemeenten. Het overleg, de rapportages en evaluatie vindt plaats in samenspraak met de deelnemende gemeenten. De sturing op deze activiteiten vindt plaats volgens de Algemene Subsidieverordening 2012 van de gemeente Leiden en is vooral gericht op de activiteiten in relatie tot de beoogde resultaten en doelstellingen. Binnen de gemeente Leiden is een ontwikkeling gaande waarbij wordt bezien of in samenspraak met de betrokken instellingen en hun partners meer naar de effecten van de activiteiten kan worden gekeken. Dit is leerproces dat met vallen en opstaan moet worden doorlopen. Deze regeling kan op enkele punten worden verbeterd en aangescherpt, maar deze verbeteringen moeten ook worden bezien tegen de achtergrond van de ontwikkelingen die in de nieuwe Wmo hebben plaatsgevonden en mogelijk zullen plaatsvinden. Wij zien de volgende verbeterpunten in de regeling zelf: o Overwegingen: Deze moeten worden aangepast aan de inhoud van de nieuwe Wmo die per 1 januari 2015 is ingevoerd. Daarnaast moet expliciet worden verwezen naar een inhoudelijk beleidskader waarop deze regeling is/wordt gebaseerd en de daarin gehanteerde criteria, uitgangspunten en prioriteiten. o Artikel 1, lid 3 en artikel 3. Het is niet vanzelfsprekend dat de gemeente Leiden de regeling uitvoert. De 1
Een gemeenschappelijke regeling waarin een centrumgemeente wordt aangewezen, wordt ook wel een gemeenschappelijke regeling met een lichte constructie genoemd. Het grootste verschil tussen een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam zoals de RDOG en een 'lichte constructie' is het niet hebben van een eigen ambtelijke organisatie. Taken worden dus ondergebracht in een al bestaande gemeentelijke organisatie. Het bevoegde gezag van die gemeente (raad, college, burgemeester) is ook voor de gemeenschappelijke regeling het bevoegde gezag.
7
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
o
o
gemeente zou deze taak na zo veel jaren graag aan een andere gemeente overdragen. Voor de uitvoering van deze taak wordt 0,1 fte in rekening gebracht bij de deelnemende gemeenten. Door fusies van gemeenten is het aantal gemeenten afgenomen, maar de omvang van sommige gemeenten zo gestegen dat deze vergelijkbaar is met die van Leiden. Onlangs gefuseerde gemeenten zijn Alphen aan den Rijn, Katwijk en Teylingen. Artikel 4 lid 2, indexering. Deze bepaling is onduidelijk: stellen de deelnemende gemeenten een indexering vast, dan wordt de indexering/accres van de centrumgemeente gevolgd. Als Leiden een index van 0 gebruikt als een generieke korting op alle subsidies, dan ontstaat een probleem. Gelet op de aard van de regeling moet deze indexering los worden gezien van de toepassing van indexeringen door afzonderlijke gemeenten op hun lokale subsidies. In een eventuele nieuwe regeling kan worden opgenomen dat een landelijke index die periodiek wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau van de Statistiek (bijvoorbeeld de index consumptieprijzen) wordt gehanteerd. Artikel 7 Toetreding en uittreding. In de afgelopen jaren is het voorgekomen dat één of meer gemeenten te kennen gaven niet te willen bijdragen aan een bepaalde activiteit. Hierbij ontstane frictiekosten komen voor rekening van de uittredende gemeenten. Tot nog toe is de bijdrage gekort op de subsidies. Dit wordt van geval tot geval bezien en is afhankelijk van de bereidheid van de overige gemeenten om extra te financieren. Er waren nauwelijks frictiekosten omdat het ging om relatief kleine bijdragen. Toch zijn dit signalen dat regiogemeenten in toenemende mate bij de beoordeling van de subsidies kijken naar het concrete gebruik/nut voor de eigen inwoners. Er zijn echter specialistische activiteiten, waar niet zoveel cliënten zijn, het kan dan voorkomen dat in het ene jaar geen enkele inwoner van een bepaalde gemeente deelneemt, maar in andere jaren wel. In die gevallen speelt de vraag of zo’n activiteit beschikbaar moet zijn voor de cliënten, ofschoon de deelname vanuit een of meer specifieke gemeenten in een bepaald jaar gering of nihil is. In het geval dat een gemeente afziet van een bijdrage van een activiteit, lijkt het logisch om ook de activiteit in de gemeente zelf stop te zetten en als consequentie te bepalen dat de betreffende activiteit niet is bedoeld voor inwoners uit die gemeente. Dit zal echter vaak een dode letter zijn omdat het zeer kostbaar is om dit te controleren. Dit probleem kan worden opgelost door de afspraak dat gemeenten toezeggen dat zij, als ze deelnemen aan de regeling zij dit, in principe, voor een aantal jaren doen. Na een aantal jaren kan elke gemeente bepalen of zij nog willen doorgaan. Indien vanwege plotselinge bezuinigingen een gemeente toch wil uittreden, blijven de bestaande regels van kracht. Sinds een aantal jaren valt ook een tendens waar te nemen om activiteiten te financieren door gemeenten op sub regionaal niveau, de Duin- en Bollenstreek, de Leidse regio en Rijnland. De huidige regeling voorziet niet in die mogelijkheid. De regeling zou zodanig moeten worden aangepast dat dit mogelijk wordt. Het ligt bij dergelijke financiering op sub regionaal voor de hand dat de sub regio zelf een gemeente uit haar midden aanwijst voor de subsidieverlening en administratieve afhandeling, rapportages en de evaluatie. Conclusie: Gemeenten die deelnemen aan de regeling zouden zich in principe voor drie of vier jaren vast moeten leggen. Na deze jaren zou het te subsidiëren aanbod en de bijbehoren resultaten opnieuw ter discussie moeten worden gesteld en zou er een nieuwe subsidiering
8
Evaluatie GGZ regeling, versie 20-10 06b evaluatie ggzregeling.docx
moeten worden vastgesteld. -
Naast een aantal technische veranderingen zou de GGZ subsidieregeling de mogelijkheid moeten hebben om bepaalde activiteiten per subregio te subsidiëren. Bezien moet worden welke activiteiten worden gesubsidieerd op het niveau van de subregio.
Tot slot: In de concept notitie Preventie GGZ staan voorstellen voor nieuwe uitgangspunten en een nieuwe indeling in activiteiten, die zijn gebaseerd op nieuwe ontwikkelingen als gevolg van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning in 2015. Ten aanzien van de huidige activiteiten is het voorstel daarin om de activiteiten voor Kind en Jeugd op een andere manier te financieren, als onderdeel van de contracten met de Jeugdhulp aanbieders. Wij stellen voor om de wijzigingen van de GGZ-subsidieregeling te verbinden met deze notitie en een nieuwe regeling, aangepast aan deze notitie en rekening houdend met de opmerkingen bij deze regeling in onderhavige evaluatie, per 1 januari 2017 te laten ingaan. Dat zou dan ook moeten gelden voor de Collectieve preventie voor kinderen en jeugd.
9
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Inloopfunctie GGZ Rivierduinen
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente De uitvoering van de OGGZ is vanuit het rijk voornamelijk bij centrumgemeente Leiden neergelegd. In de Wmo 2015 is de inloop GGZ ondergebracht. Daar waar mogelijk zal regionale samenwerking en afstemming verkregen moeten worden over de inloopfunctie GGZ waar personen met een psychiatrische aandoening, die niet in een instelling verblijven en waarvoor een algemene lokaal gerichte inloop onvoldoende is, terecht kunnen. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
16/12
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
1. Naar aanleiding van bijgaande notitie over de GGZ inloop Rivierduinen voor 2016 de daarin genoemde vijf uitgangspunten over te nemen. 2. Rivierduinen te verzoeken haar toekomstmodel verder uit te werken met in achtneming van de vijf uitgangspunten en de huidige inloopfuncties alleen in te zetten voor de doelgroep Wmo en de inloopfunctie binnen het Theehuis af te bouwen. Dit te doen met de betrokken gemeenten. 3. Ter overbrugging de subsidie aan Rivierduinen nog toe te kennen voor een half jaar (tot 1 juli 2016) onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de huidige inloopfuncties zijn afgebouwd dan wel zijn omgevormd naar de doelgroep Wmo en dat men daarbij samenwerkt met andere instellingen. Dat de subsidie aan Rivierduinen wordt gedragen door die regiogemeenten waartoe bezoekers van de huidige inlopen behoren. De subsidie wordt pas toegekend wanneer Rivierduinen aantoont wie en waarom hij/zij de inloop bezoekt en of diegene ook valt onder de doelgroep zoals bepaald onder 1.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
In de Wmo 2015 is de inloop GGZ vanuit de AWBZ opgenomen. Voor 2015 is aan Rivierduinen hiervoor subsidie verleend onder ondermeer de voorwaarde dat zij zich zullen vernieuwen. Door Rivierduinen is een toekomstmodel inloopfunctie gepresenteerd. Nader overleg en uitwerking in samenwerking met de betrokken gemeenten is noodzakelijk. Om het toekomstmodel nader uit te werken is een regiovisie op de GGZ inloop noodzakelijk. In een memo zijn vijf uitgangspunten opgesteld die richting gegeven aan de invulling van de GGZ inloop voor inwoners die daarvoor in het kader van de Wmo aanspraak op zouden kunnen maken. Nog niet van toepassing
9.
Financiële gevolgen
X niet van toepassing Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel
2
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Relevante regelgeving: Wet maatschappelijke ondersteuning Eerdere besluitvorming: begeleiding MO, Inloop functie en Convenant, besluit 28/11/14
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 16 december 2015 9.30 – 12.00 uur Gemeentehuis Zoeterwoude 07
Onderwerp: Inloopfunctie GGZ Rivierduinen Beslispunten: 1. Naar aanleiding van bijgaande notitie over de GGZ inloop Rivierduinen voor 2016 de daarin genoemde vijf uitgangspunten over te nemen. 2. Rivierduinen te verzoeken haar toekomstmodel verder uit te werken met in achtneming van de vijf uitgangspunten en de huidige inloopfuncties alleen in te zetten voor de doelgroep Wmo en de inloopfunctie binnen het Theehuis af te bouwen. Dit te doen met de betrokken gemeenten. 3. Ter overbrugging de subsidie aan Rivierduinen nog toe te kennen voor een half jaar (tot 1 juli 2016) onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de huidige inloopfuncties zijn afgebouwd dan wel zijn omgevormd naar de doelgroep Wmo en dat men daarbij samenwerkt met andere instellingen. Dat de subsidie aan Rivierduinen wordt gedragen door die regiogemeenten waartoe bezoekers van de huidige inlopen behoren. De subsidie wordt pas toegekend wanneer Rivierduinen aantoont wie en waarom hij/zij de inloop bezoekt en of diegene ook valt onder de doelgroep zoals bepaald onder 1. Inleiding: In de Wmo 2015 zijn de voormalige binnen de AWBZ gefinancierde taken met betrekking tot de inloop GGZ ondergebracht. De GGZ inloop is voor personen met een psychiatrische aandoening die niet in een instelling verblijven. Het budget dat daarvoor in de AWBZ werd besteed is zonder korting in de Wmo opgenomen. Door Rivierduinen is aangegeven bij de gemeenten dat zij deze inloop organiseerden. Door hen is voor 2015 subsidie gevraagd en verkregen. Uitgegaan is daarbij van het budget dat Rivierduinen kreeg van het zorgkantoor over 2014 minus een korting. Voorwaarde bij deze toekenning was onder meer dat Rivierduinen duidelijkheid zou verstrekken over wie gebruik maken van de inloop en dat er vernieuwingen in de opvang zouden worden doorgevoerd. In een overleg van 26 oktober jl. tussen een aantal bestuurders van Rivierduinen en de portefeuillehouders van Leiden, Noordwijkerhout en Oegstgeest is door Rivierduinen een toekomstmodel gepresenteerd voor de inloopfunctie (deze is als bijlage toegevoegd). Rivierduinen komt met een drietal varianten binnen de inloop: 1. Een gespecialiseerde inloop waar bezoekers terecht kunnen met een langer durende psychiatrische problematiek, die veelal geïsoleerd leven en die niet of moeizaam integreren bij andere voorzieningen. 2. Een algemene inloop voor een brede doelgroep kwetsbare bewoners, waarbij het gaat om een algemene voorziening voor burgers die een mate van veiligheid of een vangnet nodig hebben.
4
3. Consultatie aan bestaande inloopvoorzieningen waar een ‘kleurenmenger’ in een bestaande wijkvoorziening tijdelijk inzetbaar is om kwetsbare burgers met psychiatrische (gedrags)problemen bij te staan. Voor 2016 wil men samen met de gemeenten deze varianten voor de inloop verder uitwerken. Ondertussen wil men de huidige locaties (Flevoweg, Theehuis, Noordwijkerhout, de Poolster en het Creatief atelier) ook in 2016 handhaven en daarvoor aan de deelnemende gemeenten een subsidie vragen. In hun begroting voor 2016 van deze inlopen heeft men, daar waar mogelijk, bezuinigingen doorgevoerd op de huisvestingslasten en cliëntgebonden kosten (koffie en theevoorziening). Een formele subsidieaanvraag is echter nog niet ingediend. Nadat de bestuurders van Rivierduinen en eerder genoemde portefeuillehouders bij elkaar zijn geweest is een memo opgesteld over de GGZ inloop van Rivierduinen en zijn daarin uitgangspunten gedefinieerd over: - de inloopfunctie an sich, - de verantwoordelijkheid van de gemeenten voor inwoners met langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende problematiek die niet in een inrichting verblijven, - de solidariteit van de regio gemeenten, - het toekomstmodel van Rivierduinen binnen de ontwikkelingen in het lokale sociale domein, - een mogelijke financieringsvorm van het toekomstmodel. Daarnaast zijn een aantal voorwaarden genoemd voor een eventuele subsidiering van de inloop GGZ van Rivierduinen voor 2016. Beoogd effect: Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een inloopfunctie waar ook personen met een psychiatrische aandoening, die niet in een instelling verblijven en waarvoor een algemene lokaal gerichte inloop onvoldoende is, terecht kunnen. Daar waar mogelijk is regionale solidariteit wenselijk. Argumenten: 1. Huidige lokale en sub-regionale inlopen zijn zich aan het ontwikkelen In het afgelopen jaar is een verdergaande ontwikkeling van inlopen op wijk- of stadsniveau te zien, waarbij bestaande inlopen worden samengevoegd en verschillende doelgroepen zich mengen. Deze inloopfuncties moeten zo dicht mogelijk aanwezig zijn bij de bezoekers en met de buurt verbonden zijn. 2. De verantwoordelijkheid van de gemeente In die ontwikkeling zouden ook de personen met een psychiatrische stoornis en daarmee samenhangende problematiek en die niet in een instelling verblijven terecht moeten kunnen. Voor die inwoners is namelijk de gemeente in het kader van de Wmo verantwoordelijk, zij willen immers dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en voor wie daar een steuntje in de rug bij nodig heeft kan een inloop worden een probate ondersteuning zijn. Onduidelijk blijft of de bezoekers van de huidige inlopen van Rivierduinen tot deze doelgroep behoren. Het alszodanig vaststellen van de doelgroep zoals hier aangegeven is strijdig met de visie die Rivierduinen heeft op haar inlopen. Zij zien namelijk de inloop vooral als startpunt dan wel steun in de rug in de overgangsfase naar zelfstandigheid van hun klinische patiënten of als voorziening om terugval te voorkomen. 3. Solidariteit in de regio In het afgelopen jaar hebben een aantal gemeenten in Holland Rijnland stappen gezet om te komen tot meer algemene inloopfuncties waarvan verschillende doelgroepen gebruik kunnen maken, waarin verschillende instellingen samenwerken en ook andere functies in ondergebracht worden. 5
In de regio zijn naast de inloop van Rivierduinen ook al andere voorzieningen aanwezig. Zo is er het Inloophuis Psychiatrie in Leiden dat vooral ’s avonds open is en de inloopfunctie de Brug in Katwijk. In Alphen aan den Rijn is de inloop meegenomen in de aanbesteding voor de Wmo 2015. De gemeente Nieuwkoop is bezig met een eigen inloop waarin ook deze doelgroep wordt opgenomen. Het gezamenlijk financieren van de GGZ inloop van Rivierduinen binnen Holland Rijnland mist draagvlak gezien de verschillende lokale en sub regionale ontwikkelingen. Daarnaast is het moeilijk te verkopen om nu voor de derde maal een subsidie aan Rivierduinen voor te stellen onder voorwaarden. Met het eind oktober 2015 presenteren van een globaal toekomstmodel, dat grotendeels nog geënt is op de bestaande situatie, en het feit dat een exact beeld van wie nu gebruik maakt van de inlopen nog steeds ontbreekt, draagt daaraan ook niet bij. 4. Nadere uitwerking toekomstmodel Rivierduinen Het blijft de vraag of het door Rivierduinen gepresenteerde toekomstmodel past binnen de doelgroep waarvoor gemeenten zich verantwoordelijk achten. Duidelijkheid daarover is noodzakelijk. De expertise van Rivierduinen binnen meer algemene inlopen voor de specifieke doelgroep is van belang. Of een gemeente/sub regio behoefte heeft aan een meer gespecialiseerde inloop is afhankelijk van de lokale situatie en de aanwezigheid van de doelgroep. Nadere uitwerking van he toekomstmodel in samenwerking met de gemeenten en andere instellingen zal in het eerste half jaar van 2016 moeten plaatsvinden. In die uitwerking zal ook het voortbestaan van de huidige inlopen moeten worden bezien. Met name de inloop in het Theehuis vraagt om een nadere bezinning. 5. Financiering Binnen de AWBZ werd de GGZ inloop gefinancieerd op basis van uren openstelling per week. In de Prestatiebeschrijvingen en tarieven dagbesteding en vervoer AWBZ van de Nederlandse Zorgautoriteit werd voor 2014 een maximum tarief van € 3.866,43 per uur openstelling per jaar aangegeven. Het was daarbij aan de betreffende zorgkantoren om dit tarief vast te stellen. Door Rivierduinen is aangegeven dat zij ooit met het zorgkantoor hadden afgesproken dat het aantal bezoekers ook leidend was bij de uiteindelijke financiering. Voor het vervolg van de inloopfuncties kan het raadzaam zijn om de voormalige tarifering onder de AWBZ te gaan volgen. Of daarbij dan ook het aantal bezoekers moet worden gevolgd is de vraag. Juist door het aantal uren opstelling te volgen kunnen instellingen inventief zijn door bijvoorbeeld naast professionals ook vrijwilligers/de buurt e.d. in te zetten. Voor bezoekers waarvoor extra steun noodzakelijk is zal mogelijk in deze algemene voorziening maatwerk moeten worden geleverd met de daarbij dan behorende financiering. Vervolg subsidiering 2016 Rivierduinen: Geconstateerd kan worden dat verandering van de subsidiegrondslag voor Rivierduinen op deze korte termijn eigenlijk niet meer mogelijk is. Stoppen van de subsidiering per 1 januari 2016 zou wel kunnen, immers er is het laatste jaar onder voorwaarden twee maal voor een half jaar gesubsidieerd, maar is eigenlijk geen optie. Bezoekers kunnen dan nergens heen en dat leidt mogelijk tot zeer vervelende situaties van betrokkenen maar mogelijk ook voor familie en buurt. Door alle ontwikkelingen is solidariteit binnen de regio niet meer aanwezig. Met inactneming van de uitgangspunten genoemd in bijgaande memo en de daaruit voortkomende voorwaarden is het te overwegen om Rivierduinen een half jaar subsidie te verstrekken voor de GGZ inlopen voor alleen de bezoekers die vallen on de doegroep zoals die is gedefinieerd. De gemeenten/sub regio’s waaruit dan bezoekers komen zouden dan die financiering op zich kunnen nemen.
6
Financiën: Binnen het budget dat in 2015 vanuit de AWBZ voor de GGZ inloop is overgeheveld is sprake van een tweetal deelbudgetten. Van de in totaal € 51 miljoen was € 47 miljoen bestemd voor alle gemeenten en € 4 miljoen voor de centrumgemeenten. Uit die € 47 zou de inloop voor GGZ voor personen met een psychiatrische aandoening die niet in een instelling verblijven moeten worden bekostigd. Het bedrag voor de centrumgemeenten zou met name ingezet moeten worden voor de inloop van personen waarvoor de centrumgemeenten specifiek verantwoordelijk is. Binnen de huidige Wmo-budgetten kan dus gesteld worden dat er middelen voorradig zijn voor specifiek de GGZ inloop. Echter nadrukkelijk is wel gesteld dat het aan de gemeenten zelf is hoe zij deze middelen inzetten. Met het één op één inzetten van de middelen voor de GGZ inloop van Rivierduinen zijn de mogelijkheden voor de gemeenten beperkt om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Door nu Rivierduinen specifieke voorwaarden op te leggen kan vernieuwing en duidelijkheid worden geschapen en ontstaan mogelijk kansen om ook andere initiatieven binnen de Wmo-middelen mogelijk te maken. De bekostiging van de GGZ inloop verliep onder de AWBZ naar een vast tarief per uur openstelling per jaar. Voor 2014 was dat maximum tarief € 3.866,43. Voor 2015 was het totaal aantal uren dat Rivierduinen in de verschillende locaties open was 140 uur per week. Overigens ontving Rivierduinen in 2014 van het zorgkantoor € 1.209.055 voor de desbetreffende inlopen. Subsidie aan Rivierduinen voor 2016 kan ps worden vastgesteld na verkregen duidelijkheid over de bezoekersaantallen. In ieder geval zal niet meer dan het bedrag van de tweede helft van 2015 kunnen worden gevraagd. Evaluatie Niet aan de orde Bijlage: 1. Presentatie Rivierduinen ‘Toekomstmodel inloopfunctie’ 26 oktober 2015 2. Memo voorstel GGZ inloop Rivierduinen voor 2016
7
Toekomstmodel inloopfunctie Waarom, wie, wat, waar, wanneer en hoe
26 oktober 2015
Definitie inloopfunctie (Nza) De deelnemers aan de inloopfunctie hoeven in tegenstelling tot de educatieve, recreatieve en arbeidsmatige activiteiten geen cliënten te zijn. De inloopfunctie wordt beschouwd als de meest laagdrempelige functie in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten. Het gaat hierbij dan ook vooral om de beschikbaarheidfunctie. Er is geen indicatie vereist voor deze prestatie. In de praktijk komen en gaan deelnemers op het moment dat daaraan behoefte bestaat.
Voor een dergelijke functie is dan ook niet het aantal bezoekers(uren) van belang als wel de openstelling van de functie. Over het algemeen is tijdens de openingsuren van de inloopfunctie altijd minimaal een begeleider aanwezig.
2
Voorbeeld casuïstiek De inloopfunctie is geen doel op zich, maar een middel om de bezoekers te activeren. Met de inloop willen wij bezoekers helpen bij het vinden van een sociaal netwerk en aansluiting in de maatschappij. Om isolement te voorkomen en de cliënt het gevoel te geven van zingeving en herstel. Het gaat met name om sociale contacten, het verkrijgen van informatie over (dag)activiteiten, (vrijwilligers)werk en activering.
Gerry (55 jaar) heeft een persoonlijkheidstoornis. Ze ontvangt behandeling bij een GGZ-instelling en begeleiding thuis. Gerry zou in een sociaal isolement leven als zij geen gebruik kon maken van de inloop. Gerry komt voornamelijk naar de inloop voor de sociale contacten, leest de krant en speelt graag een spelletje. Gerry voelt zich veilig binnen de inloop tussen haar lotgenoten; ze kan er haar verhaal kwijt. De inloop geeft structuur aan Gerry’s leven. Buiten de inloopfunctie, neemt Gerry twee keer per week deel aan een activiteit. Ook neemt zij af en toe de rol van gastvrouw op zich. Zodra het minder goed gaat met Gerry, geeft de begeleiding van de inloop direct een signaal aan haar behandelaar. Deze behandelaar kan hierop inspelen en terugval voorkomen.
Uit: onderzoek HHM in opdracht ministerie VWS, 2011
3
Voorbeeld casuïstiek Veel bezoekers hebben moeite met het structureren van hun dagelijkse bezigheden, bevinden zich in een sociaal isolement en hebben een laag zelfvertrouwen.
Luuk (61 jaar) is gescheiden en heeft twee dochters waarmee hij regelmatig contact heeft. Luuk is al jaren in behandeling binnen de GGZ en was op het moment dat hij gebruik ging maken van de inloop bijna een jaar dakloos. Luuk bezoekt de inloop dagelijks om zijn dag op te starten, net zoals vroeger toen hij nog naar zijn werk ging. Ook heeft hij in de afgelopen jaren een taak verworven in de inloop. Luuk zorgt ervoor dat elke dag de gratis kranten aanwezig zijn in de inloop. Ook is hij spreekbuis tussen de cliëntenraad en de deelnemers van de inloop. Dit geeft hem het gevoel nodig te zijn en geeft hem een gevoel van eigenwaarde. Zo houdt Luuk zich staande.
4
Voorbeeld casuïstiek
Vera is van nature een vrolijke, jonge vrouw met een goede opleiding. Ze had een leuke baan en ook een grote vriendenkring. De scheiding van haar ouders, het overlijden van haar zus en het verlies van haar baan in een relatief korte tijd, zorgden ervoor dat Vera in een depressie kwam, gecombineerd met angsten. Ze verloor veel van haar vrienden en raakte in een isolement. Vera is momenteel onder behandeling bij een GGZinstelling. Ze volgt daar dagbehandeling en probeert haar leven weer op de rit te krijgen. Vera worstelt met de leegte van de dagen en mist contacten buiten de dagbehandeling. Aarzelend en enigszins gespannen besluit ze gebruik te maken van de inloop. Na verloop van tijd voelt Vera zich steeds meer op haar gemak en draait ze mee met diverse activiteiten. Inmiddels heeft Vera haar dagen naast de dagbehandeling goed gevuld en zit ze een stuk beter in haar vel. Dit heeft ook een positief effect op haar behandeling. Vera en haar begeleider zijn aan het kijken naar geschikt vrijwilligerswerk.
5
Wat ging hieraan vooraf
Vergoeding inloopfunctie AWBZ 2014: € 1.209.055,-
GGZ Inloopfunctie viel buiten de transitie AWBZ naar WMO gemeenten Laatste kwartaal 2014 overleg ambtenaren gemeenten Lisse, Katwijk, Oegstgeest, Leiden en overkoepelend Holland Rijnland Subsidie 1e helft 2015: € 447.500,- (korting van € 157.027,50 t.o.v. 2014)
Begin 2015: werkbezoek gemeenten aan inloopfuncties GGZ Rivierduinen Bespreekpunten toekomstmodel: inloopfunctie in de wijk, beperken huisvestingskosten en ontwikkelen brede algemene inloopfunctie
Subsidie 2e helft 2015: € 297.500,- (korting van € 307.027,50 t.o.v. 2014) Totale subsidie 2015: € 745.000 Totale korting 2015 op financiering GGZ Inloopfunctie € 464.055,-/38% t.o.v. vergoeding AWBZ 2014
6
Drie varianten inloopfuncties 1. Gespecialiseerde inloop met name voor bezoekers met langer durende psychiatrische problematiek, die veelal geïsoleerd leven en die niet of moeizaam zullen integreren bij andere voorzieningen. Doel is om de bezoekers te laten toegroeien naar de 3e trede van de participatieladder (deelname georganiseerde activiteiten).
2. Algemene inloop centrale locatie, toegankelijk voor een brede doelgroep: kwetsbare wijkbewoners. Een beschermde maar algemene voorziening voor die burgers die nog een mate van veiligheid of een vangnet nodig hebben. Doel is om de bezoekers te laten toegroeien naar reguliere maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk.
3. Consultatie aan bestaande inloopvoorzieningen een ‘kleurenmenger’ helpt tijdelijk (3-6 maanden) om een bestaande voorziening in de wijk toegankelijk en benut te krijgen voor kwetsbare burgers met psychiatrische (gedrags)problemen. Doel is om voor deze doelgroep een plek te creëren binnen de inloop en de (vrijwillige) medewerkers te trainen om hiermee om te kunnen gaan. Hierna houdt de kleurenmenger een vangnet-/consultatiefunctie.
7
Huidige inloopvoorzieningen GGZ Rivierduinen Gespecialiseerde inloopvoorzieningen (hele regio) - Theehuis in Oegstgeest - Inloophuis in Noordwijkerhout Algemene inloopvoorzieningen - Huizen van de buurt ‘De kooi’ en ‘Op eigen wieken’ in Leiden in samenwerking met Libertas (voormalig Movens Flevoweg) - Creatief atelier in Lisse (accent op ‘doen’) - De Poolster in Katwijk (wens voor nieuwe, centralere locatie en samenwerking ketenpartner) - In gesprek met gemeenten over algemene voorziening in Noordwijkerhout in samenwerking met andere ketenpartners
8
Toekomst Verder uitbouwen consultatie aan bestaande inloopvoorzieningen - In gesprek met Activite voor locatie in Sassembourg - In gesprek met Marente over voorziening in Oegstgeest
9
Begroting 2015
Flevoweg
Theehuis
Noordwijkerhout
Ontvangen van zorgkantoor* 2014
€ 571.804
€ 496.022
€ 141.229
Inkomsten 2015 obv afspraken 1-1-2015
€ 365.000
€ 335.000
€ 135.000
Inkomsten 2015 obv afspraken 1-7-2015
-€ 65.569
-€ 60.180
-€ 24.251
de Poolster
Creatief atelier
Subtotaal € 1.209.055
€ 25.000
€ 35.000
€ 895.000 -€ 150.000
Inkomsten 2015
€ 745.000
kosten huisvesting inloopcentra
-€ 61.812
-€ 53.620
-€ 15.267
-€ 4.250
-€ 5.950
-€ 140.899
Restant Subsidie inloopvoorzieningen 2016
€ 237.619
€ 221.200
€ 95.482
€ 20.750
€ 29.050
€ 604.101
€ 12.000
€ 391.000
Kosten 2015 inloopcentra
%
fte
Directe personele kosten
fte 3,00
€ 165.000
Personele kosten achterwacht Clientgebonden kosten
fte 2,40
€ 132.000
0,45
€ 25.000
1,30
€ 70.000
0,30
€ 12.000
0,30
€ 25.000
€ 19.247
€ 17.917
€ 7.734
€ 1.681
€ 2.353
€ 48.932
€ 184.247
€ 174.917
€ 77.734
€ 13.681
€ 14.353
€ 436.898
€ 86.256
€ 80.296
€ 34.660
€ 7.532
€ 10.545
€ 219.289
Totaal kosten
€ 270.503
€ 255.213
€ 112.394
€ 21.213
€ 24.898
€ 684.221
Verschil opbrengsten minus kosten
-€ 32.884
-€ 34.012
-€ 16.912
-€ 463
€ 4.152
-€ 80.120
Subtotaal primair proces
Overheadkosten**
3,00
36,3%
*na korting zorgkantoor ** van de inkomsten na korting en huisvestingskosten
10
Begroting 2016
Noordwijkerho ut
de Poolster
Creatief atelier
Kleurenmenger HR/ZHN
Flevoweg
Theehuis
Ontvangen van zorgkantoor* 2014
€ 571.804
€ 496.022
€ 141.229
Subtotaal
Inkomsten 2015 obv afspraken 1-1-2015
€ 365.000
€ 335.000
€ 135.000
€ 25.000
€ 35.000
€0
€ 895.000
Inkomsten 2015 obv afspraken 1-7-2015
€ 299.431
€ 274.820
€ 110.749
€ 25.000
€ 35.000
€0
€ 745.000
€ 305.420
€ 280.316
€ 112.964
€ 25.500
€ 35.700
€0
€ 759.900
€0
-€ 53.620
-€ 15.267
-€ 4.250
-€ 5.950
€ 0PM
-€ 79.087
€ 305.420
€ 226.696
€ 97.697
€ 21.250
€ 29.750
PM
€ 680.813
€ 1.209.055
Verwachte bijdragen WMO inloop 2016 obv afspraken 2015
Huisvestingskosten inloopcentra 2016 Restant Subsidie inloopvoorzieningen 2016
Kosten 2015 inloopcentra %
fte
Directe personele kosten Personele kosten achterwacht
€ 168.300 €0
Cliëntgebonden kosten Subtotaal primair proces Overheadkosten**
fte 3,00
36,3%
Totaal kosten Verschil opbrengsten minus kosten
€
0
fte 2,40 € 134.640 0,45
1,30
€ 71.400
0,30
€ 12.240
0,30
€ 12.240 1,00
€ 56.100
€ 454.920 € 25.500
€ 25.500
0,00
0,00
0,00
0,00
€ 12.000
€ 17.917
€ 7.734
€ 1.681
€ 2.353
€ 1.000
€ 180.300
€ 178.057
€ 79.134
€ 13.921
€ 14.593
€ 110.867
€ 82.291
€ 35.464
€ 7.714
€ 10.799
€ 0??
€ 247.135
€ 291.167
€ 260.348
€ 114.598
€ 21.635
€ 25.392
€ 57.100??
€ 770.240
€ 14.252
-€ 33.651
-€ 16.901
-€ 385
€ 4.358
-€ 57.100??
-€ 89.427
€ 57.100PM
€ 42.685 € 523.105
*na korting zorgkantoor ** van de inkomsten na korting en huisvestingskosten Reeds genomen maatregelen n.a.v. WMO bijdrage 2016: Verhuizing flevoweg huizen van de Buurt € 61.000 (verbouwingskosten zijn ten laste gelegd van dagbesteding) Besparing cliëntgebonden kosten Huizen vande Buurt van € 19.247 naar € 12.000 door minder verstrekkingen Voorstel 2016: Nog te nemen maatregelen in de loop van 2016 ter waarde van € 39.996: door besparingen op personele lasten en verminderen openingstijden. In Noordwijkerhout gaan we inloop tevens in centrum openen. We hopen dit door spreiding binnen huidige kosten mogelijk te maken. Extra kosten kleurenmenger Holland Rijnland/Zuid-Holland-Noord (1 fte en cliëntgebonden kosten) naar schatting € 57.100 PM/overige verwachte kosten kleurenmenger op jaarbasis: telefonie € 150,- , reiskosten € 1.500,-, PR € 1.000,-
11
Subsidie 2016 en verder
Toekomstmodel met 3 arrangementen Vanuit Holland Rijnland budgetten gebundeld of voor alle gemeenten aparte contracten voor algemene inloopvoorzieniningen? Kan gespecialiseerde inloop (2 locaties) als meerjarensubsidie aanvulling zijn/worden op subsidie OGGZ? Proces rondom begroting 2016?
12
Voorstel GGZ inloop Rivierduinen voor 2016 Inleiding Binnen de Wmo 2015 is de voormalige binnen de AWBZ gefinancierde taak inloop GGZ ondergebracht. De GGZ inloop is voor personen met een psychiatrische aandoening die niet in een instelling verblijven. Het budget dat daarvoor in de AWBZ werd besteed is zonder korting in de Wmo opgenomen. In het PHO Sociale Agenda van december 2014 is besloten om een subsidie te verstrekken aan Rivierduinen om regionaal de inloopfunctie voor de GGZ te (blijven) aanbieden. Deze subsidie werd voor een half jaar gegeven onder de voorwaarde dat Rivierduinen duidelijkheid zou verstrekken over wie gebruik maken van de inloop en dat er vernieuwingen in de opvang zouden worden doorgevoerd. Het PHO Sociale Agenda van mei 2015 besloot om Rivierduinen voor nog een half jaar te subsidiëren met daarbij een korting van 33% ten opzichte van het bedrag dat in het eerste half jaar was toegekend. Met Rivierduinen is in het afgelopen jaar een aantal maal (zowel bestuurlijk als ambtelijk) overleg geweest over het inzage krijgen in de gebruikers van hun inlopen, hoe de financiering tot 1/1/15 via het zorgkantoor is verlopen en hoe hun inzet voor de doelgroep past binnen de meer algemene inlopen die de gemeenten afzonderlijk of in sub-regionaal verband onder Wmo aan het organiseren zijn. De activiteiten van Rivierduinen t.a.v. de inloop GGZ Rivierduinen heeft een procentuele inzage gegeven van de woonplaats van de bezoekers bij hun inlopen. De aantallen zijn gebaseerd op een steelproef van twee maal één week in het jaar. De achtergronden van de bezoekers zijn niet geheel duidelijk. Er wordt aangegeven dat het gaat om klinische psychiatrische patiënten (zo’n 40%), patiënten die nog ambulante zorg ontvangen en voormalige psychiatrische patiënten die uitbehandeld zijn maar nog af en toe voor een kop koffie, steun en samenzijn met lotgenoten langs komen. Voor de inloop in het Theehuis in Oegstgeest telt men tevens ook nog mee familie en/of bekenden die met de klinische patiënt meekomen en wandelaars en/of fietsers die voor een versnapering binnenkomen. Om hoeveel mensen het hierbij gaat is niet duidelijk. Onder de AWBZ werd men gefinancierd volgens de Prestatiebeschrijvingen en tarieven dagbesteding en vervoer AWBZ van de Nederlandse Zorgautoriteit. Voor 2014 is daar een maximum tarief van € 3.866,43 per uur openstelling per jaar aangegeven. In de prestatiebeschrijving wordt uitdrukkelijk opgemerkt: ‘deze prestatie kan alleen worden afgesproken ten behoeve van personen met een psychiatrische aandoening die niet in een instelling verblijven’. Tevens staat in de beschrijving dat voor de declaratie en verantwoording niet alleen het aantal uren openstelling van belang zijn, er dient ook globaal aangegeven te worden om hoeveel deelnemers het gaat. Door Rivierduinen is aangegeven dat zij ooit met het zorgkantoor overeengekomen zijn dat tot 26 bezoekers er het enkele tarief geldt, van 26 tot 52 het dubbele, en bij 52 tot 78 het driedubbele enz. Op basis daarvan heeft men in 2014 van het zorgkantoor € 1.209.055 ontvangen. Voor de aantallen ging men daarbij uit van alle bezoekers in de inlopen. Toekomstmodel voor de GGZ inloop van Rivierduinen In een overleg van 26 oktober jl. tussen een aantal bestuurders van Rivierduinen en de portefeuillehouders van Leiden, Noordwijkerhout en Oegstgeest heeft Rivierduinen een toekomstmodel gepresenteerd voor de inloopfunctie (deze is als bijlage toegevoegd). Rivierduinen komt met een drietal varianten binnen de inloop: 1. Een gespecialiseerde inloop waar bezoekers terecht kunnen met een langer durende psychiatrische problematiek, die veelal geïsoleerd leven en die niet of moeizaam integreren bij andere voorzieningen. 2. Een algemene inloop voor een brede doelgroep kwetsbare bewoners, waarbij het gaat om een algemene voorziening voor burgers die een mate van veiligheid of een vangnet nodig hebben.
1
3. Consultatie aan bestaande inloopvoorzieningen waar een ‘kleurenmenger’ in een bestaande wijkvoorziening tijdelijk inzetbaar is om kwetsbare burgers met psychiatrische (gedrags)problemen bij te staan. De begroting van dit alles is gelijk aan het bedrag van 2015 met een extra bedrag van € 57.000 voor de ‘kleurenmenger’ (zie hiervoor de eerder genoemde bijlage). Door Rivierduinen is voor 2016 nog bij geen enkele gemeente en/of (sub)regio subsidie aangevraagd. Zij wachten op de kaders waarbinnen ze een subsidie zouden kunnen aanvragen. De inloop in het kader van de Wmo In de verschillende gemeenten in Holland Rijnland is het afgelopen jaar hard gewerkt aan het creëren van bredere en algemene inloopfuncties. Uitgegaan wordt dan van de volgende definitie: 1. Een inloop is een laagdrempelige voorziening om contact, participatie en structuur te bevorderen en sociaal isolement te voorkomen. Uitgangspunt is dat zo’n inloopfunctie onderdeel moet zijn van de samenleving en daarmee ook verbonden moet zijn. De vraag voor wie die inloop en daarmee de verantwoordelijkheid van de gemeente is levert discussie op met Rivierduinen. De taak van de gemeenten vanuit de Wmo is er opgericht om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Wie daar in onvoldoende mate in slaagt of wie daar hulp bij nodig heeft kan een beroep doen op de Wmo. Op het zelfstandig wonen in de Wmo wordt voor twee groepen een uitzondering gemaakt: mensen die een indicatie hebben voor beschermd wonen en de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld. Door Rivierduinen wordt nu betoogd dat de inloop zoals zij die o.a. in het Theehuis vormgeven ook een beschermde eerste stap is van hun klinische patiënten en dat de gemeente daarvoor verantwoordelijk is. Deze redenatie past niet in de doelstelling van de Wmo en staat ook haaks op de al eerder aangehaalde definitie uit de Prestatiebeschrijvingen en tarieven dagbesteding en vervoer AWBZ van de Nederlandse Zorgautoriteit. In deze discussie speelt ook het verschil tussen wat het doel van de zorgverlener is en die van de gemeente. De zorgverlener wil zijn cliënt weer voorbereiden op participatie in de maatschappij en gebruikt daarvoor de inloop GGZ als startpunt dan wel als steun in de rug in de overgangsfase naar zelfstandigheid of als voorziening om terugval tegen te gaan. De gemeente wil ook dat inwoners zoveel mogelijk participeren en ziet de inloop als een vangnet, een plaats waar men als het (even) niet gaat terecht kan. De definitie van de inloop zoals door Rivierduinen uitgevoerd lijkt veel meer een deel van de behandeling van de patiënt en daarmee dus niet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente te behoren. Het scherp stellen van deze discussie vraagt van de gemeenten een heldere visie op wat zij als hun taak vinden wanneer het gaat om de GGZ inloopfunctie. Bij het overhevelen van de AWBZ middelen voor de inloop GGZ is wel het volledige bedrag toegevoegd, maar zijn gemeenten vrijgelaten om daar zelf invulling aan te geven. Voorgesteld wordt nu om naast de al onder 1 aangegeven definitie wat een inloop inhoudt ook de volgende definitie van de verantwoordelijkheid van de gemeente aan te geven wanneer het gaat om de specifieke doelgroep zoals die uit de AWBZ afkomstig is: 2. De gemeente is verantwoordelijk voor de inloopfunctie voor mensen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende problematiek, zonder indicatie en die niet in een instelling verblijven, of in een voorziening voor beschermd wonen verblijven met begeleiding of al dagbesteding ontvangen.
Solidariteit in Holland Rijnland De aard van de problematiek van de doelgroep en het feit dat Rivierduinen aan heeft gegeven dat zij voor de regio de inloop GGZ organiseerde heeft de gemeenten in Holland Rijnland er voor 2015 toe aangezet om solidair met elkaar te zijn en gezamenlijk de inlopen van Rivierduinen te subsidiëren. Deze solidariteit lijkt zich gezien de lokale en sub regionale ontwikkelingen van de diverse algemene inlopen in 2015 in verschillende gemeenten voor 2
2016 niet meer op een zelfde wijze te gaan voor doen. Gemeenten zijn bezig om ook met andere instellingen inlopen te organiseren, waarbij dagbesteding en verschillende doelgroepen worden betrokken. Daarnaast zijn de inlopen van Rivierduinen (Flevoweg, Theehuis, Noordwijkerhout, de Poolster en het Creatief atelier) niet gelijk georganiseerd en zijn er ook andere vormen in de regio aanwezig danwel ontwikkeld. Zo is er het Inloophuis Psychiatrie in Leiden dat vooral ’s avonds open is en de inloopfunctie de Brug in Katwijk. In Alphen aan den Rijn is de inloop meegenomen in de aanbesteding voor de Wmo 2015. De gemeente Nieuwkoop is bezig met een eigen inloop waarin ook deze doelgroep wordt opgenomen. De zwaarte van de problematiek van mensen met een langdurige psychische stoornis vraagt veelal om meer professionelere begeleiding. Maar er zijn inmiddels ook ervaringen in het land opgedaan waarbij menging in een algemenere inloop en begeleiding ook door minder gespecialiseerde professionals of vrijwilligers plaatsvindt. Dit is ook in de regio gaande. Ook belangrijk is het zo dicht mogelijk bij de eigen leef- en woonomgeving organiseren van een plek waar men zo af en toe eens langs kan voor een kop koffie, wat ondersteuning en contact met eventuele lotgenoten. Op een paar plaatsen in de regio organiseren van een specifieke inloop is dan eigenlijk geen optie en verklaart het verminderen van draagvlak om met alle gemeenten in Holland Rijnland de financiën te regelen voor Rivierduinen. Afhankelijk van wat Rivierduinen aanbiedt aan GGZ-inloop voor de omschreven doelgroep is het aan de gemeenten en/of sub regio’s om te bepalen of zij daarvoor Rivierduinen de aangewezen instelling achten. Combinatie met anderen zorgverleners, doelgroepen en in de buurt of de wijk blijft daarbij wel voorop staan. 3. De GGZ inloop zoals thans door Rivierduinen aangeboden kent, gezien de ontwikkelingen binnen de verschillende gemeenten en sub-regio’s, geen draagvlak om regionaal te worden gesubsidieerd. Uitwerking toekomstmodel Rivierduinen Voor de door Rivierduinen in haar toekomstmodel genoemde gespecialiseerde inloop (optie 1) is het de vraag of dit binnen de verantwoordelijkheid van de gemeenten past. Directe dan wel indirecte koppeling aan klinische en ambulante activiteiten van Rivierduinen van een inloop is niet wenselijk. De plek van de inloop in het huidige Theehuis op het terrein van Rivierduinen strookt niet met een algemene voor iedereen, die daar behoefte aan heeft, toegankelijke locatie. Verschillende opties voor deze inloop zijn denkbaar, zoals: afbouwen, hem alleen inzetten voor patiënten die in klinische of ambulante behandeling zijn of commercialiseren tot een horeca-aangelegenheid. Het aan Rivierduinen zelf om op de initiatieven, die er in de regio spelen, in te springen wanneer het gaat om een algemene inloop die voor een ieder toegankelijk is. De expertise van Rivierduinen in dit soort inlopen voor de doelgroep waar de gemeente ook voor verantwoordelijk is heeft zijn meerwaarde. Aan de gemeenten/sub regio’s is het daarbij zelf om te bepalen of specifiek voor die doelgroep een aparte inloop noodzakelijk is. Dit is afhankelijk van de lokale situatie en de aanwezigheid van de eerder genoemde doelgroep. Voor mensen die kampen met een complexe problematiek, die voortkomt uit hun langdurige psychische stoornis, en die dus meer begeleiding nodig hebben, blijft het lastig om de grens tussen ‘vrije inloop’ en ‘begeleiding’ te trekken. Bemoeienis door een professional is bijna niet te voorkomen. Of er dan sprake is van maatwerk of inzet van een algemene ondersteuning door Rivierduinen is aan de gemeenten/sub regio’s. De door Rivierduinen geïntroduceerde ‘kleurenmenger’ kan hierin een rol spelen. 4. Het toekomstmodel van Rivierduinen vraagt nadere uitwerking. Het is aan de gemeente/sub regio zelf om te bepalen in hoeverre er behoefte bestaat aan een gespecialiseerde inloop en de inzet van de ‘kleurenmenger’. Het is aan Rivierduinen om zich aan te sluiten bij de algemene inlopen die in de regio worden opgezet.
3
Financiering Door de gemeenten is bij de overheveling van de GGZ inloop vanuit de AWBZ naar de Wmo een totaal ongekort budget ontvangen. Zoals al aangegeven zat daar niet de bepaling bij dat het ook daadwerkelijk aan deze taak zou moeten worden uitgegeven. Over 2015 hebben alle gemeenten in Holland Rijnland bijgedragen aan de financiering van de GGZ inloop van Rivierduinen. Die financiering heeft toen plaatsgevonden op basis van de totale kosten die Rivierduinen opgaf voor de verschillende locaties. Het is het overwegen waard om voor dit soort inlopen de oude systematiek van de AWBZ te gaan aanhouden: dus een vast jaartarief per uur openstelling per week. In hoeverre daarbij dan ook het aantal unieke bezoekers moet gaan gelden is discutabel: wellicht doet dat de inventiviteit van de betrokken instelling teniet om bijvoorbeeld met zo’n tarief ook vrijwilligers in te zetten en/of de inloop te combineren met andere doelgroepen. Er is veel voor te zeggen om voor de inloop in zijn algemeenheid een dergelijke financiering op te zetten. Dit past in het aanbieden van een algemene voorziening, het betrekken van de buurt en vrijwilligers bij de opvang, geeft ruimte aan de instelling die zo’n voorziening wil opzetten en maakt vrije inloop voor de doelgroep mogelijk. Voor mensen die echter kampen met een complexe problematiek, die voortkomt uit hun langdurige psychische stoornis, en die dus meer begeleiding nodig hebben blijft het lastig om de grens tussen ‘vrije inloop’ en ‘begeleiding’ te trekken. In die gevallen zal op één of ander moment een professional zich bemoeien met zijn/haar situatie. Als je dat als gemeente wil is een standaardtarief op basis van openstelling niet afdoende. Je zal dan toch een soort van maatwerkvoorziening moeten inzetten voor de betrokken persoon. 5. De financiering van de inloopvoorziening in zijn algemeenheid kan afdoende worden geregeld met een basistarief per uur openstelling per week. Bij die bezoekers die meer begeleiding nodig hebben is een maatwerktarief op basis van uren inzet onontkoombaar. Vervolg voor Rivierduinen Duidelijk is dat de huidige GGZ-inloop zoals door Rivierduinen wordt georganiseerd binnen de regio geen toekomst heeft. Ombouw van die inlopen, duidelijkheid van wie er gebruik van maakt en wat er precies wordt aangeboden is noodzakelijk. Het toekomstmodel dat zij hebben gepresenteerd is een richting maar dan alleen voor die doelgroep waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. Binnen de hiervoor genoemde vijf uitgangspunten zal Rivierduinen in de komende jaren haar dienstverlening met betrekking tot de inloop verder vorm moeten geven. De tijd om dit al ingaande 2016 voor elkaar te krijgen is kort en vraagt van Rivierduinen een grote inzet waar het gaat om hun huidige inlopen. Tot nu toe heeft Rivierduinen geen subsidie aangevraagd voor 2016, omdat zij aangeven de kaders van de gemeenten te missen. Aan de andere kant hebben de gemeenten al ruim een jaar actie van Rivierduinen gevraagd en die pas laat in een eerste gedachtegang gekregen. Gezien het afgelopen jaar en het uitblijven van acties van Rivierduinen is voor een derde maal voor een half jaar verlengen van een nauwelijks gefundeerde subsidie niet te verdedigen, Daarnaast is gezien de ontwikkelingen dit jaar solidariteit van alle gemeenten in de regio niet meer te verwachten. Maar sluiten van de huidige inlopen per 1 januari 2016 is ook niet echt een optie. Een mogelijkheid om de huidige inlopen van Rivierduinen, te weten: Flevoweg, Theehuis, Noordwijkerhout, de Poolster en het Creatief atelier, voor het eerste half jaar van 2016 nog wel te subsidiëren is om dat te laten doen door de gemeenten in de betrokken sub regio’s. Voorwaarden daarbij zijn dan de afbouw van in ieder geval de financiering van de inloop in het Theehuis in de huidige setting, inrichten van inlopen alleen voor de inwoners die vallen onder de definitie van de doelgroep en samenwerking binnen de in de regio’s al gaande ontwikkelingen van inlopen e.d. . De inzet van professionele ondersteuning, of zoals door Rivierduinen genoemd ‘de kleurenmenger’, zal verder moeten worden uitgewerkt. Deze dienstverlening is straks ter beoordeling aan de gemeenten of de sub regio’s zelf.
4
-
Verandering op zo korte termijn van de subsidiegrondslag voor Rivierduinen is eigenlijk niet meer te doen.
-
Stoppen van huidige inlopen per 1 januari 2016 is geen optie.
-
Solidariteit van alle gemeenten in Holland Rijnland om gezamenlijk de GGZ-inloop van Rivierduinen voort te laten bestaan is niet aanwezig. Voorstel aan Rivierduinen voor subsidiering 2016: - afbouw van in ieder geval de financiering van de inloopfunctie in het Theehuis in de huidige setting; - omvormen of afbouwen van de andere inlopen dan wel integreren in andere initiatieven in de gemeenten; - onderscheid te maken in bezoekers van de inloop die behoren tot de doelgroep Wmo en doelgroep Wlz/zorgverzekeringswet; - eventueel inrichten van inlopen alleen voor de inwoners die vallen onder de definitie van de doelgroep en daarbij samenwerking zoeken binnen in de regio al gaande ontwikkelingen van inlopen e.d.; - de inzet van professionele ondersteuning, ‘de kleurenmenger’, verder uit te werken en dit product aan de afzonderlijke gemeenten of sub regio’s als zodanig ter beoordeling aan te bieden; - bekostiging af te stemmen op het voormalige basistarief AWBZ en dan alleen voor de bezoekers die vallen onder de doelgroep van de Wmo,
5
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente De uitvoering van de Maatschappelijke opvang is vanuit het rijk bij centrumgemeente Leiden neergelegd. Vanaf 2015 werden hier vanuit de AWBZ middelen aan toegevoegd. Daarvan werd individuele begeleiding Maatschappelijke opvang gefinancierd. Per 2016 worden deze middelen landelijk anders verdeeld. Onze regio is een nadeelgemeente. De centrumgemeente ziet zich genoodzaakt om door de korting op het budget de afspraken over nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang te herzien ten opzichte van 2015. De regio hecht aan continuïteit van zorg voor kwetsbare groepen. Het herzien van afspraken bij nazorg heeft gevolgen voor alle gemeenten omdat cliënten eerder een beroep doen op Wmo begeleiding. Het college van burgemeester en wethouders Leiden heeft de regiogemeenten een brief gestuurd met een uitleg over de ontstane situatie. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
14/10/2015
16/12/2015
5.
Advies PHO
1. Kennis te nemen van de brief van het college van burgemeester en wethouders Leiden met de achtergrond bij de verdeling van de middelen Begeleiding Maatschappelijke opvang 2. Kennis te nemen van de herverdeling van deze middelen per 2016 en verder 3. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Door een herverdeling van het rijk wordt de centrumgemeente geconfronteerd met een korting op Begeleiding maatschappelijke opvang. De centrumgemeente vraagt regiogemeenten om bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang na twee maanden de nazorg voor deze cliënten over te nemen binnen de lokale Wmo per 2016. Nee Ja, door: Wanneer: Dit voorstel heeft als gevolg dat individuele cliënten bij uitstroom uit de Maatschappelijke opvang eerder een maatwerkvoorziening Begeleiding moeten krijgen in hun woonplaats. Deze financiering komt uit de lokale Wmo middelen. Relevante regelgeving:
10. Bestaand Kader
2
Eerdere besluitvorming: 11. Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum:
16 december 2015 9.00 - 12.00 uur Gemeentehuis Zoeterwoude
Locatie: Agendapunt:
Onderwerp: Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de brief van het college van burgemeester en wethouders Leiden met de achtergrond bij de verdeling van de middelen Begeleiding Maatschappelijke opvang; 2. Kennis te nemen van de herverdeling van deze middelen per 2016 en verder; 3. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden
Inleiding: In het PHO van oktober is meegedeeld dat sprake was van een landelijke herverdeling van de middelen begeleiding in de Maatschappelijke Opvang over de centrumgemeenten. Deze herverdeling heeft geleid tot een korting van het budget van de centrumgemeente Leiden van €731.000 voor 2016, oplopend naar ongeveer €1,5 mln in 2017. Begin november werd duidelijk dat de korting voor 2016 onafwendbaar is. Dit was voor enkele centrumgemeenten, waaronder Leiden, een grote tegenvaller. Samen met een aantal andere nadeelgemeenten is Leiden nog in overleg met de VNG om te bezien of voor de jaren 2017 en verder nog een aanpassing van de herverdeling mogelijk is. Zodra daar meer over bekend is worden de gemeenten hierover geinformeerd. De centrumgemeente Leiden wordt hiermee geconfronteerd met een flinke bezuinigingsopgave op een regionaal beleidsveld met gevolgen voor lopende uitvoeringsafspraken. Beoogd effect: De zorg voor kwetsbare burgers moet gewaarborgd blijven. In het overgangsmoment van maatschappelijke opvang naar zelfstandig wonen is begeleiding van groot belang. Nu er een
4
korting is op het budget van de centrumgemeente, is het van belang dat de gemeente waar de cliënt huisvesting heeft gevonden, de begeleiding kan voortzetten. Argumenten: Argumenten vormen het kloppend hart van je voorstel. Op basis hiervan moet de lezer beslissen. 1. Alle gemeenten zijn verantwoordelijk voor preventie en herstel bij de doelgroep OGGZ Begeleiding van kwetsbare groepen is een reguliere taak binnen de Wmo. Alle gemeenten vinden het belangrijk dat de OGGZ doelgroep goed begeleid wordt om te voorkomen dat ze een beroep moeten doen op de maatschappelijke opvang. 2. De korting op het budget begeleiding Maatschappelijke opvang vraagt om regionale samenwerking om de begeleiding voor de doelgroep te waarborgen De centrumgemeente financiert een korter deel van de begeleiding in de overgangsperiode. De gemeente waar de cliënt gehuisvest wordt, zorgt voor vervolg begeleiding. De centrumgemeente werkt samen met de regiogemeenten een praktische werkwijze uit zodat de cliënten de juiste zorg behouden.
Financiën: In de meicirculaire 2014 kreeg Leiden voor 2015 een toevoeging van € 3.129.970 bovenop de € 5.463.044 “reguliere” middelen in de decentralisatie-uitkering. Eén van de onderdelen die Leiden op dit moment regelt is de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang. Naar het oordeel van de Raad voor Financiële Verhoudingen hoort deze nazorg niet tot de centrumgemeentelijke taak, maar is er hier sprake van reguliere zorg voor begeleiding die alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo. Met deze teruggang van het budget is het niet meer mogelijk deze extra zorg te leveren. Daarom vraagt de centrumgemeente aan de regiogemeenten om bij huisvesting van deze doelgroep in hun gemeente de begeleiding eerder over te nemen dan in 2015 was afgesproken. Meerjarenbeeld Decentralisatie uitkering MO 2015 8.561.738
2016 7.847.463
2017 7.096.410
2018 7.096.410
2019 7.096.410
2020 7.096.410
Communicatie: De gemeente Leiden heeft de colleges van de regiogemeenten op 8 december hierover per brief geinformeerd. Evaluatie: 5
Bij het ontwikkelen van het nieuwe Beleidskader Opvang en Bescherming wordt dit onderdeel van de regionaal georganiseerde begeleiding meegenomen. Dit beleidskader wordt opgesteld door een regionale werkgroep. Bijlagen: Brief budget MO begeleiding
6
Burgemeester en Wethouders
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden
Gemeente Leiden Bezoekadres Stadhuis
Aan de colleges van Burgemeester en wethouders Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Datum 8 december 2015 Ons kenmerk Onderw erp
Z/15/242368 Budget begeleiding in de MO 2016 en 2017
Stadhuisplein 1 Postadres Postbus 9100 2300 PC Leiden Telefoon 14071 E-Mail Website www.leiden.nl/gemeente
Contactpersoon Bernadette Wolters Doorkiesnummer 071-5164675
Geacht College, In het PHO van jongstleden, heb ik u meegedeeld dat sprake was van een landelijke herverdeling van de middelen begeleiding in de Maatschappelijke Opvang over de centrumgemeenten. Deze herverdeling heeft geleid tot een korting van het budget van de centrumgemeente Leiden van €731.000 voor 2016, oplopend naar ongeveer €1,5 mln in 2017. Begin november werd duidelijk dat de korting voor 2016 onafwendbaar is. Dit was voor enkele centrumgemeenten, waaronder Leiden, een grote tegenvaller. Samen met een aantal andere nadeelgemeenten zijn wij nog in overleg met de VNG om te bezien of voor de jaren 2017 en verder nog een aanpassing van de herverdeling mogelijk is. Zodra daar meer over bekend is, zal ik u informeren. De centrumgemeente Leiden wordt hiermee geconfronteerd met een flinke bezuinigingsopgave op een regionaal beleidsveld met gevolgen voor lopende uitvoeringsafspraken. Achtergrond bij de middelen voor begeleiding Maatschappelijke opvang De decentralisatie-uitkeringen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang werden in 2015 opgehoogd met de te decentraliseren middelen uit de AWBZ. Het ging om het budget dat samenhangt met de huidige AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging die in het verlengde van de opvang werden geboden. Voor de decentralisatie-uitkering Maatschappelijke opvang (MO/VB/OGGz) ging het om een relatief grote toevoeging, namelijk 87 mln euro op een totaalbedrag van bijna 300 mln euro. Het betreft aldus een 1 toevoeging van bijna 30%.
1
Daarnaast is in 2015 de zogenaamde grensstrook van totaal €12 miljoen aan het budget toegevoegd die ook objectief verdeeld worden. In de periode van het PVA MO/BW hebben we als G43 afspraken gemaakt met VWS over de manier waarop we tot een herverdeling van middelen over het land zouden komen. VWS heeft, op basis van een inventarisatie van Cebeon, de gemeenten opgedragen om specifiek benoemde gemeentelijk gefinancierde activiteiten onder te brengen in andere financiële kaders (vaak awbz) Dat hebben gemeenten vervolgens gedaan, waarbij wel verschil tussen gemeenten ontstond. Sommigen waren zeer voortvarend/succesvol. Anderen minder. Dat hing soms samen met de medewerking van andere partijen, zoals Zorgkantoor en CIZ. De binnen de gemeentelijke begroting vrijkomende middelen gingen naar de “parkeerstrook”: en werden landelijk herverdeeld. Er lijkt nu sprake van een dubbel herverdeeleffect op deze middelen.
In 2015 was sprake van een historische verdeling en vanaf 2016 worden deze middelen via de objectieve verdeling van de decentralisatie-uitkering MO verdeeld. De invoering van het objectieve verdeelmodel gaat in 2 jaar. In 2015 100% historisch, in 2016 50% en in 2017 0% historisch. Voor Leiden heeft het volgen objectieve verdeelmodel sterk nadelige gevolgen ten opzichte van het historisch budget. Hieronder wordt het nieuwe verdeelmodel toegelicht. De Raad voor Financiële Verhoudingen stelt het volgende vast: een deel van de herverdeel effecten bij centrumgemeenten voor maatschappelijk opvang die ontstaan is bij de overgang van de historische verdeling van AWBZ-middelen voor begeleiding en persoonlijk e verzorging naar de objectieve verdeling veroorzaak t wordt door de bestaande regionale verschillen in beleid en uitvoering tussen de zorgk antoren, indicatieorganen, instellingen en centrumgemeenten. De objectieve verdeling leidt er dan ook toe dat de verschillende regio’s strak s in een meer vergelijk bare uitgangspositie k omen. De herverdeeleffecten voor de maatschappelijk e opvang slaan neer bij een beperk t aantal centrumgemeenten dat de financiële lasten draagt voor de bek ostiging van de regionale opvangcapaciteit. Het gaat bij de maatschappelijk e opvang in beginsel om een cliëntenbestand dat slechts tijdelijk gebruik maak t van de opvangvoorziening en de daarbij geboden functies van begeleiding en persoonlijk e verzorging. Dit biedt centrum-gemeenten en opvanginstellingen de mogelijk heid om in te spelen op de nieuwe financiële mogelijk heden zonder dat dit direct invloed heeft op lopende trajecten. Verder is het beleid gericht op het voork omen en waar mogelijk hulp bieden buiten de instellingen voor maatschappelijk e opvang. Leiden In de meicirculaire 2014 kreeg Leiden voor 2015 een toevoeging van € 3.129.970 bovenop de € 5.463.044 “reguliere” middelen in de decentralisatie-uitkering. Eén van de onderdelen die Leiden op dit moment regelt is de nazorg bij uitstroom uit de maatschappel ijke opvang. Naar het oordeel van de Raad voor Financiële Verhoudingen hoort deze nazorg niet tot de centrum-gemeentelijke taak, maar is er hier sprake van reguliere zorg voor begeleiding die alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo. Met deze teruggang van het budget is het niet meer mogelijk deze extra zorg te leveren.
Meerjarenbeeld Decentralisatie uitkering MO 2015 8.561.738
2016 7.847.463
2017 7.096.410
2018 7.096.410
2019 7.096.410
2020 7.096.410
Afspraken in 2015 Voor het jaar 2015 was de afspraak dat de centrumgemeente via de subsidie aan De Binnenvest de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang zou financieren. Indien nodig zorgt de gemeente waar de cliënt is gaan wonen voor aanvullende zorg na deze 6 maanden. De Binnenvest zorgde, indien er sprake was van een andere zorgaanbieder, voor een goede overdracht in de begeleiding. Deze werkwijze hielp de cliënt in een belangrijke overgangsperiode naar zelfstandig wonen.
Aanpak in 2016 Met deze teruggang van het budget is het niet meer mogelijk voor Leiden om deze extra zorg te leveren. Dat betekent dat u de begeleiding na uitstroom eerder over moet gaan nemen binnen uw lokale Wmo. dat betekent het volgende: De centrumgemeente financiert de eerste twee maanden na uitstroom uit de maatschappelijke opvang vanuit de subsidieafspraken met De Binnenvest; Deze eerste 2 maanden (januari en februari 2016) worden gebruikt om te anticiperen op de aangepaste werkwijze zoals hieronder wordt beschreven. Na deze twee maanden zorgt de gemeente waar de cliënt is gaan wonen voor aanvullende begeleiding tot minimaal 6 maanden na uitstroom (uitgangspunt van de huidige regeling), met een optie om daar waar dat nodig is te begeleiding te verlengen (in goed overleg met De Binnenvest en naar eigen inzicht van de gemeente); Deze nieuwe termijnen in te laten gaan voor nieuwe cliënten die vanaf 2016 uitstromen uit de maatschappelijke opvang, (De Binnenvest heeft begin december gegevens aangeleverd die inzicht bieden in de financiële consequenties voor individuele gemeenten. Het eerste beeld is dat de aantallen beperkt zijn. ); Een dekking zou u kunnen vinden in Wmo-begeleiding. Deze invulling kan per gemeente verschillen. De centrumgemeente levert in de eerste week van januari 2016 een aangepaste werkwijze (afstemming en samenwerking tussen gemeenten en sluitende afspraken met De Binnenvest) en de aantallen per gemeente zodat gemeenten voldoende informatie hebben om hun lokale Wmo loketten te informeren over de nieuwe situatie. Deze werkwijze wordt met enkele collega’s binnen de regiogemeenten voorbereid. Gezien de recent ontstane nieuwe financiële situatie vragen wij u om uw begrip en medewerking om een goede overgang en continuïteit van zorg voor cliënten te waarborgen. De komende maanden treffen we elkaar bij het ontwikkelen van het Beleidskader opvang en bescherming. Hierin worden de plannen vanaf 2017, ook voor dit onderdeel van deze regionale opgave, verder uitgewerkt.
Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester,
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Incidenteel Budget Jeugd 2016 voor Veilig Thuis
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Veilig Thuis voert wettelijke taken uit. Om veiligheid in de regio te waarborgen is het van belang wachtlijsten bij Veilig Thuis tegen te gaan.
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
16 dec. 2016
5.
Advies PHO
€ 102.477,- uit Begroting Jeugdhulp 2016 aan subsidie voor Veilig Thuis beschikbaar te stellen, naast het structurele budget van € 1.731.284,conform de toezegging in 2014.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Vanwege extra korting op het jeugdbudget is het in 2014 toegezegde incidentele budget voor Veilig Thuis in de Begroting Jeugdhulp 2016 geschrapt. Voorstel is het budget toch toe te zeggen, om de toename van het aantal meldingen op te vangen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
De toename van 70% meer meldingen bij Veilig Thuis ten opzichte van vorig jaar, het Inspectie rapport en het ontstaan van wachtlijsten maken het toekennen van eerder toegezegde incidentele middelen 2016 toch noodzakelijk. Het incidentele budget is in de Begroting Jeugdhulp 2016 geschrapt vanwege extra budgetkortingen. Dit lijkt uit het oogpunt van veiligheid vanwege de wettelijke taken van Veilig Thuis niet verantwoord. In 2014 is Veilig Thuis gestart met een structurele korting van – 15%. In de overgangsjaren 2015 en 2016 is daarbij een teruglopend incidenteel budget toegezegd. Nee
Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Begroting |Jeugd Incidenteel Relevante regelgeving: Het AMHK, nu Veilig Thuis genoemd, is geregeld in Jeugdwet en de WMO, waarin de wettelijke taken zijn vastgelegd. In het Inspectierapport over Veilig Thuis Hollands Midden van november 2015 wordt geconstateerd: “…….dat Veilig Thuis Hollands Midden onvoldoende personeel heeft om de instroom aan te kunnen,” Eerdere besluitvorming: Vaststelling voorlopige begroting Jeugd 2016 (PHO 15 juli 2015)
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO
Datum:
16 december 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Beschikbaar stellen incidenteel budget voor Veilig Thuis 2016
Beslispunten: 1. € 102.477,- uit Begroting Jeugdhulp 2016 aan subsidie voor Veilig Thuis beschikbaar te stellen, naast het structurele budget van € 1.731.284,- conform de toezegging in 2014. Inleiding: Veilig Thuis Hollands Midden is op 1 januari 2015 ontstaan uit samenvoeging van AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en SHG (Steunpunt Huiselijk Geweld) om de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken. De voormalige AMK middelen zijn opgenomen in het jeugdbudget en via Holland Rijnland wordt budget beschikbaar gesteld aan Veilig Thuis. Het SHG deel wordt door de centrumgemeenten Gouda en Leiden gefinancierd uit de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang/Huiselijk Geweld. Bij de vorming van Veilig Thuis in 2014 is afgesproken dat de nieuwe organisatie opgezet wordt met een budgetkorting van -15%. Deze korting zou gefaseerd worden doorgevoerd op het jeugdbudget. Reden om meteen met een structureel budget van -15% te rekenen was dat daarmee frictiekosten bij de GGD werden voorkomen. Er werd niet meer formatie van Bureau Jeugdzorg over genomen dan waar structureel geld voor zou zijn. Op basis van de gefaseerde korting op het jeugdbudget werd ter overbrugging voor twee jaar een teruglopend incidenteel budget naast de structurele middelen toegezegd, in 2015 € 225.449 en in 2016 € 102.477. Dit is door Holland Rijnland in de brief van 20 juni 2014, kenmerk: UIT-14-05886, in bijlage 1 aan Bureau Jeugdzorg Zuid Holland bevestigd. Nu op het budget Jeugd de korting hoger uitvalt is er voor gekozen om het structurele budget voor Veilig Thuis te handhaven, maar het incidentele budget 2016 te schrappen. Gevraagd wordt dit incidentele budget alsnog beschikbaar te stellen. Beleidskader Veilig Thuis is de naam van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) dat bij wet geregeld is in de Jeugdwet en de Wmo. Veilig Thuis heeft wettelijke taken op het gebied van advies, melding en onderzoek en werkt volgens een landelijk vastgesteld handelingsprotocol. Ook is wettelijk geregeld dat alle politiemeldingen rond huiselijk geweld en kindermishandeling via het beveiligde mailverkeer van CORV bij Veilig Thuis binnenkomen. Voor 2015 werden zorgmelding direct met medewerkers van het Jeugd Preventie Team (JPT) besproken en werden door de Politie ook andere kanalen benut. Daarnaast genereert de Wet 3
verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling adviesvragen en meldingen van professionals en worden burgers opgeroepen hun zorgen bij Veilig Thuis kenbaar te maken. Alle binnenkomende meldingen worden door Veilig Thuis gescreend en vervolgens wordt het vervolgtraject bepaald (triage): onderzoek, voor JPT, Crisis Interventie Team (CIT) of voor een wijkteam (JGT\ SWT). JPT medewerkers en medewerkers CIT zijn dagelijks bij Veilig Thuis aanwezig om zaken op te halen. De nieuwe werkwijze levert dus extra werk op zonder dat dit op andere plaatsen tot efficiency winst leidt. Beoogd effect: De nieuwe routing en werkwijze hebben tot gevolg dat het aantal meldingen bij Veilig Thuis ten opzichte van voorgaande jaren met 70% is toegenomen terwijl de formatie met 15% is afgenomen. Dit heeft geleid tot wachtlijsten. Er zijn noodmaatregelen in de vorm van tijdelijk personeel nodig om de werkdruk op te vangen. Door voor 2016 de eerder toegezegde incidentele middelen alsnog toe te kennen kan de druk worden verlicht en de veiligheid worden geborgd. Argumenten: 1.1 Veilig Thuis Hollands Midden heeft onvoldoende personeel om de instroom aan te kunnen. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg hebben op 9 oktober een onderzoek uitgevoerd bij Veilig Thuis Hollands Midden. Op 23 november is het definitieve rapport opgeleverd, dat aan alle Colleges van B&W in de regio Hollands Midden wordt aangeboden. Veilig Thuis Holland Midden voldoet aan 15 van de 24 onderdelen van het toetsingskader. Zeer kritisch is het rapport over de ontstane wachtlijsten. Daarover staat in het rapport te lezen: “Een verbeterpunt is dat Veilig Thuis Hollands Midden onvoldoende personeel heeft om de instroom aan te kunnen.” De triage vindt voor alle meldingen binnen 5 dagen plaats en voor volwassenen start het onderzoek ook binnen 5 dagen. Bij zaken met kinderen geldt dat niet en is een wachtlijst ontstaan van bijna 100 zaken voor onderzoek. Bij acute onveiligheid wordt wel direct opgetreden. De Inspecties verwachten vóór 1 januari as. een verbeterplan met concrete maatregelen en termijnen. 1.2 Hollands Midden brede solidariteit nastreven nu Veilig Thuis HM onder druk staat. In 2014 zijn Hollands Midden brede afspraken gemaakt over het structurele budget voor Veilig Thuis HM en daarnaast over de incidentele middelen voor 2015 en 2016. Midden Holland, met centrumgemeente Gouda, heeft conform de gemaakte afspraken de incidentele middelen 2016 wel toegezegd. Terwijl hier ook grote kortingen op het jeugdbudget voor 2016 zijn. Holland Rijnland heeft zonder overleg met Midden Holland eenzijdig gekozen voor een korting op Veilig Thuis 2016 door het incidentele budget 2016 als bezuiniging in te boeken. Hollands Midden brede solidariteit is van belang nu de werkdruk op Veilig Thuis onverantwoord groot is. Kanttekeningen/risico’s: De vraag is of de middelen met de aanvulling die nu gevraagd wordt, voldoende is om de wachtlijsten weg te werken en bij te blijven. Dat moeten we afwachten. Veilig Thuis doet er in ieder geval alles aan om dit te bereiken.
4
-
Tot nu toe moest gewerkt worden met twee registratiesystemen, een voor voormalig AMK en een voor voormalig SHG. Hierdoor was er nog steeds sprake van twee gescheiden werkstromen. Medio 2015 zijn er een aantal registratiesystemen op de markt gekomen die het werkproces van Veilig Thuis organisaties ondersteunen. Met Zuid-Holland Zuid, Haaglanden en Hollands Midden is gekozen voor het systeem van Conslusion, waardoor ook vervanging buiten kantoortijden mogelijk blijft. Het systeem moet per 1 januari 2016 geïmplementeerd zijn. Het nieuwe registratiesysteem maakt het mogelijk om het werkproces van voormalig AMK en SHG volledig te integreren. Dit moet tot efficiencywinst leiden.
Er wordt op diverse wijzen geïnvesteerd in de samenwerking met JGT’s en (sociale) wijkteams om hen beter toe te rusten om aan de slag te gaan met signalen, die bij Veilig Thuis binnen komen en doorgezet kunnen worden naar de wijkteams. Door goede afspraken te maken over de wijze van doorverwijzing, door scholing, waardoor signalen van diverse vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling beter en vroegtijdig worden opgemerkt, en door vaardigheidstraining, waardoor handelingsverlegenheid wordt tegengegaan om het gesprek over mogelijke onveiligheid aan te gaan. Niet iedereen heeft in de teams hetzelfde nodig, maar duidelijk is dat er nog wel aan kwaliteit te winnen is. Financiën: Noodzaak tot toekenning van incidentele middelen 2016 voor inzet van extra formatie om de werkstroom aan te kunnen, wachtlijsten weg te werken en veiligheid te waarborgen. Hiertoe € 102.477,- aan incidentele middelen Jeugd 2016 aan subsidie Veilig Thuis beschikbaar te stellen, naast het structurele budget van € 1.731.284,- conform de toezegging in 2014. En dit alsnog te verwerken in de Begroting Jeugdhulp 2016, door de middelen onvoorzien (€ 525.000) te oormerken voor ADHD, zorgcontinuïteit én Veilig Thuis. Communicatie: Veilig Thuis HM en centrumgemeente Gouda worden geïnformeerd over het genomen besluit. Evaluatie: Beleidsmedewerkers van centrumgemeenten Gouda en Leiden houden intensief contact met Veilig Thuis om de voortgang te bewaken en waar nodig aan te dringen op maatregelen of op te schalen. Bijlagen: Rapport Inspectie Brief van 20 juni 2014, kenmerk: UIT-14-05886
5
> Retouradres Postbus 483 3500 AL Utrecht
Aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Hollands Midden Via de mail verzonden:
[email protected] [email protected]
Bezoekadres: Stadsplateau 1 3521 AZ Utrecht T 088 3700230 www.inspectiejeugdzorg.nl Inlichtingen bij mw. drs. C.A. Gorts Ons kenmerk IJZ/15112122-MIJ/15-05P
Bijlagen 1
Datum 23 november 2015 Betreft Toezicht Veilig Thuis
Geacht college, Hierbij bied ik u het vastgestelde rapport ‘Kwaliteit Veilig Thuis Hollands Midden Stap 1’ aan. Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van het onderzoek dat de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 9 oktober bij Veilig Thuis Hollands Midden hebben uitgevoerd. Een week na verzending van deze brief plaatsen de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg een nieuwsbericht en het rapport op hun website. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van deze brief, dan kunt u contact opnemen met mevrouw C.A. Gorts (
[email protected]).
Hoogachtend, de hoofdinspecteur van de Inspectie Jeugdzorg,
mw. drs. G.E.M. Tielen
Pagina 1 van 1
De kwaliteit van Veilig Thuis Hollands Midden Stap 1
Utrecht, november 2015 1 | Inspectie Jeugdzorg
Dit is een uitgave van: Inspectie Jeugdzorg Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Inspectie voor de Gezondheidszorg Ministerie van volksgezondheid, Welzijn en Sport
Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp!
Missie De Inspectie Jeugdzorg ziet samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie toe op de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en -reclassering en op de naleving van de wetgeving. De inspectie stimuleert met haar toezicht de voorzieningen tot goede en veilige verzorging, opvoeding en behandeling van kinderen in de jeugdhulp en in de jeugdbescherming en -reclassering en de ondersteuning van ouders en verzorgers van die kinderen. De inspectie draagt er met haar toezicht aan bij dat de samenleving er op kan vertrouwen dat kinderen en ouders op tijd en op maat de hulp en zorg krijgen van de instellingen en de professionals in de jeugdzorg. De inspectie zorgt voor een onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en -reclassering dat relevant is voor de professional, de instelling en de overheid en dat helpt bij het verbeteren van die kwaliteit.
De foto op de voorkant betreft geen persoon in de jeugdhulp en is uitsluitend ter illustratie.
2 | Inspectie Jeugdzorg
De kwaliteit van Veilig Thuis Hollands Midden Stap 1
Samenvatting
Per 1 januari 2015 zijn het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) samengevoegd tot één integraal advies- en meldpunt voor zowel huiselijk geweld als kindermishandeling (AMHK): Veilig Thuis, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. In Nederland zijn inmiddels 26 regionale vestigingen van Veilig Thuis. De Inspectie jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoeken de komende jaren stapsgewijs de kwaliteit van Veilig Thuis. In oktober 2015 hebben de inspecties onderzoek gedaan bij Veilig Thuis Hollands Midden. Veilig Thuis Hollands Midden is onderdeel van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidsdienst Hollands Midden (RDOG HM). Deze organisatie is gehuisvest in Leiden en Gouda en bedient 19 gemeenten in de provincie Zuid-Holland. Doel van het onderzoek was bepalen in hoeverre Veilig Thuis Hollands Midden: -
voldoet aan (wettelijke) randvoorwaarden
-
zicht houdt op de veiligheid en er voor zorgt dat acuut onveilige situaties worden opgeheven en
-
voorziet in de voorwaarden om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.
Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van het toetsingskader Veilig Thuis 2015. De inspecties stellen dat Veilig Thuis Hollands Midden aan alle verwachtingen uit het toetsingskader moet voldoen. Dit is bij 15 van de 24 verwachtingen het geval. Veilig Thuis Hollands Midden moet concrete verbetermaatregelen treffen die ertoe leiden dat voldaan wordt aan alle verwachtingen. Veilig Thuis Hollands Midden dient een verbeterplan op te stellen met concrete maatregelen en termijnen. De inspecties verwachten dit verbeterplan vóór 1 januari 2016. Tevens verwachten de inspecties dat Veilig Thuis Hollands Midden een interne audit uitvoert, waarbij in ieder geval de door de inspectie gesignaleerde verbeterpunten worden meegenomen, en hierover aan de inspecties rapporteert vóór 1 april 2016. Daarnaast kunnen de inspecties (onverwacht) toetsen of de genoemde verbeteringen zichtbaar zijn in de praktijk. De inspecties hebben geconstateerd dat Veilig Thuis Hollands Midden zijn onderzochte taken op één punt dusdanig weloverwogen en kwalitatief sterk uitvoert dat de inspecties deze werkwijze als “good practices” bestempelen. Zo zien de inspecties een goed voorbeeld in de gevarieerde achtergrond van de medewerkers.
Inhoudsopgave
1 Inleiding ...................................................................................................................... 4 Veilig Thuis Hollands Midden ............................................................................................ 4 Toetsingskader ............................................................................................................... 5 2 Bevindingen ................................................................................................................. 6 2.1
Randvoorwaarden ................................................................................................ 6
2.2
Veiligheid............................................................................................................ 9
2.3
Organisatie ....................................................................................................... 10
2.4
Good Practices .................................................................................................. 11
3 Eindoordeel en vervolg .............................................................................................. 12 Bijlage 1 - Toetsingskader Veilig Thuis .......................................................................... 13 Bijlage 2 – Verantwoording............................................................................................ 15
1
Inleiding
Per 1 januari 2015 zijn het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) samengevoegd tot één integraal advies- en meldpunt voor zowel huiselijk geweld als kindermishandeling: Veilig Thuis, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Hoofdstuk 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en het bijbehorende uitvoeringsbesluit beschrijven de wettelijke taken van Veilig Thuis. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) biedt een ondersteuningsprogramma aan de nieuwe Veilig Thuis organisaties. Door de VNG is een protocol van handelen opgesteld voor de werkwijze van Veilig Thuis.1 In dit protocol van handelen zijn zowel de belangrijkste uitgangspunten van het AMK, als die van het SHG verenigd. In Nederland zijn inmiddels 26 regionale vestigingen van Veilig Thuis. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoeken de komende jaren stapsgewijs de kwaliteit van Veilig Thuis. De nieuwe organisaties Veilig Thuis ontwikkelen zich nog volop. De inspecties houden rekening met deze ontwikkeling. Zij richten hun onderzoek stapsgewijs in en sluiten aan bij de ontwikkelingen van Veilig Thuis in de praktijk. Stap 1 van het toezicht van de inspecties in 2015 richt zich op de volgende drie thema’s: (wettelijke) randvoorwaarden, veiligheid en organisatie.
Veilig Thuis Hollands Midden In oktober 2015 hebben de inspecties onderzoek gedaan bij Veilig Thuis Hollands Midden. Veilig Thuis Hollands Midden is onderdeel van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM). Deze organisatie van Veilig Thuis is gehuisvest in Leiden en Gouda en bedient 19 gemeenten in de provincie Zuid-Holland. Deze gemeenten hebben zich gecommitteerd aan het protocol van handelen. Het team dat advies- en ondersteuningsvragen beantwoordt, meldingen in ontvangst neemt en deze triageert (het ‘meldpunt’), is gevestigd in Leiden. Daarnaast worden vanuit het meldpunt vervolgtrajecten uitgezet. Alle telefonische meldingen komen tijdens kantoortijden binnen bij de telefoniste die vraagt of het jeugd of volwassenen betreft. Vervolgens wordt voor jeugdzaken doorverbonden met een oud-AMK medewerker en voor volwassen zaken met een oud-SHG medewerker. De oud-AMK en oud-SHG medewerkers zitten fysiek door elkaar. Veilig Thuis Hollands Midden heeft bewust gekozen voor een gescheiden stroom dit jaar om te zorgen dat medewerkers voldoende deskundig zijn om de zaken op te pakken. Integratie vindt geleidelijk plaats. Als wordt besloten dat een onderzoek door Veilig Thuis nodig is, dan wordt de melding overgedragen naar het regioteam Leiden, gehuisvest in hetzelfde gebouw als het meldpunt, of het regioteam Gouda (gehuisvest in Gouda).
1
VNG-Model handelingsprotocol voor het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis, november 2014
4 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Toetsingskader De inspecties voerden het onderzoek uit aan de hand van het toetsingskader Veilig Thuis 2015. Het toetsingskader bestaat uit drie hierboven genoemde thema’s. Het toetsingskader is opgenomen in bijlage 1.
5 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
2
Bevindingen
In dit hoofdstuk geven de inspecties hun oordeel weer op de thema’s (wettelijke) randvoorwaarden, veiligheid en organisatie. Ieder van de drie thema is uitgewerkt in criteria en verwachtingen. Elke paragraaf bevat de criteria van de inspecties en een tabel met het oordeel van de inspecties over Veilig Thuis Hollands Midden op alle verwachtingen:
V
voldoende
M
matig
O
onvoldoende
De verwachtingen die als onvoldoende zijn beoordeeld worden nader toegelicht aan de hand van de bevindingen. Bij een aantal criteria kan het oordeel van de inspecties voldoende zijn terwijl Veilig Thuis Hollands Midden (nog) niet aan alle verwachtingen voldoet. In het toetsingskader dat is opgenomen in bijlage 1 staat beschreven wat de inspectie moet hebben aangetroffen om tot het oordeel voldoende te komen. Indien van toepassing is aan het einde van dit hoofdstuk een alinea opgenomen met “good practices”. Door het benoemen van de good practices stimuleren de inspecties de vestigingen van Veilig Thuis zich verder te ontwikkelen en van elkaar te leren.
2.1 Randvoorwaarden De inspecties verwachten dat Veilig Thuis Hollands Midden voldoet aan de (wettelijke) randvoorwaarden om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.
Oordeel Criterium 1.1
Veilig Thuis is te allen tijde bereikbaar en beschikbaar.
M
Verwachtingen -
Veilig Thuis toont aan dat zij voldoet aan de wettelijke eis om 24/7 bereikbaar en beschikbaar te zijn.
+
-
Een medewerker van Veilig Thuis is 24/7 inzetbaar voor handelingen die bij wet zijn opgedragen aan Veilig Thuis.
-
-
Veilig Thuis voert crisisinterventie uit en/of heeft hiertoe samenwerkingsafspraken gemaakt.
+
-
Een vertrouwensarts is 24/7 bereikbaar.
-
6 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Onderbouwing Veilig Thuis Hollands Midden is matig bereikbaar en beschikbaar. Veilig Thuis Hollands Midden is 24/7 bereikbaar en beschikbaar. De bereikbaarheid en beschikbaarheid van Veilig Thuis Hollands Midden buiten kantooruren is voor kindzaken belegd bij een bereikbaarheidsdienst van drie Veilig Thuis organisaties (Hollands Midden, Haaglanden en Zuid-Holland Zuid). Een aandachtspunt hierbij is dat de medewerkers van de bereikbaarheidsdienst van de drie Veilig Thuis organisaties niet rechtstreeks in elkaars registratiesysteem kunnen. De bereikbaarheid en beschikbaarheid voor volwassen zaken buiten kantooruren, evenals de crisisinterventie voor deze zaken buiten kantooruren, is belegd bij Rosa Manus2. Voor volwassenen is dus niet 24/7 een medewerker inzetbaar voor handelingen die bij wet zijn opgedragen aan Veilig Thuis. Dit is een verbeterpunt. Ten aanzien van de crisisinterventie bij zaken waar kinderen bij betrokken zijn, heeft Veilig Thuis Hollands Midden samenwerkingsafspraken gemaakt met de crisisdienst van Jeugdbescherming West en ten aanzien van zaken die spelen tijdens kantooruren waar volwassenen bij betrokken zijn heeft Veilig Thuis Hollands Midden afspraken gemaakt met de sociale wijkteams. Een tweede verbeterpunt is de bereikbaarheid van vertrouwensartsen. Hoewel de vertrouwensartsen bereid zijn om buiten kantoortijden, in eigen tijd, bereikbaar te zijn, is dit niet geformaliseerd. Veilig Thuis Hollands Midden is voornemens een gezamenlijk rooster voor vertrouwensartsen te maken met Veilig Thuis Haaglanden en Veilig Thuis Zuid-Holland Zuid.
Oordeel Criterium 1.2
Veilig Thuis beschikt over kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel.
M
Verwachtingen -
Tijdens kantoortijden is een vertrouwensarts inzetbaar.
+
-
De medewerkers kunnen tijdens kantoortijden een beroep doen op gedragswetenschappers.
+
-
Veilig Thuis kan indien nodig een beroep doen op gespecialiseerde professionals, zoals psychiaters, verslavingsdeskundigen of geriaters.
+
-
Veilig Thuis voert de triage uit en start het onderzoek binnen 5 dagen na ontvangst van de melding.
-
-
Veilig Thuis rondt onderzoeken binnen 10 weken na het besluit over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding af.
-
Onderbouwing Veilig Thuis Hollands Midden beschikt in beperkte mate over kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel. Een verbeterpunt is dat Veilig Thuis Hollands Midden onvoldoende personeel heeft om de instroom aan te kunnen. Het lukt Veilig Thuis Hollands Midden wel om bij alle meldingen binnen vijf dagen na ontvangst van de melding de triage uit te voeren en in volwassen zaken start binnen vijf dagen na ontvangst van de melding het onderzoek. 2
Rosa Manus is een vrouwenopvang in Leiden die 24 uurs opvang en begeleiding biedt aan vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn van geweld binnen een relatie of familie.
7 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Bij zaken met kinderen start het onderzoek echter niet standaard binnen vijf dagen en lukt het onvoldoende om onderzoeken binnen tien weken af te sluiten. Dit laatste is een tweede verbeterpunt. Er is een wachtlijst van bijna honderd zaken voor onderzoek, waar zaken op staan die al vier maanden geleden getriageerd zijn. Een mogelijke verklaring voor de wachtlijst is de hoge instroom in relatie tot de beschikbare formatie. Volgens Veilig Thuis Hollands Midden is ten opzichte van vorig jaar de instroom met 70% toegenomen, terwijl het aantal medewerkers met 15% is afgenomen. Positief is dat tijdens kantoortijden vertrouwensartsen en gedragswetenschappers beschikbaar zijn, al is de omvang van de formatie gedragswetenschappers kwetsbaar (twee parttime medewerkers). Medewerkers kunnen verder indien nodig een beroep doen op gespecialiseerde professionals, zoals forensisch artsen of de verslavingszorg.
Oordeel Criterium 1.3
Veilig Thuis beschikt over kwalitatief en kwantitatief voldoende materieel.
O
Verwachtingen -
Veilig Thuis beschikt over één registratiesysteem.
-
-
Het registratiesysteem ondersteunt het werkproces.
-
-
Dossierinformatie van voorgangers van Veilig Thuis is inzichtelijk voor de professionals.
+
-
De instelling hanteert richtlijnen en een procedure voor het opvragen van informatie bij andere vestigingen van Veilig Thuis.
-
Onderbouwing Veilig Thuis Hollands Midden beschikt niet over kwalitatief en kwantitatief voldoende materieel. Een verbeterpunt is het registratiesysteem. Veilig Thuis Hollands Midden beschikt nog niet over één registratiesysteem voor alle werkzaamheden, zowel op het gebied van kindermishandeling als huiselijk geweld. Veilig Thuis Hollands Midden heeft het registratiesysteem Conclusion aangeschaft. Het streven is om in december 2015 met dit systeem te werken. Op dit moment werkt Veilig Thuis Hollands Midden nog met KITS voor alle zaken met kinderen. Dit registratiesysteem ondersteunt het werkproces en vertrouwelijke medische informatie kan worden afgeschermd. Zaken van volwassenen zonder kinderen worden geregistreerd in RegiPro. Dit systeem ondersteunt het werkproces slechts beperkt. Een volgend verbeterpunt is het hanteren van richtlijnen voor het opvragen van informatie bij andere vestigingen van Veilig Thuis, bijvoorbeeld bij een recente verhuizing van een gezin of huishouden. Veilig Thuis Hollands Midden hanteert hiervoor nog geen richtlijnen. Positief is dat oud-AMK medewerkers dossierinformatie van het voormalige AMK in kunnen zien en oud-SHG medewerkers informatie van het voormalig SHG en dat zij deze informatie uitwisselen. Aandachtspunt is dat oud-AMK medewerkers en oud-SHG medewerkers niet in elkaars systeem kunnen kijken.
8 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
2.2 Veiligheid De inspecties verwachten dat alle leden van gezinnen en huishoudens die in contact komen met Veilig Thuis Hollands Midden beschermd worden tegen gevaren die hun ontwikkeling bedreigen.
Oordeel Criterium 2.1
Professionals houden goed zicht op de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens.
O
Verwachtingen -
Professionals hebben een actueel beeld van de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens. Professionals schatten de veiligheid in aan de hand van een gestandaardiseerd (risicotaxatie) instrument.
+
Professionals beoordelen de veiligheid in multidisciplinair verband.
-
Onderbouwing Professionals houden onvoldoende zicht op de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens. Medewerkers hebben niet in alle zaken een actueel beeld van de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens. Dit is een verbeterpunt. In de zaken die op de wachtlijst voor onderzoek staan hebben de medewerkers geen actueel beeld van de veiligheid. In de zaken die in onderzoek zijn hebben de medewerkers dit wel. Een aandachtspunt is dat Veilig Thuis Hollands Midden niet bij alle meldingen informatie opvraagt bij de politie over alle leden van het gezin of huishouden die betrokken zijn bij de melding. Een tweede verbeterpunt is dat bij complexe casuïstiek niet altijd een vertrouwensarts of gedragswetenschapper wordt betrokken. Veilig Thuis Hollands Midden beoordeelt de veiligheid wel altijd intercollegiaal. Positief is dat medewerkers meldingen volgens een vaste, eenduidige werkwijze uitvragen. Medewerkers schatten de veiligheid in aan de hand van een gestandaardiseerd instrument. Het landelijke triage instrument is hier deels in verwerkt.
Oordeel Criterium 2.2
Professionals zorgen ervoor dat acuut onveilige situaties worden opgeheven.
V
Verwachtingen -
Professionals treden bij acute onveiligheid actief op.
-
Professionals bepalen multidisciplinair hoe bij acute onveiligheid van leden van gezinnen en huishoudens te handelen. Professionals zijn toegerust om met acuut onveilige situaties voor leden van gezinnen en huishoudens om te kunnen gaan.
-
9 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
+ + +
Onderbouwing Professionals zorgen ervoor dat acuut onveilige situaties worden opgeheven. Veilig Thuis Hollands Midden treedt bij acute onveiligheid actief op. Bij acute situaties waar kinderen bij betrokken zijn, wordt de gedragswetenschapper of vertrouwensarts direct ingeschakeld, omdat hier prioriteit aan wordt gegeven. Hiernaast wordt samengewerkt met het Crisis Interventie Team (CIT) van Jeugdbescherming West. In volwassen zaken wordt veel (multidisciplinair) overlegd met ketenpartners en direct actie ondernomen. De medewerkers zijn voldoende toegerust om met acuut onveilige situaties om te kunnen gaan.
2.3 Organisatie De inspecties verwachten dat Veilig Thuis Hollands Midden voorziet in de voorwaarden om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren.
Oordeel Criterium 3.1
Veilig Thuis zet gekwalificeerde professionals in.
V
Verwachtingen -
Veilig Thuis zorgt voor een verantwoorde werktoedeling.3
-
Veilig Thuis zet professionals in die aantoonbaar zijn geschoold voor de functie die zij uitoefenen.
+
-
Veilig Thuis biedt medewerkers de mogelijkheid kennis en vaardigheden actueel te houden.
+
-
Veilig Thuis heeft richtlijnen en procedures vastgesteld voor het handelen van de professionals.
+
nvt
Onderbouwing Veilig Thuis Hollands Midden zet gekwalificeerde professionals in. De medewerkers van Veilig Thuis Hollands Midden zijn aantoonbaar geschoold voor de functie die zij uitoefenen. Zij krijgen de mogelijkheid om hun kennis en vaardigheden actueel te houden. Veilig Thuis Hollands Midden heeft richtlijnen en procedures vastgesteld voor het handelen van de medewerkers. Aandachtspunt is dat de richtlijnen recentelijk zijn vastgesteld en nog niet volledig zijn geïmplementeerd.
3
Deze verwachting wordt nog niet beoordeeld, omdat de verantwoorde werktoedeling nog verder moet worden uitgewerkt.
10 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Oordeel Criterium 3.2
Veilig Thuis zorgt voor jeugdhulp in samenhang met andere hulp.
V
Verwachtingen -
Veilig Thuis heeft samenwerkingsafspraken met haar ketenpartners vastgelegd.
+
-
Veilig Thuis stelt haar professionals in staat samen te werken met ketenpartners.
+
Onderbouwing Veilig Thuis Hollands Midden zorgt voor (jeugd)hulp in samenhang met andere hulp. Veilig Thuis Hollands Midden heeft samenwerkingsafspraken met ketenpartners gemaakt. Hiernaast worden medewerkers in staat gesteld samen te werken met ketenpartners.
2.4 Good Practices De inspecties constateren dat Veilig Thuis Hollands Midden zijn taken op één punt dusdanig weloverwogen en kwalitatief sterk uitvoert dat dit een aparte vermelding verdient. Een goed voorbeeld zien de inspecties in de gevarieerde achtergrond van de medewerkers. Zo zijn er naast medewerkers met een achtergrond in de jeugdhulp ook BIG geregistreerde medewerkers met een verpleegkundige achtergrond werkzaam bij Veilig Thuis Hollands Midden.
11 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
3
Eindoordeel en vervolg
De inspecties stellen dat Veilig Thuis Hollands Midden aan alle verwachtingen uit het toetsingskader moet voldoen. Dit is bij 15 van de 24 verwachtingen het geval. Veilig Thuis Hollands Midden moet concrete verbetermaatregelen treffen die ertoe leiden dat voldaan wordt aan alle verwachtingen. Veilig Thuis Hollands Midden dient een verbeterplan op te stellen met concrete maatregelen en termijnen. De inspecties verwachten dit verbeterplan vóór 1 januari 2016. Tevens verwachten de inspecties dat Veilig Thuis Hollands Midden een interne audit uitvoert, waarbij in ieder geval de door de inspectie gesignaleerde verbeterpunten worden meegenomen, en hierover aan de inspecties rapporteert vóór 1 april 2016. Daarnaast kunnen de inspecties (onverwacht) toetsen of de genoemde verbeteringen zichtbaar zijn in de praktijk.
12 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Bijlage 1 - Toetsingskader Veilig Thuis
Toetsingskader voor toezicht naar Veilig Thuis in 2015 De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg toetsen de kwaliteit van de 26 vestigingen van Veilig Thuis in 2015 aan de hand van de onderstaande criteria op het gebied van Veiligheid en Organisatie uit het toetsingskader Verantwoorde Hulp voor Jeugd. Naast deze criteria zijn aan het toetsingkader specifiek voor Veilig Thuis drie criteria toegevoegd die betrekking hebben op wettelijke eisen uit de WMO 2015. De reikwijdte van de criteria is verbreed van kinderen naar alle leden van gezinnen en huishoudens die met Veilig Thuis te maken krijgen.4 1. RANDVOORWAARDEN Veilig Thuis voldoet aan de (wettelijke) randvoorwaarden om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren. 1.1 Veilig Thuis is te allen tijde bereikbaar en beschikbaar. Verwachtingen Veilig Thuis toont aan dat zij voldoet aan de wettelijke eis om 24/7 bereikbaar en beschikbaar te zijn. Een medewerker van Veilig Thuis is 24/7 inzetbaar voor handelingen die bij wet zijn opgedragen aan Veilig Thuis. Veilig Thuis voert crisisinterventie uit en/of heeft hiertoe samenwerkingsafspraken gemaakt. Een vertrouwensarts is 24/7 bereikbaar5. 1.2 Veilig Thuis beschikt over kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel. Verwachtingen Tijdens kantoortijden is een vertrouwensarts inzetbaar. De medewerkers kunnen tijdens kantoortijden een beroep doen op gedragswetenschappers. Veilig Thuis kan indien nodig een beroep doen op gespecialiseerde professionals, zoals psychiaters, verslavingsdeskundigen of geriaters. Veilig Thuis voert de triage uit en start het onderzoek binnen 5 dagen na ontvangst van de melding. Veilig Thuis rondt onderzoeken binnen 10 weken na het besluit over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding af. 1.3 Veilig Thuis beschikt over kwalitatief en kwantitatief voldoende materieel. Verwachtingen Veilig Thuis beschikt over één registratiesysteem. Het registratiesysteem ondersteunt het werkproces. Dossierinformatie van voorgangers van Veilig Thuis is inzichtelijk voor de professionals. De instelling hanteert richtlijnen en een procedure voor het opvragen van informatie bij andere vestigingen van Veilig Thuis.
4
Uitgangspunt is dat Veilig Thuis alle leden van een gezin of huishouden actief betrekt bij zowel de analyse van problemen als de oplossing ervan. 5 Vertrouwensartsen geven aan dat zij er naar streven dit eind 2016 gerealiseerd te hebben.
13 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
2. VEILIGHEID Alle leden van gezinnen en huishoudens worden beschermd tegen gevaren die hen bedreigen. 2.1 Professionals houden goed zicht op de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens. Verwachtingen Professionals hebben een actueel beeld van de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens. Professionals schatten de veiligheid in aan de hand van een gestandaardiseerd (risicotaxatie) instrument. Professionals beoordelen de veiligheid in multidisciplinair verband. 2.2 Professionals zorgen ervoor dat acuut onveilige situaties worden opgeheven. Verwachtingen Professionals treden bij acute onveiligheid actief op. Professionals bepalen multidisciplinair hoe bij acute onveiligheid van leden van gezinnen en huishoudens te handelen. Professionals zijn toegerust om met acuut onveilige situaties voor leden van gezinnen en huishoudens om te kunnen gaan.
3. ORGANISATIE Veilig Thuis voorziet in de voorwaarden om een verantwoorde uitvoering van zijn taken te kunnen realiseren. 3.1 Veilig Thuis zet gekwalificeerde professionals in. Verwachtingen Veilig Thuis zorgt voor een verantwoorde werktoedeling 6. Veilig Thuis zet professionals in die aantoonbaar zijn geschoold voor de functie die zij uitoefenen. Veilig Thuis biedt medewerkers de mogelijkheid kennis en vaardigheden actueel te houden. Veilig Thuis heeft richtlijnen en procedures vastgesteld voor het handelen van de professionals. 3.2 Veilig Thuis zorgt voor (jeugd)hulp in samenhang met andere hulp. Verwachtingen Veilig Thuis heeft samenwerkingsafspraken met haar ketenpartners vastgelegd. Veilig Thuis stelt haar professionals in staat samen te werken met ketenpartners.
6
Deze verwachting wordt nog niet beoordeeld omdat de verantwoorde werktoedeling nog verder moet worden uitgewerkt.
14 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Bijlage 2 – Verantwoording
Het toezicht is uitgevoerd bij Veilig Thuis Hollands Midden. Het toezicht bestond uit de volgende onderdelen: 1. het telefonisch opvragen van relevante informatie en het opvragen van beleidsdocumenten over onder andere de vormgeving van de vestiging van Veilig Thuis; 2. interview met het management, ondermeer aan de hand van relevante beleidsdocumenten; 3. twee interviews met in totaal vier uitvoerend medewerkers; 4. interview met een vertrouwensarts en een gedragswetenschapper; 5. dossieronderzoek.
15 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
16 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
17 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
Inspectie Jeugdzorg Postbus 483 3500 AL Utrecht 088-3700230 www.inspectiejeugdzorg.nl
18 | Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Aan Bureau Jeugdzorg Zuid Holland t.a.v. mw. J.A. van Kranendonk De Horst 4 2592 HA Den Haag
Leiden: 20 juni 2014 Kenmerk: UIT-14-05886
Contact: M.Mostert Telefoon: (071) 523 90 90 E-mail:
[email protected] Bijlage: 2
Onderwerp: d.d. 28-5-2014 en 4-6-2014 Geachte mevrouw Van Kranendonk, 1.
Inleiding
Wij hebben als samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland zowel in mondeling overleg als schriftelijk meermaals laten weten begrip te hebben voor de moeilijke situatie waarin BJZ Zuid Holland zich bevindt. Voor zover dat binnen onze mogelijkheden ligt dragen wij gaarne bij aan een goed verloop van de procedures waar BJZ nu voor staat. Tegen die achtergrond schrijven wij u deze brief. Inmiddels hebben wij kennis genomen van het feit dat u de UWVprocedure twee maanden heeft uitgesteld. Wij vinden dit een positieve stap omdat dit meer tijd biedt om voor alle betrokken partijen goede oplossingen te vinden. 2.
Reactie op uw brief van 28 mei 2014, nr. 2014.0594JvK/MV/dvs
In uw brief wordt onder meer gerefereerd aan de brief van 27 februari aan de beide staatssecretarissen. In de brief van 27 februari 2014 is, conform landelijke afspraken, aangegeven hoe de drie regio’s Holland Rijnland, Midden Holland en Zuid-Holland Zuid om zullen gaan met de door het Rijk gestelde eis van tenminste 80% garantie voor de functies van BJZ in 2015. Anders dan u in uw brief van 28 mei 2014 heeft aangegeven betreft de brief van 27-2 niet een brief van de portefeuillehouders alleen, maar is sprake van een gemeenschappelijke brief, mede door u ondertekend. Eveneens anders dan in uw brief van 28 mei 2014 is opgemerkt hebben de verstrekte garanties betrekking op de functies 2015 van BJZ (of haar rechtsopvolger) en niet, zoals u in uw brief van 28 mei 2014 lijkt te stellen, op BJZ (of haar rechtsopvolger) als zodanig. Inmiddels is als gevolg van gewijzigde omstandigheden de inhoud van de brief van 27 februari 2014 deels achterhaald. In die brief staat dat het garantiebedrag Holland Rijnland € 12.498.212 zal bedragen. Als gevolg van het wegvallen van het aandeel van Voorschoten die haar verantwoordelijkheden via Haaglanden wil vormgeven dient het aandeel Voorschoten nu op de garantie Holland Rijnland in mindering te worden gebracht.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Een en ander betekent dat wij als Holland Rijnland, na aftrek van het aandeel Voorschoten, voor de huidige functies van BJZ in 2015 een bedrag begroten van € 11.885.800. Daarnaast is u al bekend, maar staat dit niet goed verwoord in uw brief van 28 mei, dat de verdeling van het totaalbedrag over de verschillende posten ten opzichte van de situatie in januari/februari 2014 verschilt. De verschillen zijn met name ontstaan door bijstelling van het budget AMK. Dit is gebeurd op basis van door u aangeleverde informatie over het feitelijk gebruik van de AMK-functies in Holland Rijnland (en Midden Holland). Voor het budget AMK verwijs ik u naar bijlage 1 waarin de door u beschikbaar gestelde cijfers zijn gebruikt om het budget AMK 2015 te berekenen. Deze berekening wordt ook gebruikt in de stuurgroep AMHK. 3.
Correcties van uw uitgangspunten t.a.v. AMK en AMHK in uw brieven van 28 mei 2014 en 4 juni 2014 (resp. nrs. 2014.0591 en 2014.0611JvK/PdG/nm
In uw brieven van 28 mei 2014 en 4 juni 2014 heeft u voorstellen opgenomen m.b.t. de situatie rond het AMK. Hoewel wij deze brieven nog verder zullen bestuderen geeft de inhoud daarvan ons nu al aanleiding tot de volgende opmerkingen. 3.1. Correctie formatieomvang AMK op basis van informatie AMK In de brieven gaat u onder meer in op de formatiegrootte van het AMK. U gaat uit van een totaal van 41,65 FTE voor Holland Rijnland en Midden Holland tezamen. Deze informatie strookt niet met de in 2014 door het AMK zelf aangeleverde informatie die zich als volgt laat samenvatten: Functies Gedragswetenschappers en Vertrouwensartsen samen Uitvoerders Teamleiders Secretariaat Totaal Hollands Midden 2014
Totaal fte
MH
ZHN/HR
5,2 fte
1,95
3,25
22,55 fte 1,4 3,5 32,65 fte
7,92 0,5
14,62 1,9
Wij gaan in onze aanpak uit van de informatie die wij aangeleverd hebben gekregen van het AMK zelf, welke wij betrouwbaar achten, mede omdat deze informatie ons in deze vorm en hoedanigheid vanaf het begin van de besprekingen is medegedeeld. Om die reden zullen wij bovenstaande tabel hanteren. Wij zien een verschil van 1,5 Fte bij het secretariaat. Aangezien u in uw brieven deze functie omschrijft als 5 Fte centrale en decentrale ondersteuning en het AMK zelf aangeeft 3,5 Fte secretariaat te hebben gaan wij er van uit dat 1,5 Fte tot de centrale ondersteuning behoort, naar alle waarschijnlijkheid ondergebracht bij de Middenstichting. Dat heeft tot gevolg dat de 1,5 Fte niet van rechtswege over gaat naar het AMHK. Er wordt daarom in bovenstaande tabel gerekend met de 3,5 Fte “eigen” secretariaat van het AMK die, in geval van overgang van onderneming (waarover hieronder meer) wel mee over zal gaan. Wij gaan er van uit dat
2
de andere verschillen tussen uw opgave en die van het AMK zelf op vergelijkbare wijze zijn te verklaren en dus niet van rechtswege overgaan. Als we het totaal aantal Fte, zoals dat in de tabel hiervoor is opgenomen afzetten tegen de door u gehanteerde Fte-prijs (waarover hieronder meer) resulteert dat in het volgende: 32,65 á 86.000 (uw genoemde Fte-prijs) Structurele middelen beschikbaar (bijlage 1) Verschil: * inclusief aandeel Voorschoten)
2.807.900* 2.635.425* 172.475
Dit is, uitgaande van uw Fte-prijs, waarover hieronder bij 3.4. nog meer, precies 2 Fte. Deze twee Fte kunnen met gebruikmaking van de incidentele middelen die nog beschikbaar zijn in 2015 en 2016 in dienst van AMHK blijven. De kans dat via natuurlijk verloop de formatie na twee jaar is verevend, lijkt groot. Voorts vragen wij ons de juistheid van uw opgegeven aantal Fte’s af omdat de berekening van uw opgegeven aantal Fte’s (41,65) vermenigvuldigd met uw Fte-prijs van 86.000 een bedrag van ruim 3,5 miljoen oplevert, terwijl uw eigen opgave van de totale begroting AMK Hollands Midden in 2014 3,1 miljoen is. 3.2
Correctie formatieomvang AMK na “uittreding” Voorschoten
Het voornoemde totaal aan Fte moet nog gecorrigeerd worden als gevolg van het feit dat Voorschoten het verband van Hollands Midden heeft verlaten. Voorschoten heeft (cijfers Tympaan/CBS) per 1-1-2014 3,4% van de inwoneraantallen 0-18 jaar in Hollands Midden (Holland Rijnland en Midden Holland). Uitgaande van de opgave van AMK spreken wij dus over 96.6/100 x 32.65 = 31,54 FTE. 3.3. Gebrek aan onderbouwing Fte-prijs In uw brief van 4 junin 2014 spreekt u over een Fte-prijs van 86.000. Uit de brief wordt helaas niet inzichtelijk hoe dit bedrag is opgebouwd. Afgaande op eerdere gesprekken met u en daarbij geleverde informatie m.b.t. de garantstelling rekende u toen met een bedrag van 78.000 per Fte. Graag vernemen wij van u welk deel van de 86.000 bestaat uit salarislasten, welk deel uit werkgeverslasten en welk deel uit overhead (incl. huisvestingslasten). 4.
Voorstel en voorwaarden
Als we uitgaan van uw eigen cijfers, te weten: ‐ integrale kostprijs AMK 2014: € 3.100.500,- (incl.Voorschoten) ‐ Aantal FTE’s 32,65 in 2014 (incl.Voorschoten) Dan bedraagt de kostprijs per FTE 95.000,-. Deze wijzigt voor 2015 niet of nauwelijks door het uittreden van Voorschoten. Uitgaande van dit voor u gunstiger Fte-bedrag , afgezet tegen het door ons gehanteerde aantal van 31,54 Fte resulteert dat in een benodigd bedrag van 2.996.300. Beschikbaar is structureel een bedrag van € 2.530.008. Dat resulteert in een tekort van 466.292 ofwel een “overschot” van 4,9 FTE (bij de door ons gehanteerde Fte-prijs) Uitgaande van al het voorgaande is ons voorstel dan als volgt: de regio’s Holland Rijnland en Midden nemen tezamen van de 4,9 Fte “overschot” 3,3 Fte structureel voor hun rekening u neemt 1,6 Fte structureel voor uw rekening De overgang AMK naar AMHK bedraagt dus 29,94 Fte, waarvan de kosten, bij de door ons gehanteerde prijs per Fte, 2.844.300 bedragen. Hiervan komt 1.946.355 voor rekening van Holland Rijnland en 897.946 voor rekening van Midden Holland. 3
Mocht het zo zijn dat in uw FTE-prijs van 86.000 tenminste 15% overhead is verdisconteerd dan kunnen we dat bedrag in een ander daglicht zien en kunnen de cijfers weer wijzigen. Het voorgaande voorstel doen wij onder de volgende voorwaarden: Als we aannemen dat sprake is van overgang van onderneming, dan neemt het AMHK, logischerwijs, het bestaande AMK-personeel over. Van belang is dat het AMHK per 1-1-2015 onmiddellijk operationeel is en kan voorzien in goede zorg, Daarvoor is een ingewerkt team noodzakelijk. Het gaat dan niet alleen om de individuele deskundigheid, maar ook om de meerwaarde van een goed functionerend en op elkaar ingespeeld team. Daar zit voor het AMHK en voor ons het voordeel in om met u samen te zoeken naar oplossingen. Op het moment dat u meent dat integraal moet worden afgespiegeld is dit voordeel weg en is er o.i. geen sprake meer van overgang van onderneming. Sterker: behoud van kwaliteit per 1-12015 is dan niet te garanderen, net zo min als zorgcontinuïteit. In het geval zich een andere situatie voordoet dan waar in deze brief van wordt uitgegaan, moeten wij andere afspraken maken. Wij geven er echter de voorkeur aan om samen met u en met behulp van onze wederzijdse juridische adviseurs in te zetten op het bemensen van het AMHK met professionals die nu al werkzaam zijn bij het AMK. Van afspiegeling kan dan geen sprake zijn. Voor de goede orde: de regio Midden Holland kent dit voorstel ambtelijk, maar moet daarover nog een bestuurlijk besluit nemen waarna u separaat zal worden geïnformeerd. 5.
Inzicht in de verdeling van de garantiebedragen
Voor een voorlopig inzicht in de wijze waarop wij, na de aanpassing op grond van AMK en Voorschoten de garantiebedragen denken te verdelen verwijzen wij u naar bijlage 2. Dit betreft nadrukkelijk een voorlopige opstelling. Deze moet nog besproken worden met de gemeentelijke werkgroepen en met u. In elk geval geeft bijlage 2 enigszins onze eerste denkrichting aan. 6.
Macrobudget
Ten slotte delen wij u mee dat het macrobudget voor Holland Rijnland in de meicirculaire 2014 enigszins is verhoogd, maar aanmerkelijk minder (4,57%) dan het landelijk gemiddelde van 9,5%. Deze zeer actuele ontwikkeling wordt momenteel doorgerekend en verwerkt in het concept programma jeugdzorg 2015. Het is niet ondenkbaar dat wij, bij te blijken mogelijkheden hiertoe, meer BJZ-functies over willen nemen dan tot dusverre is afgesproken. Hierop kan echter nu nog niet worden vooruitgelopen. 7.
Tot slot
Wij zijn hiervoor ingegaan op delen van uw brieven van 28 mei en 4 juni 2014. Wij zullen uw brieven voor het overige bestuderen. Zo nodig komen wij daar op korte termijn op terug. Rest ons nog te vermelden dat wij kennis hebben genomen van uw emailwisseling afgelopen donderdag/vrijdag met onze transitiemanager mw. Marion Goedhart. Wij zijn blij met de wijze waarop u met ons wilt samenwerken om tot oplossingen te komen. Wij zijn met u van mening dat wij zo spoedig mogelijk verder in gesprek moeten gaan om praktische oplossingen te vinden. Om die reden hebben wij u nu een voorstel gedaan t.b.v. het AMHK. Mijn voorstel is om eerst op heel korte termijn ambtelijk tot uitwerking te komen waarna wij bestuurlijk de afspraken kunnen afronden.
4
Met vriendelijke groet,
R.A. van Gelderen, wethouder gemeente Leiden, lid Dagelijks Bestuur Holland Rijnland en voorzitter portefeuillehouderoverleg Sociale agenda Holland Rijnland.
Bijlage 1: KOSTEN AMK deel AMHK; wijzigingen in garantstelling BJZ-functies Bijlage 2: concept reserveringen functies bureau jeugdzorg 2015 HR
5
Bijlage 1. KOSTEN AMK deel AMHK; wijzigingen in garantstelling BJZ-functies Aantal inwoners t/m 17 jaar (stand van zaken per 1-1-2014, cijfers Tympaan/CBS) Holland Rijnland: Voorschoten: Midden Holland
106675 (excl. Voorschoten) 5527 (niet berekend) 49215
68,43% 31.57%
Kosten AMK 2014 regio Hollands Midden, volgens opgave BJZ:
€ 3.100.500,-
Hollands Midden minus Voorschoten (3.4%):
€ 2.995.083
Structureel Structureel bedrag AMK per 2015 (minus 15% en minus 3,4% Voorschoten) Waarvan HR: Waarvan MH:
68,43% = 31.57% =
€ 2.530.008 € 1.731.284 € 798.724
Incidenteel 2015 (11% van 2.995.083) Waarvan HR: Waarvan MH:
68,43% = 31.57% =
€ € €
329.459 225.449 104.010
Incidenteel bedrag 2016 (5% van 2.995.083) Waarvan HR: Waarvan MH:
68,43% = 31.57% =
€ € €
149.754 102.477 47.277
6
BIJLAGE 2: CONCEPT RESERVERINGEN FUNCTIES BUREAU JEUGDZORG 2015 HR D. C plus voorstel verwerking nog te bestemmen
A. WAS
B. Minus Voorschoten -/- 4,9%
Toegang (JGT’s)
2.600.000
2.472.600
C. B plus verwerking nieuw beleid AMK 2.472.600
JPT CIT Nog te bestemmen AMK Nog te bestemmen incidenteel AMK 2015 Jeugdbescherming Jeugdreclassering Garantiebedrag subtotaal Af: Voorschoten: Garantiebedrag totaal
280.000 170.000 125.000
266.280 161.670 118.875
266.280 161.670 446.924
2.402.504
2.284.782
1.731.284 225.449
1.950.000
5.870.933 1.049.775 12.498.212
5.583.257 998.336 11.885.800
5.583.257 998.336 11.885.800
5.583.257 998.336 11.885.800
12.498.212
-/- 612.412 11.885.800
11.885.800
11.885.800
2.754.207 (waarvan 233.384 incidenteel) 450.000 200.000
Toelichting: Kolom A: Dit was het oorspronkelijk voorstel, inclusief Voorschoten, zoals met BJZ besproken en toegezonden aan VWS en VenJ op 27-2-2014 Kolom B: Holland Rijnland heeft per 1-1-2014 112.262 inwoners van 0 t/m 17 jaar (bron: Tympaan/CBS)Voorschoten heeft per 1-1-2014 5.527 inwoners in die categorie. Dat is 4,9% van HR. Voorschoten gaat haar verantwoordelijkheden vormgeven via Haaglanden, daarom worden alle garanties HR met 4,9% verlaagd. Het garantiebedrag Voorschoten voor BJZ is in rood aangegeven. Kolom C: In kolom A was een bedrag opgenomen voor AMK dat naar inzicht van BJZ uitsteeg boven het feitelijk gebruik in de regio Hollands Midden. Daarom is dit bedrag neerwaarts bijgesteld. Opgenomen is het structurele bedrag dat beschikbaar is voor de functie AMK in het AMHK, op basis van cijfers 2014 (BJZ) minus 15% (totaal van landelijke kortingen) en het aandeel Voorschoten (3,4% van HM).. Opgenomen is voorts een incidenteel bedrag dat in 2015 nog beschikbaar is voor de functie AMK in het AMHK . Kolom D: In deze kolom wordt een concept beeld gegeven van het garantiebedrag dat nog geen bestemming heeft door het bedrag toe te delen aan functies. Dit conceptbeeld is nog in bespreking binnen gemeenten en gemeentelijke werkgroepen in het kader van de ontwikkeling van programma 2015. Dit voorstel staat dus nog niet vast en moet voorts nog met BJZ worden besproken. 7
‐
-
-
-
Het budget JGT is verhoogd met middelen die aanvankelijk waren gereserveerd voor AMK. Een deelbedrag is incidenteel, daar moet voor 2016 rekening mee worden gehouden. Er is 1 JGT minder te formeren, wegens Voorschoten. In 2016 is er ook nog incidenteel geld, plm. 45% van het incidenteel geld 2015. Functie JPT was oorspronkelijk op 80% gezet. Wegens positieve ervaringen is dit budget teruggezet op 100% budget 2014. De 2 teams in Hollands Midden kosten dan 3,5 ton (uit het budget Jeugdzorg, excl. gemeentelijke inbreng). Vervolgens is een ton toegevoegd om een start te maken met een JPT in de Duin- en Bollenstreek. De gemeenten moeten zelf, conform huidige systematiek, daar zelf 2 ton aan toevoegen. Berekend moet nog worden of de toe te voegen budgetten voldoende zijn voor de vormgeving van JPT in Duin- en Bollenstreek. Het CIT (crisisinterventie) is teruggebracht op 100%. Dat is nodig omdat nog weinig voortgang zichtbaar is in de voorstellen van de aanbieders om te komen tot een integrale crisisaanpak. Met betrekking tot crises in de jeugdzorg mogen geen manco’s ontstaan. AMK is aangepast aan de inhoud van deze brief. Het budget is naar boven afgerond.
8
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
3.
Contractering (en Begroting) Jeugdhulp 2016 Platformtaak volgens gemeente
De 13 gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdzorg afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten. 4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
17 dec 2015 16 dec 2015
1. Kennis te nemen van de 2e voorlopige begroting Jeugdhulp 2016 met toelichting; 2. Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren om de contracten met aanbieders van Jeugdhulp te verlengen conform de 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016.
De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp heeft op basis van de huidige financiële kaders en de gevoerde inkoopgesprekken met de zorgaanbieders een begroting jeugdhulp 2016 opgesteld op basis waarvan het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland de contracten met de zorgaanbieders kan verlengen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland en begroting Jeugdhulp 2016
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Relevante regelgeving: Jeugdwet Eerdere besluitvorming: Hart voor de jeugd (beleidsplan) Verordening jeugdhulp Regionaal opdrachtgeverschap Notitie jeugdhulp, inclusief begroting DVO Jeugdhulp 2014 – 2016 Inkoopstrategie Jeugdhulp 2016 Inkoopplan Jeugdhulp 2016
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum:
16 december 2015 Tijd: 9:30-12.00 Gemeente Zoeterwoude
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Contractering (en Begroting) Jeugdhulp 2016
Beslispunten: 1. In te stemmen met de 2e voorlopige begroting Jeugdhulp 2016 en de daartoe behorende toelichting. 2. Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren om de contracten met aanbieders van Jeugdhulp te verlengen conform de 2 e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016. Inleiding: Vorig jaar is voor het eerst ervaring opgedaan met de inkoop van de jeugdhulp voor 13 gemeenten in Holland Rijnland. Hierbij zijn (vooral reeds betrokken) aanbieders gecontracteerd voor 1 jaar. Bij het PHO van 15 juli 2015 is ingestemd met de voorlopige begroting Jeugdhulp 2016. Op basis van deze voorlopige begroting en de kaders uit de Inkoopstrategie jeugdhulp 2016 en het Inkoopplan 2016 zijn inkoopgesprekken gevoerd met de aanbieders. In dit voorstel ligt de 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp voor het jaar 2016 voor met de daartoe behorende toelichting. De toelichting bevat een opsomming van wijzigingen ten opzichte van het inkoopplan jeugdhulp 2016. Na de financiële afsluiting van dit jaar worden de resultaten van 2015 gebruikt om de begroting voor 2016 te actualiseren zodat deze definitief kan worden voorgelegd aan het Pho Maatschappij en de colleges van de deelnemende gemeenten. Op basis van deze 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016 met de daartoe behorende toelichting wordt voorgesteld positief te adviseren aan het DB ten aanzien van het verlengen van de contracten Jeugdhulp 2016. -
Rol Holland Rijnland De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Holland Rijnland (TWO) is door de samenwerkende gemeenten ingesteld met als doel het inhoudelijk opdrachtgeverschap jeugdhulp in te vullen. Onderdeel daarvan is voorstellen te doen over de wijze waarop de inkoop vorm krijgt.
Beoogd effect: Een haalbare, verantwoorde en efficiënte inkoop van jeugdhulp in 2016. Contractering van kwalitatief goede Jeugdhulp voor de regio.
3
Argumenten: 1.1 De Begroting Jeugdhulp 2016 gaat uit van de bestaande financiële kaders De begroting is gebaseerd op de meicirculaire 2015. Hierin is een budgetverlaging te zien welke wordt veroorzaakt door een uitname van de Wet langdurige zorg (WLZ) en de invoer van het objectieve verdeelmodel vanaf 2016. Het macrobudget jeugdhulp voor de regio daalt van € 104,5 miljoen naar € 95 miljoen. Naast de generieke landelijke korting, is sprake van een extra bezuiniging als gevolg van de negatieve effecten van de invoering van het objectieve verdeelmodel. Bij de 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp hoort een toelichting, met daarin de keuzes die zijn gemaakt en de gevolgen daarvan voor de contractering 2016. 1.2.
De begroting is sluitend en blijft binnen de financiële kaders Ondanks de druk op een aantal van de posten is het gelukt de 2e voorlopige begroting 2016 sluitend te maken binnen de financiële kaders.
1.3
De budgetten per perceel zijn gewogen toegedeeld De hoogte van het macrobudget is leidend voor de contractuele verlengingsafspraken voor jeugdhulp 2016. Door bezuinigingsvariant B, de gewogen toedeling, toe te passen lukt het binnen het macrobudget jeugdhulp 2016 te blijven. Zie voor een overzicht van de percelen de tabel onder het kopje financiën in dit voorstel.
1.4
Er vindt geen bezuiniging plaats op de post Jeugd- en Gezinsteams (JGT’s) Deze bedragen zijn op het niveau van 2015 gehouden conform de wens van de gemeenten. De JGT’s zijn namelijk de spin in het web bij de transformatie van de jeugdhulp. Voor de contractering van de JGT’s is een afzonderlijk aanbestedingstraject gestart. Deze procedure leidde niet tot het gewenste resultaat. Het Pho Maatschappij heeft daarop op 23 september 2015 besloten de contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders te verlengen.
1.5.
Het budget voor PGB daalt van 7,5 naar 5 miljoen euro Er zijn voor gemeenten ook lokale mogelijkheden voor het bieden van maatwerk. Voor de PGB’s is in de begroting van de jeugdhulp in totaal €7.500.000 lokaal belegd. € 5.000.000 voor gemeenten zelf en er is een regionale reserve van €2.500.000 voor overschrijdingen van het beschikbare PGB‐budget. Op dit moment is er nog een grote onzekerheid over in welke mate het budget voor PGB toereikend is. Vanaf april is bij de aanbieders de tendens van een toename van omzetting van PGB naar zorg in natura zichtbaar. Deze ontwikkeling zet zich naar verwachting nog door. Om voorgaande reden wordt voorgesteld de hoogte van de PGB budget ongemoeid te laten maar wordt de regionale reserve opgeheven ter dekking van de contractering van de zorg in natura.
1.6
Voor verlenging van de contracten is eerder besloten via de inkoopstrategie 2016 In de in 2015 afgesloten contracten met de zorgaanbieders is de mogelijkheid opgenomen tot verlenging van de contracten met een jaar. Ook bij verlening is het mogelijk om de budgetten te wijzigen en binnen de kaders van het contract aanvullende afspraken te maken, In de inkoopstrategie 2016 is ervoor gekozen de contracten van de huidige aanbieders van de percelen 1 tot en met 7 (exclusief zorgcontinuïteit en exclusief JGT’s) met een jaar te verlengen.
1.7
Met de in 2015 gecontracteerde aanbieders zijn contractgesprekken gevoerd De aanbieders hebben offertes en werkplannen ingediend conform het inkoopplan 2016. Vervolgens zijn gesprekken gevoerd en is conform de contracten voor 1 oktober schriftelijk aangegeven of en op welke wijze het contract wordt verlengd.
4
Met vrijwel alle aanbieders is uiteindelijk wederzijdse instemming bereikt over de inhoud, volume en hoogte van het budget. 1.8
De contractering past binnen de begroting jeugdhulp 2016 De verlenging van de contracten gaat gepaard met een bezuiniging van gemiddeld 10%. Deze bezuiniging wordt gehaald. In de toelichting bij de 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016 staan de wijzigingen te aanzien van het Inkoopplan Jeugdhulp 2016 beschreven. Het totaal past binnen de begroting en vindt u terug in bijlage 2, de begroting en de bedragen per aanbieder.
1.9
Voor het uitvoeren van het gezamenlijk opdrachtgeverschap hebben de gemeenten een Dienstverleningsovereenkomst afgesloten met Holland Rijnland Op basis van deze DVO en het bijbehorende Besluit Mandaat, Volmacht en Machtiging Holland Rijnland sluit het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland namens de gemeenten de contracten af met de zorgaanbieders.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 In de begroting 2016 is geen flexibel budget meer opgenomen. Het in 2015 begrote flexibele budget is in 2016 nodig om de verwachte tekorten in de jeugdhulppercelen op te kunnen vangen. Zonder flexibel budget is er geen ruimte om onvoorziene zaken op te vangen, anders dan door onderuitputting van budgetten. 1.2
Met een aanbieder wordt het contract niet verlengd Met een aanbieder, die begeleiding biedt aan kinderen, hebben wij geen overeenstemming bereikt. Het contract met deze aanbieder eindigt op 31 december 2015. Met hen en vergelijkbare gecontracteerde aanbieders zijn wij in gesprek om de zorg voor kinderen te garanderen.
Financiën: Wijzigingen ten opzichte van het inkoopplan 2016 Onderdeel
Inkoopplan
Begroting 2016
Flexibel budget
5.000.0000
0
PGB
7.500.000
5.000.000
Vrijgevestigden
2.500.000
3.564.532
Jeugdbeschermingstafel
80.000
120.000
Zittend vervoer
230.669
200.000
Buiten Regionaal
750.000
550.000
Perceel 1
Bezuiniging 2.800.000
Ophoging 1.186.893
Perceel 2
Bezuiniging 500.000
Bezuiniging 1.591.179
Perceel 4
Bezuiniging 500.000
Ophoging 264.362
Perceel 5 en 6
Bezuiniging 2.500.000
Ophoging 1.010.096
Perceel 7
Bezuiniging 700.000
Ophoging 2.778.130
5
In de bovenstaande tabel staande wijzigingen ten aanzien het Inkoopplan Jeugdhulp 2016. In de toelichting treft u een uitgebreide analyse van deze wijzigingen aan. Communicatie: De colleges informeren over de 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016 en de verlenging van de contracten Jeugdhulp 2016. Daarnaast zal een algemeen persbericht worden opgesteld. Bijlagen (VERTROUWELIJK): 1) 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016 2) 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016 overzicht per gemeente 3) Overzicht per aanbieder 4) Toelichting 2e voorlopige Begroting Jeugdhulp 2016
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland Platformtaak volgens gemeente De gemeenten hebben voor de jaren 2015 en 2016 de inkoop van de jeugdhulp regionaal belegd bij de tijdelijke werkorganisatie opdrachtgeverschap jeugdhulp, ondergebracht bij Holland Rijnland. De gemeenten willen deze samenwerking vanaf 2017 voortzetten. Met deze notitie leggen we de uitgangspunten vast voor de toekomst van de jeugdhulp vanaf 2017. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
Jan 2016 Jan 2016
16 December 2015
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
1. In te stemmen met de volgende verfijningen van de uitgangspunten van de toekomst van de jeugdhulp naar aanleiding van de input van raden en stakeholders a. Lokale sturing versus regionale kaders: aansluiting tussen regio (TWO) en het lokale (gemeenten) is een belangrijk basis om goed te kunnen sturen op de jeugdhulp; b. Doorontwikkeling JGT’s: JGT’s beter ondersteunen bij hun cruciale rol; c. Partnerschap en opdrachtgeverschap: als opdrachtgever focussen we ons op de ‘wat’vraag. Het ‘hoe’ wordt bepaald door de zorgaanbieders in afstemming met cliënt en JGT’s (deskundigheid in de markt). 2.
6.
Colleges te adviseren: in te stemmen met de uitgangspunten voor de toekomst van de jeugdhulp in Holland Rijnland en hierbij de volgende accenten aan te geven om een versnelling van de transformatie te realiseren: a. Inzetten op integraal beleid om samenhang met de verschillende onderdelen van het sociale domein te bereiken; b. Partnerschap en opdrachtgeverschap versterken om met alle partijen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te nemen voor het anders werken; c. Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders; d. Jeugd- en gezinsteams zijn de basis van de transformatie; e. Afschalen en normaliseren: doen wat nodig is, zo zwaar als nodig is en zo licht als mogelijk.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
2
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
De gemeenten willen de regionale samenwerking op het gebied van de jeugdhulp vanaf 2017 continueren. Om daar invulling aan te geven is op 11 november een voorlopige notitie met uitgangspunten besproken in het portefeuillehoudersoverleg. Voor het verder concretiseren van deze uitgangspunten zijn we in gesprek gegaan met gemeenteraden en andere stakeholders. De resultaten zijn op hoofdlijnen samengevat aan het einde van de notitie. Op basis van deze uitgangspunten bepalen de gemeenten de inhoudelijke werkagenda van de regio voor de komende vier jaar en ontwikkelen de gemeenten gezamenlijk de Inkoopstrategie voor 2017 en verder. Nee
9.
Financiële gevolgen
n.v.t.
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Jeugdwet Relevant beleid: - Regionaal beleidsplan Hart voor de Jeugd - Inkoop jeugdhulp 2015 en 2016 - Gezamenlijk opdrachtgeverschap Eerdere besluitvorming: Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 11 november – voorlopige uitgangspunten toekomst jeugdhulp
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum: Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
16 december 2015
Onderwerp: Uitgangspunten toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland
Beslispunten: 1. In te stemmen met de volgende verfijningen van de uitgangspunten van de toekomst van de jeugdhulp naar aanleiding van de input van raden en stakeholders a. Lokale sturing versus regionale kaders: aansluiting tussen regio (TWO) en het lokale (gemeenten) is een belangrijk basis om goed te kunnen sturen op de jeugdhulp; b. Doorontwikkeling JGT’s: JGT’s beter ondersteunen bij hun cruciale rol; c. Partnerschap en opdrachtgeverschap: als opdrachtgever focussen we ons op de ‘wat’vraag. Het ‘hoe’ wordt bepaald door de zorgaanbieders in afstemming met cliënt en JGT’s (deskundigheid in de markt). 2.
Colleges te adviseren: in te stemmen met de uitgangspunten voor de toekomst van de jeugdhulp in Holland Rijnland en hierbij de volgende accenten aan te geven om een versnelling van de transformatie te realiseren: a. Inzetten op integraal beleid om samenhang met de verschillende onderdelen van het sociale domein te bereiken; b. Partnerschap en opdrachtgeverschap versterken om met alle partijen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te nemen voor het anders werken; c. Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders; d. Jeugd- en gezinsteams zijn de basis van de transformatie; e. Afschalen en normaliseren: doen wat nodig is, zo zwaar als nodig is en zo licht als mogelijk.
Inleiding: Sinds 1 januari 2015 wordt in de regio Holland Rijnland door 131 gemeenten gezamenlijk de jeugdhulp georganiseerd. De basis hiervoor is het regionale beleidsplan Hart voor de Jeugd, waarmee de regio invulling heeft gegeven aan de transformatie. Daarin staat een aantal uitgangspunten centraal: vraag gestuurde jeugdhulp die zicht richt op de hele sociale context van jeugd, die integraal is en nabij en die zoveel als mogelijk de eigen kracht versterkt. Jeugdhulp die uitgaat van behandelen en normaliseren en het versterken van het dagelijkse leven. Op moment van schrijven hebben we hier bijna een jaar ervaring mee opgebouwd. Door de verplichte zorgcontinuiteït en doordat dat de beschikbare sturingsinformatie voornamelijk gebaseerd was op cijfers en aantallen van voor de transitie, was het nog steviger sturen op of versnellen van de transformatie dit jaar beperkt mogelijk.
1
Vanwege de samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Leidschendam‐Voorburg is Voorschoten voor de inkoop van de Jeugdhulp aangesloten bij Haaglanden. 4
De uitgangspunten van het jeugdmodel staan nog overeind, maar een versnelling van de transformatie is nodig om de kwaliteit te verbeteren, anders te gaan werken en zo ook de bezuiniging te kunnen realiseren. Door het aanbrengen van een aantal accenten hopen we deze versnelling in gang te zetten. De inhoudelijke uitgangspunten zijn de basis voor de inkoopstrategie 2017 en worden uitgewerkt in een regionale werkagenda. De portefeuillehouders hebben op 11 november 2015 gesproken over de voorlopige uitgangspunten voor de toekomst van de jeugdhulp. Op basis hiervan zijn de gemeenten in gesprek gegaan met raden en stakeholders. Hun input is verwerkt in bijgaande notitie. Beoogd effect: De jeugdhulp in Holland Rijnland effectiever en efficiënter in te zetten: slim, doeltreffend en als dat kan dicht bij het gezin. Argumenten: 1.1 Over de voorlopige uitgangspunten is input opgehaald bij de raden en stakeholders. Voor de concretisering van de voorlopige uitgangspunten zijn gemeenten in gesprek gegaan met raden en stakeholders. De input is verwerkt in bijgaande notitie. Op basis van de verschillende reacties kan grofweg gesteld worden dat de uitgangspunten op een drietal zaken verfijnd worden, waarbij sommige uitgangspunten meer als doelstellingen gelezen kunnen worden. a. Lokale sturing versus regionale kaders Een goede aansluiting tussen de regio (TWO) en het lokale (de gemeenten) is een belangrijke basis om goed te kunnen sturen op het domein jeugd. Zaken zoals een goede ambtelijke en bestuurlijke (overleg)structuur, een goede communicatie, solidariteit en risicodeling willen we als regio graag behouden. Concrete uitgangspunten en/of doelstellingen zijn: - Regionaal contractmanagement is goed aangesloten op het lokale beleid en versterkt dit beleid; - Er komt een strategisch overleg Jeugd, waarbij de verschillende gemeentes beleid vormgeven op verschillende thema’s, zoals: aansluiting onderwijs en zorg, aansluiting 18/18+, rol van huisartsen en vrijgevestigden, PGB vs. ZIN, veiligheid etc.; - Er is ruimte voor lokale initiatieven en we leren van elkaar; - De inkoop 2017 wordt uitgevoerd door een regionaal inkoopteam, samengesteld vanuit verschillende gemeenten en verschillende invalshoeken (beleid, financiën, contractmanagement, bedrijfsvoering). b. Doorontwikkeling JGT’s Door alle gemeenten wordt een cruciale rol toebedeeld aan de JGT’s. Belangrijke uitgangspunten zoals vraaggerichte, integrale zorg (1 gezin, 1 plan) dienen hier vorm te krijgen. Samen met zorgaanbieders moet op deze plek ook gekeken worden wanneer zorg afgeschaald kan worden.Genoemde uitgangspunten en doelstellingen zijn: De JGT’s dienen goed aangesloten te zijn op de lokale situatie; De gemeenten hebben een stem in de samenstelling van de JGT’s; De rolverdeling tussen coöperatie, lokale JGT’s en TWO wordt goed omschreven; Onderzoek in hoeverre ambulante zorg nog meer door de JGT’s geleverd kan worden, danwel daar nog beter op kan worden aangesloten (verticale integratie van zorg); De JGT’s werken nog meer outreachend; De JGT’s worden kostenbewust gemaakt door ze budgetverantwoordelijkheid te geven; De JGT’s monitoren hun cliëntstromen.
5
c. Partnerschap en opdrachtgeverschap Als opdrachtgever focussen we ons zoveel mogelijk op de ‘wat’-vraag. Het ‘hoe’ wordt bepaald door de zorgaanbieders in afstemming met cliënt en JGT’s (deskundigheid in de markt). Uitgangspunten die horen bij professioneel opdrachtgeverschap zijn: We blijven bouwen aan een goede relatie met zorgaanbieders (zowel ambtelijk als bestuurlijk), gebaseerd op vertrouwen; Cliëntenparticipatie als speerpunt bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer; Meer aandacht voor sturing en monitoring; We faciliteren Innovatie/transformatie faciliteren door onze manier van inkoop en sturing; We bevorderen meer samnwerking tussen aanbieders (horizontale integratie van zorg). 1.2 De uitgangspunten zijn verder geconcretiseerd ten behoeve van de inkoop. In het portefeuillehoudersoverleg is op 11 november 2015 gevraagd de uitgangspunten te concretiseren, vooral met betrekking tot de ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders. De input hiervoor is verwerkt in (de bijlage van) bijgaande notitie. Bovenstaande uitgangspunten en doelstellingen leiden tot een inkoopstrategie 2017, zoals beschreven in de Inkoopstrategie Jeugdhulp 2017. De belangrijkste uitgangspunten zijn: - Zo integraal mogelijk (minder percelen), maar wellicht wel verschillende inkoopmodellen naast elkaar (differentiatie); - Lokale betrokkenheid bij inkoopproces; - JGT als spin in het web: toeleiding, normaliseren, afschalen; - In dialoog met zorgaanbieders de transformatie vormgeven, mede door een passende manier van contractmanagement; - Cliëntenparticipatie borgen in inkoop; - De keuze voor het inkoopmodel bepalen op basis van de gedeelde uitgangspunten met voldoende ruimte voor lokale accenten. 2.1 Het basismodel van Hart voor de Jeugd staat nog overeind. Gemeenten zoeken naar een jeugdaanpak waarin een zo compleet mogelijke oplossing voor inwoners wordt gezocht, in de eigen leefomgeving, vanuit het principe: 1gezin/1plan. Jeugdigen en hun gezinnen hebben belang bij een integrale aanpak. 2.2
De uitgangspunten zijn de basis voor verdere regionale samenwerking vanaf 2017, waaronder de inkoopstrategie 2017. Vanaf 2017 start een nieuwe aanbestedingsronde. Aan de basis hiervan ligt de herbevestiging van de inhoudelijke uitgangspunten van de samenwerking in de jeugdhulp. De Inkoopstrategie 2017 is opgesteld op basis van deze inhoudelijke kaders. 2.3
De uitgangspunten zijn de basis voor verdere regionale samenwerking vanaf 2017, waaronder een regionale werkagenda. De uitgangspunten zullen verder geconcretiseerd moeten worden. Het ‘wat’ wordt nu herbevestigd, het ‘ hoe’ vraagt nog om een nadere uitwerking. In de vorm van een regionale jaarlijkse werkagenda jeugdhulp kan hier door de gemeenten gezamenlijk invulling aan gegeven worden. Deze wordt nu opgesteld.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Voor de inkoop 2017 is een strak tijdspad waar geen rek in zit Een inkooptraject kost minimaal 10 maanden en daar moet dan ook zo vroeg mogelijk mee gestart worden. Gezien de benodigde gemeentelijke besluitvorming is het niet mogelijk eerder dan 1 april met de inkoopprocedure 2017 te kunnen starten. Terugrekenend betekent dit dat nu een herbevestiging van de uitgangspunten wordt voorgelegd. Parallel hieraan is de Inkoopstrategie 2017 al opgesteld op basis van deze uitgangspunten.
6
2.1 De raadpleging aan de voorkant met de andere stakeholders is summier Cliënten, zorgaanbieders, (coaches van) Jeugd- en Gezinsteams, het onderwijs en de huisartsen vormen een belangrijke bron van sturingsinformatie voor de toekomst van de jeugdhulp. Gezien het strakke tijdspad is zo veel mogelijk input opgehaald via bestaande structuren en overleggen. Voor verdere raadpleging van stakeholders wordt extra ruimte gecreëerd binnen de inkoopprocedure. Communicatie: n.v.t. Bijlagen: 1. Notitie ‘Uitgangspunten toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland’ v 8 december 2015
7
Uitgangspunten toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland 1. Inleiding In de regio Holland Rijnland is de afgelopen periode intensief samengewerkt om de taken op het gebied van jeugdhulp vorm te geven binnen de gemeenten. Belangrijke mijlpaal hier‐ bij was de transitie op 1 januari 2015, waarbij de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp is overgedragen aan de gemeenten. Daarbij hebben de 13 gemeenten binnen Holland Rijn‐ land ervoor gekozen het opdrachtgeverschap van de jeugdhulp gezamenlijk vorm te geven. Naast het vormgeven van de overheveling van taken hebben de gemeenten ingezet op een wezenlijke verandering in het organiseren van de jeugdhulp. Door efficiënter te organiseren willen de gemeenten met minder geld toch goede zorg blijven bieden. Inmiddels hebben we 10 maanden ervaring opgedaan met de jeugdhulp. Met deze notitie willen we het Jeugdmodel dat de basis is voor de samenwerking in de regio herbevestigen, uitwerken en aanscherpen waar nodig. Op basis van deze uitgangspunten bepalen de ge‐ meenten de inhoudelijke werkagenda van de regio voor de komende vier jaar en ontwik‐ kelen de gemeenten gezamenlijk de Inkoopstrategie voor 2017 en verder. Leeswijzer In hoofdstuk 2 zijn de eerste voorlopige bevindingen met betrekking tot de uitvoering van de jeugdhulp in deze regio opgenomen. Het gekozen jeugdmodel en de verschillende ver‐ antwoordelijkheden worden in de hoofdstukken 3 en 4 herbevestigd. Dit leidt tot een set van uitgangspunten voor versnelling van de transformatie in de komende jaren, zoals op‐ genomen in hoofdstuk 5. Op basis van input vanuit de gemeenten zijn deze uitgangspunten verder aangescherpt (hoofdstukken 6 en 7). Ten slotte is in hoofdstuk 8 aangegeven hoe de uitgangspunten een basis vormen voor de inkoopstrategie voor 2017 en verder. 2. Eerste voorlopige bevindingen De uitvoering beslaat op dit moment een periode van 10 maanden waardoor inmiddels meer zicht is ontstaan op de werking van het nieuwe stelsel en de realisatie van de jeugd‐ hulp. Op basis van kwartaalrapportage 2 en de resultaten van de inkoopgesprekken 2016 zijn de volgende voorlopige eerste bevindingen geformuleerd. Algemeen kan gesteld wor‐ den dat de druk op de budgetten toeneemt en de transformatie nog onvoldoende op gang komt. Nader inzicht en analyses van de wachtlijsten, capaciteit en inzet zijn nodig. Met de aanbieders en de JGT’s zal richting gegeven moeten worden op een betere aansluiting van het vraag en aanbod. Uiteraard moet de noodzakelijke zorg geleverd worden. In bijlage 1 is een aantal bevindingen en mogelijke beheersmaatregelen meer in detail aan‐ gegeven.
3. Jeugdmodel Holland Rijnland Gemeenten kiezen voor een aanpak waarin zo compleet mogelijke, integrale oplossingen voor inwoners wordt gezocht, bij voorkeur in de eigen leefomgeving, vanuit het principe: 1gezin/1plan. Centraal in de visie staat het gegeven dat iedereen een rol heeft in het op‐ groeien van onze jeugd, en als centraal doel is geformuleerd dat de jeugd in Holland Rijnland gezond en veilig opgroeit. In ons jeugdhulpmodel is dit vertaald in hulp en ondersteuning die zo veel mogelijk is ingebed in het dagelijks leven van de kinderen. Dus binnen de context van de samenleving en de basisvoorzieningen, met een belangrijke rol voor het sociaal netwerk, en waarbij de belangen van het kind centraal staan. Waarbij oplossingen uit andere leefdomeinen (bijvoorbeeld wonen, werk, schuldhulp, bijstand en onderwijs) soms cruciaal zijn. En waarin dus alle partijen een rol hebben de zelfregulering van de gezinnen te versterken. De regionale visie in Iedereen doet mee en het beleidsplan Hart voor de Jeugd hebben nog niets van hun kracht verloren, maar vragen nu wel om aanscherping en operationalisering. Ouders zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het veilig en gezond opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Ook als zij daarbij hulp nodig hebben. Als er hulp nodig is, doen we wat nodig is: zo licht mogelijk en zo zwaar als nodig. Als basis voor hulp en onder‐ steuning aan gezinnen geldt, dat: 1) er hulp plaats vindt op basis van gezamenlijk plan van jeugdigen/gezinnen en hulpver‐ lener. Daar waar meerdere partijen betrokken zijn is de 1gezin/1plan methodiek lei‐ dend. De blik is breed en gericht op alle leefgebieden (wonen, inkomen, opleiding, werk); 2) gezinnen zo veel als mogelijk de regie hebben (ook wanneer ze bij het voeren van die regie hulp nodig hebben, verliezen we nooit uit het oog dat het om hun leven gaat). Van de gezinnen wordt eigenaarschap en van de professional wordt betrokkenheid en deskundigheid verwacht; 3) veiligheid een verantwoordelijkheid is van ieder mens die met kinderen te maken heeft. Professionals volgen de meldcode; 4) ondersteuning bij voorkeur plaatsvindt in de eigen leefomgeving en er op is gericht jeugdigen/gezinnen naar vermogen deel te laten nemen aan de samenleving; en 5) de vier vorige kernwaarden zichtbaar en voelbaar zijn in zowel de geboden hulp als in de samenwerking tussen de verschillende ‘pijlers’. In bijlage 2 zijn de pijlers nader uitgewerkt.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
1
-
De gemeenten willen voor hun jeugdige inwoners ook vanaf 2017 hulp en ondersteuning bieden die tenminste de volgende onderdelen bevat: - Praktische ondersteuning bij de opvoeding, zoals gezinsbegeleiding (in samenhang met onderwijs, werk, inkomen, wonen, mantelzorgondersteuning). Doel is versterken van de draagkracht van gezinnen. Hierbij speelt het Jeugd‐ en Gezinsteam een rol, maar ook hulp bij schuldsanering, expertise op het gebied van kinderen met een beperking, huishoudelijke hulp; - Zo veel mogelijk basisjeugdhulp door jeugdprofessionals in lokale Jeugd‐ en Gezins‐ teams met als doel het gezin te ondersteunen in het vinden van de eigen antwoorden op de eigen vragen. Deze hulp is vrij toegankelijk. Kernfuncties JGT zijn: toegang, basis‐ diagnostiek, schakelfunctie naar voorliggend veld, andere leefgebieden of aanvullende zorg (specialistische jeugdhulp) collectieve aanpak, ambulante hulp; - Aanvullende of gespecialiseerde hulp en expertise in de vorm van consultatie, diagnose en behandeling (ambulante jeugdhulp). Doel is te komen tot vormen van consultatie die de JGT’s optimaal versterken in het bieden van tijdige, goede en passende hulp;
Vervangende leefomgeving in de vorm van pleegzorg, gezinsvervangende huizen of re‐ sidentiële zorg (inclusief jeugdzorgplus). Doel is om te komen tot een aanbod dat aan‐ sluit op het gewone leven en de begeleiding door het JGT. Hierdoor lagere instroom zwaarste vormen van jeugdhulp; capaciteit ombouwen naar tijdelijke vormen van specialistische zorg en andere vormen zoals, gezinshuizen, logeerhuizen, pleegzorg, netwerkplaatsingen; Zorg in het beschermend kader (jeugdbescherming, jeugdreclassering gesloten plaat‐ sing); en Crisiszorg.
4. Verantwoordelijkheden Gemeenten zijn zowel inhoudelijk als financieel verantwoordelijk voor het hele jeugdhulp‐ stelsel. De sturingsfilosofie is om vanuit inhoud en visie een aanbod van integrale hulp mo‐ gelijk te maken, waarbij de jeugdigen en ouders de regie hebben over hun hulpplan. De gemeenten hebben voor het opdrachtgeverschap de krachten gebundeld. Het regionaal op‐ drachtgeverschap heeft als basis dat we de administratie beperken tot hoogst noodzakelijk en dat we samenwerken in een vorm van partnerschap met de aanbieders. De gemeenten bepalen binnen de regio het beleid en de kaders op basis waarvan de ge‐ meenten met elkaar inhoudelijke onderwerpen verder uitwerken en de regio de inkoop van de jeugdhulp uitvoert. Regionaal worden de zorgaanbieders (inclusief vrijgevestigden) ge‐ contracteerd voor inzet in de Jeugd‐ en Gezinsteams, aanvullende of specialistische jeugd‐ hulp en hulp in het gedwongen of beschermend kader. Gezamenlijk kunnen de gemeenten massa maken om de transformatie verder te bewerkstelligen en het regionale en lokale aanbod van jeugdhulp beter op elkaar aan te sluiten. De regionale afspraken geven gemeen‐ ten voldoende ruimte om invulling te geven aan lokale uitvoering. Zodat uitvoering kan wor‐ den gegeven aan integrale hulp omdat Wmo, zorg, schulddienstverlening en werk en inko‐ men lokaal zijn georganiseerd. De gemeenten kiezen regionaal voor een vorm van inkoop en contractering waarbij oog is voor lokale wensen en kenmerken. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inhoude‐ lijke inzet van Jeugd‐ en Gezinsteams die in hun gemeente actief zijn en zorgen voor de integratie van het regionale en lokale aanbod.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
2
5. Uitgangspunten voor versnelling van de transformatie Met Hart voor de Jeugd hebben we een transformatie ingezet, met als doel de kwaliteit van de zorg te verbeteren door deze anders in te richten. We willen een wezenlijke verandering in de manier waarop de zorg is georganiseerd. De uitdaging is om een goede kwaliteit zorg te realiseren tegen lagere kosten. Het effect waar wij naar streven is dat we een degelijk aanbod van jeugdzorg overeind houden binnen de financiële kaders. Om de opgelegde bezuinigingen te realiseren, moeten we een versnelling in de transformatie aanbrengen, door scherper in te zetten op het ver‐ beteren van de kwaliteit en daarvoor anders te gaan werken. In onderstaande uitgangspunten geven we aan hoe we op welke onderdelen willen sturen om de transformatie te versnellen. Op basis van regionale solidariteit willen we de inhou‐ delijke samenwerking en de gezamenlijke invulling van het opdrachtgeverschap voortzet‐ ten. Kaderstellend hiervoor is het beschikbare budget van het Rijk. Vooralsnog kiezen we er voor dat de aanvullende bezuinigingen niet ten laste gaan van de Jeugd‐ en Gezinsteams en het wettelijk verplichte justitieel kader (jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp). Om de versnelling in de transformatie te bereiken, is mogelijk tijdelijk meer budgettaire inzet noodzakelijk. Een belangrijke randvoorwaarde is de beschikbare capaci‐ teit bij en van gemeenten. 1. Inzetten op integraal beleid De regie voor opvoeden en opgroeien ligt bij de jeugdigen en het gezin. De gemeenten stu‐ ren met integraal 3D‐beleid op de samenhang van de verschillende onderdelen van het so‐ ciale domein: o jeugdhulp o werk en inkomen o onderwijs o zorg en welzijn o opvoedondersteuning o wonen o schuldhulpverlening Hierin ligt ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Gemeenten dragen het gedachte‐ goed en de werkwijze volgens het principe 1gezin/1plan uit en verwachten dit ook van de aanbieders van jeugdhulp en de Jeugd‐ en Gezinsteams. Aanbieders moeten er voor zorgen dat jeugdigen de hulp krijgen die zij nodig hebben, ook wanneer zij die niet zelf kunnen
bieden. Gemeenten moeten door integraal beleid op (sub‐)regionaal en lokaal niveau zor‐ gen voor ontschotting en integratie van thema’s. Dit moet ruimte bieden aan gemeenten en aanbieders om buiten de kaders te denken en anders te werken. Integraal beleid is ook essentieel voor het ondersteuningsaanbod voor de doelgroep 16‐23 jaar. Specifiek voor onderwijs moeten we inhoudelijk en in relatie tot de inkoop tot geza‐ menlijke kaders komen. 2. Partnerschap en opdrachtgeverschap versterken Van de regio, de gemeenten en de aanbieders verwachten wij dat ze (alleen) doen wat no‐ dig is. Iedereen moet werken vanuit de uitgangspunten: dit geldt voor de regio, de gemeen‐ ten én alle aanbieders van jeugdhulp (basisvoorziening, Jeugd‐ en Gezinsteams, aanvul‐ lende hulp en vrijgevestigden). In de relatie met de aanbieders zoeken we naar een vorm van partnerschap die onze rol als opdrachtgever versterkt. Aan de ene kant vragen we aan de aanbieders om hun deel van de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp op te pakken. Aan de andere kant bepalen de gemeenten hiervoor de kaders. Over deze kaders maken we concrete afspraken. De ge‐ meenten gaan contracten aan met aanbieders die toegevoegde waarde hebben voor de jeugdhulp. Met deze aanbieders leggen de gemeenten in contracten en met het contract‐ management vast dat zij de uitgangspunten onderschrijven. De gemeenten zorgen er voor dat de aanbieders zichtbaar de verantwoordelijkheid oppakken om de verbinding te zoeken met elkaar en 3D‐onderwerpen. De gemeenten stimuleren cliëntenparticipatie en maken gebruik van cliënt‐tevredenheid, en medewerkerstevredenheid als sturingsinformatie. Sterkere sturing vraagt om een stevigere invulling van het regionale accounthouderschap in combinatie met lokale input en invloed. Daarbij hoort een visie op de toegang tot de jeugdhulp: wanneer is jeugdhulp van toegevoegde waarde? Samen met de partners, zoals de JGT’s, huisartsen en vrijgevestigden willen we de kaders hiervoor bepalen. Wanneer wij meer verwachten in de aansturing en monitoring vraagt dat extra inzet van regionale en gemeentelijke capaciteit en budget voor het opdrachtgeverschap.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
3
3. Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders Lokale invloed op jeugdhulp wordt bepaald door het wederzijds delen van kennis en samen keuzes maken op basis van sturingsinformatie. Ruimte voor lokale verschillen en lokale stu‐ ring is van belang, ook voor de contractering. Gezocht wordt naar de verbinding tussen lo‐ kale en regionale sturing die lokale experimenteerruimte binnen een regionaal kader mo‐ gelijk maakt. Input hiervoor is een verbeterslag in het ‘tellen en vertellen’: sturing op kwan‐ titeit en financiën naast informele sturing op kwaliteit. De gemeenten zetten in op het zo vroeg mogelijk signaleren en oppakken van problemen. Gezocht wordt naar een verantwoorde versterking en betere aansluiting en koppeling van de regionale specialistische zorg naar de versterking van het voorliggende lokale veld. 4. Jeugd‐ en Gezinsteams zijn de basis van de transformatie Robuuste Jeugd‐ en Gezinsteams zijn de basis voor de jeugdhulp in Holland Rijnland. We bieden hulp zo veel mogelijk aan vanuit de JGT’s, daarom gaan we de teams versterken zodat niet meer vanwege capaciteitsproblemen wordt doorverwezen. Wanneer de noodza‐ kelijke hulp binnen het team aanwezig is, wordt de hulp direct vanuit het team geboden. Dit vraagt om voldoende robuuste teams. Daarnaast hebben de teams meer kaders, bege‐ leiding en sturing nodig om de transformatie verder in te vullen vanuit een samenspel tus‐ sen regio, gemeenten en coöperatie. Zelforganisatie is hierbij het uitgangspunt. Om dit te bereiken is intensievere begeleiding en coaching van de teams nodig. Gemeenten gaan de teams beter in staat stellen binnen hun eigen capaciteit kostenbewust hulp te bieden. Met optimale ruimte voor de professionals, waarbij zij inzetbaar zijn als spe‐ cialist én generalist. Dit moet leiden tot minder doorverwijzingen naar aanvullende of spe‐ cialistische hulp. De Jeugd‐ en Gezinsteams worden regionaal gecontracteerd. De JGT’s opereren vanuit een centrale juridische entiteit. Deze stelt de teams in staat de opdracht die zij hebben uit te voeren. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke inzet van de Jeugd‐ en Gezinsteams die in hun gemeente actief zijn op basis van regionale kaders, zoals minimale bezetting van de JGT’s. Hierbij is ruimte voor lokale invulling. Een aandachtspunt bij de doorontwikkeling van de JGT’s is het verbeteren van de aanslui‐ ting met het preventieve lokale veld en de wijkteams. En verbeteren van de aansluiting met de outreachende vorm van hulp aan bijvoorbeeld zorgmijders in het gedwongen kader (GI’s, Veilig Thuis, Jeugdbeschermingstafel, politie en Meldpunt Zorg & Overlast) bij de vraagge‐ richte vorm van werken van de Jeugd‐ en Gezinsteams.
5.
Afschalen en normaliseren: doen wat nodig is, zo zwaar als nodig en zo licht als mo‐ gelijk Goede aanvullende jeugdhulp blijft beschikbaar voor dat deel van de jeugd dat heeft te maken met specifieke problematiek die soms blijvend van aard is. Door betere samenwer‐ king van de aanvullende vormen van hulp onderling en met het voorliggende veld en andere vormen van hulp stimuleren we afschalen en normalisatie en ook eerder opschalen. Nor‐ malisatie betekent ook nee kunnen verkopen en zelfredzaamheid bevorderen. Niet alles hoeft met hulp te worden opgelost. Voor de verhouding tussen persoonsgebonden budget (PGB) en zorg in natura (ZIN) worden nadere afspraken gemaakt om te kijken of het mogelijk en wenselijk is om deze verhouding te laten kantelen rekening houdend met de beschikbare budgetten en de eisen in de wet voor toekenning persoonsgebonden budgetten. Deze vormen van hulp moeten we zo in‐ vullen dat sprake is van communicerende vaten. Waarbij er wel op moet worden gelet dat de infrastructuur voor aanvullende of specialistische jeugdhulp in stand blijft. Nu we niet meer gebonden zijn aan verplichte zorgcontinuïteit (maar wel continuïteit van zorg willen blijven bieden) en bijbehorende percelen, baseren de gemeenten de contracte‐ ring op een vorm van integrale samenhangende arrangementen inclusief bijpassend bekos‐ tigingssystematiek.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
4
6. Reacties gemeenten en stakeholders Verschillende gemeenteraden en andere stakeholders hebben gereageerd op de voorlo‐ pige uitgangspunten. Aan de gemeenten hebben we een viertal aanvullende vragen ge‐ steld gericht op de toekomstige regionale samenwerking en inkoop: 1. Welke speerpunten van je lokale beleid wil de gemeente graag terugzien in de re‐ gionale inkoopstrategie 2017 en verder? 2. Welke lokale thema’s of uitgangspunten mist de gemeente in de huidige regio‐ nale samenwerking dan wel inkoop? 3. Welke informatie (sturing/verantwoording) vanuit de regio/regionale zorgaanbie‐ ders heeft de gemeente nodig ten behoeve van het vormgeven/versterken van het lokale beleid? 4. Welke voorkeur voor een inkoopvariant heeft de gemeente en waarom? De beantwoording van de vragen heeft een goede basis gelegd voor het aanscherpen van de uitgangspunten, op basis waarvan we de inkoopstrategie 2017 kunnen vormgeven. De resultaten zijn hieronder op hoofdlijnen samengevat. Speerpunten lokaal beleid Door de ervaringen die gemeenten dit jaar hebben opgedaan op het dossier jeugdhulp, wordt er steeds nadrukkelijker lokaal beleid ontwikkeld. Dit lokale beleid willen gemeen‐ ten uiteraard zo goed mogelijk aangesloten zien op de regionale uitgangspunten en strate‐ gie. Er dient nadrukkelijk ruimte te zijn voor lokale initiatieven. Andere belangrijke speerpunten zijn een domein‐overstijgende aanpak, doorontwikkeling JGT’s, goede aansluiting 18‐/18+ en een goede aansluiting tussen onderwijs en zorg. Wat ontbreekt er op dit moment? Veel gemeenten geven aan meer inspraak te willen in de samenstelling van de JGT’s. De rolverdeling tussen de lokale JGT’s, de coöperatie en de TWO is voor een aantal gemeen‐ ten niet helder genoeg. De JGT’s zouden ook meer outreachend moeten werken. Van de zorgaanbieders wordt verwacht dat ze zelf kritischer zijn ten aanzien van de in te zetten zorg. Normalisering en afschaling worden veel genoemd als zaken die voor verbete‐ ring vatbaar zijn. Tenslotte is de rol van de huisartsen en vrijgevestigden niet duidelijk ge‐ noeg.
Sturing en verantwoording Om beleid te kunnen monitoren, is goede sturings‐ en verantwoordingsinformatie nodig. Gemeenten geven aan sneller over stuurinformatie te willen beschikken. Deze informatie moet inhoudelijke analyses bevatten, op basis waarvan we als regio goed contractmana‐ gement kunnen voeren en tijdig kunnen bijsturen waar nodig. Als grootste gemene deler kwam uit de uitvraag de opmerking dat gemeenten meer betrokken willen worden bij de inkoopgesprekken met zorgaanbieders, dan wel hier een betere terugkoppeling over wil‐ len krijgen. Keuze voor een inkoopmodel Op dit moment vinden gemeenten het nog te vroeg om een keuze te maken voor een spe‐ cifiek inkoopmodel (klassiek aanbesteden, bestuurlijk aanbesteden, prestatie‐inkoop, sub‐ sidiering). Een idee dat breed gedeeld wordt is het differentiëren binnen het inkoopmodel. Bijvoor‐ beeld de ambulante zorg anders inkopen dat de zeer specialistische 24‐uurs verblijfzorg. 7. Aanscherping uitgangspunten op basis van reacties Op basis van de verschillende reacties kan grofweg gesteld worden dat de uitgangspunten op een drietal zaken aangescherpt kunnen worden, waarbij sommige uitgangspunten te‐ vens als doelstellingen gelezen zouden kunnen worden. a. Lokale sturing versus regionale kaders Een goede aansluiting tussen de regio (TWO) en het lokale (de gemeenten) is een belang‐ rijke basis om goed te kunnen sturen op het domein jeugd. Zaken zoals een goede ambte‐ lijke en bestuurlijke (overleg)structuur, een goede communicatie, solidariteit en risicode‐ ling willen we als regio graag behouden. Concrete uitgangspunten en/of doelstellingen zijn: - Regionaal contractmanagement is goed aangesloten op het lokale beleid en versterkt dit beleid; - Er komt een strategisch overleg Jeugd, waarbij de verschillende gemeentes beleid vormgeven op verschillende thema’s, zoals: aansluiting onderwijs en zorg, aansluiting 18‐/18+, rol van huisartsen en vrijgevestigden, PGB vs. ZIN, veiligheid etc.; - Er is ruimte voor lokale initiatieven en we leren van elkaar; - De inkoop 2017 wordt uitgevoerd door een regionaal inkoopteam, samengesteld van‐ uit verschillende gemeenten en verschillende invalshoeken (beleid, financiën, con‐ tractmanagement, bedrijfsvoering).
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
5
b. Doorontwikkeling JGT’s Door alle gemeenten wordt een cruciale rol toebedeeld aan de JGT’s. Belangrijke uitgangs‐ punten zoals vraaggerichte, integrale zorg (1 gezin, 1 plan) dienen hier vorm te krijgen. Sa‐ men met zorgaanbieders moet op deze plek ook gekeken worden wanneer zorg afge‐ schaald kan worden. Genoemde uitgangspunten en doelstellingen zijn: - De JGT’s dienen goed aangesloten te zijn op de lokale situatie; - De gemeenten hebben een stem in de samenstelling van de JGT’s; - De rolverdeling tussen coöperatie, lokale JGT’s en TWO wordt goed omschreven. - Onderzoek in hoeverre ambulante zorg nog meer door de JGT’s geleverd kan worden, danwel daar nog beter op kan worden aangesloten (verticale integratie van zorg); - De JGT’s werken nog meer outreachend; - De JGT’s worden kostenbewust gemaakt door ze budgetverantwoordelijkheid te ge‐ ven; - De JGT’s monitoren hun cliëntstromen. c. Partnerschap en opdrachtgeverschap Als opdrachtgever focussen we ons zoveel mogelijk op de ‘wat’‐vraag. Het ‘hoe’ wordt be‐ paald door de zorgaanbieders in afstemming met cliënt en JGT’s (deskundigheid in de markt). Uitgangspunten die horen bij professioneel opdrachtgeverschap zijn: - We blijven bouwen aan een goede relatie met zorgaanbieders (zowel ambtelijk als be‐ stuurlijk), gebaseerd op vertrouwen (balans tussen vertrouwen en controle); - Cliëntenparticipatie als speerpunt bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer; - Meer aandacht voor sturing en monitoring; - We faciliteren Innovatie/transformatie faciliteren door onze manier van inkoop en stu‐ ring; - We bevorderen meer samenwerking tussen aanbieders (horizontale integratie van zorg).
8. Aandachtspunten voor inkoopstrategie 2017 Bovenstaande uitgangspunten en doelstellingen leiden tot een inkoopstrategie 2017, zoals beschreven in de Inkoopstrategie Jeugdhulp 2017. De belangrijkste uitgangspunten zijn: - Zo integraal mogelijk (minder percelen), maar wellicht wel verschillende inkoopmodel‐ len naast elkaar (differentiatie); - Lokale betrokkenheid bij inkoopproces; - JGT als spin in het web: toeleiding, normaliseren, afschalen; - In dialoog met zorgaanbieders de transformatie vormgeven, mede door een passende manier van contractmanagement; - Cliëntenparticipatie borgen in inkoop; - De keuze voor het inkoopmodel bepalen op basis van de gedeelde uitgangspunten met voldoende ruimte voor lokale accenten.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
6
Bijlage 1: Bevindingen en beheersmaatregelen op basis van 1e 10 maanden (bron: (concept)brief aan het PHO d.d. 30 oktober 2015) Eerste bevindingen - Kwartaal 2 registreert in totaal meer klanten. Laagdrempeligheid en cliëntgerichtheid van o.a. de Jeugd‐ en Gezinsteams (JGT’s) en de praktijkondersteuning bij huisartsen leidt waarschijnlijk tot meer vraag. - De inzet van de JGT’s heeft nog niet geleid tot afname van het aantal cliënten dat wordt doorverwezen naar gespecialiseerde zorg. Er is groei in de vraag naar ambulante hulp. De vraag naar residentiële zorg is gelijk gebleven. De druk op de financiële voorzienin‐ gen in totaal is hiermee gegroeid. - Aanbieders hebben hun aanbod door afbouw in het kader van de JGT’s en door bezui‐ nigingen zien afnemen, maar het cliëntenbestand is niet afgenomen en de vraag naar ambulante zorg neemt zelfs toe. Dit leidt tot financiële tekorten en opnamestops die niet waren voorzien. - De noodzakelijke financiële middelen voor zorgcontinuïteit zijn te laag begroot o.a. door fouten in de ‘initiële vulling’ en door een hoger aantal pleegzorg cliënten die niet onder de zorgcontinuïteit vallen. - Door de omzetting van de persoonsgebonden budgetten (PGB’s) in zorg in natura (ZIN) neemt de druk op de budgetten, met name voor de aanbieders die begeleiding bieden, toe. In de huidige contracten is met deze koerswijziging, die plaatsvindt zonder de wet‐ telijke vrijheid om te kiezen voor een PGB te beperken, geen rekening gehouden. Te‐ gelijkertijd is er een reservering van 2.5 miljoen euro toegevoegd aan het PGB‐budget, waarmee feitelijk een tegenstrijdige beweging is ontstaan. - Voor inkoop van wel noodzakelijke maar niet gecontracteerde hulp zijn in de loop van kwartaal 3 de reserves van 7.5 ton reeds uitgegeven, dit jaar wordt op een tekort van minimaal 2.5 ton gerekend. - De realisatie door vrijgevestigden zal ongeveer 1 miljoen hoger uitvallen dan begroot. - Transformatie, met name de medeverantwoordelijkheid van aanbieders om bij te dra‐ gen aan zoeken naar mogelijkheden, is nog onvoldoende op orde. - Gesloten Jeugdhulp neemt sneller af dan verwacht. - De uitname in het kader van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) wordt onvoldoende gecom‐ penseerd door onderbesteding bij de aanbieders in perceel 7.
Mogelijke beheersmaatregelen - Grondige organisatorische en financiële analyse van wachtlijsten, kosten en capacitei‐ ten bij aanbieders die oplopende wachtlijsten dan wel een opnamestop hebben aan‐ gekondigd. Ook worden analyses van prijsstellingen gemaakt. - Meer technisch/juridisch/financieel/inkoop menskracht inzetten om de administraties van de instellingen met een opnamestop en oplopende wachttijden door te nemen. - Urgente individuele zorgaanvragen bij aanbieders met een opnamestop via het Expert‐ team1 naar zorg brengen. - Gesprekken met JGT’s over de mate van doorverwijzingen met (te) hoge financiële ge‐ volgen; kostenbewustzijn JGT’s verhogen. - Analyse van de werkwijze van de JGT’s in relatie tot de oorspronkelijke gedachte. - Infobrieven aan aanbieders en gemeenten met als doel ieder te betrekken bij/mede‐ verantwoordelijk te maken voor afstemming van vraag en aanbod. - Echt noodzakelijke zorg wordt op dit moment geleverd en blijft worden geleverd. Kin‐ deren mogen niet de dupe worden van organisatorische/financiële vraagstukken tus‐ sen gemeenten en aanbieders. Dit uitgangspunt kan leiden tot overschrijding. - Tekorten in perceel 7 vooral ontstaan door afbouw PGB’s in ZIN, waardoor de toeloop is vergroot zonder budget. Heroriëntatie op besluitvorming rond extra reserve 2.5 mil‐ joen voor PGB’s.
1 In het Expertteam is deskundigheid verenigd op het gebied van de vraag, het aanbod, de contrac‐
tering, de financiën, de structuur van HR en van de sociale kaart. Vertegenwoordigd zijn deelnemers uit de sfeer van Jeugd‐ en Opvoedhulp, GGZ, LVB, JGT, TWO, GI en onderwijs. Het team komt twee‐ wekelijks bij elkaar.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
7
Bijlage 2: de pijlers van het jeugdmodel Met het beleidsplan Hart voor de Jeugd heeft de regio van Holland Rijnland de basis gelegd voor het jeugdmodel. Het model is opgebouwd uit vijf pijlers, die hieronder kort worden omschreven. Deze pijlers zijn niet nieuw, maar hebben wel de afgelopen periode in de prak‐ tijk meer vorm gekregen. Dit is verwerkt in de beschrijving. Pijler 1: De Pedagogische gemeenschap De basis van gezond en veilig opgroeien, ligt in de pedagogische gemeenschap. De pedago‐ gische gemeenschap bestaat uit alle mensen waar kinderen in hun leven mee te maken hebben en die, al dan niet bewust, invloed uitoefenen op hun ontwikkeling. Kinderen groeien op in wijken, in gemeenten waar mensen betrokken en bereid zijn om verantwoor‐ delijkheid te nemen rond het opvoeden en opgroeien van kinderen. Waar mensen elkaar steunen, mensen zich gehoord en ondersteund voelen. Opvoeders die onderdeel uitmaken van een gezonde en sterke pedagogische gemeenschap zullen eerder ondersteuning vragen en krijgen als dat nodig is. Kinderen in een prettige leefomgeving hebben betere kansen, en meer perspectief. Pijler 2: Basisvoorzieningen Basisvoorzieningen zijn voorzieningen waar bijna alle jeugdigen/gezinnen komen. Denk aan de jeugdgezondheidszorg, scholen, kinderopvang/peuterspeelzalen, huisartsen, jongeren‐ werk en sociale wijkteams, kerken, sportclubs. Deze basisvoorzieningen zijn er om mensen te begeleiden waar nodig, om hun zelfredzaamheid/eigen kracht te versterken én om soci‐ ale netwerken te stimuleren. Zodat mensen in staat zijn hulp te vragen en te bieden en zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan de maatschappij. Wanneer opvoeden of opgroeien even niet lukt, kan hier laagdrempelige, professionele ondersteuning geboden worden. Pijler 3: Jeugd‐ en gezinsteams Mensen maken onderdeel uit van allerlei verbanden. Binnen deze verbanden vinden men‐ sen steun en leren ze, maar kan het ook botsen. Naast de pedagogische gemeenschap en de basisvoorzieningen zijn er Jeugd‐ en Gezinsteams. De Jeugd‐ en Gezinsteams maken on‐ derdeel uit van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De teams zijn uitgerust met een mix aan expertise op het gebied van de meest voorkomende opvoed‐ en opgroeiproblemen in de wijk waar ze gesitueerd zijn. Jeugd‐ en gezinswerkers staan in nauw contact met de ba‐ sisvoorzieningen. Door dichtbij mensen deze hulpverlening te organiseren, is ondersteuning zoeken zo laagdrempelig als mogelijk en krijgen kinderen/gezinnen zo snel mogelijk pas‐ sende hulp, die bestaat uit ondersteuning bij het vinden van de eigen antwoorden op de
eigen vragen. Jeugd‐ en gezinswerkers verbinden, versterken, zijn deskundig en doen wat nodig is. Er is één JGT voor ongeveer twintigduizend inwoners en bestaat uit ongeveer 8‐12 personen. Pijler 4: Aanvullende of specialistische hulp JGT’s kunnen niet alle ondersteuning zelf bieden. Soms is gespecialiseerde hulp nodig. Aan‐ vullende hulp die niet vanuit de JGT’s kan worden geboden. Zo dichtbij mogelijk! Deze hulp wordt ingeschakeld door het JGT of de (huis)arts, als die van mening is dat een specifieke vorm van zorg nodig is, meestal op een speciaal onderdeel van de benodigde hulp. De aan‐ bieders van deze aanvullende jeugdhulp behandelen, begeleiden of verzorgen jeugdigen ofwel gezinnen dus op een specifiek onderdeel, ambulant of (semi)residentieel. Behandelen buiten de directe leefomgeving heeft niet de voorkeur, omdat het doel is dat de jeug‐ dige/het gezin in staat wordt gebracht om te gaan met de problematiek in het dagelijks leven. Soms is een vervangende leefomgeving nodig. Ook dan willen we dat kinderen be‐ handeld worden of verblijven in een gezonde, warme en veilige omgeving. Het perspectief van naar vermogen deelnemen aan de maatschappij vraagt om nauwe samenwerking met andere partijen die hierin een rol kunnen spelen en verantwoordelijkheid in hebben. De aanbieders van specialistische jeugdhulp zorgen indien nodig voor een vraaggerichte, integrale aanpak. De opdracht is om te werken op maat, tot nieuwe manieren van samen‐ werken te komen, uitgaande van hulpvraag van cliënt. En zich daarnaast in woord en daad te committeren aan de regionale visie, uitgangspunten, toekomstmodel en het werken met 1Gezin1Plan. Het uitdragen/in praktijk brengen van deze punten zullen als kwaliteitseisen aan de aanbieders worden gesteld. Pijler 5: Hulp in het gedwongen (beschermend) kader Bij de organisatie van hulp in het gedwongen kader zijn gemeenten verplicht regionaal sa‐ men te werken. Dit betreft de taken jeugdbescherming, jeugdreclassering, gesloten jeugd‐ hulp en Veilig Thuis. In het gedwongen kader is er sprake van een uitspraak en maatregel van de rechter. Gemeenten hebben de plicht deze op te volgen en uit te voeren. Het gaat hier om aanvullende veelal specialistische hulp (gesloten jeugdhulp) en jeugdbeschermings‐ maatregelen. Ook in het gedwongen en beschermend kader willen we dat jeugdigen/gezinnen hulp krij‐ gen die gericht is op naar vermogen deelnemen aan de samenleving. Belangrijk hierbij is dat ook wanneer de hulp vanuit het gedwongen kader wordt ingezet, de stappen zoveel mogelijk in samenspraak met cliënten worden gezet. In de aanloop naar een uitspraak van de rechter zijn stappen ingebouwd om hulp in het vrijwillige kader mogelijk te blijven ma‐ ken. Ook hier staan hulpverleners naast gezinnen. Voorwaarde is dat de veiligheid van het kind geborgd is en blijft.
Uitgangspunten Toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland ‐ 8 december 2015
8
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente De 13 gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdhulp afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten.
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
Jan/feb 2016 16 december 2015
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
1. De colleges te adviseren om in te stemmen met de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017, waarin wordt voorgesteld de volgende inhoudelijke uitgangspunten vast te stellen als kader voor het inkoopplan vanaf 2017: a. Zo integraal mogelijk b. De JGT’s als spin in het web c. In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven d. De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren e. Cliëntenparticipatie borgen in de inkoop f. Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop 2. Te onderzoeken of lokale invulling van het contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp mogelijk is. 3. Voor de JGT’s een aparte inkoopprocedure te starten, en hiervoor: a. De contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders te verlengen tot 1 januari 2017; b. In te stemmen met een enkelvoudige onderhandse aanbestedingsprocedure voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s met de coöperatie. 4. Een nieuwe dienstverleningsovereenkomst afsluiten tussen de 13 gemeenten en het samenwerkingsverband Holland Rijnland vanaf 1 januari 2017 voor een periode van vier jaar voor het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp. 5. Voor de inkooporganisatie 2017 eenmalig € 350.000 beschikbaar te stellen.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland en financiële kaders Jeugdhulp
De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp doet via bijgaande notitie een aantal voorstellen voor de inkoop van jeugdhulp vanaf 2017.
Incidenteel: € 350.000 tbv inkooporganisatie 2017
2
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Jeugdwet Eerdere besluitvorming: Hart voor de jeugd (beleidsplan) Verordening jeugdhulp Regionaal opdrachtgeverschap Notitie jeugdhulp, inclusief begroting DVO Jeugdhulp 2014 - 2016
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum:
16 december 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
Zoeterwoude
Onderwerp: Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017
Beslispunten: 1. De colleges te adviseren om in te stemmen met de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017, waarin wordt voorgesteld de volgende inhoudelijke uitgangspunten vast te stellen als kader voor het inkoopplan vanaf 2017: a. Zo integraal mogelijk b. De JGT’s als spin in het web c. In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven d. De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren e. Cliëntenparticipatie borgen in de inkoop f. Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop 2. Te onderzoeken of lokale invulling van het contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp mogelijk is. 3. Voor de JGT’s een aparte inkoopprocedure te starten, en hiervoor: a. De contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders te verlengen tot 1 januari 2017; b. In te stemmen met een enkelvoudige onderhandse aanbestedingsprocedure voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s met de coöperatie. 4. Een nieuwe dienstverleningsovereenkomst afsluiten tussen de 13 gemeenten en het samenwerkingsverband Holland Rijnland vanaf 1 januari 2017 voor een periode van vier jaar voor het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp. 5. Voor de inkooporganisatie 2017 eenmalig € 350.000 beschikbaar te stellen. Inleiding: De decentralisatie van de Jeugdhulp is ingezet met 13 gemeenten in Holland Rijnland op basis van het regionale beleid “Hart voor de Jeugd”. Er is inmiddels bijna een jaar ervaring opgedaan met de inkoop en uitvoering van de jeugdhulp door de gemeenten. Op basis van dit jaar zijn de contracten voor 2016 verlengd. Vanaf 2017 ligt de weg open om te komen tot een nieuwe inkoopprocedure. In de notitie Inkoopstrategie Jeugdhulp 2017 wordt hiervoor een voorstel gedaan. Het beleidsplan ‘Hart voor de Jeugd’ vormt nog steeds de basis van de regionale samenwerking in de regio Holland Rijnland. Aanscherping en verdere invulling van dit beleid vindt plaats in de notitie Inhoudelijke uitgangspunten die tegelijkertijd voorligt ter besluitvorming. De notitie (met bijbehorende voorstellen) dient een tweeledig doel met het volgende effect: verantwoorde inkoop van jeugdhulp in 2017 en een beleidsrijke en transformatiegerichte inkoop voor 2017 en verder.
4
-
Rol Holland Rijnland De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Holland Rijnland (TWO) is door de samenwerkende gemeenten ingesteld met als doel het inhoudelijk opdrachtgeverschap jeugdhulp in te vullen. Onderdeel daarvan is voorstellen te doen over de wijze waarop de inkoop vorm krijgt.
Beoogd effect: Een verantwoorde en transformatiegerichte inkoop van jeugdhulp in 2017 binnen de financiële kaders van het macrobudget jeugd. Argumenten: 1.1 De inkoopstrategie vormt het kader voor de inkoop van 2017, waarmee richting wordt gegeven aan de verdere transformatie In de inkoopstrategie staan de kaders (het wat) waarop het inkoopplan (het hoe) kan worden uitgewerkt. De aangegeven kaders zijn gebaseerd op de ervaringen tot nu toe en de aangescherpte inhoudelijke uitgangspunten. 1.2 Met de inkoopstrategie wordt invulling gegeven aan de inhoudelijke uitgangspunten van de gemeenten. Deze ligt tegelijkertijd aangescherpt voor. De belangrijkste uitgangspunten aangegeven door de gemeenten zijn de basis voor de inkoop vanaf 2017. 1.3 De jeugd- en gezinsteams zijn de toegangspoort tot de jeugdhulp De JGT’s hebben een sleutelpositie in de toegang van de zorg (afschalen, normaliseren), de lokale integrale inbedding, en de sturing en monitoring van de zorg. Door een overeenkomst af te sluiten met de coöperatie van de JGT’s kan continuïteit geboden worden, hetgeen de verdere transformatie ten goede komt. 2.1 De wens voor lokaal contractmanagement is aanwezig bij een van de gemeenten Onderzocht wordt of een vorm van lokaal contractmanagement voor een deel van de jeugdhulp in en/of rondom de JGT’s mogelijk is binnen de regionale samenwerking en inkoop. 3.1. Dit biedt continuïteit aan de mensen in de JGT’s Via het collectief van de 11 aanbieders in de coöperatie kan dit geboden worden. En kan vervolgens geïnvesteerd worden in de rol en positie van de JGT’s met één contractpartner, de coöperatie. 3.2. Tot 17 april 2016 bestaat er de mogelijkheid om het lichte inkoopregime te gebruiken Na 17 april 2016 valt de jeugdwet niet meer onder het licht regime. Dan is een enkelvoudige onderhandse aanbesteding niet meer mogelijk. Voor die datum zal publicatie van deze procedure gebeuren moeten om hier gebruik van te maken. 4.1 De gemeenten gaan hiermee vanaf 2017 weer gezamenlijk de jeugdhulp inkopen In het kader van de Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de inkoop van de jeugdhulp. Door kennis te bundelen en namens de 13 gemeenten als één partij op te treden kan een duidelijker opdrachtgeverrol worden ingenomen richting de zorgaanbieders. Daarnaast kan in de gezamenlijke uitvoering van deze taak efficiency worden gerealiseerd voor de gemeenten en de aanbieders.
5
5.1. In de begroting Jeugdhulp 2016 is geen ruimte De begroting 2016 is net passend gemaakt en het zal in 2016 spannend worden hoe de druk op de budgetten zich gaat verhouden tegenover de stijgende hulpvraag. 5.2. Het inkooptraject 2017 vergt extra inspanning van de TWO èn de gemeenten De inkoopprocedure zal het middel zijn om de transformatie verder vorm te geven. Het algemene beleid zal hiermee verder geconcretiseerd worden op de verschillende thema’s. Dit vereist een inspanning van alle betrokkenen. De extra personele inzet hiervoor is niet beschikbaar bij de huidige bezetting van de TWO. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Voor de inkoop 2017 is een strak tijdspad waar geen rek in zit Een inkooptraject kost minimaal 10 maanden en daar moet dan ook zo vroeg mogelijk mee gestart worden. Gezien de benodigde gemeentelijke besluitvorming is het niet mogelijk eerder dan 1 april met de inkoopprocedure 2017 te kunnen starten. Terugrekenend betekent dit dat nu een herbevestiging van de uitgangspunten wordt voorgelegd. Parallel hieraan is de Inkoopstrategie 2017 al opgesteld op basis van deze uitgangspunten. 1.2. Voldoende capaciteit bij de gemeenten en aanbieders is een randvoorwaarde Een nieuw inkooptraject met de wens om met elkaar flinke inhoudelijke stappen te zetten, vraagt van alle partijen veel inzet. Ontbreekt de capaciteit bij een van de partners kan dit effect hebben op het draagvlak en het te bereiken resultaat.
Financiën: Begrote kosten Inkooporganisatie 2017
raming Inkoopteam
aantal FTE 1 1 0,5 0,5 0,75 0,3
Projectleider Projectondersteuner Beleidsadvies Communicatie en website Financieel Jurist onvoorzien totaal
Kosten € € € € € € € €
125.000,00 61.324,13 34.049,10 30.662,06 51.073,65 20.429,46 25.000,00 347.538,40
Zie hieronder de onderverdeling van deze extra eenmalige bijdrage per gemeente, gebaseerd op de budgetten voor jeugdhulp per gemeenten. Percentuele verdeling kan nog aangepast worden op basis van de begroting 2016.
6
Gemeente
Deelname %
Alphen a/d Rijn Hillegom Kaag en Braasem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Totaal
Bijdrage Inkooporganisatie 2017
25,18% € 88.117,42 3,54% € 12.400,06 3,54% € 12.385,43 12,24% € 42.837,42 23,23% € 81.304,20 5,26% € 18.403,86 3,39% € 11.879,10 4,85% € 16.981,01 3,35% € 11.720,09 2,83% € 9.890,07 4,16% € 14.563,50 6,76% € 23.653,27 1,68% € 5.864,55 100% € 350.000
Communicatie nvt Aanpak / uitvoering In de voorbereiding van de inkoopstrategie is gesproken met raadsleden, aanbieders, onderwijs, cliënten, Jeugd en Gezinteams en portefeuillehouders sociale agenda. Ook bij de verdere uitwerking van de voorstellen/inkoop worden zo veel mogelijk partners betrokken. De komende maanden worden de inkoop 2017 nader uitgewerkt door de TWO in samenwerking met de gemeenten en zo nodig voorgelegd aan de gemeenteraad. Evaluatie De inkoop 2017, evenals in 2015 en 2016, wordt via kwartaalrapportages gemonitord en geëvalueerd. Hiermee wordt bruikbare sturingsinformatie verkregen om de transformatie in de jeugdhulp gericht in te kunnen zetten. Bijlage: Inkoopstrategie Jeugdhulp 2017
7
Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017 “ Sturen op de transformatie” december 2015
Opgesteld door
: Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Holland Rijnland
Status/Versie
: Besproken in AO Jeugd 8/12/2015 : Tbv PHO Maatschappij 16/12/2015
Datum
: 8 december 2015
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1.Terugblik inkoop 2015 en 2016
4
1.1 De ervaringen uit 2015 (en inkoop 2016) 1.2 Cijfermatig beeld inkoop jeugdhulp 2015 en 2016 1.3 Aanpassingen voor de Inkoop vanaf 2017
4 6 5
2. Uitgangspunten Inkoop vanaf 2017
8
2.1 Inhoudelijke kaders ten behoeve van de inkoop 3. Functionele indeling van de Jeugdhulp 3.1 Ambulante Jeugdhulp 3.2 Jeugdhulp met Verblijf 3.3 Veiligheid
8
10 10 11 12
4. Financiën
Leeswijzer
13
4.1 Macrobudget 2017 4.2 Voorlopige budgetverdeling 4.3 Financiële gevolgen en risico’s 4.4 Solidariteit
13 13 14 15
5. Jeugd‐ en Gezinsteams
16
5.1 De Jeugd‐ en Gezinsteams 5.2 Coöperatie 5.3 Aanbesteding
17 17 17
18
18 18 19 20
21
22 24
6. Regionaal opdrachtgeverschap vanaf 2017
6.1 Regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp in 2015 en 2016 6.2 Continueren regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp vanaf 2017 6.2 Besluitvormingsstructuur 6.3 Werkorganisatie opdrachtgeverschap Jeugdhulp 7. Tijdpad
Bijlage I Budgettaire ontwikkelingen per perceel Bijlage II Modellen voor verevening van risico’s
2
Inleiding In de regio Holland Rijnland is de afgelopen periode intensief samengewerkt om de taken op het gebied van jeugdhulp vorm te geven binnen de gemeenten. Belangrijke mijlpaal hierbij was de transitie op 1 januari 2015, waarbij de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp is overgedragen aan de gemeenten. Daarbij hebben de 13 gemeenten binnen Holland Rijnland ervoor gekozen het opdrachtgeverschap van de jeugdhulp gezamenlijk vorm te geven. Naast het vormgeven van de overheveling van de taken is door de gemeenten ingezet op een wezenlijke verandering in het organiseren van de jeugdhulp. Door efficiënter te organiseren willen gemeenten met minder geld toch goede zorg blijven bieden. Inmiddels is bijna één jaar ervaring opgedaan en bevindt de verlenging van de contracten voor 2016 zich in de afrondende fase. Deze notitie borduurt voort op de eerdere plannen, zoals de inkoopstrategie 2016. De koers van de meeste thema’s is in de plannen van 2016 uitgebreid omschreven. Dat gaan we in deze notitie niet overdoen, alhoewel er soms een dubbeling zal zijn. We focussen ons in deze notitie op de nieuwe ervaringen die we met elkaar hebben opgedaan. In de inkoopstrategie worden de inhoudelijke uitgangspunten (het wat) bepaald voor het inkoopplan waarin wordt beschreven hoe de inkoop plaats vindt. De regionaal vastgestelde beleidskaders vormen daarbij het uitgangspunt. De herbevestiging van het regionale Jeugdhulpmodel met uitwerkingen en aanscherpingen zijn in een aparte notitie opgenomen. Op basis van deze uitgangspunten bepalen de gemeenten de inhoudelijke werkagenda van de regio voor de komende jaren. De inkoopstrategie vanaf 2017 is hierop gebaseerd. Uiteraard zijn het geen parallelle sporen, maar staan de inhoud en het inkopen continue in verbinding met elkaar! Deze notitie beschrijft de strategie voor inkoop jeugdhulp vanaf 2017 voor de gemeenten in Holland Rijnland (minus Voorschoten). De regionaal vastgestelde en aangescherpte beleidskaders vormen daarbij het uitgangspunt. De insteek is om vanaf 2017 meerjarig te gaan inkopen. Hoe meerjarig zal afhangen van de nog te kiezen inkoopmodellen en voor welke jeugdhulpfunctie. Daarin kan namelijk een differentiatie in gaan plaatsvinden. Dit wordt uitgewerkt in het inkoopmodel 2017. Daarom wordt gesproken van de inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 staat een korte terugblik op de inkoop 2015 en 2016 beschreven met daarin een aantal aanbevelingen voor het inkoopplan 2017. Vervolgens worden in hoofdstuk 2 inhoudelijke uitgangspunten aangeven die als kader dienen voor de inkoop 2017. Dit is wat we met elkaar willen bereiken. In hoofdstuk 3 wordt een voorstel gedaan voor een indeling in jeugdhulpfuncties . Hoofdstuk 4 geeft het financiële kader weer. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de opdracht en aanbestedingsvorm van de Jeugd‐ en Gezinsteams. Hoofdstuk 6 omschrijft de organisatiewijze van het regionaal opdrachtgeverschap. En tot slot beschrijven wij in hoofdstuk 7 de vervolgstappen die in 2016 gezet gaan worden om te komen tot de inkoop van 2017.
3
1. Terugblik inkoop 2015 en 2016 In dit hoofdstuk staat een beknopt overzicht van de inkoop van 2015 en 2016. Vanuit dit beeld worden aanpassingen geformuleerd voor de inkoop vanaf 2017.
1.1 De ervaringen uit 2015 (en inkoop 2016) De uitvoering beslaat op dit moment een periode van 10 maanden waardoor enig zicht ontstaat op de werking van het nieuwe stelsel en de realisatie van de jeugdhulp. Hieronder is een overzicht gegeven van de belangrijkste bevindingen uit de 2e en 3e kwartaalrapportage. Daarnaast zijn ook de belangrijkste punten uit de werkplannen van de aanbieders en de contractverlengingsgesprekken 2016 meegenomen.
1.1.1 Algemene aandachtspunten In deze paragraaf gaan we in op de algemene tendensen die na 10 maanden zichtbaar worden.
1. De druk op de budgetten neemt toe en het aantal cliënten stijgt:
De vraag naar ambulante jeugdhulp groeit. De vraag naar residentiële zorg is gelijk gebleven. Laagdrempeligheid en cliëntgerichtheid van onder andere de Jeugd‐ en Gezinsteams (JGT’s) en de praktijkondersteuning bij huisartsen leidt waarschijnlijk tot meer vraag. De druk op de financiële voorzieningen groei hiermee. Door de omzetting van de persoonsgebonden budgetten (PGB’s) in zorg in natura (ZIN) neemt de druk op de budgetten, met name voor de aanbieders die begeleiding bieden, toe. Daarbij is we nog geen afname van het budget voor PGB te zien. Bij de specialistische GGZ wordt geconstateerd dat tekorten ontstaan als gevolg van de doorgevoerde bezuinigingen en de verwijzingen door het JGT nemen niet af. Dit leidt tot oplopende wachttijden en in sommige gevallen ook tot een opnamestop. Hier is weinig alternatief aanbod beschikbaar. Er kan gekozen worden voor een tussentijdse oplossing. Dit vindt dan meestal plaats in de vorm van begeleiding, waarbij de vraag dan ook verder toeneemt. Op basis van de werkplannen van aanbieders Ernstige Enkelvoudige Dyslexie worden in 2016 meer kinderen in zorg verwacht als het landelijk gemiddelde. Bij de LVB‐aanbieders is sprake van een constante instroom en geringe uitstroom als gevolg van de aard van de problematiek. Dit betekent dat de bezuinigingen in het perceel kinderen met een beperking niet haalbaar zijn in 2016 en zelfs om een extra investering vragen. Echt noodzakelijke zorg wordt op dit moment geleverd en blijft worden geleverd. Kinderen worden niet de dupe worden van organisatorische/financiële vraagstukken tussen gemeenten en aanbieders.
2. De transformatie moet nog verder worden versterkt:
Sturen op de transformatie is nog beperkt mogelijk geweest in 2015 en dat geldt ook voor 2016. De contracten van 2015 waren grotendeels gebaseerd op zorgcontinuïteit en voor 2016 zijn deze verlengd. De contracten zijn gebaseerd op cijfers en aantallen van voor de transitie. De transformatie, met name de medeverantwoordelijkheid van aanbieders om bij te dragen aan het zoeken naar mogelijkheden, komt dan ook onvoldoende op gang. De huidige perceel indeling vormt feitelijk nieuwe schotten tussen de aanbieders, doorgaande hulplijnen door de percelen heen zien we nog nauwelijks van de grond komen.
4
Daarnaast zien wij veel vraagstukken op het grensvlak van jeugdhulp en WMO en op het grensvlak jeugdhulp met passend onderwijs. In beide gevallen neemt de druk op het budget van de jeugdhulp toe. Bij transformatie ligt de investering vaak op een andere plek dan de verwachte besparing. Bijvoorbeeld meer pleegzorg ten laste van residentiële hulpverlening en ook meer begeleiding en korter behandelen. Er is sprake van een sterkere daling dan vooraf ingeschat van het aantal cliënten in de Gesloten Jeugdhulp.
In bijlage 1 zijn nog een aantal budgettaire ontwikkelingen per perceel opgenomen.
1.2 Cijfermatig beeld inkoop jeugdhulp 2015 en 2016 In onderstaande tabel staat een overzicht van de budgetten 2015 en de voorgestelde inkoop in 2016. Perceel
Jeugd‐ en opvoedhulp
Budget in 2015
€ 25.181.470
Budget in 2016 Aantal aanbieders in 2015 € 23.568.363 13
Aantal aanbieders in 2016 7
Gesloten jeugdzorg
€ 3.729.179
€ 1.638.000
4
3
Jeugdbescherming/jeugd reclassering Dyslexie Basis GGZ Specialistische GGZ LVB JGT Vrijgevestigden
€ 8.219.351
€ 7.219.351
4
4
€ 2.144.190 € 11.416.670 € 11.591.202 € 8.079.139 € 13.735.927 € 2.500.000
€ 1.908.552 € 10.971.087 € 10.546.880 € 10.157.268 € 13.735.927 € 3.564.532
Totaal
€ 86.597.128
7 21 21 14 9 90, waarvan 68 ook nieuwe cliënten aannemen. € 83.309.960
9 13 12 10 9 60
1.3 Aanpassingen voor de Inkoop vanaf 2017 Op basis van het voorgaande zijn de volgende aanpassingen voor de inkoop van 2017 nodig. Deze punten zullen uitgewerkt in het inkoopplan 2017. Voortzetting van de transformatie is nodig, waaronder o Toepassing van een andere – meer integrale‐ indeling van de jeugdhulpfuncties om te komen tot verbetering van de integraliteit van het aanbod. De huidige perceelindeling is vooral gericht op de bestaande vormen van jeugdhulp. Op basis van een indeling in functies gaat vanaf 2017 ingekocht worden. De aanbieders worden per functie bij elkaar gezet om te komen tot integrale trajecten. o Betere samenwerking met‐ en tussen de specialistische zorg. Doel hiervan is het zo snel mogelijk afschalen van zware hulp als het lichter kan. Maar ook vroegtijdiger opschalen, zodat de inzet van zwaardere zorg zo kort mogelijk duurt.
5
o Aansluiting en ontschotten met de aanpalende decentralisatie Wmo en passend onderwijs. o Flexibilisering van de inzet van zorg: doen wat nodig is. Meer inzicht in de daadwerkelijke hulp. o Voor 2015 en 2016 zijn bij gebrek aan gegevens vooral budgetafspraken gemaakt. Bij de aanbieders wordt specifieker resultaten uitgevraagd. Ook is nader inzicht en analyse nodig van de wachtlijsten, beschikbare capaciteit en inzet. Sturing en monitoring/ Tarieven en bekostigingssystematiek. o Met de aanbieders en de JGT’s moet richting gegeven worden aan een betere aansluiting van vraag en aanbod en over de mate van doorverwijzingen met (te) hoge financiële gevolgen. Geïnvesteerd moet worden in het verwijsgedrag van huisartsen en in de doorontwikkeling van de JGT’s. o Het kostenbewustzijn in relatie tot het verwijsgedrag van de JGT’s moet verhoogd worden en een appel wordt gedaan op de aanbieders om binnen de financiële kaders te blijven. o Analyses van prijsstellingen, de tarieven en de bekostigingssystematiek is nodig in de verschillende jeugdhulpfuncties om te kunnen sturen op het aanbod. Zo ook inzicht in lengte, duur en frequentie van zorgtrajecten. Om te komen tot vaste tarieven en prestatie indicatoren voor de jeugdhulpfuncties. Voorstel: 1. De aanpassingen uit te werken in het inkoopplan 2017
6
2. Uitgangspunten Inkoop 2017 In dit hoofdstuk geven we aan welke inhoudelijke uitgangspunten en randvoorwaarden er zijn voor de inkoopstrategie vanaf 2017, aangegeven door de gemeenten. Het beleidsplan ‘Hart voor de Jeugd’ vormt de basis van de regionale samenwerking in de regio Holland Rijnland. Aanscherping en verdere invulling van dit beleid vindt plaats via de notitie Inhoudelijke uitgangspunten. In dit hoofdstuk zijn die onderwerpen uitgewerkt welke vanuit de gemeenten als kader voor de inkoop vanaf 2017 worden meegegeven.
2.1 Inhoudelijke kaders ten behoeve van de inkoop We omschrijven hier de thema’s die een direct effect op de in te kopen zorg hebben en daarom nader uitgewerkt worden in de inkoopprocedure. De thema’s zijn bepaald op basis van input van de gemeenten en de ervaringen in de eerste periode. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Zo integraal mogelijk De JGT’s als regisseur In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren Cliëntenparticipatie borgen in de inkoop Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop
Naast bovenstaande thema’s zijn er nog meer onderwerpen (zie ook de notitie voorlopige uitgangspunten toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland). Deze zijn relevant voor de transformatie in de jeugdhulp. De regie voor de inhoudelijke uitwerking van de transformatie ligt bij de 13 gemeenten. Daarvoor wordt vanaf 2016 gewerkt met een werkagenda Jeugd.
2.1.1 Zo integraal mogelijk Het is wenselijk om de zorg rondom een jeugdige en/of gezin zo integraal mogelijk te organiseren vanuit de gedachte 1 gezin, 1 plan. Hierbij is het noodzakelijk de regie van de zorg bij 1 regisseur neer te leggen. Deze regisseur legt de verbindingen tussen de verschillende soorten van zorg of hulp die nodig is. Ook als deze zorg betrekking heeft op verschillende domeinen. Een goed inkoopmodel kan dit beleid ondersteunen door waar dit kan zo integraal mogelijk in te kopen. Bijvoorbeeld door het maken van afspraken met een of een zeer beperkt aantal contractpartners die meerdere vormen van zorg kunnen leveren. Of door het werken met hoofdaannemers en onderaannemers. Wanneer met de inkoop jeugdhulp aangesloten moet worden op hulp in het kader van de WMO, Participatiewet, de Wet Langdurige Zorg of in het kader van passend onderwijs is het een vereiste dat daar domeinoverschrijdend beleid aan ten grondslag ligt met bijbehorende financiële middelen.
7
2.1.2 De JGT’s als spin in het web Alle gemeenten zijn het er over eens dat het JGT een cruciale rol heeft ten aanzien van belangrijke beleidsdoelstellingen (zorg dichtbij de cliënt organiseren; zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig). De toeleiding van de cliënt naar de juiste vorm van zorg vindt immers hier plaats. Door de regierol hier goed te beleggen, kan gezorgd worden dat de juiste kinderen op de juiste plekken terechtkomen. Het principe ‘goed = goed genoeg’ (normaliseren) is hierbij leidend. Waar mogelijk zorgt de regisseur voor tijdige afschaling van zorg. De behoefte om de zwaardere, gespecialiseerde jeugdzorg zoveel mogelijk af te bouwen, wordt het steeds belangrijker om te zorgen dat de juiste kinderen op de juiste plekken terechtkomen. Ook de verbinding vanuit het JGT met de ambulante hulp is essentieel om te komen tot versterking van de JGT’s in het bieden van tijdige, goede en passende hulp. Het JGT heeft hierin een belangrijke rol en zal daarbij in urgente situaties eigenstandig handelen of een goed en passend aanbod organiseren. Om te komen tot een goede invulling van deze rol door de JGT’s zullen de teams ondersteund moeten worden hierbij.
2.1.3 In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven Behalve zakelijk opdrachtgeverschap is het nadrukkelijker inzetten op partnerschap noodzakelijk om de transformatie te versnellen. We hebben zowel de zorgaanbieders als andere partners nodig om de gewenste doelstellingen te kunnen behalen. Omgekeerd geldt ook dat aanbieders en andere partners ons nodig hebben. De keuze voor een inkoopmodel moet de ruimte bieden om in dialoog met onze partners de gewenste transformatie vorm te geven en waar nodig bij te sturen. Op basis van een goede sturing en monitoring zijn we in staat om partijen te faciliteren en aan te spreken op de behaalde resultaten.
2.1.4 De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren Om de transformatie goed vorm te kunnen geven en te kunnen versnellen, hebben we de zorgaanbieders nodig. De deskundigheid op inhoud ligt bij hen. Het is aan ons om door middel van een goede inkoopstrategie, ‐model en bijbehorende bekostigingssystematiek de juiste prikkels te bieden aan de markt om continu te blijven innoveren. Dit betekent het bevorderen van de ontwikkeling en gebruik van (nieuwe) effectieve methoden, maar zeker ook het afdwingen van samenwerking tussen zorgaanbieders onderling en in goede aansluiting op de lokale zorgstructuren. Ook domeinoverstijgend. Hierbij is het belangrijk dat een nieuwe kosten efficiënte en daarmee betaalbare zorg ontstaat.
2.1.5 Cliëntenparticipatie Bij het inkoopproces is het van belang de cliëntenraden/cliëntorganisaties van de organisaties en de WMO‐Raden van de gemeenten een plek te geven. De betrokkenheid van de doelgroep is de enige manier om tot kwalitatief goed en verantwoord beleid en passende dienstverlening te komen. Kinderen, jongeren en hun ouders weten waar mogelijkheden en knelpunten liggen en hebben waardevolle ideeën over oplossingen. Zij krijgen dan ook een plek in de inkoopprocedure.
2.1.6 Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop In het regionale samenwerkingsmodel Holland Rijnland zijn de gemeenten ‐als opdrachtgever‐ bepalend in de inhoud. Bij de regionale uitvoering van de inkoop van de jeugdhulp dient de lokale inbreng vormgegeven te worden. Lokale inbreng vraagt meer capaciteit en kennis van het werkveld van de gemeenten.
8
De keuze voor een gedifferentieerd inkoopmodel wordt in het inkoopplan 2017 bepaald op basis van gedeelde uitgangspunten met voldoende ruimte voor lokale accenten. Deze lokale inbedding zal expliciet gemaakt moeten worden om ieders rol, verantwoordelijkheden en verwachtingen helder te hebben.
Voorstel: 1) Als kader voor het inkoopplan 2017 de volgende inhoudelijke uitgangspunten en randvoorwaarden vast te stellen: Zo integraal mogelijk De JGT’s als spin in het web In dialoog met de zorgaanbieders de transformatie vormgeven De transformatie/innovatie nadrukkelijk faciliteren Cliëntenparticipatie borgen in de inkoop Vormgeven lokale inbreng op de regionale inkoop
9
3. Functionele indeling van de jeugdhulp De huidige percelen zijn nog een vertaling van de oude situatie van voor de transitie. Dat komt de integrale ondersteuning van jeugd en gezinnen niet ten goede. Om die reden wordt een meer functionele indeling van de verschillende zorgfuncties voorgesteld. De indeling biedt een ontschotting van de tot nu toe gebruikte percelen en kan dwars over de jeugdhulpsoorten heen worden toegepast. Wij denken dat deze indeling beter past bij de inhoudelijke opgaven die er liggen: versterken van de pedagogische gemeenschap, basisvoorzieningen, jeugd en gezinsteams, specialistische jeugdhulp en hulp in gedwongen kader. De indeling sluit bovendien aan bij de CBS beleidsinformatie. Voorstel voor indeling in de volgende zorgfuncties Ambulant Jeugdhulp Jeugdhulp uitgevoerd door de JGT’s (zonder verblijf) Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder Daghulp op locatie van de aanbieder Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige Jeugdhulp met Verblijf Pleegzorg Gezinsgericht Gesloten plaatsing Overige jeugdhulp met verblijf Veiligheid Jeugdbescherming Jeugdreclassering Voogdij Veilig Thuis
3.1 Ambulante Jeugdhulp Bij jeugdhulp zonder verblijf verblijft de jeugdige thuis, in het eigen gezin. Of anders gezegd, de jeugdige slaapt thuis. In ieder geval formeel. Het kan zijn dat de jeugdige bij opa en oma slaapt of bij iemand anders, echter dit is dan formeel niet zo geregeld. Het doel van ambulante jeugdhulp is om de zelfredzaamheid van de jeugdige te vergroten.
3.1.1 Jeugdhulp uitgevoerd door de JGT’s Hieronder valt alle jeugdhulp die de medewerkers van de JGT’s zelf verlenen. Dus ook de hulpverlening gedaan door de medewerkers die vanuit de coöperatie zijn gedetacheerd in de JGT’s.
3.1.2 Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder Ambulante jeugdhulp betreft ambulante hulp of groepsgesprekken op het kantoor van de aanbieder waarbij in principe één (algemene) expertise tegelijkertijd binnen de hulpverlening wordt ingezet. Het betreft onder andere face‐to‐face contracten met de jeugdige en /of ouders, ook wel poliklinische contacten genoemd. Ook groepsgesprekken of sociale vaardigheidstrainingen vallen onder deze categorie. De gesprekken duren maximaal twee uur.
3.1.3 Daghulp op locatie van de aanbieder Bij daghulp is een begeleider of hulpverlener minimaal een dagdeel in de nabije omgeving van de jeugdige. Het gaat hier om begeleiding en/of behandeling. De hulp kan individueel plaatsvinden, maar ook in een groep. Dagbesteding en dagstructurering vallen hier ook onder. Daghulp vindt plaats op de locatie van de aanbieder. Een belangrijk kenmerk van dagbehandeling is dat een multidisciplinair team voor de dagbehandeling wordt ingezet. Het gaat bijvoorbeeld om een
10
combinatie van fysiotherapie, gedragstherapie en psychotherapie die tijdens de dagbehandeling wordt ingezet.
3.1.4 Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige vindt plaats bij de jeugdige thuis, op school of elders in het netwerk van de jeugdige. . De intensiteit kan variëren van één of enkele tot 14 uur per dag.
3.2 Jeugdhulp met Verblijf Bij Jeugdhulp met verblijf verblijft de jeugdige elders. Of anders gezegd, de jeugdige slaapt formeel elders, niet zijnde thuis in het eigen gezin. Dit betekent dat het hier alleen om verblijfsvormen gaat waarbij sprake is van een overnachting. Ook verblijf in logeerhuizen, alleen tijdens weekenden of juist door de week, vallen onder jeugdhulp met verblijf. Het doel van de residentiele jeugdhulp is om de jeugdige een veilige omgeving te bieden waarin de nodige hulp en ondersteuning wordt geboden.
3.2.1 Pleegzorg Het doel van de pleegzorg is een jeugdige voor korte of langere tijd een veilige en stabiele plek te bieden, in een setting die zoveel mogelijk lijkt op een thuissituatie, om van daaruit te werken aan de problematiek die speelt. Pleegzorg kan bestaan uit een hulpverleningsvariant of een opvoedingsvariant. De pleegzorgaanbieder biedt, afgestemd op de aard en complexiteit van de problematiek, begeleiding en behandelmethodieken aan de jeugdige, pleegouders en ouders om hen optimaal te ondersteunen. De jeugdige verblijft in een pleeggezin. Er is van pleegzorg sprake als er een pleegcontract is tussen de pleegouder(s) en een pleegzorgaanbieder. Hiervan is ook sprake in geval van vakantie‐ /weekendopvang indien dat onderdeel uitmaakt van het hulpaanbod.
3.2.2 Gezinsgericht Alle vormen van verblijf die een gezinssituatie benaderen, maar geen pleegzorg zijn. Te denken valt aan gezinshuizen, logeerhuizen en zorgboerderijen waar overnacht wordt.
3.2.3 Gesloten plaatsing De jeugdige verblijft bij een jeugdhulpaanbieder op basis van een machtiging gesloten jeugdzorg of op basis van een machtiging BOPZ (Wet Bijzondere Opname Psychiatrische Ziekenhuizen) die door de (kinder)rechter is afgegeven. Het gaat om jongeren met ernstige gedragsproblemen, gecombineerd met een stoornis of gebrek. Het ontnemen van de vrijheid van jongeren is een forse maatregel. Om die reden worden hoge eisen gesteld aan de behandeling en nemen de gecertificeerde instellingen de verantwoordelijkheid voor het hele traject en waar mogelijk samen met de ouders. In het traject wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de behoefte van de jeugdige. Soms is een kort verblijf bij een aanbieder voldoende en soms heeft een jongere langer veiligheid, bescherming en behandeling nodig.
3.2.4 Overige jeugdhulp met verblijf Hieronder vallen de residentiële jeugdhulpvormen waarbij de jeugdige verblijft op de accommodatie van de jeugdhulpaanbieder, veelal in een groep met andere jeugdigen. In feite betreft het alle vormen van verblijf die niet onder een van de voorgaande categorieën vallen, waaronder ook de drie milieuvoorzieningen. Hieronder vallen ook begeleid wonen en kamertraining. Deze hulpvormen vinden doorgaans plaats in een verblijf van de hulpaanbieder. 11
3.3 Veiligheid Onder de jeugdhulpfunctie Veiligheid vallen die vormen van zorg waar de veiligheid van het kind in het geding is.
3.3.1 Jeugdbescherming Jeugdbescherming omvat de uitvoering van een door de rechter opgelegde kinderschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling (al dan niet met uithuisplaatsing). Het doel van de jeugdbescherming is ervoor te zorgen dat kinderen veilig kunnen opgroeien en ontwikkelen. Bij een onder toezichtstelling is het doel dat de ouders zo snel mogelijk weer in staat zijn een veilige en verantwoorde opgroei‐/opvoedsituatie te bieden voor hun kind.
3.3.2 Jeugdreclassering Jeugdreclassering omvat toezicht en begeleiding, als onderdeel van de door de rechter opgelegde voorwaarden bij schorsing van een voorlopige hechtenis (als een jongere of jongvolwassene nog niet veroordeeld is) of bij een voorwaardelijke veroordeling. Het doel van de jeugdreclassering is gedragsverandering gericht op het voorkomen van recidive.
3.3.3 Voogdij Ook bij voogdij is evenals bij de Jeugdbescherming, een voogdijmaatregel (bij beëindiging van het ouderlijk gezag) opgelegd door de rechter. Bij de voogdij is het doel om te zorgen dat het kind in een veilige en verantwoorde setting kan opgroeien waarbij ook het contact met de biologische ouders mogelijk kan zijn.
3.3.4 Veilig Thuis Veilig Thuis is de naam van het Advies‐ en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) dat bij wet geregeld is in de Jeugdwet en de Wmo. Veilig Thuis heeft wettelijke taken op het gebied van advies, melding en onderzoek en werkt volgens een landelijk vastgesteld handelingsprotocol. Ook is wettelijk geregeld dat alle politiemeldingen rond huiselijk geweld en kindermishandeling via het beveiligde mailverkeer van CORV bij Veilig Thuis binnenkomen. Veilig Thuis Hollands Midden is op 1 januari 2015 ontstaan uit samenvoeging van AMK (Advies‐ en Meldpunt Kindermishandeling) en SHG (Steunpunt Huiselijk Geweld) om de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken. Ook het Crisis Interventie Team (CIT) en het Jeugd Preventie Team (JPT) vallen onder deze functie. Voorstel: 1. De indeling in jeugdhulpfuncties Ambulante Jeugdhulp, Jeugdhulp met Verblijf en Veiligheid toe te passen voor de Inkoop vanaf 2017
12
4. Financiën Voor de inkoopstrategie van 2017 is nog geen gedetailleerde begroting beschikbaar. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de globale verdeling van het regionale budget. Verder wordt stilgestaan bij hoe strategisch om te gaan met de bezuinigingstaakstelling en de solidariteit in de regio.
4.1 Macrobudget 2017 In de aanloop naar de transitie is door het Rijk besloten dat de transitie wordt gecombineerd met een stapsgewijze budgetbezuiniging van 15% in de periode 2015‐2017 (respectievelijk 4,6 en 5%). Naast de reeds aangekondigde bezuinigingen zijn de samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland geconfronteerd met de negatieve herverdeeleffecten als gevolg de invoering van het objectief verdeelmodel macrobudget. Waardoor de regio Holland Rijnland in 2017 rekening moet houden met een bezuiniging van 13,5 % ten opzichte van het bijgestelde budget 2015. Overigens zat er op het budget 2015 al het eerste deel van de rijkskorting van 4%. Dus totaal een bezuiniging van 17,5%. De laatst bekende cijfers komen uit de septembercirculaire 2015. Dit geeft het volgende meerjarenbeeld: Gegevens uit de septembercirculaire 2015 Gemeentenaam
2016
2017
2018
2019
2020
Alphen aan den Rijn
€ 23.592.918
€ 21.519.238
€ 20.724.125
€ 20.748.537
€ 20.748.537
Hillegom
€ 3.554.473
€ 3.533.818
€
3.574.234
€ 3.585.143
€
3.600.880
Kaag en Braassem
€ 2.973.196
€ 2.794.447
€
2.803.946
€ 2.807.866
€
2.807.866
Katwijk
€ 11.685.049
€ 10.597.001
€ 10.631.089
€ 10.645.154
€ 10.645.154
Leiden
€ 22.984.737
€ 22.452.137
€ 22.518.913
€ 22.546.465
€ 22.546.465
Leiderdorp
€ 4.821.783
€ 4.412.295
€
4.426.657
€ 4.432.582
€
4.432.582
Lisse
€ 3.205.939
€ 3.124.369
€
3.134.596
€ 3.138.816
€
3.138.816
Nieuwkoop
€ 4.436.015
€ 3.931.952
€
3.754.448
€ 3.759.492
€
3.759.492
Noordwijk
€ 3.515.684
€ 3.540.018
€
3.597.643
€ 3.612.170
€
3.637.414
Noordwijkerhout
€ 2.685.215
€ 2.615.410
€
2.624.162
€ 2.627.773
€
2.627.773
Oegstgeest
€ 3.674.661
€ 3.260.357
€
2.925.565
€ 2.631.390
€
2.631.390
Teylingen
€ 7.227.094
€ 6.906.620
€
6.924.399
€ 6.931.734
€
6.931.734
Zoeterwoude
€ 1.509.896
€ 1.400.954
€
1.405.501
€ 1.407.377
€
1.407.377
Totaal
€ 95.866.658
€ 90.088.617
€ 89.045.277
€ 88.874.500
€ 88.915.481
4.2 Voorlopige budgetverdeling Voor de 13 gemeenten gezamenlijk is er in 2017, op basis van de huidige gegevens, € 90.088.617 beschikbaar.
Voor de verdeling van het budget van 2017 worden de volgende uitgangspunten aangehouden: a) Er wordt niet bezuinigd op de JGT’s, daar blijft 13,7 miljoen euro voor beschikbaar (prijspeil 2015). b) Rondom de JGT’s wordt een flexibele schil ingericht door individuele aanbieders (daarvoor is ongeveer 7 ton beschikbaar binnen het budget van de JGT’s)
13
c) De uitgaven voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en de gesloten jeugdhulp kennen een licht neerwaartse tendens, maar liggen vast door de toewijzing van trajecten en maatregelen via de rechter; d) De druk op de budgetten is groot en de vraag aan hulpverlening neemt niet af. Daardoor is er geen ruimte voor een flexibel budget binnen het strakke financiële kader. e) Het budget voor de PGB’s ligt op 5 miljoen euro, gelijk aan de begroting 2016. f) De kosten voor de regionale jeugdhulporganisatie bedragen 1,5%. Op basis hiervan kunnen we onderstaande voorlopige budgetverdeling aanhouden voor 2017. Voorlopige budgetverdeling
Jeugd en gezinsteams
€ 13.735.927
Jeugdhulp: ‐ Ambulante Jeugdhulp ‐ Jeugdhulp met verblijf ‐ Veiligheid
€ 67.943.384
PGB's
€ 5.000.000
Kosten regionale werkorganisatie jeugdhulp
€ 1.312.557
Lokale uitvoeringskosten
€ 2.096.749
Totaal
€ 90.088.617
Een grofmazige doorrekening van het budget over de voorgestelde indeling (geëxtrapoleerd op basis van de cijfers van Q3), laat het volgende beeld zien: Ambulante Jeugdhulp (incl. JGT) : ± 50 miljoen euro Jeugdhulp met Verblijf: ongeveer 23 miljoen euro Veiligheid: ongeveer 9 miljoen euro.
4.3 Financiële gevolgen en risico’s Gezien de druk op het budget in 2015 en de ingrepen die nodig zijn om de begroting 2016 sluitend te krijgen, neemt de druk op het nog lagere budget vanaf 2017 verder toe. Dit leidt tot de noodzaak om nadrukkelijke keuzes te maken en versneld de transformatie in te gaan. Om de transformatie voort te zetten is het nodig om meer inzicht te hebben in de daadwerkelijke hulp en de uitgaven en de prijsstellingen, tarifering en bekostigingssystematiek te analyseren. Om op basis hiervan vanaf 2017 gerichter en functioneel te kunnen inkopen. De volgende risico’s kunnen mogelijk optreden als gevolg van vereiste bezuinigingen:
Zorg kan niet geleverd worden De kans bestaat dat er situaties ontstaan waarbij niet alleen passende zorg, maar ook next best oplossingen budgettair niet (meer) mogelijk zijn. Afgezien van de toename van de schrijnende situaties in gezinnen, ontstaat daardoor ook de situatie van aansprakelijkheden van gemeenten voor het niet‐leveren van passende zorg, die eventuele calamiteiten had kunnen voorkomen. 14
(gedeeltelijke) afbouw zorgvormen
Indikken en kaasschaaf zal in 2017 niet meer voldoende zijn en daarmee zullen bepaalde zorgvormen, sectoren of aanbieders ten minste deels worden afgebouwd. De gestelde beleidsdoelen kunnen onder druk komen te staan, ook waar het innovatie betreft. Het risico bij afbouwen van zorgvormen ontstaat dat juist wordt bezuinigd op de meer preventieve activiteiten. Dit kan vervolgens leiden tot een toename op duurdere vormen van hulp. Het wordt moeilijk een terugloop van 17,5% in drie jaar nauwelijks op te vangen. Het risico bestaat dat jaarlijke bijplussing nodig is.
Voorgesteld wordt om in het inkoopplan 2017 een uitgebreidere risicoparagraaf met beheersmaatregelen en oplossingen op te nemen, inclusief bekostigingsmethodieken voor de jeugdhulpfuncties.
4.4 Solidariteit Sinds de decentralisatie van de Jeugdzorg is er nog weinig lokale sturing op de kosten mogelijk, waardoor het solidariteitsmodel voor 2015 een logische keuze was. Voor 2016 is gekozen voor hetzelfde model. Voorgesteld wordt voor het jaar 2017 wederom voor het solidariteitsmodel te kiezen voor de zorg die regionaal wordt ingekocht. Het solidariteitsmodel zorgt voor risicospreiding tussen de gemeenten waarbij iedere gemeente deelt in de kosten voor het percentage van inbreng (= rijksvergoeding Jeugd). Voor de volledigheid zijn de vier modellen voor verevening van risico’s opgenomen in bijlage 1. De kosten per cliënt kunnen in de jeugdhulp sterk oplopen als gevolg van een complexe hulpvraag. De beleidsmatige invloed hierop is in veel gevallen nog beperkt. Door solidariteit lopen afzonderlijke gemeenten minder risico op hun eigen begroting door zaken waar slechts beperkt op te sturen valt. Daarnaast is het eenvoudiger om (financiële) afspraken te maken met individuele zorgaanbieders over volumes en zekerheden. Een tekort bij de ene gemeenten wordt gecompenseerd met een overschot bij een andere gemeente over dat begrotingsjaar. Als er een tekort op het totaalbudget ontstaat dan worden alle gemeenten aangesproken om middelen bij te storten, ongeacht het feit of die gemeente nu wel of niet het eigen aandeel voor de eigen jeugdigen al heeft verbruikt. De gemeenten in de regio zijn afhankelijk van elkaars inzet en kwaliteit. Dit vraagt om een goede onderlinge relatie en vertrouwen. Voor nu beperkt het solidariteitsmodel zoveel mogelijk het financiële risico voor elke individuele gemeente. Zeker voor de eerste jaren waarin we als gemeenten deze nieuwe taak uitvoeren, biedt dit model de samenwerkende gemeenten de meeste stabiliteit en zekerheid. Als gevolg van beleidskeuzes die de regiogemeenten maken zullen lokaal verschillen gaan ontstaan in zorggebruik. In 2016 zal een voorstel worden voorgelegd waarin het solidariteitsmodel (helder) is uitgewerkt. Voorstel:
1. Kennisnemen van de voorlopige budgetverdeling 2. In het inkoopplan 2017 een uitgebreide risicoparagraaf opnemen 3. Uitwerken van het solidariteitsmodel vanaf 2017
15
5. Jeugd‐ en Gezinsteams De Jeugd‐ en Gezinsteams (JGT’s) zijn een essentieel onderdeel van hoe wij in deze regio de jeugdhulp hebben georganiseerd. In dit hoofdstuk omschrijven wij kort hun werkwijze, opdracht en hun organisatievorm. Om vervolgens een voorstel te doen over de wijze van aanbesteding van de JGT’s.
5.1 De Jeugd‐ en Gezinsteams Essentieel voor de transformatie van de jeugdhulp Holland Rijnland zijn de JGT’s die, als onderdeel van het CJG, integrale en directe ambulante jeugdhulp en consultatie en advies bieden in wijken en gemeenten. De expertise vanuit jeugd en opvoedhulp, GGZ jeugd, de LVB sector en voormalig Bureau Jeugdzorg en het maatschappelijk werk zijn in deze teams samengevoegd. De vraag en behoefte van de cliënt staat centraal. Daarbij wordt naar de hele sociale context van de jeugdigen en gezinnen gekeken. Het JGT is nauw verbonden met basisvoorzieningen, zoals scholen, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, voorschoolse voorzieningen en indien aanwezig het sociale wijkteam. De gemeente waar het betreffende JGT werkzaam is, is verantwoordelijk voor de aansluiting met de basisvoorzieningen en stuurt hierop. Wanneer de vraag het JGT overstijgt, schakelt het JGT specialistische jeugdhulp of hulp vanuit andere domeinen in. In een gezinsplan wordt samen met de cliënt omschreven wat de hulp‐ en ondersteuningsvragen en doelen zijn. Dit gebeurt via de werkwijze 1 gezin 1 plan. Een JGT is goed geworteld in de lokale samenleving en is zoveel als mogelijk zelfsturend.
5.1.1 Opdracht van de JGT’s De opdracht van de JGT’s is meerjarig en duurzaam en behelst: verbinden, versterken, doen wat nodig is en deskundig zijn. Het JGT is een aanbieder van (ambulante) basis jeugdhulp. Ze doet dat integraal, gebiedsgericht en in nauwe samenwerking met het onderwijs, huisartsen, JGZ en andere voorliggende (preventieve) basisvoorzieningen. Ze vormt daarmee het fundament van de hele keten van de specialistische jeugdhulp. Om te komen tot de een goede invulling van de regisseursrol van de JGT’s moet geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van deze teams. De kernfuncties van het JGT zijn: toegang, basisdiagnostiek, schakelfunctie naar basisinfrastructuur of de specialistische jeugdhulp, collectieve aanpak, ambulante hulp. De JGT’s voeren door gemeenten gemandateerde wettelijke taken uit, zoals: de toegang tot de specialistische hulp, het toekennen van PGB’s. De toegangsfunctie van het JGT behelst de vrij toegankelijke informatie, consultatie en advies, ondersteuning en activering van klanten met een informatie of hulpvraag. Het preventieve voorliggende veld ligt bij de Centra voor Jeugd en Gezin van de gemeenten. Alle professionals zijn in staat tot het uitvoeren van een brede vraagverheldering, basisdiagnostiek, en het samenstellen van een arrangement wat nodig is om gezinnen zelfredzaam te maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de werkwijze 1 gezin 1 plan. Het gezin is eigenaar van het gezinsplan, de JGT’er houdt vinger aan de pols en faciliteert de uitvoering. Het JGT heeft mandaat en beslist over bijschakeling en inzet expertise tweede lijn of individuele voorzieningen. Het JGT kan de uitvoeringsregie van de arrangementen voor cliënten uitvoeren. De schakelfunctie naar de basisinfrastructuur in de wijk vervult een sleutelrol voor afschalen van hulp: jeugdwelzijnsvoorzieningen, scholen, kindercentra. JGT’s onderzoeken welke bijdrage ouders en hun (buurt)netwerken kunnen leveren aan de oplossing van hulpvragen. Indien noodzakelijk kan het JGT ook snel bijschalen naar specialistische jeugdhulp.
16
De collectieve functie van het JGT bestaat uit het initiëren dan wel faciliteren van collectief aanbod (informatie, advies, educatie, dagbesteding, groepsaanbod), gericht op participatie en educatie van de specialistische jeugdhulp. Voor het algemene lokale preventieve aanbod is uiteraard het CJG de partij. Voor deze collectieve rol zoeken JGT’s het samenspel op met scholen en ketenpartners. Er wordt goed gekeken welk deel van de aanpak en methodiek in samenspraak met vrijwilligers gedaan kan worden. De ambulante functie van het JGT betreft het bieden van directe hulp en ambulante ondersteuning aan gezinnen of jeugdigen. De prestatie die wordt gevraagd van de JGT’s kan alleen in samenhang en samenwerking met de gecontracteerde aanbieders. Zij hebben een zelfstandige en cruciale rol in de transformatie en het toekomstmodel van de gemeenten. Het toekomstmodel is leidend. De gezamenlijke aanbieders faciliteren de teams en het werk dat zij doen.
5.2 Coöperatie In 2015 is gewerkt aan de oprichting van een juridische entiteit (organisatie JGT) voor de JGT’s om zaken als bijvoorbeeld werkgeverschap, aansprakelijkheid en klachtenafhandeling goed te regelen. Deze coöperatie van elf jeugdhulpaanbieders waarin de JGT’s zijn ondergebracht wordt in januari 2016 ingesteld. De Coöperatie JGT is gericht op het faciliteren van de teams en het werk dat zij doen. Onafhankelijke sturing borgt de onafhankelijke positie en uitvoering van de JGT’s.
5.3 Aanbesteding De wens van de samenwerkende gemeenten om verder te gaan met de innovatie in de jeugdhulp en meer specifiek gericht op JGT’s, heeft tot gevolg dat de inkoopprocedure aansluit bij de actualiteit en de opgebouwde ervaring. In dat licht bezien, wordt de coöperatie de nieuwe contractpartij. De hierbij passende procedure is een enkelvoudige onderhandse procedure. Via deze procedure kan een nieuwe overeenkomst worden afgesloten. De dienstverlening Jeugd‐ en Gezinsteams is dan het vertrekpunt voor verdere onderhandelingen over de exacte invulling van het contract, de hoogte en differentiatie van tarieven. In januari 2016 is de oprichting van de coöperatie voor de JGT’s een feit. De daarin betrokken instellingen hebben de beslisdocumenten in de besluitvormingsroute gebracht. De huidige contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders worden verlengd. Tot 17 april 2016 is het mogelijk om gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om in een licht regime de inkoop van de jeugdhulp te organiseren. Voor de JGT’s geldt dat er behoefte bestaat om de bemensing langdurig te organiseren. Bij voorkeur niet bij de individuele zorgaanbieders, maar via het collectief van de coöperatie. Om dat mogelijk te maken wordt voorgesteld om de contracten met een jaar te verlengen. In deze periode kan dan een onderhandse aanbesteding plaatsvinden met de coöperatie voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s. Voorstel: 1. Verlengen van de contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders tot 1 januari 2017; 2. In te stemmen met een enkelvoudige onderhandse aanbestedingsprocedure voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s met de coöperatie. 17
6. Regionaal opdrachtgeverschap vanaf 2017 In dit hoofdstuk geven we aan hoe we de regionale uitvoering van de jeugdhulp vanaf 2017 willen organiseren met de 13 gemeenten.
6.1 Regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp in 2015 en 2016 De gemeenten in Holland Rijnland (met uitzondering van Voorschoten) hebben in 2014 besloten het opdrachtgeverschap voor de Jeugdhulp gezamenlijk vorm te geven. Dit leidt tot efficiencyvoordelen bij de gemeenten, een eenduidiger positie als opdrachtgever naar instellingen en één aanspreekpunt voor instellingen voor de regio Holland Rijnland. Inkopen kan hierdoor eenduidiger en transparanter voor de betrokken zorgaanbieders plaatsvinden. Deze samenwerking beperkt de administratieve lastendruk voor gemeenten en de aanbieders en is voordelig dankzij de schaalgrootte. Voor de uitvoering van dit regionale opdrachtgeverschap hebben de 13 samenwerkende gemeenten met Holland Rijnland een dienstverleningsovereenkomst (DVO) gesloten. De huidige overeenkomst loopt tot en met 31 december 2016. Op basis van deze overeenkomst voert het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland (opdrachtnemer) taken in de uitvoering van de Jeugdhulp uit voor de gemeenten (opdrachtgever). Met deze werkwijze blijven de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Gekozen is voor een gemandateerde bevoegdheid. Dit betekent dat de gemeenten als opdrachtgever financieel (bijvoorbeeld bij overschrijdingen) en juridisch verantwoordelijk en aansprakelijk blijven. Om invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid is in de dienstverleningsovereenkomst een bindend advies van het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij met betrekking tot de ondertekening van de contracten verwerkt. Onder deze directe bestuurlijke aansturing is het inhoudelijk opdrachtgeverschap onder gebracht bij een tijdelijke werkorganisatie binnen Holland Rijnland. Voor de bedrijfsprocessen van heeft Holland Rijnland een DVO afgesloten met Servicepunt 71 als opdrachtnemer.
6.2 Continueren regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp vanaf 2017 Voorgesteld wordt om de huidige regionale samenwerking voor de jeugdhulp vanaf 2017 voor vier jaar te continueren. Oftewel de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de inkoop ligt bij het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij en de systeemverantwoordelijkheid bij het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. De kaders voor de jeugdhulp worden in dit systeem bepaald door de gemeenten en zijn afhankelijk van de beleidskeuzes en beleidsrichting die de gemeenten gezamenlijk bepalen in het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij. Het beleid en de inkoop versterken elkaar en deze samenhang is essentieel om op strategisch niveau inkoop te kunnen doen. Bij deze werkwijze is een aantal knelpunten
Er is sprake van een ingewikkelde besluitvormingsstructuur met lange doorlooptijden. de aansluiting met de gemeenteraden.
Het grote voordeel van dit systeem vergeleken met andere opties (zoals het overdragen van deze taak aan een gemeenschappelijke regeling) is echter dat de gemeenten direct verantwoordelijk blijven voor de inkoop van de jeugdhulp, waardoor er draagvlak is voor het beleid en de uitvoering daarvan.
18
Voorgesteld wordt deze aanpak vanaf 2017 te continueren met aandacht voor de verbeterpunten. In de volgende paragraaf wordt hiervoor meer duidelijkheid gegeven over de besluitvormingsstructuur. Daarbij worden enkele parallelle trajecten voorgesteld om de doorlooptijd te verkorten. Daarnaast wordt ruimte gemaakt voor informele inbreng van de gemeenteraden aan de voorkant van besluitvormingstrajecten. Voor de uitvoering van dit regionale opdrachtgeverschap wordt voorgesteld een nieuwe dienstverleningsovereenkomst tussen de gemeenten als opdrachtgever en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland als opdrachtnemer af te sluiten. Een voorstel zal hiervoor worden uitgewerkt. Input ter verbetering naar aanleiding van de huidige overeenkomsten wordt opgehaald.
6.3 Besluitvormingsstructuur De manier van werken bij de inkoop van de jeugdhulp vraagt om een passende besluitvormingsstructuur bij Holland Rijnland, waarin rekening wordt gehouden met de taken en verantwoordelijkheid van de verschillende partijen en de lange doorlooptijd. In onderstaande schema’s wordt de besluitvormingsstructuur in beeld gebracht met aandacht voor de rol van het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij, de colleges en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. Uiteraard is er sprake van integraal werken en een wisselwerking tussen de inhoud en het contracteren van de jeugdhulp. Uitgangspunt is dat het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij verantwoordelijk is voor de inhoud, de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke besluitvorming en dat het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland verantwoordelijk is voor de contractering (gemandateerd middels het DVO) met een bindend advies van het PHO. In verband met de lange doorlooptijd worden voorstellen gelijktijdig aangeboden aan het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij en het Dagelijks Bestuur.
19
De verantwoording van de jeugdhulp loopt via twee sporen. Aan de ene kant wordt de jaarrekening van de jeugdhulp door het Dagelijks Bestuur ter vaststelling aangeboden aan de gemeenten. Aan de andere kant loopt de besluitvorming rond de jaarrekening van Holland Rijnland zelf via het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland.
6.4 Werkorganisatie opdrachtgeverschap Jeugdhulp Voor de uitvoering wordt voorgesteld het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp voor de komende vier jaar te continueren door een regionale werkorganisatie Jeugdhulp in te richten onder de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland. De door iedere gemeente verschuldigde bijdrage voor deze werkorganisatie wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de begroting van Holland Rijnland. voor een deel van de ondersteuning van de inkoop van de jeugdhulp zal gebruik gemaakt worden van de dienstverlening van Servicepunt 71. Een voorstel voor de bemensing en inrichting van de werkorganisatie wordt in 2016 gemaakt. Voorstel: 1. Nieuwe dienstverleningsovereenkomst afsluiten tussen de 13 gemeenten en het samenwerkingsverband Holland Rijnland vanaf 1 januari 2017 voor een periode van vier jaar voor het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp
20
7.Tijdpad In dit hoofdstuk geven wij het tijdpad aan voor het inkooptraject 2017 Dec
Maanden
Feb
Mrt
Apr
Mei
Nov
Dec
Bestuurlijke besluitvorming
Inkoopstrategie 2017: PHO, colleges en raden Marktverkenning en oriëntatie op inkoop Inkoopplan 2017: PHO en colleges Start/publicatie inkoopprocedure
PHO 16‐12
Besluitvorming contracten
Jan
1‐04
Inkoopproces JGT
Omschrijven en versturen bestek Onderhandeling met de coöperatie Besluitvorming overeenkomst
Ondertekening overeenkomst
21
Bijlage 1 Budgettaire ontwikkelingen per perceel In deze paragraaf gaan we in op de specifieke aandachtspunten per perceel. Jeugd‐ en Opvoedhulp Het gebruik van Jeugd‐ en Opvoedhulp daalt minder dan in de oorspronkelijke begroting was geraamd. De aanbieders vangen hier die jeugdigen op die te maken hebben met èn gedragsproblemen èn psychiatrische problematiek. Opvang elders is hiervoor nauwelijks mogelijk. Bij het reguliere aanbod residentieel vindt een omvorming plaats naar nieuw goedkoper aanbod van kortdurende, externe opvang, logeeradressen, pleegzorg, short‐stay pleegzorg en gezinshuizen. Pleegzorg en voogdij wordt dichterbij huis georganiseerd. Deze omvorming past binnen het beleidskader “ Hart voor de jeugd” en geeft richting aan verdere innovatie van het jeugdhulpaanbod. Gesloten Jeugdzorg De inkoop gesloten jeugdhulp vindt plaats op basis van nauwe samenwerking met vier andere regio’s in de regio ZuidWest (provincie Zuid Holland). In 2015 is gebleken dat Holland Rijnland zowel in aantallen als naar verhouding minder gesloten plaatsingen heeft dan andere regio’s. Een proces van afschaling is hierin zichtbaar. Overigens is sturing hierin beperkt, omdat alleen de Kinderrechter machtigingen mag afgeven voor een traject. Wel mag verwacht worden dat door toename van vroegsignalering en aanpak alsmede door het werk van de Jeugdbeschermingstafel een forse stijging van het aantal gesloten plaatsingen niet voor de hand ligt. Jeugdbescherming/Jeugdreclassering De contractafspraken met de vier GI’s (Leger des Heils, Jeugdbescherming West, William Schrikkergroep en de Stichting Gereformeerde Jeugdwerk) en de afspraken met een aantal buiten regionaal gecertificeerde instellingen liggen redelijk vast. Er is sprake van opgelegde maatregelen die uitgevoerd dienen te worden. Ernstige Enkelvoudige Dyslexie Met ingang van 2016 wordt overgestapt op een nieuwe bekostigingssystematiek, namelijk een uurprijs met een maximaal aantal behandelingen. Het oorspronkelijke trajectfinanciering was complicerend gezien de gemiddeld lange doorlooptijd van 1,5 jaar. Om te kunnen sturen op het aantal ingekochte trajecten zal monitoring via de instroomgegevens per school nodig zijn. Daardoor krijgen wij inzicht in het verwijsgedrag van de scholen. Basis en Specialistische GGZ Bij de GGZ is het verminderde budget en een toenemende druk op de aanbieders het meest zichtbaar. Het gebruik van de ambulante zorg stijgt. En daarnaast wordt op de aanbieders bezuinigd. Er is weinig grip op het toeleidingsgedrag van de JGT’s en de huisartsen en de instroom is dan ook onvoldoende onder controle. Met de aanbieders zal het gesprek gevoerd moeten worden over het thema “ passende zorg in plaats van optimale zorg” . Kinderen met een beperking De budgetplafonds zijn bij de meeste aanbieders iets naar boven bijgesteld voor 2016, omdat de zorgcontinuiteit van kinderen die in zorg zijn bij de aanbieders ook in 2016 nog doorloopt. Om de uitgaven beperkt te houden kan gestuurd worden met de tarieven, strengere selectie aan de poort gaan toepassen, voorstellen doen om uitstroom uit de jeugdwet te bevorderen. 22
Vrijgevestigden Het beroep op de vrijgevestigden is zoals verwacht behoorlijk groot. Om het financieel te beheersen zijn de budgetplafonds in 2016 gebaseerd op productie in plaats van capaciteit. Er bestaat het risico dat het zorglandschap onbedoeld verandert door het wegvallen van enkele vrijgevestigde praktijken. De financiële consequenties lijken harder aan te komen bij de relatief kleine vrijgevestigden. Monitoring van de productie is noodzakelijk om de uitgaven te beheersen. En het ontwikkelen van een beleidsinhoudelijke visie op de rol en positie van de vrijgevestigden in de keten/het jeugdhulpstelsel. Jeugd‐ en Gezinsteams (JGT’s) Vanaf 1 januari zijn de Jeugd‐ en Gezinsteams in alle gemeenten van start gegaan. De eerste ervaringen zijn positief. Al moet er nog van alles ontwikkeld worden: de teams werken nauw samen vanuit de diverse disciplines en ervaren daar veel meerwaarde in. De teams worden goed bereikt door scholen , huisartsen en andere basisvoorzieningen en bieden snelle hulp aan cliënten. Bij complexere problemen wordt samen met de cliënt gekeken welke hulp en ondersteuning aanvullend kan worden ingezet. Tot slot kennen de JGT’s ook PGB’s toe. De teams zijn in hoge mate zelf organiserend en worden daarin ondersteund door gemeenten en de moederorganisaties. Belangrijke doorontwikkeling van de JGT’s ligt in het sturen op het ingekochte aanbod jeugdhulp en het kostenbewustzijn hierbij. Uitgangspunt uit het inkoopplan 2016 is dat op het totaalbudget van de JGT’s niet wordt gekort. Wel wordt onderzocht of de fte‐prijs naar beneden kan worden bijgesteld en of een differentiatie in fte‐ prijs en levering van netto uren gerealiseerd kan worden. Naar het zich laat aanzien zal een significante financiële ruimte ontstaan en zullen de totale kosten van de bezetting van de JGT’s scherp dalen. De vrijkomende middelen zullen in 2016 worden ingezet in de flexibele schil rondom de JGT’s. In overleg met de individuele aanbieders zullen hiervoor voorstellen worden uitgewerkt in 2016.
23
Bijlage 2 Modellen voor verevening van risico’s Samenwerken op het gebied van inkoop jeugdhulp brengt gezamenlijke kosten met zich mee. De kosten verdelen binnen het samenwerkingsverband betekent niet dat daarmee de risico’s van onvoorspelbaar hoge kosten door fluctuerende vraag in het volume of specialistische dure zorg, zijn verdeeld. Naast het verdelen van de kosten hebben gemeenten de mogelijkheid om deze onvoorspelbare hoge kosten te verevenen. Kosten en risico’s hangen om die reden wel nauw met elkaar samen. De volgende modellen voor verevening van risico’s zijn op voor en nadelen beoordeeld: Type model Kern van het model Solidariteitsmodel Alle kosten worden naar rato van de integratie‐uitkering jeugdzorg verdeeld Profijtmodel Gemeenten betalen voor al hun werkelijk gemaakte kosten Mengvorm tussen solidariteits‐ en profijtmodel. Gemeenten verzekeren Verzekeringsmodel zich, waarbij meer gebruik en een lage risicobereidheid meer premie betekent Mengvorm tussen solidariteits‐ en profijtmodel. Gemeenten betalen een Vlaktaxmodel deel van hun kosten op basis van gemiddelde gebruikcijfers en een deel solidair Percentagemodel Mengvorm tussen solidariteits‐ en profijtmodel. Een afwijking op de begroting van het jaar wordt grotendeels solidair opgevangen en voor een kleiner deel individueel
1. Solidariteitsmodel (huidig model) De kosten per cliënt kunnen in de jeugdhulp sterk oplopen als gevolg van een complexe hulpvraag. De beleidsmatige invloed hierop is in veel gevallen nog beperkt. Door solidariteit lopen afzonderlijke gemeenten minder risico op hun eigen begroting door zaken waar slechts beperkt op te sturen valt. Daarnaast is het eenvoudiger om (financiële) afspraken te maken met individuele zorgaanbieders over volumes en zekerheden. Een tekort bij de ene gemeenten wordt gecompenseerd met een overschot bij een andere gemeente over dat begrotingsjaar. Als er een tekort op het totaalbudget ontstaat dan worden alle gemeenten aangesproken om middelen bij te storten, ongeacht het feit of die gemeente nu wel of niet het eigen aandeel voor de eigen jeugdigen al heeft verbruikt. De gemeenten in de regio zijn afhankelijk van elkaars inzet en kwaliteit. Dit vraagt om een goede onderlinge relatie en vertrouwen. Voordelen Nadelen Beperking financiële risico’s Afwentelingsgevaar naar andere vormen van zorg vraagt (beleidsmatige) sturing Prijsfluctuaties worden opgevangen Geen prikkel voor individuele gemeente om kosten te beheersen Zorgcontinuïteit in elke gemeente gewaarborgd Afhankelijkheid van elkaars goede bedoelingen Eenduidigheid in afrekening
2. Profijtmodel Bij een keuze voor het profijtmodel wordt niet verevend. Dit model gaat uit van het feitelijk zorggebruik uit een bepaalde gemeente. De fluctuatie in gebruik is voor rekening en risico van de individuele gemeente. Iedere gemeente betaalt de door haar veroorzaakte kosten uiteindelijk zelf. Van belang bij een dergelijk systeem is dat er afspraken gemaakt worden over de registratie, want 24
het is belangrijk het gebruik en de inzet van voorzieningen te kunnen meten. Voordelen Nadelen Elke gemeente doet er alles aan om binnen Groot individueel risico op overschrijdingen budget te blijven Geringe afhankelijkheid van lokale inzet/kwaliteit
3. Verzekeringsmodel (mengvorm tussen solidariteits‐ en profijtmodel) Een voorbeeld van een mengvorm zou het verzekeringsmodel kunnen zijn. Bij het verzekeringsmodel heeft de gemeente zich tegen financiële risico’s verzekerd, al dan niet via een verzekeringsverstrekker. De gemeente betaalt hiervoor een premie. Aan het eind van het jaar krijgt de gemeente een rekening van het eigen verbruik minus dat deel dat valt onder de verzekering. Door de premiehoogte te relateren aan werkelijk gebruik, ontstaat een ingebouwde prikkel om zorgverbruik in toom te houden. Tevens kan het verzekeringsmodel niet alleen op werkelijk gebruik gebaseerd worden, maar ook op de mate waarin een gemeente risico wil lopen. Accepteert de gemeente geen budgetoverschrijding, dan wordt de verzekeringspremie hoger. Accepteert een gemeente een hoge overschrijding, wordt de premie lager. De verzekeringsverstrekker (een Gemeenschappelijke Regeling, een gemeenschappelijk fonds, een verzekeringsmaatschappij of een partij als de VNG) moet in dit scenario een risicoanalyse maken van de kans van de overschrijding en de mogelijk uit te keren kosten. Naar aanleiding van deze analyse wordt de risicopremie bepaald die de gemeente moet betalen. Voor het verzekeringsmodel zijn ervaringscijfers over het gebruik en de kosten van zorg en ondersteuning nodig, onder andere om de hoogte van de premie te kunnen bepalen. Enige consistentie in wet‐ en regelgeving en de hoogte van de integratie‐uitkering is bovendien wenselijk Deze consistentie en de ervaringscijfers zijn op dit moment nog niet voorhanden. De komende jaren zal deze kennis geleidelijk opgebouwd worden. Een keuze voor het verzekeringsmodel is daarom op dit moment nog moeilijk uitvoerbaar. Bij een eventuele invoering moet rekening gehouden worden met administratieve complexiteit die zorgt voor hogere kosten. Voordelen Nadelen Geeft prikkel beperking kosten Hoge administratieve lasten Houdt rekening met individuele risicobereidheid gemeente Ervaringscijfers en inzicht in risico’s nodig Partij nodig die bereidwillig en bekwaam is de verzekering te verstrekken, waardoor voornamelijk nog een theoretisch model
4. Vlaktaxmodel (mengvorm tussen solidariteits‐ en profijtmodel) Dit is een vorm van solidariteit die gedeeltelijk gebaseerd wordt op basis van ervaringscijfers van de afgelopen jaren. Hierbij worden de vaste verdelingspercentages uit de integratie‐uitkering geleidelijk minder belangrijk en gaat het werkelijk gebruik sterker meespelen. Het voordeel van deze manier van solidariteit is dat een grote overschrijding in één jaar geen grote kostenstijging tot gevolg heeft. Het zorgt dus voor risicospreiding tussen jaren. Het werkelijke gebruikt wordt echter wel verdisconteerd in de komende jaren waardoor het een prikkel is tot efficiënter presteren. Een nader te bepalen deel van de bijdrage wordt in dit model nog wel volledig solidair opgebouwd, omdat de 25
financiële risico’s voor een enkele gemeente te groot worden. Het deel dat solidair wordt vastgesteld kan, indien wenselijk, met de tijd lager worden. Voordelen Nadelen Risicospreiding over de tijd én (deels) tussen Historische cijfers nodig gemeenten Op basis van historische data betere verdeelsystematiek mogelijk Prikkel voor efficiënter werken
5. Percentagemodel Dit model gaat uit dat een deel van het risico solidair en een deel op basis van profijt verdeeld wordt. Bij overschrijding van de totale begroting wordt pas gekeken naar het gebruik van de individuele gemeente. Gekozen kan worden om voor het eerste jaar 10 procent van het individuele nadeel ook individueel betaald moet worden. De andere 90 procent wordt solidair verrekend. In het tweede jaar wordt dit verhoogd naar 20 om 80 procent. Reden van ingroei, is dat er nog onvoldoende ervaringscijfers zijn en gedragsverandering (transformatie) tijd kost. Een nuance op bovenstaand voordeel zou kunnen zijn dat enkel de nadeel gemeenten 10% voor eigen rekening nemen en het restant van 90% solidair wordt verdeeld. Hiervoor geldt eveneens dat lokale successen niet direct lokale voordelen opleveren. Wel zorgt dit model voor een iets grotere prikkel ten opzichte van het solidariteitsmodel Voordelen Nadelen Enige prikkel om als gemeente binnen budget te Afwentelingsgevaar andere vormen van zorg blijven blijft Nog steeds grotendeels afhankelijk van andere Beperkte financiële risico’s gemeenten Direct toepasbaar (geen ervaringscijfers nodig)
26