Vergadering: Datum: Locatie: Onderwerp: Indeling en agenda
Regiomiddag / Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 17 februari 2016 12:00/12:30 – 16.15 uur Raadzaal/Commissiekamer 3, Alphen aan den Rijn
12.00-12.30 Inloop Raadzaal inclusief simpele lunch Plenair Maatschappij + Leefomgeving, Raadzaal 12.30-13.30
Themasessie:
Opvang/huisvesting bijzondere doelgroepen: vluchtelingen/statushouders/arbeidsmigranten 13.30-13.45
Pauze en zalenwissel
PHO Maatschappij, Commissiekamer 3
13.45-14.15
Gezamenlijke sessie PHO Maatschappij en PHO Bestuur en Middelen: Presentatie proces inkoop jeugdhulp
14.15-16.15
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij
16.15-16.45
Netwerkborrel
1
Agenda: Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 17 februari 2016 voorzitter mw. R. van Gelderen 14.15-14.20 01 Opening en vaststelling agenda 14.20-14.30 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Maatschappij 20 januari 2016 14.30-14.40 03 a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming 1. Memo stand van zaken doelgroepenvervoer tbv PHO’s 17 februari; 2. Presentatie doelgroepenvervoer PHO Maatschappij 20 januari 2016; 3. Procesvoorstel contractering Jeugd- en Gezinsteams (JGT’s) De contracten voor de bemensing van de Jeugd en Gezinsteams zijn verlengd tot 1 januari 2017. In die periode wordt de contractering voor 2017 en verder voorbereid. Bijgaand memo omschrijft het vervolgproces; 4. Uitnodiging Symposium Lezen=Groeien 31 maart 2016 Lions Club Nederland; 5. Brief Alphen aan den Rijn aan PHO inzake amendement 6. Brief aan GS PZH over voortzetting subsidieregeling Cultuurnetwerkers c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen Jeugd 14.40-15.00 04 Inkoopplan Jeugdhulp 2017 16 december 2015 is de Inkoopstrategie Jeugdhulp vanaf 2017 besproken in het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij. Deze ligt nu ter besluitvorming voor in de betrokken gemeenten. Deze inkoopstrategie vormt het kader voor de inkoop van 2017, waarmee richting wordt gegeven aan de verdere transformatie van de jeugdhulp. De kaders uit de inkoopstrategie worden verder uitgewerkt in een inkoopplan. Het inkoopplan ligt 16 maart voor positief advies voor in het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij, waarna het ter vaststelling wordt aangeboden aan de colleges. De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp geeft een presentatie over de laatste inhoudelijke ontwikkelingen. Eerder bent u in de gezamenlijke sessie met Bestuur en Middelen geïnformeerd over het proces. Voorstel: kennis te nemen van presentatie en ruimte voor vragen. Participatie 15.00-15.15 05 Marktbewerkingsplan Werkbedrijf Holland Rijnland Het Werkbedrijf stelt een marktbewerkingsplan op, over zowel de vraagzijde (werkgevers) als aanbodzijde (werkzoekenden) van de arbeidsmarktregio. In het plan komt tot uitdrukking welke afspraken gemaakt worden over de bemiddeling van de werkzoekenden op de (te creëren) banen. Dit is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle deelnemers binnen het regionale Werkbedrijf. De scope van het Werkbedrijf Holland Rijnland ligt op de langere termijn bij de brede doelgroep werkzoekenden, de prioriteit ligt bij de doelgroep voor de banenafspraak. Voorstel: 1. Akkoord te gaan met het marktbewerkingsplan 2016 en de hierin opgenomen bestuurlijke uitgangspunten.
2
2. Akkoord te gaan met de uitvoering en nadere uitwerking van projecten in het marktbewerkingsplan 2016: 2.1 Vraag en aanbod - Banenmarkten 2.2 Sectorbenadering onderwijs 2.3 Sectorbenadering zorg 2.4 Sectorbenadering transport en logistiek 2.5 Sectorbenadering overheid 2.6 PPS-constructie: kansen bij de uitzendbranche 2.7 Communicatie 2.8 Inzicht kandidaten- en vacaturebestand 2.9 Inzet werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging 2.10 Heldere beleidskeuzes 2.11 Social Return 15.15-15.30 06 Beëindiging deelname Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Met de komst van het werkbedrijf en het Bestuurlijk Overleg Werk is de functie van het RPA ter discussie komen te staan. Het Bestuurlijk Overleg Werk heeft verzocht op dit PHO een notitie met betrekking tot de toekomst van het RPA te bespreken. Voorstel: 1. Het DB Holland Rijnland te adviseren de deelname van Holland Rijnland aan het Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe te beëindigen. 2. Opdracht te verlenen om voor het PHO Maatschappij van 25 mei met een voorstel te komen voor de invulling van onderwijs-arbeidsmarkt activiteiten in Holland Rijnland en hierin de vormgeving van een platformfunctie mee te nemen. 3. Het DB Holland Rijnland te adviseren het in de begroting geoormerkte budget van € 52.990 te blijven bestemmen voor analyse en onderzoek en op basis van de uitkomsten van de inventarisatie tot een definitieve invulling te komen. 15.30-15.40 07 Uitvoeringsplan educatie 2016: Medio 2015 heeft de gemeente Leiden, als contactgemeenten van de arbeidsmarktregio het Regionaal Educatieprogramma Holland Rijnland 2015 en aanpak 2016 vastgesteld. In het voorliggende Uitvoeringsplan educatie 2016 is de ambitie voor educatie van de regio, de toegang naar de taal- en rekenscholing en het aanbod educatie in 2016 uiteengezet. Daarnaast wordt de aansluiting bij de wet Taaleis, Taal voor het Leven van de stichting Lezen en Schrijven, de manier van inkopen en de financiering in 2016 toegelicht. Voorstel: Het college van de gemeente Leiden te adviseren om: 1. In te stemmen met het Uitvoeringsplan educatie 2016; 2. In te stemmen met de inzet van de resterende middelen voor educatie 2016 (€ 200.000,00) voor bijstandsgerechtigden die niet voldoen aan de taaltoets. Zorg en Welzijn 15.40-15.55 08 Aanvullende informatie bij Begeleiding na maatschappelijke opvang 2016 Door een herverdeling van het rijk wordt de centrumgemeente geconfronteerd met een korting op Begeleiding maatschappelijke opvang. De centrumgemeente vraagt regiogemeenten om bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang na twee maanden de nazorg voor deze cliënten over te nemen binnen de lokale Wmo per 2016. Het PHO heeft gevraagd om een onderbouwing van aantallen cliënten, om zo een goede inschatting te kunnen maken van wat dit voor de gemeenten betekent. Deze onderbouwing is inmiddels aangeleverd door Stichting de Binnenvest en te vinden in de bijgevoegde bijlage. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de aanvullende informatie bij Begeleiding na uitstroom uit de maatschappelijke opvang (zie bijlage 1); 2. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden.
3
15.55-16.10 09 Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen Holland Rijnland 2016 In 2015 is er regionaal een uitvoeringsnotitie Beschermd wonen vastgesteld, in afwachting van het beleidskader dat in 2016 klaar zou moeten zijn. Dit beleidskader heeft vertraging opgelopen en gaat pas per 2017 gelden. Er was aanleiding om de uitvoeringsnotitie 2015 op onderdelen aan te passen (de aanpassingen in de notitie tov 2015 zijn schuingedrukt). Een deel van de aanpassingen vloeien voort uit ervaring die in de praktijk in 2015 is opgedaan, anderen komen voort uit de ambitie van de regio Holland Rijnland om cliënten vanuit de juiste plek de juiste zorg te bieden: lokaal waar het kan, centraal waar het moet. Voorstel: 1. Akkoord te gaan met de afspraken waarbij centrumgemeente en lokale Wmo per cliënt gezamenlijk bepalen wat de beste maatwerkvoorziening bij zelfstandig wonen; 2. Het college van Burgemeester en Wethouders Leiden te adviseren om deze uitvoeringsnotitie Beschermd wonen vast te stellen in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2016 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten; 3. Kennis te nemen van het feit dat het beleidskader, door vertraging landelijk, pas met ingang van 2017 gerealiseerd kan worden. 16.10-16.15 10 Rondvraag en sluiting
4
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Maatschappij 20 januari 2016
Aanwezig:
Nr. 01
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Alphen aan den Rijn Hillegom Katwijk Leiden Leiderdorp Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Oegstgeest Teylingen Voorschoten
R.A. van Gelderen (voorzitter) H. de Jager W.J. Stegeman F.J. Roelfsema I.G. Mostert F. de Wit M.H. van der Eng J.J.F.M. Gardeniers A.D. de Roon J.W.M. Pietersen M.J.C. Fles A. Gotink M.A. den Boer J.J.G.M. Roeffen A.L. van Kempen B.B.M. Bremer
Zoeterwoude Zoeterwoude
E.G.E.M. Bloemen C. den Ouden
Holland Rijnland
A. van Ginkel H. Gorter (verslag) I. de Bruyne T. Schavemaker P. Grob (TWO)
Gasten:
M. Mostert (TWO) R. Poppeliers (Panteia) M. Bastiani (Panteia) V. Slavenburg (JGT) G. ten Brinke (JGT) A. Hoekstra (JGT) R. Verkuylen (JGT)
Agendapunt
Advies
Besluit
Opening en vaststelling agenda
Mw. van Gelderen heet iedereen welkom. Dhr. Hoek heeft zich afgemeld. Agenda is vastgesteld met de volgende toevoeging: Agendapunt 06a. Amendement Alphen aan den Rijn
02
Vaststelling verslag vergadering PHO Maatschappij
Verslag vaststellen
Het verslag van 16 december 2015 is vastgesteld met de volgende wijzigingen (cursief) bij agendapunt 08 ‘Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017’: Besluit: Akkoord met voorstel, met uitzondering van Leiderdorp en Oegstgeest. Voorstel wordt nader uitgewerkt en komt volgend PHO terug op de agenda.
1
- Leiderdorp stelt de vragen of er al uitvoering gegeven wordt aan het besluit dat de centrumgemeente genomen heeft over de maatschappelijke opvang en wat de consequenties daarvan zijn. Mw. van Gelderen geeft aan dat er nog geen onomkeerbare besluiten genomen zijn. De termijn is een inschatting op basis van de AWBZkorting. - Tijdens het PHO van 16 december is toegezegd dat ‘Consequenties budget begeleiding maatschappelijke opvang 2016 en 2017’ op 20 januari op de agenda zou staan. Er is gevraagd om meer onderbouwing met aantallen en bedragen. Gemeente Leiden en de Binnenvest hebben hard gewerkt aan het verzamelen van gegevens. Dit onderwerp zal samen met de cijfermatige en financiële onderbouwing tijdens het PHO van 17 februari uitgebreid aan de orde komen. 03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
1. Rapportage Expertteam Jeugdhulp Holland Rijnland 2015 2. Overzicht ambtelijke en bestuurlijke reacties uitgangspunten jeugdhulp
De rapportage van het Expertteam staat nu ter kennisname geagendeerd met een voorstel achter in het rapport. Het stuk wordt volgend PHO opnieuw geagendeerd inclusief apart PHO-voorstel.
Dit is een vast agendapunt. Het bestaande overzicht van externe bestuurlijke overleggen is meegestuurd.
c. Terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
Naar aanleiding hiervan: - Nieuwkoop betwijfelt of het bestuurlijk overleg van Raad van Advies Zorgkantoor bestaat. Holland Rijnland gaat dit na en zal de lijst updaten. 04
Discussienotitie Doelgroepenvervoer
Presentatie en richtinggevende discussie
Dhr. Poppeliers van Panteia geeft een presentatie over het onderzoek naar de inrichting van het doelgroepenvervoer. De presentatie wordt meegestuurd met het verslag. Mw. de Bruyne van Holland Rijnland geeft een toelichting op het onderzoek van de provincie Zuid-Holland. Het onderzoek loopt gedurende het jaar 2016.
2
De reacties op de discussiepunten in de notitie worden verwerkt in de eindrapportage van het onderzoek. Naar aanleiding hiervan wordt op korte termijn nog een ambtelijke bijeenkomst georganiseerd en wordt de rapportage definitief. Dit onderwerp wordt opnieuw geagendeerd voor het PHO van 16 maart. Een aantal gemeenten heeft de discussienotitie niet ontvangen. Na toezending van het stuk kunnen de portefeuillehouders alsnog schriftelijk reageren. Dat kan naar Iris de Bruyne,
[email protected]. Ook voor eventuele aanvullende vragen is zij bereikbaar, nummer 06 20527968. Opmerkingen naar aanleiding van de presentatie en de discussiepunten: - Kijk naar totale vervoersbehoefte en probeer het huidige openbaar vervoer zo goed mogelijk toegankelijk te maken in plaats van direct naar maatwerkoplossingen te zoeken. - Alphen aan den Rijn geeft aan dat de term ‘loket’ om verheldering vraagt en ziet dit niet als vetrekpunt. - Noordwijk geeft aan het onderwerp duurzaamheid belangrijk te vinden in het aanbestedingstraject. - Diverse gemeenten geven aan niet enthousiast te zijn over een klantprofiel. De aanbesteding van de Regiotaxi loopt eind 2016 af. In maart moet een nota van uitgangspunten rond zijn voor de nieuwe aanbesteding. Er wordt nog onderzocht hoe deze aanbesteding zo snel en goed mogelijk vormgegeven kan worden. 05
Kwartaalrapportage Inkoop Jeugdhulp Holland Rijnland Q3 2015
1. Kennis te nemen van de kwartaalrapportage Q3 2015 2. Kennis te nemen van de stand van zaken m.b.t. financiën, met inbegrip van de PGB’s 3. Kennis te nemen van de cijfers per gemeente via de link http://www.databankzh.nl/jeugdhulp-holland-rijnland/index.php
Het PHO heeft kennisgenomen van de Kwartaalrapportage Q3, de stand van zaken m.b.t. financiën en de cijfers per gemeente en stemt in met het voorstel om de definitieve kwartaalrapportage voor te leggen aan de colleges, ter bespreking op lokaal niveau. Er waren complimenten voor het stuk. Vanessa Slavenburg (JGTcoach) vertelt naar aanleiding van de kwartaalcijfers over haar ervaring met PGB’s. Dhr. Mostert geeft aan dat er nog een definitieve rapportage komt waarin een aantal correcties gedaan is. Ook wordt gewerkt aan de
3
4. De definitieve kwartaalrapportage voor te leggen aan de colleges, ter bespreking op lokaal niveau.
doorontwikkeling van de kwartaalrapportage door bijv. de duur van behandeltrajecten op te nemen. De portefeuillehouders hebben behoefte aan meer sturingsinformatie. Suggesties hiervoor:
-
Ook de gegevens van de PGB’s optellen.
-
Relatie leggen met rapportage van evaluatie van de JGT’s.
Overzicht van het jaar ook tot dan toe weergeven (cumulatief) in plaats van begin en einde van kwartaal. Inzicht in contractgesprekken met zorgaanbieders. Meer informatie over vrijgevestigden. Prognose toevoegen.
Portefeuillehouders benadrukken dat TWO moet sturen op tijdige levering van gegevens ten behoeve van de kwartaalrapportage. Dhr. Mostert geeft aan dat dit al gedaan wordt, maar dat het lastig is de gegevens nog eerder te verkrijgen. De Bollenstreek heeft behoefte aan een notitie over hoe om te gaan met PGB’s en afspraken over solidariteit. Het vraagstuk over PGB en Zorg in Natura blijft bestaan. 06
Rapportage Jeugd- en Ge- 1. Kennis te nemen van de rapportage van de Coöperatie Jeugd- en Gezinszinsteams mei tot en met teams i.o. oktober 2015 2. Kennis te nemen van de gemeentelijke/regionale vervolgstappen voor de doorontwikkeling van de JGT’s op basis van de regionale uitgangspunten.
Het PHO heeft kennisgenomen van de rapportage van de Coöperatie JGT’s i.o. en van de gemeentelijke/regionale vervolgstappen voor de doorontwikkeling van de JGT’s op basis van de regionale uitgangspunten.
Leden van de stuurgroep van de Coöperatie JGT’s in oprichting zijn aanwezig om de rapportage toe te lichten en vragen te beantwoorden.
De rapportage was al enige tijd beschikbaar. Holland Rijnland zegt toe in het vervolg de rapportage ter kennisname toe te sturen zodra deze beschikbaar is. Daarbij wordt aangegeven wanneer de rapportage mét voorstel ter bespreking wordt aangeboden aan het PHO.
4
06a Amendement Alphen aan den Rijn
Het concept besluit van 16 december 2015 als volgt te wijzigen: Onder agendapunt 12 Uitgangspunten Jeugdhulp: Tekst toe te voegen aan beslispunt 2c (cursief):
Dit toegevoegde agendapunt heeft betrekking op het amendement ‘mogelijk maken tweede aanpak in aansluiting op de regionale inkoopstrategie’ in het document ‘Amendement op de concept besluitpunten 12 en 13 van het PHO Maatschappij van 16 december 2015’ van gemeente Alphen aan den Rijn en op de notitie ‘Beheersmaatregelen voor tweede aanpak Alphen aan den Rijn’ van de TWO.
2c. Ruimte voor lokale sturing in verbinding met de regionale kaders, hierbij is ruimte voor een aparte status om voor delen van de jeugdhulp het contractmanagement lokaal vorm te geven;
Besluit: het PHO Maatschappij adviseert de colleges het amendement van Alphen aan den Rijn over te nemen.
2. Te onderzoeken of lokale invulling van het contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp mogelijk is. Een, onder voorwaarden, aparte status voor
Punt 2 in het concept besluit zou de Bollenstreek graag willen laten staan, terwijl dat nu geschrapt wordt door Alphen aan den Rijn. Het betreft het onderzoeken van de lokale invulling van het contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp.
Op basis van een meerderheid van stemmen adviseert het PHO Maatschappij het amendement over te nemen. Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Lisse, Noordwijk, NoordwijkerBij de toelichting onder beslispunt 1.2 3e hout en Teylingen stemmen voor. Katwijk, Leiden, Leiderdorp, streepje toevoegen: Hierbij is ook ruimte Nieuwkoop, Oegstgeest en Zoeterwoude stemmen tegen. voor een aparte status om voor delen van de jeugdhulp het contractmanageAfgesproken is dat Alphen aan den Rijn de beheersmaatregelen uit ment lokaal vorm te geven, zodat in de het amendement en de TWO-notitie verder uitwerkt. Om dit te be(inhoudelijke) sturing optimaal kan wor- spreken wordt begin maart een extra PHO gepland. den aangesloten bij de lokale situatie en de integraliteit en samenhang met het Standpunten verschillende subregio’s/gemeenten: voorliggend veld optimaal kan worden geborgd. Bollenstreek (Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Teylingen): de bollengemeenten stemmen in met het amendement Onder agendapunt 13 Inkoopstrateonder de volgende voorwaarden: gie: - de extra kosten voor de TWO die gemoeid gaan met een Beslispunt 1g toe te voegen en beslisapart inkooptraject voor Alphen aan den Rijn, worden ten punt 2,3 en 4 te wijzigen (cursief): laste gelegd aan Alphen aan den Rijn; - Alphen aan den Rijn dient aan te sluiten bij de regionaal geg. Onder voorwaarden ruimte te bieden hanteerde formats, procedures en verantwoordingstermijvoor een aparte status om in een aannen; vullende aanpak delen van de jeugdhulp - het begrip ‘solidariteit’ moet nader met elkaar uitgewerkt zelfstandig in te kopen worden.
5
lokaal contractmanagement voor onderdelen van de jeugdhulp mogelijk te maken.
3. Voor alle gemeenten, behalve voor de gemeente Alphen aan den Rijn en overige gemeenten die dat willen, voor JGT’s een aparte inkoopprocedure te starten, en hiervoor: 4. Een nieuwe dienstverleningsovereenkomst af te sluiten tussen de 13 gemeenten en het samenwerkingsverband Holland Rijnland vanaf 1 januari 2017 voor een periode van twee jaar (en optie tot verlenging met twee jaar) voor de jeugdhulp, waarin de aparte status van de gemeente Alphen aan den Rijn en overige gemeenten die dat willen wordt vastgelegd.
Kaag en Braassem: stemt in met het amendement. Kaag en Braassem geeft aan dat solidariteit iets anders is dan uniformiteit en vindt dat gemeenten in de regio elkaar de ruimte moeten geven om dit te kunnen onderzoeken. Leidse Regio (Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude): stemt niet in met het amendement. Redenen daarvoor zijn:
-
de snelheid en de timing: de Leidse Regio betreurt het dat Alphen aan den Rijn hier zo laat mee is gekomen en dat de regio daarin niet meegenomen is. Het is erg kort dag en het zorgt voor een grote druk op de regionale samenwerking en de TWO. Katwijk: stemt niet in met het amendement. Katwijk denkt dat het hele proces van de transformatie hierdoor verstoord wordt en ziet te veel risico’s. Nieuwkoop stemt niet in met het amendement. Nieuwkoop geeft aan nog te veel vragen te hebben om met het amendement in te kunnen stemmen.
Alphen aan den Rijn benadrukt te willen blijven samenwerken in regionaal verband binnen Holland Rijnland. Alphen aan den Rijn doet bestuurlijke toezegging tegemoet te komen aan de voorwaarden van de Bollenstreek. Ook blijft Alphen aan den Rijn bijdragen aan de TWO en zo nodig wordt die bijdrage opgevoerd.
07
Rondvraag en sluiting
Hillegom geeft aan dat er geen directe informatiestroom is vanuit Holland Rijnland als het gaat om financiële stukken. Dhr. Grob antwoordt dat er een ‘Taskforce’ is opgericht om deze financiële zaken te bundelen. Desgewenst kunnen gemeenten aansluiten bij deze taskforce.
6
Actielijst
02 3b 3c 6a 4 10
PHO 20 januari 2016 Budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017 Opnieuw agenderen rapport Expertteam Updaten overzicht externe bestuurlijke overleggen Inplannen extra PHO Maatschappij PHO 16 december 2015 Uitwerken voorstel lokale input Sociale Kaart Rapportage + bijbehorende analyse Q3 Jeugdhulp
Wanneer 20 januari 2016 17 februari 2016 17 februari 2016 Afgehandeld
Wie Gemeente Leiden/Mw. Ouwerkerk TWO Holland Rijnland/H. Gorter Holland Rijnland/H. Gorter
? Afgehandeld
Gemeente Leiden/Dhr. Bruna TWO/dhr. Grob
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Maatschappij van Holland Rijnland van 17 februari 2016,
de secretaris,
de voorzitter,
H. Gorter
R.A. van Gelderen
7
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO Aan: portefeuillehoudersoverleggen Maatschappij en Leefomgeving d.d. 17 februari 2015
Datum: 27 januari 2016
Van: Iris de Bruyne- Schild Onderwerp: Stand van zaken en planning 2e fase onderzoek efficiency doelgroepenvervoer Tijdens het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij van 20 januari jl. is verslag gedaan van de stand van zaken van het onderzoek en zijn enkele discussiepunten aan de orde gesteld. Aangezien niet alle gemeenten over de juiste documenten beschikten zijn niet alle vragen door alle aanwezigen beantwoord. Er is echter wel een beeld gevormd waardoor gewerkt kan worden aan de eindrapportage van dit onderzoek. Huidige stand van zaken Momenteel is Panteia, het begeleidende externe bureau, bezig met het uitwerken van de opmerkingen en aanvullingen die zowel door bestuurders als ambtenaren en nog enkele externe partijen (o.a. zorgaanbieders en vervoerders) zijn geuit. Op basis van de (concept) eindrapportage worden voorstellen voor maatregelen opgesteld die vergezeld zullen gaan van een financiële paragraaf. Deze voorstellen worden in het portefeuillehoudersoverleg Maatschappij van 16 maart a.s. mede ter advisering aan het Dagelijks Bestuur voorgelegd. Verwacht wordt dat de aanbevelingen een gefaseerde aanpak van verschillende maatregelen inhouden. In de tussentijd vinden nog enkele juridische checks plaats. Deze betreffen de verlenging dan wel ontvlechting van enkele contractvormen. De toelaatbare omvang van gezamenlijke aanbesteding van verschillende vormen van doelgroepenvervoer etc. Voordat hiertoe overgegaan kan worden moet er zekerheid bestaan dat dit niet tot problemen kan leiden. Voorafgaand aan de afronding van de rapportage incl. de aanbevelingen aan het portefeuillehoudersoverleg wordt weer een bijeenkomst georganiseerd voor alle gemeenten (ambtelijk). Alle afdelingen die te maken hebben met een vorm van doelgroepen worden uitgenodigd deze te bespreken, vragen te stellen en aanvullingen mee te geven. Door deze nog te doorlopen stappen is het niet mogelijk gebleken de eindrapportage aan het portefeuillehoudersoverleg van 17 februari aan te bieden. Niet uitgesloten wordt dat een van de aanbevelingen mogelijk zal zijn het voor enkele jaren aanbesteden van de Regiotaxi. Om te voorkomen dat er onvoldoende tijd resteert om deze aanbesteding te doorlopen worden in de tussentijd voorbereidende werkzaamheden t.b.v. de Nota van Uitgangspunten gedaan.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
Doelgroepenvervoer Holland Rijnland Ricardo Poppeliers Portefieullehoudersoverleg Maatschappij – 20 januari 2016
Doel van vandaag
Informeren en meningsvorming
Informeren (1) • Doelstelling: optimale inrichting vervoer • Concrete maatregelen • Haalbaarheid maatregelen plus schaal • Financieel • Juridisch • Contracttermijnen • Draagvlak, bestuurlijk en beleidsmatig • visie
• Vraagt om juiste weergave van huidige feiten
Informeren (2)
Informeren (3) • Sociaal recreatief • Indicatie wettelijk max. aantal zones • Lage combinatiegraad • Gebruik Regiotaxi dagbesteding en sociale werkvoorzieningen • Potentie naar OV • Effecten na transformatie, wijkgericht werken? • 2017 - 2018 • Rol provincie in Regiotaxi? • Vanaf 2019 • Lokale alternatieven • Eigen bijdragen, dal- en spitstarieven, reserveringstijden
Informeren (4) • Jeugd • Toetsingskader ontbreekt • Vervoer via zorgaanbieders: jaarcontracten • Leerlingenvervoer • Verschillende gemeenten en scholen zetten in op trainingen naar zelfstandigheid • Vervoer van en naar sociale werkvoorzieningen • Beperkt volume
Informeren (5) • Dagbesteding (WMO) • Vier sub regio’s • Transformatie , wijkgericht • 2016 – 2018 • Vervoer: jaarcontracten of in eigen beheer / vrijwilligers • Zorgcontracten voor langere tijd • Vervoer eruit halen juridisch? • Eigen kracht? • Volg tijdelijk combineren leerlingen- dagbesteding • Dynamisch plannen: pool chauffeurs • Plannen over aanbieders heen • Soms contracten met heel veel aanbieders
Meningsvorming (1) • 1 loket voor jeugd • 1 loket voor iedereen • Kennis bij loket, indicatie op maat • Training naar zelfstandigheid • Kennis OV • Kennis lokale alternatieven • Kennis noodzaak gebruik taxivervoer • Kenmerken van cliënten
Meningsvorming (2) • Wijkgericht werken / dichtstbijzijnde participatie • Dagbesteding • Sociaal recreatief? • Hoe dwingend in indicatie?
• Lokale alternatieven? • Vrijwilligers • Aanschaf voertuigen • Professionals
Meningsvorming (3) • Visie op inkoop zorg met of zonder vervoer • Visie op regie voeren op vervoer • Des aanbieders? • Rol overheid? • Wat zijn factoren om mening te bepalen?
Meningsvorming (4) • Capaciteit op regionaal niveau inzake contractbeheer Regiotaxi • Factuurcontrole • Capaciteit op sub-regionaal niveau voor vervoer • Welke factoren nodig voor meningsvorming? • Specifieke aspecten • Spits- en daltarieven • Reserveringstijden
Gezamenlijk naar de volgende stap: portefeuillehoudersoverleg februari
[email protected]
06-20905556
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO Aan: PHO Maatschappij Van: TWO
Datum: 17 februari 2016 Pagina’s: 2
Onderwerp: Procesvoorstel aanbesteding Jeugd- en Gezinsteams 2017 Inleiding In de inkoopstrategie staat het volgende beschreven: “In januari 2016 is de oprichting van de coöperatie voor de JGT’s een feit. De daarin betrokken instellingen hebben de beslisdocumenten in de besluitvormingsroute gebracht. De huidige contracten met de aan de JGT’s leverende zorgaanbieders worden verlengd. Tot 17 april 2016 is het mogelijk om gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om in een licht regime de inkoop van de jeugdhulp te organiseren. Voor de JGT’s geldt dat er behoefte bestaat om de bemensing langdurig te organiseren. Bij voorkeur niet bij de individuele zorgaanbieders, maar via het collectief van de coöperatie. Om dat mogelijk te maken wordt voorgesteld om de contracten met een jaar te verlengen. In deze periode kan dan een onderhandse aanbesteding plaatsvinden met de coöperatie voor een meerjarige inkoop van de bemensing van de JGT’s.” Naar aanleiding van bovenstaande is een proces gestart om door middel van een enkelvoudige onderhandse aanbestedingsprocedure met de coöperatie te komen tot een bemensing van de JGT’s voor de komende jaren. Hieronder staat kort het proces beschreven. Proces Om te komen tot een tijdige start van de onderhandse aanbestedingsprocedure (voor 17 april 2016), wordt er momenteel gewerkt aan het opstellen van een overeenkomst en daarbij behorende documenten. De overeenkomst met de coöperatie zal bestaan uit: - Overeenkomst tussen de samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland en de coöperatie, betreffende de inzet ten behoeve van het jeugd en gezinsteam; - Een omschrijving van de dienstverlening, zoals we die vragen van de coöperatie, inclusief een ontwikkelagenda; - Een format gegevensuitvraag ten behoeve van onze eisen en wensen met betrekking tot sturing en monitoring. De inhoudelijke input voor de overeenkomst wordt geleverd door het Ambtelijk Overleg (AO) Jeugd. De genoemde documenten komen in nauwe samenwerking met het AO Jeugd stand. Tevens wordt met het AO Jeugd de contractduur met de coöperatie afgestemd. Financiën In de inkoopstrategie 2017 is als voorlopig budget voor de JGT’s aangehouden een bedrag van €13.735.927 (inclusief Alphen aan den Rijn; zie kanttekeningen/risico’s hieronder). Dit betreft de maximale financiële ruimte. De coöperatie zal voor de bemensing van de JGT’s gefinancierd worden op het niveau van het budget 2016 (€12.609.397). Bezien zal worden of extra budget voor 2017 nodig is, bijvoorbeeld om te kunnen voldoen aan de ontwikkelopgave.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Het budget zal als totaalbudget gelden voor de coöperatie, om vanuit één budget de in de overeenkomst begrepen JGT’s te bemensen. Er worden dus geen afzonderlijke budgeten rechtstreeks aan de in de JGT’s deelnemende zorgaanbieders ter beschikking gesteld. Ontwikkelagenda De aangescherpte uitgangspunten toekomst Jeugdhulp Holland Rijnland zijn op 16 december 2016 vastgesteld. Belangrijk onderdeel van deze uitgangspunten is de doorontwikkeling van de JGT’s. Gemeenten hebben input geleverd met betrekking tot elementen die in deze doorontwikkeling van belang zijn. Deze input wordt verder uitgewerkt in een ontwikkelagenda, welke we binnen het contract met de coöperatie verder kunnen vormgeven. Op deze wijze werken we aan het realiseren van de verschillende lokale en regionale doelstellingen. Kanttekeningen/risico’s: De keuze van de gemeente Alphen aan den Rijn om een deel van de jeugdhulp (inclusief de JGT’s) zelf in te kopen, heeft ook gevolgen voor dit aanbestedingstraject. Er zal minder regionaal budget beschikbaar zijn, waarmee een vijftal minder JGT’s bemenst zullen worden. Dit vraagt een aanpassing van de inkoop, de coöperatie en de zorgaanbieders die de JGT’s bemensen. Tevens zullen de verschillende manieren van inkoop tussen Alphen aan den Rijn en de regio ook inhoudelijk gevolgen kunnen hebben voor de toeleiding naar de zwaardere, gespecialiseerde vormen van jeugdhulp. De gevolgen van de keuze van Alphen aan den Rijn worden als afzonderlijke paragraaf opgenomen in het Inkoopplan 2017. Planning In het PHO van 16 maart 2016 zullen de conceptovereenkomst en de daarbij behorende documenten ter besluitvorming voorliggen, inclusief de planning voor 2016. Lokale besluitvorming dient liefst voor 1 april 2016 plaats te vinden, doch uiterlijk voor 17 april 2016.
2
SYMPOSIUM 'LEZEN = GROEIEN!', 31 MAART 2016 Lionsclubs Nederland organiseert het symposium ‘Lezen = Groeien!’ Donderdag 31 maart 2016, 10:00-15:00 uur Gasterij Milandhof, Middenweg 2, 3474 KC Woerden - Zegveld In de strijd tegen de laaggeletterdheid willen Lions samenwerken met landelijke en plaatselijke taal-gerelateerde instanties en personen die direct of indirect hun bijdrage leveren aan de strijd tegen de laaggeletterdheid. Een samenwerking met plaatselijke taalambassadeurs en ervaringsdeskundigen, met taalallianties, docenten, medewerkers van Bibliotheken, taalhuizen, taalcoaches, bedrijven, diensten, vluchtelingenwerk, medische en zorgsectoren enz. Meer dan 170 van de Nederlandse Lionsclubs zetten zich in voor de strijd tegen de laaggeletterdheid. Dit is een belangrijke prioriteit voor de Lions, want goed kunnen lezen en schrijven is van direct belang voor mensen die daar (grote) moeite mee hebben. Het zijn er veel: tenminste één op de tien mensen, volgens sommigen zelfs één op de zeven. Doel van het symposium is de versterking van de samenwerking tussen vrijwilligers, professionals, ervaringsdeskundigen en andere betrokkenen in de strijd tegen laaggeletterdheid. Op het symposium gaan Lions met hun partners het gesprek aan en worden afspraken gemaakt over samenwerking. Dit laatste zal zijn beslag krijgen aan regionale tafels. Uit het contact tijdens het symposium moeten gezamenlijke acties van Lions en hun partners volgen, waarbij de gemaakte afspraken verder worden opgetuigd en uitgevoerd. Programma 31 maart 2016 (voorlopig) 09:30-10:30
Busvervoer station Woerden – Zegveld
10:00
Ontvangst deelnemers
10:30
Welkom en opening
10:45
Prof. Maurice de Greef, Vrije Universiteit Brussel “Lezen=Groeien: sociale en psychische kanten”
11:20
Prikkelend intermezzo
11:30
Pauze en koffie aan regionale tafels
Na aanmelding worden de deelnemers in regionale groepen ingedeeld. Zo wordt bevorderd dat Lions en anderen regionale afspraken maken over samenwerking en gezamenlijke projecten. Daarvoor worden in de zalen “regionale tafels” opgesteld, waar men elkaar gaat treffen tijdens informele momenten. 12:00
Forum-Tafel met Pitches van aansprekende samenwerking in de strijd tegen laaggeletterdheid 1. Werving, bereiken van de doelgroepen 2. Scholing, training, awareness 3. Taal en gezondheid 4. Fondsen, materiële steun
Belangrijke praktijkvoorbeelden betreffen: taalallianties en taalhuizen, voorleesmiddagen in Bibliotheken, beschikbaar maken van lesmateriaal en computers, flyer-acties, taalcoaching, etc. Aan tafel ‘pitchen’ een Lion en een partner. Motto: goed voorbeeld doet volgen. 13:00
Lunch aan regionale tafels
14:00
Plenaire rapportage over regionale afspraken, follow-up
15:00
Sluiting, nazit, afsluitend optreden
Informatie: Wia Huisman-Smeenk en George Muskens E
[email protected],
[email protected] T 06-52697287 (Wia Huisman-Smeenk), 06-34140948 (George Muskens) Deelname is kosteloos, inclusief transfers van NS-station Woerden naar De Milandhof in Woerden-Zegveld en de lunch. Er is ruime gratis parkeergelegenheid. Financiële bijdragen en/of ondersteuning door Lions Nederland, Steunpunt VE, de stichting Lezen en Schrijven en de Koninklijke Bibliotheek. Lions Lezen en Schrijven is onderdeel van het internationale Lionsprogramma Reading Action Program – www.lionsclubs.org
Alphen aan den
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Postbus 13 2400 AA Alphen aan den Rijn Telefoon: 14 0172 Fax: (0172) 465 564 E-mail: gemeente@alphenaandenrijn .nl Website: www.alphenaandenrijn.nl
T.a.v. de portefeuillehouders Maatschappij Postbus 558 2300 AN Leiden
Ons kenmerk
Datum
2016/3376
1 februari 2016
Inlichtingen bij
Doorkiesnummer
Afdeling
Mevrouw A.M. Krijnberg
Tel: (0172) 465237
Maatschappelijke Ontwikkeling
Uw kenmerk
Uw brief van
Onderwerp Inkoop jeugdhulp 2017
Geachte leden van het Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij, Tijdens het PHo Maatschappij van 20 januari jl. heeft u het amendement van de gemeente Alphen aan den Rijn met betrekking tot de uitgangspuntennotitie inkoop jeugdhulp 201 7 en de inkoopstrategie jeugdhulp 201 7 overgenomen. De strekking van het amendement was om in aansluiting op de regionale inkoopstrategie een tweede aanpak mogelijk te maken voor de inkoop van delen van de jeugdhulp per 1 januari 2017. Voor Alphen aan den Rijn markeert dit besluit de start van een proces waarop wij ons gaan voorbereiden op het zelfstandig inkopen van een deel van de jeugdhulp. Wij zijn dan ook blij met dit genomen besluit, aangezien dit ons mogelijk maakt de inkoop voor de jeugdhulp te doen vanuit de lokale integrale opgave en middels een aanpak die aansluit bij onze sturingsfilosofie binnen het sociaal domein. Zoals verwoord in het amendement en besproken tijdens de bijeenkomst van 8 januari, het PHo Maatschappij van 20 januari jl. begrijpen wij dat dit besluit ook consequenties heeft voor de regio. In het amendement zijn daarom een aantal onderwerpen benoemd die nader uitgewerkt zullen worden. Hierbij benadrukken wij nogmaals dat wij onze verantwoordelijkheid in het verzekeringsmodel zullen nemen. Op het nadrukkelijke verzoek van de gemeente Teylingen, Hillegom, Lisse, Noordwijk en Noordwijkerhout dat in de nadere uitwerking van het verzekeringsmodel de solidariteit van de gemeente Alphen aan den Rijn wordt gehandhaafd gaan wij dan ook graag in, zoals reeds toegezegd door wethouder De Jager. Hierbij geldt dat solidariteit voor dat deel van de jeugdhulp waarin gemeente Alphen aan den Rijn samen optrekt met de regio wordt gehandhaafd en gemeente het eventuele risico van lokale contractering en de doorwerking daarvan op de specialistische jeugdhulp niet zal neerleggen bij de regio. Alphen aan den Rijn stelt zich verantwoordelijk voor alle eventuele juridische en financiële risico's voor het deel dat zij zelf contracteert.
Ons kenmerk
Datum
Blad
2016/3376
1 februari 2016
2
De gemeente Alphen aan den Rijn zal, zoals ook al toegezegd bij het indienen van het amendement, de genoemde punten in nauw overleg met de TWO uitwerken. Hierbij wordt afgesproken dat zaken zodanig tijdig worden uitgezocht en geregeld dat zowel de TWO als gemeente Alphen aan den Rijn de stap naar de markt op een zorgvuldige wijze kan blijven zetten. Wij hebben kennis genomen van de zorgen die door een aantal van u zijn geuit bij de behandeling van het amendement. Wij zullen ons ten volle inspannen om deze zorgen weg te nemen. Wij zien er naar uit om de uitwerking in goede samenwerking vorm te geven en de resultaten van de lokale aanpak met u te kunnen delen.
Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, de secretaris,
de burgemeester,
drs. P.'JI. Jeroense
mr. drs. j.W.E. Spies
Betreft: verzoek tot herziening van besluit ‘beëindiging subsidieregeling regionale cultuurnetwerkers’ Geacht College van Gedeputeerde Staten, Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende. Het verbaast ons bijzonder dat de subsidieregeling regionale cultuurnetwerkers per 1‐1‐2017 wordt beëindigd, zoals vermeld staat in de begin oktober 2015 gepubliceerde begroting 2016 op pagina 110. Bekend was uiteraard dat deze subsidieregeling een looptijd heeft tot 31‐12‐2016. Echter, de monitoring door het Tympaan Instituut, die door de provincie zelf geïnitieerd werd om te kunnen meten ‘hoe de basisvoorziening vorm krijgt, in hoeverre de gemeenten zich ondersteund voelen door de basisvoorziening en de cultuurnetwerkers en wat meetbare effecten van de activiteiten zijn’, geeft duidelijk aan dat de cultuurnetwerkers een cruciale rol spelen in het gemeentelijke en lokale culturele veld. Daarom verbaast het vroegtijdige besluit om de subsidieregeling cultuurnetwerkers toch te stoppen ons ten zeerste. Wij vragen u dan ook dringend om dit besluit te herzien. Hoofdlijnenakkoord 2015‐2019 Wonen & Werken In uw Hoofdlijnenakkoord 2015‐2019 spreekt de coalitie onder het thema Wonen&Werken de ambitie uit om te willen werken aan ‘krachtige, levendige en goed bereikbare stedelijke en dorpscentra waar kantoren, horeca, woningen, detailhandel en culturele voorzieningen elkaar versterken’. Tevens formuleert u de ambitie om ‘ons unieke culturele erfgoed te behouden, beleefbaar en toegankelijk te maken’. Autonome taak tweedelijnsondersteuning Erfgoed & Cultuur Om deze ambities waar te maken realiseert de provincie Zuid‐Holland vanaf 2013 een autonome taak op het gebied van tweedelijnsondersteuning op het gebied van Erfgoed&Cultuur, gebaseerd op bestuurlijke afspraken met medeoverheden (bestuursakkoord Rijk‐IPO). Volgens het Profiel Provincies in dit bestuursakkoord hebben provincies bij cultuurparticipatie een rol in de tweedelijnsondersteuning, in het bevorderen van de kwaliteit (consulenten) en in de regionale spreiding (toegankelijkheid). In lijn daarmee houdt de provincie Zuid‐Holland een kleine basisvoorziening in stand, die gemeenten tweedelijnsondersteuning biedt bij de uitvoering van de taak op het gebied van cultuurparticipatie. Deze basisvoorziening bestaat uit functies verleend door Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP. Daarnaast subsidieert de provincie cultuurnetwerkers die het regionale cultuurnetwerk ondersteunen en een schakelfunctie vervullen bij de spreiding en afstemming van vraag en aanbod op het vlak van cultuurparticipatie en ‐educatie.
Rapportage Tympaan instituut ‘Het begint bij de basis’ In opdracht van de provincie Zuid‐Holland voert het Tympaan Instituut sinds 2013 de ‘Monitor basisinfrastructuur cultuurparticipatie en cultuurnetwerkers’ uit om te weten hoe de basisvoorziening vorm krijgt, in hoeverre de gemeenten zich ondersteund voelen door de basisvoorziening en de cultuurnetwerkers en wat meetbare effecten van de activiteiten zijn. In de meest recente rapportage in het kader van deze monitoring, het rapport ‘Het begint bij de basis’ uit oktober 2014 noteren de onderzoekers van Essen, Ligtvoet‐Janssen en de Wit onder andere de volgende conclusies.
De inzet van cultuurnetwerkers wat betreft het aanjagen van processen, functioneren als smeermiddel en stimuleren van samenwerking wordt nog steeds door gemeenten gewaardeerd. Ook heeft er een verschuiving in de focus van de cultuurnetwerkers plaatsgevonden: de inhoudelijke kennisdeling van cultuurnetwerkers speelt op dit moment een grotere rol dan in 2011. Hieruit kan worden opgemaakt dat het cultuurnetwerkers is gelukt om mee te bewegen met de veranderingen van de afgelopen jaren.
De provinciale cultuurinstellingen en de cultuurnetwerkers spelen een belangrijke rol in de (regionale) spreiding en de kwaliteit van cultuurparticipatie en ‐educatie. De provinciale subsidie is voor alle provinciale cultuurinstellingen van belang als ‘seed money’: het feit dat de provincie zorgt voor de onderbouw maakt het mogelijk om bijdragen te krijgen van gemeenten, fondsen en sponsors. Daarmee is de provinciale doelstelling voor de basisvoorziening behaald. Door de cultuurnetwerkers ook in te zetten bij de subsidieaanvragen voor Cultuureducatie met Kwaliteit en de uitvoering daarvan, is er versneld een netwerk met scholen en culturele aanbieders ontstaan. CMK functioneerde daardoor als een aanjager bij het opbouwen van een basisinfrastructuur voor cultuurparticipatie.
Omdat de onderbouw de basis is voor de bovenbouw, is handhaving van de basisvoorziening wenselijk vanwege de spreiding en de toegankelijkheid van cultuurparticipatie en ‐educatie. Dit is ook conform de afspraken in het kader van Algemeen Kader Bestuurlijke verhoudingen Cultuur 2013‐ 2016, zoals in 2012 vastgesteld door het Ministerie van OCW, IPO en VNG
Voortzetting subsidieregeling cultuurnetwerkers De gemeenten en de cultuurnetwerkers hebben in 2015 meegewerkt aan een nieuw onderzoek van het Tympaan Instituut in opdracht van de provincie over de basisvoorziening en de cultuurnetwerkers. Wij zijn heel benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek en vragen u deze uitkomsten met ons te delen.
Naar onze stellige overtuiging zal deze rapportage wederom een gunstig beeld laten zien van het nut en de noodzaak van de cultuurnetwerkers. Daarom doen wij u nogmaals een dringend verzoek tot herziening van het besluit tot beëindiging van de subsidieregeling voor cultuurnetwerkers. Wij zien uw spoedige reactie met belangstelling tegemoet. Met vriendelijke groet, Wethouders cultuur en onderwijs: Bijlage: Tympaan monitor 2014 – Het begint bij de basis
•
monitor basisinfrastructuur cu ltu urpa rticipatie en cultuurnetwerkers
oktober 2014 -A.M. van Essen, M.G.A. Ligtvoet-Janssen, J.P. de Wit © Tympaan Instituut
Monitor basisinfrastructuur en cultuurn etwerker s - Tympaan In stituut - info@tympaan .ni
Met ingang van 2013 zijn er belangrijke wijzigingen in het beleid van de provincie ZuidHolland op het gebied van cultuurparticipatie en -educatie. De provincie subsidieert geen activiteiten meer. Uitsluitend de 'onderbouw' van de dienstverlening aan de gemeenten wordt geborgd. Dit heeft geleid tot forse kortingen op de subsidies van de provinciale cultuurinstellingen. Daarnaast neemt de provincie niet deel aan de nieuwe landelijke regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK), maar heeft ervoor gezorgd dat gemeenten in regionaal verband zelf kunnen deelnemen aan de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. De provincie Zuid-Holland houdt een autonome taak op het gebied van tweedelijnsondersteuning. Vanaf 2013 is de subsidie een taak gebaseerd op bestuurlijke afspraken met medeoverheden, het bestuursakkoord Rijk-I PO. Volgens het Profiel Provincies hebben provincies bij cultuurparticipatie een rol in de tweedelijnsondersteuning, in het bevorderen van de kwaliteit (consulenten) en in de regionale spreiding (toegankelijkheid). In lijn daarmee houdt de provincie een kleine basisvoorziening in stand, die gemeenten tweedelijnsondersteuning biedt bij de uitvoering van de taak op het gebied van cultuurparticipatie. Deze basisvoorziening bestaat uit functies verleend door Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP. De provincie behoudt een minimale financiële en systeemverantwoordelijkheid. Inhoudelijke aansturing vindt daarom ook plaats door gemeenten. De doelstelling van de provincie is behaald, als Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP andere bronnen vinden voor de financiering van hun activiteiten (bron: provincie Zuid-Holland). Daarnaast subsidieert de provincie cultuurnetwerkers die het regionale cultuurnetwerk ondersteunen en een schakelfunctie vervullen bij de spreiding en afstemming van vraag en aanbod op het vlak van cultuurparticipatie en -educatie. Op verzoek van de provincie ZuidHolland brengt het Tympaan Instituut door middel van een monitor in kaart hoe de basisvoorziening vorm krijgt en in hoeverre gemeenten de ondersteuning van de instellingen in de basisvoorziening en cultuurnetwerkers waarderen. Gemeenten nemen verschillende diensten af van de provinciale cultuurinstellingen en waarderen hun inzet. Dit betreft zowel de inhoudelijke programma's en projecten op het gebied van cultuureducatie en talentontwikkeling (bijvoorbeeld theaterlessen door Jeugdtheaterhuis) alsook de ondersteuning bij regionale projecten (zoals de ondersteuning van Kunstgebouw bij CMK) en lokale activiteiten (bijvoorbeeld advisering bij popfestivals door Popunie). In het algemeen zijn gemeenten te spreken over de kennis en expertise van de provinciale cultuurinstellingen en de samenwerking met lokale culturele instellingen. De provinciale cultuurinstellingen hebben daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan de (regionale) spreiding en de toegankelijkheid van cultuurparticipatie en -educatie. De waardering voor de provinciale cultuurinstellingen blijkt ook het feit dat het hen in 2013 gelukt is om additionele financiering voor hun activiteiten te vinden . Daarmee is de provinciale doelstelling ten aanzien van de basisvoorziening behaald. De inzet van de cultuurnetwerkers is voor een belangrijk deel gericht op ondersteuning bij CMK. Daarnaast houden de cultuurnetwerkers zich bezig met regionale afstemming buiten CMK, zoals het bevorderen van regionale afstemming tussen het voortgezet onderwij s en culturele instellingen, ondersteuning van het regionaal platform cultuureducatie en afstemming van binnen- en buitenschoolse cultuureducatie. Het aanjagen van processen, het functioneren als smeermidd el en het stimuleren van samenwerking worden door gemeenten gewaardeerd. Ook de onafhankelijke positie tussen partijen en inhoudelijke kennisdeling van cultuurnetwerkers spelen, een belangrijke rol. Hieruit kan worden opgemaakt dat
M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers · Tym paa n Inst ituut · i nfo@tym paa n.n l
het cultuurnetwerkers is gelukt om mee te bewegen met de veranderingen van de afgelopen jaren. Het is belangrijk dat de provincie de komende jaren de subsidies handhaaft. De continuïteit van delen van cultuurparticipatie en -educatie op gemeentelijk niveau, waaronder de uitvoering van CMK, komt anders in gevaar. De provinciale subsidie kan gezien worden als 'seed money': het feit dat de provincie zorgt voor de 'basis' (onderbouw) maakt het mogelijk om bijdragen te krijgen van gemeenten, fondsen en sponsors voor de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten.
2 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.ni
Inhoud
1.1 1.2 1.3 1.4
Beleidskader Vraagstelling Aanpak LeeswUzer
blz
1 2 2 3
nzet door de provinciale cultuurinstellingen in de basisvoorziening 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2
Uitgangssituatie 2011 Doelstellingen en inzet 2013 In leiding Kunstgebouw Jeugdtheaterhuis Popunie SEOP Waardering inzet door gemeenten Inzet Kunstgebouw Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP Toekomstvisie Kunstgebouw Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP
5 5 5 6 7 8 9
10 10 11 13 13 14
nzet cultuurnetwerkers 3.1 3.2 3.3 3.4
Uitgangssituatie 2011 Doelstellingen en inzet 2013 Waardering inzet cultuurnetwerkers door gemeenten/regio's Toekomstvisie
M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.ni
15 15 17 17
Conclusies en aanbevelingen 4.1
Conclusies
~iteratuur
ij lagen
2 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers · Tym paa n In stituut · info@tym paa n.ni
19
nleiding 1.1
Beleidskader Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland achten cultuurparticipatie primair een taak van gemeenten. De provincie Zuid-Holland heeft daarom haar autonome taken op het gebied van cultuurparticipatie en -educatie afgebouwd. De provincie subsidieert geen activiteiten meer. In lijn daarmee heeft de provincie fors bezuinigd op de subsidies van de provinciale cultuurinstellingen. Ook neemt de provincie niet deel aan de nieuwe landelijke regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK). Het doel van CMK is de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs via een landelijk samenhangende aanpak te borgen (zie voor een overzicht van de doelstellingen bijlage 1). De provincie heeft er wel voor gezorgd dat gemeenten in regionaal verband zelf kunnen deelnemen aan de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Het merendeel van de Zuid-Hollandse regio's/gemeenten neemt deel. De provincie Zuid-Holland houdt een autonome taak op het gebied van tweedelijnsondersteuning. Vanaf 2013 is de subsidie een taak gebaseerd op bestuurlijke afspraken met medeoverheden, het bestuursakkoord Rijk-I PO. Volgens het Profiel Provincies hebben provincies bij cultuurparticipatie een rol in de tweedelijnsondersteuning, in het bevorderen van de kwaliteit (consulenten) en in de regionale spreiding (toegankelijkheid). In lijn daarmee houdt de provincie een kleine basisvoorziening in stand, die gemeenten tweedelijnsondersteuning biedt bij de uitvoering van de taak op het gebied van cultuurparticipatie (bron: provincie Zuid-Holland) De basisvoorziening bestaat uit een sterk afgeslankt Kunstgebouw, dat met name kennisdeling en informeren van gemeenten en scholen, ondersteunen van netwerken (I CC'ers, cultuurnetwerkers en cultuurbemiddelaars) en dienstverlenend aanbod (met afname door gemeenten op basis van de beschikbare € 10,90 per leerling verkregen van OCW) tot taak heeft (provincie Zuid-Holland 2011b) . Daarnaast maken functies verleend door Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland (Jeugdtheaterhuis), Popunie Zuid-Holland (Popunie) en Stichting Educatieve Orkestprojecten (SEOP) deel uit van de basisvoorziening. Met deze basisvoorziening wordt uitsluitend de 'onderbouw' van de dienstverlening aan gemeenten geborgd, ervan uitgaande dat de gemeenten zelf de 'bovenbouw' zullen afnemen. De provincie behoudt een minimale financiële en systeemverantwoordelijkheid. Inhoudelijke aansturing vindt daarom ook plaats door gemeenten. De doelstelling van de provincie is behaald, als Kunstgebouw, Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP andere bronnen vinden voor de financierin g van hun activiteiten (bron: provincie Zuid-Holland). Naast de instandhouding van de basisvoorziening worden de bestaande regionale cultuureducatienetwerken met provinciale subsidie ondersteund door cultuurnetwerkers. De cultuurnetwerker ondersteunt het regionale cultuurnetwerk en vervult een schakelfunctie bij de spreiding en de afstemming van vraag en aanbod op het vlak van cultuurparticipatie en in het bijzonder cultuureducatie (Provincie Zuid-Holland 2012b). De provincie Zuid-Holland wil graag weten hoe de basisvoorziening vorm krijgt, in hoeverre de gemeenten zich ondersteund voelen door de basisvoorziening en de cultuurnetwerkers en wat meetbare effecten van deze activiteiten zijn'. De provincie heeft het Tympaan
1
Zie subsidieverordening cultuu rnetwerkers.
M onitor basi si nfra st ru ctuur en cultuurnetwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
Instituut gevraagd een monitor basisinfrastructuur op te zetten, waarbij jaarlijks gegevens in kaart worden gebracht. In 2013 vond de eerste inventarisatie van gegevens voor demonitor plaats.
1.2
Vraagstelling In de eerste inventarisatie zijn de volgende vragen beantwoord: 1 Hoe ondersteunt de basisvoorziening gemeenten bij de uitvoering van hun activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie en -educatie? 2 Wat is de inzet van de cultuurnetwerkers in het kader van regionale afstemming van vraag en aanbod aan cultuurparticipatie en -educatie? 3 Hoe wordt de inzet door de provinciale cultuurinstellingen en cultuurnetwerkers door gemeenten gewaardeerd?
1.3
Aanpak Voor de beantwoording van de vragen is de volgende aanpak gehanteerd: • In kaart brengen van de activiteiten van de provinciale cultuurinstellingen en cultuurnetwerkers door middel van: o een documentenstudie (activiteitenplannen van de provinciale cultuurinstellingen 2013 en 2014, jaarverslagen van de provinciale cultuurinstellingen 2013', de subsidieaanvragen van de cultuurnetwerkers en subsidieaanvragen en activiteitenplannen CMK van de deelnemende regio's en gemeenten'; o een inventarisatie onder de provinciale cultuurinstellingen (een interview met Kunstgebouw en een korte inventarisatie onder Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP per e-mail) . • In kaart brengen van de waardering van de provinciale cultuurinstellingen door middel van interviews per regio, waarbij is uitgegaan van de regio-indeling voor de samenwerking in het kader van de voormalige RAS op basis van de volgende indicatoren: o afname van het aanbod aan diensten/activiteiten door gemeenten en de tevredenheid van gemeenten daarover; o additionele financierin g van 'derden' (gemeenten, fondsen en dergelijke).
•
•
2 3
Voor het merendeel zijn de interviews met ambtelijke contactpersonen in de regio gehouden. Een overzicht van de respondenten is te vinden in bijlage 2. Voor Jeugdtheaterhuis is naar aanvullende informatie gezocht in de vorm van gemeentelijke documenten en interviews met gemeenten waarin Jeugdtheaterhuis een leslocatie heeft•. Een overzicht van de re spondenten is te vinden in bijlage 2. In kaart brengen van de waardering van de cultuurnetwerkers door middel van interviews per regio (zie voor een overzicht van de respondenten bijlage 2).
Voor zover beschi kb aar. Gemeenten met meer dan 90.000 i nwoners blijven hierbij buiten beschouwing, om dat die in het verleden ook geen subsidierelatie m et de provincie hadden. In de regio Rijnm ond blijven de subr egio's Barendrech t , Albrandswaard en Ridderkerk en de subregio Cape lle aan den IJsse l en Krimpen aan den IJssel (neemt niet deel aan de Dee lre gelin g) buiten beschouwing.
4
Voor Pop unie en SEOP i s afgezien van h et zoe ken naar documenten op gem eentelij ke w ebsites en aanv ullend e intervi ew s. Afspra ken o ver hun i nzet w ord en v oor al gem aakt m et het m idden ka der en o nderw ijs.
2 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.nl
•
•
1.4
Maken van een vergelijking met de resultaten van het project 'Terugblik en toekomstvisie uit 2011' (Van Essen, Ligtvoet-Janssen 2011) (nulanalyse) om de veranderingen in de inzet van de cultuurnetwerkers en de tevredenheid met de inzet van de provinciale cultuurinstellingen sindsdien in kaart te brengen. Schrijven van een rapportage op basis van alle gegevens, die in concept eenmaal is besproken met de contactpersoon van Bureau Cultuur van de provincie Zuid-Holland.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de inzet en waardering van de inzet van provinciale cultuurinstellingen, hoofdstuk 3 de inzet en waardering van de inzet van cultuurnetwerkers. Hoofdstuk 4 sluit af met conclusies en aanbevelingen.
3 M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
4 M o nit or basisinf ra st ructuur en cultuurnetwerkers - Tympaa n Inst ituut - info@tym paan.nl
nzet door de provinciale cultuurinstellingen in de basisvoorziening 2.1
Uitgangssituatie 2011 Aan het eind van het Programma Cultuurparticipatie 2009-2012 heeft het Tympaan Instituut in kaart gebracht hoe de bestuurlijke en ambtelijke vertegenwoordigers van de RAS-regio's de ondersteuning van de provinciale cultuurinstellingen waardeerden en welke functie zij voor de instellingen zagen na afloop van het Programma Cultuurparticipatie (Van Essen, Ligtvoet-Janssen 2011). Voor wat betreft de instellingen die nu deel uitmaken van de basisvoorziening kwam hieruit naar voren dat er met name zicht was op de ondersteuning door Kunstgebouw. De inzet van de overige provinciale cultuurinstellingen vond voor een groot gedeelte plaats buiten het zicht van de regio. In het algemeen waren regio's zeer te spreken over de (beleidsmatige) ondersteuning die Kunstgebouw gaf, bijvoorbeeld over de inzet via de RAS-cultuurkaart' en ondersteuning aan cultuurnetwerkers. De ondersteuning leek met name van belang voor regio's met kleinere gemeenten. De waardering van Kunstgebouw was wisselend: sommige regio's waardeerden het aanbod van Kunstgebouw op het gebied van cultuureducatie in hoge mate, andere regio's vonden het programma te aanbodgericht. Sommige regio's hebben aangegeven ook na 2012 behoefte te hebben aan ondersteuning bij cultuurparticipatie en -educatie van met name Kunstgebouw•. Andere regio's lieten weten dat zij zo veel mogelijk gebruik wilden maken van regionale en lokale instellingen.
2.2
Doelstellingen en inzet 2013
2.2.1
Inleiding De provinciale cultuurinstellingen richten zich elk op een ander type inhoudelijke activiteiten en andere doelgroepen. Er kan daarom ook niet worden gesproken van één basisvoorziening'. Voor alle provinciale cultuurinstellingen geldt dat 2013 een overgangsjaar was met veranderingen in de organisatie en takenpakket en het zoeken naar additionele financiering.
5
Deze Cultuurkaart gafelke regio de mogelijkheid om w at extra advies i n te ko pen bij de p rovinciale i nstellingen cultuur om de kwa liteit van de regionale plannen cultuurparticipatie nog v erd er t e v ersterken. • Naast Erfgoedhuis Zuid -Ho lland v oor erfgoed participatie en - educatie. 7
Dit bete kent dat de prov inciale cultuurin stellingen af zonderlijk v an elkaar werken en er geen ond er linge af stemming is. Het inst ellingsoverl eg is na afloop va n het Progra mma Cultuu rp articipati e opgehev en.
5 M onitor basi si nfra st ru ctuur en cultuurnetwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tvm paa n.n l
2.2.2
Kunstgebouw 2012-2013 gold voor Kunstgebouw als overgangsperiode. In deze periode is Kunstgebouw gereorganiseerd naar (een deel van de) basisvoorziening en is gefocust op een makelaarsrol voor cultuureducatie in het primair onderwijs in het landelijk gebied. Ook is de overgangsperiode gebruikt om te onderzoeken of 'losse activiteiten'/projectmatige werkzaamheden, zoals het ontwikkelen van op zichzelf staand lesmateriaal, ook zonder provinciale subsidie gecontinueerd konden worden". Met de subsidie voor de basisvoorziening wordt de organisatie Kunstgebouw betaald (de huur van het gebouw en loonkosten van de medewerkers). Voor alle activiteiten, bijvoorbeeld de bijeenkomsten voor penvoerders CMK en zaken als handleidingen en vervoerskosten moet worden betaald.
Inhoudelijke programma's In het schooljaar 2013-2014 biedt Kunstgebouw aan 341 scholen in 41 gemeenten het project Kijk I Kunst aan en op 77 scholen in twintig gemeenten het project Doe I Kunst. Kunstgebouw richt zich met name op scholen in gemeenten in landelijke gebieden . Op veel scholen maken Kijk I Kunst en Doe I Kunst deel uit van CMK, soms worden (onderdelen van) de inhoudelijke programma's buiten CMK afgenomen. Contracten voor de inzet van de inhoudelijke programma's worden door Kunstgebouw met schoolbesturen gesloten, in een enkel geval met de gemeente'. Contracten voor afname van deze programma's worden veelal voor vier jaar afgesloten'0, desgewenst kunnen projecten ook een jaar worden afgenomen. De programma's Kijk I Kunst en Doe I Kunst zijn ten opzichte van de programma's Kunstmenu en Kunst in Uitvoering vernieuwd. Het programma Doe I Kunst is opgesplitst. Scholen hebben nu de mogelijkheid om ook losse onderdelen van de programma's af te nemen en niet alleen het hele pakket. De gewijzigde aanpak heeft niet geleid tot minder leerlingen die worden bereikt ten opzichte van voorgaande jaren. Ook het programma Kijk I Kunst zal in de komende schooljaren opgeknipt worden zodat ook delen ervan af te nemen zijn door de scholen. De inhoudelijke programma's van Kunstgebouw zijn een aanvulling op aanbod van lokale instellingen. Uitgangspunt in CMK is samenwerking van het onderwijs met lokale culturele instellingen. Daar waar mogelijk wordt daarom gebruikgemaakt van het aanbod van lokale instellingen. Wat er op lokaal niveau niet is of van kwalitatief onvoldoende niveau, wordt aangevuld met professionele kunst. Met name in landelijke gebieden zorgt Kunstgebouw voor die aanvulling. In Maassluis verzorgt Kunstgebouw bijvoorbeeld de discipline 'dans' in door de gemeente georganiseerde, cultuureducatieve programma. In Westland wordt een lokaal Cultuurweb opgericht dat bemiddelt tussen het onderwijs en de lokale culturele aanbieders. Kunstgebouw vult daar aan met onderdelen uit Kijk I Kunst en Doe I Kunst.
Informeren en netwerken 'Informeren en netwerken' is een andere taak van Kunstgebouw. Dat gebeurt door middel van nieuwsbrieven (waaronder een nieuwsbrief CMK, die 6-8 keer per jaar verschijnt en aan
8
Zoals het project 'Brief aan de koning' (in het kader van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden) of het lesboek Kinderboekenweek. Het bleek dat het voortbestaan van deze activiteiten niet mogelijk is zonder een provinciale bijdrage . In 2014 worden deze activiteiten niet voortgezet.
9
10
In dat geval is cultuureducatie uitd rukkelijk onderdeel van het gemeentelijke beleid, al of niet vastge legd i n de LEA. Dit h eeft t e maken met h et f eit dat oo k provi ncial e programma's in h et verleden en het huidige landelijke programma een loopt ijd hebben van vier jaar.
6 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.nl
alle penvoerders en andere belangstellenden wordt gestuurd), factsheets (onder andere over CMK) en een magazine. Andere middelen die worden ingezet zijn informatiebijeenkomsten en -producten voor het onderwijs en het organiseren van een netwerk voor ICC'ers, cultuurnetwerkers en penvoerders van CMK. De bijeenkomsten met penvoerders CM K worden georganiseerd op basis van geluiden uit het veld. Zo werd er in april 2014 een bijeenkomst gehouden over de inhoudelijke verantwoording CMK aan het FCP. Naast de bijeenkomsten met penvoerders is er twee keer per jaar een (gratis) bijeenkomst voor cultuurnetwerkers, waarbij experts van buiten betrokken kunnen worden. Cultuurnetwerkers hebben ook individueel overleg met Kunstgebouw, bijvoorbeeld in het kader van de aanvraag CMK. De cultuurnetwerkers zijn expliciet bevraagd welke vorm van overleg en ondersteuning ze willen en welke onderwerpen zij aan de orde gesteld wilden zien tijdens bijeenkomsten. In het kader van 'netwerken en informeren' beheert Kunstgebouw een Linkedln-groep CMK".
Betrokkenheid bij CM K Kunstgebouw is op diverse manieren betrokken (geweest) bij de totstandkoming van de subsidieaanvragen CM Ken uitvoering daarvan in Zuid-Holland": • als aanjager voor deelname aan de Deelregeling CMK door uitleg in gemeenten over CMK en het stimuleren van gemeenten en lokale instellingen tot deelname aan CMK (bijvoorbeeld Trias in Rijswijk en de bibliotheek in Lansingerland); • als (co-)auteur van het planen/of meewerken aan de ontwikkeling (in AlblasserwaardVijfheerenlanden, Holland Rijnland, Pijnacker-Nootdorp/Lansingerland en Westland); • als penvoerder/aanvragende instelling (Goeree-Overflakkee/Voorne-Putten); • verzorgen van trainingen op het gebied van deskundigheidsbevordering en professionalisering (Aiblasserwaard-Vijfheerenlanden, Goeree-Overflakkee/Voorne-Putten, Hoeksche Waard en Westland); • als lid van de projectgroep/begeleidingsgroep die toeziet op de uitvoering van het plan procesondersteuning (Aiblasserwaard-Vijfheerenlanden, Goeree-Overflakkee/VoornePutten, Holland Rijn land, Pijnacker- Nootdorp/Lansingerland en Westland).
2.2.3
Jeugdtheaterhuis De bezuinigingen op subsidies voor cultuurparticipatie door de provincie Zuid-Holland hebben bij Jeugdtheaterhuis geleid tot een verandering in het takenpakket. Jeugdtheaterhuis is vanaf 2012 een basisvoorziening gericht op kwaliteit en deskundigheid en fungeert op basis van de provinciale subsidie als tweedelijns-/ondersteunende organisatie gericht op het bovenlokaal ontwikkelen en distribueren van activiteiten in de vorm van lessen in het kader van buitenschoolse cultuureducatie. Jeugdtheaterhuis doet dit op zes leslocaties, te weten Alphen aan den Rijn, Capelle aan den IJssel, Gorinchem, Gouda, Leiden en Maassluis. Jeugdtheaterhuis heeft echter niet alleen leerlingen uit de gemeenten met een leslocatie, maar heeft feitelijk een provinciaal bereik. Het verminderen van de provinciale subsidie betekende dat een aantal activiteiten niet langer uit de provinciale subsidie gefinancierd konden worden, met name familievoorstellin-
11 12
Deze heeft 69 deelnemers. Voor h et penvoerderschap ve rzorgen v an traini n gen en deelname aa n pro jectgroepen/begeleidi n gsgroepe n w ordt Kunst gebouw uit projectgelden CM K betaa ld .
7
M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tvm paa n.n l
gen en aanbodgerichte kunsteducatieve projecten. De bezuinigingen hebben daarnaast geleid tot inkrimping van het personeelsbestand van Jeugdtheaterhuis. Door het wegvallen van de provinciale bijdrage aan het Jeugdtheaterhuis kwam deze organisatie op de rand van een faillissement te staan. Om dit te voorkomen zijn diverse overleggen geweest tussen de gemeenten Capelle aan den IJssel, Gouda, Maassluis, Alphen aan den Rijn, Gorinchem en Leiden over een faillissementsdreiging van Jeugdtheaterhuis (gemeente Capelle aan den IJssel 2013). Uiteindelijk hebben de zes gemeenten waar Jeugdtheaterhuis een afdeling heeft, de intentie uitgesproken en vastgelegd om de verantwoordelijkheid voor een deel van de weggevallen middelen van de provincie op zich te nemen (Jeugdtheaterhuis Zuid- Holland 2012). Ten opzichte van 2012 is in 2013 de bijdrage uit gemeentelijke subsidies met circa 45% gestegen13 (Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland 2014a). Dit is met name afkomstig uit de landelijke regeling Combinatiefunctie. Jeugdtheaterhuis is hierdoor in vier gemeenten (te weten Alphen aan den Rijn, Capelle aan den IJssel, Gouda en Maassluis) actief als cultuurcoach. De inzet van de cultuurcoach maakte het in 2013 ook mogelijk om binnenschools lessen te blijven verzorgen. De cultuurcoaches organiseren het hele jaar door binnen- en buitenschoolse theateractiviteiten, waarbij per school wordt bekeken waar de behoeften en mogelijkheden liggen op het gebied van theater. Voorbeelden van activiteiten zijn reeksen van wekelijkse toneellessen met eindpresentatie aan ouders/verzorgers, een afscheidsvoorstelling met leerlingen van groep 8, ondersteuning van leerkrachten bij theateractiviteiten in de klas, buitenschoolse theaterlessen op de scholen projecten rondom de familievoorstelling LOVE (Jeugdtheaterhuis Zuid-Ho lland 2014b). Naast een stijging van de inkomsten uit gemeentelijke subsidies, is het Jeugdtheaterhuis o ok gelukt om mee r bijdragen van Fondsen (waaronde r Fonds 1818, Fonds Schiedam Vlaardingen, Fo nds voor Cultuurpa rticipatie en het Prins Bernhard Cultuurfo nds) te verwerven, die met name zijn ingezet voor de familievoorstelling LOVE . Additioneel zijn middelen ve rworven uit het uitvoeren van projecte n in het onderwijs en de bijdragen via de actie 'Vriendje voor een tientje'. Deze extra middelen hebben samen met een verdere kostenreductie en efficiency ervoor gezo rgd dat de omzetdaling lager is uitgevallen dan verwacht 14 • Door een strakke bedrijfsvoering, het aangaan van nieuwe vormen van uitwisseling en samenwerking, de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en het aanbo ren van andere financieringsbronnen ziet Jeugdtheaterhuis de toekomst met vertrouwen tegemoet (Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland 2014c) . De afspraken voor de inzet van Jeugdtheaterhuis zijn tot stand ge komen in overl eg met beleidsmedewerkers Cultuur van provincie en gemeenten . Cultuurnetwerkers zijn hierbij niet betrokken geweest. Het Jeugdtheat erhuis heeft het eigen netwerk gebruikt.
2.2.4
Popunie Popunie richt zich in het kader van de boekjaarsubsidie van de provincie Zuid-Holland met name op de taken 'deskundigheidsbevordering en cultuureducatie' en 'archief en media' ( Po punie Zuid-Holland 2012). De subsidie is in 2013 voor circa 45% ingezet o m de 'basis' van Popunie te financie ren (orga nisatie, huisvesting en personee l). De resterende subsidie is ingezet voor het bieden van ondersteuning aan het Zuid-Hollandse middenkader op het
13 Van circa € 290.000,00 na ar circa € 425.000,00. 14
De omzet in 20 13 is t en opzichte van 2012 m et 11% af gen om en als gev olg van de be zuiniging va n de p rovincie Zuid -Holl and en een dali n g i n het aa ntal leerlin gen.
8 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers · Tym paa n In stituut · info@tym paa n.nl
promotionele, financiële, organisatorische, programmatische en informatieve vlak. Dit betrof met name activiteiten gericht op kwaliteit- en deskundigheidsbevordering, het project Music Support Zuid-Holland 15 en activiteiten gericht op website, social media en applicaties (Popunie Zuid-Holland 2014). Popunie werkt vraaggericht. Afspraken over de inzet van Popunie worden gemaakt met het middenkader (festivals, buurthuizen, muziekscholen en podia), dat Popunie benadert. Door deze laagdrempelige en directe aanpak hebben de bands en muzikanten er daadwerkelijk baat bij (Popunie Zuid-Holland 2014). Met cultuurnetwerkers zijn geen contacten. De Popunie heeft in 2013 een geslaagde transitie volbracht van een primair provinciaal gesubsidieerde popkoepel naar een op gemeenten georiënteerde organisatie, die vanaf 2013 onder andere de makelaarsfunctie vervult binnen de kleine provinciale basisstructuur. Naast de boekjaarsubsidie van de provincie dragen ook gemeenten zelf bij aan activiteiten met een provinciale dekking. De bijdragen van gemeenten zijn in 2013 ten opzichte van 2012 met 50% toegenomen'•. Daarnaast zijn de bijdragen van fondsen meer dan verdubbeld" . Deze additionele financiering heeft andere projecten mogelijk gemaakt, waaronder het project Kunstbende Zuid-Holland'". Tot slot voert Popunie specifiek activiteiten uit voor Rotterdam in het kader van het vierjarige Cultuurplan van Rotterdam en waarvan Popunie subsidie ontvangt (Popunie Zuid-Holland 2014).
2.2.5
SEOP Met de provinciale boekjaarsubsidie kan alleen de 'basis' worden gefinancierd, zijnde de algemene beheerslasten en bepaalde ontwikkelkosten. In 2013 resteerde een kleine projectsubsidie, die met toestemming van de provincie Zuid-Holland is ingezet voor tien koorbegeleidingen (SEOP 2012a). Het is SEOP gelukt om in 2013 bijna een ton aan additionele financiering te verwerven, met name bijdragen van fondsen en gemeentelijke subsidies. In 2013 heeft SEO P deze financiering met name ingezet voor projecten voor het onderwijs, waaronder het project Mozarts Wondere Wereldreis in achttien gemeenten 19 (SEOP 2013). In sommige gemeenten is het project onderdeel van Kijk I Kunst van Kunstgebouw, in andere gemeenten worden afspraken met lokale cultuureducatieve instellingen, met de gemeente zelf, met scholen en in de Hoeksche Waard met de cultuurnetwerker gemaakt. Daarnaast zijn in 2013 voorstellingen verzorgd van het project 'Romeo en Julia' voor het voortgezet onderwijs. Ook zijn nieuwe projecten ontwikkeld, waaronder de voorstelling 'Het koffertje van lda Vos, waarvan voor het voorjaar van 2014 al 24 voorstellingen zijn geboekt (SEOP 2013). Volgens SEOP blijft de belangstelling voor projecten groot: scholen, gemeenten en culturele instellingen blijven de projecten afnemen. Op basis van de successen van 2013 lijkt er volgens SEOP zeker perspectief te zijn voor de komende jaren. De boekjaarsubsidie van de Provincie Zuid-Holland is een belangrijke financiële basis hiervoor. De provinciale subsidie
15
Met activiteiten in de gemeenten Bi nnenmaas, Bodegraven-Reewijk, Cromstrijen, Den Haag, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Hellevoetsluis, Katwijk, Korendijk, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland , Molenwaard, Oud-Beijerland,
Ridderkerk, Rotterdam, Sli edrecht, Strijen, Teylingen en Zwijndrecht en met deelnemers uit heel Zuid-Holland. 1n 2013 € 30.000,00 terwijl dat in 2012 € 20.000,00 was {exclusief bijdragen uit het Cultuurplan Rotterdam). Van € 54 .000 in 2012 naar € 121.000,00 in 2013. 18 Met activiteiten in de gemeenten Den Haag, Goeree-Overflakkee, Gouda, Oud-Beijerland en Rotterdam en deelnemers
16 17
afkomstig uit de hele provincie. 19
Alph en aan den Rijn, Brie lle, Binne nmaas,Crom strijen, Delft, Goeree -Ove rflakke, Gouda, Hell evoetsluis, Katwijk, Korendijk, M aassluis, Noordwijk, Oud-Beij erland, Pijnacker-N ootdorp, Noordw ij k, Schiedam, Strijen, Vlaardinge n.
9 M onitor basi si nfra st ru ctuur en cultuurnetwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tvm paa n.n l
kan beschouwd worden als 'seed money' die het mogelijk maakt om de projectgelden te kunnen werven. Hiermee blijven muziekprojecten met symfonieorkest toegankelijk voor kinderen en jongeren in heel Zuid-Holland (SEOP 2013).
2.3
Waardering inzet door gemeenten
2.3.1
Inzet Kunstgebouw Inhoudelijke programma's Kijk I Kunst en Doe I Kunst worden in het algemeen zeer gewaardeerd. De waardering voor de inhoudelijke programma's van Kunstgebouw blijkt uit het feit dat één regio aangeeft dat in het kader van CMK meer scholen de inhoudelijke programma's zijn gaan afnemen, vanwege de goede ervaringen van scholen die er vóór CMK al aan deelnamen. In één regio hebben gemeenten afname van de programma's als voorwaarde gesteld voor cofinanciering van CMK. CMK stimuleert een meer vraaggerichte werkwijze van Kunstgebouw. Dit is het gevolg van de samenwerking met andere instellingen in het kader van CM Ken de afstemming met gemeenten en scholen. Dit heeft onder meer geleid tot het opknippen van Kijk I Kunst en ook Doe I Kunst zal opgesplitst worden in losse onderdelen die apart afgenomen kunnen worden. Ook wordt het lesmateriaal uitgebreid met online/digitaal materiaal waar leerlingen zelf in de klas mee kunnen werken. Hierdoor sluiten de programma's van Kunstgebouw beter aan bij de programma's van de lokale en de regionale instellingen. Niet in alle regio's worden de inhoudelijke programma's van Kunstgebouw afgenomen, met name in gemeenten/regio's waar sprake is van een sterke lokale of regionale instelling (zoals ToBe in Drechtsteden). Wat soms wringt is dat Kunstgebouw in een aantal gemeenten/regio's meerdere rollen heeft: als partner, penvoerder of trainer in een regionaal project van CMK maar ook als uitvoerder van de cultuureducatieve programma's Kijk IKunst en Doe I Kunst. Dit wordt ook door Kunstgebouw herkend. Wat helpt volgens Kunstgebouw is dat de werkprocessen intern gescheiden zijn: medewerkers die betrokken zijn bij projectgroepen CMK zijn niet de projectleiders van de inhoudelijke projecten . Kunstgebouw ziet ook een meerwaarde van deze 'dubbelrol': door de nauwe betrokkenheid van Kunstgebouw bij de regionale projecten CMK richting het aanpassen van Kijk I Kunst en Doe I Kunst aan de regionale wensen en nieuwe regionale programma's die worden ontwikkeld .
Informeren en netwerken In het algemeen zijn respondenten positief over de kennis en expertise van Kunstgebouw en het netwerk dat Kunstgebouw biedt, zoals het zicht op landelijke ontwikkelingen en de kennis van het onderwijs. Ook thematische bijeenkomsten als 'lobbyen voor dummies' in het kader van de komende gemeenteraadsverkiezingen worden waardevol gevonden. Daarentegen is wel verschil in de waardering van de cultuurnetwerkersbijeenkomsten. Het wordt belangrijk gevonden dat cultuurnetwerkers van elkaars ervaringen kunnen leren en elkaar kunnen versterken. In een aantal gevallen is aangegeven dat de cultuurnetwerkersbijeenkomsten in hun huidige vorm daarvoor geen meerwaarde meer hebben, omdat onderlinge contacten voldoende zijn gelegd en men elkaar ook buiten de bijeenkomsten weet te vinden. Ook is in een aantal gevallen aangegeven dat de inhoud van de bijeenkomsten te weinig aansluit op de behoefte. Ook in praktische zin is het voor cu ltuurnetwerkers soms
10 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.ni
lastig om de bijeenkomsten bij te wonen (agendatechnisch en de beperkte aanstelling van de cultuurnetwerkers). Kunstgebouw geeft aan dat de bijeenkomsten worden geëvalueerd en er navraag wordt gedaan aan welke onderwerpen nog meer behoefte is.
Ondersteuning CM K Daarnaast heeft Kunstgebouw een belangrijke rol vervuld in het subsidietraject van CMK, onder meer door samenwerking van gemeenten/culturele instellingen te stimuleren in het doen van een aanvraag, zodat gemeenten een aanvraag bij het FCP hebben ingediend. Ook het enthousiasmeren van het onderwijs en de leerkrachten voor CMK en de netwerkbijeenkomsten voor penvoerders worden als positieve punten genoemd. Daar waar Kunstgebouw betrokken is bij CM K is men tevreden over de inzet van Kunstgebouw en verlopen de contacten prettig.
Aandachtspunten Als aandachtspunten voor de inzet van Kunstgebouw zijn genoemd: • Zorg ervoor dat inhoudelijke programma's na afloop van het project structureel worden ingebed in het onderwijs en leg daarbij ook een koppeling met andere vakken. • Zorg voor betrokkenheid van lokale instellingen en zorg voor onderlinge afstemming, zodat Kunstgebouw en de lokale instellingen elkaar kunnen aanvullen en versterken. • Zorg dat voor gemeenten, onderwijs en cultuurnetwerkers duidelijk is welke producten en diensten zij van Kunstgebouw kunnen afnemen (menukaart). • Zorg ervoor dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in de verschillende taken van Kunstgebouw en dat belangen niet conflicteren.
2.3.2
Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP Jeugdtheaterhuis Uit documentatie van een aantal gemeenten waar Jeugdtheaterhuis lessen verzorgt, blijkt dat gemeenten het voortbestaan van Jeugdtheaterhuis van belang vinden en de inzet van Jeugdtheaterhuis waarderen. Uit de beschikbare documentatie blijkt hierover het volgende: • Uit gegevens van de gemeente Alphen aan den Rijn blijkt dat in 2013 ten opzichte van 2012 het subsidiebedrag voor 2013 met 35% is toegenomen (gemeente Alphen aan den Rijn 2012a). De gemeente Alphen aan den Rijn heeft de provincie met klem verzocht om vanaf 2013 een provinciale subsidie van € 200.000,00 bij te blijven dragen. Alleen dan kan volgens de gemeente Alphen aan den Rijn de functie jeugdtheater in Zuid-Holland behouden blijven (gemeente Alphen aan den Rijn 2012b). • In de gemeente Maassluis is er in seizoen 2011-2012 en seizoen 2012-2013 een evaluatie gehouden naar Jeugdtheaterhuis. Uit de enquête onder reguliere gebruikers van het reguliere aanbod van Jeugdtheaterhuis (Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland 2013b) blijkt onder meer dat: o Er (zeer) positieve beoordelingen zijn ten aanzien van onder andere (bereikbaarheid van) de accommodatie, de sfeer in het jeugdtheater, de inhoud van de lessen, de kwaliteit van de docenten en de kwaliteit van presentaties. o Jeugdtheaterhuis tot volle tevredenheid meedraait in het Cultuurmenu voor het basisonderwijs. o Jeugdtheaterhuis zich buiten het reguliere lesaanbod manifesteert in de Maassluise samenleving onder meer door middel van extra aanbod aan het basis- en voortgezet onderwijs, het organiseren van open lessen en het meewerken aan het gemeentelijke project 'Meedoen in Maassluis'.
11 M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
Er met het inzetten van de cultuurcoach op scholen een goede aansluiting ontstaat tussen het binnensschoolse en buitenschoolse jeugdtheateraanbod. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Maassluis de overeenkomst met Jeugdtheaterhuis die na het seizoen 2013-2014 afliep heeft verlengd'". In Capelle aan den IJssel is de cultuurnota 2009-2012 geëvalueerd, waaronder de pijler kunst- en cultuureducatie, waar de cultuurcoaches deel van uitmaken. De cultuurcoaches zijn twee combifunctionarissen cultuur: een combifunctionaris theater via het Jeugdtheaterhuis en een combifunctionaris van de SKVR-Iocatie Capelle zijn door de gemeente ingezet. Deze cultuurcoaches hebben in totaal 3.500 leerlingen bereikt en de scholen hebben aangegeven zeer tevreden te zijn. Op basis van de evaluatie is het cultuurbeleid gecontinueerd, waaronder de inzet van de cultuurcoaches. Gebleken is dat met de activiteiten vanuit de pijler kunst en -cultuureducatie goed invulling kan worden gegeven aan de in de nota vastgestelde missie en visie op cultuur. Deze pijler heeft bovendien een belangrijke positie in het landelijke cultuurbeleid (gemeente Capelle aan den IJssel 2013b). Gorinchem ondanks forse bezuinigingen, waaronder € 120.000,00 op cultuureducatie, in 2014 een budget beschikbaar stelt van € 239.000,00", waardoor kleine initiatieven op het gebied van cultuureducatie, waaronder Jeugdtheaterhuis, toch kunnen blijven bestaan (gorinchem.nl ). o
•
•
De gemeenten met een leslocatie van Jeugdtheaterhuis zijn unaniem tevreden over het aanbod van Jeugdtheaterhuis. Dat blijkt uit de veelheid van activiteiten die worden afgenomen ( binnenschoolse en buitenschoolse theaterlessen, familievoorstelling LOVE, inzet van cultuurcoaches). Het aanbod is van hoge kwaliteit, zoals onder meer gebleken is bij de familievoorstelling (LOVE) . Wat een belangrijke rol speelt, is het feit dat Jeugdtheaterhuis in meerdere gemeenten werkzaam is. Jeugdtheaterhuis heeft daardoor voldoende schaalgrootte en slagkracht om kwaliteit en innovatie te kunnen bieden. Het aanbod van Jeugdtheaterhuis is belangrijk, omdat theater een belangrijke vormende functie voor de ontwikkeling van het kind heeft. Daarnaast speelt Jeugdtheaterhuis een belangrijke rol in talentontwikkeling. Daarnaast zijn de gemeenten ook tevreden over Jeugdtheaterhuis als organisatie. Jeugdtheaterhuis wordt ervaren als een partner die actief meedenkt, ondernemend en transparant is, veel ervaring heeft en ook prettig samenwerkt met lokale instellingen op het gebied van cultuureducatie en brede school. Jeugdtheaterhuis heeft aangetoond dat ze open staan voor veranderingen van de werkwijze en aanbod waar nodig. Zo worden er komend seizoen bijvoorbeeld ook goedkopere activiteiten aangeboden, waardoor het aanbod laagdrempelig blijft. Wel is te merken dat door de afgenomen provinciale subsidie er minder aanbod aan activiteiten is. Nog verdere afbouw is onwenselijk, maar dat vereist wel een gezamenlijke inzet van alle betrokken overheden. Voor zover nu bekend, zullen gemeenten ook de komende jaren het aanbod van Jeugdtheaterhuis blijven afnemen.
20
21
M et dien v erst ande dat op sub sidiebasi s een en ander v erd er uitge w erkt zal w orden. W at kan uitgr oeien tot € 359 .000,00 in 2016 .
12 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.nl
Popunie en SEOP SEOP en Popunie maken doorgaans geen rechtstreekse afspraken met gemeenten, maar bijvoorbeeld met het middenkader en onderwijs. Dat maakt het zicht van de geïnterviewde respondenten op de inzet van deze instellingen beperkt. Wel zijn er andere indicatoren die duiden op de waardering van SEOP en Popunie. Belangrijkste indicator is dat de provinciale subsidie die wordt ingezet voor de 'basis' van de organisaties als 'seed money' kan worden beschouwd: in 2013 zijn er ten opzichte van 2012 meer additionele middelen voor projecten verworven bij gemeenten, fondsen en sponsors. Andere indicatoren zijn: • boeken van voorstellingen in 2013 voor 2014 voor een project dat in 2013 is ontwikkeld (SEOP); • de blijvende grote belangstelling voor projecten: scholen, gemeenten en culturele instellingen blijven de projecten/activiteiten afnemen (zowel SEOP als Popunie); • het feit dat activiteiten onderdeel worden van een gemeentelijk cultuurplan (Popunie in Rotterdam).
Aandachtspunt Niet bij alle respondenten is bekend wat de provinciale cultuurinstellingen, met name Popunie en SEOP, te bieden hebben. Enkele respondenten geven aan dat het wenselijk zou zijn dat provinciale cultuurinstellingen meer bekendheid geven aan hun aanbod, zodat duidelijk wordt waar de provinciale instellingen mogelijk een rol zouden kunnen vervullen in aanvulling op het regionale en lokale aanbod.
2.4
Toekomstvisie
2.4.1
Kunstgebouw Gemeenten zien ook voor de toekomst op verschillende punten een meerwaarde van Kunstgebouw: • De subsidie in het kader van de basisvoorziening is in ieder geval tot en met 2016 van belang voor de continuïteit van de uitvoering van CMK. Daarna is het niet duidelijk welke functie voor Kunstgebouw zou kunnen worden weggelegd, omdat niet duidelijk is hoe het landelijke beleid er na 2016 uit zal zien. • Kunstgebouw levert een bijdrage aan het cultuurnetwerk en de culturele infrastructuur in kleine gemeenten. Dit geldt ook voor de inhoudelijke programma's van Kunstgebouw in kleine gemeenten. Tegelijkertijd wordt in een aantal gevallen aangegeven dat er minder belang wordt gehecht aan de voortzetting van de inhoudelijke programma's van Kunstgebouw. Het is de bedoeling dat er na afloop van CMK vooral gebruik zal worden gemaakt van lokale instellingen waarbij, indien nodig, aanvullende expertise zal worden ingekocht. Binnen CMK wordt ingezet op kennisdeling zodat na afloop van het programma scholen en lokale instellingen samen met elkaar verder kunnen. • Kunstgebouw heeft kennis en expertise op het gebied van het onderwijs in huis, zoals regelgeving en onderwijs, bijvoorbeeld aan welke eisen moet een school voldoen, wat zijn beschikbare budgetten. Scholing van cultuurnetwerkers zorgt ervoor dat zij op de hoogte blijven van relevante ontwikkelingen en dit vervolgens kunnen overbrengen op de regio. De provinciale subsidie maakt het mogelijk dat Kunstgebouw zich op diverse manieren voor cultuureducatie kan inzetten. Zolang van rijkswege het belang van cultuureducatie wordt
13 M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
onderschreven en er specifieke lesmethoden nodig zijn, is er ook een functie voor Kunstgebouw om te voorzien in kwalitatief goede cultuureducatie, vooral in landelijke gebieden. Daarnaast zal de ontwikkeling van de doorgaande leerlijn naar verwachting in 2016 nog niet zijn afgerond. Er is onlangs een nieuw bestuurlijk kader cultuur en onderwijs ondertekend. Mogelijk komt daar een vervolg op de Deelregeling CMK uit voort.
2.4.2
Jeugdtheaterhuis, Popunie en SEOP Van een aantal gemeenten waar Jeugdtheaterhuis de functie van cultuurcoach vervult is duidelijk dat de subsidierelatie voor de komende jaren zal worden verlengd. Van Popunie is bekend dat er een meerjarige relatie is aangegaan met de gemeente Rotterdam in het kader van het Cultuurplan. Duidelijk is dat ook in 2014 gemeenten een financiële bijdrage leveren aan de activiteiten van de provinciale cultuurinstellingen. Hoe dat er na 2015 uit zal zien is niet bekend. Eén gemeente geeft aan dat subsidiëring aangescherpt zal worden op basis van maatschappelijk rendement.
14 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.ni
nzet cultuurnetwerkers 3.1
Uitgangssituatie 2011 Uit het onderzoek uit 2011 (Van Essen, Ligtvoet-Janssen 2011), kwam naar voren dat de cultuurnetwerker een cruciale rol speelde bij de totstandkoming en/of het behoud van regionale samenwerking. Cultuurnetwerkers droegen bij aan het leggen van verbindingen en het ambtelijke overleg. Daarnaast hadden ze contacten met andere regio's, onder meer via het structurele overleg dat wordt georganiseerd door Kunstgebouw. De regio's gaven in 2011 aan dat de bijdrage van de provincie noodzakelijk is om de functie van cultuurnetwerker in stand te houden.
3.2
Doelstellingen en inzet 2013 De provincie Zuid-Holland heeft besloten de subsidie voor cultuurnetwerkers in de periode 2013-2016 voor te zetten. Er worden de volgende eisen aan de cultuurnetwerker gesteld" om voor subsidie in aanmerking te komen: • De cultuurnetwerker ondersteunt het regionale cultuurnetwerk en vervult een schakelfunctie bij de spreiding en de afstemming van vraag en aanbod op het vlak van cultuurparticipatie en in het bijzonder cultuureducatie. • Hij/zij doet dit door als 'spin in het web' te fungeren en de samenwerking tussen culturele instellingen, gemeenten en het primair en voortgezet onderwijs te vergroten. • De cultuurnetwerker kan tevens gemeenten ondersteuning bieden in hun deelname aan de Rijksregeling 'Cultuureducatie met Kwaliteit 2013-2016'. Hij/zij werkt in opdracht van sa menwerkende gemeenten binnen de regio. • De gemeenten bepalen zelf de netwerkstructuur en het bijbehorende takenpakket van de cultuurnetwerker. • De activiteiten van de cultuurnetwerker dienen voornamelijk regionaal te zijn en daar1 naast dient het aandeel activiteiten gericht op cultuureducatie substantieel te zijn ' . Ten opzichte van 2011 zijn er wat (personele) verschuivingen geweest onder de cultuurnetwerkers. In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn de taken van de cultuurnetwerker ondergebracht bij de Stichting Glas en niet langer bij de RAAK in Cultuur en de bibliotheek. Op Goeree-Overflakkee is er in 2013 enige tijd geen cultuurnetwerker geweest. In Haaglanden is er ook een personele wisseling geweest. In de overige regio's zijn dezelfde cultuurnetwerkers in dienst als in 2011. De inzet van de cultuurnetwerkers is voor een belangrijk deel gericht op CMK. Dit betrof in de eerste plaats coördinatie in de totstandkoming van de regionale aanvraag. Daarnaast spelen de cultuurnetwerkers een belangrijke rol in de uitvoering van de regionale plannen van aanpak, namelijk: • coördinatie/procesbewaking van CMK (als projectleider/deelname aan de projectgroep CMK);
22
Zie subsidieverordening cultuu rnetwerkers.
15 M onitor basi si nfra st ru ctuur en cultuurnetwerkers · Tym paa n Inst ituut · i nfo@tym paa n.n l
•
•
het onderhouden van contacten met scholen, onder andere gericht op stimuleren tot deelname aan CMK en het in kaart brengen van wensen en behoeften van het onderwijs; het onderhouden van contacten met culturele instellingen ten behoeve van afstemming met het onderwijs en het aanjagen van de professionalisering van culturele instellingen (bijvoorbeeld meer toekomstgericht zijn vanwege wegvallen subsidies).
In twee regio's- Hoeksche Waard en Drechtsteden- vervult de cultuurnetwerker alleen nog maar taken binnen CMK. In andere regio's hebben cultuurnetwerkers ook taken op het gebied van cultuureducatie buiten CMK. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over: • bevorderen van de afstemming tussen culturele instellingen en het voortgezet onderwijs; • ondersteuning van het regionaal platform cultuureducatie; • leggen van verbindingen tussen primair en voortgezet onderwijs; • het vullen van de cultuurme.nu ; • zorgen voor afstemming van binnenschools en buitenschools aanbod; • zorgen voor afstemming met cultuurcoaches/combinatiefunctionarissen; • aanjagen van cultuureducatieve projecten buiten CMK, bijvoorbeeld op het gebied van erfgoededucatie; • versterking van de samenwerking tussen culturele instellingen en het basisonderwijs in gemeenten die niet deelnemen aan CMK/uitrol van projecten CMK naar andere gemeenten. Daarnaast is een belangrijke taak van de cultuurnetwerkers het bijhouden van relevante trends en ontwikkelingen in brede zin rond cultuureducatie en -participatie. Regio's geven aan dat dit bijdraagt aan de ondersteuning van culturele instellingen. Een regio geeft hiervoor als reden dat er voor culturele instellingen veel veranderingen zijn op dit moment, onder meer door het wegvallen van subsidies. Extra ondersteuning bij het volgen van trends en ontwikkelingen is daarom gewenst. De aansturing van de cultuurnetwerker zou formeel via de gemeente moeten lopen. Omdat de inzet van cultuurnetwerkers voor het merendeel plaatsvindt in het kader van CM K, zijn deze plannen van aanpak leidend voor de taken en werkzaamheden van de cultuurnetwerker. Gemeenten hebben zich aan de subsidieaanvragen CMK gecommitteerd en maken deel uit van projectgroepen. Aansturing van de cultuurnetwerkers door gemeenten zowel binnen als buiten CMK is voornamelijk op hoofdlijnen. Als het gaat om regionale afstemming is de rol van de cultuurnetwerker buiten CM K beperkt. Hierbij gaat het in enkele regio's om afstemming van cultuuraanbod in verschillende woonkernen, het uitrollen van lokale activiteiten naar andere gemeenten, meer bekendheid geven aan het (lokale) aanbod (bijvoorbeeld door middel van een digitaal platform), beleidsmatige ondersteuning van de culturele raad en betrokkenheid bij een project cultuurparticipatie voor ouderen. Naast CMK speelt het wegvallen van de RAS een rol in de verschuiving van de focus van de cultuurnetwerkers. Hierdoor zijn er buiten cultuureducatie weinig regionale projecten en is ook de ambtelijke en bestuurlijke samenwerking verminderd of weggevallen, omdat deze nu niet meer wordt opgelegd in het kader van de RAS. Dit maakt dat cultuurparticipatie nu meer als een lokale aangelegenheid wordt gezien. In een aantal regio's (Hoeksche Waard en Midden-Holland) is er wel nog sprake van ambtelijke en bestuurlijke afstemming buiten CMK, bijvoorbeeld als het gaat om bezuinigingen op het bibliotheekwezen, subsidieverlening en het bepalen van prestatieafspraken met culturele instellingen over subsidies en het uitwisselen van ideeën. Hier speelt de cultuurnetwerker verder gee n rol in.
16 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers · Tym paa n In stituut · info@tym paa n.ni
De veranderende inzet van cultuurnetwerkers en de omvang van hun takenpakket zorgt er wel voor dat in grotere regio's nu wat onvrede heerst over het aantal beschikbare uren voor de cultuurnetwerkers.
3.3
Waardering inzet cultuurnetwerkers door gemeenten/regio's 23 Cultuurnetwerkers werden in 2011 voornamelijk gewaardeerd om hun rol bij de totstandkoming van het netwerk en regionale samenwerking. Nog steeds worden het aanjagen van processen, functioneren als smeermiddel en stimuleren van samenwerking gewaardeerd. Door de verandering in de taken van de cultuurnetwerker worden nu ook andere aspecten meer gewaardeerd. Zo noemen meerdere regio's het belang van de onafhankelijke positie die de cultuurnetwerker tussen andere partijen inneemt, het belang van een centraal aanspreekpunt voor CMK voor de regio en het FCP en het meedenken met de inhoud. De inhoudelijke kennisdeling van cultuurnetwerkers speelt op dit moment een grotere rol dan in 2011.
3.4
Toekomstvisie Wat betreft de toekomstvisie op de cultuurnetwerkers is het volgende aangegeven: • Er wordt aangegeven dat de korte termijn subsidie een lange termijn visie rond de cultuurnetwerker ondermijnt. Regio's geven aan dat zonder subsidie de cultuurnetwerker niet kan worden gehandhaafd . • Omdat de cultuurnetwerkers een belangrijke rol spelen in CMK is het van belang om in ieder geval gedurende de loo ptijd van CMK de subsidie voor cultuurnetwerkers te handhaven. • Regio's geven aan dat de onafh ankelijke positie van de cultuurnetwerker een meerwaarde heeft. Het is daarom de vraag of cultuurnetwerkers van dezelfde waarde kunnen zijn als ze exclusief betaald worden door een van de partijen, bijvoorbeeld de gemeente.
23
In de gespre kken met de cult uu r netw er ker zelf i s dit niet aan de orde gew eest . Hier d oor is de w aardering v an de cultuur netwerker niet o ver all e regio's bekend .
17 M onitor basi si nfra st ru ctuur en cultuurnetwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tvm paa n.n l
18 M o nit or basisinf ra st ructuur en cultuurnetwerkers - Tympaa n Inst ituut - info@tym paan.nl
4.1
Conclusies •
•
•
•
•
•
•
•
De provinciale cultuurinstellingen zetten zich op verschillende manieren in voor het gemeentelijke cultuureducatie en -participatiebeleid. Zij kennen ook verschillende doelgroepen. Kunstgebouw zet zich in voor de inhoudelijke programma's voor het onderwijs en voor CM K, dit laatste veelal in regionaal verband. Ook Jeugdtheaterhuis, SEOP en Popunie ondersteunen gemeenten op het gebied van cultuurparticipatie en -educatie, ondanks dat de gemeenten in 2011 aangaven met name van Kunstgebouw gebruik te zullen maken. Kunstgebouw speelt als onderdeel van de basisvoorziening een belangrijke rol, zowel als aanbieder van het inhoudelijke programma, qua expertise op het gebied van landelijke ontwikkelingen en het onderwijs en voor het bieden van ondersteuning bij de uitvoering van CMK. In het algemeen worden de inzet en de expertise van Kunstgebouw gewaardeerd. Uit evaluatieverslagen, de afname van producten en diensten, het feit dat subsidierelaties met gemeenten zijn voortgezet en meer additionele middelen zijn verworven bij gemeenten, fondsen en sponsors, blijkt de waardering van de inzet van de provinciale cultuurinstellingen Jeugdtheaterhuis, SEO Pen Popunie. De inzet van cultuurnetwerkers is voor een belangrijk deel gericht op CMK. Daarnaast worden ook taken op het gebied van cultuureducatie uitgevoerd buiten CM K. Nog steeds worden de inzet van cultuurnetwerkers wat betreft het aanjagen van processen, functioneren als smeermiddel en stimuleren van samenwerking door gemeenten gewaardeerd . Ook heeft er een verschuiving in de focus van de cultuurnetwerkers plaatsgevonden: de inhoudelijke kennisdeling van cultuurnetwerkers speelt op dit moment een grotere rol dan in 2011. Hieruit kan worden opgemaakt dat het cultuurnetwerkers is gelukt om mee te bewegen met de veranderingen van de afgelopen jaren. Kunstgebouw en de cultuurnetwerkers hebben een belangrijke rol gespeeld in de subsidieaanvragen CMK en zijn ook van belang voor de uitvoering daarvan. Het feit dat er een door de provincie gesubsidieerde basisvoorziening en cultuurnetwerkers zijn, maakt het betaald gebruik daarvan door gemeenten mogelijk. Het is onwaarschijnlijk dat er zonder deze voorzieningen in deze mate in Zuid-Holland aan CM K zou zijn deelgenomen. De provinciale cultuurinstellingen en de cultuurnetwerkers spelen een belangrijke rol in de (regionale) spreiding en de kwaliteit van cultuurparticipatie en -educatie. De provinciale subsidie is voor alle provinciale cultuurinstellingen van belang als 'seed money': het feit dat de provincie zorgt voor de onderbouw maakt het mogelijk om bijdragen te krijgen van gemeenten, fondsen en sponsors. Daarmee is de provinciale doelstelling voor de basisvoorziening behaald . Omdat de onderbouw de basis is voor de bovenbouw, is handhaving van de basisvoorziening wenselijk vanwege de spreiding en de toegankelijkheid van cultuurparticipatie en -educatie, waaronder de continuïteit van de uitvoering van CMK . Dit is ook conform de afspraken in het kader van Al gemeen Kader Bestuurlijke verhoudingen Cultuur 20132016, zoals in 2012 vastgesteld door het Ministerie van OCW, IPO en VNG . In de loop van 2016 zou, op basis van relevante ontwikkelingen binnen de provincie Zuid-Holland en eventueel nieuw landelijk beleid, opnieuw moeten worden bezien welke ondersteu-
19 M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
ning gemeenten nodig hebben en wat de rol van de basisvoorziening en cultuurnetwerkers daarin zou kunnen zijn.
20 M onitor b asisinfrastructuu r en cult uu rn etwerkers - Tym paa n In stituut - info@tym paa n.ni
•
tteratuur
Schriftelijke documentatie Essen AM van, Ligtvoet-Janssen MGA. Terugblik en toekomstvisie Cultuurparticipatie RAS-regio's in ZuidHolland. Den Haag: Tympaan Instituut, 2011. Gemeente Alphen aan den Rijn. Brief aan de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn d.d. 21 maart 2012a. Gemeente Alphen aan den Rijn. Brief gemeenteAlphenaan den Rijn aan Provinciale Staten van Zuid-Holland d.d. 21 maart 2012b. Gemeente Capelle aan den IJssel. Bespreekstuk evaluatie cultuurnota 2009-2012 d.d. 16-09-2013b. Gemeente Capelle aan den IJssel. Evaluatiecultuurnota 2009-2012. Kunst ontdekken, kunst delen, kunst beleven. Capelle aan den IJssel: gemeente Capelle aan den IJssel, 2013a. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Activiteitenplan 2013. Gouda: Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, 2012. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Activiteitenplan 2014. Gouda: Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, 2013a. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Brief bij jaarrekening en jaarverslag 2013. Gouda: Jeugdtheaterhuis ZuidHolland, 2014c. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Jaarrekening 2013. Gouda: Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, 2014a. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Jaarverslag 2013. Gouda: Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, 2014b. Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Jeugdtheaterhuis Maassluis. Inhoudelijk verslag 2010-2013. Gouda: Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland, 2013b. Popunie Zuid-Holland. Activiteitenplan kwantitatieve gegevens 2013. Rotterdam: Popunie Zuid-Holland, 2012. Popunie Zuid-Holland. Activiteitenplan kwantitatieve gegevens 2014. Rotterdam: Popunie Zuid-Holland, 2013. Popunie Zuid-Holland. Inhoudelijke verslaglegging en kwantitatieve gegevens 2013. Rotterdam: Popunie ZuidHolland, 2014. Provincie Zuid-Holland. Notitie visie GS afbouw cultu urparticipatie. Den Haag: provincie Zuid-Holland, 2011a. Provincie Zuid-Holland. Erfenis, erfgoed en erfgoud. Be leid svisie cultureel erfgoed 2013-2016. Den Haag: provincie Zuid-Holland, 2011b. Provincie Zuid-Holland. Voortgangsrapportage 'Bezuinigen op subsidies.' Den Haag: Provincie Zuid-Holland, 2012a. Provinci e Zuid-Holland. Subsidieaanvraag cultuurnetwerkers Zuid-Holland. Den Haag: Provinci e Zuid-Holland, 2012b. Stichting Educatieve Orkest Projecten (SEOP). Activiteitenplan 2013. Den Haag: SEOP, 2012a. Stichting Educatieve Orkest Projecten (SEOP). Begroting 2013. Den Haag: SEOP, 2012b. Stichting Educatieve Orkest Projecten (SEOP ). Activiteitenplan 2014. Den Haag: SEOP, 2013. Informatie aangeleverd door Jeugdtheaterhuis, Kunstgebouw, Popuni e en SEOP.
Websites cape lleaan den ij ssel. nl
gemeente Ca pelle aan den IJssel
gorinchem.n I
gemeente Gorinch em
kun stgebo uw.nl
Kunstgebouw
maassluis.nl
gemeente Maassluis
M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
-..,...ijlage 1 Overzicht doelstellingen Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit De vier hoofddoelstellingen van de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) zijn: • versterking van de ontwikkeling, verdieping en vernieuwing van het curriculum voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie teneinde doorgaande leerlijnen te realiseren door scholen die zich daarmee willen onderscheiden; • vergroting van de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten op het gebied van cultu ured ucatie, i nel u sief vakdocenten en educatief medewerkers; • versterking van de relatie van de school met de lokale culturele en sociale omgeving ten behoeve van kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen; • ontwikkeling en toepassing van een instrumentarium voor het beoordelen van de culturele ontwikkeling van leerlingen. In Zuid-Holland wordt in het kader van de doelstellingen van CMK onder meer ingezet op: • ontwikkelen van een visie op cultuureducatie; • ontwikkeling van cultuureducatieplannen en van cultuureducatieve programma's in aansluiting op kerndoelen, het onderwijsprogramma, waarbij aandacht is voor samenhang tussen verschillende culturele activiteiten en de plaats van cultuur in andere vakken; • ontwikkelen van fysieke netwerken van onderwijs en culturele instellingen en bijeenkomsten organiseren waar de kennis over cultuureducatie gedeeld wordt; • ontwikkelen van een netwerk van ICC'ers en combinatiefunctionarissen die zorgdragen voor een natuurlijke verbinding van cultuureducatie met het onderwijs; • opzetten van digitale netwerken waarin educatief aanbod bijeengebracht en ontsloten wordt; • programma's gericht op deskundigheidsbevordering van leerkrachten, ICC'ers en medewerkers van culturele instellingen, onder meer door cursussen en workshops.
M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers - Tym paa n Inst ituut - i nfo@tym paa n.n l
- ---ijlage 2 Overzicht respondenten Provinciale cultuurinstellingen algemeen en cultuurnetwerkers: • mevrouw E. Batenburg, gemeente Gorinchem • mevrouw I. van Breda, Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland • mevrouw S. Beunke, Bureau Drechtsteden • mevrouw I. Dijkgraaf-Valburg, Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland • mevrouw M. Gersie, Kunstgebouw • mevrouw E. Gouwens, gemeente Binnenmaas • mevrouw V. Leenhouts, gemeente Pijnacker-Nootdorp • mevrouw H. Muntslag, Sport en evenementen Haaglanden • mevrouw A. Overwater, gemeente Goeree-Overflakkee • mevrouw N. van der Wielen, gemeente Hellevoetsluis Specifiek over Jeugdtheaterhuis: • mevrouw A. van Dijk, gemeente Capelle aan den IJssel • mevrouw E. Extra, gemeente Alphen aan den Rijn • de heer R. Mank, gemeente Maassluis • de heer E. van der Spek, gemeente Gouda • mevrouw B. Voskamp-Korbee, gemeente Leiden
M onitor ba si si nfra st ru ctuur en cultuu r netwerkers · Tym paa n Inst ituut · i nfo@tym paa n.n l
bezoekadres Anna van Saksenlaan 51 2593 HW Den Haag
het begint bij de basis monitor basisinfrastructuur cultuurparticipatie en cultuurnetwerkers
postadres Postbus 93010 2509 AA Den Haag
nummer: 0646 prijs: € 8,90
contact www.tympaan.nl info@tympaan .nl @tympaan_inst 070 3371000
deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door steun van de provincie Zuid-Holland
Oplegnotitie Werkbedrijf 1.
Onderwerp
2.
Regionaal belang
3.
Behandelschema:
4.
Marktbewerkingsplan Werkbedrijf Holland Rijnland 2016 De samenwerkende partijen in het Werkbedrijf Holland Rijnland streven naar een inclusieve arbeidsmarkt. Datum: Datum: Datum: Adviserend Besluitvormend Informerend
Coordinatoren WSP
27-1-2016
MT
3-2-2016
Bestuurlijk Overleg werk Advies
10-2-2016 1. Akkoord te gaan met het marktbewerkingsplan 2016 en de hierin opgenomen bestuurlijke uitgangspunten. 2. Akkoord te gaan met de uitvoering en nadere uitwerking van projecten in het marktbewerkingsplan 2016: 2.1 Vraag en aanbod - Banenmarkten 2.2 Sectorbenadering onderwijs 2.3 Sectorbenadering zorg 2.4 Sectorbenadering transport en logistiek 2.5 Sectorbenadering overheid 2.6 PPS-constructie: kansen bij de uitzendbranche 2.7 Communicatie 2.8 Inzicht kandidaten- en vacaturebestand 2.9 Inzet werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging 2.10 Heldere beleidskeuzes 2.11 Social Return
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Nvt
7.
Essentie van het voorstel
8.
Financiële gevolgen
Het Werkbedrijf stelt een marktbewerkingsplan op, over zowel de vraagzijde (werkgevers) als aanbodzijde (werkzoekenden) van de arbeidsmarktregio. In het plan komt tot uitdrukking welke afspraken gemaakt worden over de bemiddeling van de werkzoekenden op de (te creëren) banen. Dit is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle deelnemers binnen het regionale Werkbedrijf. De scope van het Werkbedrijf Holland Rijnland ligt op de langere termijn bij de brede doelgroep werkzoekenden, de prioriteit ligt bij de doelgroep voor de banenafspraak. Dekking binnen meerjarenbegroting Werkbedrijf 2016-2017
1
9.
Bestaand Kader
12 december 2014: opzet notitie Werkbedrijf Holland Rijnland 16 maart 2015: marktbewerkingsplan 2015 Eerdere besluitvorming: Op 21 oktober 2015 is het Bestuurlijk Overleg Werk akkoord gegaan met de aanpak tot het komen van een beleidsmatig en kwalitatief marktbewerkingsplan 2016. Op 9 december 2015 is de tussenstand van het marktbewerkingsplan 2016 behandeld door het Bestuurlijk Overleg Werk en het MT Werkgeversdienstverlening.
2
Adviesnota Bestuurlijk Overleg Werk Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Bestuurlijk Overleg Werk 10 februari 2016 Holland Rijnland
Onderwerp: Marktbewerkingsplan Werkbedrijf Holland Rijnland
Beslispunten: 1. Akkoord te gaan met het marktbewerkingsplan 2016 en de hierin opgenomen bestuurlijke uitgangspunten. 2. Akkoord te gaan met de uitvoering en nadere uitwerking van projecten in het marktbewerkingsplan 2016: 2.1 Vraag en aanbod - Banenmarkten 2.2 Sectorbenadering onderwijs 2.3 Sectorbenadering zorg 2.4 Sectorbenadering transport en logistiek 2.5 Sectorbenadering overheid 2.6 PPS-constructie: kansen bij de uitzendbranche 2.7 Communicatie 2.8 Inzicht kandidaten- en vacaturebestand 2.9 Inzet werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging 2.10 Heldere beleidskeuzes 2.11 Social Return Achtergrond Begin 2015 is door het Werkbedrijf het marktbewerkingsplan 2015 opgesteld. Dit plan betreft een overkoepelende regionale notitie met een uitwerking per subregio. Half 2015 is geconstateerd dat dit marktbewerkingsplan nog onvoldoende invulling geeft aan de noodzakelijke regionale afspraken rond de eenduidige werkgeversbenadering en het inzicht in het werknemersbestand. Een slagvaardige realisatie van de banen uit de banenafspraak kwam moeizaam van de grond en er is dan ook ingezet op een groeimodel. In 2015 is op basis van het marktbewerkingsplan invulling gegeven aan het opstellen van een gezamenlijke communicatieaanpak met één website voor werkgevers; het verbeteren van de eenduidige werkgeversbenadering; en het verhogen van de transparantie van het werkzoekendenbestand. Inleiding In voorliggend marktbewerkingsplan 2016 wordt hier een vervolg aan gegeven. Daarbij blijft van belang dat veel activiteiten lokaal of subregionaal uitgevoerd worden en in het marktbewerkingsplan nadrukkelijk gezocht is naar de gezamenlijke activiteiten die voor de hele regio Holland Rijnland aan de orde zijn. De missie voor het Werkbedrijf zoals geformuleerd in het marktbewerkingsplan 2015 blijft onverminderd van belang: De arbeidsmarktpartijen in Holland Rijnland werken samen om de klant werkgever en werkzoekende zo optimaal mogelijk te bedienen met als doel te komen tot een meer inclusieve arbeidsmarkt, waarbij zo min mogelijk werkzoekenden langs de kant staan. Om aan deze missie invulling te geven zijn in het marktbewerkingsplan 2016 de volgende bestuurlijke uitgangspunten geformuleerd: Het bevorderen van een inclusieve arbeidsmarkt in de regio Holland Rijnland. Het doel is dat alle doelgroepen van UWV en gemeenten participeren op de arbeidsmarkt. Prioriteit ligt bij de realisatie van de banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking.
3
Uitvoering geven aan actieve en eenduidige werkgeversbenadering. Er ligt een taak voor het bestuur en de uitvoering om hier invulling aan te geven. Het gaat om onder meer gezamenlijk accountmanagement. Het aanbieden van een gezamenlijk basispakket met (re-integratie)-instrumenten dat voor de hele regio geldt. Hiervoor harmoniseren we de diverse regelgevingen en maken we afspraken over het aanbieden van de instrumenten van UWV en gemeenten. Het inzichtelijk maken van het kandidaten- en vacaturebestand. Hiervoor gebruiken we de mogelijkheden van Sonar/WBS. Het vaststellen en uitvoeren van een communicatie- en marketingplan. Dit plan voorziet in duidelijke, heldere en actuele informatievoorziening naar alle arbeidsmarktpartijen in de regio.
Het marktbewerkingsplan Holland Rijnland richt zich op de regionale activiteiten ten behoeve van het realiseren van matches tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Hier ligt een analyse van de vraag en aanbodzijde aan ten grondslag, te weten de Regio in Beeld analyse van UWV. De coördinatoren van de drie subregionale werkgeversservicepunten en UWV hebben de gezamenlijk projecten op basis van de analyse en vanuit de bestuurlijke uitgangspunten geformuleerd. De projecten richten zich op het creëren van meerwaarde voor de subregionale uitvoering via regionale activiteiten. Dit gebeurt zowel vanuit het delen van kennis, het bundelen van organisatiekracht en het inzetten op de gezamenlijke werkgeversbenadering. Doelstelling 2016 Prioriteit voor de samenwerking ligt bij het realiseren van de banen uit de banenafspraak. De indicatieve taakstelling voor de arbeidsmarktregio Holland Rijnland is 620 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting 2013, waarvan 220 bij de overheidssector en 400 bij de marktsector. Hierbij ligt de focus op het realiseren van plaatsingen voor de doelgroep van de banenafspraak en wordt er specifiek aandacht gegeven aan de scholieren van de Pro/VSOscholen die uitstroom na hun laatste schooljaar. Hiernaast kennen de gemeenten en het UWV eigen doelstellingen voor uitstroom van de brede doelgroep van werkzoekenden (waaronder WW, Participatiewet en specifieke inzet op jongeren en 50+). Beoogd effect Het realiseren van gezamenlijk projecten en de lokale of subregionale uitvoering daarvan om meer mensen, ook met een arbeidsbeperking, aan het werk te krijgen. Argumenten 1.1
De bestuurlijke uitgangspunten geven het kader voor de samenwerking in het Werkbedrijf Holland Rijnland. De bestuurlijke uitgangspunten zijn niet eerder op deze wijze gemarkeerd. Een helder bestuurlijk kader geeft richting aan de wijze waarop de samenwerking tot uitvoering komt. De samenwerkende partijen in het Werkbedrijf, gemeenten, UWV, werknemers- en werkgeversvertegenwoordiging, onderschrijven daarmee het belang van de samenwerking in het bereiken van de missie van het Werkbedrijf. De activiteiten die binnen de netwerkorganisatie plaatsvinden worden aan de kaders gekoppeld: zo ook de projecten in het marktbewerkingsplan. 2.1 De gezamenlijke projecten vormen het regionale plan van aanpak Het 1-op-1 matchen van een kandidaat werkzoekende op een beschikbare baan wordt gerealiseerd door de uitvoerende organisaties, via subregionale werkgeversservicepunten en het UWV. Het komen tot meer banen voor werkzoekenden, specifiek arbeidsbeperkten, is zowel regionaal als subregionaal aan de orde. Werkgeversgerichte activiteiten zoals banenmarkten dienen het aantal matches te vergroten. Hierbij wordt gezocht naar eenduidigheid, waaronder het concentreren van grotere banenmarkten in de regio tot 2 per jaar, georganiseerd in samenwerking. Daarnaast blijft ruimte voor subregionale thematische
4
events; branchegerichte speeddates of lokale initiatieven in samenwerking met ondernemersvereniging. Voor sommige sectoren wordt gekozen tot een regionale aanpak, waar vervolgens weer lokaal of subregionaal de vruchten van geplukt worden. Zeker wat betreft de sectoren transport en zorg is een regionaal afgestemde aanpak wenselijk. Voor de banenafspraken geldt een scheiding in taakstelling voor de marktsector en de overheidssector. Gemeenten hebben hierin als overheid een voorbeeldfunctie te vervullen. Ook zijn zij voor andere overheden gesprekspartner (zoals onderwijs) of bestuurder (diverse gemeenschappelijke regelingen). In 2016 zal via deze lijnen de realisatie van de banenafspraken bij publieke werkgevers aan de orde komen. Daarmee wordt voortgebouwd op de bijeenkomst voor publieke werkgevers die op 26 november 2015 heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk dragen de bestuurlijke afspraken bij aan de concrete invulling van banen door het werkgeversservicepunt. Daar waar activiteiten plaatsvinden om werkgevers te bedienen in het vervullen van hun vacatures of het realiseren van hun doelstellingen van banen voor de banenafspraken is het inzichtelijk hebben van het aanbod van kandidaten van belang. In het tweede half jaar van 2015 is deelgenomen aan de pilot Transparantie van het werkzoekendenbestand. Hiermee is de basis gelegd voor het in beeld hebben van de doelgroep. Er is een basis gelegd voor het benutten van de functionaliteiten van UWV Portaal applicaties (Stekker4: Sonar, wbs, werk.nl). In 2016 gaat dit verder via een regionaal vervolgproject. Dit draagt bij aan het kennen van de doelgroep en het aanbodgericht te kunnen werven van banen. 2.2 Een regionale communicatieaanpak ondersteunt de uitvoering van projecten In november 2015 is de regionale communicatieaanpak opgesteld. Onderdeel hiervan was allereerst de realisatie van de website www.wsphollandrijnland.nl en daarnaast het zorgen voor één gezicht naar buiten. Gekozen is voor het hanteren van WSP Holland Rijnland als gezamenlijke uitstraling, met bijbehorend logo. Naast deze middelen wordt een communicatielijn uitgestippeld, waarmee meer bekendheid en het vergroten van de contacten met werkgevers voorop staan. Het betreft eenduidige informatie en communicatiemiddelen zoals factsheets; inspirerende filmpjes en presentaties; bijdragen aan het (ambassadeurs)netwerk. Kanttekeningen 2.1 Het marktbewerkingsplan is een vervolgstap in het groeimodel Werkbedrijf In 2015 is toegewerkt naar het creëren van meer samenhang in de samenwerking en het formuleren van de gezamenlijke doelstellingen van het Werkbedrijf. Dat begint nader vorm te krijgen, zowel in het formuleren van gezamenlijk inhoudelijke activiteiten als het vergroten van de organisatorische samenwerking: toewerken naar een gezamenlijk transparant werkzoekendenbestand of het verdelen van werkgeversaccounts zijn daar voorbeelden van. De projecten in dit plan zijn in gezamenlijkheid geformuleerd, de uitvoering en concretisering vindt nog plaats. Vanaf begin januari worden daar de gesprekken over gevoerd. Zowel bij het Bestuurlijk Overleg Werk als het MT Werkgeversdienstverlening komt de ontwikkeling van het groeimodel Werkbedrijf structureel terug op de agenda. De ondersteunende en inhoudelijke projecten in het Marktbewerkingsplan 2016 dragen hieraan bij. 2.2 Het gezamenlijk resultaat is leidend voor de samenwerking De doelstelling voor 2016, 620 banen uit de banenafspraak, is helder geformuleerd. Daar dienen alle afzonderlijk partijen aan bij te dragen. Het is van belang dat met elkaar gedeeld wordt hoever de toeleiding van kandidaten naar werk is. Hiervoor zullen heldere monitoringsgegevens beschikbaar gesteld moeten worden. 2.3 Per kwartaal worden monitoringsgegevens aangeleverd Voor het inzicht in het bereiken van de taakstelling Banenafspraak wordt door de gemeenten en het UWV inzicht gegeven in de gerealiseerde plaatsingen. Deze regionale monitoring wordt gebruikt voor het volgen van de voortgang. Indien nodig kunnen activiteiten worden
5
bijgesteld of geïntensiveerd. Landelijk zal elk kwartaal een trendrapportage worden verstrekt door UWV, wat inzicht geef in de voortgang van de realisatie van de banenafspraken.
6
versie 27 januari 2016
Marktbewerkingsplan Holland Rijnland 2016
1
versie 27 januari 2016
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1.1
Ambitie .................................................................................................................................... 3
1.2
Werkwijze en leeswijzer .......................................................................................................... 4
Opgave arbeidsmarktregio Holland Rijnland .................................................................................. 4 2.1
Doelstellingen subregio ........................................................................................................... 5
2.2
Doelgroep Banenafspraak ....................................................................................................... 6
2.3
Pro/VSO schoolverlaters .......................................................................................................... 7
Gezamenlijke projecten marktbewerking WSP Holland Rijnland ................................................... 7 3.1 1.
Vraag en aanbod ‐ Banenmarkten .......................................................................................... 7
2.
Sectorbenadering onderwijs ................................................................................................... 8
3.
Sectorbenadering zorg ............................................................................................................ 8
4.
Sectorbenadering transport en logistiek ................................................................................. 9
5.
Sectorbenadering overheid ..................................................................................................... 9
6.
PPS‐constructie: kansen bij de uitzendbranche ...................................................................... 9
7.
Communicatie ....................................................................................................................... 10
3.2
Benodigde activiteiten voor succesvolle projectresultaten ................................................... 11
8.
Inzicht kandidaten‐ en vacaturebestand ............................................................................... 11
9.
Inzet werkgevers‐ en werknemersvertegenwoordiging ....................................................... 11
10.
Heldere beleidskeuzes ....................................................................................................... 11
11.
Social Return ...................................................................................................................... 11
3.3 4.
Projecten .................................................................................................................................. 7
Monitoring ............................................................................................................................. 12
Arbeidsmarktanalyse Holland Rijnland ......................................................................................... 12 4.1
Vraagzijde arbeidsmarkt ....................................................................................................... 13
4.2
Aanbodzijde arbeidsmarkt .................................................................................................... 13
4.3
Uitdagingen en kansen arbeidsmarkt Holland Rijnland ........................................................ 14
2
versie 27 januari 2016
1. Inleiding Sinds 2014 kent de arbeidsmarktregio Holland Rijnland een Werkbedrijf: een licht bestuurlijk netwerk waarin samengewerkt wordt aan het doel te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Het Werkbedrijf vindt zijn oorsprong in het Sociaal Akkoord (april 2013), waarin de Werkkamer1 onder meer afspraken heeft gemaakt over het realiseren van meer banen voor mensen met een arbeidsbeperking. In 2026 zullen er landelijk 125.000 extra banen gerealiseerd moeten zijn voor deze doelgroep. Deze Banenafspraak vraagt aan de samenwerkingspartners in het Werkbedrijf2 om een inspanning te leveren in het matchen van vraag en aanbod: werkgevers met vacatures en werkzoekenden aan een baan. De matching van vraag en aanbod is afhankelijk van vele factoren, zoals de beschikbaarheid van vacatures waar arbeidspotentieel voor aanwezig is enerzijds en anderzijds werkzoekenden met een profiel dat aansluit op de vraag van werkgevers. (Sub)regionale economische programma’s, zoals Economie71 in de Leidse Regio en Katwijk of Groene Hart Werkt voor de Rijnstreek (en Gouda‐ Woerden), richten zich op het behouden van een aantrekkelijke regio, óók voor organisaties, ondernemers en bedrijven die hier willen en kunnen investeren. Dit dient bij te dragen aan de werkgelegenheid, zowel binnen het expertisegebied van (nieuw) aangetrokken organisaties, als werk dat daarvoor nodig is in ondersteunende zin (zakelijke dienstverlening, schoonmaak, catering e.d.). Veel mensen vinden zonder veel ondersteuning zelfstandig de werkplek die bij hen past, zeker in economisch gunstige tijden. Dat is de afgelopen jaren niet altijd het geval geweest, maar inmiddels is er wel degelijk groei: de arbeidsmarkt begint aan te trekken. Het aantal vacatures stijgt, ook in onze regio. Wel is sprake van een ruime arbeidsmarkt: meer aanbod dan vraag. Er is vervangingsvraag door vertrek van oudere werknemers, maar is ook verdringing door hoger gekwalificeerden op lager gekwalificeerd werk. In de regio Holland Rijnland staan helaas nog altijd veel mensen aan de kant, waaronder ook zeker veel mensen met een arbeidsbeperking. Het Werkbedrijf ondersteunt deze werkzoekenden op weg naar werk en spant zich in om zowel vraag als aanbod dichter bij elkaar te brengen. Voor mensen met een arbeidsbeperking is steeds vaker aanbodgerichte bemiddeling aan de orde: dat wat iemand kan is leidend voor het vervullen van een functie bij een werkgever. Met dit marktbewerkingsplan geeft het Werkbedrijf Holland Rijnland invulling aan deze opdracht.
1.1 Ambitie De basis voor het marktbewerkingsplan 2016 ligt in het plan van 2015. Dat plan is opgesteld als groeimodel. De missie voor het Werkbedrijf blijft onverminderd van belang: De arbeidsmarktpartijen in Holland Rijnland werken samen om de klant werkgever en werkzoekende zo optimaal mogelijk te bedienen met als doel te komen tot een meer inclusieve arbeidsmarkt, waarbij zo min mogelijk werkzoekenden langs de kant staan. Het Bestuurlijk Overleg Werk heeft aangegeven om voor 2016 meer concrete invulling te geven aan de noodzakelijke regionale afspraken rond de uitwerking van deze missie. Daarvoor zijn de volgende bestuurlijke uitgangspunten van het Werkbedrijf leidend: Het bevorderen van een inclusieve arbeidsmarkt in de regio Holland Rijnland. Het doel is dat alle doelgroepen van UWV en gemeenten participeren op de arbeidsmarkt. 1
De Werkkamer is een samenwerkingsverband de Stichting voor de Arbeid en de VNG. Met het instellen van De Werkkamer wordt beoogd het onderlinge overleg en de samenwerking te intensiveren. Daarbij gaat het vooral om de verbinding te leggen tussen landelijk, sectoraal en regionaal arbeidsmarktbeleid. In eerste instantie ligt de focus bij het realiseren van de banen uit de banenafspraak. 2 De samenwerkingspartners in het Werkbedrijf Holland Rijnland: alle gemeenten in de regio, UWV, VNO/NCW, AWVN en FNV. Zij zijn de ‘we’ in het marktbewerkingsplan. Op uitvoeringsniveau wordt samengewerkt tussen de sociale diensten, UWV en sw‐bedrijven. De regio kent drie subregio’s, waarin werkgeversservicepunten zijn ingericht: Leidse regio, Duin‐ en Bollenstreek, Rijnstreek.
3
versie 27 januari 2016 Prioriteit ligt bij de realisatie van de banenafspraak voor mensen met een arbeidsbeperking Uitvoering geven aan actieve en eenduidige werkgeversbenadering. Er ligt een taak voor het bestuur en de uitvoering om hier invulling aan te geven. Het gaat om onder meer gezamenlijk accountmanagement. Het aanbieden van een gezamenlijk basispakket met (re‐integratie‐)instrumenten dat voor de hele regio geldt. Hiervoor harmoniseren we de diverse regelgevingen en maken we afspraken over het aanbieden van de instrumenten van UWV en gemeenten. Het inzichtelijk maken van het kandidaten‐ en vacaturebestand. Hiervoor gebruiken we de mogelijkheden van Sonar/WBS. Het vaststellen en uitvoeren van een communicatie‐ en marketingplan. Dit plan voorziet in duidelijke, heldere en actuele informatievoorziening naar alle arbeidsmarktpartijen in de regio. Het marktbewerkingsplan 2016 gaat over wat de deelnemende partijen gezamenlijk willen bereiken in 2016 en welke activiteiten daarvoor nodig zijn, binnen deze bestuurlijke uitgangspunten. Uiteraard vinden activiteiten in de subregio’s plaats om werkgevers en werkzoekenden te verbinden en plaatsingen te realiseren, naast de regionale activiteiten. In het marktbewerkingsplan stellen we de regionale kaders op, om meerwaarde voor de uitvoering te creëren. Van belang is dat we daarbij wel gelijk op willen trekken. De gezamenlijke projecten staan opgenomen in paragraaf 3.
1.2 Werkwijze en leeswijzer Het marktbewerkingsplan 2016 geef antwoord op de centrale vraag: Hoe kunnen we gezamenlijk de werkgeversbenadering in Holland Rijnland inrichten om meer plaatsingen te realiseren voor werkzoekenden in de regio, in het bijzonder de doelgroep arbeidsbeperkten voor de banenafspraak? In de tweede paragraaf is de opgave voor de Banenafspraak in de regio Holland Rijnland nader geduid. Hier ligt de prioriteit als het gaat om de marktbewerking voor de specifieke doelgroep arbeidsbeperkten. Met deze doelstelling in het achterhoofd zijn in samenspraak met de coördinatoren van de werkgeversservicepunten (subregio’s en UWV) de gezamenlijke activiteiten voor 2016 geformuleerd, in lijn met de uitgangspunten van het Werkbedrijf. De projecten staan omschreven in paragraaf 3. De inzet op deze activiteiten komt voort uit de analyse van de kansen op de arbeidsmarkt, waarvan in paragraaf 4 een samenvatting is opgenomen. Het UWV geeft in de jaarlijkse uitgave Regio in Beeld de actuele arbeidsmarktinformatie van Holland Rijnland. De analyse van Regio in Beeld 2015 geeft daarmee de actuele aanleiding voor verdere afspraken over regionale activiteiten en subregionale uitwerkingen. Regio in Beeld geeft voor de vraagkant een kijk op de sectorale ontwikkelingen en de invloed op de werkgelegenheid. Het toont wat de tendensen zijn in het ontstaan en vervullen van vacatures. Ook geeft het een beeld van hoe de aanbodzijde op de arbeidsmarkt in deze regio er uit ziet.
2. Opgave arbeidsmarktregio Holland Rijnland Landelijk is in het Sociaal Akkoord afgesproken dat werkgevers in de marktsector en de overheidssector zich vanaf 2014 tot 2026 garant stellen voor in totaal 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking. De opgave voor Holland Rijnland is als volgt verdeeld over de komende jaren:3 3
Uit: Opzet werkbedrijf Holland Rijnland, vastgesteld door het PHO Sociale Agenda op 12 december 2014.
4
versie 27 januari 2016 Landelijke verdeling (oplopende aantallen) Banenafspraak Sociaal Akkoord (oplopende aantallen) Jaar Markt Overheid Totaal 2015 6.000 3.000 9.000 2016 14.000 6.500 20.500 2017 23.000 10.000 33.000 2018 31.000 12.500 43.500 2019 40.000 15.000 55.000 2020 50.000 17.500 67.500 2021 60.000 20.000 80.000 2022 70.000 22.500 92.500 2023 80.000 25.000 105.000 2024 90.000 25.000 115.000 2025 100.000 25.000 125.000 Totaal 100.000 25.000 125.000
Voor Holland Rijnland moeten eind 2016 620 extra banen gerealiseerd zijn als indicatie voor het aandeel in de landelijke taakstelling. Eind 2015 waren ### aantal banen gerealiseerd. Banenafspraak Holland Rijnland Jaar Markt Overheid Totaal t/m 2016 400 220 620 Aandeel Holland Rijnland t/m 2016 2,86% 3,38% 3,02% Extrapolatie HR t/m 2025 2857 846 3703
De inspanningen van de gemeenten en het UWV zijn gericht op het plaatsen en het bemiddelen van kandidaten: de instroom in de banen. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de banen en het uiteindelijk behalen van de taakstelling. Het aantal geplaatste kandidaten van gemeenten en UWV geeft een indicatie van de realisatie, echter geeft dit geen volledig beeld van de daadwerkelijke realisatie van de banenafspraken. Hiervoor wordt een berekening gemaakt van de stijging van het aantal banen ten opzichte van de nulmeting, waarin naast de instroom ook de uitstroom een rol speelt. Voor de berekening geldt dat één baan gelijk staat aan 25,5 verloonde uren per week. De realisatie wordt op landelijk niveau gevolgd, vanaf 2016 wordt per kwartaal een indicatieve trendrapportage door het UWV afgegeven, waarin de stand van zaken per arbeidsmarktregio terug te vinden is.
2.1 Doelstellingen subregio Binnen de gezamenlijke afspraken in het Werkbedrijf zetten de deelnemende partijen zich in voor het behalen van de regionale indicatieve taakstelling van 620 banen in 2016. Met het verwachte resultaat 2015, 273 banen, dienen in 2016 daar nog 347 extra banen bij te komen. Onderstaande tabel geeft op basis van het aantal inwoners de indicatieve verdeling per subregio weer. Indicatie veredeling extra banen per subregio op grond van aandeel beroepsbevolking Indicatief aantal extra banen per regio aandeel banen (*) Duin Bollenstreek 34,50% Leidse regio 35,50% Rijnstreek 30,00% Aandeel totaal 100,00% (*) aandeel banen op basis CBS cijfers
2015 94 97 82
2016 214 220 186
273
2017 343 354 299
620
2018 452 465 393 996
1310
Struc 3703
Daarbij gelden de volgende aanvullende prestaties als het gaat om de bredere dienstverlening van gemeenten en UWV. Dit is niet voor elke subregio gekwantificeerd. UWV UWV heeft de hele arbeidsmarktregio als werkgebied en sluit aan bij de subregionale activiteiten. Daarbij heeft UWV de volgende doelstellingen te realiseren. Dit betekent dat UWV ongeveer 2/3 van de plaatsingen zal realiseren ten behoeve van de banen uit de banenafspraak. 5
versie 27 januari 2016 604 Vacaturevervullingen (klanten >3 maanden werkloos, waarvan er 278 uit de doelgroep 50+) 24 Vacaturevervullingen met wia/wga klanten 233 Wajong uitstroom naar dienstverband (waarvan 100 via WGSP op vacature) 150 Vacaturevervullingen (klanten <3 maanden werkloos) Leidse Regio De Leidse regio (gemeenten + UWV) heeft van het totaal minimaal 220 banen uit de banenafspraak te realiseren in 2016. Daarnaast geldt dat voor de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude geldt dat 40% van de instroom vanuit Participatiewet via DZB succesvol geplaatst wordt. Daarbij zijn de volgende afspraken gemaakt. 30 Dienstverband banenafspraak: Beschut werk nieuw: 15 Voor Oegstgeest geldt dat van de 100 deelnemers aan een intensief begeleidingstraject 30% na afloop is uitgestroomd naar werk (regulier, gesubsidieerd of vrijwillig). Daarnaast is 10% van de 250 personen waarvoor een individueel traject is uitgestippeld, uitgestroomd naar werk of ziet af van een uitkering. Er zijn eind 2016 4 garantiebanen gerealiseerd. Rijnstreek Rijnstreek (gemeenten + UWV) heeft van het totaal minimaal 186 banen uit de banenafspraak te realiseren in 2016. Voor de verdere uitstroom realisatie hebben de gemeenten geen specifieke targets benoemd. In het algemeen geldt een hoge inzet op de uitstroom Participatiewet. Bollenstreek Duin‐ en Bollenstreek (gemeenten + UWV) heeft van het totaal minimaal 214 banen uit de banenafspraak te realiseren in 2016. De ISD Bollenstreek zet in op het realiseren van een zo hoog mogelijke uitstroom uit de Participatiewet. Daarnaast is afgesproken: ‐ Banenafspraak banen: 14 ‐ Beschut werk: nog geen besluitvorming Per 1 juli zal het Servicepunt Werk de bemiddelings‐ en re‐integratietaken van alle ISD‐gemeenten en Katwijk uitvoeren.
2.2 Doelgroep Banenafspraak Tot de doelgroep voor de banenafspraak behoren de volgende personen in ieder geval: 1. Mensen die onder de Participatiewet vallen en die geen wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. 2. Mensen met een Wsw‐indicatie. 3. Wajongers met arbeidsvermogen. 4. Mensen met een Wiw‐baan of ID‐baan. De sociale partners en de gemeenten hebben afgesproken dat mensen op de Wsw‐wachtlijst en Wajongers de eerste jaren voorrang krijgen bij het plaatsen op een baan. De mensen uit de doelgroep komen in het doelgroepregister te staan. Het UWV (landelijk) beheert dit register. De mensen in de Wajong, mensen met een Wsw‐indicatie en de mensen met een Wiw en ID‐baan zijn in één keer opgenomen in het doelgroepregister. De mensen uit de Participatiewet komen in het register als op aanvraag door het UWV beoordeeld is dat zij tot de doelgroep horen. Leerlingen afkomstig van Pro/VSO scholen en entree‐opleidingen bij mbo‐instellingen horen niet automatisch tot de doelgroep. Voor hen geldt dat ze zich rechtstreeks bij het UWV kunnen aanmelden voor een beoordeling arbeidsvermogen. Leerlingen die in het schooljaar 2014‐2015 Pro/VSO‐scholen hebben verlaten, zijn tijdelijk opgenomen in het doelgroepregister en worden later door het UWV beoordeeld. Als op basis van de beoordeling van het UWV blijkt dat deze persoon tot 6
versie 27 januari 2016 de doelgroep behoort, wordt de betreffende persoon definitief opgenomen in het doelgroepregister. Eind 2015 heeft de staatssecretaris aangekondigd voor de VSO‐schoolverlaters te willen bewerkstelligen dat zij zonder beoordeling definitief in het doelgroepregister kunnen worden opgenomen.
2.3 Pro/VSO schoolverlaters In deze regio zal specifiek aandacht worden besteed aan arbeidstoeleiding van schoolverlaters Pro/VSO‐scholen. Deze schoolverlaters worden geconfronteerd met de consequenties van alle drie de decentralisaties. In Holland Rijnland is een werkgroep Pro/VSO gestart die tot doel heeft praktische afspraken te maken, zodat de groep schoolverlaters goede ondersteuning krijgt. Deze afspraken bouwen voort op het ESF programma Sociale Innovatie. In dit programma is ingezet om arbeidstoeleiding te optimaliseren door gerichtere en intensievere stagebegeleiding. Het realiseren van doorlopende lijnen van scholen naar de arbeidsmarkt dient ertoe dat zoveel mogelijk leerlingen naar de arbeidsmarkt uit kunnen stromen. Voor de gehele groep past de kanttekening, dat de ‘lagere’ niveaus niet in aanmerking komen voor de arbeidsmarkt en eerder zullen zijn aangewezen op een vorm van beschut werk of dagbesteding.
3. Gezamenlijke projecten marktbewerking WSP Holland Rijnland Dit plan van aanpak richt zich op de regionale doelstellingen, waarvoor zowel regionaal als subregionaal uitvoering plaatsvindt. In 2015 is de stap gezet om naar buiten toe één gezicht te zijn: WSP Holland Rijnland als gezamenlijk beeld. De subregionale werkgeversservicepunten koppelen de eigen activiteiten aan de kansen die op regionaal niveau liggen. Onderstaande projecten zijn op basis van de gemeenschappelijke doelstellingen bepaald. Hier ligt de arbeidsmarktanalyse aan ten grondslag, dit is terug te lezen in paragraaf 4.
3.1 Projecten 1. Vraag en aanbod ‐ Banenmarkten Omschrijving Om werkgevers goed te kunnen bedienen in hun behoefte aan personeel is het een must deze op bepaalde momenten met elkaar in contact te brengen via speeddates en banenmarkten. Van oudsher wordt op de tweede donderdag van oktober door het UWV de landelijke banenmarkt georganiseerd, in elke arbeidsmarktregio. Vanuit het verleden is dit gericht op nieuw vast personeel. Bij deze banenmarkt werden in de Leidse regio aan de gemeente gevraagd werkzoekenden uit hun bestanden uit te nodigen. Momenteel worden op meerdere plekken nagenoeg tegelijkertijd banenmarkten georganiseerd. We zien hier dezelfde werkgevers staan (veelal de uitzendbureaus). Naast branche gericht speeddates/banenmarkten is het een wens van veel ondernemers om 1 à 2 maal per jaar een “grote “ banenmarkt te organiseren. Het lijkt een goed plan hierin gezamenlijk op te trekken en tweemaal per jaar een markt te organiseren: in april en in oktober. Het voorstel is deze te laten plaatsvinden in Leiden en in Alphen. Hierbij wordt ook verbinding gezocht bij bestaande initiatieven, zoals de Week van het Werk in Alphen a/d Rijn. Doel Realiseren van directe matches tussen vraag en aanbod en behouden en versterken werkgeversnetwerk. Activiteiten Ontwikkelen activiteitenkalender, regionale planning van (grotere) werkgeversevents. Opstellen gezamenlijke draaiboeken en formats (o.a. voor banenmarkt, events, speeddates). 7
versie 27 januari 2016 Het daadwerkelijk organiseren van de gemeenschappelijke activiteiten, twee grote banenmarkten en één themamarkt. 2. Sectorbenadering onderwijs Omschrijving Dit project betreft de regionale versterking van communicatie met en benadering van het onderwijs. Hogeschool Leiden en Universiteit Leiden hebben concrete doelstellingen geformuleerd en zijn aan de slag gegaan met de banenafspraken, waarin zij door gemeenten en UWV worden ondersteund. Niettemin loopt de publieke sector landelijk gezien nog achter ten aanzien van de taakstelling Banenafspraken. Met name voor het primair en voortgezet onderwijs stellen we een aanpak voor die regionaal wordt aangejaagd. Daarbij is ook voor gemeentelijke bestuurders een rol weggelegd: zij kunnen in de overleggen met de schoolbesturen of het OOGO het onderwerp Banenafspraken agenderen, waarmee de uitvoering vervolgens aan de slag gaat. De contacten met het onderwijs zijn over het algemeen lokaal/subregionaal. Wel zijn scholen vaak op dezelfde manier georganiseerd en kunnen we vanuit arbeidsmarktregio meerwaarde creëren door een gezamenlijk regionaal script te maken en functieprofielen te delen. Doel Banen voor de banenafspraak creëren/ophalen bij onderwijsinstellingen, zoals: ‐ onderwijsassistenten ‐ conciërges/facilitair medewerkers ‐ administratieve krachten ‐ ict‐ondersteuning Activiteiten Gezamenlijke bestuurlijke agendering via portefeuillehouders Onderwijs en schoolbesturen. Lokale/subregionale uitvoering: functiecreatie, contact met directeuren, concrete acties gericht op scholen. Delen van functieprofielen. Gezamenlijke communicatiemiddelen inzetten, zoals presentatie en informatiefolders. 3. Sectorbenadering zorg Omschrijving De zorg biedt veel werkgelegenheid in de regio Holland Rijnland, waar al een aantal jaar in het kader van marktbewerking op ingespeeld wordt. Binnen deze branche is een samenwerking opgezet die we willen uitbreiden en intensiveren in 2016. In veel gevallen kennen de bedrijven uit deze branche dezelfde soort uitdagingen op de arbeidsmarkt. Afgelopen jaren hebben DZB en UWV de “zorgtafel” geïnitieerd, in 2016 zal dit worden uitgebreid met zorgpartners uit de hele regio. Een plek waar partijen met elkaar in deze regio afspraken maken over het werven en opleiden van nieuwe medewerkers. Doelstellingen werkgevers zorg Diverse werkgevers in de sector zorg hebben de landelijke taakstelling banenafspraken door vertaald naar hun organisaties. Ipse de Bruggen in de Rijnstreek en het LUMC in de Leidse regio hebben bijvoorbeeld concrete aantallen banen voor het komend jaar bepaald. Per subregio gaan het werkgeversservicepunt (gemeentelijk en UWV) met deze partijen aan de slag. Doel Voortzetten en intensiveren van de samenwerking in de zorgbranche via een regionale zorgtafel. Specifiek bedienen van zorgpartijen in het realiseren van hun taakstelling. Activiteiten 8
versie 27 januari 2016
opnieuw inventariseren (nieuwe) zorgpartijen in de regio kwartaal 1 wensen in de branche inventariseren: organiseren van een zorgtafel in kwartaal 1 2016; bespreken thema’s in de zorg. inrichten inhouse vestiging bij in ieder geval het LUMC tbv realisatie 30 banen
4. Sectorbenadering transport en logistiek Omschrijving Dit project gaat om een regionale aanpak van kansen die er liggen binnen de transportwereld. In deze branche is nu en de komende jaren veel vraag naar nieuw personeel (door vergrijzing van de huidige werknemers en stijging van o.a. het (pakketten‐)vervoer). Er is een sectorplan (http://www.soob‐wegvervoer.nl/Home/Sectorplan‐Transport‐Logistiek) waarin mogelijkheden zijn voor het opleiden van chauffeurs, het behalen van de juiste rijbewijzen, via het Mobiliteitscentrum. Personen worden opgeleid zowel als chauffeur maar ook in logistiek. Met name voor doelgroep WW, WWB, zowel 50+ als jongeren, liggen hier kansen. Jongeren kunnen via het sectorplan worden opgeleid. Het sectorinstituut merkt wel op dat gemiddeld 1 op de 100 aanmelders geschikt blijken voor de opleiding. Doel (Opleidings)mogelijkheden in de sector benutten: primair voor WWB/WW en secundair voor de banenafspraak. Het accent komt te liggen bij jongeren. Doelstelling is 1% van de klanten < 27 jaar in een BBL‐traject transport krijgen en 0,1% van oudere doelgroep. Mogelijkheden voor de banenafspraak zijn nog niet in beeld. Activiteiten 1. Organiseren specifieke regionale ‘talentendag’ voor sector transport 2. Regionale mailing verzorgen waarin cliënten wordt gewezen op de mogelijkheden in de transport 5. Sectorbenadering overheid Voor de sector overheid zullen eind 2016 in onze regio 220 extra banen gerealiseerd moeten zijn. Gemeenten in Holland Rijnland hebben aangegeven een voorbeeldfunctie te willen vervullen als het gaat om het zijn van een inclusieve werkgever. De leden van het Bestuurlijk Overleg Werk geven in 2016 invulling aan deze voorbeeldfunctie. Het gaat daarbij om het aanjagen van de extra banen binnen de eigen (overheids)organisatie en het onderwerp agenderen bij hun samenwerkingspartners. Dit gebeurt op projectmatige wijze, ondersteund met informatiemateriaal en met een hieraan gekoppelde follow up via het werkgeversservicepunt Holland Rijnland. 6. PPS‐constructie: kansen bij de uitzendbranche Omschrijving In zakelijke dienstverlening, via de uitzendbranche, komen veel werkzoekenden aan het werk (zie ook analyse Regio in Beeld). Grote organisaties hebben regelmatig behoefte aan (flexibel) personeel en werken dan samen met een preferred uitzendpartner. Indien het volume groot genoeg is (omzet>1mio) is er vaak een uitzendvestiging in het bedrijf gestationeerd; de zogenaamde inhouse vestiging. Zij fungeert als aanspreekpunt voor al het (nieuwe) personeel en nieuwe aanvragen van personeelszaken. We kunnen ons voorstellen dat vragen over inzet van arbeidsgehandicapten in het kader van de Participatiewet ook bij deze vestiging terechtkomen. Wij kunnen daar op inspelen door uitzendbureaus te helpen en daarmee gebruik te maken van hun kanaal. Het realiseren van SROI afspraken kan een reden zijn voor samenwerking, of het nader delen van elkaars expertise en ervaringen. Verdergaande samenwerkingsafspraken richten zich op het delen van kandidatenbestand en bij het invullen van banenafspraak banen. Doel Samenwerking met uitzendbureaus onderzoeken bij inhouse vestigingen ten aanzien van de doelgroep arbeidsbeperkten. Dit leidt ertoe dat het uitzendbureau en WSP Holland Rijnland elkaar 9
versie 27 januari 2016 snel vinden; het uitzendbureau een volledig portfolio heeft, door het WSP aangevuld met kennis over plaatsing van arbeidsgehandicapten; WSP en het uitzendbureau de eigen expertise behouden en elkaar door de samenwerking aanvullen; er effectiever en sneller gewerkt kan worden door uitzendbureau en WSP. Activiteiten Onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden. Hierbij wordt antwoord gegeven op de volgende twee vragen: 1. Wij zien behoefte aan samenwerking met de uitzendbranche op het gebied van het plaatsen van werkzoekende (met of zonder) arbeidsbeperking. Is deze behoefte wederzijds of kan deze behoefte nog ontstaan in het kader van de Participatiewet? 2. Wat zorgt er dan voor dat we de samenwerking zo vormgeven dat mensen uit de doelgroep makkelijker aan het werk worden geholpen, de lijnen kort blijven en de begeleiding goed geregeld wordt? De subregionale werkgeversservicepunten benaderen in het onderzoek 3 inhouse vestigingen. Op basis van de resultaten zal samen met de coördinatoren bepaald worden op welke wijze samenwerking tot stand kan komen. Verwachting is een gemeenschappelijke bijeenkomst te organiseren met werkgevers en uitzendbureaus. 7. Communicatie Omschrijving Voor contacten met werkgevers, maar ook bij de ondernemersnetwerken blijft goede en duidelijke informatie van belang. Veel werkgevers (maar ook inwoners, ouders) weten (te) weinig van de banenafspraak en wat daarbij komt kijken. Het is van belang te benadrukken dat het minder ingewikkeld is, dan het lijkt. Dat is het gewenste ontzorgen. Ondersteuning in centrale communicatie van goede kwaliteit is zeer wenselijk. Doel Vergroten bekendheid WSP Holland Rijnland en daarmee uitbreiden van werkgeverscontacten, realiseren van meer plaatsingen. Ondersteunen van overige projecten met algemene en specifieke communicatiemiddelen. Activiteiten In lijn met het communicatieplan dat is opgesteld bij de website in november 2015 wordt ingezet op de volgende activiteiten: Roadshow langs ondernemersverenigingen of andere events die niet van ondernemersverenigingen afkomstig zijn. Hiervoor planning maken. Ambassadeurs netwerk ontwikkelen van werkgevers Banenmarkten, op basis van thema Ontwikkeling goede propositie: aansprekende voorbeelden Factsheets; bepalen welke onderwerpen + inhoudelijk krachtig op onderwerpen: o Banenafspraak o Instrument functiecreatie o Participatiewet o Algemeen WSP Holland Rijnland
10
versie 27 januari 2016
3.2 Benodigde activiteiten voor succesvolle projectresultaten 8. Inzicht kandidaten‐ en vacaturebestand In 2015 is de pilot Transparantie van het werkzoekendenbestand uitgevoerd. Vanuit het pilotresultaat is geconstateerd dat werken met een gezamenlijk werkzoekendenbestand bevorderlijk is voor het mogelijk maken van matching. Wel is ondersteuning bij de uitvoerende organisaties gewenst. Voor het vacaturebestand is afgesproken dat gebruik gemaakt wordt van WBS, de bestaande afspraken moeten worden herijkt. Op basis van het resultaat van de pilot wordt begin februari 2016 een vervolgproject gestart. Hierbij geldt als uitgangspunt het transparant maken van de bemiddelbare kandidaten die tot de doelgroep arbeidsbeperkten behoren. 9. Inzet werkgevers‐ en werknemersvertegenwoordiging Als partner in het Werkbedrijf is de vertegenwoordiging van en namens werkgevers van groot belang in het creëren van de banen voor de Banenafspraak. Het beter inzetten van deze positie komt op de agenda voor 2016. Via ambassadeurs van werkgevers kan hier op ingezet worden. Subregionaal zijn hiertoe reeds stappen gezet. Via inspiratiebijeenkomsten, bijeenkomsten van ondernemersverenigingen en aanwezigheid bij netwerkevents zou kennis moeten worden verspreid en – hopelijk – de betrokkenheid bij de banenafspraak als olievlek. Ook de bijdrage van bestaande werknemers moet niet worden onderschat, namens hen neemt de vakbond deel aan het Werkbedrijf. In sommige arbeidsmarktregio’s is een Werknemerstop geweest: werknemers (met name OR‐leden, vakbond kaderleden) zijn geïnformeerd over de banenafspraak en met hen is in gesprek gegaan over hoe binnen de eigen organisaties de banenafspraak goed ingevuld kan worden. Voor Holland Rijnland wordt in het eerste kwartaal 2016 onderzocht op welke wijze een vergelijkbare activiteit vorm kan krijgen. 10. Heldere beleidskeuzes De opgave voor werkgevers in Holland Rijnland is fors, 620 banen eind 2016. Gemeenten en UWV leveren de inspanning om vanuit hun werkzoekendenbestand de kandidaat‐werknemers te bemiddelen. Dat betekent dat van beide overheden wordt verwacht in te zetten op heldere re‐ integratie afspraken; ontsluiten van de doelgroep en heldere klantprofielen. Wet‐ en regelgevingen zijn hieraan ondersteunend en ten opzichte van 2015 is een aantal zaken gestroomlijnd: ‐ Harmonisatie instrumenten ‐ Directe toegang tot doelgroepregister voor Pro/VSO‐scholieren ‐ No‐Riskpolis bij UWV ‐ Financiële impuls Beschut Werk Daarnaast heeft de staatsecretaris aangekondigd de afspraken rond de methodiek voor loonwaardebepaling te versoepelen door de mogelijkheid te bieden standaard het eerste half jaar 50% loonkostensubsidie in te stellen. Vanuit het Werkbedrijf kan actieve informatievoorziening en beleidsondersteuning ten behoeve van deze ontwikkelingen geboden worden. Via het Facilitair Team Werk wordt ingezet op harmonisatie van instrumenten, maar ondersteuning van informatie aan zowel gemeenteraden en colleges als ondernemersverenigingen kan nader worden ingevuld. 11. Social Return Social Return is een interessant instrument om zowel tijdelijk als duurzaam werk beschikbaar te stellen voor inwoners met afstand tot de arbeidsmarkt. Gemeenten die actief beleid hebben geïmplementeerd in hun inkoop‐ en aanbestedingsbeleid geven ruimte voor die doelgroep. Heldere afspraken over de bemiddeling via een accountmanager of werkgeversservicepunt dragen bij aan het bereiken van de doelstelling van het werkbedrijf. 11
versie 27 januari 2016
3.3 Monitoring De monitoring van de plaatsingen gebeurt op het niveau van het regionale Werkbedrijf, dat wil zeggen, de arbeidsmarktregio. Een plaatsing zal in eerste instantie op persoonsniveau bij een van de gemeenten en/of UWV worden geregistreerd. De gemeenten zijn zelf, of via hun uitvoerende organisatie, verantwoordelijk voor het aanleveren van de plaatsingsinformatie conform onderstaande afspraken. Het Facilitair Team bundelt deze gegevens en informeert het bestuurlijk overleg per kwartaal over de plaatsingen. Met deze sturingsinformatie wordt vinger aan de pols gehouden bij de uitvoering van de projecten en kwantitatieve resultaten. Het aantal gerealiseerde plaatsingen is niet gelijk aan het aantal gerealiseerde banen uit de banenafspraak. Voor de banenafspraak berekent het UWV jaarlijks op landelijk niveau of de afspraken voor de extra banen voor de mensen uit de doelgroep zijn gehaald. Deze monitor geeft ook een indicatieve verdeling van de werkende mensen uit de doelgroep over de 35 arbeidsmarktregio’s. Vanaf 2016 geeft UWV per kwartaal een trendrapportage uit, waarin de stand van zaken staat, dat een indicatie geeft van de uiteindelijke realisatie. Het Werkbedrijf richt zich op onderstaande monitoringsgegevens. Prestatie‐indicator Definitie Aantal openstaande vacatures op Het aantal (betaalde) arbeidsplaatsen waarvoor moment van uitvraag personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden. Aantal plaatsingen doelgroep ‐ waarvan in de marktsector ‐ waarvan in de overheidssector
Aantal (bemiddelbare) doelgroepkandidaten Aantal baanopeningen
Het aantal geplaatste mensen dat behoort tot de doelgroep voor de banen voor de Banenafspraak. Het aantal plaatsingen wordt gemeld, voor zover mogelijk inclusief het aantal uur per week. Definitie plaatsing: Er is sprake van een plaatsing als een kandidaat (na een proefplaatsing) aan het werk gaat, tegen loon of een detacheringsvergoeding. Het totale aantal kandidaten in de caseload van gemeenten UWV dat bemiddeld kan worden naar een banenafspraak baan. Aantal baanopeningen gemeld door werkgevers waar mogelijk een banenafspraak baan uit voortkomt
4. Arbeidsmarktanalyse4 Holland Rijnland Geconstateerd wordt dat in Holland Rijnland het aantal banen van werknemers (voltijd en deeltijd) in 2015 en 2016 groeit met een half procent per jaar tot zo’n 217.000 eind 2016. De werkgelegenheid groeit in de marktsector en krimpt in de collectieve sector. Banengroei in het onderwijs verzacht de krimp in de collectieve sector enigszins . Binnen de marktsector zijn landbouw, industrie en financiële diensten de uitzonderingen die nog een afname in de werkgelegenheid laat zien. Er is een toename van vacatures in nagenoeg in alle sectoren. Medio 2015 zijn er in Holland Rijnland ruim 5.800 vacatures. De meeste vacatures ontstaan in detailhandel, zakelijke diensten en – ondanks een krimpende werkgelegenheid – in zorg en welzijn. 4
UWV: Regio in Beeld 2015 Holland Rijnland
12
versie 27 januari 2016 Een aantal trends speelt een rol op de arbeidsmarkt, zoals flexibilisering, toename van het aantal zelfstandigen, vergrijzing en veranderingen in kwalificaties van functies. Hierdoor ontstaat een verandering in de omvang en vorm van banen op de arbeidsmarkt. Wel is de verwachting is dat het aantal vacatures de komende tijd blijft toenemen.
4.1 Vraagzijde arbeidsmarkt De grootste sectoren in Holland Rijnland zijn: zorg en welzijn, zakelijke diensten, detailhandel en industrie, samen 56% van de werknemersbanen. Verdeling vacatures: ‐ 43% van de vacatures zijn op laag beroepsniveau, ze ontstaan in detailhandel, zakelijke diensten, horeca en vervoer en opslag . ‐ 31% is op middelbaar beroepsniveau in zorg en welzijn, detailhandel en zakelijke diensten. ‐ 26% is op hoog beroepsniveau in zakelijke diensten, onderwijs en zorg en welzijn. Het aandeel vacatures voor laag‐ en middelbaar opgeleiden daalt, terwijl het aandeel van hoogopgeleiden juist toeneemt. De vraag naar hoger gekwalificeerd personeel ontstaat door veranderingen (upgrading) in kwalificaties van bestaande en nieuwe functies. De vergrijzing zorgt voor vervangingsvraag. De meest vergrijsde sectoren in Holland Rijnland zijn: onderwijs, openbaar bestuur en transport. In de detailhandel is vooral vraag naar verkopers, vakkenvullers en kassamedewerkers; hier vinden jongeren vaak een (bij)baan. Een groeiend aandeel vacatures is afkomstig van online‐winkels. D e vraag uit de zakelijk diensten heeft vooral betrekking op schoonmakers, lager administratief personeel, commerciële medewerkers, automatiseringspersoneel (middelbaar en hoog) en specifieke specialistische functies op financieel en juridisch terrein (hoog). Ondanks de bezuinigingen over de financiering ontstaan in zorg en welzijn nog steeds een aanzienlijk vacatures voor verzorgenden individuele gezondheidszorg, verpleegkundigen, dokters assistenten en artsen. Voor laagopgeleiden zijn vooral vacatures te vinden in detailhandel, vervoer en opslag, industrie, zorg en welzijn en groothandel.
4.2 Aanbodzijde arbeidsmarkt De economie trekt enigszins aan. Dit heeft tot gevolg, dat het aantal uitkeringsgerechtigden daalt. Dit geldt zowel voor het aantal WW‐ als WWB uitkeringen. Het aantal WW uitkeringen is na een aantal jaren van stijging in juni 2015 met ruim 2% afgenomen. Het totale WW percentage bedraagt 3,7% en daarmee scoort Holland Rijnland nog gunstig ten opzichte van het landelijke gemiddelde van 4,6%. Leeftijdsfactor speelt een grote rol. Maar liefst 51% van het aantal WW‐gerechtigden is ouder dan 50 jaar. Omdat voor deze groep de uitkeringsduur lang is, slaagt deze groep er het minst in goed werk te kunnen vinden tijdens de uitkering. Eind 2014 telde Holland Rijnland 7.100 WWB‐uitkeringen, 4% meer dan een jaar eerder. Deze toename is kleiner dan de landelijke toename. Het WWB percentage afgezet tegen de beroepsbevolking ligt voor Holland Rijnland met 2,5% nog gunstiger dan het landelijke percentage 13
versie 27 januari 2016 van 4,2%. De afstand tot de arbeidsmarkt van de WWB populatie is groter dan van de WW‐ uitkeringsgerechtigden. WWB‐werkzoekende beschikt over een lager opleidingsniveau, heeft een korter arbeidsverleden en is op zoek naar andere beroepen. Met de invoering Participatiewet is sinds 1 januari 2015 de toegang tot de Wajong sterk beperkt. Mensen met arbeidsvermogen, die voorheen in de Wajong ingestroomd zouden zijn, behoren nu tot de doelgroep van de Participatiewet, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten. De Wajong van voor 1 januari 2015 worden opnieuw beoordeeld om na te gaan of zij over arbeidsvermogen beschikken. Eind 2014 kende Holland Rijnland 7.100 mensen met een Wajong‐ uitkering. Het aandeel werkende Wajongers hiervan is 1.600 dit is 22% (11 % bij reguliere werkgever en 11% in of via SW). Dit percentage is gelijk aan het landelijk gemiddelde. Wajong gerechtigden met een (zeer) licht verstandelijke beperking en mensen met een stoornis in het autismespectrum komen het meest aan het werk. Wajongers met een psychiatrisch ziektebeeld komen het minst vaak aan het werk. Voor de grootste groep Wajongers is werken zonder enige vorm van ondersteuning in de praktijk niet haalbaar.
4.3 Uitdagingen en kansen arbeidsmarkt Holland Rijnland De arbeidsmarkt in Holland Rijnland is te typeren als ruim. Tegenover bijna 3.500 openstaande vacatures staan 5.000 geregistreerde kortdurend werkzoekenden. De groep werkzoekenden is zeer heterogeen. Leeftijd, opleiding en werkloosheidsduur bepalen iemands kansen op werk. Er ligt een grote uitdaging in het zoveel mogelijk aan het werk krijgen van moeilijk bemiddelbare werkzoekenden binnen deze ruime arbeidsmarkt. De positie van ouderen blijft aandacht vragen. Wanneer ouderen hun baan kwijtraken, komen zij nauwelijks weer aan de slag. Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar voor dienstverlening aan 50 plussers. Zorg en welzijn is in Holland Rijnland de grootste sector. Een vijfde van de werkenden in de zorg werkt in een zogenaamd BIG (beroep in de individuele gezondheidszorg). In de verzorgende‐ en dienstverlenende sector ontstaan zo’n 6.000 vacatures per jaar, waarvan 70% laag. Aan de onderkant vindt de ontwikkeling plaats, de assistent verzorgde functies, op het zogenaamde 0 niveau, wordt ingericht. Grote instellingen, zoals ’s‐Heerenloo, zetten hiervoor speciale opleidingen op (zorg‐ assistent op niveau 0). Belangrijke constatering is, dat de vraag naar detacherings‐ en uitzendconstructies toeneemt. Een toenemend aantal personen werkt als ZZP‐er. De flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt ertoe, dat voor werkzoekenden uitzendwerk interessant is. In Holland Rijnland vindt zo’n 35% van alle WW‐ers werk in de uitzendsector of de zakelijke dienstverlening. Nu de economie aantrekt ontstaan nieuwe kansen op werk. Met het aantrekken van de arbeidsmarkt nemen de signalen over mismatch toe: het aantal vacatures stijgt, het aantal werklozen daalt geleidelijk en tegelijkertijd zijn er signalen van moeilijk te vervullen vacatures. De krapte op de arbeidsmarkt concentreert zich in techniek, ICT en een aantal specifieke niches. Dit gaat hoofdzakelijk om beroepen op middelbaar, hoger en wetenschappelijk niveau. Op middelbaar niveau is er krapte in uitvoerende technische beroepen zoals monteurs. Voor een grote groep werkzoekenden liggen de kansrijke beroepen niet binnen handbereik. Het is zinvol voor deze groep te kijken naar andere mogelijkheden. UWV heeft een inventarisatie gemaakt van kansrijke beroepen5. 5
Beroepenkaart Regio in Beeld blz 20
14
versie 27 januari 2016 De kans op het verlaten van de WW met werk verschilt sterk tussen de sectoren. De kans is het grootse in de vervoer‐ en opslag en de uitzendsector. Hier vindt 73% van de WW‐ers werk tijdens of binnen een maand na de WW beëindiging. Dit is een kleine sector. In grote sectoren als zorg&welzijn en de zakelijke sector ligt het percentage rond de 60%. Groot aandachtspunt is, de mismatch tussen de vraag‐ en aanbodzijde. Van het werkzoekendenbestand bestaat 50% uit lager opgeleiden, terwijl maar 20% van het vacatureaanbod voor deze groep passend is. Het wordt voor lager opgeleiden door de toegenomen kwalificatie‐eisen moeilijker een baan te vinden. Door middel van bij‐ en omscholing wordt de kans op werk van laagopgeleiden groter en door jobcarving en functiedifferentiatie kunnen banen voor lager opgeleiden worden gecreëerd. Holland Rijnland heeft de opgave voor 2016 620 banen voor de banenafspraak te realiseren. Voor de realisatie van deze banen is jobcarving en functiedifferentiatie vooral interessant. Ondersteunend daarin is goed te weten wie er tot de doelgroep behoren. Het transparant maken van het aanbod aan werkzoekenden blijft een belangrijk aandachtspunt: zowel voor werkgevers om te weten wie zij op een vacature kunnen plaatsen als voor bemiddelaars om baanopeningen passend te maken. Hoe meer aanbod er regionaal inzichtelijk is, hoe betere matches gemaakt kunnen worden. Hiervoor is in 2015 reeds een start gemaakt via de pilot Transparantie van het werkzoekendenbestand waarin de kansen van Sonar en WBS benut worden. Het is de bedoeling meer gebruik te gaan maken van deze tools. Gezamenlijk gebruik leidt tot een effectievere matching van aanbod van werkzoekenden op de beschikbare vacatures. Het gezamenlijk inzichtelijk maken van het regionale werkzoekendenbestand blijft daarin een aandachtspunt.
15
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
3.
Beëindiging deelname Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Rijn Gouwe (RPA) Platformtaak volgens gemeente
Arbeidsmarktbeleid is regionaal 4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Bestuurlijk Overleg Werk PHO
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
10 februari 17 februari
5.
Advies PHO
1. Het DB Holland Rijnland te adviseren de deelname van Holland Rijnland aan het Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe te beëindigen. 2. Opdracht te verlenen om voor het pho Maatschappij van 25 mei met een voorstel te komen voor de invulling van onderwijs-arbeidsmarkt activiteiten in Holland Rijnland en hierin de vormgeving van een platformfunctie in mee te nemen. 3. Het DB Holland Rijnland te adviseren het in de begroting geoormerkte budget van € 52.990 te blijven bestemmen voor analyse en onderzoek en op basis van de uitkomsten van de inventarisatie tot een definitieve invulling te komen.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
NVT
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Bestuurlijk Overleg Werk heeft verzocht op het pho Maatschappij van 17 februari een notitie met betrekking tot toekomst RPA Rijn Gouwe te bespreken.
8.
Inspraak
Nee
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Binnen begroting Holland Rijnland
Relevante regelgeving: Participatiewet Eerdere besluitvorming: Het pho Sociale Agenda heeft in 2010 besloten deel te gaan nemen aan het RPA Rijn Gouwe
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO Maatschappij
Datum:
«17 februari 2016 Tijd: Alphen aan den Rijn
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
Onderwerp: Beëindiging deelname Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe (RPA) Beslispunten: 1 Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren de deelname aan het regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe te beëindigen. 2. Opdracht te verlenen om voor het pho Maatschappij van 25 mei met een voorstel te komen voor de invulling van onderwijs markt activiteiten in Holland Rijnland en hierin de vormgeving van een platformfunctie in mee te nemen. 3. Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren het in de begroting geoormerkte budget van € 52.990 te blijven bestemmen voor analyse/onderzoek en op basis van de uitkomsten van de inventarisatie tot een definitieve invulling te komen. Inleiding: Per 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht geworden. Belangrijk onderdeel van deze wet is de vorming van werkbedrijven. In Holland Rijnland is de aansturing van het werkbedrijf belegd bij het Bestuurlijk Overleg Werk. Dit overleg bestaat uit vertegenwoordigers van gemeenten, UWV en sociale partners. Dit overleg heeft tot doel te komen tot een regionale aanpak van arbeidsmarktvraagstukken. De prioriteit ligt bij de realisatie van de banenafspraak. Het overleg heeft recent uitgesproken, dat ook de problematiek van onderwijs arbeidsmarkt nauwe relatie heeft met de opgaven van het Bestuurlijk Overleg Werk. Met de vorming van het werkbedrijf en het Bestuurlijk Overleg Werk is de vraag naar voren gekomen naar de meerwaarde van het Regionaal Arbeidsmarktplatform Rijn Gouwe (RPA). Het hoofddoel van het RPA is te komen tot een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. In het Bestuurlijk Overleg Werk is de afspraak gemaakt, dat in het pho Maatschappij van 17 februari 2016 een notitie over het RPA aan de orde komt. Beoogd effect: Het realiseren van een heldere besluitvormingsstructuur op het vlak van het regionale arbeidsmarktbeleid. Argumenten: 1.1 Platformfunctie RPA kan beëindigd worden Het arbeidsmarktplatform Rijn Gouwe is in 2001 van start gegaan. Het is een platform waar partijen vanuit de drie O’s (overheid, ondernemers en onderwijs) in samenwerken om tot een betere aansluiting op de arbeidsmarkt tussen vraag en aanbod te komen. In 2010 hebben de Holland Rijnland gemeenten zich aangesloten bij het platform. Met de vorming van het Bestuurlijk Overleg Werk is een platform op het vlak van arbeidsmarktbeleid gerealiseerd. Dit platform heeft voor een belangrijk deel dezelfde functie als de bestuurlijke entiteit van het RPA. Deze functie kan voor arbeidsmarktvraagstukken in Holland Rijnland via het Bestuurlijk Overleg Werk en het pho Maatschappij georganiseerd worden 3
Daarnaast is het tegengaan van bestuurlijke drukte een argument. In de besturen van het werkbedrijf en het RPA zijn gemeenten, UWV en sociale partners vertegenwoordigd. Op het personele vlak vallen vertegenwoordigingen voor een belangrijk deel samen. 1.2 Werkgebied RPA stemt niet overeen met werkgebied arbeidsmarktregio Holland Rijnland In Nederland is het arbeidsmarktbeleid georganiseerd op basis van arbeidsmarktregio’s. Het werkbedrijf volgt deze indeling. De ontwikkeling is dat meer regionale opgaven als educatie en aanvraag ESF op dit niveau georganiseerd worden. De arbeidsmarktregio Holland Rijnland bestaat uit het werkgebied van het samenwerkingsverband Holland Rijnland minus de gemeente Voorschoten. Het Bestuurlijk Overleg Werk kan voor de opgaven van het werkbedrijf afspraken maken op het vlak van inzet middelen en taakstellingen. Het RPA heeft als werkgebied de arbeidsmarktregio’s Midden-Holland en Holland Rijnland. Binnen het bestuur van het RPA worden geen afspraken gemaakt over inzet in de arbeidsmarktregio’s. 1.3 Bestuurlijke afstemming tussen gemeenten op economisch gebied altijd aan de orde De drie subregio's kennen alle drie een andere oriëntatie. Rijnstreek zoekt samenwerking met Groene Hart werkt. De Leidse subregio en Katwijk werken samen in Economie071. In de Bollenstreek is een economische agenda opgesteld. Deze bestaat uit een visie en maatregelen om de economie te verbeteren. De economische oriëntatie en het werkgebied van het Werkbedrijf Holland Rijnland hoeven niet samen te vallen. 2.1 Uitwerking onderwijs arbeidsmarkt vraagt nadere inventarisatie Het zorgen voor instroom van gekwalificeerd personeel is essentieel voor de economische ontwikkeling van de regio. Onderwijs arbeidsmarkt is een kerncompetentie van het RPA Rijn Gouwe. De afgelopen jaren is hier een netwerk en expertise in opgebouwd. Het RPA heeft verbinding gelegd tussen scholen, bedrijfsleven en gemeenten. Het onderwijs-arbeidsmarkt veld kent veel uiteenlopende opgaven en partijen. De schaal waarop deze partijen actief zijn varieert van lokaal, subregionaal, regionaal of in beide regio’s Holland Rijnland en MiddenHolland. Op dit moment ontbreekt een goed overzicht van actoren en activiteiten in dit veld. Op basis van een gerichte inventarisatie kan de expertise van het RPA belegd worden bij partijen, die gezien de doelstelling, hiervoor in aanmerking komen. 2.2 Diversiteit van het veld maakt vormgeving platformfunctie onderwijs arbeidsmarkt ingewikkeld Op het vlak van onderwijs-arbeidsmarkt is het aanbod van beroepsonderwijs door de ROC's een belangrijk onderdeel. Het overleg van gemeenten met ROC’s heeft zich tot op heden met name gericht op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Hiervoor zijn bestuurlijke overleggen ingericht in Zuid-Holand Noord (Leidse regio en Duin-en Bollenstreek) en ZuidHolland Oost (Rijnstreek en Midden Holland). Het is de intentie om inbreng vanuit arbeidsmarkt en onderwijs bij elkaar te brengen zonder de bestuurlijke platforms RMC (voortijdig schoolverlaten) en het Bestuurlijk Overleg Werk in elkaar te schuiven. Hiervoor worden voor het pho Maatschappij van 25 mei 2016 nadere voorstellen gedaan. 3.1 Budget voor onderzoek blijft beschikbaar Het RPA verricht nu onderzoeken en verricht op verzoek van onderwijs, werkgevers en gemeenten specifieke arbeidsmarktanalyses. Op het vlak van arbeidsmarktanalyse is afstemming met het UWV vereist, zodat geen dubbelingen plaatsvinden. De contributie van Holland Rijnland gemeenten bedraagt € 0,10 per inwoner. Voor 2016 is € 52.990 beschikbaar. Op basis van de inventarisatie van benodigde activiteiten van onderwijs arbeidsmarkt wordt een voorstel geformuleerd voor precieze besteding van dit budget. In dit voorstel wordt de contributie aan het RPA betrokken.
4
3.2 Leerwerkloket kan doorgaan in 2016 Het RPA voert nu het project Leerwerkloket in opdracht van het UWV uit. Holland Rijnland is onderdeel van het Leerwerkloket Rijn Gouwe. Voor 2016 zijn hierover afspraken gemaakt. Het UWV is opdrachtgever en heeft de uitvoering Leerwerkloket belegd bij het RPA. Het is aan het UWV de projectuitvoering bij een wijziging van de RPA structuur aan te passen. Kanttekeningen/risico’s: 1. Afstemming met economische zaken is beperkt Het arbeidsmarktbeleid ligt op het snijvlak van participatie, economische zaken en onderwijs. In Holland Rijnland is het gemeenschappelijk deel tussen pho Economische Zaken en pho Sociale Agenda met ingang van de nieuwe collegeperiode 2014-2018 opgeheven. Het werkbedrijf wordt meer het exclusieve domein van participatie. Voor de juiste positionering van de platformfunctie onderwijs-arbeidsmarkt is betrokkenheid vanuit economische zaken noodzakelijk. De economische agenda wordt door gemeenten nu op clusterniveau ingevuld (Leidse Regio & Katwijk, Duin-en Bollenstreek en Rijnstreek) Dit gegeven wordt meegenomen in het voorstel voor het pho Maatschappij van 25 mei aanstaande. 2. Samenwerking met veel partijen beperkt slagvaardigheid Het vormgeven van een platform onderwijs arbeidsmarkt vraagt deelname van veel partijen. Dit vraagt een balans tussen slagvaardigheid en draagvlak. Bij de start van het werkbedrijf is de optie geformuleerd in een later stadium het onderwijs erbij te betrekken. Het Bestuurlijk Overleg Werk is nu tripartiet samengesteld. Het betrekken van onderwijs-arbeidsmarktpartijen kan leiden tot een overleg dat niet meer slagvaardig kan opereren. Financiën: Voor 2016 staat € 52.990 in de begroting voor bijdrage RPA. In de begroting is vermeld dat in 2016 herijking RPA Rijn Gouwe plaatsvindt en dat middelen bestemd zijn voor RPA functie. Dit houdt in dat voor 2016 een bredere bestemming dan contributie aan RPA Rijn Gouwe mogelijk is. Op basis van de inventarisatie onderwijs-arbeidsmarkt activiteiten komt voor het pho Maatschappij van 25 mei 2016 een voorstel. Hierover zal afstemming met de beheergemeente van het RPA, Alphen aan den Rijn plaatsvinden. Communicatie: Dit onderwerp is niet geëigend voor externe communicatie. Voor interne communicatie worden reguliere kanalen benut. Evaluatie: Na vormgeving van een onderwijs-arbeidsmarkt structuur zal een rapportage aan het pho Maatschappij en Bestuurlijk Overleg Werk aangeboden worden. Bijlage: 1. Notitie achtergronden RPA Rijn Gouwe
5
Bijlage: Achtergronden Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe I Inleiding Deze notitie geeft de achtergrond bij de adviesnota aan het pho Maatschappij. De notitie geeft ontwikkeling RPA weer, beschrijft de partijen die actief zijn op het gebied van onderwijsarbeidsmarkt en geeft een aantal relevante ontwikkelingen weer. Bij de gemeenten van Holland Rijnland is geïnventariseerd, in hoeverre zij gebruik maken van de diensten van het RPA. De uitkomsten zijn opgenomen in paragraaf V. II
Ontstaan en ontwikkeling RPA Rijn Gouwe
Ontwikkeling RPA Het RPA is in mei 2001 opgericht. De oprichting vloeit voort uit de SUWI-wetgeving. Het doel is te komen tot een overleg van relevante partijen op het gebied van arbeidsmarktvraagstukken. In het platform gaan UWV, CWI, Kamers van Koophandel, Beroepsonderwijs, gemeenten, werkgevers en werknemers deelnemen. Ter ondersteuning van het platform wordt een bureau met beperkte omvang gevormd. De gemeente Alphen aan den Rijn wordt beheergemeente van het platform. De eerste drie jaren financiert het Rijk het platform. Als de rijksfinanciering afloopt, blijkt dat bij partijen weinig bereidheid is voor een financiële bijdrage. Platform wordt in hoofdzaak gefinancierd door gemeenten en beroepsonderwijs. De Provincie Zuid-Holland sluiting 2006 convenant onderwijs arbeidsmarkt af met drie RPA gebieden. Voor de RPA regio komt jaarlijks een bedrag van € 600.000 beschikbaar voor projecten. RPA krijgt de rol van het stimuleren en beoordelen van projecten. Het RPA ontvangt op basis van dit convenant een beperkte bijdrage voor overheadkosten. Het convenant onderwijs-arbeidsmarkt loopt in 2013 af. De provincie Zuid-Holland trekt zich op dit onderwerp terug. In 2014 wordt de Participatiewet voorbereid. Het Rijk maakt de keuze per arbeidsmarktregio een werkbedrijf vorm te geven. Dit betekent dat het RPA Rijn Gouwe niet de basis wordt voor het opzetten van het werkbedrijf. Het Rijk zet in op arbeidsmarktregio’s als basis voor het arbeidsmarktbeleid. Per 1 januari 2015 gaan de werkbedrijven Holland Rijnland en Midden Holland van start. Dit betekent dat het RPA de positie moet bepalen ten opzichte van de werkbedrijven. In het koersdocument van januari 2015 formuleert het RPA, dat de meerwaarde van het RPA ligt in het voeren van een brede Human Capital agenda1. Dit houdt in het voeren van een agenda die gericht is op het bevorderen van goed opgeleid personeel in het licht van de huidige economische ontwikkelingen. Het koersdocument formuleert dat de activiteiten gericht zijn op katalyserende interventies2. Het RPA positioneert zich in relatie tot het werkbedrijf op het vlak van economische structuurversterking. Daarnaast blijft onderwijs-arbeidsmarkt een belangrijk thema. Het RPA geeft aan, dat voor deze beide onderwerpen de oriëntatie op het gehele Rijn Gouwe gebied logisch is. In november 2015 formuleert het RPA een voorstel om te komen tot een nauwe samenwerking met Groene Hart werkt. In Groene Hart werkt, werken de gemeenten Alphen aan den Rijn, Woerden en de Midden-Holand gemeenten op economisch gebied samen. Het voorstel is te komen tot één gezamenlijke en geïntegreerde werkagenda van activiteiten en projecten 3 Taken RPA4 Activiteiten economie en organiserend vermogen ondernemers Versterken organiserend vermogen van ondernemers Ondersteunen commissies Arbeid en onderwijs 1 2
3 4
Koersdocument RPA Rijn Gouwe februari 2015 Koersdocument Rijn Gouwe februari 2015 Onderzoeksopdracht RPA Rijn Gouwe en Groene Hart werkt november 2015 Koersdocument RPA Rijn Gouwe februari i2015 1
Leveren van bijdrage aan sectorplannen voor scholing en stimuleren van werk naar werk Ondersteuning iniatieven van ondernemers, zoals Week van het werk in gemeente Alphen aan den Rijn.
Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt Ondersteunen van initiatieven vanuit het onderwijs, zoals aansluiting ID College bij smart industries Bevorderen arbeidsmarkt relevant scholen Ondersteunen activiteiten toptechniek Beleidsmatige ondersteuning op relatie economie en onderwijs-arbeidsmarkt Bevorderen scholen arbeidspotentieel onder meer door inzet Leerwerkloket Verstrekken arbeidsmarktinformatie Beschikbaar hebben van goede en brede arbeidsmarktanalyses op het gebied van economie, onderwijs en sociale zaken. RPA stelt jaarlijks een arbeidsmarktmonitor op met gegevens over zowel sociale zaken als onderwijs. Inzichtelijk maken van arbeidsmarktinformatie voor alle partijen Leerwerkloket Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen geeft in 2014 aan, dat leren en werken van belang is voor versterking van de economische structuur. Het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid benoemt leren en werken als thema. De uitvoering van het project Leren en werken wordt opgedragen aan het UWV. Het UWV besteedt het project voor de arbeidsmarktregio's Holland Rijnland en Midden Holland uit aan het RPA. Voor 2016 zijn afspraken tussen UWV en RPA gemaakt. Op grond van deze afspraken wordt in 2016 het Leerwerk project gecontinueerd. Financiering RPA Gemeenten dragen jaarlijks € 0,10 bij per inwoner. Bijdrage van de Holland Rijnland gemeenten loopt via de begroting van het samenwerkingsverband Holland Rijnland. Beroepsonderwijs draagt € 20.000 bij. Werkgevers dragen bij op inzet in natura Bureau RPA Het bureau RPA heeft 2,4 FTE. Dat zijn een directeur, een accountmanager onderwijsarbeid en administratieve ondersteuning. Bestuur Het bestuur van het RPA wordt gevormd door vertegenwoordigers vanuit de drie O’s (overheid, ondernemers en onderwijs) vertegenwoordiger vanuit de gemeenten zijn de wethouders van Leiden en Gouda. Marleen Damen vertegenwoordigt Holland Rijnland in het bestuur en Jan de Laat vertegenwoordigt Midden-Holland. De wethouder vanuit Alphen aan den Rijn, Willem-Jan Stegeman is vertegenwoordiger vanuit de beheergemeente. Onderwijs wordt vertegenwoordigers door een voorzitter van het College van bestuur van een van de ROC’s, en een vertegenwoordiger vanuit de Hogeschool leiden. Werkgeversvertegenwoordiging wordt ingevuld door vertegenwoordigers vanuit de drie subregio’s. In de praktijk neemt een vertegenwoordiger vanuit VNO/NCW (Monique Verdier) en de vertegenwoordiger vanuit de VOA (Herman Frankes ) deel aan het bestuur. Het UWV wordt vertegenwoordigd door de districtsmanager. Afgelopen periode is de deelname aan bestuursvergaderingen van het RPA beperkt geweest. Meerdere malen is de vergadering schriftelijk afgedaan. III Inventarisatie partijen op het vlak van onderwijs arbeidsmarkt In deze paragraaf komen het werkbedrijf Holland Rijnland, de regiegroep VSV en Economie 071 en de oriëntatie van Duin-en Bollen- en Rijnstreek aan de orde III.1
Werkbedrijf Holland Rijnland
2
III.2
Werkbedrijf Holland Rijnland per 1 januari 2015 van start gegaan. Het werkgebied van is gelijk aan het gebied van de arbeidsmarktregio. Dit is het werkgebied van het samenwerkingsverband Holland Rijnland zonder de gemeente Voorschoten. In het bestuur van het Werkbedrijf nemen gemeenten, UWV en vertegenwoordigers van sociale partners deel. Het onderwijs is niet vertegenwoordigd. Voor aansturing werkbedrijf is het Bestuurlijk Overleg werk geformeerd. Dit Bestuurlijk Overleg heeft de keuze gemaakt het regionale arbeidsmarktbeleid als opgave te formuleren. Bestuurlijk Overleg Werk heeft hiermee expliciet gekozen voor brede benadering van arbeidsmarktvragen. Werkbedrijf heeft in 2015 een behoorlijke start gemaakt. De taakstelling 2015 voor banenafspraak is gerealiseerd, de samenwerking UWV gemeenten heeft verder vorm gekregen, de website is operationeel geworden. Doelstellingen van het Werkbedrijf zijn een belangrijke prioriteit binnen het Bestuurlijk Overleg Werk. Het Bestuurlijk Overleg Werk heeft uitgesproken, dat de aanpak aansluiting onderwijsarbeidsmarkt nauwe relaties heeft met de opgaven voor dit overleg. Voor 2016 is het marktbewerkingsplan opgesteld, waarin concreet regionale projecten worden benoemd. De basis is de UWV analyse van de arbeidsmarkt, Holland Rijnland in beeld. Onderwijsveld
Middelbaar beroepsonderwijs Het aanbod van beroepsonderwijs is belangrijk onderdeel van onderwijs arbeidsmarkt. De ROC's bieden dit onderwijs aan. Binnen Holland Rijnland zijn drie ROC's en één AOC. De drie ROC's zijn het ID College, ROC Leiden en ROC Mondriaan. Het AOC Wellant verzorgt het agrarisch beroepsonderwijs. Binnen Holland Rijnland volgen naar schatting meer dan 80% van de MBO studenten onderwijs binnen deze regio. In noordelijk deel Bollenstreek bestaat een oriëntatie op Haarlem en in de Rijnstreek bestaat een oriëntatie op Gouda. Gemeenten en onderwijs werken in de Regionale Meld-en Coördinatiecentra Voortijdig schooloverlaten (RMC) samen om schooluitval tegen te gaan. Het werkgebied Holland Rijnland valt binnen twee RMC-regio’s. De Duin-en Bollenstreek en de Leidse regio vormen ZuidHolland Noord. De Rijnstreek valt samen met Midden Holland onder Zuid-Holland Oost. Voor RMC Zuid-Holland Noord vindt bestuurlijke afstemming plaats in de Regiegroep VSV. Hierin zitten bestuurders van de contactgemeente Leiden, de contactschool ROC Leiden en van de drie grote MBO instellingen. De scholen voor voortgezet onderwijs zijn vertegenwoordigd door de samenwerkingsverbanden VO uit de Duin- en Bollenstreek en Leidse regio. De gemeenten in Zuid Holland Noord zijn vertegenwoordigd door de wethouder onderwijs van de RMC-contactgemeente Leiden, de voorzitter van het portefeuillehouderoverleg sociale agenda van het gemeentelijk samenwerkingsverband en een wethouder van een derde gemeente. Ook het UWV Werkbedrijf is vertegenwoordigd in de Regiegroep VSV. Voor de periode 2015-2018 is het plan van aanpak “blijf bij de les vastgesteld. Hierbij is de afspraak dat iedere partij, datgene uitvoert waarvoor hij wettelijk verantwoordelijk is en daarop aanspreekbaar is. De maatregelen concentreren zich op die doelgroepen waar de uitval het hoogst is. Dat is voornamelijk het MBO-2 en de entreeopleiding In RMC regio Zuid-Holland Oost vindt aansturing plaats via het Bestuurlijk Overleg. Hierin zijn de gemeenten en de scholen vertegenwoordigd. Op ambtelijk niveau functioneert een stuurgroep. Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs De VMBO scholen werken samen in Ons Platform. Het Platform vmbo Dienstverlening en Producten (DenP) wil dat brede, oriënterende opleidingen in het vmbo een stevige positie in het onderwijs krijgen. De leerlingen moeten tijdens de opleiding kennismaken met vele verschillende soorten werk, waardoor een bewuste keuze gemaakt kan worden voor een vervolgopleiding binnen het MBO en HAVO.
3
Hogeschool Leiden De Hogeschool Leiden verzorgt het HBO-onderwijs in onze regio De school biedt opleidingen in het sociale domein, management, ICT en bio-science. De Hogeschool Leiden heeft als expliciet doel verbindingen te leggen met het regionale bedrijfsleven. III.3 Onderwijs arbeidsmarkt in subregio’s Leidse Regio Economie071 De Economische Agenda Leidse regio is een samenwerking van zes gemeenten, koepels van ondernemersverenigingen en de onderwijs- en kennisinstellingen uit de Leidse regio. Uitvoering van de agenda is ondergebracht bij Stichting Economie071. Er wordt gewerkt aan zeven concrete projecten. Deze zijn gericht op het verbeteren van het investeringsklimaat in de regio ten gunste van werkgelegenheid. Deelproject is onderwijs-arbeidsmarkt. De insteek van dit project is dat het onderwijs aansluit op de arbeidsmarkt. Het project formuleert specifieke aandacht voor ondernemende vaardigheden in de opleidingsprogramma’s van MBO, Hogeschool, Universiteit en al beginnend in het VMBO. Het project onderwijs arbeidsmarkt formuleert drie thema’s: - Komen tot voldoende kwantitatief en kwalitatief aanbod van stages - Stimuleren opnemen vaardigheden ondernemend gedrag in onderwijsprogramma’s - Aansluiten onderkant arbeidsmarkt op onderwijs Rijnstreek De werkgeversvereniging VOA kent een commissie arbeidsmarktzaken. De commissie bestaat uit afvaardigingen van diverse organisaties: Onderwijs, Gemeente, UWV, Stichting Kennis Platform Rijnstreek (KPR) en werkgevers. Zij rapporteren over de gang van zaken, initiëren mogelijk nieuwe projecten en/of ideeën en informeren de VOA-leden waar nodig. Afgelopen jaren heeft prioriteit gelegen bij bestrijding jeugdwerkloosheid, Met komst Participatiewet ligt een prioriteit bij de realisatie van de banenafspraak. Op economisch vlak werkt de Rijnstreek ook samen met midden Holland. Recent zijn afspraken gemaakt om te komen tot een nauwere economische samenwerking in het kader van de agenda Groene Hart werkt. In Groene Hart werkt, werken de gemeenten van MiddenHolland, Alphen aan den Rijn en Woerden samen op economisch gebied. Duin-en Bollenstreek In Katwijk is een overleg tussen gemeente en werkgevers in het Platform arbeidsmarkt Katwijk. Hierin participeren gemeente, ondernemers en het onderwijs. Het PAK heeft samen met RPA samengewerkt in de organisatie van de Vakmanschapsroute Katwijk heeft zich recentelijk aangesloten bij Economie071
De Duin en Bollenstreek werkt aan een gezamenlijke economische agenda met een visie van waaruit de focus op 10 concrete projecten wordt geformuleerd. Katwijk participeert alleen voor de onderdelen Greenport en toerisme Eén van die 10 projecten is een betere verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De gemeente Hillegom is penvoerder van dit project. De agenda wordt in april ter besluitvorming aan de colleges aangeboden. IV Verdere relevante ontwikkelingen Sectorafspraken Minister Asscher heeft in 2014 een budget van 600 miljoen euro beschikbaar gesteld voor sectorplannen. Deze plannen dienen een betere werking van de arbeidsmarkt binnen een sector, het vorkomen va werkloosheid, en het stimuleren van mobiliteit en, scholing te bevorderen. Onze regio heeft tot nu toe zeer beperkt gebruik gemaakt van de sectorplannen. Onlangs is voor de regio Holland Rijnland en Midden Holland het zorgpact afgesloten. Dit pact heeft met name tot doel te komen tot een betere aansluiting van zorg en onderwijs in het licht van recente veranderingen in de zorgsector.
4
Kwalificaties MBO Per augustus 2016 wordt een nieuwe kwalificatiestructuur in het MBO van kracht. Deze bestraat bestaat uit een basisdeel en een aantal profieldelen. Doel is beter aan te sluiten op een dynamische arbeidsmarkt. V Uitkomsten inventarisatie bij gemeenten In het Ambtelijk Overleg Participatie van 17 december 2015 is de afspraak gemaakt bij gemeenten te inventariseren, hoe gebruik gemaakt wordt van het RPA. Hierbij past de aantekening dat het RPA ook werkt voor ondernemers en onderwijs. Hier heeft geen uitvraag bij plaatsgevonden. De uitvraag bij de gemeenten levert de volgende uitkomsten op: Duin-en Bollenstreek Katwijk Nagenoeg geen meerwaarde, RPA heeft kort ondersteuning geleverd aan het secretariaat van het Platform Arbeidsmarkt Katwijk Hillegom
RPA denkt mee over hoe vorm te geven aan het project betere verbinding onderwijs en arbeidsmarkt vanuit de regionale economische agenda Duin- en Bollenstreek en zij ondersteunen de lokale pilot in Hillegom.
Lisse
Geen gebruik
Noordwijk
incidenteel gebruik op aanvraag, ondersteuning werktop 2013
Noordwijkerhout
RPA actief op onderwijs-arbeidsmarkt. Deze expertise moet behouden blijven
Teylingen:
Geen gebruik
Leidse Regio Leiden
Ondersteuning Actieplan jeugdwerkloosheid, nagaan mogelijkheden Sectorplannen, sinds tweede helft 2015 ondersteuning project Onderwijs-Arbeidsmarkt Economie071. RPA belangrijk voor verbinding bedrijfsleven met onderwijs. In het verleden ondersteuning bij aanvraag provinciale subsidies op het vlak van onderwijs en arbeidsmarkt. Statistieken en de nieuwsbrief
Leiderdorp
Geen contact met het RPA is en dat er voor ons geen activiteiten worden
uitgevoerd, anders dan de regionale acties, zoals de monitor Arbeidsmarktregio. Oegstgeest
Geen gebruik, alleen incidenteel bezoek aan netwerkbijeenkomst
Voorschoten
Andere arbeidsmarktregio
Zoeterwoude
Geen ervaring
Rijnstreek Alphen aan den Rijn WSP geeft aan: arbeidsmarktanalyse produkten leerwerkloket, competentietesten
5
Nieuwkoop
geen gebruik, wel op de hoogte van arbeidsmarktanalyse
Kaag en Braassem: RPA belangrijk voor verbinding bedrijfsleven, onderwijs en gemeente. Adviseert en informeert gemeente op het vlak van onderwijs en arbeidsmarkt. Gemeente gebruikt statistieken.
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Uitvoeringsplan Educatie 2016 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Het college van de gemeente Leiden te adviseren om: 1. In te stemmen met het Uitvoeringsplan educatie 2016; 2. In te stemmen met de inzet van de resterende middelen voor educatie 2016 (€ 200.000,00) voor bijstandsgerechtigden die niet voldoen aan de taaltoets.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Medio 2015 heeft de gemeente Leiden, als contactgemeenten van de arbeidsmarktregio het Regionaal Educatieprogramma Holland Rijnland 2015 en aanpak 2016 vastgesteld. In het voorliggende Uitvoeringsplan educatie 2016 is de ambitie voor educatie van de regio, de toegang naar de taal- en rekenscholing en het aanbod educatie in 2016 uiteengezet. Daarnaast wordt de aansluiting bij de wet Taaleis, Taal voor het Leven van de stichting Lezen en Schrijven, de manier van inkopen en de financiering in 2016 toegelicht. Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 17 februari 2016 12.30 – 16.00 uur Raadzaal/Commissiekamer 3 Alphen aan den Rijn 06
Onderwerp: Uitvoeringsplan educatie 2016
Beslispunten: Het college van de gemeente Leiden te adviseren om: 1. In te stemmen met het Uitvoeringsplan educatie 2016; 2. In te stemmen met de inzet van de resterende middelen voor educatie 2016 (€ 200.000,00) voor bijstandsgerechtigden die niet voldoen aan de taaltoets. Inleiding: Op 1 oktober 2015 heeft de Leidse gemeenteraad ingestemd met het Regionaal Educatieprogramma 2015 en aanpak 2016 voor de Arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Aanleiding voor het programma was de wijziging van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) waarbij de verplichte winkelnering van de educatiemiddelen bij de roc’s stapsgewijs wordt afgebouwd. Gemeenten krijgen daarmee de vrijheid om het geld elders te besteden. Leiden is centrumgemeente van de arbeidsmarktregio en als zodanig contactgemeente in het kader van de WEB. Als contactgemeente ontvangt Leiden de middelen voor volwasseneneducatie voor de hele arbeidsmarktregio. Leiden moet ook de uitgaven verantwoorden aan het Rijk. De educatiemiddelen mogen alleen besteed worden aan taal, rekenen en digitale vaardigheden. In 2016 wordt nog 50 procent van de educatiemiddelen besteed bij de roc’s in 2017 25 procent. Het Regionaal Educatieprogramma is in nauwe samenwerking met alle gemeenten in de arbeidsmarktregio tot stand gekomen. Holland Rijnland ondersteunt de gemeente Leiden en de regiogemeenten bij het maken van deze afspraken en het opstellen van programma’s voor taal- en rekenscholing en basisdigitale vaardigheden voor inwoners van deze regio. Beoogd effect: Volgens de meeste recente cijfers is in Holland Rijnland 9,7 procent van de bevolking laaggeletterd. In de regio wonen 530.000 mensen. De potentiële vraag naar taalonderwijs omvat dus meer dan 50.000 mensen en is vele malen groter dan waarin de aanbieders van taalonderwijs in de regio kunnen voorzien. De doelstelling op de midden en lange termijn is om jaarlijks minimaal 10 procent van de mensen uit de doelgroep te bereiken met een adequaat taalaanbod. Argumenten: 1.1 In 2016 zijn de middelen breder inzetbaar en is ondersteuning mogelijk In 2016 komt voor het eerst een groot bedrag beschikbaar die niet verplicht ingezet moeten worden bij de roc’s. Dit cruciale overgangsjaar moet worden benut om de juiste aanpak te vinden om een goed resultaat te bereiken. Tegelijkertijd wordt met ondersteuning van de Stichting Lezen en Schrijven het ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven uitgevoerd.
3
1.2 Afstemming van het taalaanbod biedt meer mogelijkheden De doelstelling is om met de beperkte middelen meer mensen uit de doelgroepen te bereiken en op een hoger taalniveau te brengen. Dit kan door meer met vrijwilligers te werken, niet het behalen van diploma’s maar het verhogen van het taalniveau voorop te stellen en het huidige taalaanbod ook buiten de roc’s optimaal te benutten. Dat aanbod krijgt vorm in een ‘taalnetwerk’, dat bestaat uit professionele taalaanbieders, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke instellingen die uiteenlopende vormen van taalondersteuning bieden. 2 De inzet van middelen voor bijstandsgerechtigden sluit aan bij de Wet Taaleis Een ‘subdoelstelling’ van het beleid is om de mensen die niet aan de taaleis in de Participatiewet voldoen een passend aanbod te doen. Hoewel het verbeteren van zijn taalvaardigheid in het kader van de Wet Taaleis de eigen verantwoordelijkheid van de bijstandsgerechtigde is, willen de gemeenten ook in een aanbod voorzien of op z’n minst de klant adequaat kunnen doorverwijzen. De middelen voor volwasseneneducatie worden ook hiervoor ingezet. Deze keuze sluit aan op de doelgroepprioritering. Financiën: De rijksbijdrage voor educatie in 2016 is voor de Holland Rijnland gemeenten in totaal €1.429.296,00. Het budget is de som van de aan de verschillende gemeenten toegerekende bedragen maar wordt uitgekeerd aan de contactgemeente Leiden. De helft van het budget €714,649 wordt besteed bij de roc’s. Voor dit bedrag krijgen rond 700 personen professioneel taalonderwijs. De andere helft is beschikbaar voor de taalhuizen, projecten en inkoop van taalonderwijs bij andere instellingen. In totaal 3250 personen (indicatief) krijgen voor dit bedrag een vorm van begeleiding bij taalverwerving, waarvan het grootste deel via de taalhuizen. Het verschil met de roc’s ontstaat omdat in de taalhuizen met vrijwilligers wordt gewerkt, het aanbod heel divers is en het halen van diploma’s geen prioriteit heeft . Het vrij besteedbare deel wordt de volgende verdeling voorgesteld: Vrij besteedbaar budget Indicatie aantal te bereiken personen Subsidies taalhuizen €200.000 2500 Uitvoering JA-plus €200.000 300 €200.000 300 Extra taalonderwijs nav. taaltoets (nog inkopen evt. bij roc’s. Subsidies overig €114.649 150 Totaal beschikbaar €714,649 Totaal 3250 Evaluatie: De aanbieders van educatie worden gevraagd om over de besteding en het bereik van taalvragers 2016 te rapporteren in hun verantwoording 2016. Bijlagen: Uitvoeringsplan Educatie 2016
4
Regionaal Educatieprogramma Holland Rijnland Uitvoeringsplan 2016
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 2 Ambitie .................................................................................................................................................... 3 Uitvoering ................................................................................................................................................ 3 Toegang ............................................................................................................................................... 3 Het aanbod .......................................................................................................................................... 4 Rol van de Stichting Lezen en Schrijven .................................................................................................. 6 Inkoop of subsidie ................................................................................................................................... 7 Financiën ................................................................................................................................................. 8 Evaluatie .................................................................................................................................................. 8
1
Inleiding 2016 Overgangsjaar Op 1 oktober 2015 heeft de Leidse gemeenteraad ingestemd met het Regionaal Educatieprogramma 2015 en aanpak 2016 voor de Arbeidsmarktregio Holland Rijnland. Aanleiding voor het programma was de wijziging van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) waarbij de verplichte winkelnering van de educatiemiddelen bij de roc’s stapsgewijs wordt afgebouwd. Gemeenten krijgen daarmee de vrijheid om het geld elders te besteden. Leiden is centrumgemeente van de arbeidsmarktregio en als zodanig contactgemeente in het kader van de WEB. Als contactgemeente ontvangt Leiden de middelen voor volwasseneneducatie voor de hele arbeidsmarktregio. Leiden moet ook de uitgaven verantwoorden aan het Rijk. De educatiemiddelen mogen alleen besteed worden aan taal, rekenen en digitale vaardigheden. In 2016 wordt nog 50 procent van de educatiemiddelen besteed bij de roc’s in 2017 25 procent. Het Regionaal Educatieprogramma is in nauwe samenwerking met alle gemeenten in de arbeidsmarktregio tot stand gekomen Het Regionaal Educatieprogramma geeft de kaders voor het educatiebeleid. Er zijn drie prioritaire doelgroepen benoemd: 1. Uitkeringsgerechtigden met een taalachterstand, mensen voor wie het gebrek aan taalbeheersing een belemmering is om te kunnen werken; 2. Jongeren (met en zonder uitkering) met een zodanige taalachterstand, dat ze geen opleiding kunnen volgen en niet kunnen werken; 3. Andere mensen met een te laag taalniveau om te participeren in de samenleving. De groepen 1. en 2. bestaan voornamelijk uit mensen voor wie Nederlands de tweede taal is. Bij de laatste groep gaat het vooral om autochtone laaggeletterden. In het aanbod wordt ook onderscheid gemaakt in laaggeletterden met een Nederlandse achtergrond (aanbod NT1) en mensen voor wie Nederlands de tweede taal is (aanbod NT2). Van de deelnemers aan de huidige roc-cursussen valt ruim 80% procent onder de doelgroep NT2 In 2016 komt voor het eerst een groot bedrag beschikbaar om buiten de roc’s om in te zetten. Dit cruciale overgangsjaar moet worden benut om de juiste aanpak te vinden om een goed resultaat te bereiken. Tegelijkertijd wordt met ondersteuning van de Stichting Lezen en Schrijven het ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven uitgevoerd. De doelstelling is om met de beperkte middelen meer mensen uit de doelgroepen te bereiken en op een hoger taalniveau te brengen. Dit kan door meer met vrijwilligers te werken, niet het behalen van diploma’s maar het verhogen van het taalniveau voorop te stellen en het huidige taalaanbod ook buiten de roc’s optimaal te benutten. Dat aanbod krijgt vorm in een ‘taalnetwerk’, dat bestaat uit professionele taalaanbieders, vrijwilligersorganisaties en maatschappelijke instellingen die uiteenlopende vormen van taalondersteuning bieden. De betrokken organisaties moeten elkaar goed kennen en op de hoogte zijn van elkaars aanbod. Zij werken samen en kunnen naar elkaar doorverwijzen voor de meest adequate voorzieningen. Een centrale rol hebben de Taalhuizen c.q. Taalpunten die gepositioneerd zijn bij de bibliotheken. De Stichting Lezen en Schrijven faciliteert en ondersteunt gemeenten en uitvoerende partijen door vrijwilligers op te leiden en lesmateriaal beschikbaar te stellen.
2
Ambitie Volgens de meeste recente cijfers is in Holland Rijnland 9,7 procent van de bevolking laaggeletterd. In de regio wonen 530.000 mensen. De potentiële vraag naar taalonderwijs omvat dus meer dan 50.000 mensen en is vele malen groter dan waarin de aanbieders van taalonderwijs in de regio kunnen voorzien. De doelstelling op de midden en lange termijn is om jaarlijks minimaal 10 procent van de mensen uit de doelgroep te bereiken met een adequaat taalaanbod. Voor 2016 wordt dit aantal naar verwachting nog niet gehaald. In 2015 volgden ongeveer 1000 mensen taalcursussen bij de roc’s. Hoeveel mensen door andere taalaanbieders worden bereikt, is op dit moment nog niet bekend. De inzet van steeds meer vrijwilligers via de Taalhuizen moet leiden tot een sterke groei. Vooralsnog stellen we de streefwaarde voor 2016 op 3250 personen (zie tabel onder de kop ‘financiën’, pagina Als het nieuwe beleid een succes is en de middelen beschikbaar zijn, wordt de ambitie bijgesteld. Vooralsnog ligt de nadruk erop dat zo veel mogelijk mensen actief met taal aan de slag gaan. Bevordering van maatschappelijke participatie is een belangrijk nevendoel van volwasseneneducatie. Organisatorisch is de totstandkoming van een goed functionerend taalnetwerk een belangrijke ambitie.
Uitvoering De uitvoering valt uiteen in twee onderdelen: toegang en aanbod.
Toegang Contact met de doelgroep en werving; hoe krijgen we de doelgroep in beeld, hoe komen we in contact en hoe krijgen we de mensen met een taalachterstand zover dat zij iets aan die achterstand gaan doen? Afdelingen Werk en Inkomen De eerstgenoemde prioritaire doelgroep uit het regionaal educatieprogramma bestaat uit mensen met een uitkering voor wie een tekort aan taalbeheersing de belangrijkste belemmering is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Het grootste deel van deze groep heeft een bijstandsuitkering. Vanaf 1 januari 2016 geldt voor hen de Wet taaleis Participatiewet. De wet vergroot de druk op de bijstandsgerechtigde met een taalachterstand om Nederlands te leren. Wie de taal beheerst, heeft meer kans op het vinden van een baan. De bijstandsgerechtigde krijgt een inspanningsverplichting opgelegd. Wie daaraan niet voldoet krijgt te maken met een stapsgewijze verlaging van de uitkering die zelfs kan oplopen tot 100 procent voor onbepaalde tijd. In de loop van 2016 moeten alle bijstandsgerechtigden die daarvoor in aanmerking komen getoetst zijn op hun taalvaardigheid. De aantallen personen die niet aan de taaleis voldoen zijn moeilijk te voorspellen. Overigens is daarmee niet de hele groep met een taalachterstand in beeld. Wie acht jaar onderwijs in Nederland heeft gevolgd, een inburgeringsdiploma heeft of een ander document als bewijs van taalvaardigheid kan tonen, wordt niet getoetst. Toch kan er wel degelijk een taalachterstand zijn. Autochtone laaggeletterden worden bij toepassing van deze regels zelden getoetst. Klantmanagers bij de afdelingen Werk en Inkomen zullen daarom alert moeten blijven op de taalvaardigheid van de klanten. Om laaggeletterdheid bij autochtone Nederlanders te onderkennen heeft de klantmanager (of bijstandsconsulent) een bepaalde specifieke kennis of vaardigheid nodig. De Stichting Lezen en Schrijven biedt hiervoor trainingen aan. Ook de door de Stichting ontwikkelde taalmeter, een online instrument waarmee op een snelle (binnen 12 minuten) en eenvoudige manier kan worden
3
achterhaald of mensen moeite hebben met lezen, kan worden ingezet om taalachterstand bij bijstandsgerechtigden op te sporen. De Taalmeter geeft een goede indicatie of iemand mogelijk een taalachterstand heeft of laaggeletterd is. Taalhuis als meldpunt Naast de loketten van Werk en Inkomen is het Taalhuis een belangrijke toegangspoort tot verbetering van taal, rekenen en digitale vaardigheden. De vier bibliotheken in de regio zijn allemaal gestart met een taalhuis. Vanuit de taalhuizen wordt actief geworven maar mensen kunnen zich ook zelf aanmelden. De taalhuizen kunnen zelf in het gevraagde voorzien of verwijzen door naar de meest adequate voorziening in het taalnetwerk. Overig en zelfmelden Ook in de contacten van burgers met Sociale Wijkteams en Jeugd- en Gezinsteams kunnen tekortkomingen in taalbeheersing worden gesignaleerd. Op termijn worden ook medewerkers van deze teams getraind in het herkennen van laaggeletterdheid en / of taalachterstanden. Jongeren, zowel met als zonder uitkering vormen een prioritaire doelgroep. Degenen zonder uitkering zijn deels als voortijdig schoolverlater in beeld bij het Regionale Meld- en Coördinatiepunt (RMC) en kunnen via die weg worden aangesproken. Voor jongeren zonder startkwalificatie zijn er instroomloketten bij de roc’s. In de Duin- en Bollenstreek en de Leidse regio is het Transferium ontwikkeld. Hierin werken RMC en afdelingen Werk en Inkomen van de gemeenten samen om de jongeren terug te leiden naar het onderwijs. In het Transferium wordt gewerkt aan taal- en rekenachterstanden. Ook jongeren kunnen zich natuurlijk zelf melden bij de taalhuizen of onderwijsinstellingen. Werkende laaggeletterden en laaggeletterde niet-uitkeringsgerechtigden werden in het verleden bereikt met publiekscampagnes (‘Maak een nieuwe start’). Wegens gebrek aan middelen zijn deze campagnes de laatste jaren niet meer gevoerd. Vanuit de Taalhuizen wordt actie ondernomen om deze groepen weer op te pakken. . De laatste jaren bestaat de instroom bij de roc’s voor het grootste deel uit ‘zelfmelders’, voornamelijk arbeidsmigranten uit de zogenaamde MOE-landen (Midden- en Oost-Europa).. In het Bondgenootschap voor Geletterdheid hebben rond de veertig instellingen, bedrijven en overheden in Holland Rijnland zich gecommitteerd om laaggeletterdheid binnen hun organisaties en klantenkring op te sporen en te bestrijden. De bondgenoten verwijzen in de regel door naar het bestaande taalaanbod. Sommige werkgevers organiseren zelf taalonderwijs.
Het aanbod Het taalaanbod moet gevarieerd zijn omdat we met veel verschillende achtergronden en niveaus te maken hebben. Op dit moment wordt in de regio het aanbod geïnventariseerd. Medio 2016 is het volledige aanbod in beeld en beschreven. ROC’s In het overgangsjaar 2016 zijn vanuit het perspectief van de financiering uit de middelen voor volwasseneneducatie, de roc’s nog de grootste aanbieders van volwasseneneducatie. Vijftig procent van de middelen wordt besteed bij roc Leiden en roc ID College. Zij bieden daarvoor cursussen NT1 (Lezen, Schrijven en rekenen) en NT2 op verschillende niveaus. Het onderwijs wordt uitsluitend gegeven door gekwalificeerde docenten. Beide roc’s samen hebben in 2016 plaats voor ongeveer 700 cursisten.
4
Aanbod in het kader van de Wet Taaleis Een ‘subdoelstelling’ van het beleid is om de mensen die niet aan de taaleis in de Participatiewet voldoen een passend aanbod te doen. Hoewel het verbeteren van zijn taalvaardigheid in het kader van de Wet Taaleis de eigen verantwoordelijkheid van de bijstandsgerechtigde is, willen de gemeenten ook in een aanbod voorzien of op z’n minst de klant adequaat kunnen doorverwijzen. De middelen voor volwasseneneducatie worden ook hiervoor ingezet. Deze keuze sluit aan op de doelgroepprioritering. In de eerste helft van 2016 gaat het alleen om nieuwe instroom van bijstandsgerechtigden en is het aantal nog redelijk te overzien. Vanaf juli zal de vraag naar taalscholing als gevolg van de taaleis toenemen. Aan de hand van de inventarisatie van het aanbod , die rond die tijd klaar is, wordt bepaald of voor deze doelgroep extra scholing moet worden ingekocht. In Leiden heeft de gemeente zelf sinds 2013 in het Project JA-plus taalonderwijs georganiseerd. (Het project is ook als ‘pilot’ genoemd in het regionaal educatieprogramma). Deelname is verplicht omdat de lessen worden gegeven in het kader van een re-integratietraject. De duur van de deelname aan het traject verschilt sterk. Uitstroom naar werk betekent meestal ook einde van de deelname aan de lessen. Het gemiddelde deelnemersaantal ligt rond de 130 personen. In 2015 stroomden 94 mensen in. Overigens kan de bijstandsgerechtigde die aan zijn taalvaardigheid moet werken ook worden verwezen naar een roc of naar het taalhuis. Ook met e-learning (bijvoorbeeld via E-TV, gratis en goede kwaliteit) kan hij aan zijn verplichting voldoen. Aanbod in het Taalhuis en het netwerk In het educatieprogramma voor 2015 zijn de Taalhuizen als pilots opgenomen. Alle vier bibliotheken in de regio zijn bezig met de opzet of de doorontwikkeling van een Taalhuis. De pilots lopen tot 30 juni 2016. Het aanbod is heel verschillend en omvat een reeks van activiteiten: taalcursussen, computercursussen, organisatie taalcafé, training vrijwilligers, aanbieden taalcoaches en taalmaatjes, leeskring voor laaggeletterden etc. De Taalhuizen zijn ook uitvoerders van het programma Taal voor het Leven. Het doel van het Taalhuis is om inwoners in contact te brengen met de mogelijkheden om hun basisvaardigheden op het gebied van taal, rekenen en het omgaan met computers te vergroten. Het is een laagdrempelige, herkenbare, fysieke plek in stad, wijk of dorp waar alle informatie op dit gebied is verzameld. Iedereen die zijn basisvaardigheden wil verbeteren kan er naar toe. Het is ook een meldpunt en helpdesk voor vrijwilligers die mensen willen helpen om beter te leren lezen, schrijven etc. Alle kennis over het taalaanbod in de regio is aanwezig. Ook in het Taalhuis zelf worden cursussen gegeven. Er worden intakes gehouden om het niveau te kunnen bepalen en op basis daarvan door te verwijzen. Er zijn computers. Men kan er ook digitale taalcursussen volgen en taalen digitale vaardigheden oefenen. Een Taalhuis is ook een samenwerkingsverband tussen lokale en regionale partners, die met elkaar een netwerk van passend aanbod (door professionals en vrijwilligers) hebben ontwikkeld. Het is een ideaal instrument om met verschillende organisaties de mogelijkheden op elkaar af te stemmen, en de cursisten en vrijwilligers zo goed mogelijk van dienst te zijn. Belangrijke partners hierin zijn de gemeenten, bibliotheken, roc’s, private taalaanbieders, vrijwilligersorganisaties en welzijnsorganisaties. Taalhuizen zijn aanvullend op het bestaande aanbod van de bibliotheken en kunnen per gemeente verschillende speerpunten hebben. Het aantal mensen dat in de taalhuizen wordt bereikt, wordt door
5
de bibliotheken heel verschillend ingeschat. Met het uiteenlopende aanbod en de ruime inzet van vrijwilligers moet het mogelijk zijn om enkele duizenden personen één of andere vorm van ‘taalbegeleiding’ te bieden. In de zomer van 2016 worden de pilots geëvalueerd. De uitkomsten bepalen de werkwijzen in de toekomst. Dan is ook duidelijk wat de taalhuizen concreet te bieden hebben in welke mate taalhuizen en taalnetwerken in de vraag kunnen voorzien, wat nog ontbreekt en wat mogelijk nog elders moet worden ingekocht. Op basis van de ervaringen in de pilot kunnen met de taalhuizen afzonderlijk afspraken worden gemaakt over de aantallen inwoners die moeten worden bereikt. Aanbod aan ouders van kinderen op de basisschool In Katwijk loopt bij OBS ‘de Krulder’ een project waarbij anderstalige of allochtone ouders van kinderen op de basisschool onder schooltijd werken aan de verbetering van hun Nederlands. Het effect is niet alleen dat de ouders beter Nederlands spreken maar ook dat zij beter in staat zijn om hun kinderen te begeleiden in hun schoolloopbaan. De bijeenkomsten op school hebben ook een sociale, integratie- en participatiebevorderende functie.
Rol van de Stichting Lezen en Schrijven Taal voor het Leven Het ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven helpt gemeenten en organisaties met het organiseren van taalscholing voor mensen die laaggeletterd zijn en beter willen leren lezen, schrijven, spreken, rekenen of omgaan met een computer. Taal voor het Leven wordt uitgevoerd door Stichting Lezen & Schrijven en gefinancierd door de ministeries van OCW, SZW en VWS vanuit het gezamenlijk actieprogramma ‘Tel mee met Taal’. Dit programma geeft aan hoe laaggeletterdheid de komende jaren moet worden aangepakt. Onderdeel hiervan is dat het ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven dat vanaf 2016 ook in de regio Holland Rijnland beschikbaar komt. Het regioteam vanuit de Stichting Lezen & Schrijven ondersteunt de regio met de opbouw van een lokale infrastructuur om meer laaggeletterden te vinden, op te leiden en te volgen in hun voortgang op taal- en participatieniveau. Het ondersteuningsprogramma Taal voor het Leven werkt vraaggericht voor gemeenten en andere partijen. Het is afhankelijk van de beleidswensen van de gemeente en de mogelijkheden die de lokale en regionale infrastructuur heeft en biedt. Invoering van Taal voor het leven staat de uitvoering van het Regionaal Educatieprogramma dan ook niet in de weg. Vanuit het ondersteuningsprogramma zijn verschillende materialen en instrumenten ontwikkeld en kan Stichting Lezen & Schrijven op veel vlakken ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn advisering over inzet educatiemiddelen en opbouw Taalhuizen, screeningsinstrumenten zoals de Taal- en Digimeter, trainen van vrijwilligers en trainers, lesmaterialen voor vrijwilligers en voortgangstoetsen om de kwaliteit van lesgeven aan laaggeletterden zo optimaal mogelijk te maken.
6
In onderstaand overzicht zijn de vier stappen van het programma in beeld gebracht.
In lijn met het actieprogramma Tel mee met Taal wordt Holland Rijnland een ‘Taal voor het Leven regio’. In samenwerking met de Stichting Lezen en Schrijven worden hiervoor de benodigde stappen gezet. De Stichting biedt vervolgens ondersteuning en materiaal.
Inkoop of subsidie Bij de besteding van de middelen moet gekozen worden tussen inkoop of subsidie . Het verschil is of de gemeente zichzelf ziet als een zakelijke partner die een goed product voor een goede prijs wil hebben of als ondersteuner van een organisatie die maatschappelijk nuttige activiteiten ontplooit. De keuze is afhankelijk van wat de aanbieder te bieden heeft. Met de roc’s heeft de contactgemeente een inkooprelatie. De roc’s leveren een professioneel product. Aan de taalhuizen verstrekt de contactgemeente subsidie omdat veel met vrijwilligers wordt gewerkt en de cursussen en andere activiteiten niet gericht zijn op het halen van erkende diploma’s. In het overgangsjaar 2016 wordt het professionele taalonderwijs nog ingekocht bij de roc’s. In de toekomst zullen ook andere aanbieders in beeld komen. Vooralsnog is de markt nog klein. In de regio Holland Rijnland is het aantal aanbieders nog heel beperkt. Gezien de omvang van het budget voor 2017 en daarna zal het professionele taalaanbod bijna zeker worden aanbesteed. Als de taalhuizen zich ontwikkelen zoals verwacht, wordt de subsidie voortgezet. Servicepunt71, de organisatie die Leiden adviseert en begeleidt op het gebied van inkoop en aanbestedingen onderzoekt op dit moment wat de beste aanpak is en wat mogelijk is op grond van wet- en regelgeving.
7
Financiën De rijksbijdrage voor educatie in 2016 is voor de Holland Rijnland gemeenten in totaal €1.429.296. Het budget is de som van de aan de verschillende gemeenten toegerekende bedragen maar wordt uitgekeerd aan de contactgemeente Leiden. De helft van het budget €714,649 wordt besteed bij de roc’s. Voor dit bedrag krijgen rond 700 personen professioneel taalonderwijs. De andere helft is beschikbaar voor de taalhuizen, projecten en inkoop van taalonderwijs bij andere instellingen. In totaal 3250 personen (indicatief) krijgen voor dit bedrag een vorm van begeleiding bij taalverwerving, waarvan het grootste deel via de taalhuizen. Het verschil met de roc’s ontstaat omdat in de taalhuizen met vrijwilligers wordt gewerkt, het aanbod heel divers is en het halen van diploma’s geen prioriteit heeft . Globaal komen we voor het vrij besteedbare deel tot de volgende verdeling: Vrij besteedbaar budget Subsidies taalhuizen Uitvoering JA-plus Extra taalonderwijs nav. taaltoets (nog inkopen evt. bij roc’s. Subsidies overig Totaal beschikbaar
€200.000 €200.000 €200.000
Indicatie aantal te bereiken personen 2500 300 300
€114.649 €714,649
150 Totaal 3250
De taalhuizen worden deels ook via een andere weg (cultuur, bibliotheek) gesubsidieerd. Bovendien zijn voor de periode tot 1 juli 2016 subsidies uit het educatiebudget 2015 toegekend.
Evaluatie Landelijk wordt de wijziging van de WEB eind 2017 geëvalueerd. Ook het regionaal educatieprogramma en de opbrengst van dit uitvoeringsplan worden eind 2017 geëvalueerd.
8
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
Aanvullende informatie bij Begeleiding na maatschappelijke opvang 2016 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur XPlatformtaak volgens gemeente De uitvoering van de Maatschappelijke opvang is vanuit het rijk bij centrumgemeente Leiden neergelegd. Vanaf 2015 werden hier vanuit de AWBZ middelen aan toegevoegd. Daarvan werd individuele begeleiding Maatschappelijke opvang gefinancierd. Per 2016 zijn deze middelen landelijk anders verdeeld. In 2016 betekent dit voor onze regio een korting van circa € 731.000, vanaf 2017 circa € 1.500.000. In het PHO Maatschappij van 16 december 2015 heeft de centrumgemeente een voorstel gedaan om de nazorg na uitstroom uit de maatschappelijke opvang te herzien, waarbij er eerder een beroep gedaan wordt op Wmo begeleiding vanuit de nieuwe woonplaats. Het college van burgemeester en wethouders Leiden had de regiogemeenten een brief gestuurd met een uitleg over de ontstane situatie. In het PHO van 16 december is gevraagd om nadere informatie met betrekking tot de aantallen cliënten die jaarlijks uitstromen, zodat gemeenten kunnen inschatten welke consequenties dit heeft voor hun eigen Wmo budget. Bij bijgevoegde memo zijn deze gegevens verwerkt.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
DB Colleges PHO
14/10/2015 en 16/12/2016
17/02/2016
DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
1. Kennis te nemen van de aanvullende informatie bij Begeleiding na uitstroom uit de maatschappelijke opvang. 2. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden
Door een herverdeling van het rijk wordt de centrumgemeente geconfronteerd met een korting op Begeleiding maatschappelijke opvang. De centrumgemeente vraagt regiogemeenten om bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang na twee maanden de nazorg voor deze cliënten over te nemen binnen de lokale Wmo per 2016. Het PHO heeft gevraagd om een onderbouwing van aantallen cliënten, om zo een goede inschatting te kunnen maken van wat dit voor de gemeenten betekent. Deze onderbouwing is inmiddels aangeleverd door Stichting de Binnenvest en te vinden in de bijgevoegde bijlage. Nee Ja, door: Wanneer: Dit voorstel heeft als gevolg dat individuele cliënten bij uitstroom uit de Maatschappelijke opvang eerder een maatwerkvoorziening Begeleiding moeten krijgen in hun woonplaats. Deze financiering komt uit de lokale Wmo middelen Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
2
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 17 februari 2016 12.00 – 16.15 uur Raadzaal/commissiekamer 3 Alphen aan den Rijn 08
Onderwerp: Aanvullende informatie bij Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017 Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de aanvullende informatie bij Begeleiding na uitstroom uit de maatschappelijke opvang (zie bijlage 1); 2. Akkoord te gaan met het voorstel van de centrumgemeente om de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang per 2016 voor nieuwe cliënten over te nemen na twee maanden. Inleiding: In het PHO van 16 december 2015 kwam de centrumgemeente met een voorstel om de landelijke bezuiniging op middelen begeleiding in de Maatschappelijke Opvang op te vangen. Deze korting op het budget van de centrumgemeente Leiden betreft €731.000 voor 2016, oplopend naar ongeveer €1,5 mln in 2017. De centrumgemeente is niet in staat om deze bezuiniging zelf te dragen en heeft daarom verzocht om de nazorg na de maatschappelijke opvang eerder over te dragen naar de Wmo begeleiding. De lopende afspraak in 2015 was dat de centrumgemeente die nazorg gedurende 6 maanden financiert, het voorstel was om dit terug te brengen naar 2 maanden. Het PHO heeft gevraagd om een onderbouwing van aantallen cliënten, om zo een goede inschatting te kunnen maken van wat dit voor de gemeenten betekent. Deze onderbouwing is inmiddels aangeleverd door Stichting de Binnenvest en te vinden in de bijgevoegde bijlage. Beoogd effect: De zorg voor kwetsbare burgers moet gewaarborgd blijven. In het overgangsmoment van maatschappelijke opvang naar zelfstandig wonen is begeleiding van groot belang. Nu er een korting is op het budget van de centrumgemeente, is het van belang dat de gemeente waar de cliënt huisvesting heeft gevonden, de begeleiding kan voortzetten. Argumenten: 1. Alle gemeenten zijn verantwoordelijk voor preventie en herstel bij de doelgroep OGGZ Begeleiding van kwetsbare groepen is een reguliere taak binnen de Wmo. Alle gemeenten vinden het belangrijk dat de OGGZ doelgroep goed begeleid wordt om te voorkomen dat ze een beroep moeten doen op de maatschappelijke opvang. 2.
De korting op het budget begeleiding Maatschappelijke opvang vraagt om regionale samenwerking om de begeleiding voor de doelgroep te waarborgen De centrumgemeente financiert een korter deel van de begeleiding in de overgangsperiode. De gemeente waar de cliënt gehuisvest wordt, zorgt voor vervolg begeleiding. De centrumgemeente werkt samen met de regiogemeenten een praktische werkwijze uit zodat de cliënten de juiste zorg behouden.
4
Financiën: In de meicirculaire 2014 kreeg Leiden voor 2015 een toevoeging van € 3.129.970 bovenop de € 5.463.044 “reguliere” middelen in de decentralisatie-uitkering. Eén van de onderdelen die Leiden op dit moment regelt is de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang. Naar het oordeel van de Raad voor Financiële Verhoudingen hoort deze nazorg niet tot de centrumgemeentelijke taak, maar is er hier sprake van reguliere zorg voor begeleiding die alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo. Met deze teruggang van het budget is het niet meer mogelijk deze extra zorg te leveren. Daarom vraagt de centrumgemeente aan de regiogemeenten om bij huisvesting van deze doelgroep in hun gemeente de begeleiding eerder over te nemen dan in 2015 was afgesproken.
Meerjarenbeeld Decentralisatie uitkering MO 2015 € 8.561.738
2016 € 7.847.463
2017 € 7.096.410
2018 € 7.096.410
2019 € 7.096.410
2020 € 7.096.410
Communicatie: De gemeente Leiden heeft regiogemeenten op 8 december 2015 per brief geïnformeerd. Aanvullende informatie over de aantallen cliënten ontvangt u hierbij in bijlage 1. Na besluitvorming wordt het AOZW als ingang gebruikt om de praktische uitvoering verder af te stemmen met alle gemeenten. Evaluatie: Bij het ontwikkelen van het nieuwe Beleidskader Opvang en Bescherming wordt dit onderdeel van de regionaal georganiseerde begeleiding meegenomen. Dit beleidskader wordt opgesteld door een regionale werkgroep. Bijlagen: 1. Memo Aanvullende informatie bij Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017
5
Memo Aan
Van
PHO Maatschappij
R. van Gelderen
Doorkiesnummer
(071) 516 5754
Onderwerp
Datum
Aanvullende informatie bij Consequenties budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017
10-2-2016
Geachte portefeuillehouders , In het PHO Maatschappij van 16 december 2015 heeft de centrumgemeente u een voorstel gedaan met betrekking tot het budget Begeleiding Maatschappelijke opvang 2016 en 2017. Zie bijlage 2 waarin nogmaals de achtergrondinformatie wordt meegegeven. U heeft bij de bespreking van dit voorstel gevraagd om aanvullende gegevens. Het ging daarbij om de aantallen cliënten die het betreft, het liefst verdeeld naar gemeenten. Daarnaast is geïnformeerd naar het budget dat in 2015 voor deze opgave is benut. Het is gelukt de gegevens aan te leveren met aantallen cliënten op jaarbasis en waar deze cliënten zich vestigen (gebaseerd op gegevens 2015). Hiermee is vervolgens een globale inschatting gemaakt voor 2016 (zie bijlage 1). Per gemeente is het hiermee naar verwachting mogelijk om een berekening te maken van de lasten voor de Wmo begeleiding, waarbij rekening gehouden moet worden met de individuele verschillen van cliënten. Sommigen kunnen binnen een half jaar zelfstandig verder, anderen hebben langer begeleiding nodig. Op dit moment is nog niet bekend wat De Binnenvest in het jaar 2015 voor deze opgave heeft ingezet aan middelen. De rapportage daarover is nog niet afgerond omdat het ingewikkeld is om alle inzet door De Binnenvest apart te registreren. We hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en verzoeken opnieuw om het voorstel van 16 december 2015 over te nemen. Met vriendelijke groet, R. van Gelderen,
Namens dezen, I. Baard Manager Beleid Maatschappelijke Ontwikkeling Gemeente Leiden
Pagina
2/5 Bijlage 1: Toelichting van De Binnenvest op aantallen cliënten die de overgang maakte van ambulante begeleiding betaald door de maatschappelijke opvang (subsidie) naar ambulante begeleiding betaald door de lokale gemeente (Wmo) in 2015 1) Gemeente Leiden heeft De Binnenvest gevraagd om de volgende informatie Een overzicht van alle cliënten die in 2015 eerst op basis van de Binnenvest-subsidie ambulante individuele begeleiding kregen (zoals regionaal afgesproken: de eerste 6 maanden na uitstroom uit de maatschappelijke opvang) en daarna begeleiding kregen op basis van een lokale Wmo beschikking, gespecificeerd naar gemeente. 2) Aantallen
Gemeente waarin Wmo beschikking is afgegeven
Aantal Wmo beschikkingen in 2015
Leiden Leiderdorp Oegstgeest Voorschoten Katwijk Noordwijk Noordwijkerhout Lisse Hillegom Teylingen Alphen Kaag en Braassem Nieuwkoop Totaal
61 1 1 0 14 4 2 3 2 2 19 1 2 112
3) Nadere opmerkingen bij de genoemde aantallen
Niet meegenomen in de telling: 1. cliënten waarvan de zorg en begeleiding op basis van de Binnenvest-subsidie (voortijdig) is gestopt en die op eigen kracht zijn verder gegaan; 2. cliënten met een beschikking voor Beschermd wonen of een indicatie voor GGZ o.i.d., aansluitend aan de periode waarin zorg en begeleiding is verkregen op basis van de Binnenvest subsidie.
Meegenomen in de telling: cliënten die op 1 januari 2015 vanuit de AWBZ omgezet zijn naar Wmo op basis van oud recht ( maar in werkelijkheid opvang of begeleiding kregen die gefinancierd werd vanuit de UVOK subsidie (Nieuwe Energie, Outreachend Team)).
De 22 cliënten uit Alphen aan de Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop die zijn uitgestroomd uit de maatschappelijke opvang en de begeleiding, zijn vanaf dat moment niet meer zichtbaar. Dit heeft te maken met de wijze waarop in Alphen aan de Rijn e.o. de Wmo wordt uitgevoerd. Of deze cliënten een Wmo beschikking hebben gekregen is bij de Binnenvest niet bekend.
Pagina
3/5
Tot op heden (februari 2016) ontvangt de Binnenvest, met terugwerkende kracht, Wmo beschikkingen voor cliënten die in 2015 de overgang hebben gemaakt van begeleiding vanuit de maatschappelijke opvang naar begeleiding vanuit de Wmo. Dit gaat om meer dan een enkele beschikking. Vanwege de verwerkingstijd van 6 tot 8 werken voor het afgeven van een Wmo beschikking, moet dus ook rekening gehouden worden met een aantal Wmo beschikkingen dat niet is meegenomen in de bovenstaande aantallen.
Over aangevraagde Wmo beschikkingen kan de Binnenvest niet rapporteren, alleen over de door hun ontvangen Wmo beschikkingen.
Rekening houdend met bovengenoemde kunnen we er van uit gaan dat het vermelde aantal van 112 in 2015 een minimum aantal is. Gemeenten dienen er rekening mee te houden dat aantal voor 2016 iets hoger zal uitvallen.
Pagina
4/5 Bijlage 2: Achtergrond bij de middelen voor begeleiding maatschappelijke opvang De decentralisatie-uitkeringen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang werden in 2015 opgehoogd met de te decentraliseren middelen uit de AWBZ. Het ging om het budget dat samenhangt met de huidige AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging die in de praktijk vaak in het verlengde van de opvang werden geboden. Voor de decentralisatieuitkering Maatschappelijke opvang (MO/VB/OGGz) ging het om een relatief grote toevoeging, namelijk 87 mln euro op een totaalbedrag van bijna 300 mln euro. Het betreft aldus een toevoeging van bijna 30%1. In 2015 was sprake van een historische verdeling en vanaf 2016 worden deze middelen via de objectieve verdeling van de decentralisatie-uitkering MO verdeeld. De invoering van het objectieve verdeelmodel gaat in 2 jaar. In 2015 100% historisch, in 2016 50% en in 2017 0% historisch. Voor Leiden heeft het volgen objectieve verdeelmodel sterk nadelige gevolgen ten opzichte van het historisch budget. Hieronder wordt het nieuwe verdeelmodel toegelicht. “De Raad voor Financiële Verhoudingen stelt het volgende vast: een deel van de herverdeeleffecten bij centrumgemeenten voor maatschappelijk opvang die ontstaan is bij de overgang van de historische verdeling van AWBZ-middelen voor begeleiding en persoonlijke verzorging naar de objectieve verdeling wordt veroorzaakt door bestaande regionale verschillen in beleid en uitvoering tussen de zorgkantoren, indicatieorganen, instellingen en centrumgemeenten. De objectieve verdeling leidt er dan ook toe dat de verschillende regio’s straks in een meer vergelijkbare uitgangspositie komen. De herverdeeleffecten voor de maatschappelijke opvang slaan neer bij een beperkt aantal centrumgemeenten dat de financiële lasten draagt voor de bekostiging van de regionale opvangcapaciteit. Het gaat bij de maatschappelijke opvang in beginsel om een cliëntenbestand dat slechts tijdelijk gebruik maakt van de opvangvoorziening en de daarbij geboden functies van begeleiding en persoonlijke verzorging. Dit biedt centrumgemeenten en opvanginstellingen de mogelijkheid om in te spelen op de nieuwe financiële mogelijkheden zonder dat dit direct invloed heeft op lopende trajecten. Verder is het beleid gericht op het voorkomen en waar mogelijk hulp bieden buiten de instellingen voor maatschappelijke opvang. Voor zover het gaat om de inzet van de AWBZ middelen voor de begeleiding van mensen (buiten de instelling) met ernstige beperkingen van langdurige aard komt de vraag aan de orde in hoeverre de geboden zorg door de woongemeente moet worden geleverd, omdat deze taak valt onder de reguliere zorg voor begeleiding die alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo.” Leiden In de meicirculaire 2014 kreeg Leiden voor 2015 een toevoeging van € 3.129.970 bovenop de € 5.463.044 “reguliere” middelen in de decentralisatie-uitkering. Eén van de onderdelen die Leiden op dit moment regelt is de nazorg bij uitstroom uit de maatschappelijke opvang. Naar het oordeel van de Raad voor Financiële Verhoudingen hoort deze nazorg niet tot de
1 Daarnaast is in 2015 de zogenaamde grensstrook van totaal €12 miljoen aan het budget toegevoegd die ook objectief verdeeld worden. In de periode van het PVA MO/BW hebben we als G43 afspraken gemaakt met VWS over de manier waarop we tot een herverdeling van middelen over het land zouden komen. VWS heeft, op basis van een inventarisatie van Cebeon, de gemeenten opgedragen om specifiek benoemde gemeentelijk gefinancierde activiteiten onder te brengen in andere financiële kaders (vaak awbz). Dat hebben gemeenten vervolgens gedaan, waarbij wel verschil tussen gemeenten ontstond. Sommigen waren zeer voortvarend/succesvol. Anderen minder. Dat hing soms samen met de medewerking van andere partijen, zoals Zorgkantoor en CIZ. De binnen de gemeentelijke begroting vrijkomende middelen gingen naar de “parkeerstrook”: en werden landelijk herverdeeld. Er lijkt nu sprake van een dubbel herverdeeleffect op deze middelen.
Pagina
5/5 centrum-gemeentelijke taak, maar is er hier sprake van reguliere zorg voor begeleiding die alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo.
Meerjarenbeeld Decentralisatie uitkering MO 2015
2016
2017
2018
2019
2020
8.561.738
7.847.463
7.096.410
7.096.410
7.096.410
7.096.410
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
5.
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen Holland Rijnland 2016 Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van Beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente Leiden is ondergebracht. Aansluiting op de lokale Wmo is belangrijk om de zorgcontinuïteit voor cliënten te waarborgen. Afbakeningskwesties worden daarom eerst aan de regiogemeenten voorgelegd. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
Leiden: 1 maart 17 februari
1. Akkoord te gaan met de afspraken waarbij centrumgemeente en lokale Wmo per cliënt gezamenlijk bepalen wat de beste maatwerkvoorziening bij zelfstandig wonen; 2. Het college van Burgemeester en Wethouders Leiden te adviseren om deze uitvoeringsnotitie Beschermd wonen vast te stellen in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2016 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten; 3. Kennis te nemen van het feit dat het beleidskader, door vertraging landelijk, pas met ingang van 2017 gerealiseerd kan worden. Er zijn enkele aanpassingen gedaan ten opzichte van 2015. De belangrijkste betreft de optie dat cliënten die zelfstandig wonen binnen Beschermd wonen, soms de overstap kunnen maken naar een maatwerkvoorziening begeleiding.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
In 2015 is er regionaal een uitvoeringsnotitie Beschermd wonen vastgesteld, in afwachting van het beleidskader dat in 2016 klaar zou moeten zijn. Dit beleidskader heeft vertraging opgelopen en gaat pas per 2017 gelden. Er was aanleiding om de uitvoeringsnotitie 2015 op onderdelen aan te passen. Een deel van de aanpassingen vloeien voort uit ervaring die in de praktijk in 2015 is opgedaan, anderen komen voort uit de ambitie van de regio Holland Rijnland om cliënten vanuit de juiste plek de juiste zorg te bieden: lokaal waar het kan, centraal waar het moet.
8.
Inspraak
XNee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
X NVT Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Wet Maatschappelijke ondersteuning Eerdere besluitvorming: Uitvoeringsnotitie 2015, OGGZ-agenda, Financiering Beschermd wonen
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 17 februari 2016 12.30 – 16.00 uur Raadzaal/Commissiekamer 3 Alphen aan den Rijn 08
Onderwerp: Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen Holland Rijnland 2016
Beslispunten: 1. Akkoord te gaan met de afspraken waarbij centrumgemeente en lokale Wmo per cliënt gezamenlijk bepalen wat de beste maatwerkvoorziening bij zelfstandig wonen; 2. Het college van Burgemeester en Wethouders Leiden te adviseren om deze uitvoeringsnotitie Beschermd wonen vast te stellen in afwachting van een uitgebreidere integrale beleidsvisie die in de loop van 2016 wordt opgesteld samen met de regiogemeenten; 3. Kennis te nemen van het feit dat het beleidskader, door vertraging landelijk, pas met ingang van 2017 gerealiseerd kan worden. Inleiding: Beschermd wonen is een Wmo taak die is ondergebracht bij de centrumgemeente. In 2015 is de wijze waarop de uitvoering is vormgegeven ter advisering aan het PHO voorgelegd en vastgesteld in het college B en W Leiden. Door de vertraging in het te maken Beleidskader opvang en bescherming is er behoefte om voor 2016 opnieuw een uitvoeringsnotitie voor te leggen. Door de ervaring die in 2015 is opgedaan en door eerder uitgesproken voornemens zijn er wijzigingen in de uitvoering nodig (De wijzigingen ten opzichte van 2015 zijn in de bijlage schuingedrukt). De beleidskaders voor dit onderwerp zijn OGGZ-Agenda Holland Rijnland 2014, Herontwerp sociaal domein gemeente Leiden, verordening gemeente Leiden en de beleidsregels gemeente Leiden. Holland Rijnland biedt hiervoor een platform op verzoek van gemeenten. De centrumgemeente is eindverantwoordelijk en stemt af met de regiogemeenten. Beoogd effect: In de regio Holland Rijnland streven we naar optimale samenwerking in de keten voor de doelgroep OGGZ, waar beschermd wonen een onderdeel van is. In 2016 komt er meer nadruk op het gezamenlijk beoordelen welke zorg passend is voor cliënten die zelfstandig wonen maar nog een indicatie Beschermd wonen hebben. Daartoe gaan consulenten Wmo in de gemeenten vaker samen met consulenten Beschermd wonen met cliënten in gesprek. Samen beoordelen ze de situatie. Daar waar de zorg passend is in een reguliere maatwerkvoorziening begeleiding, daar neemt de lokale Wmo de cliënt over. De verwachting is dat dit geen grote aantallen zijn, omdat de meeste cliënten thuis zwaardere zorg nodig hebben dan werd gedacht. Daarnaast is afgesproken dat ook bij nieuwe aanvragen voor Beschermd wonen vaker een gezamenlijk keukentafelgesprek plaatsvindt met centrumgemeente en lokale Wmo. Hierdoor wordt er lokaal meer kennis opgebouwd over de doelgroep Beschermd wonen en wordt inzichtelijk gemaakt waarom de centrumgemeente tot een beschikking komt.
3
Argumenten: lokaal waar het kan, centraal waar het moet Beschermd wonen is een intramurale voorziening voor deze regio, waar de centrumgemeente verantwoordelijk voor is. Uitgangspunt is het huidige volume voor Beschermd wonen (oftewel het aantal bedden). Het is belangrijk dat daar waar het mogelijk is, cliënten uitstromen met een reguliere Wmo voorziening vanuit de woonplaats. De centrumgemeente en lokale Wmo stemmen af om zorgcontinuïteit te waarborgen. Dat geldt in 2016 extra voor die cliënten die zelfstandig wonen met begeleiding die gefinancierd wordt vanuit Beschermd wonen. Een kleinere groep cliënten woont zelfstandig thuis maar heeft geen behoefte aan een plek binnen Beschermd wonen. In de uitvoeringsnotitie 2015 is al gezegd dat er gekeken wordt of deze cliënten naar de lokale Wmo kunnen gaan. In deze uitvoeringsnotitie nemen we daar voorzichtig stappen in. Bij deze cliënten wordt gekeken of er mogelijkheden zijn om de zorg over te dragen naar de lokale Wmo. Alleen daar waar de zorg de maatwerkvoorziening begeleiding niet overstijgt, is dit inhoudelijk en financieel een reële optie. De beoordeling van de benodigde zorg willen centrumgemeente en lokale Wmo graag gezamenlijk doen. Zie 4.5 van de uitvoeringsnotitie voor een nadere uitwerking. De inhoudelijke aanpassingen die gewijzigd zijn ten opzichte van 2015 zijn cursief gemaakt. Kanttekeningen/risico’s: Deze uitvoeringsnotitie werkt nader uit waar de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente begint én eindigt. Het is belangrijk dat alle betrokken afdelingen die een aandeel hebben in de uitvoering, werken volgens deze uitvoeringsnotitie. Alleen dan krijgen cliënten de zorg die bij ze past. Financiën: Alleen cliënten die voldoende ondersteuning hebben met een reguliere maatwerkvoorziening begeleiding, kunnen worden overgedragen naar de lokale Wmo. Communicatie: Afstemming met de zorgaanbieders vindt plaats via de overlegtafel bij het Bestuurlijk contracteren in de Leidse regio. Afstemming met de Wmo loketten in de regio gebeurt via het Ambtelijk overleg Zorg en Welzijn. De ambtenaren betrokken bij dit overleg zorgen voor de juiste contactpersonen bij de lokale Wmo loketten. Er zijn vaste contactpersonen nodig voor de consulenten Beschermd wonen, zodat planning rond afstemming op clientniveau geen extra werk oplevert voor betrokken partners. Evaluatie Momenteel werkt de centrumgemeente aan de eerste jaarrapportage Beschermd wonen (zie hoofdstuk monitoring). Het afgelopen jaar heeft de centrumgemeente de regio steeds geïnformeerd bij onzekerheden rond financiën. Deze werkwijze wordt uiteraard voortgezet.
Bijlagen: Uitvoeringsnotitie Beschermd wonen Holland Rijnland 2016
4
Beschermd wonen Uitvoeringsnotitie regio Hollands Midden 2016
1 februari 2016
Inhoud 1. Aanleiding en doel ........................................................................................................................... 3 Doel van de uitvoeringsnotitie 2016 ................................................................................................. 3 2. Leeswijzer ........................................................................................................................................ 3 3. Kader voor de uitvoering van beschermd wonen ............................................................................. 4 3.1.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) .......................................................................... 4
Verordening en beleidsregels Maatschappelijk Ondersteuning ....................................................... 4 3.2.
Centrumgemeente Leiden ....................................................................................................... 4
Solidariteitsbeginsel ......................................................................................................................... 4 Budget en verdeelmodel .................................................................................................................. 5 Financiële solidariteit ........................................................................................................................ 5 4. Beschermd wonen in de praktijk ...................................................................................................... 6 4.1.
Afbakening en toegang ............................................................................................................ 6
Centrale toegang Holland Rijnland .................................................................................................. 6 Aanvraagprocedure .......................................................................................................................... 7 4.2.
Beschermd wonen als onderdeel van een keten .................................................................... 7
4.3.
Maatwerkvoorziening ............................................................................................................... 9
Voorziening in natura .................................................................................................................... 11 Pgb ................................................................................................................................................. 11 4.4.
Overbruggingszorg ................................................................................................................ 14
4.5.
Overgangscliënten uit de AWBZ ........................................................................................... 14
Sectorvreemden ............................................................................................................................. 14 Extramuraal verzilverde zorg ......................................................................................................... 15 Reguliere uitstroom van cliënten met een lopende indicatie GGZ C ............................................. 16 Overgangscliënten met een pgb .................................................................................................... 16 5. Monitoring en verantwoording ........................................................................................................ 17 Evaluatie ......................................................................................................................................... 17 6
Toekomst beschermd wonen ......................................................................................................... 18
2
1. Aanleiding en doel Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen. Het gaat om woonvoorzieningen voor cliënten met GGZ problematiek. Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. In 2014 lag de focus van gemeenten op een zorgvuldige overheveling van de taken uit de AWBZ naar de Wmo met als belangrijkste opgave het behoud van de huidige plekken voor de mensen met een indicatie en een overgangsrecht van maximaal 5 jaar en het realiseren van de toegang voor nieuwe cliënten. In 2015 maakten we inhoudelijk verder kennis met de doelgroep en de zorgaanbieders. En leerden regiogemeenten elkaar te vinden ten behoeve van de doelgroep Beschermd wonen. De voorziening Beschermd wonen bleek een gecompliceerd beleidsterrein. De centrumgemeente heeft veel tijd nodig gehad voor de landelijke ontwikkelingen en heeft regiogemeenten geprobeerd zo goed mogelijk op de hoogte te houden.
De keuzes met betrekking tot beleid en uitvoering werden vastgelegd in de Uitvoeringsagenda 2015. De verwachting was dat een landelijk ondersteuningsprogramma medio 2015 voldoende onderwerpen had uitgewerkt om per 2016 een beleidskader Opvang en Bescherming op te stellen. Daarom was de uitvoeringsagenda voor een jaar gemaakt. Het landelijke ondersteuningsprogramma heeft grote vertraging opgelopen. Daarom is er nog geen beleidskader Opvang en bescherming per 2016. Aanleiding voor de centrumgemeente om de uitvoeringsagenda 2015 opnieuw te bekijken en waar nodig aan te passen voor het jaar 2016.
Doel van de uitvoeringsnotitie 2016 De keuzes en werkafspraken voor Beschermd wonen die in 2015 werden vastgelegd, hebben op enkele onderdelen aanpassingen nodig. Deze aanpassingen gebeuren op basis van de praktijk in de uitvoering. Doel van deze uitvoeringsnotitie: nadere taakafbakening centrumgemeente- overige gemeenten: wie doet wat?; helderheid voor de uitvoeringspraktijk.
2. Leeswijzer De notitie beschrijft in hoofdstuk drie de bestaande kaders voor beschermd wonen. In hoofdstuk vier bespreken we aan de hand van een aantal thema’s uitgangspunten voor de uitvoering. Hoofdstuk vijf beschrijft hoe de monitoring en evaluatie van beschermd Wonen is geregeld. En in hoofdstuk 6 gaan we kort in op de toekomst van beschermd Wonen.
3
3. Kader voor de uitvoering van beschermd wonen 3.1. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Gemeenten zijn met de WMO 2015 verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen. Beschermd wonen is volgens de wet: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”; Achterliggende gedachte van de wetgever bij het overdragen van deze AWBZ taak naar de Wmo is dat de mensen met een indicatie beschermd wonen het beste herstellen midden in de samenleving. Uitgangspunt is dat mensen met een indicatie beschermd wonen op termijn zelfstandig kunnen wonen. Tegelijkertijd zijn ook de hoogste zorgzwaartepakketten overgeheveld. Een flink deel van deze mensen zijn in de praktijk permanent aangewezen op intramurale verblijfsplekken.
Verordening en beleidsregels Maatschappelijk Ondersteuning Op grond van de Wmo zijn (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van een maatwerkvoorziening in de vorm van beschermd wonen. In de Verordening en Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Leiden zijn nadere regels gesteld voor de uitvoering van de maatwerkvoorziening beschermd Wonen. De centrumgemeente (Leiden) is door de gemeenten van Holland Rijnland gemandateerd om de cliënten die buiten de centrumgemeente wonen de maatwerkvoorziening beschermd wonen te bieden.
3.2.Centrumgemeente Leiden Beschermd wonen is een taak die bij de centrumgemeente is ondergebracht. In de regio Holland Rijnland is Leiden de centrumgemeente. Dat betekent dat de gemeente Leiden de middelen krijgt voor de regio Holland Rijnland. De mensen om wie het gaat kunnen in de hele regio wonen.
Solidariteitsbeginsel In het PHO Sociale agenda van 31 oktober 2014 is afgesproken dat alle gemeenten van de regio de financiële voor- of nadelen gezamenlijk dragen. Als er een financieel nadeel is, springt elke gemeente bij vanuit de eigen begroting, volgens het Integratie-uitkering sociaal domein Wmo - objectief verdeelmodel. Bij een financieel voordeel kiest de regio voor het apart houden van het budget voor de doelgroep ten behoeve van innovatieve projecten en/of om de overheveling naar de lokale Wmo vanaf 2018 goed te borgen. Het uitgeven van deze middelen moet in goed overleg met de regio gebeuren.1 Uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven en halfjaarlijkse rapporteert naar de regiogemeenten (zie H 5.1 Monitoring).
1
Bij de decentralisatie van Beschermd wonen is aangekondigd dat de centrumgemeentefunctie wellicht komt te vervallen per 2017 of 2018. Een besluit hierover is nog niet genomen. Er ligt inmiddels wel een advies van de Commissie Toekomst die een langzame afbouw van de centrumgemeentefunctie over 15 jaren bepleit. Dit onderwerp wordt nader uitgewerkt in het te maken Beleidskader opvang en bescherming. 4
Budget en verdeelmodel De budgetten voor beschermd wonen zijn over het land verdeeld op basis van historische gegevens. De middelen voor beschermd wonen maken deel uit van de integratie-uitkering sociaal domein, onderdeel Wmo, nieuwe taken centrum gemeente. In de loop van 2015 bleek dat de middelen landelijk niet goed verdeeld waren. Dit heeft in het voorjaar én in het najaar geleid tot onderzoeken van externe bureaus bij alle centrumgemeenten. Gebleken is dat de regio Holland Rijnland een fors tekort had op de toebedeelde middelen. Dit was voor 2015 al bijgesteld maar aan het eind van 2015 ook voor de langere termijn aangepast. Het voor 2015 en verder genormeerde bedrag voor het beschermd wonen wordt geheel ingezet voor het vormgeven van het beschermd wonen. Het bedrag is reeds op deze wijze meerjarig in de Leidse begroting 2015 verwerkt. Met de zorgaanbieders is afgesproken dat een deel van kortingen op de tarieven worden ingezet ten behoeve van innovatie van het aanbod voor deze doelgroep met als doel om op de langere termijn een efficiënter en inhoudelijk vernieuwend aanbod te ontwikkelen. Dit wordt besproken aan de overlegtafel van het Bestuurlijk contracteren Leidse regio.
Financiële solidariteit Als regio hebben we met gemeenten onderling de financieel solidariteit afgesproken. Een tekort vangen we gezamenlijk op. Een overschot op het budget zetten we in een reserve en regiogemeenten gaan met elkaar in overleg om te bepalen hoe een eventuele reserve kan worden ingezet ten behoeve van deze doelgroep.
5
4. Beschermd wonen in de praktijk Aan de hand van een aantal thema’s formuleren we hieronder uitgangspunten voor de uitvoering.
4.1.Afbakening en toegang Mensen met GGZ problematiek kunnen sinds 2015 te maken hebben met verschillende wet- en regelgeving als het gaat om de zorg die ze nodig hebben. Zorgverzekeringswet (Zwv): alle zorg die gericht is op behandeling van de psychiatrische aandoening, inclusief opnames gericht op behandeling; Wet langdurige zorg (Wlz): als mensen drie jaar binnen de Zvw GGZ zorg krijgen, dan worden ze overgeheveld naar de Wlz. Hier horen ook langdurige of permanente opnames bij die gericht zijn op behandeling; Wmo: maatwerkvoorziening begeleiding en beschermd wonen Een goede afbakening tussen de Zvw, Wlz en Wmo is van groot belang om te voorkomen dat afwenteling plaatsvindt of dat mensen tussen wal en schip vallen. Landelijk is voor het bepalen van de toegang hiervoor een hulpmiddel ontwikkeld. Dit hulpmiddel dient om cliënten met psychiatrische problematiek beter te herkennen en is in oktober 2015 gepresenteerd. Enkele Wmo consulenten in de regio hebben een workshop gevolgd waarmee zij collega’s in de regio ook kunnen adviseren. In 2014 was al bekend dat deze doelgroep, door de verschillende wet- en regelgeving waar zij onder kan vallen, te maken zou krijgen met afbakeningsdiscussies. Dat is ook gebleken. De VNG heeft onlangs een inventarisatie gepresenteerd van diverse afbakeningskwesties tussen de zorgwetten, waarbij GGZ en LVB cliënten vaak als casus worden ingebracht. Voorbeelden van deze afbakeningskwesties: 1 cliënten die met enige regelmaat moeten terugvallen op een behandelplek in de GGZ kliniek (wat valt onder de Zvw) waardoor er een tijdelijk lege plek in Beschermd wonen is. De cliënt moet op termijn wel weer terug naar het Beschermd wonen en voor de stabiliteit is het wenselijk dat de cliënt op dezelfde kamer/woning terug komt. 2 Cliënten die vanuit een behandelplek zouden willen doorstromen naar een verzorgings- of verpleegtehuis omdat de zorg die daar geboden wordt het beste bij ze past. Door hun voorgeschiedenis op gebied van GGZ indicaties krijgen zij echter geen Wlz indicatie. 3 Cliënten die in het verleden tijdelijk een intramurale plek kregen op grond van hun Licht verstandelijke beperking in combinatie met hun leeftijd. Het gaat dan om jongere mensen waarvoor de stap van thuis wonen naar zelfstandig wonen te groot is. Deze cliënten komen niet meer in aanmerking voor een Wlz indicatie maar vallen eigenlijk ook niet onder de GGZ doelgroep. De centrumgemeente volgt de landelijke discussies op de voet en treedt hierover voor de doelgroep Beschermd wonen in overleg met Zorg en Zekerheid.
Centrale toegang Holland Rijnland De gemeente Leiden heeft met regiogemeenten en zorgaanbieders een procedure voor een centrale toegang ontwikkeld. Daarbij wordt met cliënt, de consulent van de gemeente en eventueel betrokken zorgaanbieder gekeken naar de passende zorg en plek. Er is gekozen voor een centrale toegang omdat de beoordeling of deze maatwerkvoorziening passend is, vraagt om specialistische kennis en nauwe samenwerking met de aanbieders beschermd wonen in verband met de plaatsing. Die samenwerking is vormgegeven in een werkgroep Beschermd wonen, waarin toegang en plaatsing wordt besproken aan de hand van anonieme casuïstiek. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers 6
van de regiogemeenten, van de centrumgemeente en een aantal aanbieders (met expertise op verschillende terreinen).
Aanvraagprocedure De werkafspraken voor de aanvraagprocedure zijn vastgelegd in het document ‘Toegang beschermd wonen Holland Rijnland’. Met deze procedure wordt sinds februari 2015 gewerkt. Hierin is beschreven: algemene routing bij aanvragen; procedure bij nieuwe indicaties; procedure bij herindicaties; benodigde gegevens. Aangezien de praktijk nieuw is en we op basis van casuïstiek ervaring op moeten doen, kan dit document in de loop van het jaar in overleg met zorgaanbieders en gemeenten worden aangepast. De meest actuele versie staat altijd op de webpagina voor het bestuurlijk contracteren: http://www.servicepunt71.nl/inkoop-en-aanbesteden/bestuurlijk-contracteren-wmo-2015/
4.2.Beschermd wonen als onderdeel van een keten Cliënten beschermd wonen hebben vaak al een langer traject van zorg gehad. Er zijn cliënten die vanuit een behandelsetting (Zvw of Wlz) gestabiliseerd zijn, maar wel dermate veel structuur nodig hebben dat ze beschermd moeten wonen. Ook is er instroom vanuit de maatschappelijke opvang, waarbij vaak sprake is van multiproblematiek (naast dakloosheid bijvoorbeeld schulden, verslaving, verstandelijke beperkingen, ontbreken van sociaal netwerk). Daarnaast is er instroom vanuit Jeugd, de Wmo (begeleiding) en Justitie. Beschermd wonen maakt dus deel uit van meerdere ketens. In dat kader hanteren we in de uitvoeringspraktijk de volgende uitgangspunten: warme overdracht bij overgangen naar andere wetgeving of lokale Wmo; aanmelding waar mogelijk door cliënt én zorgaanbieder/specialist; cliënt, zorgaanbieder en gemeente bepalen gedrieën wat er nodig is; lokaal waar het kan, centraal waar het moet; regiobinding: beschermd wonen in de gemeente waar de cliënt het meeste binding mee heeft. Warme overdracht bij overgangen naar andere wetgeving of lokale Wmo Gemeenten organiseren een doorgaande lijn van zorg waar dat nodig is, met waar nodig overdracht vanuit diverse regelgevingen zonder dat de klant daar last van heeft. Warme overdracht betekent ook dat centrumgemeente en lokale gemeente bij sommige aanvragen gezamenlijk huisbezoeken afleggen. Het betreft aanvragen waar op basis van de eerste gegevens niet evident is welke indicatie van toepassing moet zijn. Door dat gemeenten hier gezamenlijk optrekken kan direct een integrale afweging worden gemaakt. Dit bevordert de kwaliteit van de beoordeling en voorkomt onnodig heenen-weer-geschuif van cliënten. Daarnaast bouwen alle gemeenten kennis op over Beschermd wonen, wat voor de toekomst van deze maatwerkvoorziening essentieel is. Afspraak: alle gemeenten zorgen voor een direct aanspreekpunt voor de consulenten Beschermd wonen, zodat een afspraak met een cliënt goed ingepland kan worden. Aanmelding waar mogelijk door cliënt én zorgaanbieder/specialist In de meeste gevallen melden zorginstellingen samen met de cliënt aan. Er is dan een traject van behandeling, diagnosestelling en begeleiding aan vooraf gegaan. De expertise van de specialist wordt
7
actief betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Daarnaast is er waar mogelijk een gesprek met cliënt, zorgaanbieder en gemeente om gezamenlijk te bepalen welke zorg passend is voor de cliënt. Client, zorgaanbieder en gemeente bepalen gedrieën wat er nodig is Daarbij kijken we, net zoals bij andere Wmo voorzieningen, naar eigen kracht, de mogelijkheden van het sociale netwerk, de ondersteuning uit algemene voorzieningen en eventuele aanvullende maatwerkvoorzieningen. Beschermd wonen is daarbij een maatwerkvoorziening, verstrekt vanuit de centrumgemeente. Lokaal waar het kan, centraal waar het moet Waar mogelijk blijft een cliënt zelfstandig wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor die mensen die het zelfstandig niet redden. Daar waar het kan, streven we naar uitstroom naar zo zelfstandig mogelijk wonen. Uitgangspunt is het belang van de cliënt, gebaseerd op de wens van de cliënt en waar mogelijk met advies van de specialist. Zodra er uitstroom gerealiseerd kan worden, voorziet de lokale wmo in de nodige begeleiding. Instroom en uitstroom vindt via alle regiogemeenten plaats. Aansluiting op de lokale Wmo is daarom van belang, zeker gezien het feit dat een deel van de indicaties extramuraal verzilverd worden. Overbruggingszorg in afwachting van een plaats binnen beschermd wonen is de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente. Vanaf het moment van uitstroom neemt de lokale Wmo de zorg en de financiering ervan over. Regiobinding Landelijk is een convenant voor landelijke toegankelijkheid voor Maatschappelijke opvang opgesteld. Uitgangspunt bij de maatschappelijke opvang is dat er bij nood altijd opvang wordt geboden maar dat de opvang voor de langere termijn gebeurt door de gemeente waar de cliënt het meeste binding mee heeft. Hiermee wordt voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen én geregeld dat mensen herstellen in de gemeente waar het herstel ook het meeste kans maakt. Centrumgemeenten bekijken bij aanmelding dus of er sprake is van regiobinding, voordat ze mensen voor langere tijd toelaten in de maatschappelijke opvang. Deze lijn kan worden doorgetrokken voor beschermd wonen, maar hier is het principe van regiobinding gevoeliger. Mensen hebben in principe het recht om zelf te bepalen waar ze willen wonen. Toch kunnen er redenen zijn om bij een aanmelding van een cliënt buiten de regio een afweging te maken met betrekking tot regiobinding. Een belangrijk argument is ook hier de kans op herstel en de sociale omgeving waarin herstel kansrijk is. De nieuwe financieringssystematiek (waarbij het landelijke macrobudget over centrumgemeenten is verdeeld op basis van historische aantallen cliënten) maakt dat alle centrumgemeenten voorzichtig zijn met onbeperkte instroom in beschermd wonen. Vrijwel iedereen hanteert daarom vormen van regiobinding en ook centrumgemeente Leiden doet dat. In 2014 is al afgesproken dat een convenant voor de landelijke toegankelijkheid voor beschermd wonen zou worden ontwikkeld. Dit convenant is nog niet klaar. Tot die tijd maakt de centrumgemeente, in aansluiting op andere regio’s, een zorgvuldige afweging bij elke nieuwe aanvraag die vanaf een andere regio komt. Bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor beschermd wonen kijken we, naast de huidige woon- of verblijfsplaats, vooral naar elementen zoals een bestaand sociaal netwerk, aantoonbare bekendheid bij de hulpverlening inclusief maatschappelijke opvang, economische binding (bijvoorbeeld werk of het volgen van een studie).
8
4.3.Maatwerkvoorziening Beschermd wonen is een maatvoorziening binnen de Wmo. Het is in principe een intramurale voorziening. Nieuwe cliënten die zelfstandig willen (blijven) wonen komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen. In de ‘Verordening Maatschappelijke Ontwikkeling’ van de gemeente Leiden’ (artikel 8) is geregeld “op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt”. Ten aanzien van de maatwerkvoorziening beschermd wonen zijn nadere regels gesteld in de ‘beleidsregels Maatschappelijke Ontwikkeling’. In artikel 21 van deze beleidsregels staat over beschermd Wonen: “Er moet sprake zijn van een diagnose en/of een advies van een specialist op gebied van GGZ of Maatschappelijke opvang. Als diagnose niet mogelijk is moet aantoonbaar onvermogen zijn om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning. De maatwerkvoorziening Beschermd Wonen gaat om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat. Er zijn zes categorieën (ZZP 1 t/m 6), Nieuwe ZZP 1 en ZZP 2 werden in de tijd van de AWBZ al afgebouwd en worden in de WMO 2015 niet meer geindiceerd.Huidige lopende indicaties met deze hoogte blijven bestaan gedurende het overgangsrecht. Bij de personen binnen Beschermd wonen zijn de volgende algemene hulpvragen: Zelfstandig wonen is niet meer of nog niet mogelijk Er is rust en structuur nodig Er is 24 uurs toezicht of beschikbaarheid van hulp noodzakelijk De mate van zelfredzaamheid wordt op verschillende leefgebieden getoetst, waarna er een zorgzwaartepakket wordt toegekend. De zorgzwaartepaketten 3 t/m 6 worden ingezet voor zeven etmalen per week met een maximale looptijd van drie jaar. De toekenning kan afgegeven worden inclusief dagbesteding, het gaat dan om cliënten waar voorliggende voorzieningen zoals een re-integratie traject via de uitkeringsinstantie niet haalbaar is gebleken. De duur van de toekenning De duur van de toekenning is afhankelijk van: De leerbaarheid en het ontwikkelingsperspectief van de cliënt. Het ontwikkelingsperspectief en inzetbaarheid van het sociaal netwerk en/of Het ontwikkelen/uitbreiden van algemene (welzijns)voorzieningen Bij herindicatie kan geconstateerd worden dat beschermd wonen niet meer nodig is. Hierdoor kan een kortere indicatie afgegeven worden, zodat er tijd is te zoeken naar een vervolgwoonplek en er daarna (Gespecialiseerde) Begeleiding afgegeven kan worden. De hoogte van de indicatie ZZP 3 Deze cliënten hebben vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. Zij
9
hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De begeleiding is met name gericht op het omgaan met de door de diagnose veroorzaakte beperkingen. De zorgverlening is volgens afspraak en direct oproepbaar te leveren. Doelen van de begeleiding: - Stabilisatie en continuering van de situatie, mogelijk ontwikkelingsgericht. - Er kan sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. ZZP 4 Deze cliënten hebben een complexe psychiatrische aandoening en daardoor intensieve begeleiding nodig. Zij hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op het merendeel van de levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen. De zorgverlening is voortdurend in de nabijheid te leveren en ‘nachts direct oproepbaar te leveren. Doelen van de begeleiding - Stabilisatie en continuering van de situatie, mogelijk ontwikkelingsgericht - Beheersbaar houden van gedragsproblematiek en het omgaan met defecten - Er kan sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang ZZP 5 Deze cliënten hebben door een complexe psychiatrische aandoening intensieve zorg en intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, deels gecontroleerde in- en uitgang. Er is ondersteuning en soms overname van taken op alle levensterreinen nodig. Cliënten zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Geen besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken moet vaak worden overgenomen. Ze reizen veelal met begeleiding. De zorgverlening is voortdurend in de nabijheid te leveren en ‘nachts minimaal direct oproepbaar te leveren. In voorkomende gevallen is 24 uurs aanwezigheid nodig. Indien van toepassing gecontroleerd gebruik van middelen en intensieve begeleiding. Doelen van de begeleiding - Stabilisatie en continuering van de situatie, mogelijk ontwikkelingsgericht. - De problematiek wordt getracht onder controle te houden met medicijnen. - Er kan sprake zijn van begeleiding in achteruitgang Omschrijving ZZP 6 De cliënten hebben vanwege een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding en zorg nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, deels gecontroleerde in- en uitgang. Ook moet de omgeving zijn aangepast aan de beperkingen van de cliënten (b.v. rolstoelgebruik). Er is veelal overname van taken op alle levensterreinen nodig. De cliënten hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig, die voortdurende nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Cliënten zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te 10
vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Geen besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken moet vaak worden overgenomen. Cliënten reizen met begeleiding. De zorgverlening is 24 uur per dag aanwezig. Doelen van de begeleiding - Stabilisatie en continuering van de situatie; - Begeleiding bij achteruitgang; - Beheersbaar houden van gedragsproblematiek; - Psychiatrische problematiek onder controle houden met medicijnen en intensieve begeleiding. Een persoon die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze voor een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.
Voorziening in natura Voor de ‘zorg in natura’ van beschermd Wonen heeft de gemeente Leiden een resultaatsovereenkomst getekend met de diverse zorgaanbieders beschermd wonen. Hierin zijn tussen de Centrumgemeente Leiden en de verschillende aanbieders, de afspraken en voorwaarden voor het leveren van de Maatwerkvoorziening beschermd Wonen nader uitgewerkt en vastgelegd. Dit document is te vinden op www.servicepunt71.nl/inkoop-en-aanbesteden/bestuurlijk-contracteren-wmo2015). De zorgaanbieders die in de AWBZ in deze regio beschermd wonen boden, hielden allen per 1/1/2015 hun bestaande cliënten. Bij beschermd wonen is het behouden van de zorgaanbieder voor de cliënt van groot belang omdat de zorgaanbieder voorziet in de huisvesting van de cliënt. Omdat de centrumgemeente sturing wil op het volume Beschermd wonen, is afgesproken met de zorgaanbieders dat er pas instroom van nieuwe cliënten mogelijk is na toestemming van de centrumgemeente. De centrumgemeente let daarbij op de verhouding instroom en uitstroom uit de diverse voorzieningen.
Pgb De Wmo (en de Jeugdwet) geeft gemeenten de verplichting en de mogelijkheid tot het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Met het persoonsgebonden budget kan ondersteuning op maat geleverd worden en kan innovatie in het ondersteuningsaanbod worden gestimuleerd. Voor de Wmo geldt dat de aanvrager kan aangeven dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste (en vrijwillige) keuze van de aanvrager te zijn. Gemeenten zorgen ervoor dat de aanvrager (en bij minderjarige ook de ouders) wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze.
11
Artikel 2.3.6. lid 2 van de Wmo stelt het krijgen van een pgb afhankelijk van drie voorwaarden: “Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien: a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen; c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.” In de Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Leiden (artikel 24 t/m 30) is het beleid t.a.v. verstrekken van PGB’s uitgewerkt. Hieronder een samenvatting. Omvang pgb Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel toereikend en vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura. In artikel 26 van de beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning Leiden (en het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Leiden) zijn de regels voor de omvang (hoogte) van het pgb nader uitgewerkt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen professionele hulp tegen een hoog PGB tarief (professionele hulp die wordt ingekocht bij een zorginstelling of een ter zake kundig gediplomeerde zzp-er) en nonprofessionele hulp tegen het laag PGB tarief (niet beroepsmatige hulp van mensen uit de eigen omgeving). Niet-professionele zorg wordt verleend door mensen die niet beroeps- of bedrijfsmatig zorg verlenen. Nieuwe pgb wooninitiatieven In verband met het beheersen van het totale budget Beschermd wonen is uitbreiding van het aantal plekken zorg in natura niet mogelijk. Ook voor pgb geldt dat uitbreiding van plekken niet gewenst is. Daarom is het belangrijk dat gemeenten altijd contact opnemen met de centrumgemeente bij signalen dat er een wooninitiatief in de gemeente wordt opgestart waarbij men rekent op het budget Beschermd wonen. Kwaliteit van het pgb De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij zo nodig bijsturen. Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met een persoonsgebonden budget gelden dezelfde kwaliteitscriteria als voor maatwerkvoorzieningen in natura. Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid voldoende is gegarandeerd. De kwaliteitseisen die gelden voor ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De aanvrager dient inzichtelijk te maken: waar hij zijn ondersteuning zal inkopen; op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid; hoe de veiligheid en doeltreffendheid van ondersteuning is gewaarborgd. Pgb voor niet-professionele zorgverleners Het persoonsgebonden budget kan worden ingezet om niet-professionele zorgverleners mee te betalen. Dit kan bijvoorbeeld iemand uit het sociale netwerk van de aanvrager zijn. Er dient altijd 12
rekening gehouden te worden met mogelijke gebruikelijke hulp. Wanneer de persoon niet in staat wordt geacht de regie over het persoonsgebonden budget te voeren, kan het verstrekken van de voorziening in pgb worden geweigerd. De client kan dan de maatwerkvoorziening in natura (blijven) ontvangen. Hierbij wordt ook gerekend het beheren van een pgb via het sociale netwerk dan wel via een bewindvoerder, mentor of gemachtigde. Het betalen van ondersteuning of hulp die gewoonlijk geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt komt niet voor vergoeding in aanmerking. Er zijn situaties die hierop een uitzondering kunnen zijn. Aan de hand van de volgende criteria wordt bepaald of dit het geval is: a. Er moet sprake zijn van zorg die de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt. b. De inzet van het sociaal netwerk is (aantoonbaar beter en flexibeler) dan professionele ondersteuning. c. De ondersteuning moet passend, adequaat en veilig zijn. d. Het netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties. e. Geen persoonsgebonden budget bij dreigende overbelasting. Als iemand vanuit het sociale netwerk de ondersteuning gaat bieden, moet diegene wel de juiste vaardigheden hebben. Tijdens het gesprek wordt besproken of een persoon in staat is om de ondersteuning te bieden. Vanwege het specialistische karakter van beschermd wonen, is niet professionele zorg hierin in principe niet passend. Beschermd wonen en pgb. Bij beschermd wonen kan ook sprake zijn van een pgb. In de praktijk is gaat het dan om kleinschalige woonvoorzieningen. Een voorbeeld is een organisatie die woonvoorzieningen via een PGB biedt aan studenten met GGZ problematiek. Er zijn vanuit het overgangsrecht ook beschermd wonen cliënten met een pgb die zelfstandig wonen (zie verder bij 4.5). Bij nieuwe cliënten beschermd wonen is daar geen sprake meer van, omdat binnen het kader van de Wmo een indicatie beschermd Wonen alleen mogelijk is bij intramuraal verblijf of bij overbruggingszorg in afwachting van een intramurale plek. Cliënten met een indicatie beschermd wonen hebben dezelfde rechten ten aanzien van een pgb als andere Wmo-cliënten. Een zorgvuldige afweging hierbij in de uitvoeringspraktijk is, gezien de kwetsbaarheid van deze doelgroep, wel van groot belang. Maar dit is in feite niet anders dan bij andere (kwetsbare) Wmo-cliënten. De kwaliteit en veiligheid moet wel gewaarborgd zijn! Een nieuw pgb beschermd wonen kan alleen worden ingezet als de cliënt woont in een wooninitiatief of als er gebruik gemaakt wordt van overbruggingszorg in afwachting van een plek Beschermd wonen. De cliënt kan het pgb inzetten als het wooninitiatief binnen de grenzen van de regio Holland Rijnland is. De cliënt moet formeel wonen bij het wooninitiatief (basis registratie personen). Definitie wooninitiatief2 ・ In een wooninitiatief wonen minimaal 3 en maximaal 26 bewoners, die een PGB ontvangen voor ten minste de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding Individueel. Doordat zij PGB’s bundelen wordt er gezamenlijk zorg ingekocht. De bewoners verblijven op één GBA adres, of op meerdere GBA adressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is, die geschikt is om de bewoners in de gelegenheid te stellen samen activiteiten te ontplooien. Indien een persoon inwoont bij ouders, vertegenwoordigers of andere particuliere personen, dan wordt dit niet beschouwd als een wooninitiatief.
2
Deze definitie geldt sinds 2013 en is ontstaan na overleg tussen belangenorganisaties waaronder Per Saldo, en het ministerie van VWS 13
Wanneer een nieuw pgb gefinancierd wooninitiatief start, zal de gemeente pas overgaan tot het verstrekken van een pgb voor deze maatwerkvoorziening wanneer de kwaliteit van het initiatief met de gemeente is afgestemd.
4.4.Overbruggingszorg Analoog aan de werkwijze bij beschermd Wonen in de AWBZ ontvangen de mensen die op een wachtlijst staan extramurale begeleiding, die valt onder beschermd wonen: overbruggingszorg (artikel 17 Beleidsregels Maatschappelijke Ontwikkeling). Conform de Resultaatovereenkomst voor beschermd wonen is overbruggingszorg: “ zorg die ter overbrugging extramuraal wordt geleverd in afwachting van de beschikbaarheid van een passende plek beschermd wonen in een accommodatie van een instelling.” “Wanneer Intramuraal verblijf niet direct beschikbaar is, dan is de centrumgemeente verantwoordelijk voor het bieden van een passend alternatief voor overbruggingszorg in afwachting van de beschikbaarheid van een passende plek beschermd wonen in een accommodatie van een instelling.” Het gaat hier om
individuele begeleiding en/of dagbesteding. Overbruggingszorg kan ook via een PGB worden ingezet. Wachtlijst De wachtlijst van Beschermd wonen varieert tussen de 50 en 80 personen. Daarbinnen wachten sommige mensen langer dan anderen. De centrumgemeente werkt aan een inventarisatie van de wachtlijst Beschermd wonen en gaat met zorgaanbieders in gesprek om te kijken of de wachtlijst centraler kan worden beheerd dan nu in de praktijk gebeurt. Ook gaat de centrumgemeente kijken of het mogelijk is om de wachtlijst kwalitatief te analyseren, om de problematiek achter de wachtlijst beter in beeld te krijgen.
4.5.Overgangscliënten uit de AWBZ De aanspraak op voorzieningen in het kader van de overgaande AWBZ taken verviel per 1 januari 2015. In de wet is een overgangsregeling getroffen voor mensen die op het moment van inwerkingtreding AWBZ-zorg ontvangen. Voor mensen met een AWBZ aanspraak op beschermd wonen geldt een overgangstermijn van vijf jaar, omdat het om kwetsbare mensen gaat die vaak al jaren in een instelling beschermd wonen verblijven. Voor enkele groepen binnen Beschermd wonen is de indicatie niet passend bij de zorg die de cliënten in de praktijk ontvangen.
Sectorvreemden Een aanzienlijk deel van de cliënten beschermd wonen (ongeveer 80 personen) verblijft niet in een GGZ instelling maar in de sector voor Verzorging en Verpleging (VV) of de sector Verstandelijk Gehandicapten (VG). Deze cliënten zijn daar vanwege een mix van problematiek (GGZ in combinatie met somatiek en/of verstandelijke beperking) goed op hun plek. Uitgangspunt is: alle cliënten blijven waar mogelijk op hun verblijfsplek. Mensen behouden hun plek met financiering vanuit de Wmo, maar bij herindicaties wordt onderzocht of een Wlz-indicatie passender is. Zorgaanbieders en centrumgemeente overleggen zo nodig over de route naar de juiste indicatie. Afspraak met de zorgaanbieders is dat daar waar Wlz zorg in de praktijk geleverd wordt, de indicatie indien mogelijk wordt aangepast. Daar waar verblijf binnen de Wlz niet blijkt te passen, blijft de centrumgemeente de benodigde zorg leveren.
14
Extramuraal verzilverde zorg Ongeveer 45 cliënten met de indicatie beschermd wonen vallen binnen het overgangsrecht maar verzilveren hun zorg extramuraal (zorg in natura). De indicaties zijn over het algemeen voor lange periodes afgegeven, wat maakt dat veel cliënten formeel onder de verantwoordelijkheid van de centrumgemeente kunnen blijven vallen tot en met 2019. Deze cliënten wonen zelfstandig met begeleiding. Deze begeleiding varieert enorm: sommige mensen hebben dagelijks enkele uren zorg en dagbesteding, anderen hebben wekelijks eenmalig begeleiding.
Zelfstandig wonende overgangscliënten per gemeente met aflopende indicatie na 2015, niet op de wachtlijst voor Beschermd wonen Alphen: Boskoop Hillegom Katwijk Leiden
Aantallen cliënten 7 2 2 2 18
Leiderdorp Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Sassenheim Teylingen3 Voorhout Voorschoten Zoeterwoude Totaal (gegevens van november 2015)
1 1 2 1 4 1 2 1 1 45
Datum/jaar afloop indicatie 2019 2019 1 x febr 2016, 2019 1 x maart 2016, 2019 2 x 2017, 1 x okt 2016, 15 x 2019 Nov 2017 Okt 2019 2019 2019 2019 2019 1 x Aug 2016 en 2019 2019 2019
De verdeling van de financiële middelen door het Rijk is gebaseerd is op het principe: ‘indicatie is leidend’ en dus zijn deze cliënten meegerekend bij het budget beschermd wonen. Deze kosten overhevelen naar de lokale Wmo zou dus (onterecht) meer drukken op de budgetten van de lokale Wmo. Tegelijkertijd kan het wel in het belang van de cliënt zijn om lokaal begeleid te worden vanuit het lokale Wmo-loket. Hier zijn twee belangrijke uitgangspunten soms in strijd met elkaar: de indicatie maakt dat de centrumgemeente verantwoordelijkheid draagt, de persoonlijke situatie van de cliënt staat soms toe dat een lokale voorziening passend is. Lokaal waar het kan zou dan het principe moeten zijn. Landelijk en regionaal was de veronderstelling dat de cliënten die thuis wonen, ook toe kunnen met een maatwerkvoorziening begeleiding. Op basis van onderzoek naar de cliënten met een pgb die thuis wonen met een Beschermd wonen indicatie, blijkt echter dat de meeste thuis wonende cliënten zeer zware zorg thuis ontvangen. Het is vaak te vergelijken met een volledig pakket thuis, met daaraan gekoppeld hoge zorgbudgetten. Eerste voorzichtige conclusie is dan ook dat het niet zonder meer wenselijk is (inhoudelijk én financieel) om deze cliënten over te dragen naar de lokale Wmo. Het
3
Bij de volgende versie staan de cliënten op woonadres uitgesplitst. 15
moet per situatie zorgvuldig worden bekeken en gezamenlijk (centrumgemeente en lokale Wmo) afgewogen wat de beste oplossing is voor de cliënt. Daarbij zijn de cliënten die passen in de reguliere Wmo maatwerkvoorzieningen in de minderheid. En de verwachting is dan ook dat de meeste cliënten bij de centrumgemeente zullen blijven. Afspraak 2016: De centrumgemeente doet een uitvraag bij alle zorgaanbieders over de betreffende cliënten. Doel van de uitvraag is de mate van zorg die nodig is/blijft en de mogelijkheden om deze over te dragen naar een reguliere maatwerkvoorziening Begeleiding. Daar waar de zorg een reguliere maatwerkvoorziening begeleiding overstijgt, blijft de centrumgemeente in 2016 verantwoordelijk voor de cliënt. Daar waar een maatwerkvoorziening begeleiding passend is, neemt de lokale Wmo de begeleiding over per 1 juli 2016. De lokale Wmo indiceert een maatwerkvoorziening begeleiding. De centrumgemeente beschouwt dit als uitstroom uit Beschermd wonen en sluit de indicatie af. Daar waar de cliënt niet instemt met het afstand nemen van de indicatie Beschermd wonen, krijgt de cliënt schriftelijke bevestiging van de centrumgemeente dat er in voorkomende gevallen altijd een beroep gedaan kan worden op de oude indicatie vanuit het overgangsrecht.
Reguliere uitstroom van cliënten met een lopende indicatie GGZ C Daar waar cliënten vanuit een intramurale voorziening of een volledig pakket thuis uitstromen naar zelfstandig wonen, neemt de lokale Wmo de begeleiding over. Er wordt dan met een warme overdracht tijdig begeleiding aangevraagd bij de gemeente waar de cliënt gaat wonen, zodat een doorlopende lijn in de zorg gegarandeerd is. De ontvangende gemeente geeft dan een indicatie af voor een maatwerkvoorziening begeleiding en neemt de zorg op zich. De indicatie Beschermd wonen vervalt, ook als het overgangsrecht voor de indicatie nog niet verlopen is.
Overgangscliënten met een pgb Dezelfde afstemming tussen Beschermd wonen en lokale Wmo is nodig voor cliënten die hun extramuraal georganiseerde zorg financieren met een pgb. Het overgangsrecht voor de indicatie beschermd wonen is 5 jaar, overgangsrecht voor financiering van de zorg via een PGB heeft het rijk gezet op 1 jaar. Door tijdgebrek heeft de centrumgemeente gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de financiering van het pgb te verlengen tot 1 mei 2016. In de periode tot 1 mei 2016 worden alle cliënten met een pgb vanuit de AWBZ herbeoordeeld, waar mogelijk/nodig samen met de gemeente waar de cliënt woont. De herbeoordeling is bedoeld om te kijken of de cliënt nog steeds in aanmerking komt voor een pgb beschermd wonen op basis van de beleidsregels. Als dat niet het geval blijkt te zijn, dan kijken centrumgemeente en lokale Wmo samen wat de beste vervolgstap voor de cliënt is. Afspraak 2016: De centrumgemeente betrekt de lokale Wmo bij het herbeoordelen van een pgb als de cliënt zelfstandig woont of thuis woont bij ouders met een Beschermd wonen indicatie. Daar waar mogelijk is er een gezamenlijk huisbezoek/gesprek met de cliënt. Daar waar de zorg een reguliere maatwerkvoorziening begeleiding overstijgt, blijft de centrumgemeente in 2016 verantwoordelijk voor de cliënt. Daar waar een maatwerkvoorziening begeleiding passend is, neemt de lokale Wmo de begeleiding over per 1 mei 2016. De lokale Wmo verstrekt een maatwerkvoorziening begeleiding. De centrumgemeente beschouwt dit als uitstroom uit Beschermd wonen en sluit de indicatie af.
16
Daar waar de cliënt niet instemt met het afstand nemen van de indicatie Beschermd wonen, krijgt de cliënt schriftelijke bevestiging van de centrumgemeente dat er in voorkomende gevallen altijd een beroep gedaan kan worden op de oude indicatie vanuit het overgangsrecht.
5. Monitoring en verantwoording In de resultaatovereenkomst beschermd wonen is vastgelegd dat de zorgaanbieders tweemaal per jaar rapporteren. Mede op basis hiervan rapporteert de centrumgemeente halfjaarlijkse naar de regiogemeenten. Deze rapportage bevat in ieder geval: totaal aantal bewoners dat gebruik maakt van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, nader uitgewerkt per gemeente per product ( ZZP, overbruggingszorg, overgangsrecht extramurale zorg); totaal nieuwe aanmeldingen, toekenningen, afwijzingen; totaal uitstroom/beëindiging maatwerkvoorziening beschermd wonen financieel overzicht;
Evaluatie In de resultaatsovereenkomst zijn de volgende punten opgenomen om de geleverde zorg te evalueren. percentage van het aantal bewoners dat na einde van de looptijd genoemd in het Besluit en de Individuele opdrachtverstrekking het genoemde resultaat heeft behaald. Onder te verdelen in: verbetering in de ondersteuningsbehoefte; stabilisatie van de ondersteuningsbehoefte; achteruitgang van de ondersteuningsbehoefte; percentage van het aantal bevraagden dat de ontvangen maatwerkvoorziening beschermd Wonen als voldoende zijnde een 6.0 ervaart Onder te verdelen in nut, effect en noodzaak; een rapportage van ontvangen klachten over geboden maatwerkvoorziening beschermd Wonen naar aard en oorzaak, inclusief een overzicht van afwikkeling en op basis van klachten getroffen maatregelen. Voor het eerst 1 juli 2015. Onder “klacht” wordt verstaan een uiting van onvrede over een handeling, of het nalaten daarvan, dat gevolgen heeft voor een Inwoner, door Dienstverlener of door een persoon die voor Dienstverlener werkzaam is. Clientbetrokkenheid Met enige regelmaat organiseert de centrumgemeente een ontmoeting met cliënten beschermd wonen: vanuit cliëntenraden van verschillende instellingen worden cliënten twee keer per jaar uitgenodigd voor een gesprek met de gemeenten over beleid, toegankelijkheid van gemeenten en communicatie. Kwaliteit van aanbieders van de intramurale voorzieningen. Er is een kwaliteitskeurmerk GGZ ontwikkeld. In de resultaatsovereenkomst is opgenomen dat er vastgehouden wordt aan de kwaliteitseisen van de branche. Als op basis van praktijkervaringen blijkt dat deze uitspraak om welke reden dan ook niet afdoende is, dan komt de centrumgemeente hier met een aparte notitie op terug.
17
6
Toekomst beschermd wonen
In 2014 is de voorbereiding voor de overheveling van de taak Beschermd wonen in gang gezet met als belangrijkste thema: een zachte landing en een heldere toegang voor cliënten. De transformatie van beschermd wonen vroeg om meer ervaring met deze nieuwe taak en om een bredere blik op de zorg die deze doelgroep verder helpt. De transformatie van beschermd wonen kan moeilijk los gezien worden van de kaders voor de OGGZ doelgroep, Regionaal Kompas en andere taken die nu nog onder de centrumgemeente vallen. De verwachting was dat een landelijk ondersteuningsprogramma medio 2015 voldoende onderwerpen had uitgewerkt om per 2016 een beleidskader Opvang en Bescherming op te stellen. Daarom was de uitvoeringsagenda voor een jaar gemaakt. Het landelijke ondersteuningsprogramma heeft grote vertraging opgelopen. De centrumgemeente heeft, in overleg met de regiogemeenten, besloten om te wachten met het opstellen van een beleidskader totdat het ondersteuningsprogramma klaar was met in ieder geval: 1. een uitspraak over de toekomst Beschermd wonen 2. een uitspraak over de toekomst van de centrumgemeentefunctie 3. een uitspraak over de mogelijkheden voor de doelgroep om onder de Wlz te vallen 4. een handreiking voor het opstellen van een beleidsplan Opvang en Bescherming. ad. 1 De Commissie Toekomst heeft in november 2015 haar advies voor de toekomst van Beschermd wonen gepubliceerd. Kern van dit advies is dat Beschermd wonen als maatwerkvoorziening in principe in de eigen woonomgeving van de cliënt moet worden aangeboden. De trend van extramuralisering wordt waar mogelijk dus voortgezet voor deze doelgroep. Ad. 2 De commissie Toekomst heeft in haar advies ook een uitspraak gedaan over de centrumgemeentefunctie. De commissie stelt dat Beschermd wonen in de thuisomgeving door elke gemeente geboden moet kunnen worden en dat de centrumgemeentefunctie over de duur van 15 jaar wordt afgebouwd. Deze afbouw van 15 jaar gebeurt in jaarschijven, waarbij de commissie adviseert om per 2017 te starten met de cliënten die nieuw instromen per 2016. Ad. 3 In november 2015 heeft het zorginstituut Nederland een advies uitgebracht over de aanpassing van criteria voor de GGZ doelgroep voor de Wlz. Kern van dit advies is dat een combinatie van Verstandelijke beperking of permanente somatische problematiek moet kunnen leiden tot een Wlz indicatie. Ad. 4 De VNG heeft in november 2015 een uitgebreide handreiking gepubliceerd voor het opstellen van een beleidsplan Opvang en Bescherming. Doel ervan is de ontwikkeling van integrale en innovatieve beleidsplannen voor opvang in brede zin (opvang en beschermd wonen, doorstroom, uitstroom, preventie). In de regio Holland Rijnland is inmiddels een werkgroep samengesteld met twee ambtenaren uit de centrumgemeente en een ambtenaar vanuit elke subregio. Deze werkgroep, ondersteund door de OGGZ werkgroep van Holland Rijnland, gaat in het eerste kwartaal van 2016 aan de slag om input te krijgen van zoveel mogelijk collega’s, bestuurders, raadsleden, zorgaanbieders en cliënten.
18