Vergadering: Datum: Locatie:
Regiomiddag; Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 23 september 2015 Gemeentehuis Alphen a/d Rijn
Onderwerp: Agenda
PHO Maatschappij, Commissiekamer III
voorzitter mw. R. van Gelderen 12.00 - 12.05 uur 01 Opening en vaststelling agenda 12.05 - 12.15 uur 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 15 juli 2015 12.15 - 12.30 uur 03 - Mededelingen - Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming - terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen Ingekomen stukken: a) Stand van zaken onderzoek samenwerkingsmogelijkheden/regeling en werkwijze vervoer b) Halfjaarsrapportage Regiotaxi c) Ingekomen brief van de gemeente Hillegom monitoring cliënttevredenheid jeugdhulp d) Groslijst PHO Maatschappij versie 11 augustus 2015 e) Gewijzigde uitvraag JGT’s In het nabije verleden is met de stukken voor de contractering jeugdhulp 2016 ook de nieuwe uitvraag voor de JGT’s vastgesteld. Nu blijkt dat de coöperatie niet voor 1 januari opgericht is en dus nog niet gecontracteerd kan worden hebben wij de uitvraag daarop aangepast. Ook het contract zal daarop worden aangepast. Zie 2 bijlagen. f) Brief PZH WMO ondersteuning tot 1 juli 2017 g) Hart voor de jeugd: voortgang transformatie eerste half jaar 2015 12.30 - 13.00 uur 04 Rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland januari t/m april 2015 De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten in januari 2015 gestart. De bijgevoegde rapportage van de coöperatie i.o. bestrijkt de maanden januari t/m april 2015 en geeft een beeld van de stand van zaken tot op dat moment. Sinds het opstellen van deze rapportage is er veel gebeurd. In het voorwoord bij de rapportage wordt kort beschreven welke acties door de gemeenten en/of de coöperatie i.o. zijn ingezet (of de komende tijd worden ondernomen) om een aantal van de genoemde knelpunten op te lossen. Namens de stuurgroep van de coöperatie i.o. zijn voorzitter Gerrit Jan Hoogeland en Kwartiermaker Gini ten Brinke aanwezig voor om de rapportage toe te lichten en vragen te beantwoorden. Voorstel: Kennisnemen van de rapportage en de vervolgstappen
1
13.00 - 13.10 uur 05 Kwartaalrapportage Q2 inkoop jeugdhulp 2015 Met kwartaalrapportages geeft de regio inzicht in het verloop van de uitvoering van de Jeugdwet in de regio van Holland Rijnland. Deze rapportages bevatten gegevens over het aantal cliënten dat in zorg is en de kosten die hiervoor zijn gemaakt. Paul Grob geeft een mondelinge toelichting op de hoofdpunten uit de rapportage. Op het portefeuillehoudersoverleg van 27 oktober zal de rapportage ter bespreking worden geagendeerd. Voorstel: Kennisnemen van de hoofdpunten van de Kwartaalrapportage Q2 13.10 - 13.20 uur 06 Informatiemanagement Jeugdhulp In 2013 en 2014 is op verschillende aandachtsgebieden waaronder Informatiemanagement, veel gedaan om de JGT’s een optimale start te geven met de bijbehorende ICT middelen. Echter, dit betrof een start waarbij er zowel procesmatig, functioneel als technisch nog veel onduidelijkheden waren. Daarom wordt voorgesteld een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp in het leven te roepen waarin de gemeenten, samen met de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders, werken aan een gefaseerde uitvoering van een ICT-agenda. De gezamenlijke aanpak heeft tot doel om betrouwbare werkprocessen binnen de JGT’s met betrekking tot het berichtenverkeer en een hiervoor centraal georganiseerde ICT te realiseren. Zie bijgevoegde stukken voor de nadere opdrachtomschrijving van de werkgroep en de onderbouwing van het benodigde trekkerschap. Voorstel: 1. In te stemmen met de opdracht aan een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp 2. De kosten voor het trekkerschap van deze werkgroep, geraamd € 24.000,- te dekken uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien van de begroting Jeugdhulp 2015. 13.20 - 13.30 uur 07 Dienstverleningsovereenkomst Gemeenten - Holland Rijnland De gemeenten in Holland Rijnland (met uitzondering van Voorschoten) hebben een dienstverleningsovereenkomst jeugdhulp afgesloten om de inkoop van de jeugdhulp regionaal mogelijk te maken. De portefeuillehouders Sociale Agenda hebben afgesproken om de Dienstverleningsovereenkomst Jeugdhulp Gemeenten – Holland Rijnland, die eind 2014 is ondertekend, aan te passen op een aantal financieel-juridische en technische punten. Zie bijgevoegde toelichting in het oplegvel en de aangepaste overeenkomst. Voorstel: De colleges van Burgemeester en Wethouders van de 13 gemeenten van Holland Rijnland en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren de Dienstverleningsovereenkomst Jeugdhulp 2015-2016 Gemeenten – Holland Rijnland vast te stellen. 13.30 - 13.45 uur 08 Aanbod MBO-onderwijs in de regio Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijs-arbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBOniveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is. Voorstel: 1. Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio. 2. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten.
2
13.45 - 14.05 uur 09 Regionaal plan SW bedrijven De drie SW bedrijven hebben een gezamenlijk plan opgesteld in het kader van innovatie en transformatie van de sector. Het definitieve plan is door de centrumgemeente Leiden ingediend bij de brancheorganisatie Cedris. Cedris verzorgt indiening bij het Ministerie van SZW. Op het pho van 15 juli is de afspraak gemaakt het plan inhoudelijk te bespreken op het pho van 23 september. De SW sector zal een toelichting verzorgen. Voorstel: Inhoudelijke gedachtewisseling over plan SW sector Holland Rijnland 14.05 - 14.20 uur 10 Invulling korting decentralisatie uitkering Vrouwenopvang (DU VO) De komende jaren wordt de DU VO aan centrumgemeenten door een landelijke herverdeling van deze middelen voor ZHN teruggebracht van 4,2 naar 3,1 miljoen. Centrumgemeente Leiden ziet daarmee een korting tegemoet van ca. 25%. Dit voorstel geeft inzage in de gevolgen van de korting en doet voorstellen die tot doel hebben blijvend stevig in te zetten op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Voorstel: 1. De gemeenteraad van Leiden te adviseren om de onderbesteding van de DU VO van 2015 en 2016 te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en deze middelen in te zetten om de korting op de DU VO vanaf 2017 op te vangen; 2. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid. Zij spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien. De intentie is om daarbij uit te gaan van het solidariteitsprincipe; 3. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een uitgewerkt voorstel voor financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd. 14.20 - 14.40 uur 11 Uitgangspunten sociale kaart Een complete en betrouwbare sociale kaart is belangrijk in de informatieverstrekking aan burgers en intermediairs. Met ingang van 2016 stopt de RDOG HM met het beheer van de sociale kaart. Ook loopt de afspraak over de financiering dit jaar ten einde. Daarom worden aan het PHO de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart voorgelegd. Voorstel: In te stemmen met de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart, te weten: 1. Regiogemeenten schaffen gezamenlijk een licentie aan en beheren of financieren samen het gebruik van de database SoCard IV; 2. De inrichting van een portal/website en de daarbij behorende functionaliteiten aan afzonderlijke gemeenten (of in een groep) te laten maar deze wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet. 3. Na te gaan of het huidige contract met leverancier voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan worden verlengd of dat één van de gemeenten, die op dit onderdeel willen samenwerken, deze taak dit op zich kan nemen. 4. Als slechts een deel van de gemeenten hieraan wil deelnemen, kunnen deze gemeenten besluiten om gezamenlijk dit beheer en de financiering te regelen. 5. Inventariseren welke gemeenten gezamenlijk het beheer van SoCard IV willen financieren en organiseren.. 14.40 - 15.00 uur 12 Rondvraag en sluiting PAUZE
3
15:15 – 16:15 uur 13 Inhoudelijke Agenda 2016 en speerpunten Maatschappij De Inhoudelijke Agenda 2016 vormt de start van een nieuwe periode van samenwerking. Een nieuwe rol voor Holland Rijnland; van ‘regionale organisatie’ naar ‘regionaal organiseren’, waarbij er een sterkere focus komt op de platformfunctie, lobby en belangenbehartiging en het signaleren van nieuwe ontwikkelingen en kansen. De Inhoudelijke Agenda 2016 is aan de hand van de drie domeinen Maatschappij, Economie en Leefomgeving uitgewerkt. Deze drie domeinen zijn in de Samenwerkingsagenda (maart 2014) al vastgesteld als de toekomstige aandachtsgebieden van de regio. De Inhoudelijke Agenda 2016 beschrijft deze domeinen en de speerpunten daarbinnen die in 2016 en verder door Holland Rijnland samen met de gemeenten in verschillende coalities en samenwerkingen worden opgepakt. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de concept Inhoudelijke Agenda 2016 (nazending) 2. De inzet in het domein Maatschappij te bespreken, met daarbinnen de volgende speerpunten: Speerpunt 1: De regio organiseert de jeugdhulp effectief en efficiënt. Speerpunt 2: De regio biedt optimale ontwikkelkansen voor alle jongeren. Speerpunt 3: De regio gaat voor een inclusieve arbeidsmarkt. 3. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om kennis te nemen van de gevoerde inhoudelijke discussie over het domein Maatschappij en te adviseren om de Inhoudelijke Agenda 2016 hierop aan te passen en vervolgens vast te stellen. Bijlage: 13 Inhoudelijke Agenda Holland Rijnland 2016 tbv Regiomiddag 150923 PAUZE
EN ZAALWISSEL
Plenair, Raadzaal
16:30 – 17:30 uur Gastspreker René ten Bos René ten Bos is filosoof en organisatiedeskundige. Hij is als hoogleraar verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. 17:30 uur Afsluiting en borrel
4
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 15 juli 2015
Nr. 01
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Aanwezig: Leiden Alphen aan den Rijn Kaag & Braassem Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijkerhout Oegstgeest
mw. R. van Gelderen (voorzitter) dhr. Stegeman dhr. F. Schoonderwoerd dhr. J. Gardeniers dhr. A.D. de Roon mw. Pietersen dhr. B. Gotink dhr. J. Roeffen
Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Leiden Leiden Holland Rijnland
dhr. A. van Kempen mw. B. Bremer mw. L. Bloemen Mw. J. Valk Mw. A. Van Zeijl mw. A. Noordhuis
Holland Rijnland
dhr. F. de Lorme van Rossem
Agendapunt
Advies
Besluit
Opening en vaststelling agenda
Agenda vaststellen
Er is een quorum. In het besloten gedeelte wordt besproken: 1. verslag over gesloten gedeelte van 15 juni 2015. 2. voortgang coöperatie in oprichting 3. begroting jeugdhulp 2016
02
Verslag vergadering PHO Sociale Agenda 15 juni 2015
03
Mededelingen
Verslag vaststellen
Agendapunt 5 Aanbod MBO-onderwijs in de regio wordt doorgeschoven naar PHO 23-9 omdat dhr. De Wit en mw. Damen er vandaag niet zijn. Vragen ter voorbereiding van bespreking van dit punt op 23/9: mw. Bloemen: ooit is er convenant of iets dergelijks getekend in Teylingen waarbij zorg en techniek als prioritaire sectoren zijn benoemd. Wat is de stand van zaken van dit punt en loopt deze prioritering in het toekomstig mbo-onderwijsaanbod nu (extra) gevaar? Mw. Pietersen: in het verslag wordt bovenaan de datum 15 juni ipv 17 juni genoemd en bij punt 2 een verkeerde datum van 18 juli 2014 ipv 20 mei. Bij punt 5 Contigentregeling moet in regel 21 staan: Met de Rijnstreek en Voorschoten wordt nadien nog gesproken ipv met Alphen en Voorschoten wordt nadien nog gesproken. Aanvraag sectormiddelen SW-sector. Dhr. Stegeman: (wordt) besproken in SW-besturen van de drie SW-bedrijven. In de Maregroep is dit nog niet gebeurd. Wordt gecheckt bij directeur Maregroep. Gemeente Leiden toetst de aanvraag technisch. De aanvraag bestaat uit 7 ton eigen geld, 7 ton subsidie. Wordt ingebracht bij Cedris. Inhoudelijk wordt de aanvraag volgende keer in het PHO besproken, wanneer mw. Damen aanwezig is. 1
Aanpak verwarde personen: mw. Pietersen: is er een wethouder zorg uit Holland Rijnland gevonden? Dhr. de Roon: collega Roelfsema uit Hillegom is kandidaat. Mw. Van Gelderen: mw. Breuer is trekker. Mw. Bloemen: burgemeester is toch trekker? Hier heerst onduidelijkheid over. Dhr. Bernsen van de GGD meldt per e-mail het volgende: Het bestuurlijk trekkerschap is belegd bij de burgemeesters van Waddinxveen én van Hillegom. Door mij is steeds aangedrongen op samenhang met de opdracht omtrent de integrale crisisdienst. Dit is door de districtscolleges opgepakt door ook twee wethouders sociaal domein in de stuurgroep te vragen. Voor de regio Holland Rijnland was dat kennelijk nog niet geëffectueerd. Bij navraag bleek dit te berusten bij Mw. Carla Breuer, Bgm Hillegom. Ik heb haar de suggestie gedaan deze vraag bij Roos van Gelderen (als vz sociale agenda neer te leggen) tevens heb ik aan beide burgemeesters de suggestie gedaan om het ambtelijk trekkerschap/projectleiding vanuit de gemeenten te versterken. Dit in verband met de versnelling die verwacht wordt mede door de brief aan 2de kamer en pva van VWS. Van wisseling van bestuurlijk trekkerschap is geen sprake geweest. Wel van samenhang tussen bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de besluitvorming over de integrale crisisdienst en 'aanpak verwarde personen' De samenstelling van de stuurgroep is als volgt: De heer H.P.L. Cremers (voorzitter) gemeente Waddinxveen Erwin Schipper (secretaris en ambtelijk projectleider) gemeente Waddinxveen Mevrouw L. Wergner, wethouder gemeente Gouda Mevrouw K. Krukkert politie eenheid Den Haag Mevrouw. M.A. van der Laan parket Den Haag De heer J. Bernsen GHOR-GGD Hollands Midden Mevr. R. van Gelder, wethouder gemeente Leiden Mevrouw C. Breuer gemeente Teylingen De heer E. Barkhof GGZ Rivierduinen De Heer T. Gerner, Paranssia/Palier Mevr. Spies (bgm Alphen a/d Rijn) voorzitter is van het landelijke aanjaagteam verwarde personen.
2
04
Regionaal Educatieprogramma 2015 en aanpak 2016
Voorstel: Het College van Burgemeester en Wethouders van Leiden te adviseren in te stemmen met: 1. het doelgroepenbeleid voor educatie zoals genoemd in bijlage 1, pagina 2; 2. de inkoop van non-formele educatie met de middelen voor educatie; 3. de inkoop van een goede mix van professioneel en vrijwillig aanbod voor educatie; 4. het maken van afspraken met potentiele doorverwijzers naar het educatieaanbod; 5. de opdracht aan de werkgroep educatie om te onderzoeken of subsidiering van het educatieaanbod mogelijk is met de middelen voor educatie; 6. de voorgestelde pilots in 2015; 7. het ontwikkelen van één educatienetwerk in Leiden; 8. het aansluiten van het regionaal educatieprogramma bij het landelijk actieplan ‘Tel mee met Taal’ (bijlage 2) op voorwaarde dat het past in het beleid en de aanpak van de gemeenten.
Mw. Valk is aanwezig voor toelichting: verplichte winkelnering ROC mag losgelaten worden. Kans voor herijking: wat is educatie en hoe bereiken we kwetsbare doelgroepen in de wijken. Belangrijk middel om in contact te komen met burgers en om informatieoverdracht te bewerkstelligen. Experimenteren in pilots en van daaruit voortbouwen. Vragen: Mw. Pietersen: voortaan graag doelgroepen benoemen in oplegger. 1.2.6 p.5 welke andere middelen worden bedoeld. Advies is om alleen nonformele educatie in te kopen. Is dit alleen in pilots of ook daarna? In de Rijnstreek vinden we het belangrijk om een diploma te halen. Tip over doorverwijzing: benut ook kennis scholen over taalachterstand ouders van leerlingen. Inventarisatie aanbod: suggestie is dat dit enkel vanuit Leiden gebeurt, kan dit vanuit de hele regio? Project 3 taalhuis vanuit bibliotheken: worden alle bibliotheken daarin meegenomen? Dhr. De Roon: taalhuis: 5 bollengemeenten zijn hier voorstander van. Vraag: zijn er belemmeringen om vrijkomende gelden aan het taalhuis te besteden? Vraag 2: hoeveel geld is daar dan voor beschikbaar of hoe gaat dat dan in zijn werk. Mw. Bloemen: waarom is gemeente Leiden hierop bevoegd of valt dit onder de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland? Dat Leiden het geld krijgt wil niet zeggen dat Leiden ook bevoegd is. Mw. Valk: non-formele educatie is educatie voor laagopgeleiden dat niet tot een erkend diploma leidt. Formele educatie leidt op tot NT2. Naast educatie hebben we ook inburgering. Dat moeten allochtonen zelf vanuit studiefinanciering financieren. We willen ons nu concentreren op de inhoud van het taalonderwijs, ‘volksontwikkeling’ zo je wil, en niet primair een diploma. Het advies gaat over 2015-2016, waarmee je een lijn inzet richting 2017 en verder. Het is aan de regio om te bepalen over de inzet voor formeel of informeel (besluit 3). Nu wordt nog vooral via ROC's tot staatsexamen ingezet. Educatiegelden zijn bedoeld voor uitvoering, inzet cursussen. Een deel kan voor overhead, dat zit in de uitprint besloten. Onduidelijkheid is nog of een deel van de bibliotheek in de vorm van het taalhuis gefinancierd kan worden. Landelijk zijn er middelen beschikbaar voor de ontwikkeling van het taalhuis. Die moeten we benutten. In elke sub-regio zijn er verschillende initiatieven. Laten we die inventariseren en benutten wat goed werkt en waar specifieke doelgroepen die we willen bedienen daarmee bereiken. Ambtelijk is nu uitgezet om te inventariseren welke initiatieven tot een subsidievraag leiden.
3
06
Invulling korting decentralisatie uitkering Vrouwenopvang (DU VO)
Mw. Van Gelderen stelt voor om qua bevoegdheden en besluitvorming over taaleducatie het net als bij de OGGZ te regelen. De gemeente Leiden heeft, als contactgemeente van de arbeidsmarktregio, de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid voor het regionaal educatieprogramma en budget. Dit moet zij afstemmen met de regiogemeenten. Deze regeling is vergelijkbaar met het Actieplan Jeugdwerkloosheid en hoeft alleen vastgesteld te worden in het college van Leiden. Mw. Pietersen: wat lastig is dat er ook een verbinding wordt gelegd met middelen WMO en participatiewet. Daarmee moeten de colleges wel aan zet blijven qua besluitvorming. Mw. Valk: plan is vanuit inhoud bedacht, niet vanuit besluitvormingsstructuur. Soms uitvoering op lokaal niveau, soms juist regionaal optrekken. Dhr. Schoonderwoerd: graag meer uitleg of we lokaal nu middelen mogen inzetten? Mw. Valk: Leiden doet dit al voor WWB-cliënten. We moeten nog afspreken welk deel van de kostprijs voor overhead beschikbaar is. Dhr. Schoonderwoerd: hoe loopt nu verder het proces? Moeten we zelf projecten gaan opstarten of gebeurt dat voor ons? Mw. Valk: Er is een werkgroep per sub-regio om de pilots op te zetten. Mw. Van Gelderen: Alle subregio’s zijn vertegenwoordigd in de werkgroep educatie die de uitwerking van het regionaal educatieprogramma. Daar worden ook lokale projecten bij betrokken. Mw. Pietersen: Kunnen alle bibliotheken meedoen? Mw. Valk: het is niet de bedoeling om de bibliotheken te financieren, maar hangt af van de financiële situatie van de bibliotheken. Bibliotheken die stabiel zijn kunnen participeren. Voor de Rijnstreek geldt: afhankelijk van de toekomst van de bibliotheek wordt de pilot daar wel of niet belegd. Ter tafel is een aangepaste versie neergelegd. Verschil: term 'zachte Voorstel: landing' is verwarrend omdat het ook in3D verband werd gebruikt. is 1. Het belang te onderschrijven anders verwoord. Mw. Van Zeijl is aanwezig voor toelichting: Financieringom in de komende jaren systematiek: hele decentraliseringsuitkering wordt benut, ook blijvend stevig in te zetten op onderbenutting wordt vastgehouden. Bij gelijkblijvend beleid zou vanaf de aanpak huiselijk geweld op 2019 moeten worden bijbetaald door gemeenten. basis van regionaal Mw. Van Zeijl: is niet geagendeerd in bestuurlijk overleg huiselijk geweld geformuleerd beleid; 2. Op termijn bij te dragen aan de Midden-Holland, geldt alleen voor Hol aanpak van huiselijk geweld en land Rijnland. Dit gaat alleen over de financiering. Gouda overweegt om kindermishandeling voor zover het aantal plaatsen terug te brengen i.v.m. nieuwe huisvesting. de DU VO te kort schiet om in Reacties: Mw. Bloemen: Ureninzet Kwadraad niet duidelijk. Beslispunt: deze kosten te voorzien; gemeenteraden gaan hierover, Pho kan alleen adviseren. 3. De bijdragen regionaal te verdelen op basis van het Dhr. Schoonderwoerd: cijfers geven aan dat de voorziening nodig is en solidariteitsprincipe naar rato regionaal opgepakt moet worden. Nu midden in de decentralisatie waarin 4
van het aantal inwoners; 4. De gemeenteraad Leiden te adviseren de huidige onderbesteding van de DU VO te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en in te zetten om de korting op de DU VO in de eerstvolgende jaren op te vangen.
we meer aandacht geven aan preventie. Vind het lastig om nu al voor de lange termijn te beslissen. Hopelijk wordt de vraag lager door een goed preventieve aanpak. Kunnen we voor een korte termijn/ een jaar besluiten? Dhr. Roeffen: eens met voorziening in stand houden en solidariteitsbijdrage. Aantal gevallen huiselijk geweld goed monitoren. Mw. Bremer: raad moet besluiten, niet pho. Graag concrete cijfers per gemeente, 2019 is te lange termijn, graag eerst een besluit voor 1 of 2 jaardoelstellingen Dhr. de Roon namens 5-bollengemeenten: instemming met beslispunt 1 en 2, niet met 3 en 4. Gevolgen transformatie kunnen tot bijstelling van beleid over twee jaar leiden. Dhr. Gardeniers: Principieel: Instemming met beslispunt 1 en 2, niet met 3 en 4 Dhr. Stegeman: kan niet instemmen met iets wat ter tafel wordt aangedragen. Beslispunten zijn omgedraaid. Doorgaan met huidige aanpak voor korte termijn, nu nog niet adviseren aan de gemeenteraden over lange termijn. Mw. Pietersen: urgentie om nu al te besluiten over 2018 en verder niet duidelijk. Graag besluit over korte termijn. Mw. Van Gelderen samenvattend: intentie en gezamenlijk optrekken wordt breed gedeeld. Timing om aan de gemeenteraad te vragen om middelen en termijn van 4 jaar wordt niet gedeeld. Mw. Van Zeijl: we kunnen nu niet voorspellen hoe de vraag en benodigde middelen over vier jaar er uit zien. Het was de bedoeling om met elkaar de intentie uit te spreken dat we bereid zijn mee te blijven betalen aan aanpak huiselijk geweld. Rekenexercitie is een voorbeeld op basis van huidige vraag, kosten en beleid maar is slechts een voorbeeld. Dhr. De Roon: geen moeite met intentie, maar we weten niet of het beleid gelijk blijft. De beslispunten kunnen dan niet gevolgd worden. Mw. Pietersen: wiens intentie wordt nu gevraagd, bestuurlijk of aan de colleges? Bedoeld wordt enkel een bestuurlijke intentie. Dhr Stegeman: blind tekenen voor solidariteit zonder de financiële gevolgen te kennen en zonder alternatief beleid te formuleren kan niet. Het kan 1 euro maar ook 10 euro per inwoner worden. Dan wil je wel alternatieven kunnen onderzoeken. Voorstel mw. Van Gelderen: intentie om te blijven samenwerken en solidariteit vanuit belang van het onderwerp is helder. We leggen ons niet vast op middelen en beleid. Mw. Bremer: beleid wordt nu ook om de mannen uit huis te plaatsen 5
(huisverbod) maar dat zie ik niet terug in dit stuk. Heeft invloed op de behoefte aan plekken. mw. Van Zeijl: hoop is dat dit bijdraagt aan minder plekken, maar groot deel zit niet in plekken maar ook in ambulante zorg. Uren Kwadraad: zorg moet aansluiten op moment dat hulpofficier van justitie vaststelt dat er een huisverbod moet komen. Kwadraad is daar dus al bij. Betere inventarisatie van ernst van de situatie.
07
Uitgangspunten voor een nieuwe Sociale Kaart
Graag in volgend PHO stuk met juiste beslispunten met genoemde intentie, en welke besluitpunten en termijnen aan de raden worden voorgelegd. Aan stuk dienen ook cijfers toegevoegd te worden. Mw. Van Gelderen: na verzending stukken is indicatie van beheerskosten In te stemmen met de binnengekomen. Bijdrage per inwoner wordt gehalveerd naar 11 cent per uitgangspunten voor een nieuwe inwoner. Totaalprijs 61.000,- plus een beetje abonnementskosten. sociale kaart, te weten: Reacties: 1. Regiogemeenten van Holland Mw. Pietersen: in Nieuwkoop wordt een andere database gebruikt, wij Rijnland schaffen gezamenlijk maar ondersteunen deze database wel. Hoe is de link met het digitaal een licentie aan en beheren of preventieloket? Wordt er nu iets nieuws ingericht of wordt bestaande financieren samen het gebruik kennis benut? van de database SoCard IV; Dhr. Stegeman: Alphen gebruikt de website niet. 2. Na te gaan of het huidige Dhr. Gardeniers: afstemming met RDOG? Gaan we nu dingen dubbel contract met leverancier voor doen? Mw. Bloemen: RDOG stopt er mee, we gaan de voorziening nu op het beheer en onderhoud van een andere manier voortzetten. de database SoCard IV kan Dhr. Gotink: Bollen-5 gebruiken een andere database. Regelhulp.nl werkt worden verlengd of dat één afdoende. van de gemeenten deze taak Voorschoten heeft een andere sociale kaart tot eind 2016, dus nemen nu dit op zich kan nemen; nog geen besluit. 3. De inrichting van een Dhr. Roeffen: akkoord met voorstel. We zouden webportal vanuit jeugd portal/website en de daarbij voor de Leidse regio opzetten en dan later uitbreiden. behorende functionaliteiten aan Dhr. Schoonderwoerd: we gebruiken het systeem van de RDOG niet. Maar afzonderlijke gemeenten (of in niet kind met badwater weggooien. Graag agendapunt aanhouden en een groep) te laten maar deze nader kijken. wel te relateren aan de Mw. Bloemen: graag cijfers in hoeverre dit door professionals wordt ontwikkeling van een digitaal gebruikt. Vullen van een database is geen probleem, maar bijhouden vaak preventie-loket dat regio breed wel. Onduidelijk is wie dan aan zet is. Punt 3 kan door servicepunt 071 vanuit Jeugd wordt opgezet. geleverd worden i.p.v. gemeenten. Mw. Van Gelderen: geen besluitvorming, enkel inventarisatie van vragen: hoeveel behoefte is er aan dit systeem en in hoeverre wordt er gebruik van gemaakt. 23 september opnieuw agenderen in aanwezigheid betrokken ambtenaar.
6
08
Rondvraag
Dhr. Schoonderwoerd: naast vrouwenopvang loopt De Binnenvest op tegen randen capaciteit. Kaag en Braassem betaalt altijd netjes. We hebben nooit gebruik gemaakt van de voorziening, tot de laatste weken. Nu we wel gebruik willen maken is er geen plaats. Het gaat om de 24-uurs voorziening (nachtopvang). Mw. Van Gelderen: het was zo dat er 40 plekken waren plus een deel in de loting. Vanaf 2015 is de loting afgeschaft. 10-15 mensen extra opvang was de schatting, dit bleek 25-30 personen te zijn. Past niet qua gebouw en bemensing van personeel. Veiligheid was in geding. Doorstroom en uitstroom stokt. Grootste probleem is de beschikbaarheid van woningen. Nu max. 50 plekken ingevoerd. Mensen die er niet in kunnen krijgen begeleiding toegewezen. Bij instroom strengere selectie. Voorgesteld wordt om dit onderwerp apart te agenderen waarbij aangegeven wordt wat de centrumgemeente aanvullend doet op dit gebied.
Actielijst 15 juli 1 Subsidieaanvraag transformatie SW-sector inhoudelijk bespreken 2 Duidelijkheid over bestuurlijk en ambtelijk trekkerschap aanpak verwarde personen: Zie in verslag hierboven. 3 Aanbod MBO-onderwijs in de regio: verplaatsen naar 23/9. Toevoegen: stand van zaken prioritaire sectoren zorg en techniek 4 Taaleducatie: Is Leiden bevoegdheid in deze? Leiden is centrumgemeente Actie: Uitzoeken hoe dit in de gemeenschappelijk regeling is opgenomen ivm besluitvorming, via DB of via individuele colleges. Mogelijk om qua bevoegdheden en besluitvorming net als bij de OGGZ te regelen. We zoeken dit uit en melden dit in de notulen. Antwoord: Ambtelijke werkgroepen per subregio ontwikkelen de pilots. Ze stemmen dit zelf per gemeente af met hun bestuurders 5 Invulling korting decentralisatie uitkering Vrouwenopvang (DU VO): in volgend PHO stuk met juiste beslispunten met genoemde intentie, en welke besluitpunten en termijnen aan de raden worden voorgelegd. Aan stuk dienen ook cijfers toegevoegd te worden. 6 Uitgangspunten voor een nieuwe Sociale Kaart: geen besluitvorming, enkel inventarisatie vragen. hoeveel behoefte is er aan dit systeem en in hoeverre wordt er gebruik van gemaakt. 23 september opnieuw agenderen in aanwezigheid betrokken ambtenaar. 7 Opvang Binnenvest apart agenderen waarbij aangegeven wordt wat de centrumgemeente aanvullend doet op dit gebied.
7
Wanneer PHO 23 sep PHO 23 sep
PHO 23 sep
Wie Dhr. P. Duyvensz Holland Rijnland/GGD Joost Bensen Dhr. De Lorme van Rossem Mw. Van Breda
PHO 23 sep
Mw. Van Zeijl
PHO 23 sep
Dhr. Bruna
PHO najaar 2015
Mw. Wolters
PHO 23 sep
8 9
17 juni 2015 Aangepaste budget beschermd wonen mailen naar het PHO 1 april 2015 Voorstel bestemming middelen door niet volledige bezetting JGT’s: Bij de eindafrekening van de contracten wordt verrekend, begin 2016. Contractueel is er geen tussentijdse verrekening. Niet geleverde inzet wordt in mindering gebracht op de waarde van het contract.
8
Wanneer PHO 15 juli
Wie Mw. van Breda
Begin 2016
Dhr. Grob
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 15 juli 2015, de secretaris,
de voorzitter,
9
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO Aan: portefeuillehoudersoverleggen Datum: 31 augustus 2015 Maatschappij en Leefomgeving d.d. 23 september 2015 Van: Iris de Bruyne- Schild Onderwerp: Stand van zaken 2e fase onderzoek efficiency doelgroepenvervoer Vorig jaar is de eerste fase van het onderzoek naar efficiencywinst in het doelgroepenvervoer afgerond met een eindrapportage waarin een pakket van mogelijke maatregelen is voorgesteld. De portefeuillehoudersoverleggen Sociale Agenda en Verkeer hebben in juni 2014 positief op deze maatregelen gereageerd en afgesproken deze in de volgende fase verder uit te laten werken. Hierbij is opgemerkt dat de maatregel waarbij onderzoek wordt gedaan naar de realisatie van een regiecentrale, als laatste maatregel wordt onderzocht. De start van de 2e fase van het onderzoek heeft enige vertraging opgelopen. In eerste instantie zijn gemeenten benaderd met de vraag of zij bereid waren capaciteit vrij te maken om als projecttrekker van deze fase op te treden. Mede gezien de grote werkdruk door de decentralisaties in het sociaal domein hebben gemeenten het trekkerschap niet op zich kunnen nemen. Holland Rijnland heeft vervolgens op een later moment capaciteit vrijgemaakt voor deze taak. Vervolgens is een uitvraag gedaan bij gemeenten voor leden van de projectgroep. Het streven hierbij was verdeling over diverse disciplines uit het doelgroepenvervoer en verschillende gemeenten/ sub-regio’s binnen Holland Rijnland. Dat is grotendeels gerealiseerd. Voor de zomer heeft een eerste vergadering van de projectgroep plaatsgevonden. Daarin is onder meer een offerte-uitvraag voor de volgende fase besproken en zijn drie bureaus geselecteerd om een offerte voor de begeleiding van dit project uit te brengen. Op 21 augustus hebben alle drie de bureaus hun offerte ingediend en op 26 augustus hebben de bureaus zich gepresenteerd en vragen beantwoord. De projectgroep heeft diezelfde ochtend unaniem gekozen voor het bureau Panteia. Dit bureau heeft zowel erg veel ervaring met alle aspecten van het doelgroepenvervoer inclusief de actuele problematiek, als heel veel contacten bij overheden, zorginstellingen, vervoerders etc.. De projectgroep heeft er alle vertrouwen in dat dit bureau tijdig een gedegen advies uit zal brengen. Een aandachtspunt is hier de zeer strakke tijdsplanning. Veel contracten lopen eind 2016 af. Voor die tijd zullen besluiten moeten worden genomen over de wijze waarop het vervoer na die datum georganiseerd gaat worden. Dat kan op lokaal, sub-regionaal of regionaal niveau zijn. Verder zijn er diverse vormen van bundeling van vervoer mogelijk. Planning In het plan van aanpak is globaal aangegeven wanneer de regio de resultaten van de 2e fase van het onderzoek verwacht. Bureau Panteia heeft op basis hiervan in haar offerte een meer gedetailleerde planning aangegeven. De haalbaarheid hiervan hangt mede af van de levering van up-to-date data door de verschillende partijen. Panteia geeft aan dat de door ons aangegeven globale planning haalbaar zou moeten zijn. Dit houdt het volgende in. In het portefeuillehoudersoverleg van november 2015 zal een tussenbericht worden gegeven van de bevindingen die opgedaan zijn in de sessie met stakeholders. Deze bijeenkomst richt
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
zich op de uitwerking van de scenario’s 1a en 1b. Medio november wordt aandacht besteed een de scenario’s 2 en 3. Deze worden verder uitgewerkt in samenwerking met de projectgroep en wederom in een bijeenkomst met de stakeholders. De concept eindrapportage met concrete maatregelen inclusief stappenplan en planning voor implementatie van de maatregelen zal eind november / begin december uitgewerkt zijn. Deze concept eindrapportage zal, als alles volgens planning verloopt, in het portefeuillehoudersoverkeg van februari ter bespreking worden aangeboden. Hierbij zal scenario 4, de mogelijke vorming van een regiecentrale, nog niet in detail uitgewerkt zijn. Zo mogelijk worden al wel de eerste aanbevelingen gedaan. Extra aandachtspunt De provincie Zuid-Holland heeft in het concessiegebied Hoeksche Waard/Goeree Overflakkee het initiatief genomen om in samenwerking met gemeenten mogelijkheden te onderzoeken kleinschalig (doelgroepen)vervoer incl. de onderste laag van het OV gezamenlijk aan te besteden. Voor een deel van het concessiegebied is de uitwerking hiervan daadwerkelijk in gang gezet. De provincie is voornemens ook in de overige concessiegebieden in Zuid Holland, waar onder Zuid-Holland Noord, soortgelijke mogelijkheden te verkennen.
2
2015
Managementrapportage REGIOTAXI
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Juli 2015, 1e conceptversie Op basis van gegevens De Vier Gewesten 1
1. Inleiding ............................................................................................................ 3 2. Gebruik van de Regiotaxi ..................................................................................... 4 2.1
Ritten ................................................................................................................ 4
2.2
Personen ........................................................................................................... 6
2.3
Gratis begeleiding ............................................................................................... 8
2.4 Rolstoelen .............................................................................................................. 9 2.5
SoHo-honden ..................................................................................................... 9
2.6
Zones .............................................................................................................. 10
2.6.1 2.7
Nachtzones ................................................................................................... 10 Vervoerspassen ................................................................................................ 11
3. Stiptheid rituitvoering ........................................................................................ 13 3.1
Loosritten ........................................................................................................ 14
3.2
Warme terugbelservice ...................................................................................... 14 4. Klachtenoverzicht .............................................................................................. 15
4.1
Klachtenafhandeling .......................................................................................... 15 5. Telefonische bereikbaarheid reserveercentrale ...................................................... 17 6. Gebruik ophaalpunten........................................................................................ 18
6.1
Ophaalpunt Breestraat ...................................................................................... 18
6.2
Ophaalpunt Station Leiden Centraal .................................................................... 19
6.3
Ophaalpunt nabij de Winkelhof te Leiderdorp........................................................ 19
6.4
Ophaalpunt Bevrijdingsplein te Leiden ................................................................. 20
6.5
“Halte” Aarhof te Alphen aan den Rijn ................................................................. 20 7. Afgifte en inwisseling tegoedbonnen .................................................................... 22 8. Top vertrek- en bestemmingsadressen ................................................................ 23 9. Trivia ............................................................................................................... 25 10. Conclusie ....................................................................................................... 26
Addendum I ............................................................................................................... 27 Addendum II.I Rittenoverzicht Regiotaxi 2015 ............................................................... 32 Addendum II.II Overzicht betaalde zones t.o.v. aantal ritten............................................ 33
Pagina | 2
Management informatie 1. Inleiding 2015. Wegwerkzaamheden, het toeristenseizoen, de onduidelijkheden rond de BoordComputer Taxi en helaas een faillissement van één van de vaste onderaannemers van de Regiotaxi. Het is maar een kleine greep uit alle zaken die het eerste halfjaar van 2015 markeerden. Eén van de belangrijkste zaken voor de klant
Zonekaart van de Regiotaxi
uit de Bollenstreek ging echter al direct op 1 januari in. Gekeken naar de toenemende kosten van het CVV-vervoer hebben de ISDgemeenten (Hillegom, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) besloten de eigen bijdrage op te hogen boven de gebruikelijke indexatie. Het leidde inderdaad tot een – soms forse – afname van het vervoer. Deze daling is echter ook een effect van een striktere indicatie door gemeenten en het optreden tegen oneigenlijk gebruik van de Regiotaxi. Echter, gelet op de landelijke afname van het vervoer valt de daling in deze regio al met al nog mee. Ook de werkgroep die zich bezig houdt met de bundeling van doelgroepenvervoer is van start gegaan en er wordt uitgekeken naar de eerste resultaten. Ook in 2015 geldt weer dat zowel de opdrachtgever als de vervoerder hun uiterste best zullen doen om de Regiotaxi een goed functionerend systeem voor alle klanten te laten blijven zijn.
Pagina | 3
2. Gebruik van de Regiotaxi 2.1
Ritten
Eind 2014 werd al geconcludeerd dat het gebruik van de Regiotaxi aan het afnemen was, een daling van 5,25% ten opzichte van 2013. Deze daling zet zich aan het begin van dit jaar voort. 169.630 ritten werden er verreden in de eerste 6 maanden van het jaar, een afname van 4,52% ten opzichte van deze kwartalen een jaar eerder. De eerste afname leek duidelijk veroorzaakt door het strengere toezicht van gemeenten op het AWBZ-gebruik van de Regiotaxi. Het Wmo vervoer is hier niet voor bedoeld en gemeenten zijn hier strikter op gaan handhaven. Deze verdere daling lijkt, gelet op de cijfers, een direct gevolg van het besluit van de ISDgemeenten om de eigen bijdrage meer te verhogen dan met het gebruikelijke percentage, gebaseerd op de NEA-indexatie. Opvallend in dit eerste halfjaar is, tegen de trend in, de stijging bij Alphen a/d Rijn en Voorschoten. Voor de overige gemeenten zijn de plussen en de minnen vooral natuurlijke curves van stijging en daling. Doelgroep
Pashouders
1e kwartaal 2015
2015
1
1e kwartaal
Stijging/Daling
2014
tov. 2014
OV-Algemeen
601
6.949
7,99%
7.162
-2,97%
RS soc. begel.
---
959
1,10%
868
+10,48%
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn
2.549
14.014
16,10%
12.443
+12,63%
Hillegom
697
3.885
4,47%
4.608
-15,69%
Kaag & Braassem
517
3.075
3,53%
3.311
-7,13%
Katwijk
849
2.445
2,81%
2.511
-2,63%
3.092
23.030
26,49%
23.545
-2,19%
Leiderdorp
720
4.540
5,22%
4.581
-0,90%
Lisse
558
2.600
2,99%
3.678
-29,31%
Nieuwkoop
859
3.971
4,57%
4.057
-2,12%
Noordwijk
751
4.461
5,13%
5.311
-16,00%
Noordwijkerhout
512
2.735
3,15%
3.661
-25,29%
Oegstgeest
489
2.603
2,99%
2.497
+4,25%
Rijnwoude
444
2.321
2,67%
2.596
-10,59%
Teylingen
879
5.319
6,12%
6.085
-12,59%
Voorschoten
615
2.785
3,20%
2.527
+10,21%
Zoeterwoude
243
1.257
1,45%
1.283
-2,03%
13.774
86.949
100,00%
90.724
-4,16%
Leiden
Totaal
2
Aantal uitgevoerde ritten 1e kwartaal 2015 in verhouding tot 2014
Eindstand op 01-07-2015 Rijnwoude wordt vooralsnog apart in de administratie meegenomen, voor zover het pashouders van voor de fusie betreft. 1 2
Pagina | 4
Doelgroep
Pashouders
2e kwartaal 2015
2e kwartaal
Stijging/Daling
2014
tov. 2014
2015 OV-Algemeen
601
6.591
7,97%
7.239
-8,95%
RS Soc. Begel.
---
894
1,08%
821
+8,89%
2.549
13.772
16,66%
11.638
+18,34%
Hillegom
697
3.526
4,27%
4.617
-23,63%
Kaag & Braassem
517
3.172
3,84%
3.125
+1,50%
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn
Katwijk
849
2.574
3,11%
2.621
-1,79%
3.092
21.272
25,73%
22.842
-6,87%
Leiderdorp
720
4.493
5,43%
4.214
+6,62%
Lisse
558
2.457
2,97%
3.274
-24,95%
Leiden
Nieuwkoop
859
3.462
4,19%
3.933
-11,98%
Noordwijk
751
3.963
4,79%
4.829
-23,52%
Noordwijkerhout
512
2.757
3,33%
3.587
-23,14%
Oegstgeest
489
2.562
3,10%
2.622
-2,29%
Rijnwoude
444
2.273
2,75%
2.564
-11,35%
Teylingen
879
5.078
6,14%
5.458
-6,96%
Voorschoten
615
2.728
3,30%
2.327
+17,23%
Zoeterwoude
243
1.107
1,34%
1.211
-8,59%
13.774
82.681
100,00%
86.929
-4,89%
Totaal
Aantal uitgevoerde ritten 2e kwartaal 2015 in verhouding tot 2014
Het kopje RS Soc. Begel. is kort voor Rijnstreek Sociale Begeleiding en verdient nadere toelichting: Alle Wmo-gerechtigden uit Alphen aan den Rijn mogen voor een gelimiteerd aantal ritten per jaar een sociaal begeleider meenemen. De sociale begeleiders die als gezelschap meereizen - dus niet als medisch begeleider - reizen als OV reiziger, maar betalen het Wmo tarief. Deze situatie is alleen van toepassing op deze gemeente.
Binnen
Vervoersbewegingen
Binnen plaats3
Buiten plaats
gemeente
Buiten gemeente
65+
54.993
66.970
61.891
60.072
CVV
3.851
9.689
5.480
8.060
9.472
24.655
13.210
20.917
WMO
Aantallen vervoersbewegingen binnen en buiten de eigen woonplaats/gemeente
3 Met ‘plaats’ wordt een ongedeelde gemeente of kern aangeduid Met ‘gemeente’ het totaal van kernen die één gemeente vormen
Pagina | 5
2.2
Personen
Hoeveel mensen zijn er dan tijdens al deze ritten vervoerd? In de eerste 6 maanden van 2015 komt de teller uit op een reizigersaantal van 181.066 personen, ook hier, in procenten bekeken, een afname van 4,52% vergeleken met vorig jaar.
Doelgroep
Pashouders
1e kwartaal 2015
2015
1e kwartaal
Stijging/Daling
2014
tov. 2014
OV-Algemeen
601
7.361
7,95%
7.466
-1,41%
RS Soc. Begel.
---
961
1,04%
868
+10,48%
2.549
14.360
15,51%
12.656
+13,46%
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn Hillegom
697
4.121
4,45%
4.827
-14,63%
Kaag & Braassem
517
3.225
3,48%
3.530
-8,64%
Katwijk
849
2.771
2,99%
2.929
-5,39%
3.092
25.328
27,35%
26.021
-2,66%
Leiden Leiderdorp
720
4.832
5,22%
4.928
-1,95%
Lisse
558
2.722
2,94%
3.865
-29,57%
Nieuwkoop
859
4.069
4,39%
4.112
-1,05%
Noordwijk
751
4.713
5,09%
5.480
-14,00%
Noordwijkerhout
512
2.926
3,16%
3.885
-24,68%
Oegstgeest
489
2.834
3,06%
2.746
+3,20%
Rijnwoude
444
2.390
2,58%
2.640
-9,47%
Teylingen
879
5.568
6,01%
6.450
-13,67%
Voorschoten
615
3.038
3,28%
2.729
+11,32%
Zoeterwoude
243
1.395
1,51%
1.443
-3,33%
13.774
92.614
100,00%
96.575
-4,10%
Totaal
Aantal vervoerde personen 1e kwartaal 2015 t.o.v.1e kwartaal 2014
Pagina | 6
Doelgroep
Pashouders
2e kwartaal 2015
2015
2e kwartaal
Stijging/Daling
2014
tov. 2014
OV-Algemeen
601
6.958
7,87%
7.691
-9,53%
RS Soc. Begel.
---
895
1,01%
828
7,97%
2.549
14.193
16,05%
11.904
19,23%
Hillegom
697
3.832
4,33%
4.939
-22,41%
Kaag & Braassem
517
3.336
3,77%
3.368
-0,95%
Katwijk
849
2.887
3,26%
2.924
-1,27%
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn
Leiden
3.092
23.635
26,72%
25.342
-6,74%
Leiderdorp
720
4.730
5,35%
4.523
4,58%
Lisse
558
2.568
2,90%
3.436
-25,26%
Nieuwkoop
859
3.547
4,01%
3.995
-11,21%
Noordwijk
751
4.200
4,75%
5.047
-16,78%
Noordwijkerhout
512
2.935
3,32%
3.832
-23,41%
Oegstgeest
489
2.850
3,22%
2.906
-1,93%
Rijnwoude
444
2.332
2,64%
2.634
-11,47%
Teylingen
879
5.320
6,01%
5.730
-7,16%
Voorschoten
615
3.018
3,41%
2.565
+17,66%
Zoeterwoude
243
1.216
1,37%
1.375
-11,56%
13.774
88.452
100,00%
93.039
-4,93%
Totaal
Aantal vervoerde personen 2e kwartaal 2015 t.o.v.2e kwartaal 2014
Naast de hier boven getelde personen stapten ook nog meereizenden, gratis begeleiders en kinderen in de Regiotaxi. De meereizenden zouden als volwaardig reiziger genoteerd kunnen worden, aangezien zij ook voor hun rit betalen; echter in de administratie wordt dit gescheiden genoteerd. De kinderen die geregistreerd staan, zijn kinderen onder de 4 jaar en reizen gratis mee, evenals de gratis begeleiding. Worden al deze personen nog meegeteld, dan komt het totaal aantal reizigers in het eerste halfjaar van 2015 uit op 192.442, 4,59% minder dan een jaar eerder.
Pagina | 7
Doelgroep
1e kwartaal 2015 Mee-
Gratis begeleiding
2e kwartaal 2015 Kinderen
reizenden
Mee-
Gratis begeleiding
reizenden Aantallen
% tov.
Aantallen
aantal ritten OV-Algemeen
Kinderen
% tov. aantal ritten
347
44
0,63%
15
331
23
0,35%
6
0
---
---
0
0
---
---
0
Alphen a/d Rijn
0
221
1,58%
11
0
393
2,85%
5
Hillegom
4
158
4,07%
11
7
297
8,42%
3
10
89
2,89%
0
11
153
4,82%
0
RS. Soc. Begel.
Wmo-gebruikers
Kaag & Braassem Katwijk
0
165
6,75%
0
0
249
9,67%
3
40
1.455
6,32%
69
45
2.303
10,83%
15
Leiderdorp
0
187
4,12%
13
0
237
5,27%
0
Lisse
0
81
3,12%
3
0
111
4,52%
3
Leiden
Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen
0
68
1,71%
2
2
83
2,40%
0
27
141
3,16%
0
32
204
5,15%
0
0
130
4,75%
0
4
174
6,31%
0
10
140
5,38%
0
14
274
10,69%
0
0
23
0,99%
0
0
49
2,16%
0
20
141
2,65%
0
39
197
3,88%
0
Voorschoten
8
141
5,06%
13
0
288
10,56%
4
Zoeterwoude
0
93
7,40%
0
0
106
9,58%
0
466
5.108
5,87%
137
485
5.141
6,22%
39
Totaal
Aantallen meereizenden, gratis begeleiders en kinderen
Vervoersbewegingen
Binnen Binnen plaats
<65
4
Buiten plaats
gemeente
Buiten gemeente
13100
32351
18114
27337
65-69
4395
5942
4984
5353
70-74
5587
8238
6388
7437
75-79
11610
13328
13228
13850
80eo
33624
39315
37867
35072
Aantallen vervoersbewegingen binnen en buiten de eigen woonplaats/gemeente
2.3
Gratis begeleiding
Zoals te zien is in bovenstaande tabellen, bestaan er tussen de gemeenten flinke verschillen in de mate waarin gratis begeleiders mee (kunnen) reizen. Een gemeente is vrij om zelf de begeleiding toe te kennen en iedere gemeente hanteert hiervoor een – al dan niet met andere
Met ‘plaats’ wordt een ongedeelde gemeente of kern aangeduid Met ‘gemeente’ het totaal van kernen die één gemeente vormen 4
Pagina | 8
gemeenten gedeeld - protocol. Gemeenten worden geacht alleen begeleiding te indiceren als tijdens de rit ondersteuning voor de passagier noodzakelijk is.
2.4 Rolstoelen De Regiotaxi is natuurlijk geschikt voor mensen die van een rolstoel gebruik moeten maken. Maar hoeveel rolstoelgebruikers nemen er eigenlijk plaats in de Regiotaxi? Dit blijkt een heel stabiel gemiddelde te zijn op ca. 7% van het totaal aantal gebruikers. Rolstoelen
Aantal
%-ge op totaal gebruikers
januari
2.342
7,48%
februari
2.071
7,20%
maart
2.270
6,98%
april
2.232
7,40%
mei
2.197
7,51%
juni
2.140
7,31%
13.252
7,32%
Totaal
Aantallen rolstoelgebruikers, absoluut en in verhouding tot het totaal aantal reizigers
Doelgroep
1e kwartaal
2e kwartaal
2015
2015
2.5
SoHo-honden
OV-Algemeen
4
13
Het aantal trouwe viervoeters dat hun baas of bazin
RS. Soc. Begel.
2
1
vergezelt in de taxi is in nevenstaande tabel weergegeven.
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn
Al vanaf het tweede kwartaal in 2014, is er plots 26
28
Hillegom
0
2
Kaag & Braassem
4
0
52
64
reizigers die veelvuldig van de Regiotaxi gebruik
Leiden
9
15
maken en hun SoHo-hond bij zich hebben.
Leiderdorp
0
0
Lisse
0
0
Nieuwkoop
0
0
Noordwijk
1
1
Noordwijkerhout
0
0
Oegstgeest
2
0
13
10
Teylingen
2
6
Voorschoten
0
2
Zoeterwoude
0
3
111
140
Katwijk
Rijnwoude
Totaal
een forse toename te zien in Alphen a/d Rijn en Katwijk, die vrijwel geheel terug te voeren op twee
Meereizende SoHo-honden
Pagina | 9
2.6
Zones
Alle
reizigers,
leiders,
1e kwartaal
2e kwartaal
2015
2015
Doelgroep
meereizenden,
kinderen
en
bege-
SoHo-honden
OV-Algemeen
23.044
3,32
3.383
3,53
Alphen a/d Rijn
41.568
2,97
41.366
3,00
Hillegom
14.012
3,61
12.771
3,62
Kaag & Braassem
11.378
3,70
11.564
3,65
RS. Soc. Begel.
22.636
3,43 3,65
3.259
verreden in het eerste halfjaar een totaal van 527.642 zones. Omgerekend naar ritten is dit een gemiddelde van 3,11 zones per rit (incl. opstapzone).
Wmo-gebruikers
Katwijk
8.570
3,51
9.022
3,51
Leiden
58.124
2,52
55.244
2,60
Leiderdorp
13.461
2,96
13.496
3,00
9.001
3,46
8.867
3,61
Nieuwkoop
14.695
3,70
13.114
3,79
Noordwijk
13.652
3,06
12.805
3,23
Noordwijkerhout
9.399
3,44
9.566
3,47
Oegstgeest
8.249
3,17
8.081
3,15
Lisse
Rijnwoude
8.398
3,62
8.290
3,65
16.886
3,17
16.361
3,22
Voorschoten
9.529
3,42
9.123
3,34
Zoeterwoude
4.670
3,72
4.058
3,67
268.019
3,08
259.623
3,14
Teylingen
Totaal
Aantal verreden zones en de gemiddelden per rit
2.6.1 Nachtzones
Nachtzones
Aantal
De Regiotaxi is een 24-uursvoorziening. In hoeverre
januari
wordt hier gebruik van gemaakt?
februari
139
maart
103
april
136
mei
139
juni
205
In nevenstaande tabel ziet u een overzicht van de geboekte nachtzones in het eerste halfjaar.
Totaal
497
1.219 Aantallen geboekte nachtzones
Pagina | 10
2.7
Vervoerspassen
In gemeenten die procentueel hoog scoren op het aantal passen gemeten tegen het aantal inwoners is vaak een (gespecialiseerde) zorginstelling te vinden. (Hillegom, de Weeligenberg; Noordwijk, Willem van den Bergh, het Raamwerk; Zoeterwoude, Swetterhage.) Oegstgeest en, met name, Katwijk komen, op hun beurt, erg laag uit. Dit is al jaren een onveranderd gegeven. Doelgroep
Pashouders
Inwoner-
%-ge
Pashouders
Stijging/Daling tov.
2015
aantal
inwoners
2014
2014
5
OV-Algemeen
601
---
---
591
10
+1,69%
RS Soc. Begel.
---
---
---
---
---
---
2.549
106.785
2,35%
2.404
145
+6,03%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn6 Hillegom
697
20.944
3,31%
648
49
+7,56%
Kaag & Braassem
517
25.745
2,02%
538
-21
-3,90%
Katwijk
849
62.782
1,35%
817
32
+3,92%
3.092
121.163
2,58%
3.137
-45
-1,43%
Leiden Leiderdorp
720
26.813
2,69%
665
55
+8,27%
Lisse
558
22.336
2,46%
529
29
+5,48%
Nieuwkoop
859
27.104
3,09%
786
73
+9,29%
Noordwijk
751
25.691
2,90%
717
34
+4,74%
Noordwijkerhout
512
15.956
3,25%
519
-7
-1,35%
Oegstgeest
489
22.910
2,14%
471
18
+3,82%
Rijnwoude7
444
---
---
433
11
+2,54%
Teylingen
879
35.735
2,38%
830
49
+5,90%
Voorschoten
615
24.951
2,43%
558
57
+10,22%
Zoeterwoude
243
8.075
3,01%
282
-39
-13,83%
13.774
512.102
2,69%
13.334
440
3,30%
Totaal
Aantallen pashouders per gemeente, in percentage op het totaal aantal inwoners en vergeleken met 2014
Aantallen per 01-01-2014 Met ingang van 1 juli 2014 is Boskoop als onderdeel van de gemeente Alphen aan den Rijn aangesloten bij de Regiotaxi 7 Omdat de inwonersaantallen voor Rijnwoude apart niet bekend zijn, zijn deze gegevens in de cijfers van Alphen aan den Rijn meegenomen. 5 6
Pagina | 11
>20
>10
>5
4
3
2
1
0
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
rit
ritten
Totaal
Januari
138
673
1.209
764
354
1.476
512
8.576
13.702
Februari
108
643
1.096
763
325
1.401
527
8.866
13.729
Maart
159
721
1.245
752
293
1.416
505
8.656
13.747
April
134
639
1.116
810
370
1.561
515
8.570
13.715
Mei
123
633
1.106
739
347
1.441
567
8.801
13.757
Juni
117
609
1.127
709
322
1.494
526
8.870
13.774
Aantallen ritten gemaakt door Wmo-pashouders
>20
>10
>5
4
3
2
1
0
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
rit
ritten
Januari
1,01%
4,91%
8,82%
5,58%
2,58%
10,77%
3,74%
62,59%
Februari
0,79%
4,68%
7,98%
5,56%
2,37%
10,20%
3,84%
64,58%
Maart
1,16%
5,24%
9,06%
5,47%
2,13%
10,30%
3,67%
62,97%
April
0,98%
4,66%
8,14%
5,90%
2,70%
11,38%
3,75%
62,49%
Mei
0,89%
4,60%
8,04%
5,37%
2,52%
10,48%
4,12%
63,98%
Juni
0,85%
4,42%
8,18%
5,15%
2,34%
10,85%
3,82%
64,39%
0,95%
4,75%
8,37%
5,51%
2,44%
10,66%
3,82%
63,50%
Gem.
Percentage pashouders die de pas gebruiken
Van alle Wmo-geïndiceerden gebruikt, zo blijkt uit deze cijfers, 36,5% deze om daadwerkelijk met de Regiotaxi te reizen. Al in de vorige contractperiode werd waargenomen dat veel mensen de pas hebben “voor de zekerheid,” maar er geen daadwerkelijk gebruik van maken. De mensen die de pas wel gebruiken, doen dit echter met regelmaat (slechts 3,82% maakt maar één rit per maand).
Pagina | 12
3. Stiptheid rituitvoering Rit op tijd
Rit te laat
Rit te
Persoon
Persoon te
Persoon te
vroeg
op tijd
laat
vroeg
Januari
28.531
678
204
30.367
725
212
Februari
26.208
631
185
27.918
667
190
Maart
29.556
737
219
31.520
786
229
April
26.741
1.303
193
28.542
1.402
206
Mei
26.236
877
248
28.030
985
253
Juni
25.858
1.123
102
27.729
1.198
107
163.130
5.349
1.151
174.106
5.763
1.197
Totaal
Aantal gereden ritten en personen en hoeveel hiervan te laat/vroeg waren
De Regiotaxi dient maandelijks een minimaal kwaliteitsniveau te halen, waarbij 95% van het aantal vervoerde personen op tijd – dus binnen de toegestane marges van 15 minuten te vroeg / 15 minuten te laat – moet worden opgehaald. Weliswaar vindt u in bovenstaande tabel kolommen waarbij de rit, danwel de persoon te vroeg gereden werd, deze cijfers worden echter niet meegenomen in het kwaliteitspercentage. Ritten die te vroeg worden verreden, geschieden, volgens de informatie van De Vier Gewesten, in overeenstemming met de klant. Dit is met name het geval bij ziekenhuizen waar de taxi’s af en aan rijden. De Vier Gewesten geeft aan dat als taxi en klant allebei gereed zijn, al is de taxi te vroeg, het niet van klantvriendelijkheid zou getuigen de klant te laten wachten, omdat het anders buiten de 15-minutenmarge valt. Overigens, wanneer de klant aangeeft nog niet klaar te zijn, zal de taxi in zo’n geval wel moeten wachten tot hij in de 15-minutenmarge zit. In hoeverre dit alles inderdaad in overeenstemming is met de klant, wordt gemeten door de klachten naast dit gegeven te leggen. Om deze redenen is besloten de te-vroegritten niet in het kwaliteitspercentage op te nemen en deze secuur te blijven controleren aan de hand van de klachten. Bovenstaande cijfers omgezet naar percentages brengt ons dan tot het volgende:
Januari
Rit te laat
Rit te laat
Persoon te laat
Persoon te laat
2015
2014
2015
2014
2,31%
3,71%
2,32%
3,69%
Februari
2,33%
3,93%
2,32%
3,96%
Maart
2,42%
4,53%
2,42%
4,59%
April
4,61%
4,95%
4,65%
5,09%
Mei
3,21%
4,36%
3,37%
4,39%
Juni Totaal
4,15%
3,98%
4,13%
3,96%
3,17%
4,24%
3,20%
4,29%
Percentages te-laatritten gemeten t.o.v. het totale aantal; vergelijking met 2014
Pagina | 13
Vanaf april is het in de cijfers zichtbaar dat alles weer op gang begint te komen. Naast diverse wegwerkzaamheden, is hier natuurlijk ook goed het toeristenseizoen (Keukenhof) zichtbaar in de cijfers. Dit ten spijt is het de vervoerder gelukt het kwaliteitspercentage boven de vereiste 95% te houden.
3.1
Loosritten
Om eender welke reden kan het gebeuren dat chauffeur en klant elkaar mislopen. In dit geval wordt gesproken over een loosrit. De klant wordt in een dergelijk geval op de hoogte gesteld dat de taxi is geweest middels een kaartje in de bus.
Totaal Totaal ritten
Percentage
loosritten
Januari
29.413
399
1,36%
Februari
27.024
317
1,17%
Maart
30.512
334
1,09%
April
28.237
341
1,21%
Mei
27.361
343
1,25%
Juni Totaal
27.083
321
1,19%
169.630
2.055
1,21%
Aantallen en percentages loosritten
Vergeleken met landelijke cijfers, is 1,21% een zeer goede score; toch is het logisch dat de vervoerder dit cijfer het liefst zo laag mogelijk ziet. Niet alleen de klant wordt, mogelijk, benadeeld, maar iedere rit is voor hem zelf ook een kostenpost. De vervoerder is dan ook actief bezig deze cijfers nog verder omlaag te brengen. 3.2
Warme terugbelservice
Wanneer de chauffeur onderweg is naar een klant om hem/haar op te halen, kan hij, mits de klant hiervoor zijn telefoonnummer heeft afgegeven, deze bellen om te zeggen dat hij onderweg is. De klant kan zich dan in alle rust voorbereiden en alvast klaar gaan staan. Dat de chauffeurs dit ook daadwerkelijk doen, is een voortdurend punt van aandacht voor de vervoerder. NB! De chauffeur beschikt niet zelf over het nummer van de klant. Het maken van een verbinding met de klant, loopt via de centrale.
Pagina | 14
4. Klachtenoverzicht In de eerste helft van 2015 zijn er in totaal 47 klachten ingediend; omgerekend op het totaal aantal ritten komt dit neer op 0,03%. Dit lage aantal handhaaft zich al vanaf het begin van de contractperiode; er wordt regelmatig navraag gedaan bij de gemeenten en de diverse ouderen- en gehandicaptenplatforms gedaan, die elkaar ook ontmoeten in de Klankbordgroep Regiotaxi. Toch levert dit amper meer op dan dat wat reeds bekend is. Veel van de ingediende klachten zijn door de klantenservice gegrond verklaard. Ter compensatie voor het ongemak ontvangen de klanten in zo’n geval een excuusbrief of telefonische reactie en één of meerdere tegoedbonnen om gratis mee te reizen. Ongegronde klachten ontstaan veelal wanneer de ‘spelregels’ van de Regiotaxi niet (goed) bekend zijn bij de klant. Om deze reden is er in het begin van 2015 wederom een grote mailing uitgegaan naar huisartsen, buurthuizen, verenigingen, etc. met informatiemateriaal over de Regiotaxi en het verzoek dit voor de mensen neer te leggen. Het belangrijkste onderwerp waarover geklaagd wordt is nog altijd te laat worden opgehaald, danwel te laat op de bestemming aankomen (samen 20 klachten, 43%). Geen voertuig komt op een goede tweede plaats (14 klachten, 30%). Voor het indienen van een klacht kunnen klanten gebruik maken van een klantenreactiekaart. Deze zijn aan de pashouders (veelal Wmo-klanten maar ook de OV-pashouders) toegezonden en bij gebruik ontvangt men direct een nieuwe. Daarnaast zijn de taxi’s standaard voorzien van reactiekaarten en zijn deze tevens op ieder gemeentehuis, bij de ISD Bollenstreek en Participe beschikbaar. Klachten kunnen, uiteraard, ook telefonisch en per e-mail ingediend worden en via de website van de Regiotaxi en die van Holland Rijnland. Opvallend is overigens dat het afgelopen half jaar alleen de telefoon en de e-mail zijn gebruikt om een klacht in te dienen.
Medium Telefoon
Aantal
Percentage 35
74%
E-mail
12
26%
Totaal
47
100%
Wijze van klachtindiening
4.1
Klachtenafhandeling
De klachtenafhandeling wordt door Holland Rijnland zeer nauwlettend in de gaten gehouden en de klachtenoverzichten zijn een vast agendapunt bij het maandelijks overleg met De Vier Gewesten. Gemeenten worden eens in de 3 maanden voorzien van een totaaloverzicht.
Pagina | 15
Klachten dienen binnen een termijn van 14 dagen beantwoord en afgehandeld te zijn; in het schema hieronder kunt u teruglezen hoe hieraan wordt voldaan.
Aard:
jan:
feb:
mrt:
apr:
mei:
juni:
Taxi Te laat opgehaald Te laat opgehaald, te laat op bestemming Te laat op bestemming
1
2
2
1
5
2
2
1
2
1
Combinatie
1 1
Klacht chauffeur
1
Geen voertuig
1
Verkeerd tarief
4
1 2
1
3
1 5
4
1
Callcenter/Klantenservice Telefonie werkwijze TOTAAL gegrond:
1 2
3
TOTAAL ongegrond: TOTAAL ged. gegrond:
7
7
2
1
1 1
2
6,92
5,93
1,59
7,88
29.413
27.024
30.512
28.237
Afhandeling > 2 weken Aantal ritten:
8
1
TOTAAL open: Gem. afhandeltijd
8
1
4 6,79
9,37
27.361
27.083
1
1
Aard van de ingediende klachten
Pagina | 16
5. Telefonische bereikbaarheid reserveercentrale Wanneer iemand de centrale belt om een Regiotaxi te bestellen, dient de telefoon binnen 90 seconden te zijn beantwoord. Holland Rijnland kan zich erin vinden, wanneer dit in 95% van de inkomende telefoontjes lukt. jan
feb
mrt
apr
mei
Ingekomen
20.485
18.626
20.763
20.330
20.267
20.468
Beantwoord
19.444
17.754
19.878
19.288
19.050
19.464
1.041
872
885
1.042
1.217
1.004
Opgehangen
juni
Gemiddelde wachttijd voor ophangen
1:30
1:08
1:18
1:26
1:34
1:23
Gemiddelde wachttijd
0:54
0:47
0:48
0:55
1:01
0:54
Aantallen ingekomen telefoontjes en wijze van afhandeling
Hoewel excessen altijd kunnen – en zullen – voorkomen, bedraagt de gemiddelde wachttijd 53 seconden. Bij de 6.061 telefoontjes die voortijdig door de klant worden opgehangen, heeft men het gemiddeld 1:23min de kans gegeven.
17
6. Gebruik ophaalpunten Al sinds juni 2003 maakt de Regiotaxi gebruik van drie ophaalpunten; eind 2012 is er een vierde gerealiseerd op het Bevrijdingsplein te Leiden en is officieus een ophaalpunt bij Winkelcentrum de Aarhof in Alphen aan den Rijn al twee jaar in gebruik. Hiermee zijn er in totaal vijf ophaalpunten: in de Breestraat te Leiden; bij het Station Leiden Centraal; nabij de Winkelhof te Leiderdorp; het Bevrijdingsplein te Leiden; Winkelcentrum de Aarhof te Alphen aan den Rijn. Voor 2014 zijn er twee wijzigingen geweest bij de ophaalpunten. Het ophaalpunt bij Station Leiden is naar de zeezijde verplaatst, in combinatie met een standplaats voor de zonetaxi van de NS. Na de herinrichting van de Breestraat is de bushalte een klein stukje verplaatst; het ophaalpunt is navenant meeverhuist.
De ophaalpunten hebben als doel om klant en chauffeur van de Regiotaxi elkaar op drukkere en/of onoverzichtelijke locaties eenvoudiger te laten treffen en misverstanden over de exacte ophaalplaats te voorkomen. Daarbij kunnen reizigers gebruik maken van een verkorte vooraanmeldtijd van dertig minuten. In onderstaande tabel wordt het gebruik per maand weergegeven. Eerst ziet u het aantal ritten en daarachter het aantal loosritten op dit punt. Breestraat
Stationsplein
Winkelhof
Bevrijdingsplein
Aarhof
Januari
71
0
41
0
127
1
65
0
295
7
Februari
75
0
55
3
110
0
64
0
282
6
Maart
76
0
54
3
172
0
83
0
310
14
April
61
5
73
1
117
1
79
2
325
5
Mei
77
0
76
1
118
0
103
0
352
6
Juni
84
0
75
0
91
0
87
0
365
5
444
5
374
8
735
2
481
2
1.929
43
Totaal
Gebruik van de ophaalpunten en loosritten op dit punt
6.1
Ophaalpunt Breestraat
Na de herinrichting van de Breestraat is het gebruik weer terug naar het gemiddelde van het normale gebruik met opvallend lage cijfers bij de loosritten.
Pagina | 18
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Breestraat over de jaren 2006-2015
6.2
Ophaalpunt Station Leiden Centraal
Na de verhuizing van het ophaalpunt naar de achterzijde van het station, moet het bord aan de voorkant nog verwijderd worden (hier wordt momenteel aan gewerkt). De verplaatsing naar de achterzijde is nog altijd naar grote tevredenheid onder de reizigers.
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Station Leiden over de jaren 2006-2015
6.3
Ophaalpunt nabij de Winkelhof te Leiderdorp
Het Leiderdorpse ophaalpunt is, in algemene zin, altijd een vrij stabiel punt geweest met pieken en dalen, met dus weer een behoorlijke piek aan het eind van 2014, begin 2015. Loosritten zijn hier altijd al zeldzaam geweest.
Pagina | 19
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Winkelhof over de jaren 2006-2015
6.4
Ophaalpunt Bevrijdingsplein te Leiden
Het relatief nieuwe ophaalpunt op het Bevrijdingsplein blijkt zeer stabiel in gebruik te zijn en ook nog eens goed gebruikt te worden. Fluctueerde het aantal loosritten hier voorheen nog, ook deze zijn het laatste halfjaar flink afgenomen.
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Bevrijdingsplein over de jaren 2013-2015
6.5
“Halte” Aarhof te Alphen aan den Rijn
Het ophaalpunt bij de Aarhof heeft nog geen officiële status, maar in de praktijk wordt dit toch al zo gebruikt en nog steeds in aantallen die de andere opstappunten doet verbleken. Het loospercentage ligt wel relatief hoog op 2,2%.
Pagina | 20
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Aarhof over de jaren 2013-2015
Pagina | 21
7. Afgifte en inwisseling tegoedbonnen Wanneer de taxi te vroeg of te laat arriveert of wanneer er over een ander aspect van de Regiotaxi een klacht wordt ingediend die terecht is, krijgt de klant van de chauffeur een tegoedbon voor één zone (incl. opstapzone) uitgereikt. Klanten die geen tegoedbon hebben gekregen en een – terechte - klacht indienen krijgen de bon alsnog bij de afhandeling van hun klacht toegezonden. De bonnen mogen gespaard worden voor een rit van maximaal 5 zones. Cijfers over de hoeveelheid uitgereikte tegoedbonnen, worden niet geregistreerd. Wel is in te zien hoeveel gratis zones er zijn verreden, geplaatst naast het aantal te-laatritten per maand.
Te laat
Uitgevoerde
ritten
gratis zones
Januari
678
392
Februari
631
359
Maart
737
395
1.303
441
877
526
1.123
548
5.349
2.661
April Mei Juni Totaal
Aantallen te-laatritten en uitvoering gratis zones
Pagina | 22
8. Top vertrek- en bestemmingsadressen Onderstaande lijst is samengesteld op basis van de maandelijkse top-30 die door de vervoerder wordt aangeleverd. Een leeg vak betekent dat de locatie die maand niet in deze top-30 stond. Synoniem
Plaats
Alrijne Leiderdorp
Leiderdorp
LUMC
Leiden
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
Totaal
1137
1075
1153
1063
856
1129
6.413
973
948
965
852
802
1035
5.575
Alrijne Leiden
Leiden
806
811
844
800
711
852
4.824
Alrijne Alphen
Alphen a/d Rijn
464
398
614
551
531
681
3.239
Winkelcentrum Aarhof
Alphen a/d Rijn
295
280
310
325
352
365
1.927
De Zevensprong
Sassenheim
360
275
333
355
296
296
1.915
Bernardus verzorgingshuis
Sassenheim
309
289
341
273
347
347
1.906
Revalidatiecentrum Leiden
Leiden
243
212
254
242
257
270
1.478
Zorgerf Boerengeluk
Nieuw-Vennep
226
232
236
199
223
270
1.386
Spaarne ziekenhuis
Hoofddorp
186
209
184
208
169
245
1.201
Verpleeghuis Overrijn
Leiden
265
211
153
149
158
159
1.095
Wijckerslooth verpleeghuis
Oegstgeest
197
146
161
153
161
195
1.013
Verpleeghuis Leythenrode
Leiderdorp
200
144
150
155
172
184
1.005
Buurthuis de Kooi
Leiden
156
129
174
145
111
130
845
Groene Hart Ziekenhuis
Gouda
148
146
121
136
109
137
797
Rijnveste
Leiden
111
120
141
169
94
133
768
91
Halte Winkelhof
Leiderdorp
127
110
172
117
118
Aldi Ridderhof
Alphen a/d Rijn
143
127
146
129
156
VTV Clubgebouw
Leiden
117
102
149
119
91
103
681
Landgoed Ursula
Nieuwveen
118
109
111
85
116
119
658
Verpleeghuis Zuijdtwijck
Leiden
127
148
167
107
88
637
Leger des Heils
Leiden
141
129
104
118
120
612
Romanuszaal
Leiden
132
137
112
123
100
604
Zorgcentrum Floravita
Boskoop
110
133
127
123
83
576
Woudsoord verzorgingshuis
Woubrugge
107
101
136
Westerhove
Alphen a/d Rijn
103
111
130
Verpleeghuis Oudshoorn
Alphen a/d Rijn
140
93
SWA
Alphen a/d Rijn
99
103
Zuwe Hofpoort
Woerden
99
98
124
101
92
735 701
102
570 90
434
90
292
94
428
289
23
Phila del Art
Leiden
Munnekeweij
Noordwijkerhout
Trefpunt
Noordwijk
De Wieken
Noordwijk
Albert Heijn Bevrijdingsplein
Leiden
113 130 135
127
91
221
85 83
240
220
109
192 103
87
109
76
190
Verpleeghuis de Wilbert
Katwijk
Woon-zorgcentrum Groot Hoogwaak
Noordwijk
Keukenhof
Lisse
Ursula zaal Trefpunt
Nieuwveen
103
103
Diaconessehuis
Leiden
102
102
Rijnland ziekenhuis
Leiderdorp
99
99
78
105
185 183
156
156
GGZ Voorhout
Voorhout
95
95
Restaurant de Parelvissers
Leiden
95
95
Woutershof
Alphen a/d Rijn
Hoogvliet Leiden Levendaal
Leiden
Club 58
Leiden
Jeroen Zorgcentrum
Noordwijk
92 91 87
92 91 87
85
85
Pagina | 24
9. Trivia Begin 2015 werd de eigen bijdrage in de ISD-gemeenten verhoogt, waardoor er nu twee verschillende tarieven worden gehanteerd in de regio. Na de overname van een aantal zorginstellingen door de AlrijneGroep, zijn al deze instellingen omgedoopt tot Alrijne met de plaatsnaam als toevoeging. Dit blijkt bij het boeken van een taxi nog wel eens problematisch te zijn. Begin 2015 heeft een grote mailing plaatsgevonden, waarbij zorginstellingen, huisartsen, buurthuizen etc. zijn benaderd met de vraag het hun toegezonden informatiemateriaal neer te leggen voor iedereen. De voornaamste spelregels van de Regiotaxi werden hiermee nog eens onder de aandacht gebracht, nadat bleek dat de meeste ongegrondverklaarde klachten te wijten waren aan onvoldoende kennis hiervan. Ook is extra aandacht gevraagd voor het correct omdoen van de gordel. Elders in het land zijn hier controles op uitgevoerd. De chauffeur wijst de klant erop dat zij de gordel dienen te dragen en is ook behulpzaam bij het omdoen ervan. Draagt de klant de gordel niet tijdens een controle, dan is de bekeuring voor rekening van de klant. Begin dit jaar bleek dat de rolstoelbussen, die aan het begin van deze contractperiode nieuw zijn aangeschaft, nu reeds mankementen vertonen. De vervoerder heeft de bussen inmiddels omgeruild. Eind mei/begin juni is één van de vaste onderaannemers, van Asselt, helaas failliet gegaan. De overige onderaannemers hebben hard gewerkt om dit hiaat op te vangen, maar konden niet voorkomen dat mensen hierdoor soms wat langer moesten wachten of extra moesten omrijden. Inmiddels zorgt het Zoetermeerse taxibedrijf van den Heuvel voor vaste ondersteuning van de overige vervoerders. Wanneer klanten in het kader van de PGB hun besteding moeten verantwoorden, kan de chauffeur een bonnetje overhandigen. Indien de reiziger beschikt over een OV-pas, zijn de ritoverzichten online in te zien. UberPop komt regelmatig in het nieuws. Er is echter geen sprake van effecten van dit bedrijf op de Regiotaxi . Vanuit de Klankbordgroep kwam het volgende bericht: het Boerhaaveplein in Oegstgeest is een lastig adres voor taxichauffeurs. Een deel van de woningen heeft de voordeur aan de andere kant van het plein zitten. Aangezien de Regiotaxi vervoer van deur tot deur verzorgt is een taxistandplaats hier geen oplossing voor.
25
10. Conclusie Samengevat zien we dat over het eerste halfjaar van 2015: a. er sprake is van een afname is tov. het voorgaande jaar; in totaal werden er 169.630 ritten gereden waarbij 192.442 personen werden vervoerd; b. er bij gemeenten onderling grote verschillen zijn in de toekenning van gratis begeleiding; c.
SoHo-honden frequent worden meegenomen, 251 keer in dit halfjaar;
d. gemiddeld 3,11 zones per rit (incl. opstapzone) worden gebruikt; e. 36,5% van de mensen die een budget toegekend hebben gekregen daadwerkelijk gebruik hiervan maken; f.
het aantal loosritten maandelijks laag blijft, rond de 1,21%;
g. de stiptheid goed is met gemiddeld 3,20% van de personen die te laat worden opgehaald; h. er zijn in totaal 47 klachten ingediend, waarvan het overgrote merendeel gegrond is verklaard; i.
de telefonische bereikbaarheid op het gewenste niveau zit met gemiddeld 53 seconden wachttijd;
j.
ook het gebruik van de ophaalpunten is naar tevredenheid. Het vijfde punt dat tot dusver slechts officieus in gebruik is (Aarhof), scoort met name hoge ogen in gebruik;
k. hoeveel gratis ritkaarten zijn uitgegeven is niet exact aan te geven. Wel is bekend dat er 2.661 gratis zones mee zijn verreden.
Pagina | 26
Addendum I Rittengebruik over de jaren
Pagina | 27
Pagina | 28
Pagina | 29
Pagina | 30
Pagina | 31
Addendum II.I Rittenoverzicht Regiotaxi 2015
PLAATS
Alphen aan den Rijn
Aantal
TOT. 1e
passen
halfjaar
in 2015
JAN
FEB
MRT
APRIL
MEI
JUNI
%
2015
1e
% ritten
passen
2e
kwartaal kwartaal
2.549
4.684
4.454
4.876
4.576
4.689
4.507
27.786
Alphen aan den Rijn
16,38
17,73
14.014
13.772
Hillegom
697
1.294
1.235
1.356
1.232
1.137
1.157
7.411
Hillegom
4,37
4,85
3.885
3.526
Kaag & Braassem
517
1.040
930
1.105
1.063
1.103
1.006
6.247
Kaag & Braassem
3,68
3,6
3.075
3.172
Katwijk
849
797
749
899
907
851
816
5.019
Katwijk
2,96
5,9
2.445
2.574
Leiden
3.092
7.746
7.140
8.144
7.528
6.965
6.779
44.302
Leiden
26,12
21,5
23.030
21.272
Leiderdorp
720
1.497
1.404
1.639
1.550
1.406
1.537
9.033
Leiderdorp
5,33
5,01
4.540
4.493
Lisse
558
893
799
908
837
812
808
5.057
Lisse
2,98
3,88
2.600
2.457
Nieuwkoop
859
1.344
1.181
1.446
1.194
1.129
1.139
7.433
Nieuwkoop
4,38
5,97
3.971
3.462
Noordwijk
751
1.593
1.405
1.463
1.372
1.348
1.243
8.424
Noordwijk
4,97
5,22
4.461
3.963
Noordwijkerhout
512
971
801
963
922
940
895
5.492
Noordwijkerhout
3,24
3,56
2.735
2.757
Oegstgeest
489
878
812
913
889
820
853
5.165
Oegstgeest
3,04
3,4
2.603
2.562
Rijnwoude
444
719
740
862
856
680
737
4.594
Rijnwoude
2,71
3,09
2.321
2.273
Teylingen
879
1.783
1.717
1.819
1.740
1.765
1.573
10.397
Teylingen
6,13
6,11
5.319
5.078
Voorschoten
615
967
807
1.011
926
874
928
5.513
Voorschoten
3,25
4,28
2.785
2.728
Zoeterwoude
243
400
411
446
338
375
394
2.364
Zoeterwoude
1,39
1,69
1.257
1.107
OV-algemeen
601
2.468
2.129
2.352
1.992
2.156
2.443
13.540
OV-algemeen
7,98
4,21
6.949
6.591
339
310
310
315
311
268
1.853
RS. Soc. Begel.
959
894
296
265
266
262
274
227
1.590
43
45
44
53
37
41
263
Subtotaal Wmo
79.041
75.196
26.606
24.585
27.850
25.930
24.894
24.372
154.237
TOTAAL
86.949
82.681
RS. Soc. Begel.
Subtotaal Wmo
TOTAAL
13.774
Gem. per dag Zones Gem. zones per rit
Gem. per dag
955,48
908,58
955,48
29.413
27.024
30.512
28.237
27.361
27.083
169.630
Zones
268.019
259.623
268.019
949
965
984
941
883
903
465
Gem. zones per rit
3,08
3,14
3,08
Pagina | 32
Addendum II.II Overzicht betaalde zones t.o.v. aantal ritten
PLAATS
Alphen aan den Rijn
JAN
FEB
MRT
APRIL
MEI
JUNI
TOT.2015
1e kw.
gem.
zones
gem.
zones
aantal
t.o.v.
aantal
t.o.v.
zones
geregistr.
zones
geregistr.
per rit
passen
per rit
passen
2e kw.
13.926
13.163
14.479
13.813
14.105
13.448
82.934
Alphen aan den Rijn
41.568
2,97
16,31
41.366
3,00
16,23
Hillegom
4.612
4.471
4.929
4.476
4.130
4.165
26.783
Hillegom
14.012
3,61
20,10
12.771
3,62
18,32
Kaag & Braassem
3.866
3.370
4.142
3.875
4.016
3.673
22.942
Kaag & Braassem
11.378
3,70
22,01
11.564
3,65
22,37
Katwijk
2.766
2.590
3.214
3.196
2.961
2.865
17.592
Katwijk
8.570
3,51
10,09
9.022
3,51
10,63
Leiden
19.444
18.162
20.518
19.445
18.252
17.547
113.368
Leiden
58.124
2,52
18,80
55.244
2,60
17,87
Leiderdorp
4.425
4.139
4.897
4.635
4.308
4.553
26.957
Leiderdorp
13.461
2,96
18,70
13.496
3,00
18,74
Lisse
3.045
2.725
3.231
2.977
2.958
2.932
17.868
Lisse
9.001
3,46
16,13
8.867
3,61
15,89
Nieuwkoop
4.968
4.390
5.337
4.586
4.258
4.270
27.809
Nieuwkoop
14.695
3,70
17,11
13.114
3,79
15,27
Noordwijk
4.855
4.326
4.471
4.272
4.373
4.160
26.457
Noordwijk
13.652
3,06
18,18
12.805
3,23
17,05
Noordwijkerhout
3.366
2.751
3.282
3.292
3.237
3.037
18.965
Noordwijkerhout
9.399
3,44
18,36
9.566
3,47
18,68
Oegstgeest
2.716
2.616
2.917
2.854
2.553
2.674
16.330
Oegstgeest
8.249
3,17
16,87
8.081
3,15
16,53
Rijnwoude
2.654
2.726
3.018
3.145
2.431
2.714
16.688
Rijnwoude
8.398
3,62
18,91
8.290
3,65
18,67
Teylingen
5.665
5.437
5.784
5.726
5.680
4.955
33.247
Teylingen
16.886
3,17
19,21
16.361
3,22
18,61
Voorschoten
3.344
2.785
3.400
3.152
2.876
3.095
18.652
Voorschoten
9.529
3,42
15,49
9.123
3,34
14,83
Zoeterwoude
1.488
1.529
1.653
1.275
1.352
1.431
8.728
Zoeterwoude
4.670
3,72
19,22
4.058
3,67
16,70
OV-algemeen
8.142
7.086
7.816
6.676
7.445
8.515
45.680
OV-algemeen
23.044
3,32
38,03
22.636
3,43
37,35
RS Soc. Begel.
1.206
1.067
1.110
1.171
1.079
1.009
6.642
RS Soc. Begel.
3.383
3,53
3.259
3,65
90.488 83.333 94.198 88.566 86.014 85.043
527.642
TOTAAL 268.019
3,08
259.623
3,14
TOTAAL
Pagina | 33
(;EMEENTE HILlEGOM
Hoofdstraat 115 , 218 1 EC Hillego m
T
14 0 252
Postbus 32 , 2180 AA Hillegom
F
0252-537 290
E
info@hillegom .nl
I
www.h illegom.nl
Holland Rijnland Afdeling : Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda Ter attentie van: mevrouw R. van Gelderen Postbus 5 58 2300 AN LEIDEN
Ons kenmerk Datum
\ 1.2. Post Uit\44565
Onderwerp
Zorgen gemeenteraad Hillegom over inkoop jeugdhu lp 2017
2 5 AUG. 2015
Geachte mevrouw Van Gelderen,
Op 9 juli heeft de gemeenteraad van Hillegom haar zorgen geu it over de informatie verantwoording jeugd en de wijze waarop de cliënttevredenheid is geborgd in de verantwoordingsrapportages . In deze brief deel ik deze zorg met u. De gemeenteraad heeft vooral zorgen over de rol die cliënttevredenheid speelt in de monitoring en verantwoo rding. Tijdens de 3D-tafelbijeenkomsten van 31 maart en 7 juli 201 5 zijn geen verantwoordingsrapportages met de raadsleden gedeeld. Volgens de informatie blijken deze er niet te zijn en heeft er geen meting onder de burgers plaatsgevonden . De gemeenteraad vindt fin anciële verantwoording uiteraard van belang , maar hecht oo k zeer sterk aan het meten van cliënttevred enheid . Dit laat ste is ee n belan g rijk inst ru ment voor de inrichting van de inkoop jeugdhulp 201 7. De raad is van mening dat zij, zonder inzicht in klanttevredenheid en - beleving en met het ontbreken van een evaluatie van prestatie- indicatoren op kwaliteit , niet weloverwogen kan sturen op het proces van het (her)organiseren en de aa nbes t ed in g van jeugdhulp voor 201 7 en volgende jaren,
111111 111111 11111 1111111111 11111 111111111111111111111111111111111
Pagina 1 van 2
De raad verzoekt bij motie Holland Rijnland zo spoedig mogelijk: a. een verantwoording aan te leveren zoals toegezegd, gebaseerd op feiten en cijfers, betrokken JGT's en klanten; b . met een plan van aanpak te komen inzake de doorontwikkeling van de JGT's. Ik verzoek u om deze brief te agenderen op 3 september, tijdens de bijeenkomst over jeugd. Graag wil ik tijdens het PHO Sociale Agenda met u van gedachte wisse len over de wijze waarop we de monitoring en verantwoording jeugd in kunnen richten, dat er voor de gemeenteraden en colleges weloverwogen beslissingen kunnen worden genomen over de inzet van de middelen voor Jeugd.
Vragen? Heeft u nog vragen7 Neemt u dan gerust contact met mij op. Ik ben bereikbaar op telefoonnummer 14- 0252 of per e- mail: F.roelfsema@hillego m.n l. Met vriendelijke groet, Burgemeester en wethouders
ing . G.P. van Lierop
f>... van Erk
Secretaris
Burgemeester
Ons kenmerk
: \ 1.2. Post Uit\ 44 565
Onderwerp
:Zorgen gemeenteraad Hillegom over inkoop je ugdhulp 2017
Pagina 2 van 2
Planning onderwerpen portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 2015 versie: 21-mei Beleidsmedewerker
PHO Sociale Agenda 11 februari Paul Duijvensz Frans de Lorme van Rossem Ida van Breda Xandra van Ginkel / Angelique Noordhuis Xandra van Ginkel / Margriet van Dijken Xandra van Ginkel / Marion Goedhart Xandra van Ginkel / Paul Grob
Dossier
Toelichting (wat wordt gevraagd aan het PHO)
Xandra van Ginkel / Martin Mostert
jeugd
nieuw verdeelmodel
Tijd en Locatie: 9:30-12:00 uur Nieuwveen Besteding rijksbijdrage 1 miljoen beleidsplan leerplicht & RMC 2015-2018 Beleidsnotitie Beschermd Wonen Voorstel: nadere contractering zorgcontinuïteit / veegronde Ter informatie: contractering Vrijgevestigden ter informatie Brainstorm: veranderagenda transformatie, voortgang opdrachtgeverschap Memo inzetten overschot 3D-gelden 2014 voor jeugdhulp 2015 Presentatie werkgroep coöperatie: toelichting René Verkuylen en Gerrit Jan Hoogeland Ter kennisname: reactie Holland Rijnland
Xandra van Ginkel
jeugd
ouderbijdrage
Voorstel
PHO Sociale Agenda 1 april 2015 Xandra van Ginkel algemeen
Werkplan 3D, incl. financien
Xandra van Ginkel (TWO)
jeugd
Contractering 2016
Xandra Xandra Xandra Xandra
jeugd jeugd jeugd jeugd
Begroting jeugdhulp 2015 Evaluatie werkgroep inkoop Jeugdbeschermingstafel Varianten verzekeringsmodel voor pgb's
Xandra van Ginkel
jeugd
Relatiebeheer Jeugdhulp
Xandra van Ginkel
jeugd
Jeugd- en gezinsteams
Ida van Breda Paul Duijvensz Ida van Breda Frans de Lorme van Rossem
educatie Participatie Zorg en Welzijn Onderwijs
Pilots educatie ESF Sociale Inclusie OGGZ-convenant rapportage voortijdig schoolverlaten
Inclusief inzetten overschot 3D-gelden 2014 voor 2015 en 2016 input BAO op proces (planning en kortingen) en inhoudelijke input PHO begroting aangepast naar aanleiding van veegronde Ter kennisname Formaliseren financiering en verzekeringsmodel in overleg met werkgroep Financien 3D Mededeling aan pho om jaarlijks een keer deel te nemen aan een accounthoudersgesprek Mededeling stand van zaken cooperatie (geen presentatie/toelichting van cooperatie i.o.) Uitproberen nieuw beleid VE Project VSO/PrO regionale afspraken met partners jaarlijkse cijfers voortijdig schoolverlaten
Xandra van Ginkel
van van van van
Ginkel (TWO) Ginkel (TWO) Ginkel Ginkel
2015 Participatie Onderwijs Zorg en Welzijn jeugd
Onderwerp
Werkbedrijf Beleidsplan RBL Beschermd Wonen Nadere contractering jeugdhulp
jeugd
Vrijgevestigden
jeugd
Tijdelijke werkorganisatie jeugd
jeugd
Financien Jeugdhulp
jeugd
Jeugd- en gezinsteams
PHO Sociale Agenda 22 april 2015 BESLOTEN Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Ida van Breda Zorg en Welzijn
Klachten, incidenten, crisis en calamiteiten Contractering 2016 voortgang JGT's Inloopfunctie GGZ
PHO Sociale Agenda 20 mei 2015 Xandra van Ginkel Jeugd Angelique Noordhuis 3D Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Ida van Breda Cultuur Paul Duijvensz Participatie
voorbeeld uitwerking dyslexiezorg eindverslag en eindafrekening 3D controleprotocol jeugdhulp en preventie in het CJG Klachten, incidenten, crisis en calamiteiten Integrale Crisisdienst Cultuureducatie Werkbedrijf
PHO Sociale Agenda 17 juni 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Victor Klein / Judith van der Zwaan Zorg en Welzijn Victor Klein Zorg en Welzijn Paul Duijvensz Participatie Paul Duijvensz Participatie
Kwartaalrapportage Q1 inkoop jeugdhulp 2015 Inkoopplan Jeugdhulp 2016 en verzekeringsmodel Samenwerkingsafspraken GI's samenwerking zorgverzekeraars huisvesting bijzondere doelgroepen subsidieaanvraag " samen naar een werkende toekomst" transformatie en innovatie SW sector
PHO Sociale Agenda 15 juli 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / ICT Ida van Breda Educatie Victor Klein Victor Klein Victor Klein
Zorg en welzijn Zorg en welzijn Zorg en welzijn
PHO Sociale Agenda 23 september 2015 Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Xandra van Ginkel (TWO) jeugd Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / ICT Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd Frans De Lorme Onderwijs Paul Duijvensz participatie Iris de Bruyne Collectief vervoer Ida van Breda Ida van Breda
Zorg en Welzijn Zorg en Welzijn
Victor Klein Victor Klein
Zorg en welzijn Zorg en welzijn
Afspraken vernieuwing en financien Voorhout ter informatie ter informatie colleges adviseren controleprotocol vast te stellen ter kennisname, besluitvormend en adviseren aan RDOG intervisie
Coöperatie: monitoring JGT Kwartaalrapportage Q2 inkoop jeugdhulp 2015 voorstel werkgroep informatiebeveiliging DVO gemeenten - Holland Rijnland aanbod MBO onderwijs in de regio regionaal plan SW bedrijven stand van zaken onderzoek samenwerkingsmogelijkheden / regeling en werkwijze vervoer evaluatie knip begeleiding vanuit maatschappelijke opvang resultaten 1e half jaar 2015 beschermd wonen juiste beslispunten over invulling korting decentralisatie uitkering vrouwenopvang uitgangspunten nieuwe sociale kaart
voorstel voor inzet specialistenpool Mee in 2016 Werkbedrijf
Ida van Breda
Opvang Binnenvest (zie verslag PHO 15 juli)
DB
AB
13-jan
verzenddatum: 17 maart 2015 ambtelijk penvoerder 11-feb 11-feb 5-feb 25-mrt 11-feb 29-jan 11-feb 19-feb 11-feb 29-jan 29-jan
11-feb 11-feb 11-feb 11-feb verzenddatum: 17 maart 2015 1-apr
Jeugd: 10 mrt
12-mrt
advies aan de colleges bespreken Holland Rijnland advies aan de colleges aparte bijeenkomst werkbedrijf en inspanningen om werkzoekenden te helpen ter informatie
Noordwijk Subsidieverlening Rivierduinen 2016 plus aanpassing GGZ-regeling vaststellen voorstel Regionaal Kompas bespreken cijfers RBL bespreken Voorstel integrale crisisdienst 0-100 advies aan de colleges voorstel digitale marktplaats jeugdhulp en preventie advies aan de colleges
PHO Sociale Agenda 16 december 2015 Iris de Bruyne Vervoer Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd
Voorstel samenwerkingsmogelijkheden Collectief Vervoer Kwartaalrapportage Q3 inkoop jeugdhulp 2015
Periodiek Paul Duijvensz Paul Duijvensz Victor Klein Victor Klein
voortgang en ontwikkeling rondom het Werkbedrijf Invoering Participatiewet regelmatig terugkoppeling over afspraken met zorgverzekeraars halfjaarlijkse evaluatie contingentregeling
ambtelijk penvoerder
1-apr 1-apr
12-mrt 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr 1-apr
10-mrt
Jeugd: 10 mrt
12-mrt 12-mrt
verzenddatum: 8 april 2015 22-apr 1 en 22 april 22-apr 20 mei of 17 juni
verzenddatum: 2 juni 2015 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun 17-jun
ter informatie bespreken ter informatie
19-feb
11-feb
Voorschoten bespreken Ter vaststelling,DB/AB of colleges advies aan de colleges ter informatie en bespreken verdere inzet samenwerking advies aan de colleges ter informatie/ mededeling ter informatie
Noordwijkerhout bespreken bespreken bespreken bespreken bespreken bespreken
wie levert het voorstel?
25/3 - 24/6 - 25/10 16/12
Presentatie programma Primair Onderwijs Stand van zaken
PHO Sociale Agenda 11 november 2015 Ida van Breda Zorg en Welzijn / OGGZ Ida van Breda Zorg en Welzijn Frans De Lorme Onderwijs Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd / zorg en welzijn Xandra van Ginkel (TWO) Jeugd
Participatie Participatie zorg en welzijn zorg en welzijn
PHO
verzenddatum: 28 april 2015 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 20-mei 22-mei 20-mei
Holland Rijnland ter informatie Begroting Jeugdhulp 2016 Regionaal educatieprogramma 2016, inclusief financiering als advies/ter vaststelling taalhuizen informatie over toekomst sociale kaart (via RDOG of via gemeentenbespreken projectvoorstel integrale aanpak verwarde personen bespreken invulling van de korting decentralisatie uitkering vrouwenopvang advies aan de colleges
PHO Sociale Agenda 14 oktober 2015 Victor Klein Zorg en Welzijn Paul Duijvensz Participatie Zorg en Welzijn
Inkoopstrategie
AO jeugd, Bestuurlijk participatie ZW Afstemmings Overleg
verzenddatum: 30 juni 2015 15-jul 15-jul 15-jul 15-jul 15-jul verzenddatum: 1 september 2015 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep 23-sep
Marion Goedhart (TWO) Ingrid Vriezen (TWO) Marion Goedhart (TWO) J. van der Zwaan
Myriam van Dijk (Zoeterwoude) Winnie Valkhoff (SP71) Nanda van Beest (Leiden) Marion Goedhart (TWO) Nanda van Beest (Leiden)
Ragini Somair (TWO) Ingrid Vriezen (TWO) Astrid Fattor (Teylingen/TWO) Fred Kok (Noordwijk) Tanja Cowall (Katwijk)/ Bernadette Wolters (Leiden) Jos Valk (Leiden) Jos Valk (Leiden)
Paul Grob werkgroep educatie Teun Bruna (Leiden)
Gini ten Brinke (kwartiermaker cooperatie i.o.) via Marion Goedhart Ragini Somair (TWO) werkgroep informatiebeveiliging via Paul Grob Jaap Geerlof (via Xandra)
(Martin Mostert betrokken vanuit TWO) werkgroep OGGZ
Teun Bruna (Leiden)
verzenddatum: 29 september 2015 Rianne Klinkert (Nieuwkoop) 14-okt 14-okt 14-okt
?
verzenddatum: 27 oktober 2015 11-nov 11-nov 11-nov 11-nov 11-nov
Nanda van Beest (Leiden) Nanda van Beest (Leiden)
Zoeterwoude advies aan de colleges bespreken
verzenddatum: 1 december 2015 16-dec 23-sep
projectgroep collectief vervoer Marion Goedhart (TWO)
ter ter ter ter
Periodiek Periodiek periodiek Periodiek
Bernadette Wolters
informatie en bespreken informatie en bespreken informatie en bespreken informatie
werkgroep OGGZ werkgroep OGGZ
Omschrijving dienstverlening Jeugd en gezinsteam Samenwerkende gemeenten Holland Rijnland: Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude
Datum: 1 september 2015
Versie: Definitief
1
Inhoudsopgave Deel 1- Inhoudelijk 1.1 Inleiding 1.2 Doelgroep 1.3 Kernfuncties JGT 1.4 Werkwijze JGT 1.5 Rol van de coach 1.6 Expertise en kwaliteit 1.7 Relatie JGT tot ketenpartners en specialistische hulp 1.8 Relatie JGT met Organisatie JGT Deel 2- Zakelijk 2.1 Zakelijk randvoorwaarden 2.2 Prestaties Deel 3 – Sturing
Deel 1. 1.1
Inhoudelijk
Inleiding
Essentieel voor de jeugdhulp Holland Rijnland zijn de jeugd en gezinsteams (JGT), die, als onderdeel van het CJG, integrale en directe ambulante jeugdhulp en consultatie en advies bieden in wijken en gemeenten. De expertise vanuit jeugd en opvoedhulp, GGZ jeugd, de LVB sector en voormalig Bureau Jeugdzorg en het maatschappelijk werk zijn in deze teams samengevoegd. Een JGT bestaat uit een team van ca. 10-12 professionals uit de Jeugd en opvoedhulp (waaronder voormalig BJZ expertise), (G)GZ jeugd, LVB sector, MEE, maatschappelijk werk een teamcoach. Het team werkt in een wijk of in een gemeente en biedt consultatie en advies, ambulante begeleiding en basisdiagnostiek. De vraag en behoefte van de cliënt staat centraal. Daarbij wordt altijd naar de hele sociale context van jeugdigen en gezinnen gekeken. Het JGT is nauw verbonden met basisvoorzieningen, zoals scholen, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, voorschoolse voorzieningen en indien aanwezig het sociale wijkteam. Wanneer de vraag het JGT overstijgt, schakelt het JGT specialistische jeugdhulp of hulp vanuit andere domeinen in. In een gezinsplan wordt samen met de cliënt omschreven wat de hulp- en ondersteuningsvragen en doelen zijn. Dit gebeurt via de werkwijze 1 gezin 1 plan. Het gezinsplan vormt de basis voor de verwijzing en een eventueel door het jeugd & gezinsteam af te geven beschikking voor specialistische hulp (een beschikking is niet nodig, maar kan worden afgegeven wanneer de cliënt daar om vraagt) of een Persoonsgebonden Budget (PGB). Dat laatste volgens de regels en voorwaarden die de gemeenten daarvoor hebben opgesteld. Het JGT maakt onderdeel uit van de lokale infrastructuur en wordt ondergebracht bij het CJG. Hun werkzaamheden vinden ook op die locaties (school, huisarts etc.), en bij gezinnen thuis, plaats. Een jeugd en gezinsteam is goed geworteld in de lokale samenleving en is zoveel als mogelijk zelfsturend. Voor de contractering worden namens alle gemeenten raamovereenkomsten afgesloten. De gemeente van het desbetreffende team is eerste accounthouder van het regionale contract voor het (de) team(s) binnen hun gemeenten. 2
Momenteel wordt door de samenwerkende aanbieders gewerkt aan een aparte juridische en organisatorische entiteit voor de jeugd en gezinsteams. Voorwaarde is dat deze open staat voor andere aanbieders van jeugdhulp mits die voldoen aan de kwaliteitseisen die door de gemeenten en de Jeugdwet worden gesteld. 1.2
Doelgroep
Doelgroep is de jeugd van 0-18 (en waar nodig tot 23 jaar), hun ouders en opvoeders, en professionals en andere betrokkenen rondom de jeugdige en het gezin. 1.3
Kernfuncties van het JGT
De opdracht aan de JGT’s is meerjarig en duurzaam en behelst: verbinden, versterken, doen wat nodig is en deskundig zijn. Op basis van actualiteit en vragen in een wijk, kunnen jaarlijks bijstellingen plaatsvinden in het jaarplan van de JGT’s. JGT’s mogen hun flexibiliteit niet verliezen. Kernfuncties zijn: toegang, basisdiagnostiek, schakelfunctie naar basisinsfrastructuur of de specialistische jeugdhulp, collectieve aanpak, ambulante hulp. De toegangsfunctie van het JGT behelst de vrij toegankelijke informatie, consultatie en advies, ondersteuning en activering van klanten met een informatie of hulpvraag. De JGT’s voeren door gemeenten gemandateerde wettelijke taken uit, zoals: de toegang tot de specialistische hulp, het toekennen van pgb’s. Alle professionals zijn in staat tot het uitvoeren van een brede vraagverheldering - basisdiagnostiek, en het samenstellen van een arrangement dat nodig is om gezinnen zelfredzaam te maken. De sociale netwerk strategie is leidend bij het maken van het arrangement. Het gezin is eigenaar van het gezinsplan, de JGT’er houdt vinger aan de pols en faciliteert de uitvoering. Het JGT heeft mandaat en beslist over bijschakeling en inzet expertise tweede lijn of individuele voorzieningen. Het JGT kan de uitvoeringsregie van de arrangementen voor cliënten uitvoeren. De schakelfunctie naar de basisinfrastructuur in de wijk vervult een sleutelrol voor het normaliseren en afschalen van hulp: jeugdwelzijnsvoorzieningen, scholen, kindercentra. JGT’s onderzoeken welke bijdrage ouders en hun (buurt)netwerken kunnen leveren aan de oplossing van hulpvragen. Indien noodzakelijk kan het JGT ook snel opschalen naar specialistische jeugdhulp. De collectieve functie van het JGT bestaat uit het initiëren danwel faciliteren van collectief aanbod (informatie, advies, educatie, dagbesteding, groepsaanbod), gericht op participatie en psychoeducatie. Voor deze collectieve rol zoeken JGT’s het samenspel met scholen en ketenpartners. JGT’s werken samen met pedagogische basisvoorzieningen zoals scholen, kindercentra, verenigingen. Er wordt goed gekeken welk deel van de aanpak en methodiek in samenspraak met vrijwilligers gedaan kan worden. De ambulante functie van het JGT betreft het bieden van directe hulp en ambulante ondersteuning aan gezinnen of jeugdigen. Prestaties van het JGT staan beschreven in het jaarplan JGT.
3
1.4
Werkwijze JGT
Het JGT is een aanbieder van (ambulante) basis jeugdhulp. Ze doet dat integraal, gebiedsgericht en in nauwe samenwerking met onderwijs, huisartsen, JGZ en andere voorliggende (preventieve)basisvoorzieningen. Het JGT zoekt voor oplossingen bij hulpvragen primair eerst oplossingen in het eigen netwerk van de jeugdige, en bij de vrij toegankelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld het jongerenwerk, sportverenigingen, jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en opvoedingsondersteuning (afschaling zorg). Wanneer daar onvoldoende antwoorden zijn gevonden, wordt gekeken welke aanvullende professionele hulp een gezin of de jeugdige nodig heeft. Professionals werken met 1 gezin 1 plan en kunnen dwarsverbanden leggen naar andere domeinen, en indien nodig specialistische hulp inschakelen. De huisarts en het JGT kunnen naar specialistische jeugdhulp verwijzen. Het JGT doet dat altijd binnen het gezinsplan (1 gezin 1 plan of plan voor een jongere). Het gezinsplan is de grondslag voor de inzet van specialistische hulp. Er wordt conform de verordening geen beschikking afgegeven tenzij de cliënt daarom vraagt. Het JGT zoekt samenspel met integrale vroeghulp, en wijkteams om te komen tot een integrale aanpak voor gezinsvraagstukken. Belangrijke aspecten in de werkwijze van het jeugd en gezinsteam zijn: Teamleden doen wat nodig is: zij sluiten aan op de mogelijkheden van de jongere / het gezin en inventariseren samen vragen, krachten, zorgen en oplossingsrichtingen. Teamleden versterken de eigen mogelijkheden van ouders, hun netwerk, de basisvoorzieningen, andere professionals en elkaar. Teamleden leggen samen met ouders en jeugdige verbindingen en onderhouden relaties met, hun nabije omgeving, basisvoorzieningen, jeugdspecialisten en relevante betrokkenen binnen andere domeinen bij de oplossing van de problemen. Teamleden zijn deskundig, benutten beschikbare kennis en ervaring, investeren permanent in het vergroten van kennis en vaardigheden en bewaken samen de kwaliteit. Ieder teamlid is generalist waar het gaat om het brede spectrum aan opvoed- en opgroeivragen, en specialist vanwege de expertise die wordt ingebracht in het team. Teamleden hebben een pioniersmentaliteit, zijn stressbestendig, flexibel, kritisch en zijn goed in staat te reflecteren op het eigen handelen en methodisch te werken Teamleden weten hulp waar nodig op te schalen en waar mogelijk af te schalen. 1.5
Rol van de coach
Het JGT is een zelf-organiserend team. Vanuit hun expertise organiseert het JGT een passend zorgarrangement voor de klant. JGT’s hebben binnen vastgelegde kaders eigen regelruimte. De teams nemen in de dagelijkse praktijk eigen beslissingen, organiseren hun werk zelf en hebben een hoge eigen verantwoordelijkheid. Succesfactoren voor een zelf organiserend team zijn vertrouwen uit de top (bestuurders en beleidsbepalers), vertrouwen binnen het team (feedback kunnen geven en ontvangen, werksfeer, gezamenlijke koers rekening houdend met ieders sterke kanten en interesses), vertrouwen in de partners in de wijk waarmee wordt samengewerkt, en vertrouwen in jezelf (bewustzijn van eigen waarden en overtuigingen). Ook een zelforganiserend team heeft behoefte aan feedback, reflectie of een vraagbaak. Om die reden kan elk JGT terugvallen op een coach en waar nodig op de gemeenten en de moederorganisatie(s).
4
1.6
Expertise en Kwaliteit
Het JGT biedt een palet aan deskundigheid: jeugd en opvoedhulp, maatschappelijk werk, expertise op het gebied van kinderen met een verstandelijke of psychische beperking; met de bedoeling de functies van het JGT te versterken, zoals basisdiagnostiek en kortdurende ambulante ondersteuning. In de transformatie naar de nieuwe jeugdhulp willen gemeenten zoveel mogelijk expertise uit de tweede lijn ‘naar voren halen’. Afhankelijk van gebiedskenmerken zoals aantal inwoners, problematiek, zelf-organiserend vermogen inwoners, aanwezigheid krachtige buurtnetwerken en informele zorgnetwerken, kan de expertise van het JGT worden aangevuld. Het JGT werkt volgens het handboek JGT.
1.7
Relatie JGT tot ketenpartners en specialistische jeugdhulp
Het JGT werkt in een netwerk van dienstverleners uit het voorliggende veld, de eerste lijn en de specialistische jeugdhulp. Het team heeft zoveel als mogelijke vaste aanspreekpunten voor scholen en huisartsen, waarbij snel geschakeld wordt indien consultatie vanuit een ander teamlid nodig is. Met de betrokken artsengroepen worden afspraken gemaakt over de gegevensuitwisseling bij het inschakelen van specialistische hulp Ontzorgen en afschaling betekenen dat hulpverleners (en ouders) gericht zoeken naar oplossingen binnen het gewone leven. Teams zijn goed bekend met de mogelijkheden binnen de algemene (collectieve) voorzieningen die er in hun werkgebied zijn en maken daar gebruik van (afschaling) De teams werken samen / stemmen hun hulp af met Integrale Vroeg Hulp. De teams maken integraal onderdeel uit van het CJG De afstemming en nauwe samenwerking met de Jeugdgezondheidszorg is een belangrijk ontwikkelpunt. Er moet 1 geïntegreerde laagdrempelige voorziening ontstaan. Het team werkt nauw samen met onderwijsspecialisten en de samenwerkingsverbanden PO en VO. Waar nodig wordt gewerkt met integrale ondersteunings- of gezinsplannen waarin onderwijshulp en opvoedhulp 1 integraal geheel vormen. De teams stemmen hun hulp af met (indien aanwezig) de sociale wijkteams of het lokale loket voor WMO en/of werk en inkomen. Er zijn duidelijke afspraken over de relatie en samenwerking met het AMHK en de Raad voor de kinderbescherming op basis van regionale afspraken en protocollen. Indien sprake is van een maatregel dan werken de teams nauw samen met (gezins)voogd of jeugdreclasseringsmedewerker. Andersom is dit ook het geval. Teams onderzoeken hoe nauwe samenhang met pleegzorg kan worden gerealiseerd. Teams geven vorm aan samenwerking met politie en Jeugdpreventieteams Teams werken zoveel als mogelijk samen met de volwassenenzorg rondom ouders met psychiatrische problemen, verslaving, verstandelijke of lichamelijke beperking, op het moment dat dit van invloed is op de opvoedingssituatie van hun kinderen. Teams schakelen naar de specialistische jeugdhulp. De aanbieder van specialistische jeugdhulp bepaalt indien nodig wat precies ingezet moet worden op basis van bijvoorbeeld aanvullende diagnostiek. Daarbij geldt de afspraak dat het beschikbare budget aan het eind van het jaar niet kan worden overschreden. Wanneer een aanbieder de benodigde hulp niet kan leveren of wanneer deze beter door een andere aanbieder geleverd kan worden zoekt de aanbieder zelf naar dit alternatief. De offerte en de contractafspraken van de aanbieder van deze specialistische hulp is het document waarop verantwoording en monitoring plaatsvindt. Het JGT heeft hierin geen rol. Zij zijn vooral gericht op het uitvoeren van hulp en het zorgdragen voor het waar nodig het inschakelen van specialistische jeugdhulp. 5
Het JGT wordt op casusniveau indien gewenst en nodig op elk moment in een hulptraject betrokken. Coördinatie van zorg is geen taak van het JGT alleen, maar kan op diverse manieren worden ingevuld. Dit verschilt per cliënt en wordt steeds bepaald binnen het gezinsplan. Bij verwijzing door de huisarts geldt hetzelfde. 1.9
Relatie Jeugd en gezinsteams met Aanbieders JGT
De prestatie die wordt gevraagd kan alleen in samenhang en samenwerking met de overige voor deze opdracht gecontracteerde aanbieders. Aanbieder is onvoorwaardelijk bereid mee te werken aan deze samenwerking. De JGT’s opereren onafhankelijk van de aanbieders. Zij hebben een zelfstandige en cruciale rol in de transformatie en het toekomstmodel van gemeenten. Het toekomstmodel is leidend. De gezamenlijke aanbieders faciliteren de teams en het werk dat zij doen. Randvoorwaarden die aan aanbieder worden gesteld zijn: Aanbieder faciliteert zelforganisatie van de teams, en biedt JGT’s mogelijkheden tot inbreng in de organisatieontwikkeling. Er worden afspraken gemaakt over opdrachtgeverschap, betreffende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Aanbieder biedt lokaal maatwerk. Daarbij ligt de lokale aansturing bij de gemeenten zonder dat dit tot een verhoging van administratieve druk leidt. Verantwoording over geboekte resultaten en knelpunten, gepleegde inzet en capaciteit is open en transparant. Er is een goede aansluiting met het brede veld van specialistische hulp, dwz: goede samenwerking om tijdig op- en af te kunnen schalen. Aanbieder faciliteert de leervragen van teams.
6
Deel 2. 2.1
Zakelijk
Zakelijke Randvoorwaarden
Gemeenten willen sturen op (maatschappelijke) prestaties en prijs. Voor de Aanbieder JGT gelden de volgende zakelijke randvoorwaarden: De werking van een JGT is gebaat bij robuust samengestelde teams met een minimale inzet van 28 uur per professional. Het betreft hier netto uren voor de teams. Werkoverleg vindt binnen de teams plaats. Wanneer aanbieder niet aan de leveringsvoorwaarden kan voldoen behoudt de opdrachtgever de mogelijkheid om de uitvoering ten behoeve van het JGT te beleggen bij een andere organisatie. De aanbieder geeft in de gevraagde informatie (vraag 2.1.2 Negometrix platform) inzicht in de wijze waarop overhead tbv primaire proces (directe kosten) en de organisatie (indirecte kosten) is opgebouwd. De directe loonkosten van professionals zijn uitgangspunt voor financiering van het JGT. Aanbieder faciliteert de JGT’s met passende administratieve ondersteuning, ten behoeve van het primaire proces (bv. verslaglegging en rapportages). Wat ‘passend’ is, komt in overleg met de teams en opdrachtgever (gemeente) tot stand. Aanbieder voert kwaliteitsbeleid ten aanzien van: klachten en afhandeling daarvan, aansprakelijkheid, opslag van gegevens, archivering, zeggenschap en participatie van cliënten. Aanbieder faciliteert de JGT’s met een werkbudget naar behoefte en in afstemming met de teams. (ten behoeve van specifieke scholing JGT’ers, materiaal kosten, e.d.) Perso(o)n(en) die ingezet worden tbv de JGT’s zijn tenminste HBO gekwalificeerd en kunnen werken met het handboek en jaarplan JGT. Bekostiging vindt plaats op basis van inzet FTE. Verantwoording vindt plaats op basis van resultaten benoemd in jaarplan JGT. 2.2
Prestaties
Gemeenten verwachten van Aanbieder de volgende prestaties: Toerusten van de JGT(’s) met coaches - er is daartoe een competentieprofiel opgesteld (reeds in u bezit). Samenstelling en expertise van het JGT is afgestemd op de vragen in het werkgebied. In 2016 bouwt opdrachtgever voort op de ervaring opgedaan in 2015. De samenstelling van de JGT’s in 2016 blijft gebaseerd op de werking, uitgangspunten en ervaring uit 2015. Elk team heeft een ontwerp dat passend is bij de lokale context. Brede expertise LVB, MEE, maatschappelijke werk, jeugdzorg is in het team geborgd (zie 1.1 van dit document). Uit een inventarisatie in mei 2015 is gebleken dat JGT’s behoefte hebben aan een (G)GZ psycholoog. Om die reden vragen wij u in 2016 de team(s) te versterken met expertise (G)GZ psychologie. Capaciteit van het JGT is op sterkte en wordt aangevuld bij ziekte of uitval. De/het team(s) bestaan elk uit ongeveer 9,5 FTE. De/het team(s) word(t)en gefaciliteerd met kantoorbehoeften, telefoon, administratieve ondersteuning. Faciliteren en optimaliseren van de zelforganisatie van JGT(’s). Organiseren van een duurzaam leerproces. Onafhankelijke sturing JGT(’s) (tov deelnemende Aanbieders). Inzicht in inzet van mensen (fte) en middelen (€) waarmee de beoogde resultaten uit het jaarplan JGT wordt behaald. Vormgeven aan subregionaal/lokaal contractmanagement.
7
Deel 3.
Sturing
De JGT’s worden binnen de kaders van het Regionale toekomstmodel en beleidsplan gecontracteerd, en subregionaal/lokaal aangestuurd. Onder contractbeheer wordt verstaan: het (administratieve) proces van het beheren van contracten door de TWO Holland Rijnland. Fysiek en digitaal beheren van contracten, zodat de juiste informatie op het juiste tijdstip op de juiste plaats beschikbaar is. Onder contractmanagement wordt verstaan: het proces waarbij wordt bewaakt of alle partijen bij een overeenkomst volledig voldoen aan hun verplichtingen, zodat wordt voldaan aan de operationele doelstellingen van het contract en de doelstellingen van de gemeente. De doelstellingen van contractbeheer en -management in het algemeen: Het sluiten van contracten; het verkrijgen van goede afspraken en het reduceren van onzekerheden over toekomstige prestaties. Het uitvoeren van contracten; het zorgdragen voor de juiste prestaties, met de juiste kwaliteit, op het juiste moment, op de juiste plaats en met de juiste hoeveelheden. Het beëindigen van contracten; op een voor de organisatie zo gunstig mogelijk moment en manier. De gemeentelijke infrastructuur vormt een belangrijk kader voor contractmanagement van de JGT’s. Door de gemeente wordt geregeld op welke manier de lokale samenwerking plaatsvindt. De teams informeren en overleggen periodiek met de gemeentelijke accounthouder over het reilen en zeilen van het team, de mate van op en afschalen, het inschakeling van specialistische hulp, de samenstelling van het team, het lokale profiel, de relaties met basisvoorzieningen (onderwijs, kinderopvang, huisartsen). De Agenda voor Subregionaal/lokaal contractmanagement heeft de volgende onderwerpen:
functionaliteit JGT; de samenstelling, deskundigheid, en omvang van het JGT; afstemming of integratie met sociale wijkteams etc.; leveren capaciteit en kwaliteit; inspelen op actualiteit en flexibel vermogen; samenwerking met partners in de wijk ; bijdrage aan de opbouw van pedagogische civil society; integrale toegang van gemeenten; inschakeling/ verwijzing naar basisvoorzieningen.
Er zijn regionale afspraken gemaakt over monitoring en verantwoording van de teams. De Agenda voor regionaal contractbeheer betreft: financiën; monitoring prestaties JGT; aansluiting bij veiligheidskader; gebruik registratieprogramma; relatie met specialistische zorg.
8
9
27630 Verzoek tot Informatie jeugd- en gezinsteams voor de jeugdhulp van de regio Holland Rijnland
Naam van vragenlijst
Periode van beantwoorden door aanbieders
Gekoppeld aan prijslijst
Gewogen
Toe te passen gunningsformule
1.
Inschrijving
Offertefase
Niet gekoppeld aan prijslijst
Ja
NX Utility Index
Gewicht/Waarde
Aantal vragen
7
1.1.
Naam van vragengroep
Algemene vragen
0% (0%)
Aantal vragen
Gebruikers die vraag beheren
5 (5 KO's)
—
Akkoord op leidraad en gevolgde procedures 1.1.1. U heeft kennis genomen van het 'Verzoek tot Informatie', zoals is bijgevoegd onder deze vraag, en gaat akkoord met de gevolgde procedures zoals is beschreven in dit document. Tender documenten: Request For Information DEF.pdf 324 Kb Type
KO
Ja / Nee
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
0(0%)
—
—
Offertefase
1.1.2. U committeert zich ongeconditioneerd aan de samenwerking met de andere te contracteren zorgaanbieders om gezamenlijk inhoud te geven aan de beschreven dienstverlening in het document "Omschrijving dienstverlening Jeugd- en gezinsteam". Type
KO
Ja / Nee
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
0(0%)
—
—
Offertefase
1.1.3. Indien er sprake is van samenwerking wordt deze gecoördineerd door een 'penvoerder'. Deze penvoerder is voor opdrachtgever het aanspreekpunt namens te contracteren zorgaanbieders en dient vermeld te worden onder punt 1.6 van de Eigen Verklaring. Type
KO
Ja / Nee
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
0(0%)
—
—
Offertefase
Instructie Digitale Offerte 1.1.4. In bijgevoegd document 'Instructie Digitaal Aanbesteden' vindt u een instructie, die aangeeft hoe u digitaal de vragenlijsten (en prijslijsten) ten behoeve van dit Verzoek tot Informatie moet invullen en indienen. U verklaart de instructie gelezen te hebben en te hebben begrepen. Indien naderhand blijkt dat u de instructie niet (goed) heeft begrepen en hierover geen vragen heeft gesteld tijdens de inlichtingenronde dan zijn de gevolgen hiervan voor risico van u. Tender documenten: instructie-registratie-en-digitaal-aanbieden.pdf 822 Kb Type
Ja / Nee
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
0(0%)
—
—
Offertefase
Conceptovereenkomst en Algemene voorwaarden 1.1.5. U conformeert zich volledig en onvoorwaardelijk aan de bijgevoegde 'Conceptovereenkomst' en de bijgevoegde 'Algemene Voorwaarden'. Dit betekent dat uitsluitend de door opdrachtgever gehanteerde voorwaarden van toepassing zijn. In uw inschrijving wordt niet (deels) naar andere juridische voorwaarden verwezen, ook niet als deze niet in tegenspraak met de voorwaarden van opdrachtgever zouden zijn. Indien u niet akkoord kunt gaan met een artikel of meerdere artikelen, kunt u tijdens de vragenronde alternatieve formuleringen voorstellen. De Opdrachtgever zal tijdens de beantwoording van vragenronde aangeven of zij akkoord kan gaan met eventuele alternatieve formuleringen. De Inschrijver verklaart zich hiermee akkoord. Tender documenten: definitieve versie algemene inkoopvoorwaarden.pdf 107 Kb Concept overeenkomst DEF.pdf 296 Kb Type
KO
Ja / Nee
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
0(0%)
—
—
Offertefase
Naam van vragengroep
1.2.
Eigen Verklaring
0% (0%)
Aantal vragen
Gebruikers die vraag beheren
2 (2 KO's)
—
Eigen Verklaring 1.2.1. U verklaart middels bijgevoegde Eigen Verklaring: a. of uitsluitingsgronden op u van toepassing zijn; b. of u voldoet aan de aangevinkte facultatieve uitsluitingsgronden; c. of u voldoet aan de aangevinkte geschiktheidseisen; d. of u voldoet of zal voldoen aan de technische specificaties en uitvoeringsvoorwaarden die milieu en dierenwelzijn betreffen of die gebaseerd zijn op sociale overwegingen; e. of u gebruik maakt van een samenwerkingsverband of beroep op een derde/derden doet. Indien u voor de uitvoering van de opdracht gebruik maakt van onderaanneming dienen de betreffende onderaannemers aan deze eis te voldoen. Indien er sprak is van een samenwerkingsverband dient u onder 1.6 de penvoerder te vermelden.
Tender documenten: toelichtingeigenverklaringvooraanbestedingsproceduresvanaanbestedendediensten.pdf 79 Kb eigenverklaringaanbestedingsproceduresaanbestedendedienstennldef.pdf 456 Kb Type
KO
Document evaluatie
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Nee
Ja
—
0(0%)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Offertefase
Verklaring bekwaamheid derde 1.2.2. Indien u een beroep doet op een derde om aan de geschiktheidseisen te kunnen voldoen, vult u 'ja' in in het tekstveld. Om aan te tonen dat u werkelijk kan beschikken over de voor de uitvoering van de opdracht noodzakelijke middelen van die derden, dient u de 'Verklaring bekwaamheid derde (in geval van beroep op derden voor technische bekwaamheid of beroepsbekwaamheid)', die is bijgevoegd, in te vullen, te ondertekenen en bij deze vraag weer te uploaden. Indien u geen beroep doet op een derde om aan de geschiktheidseisen te kunnen voldoen, vult u 'nee' of 'nvt' in in het tekstveld. U krijgt daarna een melding dat u een bijlage moet uploaden. deze melding kunt u negeren. Tender documenten: Bijlage Verklaring Bekwaamheid Derde.docx 20 Kb Type
Ja / Nee
Naam van vragenlijst
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Nee
Ja
—
0(0%)
—
Periode van
Gekoppeld aan
Gewogen
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Toe te passen
Alleen gesteld in
Offertefase
Gewicht/Waarde
Aantal
Naam van vragenlijst
Periode van beantwoorden door aanbieders
Gekoppeld aan prijslijst
Gewogen
Toe te passen gunningsformule
2.
Commerciële en kwaliteitsvragen
Offertefase
Niet gekoppeld aan prijslijst
Nee
NX Utility Index
Gewicht/Waarde
Aantal vragen
4
2.1.
Naam van vragengroep
Kwaliteit
Aantal vragen
Gebruikers die vraag beheren
2 (1 KO's)
—
2.1.1. U verklaart hierbij akkoord te gaan met de inhoud van het document 'Omschrijving jeugd- en gezinsteams' zoals is bijgevoegd bij vraag 1.1.1. en waarnaar verwezen wordt bij hoofdstuk 1.4 van het verzoek tot Inschrijving. Vervolgens levert u maximale inspanning om de resultaten zoals beschreven in dit document 'Omschrijving jeugd- en gezinsteams', te halen met het doel de zorgverlening te optimaliseren. Tender documenten: Omschrijving dienstverlening Jeugd en gezinsteam.pdf 356 Kb Type
Ja / Nee
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
Niet beschikbaar(Niet beschikbaar)
—
—
Offertefase
2.1.2. Graag ontvangt opdrachtgever informatie van u met betrekking tot de jeugd- en gezinsteams. Deze informatie dient betrekking te hebben op het aandeel dat u levert in relatie tot de inhoud van het document "Omschrijving dienstverlening jeugd en gezinsteams" en dient in maximaal 4.000 woorden (circa 8 A4) aan de hand van de volgende aspecten beschreven te worden. De inhoud van deze informatie wordt niet beoordeeld en speelt geen rol of wel of niet een overeenkomst met u wordt afgesloten. Inhoud en expertise • a. Beschrijf het ontwerp en de samenstelling van de JGT's per gemeente. Wat is uw bijdrage en expertise aan de JGT's? • b. Eén van de transformatiedoelen is de normalisering van jeugdhulp, de verschuiving van specialistische hulp naar jeugdhulp in de eigen omgeving van jeugdigen. Licht en ambulant waar mogelijk, en specialistische wanneer nodig. Specialistische diensten en expertise moeten aan de 'voorkant' beschikbaar komen en geborgd worden in het JGT. Beschrijf hoe u met partners in het JGT de dienstverlening van het JGT verbreedt naar ambulante dienstverlening en collectief aanbod. • c. Hoe komt u tot lokaal maatwerk bij de inrichting van JGT's (noodzakelijke expertise gerelateerd aan de vraag in het werkgebied)? • Sturing • a. Wat is uw visie op zelforganisatie van het JGT? • b. Hoe ziet u daarin uw rol versus de rol van het JGT? • c. Hoe gaat u het JGT faciliteren in de ontwikkeling naar zelforganiserende teams? • Kwaliteit • a. Hoe richt u kwaliteitszorg JGT in: klachtenafhandeling, calamiteiten, aansprakelijkheid? • b. Hoe geeft u vorm aan versterken van invloed van cliënten op het eigen zorgproces? • c. Hoe geeft u vorm aan het versterken van eigen kracht, en sociale- en informele netwerken rondom klanten? Inzet x middelen in het JGT • a. Wat is uw (collectieve) inzet van mensen (fte) en middelen (€) om de beoogde prestaties in de 'omschrijving dienstverlening jeugd en gezinsteam' (2.2) te behalen? • b. Hoeveel fte is direct verbonden met het primaire proces, dwz: de directe hulpverlening? • Verantwoording in relatie tot opdrachtgever-opdrachtnemer De JGT's worden binnen de kaders van het Regionale toekomstmodel en beleidsplan gecontracteerd, en subregionaal/lokaal aangestuurd. Zie deel 3 van de uitvraag. Hoe komt u tot lokale verantwoording en maatwerk in de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie? Risico-Kansen analyse • a. Welke twee belangrijkste risico's in de eigen invloedssfeer voorziet u in 2016, en welke maatregelen gaat u treffen om de risico's in te dammen? • b. Welke twee belangrijkste risico's ziet u buiten uw eigen invloedssfeer? • c. Welke kansen ziet u in 2016 voor de ontwikkeling van jeugdhulp in relatie tot het JGT? En hoe gaat u zich in 2016 daar op voorbereiden, om dit te operationaliseren?
2.2.
Type
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Document evaluatie
—
Nee
Ja
—
Niet beschikbaar(Niet beschikbaar)
Naam van vragengroep
Commercieel
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Offertefase
Aantal vragen
Gebruikers die vraag beheren
2 (1 KO's)
—
2.2.1. De directe loonkosten die deel uitmaken van het gevraagde bij vraag 2.1.2 onder 4.'Prijs' (1e bullit) zijn inclusief alle overige personeelskosten (pensioen, vakantiegeld, reiskosten, administratiekosten, etc). Naast de genoemd 'directe loonkosten' kunt u geen andere kosten aan opdrachtgever factureren. Type
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Ja / Nee
—
Nee
Ja
—
Niet beschikbaar(Niet beschikbaar)
—
—
Offertefase
2.2.2. Van het onderdeel 'inzet en middelen' heeft u de Fte's (functiebenamingen) die u aanbiedt in de JGT's en de daarbij behorende kosten per jaar (excl. Btw) ingevuld in de map 'Prijslijsten'. Let op, indien u meer Fte's inzet per functie dient u per Fte een regel in te vullen. Type
Ja / Nee
KO
Min
Max
Eenheid
Gewicht (Kwaliteitspercentage)
Evaluatie
Aanbieder toestaan bijlage(n) toe te voegen
Alleen gesteld in
Nee
Ja
—
Niet beschikbaar(Niet beschikbaar)
—
—
Offertefase
1. Inkomende documenten - 7059
Gedeputeerde
.
-_
_
P
provincie
ZUID
Contact
1
<__;.
»;;,..i i.
Staten
,
fvlici.
HOLLAND
mw drs. G. de Wolf T 070 441 67 77 g.de.wo|
[email protected] -
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-4416611 vvvwv.zuid-holland.nl
Holland Rijnland
Datum
t.a.v. de heer V. Klein
Zie verzenddatum linksonder
Postbus 558
Ons kenmerk
2300 AN Leiden
PZH-2015-519818320-1 DOS-2013-0005726 Uw kenmerk
Bijlagen
Onderwerp
Wmo-ondersteuning 2016. Geachte heer Klein,
Het Rijk heeft sinds 1 januari 2015 de zorg en welzijnstaken bij gemeenten belegd. De wettelijke provinciale Wmo-steunfunctietaak is per die datum beëindigd. Conform het Hoofdlijnenakkoord
2015-2019 "Zuid-Holland: slimmer, schoner en sterker' is afgesproken dat de subsidierelatie met instellingen op het gebied van maatschappelijke participatie wordt afgebouwd. Deze veranderingen hebben consequenties voor de ondersteuning die u momenteel van JSO en het Tympaan Instituut ontvangt. ln deze brief lichten wij die consequenties toe.
ln onze brief van 14 augustus 2014 met kenmerk PZH-2014-485465105 is reeds eerder aangegeven dat wij naar aanleiding van het vervallen van de wettelijke steunfunctietaak ons heroriënteren op onze rol in het sociale domein. ln het ambtelijk overleg op 20 april 2015 met uw
vertegenwoordiger over het regionaal programma 2015 is deze heroriëntatie aan de orde geweest. Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1
De subsidierelatie met het Tympaan Instituut, JSO en Zorgbelang Zuid-Holland wordt per 1 juli
2596 AW Den Haag
2017 beëindigd. Dit heeft consequenties voor de ondersteuning van JSO en het Tympaan
Tram 9 en de buslijnen
lnstitu ut.
90, 385 en 386 stoppen
de tijd om zich op hun toekomst
dichtbij het
ln de periode tot 1 juli 2017 hebben de steunfunctie-organisaties
provinciehuis. Vanaf
zonder subsidie vanuit de provincie voor te bereiden. Gedurende die periode worden de drie
station Den Haag CS is het tien minuten lopen.
De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
organisaties door ons gesubsidieerd ten behoeve van activiteiten gericht op hun toekomst en continuiteit. Eventuele ondersteuning van uw regio is in die periode mogelijk, mits deze bijdraagt
aande toekomstige organisatie.De
ondersteuning zal ook in omvang beperkingen ten opzichte
van de huidige situatie met zich meebrengen. We gaan graag met u op korte termijn in overleg of en op welke wijze u tot 1 juli 2017 ondersteuning kunt krijgen.
lills Ei
ln het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de provincie de kennis op het gebied van het sociale domein en maatschappelijke ontwikkelingen wil borgen, ten dienste van de eigen
PZH-2015-519818320 dd 30 O6 2015
Verzonden op 08-0732015
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 2
1. Inkomende documenten - 7059
Ons kenmerk
PZH-2015-519818320
provincieHO LLA N D
ZUID
organisatie en onze mede-overheden. Wij gaan de behoefte aan kennis inventariseren en zullen daan/oor met u en de voormalige steunfunctie-organisaties in gesprek gaan. Over de praktische
uitwerking wordt u binnenkort benaderd. Bezwaarprocedure z
V M
Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden volgens artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij ons een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Bezwaarschriften kunnen binnen zes weken na de dag van veizending of uitreiking van het besluit worden gestuurd aan Gedeputeerde Staten, onder vermelding van 'Awb-bezwaar" in de linkerbovenhoek van envelop en bezwaarschrift. Het adres is: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, t.a.v. het Awb-
secretariaat, Postbus 90602, 2509 LP Den Haag.
Wij verzoeken u in uw correspondentie altijd het DOS-nummer te vermelden dat wij rechts bovenaan in deze brief hebben opgenomen.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen,
drs. J.Hf.f<deBaas secretaris a.i. Deze brief is digitaal ondertekend, hierdoor staat er geen fysieke handtekening in de brief
2/2
PZH-2015-519818320 dd. 30-oa-2015
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 2
Hart voor de jeugd: voortgang transformatie eerste half jaar 2015 Nu de transitie een feit is en gemeenten sinds een half jaar verantwoordelijk zijn voor de jeugdhulp, is het goed een beeld te geven van de stand van zaken waar het de transformatie van de jeugdhulp betreft. Het regionale beleidsplan Hart voor de Jeugd en het toekomstmodel, dat daarin centraal staat, vormen de basis van de transformatie. Het is dan ook opmerkelijk dat er met enige regelmaat gevraagd wordt wanneer we gaan transformeren. Daar zijn we vanaf dag 1 al druk mee bezig en we zien ook al de eerste effecten van ons regionale model en ons regionale beleid, de wijze van contracteren en verantwoorden etc. We werken met budgetplafonds met daarbinnen veel vrijheid voor substitutie en zo min mogelijk administratieve druk. Achteraf wordt per kwartaal gemonitord hoeveel en welke hulp is ingeleverd en hoeveel budget is ingezet. Transformatie is een containerbegrip waar iedereen eigen beelden bij heeft. Transformeren betekent meer dan andere aanbieders kiezen of minder specialistische hulp contracteren. Het gaat in de jeugdhulp vaak om complexe problematiek die levenslang kan zijn en die met preventie niet te voorkomen of op te lossen is, wat natuurlijk niet zegt dat preventie daarmee zinloos is. Het aantal spelers op de “markt” is beperkt en het is niet zozeer de hulpverlening zelf die het probleem is, maar het systeem dat rondom de jeugdhulp was gegroeid. Voor transformeren is dus een systeemverandering nodig. Zowel op inhoud (omvormen en ontdubbelen), samenwerking (ketenzorg en snel op-en afschalen) en financiering (tegengaan perverse prikkels) Transformeren is een langdurig en ingrijpend proces voor alle betrokkenen: voor cliënten voor gemeenten, voor aanbieders en voor de hele omgeving van kinderen en jongeren. Transformeren doen we in Holland Rijnland vanuit ons beleidsplan Hart voor de Jeugd. Daarin staat een aantal uitgangspunten centraal: vraag gestuurde jeugdhulp die zicht richt op de hele sociale context van jeugd, die integraal is en nabij en die zoveel als mogelijk de eigen kracht versterkt. Jeugdhulp die uitgaat van behandelen en normaliseren en het versterken van het dagelijkse leven. Wat eerst alleen papier was wordt nu werkelijkheid en praktijk. Hoe loopt die transformatie tot nu toe. Zijn er al resultaten zichtbaar en waar wordt aan gewerkt? Deze notitie wil inzicht geven in de stand van zaken na het eerste half jaar. In een eerder notitie: “Hart voor de jeugd: bouwstenen voor transformatie” van februari 2015, is weergegeven hoe dit proces er voor 2105 uit zou kunnen zien. Daarbij is uitgegaan van de vijf bouwstenen die landelijk waren aangereikt als ijkpunten voor transformatie. In deze tussenrapportage wordt aan de hand van deze vijf bouwstenen de stand van zaken anno juni 2105 beschreven.
Bouwsteen 1: Een sterke basis
Landelijk advies: Het gaat hier om het versterken van de pedagogische kwaliteit van basisvoorzieningen als scholen, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, sport- en vrije tijdsvoorzieningen etc. In de regio en in alle gemeenten wordt hier al veel langer op ingezet. Het is de komende tijd vooral zaak het meer preventieve voorveld (verantwoordelijkheid van de individuele gemeente) en de jeugdhulp nauwer met elkaar te verbinden. Een belangrijke schakel daarbij zijn de lokale jeugd- en gezinsteams. Die hebben als uitdrukkelijke opdracht zich te verbinden met de lokale structuren en het lokale voorveld en daar consultatie en advies te kunnen geven. Zo brengen we de kennis naar de voorkant. Dan gaat het om onderwijs, kinderopvang, huisartsen, jeugdgezondheidszorg, welzijn, sociale wijkteams etc. In de praktijk zien we dat deze verbinding goed tot stand komt, maar dat er nog verder nagedacht kan worden over de relatie en samenhang met de meer selectieve preventie (specifiek cursusaanbod bv). De teams zelf geven aan hier mogelijkheden in te zien en willen hier een actieve rol in spelen, ook in de uitvoering. Met het onderwijs zijn al langer intensieve gesprekken gevoerd, met name met de samenwerkingsverbanden voor Primair- en Voortgezet Onderwijs in de drie sub regio’s over de samenhang met passend onderwijs. Er zijn initiatieven gehonoreerd of voortgezet voor de groep kinderen die intensieve begeleiding in het onderwijs nodig hebben en die anders thuis zitten(bij bv 2Play, de Kleine Wereld, De Oeverpieper, Curium/ESB). Er zijn sub regionale plannen voor o.a. een integraal kindcentrum in de Rijnstreek en plannen in de Leidse regio voor een onderwijszorg combinatie. Tot slot wordt met het mbo overlegd hoe de hulp aan deze groep leerlingen het best vormgegeven kan worden. Daarbij wordt ingezet op nauwe samenwerking met het JGT en pluscoaches die vanuit het onderwijs ingezet kunnen worden. Waar nog de nodige aanvullende afspraken over moeten worden gemaakt is over de aansluiting 18+/16+. We zien dat daar veel onduidelijkheid is. Als de hulp vanaf 18 jaar onder een andere wet valt (de WMO bij begeleiding en beschermd wonen en de Zorgverzekeringswet als het gaat om de ggz) leidend zijn. Alleen wanneer de hulp niet onder andere wetten voortgezet kan worden, kan verlengde jeugdhulp worden ingezet. Waar we nu onder andere tegenaan lopen is dat begeleiding vanuit de Jeugdwet bij het 18 e jaar niet voortgezet kan worden omdat de aanbieder niet is gecontracteerd vanuit demWMO of de hulpvorm niet voorhanden is binnen de WMO. Het lijkt onwenselijk dat hierdoor een knip in de begeleiding optreedt. Dit is vooral een zaak die gemeenten met elkaar kunnen oplossen. Verder is er meerwaarde te behalen uit een nauwere samenwerking met het domein werk en inkomen en (vormen van) wonen. Omdat dit een heel breed terrein is, waar veel partijen
graag over mee willen praten, wat al gauw tot een soort Poolse landdagen zou leiden, is ervoor gekozen te starten met een kleine koplopers groep. Deze groep is nu drie maal bijeen is geweest om na de denken over werkelijk andere vormen van hulp en samenwerking. Jongeren zijn in deze koplopers roep vertegenwoordigd. Actiepunten die tot nu toe uit dit overleg komen:
overleg over jeugdhulp in het MBO
Plannen om jongeren zelf veel meer bij de jeugdhulp te betrekken als maatje of ervaringsdeskundigen
meer samenbrengen van maatjesachtige projecten die er voor deze groep in allerlei vormen
onderzoek of en hoe we pluscoaches (die worden ingezet vanuit het onderwijs) en JGT’s samen kunnen brengen etc.: hiervoor wordt een pilot ontwikkeld.
Aandacht voor gebrek aan mogelijkheden voor (soms tijdelijk) huisvesting
Gesprek met fondsen om hen bij initiatieven te betrekken.
Bouwsteen 2: Effectieve eerstelijnshulp
Landelijk advies: Hier kunnen mensen aankloppen zonder verwijzing voor ondersteuning en advies. Gepleit wordt om ook kortdurende specialistische hulp en consultatie vrij toegankelijk te laten zijn. De Jeugd- en gezinsteams in Holland Rijnland omvatten nadrukkelijk ook deskundigheid vanuit de meer specialistische jeugdhulp (ggz, lvb, jeugd- en opvoedhulp etc.). De teams kunnen een groot deel van de ambulante hulp, consultatie en advies en basis diagnostiek zelf oppakken en inzetten. Waar nodig kunnen ze meer specialistische jeugdhulp erbij halen. In de praktijk werkt dit goed, al geven de teams aan dat ze het in de eerste maanden zo druk hebben met een team worden, je verbinden met het lokale veld, het toekennen van pgb’s en allerlei meer casuïstiek/contractering vraagstukken, dat ze daar nog te weinig aan toe komen en dat ze op termijn meer zelf zouden kunnen en willen doen. Als we kijken naar de specialistische hulp en de cijfers in het eerste kwartaal dan zien we bij een aantal aanbieders overschrijdingen, met name die aanbieders die vooral begeleiding bieden en daarnaast lichte onderbesteding bij een aantal meer specialistische aanbieders. Het is echter nog veel te vroeg om daar conclusies aan te verbinden. Het werken zonder verwijzingen werkt goed en maakt snelle inzet van jeugdhulp mogelijk.
Bouwsteen 3: Transformatie van de specialistische hulp
Landelijk advies: Hier wordt gepleit voor geïntegreerd werken van jeugdzorg, jeugd ggz, zorg voor jeugdigen met een beperking en speciaal onderwijs. Specialistische hulp kan in het nieuwe stelsel snel worden ingezet. Zodra dit mogelijk is, wordt de hulp ook weer afgebouwd. Bij chronische problematiek moet ook die zorg gericht op de eigen omgeving worden aangeboden. Normaliseren en participeren zijn daarbij sleutelwoorden. In het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) van Holland Rijnland is al een inhoudelijke agenda met de aanbieders van specialistische hulp opgesteld. Die voorziet o.a. in meer integrale trajecten, ontdubbelen, integrale crisisdienst, afschalen van hulp etc. Dit is een continu proces. In het eerste jaar, dat voor een groot deel nog gedomineerd wordt door zorgcontinuiteït, zien we toch al een aantal positieve ontwikkelingen. Er wordt samengewerkt met de samenwerkingsverbanden waar het gaat om passend onderwijs en aan het ambulantiseren van de jeugdhulp. Ook bij de aanbieders is er veel bereidheid tot nauwere samenwerking bijvoorbeeld binnen de keten jeugd- en opvoedhulp/gesloten jeugdhulp/de jeugdbescherming en jeugdreclassering, maar ook binnen de ggz, waar het aanbod nog versnipperd is en de samenwerking volgens alle betrokkenen versterkt kan worden. Direct na de zomer vinden verdere gesprekken plaats. We zijn in gesprek over het versterken van bijvoorbeeld pleegzorg in allerlei vormen dat een alternatief kan bieden voor residentiele hulp. Conform het advies van de MO Groep (“Samen verder, verder samen: zorgen voor kinderen met complexe problemen”- Raad voor maatschappelijke ontwikkeling, 2014) wordt ook aan de aanbieders van specialistische hulp gevraagd meer te doen dan het behandelen van een specifiek probleem. De zorg moet zich ook richten op het dagelijks leven voor een kind of gezin. Een specialist behandelt én normaliseert. We zien bij de meeste aanbieders een duidelijke beweging in deze richting, die nog verder versterkt kan worden in de verlengingsafspraken voor 2016.
Bouwsteen 4: Vernieuwing van de jeugdbescherming
Landelijk advies: Hier wordt gepleit voor jeugdbescherming die onlosmakelijk verbonden is met alle onderdelen van de jeugdketen, onder het motto: meer veiligheid en minder dwang. Lokale professionals en jeugdbeschermers werken nauw samen. Er moeten meer mogelijkheden zijn om burgers en hun netwerk bij de jeugdbescherming te betrekken. Ook hier zijn de eerste resultaten zichtbaar. Zo is de jeugdbeschermingstafel, waarbij ouders aan tafel zitten en waarbij wordt gekeken of en hoe bv een ondertoezichtstelling kan worden voorkomen, een succes. Zozeer zelfs dat er meer vraag is dan waarin was voorzien. Alle
betrokkenen onderschrijven de meerwaarde van deze aanpak, al blijven vechtscheidingen Een groot deel van de casuistiek betreft vechtscheidingen. De GI’s (gecertificeerde instellingen) Jeugdbescherming West is zo gecontracteerd dat er ruimte is voor het voorkomen van dwang en bij te dragen aan het hulpproces vanuit de JGT’s etc. Tot slot wordt bij de GGD en rondom Veilig Thuis een meer bemoeizorg poot geconcentreerd die op signalen van burgers, politie, hulpaanbieders etc. kan worden ingezet en waar de integrale crisisdienst 0-100 een plek krijgt. Bouwsteen 5: Een nieuwe professional?
Landelijk advies: Professionals moeten handelend kunnen optreden, gaan uit van (het versterken van) eigen kracht en adviseren ook mede opvoeders. Er is een pleidooi voor Tshaped generalisten en T-shaped specialisten: professionals die breed georiënteerd zijn, maar ook beschikken over gespecialiseerde expertise. Er moet worden geïnvesteerd in lerende professionals en lerende organisaties, intervisie, consultatie, reflectie. Een meet-, leer- en verbetercyclus op alle niveaus De Jeugd- en gezinsteams werken zeker binnen deze setting. Ze zijn gelijktijdig generalist en specialist en kunnen daartussen schakelen. Ze zijn in hoge mate zelfsturend en krijgen ruimte om hun eigen werk vorm te geven, waar nodig en gevraagd samen met moederorganisaties en gemeenten. Ze werken vraaggericht en kunnen verbindingen leggen met de sociale context van jeugdigen en gezinnen en doen aan intervisie. Het is zaak deze ontwikkeling met elkaar te blijven stimuleren en faciliteren. Niet onbelangrijk hier is de wijze waarop de regio gecontracteerd heeft en verantwoording vraagt. Die gaat uit van vertrouwen in de professionals en biedt veel ruimte om hulp op maat in te kunnen zetten, aan substitutie te doen (maar wel binnen de budgetafspraken). Dit levert naar mening van de aanbieders veel mogelijkheden om zorg op maat te kunnen leveren en beperkt knellende regels en administratieve lastendruk. Tot slot zoeken gemeenten in Holland Rijnland naar verantwoordings- en monitoringsvormen die uitgaan van tellen en vertellen. De monitor van de JGT’s biedt daartoe een eerste aanzet, maar deze wijze van monitoring kan nog uitgediept en verbreed worden. Daarbij staat het leren met en van elkaar centraal.
Tot slot Samenvattend kunnen we zeggen dat er heel hard gewerkt wordt om met elkaar nieuwe wegen te vinden die moeten zorgen voor betere jeugdhulp. We staan er als regio best goed
voor: we werken vanuit een inhoudelijke visie, geven ruimte aan professionals en stimuleren in de volle breedte samenwerking. De eerste voorzichtige resultaten of veranderingen worden zichtbaar. Het regionale model gaat werken en werpt zijn eerste voorzichtige vruchten af. Maar we zijn er nog lang niet. Transformeren is een zaak van lange adem, waarbij het soms kan schuren. Waarbij je ondanks bezuinigingen toch met elkaar op zoek gaat naar mogelijkheden en naar wat werkt. Aan gemeenten de taak om dit complexe meerjarige proces te blijven voeden en faciliteren en daarbij op te treden als een kritische maar betrokken opdrachtgever in het belang van jeugd en gezinnen in onze gemeenten.
Namens de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Marion Goedhart Projectleider transformatie TWO Holland Rijnland
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland januari t/m april 2015 Platformtaak volgens gemeente De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten in januari 2015 gestart. Deze rapportage van de coöperatie i.o. geeft een eerste stand van zaken van de periode januari tot en met april 2015.
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
PHO 23-09-2015
5.
Advies PHO
Kennis te nemen van de rapportage en vervolgstappen
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten in januari 2015 gestart. Deze rapportage van de coöperatie i.o. geeft een eerste stand van zaken na de eerste vijf maanden.
8.
Inspraak
Nee
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Binnen begroting Holland Rijnland
Relevante regelgeving: - Jeugdwet - Regionaal beleidsplan Hart voor de jeugd Eerdere besluitvorming: n.v.t.
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
De teams werken in alle gemeenten met 1 of meerdere teams.
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 23 september 2015 Gemeentehuis Alphen aan den Rijn 04
Onderwerp: Rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland periode januari t/m april 2015 Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de rapportage en vervolgstappen Inleiding: De Jeugd- en Gezinsteams zijn in alle gemeenten in januari 2015 gestart. Deze rapportage geeft een eerste stand van zaken na de eerste vijf maanden. De Jeugd- en Gezinsteams dragen zorg voor integrale, laagdrempelige hulp binnen de lokale structuren en kunnen waar nodig specialistische hulp erbij halen. Ze kennen ook pgb’s toe. De teams bieden enerzijds zelf ambulante hulp en vormen de toegang tot de specialistische jeugdhulp. Deze eerste rapportage geeft een beeld van de stand van zaken in en rondom de lokale Jeugd- en Gezinsteams, geeft aan in welke fase de teams zitten, wat goed gaat en wat nog aandacht en verbetering behoeft. Daarmee is het de basis voor de verdere ontwikkeling van de teams. Deze rapportage bestrijkt de maanden januari t/m april 2015 en geeft een beeld van de stand van zaken tot op dat moment. Sinds het opstellen van deze rapportage is er veel gebeurd. In het voorwoord bij de rapportage wordt kort beschreven welke acties door de gemeenten en/of de coöperatie i.o. zijn ingezet of de komende tijd worden ondernomen om een aantal van de genoemde knelpunten op te lossen. Beoogd effect: De portefeuillehouders te informeren over de opstartfase van de Jeugd- en Gezinsteams Argumenten: 1.1 De rapportage is input voor de verdere ontwikkeling van de Jeugd- en Gezinsteams De rapportage wordt besproken in de gesprekken met teams, coaches, moederorganisaties en de coöperatie in oprichting. De aandachtspunten worden opgepakt door de verschillende partijen. 1.2 De rapportage is opgesteld op basis van gesprekken met betrokkenen Hiervoor is gebruik gemaakt van het verslag van bezoeken aan de teams, van cijfermatige informatie en van vragenlijsten ingevuld door alle Jeugd- en Gezinsteams. De rapportage is afgestemd met coaches en vertegenwoordigers/bestuurders van zorginstellingen. 2.1
De genoemde knelpunten uit de rapportage worden door de betrokken partijen opgepakt om de teams verder te versterken. De volgende zaken zijn inmiddels in gang gezet en wordt gemonitord: - Aan de vorming van de coöperatie wordt hard gewerkt en gemeenten en coöperatie zijn in goed overleg over de voortgang. Naar verwachting zal de coöperatie op 1 januari 2016 een feit zijn. - Aan ICT en PlusPlan wordt hard gewerkt
3
-
Het verder werken met 1 gezin 1 plan en situaties van niet kunnen de of willende ouders is er een voor de moederorganisaties en de team tezamen. Indien nodig moet scholing of training op worden ingezet. De bezetting van de teams is inmiddels aangepakt en grotendeels opgelost.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 In deze fase valt nog weinig te rapporteren over de klantwaardering/beleving en de gevolgen van de transformatie. Het is in deze eerste rapportage ook echt nog te vroeg om dit te kunnen doen. In de volgende rapportage komt dit zoals gepland wel aan de orde. Financiën: n.v.t. Communicatie: De rapportage is vooral een stand van zaken voor de gemeenten en de coöperatie i.o. en geeft input voor de verdere ontwikkeling van de Jeugd- en Gezinsteams. Evaluatie:
n.v.t. Bijlagen: - Rapportage jeugd- en gezinsteams Holland Rijnland januari t/m april 2015
4
Voorwoord van Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp bij de rapportage Jeugd- en Gezinsteams (JGT’s) Holland Rijnland periode januari t/m april 2015 van de Coöperatie JGT’s i.o. Vanaf 1 januari zijn de Jeugd- en Gezinsteams in alle gemeenten van start gegaan. De eerste ervaringen zijn zeer positief. Al moet er nog van alles geregeld worden: de teams werken nauw samen vanuit de diverse disciplines en ervaren daar veel meerwaarde in. De teams worden goed bereikt door scholen, huisartsen en andere basisvoorzieningen en bieden snelle hulp aan clienten. Bij complexere problemen wordt samen met de cliënt gekeken welke hulp en ondersteuning aanvullend kan worden ingezet. Tot slot kennen de JGT’s ook PGB’s toe. De teams zijn in hoge mate zelfsturend en worden daarin ondersteund door gemeenten en de moederorganisaties. Natuurlijk is na vier maanden nog niet alles geregeld, maar er wordt in de praktijk hard gewerkt om alles verder te regelen. Gemeenten hebben veel waardering voor de enorme inzet van de medewerkers van de teams en de moederorganisaties. Inleiding Voor u ligt de eerste rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland van de Coöperatie i.o.. Deze rapportage bestrijkt de maanden januari t/m april 2015 en geeft een beeld van de stand van zaken tot op dat moment. Sinds het opstellen van deze rapportage is er veel gebeurd. Daarom vindt u in dit voorwoord per hoofdstuk uit de rapportage enkele aanvullende opmerkingen. Tot slot geven we aan welke acties de komende tijd worden ondernomen of zijn ingezet om een aantal van de genoemde knelpunten op te lossen. Deze eerste rapportage geeft inzicht in de opstartfase van de JGT’s, waarbij op operationeel vlak erg veel werk moest worden verzet. De tweede rapportage van 2015 verschijnt eind dit jaar. Aangezien er dan inmiddels bijna een jaar ervaring is opgedaan met de JGT’s, zal in de tweede rapportage de nadruk meer liggen op de transformatie en de gevolgen daarvan voor de cliënten en gezinnen. Capaciteit en deskundigheid van de teams Inmiddels is een groot deel van de bezettingsproblemen opgelost. Gemeenten hebben de fte’s vanuit Kwadraad grotendeels aangevuld. Daarnaast hebben Curium en Rivierduinen met ingang van 1 juli 2015 de bezetting aangevuld tot de in de contracten overeengekomen aantallen en volgens de daar afgesproken bedragen. Er is nog een tekort aan fte vanuit de LVB sector bij de contractering destijds. Dit is in een vroeg stadium al gecommuniceerd en is in 2105 niet op te lossen. Wel is afgesproken de inzet vanuit de LVB sector zo goed mogelijk over de teams te verdelen. Tot slot zal bij de contractering voor 2016 opnieuw gekeken worden naar de benodigde inzet van GZpsychologen/-deskundigheid per team. Daarnaast geven de teams aan dat er weinig tijd was voor teamontwikkeling. Hoewel de teams al in 2014 hebben kennis gemaakt met elkaar en met hun gemeente moesten ze op 1 januari 2015 direct aan de bak. Met name de vele vragen rondom de pgb’s vroegen veel aandacht. Gemeenten hebben veel geïnvesteerd in het ondersteunen van de teams bij deze door de gemeente gemandateerde taken en het wegwijs maken binnen hun gemeente. Gemeenten en moederorganisaties zullen de teamvorming zoveel als mogelijk (blijven) ondersteunen. Teams geven aan expertise op het gebied van vechtscheidingen te missen. Hiervoor is inmiddels een scholing voor alle teams belegd vanuit Jeugdbescherming West. Aantal aanmeldingen en geholpen cliënten Op pagina 9 wordt een mogelijke verklaring gegeven voor het hoge aantal pgb’s in Kaag en Braassem: hier wordt gewerkt met een kernteam 0-100 en deze uitleg lijkt te kloppen. Eén gezin, één plan Het werken met 1 gezin, 1 plan is niet altijd nodig. Enkelvoudige vragen worden enkelvoudig beantwoord en opgelost. Er wordt dan alleen een gespreksverslag gemaakt. Pas wanneer er meer nodig is, wordt 1 gezin 1 plan ingezet. Het is wel altijd de basis voor een verwijzing.
1
De problemen met PlusPlan zijn bekend en worden opgepakt: er is extra geïnvesteerd in het verbeteren van zowel PlusPlan als de wifi verbinding. Moederorganisaties en gemeenten houden vinger aan de pols om de problemen zoveel en zo snel als mogelijk op te pakken en op te lossen. Het is de vraag of PlusPlan op den duur de beste applicatie is voor de teams, maar bij gebrek aan een goed alternatief (belangrijke voorwaarde is dat de cliënt een belangrijke beheerder is van het eigen plan; andere applicaties voorzien hier niet of onvoldoende in) proberen we PlusPlan zoveel als mogelijk te optimaliseren. Bekendheid in werkgebied Meerdere teams geven aan nog meer samen te willen werken met de wijkteams. Vanuit de gemeenten wordt dit gestimuleerd. Op zich is het niet verwonderlijk dat na vier maanden voor beide nieuwe teams de samenwerking nog in de beginfase zit. De wederzijdse wens tot samenwerking biedt veel vertrouwen voor een intensievere samenwerking in de praktijk op korte termijn. De teams weten elkaar in toenemende mate te vinden. Tot slot is het een vraag wat nu precies de taken en de reikwijdte van de JGT’s zijn en waar het een stopt en het andere begint. Bij deze vraag past een continu leerproces dat in de praktijk en in gezamenlijkheid gestalte krijgt. De JGT’s zijn er voor vrijwillige hulp. De relatie met bemoeizorg en veiligheid moet zorgvuldige worden vormgegeven om de JGT’s optimaal toegankelijk te houden. Samenwerking met partners Het is voor de teams belangrijk goed inzicht te hebben in het jeugdhulpaanbod. Gemeenten en teams werken aan het verbeteren en verfijnen van deze informatie. Teams geven aan dat aanbieders van specialistische hulp vaak nog complexe toelatingsprocedures vragen. Naar verwachting is hier sprake van onwennigheid bij de aanbieders van specialistische hulp en gaat dit op termijn beter omdat gemeenten deze voorwaarden en toelatingseisen helemaal niet stellen aan de specialistische hulp. Het blijkt soms nog lastig voor aanbieders om los te komen van oude bureaucratische principes. Ook is het voor hen lastig dat andere regio’s en gemeenten deze eisen vaak nog wel stellen en is het even wennen dat dit in Holland Rijnland niet hoeft. De samenwerking met vrijgevestigden kan geïntensiveerd worden. Met het veiligheidscircuit wordt in toenemende mate samengewerkt: het is herkenbaar dat de aansluiting hier nog niet optimaal is. Dat geldt ook voor gemeenten zelf. Daarom is hier de laatste maanden veel tijd aan besteed: zo is er een integrale handreiking voor calamiteiten opgesteld, is de Jeugdbeschermingstafel van start gegaan en de samenwerking met Veilig Thuis verbeterd. Op pagina 12 wordt geconstateerd dat in Leiden een beperkt aantal crisisplaatsen beschikbaar is. Hierbij kan opgemerkt worden dat de crisisplaatsen integraal onderdeel zijn geweest van de contractering en er niet minder is gecontracteerd dan voorheen beschikbaar was. Algehele terugblik en zorgpunten Veranderde taken in nieuwe stelsel De punten die hier genoemd worden zijn herkenbaar en opgepakt. Zo is er vanuit gemeenten en JGT’s de expertgroep pgb’s ingesteld en wordt er gewerkt aan aanvullende regels en een duidelijke werkinstructie voor pgb’s. Daarnaast is het expertteam casuïstiek ingericht door de TWO (Tijdelijke Werkorganisatie jeugdhulp Holland Rijnland) voor de JGT’s en jeugdhulpaanbieders. De teams kunnen hier hun vragen stellen over specifieke hulpvragen, hulp die niet door gemeenten gecontracteerd is, buiten-regionale jeugdhulp en dergelijke. Dit overleg wordt als zeer zinvol ervaren en wordt binnenkort uitgebreid met een deel waarin ook casuïstiek vragen vanuit het onderwijs kan worden aangedragen in het kader van onderwijs/zorg arrangementen. Zelfsturing Uiteraard kan zelfsturing niet zomaar gerealiseerd worden. Het is wel belangrijk dat de teams onafhankelijk zijn en in hoge mate zelfsturend kunnen zijn. Dat wil niet zeggen dat ze los staan van de rest van het jeugdhulpstelsel, maar het betekent ook niet dat het oude jeugdhulpstelsel in beperkte mate wordt voortgezet in de teams. Het is dan ook belangrijk te kijken hoe de teams hierbij ondersteund willen worden. Op basis van hun vragen moeten
2
moederorganisaties en gemeenten dit proces naar zelfsturing verder faciliteren en ondersteunen. Facilitaire zaken Een groot deel van deze knelpunten is inmiddels opgepakt. Een deel is opgelost, aan een ander deel wordt nog hard gewerkt. Registratiesysteem Aan de verbetering van PlusPlan wordt gewerkt, waarbij de aantekening past dat het wel gaat om een systeem dat een ander doel heeft dan de bestaande registratiesystemen. Tot slot 1. Aan de vorming van de coöperatie wordt hard gewerkt en gemeenten en coöperatie zijn in goed overleg over de voortgang. Naar verwachting zal de coöperatie op 1 januari 2016 een feit zijn. 2. Aan ICT en PlusPlan wordt hard gewerkt 3. Het verder werken met 1 gezin 1 plan en situaties van niet kunnen de of willende ouders is er een voor de moederorganisaties en de team tezamen. Indien nodig moet scholing of training op worden ingezet. 4. De bezetting van de teams is inmiddels aangepakt en grotendeels opgelost. Namens de gemeenten Holland Rijnland Marion Goedhart Projectleider transformatie TWO Holland Rijnland
3
Rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland
Periode januari t/m april 2015
Leiden, 16 juni 2015
4
Rapportage Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland januari t/m april 2015 Inleiding Sinds 1 januari 2015 zijn de 24 Jeugd- en Gezinsteams in Holland Rijnland operationeel. 6 van de 24 teams waren reeds in 2014 van start gegaan in het kader van de proeftuinen. In deze eerste rapportage van 2015 over de Jeugd- en Gezinsteams wordt vooral ingegaan hoe de start van de teams is verlopen en wat de eerste ervaringen van de teams zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst die de teams hebben ingevuld en van het verslag van bezoeken die de kwartiermakers in april en mei aan alle teams hebben gebracht. Daarnaast worden in deze rapportage ook de eerste cijfers gepresenteerd. Deze cijfers geven vooral een eerste indicatie. De beperkte periode waarover gerapporteerd wordt, de opstartfase waarin de teams zich bevinden, de opstartfase van het registratiesysteem en de wijze van registreren die nog niet overal uniform is, maken dat het zeker nog geen harde cijfers kunnen zijn. Het is goed om voorafgaand aan de weergave van de cijfers en ervaringen de visie en uitgangspunten voor de Jeugd- en Gezinsteams te hernemen. In de Visie Jeugdhulp Holland Rijnland “Iedereen doet mee” is verwoord dat wanneer ouders of jeugdigen hulp vragen en krijgen bij het opvoeden en opgroeien: 1. Ze zoveel als mogelijk zelf de regie hebben. 2. Integraal naar hun vraag en behoefte, de totale sociale context en alle leefdomeinen wordt gekeken. 3. Informatie, advisering, ondersteuning en hulp snel, dichtbij en laagdrempelig beschikbaar zijn, gericht op het versterken van de eigen kracht van ouders en opvoeders. Voor jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, is specialistische hulp snel beschikbaar. Deze deskundigheid wordt “erbij” gehaald. Specialistische hulp wordt zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving georganiseerd. Zonodig is ook langdurige stut en steun beschikbaar. Vanuit deze visie zijn de kernwaarden voor de Jeugd- en Gezinsteams geformuleerd: Verbinden: Wij leggen verbindingen en onderhouden de samenwerkingsrelatie met ouders, jeugdigen en mensen in hun nabije omgeving. Maar ook met de basisvoorzieningen (bijv. JGZ, scholen, huisartsen), de jeugdspecialisten en relevante betrokkenen binnen andere domeinen. Versterken: Wij richten ons op het versterken van, en het vertrouwen op, de eigen mogelijkheden van ouders en jeugdigen. Wij vertrouwen daarbij op de mogelijkheden van ons team, de basisvoorzieningen, jeugdspecialisten en andere betrokkenen. En richten ons op de versterking van elkaar. Doen wat nodig is: Wij doen wat nodig is, schakelen in wie nodig zijn, en weten dat goed te doseren. Zoveel en zo weinig, zo lang en zo kort, als nodig is voor gezinsleden om zelf weer grip op hun opvoeden en opgroeien te krijgen. Deskundig: Wij benutten de beschikbare kennis en ervaring van gezinsleden, onszelf en anderen, binnen en buiten het team. We investeren permanent in vergroting van kennis en vaardigheden en bewaken samen de kwaliteit.
Capaciteit en deskundigheid teams Het realiseren van de beoogde bezetting van de teams per 1 januari is een hele opgave geweest en niet altijd gelukt. Zoals uit onderstaand overzicht blijkt, waren een beperkt aantal teams in januari al op volle sterkte. Een deel van de teams is in de loop van de maanden op sterkte gekomen, maar er zijn ook veel teams die op de peildatum 1 mei nog steeds kampen met onderbezetting. Er wordt hard gewerkt om de bezetting op niveau te krijgen. Tegelijkertijd zijn er teams die ondanks volle bezetting van personeel aangeven dat ze graag meer formatie zouden hebben met specifieke deskundigheid. Ook dit wordt in de volgende tabel aangegeven.
5
Plaats/team
beoogde bezetting bereikt:
bezetting nog niet op niveau:
ondanks bezetting mist:
Boskoop
nee
te veel jongerenbegel., te weinig gezinsbegeleiders
Centrum
nee
Ridderveld
ja, sinds 1 april
LVB, 1 mw Kwadraad en 18 uur BJZ ontbreekt LVB en 32 uur BJZ ontbreekt -
Rijnwoude
nee
LVB en 1 mw Kwadraad ontbreekt
West Kaag en Braassem
ja ja
-
Nieuwkoop
ja, per 1 jan.
-
Leidse regio Leiden Binnenstad Bos&Gasthuizen
ja, per 1 jan. ja
-
Merenwijk
nee
LVB ontbreekt
Noord/Boerh.
Ja, per 1 jan.
-
Roodenburg Stevenshof&Mors
ja, per 1 jan. nee
34 uur GGZ ontbreekt
Leiderdorp/Zoeterwoude
nee
0,28 fte tekort
Oegstgeest
nee
LVB ontbreekt
Duin- en Bollenstreek Hillegom
nee
1 mw Kwadraad ontbreekt
Katwijk
Katwijk 1
nee
Katwijk 2
nee
Rijns/Valkenburg Lisse
nee ja
1 mw Kwadraad en 12 uur GGZ ontbreekt GGZ en BJZ ontbreekt 8 uur GGZ ontbreekt -
Noordwijk Noordwijkerhout
ja, per 1 feb. nee
Teylingen
S’heim/Warmond
nee
Voorhout
nee
Rijnstreek Alphen a/d Rijn
22 uur GGZ ontbreekt LVB en 1 mw Kwadraad ontbreekt 1 mw Kwadraad ontbreekt
naast lvb/bjz mist gezinsbegeleiding vraag is te groot voor team; expertise in lvb, signs of safety, gezin centraal, werken met pubers mist te weinig gezinsbegel. met lvb-expertise, jongerencoaching te weinig opvoedonderst./gezinsbegel. vraag is te groot voor team, mist bjz-deskh, mediation, pubercoaching GZ-psycholoog mist; scholing wordt gemist mannen en tolken worden gemist in team gezinsbegeleiding en mannen missen in team mist expertise diagnostiek, veiligheid, gezinsbegel., echtscheidingen (KIES), pgb teveel LVG/te weinig GGZdeskundigh. juridische deskh., werkbegel., gedragsdeskundige, kennis gezinsbeg. en pubers Vraag is te groot voor team; expertise vechtscheidingen, gezinsbegel./coaching, jmw 0-12, pgb mist expertise ggz, gezinsbegeleiding en echtscheidingen ontbreekt** kennis pgb/wmo/wlz mist pgb-deskh, opvoedvragen, teamondersteuning mist GZ-psycholoog mist expertise vechtscheidingen expertise vechtscheidingen
De grijs gearceerde teams waren al in 2014 als proeftuin actief. *: mw = medewerker **: Katwijk 1 en 2 hebben samen één vragenlijst ingevuld.
In de teams zijn verschillende deskundigheden gebundeld, vanuit de gedachte dat de teams hiermee voor de meeste cliënten maatwerk moeten kunnen leveren. Cruciaal voor het welslagen daarvan is een goede onderlinge samenwerking binnen de teams waarbij goed gebruik gemaakt wordt van elkaars expertise. Bij de teambezoeken is gebleken dat de meeste
6
teams vinden dat ze een fijn team hebben. Men heeft het gevoel er samen voor te staan en voor te gaan. Men maakt gebruik van elkaars expertise binnen de teams door: onderlinge consultatie, overleg of coaching/begeleiding, intervisie casuïstiek samen op te pakken, samen intakes te doen, samen op huisbezoek te gaan casuïstiekbespreking in teamoverleg, door kennis en vaardigheden te delen in het team door themabesprekingen e.d. De samenstelling van de teams met medewerkers met verschillende achtergrond en expertise wordt overal als een grote meerwaarde ervaren. Op 1 mei waren er 10 teams met volledige bezetting. Opvallend is dat slechts 3 van deze teams aangeven dat de bezetting goed is voor de vraag; 3 teams geven expliciet aan dat ze ondanks volledige bezetting de vraag niet aankunnen, de andere teams geven tekorten in aanwezige expertise aan. De bezetting in de meeste teams was deze periode lager dan in het najaar gepland was. Hier zijn een aantal redenen voor aan te geven, er is door Holland Rijnland en gemeenten minder gecontracteerd (LVB en Kwadraad) en het bleek voor met name de ggz instellingen niet makkelijk door het afbouwen en ombouwen van specialistische activiteiten medewerkers beschikbaar te krijgen voor de JGT’s. Verder hebben verschillende teams te kampen met tekorten door zwangerschaps-/ ouderschapsverlof, ziekte of ORwerkzaamheden; voor dergelijke gevallen was niet (direct) vervanging voorzien door de moederorganisatie. Over het algemeen ervaart men dat er brede expertise in het team aanwezig is. Met betrekking tot vechtscheidingen, gezinsbegeleiding, ouderbegeleiding, pubers en gezins/ouderbegeleiding specifiek vanuit de psychiatrie wordt wel aangegeven dat nog expertise gemist wordt. BJZ-expertise wordt erg essentieel gevonden, de aanwezigheid van één BJZ-er in het team wordt als kwetsbaar ervaren bij crisissituaties waar de veiligheid in het geding is. In veel teams wordt de beschikbaarheid van een GZ-psycholoog gemist. Beschikbaarheid op consultbasis is net te weinig, het zou fijn zijn als dat dichterbij het team kan. Met name in crisissituaties is het prettig als betrokkene bekend is met het team en/of de casuïstiek. Bij knelpunten / tekorten in de aanwezige expertise binnen de teams worden verschillende oplossingen gevonden, zoals: consultatie ggz, jgz of andere ketenpartners eerder doorverwijzen naar specialist, eerste lijn of een leerling eerder overdragen naar het JGT voor het gebied waar de leerling woont samenwerken met andere teams cliënten langer laten wachten informatie bij gemeente of Holland Rijnland inwinnen. Ondanks de positieve waardering die de teams geven voor de samenwerking binnen het team wordt door verschillende teams ook aangegeven dat er nog veel investering in teamontwikkeling nodig is, en dat daar tot nu toe nog onvoldoende tijd voor is geweest. Aantal aanmeldingen en geholpen cliënten De meeste teams hebben meteen vanaf de start een behoorlijke toeloop van cliënten gekregen. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel aanmeldingen er voor elk team en elke gemeente staan geregistreerd, in hoeveel gevallen er geregistreerd is dat een hulpverlener is toegewezen (aantal ‘matches’) en in hoeveel gevallen er volgens de registratie specialistische zorg is ingeschakeld. In de laatste kolom staat vermeld hoeveel beschikkingen per gemeente zijn afgegeven. Dit betreft voornamelijk pgb-beschikkingen.
7
plaats/team
aantal aanmeldingen
aantal ‘matches’
aantal afgesloten trajecten
aantal x betrekken specialist
aantal beschikkingen*
Rijnstreek Alphen a/d Rijn Boskoop Centrum Ridderveld Rijnwoude West Kaag en Braassem Nieuwkoop
615 85 176 157 106 91 197 116
549 74 162 131 100 82 174 114
59 4 17 14 13 11 11 24
65 14 15 16 6 14 6 32
7
620 63 126 104 110 105 112 149 120 29 126
520 49 113 88 100 81 89 141 112 29 114
87 **
28
16 11 5 20
104 11 20 24 20 14 15 28 21 7 18
140 94 399 252 147 91 95 165 107 58
136 85 353 219 134 89 81 139 83 56
25 6 39 25 14 15 6 12 8 4
18 4 70 59 11 21 4 15 3 12
16
46 18
Leidse regio Leiden Binnenstad Bos&Gasthuizen Merenwijk Noord/Boerh. Roodenburg Stevenshof&Mors Leiderdorp/Zoeterwoude*** Leiderdorp Zoeterwoude Oegstgeest
3 2 1 -
Duin- en Bollenstreek Hillegom Lisse Katwijk Katwijk 1&2 Rijns/Valkenburg Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen S’heim/Warmond Voorhout Overigen/buitenregionaal Totaal
3 1
36
23
-
7
-
2843
2518
321
408
126
*: deze gegevens zijn alleen op gemeenteniveau te leveren. **: deze gegevens zijn voor Leiden niet op team-niveau te leveren. ***: Het team Leiderdorp/Zoeterwoude is één team voor 2 gemeenten.
Vrijwel alle teams hebben inmiddels een volle caseload. Enkele teams hadden de ruimte om bijstand te verlenen aan andere teams. Gemiddeld zijn er volgens de registraties per team in 4 maanden tijd 124 aanmeldingen geweest en zijn er 109 hulptrajecten gestart. Dat wil zeggen dat in 88% van de aanmeldingen daadwerkelijke hulp is gestart in dezelfde periode. Voor de overige aanmeldingen kan de hulp na 30 april zijn gestart. Ook kan er van hulp af zijn gezien. Het is goed te beseffen dat de bovenstaande getallen niet 1 op 1 de werkelijke werklast weergeven. De teams geven aan dat er meer en vooral ook zwaardere aanmeldingen binnenkomen dan men verwacht had. In verschillende teams heeft men te maken met complexe, zware casuïstiek. Naast de hierboven weergegeven aanmeldingen zijn er echter nog vele korte contacten geweest. Cliënten waarbij maar één of enkele gesprekken hebben plaatsgevonden, zoals bijvoorbeeld vaak op scholen gebeurt, zijn meestal niet geregistreerd. Ook (telefonische) consultaties of aanmeldingen die bij het JGT niet op hun plek blijken te zijn, worden niet geregistreerd. Onder het motto “doen wat nodig is” heeft het registreren tenslotte niet altijd prioriteit voor de JGT-medewerkers. Er is een beperkt aantal (pgb-)beschikkingen afgegeven. De ervaring is dat pgbbeschikkingen veel tijd vragen, doordat de materie onbekend en erg ingewikkeld is. Opvallend
8
is daarom dat het team van Kaag en Braassem zo’n groot aantal beschikkingen heeft afgegeven in vergelijking met de andere teams/gemeenten. Mogelijk komt dit doordat in het team van Kaag en Braassem ook expertise van wmo en sociale zaken aanwezig is. Het team van Kaag en Braassem is geen exclusief Jeugd- en Gezinsteam maar is onderdeel van een team voor “0 tot 100”. Het aantal afgesloten trajecten in de eerste vier maanden van 2015 is 321. De gemiddelde duur van de afgesloten trajecten per team varieert tussen de 24 en 69 dagen. Hieronder wordt inzicht gegeven in de reden voor beëindiging: reden beëindiging zorg beëindigd volgens plan, doelen gerealiseerd in overeenstemming voortijdig afgesloten eenzijdig door de cliënt beëindigd eenzijdig door de hulpverlener beëindigd totaal
aantal
percentage 133 120 23 45 321
41% 37% 7% 14%
Aan de teams is middels een vragenlijst gevraagd hoe cliënten bij de teams zijn terecht gekomen; hieronder is te zien hoeveel teams aangeven dat een cliënt op bepaalde wijze binnenkomt. Dit beeld is gebaseerd op de werkervaring van de teams, niet op basis van ‘harde cijfers’ uit het registratiesysteem. Er zijn 23 vragenlijsten ingevuld, omdat de twee Katwijkse teams samen één vragenlijst invulden. Cliënt komt binnen:
eigen initiatief na verwijzing binnenlopen bellen via aanmelding internet
vaak 8 15 9 9
regelmatig 12 8 1 12 10
soms
zelden 3 9 2 4
13
Cliënten komen volgens de JGT’s meestal op verwijzing, maar ook vaak op eigen initiatief bij het JGT terecht. De meeste aanmeldingen komen volgens de teams via scholen of het CJG. Ook wel via huisartsen en zorgorganisaties (afschalen). De ervaring is dat het contact meestal telefonisch tot stand komt, maar bijna even vaak via internet. In een aantal teams ligt de toegang via internet duidelijk lager, de ervaring is dat de aanmelding internet voor sommige cliënten moeilijk is. Spontaan binnenlopen bij teams gebeurt maar weinig. Alleen het team Hillegom geeft aan dat dit regelmatig gebeurt. Uit de teambezoeken kwam naar voren dat de teams van cliënten terug krijgen dat ze het prettig (en soms ook verrassend) vinden dat de teams zo laagdrempelig en dichtbij zijn, bij de gezinnen thuis komen en dat vragen snel opgepakt worden. Door de medewerkers wordt dit ook als heel prettig werken ervaren. Zelf snel ondersteuning in kunnen zetten, ruimte om nieuwe initiatieven of activiteiten te starten of snel kunnen specialistische zorg in te kunnen schakelen als dat nodig is, wordt echt als nieuw, anders en vooral prettig ervaren. Vooral omdat daardoor beter en sneller kan worden aangesloten op de vragen van de cliënt en voorkomen kan worden dat cliënten van het kastje naar de muur worden verwezen of langs veel verschillende zorgaanbieders moeten. De snelheid waarmee de hulp op gang komt, is helaas niet goed uit het registratiesysteem te halen. De geregistreerde tijdsduur tussen een aanmelding en een match (beslissing welke hulpverlener met een hulpvraag aan de slag gaat), varieert sterk tussen de teams. Er zijn teams met een gemiddelde tijdsduur van 4,2 dagen, maar ook teams met een gemiddelde tijdsduur van meer dan 20 dagen. Het blijkt dat de match regelmatig pas achteraf in het systeem wordt geregistreerd; deze indicator zegt dus erg weinig en wordt hier daarom verder niet op teamniveau gerapporteerd.
9
Eén gezin één plan Centraal in de visie voor de werkwijze van de Jeugd- en Gezinsteams staat de werkwijze volgens de uitgangspunten van 1 gezin 1 plan. De teams/teamleden is gevraagd in hoeverre zij bekend zijn met en zich voldoende toegerust voelen te werken volgens 1 gezin 1 plan. De antwoorden op deze vraag variëren over de teams. Sommigen achten zich goed bekend en goed toegerust om te werken volgens de uitgangspunten en werkwijze van 1 gezin 1 plan. Anderen antwoorden hier ‘redelijk’ of zelfs matig op. De grootste variatie zit in de mate waarin men werkt met 1 gezin 1 plan. goed/vaak Goed bekend met uitgangspunten/werkwijze 1g1p? Voldoende toegerust om hiermee te werken? Hoe vaak werk je met 1g1p?
matig/soms
8
redelijk/ regelmatig 15
2
18
3
9
11
3
niet/zelden
Ter toelichting geven sommige teams aan dat 1 gezin1 plan sowieso altijd gebruikt wordt ook al voelt men zich niet altijd goed toegerust of gefaciliteerd (door het registratiesysteem). Andere teams daarentegen geven aan dat ze, hoewel goed bekend met 1gezin 1plan, deze werkwijze lang niet altijd gebruiken, maar alleen als er meerdere partijen betrokken zijn. Ook hangt het werken op deze wijze af van de achtergrond van de teamleden. Het digitale format voor gezinsplannen in het registratiesysteem blijkt echter helaas een breed gedeelde bron van frustratie. De drempel om dit te gebruiken blijkt ook uit het aantal gezinsplannen dat in PlusPlan geregistreerd staat. Er zijn in het registratiesysteem 1560 ingevulde gezinsplannen opgenomen. Dit is fors lager dan het aantal aanmeldingen en het aantal cliënten die hulp hebben ontvangen. De meeste teams geven aan dat het werken met het format van 1 gezin 1 plan in het registratiesysteem van de JGT’s voor hen erg lastig is, men kan hier nog onvoldoende mee uit de voeten. Bij gescheiden ouders of bij meerdere kinderen met verschillende hulptrajecten is het niet mogelijk dit in 1 plan vast te leggen. Verder hebben sommige groepen cliënten geen behoefte aan een gezinsplan. Tenslotte komt het regelmatig voor dat teamleden door werkdruk in combinatie met de technische problemen er gewoon niet toe komen om de plannen vast te leggen in het systeem. Er wordt dan gewoon gewerkt met gespreksverslagen. Aandachtspunt is dat het werken volgens 1 gezin 1 plan in de toelichting van sommige teams verengd lijkt te worden tot het invullen van het digitale format voor het gezinsplan. Een deel van de problemen met het registratiesysteem is terug te voeren op het feit dat medewerkers soms nog onvoldoende vertrouwd zijn met de visie en uitgangspunten van 1 gezin 1 plan en de rol van de cliënt daarin en hoe deze visie en uitgangspunten zijn verwerkt in de inrichting van het registratiesysteem.
10
Bekendheid in werkgebied
huisartsenpraktijken
sociale wijkteams
contact mee gelegd
23
23
20
23
20
17
15
9
doorverwijzingen/consultatieverzoeken van ontvangen
23
23
18
22
20
9
9
4
CJG
lokale partners
politie
scholen po en vo
kinderopvang / peuterspeelzl naschoolse opvang
jongerenwerk
Goede samenwerkingsrelaties zijn cruciaal voor het functioneren van de Jeugd- en Gezinsteams. Ondanks de werkdruk blijken de teams inmiddels lokaal goed bekend. Er zijn veelal heel korte lijnen met het netwerk in de omgeving, met name binnen het CJG, en met scholen. In de volgende tabel wordt in beeld gebracht hoeveel teams met genoemde partijen sinds de start contact hebben gelegd en hoeveel teams van genoemde partijen doorverwijzingen ontvangen.
Vrijwel alle teams hebben contacten gelegd met en doorverwijzingen ontvangen van de scholen in hun werkgebied, de huisartsen, de sociale wijkteams en de partners in het CJG. Dit vraagt de nodige inzet en aandacht. Teams hebben hiervoor vaak vaste contactpersonen benoemd. In een aantal gemeenten functioneren geen sociale wijkteams en zijn contacten met andere partijen gelegd, zoals het algemeen maatschappelijk werk en ISD Bollenstreek. De aard van de contacten met de sociale wijkteams zijn nog wat wisselend. Er worden wel cases met elkaar afgestemd of naar elkaar verwezen, maar meerdere teams hebben aangegeven graag meer met de wijkteams samen te willen werken. Contacten met kinderopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn er minder, omdat veel teams de afspraak hebben gemaakt dat de contacten met de opvangcentra via de jeugdgezondheidszorg lopen. Tenslotte hebben de meeste teams wel contacten gelegd met politie en jongerenwerk. Naast bovengenoemde partijen, noemen diverse teams ook lokale partners, zoals kerk, vrijwilligerswerk, een woningbouwcorporatie en dergelijke. De teams geven soms aan dat er erg hoge verwachtingen bij de partners zijn van de JGT’s, wat wel als een extra druk gevoeld is. Soms moeten verwachtingen ook bijgesteld worden, omdat dan het beeld lijkt te zijn dat alles bij het JGT neergelegd kan worden. De teams aan de rand van de regio (Hillegom, Lisse, Boskoop) hebben te maken met contacten (scholen, zorginstellingen e.d.) buiten de regio, wat wel specifieke problemen met zich meebrengt in financiering en werkwijzen. Samenwerking met partners De teams is gevraagd naar hun ervaringen in de samenwerking met: specialistische zorgpartijen zoals Curium, Horizon, Cardea, GGZ Rivierduinen, lokale vrijgevestigden of kleine aanbieders partners uit de veiligheidsketen, zoals Raad voor de kinderbescherming, gecertificeerde instellingen, politie, Veilig thuis, meldpunt zorg en overlast, partijen die optreden bij crisissituaties, zoals het Crisisinterventieteam (CIT) of de crisisdienst van een zorginstelling. Op deze vraag hebben de JGT’s antwoorden gegeven die hun zoektocht in de samenwerking met partners en de zoektocht van de partners in de samenwerking met de teams illustreren. Aan de hand van deze antwoorden kan onmogelijk een objectief beeld gegeven worden van de ervaringen, maar toch wordt hieronder een overzicht gegeven van de ervaringen die de teams rapporteren. Dit kan aanleiding geven voor nadere gesprekken binnen de teams en met de partners.
11
Ervaringen met specialistische zorgpartijen: De samenwerking met zorgorganisaties vraagt veel aandacht van alle teams. Het is belangrijk dat teams de verschillende zorgorganisaties en hun zorgaanbod in de eigen regio kennen om zo ook optimaal gezinnen te kunnen ondersteunen in hun hulpvraag. De onderlinge samenwerking met de zorgpartijen wordt meestal als goed ervaren, hoewel men van beide kanten nog vaak zoekend is naar hoe de lijnen precies moeten lopen en wat men precies van elkaar kan verwachten. Veel organisaties zoeken contact met de JGT’s om hen informatie hierover te geven, maar het is voor teams (nog) niet haalbaar om iedereen langs te laten komen. Digitale informatie zou welkom zijn, maar is niet altijd voldoende aanwezig. Bij het inschakelen van specialistische zorg wordt het lastig genoemd dat veel organisaties eigen aanmeldprocedures kennen, en soms ook nog om beschikkingen vragen. De formulieren van 1 gezin 1 plan worden niet standaard door elke partij gebruikt c.q. geaccepteerd. Het is voor de JGT’s lastig om ook volwassenenzorg in te schakelen voor bijvoorbeeld de ouders. De ervaring is dat administratieve rompslomp met zorgpartijen regelmatig zorgt voor vertraging in de hulp. Verder wordt gesignaleerd dat er voor hele specialistische interventies soms wachtlijsten of ”toelatingseisen” zijn ontstaan. Dit lijken punten te zijn die vooral te maken hebben met de verandering van het stelsel en bijbehorende (werk)processen te zijn van het gehele jeugdveld. De JGT’s merken dat het voor veel medewerkers in zorgorganisaties nog onvoldoende duidelijk is wat het JGT wel/niet doet en hoe de nieuwe werkwijze is. Soms wordt verwacht dat het JGT altijd de zorgcoördinatie op zich neemt of dat verwijzingen alleen maar via het JGT kunnen. In de samenwerking met vooral de grotere/bovenregionale zorgorganisaties hebben de teams met veel verschillende medewerkers te maken. Als met één medewerker de weg is gevonden in de nieuwe werkwijze, moet dat met een ander weer opnieuw worden uitgevonden. Andersom hebben zorgorganisaties te maken met verschillende afspraken in de verschillende regio’s/gemeenten. Ervaringen met lokale vrijgevestigden en kleine aanbieders: De ervaring met lokale vrijgevestigden en kleine aanbieders is nog beperkt. In sommige gemeenten is hier nog nauwelijks ervaring mee, maar is men wel positief. Andere teams geven aan dat deze partijen al vol lopen en aan hun plafond zitten wat betreft financiering of soms helemaal niet gecontracteerd zijn. In een gemeente als Nieuwkoop waar het JGT al langer functioneert is men zeer positief: de ervaring is dat er korte lijnen zijn, dat deze partijen zeer gemotiveerd zijn en buiten bestaande kaders kunnen denken. In verschillende teams neemt een lokale vrijgevestigde/eerstelijns hulpverlener deel aan teamoverleggen; de ervaringen hiermee zijn positief, deze zijn goed op de hoogte van het lokale veld en welke vrijgevestigden welke cases zouden kunnen oppakken. Ervaringen met partners uit veiligheidsketen: Met deze partijen hebben de teams vaak nog niet veel ervaring opgedaan. De beperkte ervaringen zijn wel redelijk positief. Enkele JGT’s geven aan er last van te hebben dat voor deze partijen niet altijd duidelijk is wat de JGT’s wel/niet kunnen. In Kaag en Braassem wordt gesignaleerd dat de partijen uit de veiligheidsketen onderling nauwelijks contact hebben, dat komt dan pas door/via het JGT tot stand. Over Veilig thuis wordt enkele malen aangegeven dat deze samenwerking nog niet naar wens verloopt. Sommige JGT’s geven aan dat Veilig thuis hen laat of niet informeert over zorgmeldingen of aan JGT’s heeft gevraagd hulp te bieden in een gezin zonder dat de ouders hiervan weten of zonder dat Veilig thuis zelf eerst onderzoek in het gezin heeft gedaan. Ook wordt gesignaleerd dat Veilig Thuis te weinig tijd voor de meldingen lijkt te hebben. Een team meldt dat de Jeugdbeschermingstafel goed loopt, maar dat er wel onduidelijkheden zijn over het verzoek tot onderzoek. Enkele teams melden dat cliënten moeite hebben met de manier van werken van de Jeugdbescherming. Ervaringen met partijen die optreden bij crisis: De meeste teams hebben nog weinig ervaring met Crisisinterventieteam of crisisdiensten. De teams die ervaring met CIT hebben, geven wisselende beelden: goede samenwerking wordt gemeld, maar ook onduidelijkheid over wederzijdse rollen of onduidelijkheid over wat een
12
crisissituatie is waarvoor het CIT kan worden ingeschakeld. Dit soort onduidelijkheden is de afgelopen periode overigens ook wel opgehelderd. Vanuit een team wordt zorg geuit om het beperkte aantal crisisplaatsen dat in Leiden beschikbaar is. Algehele terugblik en zorgpunten In de bezoeken die de kwartiermakers hebben afgelegd aan de teams en in de vragenlijst die door de teams is ingevuld is van de gelegenheid gebruik gemaakt om algemene ervaringen te delen en de nodige zorgen en knelpunten uit te spreken. Deze ervaringen en zorgen (buiten al eerder genoemde zorgpunten) worden hierna weergegeven. De start is voor alle Jeugd- en Gezinsteams zwaar geweest, ook voor de 6 proeftuin-teams. Alles was nieuw voor de teamleden: nieuwe collega's, nieuwe werkplek, een nieuwe manier van werken, nieuwe taken (o.a. pgb-beschikkingen) en een nieuwe zorgomgeving (wegvallen functie Toegang van Bureau jeugdzorg). Binnen de nieuwe teams heeft niet iedereen er zelf voor gekozen om in het JGT te gaan werken en de start is dan ook niet voor iedereen vanuit een positieve insteek geweest. Tijd voor inwerken is er voor de meesten niet geweest, vanaf de eerste dag zijn er aanmeldingen binnengekomen. Veranderde taken in nieuwe stelsel Het opheffen van Bureau Jeugdzorg betekende dat er meer en zwaardere casuïstiek bij de JGT’s terecht is gekomen dan in de proeftuinen. Ook is de toelating via BJZ vervallen, waardoor nu veel beschikkingen en verwijzingen via het JGT lopen. De JGT’s zijn bovendien wettelijke taken voor de gemeentes uit gaan voeren. Het toekennen van pgb’s en afgeven van beschikkingen vragen in elk team veel tijd. Dit heeft in de afgelopen maanden grote impact op de teams gehad, die zich hiervoor onvoldoende voorbereid en toegerust hebben gevoeld. Daarbij kwam dat er bij derden veel onduidelijkheid bestond over rol en taken van het JGT. Er zijn vragen of de voor 2015 gecontracteerde jeugdhulp uiteindelijk zal passen bij de vragen. Wat als het team de aanmeldingen niet meer zelf kan oppakken en verwijzen moeilijker wordt, omdat er wachtlijsten in het specialistisch veld kunnen ontstaan? Kunnen er teveel pgb’s afgegeven worden en is het dan mogelijk dat er in de loop van het jaar een stop op pgb’s komt? Welke rol/verantwoordelijkheid heeft het JGT hierin? Hierover moeten JGT’s en gemeenten goed communiceren. Ook zijn er zorgen over de inhoudelijke visie van vrijwilligheid van de hulpvraag: werkt deze wel bij zorgmijders en cliënten die niet of minder in staat zijn om zelf de regie te nemen? Zijn die gezinnen wel voldoende in beeld en kan je dan voldoende vanuit het JGT betekenen? Tenslotte is ook de wereld om de JGT’s heen veranderd: het hele sociale domein staat op de kop, zodat ook vele andere partners zoekend zijn naar ‘hoe het moet’. Organisatie De teams hebben de afgelopen periode last gehad van de onduidelijkheden rondom de op te richten coöperatie en het vertrek van een van de kwartiermakers. In alle teams wordt wel geworsteld met het begrip zelforganisatie. Enerzijds toont men een grote mate van zelfstandigheid, anderzijds mist men soms kaders en ondersteuning, ruimte en tijd om hier vorm aan te geven. Het is onvoldoende duidelijk wat hierin van teams verwacht wordt en wat de teams hierbij kunnen verwachten van gemeenten, coöperatie i.o., moederorganisaties of anderen. De teams geven aan dat er meer rekening gehouden zou moeten worden met de ontwikkelingsfase van het team, de meeste teams hebben nu nog veel ondersteuning nodig. Zelforganisatie is dan iets dat pas op termijn kan worden bereikt. De rol van de coach is voor een aantal teams ook niet altijd even duidelijk. Sommige teams geven aan meer/andere ondersteuning en coaching nodig te hebben. Algemeen wordt aangegeven dat de tijd ontbreekt om vorm te geven aan teamontwikkeling. Hoewel de samenwerking eigenlijk in alle teams van het begin af aan vanzelfsprekend is geweest heeft teamontwikkeling, echt weten wat je aan elkaar hebt en elkaar ook kunnen en durven aanspreken, wel tijd nodig. Met de opgedane ervaringen zijn de proeftuinteams verder dan de andere teams in hun teamontwikkeling en weten ze beter wat ze aan elkaar hebben, zijn ze beter bekend met en in
13
de wijk/gemeente en zijn beter toegerust om de nieuwe taken, de meer en zwaardere aanmeldingen en het werken in een veranderd zorgveld met elkaar op te pakken. Aan de andere kant is de veerkracht bij een aantal van deze teams wel minder geworden. Het gevoel bestaat dat men ook in 2015 nog steeds in een proeftuin aan het werk is en een aantal medewerkers zijn het (opnieuw) pionieren wel moe en vinden het lastig om daar weer energie voor te vinden. Personeel, scholing en toerusting Voor veel teamleden is hun rol in het JGT nieuw; zij krijgen te maken met voorheen onbekende, soms zware, casuïstiek en deze medewerkers voelen zich onvoldoende toegerust en niet bekwaam en/of bevoegd om dit op te pakken. De expertise van de oud-BJZ medewerkers is bij veel van deze casuïstiek onmisbaar. In de teams is soms echter maar één oud-BJZ-er en niet alle oud-BJZ-ers hebben ook de specifieke deskundigheid voor deze casuïstiek. De oud-BJZ-ers die wel voldoende zijn toegerust voelen een grotere verantwoordelijkheid, omdat ze (anders dan voorheen bij Bureau Jeugdzorg) geen of nauwelijks collega’s hebben om op terug te vallen en er geen teamleider en behandelaar is die overstijgend meekijkt. In alle teams is dit onderwerp van gesprek geweest en inmiddels is er wel meer vertrouwen in eigen mogelijkheden, weten wie er wanneer ingeschakeld kan worden, wat de rol van het team hierin is, wat de rol van de coach is, wat de eigen verantwoordelijkheid/ aansprakelijkheid is en de rol van de moederorganisaties daarin. De behoefte aan scholing, borging en uitbreiding binnen het team van de benodigde expertise is groot. Niet iedereen in het team is of voelt zich bekwaam en bevoegd om alle voorkomende casuïstiek op te pakken. Er moet een goed evenwicht gevonden worden tussen werken als generalist en behoud van specialismen. Borgen op langere termijn van alle specialismes in het team vraagt aandacht. Hier zou ook aandacht voor moeten zijn in een scholingsplan. Er is onlangs duidelijkheid gekomen over scholingsbudget en scholingsaanbod. Verschillende teams spreken de zorg uit of dit wel toereikend is. Ook wordt gesignaleerd dat de werkdruk nauwelijks ruimte laat voor scholing. Aangegeven wordt dat continuïteit in de teambezetting heel belangrijk is. In een aantal teams zijn er, gezien de aankondigingen van verdere bezuinigingen, zorgen over deze continuïteit. In een aantal teams zijn er praktische problemen rond bereikbaarheid, dagelijkse bezetting of met z’n tweeën kunnen werken als dat gewenst is. Vooral door onderbezetting, (te) veel parttimers in het team of een (te) klein team.
Tenslotte geven enkele teams in de vragenlijst aan dat de nieuwe werkzaamheden als een functieverzwaring worden ervaren, hetgeen vragen oproept over de inschaling. Facilitair De teams melden vele facilitaire zaken die verbetering behoeven. Bij de start was er weinig voor ze geregeld en de ondersteuning is te beperkt gebleken. Ook nu nog zijn er veel zaken in facilitaire zin die nog geregeld moeten worden, dit kost relatief teveel tijd. Genoemd worden zaken als: - Onvoldoende spreek-/werkruimtes - Graag huisvesting bij CJG; vergroten zichtbaarheid/herkenbaarheid JGT in CJG nodig - Telefonische bereikbaarheid behoeft verbetering - Kantoorinrichting niet arboconform, mede door noodzaak werken met flexplekken - Ontbreken visitekaartjes - Wens om baliemedewerker, administratieve kracht, telefonist te hebben - Veiligheid medewerkers irt inrichting/toerusting gespreksruimten, aanwezigheid backup en vaardigheden. - Office 365 werkt niet goed, gebruiksonvriendelijk - Hardware behoeft uitbreiding/verbetering (toetsenborden, printers, etc) Belemmerend is geweest dat pas onlangs duidelijkheid is gekomen over de teambudgetten om kleine zaken en inkopen (koffie, thee, e.d.) zelf te kunnen regelen.
14
Registratiesysteem De JGT-medewerkers vinden PlusPlan maar beperkt bruikbaar voor de wensen die men heeft, men kan moeilijk de informatie ten behoeve van de dossiervorming erin kwijt. Men vindt het niet goed geschikt voor werken met meerdere kinderen of bij (v)echtscheidingen en moeilijk te gebruiken voor cliënten en derden. Verwijzen op basis van PlusPlan is lastig, het format wordt door sommigen als onprofessioneel beoordeeld, men kan er onvoldoende informatie in kwijt, het is voor diverse zorgaanbieders niet te gebruiken, niet alle gecontracteerde partijen zijn bekend in PlusPlan. Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat PlusPlan ook opgezet is om op een andere manier te gaan werken. Tenslotte is gebleken dat informatie ten behoeve van voortgangsbewaking en rapportage moeilijk uit het systeem verkregen kon worden. Crisis en calamiteiten Een calamiteit als in Kaag & Braassem heeft ons geleerd dat we al veel met elkaar kunnen, maar dat de transitie jeugd ook vraagt om verantwoordelijkheden opnieuw te beleggen. Uiteraard zonder in een nieuwe regelkramp te schieten. Medewerkers (maar ook gemeenten en organisaties) werken daaraan. Tot slot Op grond van deze eerste rapportage sinds de start van de 24 Jeugd- en Gezinsteams kunnen enkele acties worden geformuleerd: 1. Helderheid over Coöperatie i.o. Er dient zo spoedig mogelijk helderheid te komen over de coöperatie en de inrichting en aansturing van de organisatie om de Jeugd- en Gezinsteams heen. Bij welke zaken kunnen de JGT’s ondersteuning vanuit een faciliterende organisatie (de coöperatie) verwachten en welke zaken moeten zij zelf regelen? Het is in de huidige omstandigheden verstandig om de teams zo goed mogelijk te faciliteren in randvoorwaardelijke sfeer. De teams en de coaches moeten hun primaire aandacht op de cliënten en de teamontwikkeling kunnen richten en zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan praktische regelzaken en bureaucratie. 2. ICT-voorzieningen verbeteren De voorzieningen op het gebied van ICT en PlusPlan dienen met voorrang te worden opgepakt ter verbetering. De teams verdienen een professioneel systeem dat goed en klantvriendelijk werkt en waaruit op eenvoudige wijze gegevens te verkrijgen zijn. Daarbij is het ook wenselijk eenduidige en eenvoudige afspraken te maken over de wijze van registratie. 3. Doorontwikkeling visie Het is belangrijk invulling te geven aan doorontwikkeling van de visie van waaruit de teams werken, het meer eigen maken van de uitgangspunten en werkwijze van 1 gezin 1 plan en doorvertaling naar situaties waarbij de hulpverlener te maken heeft met niet kunnende of niet willende ouders. 4. Op peil brengen bezetting Het is gewenst dat snel duidelijkheid komt over het op peil brengen van de bezetting van de nog incomplete teams, en over handelswijze bij teams die nu ondanks goede bezetting te kampen hebben met te hoge werkdruk. Het is tevens gewenst heldere afspraken te maken over vervanging bij ziekte en zwangerschaps-/ouderschapsverlof. Verantwoording: Deze rapportage is tot stand gekomen met behulp van het verslag van bezoeken aan de teams, van cijfers die opgeleverd zijn en van antwoorden op vragenlijsten die zijn ingevuld door alle jeugd- en gezinsteams. Luciënne de Kok heeft meegedacht over opzet van de vragenlijst en rapportage. De concept-rapportage is gelezen en becommentarieerd door coaches en vertegenwoordigers/bestuurders van zorginstellingen. Hun commentaar is grotendeels verwerkt.
15
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Informatiemanagement Jeugdhulp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
Platformtaak volgens gemeente
3.
Vanaf 1 januari 2015 geldt de nieuwe Jeugdwet. In 2013 en 2014 is op verschillende aandachtsgebieden, waaronder Informatiemanagement, veel gedaan om de JGT’s een optimale start te geven met de bijbehorende ICT middelen. Echter, dit betrof een start waarbij er zowel procesmatig, functioneel als technisch nog veel onduidelijkheden waren. Inmiddels is er zicht op een groot aantal verbeterpunten. Hierbij heeft ook KING-VNG ons benaderd om in een 2-tal pilots deel te nemen, aangezien zij ons voor een aantal onderwerpen binnen Jeugd als voorloper zien. Centrale sturing op het proces is nu wenselijk om een redelijk niveau van standaardisering te kunnen bereiken.
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
22 september 2015
1. In te stemmen met de opdracht aan een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp 2. De kosten voor het trekkerschap van deze werkgroep, geraamd € 24.000,- te dekken uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien van de begroting Jeugdhulp 2015.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Dit voorstel heeft als doel om een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp in het leven te roepen waarin de gemeenten samenwerken met de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders aan een gefaseerde uitvoering van een ICTagenda. In het eindrapport van de voormalige Werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland 3D staan een aantal aanbevelingen vermeld die in de nieuwe ICT-opdracht zijn opgenomen.
8.
Inspraak
Niet van toepassing
9.
Financiële gevolgen
Incidenteel: binnen Begroting Jeugdhulp 2015
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO SA Vergadering:
PHO SA
Datum: Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
22 september 2015
Onderwerp: Informatiemanagement Jeugdhulp
Beslispunten: 1. In te stemmen met de opdracht aan een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp 2. De kosten voor het trekkerschap van deze werkgroep, geraamd € 24.000,- te dekken uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien van de begroting Jeugdhulp 2015. Inleiding: Informatiemanagement rond de Jeugd en Gezinsteams (JGT’s) Sinds 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. In 2013 en 2014 is op verschillende aandachtsgebieden waaronder Informatiemanagement, veel gedaan om de JGT’s een optimale start te geven met de bijbehorende ICT middelen. Echter, dit betrof een start waarbij er zowel procesmatig, functioneel als technisch nog veel onduidelijkheden waren. De gewenste werkwijze bij de JGT’s alsmede de daarbij behorende middelen, zijn in de afgelopen maanden een stuk duidelijker geworden. Daarnaast is het nu ook beter mogelijk de wettelijke kaders en richtlijnen die door de overheid zijn geformuleerd, toe te passen. Ook heeft de markt hiervoor nu passende middelen beschikbaar. Voor de JGT’s en de aangesloten Holland Rijnland gemeenten resulteert dit voor nu op hoofdlijnen in de volgende aandachtsgebieden: 1. 2. 3. 4.
Inzet CORV (Collectieve Opdrachten Routeer Voorziening) Organiseren centrale ICT Archief / Dossierbeheer Beveiligd berichtenverkeer
Voornoemde punten moeten concreet opgepakt worden, maar benadrukt wordt dat de ICT agenda als geheel nog een stuk groter is. Rol Holland Rijnland Centrale sturing op het proces is wenselijk om een redelijk niveau van standaardisering te kunnen bereiken. Daarom wordt voorgesteld een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp in het leven te roepen waarin de gemeenten samenwerken met de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders aan een gefaseerde uitvoering van een ICT-agenda. In het eindrapport van de voormalige Werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland 3D staan een aantal aanbevelingen vermeld die in deze nieuwe ICT-opdracht zijn opgenomen.
3
Beoogd effect: Betrouwbare werkprocessen binnen de JGT’s met betrekking tot het berichtenverkeer en een hiervoor centraal georganiseerde ICT. Argumenten: 1.1 Centrale sturing op het informatiemanagement rond de JGT’s is noodzakelijk Op verschillende plekken in verschillende samenstellingen wordt de informatie en automatisering (I&A) van de Jeugd- en Gezinsteams besproken. Dit gebeurt in wisselende samenstellingen op verschillende niveaus. Een echt duidelijke rode draad is niet altijd meer te herkennen. Goed voorbeeld hiervan is het thema 'beveiligd mailen' wat vanuit verschillende plekken nu opgepakt wordt. In plaats van een gezamenlijke oplossing dreigen hiervoor verschillende los van elkaar staande oplossingen te ontstaan. Om deze reden is er vanuit zowel het gemeentelijke veld als van de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders de behoefte om een gemeenschappelijk beeld te hebben van de status en planning van IT en de samenhangende onderwerpen in de regio. 1.2
Het hebben van een centrale ICT-agenda biedt inzicht in de uit te voeren werkzaamheden Concrete doelstellingen van een gezamenlijke werkagenda zijn: i. Welke thema’s zijn er belegd, zodat we gezamenlijk kunnen vaststellen of deze volledig zijn. ii. Per thema: wie is de trekker, wie zijn er betrokken. iii. Planning zodat we weten wanneer welke mijlpalen bereikt worden en hoe we deze samenhang structureel kunnen borgen. 2.1
De opzet van een nieuwe Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp maakt een betere afstemming mogelijk Primair doel van de werkgroep is het organiseren van een structuur waarin de (al lopende) thema's stevig geborgd zijn bij zowel de gemeenten als de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders. Een spin-off is een overzicht van alle lopende thema's. Het is dus niet de bedoeling om besluitvorming te krijgen op de thema's, maar met elkaar te besluiten wie vanuit de gemeenten en wie vanuit de zorgcoöperatie i.o. deze thema's gaat trekken. Belangrijkste hierin is dat we een werkwijze/structuur nastreven waarin werk niet dubbel of op verschillende plekken op verschillende manieren gebeurt. Dit is iets wat nu dreigt te ontstaan of al gebeurt. Een belangrijke inhoudelijke rol zal weggelegd zijn voor de trekker van de werkgroep namens de gemeenten en het aanspreekpunt namens de jeugdhulpaanbieders. 2.1
Het trekkerschap van de werkgroep vergt veel ambtelijke inzet en gaat daarom gepaard met de nodige kosten De werkgroep gaat naast de ambtelijke vertegenwoordiging waar nodig ook bemenst worden door een vertegenwoordiging van de aan de JGT’s verbonden jeugdhulpaanbieders. De afstemming met de 13 gemeenten en de JGT’s over de diverse onderwerpen vergt naar schatting een groot aantal uren. Vooralsnog wordt verwacht dat hier een inzet gedurende de komende 10 à 12 maanden van ongeveer 16 uur per week. Voor de uitvoering van Projectplan Project 3D Holland Rijnland - Werkplan 2014 is een regeling opgezet dat uitgaat van een vergoeding voor trekkers van werkgroepen. Voorgesteld wordt de vorm van deze regeling ook voor deze nieuwe werkgroep te hanteren. Voor de trekkers wordt gerekend met € 12.000 voor een inzet van 1 dag per week op jaarbasis, te vergoeden vanaf een inzet van 1,5 dag per week (400 uur).
4
De totale kosten voor het trekkerschap worden daarmee geschat op € 24.000,-. Deze kosten kunnen worden gedekt uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien, groot € 200.000,- van de begroting Jeugdhulp 2015, die hiervoor nog voldoende ruimte biedt. Via de kwartaalrapportages wordt u over de bestedingsdoelen van deze post op de hoogte gehouden. De gemeente Kaag & Braassem heeft toegezegd een trekker voor de werkgroep, onder de voornoemde financiële voorwaarden, te willen leveren. In de bijlage treft u een korte weergave aan van een aanvang van een dynamische opdracht. Het is het vertrekpunt van de werkgroep met de meest prangende vraagstukken, in de wetenschap dat er meer zaken zich zullen aandienen. Die nieuwe onderwerpen worden dan later aan de agenda toegevoegd. Kanttekeningen/risico’s: Het is mogelijk dat de looptijd van de werkgroep de nu geschatte tijdsduur van 10 maanden overschrijdt. In dat geval zal tijdig teruggekoppeld worden over de consequenties. De scope van de werkgroep dienst vooralsnog beperkt te blijven tot de situatie rond de jeugdhulp. Andere onderwerpen kunnen vooralsnog niet worden opgepakt. Financiën: De totale kosten voor het trekkerschap worden daarmee geschat op € 24.000,-. Deze kosten kunnen worden gedekt uit de post Regionale Uitvoering Onvoorzien, groot € 200.000,- van de begroting Jeugdhulp 2015, die hiervoor nog voldoende ruimte biedt. Via de kwartaalrapportages wordt u over de bestedingsdoelen van deze post op de hoogte gehouden. Communicatie: n.v.t. Evaluatie: Over de voortgang van de werkzaamheden van de werkgroep wordt aan het PHO SA gerapporteerd. Bijlagen: Overzicht werkzaamheden Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp – de aanvang van een dynamische opdracht.
5
Dynamische Opdracht Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp
Inzet CORV De CORV (Collectieve Opdrachten Routeer Voorziening) is een wettelijk verplicht te hanteren ICT instrument om zogenaamde VTO’s (Verzoek tot Onderzoek) in te kunnen dienen bij de Veiligheidsketen (Raad voor de Kinderbescherming, Justitie, enz.). Op korte termijn zal het aantal gebruikers van de CORV binnen de JGT’s sterk uitgebreid moeten worden. Dit is echter een zeer tijdrovende activiteit, aangezien het gebruik van de CORV zowel device-gebonden, persoonsgebonden alsook gemeente-gebonden is. Daarnaast moet voor de betreffende gebruikers het bijbehorende eHerkennings-middel- 3 aangeschaft worden. Voor de langere termijn zijn er gesprekken gestart met vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming, Ministerie van Veiligheid en Justitie alsmede KING / VNG, om het hele werkproces bij de JGT’s waar dus de CORV onderdeel van uitmaakt, optimaal uitgewerkt te krijgen en hierna in nauwe samenwerking functionele en technische aanpassingen door te voeren in de CORV. Actie werkgroep: inrichten CORV op de locaties, werking verbeteren / standaardiseren, werkproces beschrijven en implementatie. Pilot CORV-proces KING-VNG Naast de aanschaf en ontsluiting van de CORV binnen de JGT’s, is het van essentieel belang deze optimaal te positioneren binnen het gehele dienstverleningsproces. In de praktijk blijkt de CORV als middel wel redelijk te functioneren, maar onvoldoende te passen binnen het zorgproces. KING-VNG heeft gevraagd of wij als Holland-Rijnland als pilot willen dienen om er voor te zorgen dat de CORV naadloos kan worden opgenomen in het zorgproces, inclusief de afstemming met 3e partijen zoals vermeld bij het voorgaande punt “Inzet CORV”. Voor deze pilot heeft KING-VNG budget beschikbaar die geheel of voor een deel de kosten zullen dekken van dit traject. Actie werkgroep: in samenspraak met KING-VNG en overige partijen het zorgproces en CORV op elkaar laten aansluiten. GGK GGK staat voor Gegevensknooppunt. Dit is een webportaal waarbij berichten en declaraties uitgewisseld kunnen worden met zorgpartijen en is in te zetten voor zowel Jeugd als WMO. De huidige functionaliteit en werkwijze van het GGK sluit niet aan op de werkwijze zoals deze voor Jeugd toegepast wordt. De verwachting is dat het GGK middels doorontwikkeling steeds meer functionaliteiten krijgt toebedeeld, waaronder het integreren van de CORV. Actie werkgroep: werkwijze en gewenste functionaliteit GGK voor Jeugd inzake berichtenverkeer en declaraties in kaart brengen. Vervolgens in samenspraak met leverancier GGK deze zodanig zien door te ontwikkelen dat inzet optimaal mogelijk is. Organiseren centrale ICT Op dit moment zijn de ICT functies voor beheer en ondersteuning ernstig versnipperd. Onder andere de gemeente, Cardea, leveranciers (Plusplan / CORV) zijn partners in deze. Daarnaast zijn de huidige medewerkers van de JGT’s, afkomstig van verschillende “bloedgroepen” zoals Gemiva, Cardea, Bureau Jeugdzorg, enz. Laatstgenoemde organisaties hebben deze medewerkers voorzien van eigen ICT middelen zoals een laptop en mobiele telefoon, maar moeten hierdoor ook telkenmale geraadpleegd en benaderd worden indien er werkzaamheden
op of aan deze devices uitgevoerd moeten worden. Resultaat van deze situatie is met name dat een JGT medewerker nauwelijks weet waar ICT gerelateerde vragen gesteld moeten worden en heeft inmiddels direct gevolg voor de mate en kwaliteit van zorgverlening. Op korte termijn zal in ieder geval de ingang voor de JGT medewerker waar ICT gerelateerde vragen gesteld kunnen worden, gecentraliseerd moeten worden. Hiermee wordt de JGT medewerker al voor een groot deel ontlast. Actie werkgroep: inrichten centraal ICT meldingspunt voor JGT’s, voorstel standaardisering devices Archief / Dossierbeheer Naast bijvoorbeeld het overbrengen van bestaande dossiers vanuit Bureau Jeugdzorg naar de huidige teams / gemeenten, worden er nu uiteraard ook op dagelijkse basis dossiers opgebouwd alsmede communicatie vastgelegd die op enigerlei wijze gearchiveerd zal moeten worden. Aandachtspunten hierbij zijn onder andere wettelijke bewaartermijnen, wie archiveert wat, informatiebeveiliging, privacy richtlijnen, enzovoort. Het is zaak omwille van financiën en efficiency dit centraal te organiseren en te voorkomen dat iedere gemeente of zelfs JGT, hier een eigen oplossing voor gaat realiseren. Actie werkgroep: opstellen voorstel met plan van aanpak dossierbeheer Beveiligd berichtenverkeer De overheid heeft bepaald dat grote delen van de communicatie tussen zorgverleners, cliënten en ketenpartners, op een beveiligde manier plaatsvindt. Uiteraard omdat privacy in deze absoluut gewaarborgd moet zijn. Hiervoor moeten de communicatie processen beschreven worden waarna een keuze gemaakt kan worden welke middelen hiervoor benodigd zijn en geïmplementeerd moeten worden. Actie werkgroep: beschrijven communicatieprocessen, voorstel voor keuze beveiliging en implementatie
Zoals reeds aangegeven zijn de voornoemde punten geen volledige weergave van de dynamische opdracht aan de Werkgroep Informatiemanagement Jeugdhulp. Dit zijn echter wel de zaken die in het komende half jaar alle aandacht vereisen.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Dienstverleningsovereenkomst Jeugdhulp 20152016 Gemeenten – Holland Rijnland Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
de colleges van Burgemeester en Wethouders van de 13 gemeenten van Holland Rijnland en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren de Dienstverleningsovereenkomst Jeugdhulp 20152016 Gemeenten – Holland Rijnland vast te stellen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
De portefeuillehouders SA hebben afgesproken om de DVO, die eind 2014 is ondertekend om de inkoop van de jeugdhulp regionaal mogelijk te maken, aan te passen. Ten aanzien van de doorgevoerde wijzigingen kan het volgende worden toegelicht: (1) Het karakter van de DVO is financieel-juridisch van aard. Derhalve is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de elementen van de Planning en Control Cyclus. Beleidsinhoudelijke thematieken waarover de samenwerkende gemeenten afspraken kunnen maken of reeds hebben gemaakt zijn uit de DVO gehaald (zoals het verzekeringsmodel Pgb en de inrichting van de bezwarencommissie) of niet toegevoegd (zoals de afspraken over de inrichting en financiering van de jeugdbeschermingstafels), (2) Toegevoegd aan de DVO is de mogelijkheid om een algemene reserve te creëren van waaruit mogelijke tekorten kunnen worden gedekt in artikel 10. Gekozen is voor een formulering en inrichting van deze faciliteit die BTW-proof is. Hierover is overleg gevoerd met een fiscalist van Step in Control. (3) Verder is een aantal inhoudelijke en tekstuele wijzigingen doorgevoerd over zaken onvoldoende precies waren geformuleerd. (4) Tot slot is de DVO gecontroleerd op volledigheid en uitvoerbaarheid ten aanzien van de PC cyclus van Holland Rijnland en de Gemeenten. Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Dienstverleningsovereenkomst jeugdhulp 2015-2016 Ondergetekenden, De gemeenten:
Op grond van artikel 171 Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door:
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland
Pagina 1 van 14
Elk ter uitvoering van het besluit van hun college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 en gelezen het advies van het Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda ("PHO Sociale Agenda") van 12 november 2014, samen te noemen: "Opdrachtgever" en iedere deelnemende gemeente afzonderlijk te noemen: "Gemeente" en Holland Rijnland, hiervoor rechtsgeldig vertegenwoordigd op grond van artikel 21, lid 3 Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland door de voorzitter van het Dagelijks Bestuur, de heer H.J.J. Lenferink, en ter uitvoering van het besluit van het Dagelijks Bestuur van 20 november 2014, verder te noemen: "Opdrachtnemer", samen te noemen: "Partijen",
nemen in overweging dat:
Per 1 januari 2015 gemeenten verantwoordelijk zijn voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp die nu onder verschillende overheden en instellingen valt. Om deze verantwoordelijkheid aan te kunnen, zijn landelijk 42 jeugdzorgregio’s geformeerd, waaronder de regio Holland Rijnland. Dertien gemeenten uit Holland Rijnland, te weten elke Gemeente, hebben afgesproken om de transitie van de jeugdhulp gezamenlijk op te pakken. Gemeente Voorschoten deelnemer is in de regio Holland Rijnland doch geen partij bij deze overeenkomst is. Jeugdhulp als omschreven in artikel 1.1. van de Jeugdwet, kort gezegd, het ondersteunen, begeleiden, behandelen en beschermen van jeugdigen betreft. Opdrachtgever beleid ontwikkeld heeft over het uitvoeren van jeugdhulp. Dit beleid staat verwoord in het ‘Regionale Transitiearrangement Stelselherziening Jeugd 2015’, het Regionale Beleidsplan transitie jeugdzorg Holland Rijnland ‘Hart voor de jeugd’, de notitie ‘Jeugdhulp 2015’ en de notitie ‘gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp’. Opdrachtnemer binnen de door Opdrachtgever gestelde en te stellen beleidsmatige kaders en ter uitvoering van die beleidsmatige kaders, ondersteuning voor het uitvoeren van jeugdhulp moet inkopen bij relevante aanbieders. Elke gemeente zelf zorgdraagt voor een Jeugd- en Gezinsteam, bij het Centrum voor Jeugd en Gezin en elke gemeente zelf de Jeugd- en Gezinsteams aanstuurt. De inkoop van formatie vindt plaats door Opdrachtnemer. Opdrachtgever daartoe een aantal inhoudelijke en technische taken door Opdrachtnemer wil laten uitvoeren. Opdrachtnemer hiertoe bereid is. Partijen de gemaakte afspraken willen vastleggen..
Komen het volgende overeen:
Pagina 2 van 14
DEEL A: ALGEMENE BEPALINGEN; OMVANG EN SCOPE VAN DE OPDRACHT
1. Overeenkomst 1. Opdrachtnemer verricht gedurende de looptijd van deze overeenkomst de in artikel 2 omschreven diensten voor Opdrachtgever conform het in deze overeenkomst bepaalde. 2. Deze overeenkomst gaat per datum van ondertekening in. In afwijking hiervan is het onder deze Overeenkomst slechts toegestaan dat Opdrachtnemer namens Opdrachtgever inkoopovereenkomsten aangaat voor de verlening van jeugdhulp zoals hierna omschreven voor zover deze overeenkomsten niet eerder dan per 1 januari 2015 zijn aangegaan. 3. Deze overeenkomst eindigt op 31 december 2016, voor zover op basis van deze overeenkomst geen andere einddatum zal gelden.
2. Diensten 1. Opdrachtnemer voert namens Opdrachtgever, handelend krachtens daartoe verstrekt mandaat, machtiging en/of volmacht en met inachtneming van het bepaalde in deze overeenkomst de in de leden 2 en 3 omschreven taken uit, ter uitvoering van het in deze overeenkomst bepaalde. 2. Inhoudelijke taken: a. Het voeren van procesregie op de te realiseren transformatie in de jeugdhulp. Opdrachtnemer spant zich in om al datgene te doen om de door Opdrachtgever gewenste transformatie in de jeugdhulp te realiseren, waaronder het tot stand brengen en uitvoeren van het regionaal beleidsplan in overleg en in samenwerking met Opdrachtgever. b. Het ten behoeve van de Opdrachtgever te treffen voorbereidingen tot en het - met inachtneming van daartoe door de Opdrachtgever vastgestelde beleidsmatige kaders - sluiten van overeenkomsten met aanbieders van (onderdelen van) jeugdhulp en het monitoren van de uitvoering door de aanbieders van met hen gesloten overeenkomsten, ter zake van de jeugdhulp, als omschreven in de door elke Gemeente vastgestelde Verordening Jeugdhulp 2015, of zoals deze anderszins per Gemeente luidt. Van de voorbereidingen maakt de in artikel 3, lid 2 bedoelde activiteit deel uit. c. Het ten behoeve van elke Gemeente inkopen van formatie voor de Jeugd- en Gezinsteams en coaches, met inachtneming van daartoe door de desbetreffende Gemeente (en/of het PHO Sociale Agenda) vastgestelde beleidsmatige kaders. d. Het namens elke Gemeente optreden als budgethouder, het accorderen van facturen en verantwoordingen op basis van toetsing aan de gesloten overeenkomsten met de aanbieders en zodanig dat de Opdrachtgever daarmee aan de voor hen geldende verantwoordingsvereisten kunnen voldoen. e. Het aansturen van de derde die voor Opdrachtnemer de in lid 3 omschreven technische taken uitvoert. f. Het archiveren op basis van de Archiefwet van alle relevante (contract)stukken inzake de in dit artikel 2 vermelde taken. 3. Technische ofwel bedrijfsvoeringsondersteunende taken waaronder in ieder geval begrepen: a. Het voeren van contractmanagement, contractbeheer, financiële administratie en betalingen. Pagina 3 van 14
b. Het voeren van periodieke voortgangsgesprekken met aanbieders. c. Het verstrekken van periodieke managementrapportages over budgetuitputting, zorggebruik en prestatie-indicatoren aan elke Gemeente. d. Het adviseren van Opdrachtgever en de afzonderlijke Gemeenten over nieuwe of lopende contracten en over inkoop en inkoopstrategie, voor het bepalen van de in lid 2 onder b. en c. bedoelde kaders. e. Het opstellen van contract- en inkoopstukken. f. Het op verzoek leveren van juridische dienstverlening bij geschillen, zoals het voeren van rechtsgedingen en het afhandelen van aansprakelijkstellingen en het afdwingen van naleving van gesloten overeenkomsten. g. Het organiseren van een servicedesk voor vragen van aanbieders of een Gemeente en de leden van het JGT. 4. Opdrachtgever staat Opdrachtnemer toe de in lid 3 omschreven technische taken door een derde te laten uitvoeren. Indien Opdrachtnemer daartoe overgaat, sluit Opdrachtnemer een dienstverleningsovereenkomst met deze derde, die in lijn is met onderhavige overeenkomst en waarin de aan de derde opgedragen taken nader worden omschreven en gespecificeerd. De looptijd hiervan is gelijk aan de looptijd van onderhavige diensverleningsovereenkomst. 5. Voor de uitvoering van alle hiervoor genoemde taken en/of gebruik van de verstrekte machtiging / volmacht geldt dat Opdrachtnemer zich daarbij houdt aan adviezen en instructies die Opdrachtgever en/of het PHO Sociale Agenda daarover heeft gegeven. 3. Contractering met derden en contractbeheer 1. Opdrachtnemer stelt de voor inkoop van zorg en/of daarmee verband houdende formatie op (het inkoopplan) en legt die ter besluitvorming voor aan Opdrachtgever, door tussenkomst van het PHO Sociale Agenda. 2. Opdrachtnemer voert de contractering voor de inkoop van jeugdhulp ten behoeve van Opdrachtgever uit in de breedste zin van het woord. Hieronder is dus ook begrepen de hele aanbesteding inclusief afhandelen van eventuele aanbestedingsgeschillen en geschillen rondom de gunning, het sluiten van de contracten namens Opdrachtgever (dan wel de Gemeente die het aangaat) en het monitoren op de naleving van de contracten inclusief het afleggen van rekening en verantwoording door de aanbieders en zo nodig handhaven van een correcte naleving van de contracten.
3. Bij het aanbesteden en afsluiten van contracten houdt Opdrachtnemer zich aan: a. De eisen die de wetgeving hieraan stelt en de door Opdrachtgever gestelde beleidskaders en financiële kaders. b. De aan Opdrachtnemer bekend gemaakte inkoopstrategie van Opdrachtgever. c. De door Opdrachtgever vastgestelde en aan Opdrachtnemer bekendgemaakte programma’s van eisen. d. De algemene inkoopvoorwaarden voor diensten 2014-2016, zoals vastgesteld door Opdrachtnemer, welke voor de toepassing van deze overeenkomst door Opdrachtgevers van toepassing is verklaard. e. Adviezen en instructies die Opdrachtgever door tussenkomst van het PHO Sociale Agenda geeft over de af te sluiten contracten. Pagina 4 van 14
4. Opdrachtnemer stemt de inhoud van de beoogde afspraken/overeenkomsten af met de Gemeente die het aangaat, ten einde een juiste aansluiting te borgen met (en consistentie ten opzichte van) overeenkomsten (en de daarin opgenomen voorwaarden) die de desbetreffende Gemeente reeds gesloten heeft in verband met de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Wmo 2015. 5. Opdrachtgever bepaalt in overleg met Opdrachtnemer met welke aanbieders zij contracteren.
zal
4. Advies PHO Sociale Agenda 1. Het PHO Sociale Agenda adviseert over alle af te sluiten contracten en kan daarover instructies geven aan Opdrachtnemer. 2. Een advies komt tot stand op basis van consensus. Is dit echter niet mogelijk, dan geeft een tweederde meerderheid van de stemmen de doorslag. De stemmen van de portefeuillehouders wegen naar rato van het jeugdhulpbudget per gemeente.
5. Mandaat / volmacht en machtiging en begrenzing van de uitoefening daarvan 1.
Opdrachtgever verleent alle noodzakelijke juridische en bestuurlijke medewerking om de werkzaamheden door Opdrachtnemer te kunnen laten uitvoeren en laat de bestuursorganen van de aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten alle daartoe noodzakelijke besluiten (waaronder mandaat- en machtigingsbesluiten zoals bedoeld in artikel 2 lid 1) nemen, waarmee het Dagelijks Bestuur van Opdrachtnemer, respectievelijk de Voorzitter bevoegd is om namens Opdrachtgever, respectievelijk de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten alle publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (en voorbereidingen daartoe te treffen) die nodig zijn voor een correcte uitvoering van deze overeenkomst en de daarin opgenomen taken.
2.
In de te nemen mandaat-, volmacht en machtigingsbesluiten wordt de mogelijkheid van het verlenen van ondermandaat, respectievelijk de mogelijkheid van substitutie geboden.
3.
Opdrachtnemer neemt bij uitoefening van bevoegdheden namens Opdrachtgever krachtens mandaat, volmacht of machtiging, instructies en adviezen ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid in acht. Instructies en adviezen worden gegeven door opdrachtgever met tussenkomst van het PHO Sociale Agenda . Wanneer Opdrachtnemer om bedrijfsvoerings-, financiële- of juridische redenen de adviezen en instructies van het PHO Sociale Agenda onverantwoord acht, treedt zij in overleg met het PHO Sociale Agenda en verzoekt zij het PHO Sociale Agenda zijn advies te heroverwegen. Leidt dit niet tot een voor Opdrachtnemer aanvaardbare uitkomst, dan legt deze de besluitvorming over het betreffende contract terug bij Opdrachtgever.
4.
Partijen realiseren zich dat Opdrachtnemer door gebruik van de in verband met deze overeenkomst verstrekte mandaten, volmachten en machtigingen, handelt namens de aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten en hun respectievelijke bestuursorganen. Als tussen derden, Opdrachtnemer en/of Opdrachtgever, althans de aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten, geschillen rijzen over de uitvoering en uitleg van overeenkomsten - en daarover Pagina 5 van 14
juridische procedures worden of dreigen te worden gevoerd - treden Opdrachtnemer en Opdrachtgever in overleg over daarin door Opdrachtnemer te leveren vertegenwoordiging en bijstand en maken zij afspraken over de aard van de bijstand en vergoeding van de daaraan verbonden (extra) kosten.
DEEL B: PLANNING & CONTROL 6. Begroting en bevoorschotting 1. Opdrachtgever is aan Opdrachtnemer een bijdrage verschuldigd voor de op basis van deze overeenkomst geleverde en te leveren diensten zoals opgenomen in de door opdrachtgever vastgestelde begroting Jeugdhulp, inclusief begrotingswijzigingen, na advies van het PHO Sociale Agenda voor het betreffende jaar. 2. De door iedere Gemeente aan Opdrachtnemer verschuldigde bijdrage in verband met de regionale apparaats- en ICT-kosten van het gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de begroting Jeugdhulp. 3. De door iedere Gemeente verschuldigde bijdrage in verband met de op basis van deze overeenkomst geleverde en te leveren diensten - met inbegrip van de kosten van het sluiten van overeenkomsten met aanbieders van jeugdhulp - wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de begroting (zie ook lid 1). 4. Partijen maken voor 2016 nadere afspraken over de in lid 3 bedoelde bijdrage. Daartoe maakt Opdrachtnemer met ingang van 2015, uiterlijk 1 juni een voorstel voor een inkoopplan dat voor het daarop volgende jaar van kracht is. Het voorstel wordt voor advisering voorgelegd aan het PHO Sociale Agenda en kaderstellend door de colleges en/of de raden van de deelnemende gemeenten vastgesteld. De deelnemende Gemeenten verstrekken daartoe aan Opdrachtnemer met het oog op de voorbereiding van het inkoopplan uiterlijk 1 mei de door Opdrachtgever in dat verband gevraagde gegevens. De deelnemende Gemeenten adviseren in het PHO Sociale Agenda gezamenlijk welke zorg het komende jaar moet worden ingekocht, waartoe in ieder geval in het vast te stellen inkoopplan wordt behandeld: a. de geraamde inkoopvolumes per deelnemende Gemeente, b. de geraamde regionale apparaats- en ICT kosten gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp c. de verdeling van de werkelijke uitvoeringskosten over de deelnemers, waarbij wordt uitgegaan van een verdeling naar rato van het aandeel van elke deelnemer in de inkoop, d. inkoopstrategie per zorgfunctie. Het inkoopplan is vastgesteld nadat het PHO Sociale Agenda heeft geadviseerd over de hierin opgenomen inkoopvolumes. De aan deze overeenkomst deelnemende gemeenten betalen op basis van de begrote bijdrage voorschotten aan Opdrachtnemer, overeenkomstig het hierna bepaalde. 5. Elke Gemeente maakt uiterlijk op de zevende van iedere maand 1/12 deel (inclusief eventuele goedgekeurde bijstellingen van de begroting) van de verschuldigde bijdrage voor jeugdhulp als voorschot over aan opdrachtnemer, specifiek: - Raming Jeugd- en Gezinsteams inclusief coaches exclusief inzet maatschappelijk werk en cliënt ondersteuning zoals gespecificeerd in de begroting Jeugdhulp. - Totale regionale lasten minus de regionale apparaats- en ict-kosten gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp zoals gespecificeerd in de begroting Jeugdhulp. Pagina 6 van 14
6. Elke Gemeente betaalt aan Opdrachtnemer per halfjaar een voorschot voor de regionale apparaats- en ICT kosten gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp (onderdeel 2.4 van de begroting jeugdhulp) verhoogd met de door de Gemeente te betalen (en via het BTW Compensatie Fonds te declareren) BTW. Als blijkt dat de Belastingdienst hier niet mee akkoord gaat, zal deze DVO waar nodig aangepast worden. 7. Opdrachtnemer opent voor de betaling van de in het vorige lid bedoelde bedragen een bankrekening.
7. Beleidsmatige verantwoording; tussentijdse rapportage en meldingen 1. Naast de bestaande overlegvormen (ambtelijk en bestuurlijk) waarin continu terugkoppeling en gezamenlijke ontwikkeling plaatsvindt, voeren Partijen ten minste elk half jaar periodiek overleg over: a. Ontwikkelingen in het gebruik van de jeugdhulp in de betreffende gemeente . b. De uitvoering van deze overeenkomst. c. Het beleid van Opdrachtgever. d. Apparaatskosten. Opdrachtnemer entameert dit overleg. Opdrachtgever ontvangt elk kwartaal terugkoppeling van Opdrachtnemer over de tot dat moment gerealiseerde uitputting van de budgetten en de geleverde prestaties van zorgaanbieders in relatie tot de ter uitvoering van deze overeenkomst afgesloten contracten. Opdrachtnemer geeft daarbij inzicht in de voorgenomen besteding van het resterende budget voor de toekomende periode.
8. Uitgangspunten bij vaststelling van de verschuldigde bijdrage in verband met uitvoering van de opgedragen taken 1. In ieder geval worden de Gemeenten per kwartaal geïnformeerd of het nodig is om de begroting jeugdhulp en de apparaatskosten van Opdrachtnemer bij te stellen. De eventuele begrotingswijzigingen worden in het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland, op voorspraak van het Dagelijks Bestuur en na advisering van het PHO Sociale Agenda vastgesteld. 2. De verdeling van de mogelijke overschotten of tekorten van zowel de jeugdhulpbudgetten als de apparaatskosten van het regionaal opdrachtgeverschap wordt berekend aan de hand van het percentage dat de ingebrachte bijdrage van dat betreffende jaar vertegenwoordigt. 3. De deelnemende Gemeenten dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid om tekorten op de speciaal voor de inkoop van jeugdhulp door Opdrachtnemer geopende bankrekening aan te vullen.
9. Financiële verantwoording en afrekening
Pagina 7 van 14
1. Opdrachtnemer levert gegevens ten behoeve van de P&C-cyclus van Opdrachtgever en het CBS en de Rijksoverheid. 2. Opdrachtnemer geeft bij de jaarrekening inzicht in de besteding van de middelen (= extracomptabel). 3. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de planning & control en voor een rechtmatige en getrouwe besteding van de door Opdrachtgever aan Opdrachtnemer ter beschikking gestelde middelen voor jeugdhulp. 4. Opdrachtnemer ondersteunt Opdrachtgevers bij het opstellen van een begroting voor jeugdhulp en het tussentijds wijzigen van deze begroting. 5. Opdrachtnemer zal aan Opdrachtgever elk kwartaal een managementrapportage leveren uiterlijk binnen twee maanden na verstrijken van dit kwartaal (per Gemeente en in totaal). Er wordt gerapporteerd over de uitputting van de budgetten, de geleverde prestaties van zorgaanbieders in relatie tot hun contracten en een verslag van de met de zorgaanbieders gevoerde gesprekken conform de afspraken opgenomen in de contracten met de zorgaanbieders. 6. Opdrachtnemer voegt bij de jaarverantwoording een goedkeurende controleverklaring die toeziet op een getrouwe en rechtmatige besteding van de gelden en op basis waarvan de accountant van de deelnemende Gemeenten zijn oordeel kan baseren. De controleverklaring met de jaarverantwoording wordt voor 1 mei van het volgende boekjaar aangeleverd bij de deelnemende Gemeenten. Er wordt gecontroleerd op basis van het controleprotocol. Opdrachtgever gaat er vanuit dat iedere gemeente in voldoende mate in de steekproef is opgenomen. 7. Desgewenst, kan iedere Gemeente tweemaal per jaar een voortgangsgesprek plannen met Opdrachtnemer ter zake van onderwerpen die verband houden met de lokale uitvoering en waarover aanvullend informatie gewenst is.
10. Weerstandsvermogen c.q. Algemene Reserve 1. De opdrachtnemer brengt de risico’s in beeld. Bij voorkeur en waar mogelijk worden de risico’s gekwantificeerd en/of ingedeeld naar hoog/middel/laag risico (conform de P&C-cyclus zoals opgenomen in deze DVO). 2. Een Algemene Reserve is toegestaan om voor- en nadelen in de kosten van de Jeugdzorg voor de deelnemende Gemeenten af te dekken en met name bedoeld voor het Verzekeringsmodel 3. Als richtlijn geldt maximaal 5% van de lasten. De minimale Algemene Reserve is € 0,-. Bij zwaarwegende argumenten en na een besluit hierover van het PHO-overleg sociale agenda is afwijking van de richtlijn van 5% tot maximaal 10% van de lasten mogelijk. 4. Het bedrag boven het vastgestelde maximum van de Algemene reserve, vloeit terug naar de deelnemende gemeenten op basis van het afgesproken verdelingspercentage op grond waarvan het regionale budget over de HR-gemeenten is verdeeld. 5. Mocht de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat door vorming van deze reserve belastingplicht ontstaat dan wordt dit artikel in zijn geheel aangepast.
Pagina 8 van 14
DEEL C: OVERIGE BEPALINGEN 11. Gegevensuitwisseling 1. Om Opdrachtnemer in staat te stellen het opdrachtgeverschap goed uit te kunnen voeren stelt Opdrachtgever alle benodigde informatie en gegevens beschikbaar aan Opdrachtnemer. 2. Partijen gaan zorgvuldig met deze informatie en gegevens om en nemen daarbij de betreffende wetgeving, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet basisregistratie personen, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Participatiewet in acht. 3. Partijen stellen hiertoe privacyprotocollen op en sluiten de benodigde beheersovereenkomsten af. 4. Opdrachtnemer zorgt voor de benodigde privacyprotocollen en beheersovereenkomsten met de te contracteren zorgaanbieders en met welke andere partij dan ook, die betrokken is bij het uitvoeren van het opdrachtgeverschap.
12. Personeel 1.
Opdrachtnemer werft voor de uit te voeren taken medewerkers van Opdrachtgever.
2.
Slaagt opdrachtgever hier niet in , dan werft Opdrachtnemer extern.
3.
De personele inzet geschiedt in overleg met Opdrachtgever op detacheringsbasis op de gebruikelijke voorwaarden.
4.
Het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 heeft geen betrekking op de wijze waarop de derde, zoals bedoeld in artikel 2, krachtens de daartoe te sluiten dienstverleningsovereenkomst, de aan die derde opgedragen taken verricht. Over de werving en inzet van medewerkers door de derde, worden separaat afspraken gemaakt.
13. Wijziging en beëindiging van de overeenkomst 1. De overeenkomst kan met wederzijds goedvinden worden gewijzigd of opgezegd, met inachtneming van een redelijke termijn, bijvoorbeeld indien één der partijen object wordt van een gemeentelijke herindeling dan wel wetgeving, besluiten of andere regelgeving van een andere overheid leiden tot een verandering van de uitgangspunten achter deze overeenkomst, waardoor de doelstellingen van de overeenkomst niet meer realistisch zijn. 2. Zowel Opdrachtgever, of één van de aan de overeenkomst deelnemende gemeenten, als Opdrachtnemer kan de overeenkomst via aangetekend schrijven ontbinden in geval van een toerekenbare tekortkoming.
Pagina 9 van 14
3. Een deelnemende gemeente die ophoudt partij te zijn bij deze overeenkomst, ontvangt een eind afrekening met een verrekening van de voorschotten en de daadwerkelijk gemaakte en nog te maken kosten. In deze eindafrekening worden ook de (frictie)kosten opgenomen die verband houden met de opzegging of ontbinding van de overeenkomst”. Indien Opdrachtgever (de omvang van) de opgedragen taken gedurende de looptijd van deze overeenkomst structureel wil verlaten, is Opdrachtgever de daarmee verband houdende frictiekosten verschuldigd.
14. Kostenverrekening na afloop contract Na afloop van de overeenkomst verstrekt Opdrachtnemer aan Opdrachtgever een eindafrekening met een opgave van de van iedere Gemeente afzonderlijk ontvangen voorschotten en de daadwerkelijk gemaakte kosten. De in verband met de opgedragen taken verschuldigde vergoeding wordt vastgesteld en verrekend met de door iedere Gemeente betaalde voorschotten. Is sprake van een tekort, dan draagt elke Gemeente bij aan opheffing van het tekort, naar rato van het aandeel van de respectieve Gemeente in de totale bijdrage van alle deelnemende gemeenten gezamenlijk. Bij onderbesteding van de betaalde voorschotten wordt het resterend budget terugbetaald aan elke Gemeente, naar rato van het aandeel van de respectieve Gemeente in de totale bijdrage van alle deelnemende gemeenten gezamenlijk.
15 Niet-nakoming en aansprakelijkheid 1. Wanneer in deze overeenkomst opgenomen verplichtingen niet worden uitgevoerd of kunnen worden uitgevoerd, dan treden Partijen met elkaar in overleg. In dit overleg wordt in ieder geval de oorzaak van de tekortkoming besproken en de mogelijkheden om de geconstateerde onvolkomenheden binnen een redelijke termijn op te lossen 2. De Partij, of de Gemeente, die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van op hem rustende verplichtingen, is tegenover de andere Partij aansprakelijk voor de door haar, als gevolg van de toerekenbare tekortkoming, geleden dan wel te lijden schade.
16. Uitvoering van deze overeenkomst en onvoorziene omstandigheden 1. Deze overeenkomst wordt uitgevoerd met in achtneming van de door (bestuursorganen van de) afzonderlijke gemeenten vastgestelde beleidskaders en de nadere invulling die daaraan is en wordt gegeven door de adviezen van het PHO Sociale Agenda. 2. Indien zich situaties of omstandigheden voordoen waar deze overeenkomst niet in voorziet, treden Partijen in overleg om hier een oplossing voor te vinden. Hierbij laten Partijen zich leiden door de strekking en de doelstellingen van deze overeenkomst.
17. Geschillen 1. In geval van een geschil tussen Partijen vindt binnen 1 maand na wederzijdse vaststelling van de inhoud van het geschil overleg plaats tussen (ambtelijke) vertegenwoordiging van beide Partijen
Pagina 10 van 14
onder voorzitterschap van een in gezamenlijk overleg gekozen voorzitter. Partijen kunnen zich daarbij laten vergezellen door een deskundige. 2. In geval Partijen niet binnen 3 maanden het geschil in der minne schikken, maken zij het geschil bij de civiele rechter aanhangig.
18. Onverbindendheid van onderdelen van de overeenkomst Indien een of meer bepalingen van deze overeenkomst onverbindend zijn of worden, blijven de overige bepalingen van kracht. Niet-verbindende bepalingen vervangen Partijen door bepalingen die wel verbindend zijn en die zo min mogelijk (gelet op doel en strekking van deze overeenkomst) afwijken van de niet-verbindende bepalingen.
19. Citeertitel Deze overeenkomst kan worden aangehaald als: ‘Dienstverleningsovereenkomst jeugdhulp 2015 2016’.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend op *** juli 2015 te: Alphen aan den Rijn
Naam: Handtekening:
Hillegom
Naam: Handtekening:
Kaag en Braassem
Naam: Handtekening:
Pagina 11 van 14
Katwijk
Naam: Handtekening:
Leiden
Naam: Handtekening:
Leiderdorp
Naam: Handtekening:
Lisse
Naam: Handtekening:
Nieuwkoop
Naam: Handtekening:
Noordwijk
Naam:
Pagina 12 van 14
Handtekening:
Noordwijkerhout
Naam: Handtekening:
Oegstgeest Naam: Handtekening:
Teylingen
Naam: Handtekening:
Zoeterwoude
Naam: Handtekening:
Holland Rijnland
Naam: Handtekening:
Pagina 13 van 14
Pagina 14 van 14
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Aanbod MBO-onderwijs in de regio Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Datum: Besluitvormend
23-9-2015
I.
II. 6.
Datum: Adviserend
Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten.
Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijsarbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBO-niveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
geen
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
PHO Maatschappij 23 september 2015 12.00 – 15.00 uur Gemeentehuis Alphen aan den Rijn 08
Onderwerp: Aanbod MBO-onderwijs in de regio
Beslispunten: I. Meningsvormend te discussiëren of en welk signaal gemeenten gezamenlijk kunnen afgeven om invloed uit te oefenen op de spreiding en inhoud van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio. II. De aanbevelingen van gemeente Noordwijkerhout te bespreken en hierover te besluiten. Inleiding: Wethouder Gotink van Noordwijkerhout (in PHO SA van 20 mei) en wethouder Hoek van Kaag & Braassem (AB van 24 juni) hebben verzocht gebruik te maken van de platformfunctie van Holland Rijnland om de toekomst van het aanbod van MBO-onderwijs in de regio te agenderen. In regio Holland Rijnland zijn vier instellingen actief die middelbaar beroepsonderwijs aanbieden: twee grote (ROC Leiden, ID College) en twee kleine aanbieders (ROC Mondriaan en AOC Wellant). ROC Leiden is onlangs door het kabinet van een faillissement gered. Voorwaarde was dat het ROC gedeeltelijk ontmanteld zal worden waarbij slecht functionerende opleidingen overgenomen worden door andere ROC’s. Tegelijkertijd is het het ID College bezig met herhuisvesting van haar onderwijsaanbod. De vestiging in Katwijk wordt gesloten en het aanbod van het ID College wordt geconcentreerd in Leiden en Alphen aan den Rijn. Door de gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden komt het aanbod van MBO-opleidingen in de regio de komende jaren zowel qua inhoud als huisvesting in beweging. De rol van de gemeenten daarbij is niet duidelijk. Het is voor gemeenten van belang dat zowel voor de optimale afstemming onderwijs-arbeidsmarkt als de kansen van kwetsbare jongeren op MBOniveau 1 en 2 er een kwalitatief goed en toegankelijk MBO-onderwijsaanbod in de regio beschikbaar is. Beoogd effect: Als gemeenten invloed uitoefenen op optimale aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Argumenten: 1.1 Gemeenten hebben belang bij goede aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Bij een herverdeling van het regionaal opleidingsaanbod door gedeeltelijke ontmanteling van ROC Leiden is het van belang dat het opleidingsaanbod aansluit bij de vraag vanuit de regionale arbeidsmarkt. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) adviseert mbo-instellingen om de samenstelling van het opleidingsaanbod af te stemmen met stakeholders zoals de regionale overheid. Dit gebeurt tot op heden niet in de subregio’s of op Holland Rijnland-niveau. Centrumgemeente Leiden voert wel periodiek bestuurlijk overleg met de twee grote ROC’s ID College en ROC Leiden. 1.2 Gemeenten hebben belang bij goed en toegankelijk MBO-onderwijs voor kwetsbare doelgroepen. Gemeenten zijn dan formeel geen partij in het vestigingsbeleid en het
3
1.3
opleidingsaanbod van het MBO-onderwijs, de gemeente is echter wel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet ,WMO, jeugdzorg, leerplicht en RMC-wet. Gebleken knelpunten bij de entree-opleiding (MBO niveau 1, veelal jongeren afkomstig uit het speciaal onderwijs) en de hoge uitval in MBO-2 (jongeren die moeite hebben een startkwalificatie te behalen) baren zorgen. Onderwijs is de beste manier om jongeren te helpen in hun ontwikkeling naar zelfstandige participatie aan de samenleving. De gemeentelijke verantwoordelijkheden vanuit genoemde wetten dienen hierbij als vangnet, niet als alternatief. De gemeenten zijn dus gebaar bij een goed onderwijsaanbod. Concentratie van het MBO-opleidingsaanbod roept vragen op. Wanneer ID College Katwijk sluit en deze opleidingen worden verplaatst naar Leiden, is (op een paar kleine groene opleidingen van AOC Wellant na) binnenkort het volledige MBO-aanbod geconcentreerd in Leiden en Alphen aan den Rijn. De vraag dringt zich op of deze ontwikkeling aansluit bij de vraag naar MBO-onderwijs vanuit jongeren in de diverse gemeenten en sub-regio’s in Holland Rijnland. De fusietoetscommissie MBO-onderwijs adviseert het MBO-onderwijs te organiseren in ‘herkenbare eenheden’ van 1500-2500 deelnemers. Dit is geen weerspiegeling van het huidige aanbod.
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Gemeenten formeel geen partij in bepalen MBO-opleidingsaanbod. Behalve het advies om het opleidingsaanbod af te stemmen met de regionale overheden hebben gemeenten wettelijk geen invloed op het bepalen van het opleidingsaanbod van ROC’s. Om te bewaken dat dit een evenwichtig aanbod is dat aansluit bij de vraag van de regionale arbeidsmarkt worden er in de kwaliteitsafspraken MBO tussen ROC en Ministerie van OCW afspraken gemaakt over de macrodoelmatigheid van het opleidingsaanbod. 1.2 Komen prioritaire sectoren zorg en techniek onder druk? In 2012 zijn de sectoren techniek en zorg als prioritaire sectoren benoemd in het regionaal arbeidsmarktbeleid. Gesteld was dat in de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt gemeenten in hun gesprek met het beroepsonderwijs aandacht zouden vragen voor voldoende (kwalitatieve) onderwijsplekken om de verwachte arbeidstekorten in deze sectoren het hoofd te kunnen bieden. Dankzij succesvol beleid is het aantal techniekdeelnemers toegenomen. Vraag en aanbod van zorgstudenten heeft zich minder duidelijk ontwikkeld. Het benoemen van prioritaire sectoren is een goed instrument om vraag en aanbod van onderwijsplekken en –deelnemers goed op de agenda te krijgen. Indien gemeenten besluiten tot overleg met de ROC’s over het onderwijsaanbod zal aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en daarmee de topsectoren op de agenda komen te staan. Financiën: dit agendapunt betreft een meningsvormende discussie zonder financiële gevolgen voor de begroting van Holland Rijnland. Communicatie: afhankelijk van de uitkomst van de meningsvormende discussie in het portefeuillehouderoverleg sociale agenda wordt bekeken welke inzet er van de afdeling communicatie van gemeenten en/of Holland Rijnland benodigd is. Evaluatie: Indien daar aanleiding toe is wordt dit onderwerp opnieuw geagendeerd of wordt er in de mededelingen van een volgend PHO verslag gedaan van de uitkomsten van afgesproken acties. Bijlagen: I Factsheet aanbod MBO-onderwijs in regio Holland Rijnland. 4
Bijlage I
Factsheet MBO-onderwijs in regio Holland Rijnland
In deze kaart is per gemeente het aantal MBO-deelnemers benoemd (vraag) en het aantal deelnemers van MBO-onderwijs met een vestiging in die gemeenten (aanbod). Cijfers zijn uit 2013-2014 en afkomstig van www.vsvverkenner.nl
Leidse regio: Leiden Leiderdorp Oegstgeest Voorschoten Zoeterwoude Totaal Rijnstreek Kaag & Braassem Alphen aan den Rijn Nieuwkoop Totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 1698 9192 519 0 225 5 354 0 200 0 9197
Duin‐ en Bollenstreek Hillegom Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen Katwijk totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 376 0 475 0 431 0 315 0 658 0 1773 514 4028 514
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 574 0 2280 1363 719 0 3573 1363
Holland Rijnland Leidse regio Duin‐ en Bollenstreek Rijnstreek Totaal
MBO‐deelnemers MBO‐aanbod 2996 9197 4028 514 3573 1363 10597 11074
2996
5
Verkeer naar MBO-vestigingen in en buiten de regio Jongeren gaan niet altijd naar een MBO-instelling die is gevestigd in de eigen regio. Er is redelijk veel grensverkeer naar MBO-vestigingen in andere regio’s. Hierover zijn alleen cijfers bekend op het niveau van de RMC-regio. Knelpunt daarbij is dat Holland Rijnland in twee RMC-regio’s is ingedeeld: de Leidse regio en Duin-en Bollenstreek in RMC 026 Zuid-Holland Noord, de Rijnstreek (samen met regio Gouda) in RMC 027 Zuid-Holland Oost. Gegevens op Holland Rijnland-niveau zijn daarom niet beschikbaar. Wel is voor de vestigingen van de drie grote ROC’s per RMC-regio bekend waar de deelnemers vandaan komen (cijfers 2012-2013): ROC Leiden 25MA deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 vestigingen in RMC Zuid‐Holland Noord 028 Haaglanden 946 0 2133 0 3463 0 797 0
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 0 0 0 0
totaal 946 2133 3463 797
ID College 25LN deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 vestigingen in RMC Zuid‐Holland Noord 028 Haaglanden 1173 98 852 2079 1234 17 79 128
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 3013 363 150 837
totaal 4284 3294 1401 1044
Mondriaan 27GZ deelnemers uit ZH‐O RMC 027 deelnemers uit Haaglanden RMC 028 deelnemers uit ZH‐N RMC 026 deelnemers uit overige regio's
vestigingen in RMC 026 Zuid‐Holland Noord 92 717 290 20
vestigingen RMC 027 Zuid‐Holland Oost 0 0 0 0
totaal 216 12900 1104 851
vestigingen in RMC 028 Haaglanden 124 12183 814 831
Onderwijsaanbod in de regio ROC Leiden heeft 7.098 deelnemers1 verdeeld de volgende vestigingen in Leiden: Vestiging Leiden CS (Bargelaan 190)
Leiden Lammenschans (Betaplein 18)
Opleidingsdomeinen Bakkerij Facilitaire dienstverlening Horeca Orde & Veiligheid Recreatie Sport & Bewegen Toerisme Welzijn Zorg Boerhavecollege (volwassenenonderwijs vmbot, havo, vwo) Bouw Commercie Economie & Recht Handel & Ondernemerschap Hout & Meubel ICT Media & ontwikkeling Mobiliteit & Voertuigen
1
Deelnemers 2.933
3.800
Alle deelnemersaantallen zijn uit schooljaar 2013-2014 en komen van DUO: www.vsvverkenner.nl . Benoemd zijn de deelnemers per vestigingsplek. Dit geeft niet weer waar deze deelnemers woonachtig zijn. Dit kunnen deelnemers zijn woonachtig in een andere RMC-regio.
6
Leiden (Zernikedreef 11)
Techniek Transport & Logistiek Entreeopleiding laboratoriumonderwijs
365 deelnemers, bij Hogeschool Leiden
ID College heeft in regio Holland Rijnland 3.129 deelnemers verdeeld over de volgende vestigingen in Leiden, Katwijk en Alphen aan den Rijn: Vestiging Leiden (Storm Buysingstraat 18c)
Leiden (Rapenburg 23) Leiden (Vijf Meilaan 210) Katwijk (Jan Evertsenlaan 2)
Opleidingsdomeinen Uiterlijke Verzorging Economie entreeopleiding Welzijn
Deelnemers 556
Gezondheidszorg Welzijn Economie
650
265
295
Welzijn Gezondheidszorg Alphen aan den Rijn (Ambonstraat 1)
Entreeopleiding Economie Orde & Veiligheid Welzijn Gezondheidszorg Sport & bewegen Entreeopleiding
1.363 deelnemers
ROC Mondriaan heeft in regio Holland Rijnland 452 deelnemers in opleidingsdomein gezondheidszorg en welzijn op de vestiging Vondellaan 35 Leiden. Leidse instrumentmakers School (LiS) heeft 171 deelnemers op de vestiging Einsteinweg 61 Leiden. De LiS) verzorgt de 4 jarige opleiding tot Research instrumentmaker, een BOL (Beroeps Opleidende Leerweg) opleiding op MBO niveau 4. Wellant is een AOC (Agrarisch Opleiding Centrum) en heeft in regio Holland Rijnland 224 deelnemers verdeeld over de volgende vestigingen: Rijnsburg (Sandtlaan 98) 219: deelnemers (hier is ook een VO-afdeling gevestigd) Oegstgeest (lange Voort 70): 5 deelnemers (hier is ook een VO-afdeling gevestigd) Opleidingen: Flower design Green production, richting Plant Green production & Business, richting Plant
Groothandel & Logistiek Stedelijk groen & natuurbeheer Indoor design
Hoe het opleidingsaanbod van ROC’s wordt bepaald ROC’s bepalen zelf welke opleidingen ze aanbieden. Mbo-instellingen zijn en blijven verantwoordelijk voor een doelmatig opleidingsaanbod. Het regionale bedrijfsleven en andere partijen zoals vmbo, hbo en lokale overheden helpen bij een goede afstemming. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) helpt regio's bij de dialoog tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Feiten en cijfers, gelegitimeerd door onderwijs en bedrijfsleven, zijn hiervoor de basis. De kenniscentra (onderdeel van SBB) leveren sectorale arbeidsmarktinformatie.
7
SBB heeft in een advies aan de MBO-instellingen beschreven hoe het afstemmingsproces over (macro)doelmatigheid tussen onderwijs en bedrijfsleven, en daarmee de keuze voor het opleidingsaanbod plaats kan vinden2. Hierbij worden de volgende stappen gezet: Het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven neemt deel aan het regionale overleg. De mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven adviseren over de landelijke opleidingsbehoefte De mbo-instelling legt verantwoording af over gemaakte keuzes in het jaarverslag De mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven maken gebruik van gelegitimeerde feiten en cijfers vanuit SBB De mbo-instelling stelt een doelmatig opleidingenportfolio op, op basis van de volgende variabelen: Arbeidsmarktrelevantie: de vraag op de arbeidsmarkt naar arbeidskrachten met een bepaalde opleiding, zowel actueel als toekomstig Studieloopbaanrelevantie, waaronder ook doorstroom naar het hbo Beschikbare stageplaatsen en leerbanen Aantal deelnemers Kwaliteit Bereikbaarheid: reisafstand tussen woonplaats en opleiding Organiseerbaarheid in de instelling De besluitvorming over welke opleiding uiteindelijk door de mbo-instelling aangeboden wordt, vindt op het niveau van het College van Bestuur plaats. De mbo-instelling stemt het opleidingenportfolio af met het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven Het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven stelt de eigen opleidingsbehoefte voor de opleidingen uit hun sector vast De mbo-instelling stemt af met andere onderwijsinstellingen (op regionaal niveau) De mbo-instelling stemt af met andere stakeholders: zoals de regionale en eventuele bovenregionale overheid, vo en hbo over bestaande en nieuwe opleidingen, het stoppen van opleidingen en het verplaatsen van opleidingen. De partijen leggen de afspraken vast in een vastgesteld afstemmingsverslag. Partijen dragen zorg voor een goede documentatie. Bij geschillen schakelen mbo-instellingen en het sectoraal (georganiseerd) bedrijfsleven de onafhankelijke geschillencommissie ingesteld door SBB in. Aanbevelingen gemeente Noordwijkerhout: Realiseer een (sub-)regionaal overleg, waarbij de MBO’s en de gemeenten hun beleid op elkaar kunnen afstemmen en samen kunnen werken aan de uitvoering van de participatiewet. -
Er is een dialoog/samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. De lijst opleidingen in ogenschouw nemende, lijkt het alsof bij sommige bedrijfssectoren het contact verloren is gegaan. Een heel duidelijk voorbeeld is de agrarische sector. Die is zeer sterk vertegenwoordig in de Bollenstreek en in de Rijn- en Veenstreek. De BBLopleiding voor de land- en tuinbouw wordt eigenlijk helemaal gemist, terwijl er in het verleden in deze sector toch veel BBL-trajecten waren. Met alle respect voor de inzet van Oost-Europese arbeiders: het zou heel wenselijk zijn als er op MBO-1 en MBO-2 niveau een goed aanbod wordt gerealiseerd, in samenwerking met de werkgevers.
2
Op http://www.s-bb.nl/files/2015/bestanden%20divers/Advies-werkwijze-doelmatigheid.pdf staat de werkwijze voor het afstemmingsproces tussen onderwijs en bedrijfsleven over (macro)doelmatigheid van SBB beschreven.
8
Breng ook in kaart wat de werkgevers tegenhoudt om mensen in een BBL-traject aan te nemen. -
Geef veel aandacht aan MBO-1 en MBO-2 leerlingen, zowel wat betreft het onderwijsaanbod, als de locatie. Het gaat hier om een kwetsbare groep leerlingen, vaak met grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het is van het grootste belang dat deze jonge mensen in de vormende leeftijd van 16, 17 en 18 jaar een opleiding in combinatie met werk kunnen volgen. De dagbesteding en de structuur zijn daarbij nog belangrijker dan de inhoud van het werk. Er moet actief gewerfd worden voor BBLplaatsen in de bedrijfssectoren en ook hier moet aandacht zijn voor wat werkgevers eventueel tegenhoudt om deze groep leerlingen een werk/opleidingsplek te geven.
9
BEOORDELING AANVRAAG FUSIE Zaaknummer AFO 150 De aanvragende partijen zijn: De stichting ROC Leiden, Centrum voor Educatie en Beroepsonderwijs in de regio Leiden en Duin- en 1 Bollenstreek , statutair gevestigd te Leiden. De rechtspersoon heeft iets minder dan 600 fte in vaste 2 en tijdelijke dienst en de totale baten bedroegen in 2013 ongeveer 75 miljoen euro. De stichting is verantwoordelijk voor de instandhouding van: • Regionaal Opleidingencentrum Leiden (hierna: ROC Leiden) met twee locaties waar mboonderwijs wordt aangeboden in Leiden, gelegen bij het centraal station en bij station 3 Lammenschans. De instelling telt op 1 oktober 2014 ruim 9.000 mbo-studenten verspreid over in totaal 189 zogeheten “kwalificaties”. Per opleiding is er sprake van grote variatie in het aantal studenten: in 21 van deze opleidingen staat bijvoorbeeld één student geregistreerd (bijv. stratenmaker), terwijl meer dan 400 studenten de opleiding mbo-verpleegkundige volgen en 250 studenten de opleiding “manager/ondernemer horeca”. Deze instelling biedt verder “educatie” aan voor volwassenen die voldaan hebben aan hun inburgeringsplicht. Op 1 oktober 2014 waren er 237 educatiedeelnemers.4 • Het Boerhaave college, dat gericht is op het geven van Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs (hierna: VAVO). Het VAVO is bedoeld voor meerderjarigen en onder voorwaarden ook voor 16- en 17-jarigen. Het Boerhaave college heeft bovenbouw: 3 en 4 vmbo-theoretische leerweg, 4 en 5 havo en 6 vwo in alle sectoren en profielen van het reguliere voortgezet onderwijs. Op 1 oktober 2014 telde dit college 555 studenten. De stichting Regionaal Opleidingen Centrum ID College 5, statutair gevestigd te Gouda. Er waren in 2013 rond de 900 fte in dienst. De totale baten bedroegen in 2013 iets minder dan 86 miljoen euro.6 De stichting is verantwoordelijk voor de instandhouding van: • ROC ID College met momenteel dertien locaties in Alphen aan den Rijn, Gouda, Katwijk, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Schoonhoven, Woerden en Zoetermeer. De instelling telt op 1 oktober 2014 bijna 10.600 mbo-studenten verspreid over in totaal 125 “kwalificaties”. Evenals bij het ROC Leiden varieert het aantal leerlingen per kwalificatie van 1 student (bijv. assistent schilder) tot aan ruim 600 voor mbo-verpleegkundige en meer dan 900 voor de opleiding “verzorgende”. Daarnaast telt de instelling bijna 1.500 educatie-deelnemers en volgen meer 7 dan 400 studenten een VAVO-opleiding te Gouda, Woerden of Zoetermeer.
1
Werkgeversnummer 40855 met BRIN-nummers 25MA (ROC Leiden) en 30NK (Boerhaave College). Bron: Jaarverslag 2013 ROC Leiden. 3 Bron: DUO, bekostigingstelling 1 oktober 2014. De Wet educatie en beroepsonderwijs spreekt van deelnemers. De landelijke vertegenwoordiger het JOB noemt zich een studentenraad. Ook het ministerie van OCW spreekt sinds kort over “studenten”. De CFTO kiest ervoor de termen mbo-leerlingen en studenten beide te gebruiken, omdat het bij deze groep ook gaat om minderjarigen van bijvoorbeeld 16-jarige leeftijd. 4 Bron: ROC Leiden, 19 januari 2015. De basis op orde. Voorstel voor verbeterprogramma ROC Leiden. 5 Werkgeversnummer 40800 met BRIN-nummer 25LN (ROC ID College). 6 Bron: Jaarverslag 2013 ID College. 7 Anders dan bij het ROC Leiden vormt de VAVO hier geen aparte instelling of school. 2
1
Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd: • Eerst wordt het beleidsmatig en juridisch kader voor mbo-fusies beschreven (paragraaf 1); • Daarna wordt ingegaan op het proces rond de aanvraag en de feitelijke documentatie, mede in relatie tot het beroep op urgentie en de toepassing van de spoedprocedure (paragraaf 2); • Vervolgens beschrijft paragraaf 3 wat volgens de Colleges van Bestuur de aanleiding is tot de fusie, welke doelen zij nastreven, welke gevolgen zij zien van de fusie en welke stappen er nog moeten worden gezet en welke aanpak zij daarbij voor ogen hebben; • In paragraaf 4 wordt ingegaan op de mate waarin de besluitvorming over de fusie zorgvuldig verloopt vanuit het perspectief van de medezeggenschap van de beide ROC’s en de vraag of er voldoende draagvlak is onder studenten en personeelsleden; • Vervolgens wordt ingegaan op de gevolgen van de fusie voor de keuzevrijheid, de macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod in de regio en de bestuurlijke verhoudingen (paragraaf 5). Daarbij wordt beschreven wat de zienswijzen zijn van externe stakeholders; • Het rapport eindigt met een uitgebreide samenvatting van de bevindingen, waarna de hoofdconclusies worden getrokken die de basis vormen voor fusie-voorwaarden (paragraaf 6).
1.
Beleidsmatig en juridisch kader mbo-fusietoets
Bij de beoordeling van de fusiedocumenten en de informatie die de commissie heeft verkregen via de schouw, wordt rekening gehouden met het beleidsmatig en juridisch kader voor de mbo-fusietoets. Dit kader wordt hieronder beschreven. 1.1.
Focus op vakmanschap en introductie “gemeenschap van mbo-colleges
Aanvragers verwijzen in hun fusie-effectrapportage naar de brief van de minister van OCW van 2 juni 2014 over de toekomst van het middelbaar beroepsonderwijs “ruim baan voor vakmanschap” en hebben deze Kamerbrief bij de stukken ter beoordeling gevoegd. Met aanvragers ziet de CFTO dit als een brief, waarin belangrijke beleidsmatige kaders worden geschetst waarbinnen de fusie-aanvraag dient te worden beoordeeld. In de brief worden enkele uitspraken gedaan die direct relevant zijn voor de beoordeling van deze fusie. Zo geeft de minister van OCW aan, dat zij lessen wil leren van de ontstane financiële problematiek zoals rondom de Amarantis Onderwijsgroep. De minister constateert dat het leiden van een grote onderwijsorganisatie in deze tijd hoge eisen stelt aan de kwaliteit en mentaliteit van bestuurders en toezichthouders. Uit onderzoek, ook in andere onderwijssectoren, blijkt dat het studiesucces van een student toeneemt wanneer hij zich thuis voelt op een school en deel uitmaakt van een (kleine) groep. Dat thuis voelen, waarvoor contacten met medestudenten en docenten uiteraard belangrijk zijn, wordt ook gezien als een goede bescherming tegen voortijdig schoolverlaten en studievertraging. De afstand tussen het bestuur en het primaire proces moet niet te groot zijn: “De situatie bij de Amarantis Onderwijsgroep heeft ons geleerd dat het streven naar een zo groot mogelijke schaal en harde onderlinge concurrentie het onderwijs geen goed doen. Bestuurders komen dan op grote afstand te staan van waar het werkelijk om gaat, namelijk het geven van goed onderwijs. De menselijke maat moet daarom stevig verankerd zijn in de instelling.” Concreet wordt voorgesteld om een nieuw bestuurlijk model te introduceren, namelijk de gemeenschap van mbo-colleges, waarbinnen het onderwijs wordt georganiseerd in aparte colleges. De colleges kunnen zijn gericht op een bepaalde branche of sector. Deze faciliteit houdt in dat instellingen de zogenaamde organisatorische eenheden beter kunnen positioneren als mbo-colleges met een directeur - als faciliteit om menselijke maat en onderwijskundig leiderschap te versterken. De instelling als geheel kan zich dan gemeenschap van mbo-colleges noemen. De minister van OCW zal een voorstel doen om de positie van de mbo-collegedirecteur vanaf 1 augustus 2017 te verankeren in de wet, de titel “gemeenschap van colleges” in die wet vast te leggen, en daarbij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het college van bestuur en de collegedirecteur nader uit te werken. De minister wil bewerkstelligen dat na een fusie het onderwijs kleinschalig wordt aangeboden, met name door gebruik te maken van het bestuurlijke model van de gemeenschap van mbo-colleges en zal de fusietoets voor het mbo in lijn hiermee aanpassen.
2
1.2.
Beleid ten aanzien van fusies en de fusietoets
De minister van OCW stelt in de brief van 2 juni 2014, dat de fusietoets een belangrijk instrument is voor het behoud van de menselijke maat en keuzevrijheid in het onderwijs. Te veel fusies kunnen de keuzevrijheid in het onderwijs aantasten. Daarnaast kunnen te grote instellingen en schoolbesturen de afstand tussen bestuur en werkvloer te groot maken, waardoor de legitimiteit van het bestuur in gevaar komt. Daarom is het noodzakelijk dat er een goed werkende fusietoets is en blijft. Afhankelijk van de regionale context kan het zinvol zijn dat twee mbo- rechtspersonen of -instellingen gaan fuseren om aanbod te krijgen dat doelmatig en arbeidsmarktrelevant is. Een fusie moet dienstig zijn aan een betere kwaliteit en tegelijkertijd moet voorkomen worden dat er instellingen ontstaan die los van de context van de eigen omgeving opereren. De Commissie Fusietoets Onderwijs (CFTO) voert deze toets uit. Dit is maatwerk. De minister van OCW geeft verder aan, dat de fusietoets zwart/wit van karakter is: een fusie kan alleen 100% worden goedgekeurd, of 100% afgekeurd. Fusietoetsen in andere sectoren, zoals de zorg, hebben meer handelingsruimte. Dit kan voor het mbo interessant zijn, zo stelt de minister. Er worden vier concrete voorstellen gedaan ten aanzien van de fusietoets: a) In de fusietoets zal voorop staan dat studenten moeten kunnen kiezen voor een beroepsopleiding naar keuze. Dit zal in situaties van krimp zwaarder wegen dan de keuze tussen meerdere aanbieders, zeker als deze min of meer hetzelfde aanbod kennen. Dat laatste zal zich voordoen bij meer verspreide opleidingen in stedelijke gebieden; b) In de fusietoets zal worden verdisconteerd dat instellingen alleen mogen fuseren als het onderwijs op een kleinschalige manier wordt aangeboden. De borging van de menselijke maat moet op een overtuigende manier worden aangetoond. Dit kan onder meer door gebruik te maken van het nieuwe model van de gemeenschap van mbo-colleges. De beoogde inwerkingtreding van deze aanpassing van de regeling fusietoets is vanaf 1 augustus 2015; c) Verder is het belangrijk om betere voorlichting te geven over de fusietoets. De minister van OCW heeft daarom met de CFTO afgesproken dat de commissie een leidraad zal uitbrengen bedoeld voor alle stakeholders in de mbo-sector, waaronder de vertegenwoordigers van de onderwijsbesturen, leerkrachten en studenten, en d) Bij de wetsevaluatie wordt bekeken of het mogelijk is fusies onder voorwaarden toe te staan.8 De brief is een vervolg op beleid voor fusies in de mbo-sector dat is uiteengezet in de brief van de staatssecretaris van OCW van 23 januari 20099. Daarin geeft de regering aan dat besturen in het onderwijs terughoudend dienen te zijn met fusies en dat specifiek voor fusies tussen mbo-instellingen de regering het uitgangspunt “nee-tenzij” zal hanteren: • “Dat wil zeggen dat ik alleen in het uiterste geval, dus als de continuïteit van scholen, opleidingen of instellingen in het geding is, fusies toesta. Dit onder de voorwaarde dat keuzevrijheid, variëteit (minimaal een breed dekkend aanbod van beroepsopleidingen voor de regio) en bereikbaarheid zo goed mogelijk zijn gewaarborgd. • Verder zal ik bij mijn oordeel ook de procesvoorwaarden betrekken die in de brief van 28 november over de menselijke maat in het onderwijs werden genoemd: zijn ouders, leerlingen, studenten en personeel voldoende geraadpleegd en is onder die geledingen voldoende draagvlak verworven? Is een zogeheten fusie-effectrapportage (in enige vorm) toegepast waarin het bestuur de doelen, kosten en baten van de fusie formuleert? Zijn andere rechtsvormen overwogen?” 1.3.
Juridisch kader beoordeling mbo-fusies
Beoordeling besturenfusie Het beleid is neergeslagen in de Wet Fusietoets en nader uitgewerkt in de beleidsregels. In artikel 16 van de Regeling en beleidsregels fusietoets (hierna: de Regeling) wordt omschreven in welke situaties sprake is van een significante belemmering van de variatie in het onderwijsaanbod bij een bestuurlijke
8 9
In antwoord op Kamervragen over een fusie van ROC Amsterdam en ROC Flevoland is dit herhaald. Kamerstukstukken II 2008/09, 31135, nr. 18.
3
fusie in de mbo-sector. Uit dit artikel blijkt, dat elke besturenfusie één voor de wet significante belemmering van de keuzevrijheid oplevert tenzij er een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat: “ Bij een bestuurlijke fusie kan er sprake zijn van een machtsconcentratie op het niveau van de rechtspersonen die een onderwijsinstelling in stand houden. Een dergelijke fusie kan zich voordoen tussen rechtspersonen die in geheel verschillende delen van Nederland onderwijsinstellingen in stand houden. [… ] Een bestuurlijke fusie lijkt veelal personeel van de onderwijsinstelling en/of deelnemers en hun ouders niet direct te raken, maar kan niettemin invloed hebben op de keuzevrijheid. Wanneer een instelling onder een andere rechtspersoon komt te vallen, kan dit immers invloed hebben op zaken als identiteit van de instelling. Schaalvergroting op bestuurlijk niveau kan er in de praktijk toe leiden dat in (een deel van) Nederland alleen maar instellingen met een bepaalde identiteit in stand gehouden worden. De keuze voor deelnemers en hun ouders uit onderwijsaanbieders zou bij een te beperkt aantal rechtspersonen in Nederland dat onderwijsinstellingen in stand houdt, verschralen. Daarnaast kan een bestuurlijke fusie mogelijk leiden tot belangenverstrengeling, omdat één rechtspersoon na de bestuurlijke fusie de voorheen onder meerdere rechtspersonen ressorterende instellingen in stand houdt. Om bovengenoemde reden wordt elke bestuurlijke fusie waarbij twee of meer instellingen zijn betrokken als een significante belemmering aangemerkt.” Beoordeling instellingenfusie In artikel 17 van de Regeling wordt omschreven dat in ieder geval sprake is van een significante belemmering bij het samenvoegen van twee mbo-instellingen indien er als gevolg hiervan een afname in variatie van het onderwijsaanbod of onderwijsaanbieders is in het gebied dat gezien de omgeving en onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de deelnemers is gelegen. Uit de toelichting bij het artikel blijkt: “Het ligt daarbij wel in de rede dat maatschappelijk aanvaarde afstand op het platteland anders is dan die in de Randstad. De maatschappelijk aanvaarde afstand zal groter worden, naarmate het betreffende onderwijsaanbod specifieker en unieker is. Wanneer als gevolg van de voorgenomen fusie er een drastische teruggang is van het aantal opleidingen dan wel een concentratie op één of enkele locaties waardoor de maatschappelijk aanvaarde afstand onder druk kom, kan worden geoordeeld dat er sprake is van een significante belemmering.” Rechtvaardigingsgronden De significante belemmering van de keuzevrijheid die gelegen kan zijn in een bestuurlijke of institutionele mbo-fusie kan zijn gerechtvaardigd als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 19 van de Regeling: het aanwezig zijn van één of meer aannemelijke rechtvaardigingsgronden. Geheel goedkeuren of geheel afkeuren van de besturen- en instellingenfusie De vraag is of de wet de ruimte biedt aan de minister van OCW om bij mbo-fusies apart te besluiten over de bestuurlijke en de institutionele fusie, zoals dat in het funderend onderwijs het geval is. Dit zou tot 2007 ook mogelijk geweest zijn binnen de Wet educatie beroepsonderwijs, maar door een 10 technische wijziging van de wet is deze mogelijkheid vervallen. In de mbo-sector is nu bij wet
10
In de periode van 1995 tot aan 2007 zou dit wel mogelijk zijn geweest .Het gaat hier in de kern om het verschil tussen een Bestuurlijk Geïntegreerde Instelling (hierna: BGI) en een Institutioneel Geïntegreerde Instelling (hierna: IGI). Deze beide modellen zijn bij de totstandkoming van de Wet educatie beroepsonderwijs e midden jaren 90 van de 20 eeuw nadrukkelijk onderwerp geweest van politiek debat. Het toenmalige regeerakkoord stelde: “ Voor een goede aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt is regionale integratie van beroepsonderwijs, leerlingwezen en volwasseneneducatie (zgn. ROC-vorming) noodzakelijk. In het algemeen verdient fusie van de betrokken instellingen de voorkeur; omdat hiertegen in bepaalde gevallen gegronde bezwaren kunnen bestaan, wordt zij niet dwingend opgelegd.” In de wet is de mogelijkheid gecreëerd via het toenmalige artikel 1.3.2 over “regionale opleidingscentra in een samenwerkingsverband” om onder één bevoegd gezag twee instellingen te hebben, die samenwerken rond kwaliteitszorg, financieel beheer, personeel en onderwijsexamens. In 2007 is op initiatief van de toenmalig staatssecretaris van OCW besloten om in het kader van deregulering en verlaging van de lastendruk dit artikel te schrappen. Daarmee is de wettelijke regeling van het BGI-model komen te vervallen. De regering heeft het voorstel om dit model te schrappen als volgt toegelicht: “ Verder is de bepaling inzake de regionale opleidingscentra (ROC ’ s) in een samenwerkingsverband
4
geregeld dat iedere instelling een College van Bestuur (hierna: CvB) heeft. Dit maakt dat wanneer één rechtspersoon twee instellingen in stand houdt voor ieder van de instellingen een CvB moet zijn ingericht, die ieder eindverantwoordelijkheid draagt op grond van de onderwijswetgeving voor de instelling. Daarenboven schrijft de onderwijswetgeving voor dat een lid van het CvB van een instelling niet tevens zitting kan hebben in het CvB van een andere instelling. Dit laatste heeft tot gevolg dat een rechtspersoon die twee mbo-instellingen in stand houdt liefst drie bestuursorganen moet inrichten: twee Colleges van Besturen en één overkoepelend bestuur in de zin van de Wet. En dit zonder dat een bestuurder in meer dan “één bestuursorgaan” van de rechtspersoon zitting kan hebben. De conclusie is dat de goedkeuring van een bestuurlijke fusie onder de huidige wet zal moeten leiden tot de goedkeuring van een instellingenfusie, of dat de afkeuring van een instellingenfusie moet leiden tot de afkeuring van een besturenfusie. De commissie ziet daarom aanleiding beide aanvragen tegelijkertijd en in samenhang te beoordelen.
2.
Aanvraag: volledigheid en spoedprocedure
De Colleges van Bestuur van beide instellingen hebben een aanvraag ingediend voor goedkeuring door de minister van OCW van een bestuursoverdracht per 1 mei 2015, waarna het de bedoeling is op afzienbare termijn over te gaan tot een institutionele fusie. Er resteert derhalve na goedkeuring van beide fusies één rechtspersoon met een college van bestuur verantwoordelijk voor één bekostigde instelling. Op 1 april 2015 is bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: DUO) de fusieaanvraag ingediend en gelijktijdig hebben de aanvragers het secretariaat van de CFTO de stukken toegestuurd. Bij deze aanvragen zijn de volgende bijlagen gehecht: • Bijlage 1: Fusie-effectrapportage (“FER”). • Bijlage 2A-D: Verklaringen van de betrokken medezeggenschapsorganen dat zij geen bezwaar hebben tegen het verkennen van de route van bestuursoverdracht. • Bijlage 2E-H: Adviesaanvragen aan de betrokken medezeggenschapsorganen, vooruitlopend op de uiteindelijke vraag om instemming c.q. op overeenstemming gericht overleg. • Bijlage 2I: Afschrift van de akte houdende de intentieovereenkomst tussen Stichting ROC Leiden, Centrum voor Educatie en Beroepsonderwijs in de Regio Leiden en Duin & Bollenstreek ("Stichting ROC Leiden") en Stichting ROC ID College. • Bijlage 3: Brief van de Minister van OCW van 13 februari 2015, inclusief bijlagen (3A en 3B). • Bijlage 4: Brief van de Minister van OCW van 2 juni 2014. • Bijlage 5A: Portfolio van de door ROC ID College aangeboden opleidingen. • Bijlage 5B: Portfolio van de door ROC Leiden aangeboden opleidingen. • Bijlage 6A: Jaarstukken 2013 Stichting ID College. • Bijlage 6B: Conceptjaarstukken 2014 Stichting ID College. • Bijlage 7: Omvang van de door PwC uit te voeren Quickscan. • Bijlage 8: Rendementenoverzicht van ROC ID College. Om de aangevraagde fusie te kunnen realiseren, dient de minister van OCW goedkeuring te verlenen. Daarbij laat de minister zich adviseren door een bij wet ingestelde commissie, de CFTO, die de opdracht heeft om onafhankelijk van de minister en de betrokken instellingsbesturen te oordelen. 2.1.
Toets door OCW/DUO op volledigheid: advies medezeggenschap
Eerst beoordeelt DUO of de aanvragen volledig zijn. Artikel 2.1.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de WEB) schrijft voor dat een aanvraag moet worden ingediend bij Onze Minister voor het verkrijgen van goedkeuring. De aanvraag gaat vergezeld van:
geschrapt. Dergelijke ROC ’ s zijn er niet. Evenmin is er binnen de Bve-sector de behoefte om tot een dergelijk samenwerkingsverband te komen.”
5
• •
een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage; een schriftelijk advies over, of voor zover van toepassing de schriftelijke instemming met de fusie door de betrokken medezeggenschapsraden, die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden.
De verklaringen van de betrokken medezeggenschapsraden voldeden op 1 april niet aan de wettelijke eisen. Uit de adviesaanvragen blijkt dat de colleges van bestuur van de beide ROC’s, de medezeggenschapsraden verzoeken om met het oog op de urgentie uiterlijk maandag 6 april advies te geven. Derhalve is de aanvraag van 1 april onvolledig. DUO heeft op 2 april de aanvraag onvolledig verklaard en partijen in de gelegenheid gesteld de aanvragen aan te vullen. Op 10 april zijn de adviezen van de medezeggenschapsraden per mail nagezonden. Uit de aard van deze adviezen blijkt, dat zowel de ondernemingsraden als de studentenraden van de beide instellingen een groot aantal vragen heeft en een groot aantal voorwaarden stelt. Er is geen sprake van eenduidige instemming, maar er is wel sprake van een duidelijk advies met de nodige kanttekeningen waar de beide besturen en ook de minister van OCW mee rekening dienen te houden bij de besluitvorming over de fusie en bij de verdere vormgeving van de fusie. In die zin is de aanvraag volledig: de benodigde documentatie voor uitvoering van de fusietoets is aangeleverd. Er is in de mbo-sector, anders dan in het funderend onderwijs, geen sprake van een voorgeschreven 11 instemming van de medezeggenschap; slechts het verkrijgen van een advies is voorgeschreven. DUO heeft derhalve aan zowel de aanvragers als aan de CFTO laten weten, dat de aanvraag volledig is en dat de wettelijke termijn die staat voor de inhoudelijke toetsing is ingegaan. 2.2.
Beoordeling door CFTO van urgentie : toepassing spoedprocedure
De aanvragers stellen in de FER, dat zij de bestuurlijke fusie vóór 1 mei 2015 willen realiseren en dat zo snel mogelijk daarna - mede in afstemming met DUO en het Ministerie van Onderwijs - de institutionele fusie zal gaan plaatsvinden. De exacte datum van de instellingenfusie wordt afgestemd op het optimale moment, gelet op een ordentelijke bekostiging en het inschrijven van studenten. De commissie heeft op verzoek van aanvragers en gezien de urgentie van het dossier de spoedprocedure toegepast en zich ingespannen vóór 1 mei besluitvorming mogelijk te maken. Het onderzoek van de commissie bestaat uit: • documentenonderzoek (de fusiedocumenten en aanvullend bijv. de jaarverslagen, brieven over deze zaak aan de Tweede Kamer); • onderzoek en analyse openbaar beschikbare informatie (DUO-gegevens over onder meer leerlingenaantallen, de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs door de inspectie); Een schouw is uitgevoerd op 7 april te Leiden. Daarbij heeft de commissie naast vertegenwoordigers van de besturen en de medezeggenschapsorganen aanvullend externe partijen gevraagd of zij behoefte hebben om hun zienswijze kenbaar te maken. Deze partijen hebben hiervan gebruik willen maken. De CFTO heeft daarop de volgende partijen uitgenodigd voor een gesprek: • de aanvragers: de Colleges van Bestuur van ROC Leiden en het ID-College te Gouda; • de medezeggenschap: de vertegenwoordiging van het personeel (ondernemingsraden) en de mbo-studenten (studentenraden) van beide instellingen; • naburige instellingen: ROC Mondriaan, ROC Midden-Nederland, ROC NOVA College; • externe partijen: de gemeente Leiden, de Hogeschool Leiden en het departement Leiden van de Maatschappij voor Handel en Nijverheid.
11
Op 30 september 2014 heeft de Tweede Kamer weliswaar een motie aangenomen waarmee de regering wordt gevraagd de adviesbevoegdheid te vervangen door een bevoegdheid om in te stemmen met de voorgenomen fusie door de medezeggenschap Kamerstukken II 2013-2014, 31 288, nr. 380, maar voor de beoordeling van deze fusie heeft dit nu verder geen juridische consequenties.
6
3.
Aanleiding, doel en gevolgen overdracht ROC Leiden aan ID College
In deze paragraaf beschrijft de CFTO de bevindingen die zij heeft gedaan over de aanleiding tot de fusie, de doelen met de fusie en de beoogde resultaten en vervolgstappen na goedkeuring. Deze bevindingen baseert zij op de analyse van de fusie-effectrapportage van 31 maart 2015 in combinatie met de uitkomsten van de gesprekken, die de commissie met de bestuurders heeft gehad op 7 april. Verder heeft de commissie de brief van de minister van OCW van 13 februari als informatiebron gebruikt en kennis genomen van de daarbij gevoegde achterliggende onderzoeksrapporten. 3.1.
Aanleiding voor de fusie
Een goed begrip van de aangevraagde fusie tussen ROC Leiden en het ID College vraagt om een bredere beschouwing en beschrijving van de voorgeschiedenis en de actuele context. De beide ROC’s zijn in Leiden en Gouda ontstaan medio jaren 90 ten tijde van de invoering van de WEB en de vorming van de regionale opleidingencentra. De problemen die aanleiding gaven tot de fusie zijn ontstaan in 2007 met het besluit van ROC Leiden om het aantal locaties op de gekozen wijze terug te brengen van 21 tot twee locaties in Leiden; vlakbij station centraal en station Lammenschans. In de brief van de minister van OCW aan de Tweede Kamer van 13 februari 2015 over de toekomst van ROC Leiden wordt de geschiedenis achter de fusie-aanvraag nader beschreven. De minister stelt onder meer dat het ROC Leiden sinds juli 2012 onder aangepast financieel toezicht heeft gestaan van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). Dit vanwege financiële problemen, mede veroorzaakt door hoge investeringen in nieuwbouw en de complexe financiering hiervan. De minister schrijft: “Het beeld komt op van een megalomaan project. Waar een behoefte bestond van 37.000 m2 werden twee gebouwen ontwikkeld van 80.000 m2. Nu ondervinden we daarvan de gevolgen” . Tijdens de schouw is de commissie gebleken, dat de aanvragers zich grotendeels in deze lezing kunnen vinden. De bestuurders wijzen erop, dat de beide CvB’s enkele jaren geleden bij het ministerie zijn geweest om over de verhoudingen tussen de instellingen te praten. Het ID College was onder meer bereid haar aanbod in “techniek” te staken, zodat het ROC Leiden meer aanwas zou krijgen voor een volwaardiger opleiding in dit domein. Tot definitieve afspraken is het toen echter niet gekomen. Daarna is er het nodige gebeurd, waaronder het opstappen van de vorige voorzitter van het CvB en de komst van een interim-bestuurder voor ROC Leiden. Deze heeft recent een voorstel voor een verbeterprogramma ontwikkeld voor ROC Leiden, dat gericht was op zelfstandig voortbestaan van de instelling. Het CvB schrijft in het Verbeterplan van 19 januari 2015 dat zij drie voorwaarden ziet om zo’n zelfstandig voortbestaan mogelijk te maken, namelijk: • De plannen financieel haalbaar zijn; • Het ROC de bestuurs- en organisatiekracht heeft om het Verbeterprogramma uit te voeren, en • OCW en de Inspectie van het Onderwijs het vertrouwen in de toekomst van de instelling uitspreken. Het bestuur stelt dat het mogelijk is, dat aan deze voorwaarden niet wordt voldaan en constateert dat dan een verdere uitholling dreigt van de onderwijskwaliteit en het intrekken van de onderwijs- en examenlicenties door de Inspectie van het onderwijs, afnemende studentenaantallen en een verder verslechterende financiële situatie die onverantwoord is. Een overname van ROC Leiden moet dan worden overwogen met het oog op continuïteit van onderwijs voor onze huidige studenten en voor toekomstige mbo-studenten in de Leidse regio. Uit de eerder genoemde Kamerbrief van 13 februari 2015 blijkt, dat de minister het gezien de urgente situatie onaanvaardbaar vindt als er een verdere vertraging ontstaat in het vinden van een oplossing en heeft daarom op 6 februari jl. een voornemen tot een aanwijzing kenbaar gemaakt aan de Raad van Toezicht van ROC Leiden. Door de financiële problemen waar ROC Leiden mee kampt, is er onvoldoende geld om het onderwijs op peil te brengen. Als er nu niet wordt ingegrepen ontstaat het risico dat deze studenten jarenlang niet de kwaliteit van onderwijs krijgen waar zij recht op hebben en dat docenten niet het onderwijs kunnen geven dat gevraagd wordt. Niet uit te sluiten valt zelfs dat deze studenten straks op straat komen te staan. De gevolgen strekken dan nog verder. ROC’s in de regio zouden dan op stel en sprong deze studenten moeten opnemen. In dat geval raakt deze situatie het onderwijs van tienduizenden studenten in Leiden en de grotere regio. De minister constateert in de Kamerbrief dat
7
ROC Leiden geen verdere opties ziet dan het overdragen van de onderwijsverplichtingen aan het ID College. De minister is positief over deze oplossing en geeft aan, dat zij van plan is de situatie na de bestuursoverdracht nauwlettend te volgen en waar nodig te faciliteren: “ In deze ernstige situatie heeft het ID College zich een verantwoord maatschappelijk partner getoond. Daartoe heeft het ID College met het ROC Leiden de intentie vastgelegd om samen tot een oplossing te komen. Het ID College is een instelling die grotendeels in hetzelfde werkgebied van ROC Leiden actief is, financieel gezond is en onderwijs aanbiedt dat de afgelopen jaren sterk verbeterd is. De intentie tot overdracht van het onderwijs aan het ID College zie ik dan ook als een passende en macrodoelmatige oplossing in deze situatie gezien de regionale context en arbeidsmarkt. Tevens sluit het ook aan bij mijn beleid omtrent Focus op Vakmanschap en herkenbaar onderwijs gericht op samenwerking binnen de regio. De komende maanden moeten nog veel zaken worden uitgewerkt. Ik zal dit proces nauwlettend volgen en waar nodig faciliteren.” 3.2.
Doelen van de fusie
In de Fusie-effectrapportage (hierna: de FER) staan de motieven en doelen voor de fusie beschreven. Hieruit blijkt dat de aanvragers van oordeel zijn dat de stichting ROC Leiden niet langer in staat is om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs eigenstandig te borgen. Zonder ingrijpen gaat Stichting ROC Leiden volgens aanvragers op zeer korte termijn failliet. Stichting ID College vormt daarbij volgens de aanvragers qua omvang de meest geschikte partner om de instandhouding van ROC Leiden over te nemen. Het onderwijsmodel van ID College ligt bovendien in lijn met de door de minister voorgestane organisatievorm van zelfstandige en herkenbare onderwijseenheden. Het ID College heeft ervaring opgedaan met het inrichten van een stabiele organisatie, heeft een solide bedrijfsvoering en een herkenbare en betrouwbare reputatie in de regio. Doel van de fusie is om te komen tot een positieve exploitatie van en investering in de kwaliteit van het onderwijs binnen ROC Leiden. Verdergaande positionering van kleinschaligheid die ID College kenmerkt, zal daarbij ook voor het onderwijs van ROC Leiden gaan gelden. Tijdens de schouw hebben aanvragers toegelicht dat reeds nu het ID College en het ROC Leiden het aanbod van beide instellingen vergelijken en later zullen overgaan tot het samenvoegen van opleidingen, maar ook tot het sluiten van enkele tientallen andere opleidingen. Er moet evenwel eerst vóór 1 mei een oplossing komen voor de continuïteit van het onderwijs aan het ROC Leiden. De interim-bestuurder van ROC Leiden geeft daarbij aan, dat dit een fatale datum is. Is voor die tijd de bestuursoverdracht niet geregeld, dan zal het ROC Leiden failliet gaan en kunnen salarissen niet meer worden uitbetaald. De interim-bestuurder zal dan zijn opdracht teruggeven. De aanvragers dachten eerst, dat zij tot 1 juli de tijd hadden om de bestuurlijke fusie te realiseren. Recente financiële gegevens hebben laten zien, dat een faillissement dichterbij is dan gedacht. 3.3.
Afweging alternatieven
De FER geeft aan dat wanneer de fusie niet plaatsvindt de Stichting ROC Leiden failliet zal gaan. Dit is het enige alternatief voor de fusie. De aanvragers wijzen erop dat dit vanwege het belang van het onderwijs aan negenduizend MBO-studenten en gelet op de urgentie geen reële optie is. De FER gaat ook in op de vraag of het ID College de meest aangewezen partij is de overdracht mee te realiseren. De aanvragers stellen dat het ID College de beste partner is en dat de stichting ROC Mondriaan of de stichting ROC Nova College een vanuit financieel en geografisch oogpunt buiten verhouding grote omvang zouden krijgen door een fusie. Tijdens de schouw hebben de bestuurders verder toegelicht dat in hun opvatting van een faillissement dit zal betekenen dat de onrust zal toenemen, zevenhonderd personeelsleden zijn hun baan niet langer zeker en negenduizend leerlingen zich zullen afvragen wat hun opleiding nog waard is. De studenten zullen dan ongeorganiseerd op zoek moeten gaan naar een nieuwe onderwijsaanbieder. Met de voorgenomen fusie kan de stroom van leerlingen worden georganiseerd, kan de onrust weg worden genomen bij personeel en kan het aanzien van de instelling enigszins overeind worden gehouden en hoeft de waarde van een diploma van de instelling niet ter discussie te zijn. Vandaar dat het ROC Leiden zich heeft gewend tot het ID College met het verzoek om tot een bestuursoverdracht te komen. 3.4.
Noodzakelijke stappen vóór goedkeuring van de fusie
8
Uit de FER blijkt, dat bij het realiseren van de bestuursoverdracht de mogelijkheid van een ontheffing door de minister als bedoeld in artikel 9.1.2 lid 4 Wet educatie en beroepsonderwijs van belang wordt geacht: “ De mogelijkheid tot ontheffing vormt de enige (realistische) manier om het onderwijs dat nu door ROC Leiden wordt aangeboden van de zware vastgoedverplichtingen van Stichting ROC Leiden te ontdoen. ROC Leiden en de vastgoedpartijen zijn in dit kader constructief met elkaar in gesprek.” Uit de schouw blijkt dat naar het oordeel van het bestuur bij hem de verwachting is gewekt dat de minister deze ontheffing zal gaan verlenen. Op het moment van de schouw zijn de gesprekken tussen de vastgoedorganisaties en aanvragers nog gaande om de gevolgen van de voorgenomen fusie en dus de wens te komen tot nieuwe (afspraken over de) huisvesting te regelen. Zonder een akkoord van alle betrokken partijen achten de bestuurders het niet mogelijk de voorgenomen fusie te realiseren. 3.5.
Beoogde gevolgen en vervolgstappen na goedkeuring fusie
Uit de FER blijkt verder dat de aanvragers voorzien dat na goedkeuring van de fusie nog enkele grote beslissingen moeten worden genomen en dat daarvoor het nodige overleg gewenst is. Die beslissingen hebben enerzijds betrekking op de wat zij noemen de organisatorische inrichting van het onderwijs en anderzijds op de macrodoelmatigheid van het onderwijsaanbod. Organisatie na overdracht van ROC Leiden: naar vier Leidse mbo-colleges Ten aanzien van de inrichting van het onderwijs staat in de FER beschreven, dat het ID College ernaar streeft om dit volledig in lijn met het beleid van de minister - zoals neergezet in haar brief over de toekomst van het mbo-onderwijs - te gaan organiseren. Aanvragers stellen dat de kleinschaligheid van het onderwijs van het ID College een wezenlijk kenmerk is waarop het bestuursmodel van Stichting ID College uitdrukkelijk is gebaseerd. Dit komt volgens het CvB ten goede aan de kwaliteit en deze opbouw zal voor ROC Leiden worden overgenomen. Uit de gesprekken tijdens de schouw is gebleken, dat het ID College als regel hanteert dat leslocaties een omvang hebben van ongeveer 2.000 tot 2.500 leerlingen en ongeveer honderd medewerkers. De medewerkers worden onderverdeeld in teams. Het verkrijgend bestuur wil het ROC Leiden in dat licht gaan omvormen tot vier scholen of “mbo-colleges” in de gemeente Leiden. De FER stelt dat het gebruik van de locatie Lammenschans vermoedelijk nog twee à drie jaar zal omvatten. Het gebruik van de locatie Leiden CS zal vermoedelijk na twee jaar worden gestaakt. Afstemming van de opleidingsportfolio’s van ROC Leiden en het ID College en de didactiek De FER vermeldt dat ten tijde van de voorgenomen bestuursoverdracht alle opleidingen van ROC Leiden in ieder geval onverkort overgaan naar het ID College. De intentie is om het onderwijs dat nu wordt verzorgd door ROC Leiden tijdelijk binnen Stichting ROC ID College te continueren, met name gelet op de diplomering in 2015 van ingeschreven studenten. Wanneer opleidingen die nu door ROC Leiden worden aangeboden, tevens door ID College worden aangeboden, zal vanzelfsprekend gekeken worden naar de inhoudelijke overeenkomsten en verschillen tussen deze opleidingen, om kwalitatief goede opleidingen te kunnen aanbieden. Tijdens de schouw is gebleken, dat het ID College het een belangrijke voorwaarde vindt dat het onderwijs te Leiden wordt georganiseerd zoals dat gebeurt bij alle opleidingen en locaties van het ID College. Het interim CvB van ROC Leiden heeft hiermee ingestemd. Een volledige integratie zal mogelijk pas op 1 augustus 2016 plaatsvinden en zal nader worden uitgewerkt na 1 mei aanstaande. Macrodoelmatigheid van het opleidingenaanbod in afstemming met andere aanbieders De FER vermeldt verder, dat voor een aantal opleidingen bepaald zal worden of het ID College de opleiding op termijn voortzet of niet. Het CvB geeft aan dat zij dit een onderwerp vindt voor de “macrodoelmatigheids-agenda” met de omliggende instellingen. Tijdens de schouw is de commissie gebleken, dat het bestuur dit een onderwerp van gesprek vindt dat aandacht kan krijgen na goedkeuring van de fusie. Macrodoelmatigheid en het opleidingenaanbod door aanvragers gezamenlijk wordt pas inhoudelijk besproken en uitgewerkt nadat de bestuursoverdracht is gerealiseerd. Voor wat betreft de keuzes die studenten resteren in de regio merken aanvragers op dat er voldoende aanbieders van onderwijs in de regio overblijven. Ook de minderjarige mbo-studenten beschikken vanaf 1 augustus 2016 en uiterlijk 1 augustus 2017 over een OV-kaart, en de reistijden zijn door een goede infrastructuur en een goed aanbod van openbaar vervoer in de regio relatief kort. Het ID College geeft daarbij aan, dat zij rekening houdt met demografische ontwikkelingen die kunnen
9
gaan leiden tot krimp van het aantal leerlingen en studenten. Zij streeft ernaar om in de vier grotere steden in haar werkgebied eigen gebouwen te houden, namelijk Alphen, Gouda, Leiden en 12 Zoetermeer . In vier andere gemeenten wil zij huisvesting huren om flexibel het onderwijs te kunnen organiseren; anders dan wanneer de huisvesting in haar eigendom zou zijn, kan ze de gehuurde huisvesting relatief eenvoudig weer afstoten.
4.
Zorgvuldige besluitvorming en draagvlak bij personeel en studenten
De Wet fusietoets definieert legitimatie als volgt: bestuur en management hebben draagvlak onder de bij de onderwijsinstelling betrokkenen of belanghebbenden voor de besluiten die ze nemen. Die betrokkenen zijn primair leerlingen, hun ouders, studenten en onderwijspersoneel. Verder gaat het om externe betrokkenen als het toeleverende en het vervolgonderwijs, maatschappelijke partners, het bedrijfsleven en andere potentiële werkgevers. In het kader van de fusietoets spitst legitimatie zich toe op de zorgvuldigheid waarmee het fusieproces wordt doorlopen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt verder dat de FER primair bedoeld is als instrument voor belanghebbenden om inzicht te krijgen in motieven, doelen en effecten van de fusie, en om daarop 13 invloed te kunnen uitoefenen. Voor het bestuur dient de FER om draagvlak onder de belanghebbenden te krijgen. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur zich verantwoordt over fusievoornemens. Indien de FER de vereiste elementen bevat kunnen belanghebbenden zich een goed oordeel vormen over de noodzaak of wenselijkheid van een fusie en zijn ze optimaal geïnformeerd. In deze paragraaf beschrijft de CFTO haar bevindingen over het draagvlak voor de fusie bij de medezeggenschap van de betrokken instellingen; de “interne legitimiteit” van de fusie. Deze bevindingen zijn gebaseerd op de FER van 31 maart 2015, de schriftelijke adviezen die de medezeggenschapsorganen hebben uitgebracht en de gesprekken die de commissie met de vertegenwoordigers van het personeel en de studenten van beide instellingen heeft gehad. 4.1.
Oordeel medezeggenschap over de aanleiding en noodzaak van bestuursoverdracht
Uit de schriftelijke stukken en de gesprekken die de commissie heeft gevoerd, kan worden afgeleid hoe de ondernemings- en studentenraden (hierna: de OR en de SR) van beide instellingen tegen de overdracht van ROC Leiden aan het ID College aankijken. De raden delen het gevoel van urgentie. Een faillissement zoals door hen opgevat, moet worden voorkomen. Een fusie met het ID College lijkt daarbij de enige uitweg. Dat wil niet zeggen, dat deze fusie van harte gewenst is vanuit het personeel of de studenten of dat zij de gevolgen daarvan al kunnen overzien en zich geen zorgen maken over de consequenties. Medezeggenschap ID College De geledingen van het ID College zien dat hun bestuursleden in het openbaar verwachtingen hebben gewekt over het overnemen van ROC Leiden, maar zij hebben veel vragen over de mogelijke gevolgen: bijvoorbeeld over eventuele gedwongen ontslagen en de mate waarin onderscheid zal worden gemaakt tussen medewerkers van het ID College en ROC Leiden bij de fusie. De OR van het ID College wil tijd om advies in te winnen, zo blijkt uit de schriftelijke verklaring. De gesprekken op 7 april hebben bevestigd, dat deze OR zich beperkt in staat acht inhoudelijk te adviseren over de voorgenomen fusie. De raad geeft bijvoorbeeld aan dat met een dreigend faillissement van ROC Leiden vanaf 1 mei wordt geschermd, maar dat niet duidelijk voor de OR is of een faillissement daadwerkelijk aanstaande is en dus of de urgentie zo hoog is als nu wordt voorgesteld.
12 13
Deze locatie ziet ROC Mondriaan als behorend tot haar natuurlijk wervingsgebied. Kamerstukken II 2008/09, 32 040, nr. 3, p.11.
10
Medezeggenschap ROC Leiden De OR en de SR van ROC Leiden zijn weliswaar geïnformeerd door de vorige bestuurders over de problemen rond de huisvesting en de kwaliteit van het onderwijs, maar de CFTO heeft uit de gesprekken begrepen dat beide raden vinden dat ze achteraf gezien door het vorige bestuur niet volledig zijn geïnformeerd. De OR van het ROC Leiden heeft de indruk dat het management en het beleid was gericht op de huisvesting en het financieren van de nieuwbouw, terwijl de kwaliteit van het onderwijs achteruit ging. Het onderwijs was niet optimaal georganiseerd en klassen werden groter. Investeringen in personeel bleven achterwege en investeringen in de huisvestingen werden gedaan ten koste van de investeringen die nodig waren om de kwaliteit van het onderwijs op peil te krijgen. De studentenraad van het ROC Leiden heeft ervaren dat de kwaliteit van het onderwijs aan de instelling onder druk stond. Er was sprake van lesuitval, programmering die niet op elkaar aansloot en de kennelijke noodzaak om ook onderwijs te verzorgen in de vrij toegankelijke ruimten in het gebouw in plaats van in de leslokalen. Vanuit de studenten en het personeel van ROC Leiden is aangegeven, dat het actief aantrekken van nieuwe studenten een groeistrategie was die ook nodig was gelet op de financiële problemen. Dat een fusie nu onvermijdelijk is gebleken, is voor de studenten een schok. 4.2.
Mate waarin ouders, leerlingen, studenten en personeel zijn geraadpleegd
Medezeggenschap ID College Het schriftelijk advies van de OR van het ID College maakt duidelijk, dat deze raad het bestuur van het ID College heeft verzocht om haar achterban te raadplegen over de overname van het ROC Leiden. De OR schrijft dat dit door het CvB schriftelijk is afgewezen. De OR schrijft hierover in zijn advies: “ Wij zijn het niet eens met deze afwijzing en verzoeken u hierop terug te komen. Uw adviesaanvraag heeft betrekking op een besluit, dat een zeer grote invloed heeft op de toekomst van onze organisatie. Voor ons als OR zal het onmogelijk zijn om een standpunt in te nemen zonder raadpleging van onze achterban. Verder schrijft artikel 25.4 van de WOR voor, dat de een adviesaanvraag tenminste éénmaal op een overlegvergadering moeten worden besproken, voordat de OR een advies uit kan brengen. Deze vergadering moet nog worden gepland.” De schriftelijke verklaring van de SR van het ID College vraagt eveneens aandacht voor zorgvuldige communicatie en informatievoorziening. Zo stelt de SR de voorwaarde dat er vóór 1 mei openbare informatie bijeenkomsten voor de ouders en studenten worden gehouden: zowel voor de studenten van ROC Leiden, maar ook voor de ouders en studenten van het ID College. Zodat alle vragen beantwoord kunnen worden (bijv. In de aula tijdens schooltijd, omdat alle studenten dan beschikbaar zijn en de middag of avonden voor de ouders). De gesprekken die de CFTO hield met de vertegenwoordigers van beide raden van het ID College bevestigen de schriftelijke informatie. De SR geeft bijvoorbeeld aan in een laat stadium en met gebrekkige informatie te zijn betrokken. Het verzoek van de studentenraad om zitting te nemen in werk- of stuurgroepen heeft nog niet geleid tot een uitnodiging vanuit het bestuur. Medezeggenschap ROC Leiden In het schriftelijk advies van de OR van ROC Leiden staat, dat men begrip heeft voor het feit dat er haast is geboden, maar dat zorgvuldigheid prevaleert boven snelheid. De OR geeft aan dat met name de informatie vanuit de FER en het gesprek met de CFTO hebben bijgedragen aan het opstellen van de reactie. Hieruit valt af te leiden, dat de OR pas aan het begin van de maand april schriftelijk is geïnformeerd door het bestuur via een concept-fusie-effectrapportage en dat het bestuur van ROC Leiden de OR 6 á 7 dagen heeft gegeven voor oordeelsvorming –dit betekent dat de OR de informatie uit de FER niet heeft kunnen gebruiken voor raadpleging van het personeel. De schriftelijke verklaring van de SR van ROC Leiden stelt enkele meer procesmatige voorwaarden aan de te nemen vervolgstappen. Uit de gesprekken met beide raden blijkt echter, dat er in het algemeen het gevoel heerst dat de raden de afgelopen maanden te weinig zijn betrokken bij en geïnformeerd over de fusievoornemens. Daarbij geeft de SR aan, dat het ook lastig is in een heel grote onderwijsorganisatie met meer dan 9.000 leerlingen verdeeld over twee grote locaties om goed contact op te bouwen met medestudenten. Er worden bijvoorbeeld niet of nauwelijks sociale activiteiten georganiseerd vanuit de school.
11
4.3.
Mate van intern draagvlak
Medezeggenschap ID College Uit het schriftelijk advies van de OR van het ID College blijkt dat men om een definitief standpunt te kunnen bepalen belangrijke informatie wil ontvangen, zoals de raamovereenkomst over het onroerend goed en diverse juridische en fiscale onderzoeken. Tijdens de schouw is verder toegelicht dat deze raad heeft gemeend alleen advies te moeten geven als bedoeld in de WEB om de voortgang van het fusieproces niet te frustreren. De ondernemingsraad heeft derhalve in haar beleving bedoeld om positief te adviseren over de bestuurlijke fusie van de twee besturen. Zij merken op dat vanuit het bestuur is toegezegd, dat de organisaties als werkmaatschappijen het komende jaar of twee jaren naast elkaar zullen opereren. Wanneer de organisaties daadwerkelijk samengaan zal de raad zich uitspreken over dat besluit. Ook de SR heeft positief geadviseerd, maar onder voorwaarden. Tijdens de schouw is gebleken dat met name de nieuwe huisvesting, de omvang hiervan en de bereikbaarheid door de studenten van belang wordt geacht. Verder lijkt het de studentenraad belangrijk om een loket in te richten waar studenten met vragen en klachten terecht kunnen. Medezeggenschap ROC Leiden Tijdens de schouw op 7 april geeft de OR van ROC Leiden aan, dat men niet onvoorwaardelijk wil instemmen met de voorgenomen bestuursoverdracht voor wat betreft de directe gevolgen voor het onderwijs, het personeel en de studenten in Leiden. Het ID College heeft haar onderwijs op een wijze georganiseerd die het lijkt te willen kopiëren voor de inrichting van het onderwijs nu nog aan het ROC Leiden. De OR merkt op dat er veel gelegen is aan het besef bij het bestuur dat het goede van het ROC Leiden wordt bewaakt en het onderwijsmodel van het ROC niet helemaal moet worden opgegeven. Het VAVO-onderwijs dat wordt verzorgd aan het Boerhaave college, heeft bijvoorbeeld een hele goede naam volgens de OR. Vanuit de OR wordt daarbij opgemerkt, dat het Boerhaave college binnen het ROC Leiden een relatief zelfstandige positie heeft. Er zijn zorgen dat deze positie verloren zal gaan. Uit de schriftelijke verklaring van de OR van 9 april blijkt, dat men een aantal voorwaarden stelt aan de bestuursoverdracht van ROC Leiden en hierop een schriftelijke reactie wenst van het bestuur alvorens de overdracht wordt gerealiseerd. Deze voorwaarden zijn:
•
• •
• • • • •
Zodra duidelijk is dat er geherstructureerd/gereorganiseerd gaat worden, wordt de nieuwe organisatiestructuur incl. het meerjarenformatieplan en opleidingenportfolio, een en ander voorzien van bijbehorend tijdpad, aan de OR gepresenteerd en worden heldere afspraken gemaakt omtrent rol en verantwoordelijkheden van OR en vakbonden. Behoud van werkgelegenheid in bestaande functies is gegarandeerd tot de implementatie van de nieuwe organisatiestructuur. Als voorbeeld noemen we hierbij de functie van manager onderwijs. Vóór de datum van de bestuursoverdracht moet er overeenstemming zijn over de wijze waarop de medezeggenschap binnen het (vergroot) ID College na deze datum wordt ingevuld. Ons voorstel hierbij is: totdat er een nieuwe OR is gekozen voor het (vergroot) ID College worden de beide huidige ondernemingsraden samengevoegd; bestaande faciliteiten blijven daarbij behouden. Er kunnen onderdeelcommissies worden ingesteld die bevoegd zijn als het gaat om (voorgenomen) besluiten die louter het (op dat moment al voormalige) ROC Leiden of het (oude) ID College betreffen. Ook kan worden gekozen voor een commissie die samengesteld is uit leden van de huidige ondernemingsraden. Er is frequent overleg tussen OR en CvB; hierbij wordt gedacht aan een keer per drie weken. De secundaire arbeidsvoorwaarden worden op basis van het beste uit de twee huidige afzonderlijke regelingen geharmoniseerd. De ratio docent-student van ROC Leiden wordt in positieve zin aangepast (vergelijkbaar met die van ID College). De nieuwe begroting van het ID College wordt ter advisering voorgelegd aan de OR. Er wordt inzicht gegeven in hoogte en besteding van het transitiebudget. Ten aanzien van de continuïteit in het onderwijsproces is reeds eerder vastgesteld dat de integratie van de voort te zetten onderwijsactiviteiten van ROC Leiden binnen de bestaande structuur van ROC IDS College pas plaatsvindt wanneer daarbij aan alle randvoorwaarden voor de onderwijsteams is voldaan. Te denken valt hierbij aan scholing, ICT-voorzieningen, en vanzelfsprekend voldoende formatie.
12
•
Waar onderwijsteams volmondig aangeven dat dit kan, is overgang naar het Flex-ID model eerder dan 1 augustus 2016 mogelijk. In alle andere gevallen zal dit vanaf 1 augustus 2016 worden gerealiseerd, tegelijk met de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur.
Uit het schriftelijk advies van de studentenraad van ROC Leiden, dat op 6 april is toegestuurd blijkt dat de OR positief adviseert over de overdracht van het bestuur. In de verklaring worden vooral procesmatige voorwaarden gesteld, zoals het beschikbaar stellen van nadere documenten en de mogelijkheid om op een later moment de officiële goedkeuring van de overdracht te kunnen zien. Tijdens het gesprek dat de CFTO heeft gevoerd op 7 april met de studentenraad, blijkt dat er bij deze vertegenwoordigers van de studenten ook inhoudelijke aandachtspunten zijn. Dit betreft met name de vraag welke huisvesting de studenten van de instelling in Leiden na fusie gaan krijgen. De omvang van de locaties wordt nu als te groot ervaren. De studentenraad hoopt op een kleinere schaal, bijvoorbeeld maximaal 1500 leerlingen. Ook spreekt de studentenraad van ROC Leiden de hoop uit dat de inhoudelijke wensen uit het Verbeterplan van 19 januari 2015, waarover intensief overleg is geweest met de interim-bestuurder van ROC Leiden en daarin vastgelegd, door het CvB van het ID College worden gerealiseerd. De studenten willen snel iets gaan merken van de verbetering van de kwaliteit, althans de positieve gevolgen van de voorgenomen fusie. Enkele concrete voorbeelden kunnen zijn dat het grote aantal tussenuren wordt teruggebracht en dat docenten zich houden aan de afspraak, dat het verplaatsen van een les of het uitvallen ervan minstens enkele dagen tevoren bekend wordt gemaakt (en niet pas enkele uren tevoren). Daarbij maken ze zich zorgen over de gevolgen van een snelle overgang naar het onderwijsmodel van het ID College. Wat betekent dit voor bijvoorbeeld het kunnen doen van examens of aangeschafte lesmaterialen? De SR vindt het in die zin van belang, dat de gevolgen van de fusie goed worden geëvalueerd en nauwlettend worden gevolgd en besproken met de studenten. Communicatie is van groot belang.
5.
Gebiedsanalyse: keuzevrijheid, variëteit en extern draagvlak
De Wet fusietoets heeft daarbij het doel om te zorgen voor behoud van keuzevrijheid voor met name studenten, variëteit in het onderwijsaanbod, het voorkomen van het ontstaan van te grote concentratie van bestuursmacht in één gebied (monopolieposities). De CFTO heeft op basis van databestanden van DUO een nadere analyse gedaan rondom het onderwijsaanbod en de leerlingenstromen in de bredere regio en het fusiegebied. Verder is “externe legitimiteit” van onderwijsfusies van belang, bijvoorbeeld op basis van een positief signaal van lokale of provinciale overheden, het betrokken bedrijfsleven of collega-instellingen. In dat licht vraagt de CFTO standaard aan externe partijen in de regio of zij hun zienswijze willen geven. In paragraaf 5.5. en 5.6. wordt hiervan verslag gedaan. 5.1.
Nadere bepaling van het fusiegebied
Om het fusiegebied nader te bepalen heeft de CFTO bij DUO informatie over de woongemeenten van de leerlingen en studenten opgevraagd voor beide instellingen. Vijf gemeenten staan in de top tien van beide instellingen: naast Leiden gaat het dan om Alphen, Katwijk, Den Haag en Zoetermeer. Voor het overige blijkt dat het ID College een zwaartepunt heeft in de regio rond Gouda en Alphen. Het ROC Leiden trekt studenten uit gemeenten rond Leiden en de Duin- en Bollenstreek.
13
Tabel 1. Voedingsgebieden ROC Leiden en ID College (bron: DUO, telling 1 oktober 2014) ID College
ROC Leiden
Totaal aantal lln/studenten
10.578 leerlingen/studenten
9.016 leerlingen/studenten
Studenten woonachtig in
112 gemeenten
165 gemeenten
Aantal gemeenten waar samen 32 gemeenten meer dan 95% vd studenten wonen
38 gemeenten
Tien gemeenten waar het grootste 1. Den Haag: 1548 lln = 15% aantal leerlingen/studenten woont 2. Zoetermeer: 1335 lln = 13% 3. Alphen: 1086 lln = 10% 4. Gouda: 996 lln = 9% 5. Krimpenerwaard: 426 lln = 4% 6. Bodegraven: 423 lln = 4% 7. Leiden: 405 lln = 4% 8. Katwijk: 351 lln = 3% 9. Waddinxveen: 350 lln = 3% 10. Zuidplas: 329 lln = 3%
1. Den Haag: 1106 lln = 12% 2. Leiden: 1020 lln = 11% 3. Katwijk: 787 lln = 9% 4. Alphen: 776 =9% 5. Zoetermeer: 727 = 8% 6. Haarlemmermeer: 432 lln = 4% 7. Teijlingen: 328 lln = 4% 8. Leiderdorp: 297 lln = 3% 9. Kaag en Braassem: 282 lln = 3% 10. Leidschendam: 277 ln = 3%
Nb. Vet gedrukte gemeenten zijn gemeenten waaruit voor beide ROC’s relatief veel leerlingen afkomstig zijn.
5.2.
Alternatieve aanbieders van mbo-onderwijs in het fusiegebied
De grootste overlap in gebied bestaat met ROC Mondriaan, met name als het gaat om leerlingen uit Den Haag, Zoetermeer, Leidschendam/Voorburg en Katwijk. Voor het NOVA College en het ID College (na fusie) geldt dat beide instellingen studenten trekken uit bijvoorbeeld de gemeente Haarlemmermeer (met respectievelijk 14% en 4% leerlingen). Er is verder beperkte overlap in de voedingsgebieden van het ID College (na fusie) en ROC Midden-Nederland, met name in Woerden. Tabel 2. Voedingsgebieden ROC Mondriaan, NOVA College en Midden Nederland (bron: DUO) ROC Mondriaan
ROC NOVA College
ROC Midden-Nederland
16.346 studenten
10.900 studenten
17.316 studenten
Totaal aantal gemeenten waar studenten wonen
233 gemeenten
187 gemeenten
361 gemeenten
Aantal gemeenten waar 95% studenten wonen
29 gemeenten
44 gemeenten
125 gemeenten
Totaal aantal studenten
Tien gemeenten waar het grootste aantal leerlingen/studenten woont
1. Den Haag (48%) 2. Westland (9%) 3. Delft (6%) 4. Zoetermeer (5%) 5. Pijnacker/nootd (4%) 6. Rijswijk (3%) 7. Leidschendam (3%) 8. Katwijk (3%) 9. Rotterdam (3%) 10. Leiden (2%)
1. Haarlem (18%) 2. Haarlemmermeer (14%) 3. Velsen (12%) 4. Beverwijk (7%) 5. Heemskerk (6%) 6. Zaanstad (4%) 7. Amsterdam (3%) 8. Castricum (2%) 9. Alkmaar (2%) 10. Aalsmeer (2%)
1. Utrecht (18%) 2. Amersfoort (9%) 3. Nieuwegein (5%) 4. Stichtse Vecht (3%) 5. Houten (3%) 6. Zeist (3%) 7. IJsselstein (3%) 8. Woerden (2%) 9. Soest (2%) 10. Utr. Heuvelrug (2%)
Nb. Vet gedrukte gemeenten zijn gemeenten waaruit ook de fuserende ROC’s relatief veel leerlingen trekken.
De verdeling van de studenten over de verschillende gemeente strookt met de gemiddelde reisafstand die mbo-studenten afleggen om van hun thuisadres naar het gebouw waar de meeste lessen gevolgd
14
worden te reizen. De gegevens hiervoor heeft de commissie ontleend aan de landelijke monitor van de reisafstand en kosten. Uit de monitor blijkt dat de reisafstand voor de voltijds-mbo studenten gemiddeld 21 km is. Voor mbo-studenten in de beroepsbegeleidende leerweg, die minimaal één dag in de week naar de leslocatie gaan, is de reisafstand gemiddeld iets groter (23 km). Het openbaar vervoer is voor 66% van de voltijd-mbo-studenten het belangrijkste vervoermiddel. Voor de bblstudenten is dat de auto (57%). Vanuit Leiden en Zoetermeer is de gemeente Den Haag bereikbaar binnen een straal van 20 á 25 kilometer. Datzelfde geldt voor de afstand tussen Leiden en Hoofddorp: eveneens 20 á 25 kilometer. Tussen deze steden is sprake van een goede verbinding met openbaar vervoer. Over het algemeen zijn ROC Midden-Nederland en MBO Utrecht en ROC Albeda en Zadkine in Rotterdam voor studenten in Leiden en Gouda geen alternatieven; de reisafstand van de studenten van hun thuisadres tot de instellingen overschrijdt het gemiddelde. 5.3.
Indicaties van concurrentie in het gebied: ontwikkeling mbo-studenten per ROC
De CFTO heeft verder onderzocht hoe het aantal mbo-studenten zich bij de vijf ROC’s heeft ontwikkeld. Hieruit blijkt dat ROC Leiden de afgelopen vijf jaar een forse stijging heeft gekend: het aantal mbo-studenten is met bijna 1.000 studenten gegroeid, ofwel een stijging van 11% in vijf jaar. Deze stijging is vooral het gevolg van een stijging van de mbo-voltijd studenten: een groep die vijf dagen per week onderwijs volgt op locatie aan de instelling. Het ID college heeft in dezelfde periode een zeer lichte daling gekend in studentenaantal, terwijl de drie aanpalende ROC’s te maken kregen met een soms forse daling variërend -4% tot -14%. Hieruit volgt dat, ondanks de financiële en bestuurlijke problemen van ROC Leiden, de nieuwbouw en verhuizing naar twee locaties naast het Centraal Station en Station Lammenschans in combinatie met een actieve communicatiecampagne ertoe heeft geleid dat een forse groei van het aantal mbostudenten werd gerealiseerd, terwijl het aantal studenten dat de instelling van de andere ROC’s bezocht stabiel bleef of afnam. Dit is een duidelijk gevolg van de concurrentie tussen de instellingen. De groei van ROC Leiden lijkt ten koste te zijn gegaan van het NOVA College en het Mondriaan College. De daling van ROC Midden Nederland heeft waarschijnlijk te maken met andere factoren. Tabel 3. Ontwikkeling aantal leerlingen fuserende ROC ’ s + omliggende ROC ’ s (bron DUO) 2010
2011
2012
2013
2014
groei/daling
ID College
10.738
11.005
10.991
10.429
10.578
-1%
ROC Leiden
8.099
8.379
8.662
8.693
9.016
+11%
ROC Midden Nederland
19.102
17.832
18.021
18.365
17.316
-9%
ROC Mondriaan
17.012
16.820
16.664
16.724
16.347
-4%
ROC Nova College
12.621
12.236
11.729
11.283
10.901
-14%
5.4.
Demografische ontwikkelingen in het fusiegebied
Aanvragers hebben erop gewezen, dat de fusie ook nodig zou zijn met het oog op de gevolgen van te verwachten demografische krimp van het leerlingenaantal. Dit is ook een factor waar het ministerie van OCW aandacht voor vraagt. De CFTO heeft daarom gekeken naar de regionale prognoses van Planbureau voor de leefomgeving (PBL), die worden gemaakt voor schoolgaande jeugd van 17- tot 26-jarigen. Dat is de voor het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs relevante leeftijdscategorie. In het algemeen verwacht het PBL dat het aantal 17- tot 26-jarigen in Nederland de komende jaren licht zal stijgen en na 2022 weer zal gaan dalen. Hierdoor is de bevolking in de leeftijdscategorie 17 tot 26 jaar in 2025 ongeveer even groot als in 2012. Op regionaal niveau bestaat er een patroon van groei naast krimp. Tot 2025 treedt er over het algemeen krimp op in de (perifere) plattelandsgemeenten. Daarentegen treedt er groei op in de grotere steden en in de gemeenten
15
daaromheen. De provincie Zuid-Holland verwacht dat tussen 2012 en 2030 de Zuid-Hollandse bevolking toeneemt met 289.000 mensen in met name de zone Den Haag-LansingerlandWaddinxveen en in Katwijk, vooral met 55+ers. In de jongere leeftijdsgroepen verandert er niet veel.
Afbeelding 1. Prognoses provincie Zuid-Holland per gemeente: 2012-2040.
5.5.
Relatie met arbeidsmarktregio en RMC-functie
De CFTO heeft onderzocht hoe de arbeidsmarktregio en de RMC-regio zich verhouden tot de voedingsgebieden van de fuserende ROC’s en de drie ROC’s die verder in de regio actief zijn. Arbeidsmarktregio’s De arbeidsmarkt 14 in Nederland is ingedeeld in 35 regio’s van waaruit gemeenten en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vormgeven. De gemeenten hebben forse investeringen gedaan in de samenwerking in de regio’s. De fuserende ROC’s bieden opleidingen aan op locaties in vier arbeidsmarktregio’s: • Holland Rijnland (o.a. Alphen, Katwijk, Leiden) • Midden Holland (o.a. Gouda, Schoonhoven) • Zuid-Holland Centraal (o.a. Wassenaar, Leidschendam-Voorburg, Voorschoten, Zoetermeer) • Midden-Utrecht (locatie te Woerden van het ID-college). Deze arbeidsmarktregio’s zijn bijvoorbeeld gescheiden van de arbeidsmarktregio Haaglanden, met o.a. Den Haag, Delft en het Westland als gemeenten, waar ROC Mondriaan de enige aanbieder is. RMC-regio’s De fuserende ROC’s nemen verder deel aan de Regionale Meld en Coördinatiefuncties (hierna: RMC-functie). Het centrale doel van de Regionale Meld en Coördinatie (RMC) functie is het scheppen van voorwaarden voor jongeren tot 23 jaar om de voor hen hoogst haalbare en meest passende onderwijs- en/of arbeidsmarktpositie te bereiken. Iedere jongere tot 23 jaar moet dus een passende plaats in het onderwijs of op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Om meer grip te krijgen op het 15 terugdringen en voorkomen van is Nederland verdeeld in 39 RMC regio's. De fuserende ROC’s hebben te maken met vier RMC-regio’s: • Haaglanden/Westland (o.a. Den Haag, Delft, Westland, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer) 14 15
Voor meer informatie: www.samenvoordeklant.nl/arbeidsmarktregios. Voor meer informatie: www.rmcnet.nl.
16
• • •
Zuid-Holland Noord (o.a. Katwijk, Leiden, Voorschoten) Zuid-Holland Oost (o.a. Alphen ad Rijn, Gouda) Utrecht (locatie te Woerden van het ID College)
Overlap en verschil in bestuurlijke regio-indelingen De locatie te Woerden van het ID College verhoudt zich bestuurlijk gezien tot een duidelijk andere arbeidsmarktregio en RMC-functie: deze locatie heeft bestuurlijk gezien een oriëntatie op Utrecht. Verder passen de locaties van het ID College te Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg goed bij de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal, maar minder bij de RMC-functie Haaglanden/West en die samenwerking met Den Haag en Delft. 5.6.
Zienswijzen van andere aanbieders van MBO-onderwijs in de regio
De CFTO heeft gesproken met de bestuurders van het Mondriaan College met vestigingen in Den Haag en Leiden, het ROC Nova College met vestigingen in o.a. Haarlemmermeer en ROC MiddenNederland met een vestiging in o.a. Woerden. Deze bestuurders wijzen samengevat op drie hoofdpunten: • De voor- en nadelen van de fusie in vergelijking tot een faillissement. Hoewel de noodzaak van een fusie niet wordt bestreden, stelt men de vraag of de voordelen van een faillissement wel voldoende in de afwegingen zijn meegenomen; • De vraag of het ID College krachtig genoeg is om de fusie te dragen, en • De gevolgen voor de keuzevrijheid van de studenten en de vraag of de concurrentie zal verminderen of toenemen. Wat betekent dit voor de doelmatigheid van de locaties en de daar aangeboden opleidingsportfolio’s van de verschillende aanbieders van mbo-onderwijs? In hoeverre is sprake van een suboptimale oplossing, ook bekeken in een breder perspectief op de Randstad? Had er niet eerder en beter overleg moeten plaatsvinden? En in welke mate is te voorzien, dat dergelijk overleg in de nabije toekomst effectief zal blijken? Fusie versus faillissement De bestuurders erkennen allen dat de problemen bij het ROC Leiden erg groot zijn: niet alleen financieel, maar ook voor wat betreft de kwaliteit van het onderwijs aan de instelling. Duidelijk is dat de investeringen van de instelling alleen werden gedaan in de huisvesting en ten koste gingen van de noodzakelijke investeringen in de kwaliteit van het onderwijs en met name het personeel. Het ROC heeft te weinig personeel in dienst om kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Tegelijkertijd vragen sommige van de collega-bestuurders zich af, of een faillissement niet een betere oplossing zou zijn dan het stimuleren van een fusie tussen beide ROC’s. Zo wijst één van de bestuurders op de brief van de regering aan de Tweede Kamer over de borging van publieke 16 belangen en het standpunt dat daarin wordt ingenomen ten aanzien van faillissementen. Hij wijst op de passage waarin de regering stelt dat de overheid het publieke belang van goed én betaalbaar onderwijs moet borgen, maar dat een instelling die niet in staat is om de dienstverlening nog langer op een goede en betaalbare manier uit te voeren, failliet moet kunnen gaan omdat het afwentelen van bestuurlijk falen op de maatschappij tot het verleden moet gaan behoren vanwege de hoge kosten en omdat het risicovol gedrag aanmoedigt. Er zijn zorgen dat de kosten voor de fusie die het ministerie van OCW gaat vergoeden, ofwel het “transitiebudget”, ten koste zullen gaan van de sector. Een collega-bestuurder stelt, dat een faillissement louterend had kunnen zijn voor de sector. Een derde bestuurder is er juist van overtuigd dat een faillissement geen oplossing biedt, omdat de boedel dan wordt verdeeld aan de schuldeisers en daar is niemand mee gebaat. Bovendien geven alle bestuurders aan, dat het voor hen een lastige klus zou zijn geweest om een grote toestroom van studenten van ROC Leiden op te vangen. Voldoende bestuurskracht van het ID College In het algemeen signaleren de collega-bestuurders dat het ID College een zware verantwoordelijkheid op zich heeft genomen en dat de vraag kan worden gesteld, of het ID College hierop berekend is en of dit bestuur in staat zal blijken om voldoende investeringen te doen in het onderwijs aan beide
16
Minister van Economische Zaken, Kamerbrief, 28 november 2014 “borging van publieke belangen”.
17
instellingen om de kwaliteit op orde te brengen. Daarbij wordt erop gewezen, dat het ID College al grote investeringen doet in nieuwe onderwijshuisvesting in Leiden. Er wordt gewezen op de financiële cijfers en het vreemd vermogen, zoals blijkt uit de jaarrekening. Verder wordt erop gewezen, dat de omvang van het onderwijsbestuur verdubbelt: er vindt een groei plaats van ongeveer 10.000 naar ongeveer 20.000 studenten. Daarbij is dit bestuur actief over een groot geografisch gebied over de as Gouda, Alphen, Leiden, Woerden en Zoetermeer. Het besturen van een grote instelling die zich beperkt tot een duidelijk afgebakende en behapbare regio, of dat nu grote stad of een beperkte (arbeidsmarkt)regio is, is eenvoudiger dan het besturen van een instelling die zich uitstrekt over een groot gebied, waarbinnen meerdere en verschillende organen functioneren. De geografische omvang doet er daarbij volgens deze bestuurder meer toe dan het leerlingenaantal. Keuzevrijheid, concurrentie en macrodoelmatigheid De bestuurders spreken in de regel van een gemiste kans dat zij niet al in een vroegtijdig stadium betrokken zijn bij het zoeken naar oplossingen: er is met hen geen overleg gevoerd in de afgelopen maanden over de problemen rond ROC Leiden. De sector is toe aan een andere fase. Eerst kwam het tot het vormen van ROC’s om ook de kleine instellingen en opleidingen een beetje te concentreren. De ROC-regio’s zijn evenwel geen logische regio’s meer. Meer voor de hand ligt een verdeling van de regio’s langs de lijnen van bijvoorbeeld RMC’s of arbeidsmarktregio’s als van het UWV. Dit zou moeten worden opgepakt en uitgewerkt via een “Randstad-doelmatigheidsplan” waarin deze vraagstukken tegelijkertijd worden aangepakt. Zouden zij zijn uitgenodigd door het ministerie van OCW om mee te denken, dan zouden er wellicht andere oplossingen zijn gevonden zoals het “opknippen” van ROC Leiden in combinatie met een macrodoelmatig aanbod. Zij spreken daarom van een gemiste kans. Het ROC Mondriaan heeft recent een brief hierover gestuurd aan de minister met een concreet voorstel om te komen tot een herschikking van het aanbod in de regio (waarbij met name Zoetermeer genoemd wordt). Bij het oplossen van de nasleep van Amarantis in die betrokken gebieden had de door minister van OCW aangestelde regisseur geen instrumenten om te dwingen, noch om de instellingen over te halen, tot samenwerking en afspraken. In Rotterdam speelt nu een vergelijkbaar vraagstuk na de problemen met ROC Zadkine. Een situatie zoals in Leiden historisch is gegroeid met drie concurrerende aanbieders kan wenselijk zijn zolang sprake is van een productieve concurrentie en opleidingen niet beneden hun optimale omvang vallen. Deze bestuurders hebben erop gewezen, dat zij het als niet correct hebben ervaren dat met name ROC Leiden in de afgelopen jaren studenten is gaan werven in Haarlemmermeer en Den Haag. Deze bestuurders wijzen erop, dat dit een ongewenste concurrentie is waarbij gemeenschapsgeld dat bedoeld is voor het geven van goed onderwijs ten onrechte is aangewend voor het aantrekken van studenten. De betrokken bestuurders vinden dat dergelijke concurrentie geen positieve gevolgen heeft. Zij zien meer in een goede samenwerking zodat tot een dekkend en doelmatig aanbod van opleidingen kan worden gekomen. ROC Midden Nederland heeft bijvoorbeeld besloten niet te werven in het gebied van andere instellingen, omdat de bestuurder het geen pas vindt geven met overheidsgeld andere instellingen te beconcurreren. Zonder een duidelijke verdeling voor wat betreft het aanbod signaleren de andere aanbieders nog een probleem. Door hun maatschappelijke taak om te zorgen voor een aanbod waarmee wordt aangesloten op de arbeidsmarkt, is het van belang om de instroom van leerlingen goed te regelen. Dat kan per instelling worden geregeld bijvoorbeeld door een numerus fixus en het niet aanbieden van opleidingen. Wanneer een instelling dit beleid voert en haar taak serieus neemt, kan dit juist gefrustreerd worden door concurrentie in het onderwijsaanbod vanuit een tweede aanbieder in hetzelfde gebied, die geen grenzen stelt aan de buitensporige vraag van studenten. 5.7.
Zienswijzen overige regionale stakeholders
Maatschappelijk voor Nijverheid en Handel De Maatschappelijke voor Nijverheid en Handel is een onafhankelijk netwerk van personen afkomstig uit ondernemingen, overheid en onderwijsinstellingen, dat bestaat sinds 1777. De gesprekspartners van de CFTO vertegenwoordigen het Departement Leiden en zijn zelf ondernemer in Leiden (advocaat) en docent bij een instelling voor hoger onderwijs. De vorige bestuurder van ROC Leiden kennen zij als een actieve netwerker in de stad; dat is voor een goed contact tussen ondernemers, overheid en het onderwijs van groot belang. De vraag is of het bestuur van het ID College, dat is gevestigd te Gouda, zo’n actieve netwerkrol in Leiden zal oppakken. Daarbij is het niet eenvoudig om in Leiden goede afspraken te maken tussen het mbo-onderwijs en het lokale bedrijfsleven. Het
18
lokale bedrijfsleven is niet goed georganiseerd. Traditioneel heeft Leiden een sterke relatie met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), het bio-sciencepark en de universiteit en de hogeschool. De grote bedrijven zijn bekend. De relatie met het midden- en kleinbedrijf is echter lastiger te organiseren. Wat willen deze ondernemers precies? Wat vinden zij van de studenten die afstuderen bij ROC Leiden en de kwaliteit van het onderwijs? Hoe vindt de afstemming plaats over de beroepspraktijkvorming en de stageplaatsen. De beide gesprekspartners geven aan dat zij daar geen zicht op hebben. Leiden kende in het verleden een goede Kamer van Koophandel, maar deze is verhuisd naar Den Haag. De “BV Leiden” is kortom niet sterk georganiseerd, zo constateren ze. De voorzitter van het Departement geeft verder aan, dat hij zich afvraagt of een volledige fusie de beste oplossing is voor de problemen waar het ROC Leiden nu voor staat. Volgens de voorzitter is hij een relatieve buitenstaander, maar wijst hij erop dat het gaat om een oplossing voor problemen die spelen rond de leerlingen en het onderwijs dat zij krijgen, het personeel en de huisvesting. Een faillissement kan een zuiverende werking hebben, zoals dat gebeurt in het bedrijfsleven en bij ondernemingen. Een faillissement hoeft niet te leiden tot een panieksituatie waarbij alle leerlingen en docenten opeens op straat staan, maar kan planmatig worden uitgevoerd. Daarbij lijkt het hem in het belang van het onderwijs dat het bestuur van het ID College verder zo “onbelast” mogelijk het geven van onderwijs ter hand kan worden gesteld. Dit kan het ROC alleen wanneer de rechten en verplichtingen met betrekking tot de huisvesting en het personeel niet worden overgenomen. Hogeschool Leiden De bestuurder van de Hogeschool van Leiden heeft vertrouwen in het overnemend bestuur en de fusie en merkt op dat de bestuurlijke verhoudingen in de stad Leiden al van dien aard waren dat fusie van de besturen voor de hand ligt. Aanvragers hadden al eerder geconstateerd dat het beconcurreren van elkaar alleen negatieve effecten had en zij zochten eerder samenwerking. Het ID College heeft een moeilijke periode gehad, maar heeft de afgelopen jaren aanzienlijke investeringen gedaan in de kwaliteit van het onderwijs en maakte een rustige en stabiele indruk. Het ROC Leiden heeft met betrekking tot de kwaliteit grote problemen die een behoorlijke investering zullen vergen. Gemeentebestuur De wethouder onderwijs geeft namens het gemeentebestuur aan vertrouwen te hebben in het ontvangende bestuur. Hij hecht er voor de nabije toekomst waarde aan dat de afspraken tussen de gemeente en ROC Leiden in stand blijven, met name bij de aanpak van voortijdig schoolverlaten.
6.
Samenvatting, conclusies en voorwaarden
6.1.
Samenvatting
Beleidsmatig kader mbo-fusies De minister van OCW stelt in de Kamerbrief van 2 juni 2014 over de toekomst van het mbo-onderwijs enkele factoren aan de orde die studiesucces van een student beïnvloeden zoals zich thuis voelen op school, deel uitmaken van een (kleine) groep. Dat biedt bescherming tegen voortijdig schoolverlaten en studievertraging. De menselijke maat moet daarom verankerd zijn. De minister van OCW beoogt een nieuw bestuurlijk model te introduceren in de mbo-sector, de gemeenschap van mbo-colleges, waarbinnen het onderwijs wordt georganiseerd in colleges gericht op een bepaalde branche of sector met een collegedirecteur om de menselijke maat te versterken. Bij de beoordeling van een mbo-fusie kan erop gelet te worden, dat dit model waar mogelijk wordt gevolgd. Dit beleid is een vervolg op beleid voor fusies in de mbo-sector dat is uiteengezet in de brief van de staatssecretaris van OCW van 23 januari 2009. Daarin geeft de regering aan dat voor fusies tussen mbo-instellingen de regering het uitgangspunt “nee-tenzij” zal hanteren. Alleen in het uiterste geval worden mbo-fusies toegestaan, namelijk als de continuïteit van scholen, opleidingen of instellingen in het geding is. En zo’n fusie kan alleen plaatsvinden onder de voorwaarden dat ouders, leerlingen, studenten en personeel voldoende zijn geraadpleegd, draagvlak is verworven en dat keuzevrijheid, een breed dekkend aanbod van beroepsopleidingen voor de regio en bereikbaarheid van leslocaties voor de mbo-leerlinge/studenten zo goed mogelijk zijn gewaarborgd.
19
Doelen en vervolgaanpak beoogde fusie ID College en ROC Leiden Op 1 april 2015 zijn de aanvragen voor een bestuursoverdracht en institutionele fusie tussen het ID College, ROC Leiden en het Boerhaave college ingediend bij de minister van OCW voor goedkeuring. Er wordt een beroep gedaan op de spoedprocedure, omdat volgens de aanvragers de stichting ROC Leiden zonder fusie niet kan voorbestaan. Uit de FER blijkt, dat bij het realiseren van de bestuursoverdracht de mogelijkheid van een ontheffing door de Minister van Onderwijs ex artikel 9.1.2 lid 4 Wet educatie en beroepsonderwijs van belang wordt geacht. Op het moment van de schouw zijn de gesprekken tussen de vastgoedorganisaties en aanvragers om te komen tot nieuwe afspraken over de onderwijshuisvesting nog gaande. Het verkrijgend bestuur wil het ROC Leiden gaan omvormen tot mbo-colleges in de gemeente Leiden. De verwachting is dat het gebruik van de locaties bij de stations Centraal en Lammenschans vermoedelijk na twee jaar zal worden gestaakt. Het ID College hanteert voor de nieuwe locaties als stelregel dat deze niet groter worden dan ongeveer tweeduizend leerlingen. Tijdens de schouw is gebleken dat het ID College voornemens is onderwijs in Leiden te organiseren zoals bij het ID College. Dit is voor de instelling een belangrijke voorwaarde aan de overdracht. Een volledige integratie van de instellingen zal mogelijk pas op 1 augustus 2016 plaatsvinden en zal nader worden uitgewerkt na 1 mei aanstaande. Voor een aantal opleidingen zal bepaald worden of het ID College die op termijn voortzet of niet. Het CvB vindt dit mede een gespreksonderwerp voor de “macrodoelmatigheids-agenda” met de omliggende instellingen. Het ID College houdt daarbij rekening met demografische ontwikkelingen die kunnen gaan leiden tot krimp van het aantal leerlingen en studenten. Zij streeft ernaar om in de vier grotere steden in haar werkgebied eigen gebouwen te houden, namelijk Alphen, Gouda, Leiden en Zoetermeer. In vier andere gemeenten wil zij huisvesting huren en het onderwijs flexibel organiseren. Interne legitimiteit: zorgvuldige besluitvorming en draagvlak fusie De medezeggenschapsraden van beide instellingen delen de wens om de problemen op te lossen via een fusie. Een fusie met het ID College lijkt daarbij de enige optie. Tegelijk zijn de ondernemingsraden en studentenraden van beide instellingen kritisch op de wijze waarop zij tot heden bij het besluitvormingsproces over de fusie zijn betrokken en stellen zij een aantal voorwaarden met betrekking tot het vervolg op korte en langere termijn. De OR van het ID College wil meer tijd om advies in te winnen en heeft het bestuur verzocht om haar achterban te kunnen raadplegen, hetgeen schriftelijk is afgewezen. Om een definitief standpunt te kunnen bepalen wil de raad belangrijke informatie, zoals de raamovereenkomst over het onroerend goed en diverse juridische en fiscale onderzoeken. Zij merken op dat vanuit het bestuur is toegezegd, dat de instellingen het ID College en ROC Leiden als werkmaatschappijen het komende jaar of twee jaren naast elkaar zullen opereren. Wanneer de organisaties daadwerkelijk samengaan, wil de raad zich uitspreken over dat besluit. De SR van het ID College heeft positief geadviseerd, onder voorwaarden ten aanzien van de nieuwe huisvesting, de omvang hiervan en de bereikbaarheid voor de studenten. Deze studenten willen dat een loket wordt ingericht waar studenten met vragen en klachten over de fusie terecht kunnen en vraagt het bestuur aandacht voor zorgvuldige communicatie en informatievoorziening. Verder stelt deze raad de voorwaarde dat er vóór 1 mei openbare informatiebijeenkomsten voor de ouders en studenten worden gehouden. De OR van ROC Leiden stelt dat zij begrijpt dat er haast is geboden, maar dat zorgvuldigheid prevaleert boven snelheid. Ook deze raad stelt een aantal voorwaarden. Hem is veel gelegen aan het besef bij het bestuur dat het goede van het ROC Leiden wordt bewaard Het VAVO-onderwijs dat wordt verzorgd aan het Boerhaave college, heeft bijvoorbeeld een goede naam en een zelfstandige positie. Er zijn zorgen dat deze positie verloren zal gaan. Ook de SR van ROC Leiden heeft inhoudelijke aandachtspunten, zoals de vraag welke huisvesting na fusie aan de orde is. De studentenraad hoopt op een kleinere schaal van maximaal 1500 leerlingen. Verder wil deze raad dat de inhoudelijke wensen uit het Verbeterplan van 19 januari 2015 door het College van bestuur van het ID College worden gerealiseerd. De studenten willen snel iets gaan merken van de verbetering van de onderwijskwaliteit. Daarbij maken ze zich zorgen over de gevolgen van een te snelle omslag naar het onderwijsmodel van het ID College. De raad vindt het van belang, dat de gevolgen van de fusie goed worden geëvalueerd en goed wordt besproken.
20
Gebiedsanalyse: keuzevrijheid en variëteit van het aanbod Het gebied waar de fusie zijn effect heeft, bestrijkt naast Leiden en Gouda ook Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Zoetermeer, Haarlemmermeer, Katwijk, Bodegraven, Kaag en Braassem, Krimpenerwaard, Leiderdorp, Teylingen, Alphen, Gouda, Waddinxveen en Zuidplas. Binnen dit gebied zijn met name ook ROC Mondriaan en het ROC NOVA College actief; deze instellingen trekken studenten uit deels dezelfde gemeenten aan. Er is verder relatief weinig overlap in de voedingsgebieden van het ID College (ook na fusie) en ROC Midden-Nederland. ROC Leiden heeft voor wat betreft het aantal studenten de afgelopen vijf jaar een forse stijging gekend: het aantal mbo-studenten is met bijna 1.000 gegroeid, ofwel een stijging van 11% in vijf jaar. Het ID college heeft in dezelfde periode een zeer lichte daling gekend in studentenaantal, terwijl de drie andere ROC’s in de regio te maken kregen met een daling van het aantal studenten variërend tussen de 4% en 14%. Het is waarschijnlijk dat de groei van ROC Leiden ten koste is gegaan van een deel van de aanwas van studenten van het NOVA College en het Mondriaan College. Daarbij kan actieve werving door ROC Leiden buiten hun eerste voedingsgebied een rol gespeeld hebben. De daling van het aantal leerlingen van ROC Midden Nederland heeft waarschijnlijk te maken met andere factoren. Aanvragers hebben er tijdens de schouw op gewezen, dat de fusie ook positief zou zijn met het oog op de gevolgen van te verwachten demografische krimp in de periferie van de regio. De CFTO heeft daarom gekeken naar de regionale prognoses van Planbureau voor de leefomgeving (PBL), die worden gemaakt voor schoolgaande jeugd van 17- tot 26-jarigen en naar de prognoses van de provincie Zuid-Holland. In het algemeen geldt, dat het aantal 17- tot 26-jarigen in Nederland naar verwachting de komende jaren licht zal stijgen en na 2022 weer zal gaan dalen. Hierdoor is de bevolking in de leeftijdscategorie 17 tot 26 jaar in 2025 ongeveer even groot als in 2012. Verder treedt er over het algemeen krimp op in de (perifere) plattelandsgemeenten, maar groei op in de grotere steden en in de gemeenten daaromheen. De provincie Zuid-Holland verwacht dat tussen 2012 en 2030 de Zuid-Hollandse bevolking toeneemt in met name de zone Den Haag-LansingerlandWaddinxveen en in Katwijk. In de jongere leeftijdsgroepen verandert er niet veel. Er is dus geen aanwijzing, dat demografische krimp een rol van betekenis speelt in dit fusiegebied. Voor wat betreft de bestuurlijke regio-indelingen vindt de commissie dat de locaties van het ID College te Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg goed passen bij de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal, maar minder bij de RMC-functie Haaglanden/West en de samenwerking met Den Haag en Delft. De locatie te Woerden van het ID College verhoudt zich bestuurlijk gezien tot een duidelijk andere arbeidsmarktregio en RMC-functie, namelijk met oriëntatie op de regio Utrecht waar ROC Midden-Nederland actief is. Externe zienswijzen en draagvlak in de regio De bestuurders van het Mondriaan College (met vestigingen in Den Haag en Leiden), het ROC Nova (met vestigingen in Haarlem en Hoofddorp) en ROC Midden-Nederland (met een vestiging in Woerden) vinden het een gemiste kans, dat er in een vroegtijdig stadium met hen geen overleg is gevoerd in de afgelopen maanden over de problemen rond ROC Leiden. Zij hadden graag een bijdrage willen leveren aan het vinden van oplossingen. Daarbij wordt erop gewezen, dat de omvang van het ID College verdubbelt: er vindt een expansie plaats van ongeveer 10.000 naar ongeveer 20.000 studenten. Daarbij is het ID College actief over een groot geografisch gebied. De bestuurders van de aanpalende ROC’s hebben erop gewezen, dat zij het als niet correct ervaren dat met name de bestuurders van ROC Leiden in de afgelopen jaren – mede als gevolg van de bestuurlijke en financiële problemen - via onder meer actieve campagnes studenten zijn gaan werven in Haarlemmermeer (bijvoorbeeld via advertenties op abri’s) en Den Haag. De andere bestuurders dringen aan op een herschikking van de regio’s min of meer langs de lijnen van RMC’s of arbeidsmarktregio’s als van het UWV. Dit zou moeten worden opgepakt en uitgewerkt via een “Randstad-doelmatigheidsplan” met als doel een toekomstbestendige en betere afstemming van het aanbod van middelbaar beroepsonderwijs in relatie tot de behoeften van studenten, de arbeidsmarkt en bestuurlijke organen. Met een breed gedragen plan kan bepaalde vormen van competitie worden voorkomen. Zowel de belangrijkste plaatselijke/regionale afnemer van mbo-studenten in het onderwijs, de Hogeschool Leiden, als de gemeente Leiden en het Departement Leiden van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel staan positief tegenover de fusie. Wel wijst met name het Leidse Departement erop, dat het ID College in staat moet zijn financieel onbelast het bestuur over te nemen om het
21
onderwijs op een goed kwaliteitsniveau te brengen. Verder wijzen de gesprekspartners erop, dat het van belang is dat er in onderwijsstad Leiden een herkenbaar en kenbaar bestuur voor mbo-onderwijs is en mede in dat licht het aanbeveling verdient het centrale bestuur in Leiden te zetelen in plaats van Gouda. 6.2.
Conclusies
Vrijwel alle partijen binnen en rond de instellingen zijn ervan overtuigd, dat een fusie onafwendbaar lijkt. Derhalve concludeert de CFTO dat er weliswaar een significante belemmering ontstaat van de keuzevrijheid voor mbo-studenten als gevolg van deze fusie, maar dat er aannemelijke en urgente rechtvaardigingsgronden zijn die de fusie nodig maken. Er is sprake van een “uiterst geval”, mede als gevolg van het handelen van de voorgaande bestuurders van ROC Leiden en de ontwikkelingen sindsdien, die deze fusie rechtvaardigen. Zowel op het punt van het raadplegen van ouders, studenten en personeel als op het punt van draagvlak concludeert de CFTO dat aan deze procesvoorwaarden op dit moment onvoldoende is voldaan. Het beeld is dat ROC Leiden verzeild is geraakt in een jarenlang proces van gestage achteruitgang. Dit doet denken aan de “vertraagde 17 val”, zoals die enkele jaren geleden te zien is geweest bij ROC Amarantis. Deze val heeft zeven jaren geduurd, waarvan de laatste jaren onder een steeds verder toenemend toezicht vanuit de rijksoverheid. Het tempo van handelen en fuseren ligt nu erg hoog. De medezeggenschapsraden voelen zich geforceerd, onder tijdsdruk gezet en onvoldoende geïnformeerd en stellen derhalve hun voorwaarden. Het is onduidelijk in welke gebouwen de studenten en docenten in Leiden les gaan krijgen resp. geven. Het is onduidelijk welke omvang deze locaties zullen gaan krijgen en of wordt voldaan aan de wens om te komen tot herkenbare eenheden met een menselijke maat. Het is onduidelijk in welke mate het onderwijsmodel van het ID College veranderingen met zich mee zal brengen voor docenten en studenten en waarom dit verbeteringen oplevert voor de onderwijskwaliteit op korte termijn. De tweede hoofdvraag is of er sprake is van borging van de keuzevrijheid van mboleerlingen/studenten en variëteit van het aanbod in de regio, ook in relatie tot het aanbod van andere mbo-aanbieders en het extern draagvlak voor de fusie bij externe stakeholders zoals de gemeente, het afnemend (hoger) onderwijs en het lokale en regionale bedrijfsleven en instellingen. Uit de analyse van de stukken en gelet op de kritische kanttekeningen van de bestuurders van andere ROC’s in het fusiegebied, is de CFTO de noodzaak gebleken om goed te kijken naar de “macrodoelmatigheid” van het mbo-opleidingsaanbod in de regio Leiden en omgeving. Keuzevrijheid voor mbo-studenten en bedrijven en instellingen in Leiden via het beschikbaar zijn van een variëteit aan mbo-opleidingen in deze stad is een algemene maatschappelijke waarde. De bestuurders van het ID College krijgen een zware verantwoordelijkheid om in lastige tijden een fusie tot een goed einde te brengen en daarbij zorg te dragen voor genoeg keuzemogelijkheden voor studenten en het lokale bedrijfsleven/instellingen na de fusie. De bestuurlijke verhoudingen in de regio voor zover ze al evenwichtig waren worden door de fusie van de twee ROC’s aanmerkelijk minder evenwichtig. Daarnaast zijn de opleidingsportfolio’s van alle betrokken instellingen in de regio op onderdelen wel toe aan een zekere evaluatie en herschikking. Er is tot heden onvoldoende gelegenheid geboden aan naastgelegen ROCs om mee te denken over oplossingen. Een dergelijk proces zal regie van buiten behoeven om tot optimale uitkomsten te leiden. 6.3.
Aanbevelingen en voorwaarden voor de fusie
De commissie heeft eerder aangegeven in zijn Tussentijdse Evaluatie (2013) en in zijn recente evaluatierapport Praktijkervaringen 18 dat de Wet fusietoets verbeterd kan worden door de mogelijkheid op te nemen om voorwaarden en voorschriften te verbinden aan de goedkeuring van een fusie – zoals bij fusies van woningcorporaties en zorginstellingen wettelijk mogelijk is. Tegelijkertijd
17
NSOB, 2012. Vertraagde val. Een onderzoek naar de handelwijze en de bevoegdheidsuitoefening van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs in relatie tot de financiële problematiek bij Amarantis. 18 Praktijkervaringen van de Commissie Fusietoets Onderwijs en voorstellen voor verbetering (maart 2015).
22
heeft de CFTO begrepen dat in dit bijzondere geval het ministerie van OCW direct of indirect financiële steun zal geven om de fusie tot een goed einde te kunnen brengen: het zogeheten “transitiebudget”. De commissie heeft zoals uit het voorgaande bleek naar deze casus niet alleen gekeken in termen van ja of nee, maar zich verdiept in de condities van deze fusies en in enkele factoren die een succes van deze fusie kunnen beïnvloeden. Deze factoren zijn allen in meerder of mindere mate door de minister te sturen. Het gaat om zeven voorwaarden die hieronder worden weergegeven. 1.
Onbelaste overdracht Voor een goed functioneren van het ROC na de fusie is een onbelaste overdracht van groot belang. Uit de brief van de Minister van OCW aan de Tweede Kamer, de fusie-aanvraag, de bijgevoegde documentatie en de gevoerde gesprekken blijkt, dat het onbelaste karakter van deze overdracht op dit moment vooral wordt gezocht in het overdragen van de problemen rond de huisvesting en de huur van de twee gebouwen waar ROC Leiden gevestigd is. Deze problemen met de onderwijshuisvesting zijn overigens van meer dan alleen financiële aard. De docenten en studenten van ROC Leiden zijn niet tevreden over de mogelijkheden om goed onderwijs te geven in deze gebouwen. De gebouwen zijn niet optimaal ingericht voor het geven van adequaat onderwijs. Er is in de procesgang al vroeg de idee ontstaan dat failleren niet aan de orde zou zijn. De reinigende werking van failleren moet echter niet onderschat worden. Verschillende gesprekspartners hebben de vraag gesteld: als het hier niet zou kunnen, waar dan eigenlijk nog wel? Een faillissement kan in dit licht mogelijk ook louterend zijn voor de sector als geheel. Maatschappelijk en met het oog op onbelast en goed onderwijs dient er krachtig te worden ingegrepen door de nieuwe instelling volledig los te maken van de problemen van het ROC Leiden. Het belang van een onbelaste gang van het ID College mag niet ondergeschikt worden gemaakt aan al of niet politieke of andere bezwaren die voor diverse stakeholders kleven aaneen faillissement van ROC Leiden. Failleren is geen sprong in het duister. Het zou moeten gaan om gecontroleerd failleren, waarbij de volgorde kan zijn: 1) overname van onderwijs, leerlingen/studenten en personeel, 2) daarna afvloeiing van het teveel aan personeel waarbij het ID College door het Ministerie wordt gevrijwaard van de financiële impact hiervan en 3) faillissement van het ROC Leiden. In zijn algemeenheid wil de commissie aangeven dat het departement ten behoeve van voorkomende gevallen een stappenplan gericht op gecontroleerd failleren aan het veld ter beschikking zou moeten stellen. Verder acht de CFTO het mogelijk en gewenst om aan het beschikbaar stellen van financiële steun voorwaarden voor het overnemend bestuur te verbinden wil het in aanmerking komen voor het transitiebudget.
2.
Interne besluitvorming Met betrekking tot de zorgvuldigheid van het fusieproces, geldt dat allereerst er vanaf nu meer tijd wordt genomen en aandacht komt vanuit de bestuurders van het ID College voor het voeren van overleg met de medezeggenschapsraden van zowel het ID College en ROC Leiden. Er dient op een zorgvuldige manier informatie te worden verstrekt en gereageerd te worden op de voorwaarden, die deze raden hebben gesteld in hun schriftelijke adviezen. Dat heeft op de korte termijn betrekking op de beslissing om de verantwoordelijkheid voor het bestuur over te dragen. Er dient een voor iedereen kenbaar fusie/reorganisatieplan te komen, dat de normale procedure voor dergelijke plannen doorloopt. Overleg met de medezeggenschap is een belangrijk onderdeel. De raden dienen vanaf nu in staat te worden gesteld om hun achterban te raadplegen. Het bestuur dient dit actief te faciliteren. Er dient meer aandacht te komen voor de communicatie met ouders, studenten en personeel. Daarbij kan in ieder geval gedacht worden aan het inrichten van een loket. Verder verdient de relatief zelfstandige positie van het Boerhaave college aandacht.
23
3.
Uitbreiden van het CvB met een derde lid Het is belangrijk dat het CvB zich laat zien en gekend is in de stad en in de regio. Daarbij verdwijnt er een zelfstandig bestuur in Leiden, terwijl deze stad objectief en historisch gezien een meer prominente onderwijspositie inneemt in de regio dan Gouda en met recht een onderwijsstad is, getuige onder meer de vestiging van de Hogeschool en de Universiteit. Te overwegen valt om derhalve op korte termijn het College van Bestuur van het ID College uit te breiden met een derde lid, waardoor het CvB als geheel voldoende aandacht kan geven aan de gevolgen van de fusie en het sturen, begeleiden en doorvoeren van de veranderingen. Op termijn kan het College van Bestuur van het ID College overwegen wat uiteindelijk de meest natuurlijke vestigingsplaats is. De onderwijsstad Leiden ligt dan meer voor de hand dan Gouda. Voorts geeft de commissie de Raad van Toezicht en de minister in overweging tijdens de transitieperiode aan de Raad van Toezicht tijdelijk een extra lid toe te voegen, benoemd door de minister van OCW, die specifiek toezicht houdt op de gevolgen van fusie en het transitiebudget. Omdat hier ook sectorbrede mbo-belangen aan de orde zijn, kan een dergelijk lid gekozen worden uit een meervoudige voordracht van de MBO Raad. Voorts acht de commissie voor de inbreng van de stad Leiden en omgeving de instelling van een Leidse Adviesraad met de verschillende externe stakeholders een aantrekkelijke optie om worteling in de stad en directe omgeving te behouden.
4.
Installeren van het model van MBO-colleges In de brief Betreft Ruim baan voor vakmanschap: een toekomstgericht mbo van 2-6-2014 geeft de minister aan dat na een fusie het onderwijs kleinschalig wordt aangeboden, met name door gebruik te maken van het bestuurlijke model van de gemeenschap van mbo-colleges. Dit model is goed toepasbaar op de nieuwe situatie van het IDC. In de nog op te stellen plannen dient duidelijk te worden omschreven – veel duidelijker dan momenteel het geval is in de FER – hoe het ID College van plan is vorm te geven aan het bestuursmodel van de gemeenschap van MBO-colleges. Dat geldt zowel voor het geheel aan locaties, als met name voor de plannen met betrekking tot de omvorming van ROC Leiden tot mbo-colleges.
5.
Een menselijke maat in het mbo De schaal van de mbo-colleges is belangrijk. Daarbij dient allereerst rekening te worden gehouden met de behoefte van de studenten om te komen tot colleges met een omvang van 1000 a 1.500 leerlingen/studenten.. Dit verhoudt zich nog niet tot de wens van het ID College om te komen tot colleges van 2.000 a 2.500 studenten en daarbij het “ID onderwijsmodel” integraal door te voeren bij het huidige ROC Leiden. Een logischer volgorde is om de vorming van mbo-colleges voor het geheel aan locaties door te voeren. De directeuren van de colleges kunnen een centrale rol vervullen in het opzetten van het nieuwe ROC. Gebouwelijk is een mbo-college bij voorkeur met 1000/1500 leerlingen/studenten wenselijk, zodat een aantrekkelijk sociaal-educatief leven kan worden bevorderd en docenten dit ook werkelijk tot hun taak gaan rekenen. Daar waar dit in afzonderlijke gebouwen niet is te realiseren is een sociale organisatie binnen gebouwen een absolute noodzaak. De commissie was verbaasd te merken dat hiervan bij ROC Leiden nauwelijks sprake was volgens de leerlingen/studenten. Het sociaal-educatief project dat een school is vraagt volop inzet van studenten en van docenten.
24
6.
Interne keuzevrijheid voor studenten binnen het ID College In het fusie/reorganisatieplan dat nog gemaakt zal moeten worden, dient aandacht te komen voor het behoud van voldoende keuzevrijheid voor mbo-studenten uit de meer populaire opleidingen. Voor kleine en dure opleidingen is een keuzemogelijkheid niet realistisch, voor de zogenoemde bulkopleidingen is dat wel mogelijk. Zo worden op dit moment bij zowel het ID College als bij ROC Leiden grote groepen studenten opgeleid tot mbo-verpleegkundige. Daar waar er vanuit de arbeidsmarkt behoefte is aan een groot aantal opgeleide mbo-studenten, is te overwogen om dergelijke opleidingen zowel aan te bieden in Alphen, Gouda als Leiden of Zoetermeer. Streven naar doelmatigheid en efficiency mag niet teveel ten koste gaan van de bereikbaarheid voor studenten.
7.
Evenwichtige bestuurlijke verhoudingen in de regio en macrodoelmatigheid De evenwichtigheid van de regionale bestuurlijke verhoudingen vraagt bijzondere aandacht. Er is een evidente behoefte bij de andere mbo-aanbieders in de regio om op korte termijn met het ID College en het ministerie van OCW afspraken te gaan maken over de bestuurlijke verhoudingen in de regio. Gelet op de negatieve ervaringen met improductieve concurrentie vanuit ROC Leiden in de afgelopen jaren, verdient dit meer aandacht. De commissie beveelt hier twee zaken aan: In de eerste plaats een vast overleg tussen de vier ROC’s die in dit gebied werkzaam zijn. Er moeten eerlijke en robuuste verhoudingen tot stand komen. In de tweede plaats dient het opleidingsgeheel van de betrokken ROC’s onderling tegen het licht gehouden te houden met alle facetten die daarbij van belang zijn. Volgens de verschillende gesprekspartners van de commissie vraagt dit om periodieke regionale herschikkingen met op bepaalde onderdelen en momenten een coördinerende rol van het departement. Er wordt gevraagd om stevige regie. De CFTO beveelt aan om te komen tot een regionaal herschikkingsplan voor de periode 2015-2020, zoals dat ook gebruikelijk is in het voortgezet onderwijs (RPO) of in krimpgebieden in het basisonderwijs, met draagvlak onder onderwijsinstellingen, het bedrijfsleven (ondernemers, instellingen, private partijen) en lokale overheden en publieke organen (arbeidsmarktregio’s, RMC-functies).
25
7.
Advies
Alles overwegende adviseert de Commissie Fusietoets Onderwijs de Minister van OCW om: I.
Goedkeuring niet te onthouden aan de voorgenomen overdracht van het bestuur van de stichting ROC Leiden aan de stichting ROC ID College;
II.
Te bevorderen dat de zeven hierboven genoemde voorwaarden worden gerealiseerd bij de voorgenomen fusie, opdat deze een zo groot mogelijke kans van slagen heeft vanuit het oogpunt van zorgvuldige besluitvorming, intern en extern draagvlak en behoud van keuzevrijheid voor leerlingen/studenten rekening houdend met het streven naar macrodoelmatigheid, te weten: Onbelaste overdracht van het bestuur van ROC Leiden aan het ID College; Verbeterde interne besluitvorming over de bestuurlijke en institutionele fusie; Uitbreiding van het College van Bestuur van het ID College met een derde lid; Uitwerking van het model van MBO-colleges in een plan van aanpak; Borging van de menselijke maat bij deze colleges via college-directeur en een gebouwelijke respectievelijk sociaal-educatieve schaal-norm van 1.500 leerlingen/studenten per college; Behoud van keuzevrijheid en bereikbaarheid voor leerlingen/studenten bij opleidingen binnen het ID College, gelet op de spreiding van locaties over een groot geografisch gebied; Ten behoeve van macrodoelmatigheid te komen tot een regionaal herschikkingsplan voor het mbo-onderwijs met actieve betrokkenheid van i.i.g. het ROC Mondriaan, het ROC NOVA college en het ROC Midden-Nederland en andere belanghebbenden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Het advies is aldus vastgesteld te Den Haag, 21 april 2015, door de Commissie Fusietoets Onderwijs, namens deze,
prof. dr. A.M.L. van Wieringen voorzitter
26
Betreft:
: Subsidieaanvraag “Transformatie‐ en innovatieplannen SW bedrijf” (Motie Kerstens cs.)
Van Aanvrager
: DZB Leiden, SWA Alphen aan den Rijn en Maregroep NV te Voorhout Arbeidsmarktregio Holland Rijnland
Datum
: Gemeente Leiden (centrumgemeente) Contactpersoon: Mevr. M. M. Damen, Wethouder Werk en Inkomen, Wijken en Financiën : 15 juni 2015
Met het aannemen van de motie Kerstens cs wordt door het Kabinet een bedrag van € 30 miljoen beschikbaar gesteld om de herstructurering van de SW sector te ondersteunen. Vanuit de gemeenten komt een zelfde bedrag als cofinanciering beschikbaar. Het beschikbaar stellen van dit budget heeft tot doel de SW sector te ondersteunen in de veranderingen die als gevolg van de invoering van de Participatiewet op haar afkomen. De innovatie‐ en transformatieplannen van de bedrijven kunnen zodoende worden gestimuleerd om op deze wijze de doorontwikkeling van de SW‐sector verder vorm te geven. Tevens wordt hiermee beoogd het behoud van de kennis en de structuur van de Sociale Werkvoorziening te borgen. Vanuit de 35 arbeidsmarktregio’s kunnen aanvragen worden ingediend die voldoen aan (één van de ) drie gestelde bestedingsdoelen: o o o
Ontwikkeling en plaatsing van SW medewerkers en eventuele nieuwe werknemers vanuit de Participatiewet Bevordering en ontwikkeling expertise van medewerkers van de sociale werkbedrijven Bijdrage aan de transformatie of innovatie van de regionale infrastructuur.
Hieronder volgt de aanvraag van de SW bedrijven uit de arbeidsmarktregio Holland Rijnland: o o o
DZB te Leiden ‐ (Gemeenten: Leiden, Leiderdorp, Voorschoten en Zoeterwoude) SWA Alphen aan de Rijn ‐ ( Gemeenten Alphen aan en Rijn, Nieuwkoop, Kaag en Braassem) MareGroep Voorhout ‐ (Gemeenten Katwijk, Teijlingen, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom, Wassenaar en Oegstgeest)
De richting waarin de SW organisaties zich ontwikkelen houden in de drie sub regio’s niet in alle opzichten gelijke tred. Dit heeft tot gevolg dat ieder ten aanzien van maatregelen en projecten waarvoor een beroep wordt gedaan op de beschikbaar komende financiële middelen keuzes maakt die hierop aansluiten. Bij het samenstellen van de aanvraag is de blik is echter ook steeds gericht geweest op het versterken van dat wat de bedrijven bindt: het gezamenlijk versterken van de aanwezige kennis en infrastructuur.
In onderstaande aanvraag komen de keuzes die de drie organisaties hebben gemaakt ten aanzien van hun toekomstperspectief dan ook samen in de beschreven bestedingsdoelen. Op het niveau van de arbeidsmarktregio wordt met elkaar de aansluiting gezocht. De voorgestane verbeteringen kunnen zodoende bijdragen aan de nieuwe taak en plaats voor de bedrijven in de nabije toekomst. Anders en waar mogelijk nog meer dan voorheen kunnen wij zodoende onze bijdrage leveren aan de toeleiding naar en het aanbieden van werk voor mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Met betrekking tot de uitvoering van de aangevraagde projecten en maatregelen Zoals vermeld ontwikkelen de drie SW‐bedrijven binnen Holland Rijnland zich in verschillende richtingen, waardoor accenten anders komen te liggen als het gaat om de te nemen maatregelen. DZB Leiden e.o. DZB heeft de brede opdracht van de regiogemeenten om de hele doelgroep p‐wet te begeleiden. DZB is de nieuwe benodigde organisatie snel aan het implementeren. De selectieprocessen rond werkzoekenden en arbeidsbeperkten moeten soepel verlopen de werkgevers moeten het bedrijf goed kunnen vinden. DZB wil de garantiebanen voortvarend vullen, nieuw beschut werk invullen en nauw samenwerken met het UWV om de werkgevers nog beter te bedienen (ontwikkeling naar één gezamenlijke werkgeversservice) . DZB zal efficiencymaatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de dienstverlening op orde blijft ondanks de teruglopende budgetten. De plannen zijn gericht op het verder professionaliseren en bijscholen van personeel (o.a. trainingen en opleidingen in coachend leiderschap, opleiding tot arbeidsdeskundigen, functiecreatie), samenwerking met het bedrijfsleven (creëren netwerk van MVO‐ondernemers, het realiseren van nieuwe vormen van publieke‐private samenwerking), voorlichting aan werkgevers (websites, promotiecampagnes, events), het realiseren van aansluiting van jongeren met een arbeidsbeperking op de arbeidsmarkt (samenwerking met PRO‐VSO‐scholen en jobcoaching voor jongeren) en het verder professionaliseren van bepaalde werkprocessen (ontwikkelen diagnose‐instrumenten, intensiveren begeleiding nieuwe doelgroep).
SWA Alphen aan den Rijn e.o. De SWA is de uitvoeringsorganisatie die werkt op basis van en vanuit het beleid van de drie gemeenten. Op basis van het vastgestelde beleid tot nu toe, heeft de directie SWA een Transformatieplan SWA opgesteld. Belangrijke uitgangspunten voor dit Transformatieplan zijn: ‐ ‐
‐ ‐ ‐ ‐
SWA is een mensontwikkelorganisatie, gericht op ‘groei’ van mensen. De kernachtige doelstelling “SWA brengt mensen verder” blijft onverkort van toepassing; SWA fungeert als vangnet voor de markt. De Participatiewet beoogt dat zoveel mogelijk mensen in een reguliere baan bij een reguliere (niet verbijzonderde) werkgever aan de slag zijn. Waar de markt niet realiseert fungeert de SWA ‐ in een (budgettair) beperkt aantal gevallen ‐ als vangnet voor de markt; Ook bij de ontwikkeling van mensen in (stadia van) de arbeidsinschakeling fungeert SWA ‐ beperkt ‐ als vangnet voor de markt SWA ontwikkelt van een productie‐georiënteerde organisatie naar een flexibele netwerkorganisatie; Het Werkgeversservicepunt heeft een belangrijke rol in de bewerking van de markt ter ondersteuning van de beweging die SWA wil maken “van binnen naar buiten”. De voorbereidingen die momenteel getroffen worden om in de openbare ruimte meer in gezamenlijkheid ‐ SWA en gemeenten ‐ aan het werk te gaan, zijn ondersteunend aan de genoemde SWA beweging “van binnen naar buiten”.
Maatregelen die hieruit volgen dienen te leiden tot een versterking van de transformatie en innovatie van de regionale infrastructuur: ‐ extra inzet op werving van banen, bemiddeling en plaatsing ‐ realiseren van een kwantitatief grotere detacheringsfaciliteit ‐ onderzoek naar mogelijkheid verzelfstandiging van bedrijfsonderdelen ‐ realiseren van schaalvoordeel en vermindering van kosten door bundeling van staffuncties binnen de arbeidsmarktregio (SWA, DZB en Maregroep) ‐ opstellen van businesscase voor de restcapaciteit van het beschut werk binnen SWA MareGroep Kust‐Duin en Bollenstreek MareGroep is vooralsnog volledig verantwoordelijk voor zowel de beschutte arbeid als de detacheringen en het begeleid werken van de oude WSW doelgroep. Daarnaast wordt begeleiding, bemiddeling en plaatsing aangeboden voor diegenen die nu onder de Participatiewet vallen. Dit laatste gaat in opdracht van en in samenwerking met de sociale diensten van de aangesloten gemeenten. Daarnaast wordt samengewerkt in het Werkgevers Servicepunt (WGSP) Kust‐, Duin‐ en Bollenstreek dat binnen de muren van MareGroep is gevestigd. En aanzien van de wijze waarop de aangesloten gemeenten in de toekomst vorm en inhoud willen geven aan de uitvoering van de Participatiewet is inmiddels een eerste contourennota verschenen. Hierin wordt de oprichting van een nieuw Servicepunt Werk bepleit. Deze contourennota wordt de
komende maanden onder leiding van een nieuw aangestelde projectmanager verder uitgewerkt, waarna definitief kan worden besloten hoe dit Servicepunt Werk uiteindelijk wordt vormgegeven. De voorgenomen maatregelen van MareGroep in het kader van deze subsidieaanvraag hebben dan ook betrekking op alle activiteiten voortvloeiende uit zowel de “oude” SW‐opdracht als de nieuwe uitdagingen die de Participatiewet met zich meebrengt. ‐
‐ ‐ ‐
Verdere versterking van de expertise van het personeel ten aanzien van alle aspecten van de re‐integratie van de doelgroepen. Dit betreft zowel de inhoudelijke expertise (jobcoaching, arbeidsdeskundigheid etc.) alsmede het aanwenden van nieuwe middelen om matching van vraag en aanbod te bewerkstelligen (inzet nieuwe (social) media; e‐presentatie werkzoekenden etc.) Herinrichting beschut werk, aangepast op de nieuwe doelgroep en op de nauwere samenwerking met onder meer dagbesteding, VSO‐scholen e.d. Voorbereiding en vormgeving van Publiek‐Private Samenwerkingsvormen in diverse branches (schoonmaak, groen, assemblage etc.) Het zoeken naar verdere efficiency door samenwerking in de regio, waaronder bundeling van staffuncties.
Algemeen: Het doel waarvoor de middelen beschikbaar worden gesteld, te weten het ondersteunen van de herstructurering en doorontwikkeling van de SW‐sector, is steeds in het oog gehouden. Naast professionalisering en modernisering van de al aanwezige kennis en infrastructuur is dan ook vooral gezocht naar nieuwe, innovatieve manieren om mens en arbeid bij elkaar te brengen. Hierin vinden de drie organisaties elkaar weer en waar mogelijk wordt bij maatregelen en projecten dan ook gekeken waar gezamenlijk optrekken meerwaarde en/of voordeel biedt. ‐ ‐
‐
‐
Er wordt sterk ingezet op het gebruik van de (nieuwe ) media om de arbeidsmarkt toegankelijk te maken voor de werkzoekenden (webmatching, actief gebruik social media etc.) Er komt een professionaliteitsslag in de benadering en het betrekken van de werkgevers bij de toeleiding van de doelgroep (Symposia/events, promotiecampagnes, netwerk voor en door ondernemers etc.) Inspanningen zijn er op gericht om de match tussen werknemer en werk te optimaliseren (directe aansluiting met (VSO)scholen, Startwerklocaties, kwaliteitsinput en versterking know how eigen personeel etc.) Het verlagen van de drempels voor het in dienst nemen van de doelgroep wordt speerpunt (o.a. detacheringsfaciliteit, PPS‐constructies, jobcoaching etc).
De plannen van de drie organisaties zijn gebundeld en geschaard onder de drie genoemde bestedingsdoelen de procedure aanvraag. Per project wordt een medewerker of team van medewerkers samengesteld uit de huidige bezetting van de SW‐bedrijven die zorgdragen voor de uitvoering. Dit kan zowel op fulltime of parttime basis zijn. Waar nodig of wenselijk kan uitbreiding met tijdelijk personeel aan de orde zijn, bijvoorbeeld daar waar specifieke kennis ontbreekt of personele capaciteit uit de bestaande bezetting niet kan worden vrijgemaakt. Financiering van deze tijdelijke personele inzet wordt volledig gefinancierd uit de verstrekte subsidie.
Steeds zal per project één projectleider worden aangesteld die zorgdraagt voor de coördinatie, bewaking van de voortgang en de financiën en verslaglegging van de resultaten. Alle beschreven projecten worden uiteindelijk onder de (eind‐) verantwoordelijkheid van de directeuren van de drie bedrijven uitgevoerd. Met betrekking tot de projectomschrijvingen en begroting Gekozen is een korte omschrijving van de voorgestane maatregelen en beoogde projecten in een schema te plaatsen. Hierbij is aangegeven wat er voor de uitvoering nodig is (interne of externe expertise, kosten etc.) . Daarnaast zijn de geraamde kosten gesplitst in personele inzet en in te kopen expertise of andere externe kosten. De totalen zijn per bestedingsdoel aangegeven. Reden van deze keuze is de overzichtelijkheid van de maatregelen en het voorkomen dat van een veelheid aan informatie. Met name is bij dit laatste punt uitgegaan van de (inhoudelijke) bekendheid bij de lezer wat met de genoemde actie wordt beoogd. Desgewenst kan elk van de projecten of maatregelen uiteraard nader worden toegelicht, zowel inhoudelijk als begrotingstechnisch. De totaalsom van alle maatregelen en projecten overschrijdt het budget (rijksbijdrage én cofinanciering) dat is toegewezen aan de drie betreffende SW‐bedrijven. Een en ander kan gelegen liggen in onder meer een langere looptijd van de projecten dan tot en met september 2016. Het spreekt voor zich dat de totaalaanvraag van zowel de rijksbijdrage als cofinanciering zich verhoudt met de maximaal toegewezen budgetten voor de regio. Financiering van de eventuele meerkosten is voor rekening van de SW‐bedrijven zelf.
Ontwikkeling en plaatsing van SW medewerkers en eventueel nieuwe werknemers vanuit de Participatiewet Korte omschrijving bestedingsdoel o
o
o
o
o o
o
o
o
o
Aanpassen websites en inzet social media (interactief, bereikbaarheid, mobiele versie etc.) Webmatch: online database werkzoekenden met eigen introductiefilmpjes Promotiecampagnes nieuwe uitvoerdersrol van de drie bedrijven Nieuwe brochures werkgevers aangepast aan Participatiewet Aansluitingen op Stekker 4 (vacaturenetwerk regio) Diverse Events voor en met ondernemers (BV Leiden Event, Eureka Event, Mini Symposium) Pilot Startwerklocatie (SWL): verder ontwikkelen als T&T centrum voor nieuwe doelgroep incl. ontwikkeling diagnose instrumenten Nieuw team specifiek voor trajectbegeleiding nieuwe groep arbeidsgehandicapten naar garantiebanen Aansluiting bij wijkteams (ondersteuning, kennisinzet en – overdracht, link naar garantiebanen) Tijdelijk uitbreiding WGSP met accent op benoemde doelgroepen
Uitvoering
Kosten
Personele kosten
Totaal geraamde kosten € 14.750
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 11.000 (Externe kosten)
€ 3750 (100 uur personele inzet)
o o o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 45.000 (Externe kosten)
€ 15.000 (400 uur personele inzet)
€ 60.000
Eigen personeel Externe expertise
€ 65.000 (Externe kosten)
€ 18.000 (500 uur personele inzet)
€ 83.000
o o o o o o o
Eigen personeel Diverse kosten
€ 2.500 (Drukwerk)
€ 1.500 (40 uur personele inzet)
€ 4.000
Eigen personeel Externe expertise Eigen personeel Externe expertise Diverse kosten
€ 8.000 (Kosten ICT) € 70.000 (externe kosten, locaties, faciliteiten)
€ 4700 (120 uur personele inzet) € 8.000 (240 uur personele kosten)
€ 12.700
o
Eigen personeel
€ 50.000 ( 1300 uur personele inzet)
€ 50.000
o
Eigen personeel
€ 50.000 ( 1300 uur personele inzet)
€ 50.000
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 25.000 (Externe kosten)
€ 15.000 (400 uur personele inzet)
€ 40.000
o
Tijdelijke aanstelling
€ 157.500 (5 fte)
€ 157.500
€ 78.000
Ontwikkeling en plaatsing van SW medewerkers en eventueel nieuwe werknemers vanuit de Participatiewet Korte omschrijving bestedingsdoel o
Traject bejegening werk
o
Jobcoaching jongeren met arebeidsbeperking Aansluiting VSO Stage, opleiding en werkplekken
o
Uitvoering
Kosten
Personele kosten € 2.250 (40 uur personele inzet)
o o o o
Eigen personeel Externe expertise Diverse kosten Tijdelijke aanstelling
€ 80.000 (Traject en materiaal)
o o
Eigen personeel Externe expertise
Totalen
Totaal geraamde kosten € 82.250
€ 126.000
€ 10.000 (Algemene kosten
€ 126.000 (1 fte, 2 jr. dienstverband) € 24.000 (640 uur personele inzet)
€ 316.500
€ 475.700
€ 792.200
€ 34.000
Bevordering en ontwikkeling expertise medewerkers van sociale werkbedrijven Korte omschrijving bestedingsdoel
Uitvoering
Kosten
Personele kosten
Totaal geraamde kosten € 7.100
o
Jobcarving basis en advanced
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 2.500 (Externe kosten)
€ 4.600 (136 uur personele inzet)
o
Training coachend leiderschap Startwerklocatie nieuwe doelgroep
Eigen personeel Externe expertise
€ 5.000 (Externe kosten)
€ 2.250 (75 uur personele inzet)
€ 7.250
Diverse kosten
€ 26.000
€ 22.500 (600 uur personele inzet)
€ 52.500
o
Informatie‐ & heisessies lijn en staf
o o o
o
Opleidingen drie Arbeidsdeskundigen
o o
Eigen personeel Diverse kosten
€ 26.000 (Externe kosten) € 30.000 (opleidingskosten)
o
Training werkleiding beschut
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 25.000 (Externe kosten)
€ 22.500 (600 uur personele inzet)
€ 47.500
o
Jobcreation
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 10.000 (opleidingskosten)
€ 9.000 (240 uur personele kosten)
€ 19.000
o
Training WWZ in relatie tot Participatiewet
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 6.000
€ 9.000 (240 uur personele kosten)
€ 15.000
Oplossingsgericht coachen
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 5.500
€ 9.000 (240 uur personele kosten)
€ 14.500
€ 78.850
€ 188.850
o
Totalen
€ 110.000
Bijdrage aan transformatie / innovatie van de regionale infrastructuur Korte omschrijving bestedingsdoel
Uitvoering
Kosten
Personele kosten
o
PPS projecten
o o
Eigen personeel Externe expertise
o
Projectleider PPS catering
o
Tijdelijke aanstelling
o
Ontwikkeling personeelsfaciliteiten (deta/payrolling etc.)
o o
Eigen personeel Externe expertise
€ 40.000 € 177.500 (Externe kosten) (3 fte)
€ 217.500
o
Projectleider actieplan werk
o
Tijdelijke aanstelling
€ 75.000
o
Netwerk voor en door ondernemers o Specifiek gericht op MVO/P‐wet o
Eigen personeel Externe expertise
€ 100.000 € 3.750 (Externe kosten) (100 uur personele inzet)
o
(her) inrichten voor beschut werk
o o
Eigen personeel Diverse kosten
€ 9.000 (240 uur personele kosten)
€ 149.000
o
Bundeling staffuncties 3 SW bedrijven
o
Eigen personeel
€ 140.000 (Aanpassingen, materialen)
€ 15.000 (400 uur personele kosten)
€ 15.000
€ 355.000
€ 375.250
€ 730.250
Totalen
€ 75.000 € 15.000 (externe kosten, (400 uur personele inzet) juridisch advies) € 80.000 (personele inzet)
Totaal geraamde kosten € 90.000
€ 75.000 (1 fte, 1 jr. aanstelling)
€ 80.000
€ 103.750
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Invulling van de korting op de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling (DU VO) Basistaak
Alle gemeenten in de regio hebben een verantwoordelijkheid in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De DU VO ontvangt centrumgemeente Leiden t.b.v. de regio. De landelijke herverdeling van de middelen voor vrouwenopvang, huiselijk geweld en kindermishandeling leidt tot een korting van ca. 25%. De korting wordt gefaseerd ingevoerd in de jaren 2016 -2018. Er worden voorstellen gedaan hoe deze korting de komende jaren in te vullen. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
23 september 2015
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
1. De gemeenteraad van Leiden te adviseren om de onderbesteding van de DU VO van 2015 en 2016 te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en deze middelen in te zetten om de korting op de DU VO vanaf 2017 op te vangen; 2. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid. Zij spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien. De intentie is om daarbij uit te gaan van het solidariteitsprincipe. 3. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een uitgewerkt voorstel voor financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
NVT
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De komende jaren wordt de DU VO aan centrumgemeenten door een landelijke herverdeling van deze middelen voor ZHN teruggebracht van 4,2 naar 3,1 miljoen. Centrumgemeente Leiden ziet daarmee een korting tegemoet van ca. 25%. Dit voorstel geeft inzage in de gevolgen van de korting en doet voorstellen die tot doel hebben blijvend stevig in te zetten op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
8.
Inspraak
Nee
2
9.
Financiële gevolgen
Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Van gemeenten wordt de intentie gevraagd op termijn mee te betalen aan de aanpak van hg en km als dat voor een stevige aanpak nodig blijkt. Voorstel is om dat volgens het solidariteitsprincipe te doen naar inwoneraantal. De ontwikkelingen in het sociaal domein kunnen van invloed zijn op wat medio 2018 nodig is. Bij gelijkblijvend beleid zou een bijdrage van gemeenten vanaf 2019 nodig zijn (ca. € 1 per inwoner), op voorwaarde de gemeenteraad van Leiden besluit om de niet benutte middelen, net als voorgaande jaren ook voor 2015 en 2016 te bestemmen voor een zachte landing van de korting. Structureel
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: - Jeugdwet - WMO - Wet tijdelijk huisverbod - Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 -2018 Eerdere besluitvorming: Regiovisie febr. 2014
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 23 september 2015 12.00 – 15.00 uur Gemeentehuis Alphen aan den Rijn 10
Onderwerp: Invulling van de korting op de DU VO
Beslispunten: 1. De gemeenteraad van Leiden te adviseren om de onderbesteding van de DU VO van 2015 en 2016 te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en deze middelen in te zetten om de korting op de DU VO vanaf 2017 op te vangen; 2. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid. Zij spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien. De intentie is om daarbij uit te gaan van het solidariteitsprincipe; 3. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een uitgewerkt voorstel voor financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd. Inleiding: Algemene context De middelen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling worden aan de centrumgemeenten toegekend ten behoeve van de regio. In de landelijk herverdeling van een historisch naar een objectief verdeelmodel zijn Leiden en Gouda nadeelgemeenten. De korting wordt gefaseerd ingevoerd in de periode 2016 -2018. De regio Hollands Midden heeft daardoor in de toekomst veel minder geld voor dit doel. In bijgaande notitie wordt de huidige inzet van de DU VO toegelicht en is een kostenverdeling gemaakt op basis van de decentralisaties, gevolgd door een verkenning voor toekomstige financiering op basis van huidig beleid. Besluitvormingstraject: 1. Een raadvoorstel Leiden om onderbesteding DU VO 2015 en 2016 te reserveren voor aanpak hg en km; 2. Deze notitie ter kennis te brengen van colleges en raad van alle gemeenten in ZHN Beleidskader In februari 2014 is de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 – 2018 vastgesteld, waarin voor de komende jaren het beleid voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is vastgelegd. In de Jeugdwet en de WMO is de verplichting van een regionaal advies- en meldpunt huislijke geweld en kindermishandeling, inmiddels Veilig Thuis genoemd, en zijn de wettelijke taken vastgelegd.
4
Rol Holland Rijnland Platformfunctie op verzoek van gemeenten Beoogd effect: Blijvend stevig inzetten op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals is afgesproken in de Regiovisie. Argumenten: Huiselijk geweld en kindermishandeling is nog steeds en groot probleem. Aanpak van dit probleem vraagt om blijvende inzet om dit geweld een halt toe te roepen. Daarnaast zijn er wettelijke verplichtingen: Veilig Thuis heeft wettelijke taken, wet tijdelijk huisverbod en in stand houden vrouwenopvang. Er is voor deze regio komende jaren fors minder geld vanuit het Rijk beschikbaar. Er zijn dus andere afspraken nodig om de aanpak op peil te houden. De ontwikkelingen in het sociaal domein kunnen van invloed zijn op de omvang van het probleem, de ontwikkeling van het beleid, de aanpak van huiselijk geweld en de daarvoor noodzakelijke financiering. De verwachting is nu dat de DU VO op termijn tekort schiet om de problemen rond huiselijk geweld het hoofd te bieden en dat rekening gehouden moet worden met aanvullende financiering door gemeenten in de regio. Op basis van de decentralisaties kunnen centraal gefinancierde kosten deels naar de nieuwe taken van gemeenten toegedeeld worden. Een specifieke afrekening van deze kosten per gemeente is administratief intensief en voor gemeenten moeilijk te begroten, omdat kosten per jaar sterk kunnen verschillen. Financiering op basis van het solidariteitsprincipe heeft daarom de voorkeur. Er is op dit moment spraken van onderbesteding van de DU VO. De gemeenteraad van Leiden wordt verzocht te besluiten deze middelen te reserveren voor een zachte landing van de korting. In dat geval wordt, bij gelijkblijvend beleid, een bijdrage van gemeenten voorzien per 2018 – 2019. Kanttekeningen/risico’s: Een besluit van de gemeenteraad Leiden is nodig om de niet benutte gelden voor het doel aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling beschikbaar te houden voor 2015 en 2016. Indien zij dit niet doen ontstaat er eerder een financieel tekort. De gemeenteraad van Leiden heeft voor 2013 en 2014 al besloten om de gelden beschikbaar te houden, waarmee al een buffer van ca 2 ton gevormd is. Financiën: In de bijlage van het voorstel is een meerjarig financieringsoverzicht opgenomen op basis van gelijkblijvend beleid. Op basis van dit overzicht komt de bijdrage per gemeente vanaf medio 2018 – 2019 uit op € 580.000. Dit zou neerkomen op ca. € 1 per inwoner. Er zijn op deze termijn een aantal onzekerheden. Veilig Thuis moet de wettelijke taken blijvend kunnen uitvoeren. Bij een stijging van het aantal adviezen en onderzoeken vereist dit mogelijk meer capaciteit en bij stijging van het aantal huisverboden nemen de kosten toe. De ontwikkelingen in het sociaal domein kunnen er ook toe leiden dat vroegsignalering toeneemt, waardoor eerder kan worden ingegrepen. Indien de vrouwenopvang in Leiden structureel meer vrouwen uit Den Haag opvangt dan andersom is het reëel dat den Haag als voordeel gemeente in de toekomst voor deze plaatsen gaat betalen. Communicatie: nvt
5
Evaluatie: Doorlopend zullen periodiek cijfers van hg en km in deze regio (jaarlijks), van de werkstroom bij Veilig Thuis, het aantal huisverboden en de bezetting en ambulante inzet van de vrouwenopvang gevolgd worden. Minimaal 1x per jaar, maar vaker als daartoe aanleiding is. Op basis van landelijke ontwikkelingen, regionale ontwikkelingen in het sociaal domein en bovenstaande gegevens zal het beleid zo nodig worden aangepast, dan wel aangescherpt en de financiële consequenties worden doorgerekend. Medio 2017, of zoveel eerder als wenselijk, zal een concreet voorstel over financiering aan gemeenten worden voorgelegd. Bijlagen:
Notitie: Invulling korting DU VO (versie 25 augustus 2015)
6
Korting DU VO versie 4 sept. 2015
Inleiding Beleid en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt al jaren op het niveau van de Veiligheidsregio Hollands Midden georganiseerd. Leiden en Gouda ontvangen hiervoor als centrumgemeente voor respectievelijk de gemeenten in Zuid-Holland Noord en in Midden Holland van het rijk een Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang, kortweg DU VO genoemd. De landelijke herverdeling van deze middelen, die in 2014 is vastgesteld, pakt voor Leiden en Gouda nadelig uit, zij zijn beide nadeelgemeente. De korting op het budget zal gefaseerd worden doorgevoerd in de periode 2016 -2018, zoals opgenomen in de septembercirculaire gemeentefonds 2014. De DU VO Leiden is bedoeld voor alle gemeenten in Zuid-Holland Noord. Het is dan ook van belang dat deze gemeenten kennis nemen van de budgetontwikkelingen ten behoeve van de regio en zich mede verantwoordelijk weten voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling nu en in de toekomst. Doel van deze notitie is om voor ZHN aan te geven wat er de komende jaren nodig is om die effectieve aanpak in stand te houden, inclusief noodzakelijke vrouwenopvang. Er zijn plannen om de DU VO op termijn te decentraliseren naar alle gemeenten, zoals nu al bij de jeugdzorg het geval is. De voorstellen zijn daarmee ook een vingeroefening voor een eventuele toekomstige decentralisatie.
Opzet notitie In de notitie worden alle vormen van huiselijk geweld, waaronder kindermishandeling, ouderengeweld, eergerelateerd geweld, relationeel geweld enz. aangeduid met de term huiselijk geweld. De notitie gaat in op de achtergrond van de herverdeling, de omvang en de aanpak van het probleem en de huidige besteding van de middelen. Vervolgens is aangegeven wat dit op termijn voor gemeenten in ZHN kan betekenen met daarbij een tijdpad waarin meer concrete voorstellen hiervoor te verwachten zijn. Het belang om blijvend stevig in te zetten op de aanpak van huiselijk geweld op basis van regionaal vastgesteld beleid leidt tot de volgende aanbevelingen: - de gemeenteraad van Leiden te adviseren om niet benutte middelen van de DU VO in 2015 en 2016 te reserveren; - de intentie van gemeenten in ZHN om aanvullend op de DU VO bij te dragen in de kosten van de aanpak huiselijk geweld volgens het solidariteitsprincipe, - medio 2017 nadere afspraken maken over regionale financiering. In de bijlagen treft u de volgende stukken aan: 1. het jaarverslag 2014 van het SHG, waarin de omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio Hollands Midden op basis van de cijfers 2014; 2. een kostenverdeling op basis van gemeentelijke verantwoordelijkheden per 1 januari 2015; 3. een meerjarenbegroting op basis van huidig beleid, waarin de korting op de DU VO is verwerkt.
Landelijke herverdeling van middelen De rijksmiddelen voor de vrouwenopvang bedragen landelijk 105,5 miljoen per jaar. De 35 centrumgemeenten ontvangen deze middelen in de vorm van een decentralisatie uitkering vrouwenopvang en is bedoeld voor de aanpak van huiselijk geweld, inclusief de opvang van slachtoffers. De opvang wordt georganiseerd door Vrouwenopvang organisaties, veelal in en gefinancierd door de centrumgemeenten, en de mannenopvang die op dit moment door de G4 wordt aangeboden en centraal vanuit de landelijke middelen wordt gefinancierd. De DU VO werd tot nu toe op historische gronden verdeeld. De plannen om landelijk tot een objectief verdeelmodel te komen hebben in 2014 hun beslag gekregen. In de regio Hollands Midden zijn de centrumgemeenten Gouda en Leiden nadeelgemeenten. De herverdeling wordt stapsgewijs ingevoerd, waarbij VWS een extra Rijksbijdrage van landelijk 10 miljoen inzet om de meest urgente knelpunten op te lossen. De regio’s moeten daarvoor onderling afspraken maken om te zorgen dat het 1
stelsel vrouwenopvang gedurende de stelselwijziging blijft functioneren. Toegezegd is dat deze extra Rijksbijdrage op voorwaarden ook structureel beschikbaar blijft. Een voorwaarde is dat uit afspraken tussen de centrumgemeenten blijkt dat continuïteit en kwaliteit van hulp aan deze kwetsbare slachtoffers geborgd is. De komende jaren wordt de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang voor ZHN teruggebracht van 4,2 naar 3,1 miljoen, dit is inclusief de extra middelen. Centrumgemeente Leiden ziet daarmee een korting tegemoet van ca. 25%.
Huiselijk geweld een serieus probleem Huiselijk geweld is landelijk en ook in onze regio nog steeds een groot probleem. Van alle vrouwen en mannen tussen de achttien en zeventig jaar is 45% ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld, als kind, partner of ouder. Bekeken voor een periode van de afgelopen vijf jaar is ruim 9% van de Nederlandse bevolking slachtoffer van huiselijk geweld. In bijna 75% van de gevallen van ernstig huiselijk geweld gaat het om lichamelijk geweld (65%) en seksueel geweld (8%)1. Ook in Hollands Midden is het probleem aanzienlijk en registreerde de politie in 2014 3.665 incidenten van huiselijk geweld. Het doel is door preventie en vroegsignalering huiselijk geweld zo snel mogelijk en duurzaam te stoppen. Dit lukt niet altijd en opvang is dan ook nog steeds nodig. De vrouwenopvang Rosa Manus in Leiden beschikt over een locatie met plaats voor 20 systemen (vrouwen met hun kinderen). In 2014 voerde zij met 123 vrouwen intakegesprekken, waarvan 103 vrouwen in de opvang zijn geplaatst met in totaal 111 kinderen. Voor de overige vrouwen zijn andere oplossingen gezocht; thuis blijven met ambulante begeleiding, een andere plek elders in het land of anderszins. Naast opvang biedt Rosa Manus kortdurende of intensieve ambulante hulpverlening in de gemeenten in ZHN aan gezinnen met evident huiselijk geweld tussen volwassenen. In 2014 werd aan 99 gezinnen een vorm van ambulante begeleiding geboden. Meer gegevens over huiselijk geweld in Hollands Midden vindt u in het jaarverslag 2014, bijlage 1. Daaruit kan de conclusie getrokken worden dat het ook in deze regio zaak is huiselijk geweld serieus te nemen en werk te maken van de aanpak van dit geweld.
Aanpak Hollands Midden In de afgelopen jaren hebben we in de regio Hollands Midden fors geïnvesteerd in de aanpak huiselijk geweld. Breed gedragen regionale beleidsuitgangspunten zijn in 2013 uitgewerkt in de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 -2018. De regiovisie, opgesteld door een regionale ambtelijke werkgroep, is door alle gemeenten in deze regio onderschreven en in februari 2014 door de gemeenteraden van Gouda en Leiden vastgesteld. De regiovisie anticipeert op wijkgericht werken en de verschuiving van verantwoordelijkheden van de centrumgemeente naar de individuele gemeenten. Dit is het gevolg van de decentralisaties Jeugdzorg en WMO, waarin gemeenten vanaf 2015 meer verantwoordelijkheid hebben voor de ondersteuning van hun inwoners. De verantwoordelijkheid voor preventie, vroegsignalering en hulp bij huiselijk geweld hoort hier ook bij. De invoering van het objectief verdeelmodel loopt parallel aan deze decentralisaties. De doelstelling van de regionale aanpak huiselijk geweld is in de visie als volgt omschreven: Het beleid moet er toe leiden dat geweld zo vroeg mogelijk wordt gesignaleerd en stopt en kent hiervoor twee belangrijke pijlers: 1. Het taboe op huiselijk geweld en kindermishandeling doorbreken, waardoor geweld eerder herkend en erkend wordt. Door voorlichting en publiekscampagnes herkennen burgers het probleem en weten waar ze met hun signalen terecht kunnen. 2. Een efficiënte en effectieve uitvoering zorgt er voor dat het geweld snel en langdurig stopt. Het doorbreken van het taboe zal, indien succesvol, leiden tot meer signalen. Het is dan ook belangrijk op te merken dat een toename van signalen in dit kader gezien kan worden als een positieve ontwikkeling. Er is door en voor gemeenten in Hollands Midden gewerkt aan de nadere uitwerking van de regiovisie. De eerste prioriteit was om te komen tot een helder overzicht van verantwoordelijkheden en taken van 1
Movisie - Factsheet huiselijk geweld nov. 2013
2
de centrumgemeente en de individuele gemeenten. In een overzicht is opgenomen welke rol de centrumgemeente heeft en welke verantwoordelijkheden alle gemeenten hebben. Als handreiking om gemeenten daarbij op weg te helpen, is voor de regio het Model Preventieplan ontwikkeld. Het model bevat informatie over de verschillende vormen van huiselijk geweld, de daarvoor relevante instanties en de verbinding met verwante beleidsterreinen. Het is een hulpmiddel om gemakkelijker de weg te vinden in dit voor veel gemeenten nieuwe veld. Per 1 januari 2015 ging ook de nieuwe organisatie Veilig Thuis bij de GGD van start, waarin de voormalige organisaties Steunpunt Huiselijk Geweld en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling zijn opgegaan. Bij Veilig Thuis kunnen burgers en professionals terecht voor advies, ondersteuning en melding van alle vormen van geweld en zorgelijke situaties in huiselijke kring. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk lokaal wordt opgepakt en alleen centraal als dat nodig is. De wijkteams (Jeugd- en Gezinsteams en Sociale Wijkteams) hebben dan ook een belangrijke rol in preventie, vroegsignalering en de aanpak van huiselijk geweld. Het betreft dan niet alleen het toepassen van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, maar het gaat ook om het oppakken van zaken die bij Veilig Thuis binnen komen en na screening voor hulp worden overgedragen aan het lokale veld. Sluitende afspraken over het over en weer overdragen van zaken, de ondersteuningsmogelijkheden van Veilig Thuis en zorgen dat professionals elkaar weten te vinden, is essentieel voor een effectieve aanpak nu er zoveel veranderingen zijn in het sociale domein. Ook daar wordt stevig op ingezet door het organiseren van bijeenkomsten voor vertegenwoordigers van wijkteams en Veilig Thuis onder leiding van het Nederlands Jeugdinstituut. De opbrengsten van deze bijeenkomsten worden breed gedeeld, zodat alle gemeenten daar hun voordeel mee kunnen doen. Ook voor een efficiënte werkwijze bij Veilig Thuis is het belangrijk dat er uniforme afspraken worden gemaakt binnen de regio en dat Veilig Thuis beschikt over actuele contactgegevens van alle wijkteams in Hollands Midden. Veilig Thuis is tenslotte geen hulpverlenende partij, de hulpverlening moet door gemeenten georganiseerd worden. Er zal de komende jaren geïnvesteerd moeten worden om medewerkers van wijkteams voldoende toe te rusten op hun taak in de aanpak van huiselijk geweld. Daarbij past het aanbod van deskundigheidsbevordering. Denk daarbij aan het herkennen van signalen van de diverse vormen van huiselijk geweld, maar ook aan vaardigheidstrainingen in het voeren van motiverende gesprekken over het moeilijke onderwerp van huiselijk geweld om handelingsverlegenheid tegen te gaan. Gezien bovenstaande opgaven lijkt het evident dat door gemeenten in deze regio blijvend stevig moet worden ingezet op de aanpak van huiselijk geweld en vrouwenopvang. Daarbij wordt vanzelfsprekend aangesloten bij de ontwikkelingen in het sociaal domein en de rol die wijkteams hierin vervullen. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid.
Huidige inzet van DU VO Vanaf 2008 is door het rijk extra geïnvesteerd in de aanpak van huiselijk geweld en is het landelijk budget fors opgehoogd. Doordat deze regio al een lange historie heeft in de aanpak van geweld en de vrouwenopvang, deelde het op grond van de historisch verdeelde middelen op gunstige wijze mee in de groei van dit budget. Tot nu toe worden alle kosten voor de aanpak van huiselijk geweld bekostigd vanuit de DU VO. Een bijdrage van individuele gemeenten, zoals in andere regio’s al langer geldt, is in onze regio tot nu toe niet nodig geweest. De DO VO wordt ingezet voor centrale voorzieningen zoals de vrouwenopvang Rosa Manus, Veilig Thuis voor het deel van het voormalig Steunpunt Huiselijk Geweld en een aantal cursussen van Rivierduinen, die zich richten op de verwerking van ervaringen voor slachtoffers van huiselijk geweld, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Daarnaast worden vanuit centrale middelen lokale diensten gefinancierd, zoals ambulante hulpverlening door Rosa Manus, kosten verbonden aan huisverboden en begeleiding en gebruik van Aware, een alarmsysteem voor vrouwen die te maken hebben met bedreiging door de ex-partner. In de afgelopen jaren is naast structurele inzet van middelen ook regelmatig tijdelijke extra inzet gefinancierd. Voorbeelden daarvan zijn het ontwikkelen en verspreiden van folderlijnen en signaalkaarten voor de diverse vormen van huiselijk geweld, projecten gericht op het onder de aandacht brengen van ouderenmishandeling en deskundigheidsbevordering bij ouderen organisaties, 3
de implementatie van de Meldcode, het tot stand brengen van de regiovisie en de vorming van Veilig Thuis. Toekomstige financiering De DU VO voor de regio Leiden kende de afgelopen jaren een zekere onderbesteding. De investeringen in de aanpak van huiselijk geweld konden de groei van het budget niet altijd bijhouden door de ruime budgettoekenning, de sterke toename van het landelijke budget en de door het rijk regelmatig toegekende extra gelden voor specifieke doeleinden. De gemeenteraad van Leiden heeft bij de jaarrekening 2013 en 2014 besloten om de middelen beschikbaar te houden voor de aanpak van huiselijk geweld met het oog op de aangekondigde korting op het budget. Er is daarmee al ruim 2 ton gereserveerd. Een dergelijk besluit is ook voor de jaren 2015 en 2016 gewenst. Dat zou betekenen dat bij gelijkblijvend beleid met deze financiële buffer, samen met de geleidelijke afbouw van de korting, pas naar schatting over 3 à 4 jaar het punt bereikt zou worden dat de middelen van de centrumgemeenten ontoereikend zijn om de aanpak huiselijk geweld volledig te financieren. De gemeenteraad van Leiden te adviseren om de onderbesteding van de DU VO van 2015 en 2016 te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en deze middelen in te zetten om de korting op de DU VO in de eerste jaren vanaf 2017 op te vangen Aantekening hierbij is dat alle veranderingen in het sociaal domein, waar ook organisaties die uitvoering geven aan de aanpak van huiselijk geweld deel van uitmaken, van invloed kunnen zijn op de omvang van het probleem, de ontwikkeling van het beleid, de aanpak van huiselijk geweld en de daarvoor noodzakelijke financiering. Deze ontwikkelingen worden in de komende jaren op de voet gevolgd en leiden zo nodig tot aanpassingen van het beleid en de begroting van de aanpak van huiselijk geweld. Het meerjarig financieringsoverzicht gebaseerd op het huidig beleid geeft enig inzicht in de financiën voor de komende jaren (bijlage 2).
Toedeling Kosten Een keuze om ook in de toekomst alle kosten te blijven financieren vanuit de DU VO en daarmee de korting volledig ten laste te brengen van de huidige inzet op geweld in huiselijke kring lijkt op dit moment vanwege de omvang van de problematiek niet verantwoord. Een korting van ca. 25% op bestaande voorzieningen zou tot ongewenste effecten leiden. Zo zal een korting op de vrouwenopvang Rosa Manus in eerste instantie ten koste gaan van de ambulante hulpverlening, omdat dit flexibele inzet betreft. De gespecialiseerde ambulante hulp aan gezinnen met evident geweld vormt echter een zeer gewenste aanvulling op het aanbod van de wijkteams. Verminderen van ambulante hulp in een tijd waarin het beleid juist gericht is op ‘ambulant, tenzij’ zou een tegennatuurlijke ontwikkeling zijn. Het terugbrengen van het aantal opvangplaatsen in het pand dat 10 jaar geleden speciaal voor Rosa Manus is gebouwd leidt op korte termijn ook niet tot kostenvermindering. Ook een korting op Veilig Thuis, dat veel wettelijke taken heeft, of op huisverboden zal tot verminderde capaciteit en ongewenste effecten leiden. Vanuit de nieuwe gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden in het sociaal domein, ook op het terrein van veiligheid, is het reëel om voorzieningen die tot nu toe centraal gefinancierd werden opnieuw tegen het licht te houden. Vanaf 2015 hebben gemeenten door de decentralisaties de opgave lokale taken uit lokale middelen WMO en Jeugd te bekostigen. Dit principe zou ook voor de financiering van de aanpak van huiselijk geweld als uitgangspunt kunnen worden gehanteerd. Centrale taken als Vrouwenopvang en Veilig Thuis kunnen blijvend centraal vanuit de DU VO worden bekostigd, terwijl lokale voorzieningen dan decentraal gefinancierd zouden worden. Zie voor een overzicht van kostentoedeling op basis van de 3D systematiek bijlage 3. Belangrijk is op te merken dat deze verdeling zou gelden voor zover de DU VO niet toereikend is om alle kosten te vergoeden. Met andere woorden; het centrale budget van DU VO zal volledig worden benut ten gunste van de regio, voordat gemeentelijk budget zal worden aangesproken. Gemeenten ZHN spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien.
4
Om sturing op toekomstig beleid mogelijk te maken is het belangrijk dat de gemeenten in ZHN zich in principe bereid verklaren om in de toekomst financieel bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld als de DU VO hierin niet meer volledig kan voorzien, terwijl dat voor de aanpak van de problemen wel nodig is. Op basis van actuele informatie zal de begroting waar nodig worden aangepast en zal medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, een concreet voorstel voor regionale financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten worden voorgelegd. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een voorstel voor financiering van de regionale aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd. Indien gemeenten de intentie uitspreken om zo nodig in de toekomst financieel bij te dragen aan de aanpak huiselijk geweld, is de vraag volgens welke systematiek die bijdrage het best georganiseerd kan worden. De keuze voor verrekening per gemeente op basis van individueel gebruik van burgers van bepaalde voorzieningen, het uurtje factuurtje principe, zou een flinke administratieve inzet van alle betrokken organisaties en van gemeenten vragen. Bijdragen per gemeente op basis van het solidariteitsprincipe volgens een vaste verdeelsleutel, zoals dat ook voor de Jeugdzorg en beschermd wonen wordt toegepast, heeft wat dat betreft veel voordelen. Naast een eenvoudige systematiek zijn kosten gemakkelijker te begroten, omdat grote schommelingen in kosten hiermee worden gedempt. Het aantal huisverboden, en de daarmee gemoeide kosten, zijn regionaal bijvoorbeeld redelijk stabiel, maar loopt per jaar per gemeente nog wel eens sterk uiteen. De verschillende vormen van huiselijk geweld kunnen alle burgers treffen. Een verdeelsleutel op basis van het aantal inwoners lijkt daarmee het meest geëigend. De intentie is om voor een gemeentelijke bijdrage uit te gaan van het solidariteitsprincipe.
Besluiten 1. De gemeenteraad van Leiden te adviseren om de onderbesteding van de DU VO van 2015 en 2016 te bestemmen voor vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld en deze middelen in te zetten om de korting op de DU VO in de eerste jaren vanaf 2017 op te vangen; 2. Gemeenten in ZHN onderschrijven het belang om in de komende jaren blijvend stevig in te zetten op de aanpak huiselijk geweld op basis van regionaal geformuleerd beleid. Zij spreken de intentie uit om in de toekomst bij te dragen aan de aanpak van huiselijk geweld, als dat voor een effectieve aanpak noodzakelijk is en voor zover de DU VO te kort schiet om in deze kosten te voorzien. De intentie is om daarbij uit te gaan van het solidariteitsprincipe. 3. Medio 2017, of eerder indien ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, wordt een voorstel voor financiering van de regionale aanpak van huiselijk geweld voor besluitvorming aan gemeenten voorgelegd.
5
Bijlage 1 Jaarverslag SHG 2014 met cijfers Het jaarverslag 2014 is separaat toegevoegd. NB: Uit de cijfers van het 1e kwartaal van 2015 blijkt dat aantal adviezen en meldingen bij Veilig Thuis, waarin AMK en SHG samen zijn opgegaan, met 16% is toegenomen.
6
Bijlage 2 Meerjarenbegroting op basis van huidig beleid Omschrijving Rosa Manus opvang + ambulante begeleiding 1) GGD SHG deel Veilig Thuis 2) GGZ Rivierduinen Boomhut en empowerment HG Reclassering Nederland 80 trajecten tijdelijk huisverbod 3) Inzet Kwadraad weging huisverbod 3) Bijdrage uitvoeringskosten Cluster PMO Reservering onvoorzien Subtotaal voor VO en HG
2015 € 2.961.000
2016 € 2.841.000
2017 € 2.841.000
2018 € 2.841.000
€ €
649.712 66.607
€ €
649.712 63.477
€ €
649.712 59.280
€ €
649.712 50.088
€
99.000
€
99.000
€
99.000
€
99.000
PM € 25.000 PM € 3.801.319
€ 78.000 € 25.000 PM € 3.756.189
€ 78.000 € 25.000 PM € 3.751.992
€ 78.000 € 25.000 PM € 3.742.800
DU VO volgens mei circulaire 2015 Korting adm. lastenverlichting Subtotaal
€ 4.203.766 € 30.895 € 4.172.871
€ 3.931.310 € 30.895 € 3.900.415
€ 3.695.617 € 30.895 € 3.664.722
€ 3.189.079 € 30.895 € 3.158.184
Restant
€
371.552
€
144.226
€
-87.270
€ -584.616
Voorstel storten in de reserve opvangen korting Voorstel tot onttrekking uit de reserve opvangen korting 4)
€
371.552
€
144.226 €
87.270
€
Totaal
€
€
-
€
-
€
-
584.616
-
Toelichting 1) Rosa Manus Voor de subsidie van Rosa Manus is uitgegaan van handhaving van het aantal opvangplaatsen en inzet op Veerkracht voor kinderen. Mogelijk zullen op termijn opvangplaatsen door andere gemeenten, zoals Den Haag worden ingekocht. Dit zou een vermindering van subsidie tot gevolg hebben. In dit model is hier nog geen rekening mee gehouden, omdat dit scenario op dit moment te onzeker is. Het budget biedt ruimte om de ambulante hulp in de regio te ontwikkelen en voor organisatie en begeleiding van Aware. 2) Veilig Thuis Veilig Thuis heeft wettelijke taken als het gaat om advies, ondersteuning en meldpunt voor alle vormen van huiselijk geweld. Ook triage op basis van signalen, de onderzoekstaak en 24/7 bereikbaarheid zijn wettelijk bepaald. In het eerste kwartaal van 2015 nam het aantal adviezen en meldingen bij Veilig Thuis met 16% toe. Belangrijk is dat hier geen wachttijden ontstaan. Hoe Veilig Thuis zich ontwikkelt en of het huidige budget in de toekomst volstaat is op dit moment moeilijk is te schatten. 3) Huisverboden - Reclassering Nederland wordt ingehuurd voor de begeleiding en toeleiding naar hulp van uit huis geplaatsten, zoals bijvoorbeeld door De Waag wordt geboden. De afrekening van Reclassering Nederland geschiedt op basis van het aantal huisverboden. De vergoeding is voor ZHN indicatief op 80 gesteld. Er wordt afgerekend op het feitelijk aantal huisverboden per jaar. Daarbij gaat het om kostprijzen op basis van een vastgesteld tarief. Een stijging van de huisverboden leidt tot extra kosten, bij minder huisverboden wordt het verschil teruggevorderd. -
Weging van huisverboden Aanwezigheid van een zorgpartij, die bij een crisissituatie samen met een hulpofficier van Justitie de weging van een huisverbod doet, heeft veel voordelen. De crisissituatie levert actuele informatie op over het gezin en biedt de mogelijkheid zo nodig direct hulp in te zetten. De consequentie is dat zorgverleners bij ‘nacht en ontij’ beschikbaar zijn, wat extra kosten met zich 7
meebrengt. Het aantal wegingen ligt jaarlijks hoger dan het aantal huisverboden, omdat niet elke weging tot een huisverbod leidt. Op basis van cijfers van de afgelopen jaren worden de kosten voor inzet van specialistische zorg binnen en buiten kantoortijden voor ZHN begroot op € 78.000. Ook hier geldt dat het aantal wegingen per jaar kan verschillen. 4) Reserve opvangen korting Door besluiten van de gemeenteraad Leiden is uit de niet benutte gelden van 2013 en 2014 een bedrag van ruim € 2 ton beschikbaar bleven voor de aanpak huiselijk geweld. Dit kan, bij gelijkblijvende omstandigheden, in 2018 worden aangewend om in alle kosten te voorzien, zodat van gemeenten nog geen bijdrage nodig is. Vanaf 2019 zijn de reserves uitgeput en wordt een tekort voorzien. Door onvoorziene omstandigheden en ontwikkelingen of andere beleidskeuzes kan het financiële beeld wijzigen. In 2018 is de herverdeling geheel doorgevoerd. Dit jaar geeft een beeld van de toekomstige situatie op basis van het huidig beleid.
8
Bijlage 3 Kostenverdeelsystematiek op basis van 3D
Uitgaande van de nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheden per 2015 in het sociaal domein wordt in onderstaande matrix in beeld gebracht hoe de kostenverdeling centraal en decentraal er nu uit zou zien. De kosten zijn hiervoor uitgesplitst naar de drie kostensoorten: - Kosten centrumgemeente - Gemeentelijke kosten WMO - Gemeentelijke kosten Jeugd
Financieringsbron
Vrouwenopvang Rosa Manus
Veilig Thuis2
Huisverboden
Centrumgemeente
Opvang intern 20 systemen (vrouw + kinderen)
Deel voormalig SHG
Procesregisseur GGD
WMO gemeenten
- Ambulante hulp - Begeleiding Aware - Spreekuur lokaal
Jeugd
Veerkracht3
Interventieteam: - Reclassering Ned. (Uithuisgeplaatsten) - Zorgpartij aanwezig bij weging huisverboden samen met HOvJ van politie
Deel voormalig AMK
- JGT voor kinderen - Kindspoor4
GGZ Rivierduinen
Empowerment HG (volwassen slachtoffers)
Boomhut (kinderen)
Wijkteams (SWT’s en JGT’s) worden al door gemeenten gefinancierd. Zoals aangegeven zal de basis voor de overige kosten zijn dat deze worden vergoed uit de DU VO voor zover het budget toereikend is. Dat betekent dat de kosten die hierboven opgenomen zijn bij WMO en Jeugd zoveel mogelijk uit de DU VO betaald zullen worden, voor zover dat nu ook het geval is, en niet automatisch voor rekening van individuele gemeenten komen. Onderschrijving van bovenstaande systematiek voor deze kostenverdeling biedt een basis voor toekomstige financiering. Als op enig moment voor een noodzakelijke inzet op de aanpak van huiselijk geweld de DU niet toereikend blijkt, zou een bijdrage van gemeenten volgens deze verdeelsystematiek een mogelijkheid zijn.
2
Veilig Thuis wordt vanaf 2015 al gefinancierd vanuit deze twee geldstromen. Veerkracht is een methodiek gericht op kinderen die met huiselijk geweld geconfronteerd zijn. Er is aandacht voor herstel van veiligheid, met aandacht voor ontwikkeling en herstel (fysiek, emotioneel en sociaal). Ook ouders worden ondersteund in opvoeding en ouderschap na geweld. 4 Kindspoor maakt kinderen als getuigen huiselijk geweld zichtbaar met het doel passende bescherming en hulp mogelijk te maken. Het meldtraject begint bij de politiebemoeienis. 3
9
Jaarverslag Steunpunt Huiselijk Geweld Hollands Midden in 2014 Het Steunpunt Huiselijk Geweld Hollands Midden richt zich voor het realiseren van een integrale aanpak op de samenwerkingspartners in de zorg, dienstverlening en veiligheidscircuit betrokken bij zaken van huiselijk geweld. Voor zover het gaat om het verlagen van de drempel om hulp te zoeken, bestaat de doelgroep uit: slachtoffers (kinderen, volwassenen en ouderen), plegers en omstanders. Vanuit het rijksbeleid hebben gemeenten een belangrijke taak in de aanpak van huiselijk geweld. De GGD Hollands Midden geeft uitvoering aan de regierol inzake de aanpak van huiselijk geweld, die is toebedeeld aan de gemeenten. Landelijke ontwikkelingen De Wet Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 1 juli 2013 van kracht geworden. Door middel van de meldcode wordt de professional toegerust alerter te zijn op signalen van mishandeling en seksueel misbruik en daarop adequaat te reageren. Zes sectoren, waaronder gezondheidszorg, onderwijs en jeugdzorg zijn verplicht te werken met de meldcode. De wet heeft ook betrekking op Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. De invoering van de wet heeft effect op de resultaten in 2014. In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) krijgen de gemeenten op 1 januari 2015 de taak om op bovenlokaal niveau te zorgen voor een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna AMHK). Hiertoe wordt, in het wetsvoorstel voor de nieuwe Jeugdwet, de Wmo gewijzigd. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (verder AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (verder SHG) worden samengevoegd. Vorming van een AMHK heeft als doel Een verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling door: - Samenhang tussen de aanpak van huiselijk geweld en die van kindermishandeling door één gezin, één plan - Eén meldpunt voor burgers en professionals Het SHG heeft een actieve bijdrage geleverd aan het landelijke VNG ondersteuningsprogramma AMHK- vorming.
Regionale ontwikkelingen In het Advies van de HM brede ambtelijke werkgroep Veiligheid en Kind (3 juli 2013) wordt voorgesteld het toekomstig AMHK onder te brengen bij de RDOG HM. Dit advies is overgenomen door de Stuurgroep Sociaal Domein regio MH en het Portefeuillehouder overleg Sociale Agenda ZHN, en is begin 2014 formeel bekrachtigd door de raden van de individuele gemeenten. Gemeenten in Hollands Midden hebben in hun brief van 17 december 2013 aan de directies van RDOG HM en Bureau Jeugdzorg Hollands Midden verzocht om medewerking te verlenen aan het proces om tot een AMHK te komen. Daar is in 2014 gevolg aan gegeven. De gemeenten in HM hebben in het najaar van 2013 de meerjarenvisie “Regiovisie op geweld in huiselijke kring HM 2014 -2018” opgesteld. De regiovisie benoemt voor de komende vier jaar de volgende prioriteiten. Deze uitgangspunten zijn richtinggevend voor de inrichting van het AMHK in Hollands Midden in 2014. - Samenwerking van AMK en SHG en samenwerking in het Zorg- en Veiligheidshuis; - Bevorderen gezamenlijke deskundigheid; - Preventie en vroegsignalering; - Versterking sociaal netwerk. In Hollands Midden is er voor gekozen het AMHK in zeer nauwe samenhang vorm te geven met de Meldpunten Zorg en Overlast van de GGD HM. De vorming van AMHK HM biedt nieuwe mogelijkheden om de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling en complexe/zorgwekkende problematiek (die vaak speelt in dezelfde huishoudens, geldend voor 3 tot 5 % van de bevolking) in samenhang met elkaar te organiseren. Dat betekent onder meer dat in 2014 werkprocessen van het Meldpunt Zorg en Overlast in samenhang met AMHK zijn beschreven en bij elkaar aan sluiten. In juli 2014 is er landelijk voor de publieksnaam Veilig Thuis, Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling gekozen. In 2014 is in het project Vorming Veilig Thuis/AMHK in twee deelprojecten gerealiseerd, projectdeel Organisatie en projectdeel Primair Proces. De projectinzet is in 2014 geweest om de nieuwe Veilig Thuis organisatie per 1 januari 2015 operationeel te hebben en te voldoen aan de wettelijke eisen. Tussentijds zijn voor de twee projectonderdelen verschillende Voortgangsrapportages naar de Stuurgroep Vorming AMHK gegaan.
In Hollands Midden zijn in 2014 onder meer de volgende overige activiteiten uitgevoerd door het Steunpunt Huiselijk Geweld: uitvoering geven aan de wet Meldcode; uitvoering en bijstelling van de aanpak Wet tijdelijk huisverbod; aanpak eergerelateerd geweld, inzet op interventieteams; binnen het onderwerp ouderenmishandeling en ontspoorde zorg is de pilot “Financiële Uitbuiting” in de Gemeente Gouda, eind 2014 afgerond De pilot is opgezet in samenwerking met onder meer banken en notarissen, ondersteund door VWS; het alarm systeem voor mensen die bedreigd of ernstig gestalkt worden, Aware, is geëvalueerd en uitgebreid op basis van positieve resultaten; ook vond uitvoering van preventieactiviteiten en deskundigheidsbevordering aan professionals plaats (onder meer training over de Wet meldcode aan sociale wijkteams); in 2014 is wederom een bijdrage geleverd aan de ‘We Can Young’ campagne met jongeren peergroups in Leiden, waar het accent ligt op mentaliteitsverandering bij jongeren waar het relationeel en seksueel geweld of grensoverschrijdend gedrag aangaat. Deze campagne sluit aan op het programma ‘Wensen en Grenzen’ voor het VMBO, dat het Steunpunt uitvoert in de preventieve sfeer. Ook komen daarin de gevaren van sociale media ruimschoots aan bod; publiekscampagnes en Veilig Thuis-uitingen zijn voorbereid.
2014 in getallen Bereik scholing en deskundigheidsbevordering in 2014: Totaal 3445 personen (beroepskrachten, leerlingen, vrijwilligers, ouderen, gemeenten, algemeen publiek) Gemiddelde waardering/cijfer: 7.6
1) Algemene cijfers Steunpunt Huiselijk Geweld Cijfers SHG Hollands Midden en per subregio 2011 t/m 2014 Regio Hollands Midden 2014 Wet tijdelijk Huisverbod 106 (WTH) Steunpunt Huiselijk Geweld 685* (Waarvan er 59, ofwel 8,6%, via de nacht(SHG) telefoon van Rosa Manus binnen kwamen) Totaal 791
2013 114
2012 90
2011 109
492
302
299
606
392
408
*Dit aantal wordt hieronder uitgesplitst in meerdere categorieën.
Aantal huisverboden en casussen per regio Regio Midden-Holland Onderdelen 2014 2013 2012 Wet tijdelijk Huisverbod 28 41 29 (WTH) Steunpunt Huiselijk Geweld 239 156 113 (SHG) Totaal 267 197 142
2011 29
Zuid-Holland Noord 2014 2013 2012 2011 78 73 61 80
97
446
336
189
202
76
524
409
250
282
2) Uitsplitsing cijfers casussen Steunpunt Huiselijk Geweld Aantal casussen per gemeente in 2014 Per Gemeente aantal Alphen a/d Rijn (+Rijnw. & Bosk.) 101 Bodegraven-Reeuwijk 22 Gouda 91 Hillegom 19 Kaag en Braassem 17 Katwijk 38 Krimpenerwaard 38
Per Gemeente Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest
aantal 107 19 11 18 19 9 8
Per Gemeente Teylingen Voorschoten Waddinxveen Zoeterwoude Zuidplas Onbekend / buiten regio Totaal
aantal 20 14 20 6 33 75 685
Soort SHG vraag in Hollands Midden 2014 en 2013 2014 Categorie Aantal Procent Adviesvraag 383 55,9% Consultvraag 82 12,0% Melding SHG 220 32,1% Niet ingevuld 0 0,0% Totaal 685 100%
2013 Aantal 214 38 63 177* 492
Procent 43,5% 7,7% 12,8% 36,0% 100%
*Vanaf het van kracht worden van de meldcode, op 1 juli 2013, wordt structureel geregistreerd of het om een advies, een consult of een melding gaat.
Wie belt/mailt in Hollands Midden 2014 en 2013 2014 Categorie Aantal Procent Omstander 185 27,0% Pleger 13 1,9% Professional 318 46,4% Slachtoffer 169 24,7% Totaal 685 100%
2013 Aantal 166 9 180 137 492
Soort SHG vragen afgezet tegen wie belt/mailt in Hollands Midden 2014 Soort SHG-vraag Wie belt/mailt? Advies vraag Consult vraag Melding SHG Slachtoffer 108 24 37 Pleger 8 2 3 Omstander 118 23 44 Professional 149 33 136 Totaal 383 82 220
Procent 33,7% 1,8% 36,6% 27,8% 100%
Totaal 169 13 185 318 685
Soort SHG vraag per woonplaats in Hollands Midden 2014 Soort SHG-vraag Woonplaats Advies Consult Melding Alphen aan den Rijn 47 10 25 Bergambacht 3 0 4 Bodegraven 11 1 4 Boskoop 6 0 3 Buiten Holland Midden 24 0 5 Buiten Zuid-Holland Noord 2 0 0 Gouda 43 8 40 Hillegom 7 5 7 Kaag en Brasem 8 5 4 Katwijk 21 4 13 Leiden 58 16 33 Leiderdorp 11 4 4 Lisse 6 2 3 Moordrecht 2 2 3 Nederlek 4 1 9 Nieuwerkerk 9 2 11 Nieuwkoop 10 3 5 Noordwijk 11 5 3 Noordwijkerhout 4 3 2 nvt, eigen actie 3 0 0 Oegstgeest 6 0 2 Onbekend 9 0 0 onbekend MH 10 1 1 onbekend ZHN 17 2 1 Ouderkerk 1 0 0 Reeuwijk 4 1 1 Rijnwoude 5 2 3 Schoonhoven 7 0 2 Teylingen 13 1 6 Vlist 4 0 3 Voorschoten 6 3 5 Waddinxveen 7 0 13 Zevenhuizen-Moerkapelle 1 0 3 Zoeterwoude 3 1 2 Totaal 383 82 220
Totaal 82 7 16 9 29 2 91 19 17 38 107 19 11 7 14 22 18 19 9 3 8 9 12 20 1 6 10 9 20 7 14 20 4 6 685
Aantal casussen per maand in Hollands Midden 2014 Maand Aantal Procent Maand Aantal Procent januari 56 8,2% augustus 41 6,0% februari 55 8,0% september 61 8,9% maart 49 7,2% oktober 71 10,4% april 63 9,2% november 63 9,2% mei 65 9,5% december 46 6,7% juni 59 8,6% juli 56 8,2% Totaal 685 100% Wie is de pleger bij de betreffende casus in Hollands Midden 2014? Pleger Aantal Procent Ander familielid 63 9,2% Grootouder 1 0,1% Huisvriend / kennis 13 1,9% Kind 69 10,1% Mantelzorger 3 0,4% onbekend 35 5,1% Ouder 59 8,6% overig 51 7,4% Partner / ex-partner 391 57,1% Totaal 685 100% Over welke problematiek gingen de casussen in Hollands Midden 2014 en 2013? 2014 2013 Problematiek Aantal Procent Aantal Procent Anders 65 9,5% 46 9,3% Eergerelateerd geweld 12 1,8% 13 2,6% Financiële uitbuiting 18 2,6% 27 5,5% Geestelijk geweld 152 22,2% 103 20,9% Lichamelijk geweld 333 48,6% 204 41,5% Loverboy 8 1,2% 10 2,0% Ontspoorde zorg 12 1,8% 10 2,0% Ouderenmishandeling 33 4,8% 22 4,5% Schending grondrecht 4 0,6% 4 0,8% Sexueel geweld 16 2,3% 18 3,7% Stalking/belaging 24 3,5% 30 6,1% Verwaarlozing 8 1,2% 5 1,0% Totaal 685 100% 492 100%
Soort SHG vraag afgezet tegen problematiek in Hollands Midden 2014 Problematiek Advies Consult Melding Totaal Anders 41 6 18 65 Eergerelateerd 10 1 1 12 geweld Financiële uitbuiting 10 2 6 18 Geestelijk geweld 89 16 47 152 Lichamelijk geweld 168 42 123 333 Loverboy 4 2 2 8 Ontspoorde zorg 8 2 2 12 Ouderenmishandeling 19 4 10 33 Schending grondrecht 4 0 0 4 Sexueel geweld 13 2 1 16 Stalking/belaging 12 3 9 24 Verwaarlozing 5 2 1 8 Totaal 383 82 220 685 Soort problematiek per woonplaats in Hollands Midden 2014 Woonplaats Alphen a/d Rijn Bergambacht Bodegraven Boskoop buiten HM buiten ZHN Gouda Hillegom
Eerger. geweld 2 0 0 0 2 0 1 0
Fin. uitbuiting 2 0 2 0 0 0 2 0
Geest. Gew. 31 0 5 3 7 1 27 9
Ontsp. zorg 3 0 1 0 1 0 0 0
Lich. Gew. 40 7 10 5 13 0 45 8
Problematiek Oud. Sch. Mish. grond 2 0 0 0 3 0 0 0 1 0 1 0 4 2 0 0
Seks Gew. 3 0 0 1 0 0 2 0
Stalk. Verw. lozing 2 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 1 2 0
Lov. boy 0 0 0 0 1 0 5 0
And. Totaal 8 0 2 1 7 1 12 4
95 7 23 10 32 3 105 23
Kaag en Brasem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Moordrecht Nederlek Nieuwerkerk Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout nvt, eigen actie Oegstgeest onbekend onbekend MH onbekend ZHN Ouderkerk Reeuwijk Rijnwoude Schoonhoven Teylingen Vlist Voorschoten Waddinxveen Zevenh.-Moerk. Zoeterwoude Totaal
0
0
5
0
8
2
0
1
0
0
0
1
17
1 3 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 14
0 5 0 1 0 0 2 0 1 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 2 0 1 0 0 0 20
13 41 4 3 0 3 4 6 7 4 2 2 3 1 3 0 2 4 3 3 2 4 2 2 3 209
1 1 0 1 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 2 0 0 1 14
19 54 14 7 3 6 11 7 11 4 1 7 5 4 12 1 3 5 6 11 4 6 9 1 3 350
3 6 1 0 0 1 1 1 0 0 0 0 1 1 0 1 1 0 1 1 0 2 2 0 1 37
0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6
1 6 1 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0 1 0 1 21
2 5 0 1 1 1 2 2 2 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0 29
0 2 1 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 9
0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 9
2 4 0 0 1 3 3 1 1 0 1 0 2 3 1 0 0 3 0 2 2 1 4 1 0 71
42 128 21 14 7 15 25 21 22 10 4 9 11 13 21 2 7 12 11 20 8 16 22 4 9 789*
*Sommige casussen bevatten meerdere soorten problematiek waardoor het totaal hoger ligt dan 685.
3) Uitsplitsing cijfers Wet Tijdelijk Huisverbod Aantal toepassingen Wet Tijdelijk Huisverbod in Midden-Holland 2011-2014 Regio Midden-Holland 2014 2013 2012 2011 Aantal Aantal Aantal Aantal WTH WTH WTH WTH Bodegraven-Reeuwijk 1 1 1 1 Bodegraven 1 1 Reeuwijk 1 Boskoop
0
3
1
3
Gouda
10
17
14
15
Krimpenerwaard Bergambacht Nederlek Ouderkerk Schoonhoven Vlist
7 2 1
6 1
4 3 1
3 1
5
1
5 1 1 1 1 1
Waddinxveen
4
4
3
2
Zuidplas Moordrecht Nieuwerkerk aan de IJssel Zevenhuizen-Moerkapelle
6 3 2 1
10 1 9
5 2 2 1
3
Totaal
28
41
29
29
1 2
Aantal toepassingen Wet Tijdelijk Huisverbod in Zuid-Holland Noord 2011-2014 Regio Zuid-Holland Noord 2014 2013 2012 2011 Aantal Aantal Aantal Aantal WTH WTH WTH WTH Regio Leiden e.o. 19 28 21 44 Leiden 8 17 17 30 Leiderdorp 1 2 2 8 Oegstgeest 2 2 1 2 Voorschoten 7 7 2 4 Zoeterwoude 1 Rijnstreek Alphen aan den Rijn Nieuwkoop
21 19 1
21 15 4
20 18 1
13 11 2
Rijnwoude
1
2
1
Kaag en Braassem
2
1
3
2
Duin- en Bollenstreek Hillegom Katwijk Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen
36 4 14 5 6 3 4
23 6 8 3 1 1 4
16 4 3 1 1 4 3
21 2 9 2 3 1 4
Totaal
78
73
61
80
4) Cijfers AMK Hollands Midden 2012 t/m 2014 Aantal gestarte+afgesloten casussen en betrokken jeugdigen in Hollands Midden 2012-2014 Hollands Midden Aantal gestart Jaar 2014 2013 2012 Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal gestart jeugdigen gestart jeugdigen gestart Adviezen 1831 3328 1933 3633 1968 Consulten 532 1037 642 1293 666 Onderzoeken 1328 2215 1491 2573 1396 6580 4066 7499 4030 Totaalcijfer AMK HM 3691 Aantal gestarte+afgesloten casussen en betrokken jeugdigen in Zuid-Holland Noord 2012-2014 Zuid-Holland Noord Aantal gestart Jaar 2014 2013 2012 Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal gestart jeugdigen gestart jeugdigen gestart Adviezen 1302 2353 1331 2441 1293 Consulten 355 673 456 916 452 Onderzoeken 906 1479 982 1675 925 2563 4505 2769 5032 2670 Totaalcijfer AMK HM Aantal gestarte+afgesloten casussen en betrokken jeugdigen in Midden Holland 2012-2014 Midden Holland Aantal gestart Jaar 2014 2013 2012 Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal gestart jeugdigen gestart jeugdigen gestart Adviezen 529 975 602 1192 675 Consulten 177 364 186 377 214 Onderzoeken 422 736 509 898 471 2075 1297 2467 1360 Totaalcijfer AMK HM 1128
Aantal afgesloten 2014 Aantal jeugdigen Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
n.v.t n.v.t. 1422 1422
Aantal afgesloten 2014 Aantal jeugdigen Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
n.v.t n.v.t. 947 947
Aantal afgesloten 2014 Aantal jeugdigen Onbekend Onbekend Onbekend Onbekend
n.v.t n.v.t. 475 475
Aantal onderzoeken+gemelde kinderen AMK per gemeente in Zuid-Holland Noord 2014 Gemeente Onderzoeken Gemelde kinderen Alphen a/d Rijn 194 317 Hillegom 32 44 Kaag en Brasem 33 65 Katwijk 115 213 Leiden 228 359 Leiderdorp 51 79 Lisse 26 45 Nieuwkoop 40 79 Noordwijk 30 45 Noordwijkerhout 32 48 Oegstgeest 25 36 Rijnwoude 6 8 Teylingen 44 74 Voorschoten 39 73 Zoeterwoude 11 19 Totaal 906 1504 Aantal onderzoeken+gemelde kinderen AMK per gemeente in Midden Holland 2014 Gemeente Onderzoeken Gemelde kinderen Bergambacht 6 11 Bodegraven-Reeuwijk 43 40 Gouda 182 292 Nederlek 28 42 Ouderkerk ad IJssel 5 7 Schoonhoven 21 34 Vlist 19 36 Waddinxveen 39 74 Zuidplas 79 139 Totaal 422 675
5) Kindspoor Kindspoormeldingen + aantal betrokken kinderen per regio van 2010-2014 Regio
Midden Holland
Zuid-Holland Noord
Hollands Midden
2014 2013 2012 2011 2010 2014 2013 2012 2011 2010 2014 2013 2012 2011 2010 Kindspoormeldingen 161 212 182 196 151 440 444 401 431 375 601 656 582 627 526 Aantal kinderen in Kindspoor 279 408 353 357 277 750 753 703 858 726 1032 1161 1056 1215 1003
Aantal onderzoeken Kindspoor+gemelde kinderen per gemeente in Zuid-Holland Noord 2014 Gemeente Onderzoeken Gemelde kinderen Alphen a/d Rijn 87 135 Hillegom 14 24 Kaag en Brasem 20 41 Katwijk 56 112 Leiden 108 186 Leiderdorp 32 47 Lisse 14 30 Nieuwkoop 23 46 Noordwijk 9 13 Noordwijkerhout 14 22 Oegstgeest 13 15 Rijnwoude 4 6 Teylingen 26 38 Voorschoten 15 28 Zoeterwoude 5 7 Totaal 440 750
Aantal onderzoeken Kindspoor +gemelde kinderen per gemeente in Midden Holland 2014 Gemeente Onderzoeken Gemelde kinderen Bergambacht 1 1 Bodegraven-Reeuwijk 15 25 Gouda 65 109 Nederlek 14 24 Ouderkerk ad IJssel 2 4 Schoonhoven 7 10 Vlist 8 16 Waddinxveen 21 38 Zuidplas 28 52 Totaal 161 279 6) Politiecijfers huiselijk geweld Hollands Midden 2013 en 2014
waar: Alphen aan den Rijn
Verdachten
Slachtoffers
Aangiften
Incidenten
Verdachten
Aangiften
Slachtoffers
2014
Incidenten
2013
513
116
97
118
560
144
151
120
25
4
7
3
29
6
10
7
waar: Bodegraven-Reeuwijk
111
21
20
18
112
16
20
14
waar: Gouda
516
128
138
137
522
139
124
151
waar: Hillegom
92
20
25
17
107
33
35
28
waar: Kaag en Braassem
71
18
21
17
72
16
18
19
waar: Katwijk
263
63
72
74
295
84
87
84
waar: Leiden
752
193
207
233
659
137
162
164
waar: Leiderdorp
115
31
31
31
115
27
30
27
waar: Lisse
88
16
23
21
92
25
24
28
waar: Nederlek
57
12
14
13
48
17
15
16
waar: Nieuwkoop
117
31
35
39
104
14
19
16
waar: Noordwijk
147
28
31
39
128
39
33
37
waar: Noordwijkerhout
55
14
18
12
63
16
19
21
waar: Oegstgeest
79
20
23
21
79
20
25
21
waar: Ouderkerk
12
2
1
2
9
0
1
0
waar: Schoonhoven
83
25
24
23
57
16
15
14
157
35
38
41
122
21
32
32
88
21
21
29
90
22
23
22
waar: Waddinxveen
147
22
28
23
166
27
33
34
waar: Zoeterwoude
24
3
4
2
39
10
14
11
192
39
32
45
197
49
36
51
3.704
862
910
958
3.665
878
926
917
waar: Bergambacht
waar: Teylingen waar: Voorschoten
waar: Zuidplas Korps Haaglanden, HM
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Uitgangspunten voor een nieuwe Sociale Kaart, een gezamenlijke database (socard IV) en een lokaal portal.
2.
Platformtaak volgens gemeente
3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO
Het gezamenlijk onderhouden van één gezamenlijke database in de regio (SoCard) levert efficiency voordelen op en is nodig voor het verder ontwikkelen van een lokaal/regionaal portal en de aansluiting bij het ontwikkelen van een digitaal preventie loket voor de Jeugdsector. Bovendien maken een aantal bestaande websites gebruik van deze database. De nieuwe databaseversie is geschikt voor uitgebreidere functionaliteiten van een sociale kaart in de toekomst. De huidige sociale kaart wordt jaarlijks 17.000 keer bezocht en vormt de basis voor diverse websites. Een sociale kaart kan een belangrijke functie hebben voor informatie en toegang aan burgers tot ondersteuning en voorzieningen en voor consultatie en doorverwijzing voor professionals in het sociale domein. Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
November 2015
DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
In te stemmen met de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart, te weten: 1. Regiogemeenten schaffen gezamenlijk een licentie aan en beheren of financieren samen het gebruik van de database SoCard IV; 2. De inrichting van een portal/website en de daarbij behorende functionaliteiten aan afzonderlijke gemeenten (of in een groep) te laten maar deze wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet. 3. Na te gaan of het huidige contract met leverancier voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan worden verlengd of dat één van de gemeenten, die op dit onderdeel willen samenwerken, deze taak dit op zich kan nemen. 4. Als slechts een deel van de gemeenten hieraan wil deelnemen, kunnen deze gemeenten besluiten om gezamenlijk dit beheer en de financiering te regelen. 5. Inventariseren welke gemeenten gezamenlijk het beheer van SoCard IV willen financieren en organiseren.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Besluit PHO van 15 juli: geen besluitvorming, enkel inventarisatie vragen. hoeveel behoefte is er aan dit systeem en in hoeverre wordt er gebruik van gemaakt. 23 september opnieuw agenderen in aanwezigheid betrokken ambtenaar. Een complete en betrouwbare sociale kaart is belangrijk in de informatieverstrekking aan burgers en intermediairs. Met ingang van 2016 stopt de RDOG HM met het beheer van de sociale kaart. Ook loopt de afspraak over de financiering dit jaar ten einde. Daarom worden aan het PHO de uitgangspunten voor een gezamenlijk beheer van de nieuwe database voorgelegd. Nee Beheer en onderhoud Database SoCard IV: - Structureel (raminguitgaande van de huidige omvang van de database voor de hele regio)€ 65.000. ( ca.€0,12 per inwoner) plus licentiekosten per gemeente van € 3450, deze kunnen worden verminderd naarmate meer gemeenten gezamenlijk het beheer regelen. (Momenteel wordt via het bedrag per inwoner aan de RDOG € 0,23 per inwoner bekostigd, kosten voor regio ongeveer € 130.000.) De onderhoudskosten voor afzonderlijke gemeenten zijn afhankelijk van het aantal records.
2
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: WMO, Wet Jeugdhulp Eerdere besluitvorming: PHO-besluit in mei 2015 over digitaal preventieloket. Besluit PHO van 15 juli 2015
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Maatschappij 23 september 2015 12.00 – 15.00 uur Gemeentehuis Alphen aan den Rijn 11
Onderwerp: Uitgangspunten voor een nieuwe Sociale Kaart
Beslispunten: In te stemmen met de uitgangspunten voor een nieuwe sociale kaart, te weten: 1. Regiogemeenten schaffen gezamenlijk een licentie aan en beheren of financieren samen het gebruik van de database SoCard IV; 2. De inrichting van een portal/website en de daarbij behorende functionaliteiten aan afzonderlijke gemeenten (of in een groep) te laten maar deze wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet. 3. Na te gaan of het huidige contract met leverancier voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan worden verlengd of dat één van de gemeenten, die op dit onderdeel willen samenwerken, deze taak dit op zich kan nemen. 4. Als slechts een deel van de gemeenten hieraan wil deelnemen, kunnen deze gemeenten besluiten om gezamenlijk dit beheer en de financiering te regelen. 5. Inventariseren welke gemeenten gezamenlijk het beheer van SoCard IV willen financieren en organiseren. Inleiding: Al enige jaren beheert en onderhoudt de RDOG HM een sociale kaart met een onderliggende database en een portal op de site Zorgwelrijnland. Deze sociale kaart van 14 gemeenten in Zuid-Holland Noord is bestemd voor inwoners én professionals met gegevens over organisaties die actief zijn op het gebied van zorg, welzijn en wonen in de regio en bevat NAW-gegevens, links naar de websites, maar ook gegevens over de diensten en producten van de organisaties. Het Algemeen Bestuur heeft in 2012 besloten dat alle gemeenten van de RDOG in ZuidHolland Noord tot en met 2015 deze taak financieren met een bedrag van € 0,24 per inwoner. De RDOG heeft gemeld dat het voeren van een dergelijke sociale kaart niet tot haar kernactiviteiten hoort en dat zij daarom geen offerte gaat uitbrengen voor het verdere beheer van SoCard. Bij dit voorstel is de RDOG Hollands Midden betrokken. Beoogd effect: Adequate, efficiënte en actuele informatie voor inwoners en professionals op het terrein van zorg, welzijn en wonen met ingang van 2016. Argumenten: 1.1 Een betrouwbare sociale kaart is belangrijk in de informatieverstrekking aan burgers en intermediairs. Het veld van zorg, welzijn en wonen is zeer breed. Veel instellingen presenteren hun gegevens en dienst- en productaanbod op internet. Het is voor een individuele burger of 4
verwijzer vaak moeilijk om overzicht te houden over het totale aanbod en om de weg daarin te vinden. 1.2 De huidige database wordt vernieuwd. De database die voor de huidige sociale kaart van de gemeenten wordt gebruikt is SoCard III, een open source (dat wil zeggen, gratis en publiek) database. Deze versie van de database wordt dit jaar geactualiseerd en verbeterd SoCard IV. Deze nieuwe versie is klaar voor de toekomst, zodat extra functionaliteiten kunnen worden ingepast. 2.1 de prijs-kwaliteit verhouding is maatgevend. Voor het beheer en onderhoud van de database SoCard IV kan gekeken worden of het huidige contract met leverancier Orange Hill kan worden verlengd of dat één van de gemeenten dit op zich kan nemen. SoCard IV is een update is van de huidige database SoCard III, die al gebruikt wordt. Een aanbestedingsprocedure is daarom niet nodig. 3.1 de inrichting van het portal is maatwerk. Bij de keuze voor de functionaliteiten van de portal/website speelt een rol in hoeverre de sociale kaart onderdeel uitmaakt van het proces van toegang tot sociale voorzieningen of vooral informatief is. Ook is van belang of de functionaliteit niet al via een andere website wordt aangeboden en tot slot spelen de kosten ook een rol. De vraag welke functionaliteiten zo’n website zou moeten hebben is een zaak die gemeenten, afzonderlijk of gezamenlijk in een groep, zelf moeten beantwoorden. In bijgaande notitie van de werkgroep wordt hier nader op ingegaan. Kanttekeningen/risico’s: Financiën: Gemeenten betalen de RDOG tot 2016 € 0,23 per inwoner in de regio ZHN. Het totaalbedrag is daarmee € 137.000 per jaar. Beheer en onderhoudskosten database. Op basis van recente informatie, eind juni, kunnen de kosten van de database SoCard IV worden geraamd op € 0,13 per inwoner per jaar, als dit wordt uitbesteed. In dit bedrag zitten beheerkosten voor de hele regio en 4.000 organisaties. De licentiekosten bedragen € 3450 per gemeente, naarmate meer gemeenten meedoen, kunnen deze kosten omlaag worden gebracht. De omvang van de database speelt ook een rol. Zo zijn de kosten voor een gemeente met 60.000 inwoners en 400 organisaties: licensie € 3.450,00 en beheer € 5.000, totaal € 8450,00 Gemeenten kunnen het beheer ook zelf oppakken, overwegingen van kosten en efficiency spelen daarbij een rol. Communicatie: n.v.t. Uitvoering: Een nader voorstel met de definitieve financiële en inhoudelijke consequenties zal in november van dit jaar aan het PHO worden voorgelegd. Bijlagen: - notitie: Sociale kaart, uitvoering van ontwikkeling, beheer en onderhoud
5
Bijlage Informatienota Onderwerp Sociale Kaart Van
Werkgroep Sociale Kaart/AOZW
Datum
27-06-2015
Kennisnemen van: De achtergronden voor de ontwikkeling, beheer en onderhoud van de database voor de Sociale Kaart. Inleiding De database voor de Sociale Kaart is SoCard III, een open source database. Deze versie van de database wordt dit jaar vernieuwd naar een nieuwere versie SoCard IV.i In deze notitie wordt aanvullende informatie gegeven over het project om te komen tot de keuze voor de invulling van de sociale kaart. Toelichting Een sociale kaart kent verschillende elementen: de basis is een database, met daarin gegevens van organisaties en instellingen. Deze gegevens zijn op een uniforme manier gestructureerd en ingedeeld. Het gaat hier vooral om adres- en contactgegevens, links naar de betreffende organisatie en door de organisatie opgestelde toelichtende teksten. Verschillende portals kunnen gebruik maken van één en dezelfde database en daaraan dus hun eigen functionaliteiten aan toevoegen.
Externe Bronnen
St. opvoeden.
Database en beheeromgeving
Diverse Websites
Regelhulp
De vernieuwde database kan worden gekoppeld aan inwoners en professional portalen, gemeentesites, centra voor jeugd en gezin, klantcontactcentra enz. De huidige database van Zorgwelrijnland is ook de basis voor of gekoppeld aan de volgende websites: https://regiozhn.jekuntmeer.nl/ (werk, opleiding en activiteiten zorg en welzijn) http://www.cjgleiden.nl/ (centra voor jeugd en gezin) https://www.regelhulp.nl/ (hulp en informatie over regelgeving) http://www.hoezitdat.info/leiden (informatie gericht op jongeren)
1
Verder maakt ook Ghor4all, een applicatie die de veiligheidsregio GHOR gebruikt om zorgcontinuïteit in de regio in kaart te brengen, gebruik van SoCard. In het geval dat deze database niet meer wordt onderhouden, krijgen deze websites een probleem. De gegevens worden dan niet meer centraal bijgehouden, zodat deze zullen verouderen of door de beheerders van de website zelf afzonderlijk moeten worden bijgehouden. Ten aanzien van de toevoeging van functionaliteiten aan de website is van alles mogelijk: Zonder volledig te willen zijn:
een digitale marktplaats voor vraag en aanbod op het gebied van informele maatschappelijke ondersteuning. een chatfunctie met ervarings- of professionele deskundigen links naar andere vindplaatsen of naar landelijke organisaties algemene informatie over rechten en plichten bij een ondersteuningsbehoefte (bijvoorbeeld bij schuldhulpverlening). invoer van informeel en tijdelijk informeel aanbod en activiteiten in de vorm van een agenda een beslisboom voor burgers waarin via vragen en keuzen de vraag wordt verhelderd en opties voor ondersteuning wordt aangegeven. geografische verwijzing door middel van een kaart enz. De informatie van de regionale database kunnen worden aangevuld met specifieke informatie over organisaties en activiteiten op lokaal en wijkniveau. Voor professionals kunnen, in een besloten deel van de website, aparte functionaliteiten worden geboden, zoals extra informatie ten behoeve van verwijzing (contactpersonen op een bepaald terrein), chatfuncties en dergelijke.
Bij de keuze voor deze functionaliteiten speelt een rol in hoeverre de sociale kaart onderdeel uitmaakt van het proces van toegang tot sociale voorzieningen of vooral informatief is. Ook is van belang of de functionaliteit niet al via een andere website wordt aangeboden en last but noot least spelen de kosten ook een rol. De vraag welke functionaliteiten zo’n website zou moeten hebben is volgens dit voorstel een zaak die gemeenten, afzonderlijk of gezamenlijk in een groep, zelf moeten beantwoorden. Bij een aantal gemeenten in de regio gaat de voorkeur uit naar een eenvoudige website met beperkte functionaliteit. Kosten website Naast het beheer en onderhoud van de (gezamenlijke) database zijn de kosten voor de ontwikkelkosten voor een website van belang.
Kosten website. De ontwikkelkosten van een bestaande website kunnen als zeer grove indicatie worden geraamd op ca. € 3000, =, -. De licentiekosten van een uitgebreide en dynamische (interactieve) website kunnen oplopen tot € 90.000. De licentiekosten en ontwikkelkosten van een eenvoudige statische en informerende website zijn beperkter en bedragen naar raming € 10.000, = Ons voorstel is om met een eventuele portal voor de sociale kaart aan te sluiten bij de reeds in gang gezette ontwikkelingen van het digitaal preventieloket bij Jeugd.
2
Uitvoering van ontwikkeling, beheer en onderhoud van de database. Keuzes Per 1 januari 2016 staan gemeenten dus voor de keuze tussen: 1. Helemaal geen sociale kaart en database met als alternatief zoekmachines op internet (google, Ask en dergelijke). 2. Zelf een sociale kaart voeren met een eigen database en een eigen portal 3. Zelf een portal inrichten en gebruik maken van een gezamenlijke database 4. Samen met andere gemeenten een portal inrichten met een gezamenlijke database. Ad 1. De gegevens van Google zijn niet altijd correct en ook verouderde informatie wordt getoond, de adresgegevens en website zullen wel gevonden worden maar extra functionaliteiten ontbreken. In de praktijk wordt al soms met google gewerkt. Ad 2. Is duurder in aanschaf en onderhoud van de website en de database, omdat de kosten niet worden gedeeld, heeft wel het voordeel dat de database en de website geheel naar eigen inzicht kunnen worden ingericht. Ad 3. De huidige database is al regionaal en wordt dit jaar verder geactualiseerd. Het aanbod van gegevens betreft al vaak regionale instellingen, gegevens van andere gemeenten zijn ook voor de eigen gemeente beschikbaar. Er ontstaat een efficiency-voordeel door het gezamenlijk onderhouden van de gegevens uit de sociale kaart. Ad 4. Combineert de efficiency-voordelen van het gezamenlijk onderhouden van de database én van de website, maar gemeenten die samenwerken zullen in hoofdlijnen wel dezelfde wensen en eisen moeten hebben met betrekking tot de inrichting van de website. Er zijn daarom beperktere mogelijkheden tot eigen inkleuring en wensen. Voorstel
Het geheel overziend stellen wij voor dat de gemeenten in de regio Zuid-Holland Noord gezamenlijk de sociale kaartgegevens in de vorm van SoCard IV vullen en onderhouden. Ten aanzien van het portal/ de website, dit aan gemeenten afzonderlijk of in een groep over te laten maar de ontwikkeling wel te relateren aan de ontwikkeling van een digitaal preventie-loket dat regio breed vanuit Jeugd wordt opgezet.
De Digitale Sociale Kaart SoCard is de landelijke standaard voor digitale sociale kaart op het gebied van zorg, welzijn en wonen. Naast adresgegevens van organisaties wordt in SoCard uitgebreide informatie opgeslagen over onder meer zorgverleners, productaanbod, dienstverlening, openingstijden en werkwijze. Versie 4 van SoCard sluit aan op de basisregistraties Nieuwe Handelsregister (NHR) en BAG. De non-NAW gegevens in SoCard zoals producten en diensten, zijn aanvullend op de basisgegevens van het NHR en vormen samen SoCard 4. SoCard 4 biedt de mogelijkheid om de basisgegevens van het handelsregister te verrijken met goede organisatie omschrijving en een producten- en diensten aanbod. Alle content in de sociale kaart is geïndexeerd en wordt ontsloten door een zoek machine die thesaurus aware is. De redacteur zal hierdoor minder tijd besteden aan verzamelen en/of bijwerken van gegevens en meer hebben voor het toevoegen en beheren van meer en kwalitatief betere inhoudelijke omschrijvingen van organisaties (producten en diensten). De beheerder wordt daarnaast actief ondersteund bij het leggen van de juiste verbanden met de thesaurus, door de aanwezige content verder thematisch te classificeren. i
3
IHOUDELIJKE AGENDA 2016 HOLLAND RIJNLAND
concept 10 september 2015
Inhoud 1.
Inleiding .......................................................................................................... 3
2.
De strategische speerpunten ........................................................................... 5
3.
Inhoudelijke Agenda 2016 ............................................................................... 7
3.1 Algemeen .......................................................................................................... 7 3.2 Maatschappij ...................................................................................................... 8 3.3 Economie ......................................................................................................... 18 3.4 Leefomgeving ................................................................................................... 28 4.
Holland Rijnland ............................................................................................ 36
4.1 Rol en functie ................................................................................................... 36 4.2 De organisatie .................................................................................................. 37
Concept 10 september 2015
Pagina 2 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
1. Inleiding De verregaande realisatie van de samenwerkingsthema’s uit de eerste periode, nieuwe dominante onderwerpen als kennis en innovatie, de economische crisis en de metropoolontwikkelingen vormen de aanleiding om een nieuwe agenda te bepalen van gemeenschappelijke opgaven. Opgaven die voor gemeenten in de regio van Holland Rijnland van belang zijn en door samenwerking tussen die gemeenten gerealiseerd kunnen worden. Onder de naam #Kracht15 heeft vernieuwing centraal gestaan. Sinds het opstellen van de Voorlopige Inhoudelijke Agenda 2016 hebben de gemeenten nieuwe speerpunten voor regionale samenwerking bepaald. En zijn binnen de organisatie Holland Rijnland mensen, middelen en taken opnieuw georganiseerd en er zijn nieuwe rollen gedefinieerd. De Inhoudelijke Agenda 2016 benoemt de speerpunten die in 2016 en verder door Holland Rijnland samen met de gemeenten in verschillende coalities en samenwerkingen worden opgepakt. Samen optrekken geeft meerwaarde voor de uitdagingen die te complex zijn voor de individuele gemeente, die gemeentegrensoverschrijdend zijn of waarbij samenwerking tot meer efficiëntie leidt. Binnen Holland Rijnland wordt de focus verlegd van ‘regionale organisatie’ naar ‘regionaal organiseren’. De netwerkorganisatie Holland Rijnland faciliteert de clusters en gemeenten procesmatig bij regionale opgaven. Maatschappij, economie, leefomgeving Holland Rijnland is de naam van het samenwerkingsverband van en voor veertien gemeenten in het hart van de Randstad. Holland Rijnland stimuleert en faciliteert samenwerking tussen gemeenten onderling, bedrijfsleven, onderwijs en kennisinstellingen om resultaten te behalen op het vlak én snijvlak van maatschappij, economie en leefomgeving. Deze inhoudelijke agenda van de regio is gericht op eigen kracht (waar ben je sterk in?) van de regio en verbindt deze met innovatiekracht (vernieuwing) en netwerkkracht (eigen massa en benutten potentie metropoolregio’s). De 14 gemeenten vormen gezamenlijk een uitstekende woonregio met een aantal sterke topsectoren (Greenports, Biobased, Space en Life Science and Health). Deels is dit bepaald door de eigenschappen van het gebied, de gunstige ligging ten opzichte van de metropoolregio’s Amsterdam en Rotterdam/Den Haag, maar ook door duidelijke keuzes en sturing door overheid en bedrijfsleven. Deze potentie wordt nog eens versterkt door een hoogopgeleide beroepsbevolking, veel kenniscentra en een sterke zorgsector. Behoud – of beter nog – ontwikkeling van deze positie vraagt echter ook om inzet in de komende jaren. Er komen daarnaast steeds meer uitdagingen op de gemeenten af die zij niet alleen aankunnen. Het maatschappelijk veld is veranderd en de rol van de overheid daarin ook. De decentralisaties brengen meer risico’s met zich mee. De sterke regionale samenwerking zoals op het gebied van de Jeugdhulp, participatie en zorg blijft hierin uitkomst bieden. Verder blijft het een opgave om een uitstekende woonregio te blijven. Inzet op de veranderde woonvraag, voorzieningen (detailhandel, zorg, etc.), recreatiebehoeften en bereikbaarheid is daar voor nog steeds nodig.
Concept 10 september 2015
Pagina 3 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
De eerste periode van Holland Rijnland stond in het teken van het Programma van Afspraken en de vijf grote projecten die daaruit voort zijn gekomen: RijnlandRoute, Hoogwaardig Openbaar Vervoernet Zuid-Holland Noord, Programma Ontsluiting Greenport, Regionaal Groenprogramma en Versterking Greenport Duin- en Bollenstreek. Deze projecten zijn nu veelal in een dusdanige fase dat hier minder regionale focus op nodig is. In de tweede periode van Holland Rijnland (na de aansluiting van het Rijnstreekberaad) namen de sociale thema’s, en met name de drie decentralisaties, een steeds prominentere rol in. Voor het sociaal domein is een sterk platform opgezet en is onder meer de Tijdelijke Werkorganisatie Jeugd opgezet. De Inhoudelijke Agenda 2016 vormt de start van een nieuwe periode van samenwerking. Een nieuwe rol voor Holland Rijnland. Van ‘regionale organisatie ’naar ‘regionaal organiseren’, waarbij er een sterkere focus komt op de platformfunctie, lobby en belangenbehartiging en het signaleren van nieuwe ontwikkelingen en kansen. De inhoudelijke uitwerking van deze agenda vindt plaats aan de hand van de eerder al gestelde kracht van de regio langs de drie domeinen Maatschappij, Economie en Leefomgeving. Deze drie domeinen zijn in de Samenwerkingsagenda al vastgesteld als de toekomstige focus van de regio. De Inhoudelijke Agenda is aan de hand van deze drie domeinen uitgewerkt.
Concept 10 september 2015
Pagina 4 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
2. De strategische speerpunten De gemeenten hebben gezamenlijk 10 speerpunten bepaald voor de komende periode. Deze geven de focus aan van deze nieuwe inhoudelijke agenda. Ze worden gekenmerkt door kansrijkheid. Een nadere uitwerking van de speerpunten staat in hoofdstuk 3. De volgorde van de speerpunten geeft geen prioritering weer. 1.
De regio organiseert de jeugdhulp effectief en efficiënt. Om te komen tot effectievere inzet van de jeugdhulp: slim, efficiënt en dicht bij het gezin.
2.
De regio biedt optimale ontwikkelkansen voor alle jongeren. Om te zorgen dat alle jongeren tot 27 jaar onderwijs naar vermogen benutten om zo zelfstandige participatie aan de samenleving te optimaliseren.
3.
De regio gaat voor een inclusieve arbeidsmarkt. Om te zorgen dat meer personen met afstand tot de arbeidsmarkt een baan hebben bij reguliere werkgevers. Personeel van bedrijven en organisaties zijn een afspiegeling van de samenleving.
4.
De regio is nationaal centrum voor aardobservatie en navigatie toepassingen. Om te komen tot economische groei in sector Space door in te spelen op de wereldwijde groeimarkt.
5.
De regio is koploper op het gebied van planteninhoudsstoffen. Om te komen tot economische groei biobased sector door in te spelen op wereldwijde groeimarkt van gebruik van planteninhoudsstoffen voor cosmetica, medicijnen en voedingssupplementen.
6.
De regio speelt in op de kansen vanuit het energievraagstuk. Om te komen tot een duurzame regio waar energie wordt opgewekt met behoud van ruimtelijke kwaliteit.
7.
De regio is proeftuin voor aanpak leegstand en hergebruik van kantoren en winkelruimte. Om te komen tot dynamische binnensteden en dorpskernen.
8.
Beter benutten regionaal mobiliteitsnetwerk. Om te komen tot verbeterde bereikbaarheid die moet leiden tot economische groei en aantrekkelijk woonklimaat.
9.
De regio is aantrekkelijke groene bestemming voor inwoners en recreanten. Om te komen tot de groene en blauwe recreatieve netwerken die verbonden zijn en aansluiten op naastliggende regio’s.
10.
De regio heeft een passende woningvoorraad voor bijzondere doelgroepen. Om te komen tot voldoende geschikte en verschillende woningtypes voor zorgvragers, noodopvang, statushouders, arbeidsmigranten en asielzoekers.
Concept 10 september 2015
Pagina 5 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
De 10 speerpunten zijn in te delen in één of twee van de domeinen Maatschappij, Economie en Leefomgeving.
Concept 10 september 2015
Pagina 6 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
3. Inhoudelijke Agenda 2016 De ambities van de veertien gemeenten bepalen de inhoudelijke agenda van de regio. Samenwerken is waardevol voor uitdagingen die te complex zijn om door een individuele gemeente bevochten te worden, die grensoverschrijdend zijn of waarbij samenwerking eenvoudigweg tot meer efficiëntie en een beter resultaat leidt. Holland Rijnland ondersteunt de gemeenten bij de duurzame en integrale ontwikkeling van de regio. De gemeenten streven ernaar dat het in de regio prettig is om te wonen, te werken, te leven en te recreëren. In een steeds veranderende maatschappij is het aan de gemeenten om in te spelen op complexe vraagstukken met steeds verschillende partijen.
3.1 Algemeen Een aantal activiteiten verricht Holland Rijnland over alle domeinen heen. Het gaat dan om de integrale programmasturing gericht op het realiseren van resultaat vanuit de regierol met zicht op zowel het proces als de belanghebbenden. Verder is er aandacht voor het verkennen van nieuwe kansen, het professionaliseren van de organisatie, belangenbehartiging en accountmanagement naar de deelnemende gemeenten om in te kunnen spelen op actuele vragen.
Concept 10 september 2015
Pagina 7 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
3.2 Maatschappij Binnen het domein Maatschappij ondersteunt Holland Rijnland gemeenten op het brede terrein van samenlevingsvraagstukken om te bereiken dat de kwaliteit, omvang en samenhang van voorzieningen in de regio van Holland Rijnland van een goed niveau zijn. Als strategische visie van de gemeenten wordt hierbij uitgegaan van een integrale, vraaggerichte dienstverlening waarbij de regie (meer) bij de burger komt te liggen en de eigen kracht wordt ondersteund. In 2016 blijven de gemeenten aansturen op integraliteit en solidariteit in het sociale domein ten behoeve van een optimaal regionaal en lokaal voorzieningenniveau voor de burgers. Binnen dit domein is een traditie opgebouwd dat gemeenten samen initiatieven nemen en uitwerken, en daarbij soms licht, soms zwaarder worden ondersteund vanuit het samenwerkingsorgaan. De regio zet zich de komende tijd in voor speerpunten op het gebied van jeugd, onderwijs en participatie. Daarnaast worden de mogelijke voordelen van samenwerking op het gebied van zorg verkend en continueert de regio haar taken op het gebied van volwasseneneducatie, cultuur en talentcoaching. Bij de uitvoering van haar taken werkt de strategische eenheid nauw samen met het Regionaal Bureau Leerplicht en de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp waar de uitvoerende taken op het gebied van leerplicht, RMC en inkoop van jeugdhulp zijn belegd.
Concept 10 september 2015
Pagina 8 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 1: De regio organiseert effectief en efficiënt de jeugdhulp
AMBITIE De jeugd in de regio groeit gezond en veilig op. Jeugdigen ontwikkelen hun talenten en kunnen zo, nu en later, naar vermogen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Jeugdigen die dat nodig hebben krijgen de best passende hulp aangeboden. 13 gemeenten1 in Holland Rijnland hebben de gezamenlijk ambitie om de jeugdhulp effectiever en efficiënter in te zetten: slim, doeltreffend en als dat kan dicht bij het gezin. De gemeenten willen samen inkopen, innoveren en leren van elkaar. Regionale organisatie en solidariteit, en optimale lokale invulling. VERBINDING EN SAMENWERKING Het fundament van het jeugdstelsel wordt gevormd door de pedagogische gemeenschap in gemeenten en wijken, waar burgers betrokken en bereid zijn om verantwoordelijkheid rond het opvoeden en opgroeien van kinderen te nemen. Een andere pijler in het fundament zijn de basisvoorzieningen, waar vrijwel alle kinderen komen. Denk aan de jeugdgezondheidszorg, scholen, kinderopvang/peuterspeelzalen en huisartsen, jongerenwerk en sociale wijkteams. Deze vormen samen de basis voor het toekomstmodel Jeugdhulp Holland Rijnland met Jeugden Gezinsteams, specialistische jeugdhulp en hulp in het gedwongen kader. De jeugdigen en het gezin staan centraal en de onderdelen van het toekomstmodel zijn met elkaar verbonden door 1Gezin1Plan. Vooral wanneer de hulpvraag zich niet alleen richt op de jeugdige, is afstemming met de zorgvraag van het gehele gezin een randvoorwaarde. De relatie met andere vormen van zorg, onderwijs en participatie zijn essentieel voor de invulling van dit speerpunt. Denk daarbij aan (passend) onderwijs, onderwijszorgarrangementen, uitstroom van scholen en toestroom op de arbeidsmarkt. Voor jeugdhulp is ook de woonsituatie van de jeugdige van belang. FASE SPEERPUNT De huidige organisatie rond de inkoop van de jeugdhulp bevindt zich in de uitvoerende en evaluatie fase. Daarnaast worden dit en komend jaar keuzes gemaakt over de toekomst van de samenwerking. ALLIANTIES De belangrijkste partners in dit proces zijn de 13 betrokken Holland Rijnland-gemeenten, de aanbieders van jeugdhulp, de Jeugd- en Gezinsteams en Servicepunt 71 voor de technische ondersteuning.
1 Vanwege de integrale benadering van het sociale domein en de samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Leidschendam-Voorburg is Voorschoten voor de inkoop van de Jeugdhulp aangesloten bij Haaglanden.
Concept 10 september 2015
Pagina 9 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
VERVOLGPROCES - De huidige opdracht aan de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp (TWO) voor het gezamenlijk opdrachtgeverschap loopt tot en met 2016. - In het najaar van 2015 bepalen de gemeenten hoe en op welke schaal de jeugdhulp in de toekomst wordt ingekocht en uitgevoerd. De consequenties van dit besluit worden in 2016 nader uitgewerkt. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platformfunctie: Holland Rijnland faciliteert het overleg tussen gemeenten op ambtelijk en bestuurlijk niveau. Daarnaast faciliteert Holland Rijnland kennisuitwisseling. - Afstemming en coördinatie: de kaders van het jeugdbeleid en de inkoop van de jeugdhulp worden bepaald door de gemeenten, daarbij ondersteund door de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp. In het ambtelijk en bestuurlijk overleg maken de gemeenten gezamenlijk afspraken over het beleid en de uitgangspunten. Holland Rijnland faciliteert en ondersteund de besluitvorming in de regio en in de gemeenten. Daarnaast fungeert Holland Rijnland als verbindende schakel tussen de verschillende partijen. - Uitvoering: faciliteren besluitvorming van de gemeenten over de toekomstige inkoop en uitvoering van de jeugdhulp en uitwerking consequenties hiervan. Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp De TWO geeft uitvoering aan het inhoudelijk en technisch opdrachtgeverschap van de Jeugdhulp. Taken zijn: - financieel beheer via rechtmatige besteding van toegekende budgeten en middelen - monitoring en verantwoording van de uitvoering van de jeugdhulp per gemeente en hulpsoort - contractmanagement met de jeugdhulpaanbieders door sturing op naleving van inkoopvoorwaarden - transformatie van de jeugdhulp door regionale samenwerking en beleidsontwikkeling, zoals actualisatie van de beleidsnota Hart voor de Jeugd, zie Hart voor de jeugd en bouwstenen voor transformatie. Wanneer de gemeenten eind 2015 besluiten de samenwerking op het gebied van de inkoop van de jeugdhulp voort te zetten, bereid de TWO de inkoop 2017 en verder voor. Naast de TWO en de inzet van de Strategisch Eenheid van Holland Rijnland, blijft de inzet van gemeenten in de flexibele schil essentieel voor deelname aan de overleggen en diverse inhoudelijke werkgroepen.
Concept 10 september 2015
Pagina 10 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 2: De regio biedt optimale ontwikkelkansen voor alle jongeren.
AMBITIE Alle jongeren tot 27 jaar benutten onderwijs naar vermogen om zelfstandige participatie aan de samenleving te optimaliseren. Sommige jeugdigen hebben ondersteuning nodig om hun ontwikkelmogelijkheden optimaal te kunnen benutten. In het kader van passend onderwijs trekken we voor het primair- en voortgezet onderwijs in de relatie tot de jeugdhulp regionaal op om onderwijszorgarrangementen te realiseren. Ook voor jongeren afkomstig van het praktijk- en voortgezet speciaal onderwijs en uitvallers uit het MBO willen we samen op trekken. We willen dat gemeenten, onderwijs en (jeugd)zorg in onze regio samen verantwoordelijkheid nemen voor het organiseren van integraal aanbod voor deze jeugdigen om ontwikkelmogelijkheden optimaal te benutten. Wanneer onderwijs niet mogelijk is, welke andere mogelijkheden zijn er om ontwikkelkansen van jongeren optimaal te benutten? VERBINDING EN SAMENWERKING De meeste jongeren hebben een succesvolle schoolloopbaan en vinden aansluitend een betaalde baan. De meest kwetsbare groepen zijn jongeren met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking en jongeren met meervoudige problematiek. Voor beide doelgroepen verandert er veel in wet- en regelgeving. Als gevolg van de decentralisatie in het sociale domein krijgen gemeenten en onderwijs meer bestuurlijke verantwoordelijkheden én speelruimte om verbinding aan te brengen tussen passend onderwijs, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en participatiewet. Met de (nieuwe) taken en verantwoordelijkheden op het gebied van werk en inkomen wordt de onderlinge afhankelijkheid nog groter. Als het gaat om jongeren voor wie de weg van beroepsonderwijs naar werk moeilijk verloopt, krijgen de gemeenten de komende jaren veel extra taken en bevoegdheden. Willen gemeenten kosten voor zorg en uitkeringen beheersen, dan zullen zij preventief in - en met het onderwijs en (jeugd)zorgpartijen moeten samenwerken. FASE SPEERPUNT - Werkgroep passend onderwijs: analytische fase. Hier ligt een verbinding met speerpunt 1: de regio organiseert effectief en efficiënt de jeugdhulp. - Voortijdig schoolverlaten: uitvoering regionale aanpak belegd bij RBL-RMC. Daaruit voortvloeiende beleidsontwikkeling in startfase. Beleidsontwikkeling moet er toe leiden dat er voor iedere vsv’er een ontwikkelplan komt en de zorgstructuur van het onderwijs aansluit op het ondersteuningsaanbod van gemeenten (CJG). Hier ligt een verbinding met speerpunt 1: de regio organiseert effectief en efficiënt de jeugdhulp. - Startfase verbreding taakomschrijving RMC m.b.t. begeleiding kwetsbare doelgroepen naar de arbeidsmarkt.
Concept 10 september 2015
Pagina 11 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
ALLIANTIES ministerie van OCW, gemeenten en subregio’s/clusters, werkbedrijf, uitkeringsinstanties, RBL-RMC, samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs in de subregio’s Leidse regio en Duin- & Bollenstreek (werkgebied Regionaal bureau Leerplicht en RMC), ROC Leiden, ID College, AOC Wellant, ROC Mondriaan, zorginstellingen, werkgevers. NB: Rijnstreek valt onder een andere RMC-regio maar doet voor de participatiewet en jeugdhulp wel mee met Holland Rijnland. Per onderdeel van dit speerpunt wordt bekeken of de Rijnstreek meedoet. VERVOLGPROCES - Huidige inzet op platformrol in portefeuillehouderoverleg voortzetten. - Op regionaal niveau is de werkgroep passend onderwijs een notitie aan het voorbereiden over onderwijs-zorgarrangementen voor het primair- en voortgezet onderwijs. De werkgroep passend onderwijs moet verbreed worden naar het MBO en een bredere vertegenwoordiging vanuit gemeenten (met name ambtenaren jeugd). In de werkgroep zitten vertegenwoordigers van de gemeenten, de samenwerkingsverbanden en het Regionaal Bureau Leerplicht. - Regionale aanpak voortijdig schoolverlaten: hierin is de ambitie opgenomen om de toegangskansen van moeilijk plaatsbare doelgroepen tot MBO te vergroten. De komende drie jaar moet hier praktisch invulling aan worden gegeven. Namens de gemeenten is de RMC-coördinator bij het RBL trekker van dit proces. Holland Rijnland gaat beleidsmatige ondersteuning bieden. - Centrumgemeente Leiden is trekker van het project ‘samen naar een werkende toekomst’ voor regio Holland Rijnland. Holland Rijnland verzorgt vanuit haar platformrol de verbinding met de regiogemeenten, en is vanuit haar uitvoeringsrol via het RBL-RMC bij het project betrokken. Holland Rijnland ontwikkelt beleid en verzorgt bestuurlijke besluitvorming m.b.t. de begeleiding van kwetsbare doelgroepen naar arbeidsmarkt en de veranderende rol van het RMC die het ministerie van OCW daarbij voor ogen heeft. Hierin zal de regio keuzes moeten maken. Dit onderdeel staat in verbinding met speerpunt 3: naar een inclusieve arbeidsmarkt. Daarbij willen we alternatieve trajecten opzetten voor schooluitvallers en jongeren die niet in staat zijn een startkwalificatie te halen realiseren en een goede regionale aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt voor kwetsbare doelgroepen. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Afstemming en coördinatie kaders voor beleid m.b.t. onderwijs – zorgarrangementen laten vaststellen door gemeenten. - Signalering: MBO betrekken bij regionale beleidsontwikkeling passend onderwijs - Signalering: Optimaliseren toegang tot het MBO-onderwijs door samenwerking te organiseren en knelpunten op te lossen. Doelgroep: jongeren van praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voortijdig schooluitvallers en jongeren met een uitkering moet worden verbeterd.
Concept 10 september 2015
Pagina 12 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
-
-
Uitvoering: verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten door beleidsmatige ondersteuning van de uitvoering van het plan regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2015-2018 ‘Blijf bij de les!’. Platform: inventariseren of en op welke wijze regionaal bestuurlijke afstemming onderwijs, werk, zorg tussen gemeenten, onderwijs, (jeugd)zorg en werkbedrijf dient te worden georganiseerd.
Concept 10 september 2015
Pagina 13 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 3: De regio gaat voor een inclusieve arbeidsmarkt
AMBITIE Meer personen met afstand tot de arbeidsmarkt hebben een baan bij reguliere werkgevers. Personeel van bedrijven en organisaties zijn een afspiegeling van de samenleving. Dit wordt aangeduid als het komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Doel wordt bereikt door eenduidige werkgeversdienstverlening, waarbij gemeenten, UWV en SW-bedrijven nauw samenwerken. VERBINDING EN SAMENWERKING Basis van het komen tot een inclusieve arbeidsmarkt ligt in het Sociaal Akkoord van april 2013. Het Rijk en werkgeversorganisaties hebben de afspraak gemaakt 125.000 banen te realiseren. Het werkbedrijf moet hiervoor de schakel tussen het aanbod van werkzoekenden en werkgevers gaan vormen. Dit is geen fysiek bedrijf, maar een licht bestuurlijk netwerk. In de arbeidsmarktregio Holland Rijnland functioneert sinds april 2014 het tripartiet samengesteld Bestuurlijk Overleg Werk (BOW). Leiden is de centrumgemeente voor de arbeidsmarktregio Holland Rijnland. De eindverantwoordelijkheid voor het werkbedrijf ligt bij de centrumgemeente. Binnen Holland Rijnland is een Management Team Werkgeversdienstverlening (MT) operationeel. Hierin participeren de ambtelijk vertegenwoordigers van gemeenten, SW bedrijven en UWV. Belangrijk thema voor dit MT is de realisatie van garantiebanen voor kandidaten met afstand tot de arbeidsmarkt. In het komen tot een inclusieve arbeidsmarkt speelt de doelgroep schoolverlaters praktijkonderwijs/voortgezet speciaal (PrO/VSO) onderwijs een belangrijke rol. Hiervoor is een apart project opgezet. Bij dit project ligt een directe relatie met de speerpunten organisatie jeugdhulp en het bieden van ontwikkelkansen aan alle jongeren. Binnen de Sociale Agenda van Holland Rijnland worden de activiteiten binnen het kader van deze speerpunten afgestemd. FASE SPEERPUNT Werkbedrijf Holland Rijnland is geformeerd en bevindt zich in de implementatiefase. Project schoolverlaters PrO/VSO bevindt zich in de uitvoeringsfase. ALLIANTIES Werkbedrijf: sociale partners(werkgevers en werknemers) , centrumgemeente, overige gemeenten, drie SW bedrijven (Maregroep, DZB en SWA), regionaal werkbedrijf en UWV. Project schoolverlaters PrO/VSO: centrumgemeente, andere gemeenten in Holland Rijnland, SW bedrijven, UWV en 12 VSO/PrO scholen. VERVOLGPROCES - Voor realisatie garantiebanen ligt een taakstelling voor 2015 en 2016. - Komen tot een meer eenduidige werkgeversdienstverlening, waarbij vraag van de werkgever voorop staat.
Concept 10 september 2015
Pagina 14 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
-
Vanaf zomer 2015 komt ESF project Sociale Innovatie in uitvoering. Dit project is gericht op maximale uitstroom van VSO/PrO leerlingen naar de arbeidsmarkt.
WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platformfunctie: Holland Rijnland faciliteert het overleg op ambtelijk en bestuurlijk niveau. Daarnaast faciliteert Holland Rijnland kennisuitwisseling. Functies: secretaris Bestuurlijk Overleg Werk en secretaris Management Team Werkgeversdienstverlening. - Afstemming en coördinatie: kaders voor beleid op het terrein van regionale arbeidsmarkt worden bepaald dor Bestuurlijk Overleg Werk en de gemeenten. In het ambtelijk overleg (AO Participatie), Bestuurlijk Overleg Werk en het pho Sociale Agenda maken de gemeenten gezamenlijk afspraken over het beleid en de uitgangspunten. Holland Rijnland faciliteert en ondersteunt de besluitvorming in de regio en in de gemeenten. Holland Rijnland neemt deel in Facilitair team werk. Dit team coördineert werkzaamheden in het kader van totstandkoming garantiebanen. Holland Rijnland fungeert daarnaast als verbindende schakel tussen de betrokken partijen, onder andere de werkgeversservicepunten. - Uitvoering: medeprojectleiding ESF Sociale Innovatie, faciliteren en uitwerken besluiten ambtelijk-en bestuurlijk niveau.
Concept 10 september 2015
Pagina 15 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
Maatschappij – Lopende Zaken De onderstaande taken zijn bestaande taken waarvoor Holland Rijnland voor de regio beleid ontwikkelt, lobbyt, afstemt en coördineert, en een platform biedt.
Volwasseneneducatie Volgens internationale cijfers (PIAAC) beheersen in Nederland naar schatting 1,3 miljoen mensen onvoldoende de benodigde basisvaardigheden taal en rekenen om zelfstandig en actief te kunnen participeren in de samenleving. Van deze mensen is 1/3 allochtoon en 2/3 autochtoon. Educatie is een instrument om mensen de mogelijk te bieden om hun taal- en rekenvaardigheid te verhogen en te betrekken bij de samenleving. Belangrijke beoogde effecten van educatie zijn toename van zelfredzaamheid en economische onafhankelijkheid, bevordering van maatschappelijke betrokkenheid en deelname aan vrijwilligerswerk. Educatie werkt preventief en curatief bij de aanpak van knelpunten in de samenleving. Sinds 2015 is de gemeente Leiden, als contactgemeente van de arbeidsmarktregio (exclusief Voorschoten), verantwoordelijk voor het regionaal beleid ten aanzien van educatie en de inkoop van taal- en rekentrajecten. Holland Rijnland is het platform dat Leiden benut om hierin regionaal samen te werken. Hiertoe is een ambtelijke werkgroep Educatie ingesteld, die de opdracht heeft om voor de regio van Holland Rijnland een meerjarig regionaal educatieprogramma te ontwikkelen. Daarnaast is er in de regio een convenant geletterdheid, waarin een bondgenootschap van 41 verschillende partijen met elkaar hebben afgesproken om gezamenlijk laaggeletterdheid in de regio aan te pakken. Holland Rijnland levert de regiomanager voor het Bondgenootschap. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platformfunctie: Holland Rijnland faciliteert overleg op ambtelijk en bestuurlijk niveau. Daarnaast faciliteert Holland Rijnland kennisuitwisseling. - Afstemming en coördinatie: kaders voor beleid op het terrein van voor volwasseneneducatie worden bepaald door het de contactgemeente Leiden. In het ambtelijk overleg (AO Participatie) en het portefeuillehoudersoverleg maken de gemeenten gezamenlijk afspraken over het beleid en de uitgangspunten. Holland Rijnland faciliteert en ondersteunt de besluitvorming in de regio en in de gemeenten. - Uitvoering: Projectleiding regionaal educatieprogramma, faciliteren en uitwerken besluiten ambtelijk- en bestuurlijk niveau.
Zorg De gemeenten van Holland Rijnland willen ervoor zorgen dat de inwoners allemaal kunnen meedoen, zich kunnen ontplooien en verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf, voor elkaar en de leefomgeving. Voor de groep inwoners voor wie dat niet haalbaar is, is tijdelijke of langdurige ondersteuning beschikbaar. Voor de Wmo biedt Holland Rijnland een platform ter verbetering van de effectiviteit van de Wmo, onder andere voor de thema’s wijkgericht werken en extramuralisering. Holland Rijnland ondersteunt de lobby en het overleg met regionaal werkende partijen, zoals de zorgverzekeraars, het zorgkantoor en regionaal werkende zorgaanbieders en organisaties van zorgvragers.
Concept 10 september 2015
Pagina 16 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
Voor de taken voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) verzorgt Holland Rijnland de afstemming tussen gemeenten, cliëntenorganisaties en aanbieders, op de thema’s preventie en Herstel, begeleiding, beschermd wonen, inloopfuncties, maatschappelijke opvang, verslavingszorg, Convenant OGGZ, Regionaal Kompas. Daarnaast biedt Holland Rijnland ondersteuning bij de voorbereiding van mogelijke overheveling van taken in de OGGZ van centrumgemeente naar regiogemeenten per 2017. Verkenning speerpunt Zorg op Niveau Holland Rijnland verkend in welke mate er behoefte is aan regionale samenwerking op het gebied van extramuralisering. De mogelijkheden worden verkend om regionaal meer in te zetten op aandacht en zorg voor de leefbaarheid en vitaliteit van ouderen en extra aandacht voor extramurale zorg als aanvulling op bestaande voorzieningen. En de mogelijkheid voor afstemming, samenwerking en afspraken over de verdeling van taken tussen gemeenten.
Talentcoaching Voor 2015 verleende de provincie voor het project Talentcoaching kwetsbare jongeren 2014 een subsidie ad. € 345.000,-. Het gaat hier om kortlopende (bij organisaties voor jongerenwerk) en intensieve (bij Cardea jeugdzorg) trajecten voor jongeren die de aansluiting met onderwijs en werk kwijt zijn. Een coachingtraject moet deze jongeren weer op weg helpen naar duurzaam zelfstandige participatie aan de samenleving. Holland Rijnland treed op als subsidiënt voor instellingen voor jongerenwerk in de regio. De Provincie beschikt subsidie aan Holland Rijnland, Holland Rijnland beschikt subsidie aan de instellingen.
Cultuur Het doel van de Holland Rijnland-gemeenten binnen dit thema is het verhogen van de cultuurparticipatie in het algemeen en de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs. Daarvoor bieden wij een platform, zodat de regionale activiteiten inzake de programma’s Cultuureducatie met Kwaliteit en Cultuurparticipatie met elkaar afgestemd worden. Daarnaast vraagt Holland Rijnland opnieuw subsidie voor de cultuurnetwerkers aan.
Concept 10 september 2015
Pagina 17 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
3.3 Economie Basisvoorwaarde voor een goede regionale economie is dat Holland Rijnland niet alleen een aantrekkelijk woonklimaat biedt voor de werknemers maar ook een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor de werkgevers. Deze basis is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten, de subregio’s en Holland Rijnland. De regio heeft een aantal (top)sectoren, die belangrijk zijn voor de economie en werkgelegenheid. Deze sectoren worden gestimuleerd door de overheid, vaak in samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen (triple helix). Binnen de regio Holland Rijnland zijn de belangrijkste sectoren: - Biobased Economy - Space - Life Sciences - Greenports (Greenports Duin- en Bollenstreek, Regio Boskoop en Aalsmeer) - Zorg/vitaliteit - Toerisme- en congressector Traditioneel biedt de overheid het bedrijfsleven de fysieke ruimte om zich te kunnen ontwikkelen (bedrijventerreinen, kantoorlocaties, etc.). Het gaat hier om een faciliterende en kaderstellende rol. Deze rol wordt in de nieuwe situatie vooral opgepakt door de gemeenten en subregio’s. Holland Rijnland vervult op deze gebieden nog een rol vanuit haar signalerende functie, lobbyfunctie en platformfunctie. Binnen Holland Rijnland vervult de regio deze rol voornamelijk ten aanzien van de volgende thema’s: kantoren(strategie) en regionaal afstemmen van behoefte en aanbod via de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ (bv. bedrijventerreinen, detailhandel). Opgave voor de komende periode is om gezamenlijk zowel de kaderstellende rol te vervullen als de stimulerende rol. Regionale speerpunten zijn Space (aardobservatie en navigatie toepassingen, biobased economie (inhoudsstoffen), aanpak van leegstand en hergebruik van vastgoed en energie.
Concept 10 september 2015
Pagina 18 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 4: De regio is nationaal centrum voor aardobservatie en navigatie toepassingen
AMBITIE Meer profiteren van de aanwezigheid van ruimtevaartsector door in te spelen op de wereldwijde groeimarkt van aardobservatie en navigatie. Hierbij wordt de verbinding gelegd met andere sectoren om crossovers te stimuleren, bv. precisielandbouw. VERBINDING EN SAMENWERKING De ruimtevaartsector in Nederland concentreert zich op de as Noordwijk-Leiden-Den HaagDelft. Veruit de grootste werkgever is de European Space Research and Technology Centre (ESTEC) in Noordwijk. Belangrijke groeimarkt in de ruimtevaart is de navigatie- en aardobservatiesector. Satellieten leveren vaak belangrijke informatie. Dit in combinatie met metingen vanuit de lucht (bijvoorbeeld drones) en op het land biedt kansen voor sterke sectoren in Zuid-Holland. Hierbij valt te denken aan land- en tuinbouw (precisielandbouw), de veiligheidssector en het stedelijk gebied (bijvoorbeeld monitoring van luchtkwaliteit en dijkbewaking). De aardobservatie- en navigatiesector is een kleine maar sterk groeiende sector. Dit onder meer door start ups in het Space Business Innovation Centre (SBIC) in Noordwijk. Op initiatief van Holland Rijnland is Holland Space Cluster opgericht om de samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en onderzoeks-, onderwijs- en kennisinstellingen te versterken. Het Holland Space Cluster is uitgegroeid tot een landelijke organisatie, waarbij een groot deel van de activiteiten plaats vindt in Holland Rijnland. Naast de doorlopende lobby voor het behoud en versterking van het Nederlandse ruimtevaartbudget, wil het Holland Space Cluster de komende tijd inzetten op het verbinden van de ruimtevaartsector met andere sectoren. FASE SPEERPUNT De inzet om de regio te ontwikkelen als nationaal centrum voor aardobservatie en navigatie toepassingen zit in de initiatieffase. Nationaal is er op initiatief van het ministerie van Economische Zaken een taakgroep satellietdata geformeerd. Deze heeft een advies uitgebracht aan het Rijk op welke wijze de ontwikkeling van dit deel van de ruimtevaarsector gestimuleerd kan worden. In 2017 wordt het Galileo Reference Centra gekoppeld aan ESA ESTEC operationeel. Deze Europese organisatie is een expertisecentrum op het gebieden exploitatie en toepassingen van satellietnavigatie en vormt de schakel tussen het Galieo programma (Europese tegenhanger van GPS) en bedrijven en instellingen die navigatietoepassingen willen ontwikkelen. Holland Rijnland verkent met het Holland Space Cluster welke toepassingsmogelijkheden er in de regio mogelijk zijn, waarbij de focus ligt op crossovers met de in onze regio sterke sectoren. De ontwikkeling van dit speerpunt kan een extra stimulans krijgen wanneer de plannen voor een unmanned Valley op Vliegveld Valkenburg doorgang vinden. In hoeverre dit ontwikkeld
Concept 10 september 2015
Pagina 19 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
kan worden in combinatie met de woningbouwopgave en de financiële belangen van met name het Rijks Vastgoed Bedrijf (ROVB) moet worden onderzocht. ALLIANTIES Belangrijkste partners zijn het Holland Space Cluster met de daarbij betrokken bedrijven en kennisinstellingen en overheden zoals: - ESA ESTEC - SBIC - SpaceNed (brancheorganisatie ruimtevaart) - NEVASCO - Ministerie Economische Zaken - TU Delft, Universiteit Leiden, - Netherlands Space Office (NSO) - InnovationQuarter (IQ) - The Hague Security Delta (HSD) - ROVB - Noordwijk, Katwijk, Leiden, Den Haag en Delft - Maritieme Delta - Greenport Duin- en Bollenstreek. VERVOLGPROCES Met de gemeenten en externe partijen verkennen op welke wijze bedrijvigheid in aardobservatie en navigatiesector hier tot bloei kan komen. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platform: Stakeholderbijeenkomsten organiseren om draagvlak voor speerpunt bij het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden te inventariseren en bestendigen. - Afstemming en coördinatie: o Studie/visie begeleiden. De regio is nationaal centrum voor aardobservatie en navigatie toepassingen in het voorjaar van 2016. o Participeren bij opstellen uitvoeringsprogramma inclusief participatie partners najaar 2017 o Participeren in werkgroep unmanned Valley Vliegveld Valkenburg o Doorlopende betrokkenheid bij het Holland Space Cluster
Concept 10 september 2015
Pagina 20 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 5: De regio is koploper op het gebied van planteninhoudsstoffen
AMBITIE De regio is koploper op het gebied van planteninhoudsstoffen. Om te komen tot economische groei van de Biobased sector wordt ingespeeld op de wereldwijde groeimarkt van gebruik van planteninhoudsstoffen voor cosmetica, medicijnen en voedingssupplementen. Op de lange termijn wordt toegewerkt naar een Biobased Experience Centre in de regio in 2025, als onderdeel van World Expo Rotterdam2025. Holland Rijnland heeft een zeer sterke uitgangspositie gezien de kennis binnen de Leidse regio (Kenniscentrum Plantenstoffen en Universiteit Leiden, Biologie), de Greenports en het ondernemerschap in de Duin- en Bollenstreek en Rijn- en Veenstreek. VERBINDING EN SAMENWERKING Omdat grondstoffen schaarser worden moet de economie de transitie maken naar een circulaire economie. Hierbij zullen steeds meer belangrijke grondstoffen voor de economie voortkomen uit onder andere planten in plaats van uit niet hernieuwbare bronnen. Dit vraagt om verbinding en samenwerking met de tuinbouwsector, de wetenschap en bioscience bedrijven en de vragende partijen die deze natuurlijke inhoudsstoffen verwerken in hun producten. FASE SPEERPUNT Het programma Holland Rijnland Biobased wordt momenteel uitgevoerd. Met dit speerpunt wordt een impuls gegeven aan dit thema binnen biobased en tegelijkertijd wordt de samenwerking op dit thema verbreed tot heel Zuid-Holland. We zitten daarmee in een nieuwe fase: enerzijds alliantievorming en tegelijkertijd concrete uitwerking en uitvoering van projecten. ALLIANTIES Door ondertekening van een intentieverklaring is aangegeven dat Holland Rijnland capaciteit wil leveren aan de stichting Biobased Delta Zuid-Holland om gezamenlijk dit thema op te pakken. Op dit onderwerp is brede financiering mogelijk vanuit de provincie Zuid-Holland. Andere belangrijke partners in dit samenwerkingsverband zijn het Kenniscentrum Plantenstoffen en de universiteit Leiden, vakgroep Biologie. Dit zijn ook de partners waarmee Holland Rijnland een consortium gaat vormen. VERVOLGPROCES Het vervolgproces ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: - Onderteken van intentieverklaring voor het thema inhoudsstoffen door het DB (september) - Onze partners meenemen in de ambitie om op dit thema topsector te worden en de accenten daarin scherp te krijgen, onder andere richting World Expo Rotterdam 2025 - Onze inbreng en regionale accenten geven op het projectplan van het consortium dat er nu ligt, als medepartners in het consortium (najaar 2015)
Concept 10 september 2015
Pagina 21 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
-
Voor 2016 en verder: een heldere structuur neerzetten waarin de opgebouwde kennis vanuit het Kenniscentrum Plantenstoffen gewaarborgd blijft
WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? Vanuit de uitvoerende rol: - Het mede uitvoeren van het projectplan van het consortium, waarbij de inzet vanuit Holland Rijnland vooral bestaat uit organisatie, beleidsontwikkeling, alliantievorming en belangenbehartiging - Een heldere structuur neerzetten waarin de opgebouwde kennis vanuit het Kenniscentrum Plantenstoffen gewaarborgd blijft Afstemming en coördinatie: over de voortgang van het traject en de ontwikkelingen daarbinnen, worden de subregio’s en gemeenten geïnformeerd. Er liggen duidelijke relaties met de economische programma’s van zowel de Leidse regio als de Duin- en Bollenstreek. Krachten worden gebundeld en er wordt zoveel mogelijk gezamenlijk opgetreden. Vanuit de belangenbehartigende rol: Als dat helder is kan meer gewerkt worden vanuit de belangenbehartigende rol: lobby en belangenbehartiging namens regio en gemeenten bij onder meer de provincie, Rijk en Europa De uitvoering van programma’s en taken/opdrachten zal vooral plaats vinden in nauwe samenwerking met de belangrijkste partners vanuit de kennisinstellingen, bedrijven en overheden
Concept 10 september 2015
Pagina 22 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 6: De regio speelt in op de kansen vanuit het energievraagstuk
AMBITIE De regio speelt in op de kansen vanuit het energievraagstuk. Om te komen tot een duurzame regio waar energie wordt opgewekt met behoud van ruimtelijke kwaliteit. VERBINDING EN SAMENWERKING Er bestaan in veel gemeenten al verschillende initiatieven op dit terrein. Ook liggen er (nog) veel kansen. De provincie ziet deze kansen gelukkig ook en heeft een flink budget beschikbaar gesteld ter stimulering van kansrijke initiatieven in Zuid-Holland. Mogelijkheden en kansen liggen er momenteel bijvoorbeeld op de volgende thema’s en instrumenten: - afstemming in locatie windmolens - afstemming in uitvoering landelijk Energieakkoord - verbinden aanwezige vraag en aanbod restwarmte (aansluiting op initiatieven binnen de Zuidvleugel) - onderzoek naar en opzet van een revolverend fonds voor investeringen in energiebesparing - mogelijkheden onderzoeken warmte/koude opslag - mogelijkheden van een gebiedsgerichte aanpak rondom bedrijven verkennen , zoals Groene Cirkels bij Heineken, - ontwikkeling Blue Energy centrale aan kust van Katwijk - aanpak belemmerende (lokale) regelgeving voor energietransitie - vorming lokale en regionale energie coöperaties in wijk of bedrijventerreinen voor opwekking en opslag duurzame energie. - stimuleren van biobased en circulaire kringlopen - stimuleren energiebesparing woningen - stimuleren zonnepanelen op daken huizen en openbare gebouwen - stimuleren elektrisch vervoer en elektrisch varen Er dient een keuze gemaakt te worden op welk onderwerp er binnen de regio gefocust zal worden. En waar op gestuurd zal gaan worden. FASE SPEERPUNT Initiatief en –ontwikkelingsfase: er liggen in onze regio kansen op het gebied van energie. ALLIANTIES - Ministeries EZ en IenM, - Provincie Zuid-Holland, - Gemeenten en subregio’s, - Omgevingsdienst West-Holland, - Hoogheemraadschap Rijnland, - InnovationQuarter, - Bedrijfsleven en bedrijfsverenigingen,
Concept 10 september 2015
Pagina 23 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
-
Liander en energieleveranciers, bewonersorganisaties.
VERVOLGPROCES De provincie heeft een studie uit laten voeren op dit thema: Zuid-Holland op st(r)oom. Het thema is vervolgens beleidsmatig uitgewerkt. In het vervolgproces zal in nauwe samenwerking met provincie en gemeenten het volgende proces doorlopen worden: - het krachtenveld in kaart brengen - ontwikkelingen en kansen voor de regio verkennen - subsidielandschap in beeld brengen en mogelijkheden voor financiering - mogelijkheden en voorwaarden voor regionale cofinanciering in beeld brengen - keuzes maken en focus aanbrengen; komen tot een of meerdere gebiedsdeals met provincie en andere partners WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Richtinggevende rol: signaleren en benoemen nieuwe ontwikkelingen, krachtenveld in kaart brengen, subsidielandschap in beeld brengen - Platformrol: ontmoeten en netwerken, kennis en ervaringen delen in Zuidvleugel en regionaal - Coördinatie en afstemming: keuze thema’s en onderwerpen en vaststellen programma en mogelijkheden voor een gebiedsdeal - Uitvoerende rol: uitvoering van het programma/gebiedsdeal - Belangenbehartigende rol: lobby en belangenbehartiging namens regio en gemeenten bij onder meer provincie en Rijk
Concept 10 september 2015
Pagina 24 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 7: De regio is proeftuin voor de aanpak van leegstand en hergebruik van kantoren en winkelruimte
AMBITIE Bevorderen van een grotere flexibiliteit in het gebruik en in het hergebruik van leegstaande kantoren en winkelruimte. Vastgoed moet eenvoudiger van functie en gebruik kunnen wisselen. Gebouwen moeten met de behoeften van de maatschappij en van de markt ‘meebewegen’. Holland Rijnland zorgt voor informatie over leegstand en de kwaliteit van de voorraad, brengt kennis en ervaring binnen en buiten de regio in (innovatieve oplossingen) en brengt kennisuitwisseling tussen gemeenten op gang. VERBINDING EN SAMENWERKING Leegstand van gebouwen is een groot maatschappelijk vraagstuk. Door trends als internetwinkelen en het nieuwe werken verandert de vraag naar kantoren en winkelruimte structureel. Ook na het aantrekken van de economie is het de verwachting dat veel vastgoed een nieuwe functie moet krijgen. Hergebruik van gebouwen is een oplossing die simpel klinkt, maar minder makkelijk is uit te voeren. De Ladder voor Duurzame verstedelijking verplicht gemeenten om eerst goed te kijken naar de bestaande voorraad voordat er wordt overgegaan op nieuwbouw. Dit vraagt inzicht in de bestaande voorraad. Door op Holland Rijnland niveau de informatie over de voorraad te verzamelen gebeurt dit op een uniforme en efficiënte wijze (o.a. via een regionaal onderzoek in het kader van de Ladder). En kan op basis van deze informatie meer gericht gestuurd worden op herstructurering, hergebruik en nieuwbouw. FASE SPEERPUNT Het gaat hier om ideevorming en inspiratie. Op lokaal niveau loopt elke gemeente momenteel aan tegen deze problematiek. Door kennis te delen en gezamenlijk op zoek te gaan naar best practices wordt op regionaal niveau ingezet op dit thema. ALLIANTIES Gemeenten en subregio’s Holland Rijnland, Zuidvleugel, Platform 31, andere regio’s, maar ook de provincie, ontwikkelaars, makelaars en woningbouwcorporaties. VERVOLGPROCES Er wordt een plan van aanpak opgesteld waarin zowel ingegaan wordt op de data als op de innovatieve oplossingen. In het najaar van 2015 wordt op initiatief van Holland Rijnland in het kader van de regionale aanpak Ladder voor Duurzame verstedelijking gekeken of met steun van de gemeente data over de bestaande voorraad vastgoed regionaal verzameld kan (blijven) worden (zowel aanbod als vraag). Ook zal een aanzet worden gegeven voor de Winkelmonitor en actualisatie van de kantorenstrategie.
Concept 10 september 2015
Pagina 25 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? De rol van Holland Rijnland verschuift van een deels formele rol zoals tot voor kort bij de REO-adviezen, naar een nieuwe rol: meer signalerend, faciliterend en agenderend. - Signalering: signaleren nieuwe ontwikkelingen door in gesprek te gaan met diverse partijen. - Afstemming en coördinatie: Actualiseren kantorenstrategie, uitvoeren kantorenmonitor, de ontwikkeling van een winkel(leegstand)monitor en het laten uitvoeren van een regionaal onderzoek in het kader van de Ladder - Platform: ontmoeten en netwerken, kennis en ervaringen delen binnen de regio - Belangenbehartiging: lobby en belangenbehartiging op dit thema namens regio en gemeenten bij onder meer provincie en het Rijk.
Concept 10 september 2015
Pagina 26 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
Economie – Lopende Zaken Regionale topsectoren Holland Rijnland kent een aantal topsectoren, Bestaande en erkende topsectoren zijn Greenports, Life Sciences, Space en biobased. Maar ook sectoren als zorg/vitaliteit en toerisme worden als (sub)regionale topsectoren gezien. Holland Rijnland stimuleert waar mogelijk deze regionale topsectoren het bieden van een platform voor kennisuitwisseling, het leggen van de juiste relaties en verbanden binnen de triple helix binnen de regio en Zuidvleugel en door belangenbehartiging en lobby.
Aanspreekpunt in formele trajecten Op een aantal thema’s, zoals bij kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel, vormt de regio Holland Rijnland het aanspreekpunt in formele trajecten vanuit de provincie. En soms vanuit het Rijk. Zowel ambtelijk als bestuurlijk vorm de regio hierbij het platform om het gesprek met elkaar aan te gaan. Gekeken wordt wat de lokale belangen zijn en wordt een voorstel gedaan voor een regionale standpuntinname en behartiging van deze belangen.
Concept 10 september 2015
Pagina 27 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
3.4 Leefomgeving Onder het domein (fysieke) leefomgeving verstaan we hier de sectoren verkeer en vervoer, ruimte, wonen en natuur en landschap. Holland Rijnland ondersteunt de gemeenten bij de duurzame en integrale ontwikkeling van de regio. De gemeenten streven er naar dat de ruimtelijke voorzieningen in de regio van een dusdanig goed niveau zijn dat het in Holland Rijnland prettig is om te wonen, te werken, te leven en te recreëren. De randvoorwaarden vanuit landschap, natuur, water en cultuurhistorie (de groenblauwe onderlaag) zijn daarbij sturend voor de infrastructuur, wonen en werken. Speerpunten binnen dit domein zijn het beter benutten van het regionaal mobiliteitsnetwerk, het aantrekkelijk maken van de regio voor recreanten en toeristen en het regionaal hebben en in stand houden van een aantrekkelijke woningvoorraad (ook voor bijzondere doelgroepen).
Concept 10 september 2015
Pagina 28 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 8: Beter benutten regionaal mobiliteitsnetwerk
AMBITIE De grootschalige infrastructurele projecten uit het RIF zijn gerealiseerd. Daarmee is het regionaal netwerk in hoofdlijnen compleet. Door inzet van de partners in de regio is er daarnaast sprake van een robuust en betrouwbaar netwerk (reistijd), zowel voor de weg, water als het spoor. De grootste knelpunten in het netwerk (aansluitingen, bruggen, overwegen) zijn aangepakt. Dit door een andere inrichting, informatievoorziening, innovatie of investering (met veel subsidies van derden). De regio functioneert hierin als kennismakelaar, initiator, lobbyist en heeft volledig zicht op het subsidielandschap. Vervoerders, recreanten, maar ook inwoners, hebben continu zicht op actuele reisinformatie, waardoor zij kunnen kiezen voor de juiste modaliteit via de beste route op het goede tijdstip (tegen de meest optimale prijs) in de mobiliteitsketen. VERBINDING EN SAMENWERKING Verkeer en vervoer is faciliterend aan de maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Dit speerpunt raakt dan ook aan meerdere andere speerpunten. Waar het bijvoorbeeld logistiek betreft aan economie, waar het recreatie betreft aan het groenprogramma, maar ook raakt dit aan Big data, arbeidsmarkt en zorg. De partners moeten dan ook naar gelang het onderwerp niet alleen bij de overheidspartijen worden gevonden, maar ook in de triple helix (BIG Data, innovatie uit onderwijs/ondernemers, het maatschappelijk veld (WMO-vervoer, zorginstanties, etc.) en bij belangenorganisaties (TLN/EVO, VNO NCW, Rover, etc.) FASE SPEERPUNT Voor een deel valt dit speerpunt binnen de ‘oude’ werkzaamheden van Holland Rijnland. Het kader wordt bijvoorbeeld gesteld door het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP) en het Regionaal Investeringsfonds (RIF). Een aantal opgaven zijn echter nieuw. Zeker waar het verkeer over water en logistiek betreft maar ook waar het de verdere opbouw van kennis omtrent het subsidielandschap betreft. Daarnaast wordt hiermee actief de focus gelegd op een aantal geprioriteerde knelpunten, welke niet allemaal even scherp omkaderd zijn. Deze knelpunten dienen verder in beeld te worden gebracht. Verder ontbreekt momenteel het zicht op de belangrijkste vraag en aanbod per locatie per motief in de regio. Dit dient ook verder in beeld te worden gebracht om te kunnen prioriteren. ALLIANTIES Per opgave dient er geschakeld te worden met verschillende partners. Met de gemeenten wordt dit proces ingericht, met de overige stakeholders, om een actieve lobby te kunnen voeren richting provincie, Rijk en Europa. Hierbij valt ook te denken aan nieuwe innovatieve vormen om de knelpunten aan te pakken, zoals brugbedieningsarrangementen, afspraken met vervoerders, uitbreiding of realisatie van overslagpunten, vrijgeven van informatie van de wegbeheerders, etc. Dit vraagt om andere partners dan nu in het netwerk zitten.
Concept 10 september 2015
Pagina 29 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
VERVOLGPROCES In 2016 worden de knelpunten in het regionale netwerk geïdentificeerd. Hierop wordt een programmatische aanpak ontwikkeld met daarin een prioriteitstelling, oplossingsrichtingen, allianties en uiteindelijk knelpuntoplossingen. Dit hoeven geen grootschalige investeringen te zijn, maar kunnen ook innovatieve oplossingen zijn. Dit programma heeft een doorlooptijd van vijf jaar, daarna wordt gekeken naar de effectiviteit van het programma. Dit wordt bezien op basis van de gesloten arrangementen, overeenkomsten en geslaagde lobbytrajecten, maar ook op basis van de actuele staat van de betrouwbaarheid van het netwerk. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platformfunctie: Holland Rijnland biedt op ambtelijk en bestuurlijk niveau een platform voor afstemming en kennisdeling in onder meer het AO Verkeer & Vervoer en het portefeuillehouders overleg Leefomgeving. - Afstemming en coördinatie: Holland Rijnland neemt het initiatief tot, en faciliteert het proces, om een inventarisatie te maken van de grootste knelpunten in het regionaal netwerk. Hierbij valt te denken aan de doorsnijdingen met water (bv. N207 met ringvaart Haarlemmermeer), maar ook aan OV/spoorverbindingen (Leiden – Utrecht) of aansluitingen (N11 op de A4). Daarbij wordt ook in beeld gebracht wat de belangrijkste bronpunten van vraag- en aanbod zijn in de regio, waarbij gekeken wordt naar de verschillende reismotieven (woon-werk, logistiek, recreatief, etc.); Holland Rijnland ontwikkelt vervolgens samen met de partners (gemeenten, provincie, stakeholders, etc.) een concreet programma om over de lijn van de 5 i’s (inrichten, innoveren, informeren, in stand houden en investeren) de knelpunten in het regionaal netwerk op te lossen. Binnen dit programma is tevens aandacht voor ketenmobiliteit, Dynamisch Verkeersmanagement, seizoensgebonden recreatie en slimme logistiek. Holland Rijnland monitort en evalueert de actuele vraag in de regio en stuurt op basis hiervan het programma bij. - Lobby en belangenbehartiging: Holland Rijnland voert gericht lobby ten behoeve van de RIF-projecten, het knelpuntprogramma, maar ook ten behoeve van de incidentele vragen van de deelnemende gemeenten. Holland Rijnland behartigt de belangen van de gemeenten in diverse overleggen met onder meer provincie Zuid-Holland en het Rijk. - Signalering: Holland Rijnland maakt het subsidielandschap inzichtelijk, dit niet alleen ten behoeve van het programma, maar als kennis voor alle deelnemende gemeente Tevens zet Holland Rijnland zich actief in om BIG DATA gemeengoed te maken in de regio, wegbeheerders alle informatie te laten ontsluiten en slimme oplossingen op basis hiervan te stimuleren. Naast dit speerpunt: uitvoerende taken: Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV); coördinatie Brede Doel Uitkering (BDU); en Regionaal project Verkeersveiligheid.
Concept 10 september 2015
Pagina 30 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 9: De regio is aantrekkelijke groene bestemming voor inwoners en recreanten
AMBITIE In 2020 vormen de gemeenten gezamenlijk een aantrekkelijke regio om in te wonen, werken en recreëren. De diverse landschappen zijn open, bereikbaar en toegankelijk vanuit het stedelijke gebied. Landschappen zijn onderling verbonden door recreatieve routenetwerken en ecologische netwerken. Het is aantrekkelijk in het groen te verblijven door een gevarieerd aanbod van recreatieve voorzieningen en agrotoerisme, door een rijk ecologisch gevarieerd aanzicht en door aanwezigheid van cultuurhistorische elementen. In stedelijk gebied doorgetrokken groenblauwe recreatieve routes nodigen uit om te bewegen en hebben een positieve invloed op het stedelijk milieu en de volksgezondheid. Recreatieve routenetwerken strekken zich uit over het hele Hollands Plassengebied en van Amsterdam-Haarlem tot Den Haag-Zoetermeer-Gouda. VERBINDING EN SAMENWERKING Natuur, landschap en de recreatieve routenetwerken houden niet op bij de rand van de regio. Samenwerking met onder meer Stadsregio Amsterdam, de provincies Noord-Holland, ZuidHolland en Utrecht, de verschillende organisaties in het Groene Hart, agrarische (natuur) organisaties, Landschapsfonds Holland Rijnland, Stichting Land van Wijk en Wouden, ANWB, RECRON, Landschap Zuid-Holland/Erfgoedhuis is belangrijk om ecologische structuren en recreatieve routenetwerken te laten doorlopen, om gezamenlijk de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van het landschap te vergroten en om financieringsmogelijkheden te identificeren, benutten en uit te breiden. FASE SPEERPUNT Natuur en Landschap bevindt zich in de uitvoerende fase. Uitvoering gebeurt op basis van: - De Tuin van Holland, 2014 - Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland 2010-2020, 2010 - Toekomstperspectief 2014 - Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek - Landschapsontwikkelingsplan Duin, Horst en Weide, 2012 - Gebiedsprogramma Duin- en Bollenstreek, 2015 - Uitvoeringsprogramma Leidse Ommelanden, 2014 ALLIANTIES De belangrijkste partners zijn de clusters van aangesloten gemeenten, de provincie ZuidHolland en Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast wordt intensief samengewerkt met onder meer natuur- en landschapsorganisaties, ondernemers en stichtingen in de regio. VERVOLGPROCES Het Regionaal Groenprogramma wordt in de tweede helft van 2015 geëvalueerd. De effectiviteit en werkwijze van het Regionaal Groenprogramma wordt daarbij onder de loep genomen. Het Regionaal Groenprogramma (inclusief bijlagen) kan op basis van de evaluatie Concept 10 september 2015
Pagina 31 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
herzien worden. De komende 5 jaren zullen we Uitvoeringsovereenkomsten Regionaal Groenprogramma en het Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek opstellen, uitvoeren en afronden. Het beheer en onderhoud van de fiets- en vaarroutenetwerken wordt in 2016 elders belegd. Holland Rijnland ondersteunt de Stichting Landschapsfonds Holland Rijnland samen met de provincie Zuid-Holland. Tevens biedt Holland Rijnland ondersteuning aan private initiatieven van onder meer de Stichting Land van Wijk en Wouden, LEADER Plaatselijke Groep Holland Rijnland, Agrarische Natuur- en Landschapsverenigingen/Groene Klaver Collectief en de Vereniging Vrijetijdslandschappen. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? Platform: Holland Rijnland biedt op ambtelijke en bestuurlijk niveau een platform voor afstemming en kennisdeling in onder meer de Landschapstafels van de clusters, de Regiegroep met provincie en Hoogheemraadschap, en portefeuillehouders overleg Holland Rijnland. Afstemming en coördinatie: Holland Rijnland stemt de beleidskaders in de verschillende clusters af, bijvoorbeeld het regionaal Groenprogramma en het Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek. Lobby en belangenbehartiging: Holland Rijnland behartigt de belangen van de gemeenten bij diverse partijen zoals provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap van Rijnland, private stichtingen en verenigingen en aan de regio grenzende gemeenten. Holland Rijnland zet met name actief in op het verbinden van de wandel-, fiets- en vaarroutenetwerken binnen de regio én aansluitend op aangrenzende gebieden. Signalering: Holland Rijnland signaleert ontwikkelingen en kansen voor natuur, landschap, cultuurhistorie en recreatie in de regio. Holland Rijnland zorgt voor coördinatie, belangenbehartiging en het verbinden van lokaal particulier initiatief en (koepel)organisaties met gemeenten en provincie(s). Tevens ondersteunt Holland Rijnland de zoektocht van gemeenten en particulieren naar nieuwe verdienmodellen in het groen. Daarnaast maakt Holland Rijnland het subsidielandschap inzichtelijk en ondersteunt gemeenten in het binnenhalen van subsidies. Uitvoering: Holland Rijnland biedt cofinanciering aan projecten die bijdragen aan de doelen in het Groenprogramma Holland Rijnland door middel van het opstellen, uitvoeren en monitoren van Uitvoeringsovereenkomsten.
Concept 10 september 2015
Pagina 32 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
SPEERPUNT 10: De regio heeft een passende woningvoorraad, ook voor bijzondere doelgroepen
AMBITIE De regio is en blijft geliefd om in te wonen. Het aanbod is divers en voldoende voor uiteenlopende doelgroepen. De schaarse sociale huurvoorraad wordt eenvoudig, transparant en effectief toegewezen aan huishoudens met een laag inkomen. In het bijzonder is er aandacht voor diegenen die extra ondersteuning nodig hebben bij het vinden van een woning of het wonen zelf. Het gaat daarbij om mensen die extra zorg of begeleiding nodig hebben: ouderen, mensen uit de maatschappelijke opvang, (ex-)cliënten van zorginstellingen, arbeidsmigranten en vergunninghouders. Gezamenlijk zorgen de regiogemeenten ervoor, samen met hun maatschappelijke partners, dat deze inwoners een passende woonruimte vinden. VERBINDING EN SAMENWERKING Maatschappelijke ontwikkelingen vragen om verdieping en verbreding van het bouw- en woonbeleid. Kijkend naar bijvoorbeeld de vergrijzing en de extramuralisering in de zorg is verdieping nodig om er voor te zorgen dat er voldoende aanbod is van woningen waar zorg kan worden geleverd. Verbreding is wenselijk om voldoende woningen te realiseren, bijvoorbeeld door transformatie van leegstaande kantoren of zorginstellingen. Bovendien hebben gemeenten via de Wmo een taak gekregen in de begeleiding van voormalig cliënten van zorginstellingen. Huurders, vastgoedeigenaren, zorginstellingen en gemeenten hebben allemaal een eigen belang bij een passende huisvesting. Dit speerpunt raakt niet alleen aan andere speerpunten als het gaat om bijvoorbeeld zorg, jeugdhulp en het oplossen van leegstand. Ook zal er wettelijke taakstellingen voor gemeenten voortvloeiend uit de huisvesting van vergunninghouders en de Wmo die effectief samen met maatschappelijke partners, provincie en Rijk kunnen worden opgepakt. FASE SPEERPUNT Voor een deel valt dit speerpunt binnen lopende werkzaamheden en gaat het om uitwerking en uitvoering. Kaders worden gesteld in de regionale Woonagenda, de Huisvestingsverordening Holland Rijnland en het convenant Huisvesting arbeidsmigranten. De snel groeiende druk op de woningmarkt en de afnemende budgeten voor begeleiding en (bouw)investering vragen om nadere analyse van vraag, aanbod, maar bovendien van samenwerkingsmogelijkheden. ALLIANTIES De partners in dit proces zijn de regiogemeenten, de het platform woningcorporaties Holland Rijnland (voorheen VWHR), beleggers, het zorgkantoor, zorgaanbieders, sociale wijkteams, LTO, uitzendbureaus. Er zal met de partners een actieve lobby richting provincie en Rijk moeten worden gevoerd om de opgaven te realiseren. Uitdagingen zijn er niet alleen in de sfeer van de ruimtelijke ordening (bouwrestricties), maar ook belastingtechnisch (bijv. voordeeldelersregeling, verhuurdersheffing). Concept 10 september 2015
Pagina 33 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
VERVOLGPROCES Mede voortbouwend op de bestaande afspraken worden de komende tijd de knelpunten in de verschillende huisvestingsopgaven in beeld gebracht, zoals een analyse van de hoeveelheid zorg(proof)woningen, een actiepunt uit de regionale Woonagenda. Het gaat dan echter niet alleen om kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten, maar ook om procesmatige belemmeringen. Hierop wordt een aanpak ontwikkeld met oplossingsrichtingen en allianties. Daarin wordt tevens bezien of bestaande (regionale en lokale) afspraken kunnen worden verknoopt om tot oplossingen van de knelpunten te komen. Actiepunt voldoende zorg(proof)woningen oppakken. WAT GAAT HOLLAND RIJNLAND CONCREET DOEN? - Platform: o Faciliteren van het overleg tussen gemeenten op ambtelijk en bestuurlijk niveau; o Ondersteunen van het beraad tussen de het platform van Woningcorporaties Holland Rijnland en de regio; o Faciliteren van kennisuitwisseling. - Afstemming en coördinatie: o het initiatief nemen tot, en het faciliteren van het proces, om te komen tot een inventarisatie van de grootste knelpunten bij de huisvesting van vergunninghouders (en andere bijzondere doelgroepen); o het initiatief nemen tot en faciliteert het proces om te komen tot een inventarisatie van het aanbod van zorg(proof)woningen; o samen met partners een programma ontwikkelen om te komen tot hergebruik van leegstaand vastgoed; o het initiatief nemen tot, en het faciliteren van het proces, om te komen tot afspraken met het platform van corporaties Holland Rijnland over de huisvesting van vergunninghouders o contingenten vaststellen voor de huisvesting van (ex-)cliënten uit zorginstellingen en maatschappelijke opvang - Lobby en belangenbehartiging: o gericht lobby voeren bij provincie en Rijk, corporaties ten behoeve van de regionaal gevoelde knelpunten bij de huisvesting van bijzondere doelgroepen. In incidentele gevallen gaat het ook afzonderlijke vragen van individuele gemeenten; o gezamenlijke belangen behartigen in het overleg met het zorgkantoor /zorgverzekeraars bijv. als het gaat om hergebruik van zorgvastgoed. - Signalering: o evalueren van de slaagkansen van diverse doelgroepen o volgen van ontwikkelingen en nieuwe oplossingsrichtingen bij de huisvesting van verschillende bijzondere doelgroepen. Volgen en informeren ambassadeursteam huisvesting arbeidsmigranten - Uitvoering: urgentieverlening en vertegenwoordiging van de regiogemeenten in bezwaaren beroepsprocedures woonruimteverdeling (niet nader gespecificeerd voor dit speerpunt)
Concept 10 september 2015
Pagina 34 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
Leefomgeving -
Lopende Zaken
Ruimtelijke ordening Maatschappelijke opgave is het in stand houden van de ruimtelijke diversiteit van de regio, waarin stedelijke en landelijke gebieden elkaar afwisselen en ruimte bieden voor wonen, werken en recreëren. Ruimtelijke Ordening zorgt voor een integrale aansturing en samenhang van de ruimtelijke thema’s. De regionale ambities zijn verwoord in de Regionale Structuurvisie (RSV). De nadruk bij ruimtelijke ordening ligt op de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de subregio’s. Het initiatief voor nieuwe ruimtelijke (structuur)visie(s) ligt daarom ook daar. Zo wordt momenteel binnen de Leidse regio gewerkt aan een nieuwe, integrale omgevingsvisie. Het vigerende regionale, ruimtelijke kader wordt momenteel gevormd door de RSV, de regionale woonagenda, het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan, het Groenprogramma, de bedrijventerreinenstrategie en de kantorenstrategie. Dit zijn allen beleidsdocumenten met een zelfbindend karakter, waarbij 14 gemeenten hebben afgesproken dat dit het kader is waarin wij opereren en dat wij ook naar buiten toe (provincie, Rijk) uitdragen. De regio richt zich op het organiseren van ‘ontmoetingstafels’, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Welke ruimtelijke ontwikkelingen spelen er in gemeente en subregio’s? De regio fungeert daarin als organisator en facilitator. Binnen de subregionale trajecten levert de regio desgewenst inhoudelijke inbreng en zorgt voor onderlinge afstemming. Wat zijn de majeure ruimtelijke ontwikkelingen in de regio en waar zetten we gezamenlijk op in? De regio draagt zorg voor borging van de regionale, ruimtelijke ambities in het provinciale beleid (de Visie Ruimte en Mobiliteit). Bestuurlijke afstemming met de provincie vindt plaats in de Bestuurlijke Tafels Ruimte. Daarnaast wordt ingezoomd op de landelijke en provinciale ruimtelijke ontwikkelingen. Waar liggen er kansen? Wat is de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen?
Concept 10 september 2015
Pagina 35 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
4. Holland Rijnland Alles verandert. Niets blijft hetzelfde. Ook organisaties niet. Om van duurzame betekenis te zijn voor de gemeenten is een nieuwe rol van Holland Rijnland noodzakelijk. Een rol die dynamische allianties, wisselende coalities en vernieuwende handelswijzen mogelijk maakt. Een rol waarin organiseren, faciliteren en stimuleren centraal staan. Het opnieuw organiseren van mensen, middelen en taken heeft in #Kracht15 centraal gestaan. Hoe ziet de nieuwe organisatie er uit? En waar gaat en staat zij voor? Welke rol speelt zij en waar liggen welke verantwoordelijkheden? Welkom bij Holland Rijnland als netwerkorganisatie.
4.1 Rol en functie Het uitgangspunt bij het samenwerken tussen de gemeenten is ‘lokaal en subregionaal waar dat kan en regionaal waar nodig’. Bij de regionale samenwerking streven gemeenten naar vormen van samenwerking die gekenmerkt worden door optimale flexibiliteit, lage kosten, grotere betrokkenheid van de deelnemende gemeenten (nabijheid), georganiseerde ontmoeting en uitwisseling van kennis en ideeën. Holland Rijnland vervult daarbij één of meerdere van de volgende rollen:
Platform voor ontmoeten en netwerken, kennis en ervaringen delen Het organiseren van regionale afstemming van thema’s die de regio aangaan en het organiseren van allerlei gelegenheden voor de veertien gemeenten om ideeën te delen, kennis uit te wisselen, belangen in te brengen en thema's te agenderen.
Afstemming en coördinatie van beleidskaders en ‐uitgangspunten Afstemmen en coördineren van gezamenlijke beleidskaders en -uitgangspunten, waarna uitvoering lokaal of subregionaal plaatsvindt (‘regionaal voorkoken, lokaal afbakken’). Gemeenten zijn veelal zelf verantwoordelijk voor het opstellen van voorstellen. Holland Rijnland faciliteert en coördineert de besluitvorming op ambtelijk en bestuurlijk niveau
Lobby en belangenbehartiging Optreden naar provincie, rijk en andere belangrijke gremia om de doelen van de regio te bereiken (via lobby en subsidiewerving). Holland Rijnland vormt hiervoor kansrijke allianties en fungeert tevens als aanspreekpunt in formele trajecten, zoals herziening van een provinciale structuurvisie.
Signalering nieuwe ontwikkelingen Het signaleren en benoemen van nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving en maatschappelijke trends. Hieronder valt ook zicht hebben op het subsidielandschap en het signaleren van mogelijkheden voor cofinanciering.
Concept 10 september 2015
Pagina 36 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
Uitvoering programma’s, taken en opdrachten Voor een aantal specifieke opgaven voert Holland Rijnland concrete taken uit: onder meer de Urgentiecommissie Woonruimteverdeling, Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp en het Regionaal Bureau Leerplicht.
In het nieuwe Holland Rijnland komt nog meer de nadruk te liggen op de platformfunctie, belangenbehartiging en de signaalfunctie. Het ontwikkelen van beleid wordt vooral opgepakt door gemeenten en subregio’s, waarbij Holland Rijnland zorgt voor de afstemming en coördinatie. Samen met de gemeenten, subregio’s en stakeholders wordt ingespeeld op kansen die zich voordoen voor de regio. Deze aanpak betekent niet ‘zorgen voor’, maar ‘zorgen dat’. Het eigenaarschap van de taken die Holland Rijnland uitvoert, ligt bij de veertien aangesloten gemeenten. Zij bepalen de inhoudelijke agenda. Van belang hierbij is dat de gemeentebesturen zichzelf blijven herkennen in de inhoudelijke agenda en de daaruit voortvloeiende projecten.
4.2 De organisatie Binnen de regio werken de gemeenten samen op ambtelijk en bestuurlijk niveau, met het Algemeen Bestuur als eindverantwoordelijke voor taken uit de Gemeenschappelijke Regeling. Het inhoudelijke primaat ligt bij de portefeuillehouders. Het nieuwe Holland Rijnland bestaat uit vier onderdelen: de strategische eenheid, het bedrijfsbureau, Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) en de Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp (TWO). De organisatie van Holland Rijnland ziet er als volgt uit:
Concept 10 september 2015
Pagina 37 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
De strategische eenheid De strategische eenheid speelt flexibel in op zowel bestaande als nieuwe speerpunten en weet snel kennis te organiseren rondom de gevraagde thema’s. Daarnaast stimuleert deze afdeling de samenwerking en faciliteert de processen hier om heen. Aanvullende, projectmatige inzet van capaciteit uit de gemeenten – in de vorm van een flexibele schil – wordt georganiseerd, afhankelijk van voorliggende opgaven. In Hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de activiteiten van de strategische eenheid.
Het bedrijfsbureau Binnen de netwerkorganisatie Holland Rijnland levert het bedrijfsbureau diensten om het regionaal organiseren mogelijk te maken. De uitvoering van de Inhoudelijke Agenda door de regio en de deelnemende gemeenten wordt gefaciliteerd door het bedrijfsbureau. Op de eerste plaats faciliteert het bedrijfsbureau de regionale bestuursprocessen. Voor het netwerk van college- en raadsleden biedt Holland Rijnland een platform van ontmoeten, inspireren en samenbrengen door vergaderingen te houden en bijeenkomsten en regiocongressen te organiseren. Het bedrijfsbureau organiseert dit met alle betrokken partijen. Het bedrijfsbureau ontwikkelt een passende communicatiestrategie en voert deze uit om samenwerking te ondersteunen, de externe en interne communicatie vorm te geven, en daarmee Holland Rijnland een herkenbare en krachtige positie te geven richting provincie, het Rijk en andere stakeholders. Tot slot zijn in het bedrijfsbureau enkele meer uitvoerende taken verzameld die voortvloeien uit de beleidsopgaven zoals die geformuleerd zijn in de Inhoudelijke Agenda: - Woonruimteverdeling (urgentiecommissie): dit onderdeel houdt zich bezig met de beoordeling van urgentieverzoeken, de afgifte van urgenties en het verweer bij bezwaaren beroepsprocedures daarover bij de rechtbank en Raad van State. - Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (regiotaxi): namens de gemeenten zorgt de regio voor afspraken en overeenkomsten met de vervoerder, overleg met belangenorganisaties, informatievoorziening, jaarlijkse vaststelling tarieven, afstemming met overige regio's en de provincie Zuid-Holland. - Verkeersveiligheid: de regio organiseert de inhuur verkeersleerkrachten, onderwijsbegeleidingsdienst, projectleiders. Projecten zoals School op Seef, Totally Traffic, Jongleren, Handhaving en voorlichting (BOB, etc.). Daarnaast is de regio verantwoordelijk voor de coördinatie, toetsing en afhandeling van subsidieaanvragen gemeenten voor lokale projecten bv. BROEM, schoolthuisomgeving.
De Tijdelijke Werkorganisatie Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Het TWO verzorgt voor dertien gemeenten2 de transformatie en inkoop van de jeugdhulp voor in ieder geval de periode 2015-2017. De TWO is verantwoordelijk is voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap, de contractering en het aansturen van Servicepunt ‘71 waar het technisch opdrachtgeverschap is ondergebracht. Voor het uitvoeren van deze
2 Vanwege de integrale benadering van het sociale domein en de samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Leidschendam-Voorburg is Voorschoten voor de inkoop van de Jeugdhulp aangesloten bij Haaglanden.
Concept 10 september 2015
Pagina 38 van 39
Inhoudelijke Agenda 2016
bedrijfsvoeringstaken is een DVO met Servicepunt 71 (SP71) afgesloten. Daarnaast zorgt de TWO voor de procesregie op de te realiseren transformatie. Bij het speerpunt voor jeugd in hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de activiteiten van de TWO.
Het Regionaal Bureau Leerplicht Het RBL is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de leerplichtwet bij het primair- en voortgezet onderwijs, de kwalificatieplicht voor de 16- en 17- dan wel 18- jarigen in relatie tot het Middelbaar Beroepsonderwijs, de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) en de leerlingenadministratie. Dit voert het RBL binnen de Gemeenschappelijke Regeling van Holland Rijnland uit voor twaalf gemeenten[1] in de Duin- en Bollenstreek en de Leidse regio. Het kader waarbinnen gewerkt wordt zijn de leerplichtwet en de RMC-wet, de ambtsinstructie leerplicht, de strafrechtelijke handreiking schoolverzuim en de beleidslijnen van de organisatie aangaande schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Het werk van het RBL heeft raakvlakken met een groot aantal beleidsterreinen die op schaalniveau van de gemeente, subregio of regio worden ingevuld: inkoop jeugdhulp, WMO, Participatiewet, Passend Onderwijs. Voor de implementatie van beleid in de werkprocessen van het RBL heeft het RBL een staffunctionaris in haar formatie. Voor beleidsontwikkeling op voorgenoemde beleidsterreinen is 0,5 fte vanuit de strategische eenheid van Holland Rijnland beschikbaar. Van daaruit wordt ook de platformfunctie en bestuurlijke besluitvorming met betrekking tot de taken van het RBL ingevuld. Voor verdere beschrijving van opdracht van het RBL, zie Beleidsplan Leerplicht en RMC 20152018.
[1]
Voor Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop wordt dit uitgevoerd door de gemeente Alphen aan den Rijn.
Concept 10 september 2015
Pagina 39 van 39