Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 1 oktober 2014 09.30 – 12.30 uur Gemeentehuis Leiderdorp
Onderwerp: Agenda
01
Opening en vaststelling agenda
02
Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 12 september 2014
03
a. Mededelingen b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming - PZH betreft stand van zaken overgang jeugdzorg naar gemeenten - Regiotaxi management rapportage 1e en 2e kwartaal 2014 - evaluatie energieafsluting c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
04
Tussenrapportage 3D Kennisnemen van: De rapportages: Tussenstand opdracht kwartiermaker Werkbedrijf Holland Rijnland Samenvattingsnotitie Hart voor Jeugd in de Praktijk Voortgangsrapportage wmo Voortgangsrapportage 3D bedrijfsvoering
05
Presentatie veranderingen in de OGGZ Met de invoering van de nieuwe WMO per 2015 veranderen verantwoordelijkheden van de gemeenten en centrumgemeenten ten aanzien van de hele keten in de Openbare Geestelijke Gezondheidzorg. Zij worden samen verantwoordelijk voor verschillende taken in deze keten. Er wordt een korte presentatie gegeven over de nieuwe taken die de gemeenten krijgen in de OGGZ-keten en welke vraagstukken er zijn om de nieuwe taken goed uit te kunnen voeren. Voorstel: Kennisnemen van de presentatie.
06
Uitwerking Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Begin 2014 is de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 -2018 vastgesteld. Het betreft een document op hoofdlijnen, waarin de uitgangspunten van beleid voor de komende jaren zijn vastgelegd. Op onderdelen vraagt de visie een nadere uitwerking. Een ambtelijke werkgroep is hiermee aan de slag gegaan en heeft hiervoor een opdracht geformuleerd. De werkgroep werkt de regiovisie op drie onderdelen nader uit. Doel is eind van het jaar de verschillende onderdelen op te leveren. Met deze notitie leveren bieden we het resultaat van de 1e opdracht aan. Voorstel: 1. De opdracht aan de werkgroep Regiovisie vast te stellen: a. Opstellen van een heldere taakverdeling tussen centrumgemeente en regiogemeente en daarmee aangeven welke verantwoordelijkheden en daaruit voortvloeiende taken gemeenten hebben.
1
b. Opstellen van een model preventieplan, dat door gemeenten gebruikt kan worden om tot planmatige preventie te komen, gericht op voorkomen van en vroegtijdige signalering en snelle interventie bij geweld in huiselijke kring. c. Formuleren van prestatie-indicatoren aan de hand waarvan de resultaten kunnen worden gemonitord. Het gaat om algemene prestatie-indicatoren, maar ook indicatoren voor ‘Veilig Thuis’, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. 2. De uitwerking van onderdeel a van de opdracht met bijlage vast te stellen en er naar te handelen, door de gemeentelijke taken op te pakken. De te volgen uitwerking van de opdrachten b en c zullen daarbij als ondersteuning dienen. 07
Aansturing en financiering Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Het besluit om het AMHK Hollands Midden bij de GGD in te richten is al eerder genomen. Deze notitie heeft tot doel tot heldere afspraken te komen over de wijze waarop het AMHK, landelijk nu ‘Veilig Thuis’ genoemd, door gemeenten wordt aangestuurd en hoe het AMHK gefinancierd wordt. Eerst zal de stand van zaken rond de vorming van Veilig Thuis kort worden toegelicht. Daarna wordt aangegeven hoe Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) nu worden aangestuurd. Dan volgt een voorstel voor de financiering en het budget voor Veilig Thuis. De opties voor de toekomst worden afgesloten met een voorstel. Voorstel: 1. Centrumgemeenten Gouda en Leiden op te dragen subsidie afspraken te maken met GGD/Veilig Thuis voor 2015. 2. Het Ambtelijk Overleg Jeugd en Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn hebben hierin een adviesfunctie. 3. Keuze voor financiering van Veilig Thuis vanuit 4 geldstromen voor 2015 (scenario 3) en daarmee voor de meest eenvoudige optie. Voorwaarde is overeenstemming over welke middelen waar vandaan komen en wat het totaal bedrag is waarover afspraken gemaakt worden. Hierover is met gemeenten en BJZ inmiddels overeenstemming bereikt.
08
Voorstel Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) Dit voorstel gaat over drie onderwerpen. Allereerst over de keuzes die gemeenten hebben om organisaties aan te wijzen voor de koppeling op de CORV. Daarnaast over de vraag of gemeenten al dan niet actief participeren aan de CORV. Vervolgens over hoe gemeenten aan willen sluiten op de CORV. De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijke domein (de gemeenten zelf (of gemandateerde), AMHK, de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de eventuele gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet. De colleges te adviseren in te stemmen met: 1. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams voor de ontvangst, verwerking en archivering van berichten tenzij dit wettelijk niet mag. 2. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams door gemeenten voor de ontvangst en verzending van CORV-berichten zoals gespecificeerd in de bijlage. 3. De zorgformulieren van de politie vanaf 2015 door de CORV te routeren naar het AMHK waarna het JPT verantwoordelijk zal zijn voor de eerste filtering, triage en doorzending naar verantwoordelijke hulpverleners. Het JPT koppelt aan de politie terug over wat is gedaan met de zorgmelding. 4. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit te geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV. 5. In Holland Rijnland gezamenlijk aansluiten met een SaaS oplossing voor de periode 2015 en 2016 en evalueer begin 2016
2
6.
09
De werkgroep informatiemanagement wordt verantwoordelijk voor het vraagstuk van inrichting en beheer van CORV.
Persoonsgebonden Budget Gemeenten moeten in hun verordening (of nader uitgewerkt in nadere regels) vastleggen hoe zij vanaf 2015 binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 omgaan met het persoonsgebonden budget (pgb). Beide wetten hebben hiervoor al kaders gegeven. Gemeenten hebben binnen deze kaders ruimte om het pgb nader in te vullen. In de notitie pgb zijn mogelijkheden geformuleerd voor het invullen van deze ruimte. Deze mogelijkheden kunnen gemeenten als handreiking gebruiken bij het formuleren van nadere regels rond het pgb. Voorstel: De voorstellen die in de notitie (p.3,4) genoemd zijn voor het onderdeel jeugd met betrekking tot de (voorwaarden voor) de kwaliteit en de tarieven als richtlijn te gebruiken bij het opstellen van de Nadere regels jeugd .
10
Opdrachtgeverschap Jeugdhulp Wordt nagezonden
11
Rondvraag en sluiting
Volgende vergaderingen: Datum Vrijdag 17 oktober 2014 (simulatiespel) Vrijdag 31 oktober 2014 Woensdag 12 november 2014 Vrijdag 28 november 2014 Vrijdag 12 december 2014
Tijd 13.00-16.30
Locatie Alphen aan den Rijn
14.00-15.30 uur 9.30-13.00 14.00-15.30 uur 14.00-15.30 uur
Holland Rijnland Lisse Holland Rijnland Holland Rijnland
3
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 12 september 2014 Aanwezig:
Nr. 01
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Nieuwkoop Noordwijkerhout
R.A. van Gelderen (voorzitter) H. de Jager F. Roelfsema H. Hoek I.G. Mostert J.W.M. Pietersen A. Gotink
Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude Holland Rijnland
J.J.G.M. Roeffen A. van Kempen E.G.E.M. Bloemen M. Hogervorst M. Goedhart (transitiemanager Jeugd) Q. van der Zijden A. van Ginkel
Agendapunt
Advies
Besluit
Opening en vaststelling agenda
Er zijn afmeldingen van mevrouw Fles en de heer De Roon. Akkoord met agenda.
02
Verslag Portefeuillehoudersoverleg 29 augustus 2014
Verslag vaststellen
Verslag akkoord, met de volgende wijziging: - Mevrouw Pietersen was ook aanwezig. Naar aanleiding van het verslag vraagt mevrouw Bloemen aandacht voor 2 acties: - Uitzoeken wanneer het advies van dit portefeuillehoudersoverleg bindend is. - Uitzoeken of het mogelijk is om één partij aan te wijzen om namens de 13 gemeenten bezwaren te behandelen. Mevrouw Hogervorst geeft aan dat beide onderwerpen bij de propositie en het opdrachtgeverschap verder vorm worden gegeven. De bespreking van dit onderwerp is vooralsnog gepland voor het PHO SA van
1
1 oktober.
03
Mevrouw van Gelderen meldt naar aanleiding van het verslag dat er aanstaande woensdag een afspraak is gepland met bureau Jeugdzorg over de AMHK-medewerkers. Mevrouw Pietersen meldt dat bij Nieuwkoop op 11 september een stresstest is uitgevoerd. De medewerkers van het JGT lijken aardig op elkaar ingespeeld. Bij andere partijen, zoals politie, leerplicht en jongerenwerk is nog wel wat werk te doen. Terugkomend commentaar in Nieuwkoop betreft de grote geografische afstanden.
a. Mededelingen
Alle raden hebben een uitnodiging ontvangen voor het Simulatiespel op 14 en 28 oktober. Er wordt een aparte sessie georganiseerd op 17 oktober voor bestuurders, secretarissen en afdelingshoofden. Op basis van het voorliggende aanbod en de ervaring van de VNG is er voor gekozen een regionale bijeenkomst te beleggen. Gemeenten kunnen altijd later ook nog een eigen bijeenkomst organiseren met eigen budget. Mevrouw Bloemen vraagt naar aanleiding van de nagezonden inkoopdocumenten of deze gewijzigde stukken opnieuw moeten worden vastgesteld in de colleges? Mevrouw Goedhart zal deze vraag uitzetten en per mail beantwoorden.
b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming
Mevrouw Bloemen mist als bestuurslid van Servicepunt 71 de brief van SP 71 over technisch opdrachtgeverschap bij de stukken. SP 71 heeft zorgen over verbinding tussen technisch en inhoudelijk opdrachtgeverschap. Mevrouw Hogervorst geeft aan dat de brief vrijdag binnengekomen is bij Holland Rijnland. Hierover zijn we in gesprek met SP71. 2
Onderwerp komt terug bij de verdere vormgeving van het opdrachtgeverschap.
04
c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen
De heer De Jager meldt dat het overleg aanstaande maandag met coöperatieleden is uitgesteld. Zij hadden meer tijd nodig om tot een vruchtbaar gesprek te komen.
Transformatie van de jeugdzorg
Quirien van der Zijden van Partners in Jeugdbeleid en Marion Goedhart, regionaal transitiemanager, geven een presentatie over transformatie van de jeugdzorg, zie bijlage. Onderdeel van de transformatie zijn de Jeugden Gezinsteams en de nieuwe sturingsfilosofie. Bij de sturingsfilosofie wordt de budgetverantwoordelijkheid neergelegd bij de aanbieders op basis van contracten. In 2015 geven we een budget op basis van een goed deugdelijk plan. Hierin dient de aanbieder ook aan te geven, hoe deze daar verantwoording over af zal leggen. Dus geen bekostiging meer op basis van pxq, want dan neem je de verantwoordelijkheid van de aanbieder voor de financiën weg. Alle scholen hebben straks een contactpersoon uit het Jeugd- en Gezinsteam. Deze kan indien nodig aansluiten bij het ondersteuningsteam van de school. Schoolmaatschappelijk werk krijgt ook een plek in de JGT’s. Het VO krijgt een contactpersoon vanuit het lokale JGT. Deze teams worden hiervoor versterkt. Indien al hulpvraag loopt, blijft huidige contactpersoon uit JGT van de woonplaats aanspreekpunt. De Heer Roelfsema geeft aan dat situatie in Hillegom extra complex is, omdat er veel kinderen van buiten de regio daar naar school gaan.
3
Ander doel van de transformatie is minder bureaucratie, dus alleen vragen stellen en informatie vastleggen vanuit klantwaarde, in plaats van vanuit verplichting/controle. Motto: high trust, low tolerance: houd je aan je budget, werk goed samen en laat zien dat je dit doet. Zo geven we professionals de ruimte die zij nodig hebben. Hiervoor moeten we heldere opdrachten formuleren. Met ruimte om in gezamenlijk contact af te wijken binnen het contract, met vertrouwen en innovatie, dus niet met meer geld. De heer De Jager geeft aan te verwachten dat de uitvoering in de komende jaren het beleid steeds verder zal beïnvloeden. Mevrouw Pietersen vraagt ook bewust te zijn van de nadelen van budgetfinanciering. De heer Mostert vraagt aandacht voor de verantwoording richting accountants en raadsleden. Aan ons de taak om de raden goed mee te nemen en naar de accountants goed aan te geven waarop zij moeten toetsen. Mevrouw Van der Zijden geeft aan dat het toekomstmodel gisteren is besproken met Servicepunt 71, en de vorm van accountancy dat past bij dit toekomstmodel. Zij moeten hier financierings- en verantwoordingsmodellen op inrichten of aanpassen. SP 71 zoekt zekerheden en moet zich bij deze nieuwe werkwijze gesteund voelen vanuit eigen DB en vanuit de gemeenten. Sturing zit bij aanbieders, bij uitvoering van contract. Periodieke verantwoording en contract besprekingen, hoort bij opdrachtgeverschap. Voor wat betreft monitoring sluiten we aan bij 2-jaarlijkse uitvraag van het CBS over doelen en klanttevredenheid. Maar vragen de 4
aanbieders deze wel 4 keer per jaar in te vullen, om vinger aan de pols te kunnen houden.
06
Het portefeuillehoudersoverleg besluit met een aantal zorgpunten over de invulling van de: spilfunctie van het jgt in de zorg aan cliënten, de uitwerking van de sturing en het betrekken van de raden. Mevrouw van Gelderen geeft aan dat dit de aandacht heeft. Mevrouw Hogervorst laat weten dat 2 oktober in de middag een bijeenkomst is gepland voor ambtenaren en bestuurders, met een presentatie van Quirien van der Zijden over het toekomstmodel en van Annemarie van Daalen over de Sturingsfilosofie. Deze bijeenkomst is vorig jaar ook gehouden voor raadsleden. Nu worden nadrukkelijk ook nieuwe/andere collegeleden en ambtelijk management uitgenodigd.
Rondvraag
Mevrouw Bloemen heeft gehoord over mogelijke wachtlijsten bij bureau Jeugdzorg in verband met de overgang per 1 januari. Mevrouw Van der Zijden geeft aan hierover in contact te zijn met bureau Jeugdzorg. Ze verwacht een hausse aan aanvragen eind dit jaar, vanwege de onzekerheid die de nieuwe structuur met zich meebrengt. Er is bij bjz echter met ingang van 1 januari geen formatie meer om deze nog af te handelen. Mw. Van Gelderen kaart dit aan bij Staatssecretaris van Volksgezondheid Martin van Rijn.
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 12 september 2014, de secretaris,
de voorzitter,
5
Hart voor de jeugd: naar integrale jeugdhulp in Holland Rijnland
1
Wat moet er anders? • Verantwoordelijkheid nu versnipperd: provincie, rijk, zorgverzekeraar, awbz. Alles naar gemeenten • Vraag gestuurd i.p.v. aanbod gestuurd • Regie cliënt; niet over, maar met. • Integrale hulp op maat mogelijk maken • Jeugdhulp in totale context plaatsen: gezin, school etc.: 1 gezin, 1 plan, 1 gezicht (3D) • Indien mogelijk: minder dure specialistische hulp • Minder bureaucratie en perverse prikkels
2
Stip aan de horizon: toekomstmodel
Toekomstmodel Holland Rijnland
6. Verbinding middels
1Gezin1Plan inclusief sociaaldomein
4. Regionale specialistische jeugdhulp
5. Hulp in gedwongen kader
3. Gebiedsgerichte CJG Jeugd&gezinsteams 2. Basisvoorzieningen
1. Pedagogische samenleving
4
Toekomstmodel en transformatie Belangrijkste transformatie doelen jeugdwet: - Eigen kracht/ontzorgen - Minder bureaucratie - Minder versnippering Alleen te realiseren met een andere manier van organiseren én besturen
5
Minder versnippering Anders organiseren: - Integraal jeugd&gezinsteam: MEE, MW, BJZ, jeugd-ggz, jeugd-lvb, jeugdzorg: in 1 team - Werken nauw samen met sociale teams / integrale toegang - Geen aparte loketten, de teams doen wat nodig is: versterken, verlenen hulp, schakelen anderen in - 1gezin1plan: als er dan toch meerdere hulpverleners / dienstverleners nodig blijken 6
Minder bureaucratie • Anders organiseren: Professionals leggen alleen vast wat klantwaarde heeft • Anders besturen: Vraag alleen verantwoording op datgene waar je ook daadwerkelijk op kan (en wil) sturen: van: Low trust & high tolerance naar: high trust & low tolerance Opdrachtgever – opdrachtnemer: contract en contact
7
Versterken eigenkracht / ontzorgen Anders organiseren: • Gebiedsgerichte teams en duurzaam versterken van eigen kracht: van cliënten én van belangrijke partners • Alleen doen wat nodig is: maatwerk vraagt om het organiseren van variatie (ipv standaardisatie) Anders besturen • De juiste prikkels: – Geen pxq financiering: dat beloont meer productie / meer zorg – budget verantwoordelijkheid versterkt gezamenlijke verantwoordelijkheid
8
Wat betekent dit voor contractering 2015 • Alle huidige aanbieders worden gecontracteerd i.v.m. wettelijke zorg continuïteit • Deel alleen voor 1 jaar • Wie geen klanten heeft (nog) niet • Deel voor in principe twee jaar • Budgetafspraken op basis van offerte en budget en kwaliteitseisen • Beperkte verantwoording • JGT deel uit de zorg halen, vraagt veel van aanbieders
9
Wat vraag dit van de jeugdhulp • • • • •
Kosten bewust Verantwoordelijk Samenwerken Hulp op maat Vraag gestuurd
• Niet op eenheden maar op effecten afgerekend worden en rapporteren
10
Wat vraagt dit van gemeenten? • JGT’s goed laten landen, faciliteren, ondersteunen • Sturen op basis van goede afspraken: high penalty, high trust, low tolerance • Kostenbewustzijn bij aanbieders beleggen • Geen overbodige bureaucratie/verantwoording • Binnen budgetten blijven • Sturen op doelen/kwaliteit • Niet uitgaan van risico's wel opschaling en escalatie afspraken • Durven we afscheid te nemen indien een aanbieder niet binnen kaders regio werkt? Is een nieuwe aanbieder altijd beter? • Aanbieders als partners durven zien 11
1e halfjaar 2014
Managementrapportage REGIOTAXI
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Augustus 2014, 1e conceptversie Op basis van gegevens De Vier Gewesten
INHOUDSOPGAVE
BLADZIJDE
1. Inleiding ................................................................................. 3 2. Gebruik van de Regiotaxi .......................................................... 4 Ritten............................................................................ 4 Personen ......................................................................
5
Meereizenden, gratis begeleiders, kinderen .......................
7
Gratis begeleiding .........................................................
7
SoHo-honden.................................................................
8
Zones ..........................................................................
8
Vervoerspassen ............................................................
9
3. Stiptheid rituitvoering .............................................................
10
Loosritten .....................................................................
12
Warme terugbelservice ...................................................
12
4. Klachtenoverzicht ...................................................................
13
Klachtenafhandeling .......................................................
13
5. Telefonische bereikbaarheid reserveercentrale............................
15
6. Gebruik ophaalpunten ............................................................
16
Breestraat ..................................................................... 17 Centraal Station ............................................................. 17 Winkelhof....................................................................... 18 Bevrijdingsplein .............................................................. 18 Aarhof ........................................................................... 18 7. Afgifte en inwisseling tegoedbonnen ........................................... 20 8. Top vertrek- en bestemmingsadressen .......................................
21
9. Trivia ....................................................................................
22
10. Conclusie ..............................................................................
23
Add. I
Rittengebruik over de jaren .............................................
24
Add. II.I Rittenoverzicht Regiotaxi 2011 .........................................
29
Add. II.II Overzicht betaalde zones t.o.v. aantal ritten ......................
31
2
Management informatie 1. Inleiding 2014. Aan het begin van dit vierde jaar van deze concessieperiode
lijkt
de
rust,
na
alle
veranderingen, weer een beetje terug te keren. Maar er blijven genoeg uitdagingen. Natuurlijk begon het jaar met de dreigende ‘verkeerschaos’ die het organiseren van de
Zonekaart van de Regiotaxi
NSS met zich mee zou brengen. Uiteindelijk bleken de wegen rustig te zijn en de reizigers voorbereid op vertragingen. Ook had een behoorlijk aantal reizigers besloten die dag thuis te blijven. Heel anders ging het met de wegwerkzaamheden in Hillegom, standplaats van de grootste onderaannemer A-Tax de Vries, in combinatie met het toeristenseizoen van de Keukenhof. Voor het eerst werd er een waarschuwing afgegeven dat het kwaliteitspercentage onder de gestelde 95% zou kunnen komen, vanwege het sneeuwbaleffect dat de opbrekingen hadden op het totale vervoer. Slechts één maand is dit uiteindelijk overschreden en dan nog met maar 0,09%. Ook op bestuurlijk niveau is deze vorm van vervoer herhaaldelijk besproken. Bundeling van doelgroepenvervoer is momenteel een agendapunt waarmee men meer efficiency hoopt te verkrijgen. Daarnaast hebben de Duin- en Bollenstreekgemeenten besloten de toenemende kosten van het Regiotaxivervoer iets te beperken door de eigen bijdrage per 1 januari 2015 te verhogen. Voor de gemeenten in de Leidse Regio en de Rijnstreek blijft deze gelijk, m.u.v. eventuele verhogingen als gevolg van de indexatie die voor alle gemeenten wordt toegepast. Ook in 2014 doen zowel de opdrachtgever als de vervoerder hun uiterste best om de Regiotaxi als een goed functionerend systeem voor alle klanten te handhaven.
3
2. Gebruik van de Regiotaxi 2.1
Ritten
Met de eerste 6 maanden van 2014 achter de rug, sluit de teller van het aantal ritten dat de Regiotaxi heeft gemaakt op 177.653. Voor het eerst wordt hier een bijna algehele afname van het aantal ritten genoteerd: 4,63% minder dan in het eerste halfjaar van 2013. Opvallend is hierbij dat, naast een kleine toename in Oegstgeest, de 3 Rijnstreekgemeenten1, die sinds vorig jaar gebruik maken van de Regiotaxi, de enige zijn met een stijging in het aantal ritten. Op het totale verloop, over jaren gemeten, lijken dit vooralsnog natuurlijke curves van stijging en daling te zijn. Het kopje RS Soc. Begel. is kort voor Rijnstreek Sociale Begeleiding en verdient nadere toelichting: Alle Wmo-gerechtigden uit Alphen aan den Rijn en Rijnwoude mogen tijdens 20 retourritten een sociaal begeleider meenemen. De sociale begeleiders die als gezelschap meereizen - dus niet als medisch begeleider - reizen als OV reiziger, maar betalen het Wmo tarief. Deze situatie is alleen van toepassing op deze twee gemeenten.
Doelgroep
Pashouders
1e kwartaal 2014
2014
1e kwartaal
Stijging/Daling
2013
tov. 2013
OV-Algemeen
544
7.162
7,89%
7.905
-9,40%
RS Soc. Begel.
---
868
0,96%
986
-11,97%
2.417
12.443
13,72%
10.814
+15,06%
Hillegom
650
4.608
5,08%
5.929
-22,28%
Kaag & Braassem
529
3.311
3,65%
3.798
-12,82%
Katwijk
821
2.511
2,77%
3.017
-16,77%
3.149
23.545
25,95%
25.271
-6,83%
Leiderdorp
673
4.581
5,05%
4.172
+9,80%
Lisse
531
3.678
4,05%
4.421
-16,81%
Nieuwkoop
788
4.057
4,47%
3.477
+16,68%
Noordwijk
715
5.311
5,85%
5.645
-5,92%
Noordwijkerhout
517
3.661
4,04%
4.033
-9,22%
Oegstgeest
478
2.497
2,75%
2.433
+2,63%
Rijnwoude
437
2.596
2,86%
2.161
+20,13%
Teylingen
830
6.085
6,71%
6.782
-10,28%
Voorschoten
568
2.527
2,79%
2.787
-9,33%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn
Leiden
Zoeterwoude Totaal
278
1.283
1,41%
1.608
-20,21%
13.381
90.724
100,00%
95.239
-4,74%
Aantal uitgevoerde ritten 1 kwartaal 2014 in verhouding tot 2013 e
Rijnwoude wordt bij de gemeente Alphen a/d Rijn nog apart gefactureerd en dus ook hier apart geadministreerd. 1
4
Doelgroep
Pashouders
2e kwartaal 2014
2014
2e kwartaal
Stijging/Daling
2013
tov. 2013
OV-Algemeen
544
7.239
8,33%
6.841
+5,82%
RS Soc. Begel.
---
821
0,94%
1.098
-25,23%
2.417
11.638
13,39%
11.424
+1,87%
Hillegom
650
4.617
5,31%
5.268
-12,36%
Kaag & Braassem
529
3.125
3,59%
3.412
-8,41%
Katwijk
821
2.621
3,01%
2.621
0,00% (!)
3.149
22.842
26,28%
23.329
-2,09%
Leiderdorp
673
4.214
4,85%
4.264
-1,17%
Lisse
531
3.274
3,77%
3.952
-17,16%
Nieuwkoop
788
3.933
4,52%
3.683
+6,79%
Noordwijk
715
4.829
5,56%
5.162
-6,45%
Noordwijkerhout
517
3.587
4,13%
4.017
-10,70%
Oegstgeest
478
2.622
3,02%
2.593
+1,19%
Rijnwoude
437
2.564
2,95%
2.534
+1,18%
Teylingen
830
5.458
6,28%
6.165
-11,47%
Voorschoten
568
2.327
2,68%
3.069
-24,18%
Zoeterwoude
278
1.211
1,39%
1.487
-18,56%
13.381
86.929
100,00%
91.042
-4,52%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn
Leiden
Totaal
Aantal uitgevoerde ritten 2e kwartaal 2014 in verhouding tot 2013
2.2
Personen
En hoeveel mensen zijn er tijdens al deze ritten vervoerd? In deze eerste 6 maanden komt de teller uit op een reizigersaantal van 189.614 personen, een afname op het totaal van 4,73%.
5
Doelgroep
Pashouders
1e kwartaal 2014
2014
1e kwartaal
Stijging/Daling
2013
tov. 2013
OV-Algemeen
544
7.466
7,73%
8.377
-10,88%
RS Soc. Begel.
---
868
0,90%
986
-11,97%
2.417
12.656
13,11%
11.029
+14,75%
Hillegom
650
4.827
5,00%
6.111
-21,01%
Kaag & Braassem
529
3.530
3,66%
4.032
-12,45%
Katwijk
821
2.929
3,03%
3.335
-12,17%
3.149
26.021
26,94%
28.097
-7,39%
Leiderdorp
673
4.928
5,10%
4.585
-7,48%
Lisse
531
3.865
4,00%
4.634
-16,59%
Nieuwkoop
788
4.112
4,26%
3.500
+17,49%
Noordwijk
715
5.480
5,68%
5.817
-5,79%
Noordwijkerhout
517
3.885
4,02%
4.231
-8,18%
Oegstgeest
478
2.746
2,84%
2.681
+2,42%
Rijnwoude
437
2.640
2,73%
2.234
+18,17
Teylingen
830
6.450
6,68%
7.133
-9,58%
Voorschoten
568
2.729
2,83%
3.023
-9,73%
Zoeterwoude
278
1.443
1,49%
1.752
-17,64%
96.575
100,00%
101.557
-4,91%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn
Leiden
Totaal
13.381
Aantal vervoerde personen 1e kwartaal 2014 t.o.v. 1e kwartaal 2013
Doelgroep
Pashouders
2e kwartaal 2014
2014
2e kwartaal
Stijging/Daling
2013
tov. 2013
OV-Algemeen
544
7.691
8,27%
7.259
+5,95%
RS Soc. Begel.
---
821
0,88%
1.098
-25,23%
2.417
11.904
12,80%
11.644
+2,23%
Hillegom
650
4.939
5,31%
5.559
-11,15%
Kaag & Braassem
529
3.368
3,62%
3.628
-7,17%
Katwijk
821
2.924
3,14%
2.962
-1,28%
3.149
25.342
27,24%
25.991
-2,50%
Leiderdorp
673
4.523
4,86%
4.722
-4,21%
Lisse
531
3.436
3,69%
4.140
-17,00%
Nieuwkoop
788
3.995
4,29%
3.709
+7,71%
Noordwijk
715
5.047
5,43%
5.372
-6,05%
Noordwijkerhout
517
3.832
4,12%
4.256
-9,96%
Oegstgeest
478
2.906
3,12%
2.816
+3,20%
Rijnwoude
437
2.634
2,83%
2.611
+0,88%
Teylingen
830
5.730
6,16%
6.585
-12,98%
Voorschoten
568
2.565
2,76%
3.359
-23,64% -14,70%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn
Leiden
Zoeterwoude Totaal
278
1.375
1,48%
1.612
13.381
93.039
100,00%
97.477
-4,55%
Aantal vervoerde personen 2 kwartaal 2014 t.o.v. 2 kwartaal 2013 e
e
6
Naast
deze
hier
boven
getelde
personen
stapten
ook
nog
meereizenden,
gratis
begeleiders en kinderen in de Regiotaxi. De meereizenden tellen in feite als volwaardig reiziger mee, aangezien zij ook voor hun rit betalen; in de administratie wordt dit echter gescheiden genoteerd. De kinderen die geregistreerd staan, zijn kinderen onder de 4 jaar en reizen gratis mee. Worden al deze personen nog meegeteld, dan komt het totaal aantal mensen dat in het eerste halfjaar van 2014 in een Regiotaxi plaatsnam uit op 201.698, 4,67% minder dan een jaar eerder.
Doelgroep
1e kwartaal 2014 Mee-
Gratis begeleiding
2e kwartaal 2014 Kinderen
reizenden
Mee-
Gratis begeleiding
reizenden Aantallen
% tov.
Aantallen
aantal ritten OV-Algemeen
Kinderen
% tov. aantal ritten
265
28
0,39%
20
312
78
1,08%
10
0
---
---
0
0
---
---
0
Alphen a/d Rijn
0
175
1,41%
10
6
194
1,67%
3
Hillegom
0
201
4,36%
0
2
320
6,93%
0
16
180
5,44%
0
21
218
6,98%
0
RS. Soc. Begel.
Wmo-gebruikers
Kaag & Braassem Katwijk
0
384
15,29%
0
0
270
10,30%
1
52
2363
10,04%
42
64
2415
10,57%
12
Leiderdorp
0
324
7,07%
10
0
309
7,33%
5
Lisse
0
187
5,08%
2
0
162
4,95%
4
Leiden
Nieuwkoop
0
64
1,58%
6
0
62
1,58%
2
Noordwijk
0
143
2,69%
0
0
209
4,33%
0
Noordwijkerhout
0
191
5,22%
0
2
243
6,77%
1
Oegstgeest
4
248
9,93%
0
3
281
10,72%
0
Rijnwoude
0
47
1,81%
0
0
68
2,65%
0
Teylingen
15
328
5,39%
0
12
258
4,73%
0
Voorschoten
0
211
8,35%
0
0
230
9,88%
3
Zoeterwoude
0
142
11,07%
0
8
156
12,88%
0
352
5.216
5,94%
90
430
5.955
6,46%
41
Totaal
Aantallen meereizenden, gratis begeleiders en kinderen
2.3
Gratis begeleiding
Zoals te zien is in bovenstaande tabellen, zijn er tussen de gemeenten flinke verschillen in de mate waarin gratis begeleiders mee (kunnen) reizen. Een gemeente is vrij om zelf de begeleiding toe te kennen en iedere gemeente hanteert hiervoor een – al dan niet met andere gemeenten gedeeld - protocol. Gemeenten worden geacht alleen begeleiding te indiceren als tijdens de rit noodzakelijke ondersteuning van de passagier gewenst is.
7
Doelgroep
1e kwartaal 2014
2e kwartaal 2014
OV-Algemeen
4
62
RS. Soc. Begel.
0
0
2.4
SoHo-honden
Het
aantal
trouwe
viervoeters
(hulphonden) dat regelmatig hun baas of bazin
Wmo-gebruikers Alphen a/d Rijn
vergezelt
in
de
taxi
is
in
49
66
Hillegom
0
0
Kaag & Braassem
2
4
20
33
Leiden
8
21
Leiderdorp
0
0
verdubbeling tov. het gemiddelde over
Lisse
0
0
jaren gemeten.
Katwijk
Nieuwkoop
0
0
Noordwijk
3
9
Noordwijkerhout
2
0
Oegstgeest
0
0
Rijnwoude
7
2
Teylingen
2
2
Voorschoten
0
8
Zoeterwoude
0
0
97
207
Totaal
nevenstaande tabel weergegeven. Deze aantallen zijn over het algemeen stabiel, maar het tweede kwartaal valt hier
duidelijk
op
met
bijna
een
Aantallen meereizende SOHO-honden
Doelgroep OV-Algemeen RS. Soc. Begel.
1e kwartaal 2014
2e kwartaal 2014
24.271
3,39
24.000
3,45
2.991
3,45
3.989
3,56
2.5
Zones
Alle
reizigers,
leiders, Alphen a/d Rijn
35.701
2,87
33.093
2,97
Hillegom
16.348
3,55
19.027
3,58
Kaag & Braassem
12.345
3,73
13.140
3,85
8.489
3,38
8.892
3,51
Leiden
59.744
2,54
60.655
2,60
Leiderdorp
13.274
2,90
12.315
2,95
Lisse
12.770
3,47
13.912
3,54
Nieuwkoop
15.095
3,72
13.807
3,72
Noordwijk
16.880
3,18
16.500
3,27
Noordwijkerhout
13.194
3,60
14.520
3,59
Oegstgeest
8.032
3,22
8.381
3,20
Rijnwoude
9.797
3,77
9.439
3,78
19.843
3,26
20.228
3,32
Teylingen Voorschoten
8.650
3,42
10.561
3,56
Zoeterwoude
4.621
3,60
5.431
3,70
282.045
3,11
275.950
3,17
Totaal
kinderen
en
bege-
SOHO-honden
verreden in deze eerste 6 maanden van
Wmo-gebruikers
Katwijk
meereizenden,
2014 een totaal van 557.995 zones. Omgerekend
naar
ritten
is
dit
een
gemiddelde van 3,14 zones per rit (incl. opstapzone).
Aantal verreden zones en de gemiddelden per rit
8
2.6
Vervoerspassen
In de aanlevering van de aantallen vervoerspassen zitten nog steeds softwarematige haperingen. Gebleken is dat tot voor kort ook de inactieve, niet meer in gebruik zijnde, passen mee geteld werden. Dat is recent gecorrigeerd. Daarom treft u hieronder geen maandverloop van de passen aan, maar een stand van zaken halverwege 2014, procentueel afgezet tegen het inwoneraantal. Doelgroep
Pashouders
Inwoner-
%-ge
Pashouders
Stijging/Daling tov.
2014
aantal
inwoners
2013
2013
2
OV-Algemeen
544
---
RS Soc. Begel.
---
---
505
+39
+7,72%
Wmo-gebruikers Alphen aan den Rijn3
2.417
72.913
3,32%
1.968
+449
+22,82%
Hillegom
650
20.868
3,12%
641
+9
+1,40%
Kaag & Braassem
529
25.715
2,06%
546
-17
-3,11%
Katwijk
821
62.688
1,31%
802
+19
+2,37%
3.149
119.800
2,63%
3.142
+7
+0,22%
Leiderdorp
673
26.743
2,52%
652
+21
+3,22%
Lisse
531
22.393
2,37%
521
+10
+1,92%
Nieuwkoop
788
27.082
2,91%
785
+3
+0,38%
Noordwijk
715
25.671
2,79%
704
+11
+1,56%
Noordwijkerhout
517
15.740
3,29%
515
+2
+0,39%
Oegstgeest
478
23.153
2,07%
455
+23
+5,05%
Rijnwoude
437
18.577
2,35%
439
-2
-0,46%
Teylingen
830
35.800
2,32%
830
0
0
Voorschoten
568
24.658
2,30%
551
+17
+3,09%
Zoeterwoude
278
8.122
3,42%
286
-8
-2,80%
13.381
529.923
2,53%
12.837
+544
+4,24%
Leiden
Totaal
Aantallen pashouders per gemeente op 30-06-2014, in percentage op het totaal aantal inwoners en vergeleken met 2013 *
Voor de gemeenten die procentueel hoog scoren op het aantal passen gemeten ten opzichte van het aantal inwoners is vaak de aanwezigheid van een gespecialiseerde zorginstelling als verklaring aan te wijzen. (Hillegom, de Weeligenberg; Noordwijk, Willem van den Bergh, het Raamwerk; Zoeterwoude, Swetterhage.) Oegstgeest en, met name, Katwijk komen, op hun beurt, erg laag uit wat al jaren een onveranderd gegeven is.
Aantallen per 01-01-2013 Sinds 1 juli 2014 gebruiken ook reizigers uit Boskoop de Regiotaxi. Deze aantallen zijn bij Alphen aan den Rijn geteld. 2 3
9
>20
>10
>5
4
3
2
1
0
%-ge
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
ritten
rit
ritten4
gebruik
Januari
199
708
1.236
770
328
1.428
464
8.248
38,36%
Februari
156
636
1.141
705
358
1.406
485
8.494
36,52%
Maart
204
679
1.103
745
347
1.469
527
8.307
37,92%
April
188
692
1.097
750
382
1.440
563
8.269
38,20%
Mei
177
639
1.164
723
334
1.486
547
8.311
37,89%
Juni
134
591
1.119
725
335
1.463
480
8.537
36,22%
1.058
3.945
6.860
4.418
2.084
8.692
3.066
50.166
37,52%
Aantallen ritten gemaakt door Wmo-pashouders
Het bij elkaar tellen in de software van actieve en inactieve passen had ook gevolgen voor het percentage gebruik van de passen. . Nu deze wel correct gescheiden worden, blijkt ook het percentage pashouders dat de pas daadwerkelijk gebruikt hoger uit te vallen. Moest eerder geconcludeerd worden dat dit slechts rond de 30% lag, nu laten de cijfers zien dat het daadwerkelijk gebruik gemiddeld rond de 37,5% ligt.
Door het ontbreken van goede maandoverzichten is het 0-aantal gebaseerd op het totaal van eind juni minus de gemaakte ritten.
4
10
3. Stiptheid rituitvoering Rit op tijd
Januari
30.039
Rit te laat
1.170
Rit te
Persoon
Persoon te
Persoon te
vroeg
op tijd
laat
vroeg
341
32.004
1.241
348
Februari
27.149
1.128
432
28.903
1.210
444
Maart
28.582
1.380
503
30.420
1.489
516
April
28.437
1.488
158
30.323
1.635
177
Mei
27.929
1.284
249
29.894
1.384
262
Juni Totaal
25.900
1.091
393
27.793
1.163
408
168.036
7.541
2.076
179.337
8.122
2.155
Aantal gereden ritten en personen en hoeveel hiervan te laat/vroeg waren
Weliswaar vindt u in bovenstaande tabel kolommen waarbij de rit, danwel de persoon te vroeg gereden werd, deze cijfers worden niet meegenomen in het kwaliteitspercentage. Ritten die te vroeg worden verreden, geschieden, volgens de informatie van De Vier Gewesten, in overeenstemming met de klant. Dit is met name het geval bij ziekenhuizen waar de taxi’s af en aan rijden. De Vier Gewesten geeft aan dat als taxi en klant allebei gereed zijn, al is de taxi te vroeg, het niet van klantvriendelijkheid zou getuigen de klant te laten wachten, ook omdat het anders buiten de 15-minutenmarge zou kunnen vallen. In hoeverre dit inderdaad in overeenstemming is met de klant, wordt gemeten door de klachten naast dit gegeven te leggen. Om deze redenen is besloten de te-vroegritten niet in het kwaliteitspercentage op te nemen en deze secuur te blijven controleren aan de hand van de klachten. Bovenstaande cijfers omgezet naar percentages brengt ons dan tot het volgende:
Rit te laat
Rit te laat
Persoon te laat
Persoon te laat
2014
2013
2014
2013
Januari
3,71%
4,68%
3,69%
4,65%
Februari
3,93%
3,94%
3,96%
3,95%
Maart
4,53%
3,75%
4,59%
3,84%
April
4,95%
3,87%
5,09%
3,91%
Mei
4,36%
4,92%
4,39%
4,94%
Juni
3,98%
4,29%
3,96%
4,26%
4,24%
4,24%
4,28%
4,26%
Totaal
Percentages te-laatritten gemeten t.o.v. het totale aantal; vergelijking met 2013
De Regiotaxi dient maandelijks een minimaal kwaliteitsniveau te halen, waarbij 95% van het aantal vervoerde personen op tijd – dus binnen de toegestane marges van 15 minuten te vroeg / 15 minuten te laat – moet worden opgehaald.
11
In april van dit jaar wordt dit percentage, zij het miniem, voor het eerst overschreden. De wegwerkzaamheden in Hillegom, in combinatie met het toeristenseizoen van de Keukenhof, zijn hier debet aan en hadden een domino-effect tot gevolg, die zijn weerslag had op het vervoer in de gehele regio. Door de vervoerder was vooraf reeds een waarschuwing hierover afgegeven en klanten werden hier bij hun boeking ook van op de hoogte gebracht. Gelet op al deze
omstandigheden
en
de
minimale
overschrijding
is
besloten
hier
verder
niet
sanctionerend tegen op te treden. Nog een potentieel gevaar voor de stiptheid van de Regiotaxi was de nucleaire top die op 24 en 25 maart in Den Haag werd gehouden. Vele wegen werden hierbij deels of tijdelijk afgesloten en gewaarschuwd werd dat dit een verkeerschaos tot gevolg zou hebben. Tot bleek dat een zeer grote meerderheid zich aan de oproep had gehouden om deze dagen de auto te mijden. De wegen waren rustig en waar Regiotaxi-reizigers toch hinder ondervonden door een afsluiting, dan hadden zij deze reeds ingecalculeerd.
3.1
Loosritten
Om eender welke reden kan het gebeuren dat chauffeur en klant elkaar mislopen. In dit geval wordt gesproken over een loosrit. De klant wordt in een dergelijk geval op de hoogte gesteld dat de taxi is geweest middels een kaartje in de bus.
Totaal ritten
Totaal loosritten
Percentage
Januari
31.550
452
1,43%
Februari
28.709
358
1,25%
Maart
30.465
247
0,81%
April
30.083
379
1,26%
Mei
29.462
381
1,29%
Juni
27.384
408
1,49%
177.653
2.225
Totaal
1,26% Aantallen en percentages loosritten
Hoewel 1,26% landelijk bezien een uitstekende score is, is het logisch dat de vervoerder dit cijfer het liefst zo laag mogelijk ziet. Niet alleen de klant wordt, mogelijk, benadeeld, maar iedere rit is voor hem zelf ook een kostenpost aangezien deze rit niet doorberekend mag worden. 3.2
Warme terugbelservice
Eén van de maatregelen die in deze strijd in te zetten zijn, is de terugbelservice. Hierbij worden de klanten persoonlijk (warm) gebeld door de chauffeur met de mededeling dat hij naar de klant onderweg is. Helaas komt het nog zeer regelmatig voor dat klanten hun telefoonnummer niet willen geven uit privacy-overwegingen. NB! De chauffeur beschikt niet zelf over het nummer van de klant. Het contact dat met de klant wordt gelegd, loopt via de centrale.
12
4. Klachtenoverzicht In het eerste halfjaar van 2014 zijn er in totaal 49 klachten ingediend, wat omgerekend naar het totaal aantal ritten neerkomt op 0,02%. Vanwege dit zeer lage aantal wordt regelmatig navraag gedaan bij de gemeenten en de diverse ouderen- en gehandicaptenplatforms gedaan, die elkaar ook ontmoeten in de Klankbordgroep Regiotaxi. Toch levert dit amper meer op dan dat wat reeds bekend is. Veel van de ingediende klachten zijn door de klantenservice gegrond verklaard. Ter compensatie voor het ongemak ontvangen de klanten in zo’n geval een excuusbrief en één of meerdere tegoedbonnen om gratis mee te reizen. Ongegronde klachten ontstaan veelal wanneer de ‘spelregels’ van de Regiotaxi niet bekend zijn bij de klant. Het belangrijkste onderwerpen waarover geklaagd wordt is nog altijd te laat worden opgehaald (18 klachten, 37%). Hierna volgen in dit halfjaar ‘Klachten chauffeur’5 (13 klachten, 27%), een verkeerd voertuig (8 klachten, 16%) en niet komen opdagen van de taxi (6 klachten, 12%). Voor het indienen van een klacht kunnen klanten gebruik maken van een klantenreactiekaart. Deze zijn aan de Wmo-klanten en OV-pashouders toegezonden en bij gebruik ontvangt men direct een nieuwe. Daarnaast zijn de taxi’s standaard voorzien van reactiekaarten en zijn deze tevens op ieder gemeentehuis, de ISD Bollenstreek en Participe beschikbaar. Klachten kunnen, uiteraard, ook telefonisch en per e-mail ingediend worden en via de website van de Regiotaxi en die van Holland Rijnland.
Medium
Aantal
Percentage
Post/Reactiekaart
16
33%
Telefoon
14
28%
E-mail
19
39%
Totaal
49
100%
Wijze van klachtindiening
4.1
Klachtenafhandeling
De klachtenafhandeling wordt door Holland Rijnland zeer nauwlettend in de gaten gehouden en de klachtenoverzichten zijn een vast agendapunt bij het maandelijks overleg met De Vier Gewesten. Gemeenten worden eens in de 3 maanden voorzien van een overzicht van klachten in die betreffende gemeente. Om privacyredenen wordt geen totaaloverzicht met persoonsgegevens van alle klachten aan alle gemeenten verstrekt. Klachten die over chauffeurs worden ingediend, kunnen variëren van een chauffeur die de weg niet kan vinden, niet willen/kunnen wachten tot een klant gereed is, verkeerde handelingen bij specifieke indicaties, of bot gedrag.
5
13
Klachten dienen binnen een termijn van 14 dagen beantwoord en afgehandeld te zijn; in het schema hieronder kunt u teruglezen hoe hieraan wordt voldaan.
Aard:
jan:
feb:
mrt:
apr:
mei:
juni:
Taxi Te laat opgehaald
1
2
1
2
5
Te laat opgehaald, te laat op bestemming
1
2
2
1
1
Combinatie
1
Klacht chauffeur
3
Geen voertuig
1
Verkeerd voertuig
1
Rijgedrag
1
2
2
2
5
2
3
1
4 1
6
Callcenter/Klantenservice Telefonie werkwijze
1
1
Reserveringsfout
1
Geen rekening gehouden met indicatie
1
1
TOTAAL gegrond:
2
7
4
4
5
12
TOTAAL ongegrond:
0
0
1
0
1
1
TOTAAL ged. gegrond:
2
1
1
1
0
2
TOTAAL open: Gem. afhandeltijd Afhandeling > 2 weken Aantal ritten:
0
2
1
0
2
0
10,84
4,10
9,52
9,73
4,69
7,31
1
1
2
31.550 28.709 30.465 30.083 29.462 27.384 Aard van de ingediende klachten
6
De klacht is hier niet ingediend door een klant van de Regiotaxi, maar door een medeweggebruiker die zich irriteerde aan het rijgedrag van de chauffeur (richtingaanwijzer niet gebruiken).
14
5. Telefonische bereikbaarheid reserveercentrale Wanneer iemand de centrale belt om een Regiotaxi te bestellen, dient de telefoon binnen 90 seconden te zijn beantwoord. Holland Rijnland kan zich erin vinden, wanneer dit in 95% van de inkomende telefoontjes lukt.
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
Totaal
Ingekomen
21.369
18.939
20.967
21.006
21.424
19.831
Beantwoord
18.945 117.756
123.536
20.269
18.212
20.100
19.952
20.278
Gemiddelde wachttijd voor ophangen
1:03
1:09
1:09
1:27
1:29
1:19
1:16
Gemiddelde wachttijd
0:57
0:44
0:44
0:50
0:55
0:51
0:50
Aantallen ingekomen telefoontjes en wijze van afhandeling
Hoewel excessen altijd kunnen – en zullen – voorkomen, bedraagt de gemiddelde wachttijd in de eerste 6 maanden 50 seconden. Van de 5.780 telefoontjes die voortijdig door de klant opgehangen worden, heeft men het gemiddeld 1:16 minuten de kans gegeven.
15
6. Gebruik ophaalpunten Al sinds juni 2003 maakt de Regiotaxi gebruik van drie ophaalpunten; eind 2012 is er een vierde gerealiseerd op het Bevrijdingsplein te Leiden en wordt er gesproken een vijfde te realiseren bij de Aarhof in Alphen aan den Rijn en indien hier voldoende vraag naar is en het gebruik daar aantoonbaar hoog is, een zesde bij station Alphen aan den Rijn. Het ophaalpunt ‘Aarhof’ wordt feitelijk al officieus op deze manier gebruikt en is daarom ook in de gegevens hieronder opgenomen. Hiermee zijn er in totaal vijf ophaalpunten: in de Breestraat te Leiden; bij het Station Leiden Centraal; nabij de Winkelhof te Leiderdorp; het Bevrijdingsplein te Leiden; Winkelcentrum de Aarhof te Alphen aan den Rijn. Voor 2014 staan er twee wijzigingen op stapel mbt. de ophaalpunten. Het ophaalpunt bij Station Leiden zal naar de zeezijde verplaatst worden, in combinatie met een standplaats voor de zonetaxi van de NS. Bij de herinrichting van de Breestraat wordt de bushalte een klein stukje verplaatst; het ophaalpunt zal navenant mee verhuizen naar een locatie tegenover het Leidse Stadhuis.
De ophaalpunten hebben als doel om klant en chauffeur van de Regiotaxi elkaar op drukkere en/of onoverzichtelijke locaties eenvoudiger te laten treffen en misverstanden over de exacte ophaalplaats te voorkomen. Daarbij kunnen reizigers gebruik maken van een verkorte vooraanmeldtijd van dertig minuten. In onderstaande tabel wordt het gebruik per maand weergegeven. Eerst ziet u het aantal ritten en daarachter het aantal loosritten op dit punt.
Breestraat
Stationsplein
Winkelhof
Bevrijdingsplein
Aarhof
Januari
95
3
66
3
105
2
74
1
312
9
Februari
58
1
96
3
101
0
86
1
284
6
Maart
91
0
98
4
81
0
96
1
375
10
April
72
1
100
2
90
1
86
4
313
4
Mei
86
2
97
2
106
1
111
5
369
7
Juni
93
2
109
2
78
2
95
3
285
3
495
9
566
16
561
6
548
15
1.938
39
Totaal
Gebruik van de ophaalpunten en loosritten op dit punt
16
6.1
Ophaalpunt Breestraat
Het ophaalpunt op de Breestraat is behoorlijk stabiel in het gebruik, terwijl in dit kwartaal ook de loosritten onder de 2% terecht komen. Zoals hierboven reeds vermeld vinden er momenteel
werkzaamheden
plaats
in
de
Breestraat;
het
punt
is
gedurende
deze
werkzaamheden nog steeds in gebruik, tot het moment waarop daadwerkelijk de weg alhier wordt aangepakt. De bushalte verhuist hierna richting de Hunkemöller en na overleg met oa. de Klankbordgroep wordt het ophaalpunt meeverhuist, zodat de reizigers gebruik kunnen blijven maken van de abri. Het ophaalpunt komt tegenover het Stadhuis te liggen.
Breestraat 500 400 300 200 100 0
1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2007 2007 2008 2008 2009 2009 2009 2009 2010 2010 2010 2010 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2012 2012 2013 2013 2013 2013 2014 2014
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Breestraat over de jaren 2006-2014
6.2
Ophaalpunt Station Leiden Centraal
Het ophaalpunt op het station is een veelgeplaagd punt. De huidige locatie is niet optimaal en ietwat weggemoffeld, terwijl het vaak ook door andere diensten in gebruik is. Klanten zelf worden dan ook vaak liever aan de achterzijde van het station opgehaald (Lebkov) en informeel wordt steeds vaker gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Zoals hierboven reeds vermeld zijn er momenteel voorstellen om een nieuwe standplaats in te richten aan de zeezijde, waarbij de Regiotaxi naast de NS-zonetaxi een nieuwe plek krijgt toegewezen. Deze ontwikkelingen zijn momenteel in voorbereiding. Naar verwachting kan de nieuwe plek eind september/ begin oktober in gebruik genomen worden.
600
Station Leiden
400 200 0
1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2007 2007 2008 2008 2009 2009 2009 2009 2010 2010 2010 2010 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2012 2012 2013 2013 2013 2013 2014 2014
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Station Leiden over de jaren 2006-2014
17
6.3
Ophaalpunt nabij de Winkelhof te Leiderdorp
Ook het ophaalpunt in Leiderdorp begint steeds meer stabiliteit te vinden in het gebruik. Loosritten waren hier altijd al zeer beperkt. Voor dit eerste half jaar 1,06%.
Winkelhof 500 400 300 200 100 0
1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e 3e 4e 1e 2e kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. kw. 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2007 2007 2008 2008 2009 2009 2009 2009 2010 2010 2010 2010 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2012 2012 2013 2013 2013 2013 2014 2014
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Winkelhof over de jaren 2006-2014
6.4
Ophaalpunt Bevrijdingsplein te Leiden
Het punt is nog maar kort in gebruik, dus over het gebruik valt er nog niet veel te melden. De loosritten staan ook gedurende de gehele periode op een stabiel percentage, tussen 2 en 3 procent. Aanleiding om hier een ophaalpunt te plaatsen, was de verbouwing van het hele plein, de uitbreiding van het aantal winkels en mede daardoor en de onduidelijke situatie over waar klant en chauffeur elkaar zouden moeten treffen.
Bevrijdingsplein 300 290 280 270 260 250 240 230
1e kw. 2013
2e kw. 2013
3e kw. 2013
4e kw. 2013
1e kw. 2014
2e kw. 2014
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Bevrijdingsplein over de jaren 2013-2014
6.5
“Halte” Aarhof te Alphen aan den Rijn
Nog steeds is hier officieel geen sprake van een echt opstappunt, maar in de praktijk wordt dit toch al zo gebruikt en in aantallen die de andere opstappunten doen verbleken. Het loospercentage blijft hierbij op 2% liggen.
18
Aarhof 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
1e kw. 2013
2e kw. 2013
3e kw. 2013
4e kw. 2013
1e kw. 2014
2e kw. 2014
Grafische weergave gebruik ophaalpunt Aarhof over de jaren 2013-2014
19
7. Afgifte en inwisseling tegoedbonnen Wanneer de taxi te vroeg of te laat arriveert of wanneer er over een ander aspect van de Regiotaxi een klacht wordt ingediend die terecht is, krijgt de klant van de chauffeur een tegoedbon voor één zone (incl. opstapzone) uitgereikt. Klanten die geen tegoedbon hebben gekregen en een – terechte - klacht indienen krijgen de bon alsnog bij de afhandeling van hun klacht toegezonden. De bonnen mogen gespaard worden voor een rit van maximaal 5 zones. Het aantal uitgereikte tegoedbonnen wordt niet geregistreerd. Wel is in te zien hoeveel gratis ritten er zijn uitgevoerd, geplaatst naast het aantal te-laatritten per maand.
Januari
Te laat
Uitgevoerde
ritten
gratis ritten
1.170
392
Februari
1.128
413
Maart
1.380
476
April
1.488
440
Mei
1.284
565
Juni
1.091
623
Totaal
7.541
2.909
Aantallen te-laatritten en uitvoering gratis ritten
20
8. Top vertrek- en bestemmingsadressen Onderstaande lijst is samengesteld op basis van de maandelijkse top-30 die door de vervoerder wordt aangeleverd. Een leeg vak betekent dat de locatie die maand niet in deze top-30 stond. Soms is namelijk zelfs een eenmalige piek genoeg om tot deze gelederen door te kunnen dringen, bijvoorbeeld de Keukenhof.
Synoniem
Plaats
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
Totaal
Rijnland Ziekenhuis
Leiderdorp
1.147
965
1.044
1.167
1.087
979
6.389
LUMC
Leiden
1.141
966
970
928
919
872
5.796
Diaconessenhuis - Poli
Leiden
724
558
588
657
666
622
3.815
Rijnland ziekenhuis
Alphen a/d Rijn
575
442
497
513
582
458
3.067
De Zevensprong
Sassenheim
482
468
463
417
463
376
2.669
Bernardus verzorgingshuis
Sassenheim
422
371
359
373
344
345
2.214
Winkelcentrum Aarhof
Alphen a/d Rijn
312
284
375
313
369
285
1.938
Verpleeghuis Overrijn
Leiden
293
323
291
287
300
229
1.723
Diaconessenhuis - Hoofdingang
Leiden
306
259
269
247
247
258
1.586
Spaarne Ziekenhuis
Hoofddorp
241
212
223
257
275
280
1.488
Zorgerf Boerengeluk
Nieuw Vennep
264
250
282
244
246
1.286
Rijnlands revalidatiecentrum
Leiden
216
217
189
207
222
229
1.280
Verpleeghuis Leythenrode
Leiderdorp
213
240
190
216
161
190
1.210
Woudsoord Verzorgingstehuis
Woubrugge
198
135
147
137
148
127
892
Rijnveste
Leiden
112
140
147
152
127
178
856
Verpleeghuis Zuijdtwijck
Leiden
252
133
130
118
108
113
854
Verpleeghuis Oudshoorn
Alphen a/d Rijn
152
132
120
158
154
109
825
Wijckerslooth verpleeghuis
Oegstgeest
172
112
114
103
128
141
770
Willem vd Bergstichting
Noordwijk Zh
111
133
132
124
140
110
750
Club 58
Leiden
122
141
130
129
117
96
735
SWA
Alphen a/d Rijn
172
140
153
146
119
GGZ Voorhout
Voorhout
128
100
108
152
101
115
704
Westerhove
Alphen a/d Rijn
122
139
140
129
127
657
Aldi, Ridderhof
Alphen a/d Rijn
144
164
123
116
Trefpunt
Noordwijk Zh
158
111
95
116
Landgoed Ursula
Nieuwveen
96
101
122
96
109
Albert Heijn Winkelhof
Leiderdorp
Albert Heijn Bevrijdingsplein
Leiden
105
VTV Clubgebouw
101
102 95
730
87
634 480 140
459
95
300
106
95
312
98
295
Halte V&D/Breestraat
Leiden
91
De Wieken
Noordwijk Zh
91
Leger des Heils
Leiden
93
Marienhaven
Warmond
Woon-zorgcentrum de Robijn
Leiden
112
87
199
Verpleeghuis De Wilbert
Katwijk Zh
100
97
197
Romanuszaal
Leiden
Munnekeweij
Noordwijkerhout
Keukenhof
Lisse
93
93
279
84
269
92
201
92
276
92 109
95
94 128
189 128
116
116
21
9. Trivia De gevreesde dagen tijdens de NSS bleken, in ieder geval voor de Regiotaxi, bijzonder mee te vallen. De wegen waren rustig en de klanten voorbereid. Als gevolg van (landelijke) herindeling en, in sommige gevallen, herberekening van de OV-zones, bleek het voor sommige klanten niet meer mogelijk ritten te boeken die voorheen wel mogelijk waren. Om deze specifieke gevallen tegemoet te komen, kunnen zij hun rit in 2 delen opsplitsen en voorkomen zo dat ze in het duurdere kilometertarief terecht komen. Dit geldt voor ritten die voorheen al met de Regiotaxi gemaakt werden. Halverwege 2014 zal de Breestraat een herinrichting ondergaan, waarbij ook het ophaalpunt alhier een nieuwe plek zal krijgen. Gelijktijdig wordt gesproken over het verplaatsen van het ophaalpunt op Leiden Centraal van de stadszijde naar de zeezijde. Nog meer werkzaamheden vonden plaats in Hillegom. Het verkeer werd hier dusdanig door ontregeld, terwijl ook nog gelijktijdig de Keukenhof volop draaide, dat door de vervoerder een waarschuwing is afgegeven t.a.v. de stiptheid. Uiteindelijk is deze slechts één maal zeer miniem overschreden. Het aantal boekingen dat online wordt gedaan, neemt toe in 2014. Halverwege 2014 wordt door de portefeuillehouders uit de Bollenstreekgemeenten besloten de eigen bijdrage per 2015 te verhogen naar € 1,00/0,70ct (exclusief de indexatie voor het personenvervoer voor 2015). Deze verhoging zal niet opgaan voor de gemeenten in de Leidse Regio en de Rijnstreek. A-Tax de Vries maakt in juni van dit jaar bekend dat ook elektrisch roken in de Regiotaxi niet is toegestaan. Per 01 juli rijdt de Regiotaxi ook in Boskoop nadat die, begin dit jaar, fuseerde met Alphen aan den Rijn.
22
10. Conclusie Samengevat zien we dat over het eerste halfjaar van 2014: a. er een kleine afname is tov. hetzelfde kwartaal een jaar eerder, muv. de Rijnstreekgemeenten; wellicht duidt dit op stabilisatie van de aantallen reizigers die voor dit halfjaar 177.653 ritten verreden waarmee 201.698 personen werden vervoerd; b. er bij gemeenten onderling aanzienlijke verschillen zijn in de toekenning van gratis begeleiding; c.
SoHo-honden frequent worden meegenomen, met een grote stijging in het tweede kwartaal: 304 keer;
d. gemiddeld 3,14 zones per rit (incl. opstapzone) worden gebruikt; e. slechts ca. 1/3 van de mensen die een budget toegekend hebben gekregen daadwerkelijk gebruik hiervan maken; f.
het aantal loosritten maandelijks laag blijft, rond de 1,26%;
g. de stiptheid goed is met gemiddeld 4,26% van de personen die te laat worden opgehaald; h. er zijn in totaal 49 klachten ingediend, waarvan het overgrote merendeel gegrond is verklaard; i.
de telefonische bereikbaarheid op het gewenste niveau zit met gemiddeld 50 seconden wachttijd;
j.
ook het gebruik van de ophaalpunten is naar tevredenheid. Het vijfde punt dat tot dusver slechts officieus in gebruik is (Aarhof), scoort met name hoge ogen in gebruik;
k. hoeveel gratis ritkaarten zijn uitgegeven is niet exact aan te geven. Wel zijn er 2.909 gratis zones verreden.
23
Addendum I Rittengebruik over de jaren
24
25
26
27
De twee pieken, die duidelijk te zien zijn
in
de
tabellen,
geven
twee
belangrijke momenten weer: het begin van
de
huidige
contract-periode,
waarbij de Duin- en Bollenstreek en de Leidse Regio in één systeem kwamen (de cijfers hiervoor zijn die van de Leidse Regio). Het volgende moment is per
2013
de
aansluiting
van
de
Rijnstreek bij de Regiotaxi.
28
Addendum II.I Rittenoverzicht Regiotaxi 2014 Aantal passen PLAATS
Alphen aan den Rijn
in 2014
JAN
FEB
MRT
APRIL
MEI
JUNI
TOT.2014
2.417
4.178
3.980
4.285
4.094
3.916
3.628
Hillegom
650
1.603
1.426
1.579
1.578
1.589
1.450
9.225
Kaag & Braassem
529
1.110
1.050
1.151
1.158
1.081
886
6.436
Katwijk
821
844
802
865
905
902
814
5.132
3.149
8.197
7.384
7.964
7.884
7.706
7.252
46.387
Leiderdorp
673
1.644
1.389
1.548
1.430
1.501
1.283
8.795
Lisse
531
1.300
1.213
1.165
1.183
1.082
1.009
6.952
Nieuwkoop
788
1.399
1.255
1.403
1.334
1.345
1.254
7.990
Noordwijk
715
1.937
1.736
1.638
1.685
1.689
1.455
10.140
Noordwijkerhout
517
1.325
1.177
1.159
1.208
1.217
1.162
7.248
Oegstgeest
478
826
771
900
883
888
851
5.119
Rijnwoude
437
910
853
833
888
880
796
5.160
Teylingen
830
2.141
1.938
2.006
1.929
1.882
1.647
11.543
Voorschoten
568
871
791
865
831
766
730
4.854
Leiden
24.081
Zoeterwoude
278
452
396
435
440
403
368
2.494
OV-algemeen
544
2.485
2.259
2.418
2.372
2.338
2.529
14.401
RS. Soc. Begel.
328
289
251
281
277
270
1.696
Subtotaal Wmo
28.737
26.161
27.796
27.430
26.847
24.585
161.556
31.550
28.709
30.465
30.083
29.462
27.384
177.653
1.018
1.025
983
1.003
950
913
487
97.581
89.306
95.158
95.174
93.494
87.282
557.995
3,1
3,1
3,1
3,2
3,2
3,2
3,1
TOTAAL Gem. per dag Zones Gem. zones per rit
13.381
29
PLAATS
Alphen aan den Rijn
Hillegom
% ritten
%
1e
2e
passen
kwartaal
kwartaal
13,56
18,06
12.443
11.638
5,19
4,86
4.608
4.617
Kaag & Braassem
3,62
3,95
3.311
3.125
Katwijk
2,89
6,14
2.511
2.621
26,11
23,53
23.545
22.842
4,95
5,03
4.581
4.214
Leiden Leiderdorp Lisse
3,91
3,97
3.678
3.274
Nieuwkoop
4,50
5,89
4.057
3.933
Noordwijk
5,71
5,34
5.311
4.829
Noordwijkerhout
4,08
3,86
3.661
3.587
Oegstgeest
2,88
3,57
2.497
2.622
Rijnwoude
2,90
3,27
2.596
2.564
Teylingen
6,50
6,20
6.085
5.458
Voorschoten
2,73
4,24
2.527
2.327
Zoeterwoude
1,40
2,08
1.283
1.211
OV-algemeen
8,11
4,07
7.162
7.239
RS. Soc. Begel.
868
828
Subtotaal Wmo
82.694
78.862
90.724
86.929
996,97
955,26
282.045
275.950
3,11
3,17
TOTAAL Gem. per dag Zones Gem. zones per rit
30
Addendum II.II Overzicht betaalde zones t.o.v. aantal ritten PLAATS
Alphen aan den Rijn
JAN
FEB
MRT
APRIL
MEI
JUNI
TOT.2014
11.837
11.474
12.390
12.061
11.678
10.840
70.280
Hillegom
5.737
5.016
5.595
5.559
5.695
5.268
32.870
Kaag & Braassem
4.026
3.915
4.404
4.468
4.130
3.444
24.387
Katwijk
2.870
2.721
2.898
3.150
3.126
2.914
17.679
20.724
18.708
20.312
20.348
20.096
18.965
119.153
Leiderdorp
4.681
4.082
4.511
4.271
4.420
3.732
25.697
Lisse
4.471
4.193
4.106
4.209
3.788
3.604
24.371
Nieuwkoop
5.160
4.635
5.300
5.090
4.963
4.569
29.717
Noordwijk
6.128
5.510
5.242
5.400
5.613
4.788
32.681
Noordwijkerhout
4.727
4.264
4.203
4.374
4.354
4.161
26.083
Oegstgeest
2.705
2.462
2.865
2.824
2.859
2.715
16.430
Rijnwoude
3.417
3.227
3.153
3.337
3.350
2.998
19.482
Teylingen
6.943
6.329
6.571
6.382
6.226
5.511
37.962
Voorschoten
3.000
2.731
2.919
2.955
2.741
2.585
16.931
Leiden
Zoeterwoude
1.612
1.413
1.596
1.611
1.475
1.393
9.100
OV-algemeen
8.457
7.615
8.199
8.116
8.023
8.846
49.256
RS Soc. Begel.
1.086
1.011
894
1.019
957
949
5.916
97.581
89.306
95.158
95.174
93.494
87.282
557.995
TOTAAL
31
PLAATS
1e kw.
gem.
zones
gem.
zones
aantal
t.o.v.
aantal
t.o.v.
zones per
geregistr.
zones per
geregistr.
rit
passen
rit
passen
2e kw.
Alphen aan den Rijn
35.701
2,87
14,77
34.579
2,97
14,31
Hillegom
16.348
3,55
25,15
16.522
3,58
25,42
Kaag & Braassem
12.345
3,73
23,34
12.042
3,85
22,76
Katwijk
8.489
3,38
10,34
9.190
3,51
11,19
Leiden
59.744
2,54
18,97
59.409
2,60
18,87
Leiderdorp
13.274
2,90
19,72
12.423
2,95
18,46
Lisse
12.770
3,47
24,05
11.601
3,54
21,85
Nieuwkoop
15.095
3,72
19,16
14.622
3,72
18,56
Noordwijk
16.880
3,18
23,61
15.801
3,27
22,10
Noordwijkerhout
13.194
3,60
25,52
12.889
3,59
24,93
Oegstgeest
8.032
3,22
16,80
8.398
3,20
17,57
Rijnwoude
9.797
3,77
22,42
9.685
3,78
22,16
Teylingen
19.843
3,26
23,91
18.119
3,32
21,83
Voorschoten
8.650
3,42
15,23
8.281
3,56
14,58
Zoeterwoude
4.621
3,60
16,62
4.479
3,70
16,11
OV-algemeen
24.271
3,39
44,62
24.985
3,45
45,93
RS Soc. Begel. TOTAAL
2.991
3,45
2.925
3,53
282.045
3,11
275.950
3,17
32
1. Inkomende documenten - 4857
-
..
->
_~
Ã.
>
,_
.
N,
fi
'
,
.,.
Lid Gedeputeerde
i
Staten
<
Q
L
provincie
ZUID
we
tss.,-"
:.sø>w?:
t/ti
íï
Contaet O70 44170
86
[email protected]\
f
HOLLAND
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-4416611 vvww.zuid-holland.nl
Regio Holland Rijnland
Datum
t.a.v. mevrouw R. van Gelderen
9 september 2014
Postbus 558 2300 AN Leiden
Ons kenmerk
DOS-2013-0003213 Uw kenmerk
Bijlagen
2
Onderwerp
stand van zaken overgang jeugdzorg naar gemeenten
Geachte mevrouw, De Staatssecretarissen
van VWS en V&J hebben bij brief van 28 augustus 2014 (bijlage 1) de
Tweede Kamer ge`informeerd over de voortgang inkoopafspraken transitie jeugdstelsel. Het blijkt dat in elf regio's het inkoopproces
-
gezien de beschikbare tijd
-
onvoldoende zekerheid biedt dat
de subsidies daadwerkelijk vóór 1 november 2014 vastgesteld c.q. de contracten voor die datum gesloten zijn. Het Rijk maakt de namen van de elf regio's niet bekend. Voor deze regio's wordt de ondersteuning ge`intensiveerd door het Rijk (zie bijlage 1, pagina 2 t/m 5).
Ambtelijk is door VWS aangegeven dat deze regio's het aanbod hebben gekregen voor een "spiegelsessie" met een expert op het gebied van de inkoop om het proces voorjeugd in kaart te brengen en te kijken welke actie nodig is.
Naar aanleiding van het bovenstaande krijgen u en de twee andere Zuid-Hollandse transitieregids van mij hierbij het aanbod om gebruik te maken van provinciale ondersteuning bij
het proces van financiering en inkoop.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1
2596 AW Den Haag
Ik heb hierover de Statencommissie Bestuur en Middelen geïnformeerd (bijlage 2).
Tram 9 en de buslijnen
90, 385 en 386 stoppen
Hoogachtend,
dichtbij het
."..."»>-«-*'
provinciehuis. Vanaf
É
station Den Haag CS is het tien minuten l
en.
De parkeerruimte
H'
""'"""---
_.
auto's is beperkt.
~\
I
R.A. Janssen
jïilii
Ei
Bijlagen: -
brief van de Staatssecretarissen van VWS en V&J d.d. 28 augustus 2014 aan de Tweede Kamer over de voortgang inkoopafspraken transitie jeugdstelsel
-
brief aan Statencommissie Bestuur en Middelen
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 8
l
1. Inkomende documenten - 4857
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijnen Sport
> Retouradres Postbus 20350 2500 E]
Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Bezoekadres: Rijnstraat 50 2515 XP Den Haag www.rijksoverheid.n|
Kenmerk 659676-125526-J Bijlage(n)
Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief.
Datum
Betreft
28 augustus 2014 Voortgang Inkoopafspraken
Transitie Jeugdstelsel
Geachte voorzitter, 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Gemeenten, aanbieders van de verschillende vormen van jeugdhulp, bureaus jeugdzorg en andere betrokken partijen werken hard aan de voorbereiding van de invoering van de in februari jl. door de Eerste Kamer aanvaarde wet. Eerste prioriteit is dat erin de overgang naar het nieuwe jeugdstelsel géén kinderen tussen wal en schip vallen. Mede gezien de vragen van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 25 juni jl. informeren wij u met deze brief over de voortgang van de inkoopafspraken en de Op 1 januari
lopende interventies.
is het beeld: Samengevat De datum van 1 augustus was een belangrijk peilmoment: liggen de gemeenten op schema om vóór 1 november 2014 de subsidies vast te stellen en de contracten te tekenen. De regio's geven aan dat alle inspanningen erop gericht zijn om het proces tijdig af te ronden. _ Weliswaar is het in de meeste regio's niet gelukt om op de met de VNG afgesproken datum van 1 augustus helderheid te verschaffen over het budget waarop aanbieders in 2015 kunnen rekenen, maar in de meeste regio's en de deur uit en voor de meeste vormen van jeugdhulp zijn de offerteaanvragen gewenste dat de geven aan De regio's gestart. de subsidieprocedures zijn duidelijkheid voor aanbieders de komende weken ontstaat tijdens de
-
-
-
onderhandelingen over de ingediende offertes. Voor de BJZ zullen naar verwachting alle regio's tijdige afspraken maken. In 31 van de 42 regio's is het inkoopproces zo ingericht dat de subsidies naar verwachting vóór 1 november 2014 vastgesteld c.q. de contracten voor die datum gesloten zijn. Het inkoopproces in deze regio's biedt voldoende ruimte op te vangen. om eventuele vertragingen gezien de beschikbare tijd In 11 regio's biedt het inkoopproces onvoldoende zekerheid dat de subsidies daadwerkelijk vóór 1 november 2014 vastgesteld c.q. de contracten voor die datum gesloten zijn. -
4
-
1
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 8
1. Inkomende documenten - 4857
Kenmerk 659676-125526-J f-
De urgentie is groot. Het gaat om de continuïteit van zorg/jeugdhuip. Vanaf 1 januari 2015 moet iedere gemeente in staat zijn om dit te kunnen bieden. Ondanks dat we zien dat er door gemeenten en aanbieders grote stappen worden gezet, kunnen we het ons niet permitteren dat hierover in de korte tijd die ons nog rest teveel onzekerheid bestaat. Daarom zullen we voor de meest kwetsbare regio's de ondersteuning intensiveren: 1) We stellen extra ondersteuning beschikbaar via het Ondersteuningsteam decen tra lisa ties (OTD). 2) Door/ichting inkoopproces Begin september zullen we de regio's waar nu nog onvoldoende zekerheid bestaat dat de contracten tijdig zijn vastgesteld doorlichten zodat zekerheid wordt geboden over de continuïteit van zorg, door het inkoopproces zodanig aan te passen dat de subsidies c.q. de contracten vóór 1 november 2014 zijn vastgesteld. 3) Bestuurlijk overleg Als de doorlichting van het inkoopproces daartoe aanleiding geeft, zullen wij bestuurlijk overleg voeren met de regio over noodzakelijke Dit kan dan worden aangemerkt als een stap op de vervolgstappen. escalatieladder naar een bestuurlijke aanwijzing. 4) Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) Aanbieders kunnen zelf bijdragen aan tijdige inkoopcontracten door hun offertes zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de gemeentelijke inkoopkaders en als zij knelpunten verwachten voor de continuïteit van zorg of het behoud van essentiële hulpvormen zich tijdig te melden bij de TAJ. 5) Met de Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten hebben we een financieel vangnet getroffen met een budget van E 200 miljoen tot 2018.
1. Voortgang
inkoopproces
Het inkoopproces wordt actief gemonitord. In de afgelopen maand heeft het Transitiebureau Jeugd overlegd met alle transitiemanagers van de 42 regio's en navraag gedaan naar de stand van zaken en de verdere planning van het inkoopproces. Het gaat om vragen als: Biedt het inkoopproces voldoende ruimte om onverwachte zaken tijdig op te vangen en wordt daarop voldoende geanticipeerd? Wordt er in de regio en tussen regio's voldoende samengewerkt om tijdig tot goede afspraken te komen met regionale en bovenregionale zorgaanbieders? Is de regie belegd en wordt deze ook ter hand genomen? Zijn tussen de gemeenten gemaakt? in de regio vereveningsafspraken Zijn er in het verdere aanbestedingsproces inhoudelijke knelpunten te verwachten bijvoorbeeld omdat aanbieders vragen stellen bij bepaalde inkoopvoorwaarden waarop de regio nog geen antwoord heeft? Ook zijn 20 verschillende aanbieders benaderd die verspreid over het land opereren en is gebruik gemaakt van informatie die ons door de TAJ, de VNG en is verstrekt. Hieruit komt het volgende beeld naar voren. brancheorganisaties -
-
-
2
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 8
f
ff;
l«:«;«:-;/"~;
i 1. Inkomende documenten - 4857
f
'
/
Kenmerk
I|1k00p
~
ø
ø
ø
ø
Jeugdhulp
659676-125526-J
In de meeste regio's en voor de meeste vormen van jeugdhulp zijn de offerteaanvragen de deur uit en zijn de subsidieprocedures gestart. individuele aanbieders rond 1 In een groot aantal regio's hebben gemeenten augustus 2014 nog géén definitieve helderheid verschaft over het budget in 2015. Veel gemeenten hebben wel een richtbedrag of een minimumbudget benoemd als herbevestiging van de eerdere afspraken in de RTA's. De regio's geven aan dat hun inkoopproces niet op die datum was ingericht en dat de gewenste duidelijkheid de komende weken ontstaat tijdens de onderhandelingen over de ingediende offertes. De regio's geven zelf aan dat de planning is gericht op een tijdige inkoop. De regio's geven ook aan dat het belangrijk is dat zorgaanbieders realistische offertes aanbieden en inzage geven in de aantallen cliënten per regio zodat regio's weten met welk budget zij rekening moeten houden. Aanbieders en gemeenten moeten elkaar in het inkoopproces zien te vinden in het gemeenschappelijk belang van goede en betaalbare jeugdhulp én continuïteit
van zorg. Wel moeten in een aantal regio's op dit moment nog offertes worden uitgevraagd of biedt de recent in gang gezette procedure weinig speelruimte om onverwachte tegenslagen tijdens het proces op te vangen. Dat brengt risico's met zich omdat offertes van zorgaanbieders en inkoopkaders van regio's niet altijd op elkaar aansluiten. Dan is nadere analyse nodig of moet opnieuw worden onderhandeld. Daardoor kan het tijdig afsluiten van contracten alsnog onder druk komen te staan. In een aantal regio's hebben gemeenten afgesproken de bovenregionale inkoop gezamenlijk uit te voeren, maar moet deze nog starten. Jeugdhulpaanbieders wijzen er op dat regio's bij bovenregionale inkoop soms verschillende inkoopvoorwaarden hanteren en de door de VNG opgestelde modelcontracten niet altijd worden gebruikt. Dit knelpunt is inmiddels onder aandacht van de VNG gebracht.
Bureaus
jeugdzorg
(BJZ)
In alle 42 regio's zijn conform afspraken tussen Rijk, VNG en IPO eind maart 2014 afspraken gemaakt tussen gemeenten en de BJZ's over het budget en de prestaties. Deze afspraken worden nu in overleg met de BJZ's verder uitgewerkt. Hoewel de bureaus op dit moment nog geen zekerheid hebben over de inhoud van de contracten verloopt het overleg in veel gevallen constructief. De meeste BJZs erop vóór 1 november 2014 te beschikken over contracten, op basis vertrouwen kunnen en jeugdreclassering waarvan zij de kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren.
2. Interventies a)
decentralisaties (OTD). door het Ondersteuningsteam Extra ondersteuning We stellen de komende weken extra ondersteuning beschikbaar aan de regio's en door het OTD. Rijk en VNG zullen actief het landelijk transitie arrangement 3
V
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 8
1. Inkomende documenten - 4857
de bovenregionale afspraken ondersteunen en waar nodig extra capaciteit beschikbaar stellen zodat ook bij bovenregionale aanbieders en landelijke aanbieders voorkomen wordt dat kinderen tussen wal en schip vallen.
Kenmerk 659676-125526-J
Door/ichting inkoopproces Begin september zullen we de regio's waar nu nog onvoldoende zekerheid bestaat dat de contracten tijdig zijn vastgesteld doorlichten zodat zekerheid wordt geboden over de continuiteit van zorg, door het inkoopproces zodanig aan te passen dat de subsidies c.q. de contracten vóór 1 november 2014 zijn vastgesteld. Voor de doorlichting hebben we een pool van externe
deskundigen
beschikbaar.
Als de doorlichting van het inkoopproces daartoe aanleiding geeft, zullen wij bestuurlijk overleg voeren met de regio om afspraken te maken over noodzakelijke vervolgstappen. Dit kan dan worden aangemerkt als een stap op de escalatieladder naar een bestuurlijke aanwijzing. Over/eg met Gelderse Regio's onderzoek van het College Sanering Op basis van een onafhankelijk Zorginstellingen naar de toekomstbestendigheid van het BJZ Gelderland is schriftelijk gevraagd om een nadere toelichting. Op 9 september gemeenten 2014 vindt op verzoek van de wethouders bestuurlijk overleg plaats tussen het Rijk en de regio's in Gelderland. Wij verwachten dat de regio's de afspraken rond de financiering van BJZ Gelderland dan afronden. Overleg over bureaus jeugdzorg Ook ten aanzien van de positie van bureaus jeugdzorg in andere regio's heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden. In de meeste gevallen heeft dat inmiddels tot overeenstemming geleid tussen gemeenten en bureaus jeugdzorg over taken en budgetten.
Aanschrijving regio Kop van Noord Holland Zoals gemeld in het Algemeen Overleg van 25 juni is de regio Kop van Noord Holland schriftelijk verzocht om een stappenplan waaruit blijkt dat en hoe de gemeenten in de regio gezamenlijk zorg dragen voor de inkoop van jeugdhulp. De brief is verstuurd nadat de gemeente Den Helder de andere gemeenten te kennen had gegeven de samenwerking te willen beëindigen. Inmiddels hebben de gemeenten de regionale inkoop van jeugdhulp gezamenlijk in gang gezet. Rondgang langs de regio 's Eind september zullen wij zelf de regio's bezoeken om ons over de voortgang te laten informeren. Inzet bestuurlijk instrumentarium Als onvoldoende progressie wordt geboekt, noodzakelijke ondersteuning wordt geweigerd of (andere) keuzes worden gemaakt die tijdige en goede inkoop afspraken in de weg staan, staat ons het bestuurlijk instrumentarium van de Jeugdwet ter beschikking, waaronder de aanwijzingsbevoegdheid ex artikel 2.15, de verplichte regionale samenwerking op grond van een AMvB ex artikel 2.8 en nadere regels over de inkoop bij AMvB ex artikel 2.14, tweede lid. Vanaf 1 januari 2015 kan bovendien gebruik worden gemaakt van de indeplaatsstelling op grond van de Gemeentewet. Indien een gemeente bij de 4
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 8
,
A
l
l
1. Inkomende documenten - 4857
,
z
inkoop van jeugdhulp ernstig tekort schiet kunnen wij dan bijvoorbeeld plaats van en voor rekening van de gemeente jeugdhulp inkopen.
in Kenmerk 659676-125526-J
en aanbieders
3. Rol van de brancheorganisaties
en individuele aanbieders kunnen bijdragen aan het Ook de brancheorganisaties tijdig sluiten van contracten. Door offertes in te dienen die zo goed mogelijk aansluiten bij de inkoopkaders van gemeenten en in offertes het woonplaatsbeginsel goed toe te passen, kan worden voorkomen dat er te grote verschillen ontstaan tussen de offertes en het beschikbare budget. Wij zullen de die daarmee in de regio's zijn opgedaan met de branches delen, zodat ervaringen zij hun leden goed kunnen informeren. Daarnaast vindt maandelijks overleg plaats bijvoorbeeld rond om knelpunten te inventariseren met de brancheorganisaties en daarvoor gezamenlijk oplossingen uit te werken. de bevoorschotting -
-
4.
Interventie
door de Transitie
Autoriteit
Jeugd
(TAJ)
De TAJ intervenieert op verzoek van aanbieders als het inkoopproces tussen niet goed loopt. Aanbieders en gemeenten gemeenten en jeugdhulpaanbieders door de TAJ kan kunnen ook samen de TAJ benaderen. De ondersteuning betrekking hebben op het inkoopproces, maar ook wanneer als gevolg van (de uitkomst van de gesprekken de aanbieder meent de continuïteit waarschijnlijke) van zorg niet te kunnen garanderen of essentiële zorg in het gedrang dreigt te
komen. Een advies van de TAJ is noodzakelijk voor besluitvorming aanvraag voor een vergoeding bijzondere transitiekosten.
over een
de signalen van groepen van aanbieders of samenwerkende aanbieders die erop wijzen dat de continuïteit van zorg in bepaalde regio's mogelijk in gevaar komt. De TAJ benadert bepaalde sectoren actief om te voorkomen dat daar essentiële functies verdwijnen cq de continui`teit van zorg in het gedrang komt. Het is belangrijk dat aanbieders de TAJ tijdig inschakelen. Naar mate het inkoopproces vordert, wordt het immers ook voor de TAJ lastiger dit proces dan nog bij te sturen. De TAJ gebruikt
toe hebben de TAJ 29 verzoeken van aanbieders bereikt. Met al deze niveau gesprekken gevoerd. In het aanbieders zijn op ambtelijk/bestuurlijk benaderd om het beeld te verlengde daarvan zijn transitiemanagers/wethouders complementeren. De TAJ past altijd hoor en wederhoor toe bij aanbieders en
Tot nu
gemeenten.
5.
Financieel
vangnet
het Gelet op bovenstaande, noodzakelijke acties rekenen wij erop dat gemeenten inkoopproces tijdig tot een goed einde brengen. Als er ondanks gemaakte in problemen komen kunnen zij afspraken toch specifieke jeugdhulpaanbieders een beroep doen op de Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet die wij onlangs als vangnet hebben getroffen en waarvoor wij tot 2018 maximaal kan 62200 miljoen beschikbaar stellen. Financiële steun aan jeugdhulpaanbieders 5
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 8
1. Inkomende documenten - 4857
na advies van de TAJ onder voorwaarden worden verstrekt voor omzetgaranties en voorschotten zodat deze instellingen op tijd aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. 6. Tot slot
Via continue en intensiever monitoring en ondersteuning door het Transitiebureau Jeugd, waarin Rijk en VNG samenwerken, en de andere genoemde interventies in optimaal bij het deze brief ondersteunen wij gemeenten en jeugdhulpaanbieders afronden van hun inkoopafspraken om te voorkomen dat er in 2015 kinderen tussen wal en schip vallen.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris Welzijn en Sport,
drs. MJ. van Rijn
van Volksgezondheid,
de Staatssecretaris Justitie,
mr. F. Teeven MPM
Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 8
van Veilig heid en
Kenmerk 659676-125526-J
j
i
1. Inkomende documenten - 4857
Lid Gedeputeerde Staten R.A. Janssen Contact
070 441 70 86
[email protected]|
provincie
ZUID
HOLLAND
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070- 4416611 www.zuid-ho|land.nl
Aande commissie Bestuur en Middelen
Datum
9 september 2014 Ons kenmerk
DOS-2013-0003213 Uw kenmerk Bijlagen
4
Onderwerp
stand van zaken overgang jeugdzorg naar gemeenten Geachte leden van de Statencommissie Bestuur en Middelen,
De Staatssecretarissen van VWS en V&J hebben bij brief van 28 augustus 2014 (bijlage 1) de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang inkoopafspraken transitie jeugdstelsel. Het blijkt dat in elf regio's het inkoopproces
gezien de beschikbare tijd
onvoldoende zekerheid biedt dat de subsidies daadwerkelijk vóór 1 november 2014 vastgesteld c.q. de contracten voor die datum -
-
gesloten zijn. Het Rijk maakt de namen van de elf regio's niet bekend. Voor deze regids wordt de ondersteuning geïntensiveerd door het Rijk (zie bijlage 1, pagina 2 t/m 5). Ambtelijk is door VWS aangegeven dat deze `regio's het aanbod hebben gekregen voor een "spiegelsessie" met een expert op het gebied van de inkoop om het proces voorjeugd in kaart te brengen en te kijken
welke actie nodig is. Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik de drie Zuid-Hollandse transitieregids het aanbod
gedaan van ondersteuning bij het proces van financiering en inkoop (zie bijlage 2 t/m 4). Tijdens het Overhedenoverleg van 26 september 2014 zal dit onden/verp eveneens aan de orde komen.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1
2596 AW Den Haag
Tram 9 en de buslijnen
Hoogachtend,
90, 385 en 386 stoppen
provinciehuisß
dichtbij het
2
C
station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor
R.A. Janssen
9.
auto's is beperkt.
EE
Bijlagen: -
brief van de Staatssecretarissen van VWS en V&J d.d. 28 augustus 2014 aan de Tweede Kamer over de voortgang inkoopafspraken transitie jeugdstelsel
E
-
-
-
brief aan regio Holland Rijnland, t.a.v. mevrouw R. van Gelderen brief aan regio Midden Holland, t.a.v. de heer H.A. Muller brief aan regio Zuid-Holland Zuid, t.a.v. de heer M. van der Vlies Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 8
r
Dreigende Energieafsluitingen Holland Rijnland 2013 – 2014 Evaluatie en aanbevelingen voor aangepaste werkwijze Gemeenten in de regio Holland Rijnland werken aan het voorkomen van energie‐afsluitingen en daarmee aan het vroegsignaleren van multiproblematiek. Voor dit doel wordt sinds enkele jaren regionaal een werkwijze aanbevolen, die gemeenten naar keuze kunnen volgen. Deze werkwijze wordt jaarlijks geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Deze notitie bevat de evaluatie over de periode oktober 2013 t/m maart 2014 (“de winterperiode”) en de aanbevolen werkwijze voor de komende periode. Problematiek Schulden zijn vaak een signaal van problemen op meerdere leefgebieden. Problematische schulden leiden tot (sociale) uitsluiting. Dit komt o.a. doordat huishoudens afgesloten raken van noodzakelijke voorzieningen zoals huisvesting, water en energie. Voor een kleine groep geldt dat zij zelf geen hulp zoeken voor deze problemen. Binnen de keten van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg heeft signalering van dreigende energieafsluitingen dan ook een preventief karakter. Uitval en dreigende terugval van bijvoorbeeld huisuitzettingen worden zo hopelijk voorkomen.
Opzet Deze notitie bevat de volgende onderdelen: 1) 2) 3) 4) 5)
Samenvatting en advies Kern van de ministeriële regeling en het preventieve beleid Een schatting van de omvang van de problematiek Cijfers van de Gemeentelijke Schuldhulpverlening en de ervaringen met de werkwijze Cijfers van het Meldpunt Zorg en Overlast over meldingen waarbij energieafsluiting de primaire aanleiding was. 6) Voorstel voor een aangepaste werkwijze periode 2014‐2015 (zie bijlage)
Planning De notitie wordt geagendeerd in de volgende overleggen: ‐
11 sep ao participatie
‐ ‐
16 sep platform OGGZ 1 okt PHO Sociale Agenda
Versie 24‐9‐2014
Samenvatting en advies Overwegende
De enorme toename aan meldingen in relatie tot de beschikbare capaciteit bij de gemeentelijke schuldhulpverlening en Meldpunt Zorg en Overlast; Dat sommige energiemaatschappijen al (te) snel hun incassotraject als mislukt beschouwen en de gemeente inseinen; Dat een één‐oudergezin per maand €118,‐ kwijt is aan gas en elektriciteit (bron: NIBUD)1 Dat bij een deel van de gemelde huishoudens de zorgen terecht zijn; Dat van de meldingen die gemeenten doorzetten naar het Meldpunt Zorg en Overlast, een deel inderdaad zorgelijk is en dat in ruim 90% van de gevallen afsluiting wordt voorkomen.
Advies De keuze voor vroegsignalering en preventie op dit onderwerp betekent een behoorlijke inzet. Gemeenten maken zelf de afweging of ze hier op in willen zetten. Zij staan hierbij voor een dilemma: er zijn een flink aantal “vals positieve” meldingen (er is niets aan de hand of men lost het zelf op), anderzijds komen ook de echt kwetsbare huishoudens in deze meldingen naar boven. Wat betreft de inzet de inzet van het Meldpunt Zorg en Overlast moet de afweging tevens zijn of de inzet van relatief arbeidsintensieve bemoeizorg passend is, gezien de signalen die men heeft. Voor gemeenten die willen inzetten op de regionale werkwijze is het advies als volgt:
Focus op gezinnen (minderjarige kinderen) en alleenstaande ouderen (75+) Focus op dreigende afsluitingen boven een bepaald bedrag. Afkappunt groter of gelijk aan €236,‐ (dat zijn twee maanden energieverbruik voor een eenoudergezin). Investeer in het leggen van contact (telefonisch als dat kan, aangetekende brief); Besteedt aandacht aan de communicatie: de toonzetting van de brief is belangrijk. Stuur bijvoorbeeld nooit alleen een aanmeldingsformulier (zie bijlage voorbeeldbrief). Wekelijks verwerken: geef de huishoudens (gezinnen en alleenstaand 75+) waar de gemeente geen contact mee krijgt wekelijks door aan het Meldpunt, spaar ze niet op.
Aanbeveling voor besluitvorming
Het PHO Sociale Agenda onderschrijft het belang van deze werkwijze die gericht is op vroeg‐ signalering van multiproblematiek bij gezinnen, met het doel om erger te voorkomen; Portefeuillehouders zetten zich in om deze werkwijze zo mogelijk in de eigen organisatie te borgen; Jaarlijkse monitoring van deze cijfers in AOZW en AO Participatie.
1 Zie http://www.nibud.nl/kennis‐diensten/kredieten‐en‐woonlasten/woonlasten‐huurwoning.html 2
Kern landelijke regeling en gemeentelijk beleid De ministriële regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas (27 juni 2011) bepaalt de voorwaarden waaronder energieleveranciers kunnen overgaan tot het afsluiten consumenten. ‐
‐ ‐ ‐
Als de klant niet tijdig betaalt dan stuurt de leverancier tenminste 1x een herinnering. Hij wijst daarbij op de mogelijkheid van schuldhulpverlening en biedt aan de contactgegevens van klant door te geven (de klant moet schriftelijk toestemmen); Het energiebedrijf zoekt persoonlijk contact met de klant om de ernst van de zaak te bespreken en mondeling te wijzen op de mogelijkheden om tot een oplossing te komen; Als dit niet tot betaling leidt, geeft men de gegevens van de klant door aan een instelling voor schuldhulpverlening; daarnaast krijgt de netbeheerder een bericht van einde levering. De klant moet binnen 10 dagen betalen of een andere leverancier vinden anders volgt na 20 dagen afsluiting door de netbeheerder.2
Afsluiten tijdens wintermaanden3 Er geldt een afsluitverbod voor de winterperiode (1 oktober tot 1 april), mits de klant binnen een redelijke termijn bewijst dat hij hulp heeft bij schuldbemiddeling of een wsnp aanvraag heeft lopen. Het afsluitverbod geldt tot het moment dat op het verzoek negatief is beslist, of indien er een schuldsanering tot stand komt, gedurende de looptijd van deze regeling. Heraansluiting wintermaanden Afgesloten klanten worden in de periode van 1 oktober tot 1 april weer aangesloten als er bewijs is ‐ ‐
dat de klant heeft verzocht om schuldhulpverlening, totdat op dit verzoek negatief is beslist of totdat de schuldhulpverlening eindigt; dat de vordering betrokken wordt bij een lopend traject van schuldhulpverlening.
Voor de totstandkoming van een betalingsregeling geldt geen her‐aansluitverplichting. Het is dan aan partijen zelf om de voorwaarden van de betalingsregeling af te spreken. Kwetsbare consument Wanneer de klant een medische verklaring overlegt van een arts (niet de behandelend arts), die inhoudt dat afsluiting ernstige gezondheidsrisico's tot gevolg zal hebben, dan geldt een afsluitverbod c.q. her‐ aansluitverplichting. Deze uitzondering geldt het hele jaar. Analyse wettelijke regeling Uit bovenstaande mag blijken dat zorgmijders nog steeds een reëel risico lopen op afsluiting. Zowel tijdens de winterperiode als daarbuiten. Immers, huishoudens met complexe multiproblematiek komen vaak niet in aanmerking voor schuldhulp. Vanwege de onoplosbaarheid van de schulden en/of van hun (gedrags)problemen. De medische verklaring lijkt daarbij een uitweg, maar in de praktijk komt dit om twee redenen vaak niet van de grond. Ten eerste is de somatische problematiek vaak niet van dien aard dat een arts energielevering als noodzakelijk acht. Het criterium is strikt noodzakelijke medische zelfzorg. Dan moet het dus gaan om medicijnen die koel moeten blijven, elektrische apparatuur voor bijvoorbeeld thuisdialyse of verneveling van medicatie. Die specifieke situaties komen weinig voor. Ten tweede zijn aan het oordeel van een onafhankelijk arts (bijv. een SMA arts van de GGD) kosten verbonden die de klant niet kan of wil betalen (vanwege andere verplichtingen zoals huur). Het niet hebben van energie werkt daarentegen wel teloorgang en uitsluiting in de hand: niet goed kunnen schoonmaken en wassen, internet en telefonie, etc. 2 Netbeheerders in Holland Rijnland zijn Liander en Oasen. 3 Er gelden in de winterperiode uitzonderingen in geval van: eigen verzoek bv v verhuizing, prepaidmeter, fraude, onveilige situatie, leveringsovereenkomst bepaalde tijd die afloopt.
3
Gemeentelijk beleid Gemeenten in de regio Holland Rijnland wordt sinds een jaar of vier geadviseerd de meldingen van energieleveranciers actief op te pakken. De focus ligt op gezinnen met minderjarige kinderen. De werkwijze in het kort: schuldhulpverlening doet bij bericht van dreigende afsluiting een extra inspanning om in contact te komen met het gezin. Tevens checkt men of het gezin bekend is elders in de gemeente en bij het Meldpunt Zorg & Overlast. Het Meldpunt weet vaak of een gezin al eerder in beeld is geweest, wat de aard van de problematiek was en welke hulpverleners betrokken waren. Als de gemeente geen contact krijgt neemt het Meldpunt de zaak over en gaat zo nodig op huisbezoek en leidt toe naar zorg en hulpverlening.
Omvang problematiek Wat is de omvang van de het probleem? Regionaal gezien nam het aantal energie afsluitingen sinds 2008 fors toe en stabiliseert het enigszins in de laatste jaren. Kijken we naar de landelijke trend dan valt op dat de cijfers van Netbeheer Nederland en Liander (de grootste netbeheerder in onze regio), verschillende trends laten zien. Oasen, de andere netbeheerder in de regio, publiceert geen cijfers over het aantal afsluitingen. Tabel 1 Trend aantal energie‐afsluitingen4
2009 2010 2011 2012 2013
Liander5
Landelijk6
8.200 9.600 12.100 12.300 12.700
28.000 28.500 22.000 22.400 23.000 23.000 20.000 19.400 ‐‐‐
Bovenstaande cijfers gelden voor het hele werkgebied van Liander, dat groter is dan Holland Rijnland. Op gemeenteniveau zijn geen cijfers bekend. Inzicht in de omvang van de problematiek voor de regio moeten we daarom schatten. Als basis hiervoor gebruiken we de verhouding tussen het totaal aantal klanten van Liander ten opzichte van het aantal afsluitingen bij Liander. Daar zetten we tegenover het aantal “gebouwen” (woningen en niet‐woningen) en als we daar hetzelfde verhoudingsgetal op toepassen krijgen we een schatting voor de gemeenten waar Liander de netbeheerder is. Deze schatting is weergegeven in
4 Deze cijfers betreffen álle afsluitingen, dus ook die wegens fraude, leegstand of stadssanering. 5 Bron: jaarverslag Liander 2013. 6 Bron: netbeheer nederland, rapport kerncijfers energie 2013. 4
Tabel 2. Uiteraard valt op deze schatting het nodige af te dingen, maar er zijn op dit moment geen betere gegevens voorhanden.
5
Tabel 2 Schatting aantal energie‐afsluitingen in 2012 in Holland Rijnland7 Gemeenten
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Totaal
# woningen
# “gebouwen” 8
Schatting naar rato van aantal "gebouwen"
31.110 8.892 10.372 24.297 62.396 11.641 9.888 10.481 11.234 6.564 9.947 7.380 14.382 10.293 3.116 231.993
35.114 10.494 12.375 27.988 61.665 13.745 11.326 12.366 15.210 8.198 11.015 8.526 16.408 12.604 3.984 261.018
‐‐‐ 39 ‐‐‐ 103 228 ‐‐‐ 42 ‐‐‐ 56 30 41 31 61 47 ‐‐‐ 546
‐‐‐ = gemeente heeft (deels) een andere netbeheerder
7 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Jaarverslag Alliander 2012. Liander heeft 3.349.000 klanten. 8 Gebouwen zijn hier gedefinieerd als de som van het aantal woningen en niet‐woningen. 6
Gegevens gemeentelijke schuldhulpverlening Een andere bron die inzicht kan geven in de omvang van de problematiek zijn de gegevens van de gemeentelijke Schuldhulpverlening. Tabel 3 (onder) laat het aantal meldingen van dreigende afsluitingen zien die gemeenten ontvingen van energieleveranciers in de periode 1 oktober 2013 – 31 maart 2014. De cijfers komen van de afdelingen schuldhulpverlening zelf. Van Oegstgeest en Zoeterwoude zijn door omstandigheden geen gegevens beschikbaar. Tabel 3 Meldingen dreigende energie‐afsluitingen 2013‐2014 # meldingen
Minderjarige kinderen
Positieve reacties
202
109
166 142 130 435
51 70 ‐‐‐ ‐‐‐
1406
‐‐‐
Rijnstreek1)
533
Alphen a/d Rijn9
406
163
Kaag & Braassem
64
26
Nieuwkoop
63
ISD Bollenstreek Katwijk Voorschoten10 Leiden & Leiderdorp11 Totaal
Geen contact doorgezet naar MP
21
1 6 ‐‐‐ 12
72 165 ‐‐‐ ‐‐‐ ‐‐‐
‐‐‐
‐‐‐
‐‐‐
13
51 ‐‐‐ ‐‐‐ ‐‐‐
‐‐‐ = Gegevens niet bekend
Trend: toename van meldingen Het aantal meldingen dat gemeenten ontvangen neemt enorm toe. Bijvoorbeeld in Katwijk is het aantal in drie jaar tijd vervijfvoudigd. In Tabel 4 staan de gegevens van het aantal meldingen over 3 jaren. Om een beeld te geven van de trend zijn alleen gemeenten opgenomen waarvan gegevens beschikbaar zijn over twee jaar of meer. Tabel 4 Trend meldingen energie‐afsluitingen
Leiden en Leiderdorp Rijnstreek Katwijk Bollenstreek TOTAAL
2013-2014
2012-2013
2011-2012
430 533 142 166 1.271
184 181 42 69 476
95 57 28 ‐‐ 180
9 Fusiegemeente Alphen aan den Rijn, dus inclusief Rijnwoude en per 1‐1‐2014 Boskoop. 10 Uitvoeringsorganisatie Duivenvoorde (Voorschoten samen met Wassenaar en Leidschendam‐Voorburg) ontving 650 meldingen; naar rato van aantal inwoners komen naar schatting 130 meldingen uit Voorschoten. 11 Gegevens van de Stadsbank verdeelt over de gemeenten Leiden: 378 meldingen en Leiderdorp: 57 meldingen. 7
Ervaringen met de werkwijze bij gemeentelijke schuldhulpverlening Naar aanleiding van de toegenomen meldingen hebben is gesproken met verschillende betrokkenen bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Een aantal onderwerpen kwamen naar voren die speelden in meerdere gemeenten: 1. 2. 3. 4.
5.
6. 7. 8.
Het grote aantal meldingen leidt tot werkdruk bij gemeenten. Energiebedrijven melden vaak al na één maand achterstand. Dit maakt dat de gemeente een soort verlenging wordt van de incasso procedure van energieleveranciers. Mede daarom hanteert een aantal gemeenten inmiddels een afkappunt op basis van de hoogte van de schuld. 12 Door het snelle melden kruisen de oplossing en het probleem elkaar: achterstanden zijn al voldaan als de gemeente contact heeft met de klant of er is al een betalingsregelingen tot stand gekomen (die ook wordt nagekomen). Er komen meldingen binnen van achterstanden die het gevolg zijn van fouten van de energiemaatschappijen zelf. De klanten zijn dan erg ontstemd als ze door de gemeente benaderd worden. Gemeente ontvangt soms meldingen in de vorm van een cc van een mail aan de klant. Dat biedt niet altijd de informatie die nodig is. Klanten worden niet altijd volledig geïnformeerd. Een aantal leveranciers geven specifieke problemen: ‐ Energiedirect meldt klanten aan, maar als de gemeente aanvullende informatie vraagt werken zij niet mee i.v.m. privacybescherming van de gebruikers. ‐ DAS meldt regelmatig mensen aan die al betaald hebben; ‐ NUON meldt meermalen mensen aan waarbij tegelijkertijd al door hen het besluit tot contractbeëindiging naar de gebruiker is verzonden. Deze meldingen zijn zinloos en in strijd met de regeling en het convenant tussen hen en de NVVK. SHV hoort gelegenheid te hebben om de klant te benaderen en de mogelijkheid van schuldhulp te bespreken. Dat is nu feitelijk niet het geval.
12 Bijvoorbeeld Alphen aan den Rijn boven de €200,‐ , Leiden circa 2 maanden boven de €350,‐ Bollenstreek 8
Gegevens II: Meldpunt Zorg en Overlast De laatste bron van die inzicht geeft in dreigende energie afsluitingen en de daarmee verbonden problematiek zijn de cijfers van het Meldpunt Zorg en Overlast.
Aanmeldingen van dreigende energieafsluitingen Hieronder staan het aantal meldingen dat het Meldpunt ontving met als hoofdreden een dreigende energieafsluiting. Vergeleken met het jaar ervoor is het aantal meldingen sterk verhoogt.
Tabel 5 Meldingen van dreigende energieafsluiting per gemeente Winter 2013/2014 SHV Anders
Totaal
Winter 2012/2013 SHV Anders
Totaal
Gemeente
Alphen a/d Rijn Nieuwkoop Rijnwoude Leiden Oegstgeest Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen Totaal
32 4 1 3 4 4 7 1 13 13 8 14 104
3
35 4 1 4 4 5 7 2 13 14 8 15 112
1 1 1 1 1 8
19 1 1 1
2
1 1 26
5 4 1 10
24 1 1 5
2
2 1 36
NB1 van ontbrekende gemeenten in de tabellen is in deze periode geen melding ontvangen m.b.t. energieafsluiting. NB2 Meldingen kennen in de registratie een aanmeld‐ en afsluitfase, deze worden apart geregistreerd. Daarom verschillen de totalen in de tabellen. Toelichting Een deel van de toename is te verklaren omdat meer gemeenten “meedoen” met het doorgeven van gezinnen waar men geen contact mee krijgt. Dit is natuurlijk positief. Tegelijkertijd ervaren de medewerkers van het Meldpunt ook een toegenomen werkdruk. Met name als de meldingen “opgespaard” worden (in een keer worden tientallen huishoudens doorgegeven), is het niet mogelijk om de gebruikelijke zorgvuldigheid en snelheid te bieden. De werkwijze van het Meldpunt is arbeidsintensief (contact met cliënt, alle betrokkenen, netwerkonderzoek, huisbezoek). Dit is uiteraard gerechtvaardigd als het om zeer zorgelijke signalen gaat. Bij energiemeldingen gaat het echter om een administratief signaal (betalingsachterstand) gecombineerd met de afwezigheid van reactie op – doorgaans – brieven. Rechtvaardigt dit signaal deze inzet? Daarvoor moeten we kijken naar de afgeronde meldingen.
9
Resultaten: afgeronde meldingen van Dreigende Energieafsluitingen Bij de afgesloten meldingen is te zien welke problemen er spelen/speelden en wat de afloop is geweest. De kerntaak van het Meldpunt is analyse van de problemen in een huishouden op alle leefgebieden en vervolgens toeleiding naar de nodige en passende zorg. Pas als het traject geheel doorlopen is wordt de melding afgesloten (in de registratie). In dit deel staan de cijfers van afgesloten meldingen (dus niet van afgesloten huishoudens) met energieafsluiting als hoofdreden, over de volgende periodes: ‐ ‐
1‐10‐2013 t/m 20‐6‐2014 1‐10‐2012 t/m 16‐8‐2013
De periodes zijn opgerekt zodat de in de winter aangemelde energieafsluitingen (respectievelijk 112 en 36) zijn afgerond. Het totaal is dus hoger omdat er ook meldingen bijkomen die voor of na de winterperiode zijn gemeld. De cijfers hieronder zijn bedoeld om een indruk te geven van de afloop van energiemeldingen en dus niet direct te relateren aan de 112 of 36 meldingen uit het vorige deel. Afronding melding dreigende energieafsluitingen
winter 13/14
Energie afgesloten/geen contact Energieafsluiting voorkomen
7
5,9%
4
7,5%
109
91,6%
45
84,9%
3
2,5%
4
7,5%
119
100%
53
100%
Veroorzaker verhuisd Totaal
winter 12/13
Reden afsluiting melding
winter 13/14
winter 12/13
Cliënt toegeleid
23
18,7%
29
44,6%
Cliënt wil niet ‐ signaalfunctie belegd
38
30,9%
18
27,7%
Cliënt zelfredzaam / zorg niet nodig
62
50,4%
18
27,7%
Totaal
123
100,0%
65
100,0%
Wat opvalt:
‐ ‐ ‐
De meeste afsluitingen worden voorkomen; Het absolute aantal huishoudens dat zorg nodig heeft en wordt toegeleid is vrij stabiel; Het relatieve aantal huishoudens dat zelfredzaam is, is vrijwel verdubbeld.
NB Bij bovenstaande 119, respectievelijk 53 cliënten spelen 1 of meer problematieken, vandaar dat in de tabellen hieronder het totaal van problematiek, reden afsluiting en verwijzing meer dan 119 en 53 is.
10
Achterliggende problematiek
Anders* Geen, melding onterecht Financiële problemen* Psychiatrische problematiek Psychosociale problematiek Somatische problematiek Verslaving Verstandelijke beperking Vervuiling* Totaal
winter 13/14
1 13 16 4 87 1 1 123
0,8% 10,6% 13,0% 3,3% 70,7% 0,8% 0,8% 100%
winter 12/13
6 9,2% 33 50,8% 3 4,6% 17 26,2% 1 1,5% 1 1,5% 3 4,6% 1 1,5% 65 100%
* categorie kan niet meer worden gekozen vanaf 1-1-2014
Augustus 2014 Anouk van de Laar en Joeri Wiegel, GGD Hollands Midden Met dank aan de afdelingen Gemeentelijke Schuldhulpverlening voor het aanleveren van gegevens en inhoudelijke feedback.
11
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Informatienota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
portefeuillehouderoverleg Sociale agenda 1 oktober 2014 Leiderdorp 04
Onderwerp: Voortgang 3D
Kennisnemen van: De rapportages: - Tussenstand opdracht kwartiermaker Werkbedrijf Holland Rijnland - Samenvattingsnotitie Hart voor de Jeugd in de Praktijk - Voortgangsrapportage wmo - Voortgangsrapportage 3D bedrijfsvoering Inleiding: In 2014 zijn de afzonderlijke decentralisaties in de projectorganisatie 3D meer centraal komen te staan. Voor elke decentralisatie hebben de voorbereidingen een ander pad gevolgd. In de verschillende stand van zaken rapportages die momenteel voorliggen, wordt een beeld gegeven van de mate waarin de gemeenten adequaat zijn voorbereid op de aanstaande transitie. Kernboodschap: De voorbereidingen op de 3 decentralisaties liggen op schema, de gemeenten zullen op 1 januari in voldoende mate gereed zijn voor het oppakken van hun nieuwe verantwoordelijkheden. Tegelijkertijd is er nog het nodige te doen in 2015. Toelichting: In de bijgevoegde rapportages wordt inzicht gegeven in de stand van zaken per decentralisatie, alsmede in de stand van zaken op een aantal 3D-overstijgende onderwerpen. Conclusie die uit deze rapportages kan worden getrokken is dat de regiogemeenten op 1 januari 2015 voldoende voorbereid zullen zijn op de nieuwe taken. Tegelijk zijn er nog de nodige zaken die in 2015 opgepakt moeten worden. Dit zal echter in een zeer lichte projectorganisatie gestalte moeten krijgen, waarbij zoveel mogelijk vanuit de bestaande ao’s wordt gewerkt. Een voorstel hiervoor zal nader door het projectteam 3D worden uitgewerkt.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Arbeidsmarktregio Holland Rijnland Tussenstand opdracht kwartiermaker Werkbedrijf Holland Rijnland In februari 2014 heeft het DB van Holland Rijnland een akkoord gegeven om een kwartiermaker aan te trekken. De opdracht was om voor 1 januari 2015 het Werkbedrijf Holland Rijnland bestuurlijk en inhoudelijk vorm te geven. Probleemdefinitie op hoofdlijnen Het kabinet meent dat de onderkant van de arbeidsmarkt onvoldoende deel neemt op de arbeidsmarkt. Daarvoor heeft het kabinet de participatiewet ontwikkeld. De doelstelling van de Participatiewet is de arbeidsdeelname aan de onderkant van de arbeidsmarkt substantieel te laten stijgen. Het kabinet zet in op een inclusieve arbeidsmarkt, waarin plek is voor iedereen. Doelstelling voor Holland Rijnland Doel in de regio Holland Rijnland is, als afgeleide van de hoofddoelstelling van het kabinet, dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt ook voldoende deel kunnen nemen. Kaders voor opzet Werkbedrijf Kaders voor deze projectdoelstelling en –resulaten zijn de Participatiewet en genoemde besluiten van de Werkkamer en DB Holland Rijnland. Op grond daarvan worden de gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de participatiewet, is het gebied Holland Rijnland aangewezen als arbeidsmarktregio en heeft de gemeente Leiden als centrumgemeente een voortrekkersrol gekregen
Opdracht kwartiermaker voor project opzet Werkbedrijf Beoogde resultaten van dit project 1. Opzet van een Werkbedrijf voor uitvoering van de participatiewet en de aanbevelingen van de werkkamer als nieuwe sturing op de arbeidsmarkt samen met sociale partners en UWV. “Opzet werkbedrijf Holland Rijnland 1e fase” volgens een groeimodel. De 1e fase betreft: 2. Invulling van de bestuurlijke aansturing en verantwoordelijkheden, en 3. Opzet van een werkorganisatie met een begrensd takenpakket voor 1 januari 2015.
Uitwerking van opdracht Opstellen en vaststellen de volgende notities door bestuur van HR en deelnemende gemeenten: Bestuursvorm en organisatie Voorlopige werkorganisatie en takenpakket Financiering Werkbedrijf Organiseren van voldoende draagvlak bij betrokken partners; Onderzoek en besluit over inzet payroll of detacheringconstructie.
1
Ontwikkelingen Regionale werkbedrijf Holland Rijnland tot 1 september 2014 1. Bestuursvorm en organisatie. De eerste prioriteit is uitgegaan naar de verdere uitwerking van de bestuursvorm. De richting waarnaartoe wordt gewerkt is een lichte vorm van een bestuurlijke netwerkwerkorganisatie. Daarvoor wordt een eerste notitie voorbereid. In het bestuur zijn vanaf september 2014 de volgende partijen vertegenwoordigd. Gemeenten, UWV, werkgeversvertegenwoordiging en werknemersvertegenwoordiging. De samenstelling daarvan is als volgt. - Wethouders gemeenten sub regio’s (3) Centrumgemeente levert voorzitter - Vertegenwoordiger werkgevers VNO NCW, tevens vertegenwoordiger van de koepel Rijnstreek, wordt nog uitgebreid met de koepelvertegenwoordigers van de Leidse regio en de Duin en Bollenstreek - Vertegenwoordiger werknemers: voorlopig landelijke FNV - Regiomanager UWV Voorloper van het bestuur is het bestuurlijk overleg Werk als voorbereiding werkbedrijf en voorportaal voor portefeuillehouderoverleg Holland Rijnland Sociale Agenda. Vanaf augustus jl. is het een zelfstandig bestuurlijk overleg. Tot eind van het jaar zijn over 4 maanden 3 bijeenkomsten ingepland. Voor 2015 wordt een jaarplanning voorbereid waarbij de verwachting is dat er een structureel bestuurlijk overleg is dat 4 x per jaar bij elkaar komt.
2. Uitvoeringsorganisatie. Het zwaartepunt van de uitvoering komt in de sub regio’s te liggen, met dien verstande dat wordt gekeken waar breed regionaal afspraken kunnen worden gemaakt. Een voorbeeld daarvan is de regionale werkgeversdienstverlening waarvoor in oktober 2013 afspraken zijn gemaakt. Daarvoor wordt een tweede notitie voorbereid. Randvoorwaarden voor uitvoering in de regio is de afwikkeling van de hier onderstaande punten. Omdat de uitkomsten de verdere werkorganisatie van het Werkbedrijf bepalen 1. Een besluit in de Duin Bollenstreek over de opzet van het werkservicecentrum wordt genomen. Verwacht wordt dat contouren in november of december zichtbaar zijn. 2. Een besluit in de Rijnstreek is genomen waar re-integratie wordt gesitueerd en waar en hoe de werkgeversdienstverlening wordt opgepakt. 3. Positie werkgeversservicepunten. Zij worden geacht om met re-integratie één gezicht naar buiten te vormen. Uitvoering heeft ideeën over hoe dat in de regio kan worden opgelost door het gebruiken te maken van één portal. Hierbij is van belang dat deze ontwikkeling blijft passen in de op te zetten netwerkorganisatie en past binnen de aanwijzingen van de landelijke Programmaraad. UWV geeft daarin ook duidelijke technische en financiële randvoorwaarden voor portal aan. UWV zal mede een uitspraak doen hoe zij in deze ontwikkeling inhoudelijk betrokken wenst te zijn.
2.1 Regionale werkgeversdienstverlening 30 oktober 2013 zijn afspraken gemaakt door het Afstemmingsteam (nu MT-team) “Uitvoeringsplan Samenwerkingsafspraken voor het inrichten van een gezamenlijke werkgeversdienstverlening in Holland-Rijnland” Met daarin een aanzet over een vorm van samenwerking en structurering incl. aandachtspunten. De samenwerking van de werkgeversdienstverlening wordt opgenomen in het groeimodel van het Werkbedrijf Holland Rijnland rekening houdend met de erkenning van de verschillen
2
op de drie sub regionale niveaus binnen Holland-Rijnland. Concreet betekent dit dat we bestaande, lokale contacten met werkgevers vasthouden en rekening houden met het gegeven dat de werkgevers (-verenigingen) in de drie sub regio’s duidelijk van elkaar verschillen. Daarbij kan worden opgemerkt dat grotere projecten samen worden uitgevoerd om de mogelijkheden van de regio zoveel mogelijk te benutten. Voorbeelden zijn projecten maakindustrie, zorg en horeca. Hoewel wordt gestreefd om met één gezicht richting werkgevers op te treden en werkgevers zoveel als mogelijk te “ontzorgen” is een punt van aandacht dat er bij de gemeentelijke werkgeversservicepunten is sprake van een verschillende insteek van het bedienen van werkgevers. Bijvoorbeeld in de Rijnstreek wordt overwogen om het werkgeversservicepunt aan de afdeling economie te hangen. Dat is een prima uitgangspunt m.b.t. de visie op werkgever; echter regelgeving m.b.t. de uitvoering Participatiewet kan mogelijk wringen. Afgesproken is om die spanning in beeld te brengen. Om expertise in de regio zo veel mogelijk te benutten is aan de coördinatoren van werkgeversservicepunten in augustus 2014 verzocht om materiaal aan te leveren hoe die expertise kan worden ingebracht voor de verdere uitwerking van één gezicht naar de werkgevers. Initiatief voor een gezamenlijke portal is genomen, maar is nog in de ontwerpfase. Voorstel daarvoor zal nog langs het MT Werkgeversdienstverlening moeten gaan om het binnen kaders te plaatsen en mede toestemming van uitvoerende partijen te krijgen. Op dit moment kan de conclusie worden getrokken dat het UWV Werkbedrijf een centraal aangestuurd werkgeversservicepunt in de regio heeft met een bredere werkgeversdienstverlening en dat in de regio verder 3 gemeentelijke werkgeversservicepunten zijn ingericht, die op een smallere leest opereren. In de sub regio’s zijn nog discussies hoe werkgeversservicepunten verder in te richten of waar aan te hangen. Duidelijkheid daarover is vermoedelijk in december 2014. 2.2. Arbeidsmarktanalyse In de regio is voor 2014 een gezamenlijke arbeidsmarktanalyse en een arbeidsmarktplan. Voor 2015 is de vraag uitgezet bij UWV Werkbedrijf. Er zal net als in 2013 een werkgroep worden opgezet die het marktbewerkingsplan mede opstelt. 2.3. Aansluiting SW bedrijven De SW bedrijven zijn aangesloten bij de regionale samenwerking. Zij nemen deel in het MT Werkgeversdienstverlening. Dit MT komt om de 6 weken bijeen om op uitvoeringsniveau zaken te bespreken aan de hand van een voorbereide agenda. 2.4. Harmonisatie van alle instrumentarium Harmonisatie van alle instrumentarium in het kader van de Participatiewet wordt voorbereid door het ambtenarenoverleg in de regio. Zoals u bekend is een notitie loonkostensubsidie vastgesteld die in de regio vertaald is in verordeningen. Er is al een keuze gemaakt voor één regionaal loonwaardesysteem om werkgevers een eenduidige methodiek van loonwaarde bepaling aan te bieden voor alle doelgroepen met een arbeidsbeperking. Daarvoor is gekozen voor de methodiek van het UWV met de afspraak na te gaan of deze methodiek ook door andere partijen gehanteerd kan worden. De Werkkamer heeft een traject uitgezet om medewerkers loonwaardebepaling te certificeren. Dit geldt ook voor de medewerkers van het UWV die dit werk al jaren doen. Certificering zal mogelijk in december plaatsvinden. Dat betekent voor niet UWV personeel dat zij eerst een traject in moeten gaan voor zij gecertificeerd kunnen worden. Recent is een werkgroep samenwerking UWV-gemeenten opgezet waar alle onderwerpen die van belang zijn aan de orde komen en worden uitgewerkt. Een van de zaken waarop door het UWV wordt gewacht is de opzet van het doelgroepenregister. In dit register zijn de
3
personen opgenomen, die in aanmerking komen voor de garantiebanen uit het Sociaal Akkoord. Aanwijzingen vanuit het overheid/ landelijk bedrijf UWV moet nog komen. Dat doelgroepenregister is van groot belang voor het plaatsen van mensen met een beperking in een arbeidsmarktsituatie. Dat opnemen in een doelgroepenregister bij het UWV is een verplichting. Vanuit het ambtenarenoverleg is voorwerk gedaan voor het afsluiten van een No-Risk polis op Holland Rijnland-niveau en voor de regiogemeenten een contract af te sluiten (elke gemeente wel zelfstandig) met korting (hogere kwantumkorting) bij Centraal Beheer ten behoeve van de WWB/participatie doelgroep. Een regionale aanpak van ICT (stekker 4) is nog in beweging. Nog niet alle deelnemers hebben de aansluiting geregeld met het UWV-systeem (via stekker 4). Dat is noodzakelijk om een eenduidige registratie te krijgen en goed samen te kunnen werken.
3. Garantiebanen In Holland Rijnland zijn tot 1 januari 2017 400 banen in de private sector en 220 banen in de overheidssector gepland in de reeks die gemeenten in Holland Rijnland als opdracht krijgen van het rijk. Het rijk zal de plaatsingen monitoren. Als de doelstellingen niet gehaald worden zal SZW de quotumwet verder in uitvoering nemen. Een en ander in overleg met de sociale partners. Ondertussen is door het ministerie een rekenformule voorgelegd. Kortheidshalve wordt de rekenmethode dat 25 uur een garantiebaan inhoudt. Bij minder uren gaat de realisatie naar beneden en bij meer uren naar boven. In het ambtenarenoverleg is aan de kwartiermaker gevraagd om inzicht te geven wat het voor overheidsorganen betekent om dat te realiseren. Afgesproken is een werkgroep te starten die zich specifiek met de overheidsbanen bezighoudt (220). Er wordt een inventarisatie gemaakt waarbij gegevens van het bedrijvenregister nodig zijn om het aantal overheidsorganen en de daarbij behorende aantal fte in de regio te kunnen bepalen. Bij die inventarisatie worden tevens de door de HRMafdeling berekende kosten van de gemeente Alphen aan den Rijn betrokken; zo mogelijk de doorrekening van de gemeente Leiden, alsmede het rapport van Robert van Capel SWbedrijven om te bezien hoe garantiebanen kunnen worden weggezet bij de overheden. Ook zullen de voor dit onderwerp noodzakelijke O&O-fondsen worden betrokken. Gemeenten hebben een voorbeeldfunctie. Op grond hiervan is een vraag uitgezet naar de Programmaraad van de Stichting van de Arbeid en de VNG om afspraken na te gaan die op landelijk niveau gemaakt zijn met de Kamer van Koophandel over het kunnen gebruiken van hun bedrijvenregister, hoe up to date is dat en in welke mate is er sprake van vervuiling van dat register. Op dit moment kan de Programmaraad nog geen antwoorden geven. Tot vorig jaar waren gegevens opvraagbaar bij de Regionale Kamers van Koophandel en tot heden beperkt bij het RPA Rijn Gouwe door het gebruik van de regiometer van Tympaan. Dit inzicht is nodig om dat taakstelling is gebaseerd op bedrijven die meer dan 25 medewerkers in dienst hebben in de regio te kunnen inventariseren. Ook kan daar een rekenmodel op worden losgelaten.
.
4
4. Gaat het allemaal lukken voor 1 januari 2015? In Holland Rijnland is gekozen voor een groeimodel voor het Werkbedrijf. Voor 2015 staat er naar verwachting: 1. een kleinschalige bestuurlijke netwerkorganisatie staan met beschreven functies en rollen; 2. een voorlopige werkorganisatie met een begrensd takenpakket w.o. de opzet voor het realiseren van garantiebanen; 3. draagvlak bij betrokken organisaties, 4. onderzoek detacheringconstructie en 5. financiering
Datum opmaak: 13 september 2014 Arbeidsmarktregio: Holland Rijnland; Centrumgemeente Leiden Programmaraadmedewerker: Arjan Kampman Kwartiermaker Werkbedrijf: Alice Standhart
5
Samenvattingsnotitie Hart voor de Jeugd in de Praktijk voortgang uitwerking Regionaal Beleidsplan Transitie Jeugdzorg Holland Rijnland versie 23 september 2014
In Holland Rijnland werken voor de Transitie Jeugdzorg samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Zoeterwoude
Inhoudsopgave
1.
2. 3. 4.
5.
6. 7. 8.
Inleiding ............................................................................................................... 1 1.1 Het is bijna 1 januari 2015 ............................................................................ 1 1.2 Hoe staan we er voor? .................................................................................. 1 1.3 Doel en inhoud samenvattingsnotitie .............................................................. 1 1.4 Proces ......................................................................................................... 2 1.5 Regionale samenwerking ............................................................................... 2 Vraaganalyse......................................................................................................... 3 2.1 Huidige omvang van aantallen cliënten en kosten ............................................. 3 2.2 Zicht op de vraag naar ondersteuning in 2015 ................................................. 3 Wat willen we bereiken? ......................................................................................... 5 Positie van jeugdigen en ouders ............................................................................... 6 4.1 Zeggenschap bij de cliënt .............................................................................. 6 4.2 Medezeggenschap ........................................................................................ 7 4.3 Klachtenbehandeling ..................................................................................... 7 4.4 Vertrouwenspersoon ..................................................................................... 8 4.5 Identiteitsgevoeligheid .................................................................................. 8 Het regionale toekomstmodel nader verkend ............................................................. 9 5.1 Pedagogische civil society .............................................................................. 9 5.2 Pijler 2: Basisvoorzieningen ........................................................................... 9 5.3 Pijler 3: Jeugd- en gezinsteams...................................................................... 9 5.4 Pijler 4: specialistische jeugdhulp ................................................................. 11 5.5 Pijler 5: Hulp in het gedwongen kader........................................................... 11 5.6 Pijler 6: Verbinding met andere domeinen: 1Gezin1Plan(1Gezicht) ................... 14 5.7 Toegang tot jeugdhulp ................................................................................ 15 Relatie met (passend) onderwijs ............................................................................ 16 Gemeente als regisseur ........................................................................................ 17 7.1 Opdrachtgeverschap ................................................................................... 17 Kwaliteit ............................................................................................................. 18
Bijlage 1. Lijst met afkortingen .................................................................................... 19
1.
Inleiding
1.1
Het is bijna 1 januari 2015
De datum van 1 januari 2015 nadert met rasse schreden. De gemeenten in Holland Rijnland bereiden zich met alle kracht voor op de jeugdhulp die vanaf die datum tot hun taken behoort. In de eerste helft van 2014 is in alle gemeenten het beleidsplan Hart voor de Jeugd vastgesteld door de gemeenteraden. Daarnaast ligt nu de Notitie Jeugdhulp 2015 voor, die invulling geeft aan de contractering van jeugdhulp. Met de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten verandert er veel voor cliënten en voor aanbieders. We willen tijdig duidelijkheid geven aan cliënten en aanbieders over wat er in 2015 aan jeugdhulp beschikbaar zal zijn. Maar ook voor gemeenten zelf betekenen de drie decentralisaties veel op het gebied van integraal werken, opdrachtgeverschap en vraag- en resultaatgericht sturen. Hoe gaan we dat doen? 1.2
Hoe staan we er voor? Voornemen uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: Dit regionale beleidsplan vast te stellen en in 2014 een verordening en een aantal uitvoeringsplannen inclusief financiële paragrafen uit te werken.
1.3
Doel en inhoud samenvattingsnotitie
Het terrein van de jeugdhulp is breed en divers. Van pleegzorg tot jeugdreclassering en van passend onderwijs tot gesloten jeugdhulp. In het regionaal beleidsplan Hart voor de Jeugd staat het toekomstmodel en de diverse beleidsvoornemens per onderdeel centraal. Deze vervolgnotitie “Hart voor de Jeugd in de Praktijk” beschrijft de uitwerking van tal van die beleidsvoornemens. Wat waren we van plan en hoe gaan we dat doen? Deze notitie volgt zoveel mogelijk dezelfde indeling als Hart voor de Jeugd. Zaken en begrippen worden niet opnieuw uitgelegd, zodat kennis en lezing van “Hart voor de Jeugd” nodig is. Deze notitie is geschreven voor college en raadsleden en geeft een overzicht van de activiteiten, documenten en ontwikkelingen tot nu toe (september 2014). Op die manier kan een college of een raad bij besluitvorming op deelonderwerpen (bijvoorbeeld de verordening) deze in de brede context van de transitie plaatsen. Het is daarmee vooral een informerend en ondersteunend document. Het beleidsplan Hart voor de Jeugd, de Verordening Jeugdhulp en de Notitie Jeugdhulp, inclusief begroting worden door de gemeenteraden vastgesteld. Maar ook onderwerpen die niet direct door de Raad hoeven te worden vastgesteld, zijn van belang. Het gaat om een goed en stevig samenhangend jeugdhulp-stelsel in de regio. De betrokkenheid van alle onderdelen van gemeenten bij dit onderwerp is hiervoor van groot belang. Met de jeugdhulp komt er een complex domein naar de gemeenten, daar past een optimale betrokkenheid vanuit gemeenteraden, colleges en ambtelijke organisatie bij. Dit document kan die betrokkenheid hopelijk versterken. In diverse werkgroepen zijn deelonderwerpen uitgewerkt tot concrete uitvoeringsplannen. Het betreft hier gedetailleerde stukken die tezamen veel leeswerk vragen. Deze notitie probeert een samenvatting te geven van alle plannen die de afgelopen tijd zijn ontwikkeld. Het is geschreven voor colleges en gemeenteraden om het besluitvormingsproces dat veelal op losse onderdelen plaatsvindt (bijvoorbeeld alleen de verordening) te ondersteunen en in het brede perspectief te plaatsen van de gehele transitie. Via links wordt verwezen naar de diverse afzonderlijke uitvoeringsplannen en documenten. U vindt daar de gedetailleerde informatie.
1
1.4
Proces
De voorbereiding van de transitie van de jeugdzorg gebeurt in nauwe samenwerking tussen alle gemeenten en waar nodig aanbieders van jeugdhulp, onderwijs etc. Er waren en zijn tal van regionale werkgroepen actief. Sommige hebben hun opdracht afgerond, andere lopen nog door. De werkgroepen bestaan steeds uit medewerkers van diverse gemeenten. De werkgroepen hebben steeds nauw samengewerkt met het desbetreffende beleidsveld, zowel met cliënten als met aanbieders en andere partners als onderwijs of het zorgkantoor. Ook Servicepunt 71, dat het financieel technisch opdrachtgeverschap gaat uitvoeren heeft haar deskundigheid ingezet in diverse werkgroepen. Waar nodig is extern advies ingewonnen. -
-
-
1.5
De werkgroep programma jeugdhulp bereidt de contractering van aanbieders voor. De werkgroep kind en veiligheid werkt het beleid ten aanzien van het gedwongen kader (jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdhulp plus) en het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) uit. De werkgroep jeugd- en gezinsteams ontwikkelt de werkwijze en voorwaarden voor deze teams, onder andere via de zes proeftuinen. De werkgroep cliënt en kwaliteit richt zich, samen met jongeren, ouders en belangenbehartigers op de positie van cliënten, kwaliteitseisen en onderwerpen als klachtenregelingen en de wettelijke verplichte vertrouwenspersoon. Deze werkgroep brengt ook regelmatig het cliënt perspectief in bij de andere werkgroepen en ondersteunt deze om onderwerpen uit deze werkgroepen te bespreken met cliënten. De werkgroep passend onderwijs werkt, samen met de samenwerkingsverbanden in het onderwijs, aan het inrichten van de zorg in en om school en de voorbereiding van gezamenlijke zorgplannen. De werkgroep verordening jeugdhulp heeft de concept verordening ontwikkeld die nu in de inspraak ligt en werkt een aantal aanvullende beleidsregels uit. Een aantal zaken wordt samen met het Wmo traject uitgevoerd, bijvoorbeeld het onderwerp vervoer. Een gezamenlijke werkgroep heeft een advies geschreven voor het beleid ten aanzien van de inzet van het Persoonsgebonden Budget (PBG). Over dit advies moet nog besluitvorming plaatsvinden. Ook start binnenkort een speciale werkgroep 16+ in samenwerking met Wmo en jeugd. Het is van belang dat gemeenten een duidelijk privacy protocol hanteren. Ook dit wordt in een werkgroep voor de Wmo en jeugdhulp ontwikkeld in samenwerking met de hulpaanbieders, die immers ook aan privacy regels en wetgeving zijn gebonden. Samen met Holland Rijnland en het Servicepunt 71 wordt het regionaal inhoudelijk en technisch/beheersmatig opdrachtgeverschap uitgewerkt. Ook op het gebied van communicatie, financiën, gegevensoverdracht en informatievoorziening/ICT wordt in werkgroepen regionaal samengewerkt. Regionale samenwerking
Holland Rijnland omvat veertien gemeenten. De gemeente Voorschoten heeft besloten bij jeugdhulp samen te werken met de regio Haaglanden, dit onder andere door de nauwe samenwerking met Wassenaar en Leidschendam-Voorburg. Holland Rijnland, Haaglanden en Voorschoten hebben samengewerkt om de overgang voor cliënten uit Voorschoten zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Voorschoten zal wel participeren in het in Hollands Midden (Midden-Holland en Holland Rijnland) te vormen AMHK, dat onderdeel gaat uitmaken van de GGD.
2
2.
Vraaganalyse
Het Tympaan Instituut is het kennisinstituut in Zuid-Holland voor het sociale domein. Met de jaarlijkse regioverkenningen geeft Tympaan inzicht in de laatste gegevens over jeugd, participatie en leefomgeving. Vanuit de Regioverkenning 2014 Holland Rijnland signaleert Tympaan de volgende punten voor Holland Rijnland: - relatief weinig kwetsbare jeugdigen, maar wel toegenomen aantal; - afname gebruik pedagogische hulp. Inwoners 0-17 Holland Rijnland
2.1
2012
2013 113.765
2014 112.982
112.202
Huidige omvang van aantallen cliënten en kosten
Gemeenten krijgen door de drie transities in het sociale domein veel extra taken. Om zich daar goed op voor te kunnen bereiden, is inzicht nodig in het gebruik van voorzieningen en de daarmee samenhangende kosten. Ook de overlap tussen huishoudens die meer voorzieningen gebruiken is relevant. De transitiemonitor is een instrument dat deze beleidsinformatie in kaart brengt. Deze Transitiemonitor 2015 Holland Rijnland geeft in het kort een beeld van het gebruik van voorzieningen in het sociale domein in onze regio. In de transitiemonitor kunt u ook de gegevens van uw eigen gemeente of een andere regio bekijken.
2.2
Zicht op de vraag naar ondersteuning in 2015
De cijfers die vanuit het Rijk aan gemeenten over het zorggebruik worden verstrekt zijn vaak lastig te interpreteren of dateren van teveel jaren geleden. Daarom heeft in de regio een uitvraag van het zorggebruik in 2013 bij alle huidige aanbieders plaatsgevonden. Door deze uitvraag in 2014 is er goed zicht op het huidige zorgaanbod. Dat is belangrijk omdat er door gemeenten voor 2015 wettelijk verplichte zorgcontinuïteit moet worden geboden. Cliënten die in zorg zijn, hebben in 2015 recht op dezelfde zorg bij dezelfde aanbieder. Cliënten met een indicatie hebben recht op vergelijkbare zorg. Voor pleegzorg geldt geen beperking van een jaar, hier kan en moet langdurige zorgcontinuïteit geboden worden. Zorgcontinuïteit betreft ongeveer 50% van de zorg en het budget. De andere 50% betreft nieuwe cliënten. Dat percentage kan overigens per zorgsoort verschillen. Bij de hulp voor jeugd met een verstandelijke beperking gaat het veelal om langdurige meerjarige trajecten. Het percentage nieuwe cliënten per jaar is daarmee kleiner.
3
De Notitie Jeugdhulp 2015 geeft invulling aan de zorg die in 2015 wordt gecontracteerd en onder welke condities en kwaliteitseisen. We weten dus welke hulp er nu in het huidige systeem wordt geboden. Uiteraard zegt dat niet alles over de vraag zelf en over de te verwachten ontwikkeling van die vraag. Op termijn zal naar verwachting de hulp en de vraag veranderen. We zullen deze ontwikkeling de komende jaren nauwlettend volgen, zodat we de vraag en niet het aanbod sturend laten zijn. In Denemarken bleek na een stelselwijziging de eerste jaren de vraag alleen maar te groeien, omdat de vraag beter in beeld komt. Pas na zeven jaar daalde in Denemarken de vraag naar jeugdhulp. We houden er rekening mee dat dat ook hier het geval kan zijn. 2.3 Innovatie en transformatie Een veel geuite zorg is of de verplichte zorgcontinuïteit de transformatie en innovatie van het huidige stelsel niet in de weg staat. Wij denken dat dat zeker niet het geval is. De regio heeft in haar beleidsplan en het regionale toekomstmodel stevig ingezet op transformatie, die direct al in 2015 start. Belangrijk daarbij zijn de lokale Jeugd- en Gezinsteams die een groot deel van de huidige ambulante zorg dichtbij en integraal zullen gaan uitvoeren. Naar verwachting zal dit zorgen voor een verschuiving en verandering van de vraag. In 2015 gaan we er van uit dat 20% van de hulp door de teams geboden wordt. Naar verwachting zal dit percentage in de loop der jaren stijgen naar ca. 40-50%. Het toekomstmodel geeft een grote rol aan de cliënt en stelt die centraal. Van een aanbod gestuurd systeem gaan we naar een vraaggericht systeem. Door de komst van de Jeugd- en Gezinsteams zal de vraag naar gespecialiseerde hulp afnemen. We willen residentiele hulp zoveel mogelijk voorkomen of verkorten door bijvoorbeeld de pleegzorg te versterken en door het afschalen van residentiele hulp makkelijker te maken. In het huidige systeem is het vaak moeilijk de zorg “af te schalen” of een vinger aan de pols te houden zolang als dat nodig is. In de specialistische zorg kan nog veel beter samengewerkt worden. De aanbieders hebben hiervoor een gezamenlijke agenda opgesteld. We geven ruimte voor zorg op maat en de professional. In onze rol als opdrachtgever vermijden we de vele perverse prikkels uit het huidige systeem en willen we bureaucratie zoveel als mogelijk voorkomen. Dat vraagt ook iets van gemeenten zelf. High penalty, high trust en low tolerance zijn daarbij sleutelwoorden. We werken als gemeenten nauw samen omdat dat efficiënt is en ons sterk maakt als opdrachtgever en financier. Het scheelt de aanbieders veel tijd: niet met dertien gemeenten afspraken maken, maar met allemaal tegelijk. Er zijn nog veel meer voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat de transformatie van meet af aan wordt ingezet. Innoveren is niet aanbesteden of andere aanbieders. Het gaat niet om wie het doet. maar om wat je doet. Daar zetten we de komende jaren fors op in. De transformatie is dus al ingezet en wordt door de aanbieders goed opgepakt. Het zal nog jaren duren voor het toekomstmodel geheel is geïncorporeerd. Daarbij is een visionaire, stimulerende en faciliterende sturing vanuit de gemeenten nodig. Willen we de jeugdhulp veranderen dan moeten we dat met elkaar doen, ieder vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid.
4
3.
Wat willen we bereiken?
In dit hoofdstuk staat het regionale toekomstmodel centraal. Het toekomstmodel heeft als doelen de juiste zorg op het juiste moment en integrale zorg. Belangrijk nieuw onderdeel vormen de Jeugd- en Gezinsteams. In 2014 is in zes proeftuinen ervaring opgedaan in het werken met de integrale teams. De eerste resultaten zijn verwerkt in de Tussenevaluatie Proeftuinen Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland. Doel van deze tussenevaluatie is: vinger aan de pols, reflectie en inzicht geven over hoe het gaat met de ontwikkeling van de proeftuinen. Vanaf 1 januari 2015 zijn er in elke gemeente een of meer Jeugd- en Gezinsteams (JGT’s) beschikbaar. Daarvoor is 20% van het zorgbudget lokaal beschikbaar. Gemeenten hebben aangegeven hoeveel teams ze willen inzetten en welke deskundigheid in het team verenigd moet zijn, waarbij er een regionaal basismodel is, dat de minimale omvang en deskundigheid omvat. In de contractbesprekingen met aanbieders die professionals leveren voor de JGT’s is gevraagd om in oktober in beeld te hebben wie in welk JGT gaat werken. Ook worden er per gemeente alvast kennismakingsbijeenkomsten georganiseerd voor de teams, huidige CJG’s (Centrum voor Jeugd en Gezin) en gemeentelijke contactpersonen. Naast het lokale team bekostigen de gemeenten gezamenlijk de coaches (die zoveel mogelijk subregionaal voor meerdere teams werken) en 10 fte waarmee contactpersonen voor het voortgezet onderwijs worden geleverd. Zie voor de JGT’s ook hoofdstuk 5. Daarnaast zijn in het Regionaal Transitie Arrangement afspraken gemaakt over onder andere de totstandkoming van een integrale crisisdienst voor jeugd en volwassenen, samenwerking en op- en afschaling binnen de specialistische zorg. Hier wordt door de aanbieders in gezamenlijkheid aan gewerkt. In “Hart voor de Jeugd in de praktijk” vindt u veel meer voorbeelden van innovatie en transformatie binnen de diverse onderdelen van de jeugdhulp, bijvoorbeeld die binnen het gedwongen kader in hoofdstuk 5.5.
5
4.
Positie van jeugdigen en ouders Voornemens uit het beleidsplan Hart voor de Jeugd: De regie van de hulp zoveel als mogelijk bij de cliënt te leggen. Uit te werken op welke wijze het (gezins)plan als beschikking kan fungeren. Zorg te dragen voor een goede regionale klachtenregeling. Zorg te dragen voor een regionale onafhankelijke vertrouwenspersoon, mogelijk in aansluiting op landelijke afspraken. Diversiteit en respect voor ieders achtergrond te eisen van onze aanbieders en de cliënt zoveel als mogelijk medezeggenschap te geven over de persoon van de hulpverlener.
Jeugdigen en ouders zijn op verschillende manieren betrokken geweest in de fase van het opstellen van het beleidsplan jeugd. In vervolg hierop heeft een redelijk vaste groep van jongeren, cliënten en belangenbehartigers beschikbaar zich gesteld voor de werkgroep cliënt en kwaliteit. Hier wordt veel inspiratie uit geput, nieuwe inzichten opgedaan en kennis en ervaring uitgewisseld. De vragen en ervaringen die vanuit deze groep naar boven komen, zijn van onschatbare waarde voor het verder bouwen aan het toekomstmodel dat we in onze regio voor ogen hebben. Daarnaast worden met regelmaat bijeenkomsten georganiseerd rondom thema’s uit andere werkgroepen (Jeugd & gezinsteams, 16+, verordening, onderwijs-zorg, gedwongen kader). De verwachting is dat dit proces van cliëntenbetrokkenheid niet na 1 januari 2015 stopt. We werken met de werkgroep cliënt en kwaliteit verder aan de vraag hoe we cliëntenparticipatie ook in de toekomst op een structurele manier een plek in de beleidsontwikkeling en -evaluatie kunnen blijven geven. Het werkdocument Client en Kwaliteit (een document dat regelmatig wordt geactualiseerd) geeft een overzicht van de werkzaamheden en bevindingen tot augustus 2014. Het onderwerp kwaliteit hieruit is gebruikt als inbreng voor de inkoopstukken (zie ook hoofdstuk 8). 4.1
Zeggenschap bij de cliënt
In het beleidsplan staat dat we van medezeggenschap naar zeggenschap van de cliënt willen. Maar waar wil een cliënt zeggenschap over hebben? Eigen regie over het eigen hulpverleningsplan wordt door cliënten als zeer belangrijk ervaren. Het principe van eigen regie en eigenaar zijn van je eigen hulpverlenersplan, staan dan ook centraal in onze visie. Dit idee zal doorleefd moeten worden door alle betrokkenen, niet alleen degenen die werkzaam zijn in de jeugd- en gezinsteams. Dat vraagt continu aandacht, en opbouwend kritische reflectie van een ieder, ook bijvoorbeeld partners binnen gemeenten en onderwijs. Wij zullen dit aspect bespreken met alle aanbieders, betrekken in onze kwaliteitseisen en in de meting van cliënttevredenheid. Ook bij het werken met 1 gezin/1 plan1 moet dit steeds een belangrijk aspect zijn. Binnen de CJG’s en de nieuwe Jeugd- en Gezinsteams is door het werken met 1gezin/1 plan, de invloed en betrokkenheid van de cliënt (jongere en/of ouders) binnen het eigen hulpverleningsplan geregeld. De introductie van het PlusPlan in de JGT’s kan ondersteunend werken aan het concretiseren van dit uitgangspunt. Plusplan is het voorlopige systeem waarmee de Jeugd- en Gezinsteams (samen)werken op cliëntniveau. Daarbij geldt dat de cliënt eigenaar van het plan is en dat het systeem het hulpproces ondersteunt.
1
Vanuit de Sociale Wijkteams is er voorkeur voor de term ‘Samen één Plan’, omdat niet iedereen een gezin is.
6
In de verordening is opgenomen dat het gezinsplan niet de beschikking is, maar wel de basis is voor het verwijzen naar specialistische hulp. Dit omdat een gezinsplan van de cliënt zelf is en allerlei afspraken inhoudt, ook op andere leefgebieden. 4.2
Medezeggenschap
Alle gemeenten in de regio onderschrijven met klem nut en noodzaak van nauwe betrokkenheid van gemeenten en cliënten. De manier waarop Holland Rijnland stelselmatig samen met jongeren en ouders invulling geeft aan de uitwerking van het beleid is niet onopgemerkt gebleven. Het wordt door Movisie en de VNG gezien als goed voorbeeld, en zal ter inspiratie van andere gemeenten worden beschreven. De Jeugdwet verplicht aanbieders medezeggenschap te organiseren in de vorm van een cliëntenraad. Daarmee is het een belangrijke kwaliteitseis voor aanbieders. Wij zien het ook als een belangrijke taak voor gemeenten om cliënten duurzaam te betrekken bij het beleid en de praktijk. Er is een regionale klankbordgroep van cliënten ontstaan die we duurzaam willen kunnen raadplegen over ons beleid en de dagelijkse praktijk, zowel regionaal als lokaal. De cliënten en ouders uit de werkgroep cliënt en kwaliteit hebben geadviseerd om geen aparte regionale cliëntenraad op te tuigen, maar de bestaande cliënten- en jongerenraden bij de instellingen in tact te laten. Wel is geadviseerd om, voor een gedegen overdracht vanuit cliëntperspectief naar gemeenten in Holland Rijnland, tweejaarlijks een regionale vergadering te organiseren, waarin vertegenwoordigers vanuit de verschillende cliënten- en jongerenraden, leden uit de JGT’s en gemeenteambtenaren bij elkaar komen om kennis en informatie uit te wisselen over de stand van zaken en kwaliteit van de geboden hulp. Omdat de cliënten die met de JGT’s te maken krijgen, niet vertegenwoordigd zijn in een cliëntenraad, is hiervoor door de werkgroep cliënt en kwaliteit geadviseerd om lokaal 2x per jaar (frequentie in het begin hoger dan als het eenmaal loopt) een bijeenkomst te organiseren waarbij de ervaringen van inwoners centraal staan. In de Monitor Jeugd & Gezinsteams komt dit terug en wordt dit gezien als kans om te leren en te verbeteren. Het inzetten van ervaringsdeskundigheid is een onderwerp dat door jongeren zelf is aangedragen en dat de komende periode verder zal worden uitgewerkt. Daarnaast wordt lokaal nagedacht over de rol van de huidige Wmo adviesraden naar meer integrale 3D brede inspraak. Uiteraard is de jeugdhulp daar een onderdeel van. Dit kan per gemeente of subregio gaan verschillen. Tot slot is het belangrijk te noemen dat het gezinsplan dat wordt opgesteld door en samen met de cliënt de basis is voor een verwijzing, wanneer meer specialistische hulp nodig is. U vindt dit terug in de concept Verordening Jeugdhulp 2015. 4.3
Klachtenbehandeling
Volgens de Jeugdwet zijn de jeugdhulpaanbieders verantwoordelijk voor het effectief en laagdrempelig bemiddelen bij en afhandelen van klachten van cliënten. Dat geldt voor grote instellingen maar ook voor zelfstandige praktijken. Dit geldt nu ook al binnen de verschillende wetten en het is dan ook niet vreemd dat uit een inventarisatie bij de grote aanbieders blijkt dat zij al een klachtenregeling hebben. Een steekproef bij kleinere aanbieders laat zien dat ook zij aan de huidige én toekomstige regels met betrekking tot de klachtbehandeling voldoen. Op dit moment wordt geen regionale klachtenregeling en klachtencommissie opgezet. Op termijn wordt hier opnieuw naar gekeken. Cliënten geven overigens aan dat zij het belangrijker vinden om je zo veilig te voelen dat je met je hulpverlener in gesprek gaat over waar je minder tevreden over bent: “Het is veel belangrijker om je zo veilig te voelen dat je je hulpverlener durft te vertellen dat je niet zo tevreden over hem bent, dan hoe precies de klachtenregeling of de vertrouwenspersoon geregeld is.” Ook aanbieders geven aan het belangrijk te vinden er voor te zorgen dat er een open cultuur is waarbij cliënten eerst klachten bespreken met de hulpverlener of anderen binnen de organisatie.
7
Ook voor de klachtenbehandeling bij de Jeugd- en Gezinsteams leggen we de verantwoordelijkheid bij de aanbieder, c.q. gezamenlijke werkgevers van jeugd- en gezinsteamleden. Dit is conform de verantwoordelijkheidsverdeling in de wet. De gemeenten zien er op toe dat dit is geregeld voor 1 januari 2015. Ook gemeenten kunnen klachten ontvangen over bejegening door ambtenaren. Elke gemeente heeft nu al een klachtenprocedure. In het najaar wordt een advies opgesteld over of en hoe deze klachtenprocedure aangepast zou moeten worden als de gemeente de drie decentralisaties gaan uitvoeren. De werkgroep cliënt en kwaliteit heeft juridische werkgroep verzocht met een memo te komen over de eventuele noodzaak om de gemeentelijke klachtenregeling aan te passen en de scheidslijn aan te geven tussen klachten en bezwaar en beroep. 4.4
Vertrouwenspersoon
Volgens de Jeugdwet moeten ouders en jeugdigen een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Om de onafhankelijkheid van de uitvoerders van jeugdhulp te waarborgen wordt deze vertrouwenspersoon aangesteld door de gezamenlijke gemeenten. De Algemene Ledenvergadering van de VNG heeft op 18 juni een voorstel aangenomen waarbij de VNG 2 jaar optreedt als landelijke opdrachtgever voor de organisaties die het vertrouwenswerk nu uitvoeren. Vanaf 2015 moeten zij meer in samenhang werken. De doelgroep wordt uitgebreid: ook cliënten in de gehandicaptensector en bij vrijgevestigde therapeuten kunnen een beroep doen op de vertrouwenspersoon. De gemeenten in Holland Rijnland gaan met de uitvoerders in overleg. We gaan daarbij sturen op de zaken die ouders en jongeren tijdens regionale bijeenkomsten als prioriteiten voor de vertrouwenspersonen hebben benoemd: - De vertrouwenspersoon is toegankelijk en laagdrempelig te bereiken; - De vertrouwenspersoon heeft inlevingsvermogen en kan de klacht/probleem goed verwoorden naar verschillende personen en instanties; - De vertrouwenspersoon doet alles in overleg met de cliënt en niets buiten de cliënt om (transparantie); - De vertrouwenspersoon spreekt met de cliënt in een ruimte waar de cliënt zich op zijn gemak voelt2. Het voorstel kunt u vinden in de VNG notitie Organisatie van Uitvoeringskracht. 4.5
Identiteitsgevoeligheid
Wij vragen in onze kwaliteitseisen aan alle aanbieders diversiteit, levensovertuiging en culturele identiteit te respecteren. Cliënten hebben de mogelijkheid om hulp van een bepaalde aanbieder te vragen mits deze is gecontracteerd door de gemeenten. In de concept Verordening Jeugdhulp 2015 is vastgelegd dat het JGT hier in het gesprek met de cliënt aandacht aan besteedt en er zo nodig afspraken over maakt.
2
Dit zal niet altijd mogelijk zijn, bijvoorbeeld waar sprake is van een gedwongen opname.
8
5.
Het regionale toekomstmodel nader verkend
Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: In gezamenlijkheid te komen tot een dekkend netwerk van jeugden gezinsteams. Deze hebben een basisvorm, maar kunnen daarbinnen verschillen per gemeente. De werkzaamheden van de jeugd- en gezinsteams en die van de CJG’s hangen nauw samen. We maken een stappenplan waarin we aangeven hoe we tot inhoudelijke en organisatorische integratie komen. Onderzocht wordt op welke wijze en onder welke voorwaarden de jeugd- en gezinsteams zelf specialistische zorg in kunnen zetten. Afspraken maken met huisartsen over bekostiging en integraliteit op regionaal en lokaal niveau. Afspraken maken over plaats in toekomstmodel en bekostiging van kleine aanbieders van ggz-hulp, begeleiding en kortdurend verblijf.
5.1
Pedagogische civil society
Zoals aangegeven in het beleidsplan, is dit vooral een lokale verantwoordelijkheid die ook niet onder de Jeugdwet valt. Lokaal wordt vooral gewerkt aan een samenhangend beleid tussen de drie decentralisaties op cliënt- en wijkniveau. 5.2
Pijler 2: Basisvoorzieningen
Gemeenten hebben afgesproken voor 2015 het huidige pakket aan basisvoorzieningen zoveel als mogelijk te continueren. De Jeugd- en Gezinsteams hebben in de proeftuinen samengewerkt met basisvoorzieningen als onderwijs, huisartsen, Jeugdgezondheidszorg etc. Deze samenwerking zal de komende tijd steeds verder vorm krijgen. De basisvoorzieningen zijn ook belangrijk voor de kwaliteitsmeting: hoe oordelen zij over de JGT’s en de specialistische zorg? 5.3
Pijler 3: Jeugd- en gezinsteams
Proeftuinen In zes gemeenten hebben Jeugd- en Gezinsteams proef gedraaid. In de Tussenevaluatie Proeftuinen Jeugd- en Gezinsteams Holland Rijnland vindt u de eerste ervaringen. De eerste ervaringen zijn positief. De teams acteren snel en bieden integrale hulp. We zien ook dat de teams onderling verschillen, omdat de gemeente en het werkgebied verschilt. Dat is positief omdat de teams zich juist moeten voegen naar de lokale wensen en omstandigheden. Een aantal praktische en meer inhoudelijke zaken behoeft nog extra aandacht: Telefonische bereikbaarheid per team goed regelen. Een goed registratiesysteem en bijbehorende laptops etc. Er wordt gewerkt aan een verbetering van het (tijdelijke) registratiesysteem van de JGT’s. Maak de teams niet te groot (10-12 personen maximaal). Fysieke ruimte goed regelen (per gemeente). Hou niet star vast aan postcode gebieden, maar ga hier pragmatisch mee om. Geef ruimte aan doorontwikkeling. Er komt in de proeftuinen veel casuïstiek naar de teams. Pas op voor overbelasting/vollopen met casussen. Uiteraard is bovenstaand lijstje niet volledig. Het goed laten landen van het toekomstmodel en de JGT’s is een zaak die ieders permanente inzet vraagt. Van gemeenten vraagt het de eerste jaren vooral een faciliterende en stimulerende houding en monitoring.
9
Organisatievorm Een netwerkconstructie voor de teams is onvoldoende om daadwerkelijk integraal en zelfstandig als team te kunnen opereren. Ook zaken als aansprakelijkheid en klachten moeten goed geregeld zijn. Het is lastig als dit versnipperd is over diverse aanbieders. De aansturing van de teams is ook complex als er niet 1 aanspreekpunt is voor gemeenten. Daarom wordt momenteel onderzocht welke organisatievorm (entiteit) het beste past voor de teams. De aanbieders hebben het voornemen hiervoor een coöperatie op te richten. Vanuit de gemeenten is als voorwaarde gesteld dat die open moet staan voor andere en nieuwe aanbieders en dat gemeenten moeten kunnen sturen. Een uitgewerkt voorstel wordt in september verwacht. Uitrol naar teams in alle gemeenten Het werken met 25 teams van gemiddeld 10 personen vraagt veel van de huidige aanbieders en gemeenten. Daarom is geïnventariseerd hoeveel teams en met welke samenstelling gemeenten wensen. Daarbij wordt uitgegaan van een basis omvang van 2 fte maatschappelijk werk, 2fte GGZ, 2fte jeugdhulpverlening, 1fte MEE, 1fte LVB sector, 1,5 fte voor toegangsmedewerkers van het huidige Bureau Jeugdzorg. De medewerkers van MEE en maatschappelijk werk worden uit reguliere en Wmo middelen bekostigd, de overige uit de budgetten voor jeugdhulp. Aan alle organisaties die fte’s leveren voor de teams wordt gevraagd in oktober te bepalen wie er in welk team gaat werken en enkele dagdelen voor hen vrij te spelen zodat er in november en december al introductie- en trainingsbijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Voor een overzicht van de kosten van de JGT’s per gemeente (aantal, bezetting) verwijzen wij u naar de Notitie Jeugdhulp 2015. Relatie met (sociale)wijkteams Diverse gemeenten in de regio gaan bij de Wmo werken met (sociale) wijkteams. Omdat de sociale wijkteams qua opzet, taken en samenstelling per gemeente sterk kunnen verschillen is dit vooral een lokale aangelegenheid. We zien in de proeftuinen dat deze samenwerking van onderop goed plaats kan vinden. Alle JGT’s krijgen de nadrukkelijke opdracht mee zeer nauw samen te werken met sociale wijkteams in welke vorm dan ook. Indien er 0-100 teams geformeerd worden kan het JGT gezien worden als een specialistisch onderdeel van zo’n team, wel met haar eigen taken vanuit de Jeugdwet en het regionale toekomstmodel. Relatie met huisartsen Samenwerking is van groot belang, omdat ook de huisarts naar alle jeugdhulp mag verwijzen. De huisarts is voor velen een belangrijke vertrouwenspersoon en goed op de hoogte van medische en sociale omstandigheden, zodat ook vanuit dat oogpunt partijen elkaar veel te bieden hebben. Huisartsen kunnen het JGT raadplegen voor advies en basisdiagnostiek. We zien dat in toenemende mate gebeuren. In de verordening staat hoe een verwijzing van een huisarts tot een zorgtraject en bijbehorende financiering zal leiden. Tot slot hechten huisartsen veel belang aan een goede terugkoppeling, wat in het huidige systeem vaak onvoldoende gebeurt. Ook hier valt meerwaarde te behalen. Goede samenwerking tussen JGT en huisarts is essentieel en vindt op lokaal niveau plaats. Relatie met vrijgevestigde en kleine aanbieders van hulp In de proeftuinen zijn ook vrijgevestigde GGZ praktijken betrokken. Op die manier wordt ervaring opgedaan hoe het beste samengewerkt kan worden met deze groep aanbieders. Op verzoek van de samenwerkende gemeenten heeft een groot aantal vrijgevestigde praktijken zich verenigd, zodat er een goed aanspreekpunt is voor wederzijdse uitwisseling en samenwerking. Daarbij stellen gemeenten wel de wettelijke kwaliteitseisen aan deze aanbieders. Tot slot is het van belang te weten dat de huidige aanvullende zorg van de zorgverzekeringswet niet overgaat naar de Jeugdwet. Een substantieel deel van de zorg die deze aanbieders leveren zitten in dat huidige aanvullende pakket.
10
Integratie met het CJG De JGT’s en de CJG’s moeten integreren tot 1 voorziening. Dat levert nog wel wat praktische problemen op. Zo moet er wel ruimte zijn voor het JGT en moet er worden “ingeschikt” door met name de jeugdgezondheidszorg. Ook inhoudelijk moet er nog een en ander gebeuren. Wat is bijvoorbeeld de positie van de huidige CJG coördinatoren, hoe wordt het contact met het onderwijs ingevuld (1 contactpersoon vanuit het CJG voor een school), hoe regelen we integrale bereikbaarheid etc. Daarbij verschilt de situatie per gemeente en per CJG. Daarom zal iedere gemeente een implementatieplan maken voor hun CJG’s en JGT’s. Waar mogelijk wordt uiteraard op regionaal of subregionaal niveau naar oplossingen gezocht. 5.4
Pijler 4: specialistische jeugdhulp
De grootste verandering in het regionale toekomstmodel mogen de integrale gebiedsgerichte Jeugd- en Gezinsteams zijn, dat betekent echter niet dat er in de specialistische hulp niets of nauwelijks iets verandert. In de eerste plaats leidt de komst van de JGT’s ertoe dat een groot deel van het personeel van aanbieders in deze teams zal werken. Er blijft dan beduidend minder over aan mensen en taken in de huidige instellingen. Zij worden daarmee kleiner en daarom is nauwe samenwerking met andere aanbieders meer dan ooit geboden. Daarnaast zal op termijn het aandeel van de jeugdhulp dat door de JGT’s geboden wordt groter worden, wat wederom consequenties heeft voor de specialistische zorg. De grote aanbieders in de regio hebben in het regionaal transitiearrangement samen met gemeenten een beleidsrijke menukaart opgesteld. Die voorziet in: - Integrale crisisdienst voor jeugd en volwassenen. Er zijn diverse crisisdiensten actief, meestal per kolom: maatschappelijk werk, ggz, bureau jeugdzorg etc. Dat is inefficiënt en staat een integrale toegang en behandeling in de weg. Momenteel wordt door betrokken partijen gewerkt aan een voorstel om te komen tot 1 integrale toegang. - We zien dat er, nadat specialistische hulp wordt afgesloten, niet altijd een passend vervolgtraject is. Het zogenaamde afschalen van hulp is daarmee soms lastig. Hier liggen goede mogelijkheden tot innovatie. Door nauwe samenwerking kan tijdig worden afgeschaald. - Andersom zien we dat jongeren vaak veel niet geslaagde trajecten hebben afgelegd voor ze in de specialistische voorzieningen belanden. Door de deskundigheid van de specialistische hulp eerder in te zetten kan er sneller en effectiever worden gehandeld. Nauwe samenwerking en deelname aan de JGT’s vanuit deze aanbieders is daarbij van belang. - In het huidige systeem is het niet mogelijk om behandeling en begeleiding gelijktijdig in te zetten. Wij denken dat er meerwaarde te behalen valt door dit juist wel mogelijk te maken. Aanbieders zijn bezig hierbij tot goede afspraken en samenwerking te komen. Gemeenten zullen er op toezien dat meer samenwerking niet leidt tot dubbele kosten en daadwerkelijke kwaliteitswinst en efficiency zal opleveren. 5.5
Pijler 5: Hulp in het gedwongen kader
De werkgroep Veiligheid en Kind is een nauwe samenwerking van de regio’s Holland Rijnland en Midden-Holland. Dit omdat het hier bijvoorbeeld 1 Veiligheids- en GGD-regio betreft. Het AMHK wordt ondergebracht bij de gezamenlijke RDOG HM. Ook met de regio Haaglanden is samengewerkt waar het gaat om justitieel casusoverleg, de samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming. Bij de jeugdhulp plus is samengewerkt met Midden Holland, Haaglanden, Rijnmond en Zuid Holland Zuid. Daarbij is steeds vastgehouden aan ons regionale toekomstmodel en haar uitgangspunten. Alle afspraken met andere regio’s moesten daar goed op kunnen aansluiten. De werkgroep heeft haar aanbevelingen verwerkt in de Rapportage Werkgroep Veiligheid en Kind, met bijlagen.
11
5.5.1 Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: Het in te richten AMHK te positioneren bij de GGD. Nauwe samenwerking te garanderen tussen AMHK, jeugd- en gezinsteams en Raad voor de Kinderbescherming. Aansturing vanuit gemeenten te garanderen. De GGD/RDOG organisatie onder regie van de gemeenten aan te passen op deze uitbreiding. Met de GGD/RDOG en Bureau Jeugdzorg zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het AMHK. Wat dit voor Bureau Jeugdzorg betekent, leest u terug in de brief van de regio aan Bureau Jeugdzorg. Er zijn afspraken gemaakt met de JGT’s over het melden van zorgen bij het AMHK. We willen voorkomen dat de JGT’s het oude stempel van Bureau Jeugdzorg krijgen. Daarom zal het AMHK vaker ingeschakeld worden als er twijfels zijn over de veiligheid van kinderen en jongeren. Alle aanbieders van jeugdhulp moeten met de meldcode kindermishandeling werken. Het onderbrengen van het AMHK bij de GGD/RDOG heeft consequenties voor de GGD/RDOG als organisatie. Het AMHK moet vanaf 1 januari 2015 operationeel zijn. 5.5.2 Jeugdbescherming en –reclassering Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: De uitvoering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering te beleggen bij gekwalificeerde instellingen met het huidige Bureau Jeugdzorg als hoofdaannemer dat samenwerkingsafspraken maakt met andere uitvoerders zodat hulpverlening aan speciale doelgroepen wordt gewaarborgd. De uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering in Holland Rijnland sluit naadloos aan bij het regionale jeugdhulpmodel, jeugd- en gezinsteams en werken dus met 1Gezin1Plan. De overgang van vrijwillig naar gedwongen kader verloopt vloeiend, er ontstaan geen gescheiden zorgcircuits en er is een doorlopend zorgproces van preventie tot curatie en bescherming voor de cliënt. De jeugdbescherming (jb) en de jeugdreclassering (jr) moet worden uitgevoerd door een zogenaamde Gecertificeerde Instelling (GI). Het huidige Bureau Jeugdzorg zal zo’n gecertificeerde instelling worden. Gemeenten zijn door het Rijk verplicht gesteld afspraken te maken met de huidige Bureaus Jeugdzorg, waarbij minstens 80% van het huidige budget gegarandeerd moest worden. U vindt deze afspraken terug in de brief van de regio aan Bureau Jeugdzorg. In het huidige systeem werd de jeugdbescherming en de jeugdreclassering bekostigd naar het aantal maatregelen. Dat is naar ons idee een perverse prikkel omdat je een rechterlijke maatregel (uithuisplaatsing of onder toezicht stelling) juist wil voorkomen. Daarom zijn er budget afspraken gemaakt met Bureau Jeugdzorg, die ruimte geven om de deskundigheid vanuit de jb en de jr aan de voorkant in te kunnen zetten om een maatregel te voorkomen. Tot slot vragen wij Bureau Jeugdzorg waar mogelijk het verschil tussen jb en jr op te heffen en voor 1 allround medewerker te zorgen. Naast Bureau Jeugdzorg kan een maatregel ook worden uitgevoerd door de William Schrikker groep, daar waar een verstandelijke beperking een rol speelt of door de SGJ (Stichting Gereformeerd Jongerenwerk), voor identiteitsgebonden zorg of het Leger des Heils, voor multiproblem en zwervende gezinnen. Wij vragen de rechter te adviseren welke instelling de maatregel het beste kan uitvoeren. De verwachting is dat hierdoor de landelijke werkende instellingen vanaf 2015 meer maatregelen zullen gaan uitvoeren. Met alle GI’s zijn afspraken gemaakt over het hoofd- en onder aannemerschap per 1 januari 2016.
12
5.5.3 Jeugdhulpplus (gesloten jeugdhulp) Voornemen uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: Een traject in de jeugdzorg plus is gericht op perspectief en terugkeer naar de eigen omgeving en herstel van het dagelijks leven (onderwijs etc.). Met de jeugdhulp plus zijn namens 5 regio’s volume afspraken gemaakt. We gaan hierbij terug van 27,6 plaatsen voor de regio naar 20,9 plaatsen in 2018 en zetten in op verkorting van de opnameduur. Met de jeugdhulp zelf zijn inhoudelijke afspraken gemaakt. Die moeten ertoe leiden dat er nauw wordt samengewerkt met bijvoorbeeld de open residentiële voorzieningen en de GGZ (veel jongeren hebben gedragsproblemen of hebben traumatische ervaringen achter de rug). We zetten in op trajectplannen die aangeven hoe er in gezamenlijkheid voor gezorgd wordt dat duidelijk is waar een jongere na de jeugdhulp plus terecht komt, wat er in de thuissituatie verandert, hoe een jongere terug naar school of werk kan etc. De JGT’s spelen hierbij waar nodig en een belangrijke rol. 5.5.4 Relatie met de veiligheidsketen en crisisdienst Samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) Op grond van de Jeugdwet moeten gemeenten en de RvdK hun afspraken vastleggen in een samenwerkingsprotocol. De RvdK vindt het wenselijk dat in heel Zuid Holland wordt gewerkt met hetzelfde protocol. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Landelijk Model Samenwerkingsprotocol. Vanuit de regio is voorwaarde dat het protocol aansluit op het toekomstmodel. Als er gerede zorgen zijn over de veiligheid van kinderen kan de RvdK onderzoek doen. Zo’n besluit wordt genomen in het Casusoverleg Bescherming (COB). Hierbij zitten nu de RvdK en Bureau Jeugdzorg en zo nodig een expert uit de gesloten jeugdhulp aan tafel. Wij willen het huidige COB omvormen tot een COB plus, waarbij het COB wordt uitgebreid met de raadsmelder, de ouders en het kind (als deze ouder is dan 12 jaar), de gemeente en zo nodig al een voogd. De hulpverlener van het JGT (als verantwoordelijke voor de hulpverlening) krijgt een continue rol bij de bespreking binnen het COB plus. Daarmee komt er een nauwe link met de lokale jeugdhulp. Het COB plus wordt in Haaglanden “Jeugdbeschermingstafel” genoemd. De gemeente zorgt voor een onafhankelijk voorzitter en heeft de regie in dit overleg. Het AMHK, de GI het JGT en de leerplichtambtenaar kunnen een melding en verzoek tot onderzoek doen bij de RvdK. Zoveel als mogelijk wordt het VTO (Verzoek Tot Onderzoek) samen met ouders en het kind ingevuld. Crisisdienst De diverse partijen die een crisisdienst hebben (zoals Maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg en GGZ ) is gevraagd te komen tot 1 integrale crisisdienst voor jeugd en volwassenen. Achter de integrale crisisdienst is de deskundigheid van de diverse partijen gegarandeerd. Hiermee komt een eind aan de versnippering van de huidige crisisdiensten. Samenwerking met de politie Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: De jeugd- en gezinsteams krijgen nauwe verbinding met de politie. De consequenties voor het JPT en JPP worden nader uitgewerkt. Het Jeugd Preventie Team (JPT) in de gemeenten die daar mee werken wordt voortgezet. De werkwijze van het JPT willen we niet kwijt omdat het zorgt voor een goede signalering vanuit de politie en een snelle vervolgactie vanuit de jeugdhulp richting jongere en ouders etc. Wel heeft het JPT uiteraard een zeer nauwe samenwerking met het JGT. Beide werken vanuit
13
dezelfde uitgangspunten en waar nodig wordt geschakeld met het AMHK of de Raad voor de Kinderbescherming. Daarbij breiden we zo mogelijk de doelgroep voor het JPT uit naar 12 jaar – en eventueel 18+. Gemeenten die nog niet met een JPT werken overwegen dat wel, maar willen eerst de meerwaarde ten opzichte van het ook goed functionerende JPP (jongeren preventie plan) onderzoeken. De consequenties voor het JPT en JPP worden nader uitgewerkt bij het JGT. Relatie met Veiligheidshuis en casuïstiek overleg in de veiligheidsketen Voornemen uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: Veiligheidshuis, AMHK en jeugd- en gezinsteams werken nauw samen op casusniveau. Daarbij moet er sprake zijn van 1 continu proces voor de cliënt.
Het Veiligheidshuis heeft als ambitie een regionaal veiligheidshuis te zijn voor heel Hollands Midden. Momenteel zijn nog niet alle regiogemeenten aangesloten. Een andere ambitie is te groeien naar een Zorg- en Veiligheidshuis. Door de ontwikkelingen rondom de decentralisaties is deze ontwikkeling op de lange baan geschoven. De komende tijd zal bekeken worden hoe het Veiligheidshuis aansluit op de CJG’s en de JGT’s en op de nieuwe zorgaanbieders. De doorontwikkeling van de jeugdhulp in de regio zal in overleg en samenspraak met het Veiligheidshuis plaatsvinden. Relatie met de crisisdienst Voornemen uit beleidsplan: De diverse organisaties die nu een 24-uurs crisisdienst hebben, wordt gevraagd met een voorstel te komen tot een integrale 24-uurs crisisdienst. De mogelijke relatie van deze crisisdienst met plaatsingscoördinatie in zware residentiële voorzieningen te onderzoeken. Momenteel werken betrokken partijen een voorstel uit. Daarbij werken gemeenten samen als opdrachtgever vanuit Wmo en jeugdhulp. We willen naar 1 integrale crisisdienst voor alle leeftijden met daarachter de benodigde diverse deskundigheid. We kijken naar goede voorbeelden van elders, bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam, waar al ervaring is opgedaan met een integrale crisisdienst. 5.6
Pijler 6: Verbinding met andere domeinen: 1Gezin1Plan(1Gezicht)
Elders is al beschreven dat vooral lokaal wordt gekeken hoe het JGT het beste kan samenwerken met mogelijke sociale (wijk) teams of integrale toegang. Daarbij biedt het JGT dan alle benodigde deskundigheid op het gebied van jeugd. Problemen met volwassenen, schulden etc. zijn daarbij in de jeugdzorg niets nieuws, maar spelen altijd al een belangrijke rol bij problemen met kinderen, jongeren en gezinnen. Wel bieden de decentralisaties en de sturing door gemeenten natuurlijk veel mogelijkheden om hier veel doeltreffender op te treden. Dus ook voor de jeugdhulp heeft samenwerking met sociale wijkteam, gemeente, werk en inkomen etc. heel veel voordelen. De JGT’s zullen geen eilanden voor jeugd worden, maar zijn stevig verankerd in alle lokale structuren.
14
5.7
Toegang tot jeugdhulp Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: De toegang tot jeugdhulp te laten lopen via de jeugd- en gezinsteams, jeugdarts, huisartsen en medisch specialisten. Uit te werken aan welke voorwaarden het gezinsplan moet voldoen om als beschikking te kunnen dienen. Heldere afspraken te maken met artsen over financiering van hulp, triage en diagnostiek.
In de concept verordening Jeugdhulp is verwoord hoe gemeenten in de regio de toegang tot jeugdhulp willen vormgeven. De toegang loopt via de JGT’s en de arts/ medisch specialist. In geval van de huisarts verwijst deze naar bijvoorbeeld de ggz. De hulpaanbieder bepaalt bijvoorbeeld op basis van diagnostiek welke zorg er precies geleverd moet worden en doet dat binnen de afspraken die hierover met de gemeenten zijn gemaakt. Huisartsen worden zo spoedig geïnformeerd over de aanbieders waarmee gemeenten contracten hebben gesloten. Voor verdere informatie verwijzen we u graag naar de concept Verordening Jeugdhulp 2015.
15
6.
Relatie met (passend) onderwijs Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: De jeugd- en gezinswerkers zijn nauw verbonden met alle vormen van onderwijs. Ouders en/of jeugdige, het onderwijs en de jeugd- en gezinswerker stellen een gezamenlijk hulpplan op volgens de principes van 1kind 1 gezin 1 plan en houden elkaar op de hoogte over de voortgang van de hulp uit dit plan. Het plan omvat zowel de ondersteuning vanuit de school, jeugdhulp als andere ondersteuning vanuit het gemeentelijk domein. Rondom dyslexiezorg wordt duidelijk afgesproken wat onder de zorg van onderwijs en de zorg van gemeenten valt. De genoemde punten met het mbo bespreken en nader uit te werken. Op subregionaal niveau wordt de ontwikkelagenda verder uitgewerkt.
Er is nauwe samenwerking tussen de JGT’s en het onderwijs. In het primair onderwijs heeft elk team nauwe contacten met de scholen in het werkgebied. De eerste ervaringen zijn positief: er wordt snel geschakeld en hulp geboden. Wel staat hier nog de vraag hoe dit zich verhoudt tot de relatie die ook de Jeugdgezondheidszorg heeft met het onderwijs. Het lijkt niet raadzaam vanuit een CJG dubbele contactpersonen te hebben. Leerlingen in het voortgezet onderwijs (VO) zijn afkomstig uit diverse gemeenten. Regionale bekostiging van hulp binnen het VO is nodig, omdat anders de gemeente van vestiging de kosten betaalt. Daarom is afgesproken dat er 10 fte wordt toegevoegd aan de JGT’s. De teams die een VO vestiging hebben waar een zorgstructuur aanwezig is, worden hiervoor uitgebreid. Wanneer er meer zorg nodig is, legt deze contactpersoon contact met het JGT uit de woonplaats van de leerling. Met de samenwerkingsverbanden wordt bepaald op welke scholen/gebieden dat gebeurt en welke deskundigheid gewenst is (maatschappelijk werk, ggz of jeugdhulpverlening). Het gaat hier om ca. € 1.000.000 die naar rato van het aantal jeugdigen over de gemeenten wordt verdeeld. Daarbij worden eerst de reguliere middelen die in alle gemeenten gereserveerd zijn voor inzet van het maatschappelijk werk (na het wegvallen van de provinciale ras middelen) ingezet (€ 360.000). Het resterende bedrag komt dan uit het budget jeugdhulp. Verder wordt gekeken hoe een slimme combinatie kan worden gemaakt met de pluscoaches die bekostigd worden vanuit het onderwijs. Bij hulpvragen wordt er gewerkt met een gezamenlijk ondersteuningsplan/1 gezin 1 plan. Voor de inzet van ernstige enkelvoudige dyslexiezorg zijn afspraken gemaakt. Gemeenten hanteren daarbij dezelfde eisen als de zorgverzekeraar tot nu toe heeft gesteld. Belangrijk is daarbij de kwaliteit van diagnostiek. Het onderwijs is tevreden over de huidige inzet van dyslexiezorg. Aanbieders moeten aangesloten zijn bij een van de twee landelijke kwaliteitscentra. Met het MBO worden nadere afspraken gemaakt, o.a. via de werkgroep 16+ die na de zomervakantie van start gaat.
16
7.
Gemeente als regisseur
7.1
Opdrachtgeverschap
Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: Gemeenten in Holland Rijnland bundelen hun krachten om de benodigde cultuur- en organisatie veranderingen en optimale efficiency en effectiviteit te realiseren. Op termijn wordt onderzocht of het CJG en de daarin werkende jeugd- en gezinsteams in een nieuw te vormen organisatie moeten worden ondergebracht. Zowel de jeugdhulp in het gedwongen kader, als de specialistische regionale jeugdhulp, gezamenlijk op het niveau van Holland Rijnland te contracteren. Voor de jeugd en gezinsteams op regionaal niveau basisafspraken te maken met de aanbieders. Te onderzoeken of dat gecombineerd kan worden met de inkoop van die onderdelen van specialistische ondersteuning binnen de Wmo die op regionaal niveau wordt ingekocht. In februari 2014 een voorstel op te stellen waarin wordt uitgewerkt welke taken door het regionaal opdrachtgeverschap worden uitgevoerd en welke deskundigheden dit vraagt. Gemeenten bekostigen de inzet van jeugd- en gezinsteams We onderzoeken of de jeugd en gezinsteams beschikking kunnen krijgen over zorgbudgetten of zorgvolumes op basis van bijvoorbeeld populatiebekostiging. Er komt een regionaal voorstel over de wijze waarop gemeenten financieel samen willen werken op het gebied van solidariteit en risicospreiding. Er komt een regionaal voorstel voor de wijze van financiering via contracteren of subsidiëring, mede op basis van landelijke afspraken en wettelijke voorwaarden: hoe dit het beste kan worden ingebed, vormgegeven en bekostigd.
Er zijn afspraken gemaakt over regionaal opdrachtgeverschap jeugdhulp. Voor het opdrachtgeverschap wordt landelijk 3% aanbevolen voor ambtelijke inzet. De regio kiest ervoor dit percentage te halveren, omdat we veel regionaal samen doen wat heel veel werk scheelt. Daarnaast past het niet fors in te zetten op ambtelijke inzet wanneer er landelijk bezuinigd wordt op de zorg. 1% is beschikbaar voor het regionale opdrachtgeverschap en 0,5 % voor lokaal opdrachtgeverschap. Van het resterende budget wordt in 2015 20% van het budget lokaal ingezet voor de JGT’s (op basis van raamcontracten met aanbieders en volgens regionale verantwoordingsafspraken) en 80% regionaal voor de meer specialistische hulp. Het technisch opdrachtgeverschap is belegd bij het Servicepunt 71 dat daarbij samenwerkt met de St. RIJK. Het inhoudelijk opdrachtgeverschap is belegd bij Holland Rijnland, niet als bureau maar als Gemeenschappelijke Regeling, waarbij vooral met detacheringen vanuit gemeenten zal worden gewerkt. De afspraken zijn voor 2015 en 2016 gemaakt. Omdat de kosten per jaar en per gemeente erg kunnen fluctueren (met name in het gedwongen kader, waar gemeenten leveringsplicht hebben en waar het vaak dure hulp betreft) zijn afspraken gemaakt om in 2015 met een verzekeringsmodel te werken. Daarbij draagt iedere gemeente volgens een bepaald % bij, ongeacht het gebruik van jeugdhulp in dat jaar. In de jaren erna zal naar verwachting worden gewerkt met een model dat meer recht doet aan de mate van de inzet van lokale preventie en beleid. De aanbieders van de JGT’s werken momenteel een voorstel uit om tot een coöperatie te komen voor de JGT’s (zie ook paragraaf 5.3). Omdat in het eerste jaar zorgcontinuïteit moet worden geboden, vindt er voor 2015 geen aanbesteding plaats. De werkgroep zorgprogramma heeft de inkoopvoorwaarden en contracteringsafspraken uitgewerkt in Algemene Inkoopvoorwaarden voor Diensten 2014 en 2015.
17
8.
Kwaliteit Voornemens uit beleidsplan Hart voor de Jeugd: In 2014 te komen een regionale set van kwaliteitseisen, bestaande uit een combinatie van landelijke en regionale kwaliteitseisen. Deze kwaliteitseisen te vertalen in een set effect- en prestatieindicatoren die gericht is op de inhoudelijke doelen van onze jeugdhulp. De kwaliteitseisen en de verantwoording daarvan mogen niet leiden tot onnodige bureaucratie. In 2014 een escalatiemodel uit te werken, inclusief afspraken rondom politieke verantwoording en de mate van betrokkenheid bij casuïstiek.
De Jeugdwet stelt vrij strenge eisen aan de uitvoering van jeugdhulp. Zowel op opleidingsniveau (minimaal hbo) als op het gebied klachtenregelingen, cliëntbetrokkenheid etc. Daarnaast stelt de regio in verschillende contracteringsvoorwaarden kwaliteitseisen, zie Inkoopstukken Jeugdhulp. We willen voorkomen dat we de bureaucratie uit het huidige jeugdzorg stelsel meenemen. Daarom is het belangrijk regionaal indicatoren te bepalen, die echt zeggen wat we willen weten (en deze te meten). Daarbij maken we voor een deel gebruik van de vragen die aanbieders landelijk moeten aanleveren, zie Dataset Beleidsinformatie Jeugd. Voor de JGT’s maken indicatoren deel uit van de Monitor Jeugd- en Gezinsteams. Uitvoerders van jeugdhulp in Holland Rijnland voldoen aan de kwaliteitseisen. Op basis van kwaliteit kiezen we onze uitvoerders. We streven continu naar verbetering van de geleverde jeugdhulp. Het is van belang om onszelf steeds de vraag te blijven stellen of datgene wat we bedenken, ook aansluit bij de wensen van cliënten: regie van de cliënt, informatie, bejegening en (mede)zeggenschap. Steeds moet dan ook getoetst worden of dat deze vier punten nog in beeld zijn bij de verschillende werkgroepen die de decentralisatie verder uitwerken en vormgeven. Opschaling en escalatie De jeugdzorg is een kwetsbaar terrein. Iedereen kent voorbeelden uit het land van casussen die een dramatisch einde kenden. Hoe gaan we daar als gemeenten straks mee om. En hoe voorkomen we dat we in de kramp schieten en onze weloverwogen keuzes loslaten en terugvallen in oude gewoontes van sturen op het uitsluiten van risico’s, die veelal leiden tot veel bureaucratie. Moeten gemeenten/colleges/raden betrokken zijn bij casuïstiek? Er is al langer een regionaal opschalingsmodel dat tot nu toe goed heeft gewerkt. Dit wordt voorlopig voortgezet en waar nodig aangepast. In het vierde kwartaal van 2014 worden regionale bijeenkomsten voor o.a. raadsleden belegd over hoe te handelen bij een incident en wordt een simulatiespel gespeeld met raadsleden, colleges en ambtenaren (in aparte sessies).
18
Bijlage 1. Lijst met afkortingen AMK AMHK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
AWBZ BJZ 3D
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg 3 Decentralisaties, te weten werk, Wmo, jeugd
DBC
Diagnose behandel combinatie
CIZ CJG
Centraal Indicatieorgaan Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin
HKZ GGZ jeugd GGD HGW IB ICT JCO JPP JPT LWOO MBO OOGO OPP OTS PO SBO RDOG HM SGJ SHG SWV TLV VB VNG VO VOG (V)SO Wmo
Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (ook jeugd-ggz, j-ggz) Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Handelingsgericht werken Intern begeleider Informatie- en communicatietechnologie Justitieel Casusoverleg Jeugdpreventieplan Jeugdpreventieteam Leerwegondersteunend onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs Op overeenstemming gericht overleg Ontwikkelingsperspectief Ondertoezichtstelling Primair onderwijs Speciaal Basisonderwijs Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden Stichting Gereformeerd Jeugdwerk Steunpunt Huiselijk geweld Samenwerkingsverband Toelaatbaarheidsverklaring Verstandelijke beperking Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voortgezet onderwijs Verklaring omtrent gedrag (Voortgezet) Speciaal Onderwijs Wet maatschappelijke ondersteuning
19
Stand van zaken uitbreiding Wmo
1. Inleiding De Wmo 2015 is vastgesteld, de budgetten voor de nieuwe taken zijn bekend en we krijgen steeds actuelere gegevens over inwoners die gebruik maken van de taken die naar de gemeente over komen. De randvoorwaarden om invulling te geven aan de nieuwe taken zijn daarmee aanwezig. Waar staan we nu in september 2014 als gemeenten met de voorbereiding op de nieuwe taken? Wat hebben we gedaan en wat moeten we nog doen? Met welke deadlines moeten we rekening houden? In deze notitie krijgt u een antwoord op deze vragen. Eerst wordt een stand van zaken van de uitvoering van de regionale bestuursopdracht geboden. Vervolgens vindt u een overzicht van alle zaken die de individuele gemeenten/subregio’s voor 1 januari 2015 moeten hebben geregeld, met daarbij een omschrijving van de stand van zaken binnen de regio Holland Rijnland.
Nog even kort: wat zijn de nieuwe taken? Met de nieuwe Wmo 2015 worden we als gemeente verantwoordelijk voor de volgende taken (boven de taken waarvoor we al verantwoordelijk zijn): 1. Maatwerkvoorzieningen ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie. Hieronder vallen de huidige taken individuele begeleiding, groepsbegeleiding en het daarbij behorend vervoer en kortdurend verblijf. 2. Algemene voorzieningen ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie. Hieronder valt o.a. de inloopfunctie ggz. 3. Maatwerkvoorzieningen gericht op beschermd wonen. 4. Cliëntondersteuning. 5. Jaarlijkse waardering van mantelzorgers. Dit is ter vervanging van het mantelzorgcompliment. 6. Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning chronisch zieken en gehandicapten. Dit is ter vervanging van de Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) en de CER (Compensatieregeling eigen risico). 7. 24-uurs beschikbaarheid van anonieme hulplijn.
22 september 2014
Pagina 1 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
2. Voortgang regionale bestuursopdracht Op 6 november 2013 heeft het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda (PHO SoAg) de regionale bestuursopdracht uitbreiding Wmo vastgesteld. Daarbij hebben de bestuurders aangegeven dat zij een meerwaarde zien in regionale samenwerking op de volgende gebieden: - bovenlokale specialistische Wmo-ondersteuning; - afspraken met zorgkantoor/zorgverzekeraar; - afspraken keten OGGZ & preventie. Het PHO SoAg heeft daarbij de regionale 3D organisatie de opdracht gegeven om deze drie onderdelen verder uit te werken. Hieronder wordt aangegeven wat de stand van zaken van de uitvoering van deze bestuursopdracht is.
Bovenlokale specialistische Wmo ondersteuning Opdracht was om te onderzoeken of gemeenten door de nieuwe Wmo verantwoordelijk worden voor voorzieningen, die zo duur of specialistisch zijn dat een regionale aanpak wenselijk is; zo ja, hoe deze voorzieningen regionaal gefinancierd en ingekocht kunnen worden. Vervolgvraag was ook welke afspraken regionaal over preventie gemaakt zouden moeten worden om instroom in de specialistische voorzieningen te beperken. Uitvoering opdracht Een regionale ambtelijke werkgroep heeft onderzocht of er inderdaad specialistische voorzieningen aangewezen kunnen worden, die regionaal ingekocht en gefinancierd zouden moeten worden. Deze werkgroep heeft geconstateerd dat alleen de ondersteuning voor doven, blinden, slechtzienden als specialistisch aangemerkt kan worden. Toen het advies geformuleerd werd hoe om te gaan met deze specialistische voorzieningen, formuleerde de VNG juist het advies om deze voorzieningen, waaronder ook de doventolk, landelijk (via de VNG) in te kopen. De gemeenten hebben tijdens een bijzondere algemene ledenvergadering van de VNG ingestemd met dit advies. Dit betekent dat de VNG namens gemeenten contracten afsluit met aanbieders van specialistische ondersteuning aan doven, blinden en slechtzienden voor de duur van twee jaar. Mocht de specialistische ondersteuning moeten worden ingezet voor een inwoner uit onze regio, dan kan een beroep worden gedaan op deze landelijke overeenkomsten. Gemeenten zijn wel verantwoordelijk voor het voldoen van de kosten. Status opdracht De opdracht, zoals geformuleerd in de opdracht, is afgerond. Gemeenten moeten afzonderlijk afspraken maken met aanbieders van deze ondersteuning, zoals de GGMD, over de inzet van hun ondersteuning en de facturering. Deze afspraken worden eind september/begin oktober regionaal voorbereid.
22 september 2014
Pagina 2 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Afspraken met zorgkantoor/zorgverzekeraar Opdracht was om als regio gezamenlijk het gesprek aan te gaan met de zorgverzekeraar over zaken waar gemeenten en zorgverzekeraar een wederzijdse afhankelijkheid hebben: inwoners, toegang en financiën. Doel van het gesprek moest zijn om te komen tot afspraken over de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraar en deze vast te leggen in een werkplan. Uitvoering opdracht Op 23 mei hebben Roos van Gelderen namens de gemeenten en Ton van Houten namens Zorg en Zekerheid een samenwerkingsverklaring ondertekend. Onderdeel van deze verklaring was een samenwerkingsagenda. In deze agenda staan de punten benoemd waarop beide partijen dit jaar nog afspraken maken om de transitie en transformatie van de langdurige zorg en jeugdzorg in goede banen te leiden. Doel van deze afspraken is drieledig. Ten eerste om de organisatie van de samenhangende zorg en ondersteuning voor inwoners en cliënten goed met elkaar af te stemmen. Ten tweede om de zorgverlening en ondersteuning zo efficiënt mogelijk te organiseren. En tot slot om mensen die langdurige zorg en ondersteuning nodig hebben, zo min mogelijk hinder te laten ondervinden van de overgang van de zorg naar de gemeenten. De samenwerkingsagenda bevat vijf thema’s waarop samenwerking tussen gemeenten en Zorg en Zekerheid gewenst is: ‐ Geïntegreerde zorg en ondersteuning in de wijk ‐ Preventie en gezondheidsbevordering ‐ Samenwerking binnen inkoop en sturing ‐ Extramuralisering / wonen, zorg en welzijn ‐ Jeugdhulp Status opdracht De opdracht, zoals benoemd in de bestuursopdracht is afgerond. Het proces om tot afspraken te komen is echter niet afgerond. Dit is ook een continu proces dat doorloopt in 2015. In de samenwerkingsverklaring is daarom geborgd dat structureel overleg plaatsvindt op uitvoerend (beleids)niveau en op bestuurlijk niveau.
22 september 2014
Pagina 3 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Afspraken keten OGGZ & preventie Vanaf 2015 worden gemeenten en de centrumgemeente samen verantwoordelijk voor de hele OGGZ-keten, waaronder preventie en herstel (ook nazorg) en de gespecialiseerde opvang. Opdracht was om de gevolgen van de nieuwe verantwoordelijkheden en financiering in beeld te brengen, voorstellen te formuleren om tot goede afspraken te komen in de OGGZ-keten en afspraken te maken over het niveau van preventie in het kader van solidariteit. Uitvoering opdracht Een regionale werkgroep heeft een samenwerkingsagenda OGGZ opgesteld. In deze agenda zijn voorstellen geformuleerd voor de nieuwe taken binnen de keten rond de OGGZ doelgroep die extra aandacht verdienen: ‐ OGGZ binnen het sociale domein ‐ Preventie/Herstel ‐ Inloopfunctie GGZ ‐ Begeleiding ‐ Beschermd wonen ‐ Samenwerking binnen de keten OGGZ Daarnaast zijn de volgende algemene uitgangspunten benoemd: a. het bevorderen van een integrale aanpak; b. inzetten op preventie / herstel; c. het bevorderen van eigen kracht en eigen regie van de doelgroep; d. lokale verantwoordelijkheid, een regionaal vangnet. Het PHO SoAg heeft op 14 mei 2014 ingestemd met de geformuleerde voorstellen en uitgangspunten. Status opdracht Met de OGGZ agenda is een deel van de opdracht uitgevoerd. Het PHO SoAg heeft op 14 mei ook besloten om de OGGZ agenda nader uit te laten werken. Deze uitwerking vindt nu op de diverse onderdelen plaats. De uitwerking heeft vertraging opgelopen vanwege onduidelijkheid vanuit het Rijk over de knip tussen gemeentelijke verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid van de centrumgemeente, vanwege onduidelijkheid over organisaties en cliënten en vanwege vertraging bij de evaluatie van het regionaal Kompas. De stand van zaken wordt hieronder kort weergegeven. Inloopfunctie GGZ Een deel van de middelen voor de inloopfunctie ggz is opgenomen in het budget voor de centrumgemeente en een deel in het budget van de individuele gemeenten. Onduidelijkheid over aantallen, locaties en financiering heeft ertoe geleid dat nog geen voorstel over de invulling van de inloopfunctie is gedaan. Inmiddels zijn sommige gemeenten al overgegaan tot het maken van afspraken over de inloopfunctie, en
22 september 2014
Pagina 4 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
sommige niet. De praktijk heeft ons daarmee ingehaald. Op het PHO SoAg van 31 oktober 2014 volgt nog een memo met een advies over invulling van de inloopfunctie dat in samenspraak met cliënten en organisaties is opgesteld. Begeleiding De middelen die specifiek voor begeleiding vanuit maatschappelijke opvang worden ingezet, worden overgedragen aan centrumgemeente Leiden. Voor de overige begeleiding ontvangen alle gemeenten een budget. Het is van belang om goede afspraken te maken over de financiering van begeleiding (wanneer is het een centrumgemeentetaak en wanneer een gemeentelijke taak) en over de continuïteit van begeleiding (zorgvuldige overdracht). Hiervoor wordt nu een voorstel geformuleerd dat op het PHO SoAg van 31 oktober aan de portefeuillehouders wordt voorgelegd. Beschermd wonen Centrumgemeente Leiden ontvangt de middelen voor de inkoop van beschermd wonen. In samenspraak met de overige gemeenten heeft Leiden ervoor gekozen om het beschermd wonen mee te nemen in de bestuurlijke aanbesteding. De gesprekken met aanbieders worden nu gevoerd. Naast deze “aanbestedingsgesprekken” vindt ook structureel overleg plaats met aanbieders beschermd wonen over de toegang, over mogelijkheden tot samenwerken en mogelijkheden van innoveren. Dit zijn zeer constructieve gesprekken. In het PHO SoAg van 31 oktober wordt een voorstel voorgelegd over de financiering van beschermd wonen. Gemeente Leiden ontvangt namelijk wel de middelen, maar alle gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor beschermd wonen. Daarnaast ontvangen alle individuele gemeenten pet 2017 middelen voor beschermd wonen. Dit vraagt om nu al gezamenlijk te kijken naar de financiering. Samenwerking / preventie Samenwerking en preventie zijn belangrijke onderwerpen binnen de OGGZ. De werkgroep werkt aan een nieuw OGGZ-convenant waarin afspraken over preventie en samenwerking zijn opgenomen. In oktober vindt een werksessie met aanbieders en andere betrokkenen plaats om dit convenant verder uit te werken.
22 september 2014
Pagina 5 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
3. Voortgang transitie Wmo 2015 In dit hoofdstuk laten we de voortgang zien van de totale voorbereidingen op de uitbreiding van de Wmo (dus ook de voorbereidingen buiten de regionale bestuursopdracht). Hierbij is gebruikt gemaakt van de focuslijst Wmo, een lijst die beschikbaar is gesteld door staatssecretaris Van Rijn. De focuslijst bevat de stappen die gemeenten minimaal moeten zetten om continuïteit van ondersteuning per 1 januari 2015 te kunnen realiseren. De lijst bevat vijf thema’s: - Inkoop - Beleid - Toegang - Organisatie - Communicatie
Inkoop Op 1 januari 2015 moeten gemeenten een dekkend en passend aanbod van maatschappelijke ondersteuning hebben gerealiseerd. Voor 1 oktober 2014 moet daartoe de inkoop van ondersteuning (voor nieuwe cliënten en overgangscliënten) zijn afgerond. Dit geeft organisaties de tijd om ontslagaanvragen te regelen dan wel overname van personeel te organiseren (Artikel 1b Besluit maatschappelijke ondersteuning). Voortgang: op schema. Nagenoeg alle ondersteuning is voor 1 oktober ingekocht. Knelpunten zijn de inkoop van beschermd wonen en van de inloopfunctie GGZ.
Beleid Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verplicht om voor 1 november een beleidsplan en een verordening te hebben vastgesteld in de gemeenteraad. In de wet zijn de onderdelen benoemd die in het beleidsplan en in de verordening aan de orde moeten komen. Voortgang: op schema. Alle gemeenten hebben voor 1 november, of net erna, het beleidsplan en de verordening vastgesteld. Uitzondering hierop is Kaag en Braassem die bewust ervoor gekozen heeft om geen afzonderlijk beleidsplan op te stellen, maar het op te nemen in integraal beleid.
22 september 2014
Pagina 6 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Toegang Gemeenten moeten op grond van de Wmo 2015 voor 1 november de toegang tot ondersteuning hebben georganiseerd. (Artikel 8.3: Het college draagt er zorg voor dat onderzoeken kunnen worden uitgevoerd met ingang van 1 november van het kalenderjaar waarin enig artikel van deze wet in werking is getreden en dat op aanvragen voor een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget die worden gedaan voor de eerste dag van het kalenderjaar na dat waarin enig artikel van deze wet in werking is getreden, tijdig een besluit wordt genomen). Voortgang: op schema. Alle gemeenten hebben voorbereidingen getroffen voor het organiseren van de toegang. Gemeenten geven de toegang (uitgebouwd loket, wijkteam, gebiedsgebonden team) op verschillende wijzen vorm. De mate waarin de infrastructuur en het personeel gereed is op 1 november verschilt per gemeente.
Organisatie De decentralisatie van de nieuwe taken heeft gevolgen voor de gemeentelijke organisatie. Daarbij gaat het met name over ICT, inrichting P & C-cyclus, regelen mandaten en het aanstellen van een toezichthoudend ambtenaar. Alle gemeenten zijn bezig om de interne organisatie klaar te stomen voor de nieuwe taken. De gemeenten kiezen bij ICT om aansluiting te zoeken bij de huidige ICT-systemen en niet direct een nieuw systeem aan te schaffen. Voortgang: op schema. Het inrichten van de organisatie zal de komende tijd de nodige aandacht vragen.
Communicatie Gemeenten moeten inwoners en direct betrokkenen (Wmo cliënten, AWBZ-cliënten, mantelzorgers en vrijwilligers) informeren over veranderingen en gevolgen van de nieuwe Wmo 2015 en het daarop vastgestelde gemeentelijk beleid. Voortgang: op schema. Elke gemeente/subregio kiest voor zijn eigen communicatiestrategie. Er wordt algemene informatie verspreid via huis-aan-huisblaadjes en via de website, en sommige gemeenten hebben al gericht informatie verstrekt aan inwoners met AWBZ-zorg. Naast gemeenten verstrekken ook de landelijke overheid, de SVB, het CAK en het CIZ informatie. Niet alle gemeenten hebben een communicatieplan.
22 september 2014
Pagina 7 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Deel 1 Inkoop (1 oktober 2014) Voorziening Begeleiding (individueel en groep) Kortdurend verblijf
Wie Lokaal Lokaal
Inloopfunctie GGZ Inloopfunctie GGZ vanuit maatschappelijke opvang
Lokaal/ regionaal
Begeleiding vanuit maatschappelijke opvang
Centrumgemeente
Beschermd wonen ZZP GGZ C
Centrumgemeente
Anonieme hulplijn
Landelijk
Specialistische ondersteuning (doven en blinden)
Landelijk
22 september 2014
Stand van zaken Alle gemeenten verwachten vóór 1 oktober contracten te hebben gesloten/ subsidieafspraken te hebben gemaakt. In de Leidse regio en in de Duin- en Bollenstreek is daarbij gekozen voor bestuurlijk aanbesteden. In de Rijnstreek is een 2B aanbestedingsprocedure gevolgd. De inloopfunctie GGZ is onderdeel van de OGGZ agenda. De meeste gemeenten wachten regionaal advies af. De deadline van 1 oktober wordt hier niet door alle gemeenten gehaald. Leiden heeft deze vorm van begeleiding meegenomen in het traject van bestuurlijk aanbesteden. De verwachting is dat voor 1 oktober de contracten gesloten zijn. Leiden heeft het beschermd wonen meegenomen in het traject van bestuurlijk aanbesteden. De gesprekken met aanbieders zijn druk gaande. De deadline van 1 oktober wordt niet gehaald. De VNG maakt landelijk subsidieafspraken met Sensoor. Stand van zaken is niet bekend. Landelijk zijn inkoopafspraken gemaakt voor zintuiglijk gehandicapten (doven, blinden en slechtzienden). Regionaal wordt gesproken met organisaties over facturering.
Pagina 8 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Deel 2 Beleid (1 november 2014) Onderwerp Beleidsplan Wmo
Wie Lokaal
Verordening maatschappelijke ondersteuning
Lokaal
Stand van zaken Nagenoeg alle gemeenten hebben een beleidsplan opgesteld. Het is de verwachting dat deze beleidsplannen voor 1 november zijn vastgesteld. Kaag en Braassem heeft ervoor gekozen om geen afzonderlijk beleidsplan op te stellen. Daar maakt het beleidsplan onderdeel uit van integraal beleid. Elke gemeente heeft een verordening in concept gereed. In enkele gemeenten wordt deze al aan de raad voorgelegd. Het is de verwachting dat alle gemeenten voor 1 november of net na 1 november de verordening hebben vastgesteld. Elke gemeente is ook al bezig met het uitwerken van de verordening in beleidsregels (nadere regels). De gemeenten in de Rijnstreek hebben overigens besloten geen Wmo verordening op te stellen, maar een integrale 3D verordening.
Deel 3 Toegang (1 november 2014) Onderwerp Inrichting infrastructuur waar mensen melding kunnen doen
Wie Lokaal
Voldoende deskundige mensen voor onderzoek
Lokaal
22 september 2014
Stand van zaken Elke gemeente is bezig met het inrichten van een infrastructuur (loket, wijkteam, website, telefoonnummer). Alle gemeenten verwachten tijdig deze infrastructuur te hebben gerealiseerd. Gemeenten geven deze infrastructuur wel op een andere wijze. In meerdere gemeenten vinden pilots plaats of worden pilots voorbereid om deze toegang vorm te geven. Alle gemeenten hebben aangegeven voor 1 november voldoende deskundig personeel te hebben. Sommige gemeenten kiezen ervoor om eigen personeel op te leiden, andere gemeenten kiezen voor de inzet van externe partners (of beide).
Pagina 9 van 10
Stand van zaken uitbreiding Wmo
Bevoegdheden en mandaten zijn vastgelegd
Lokaal
Klachten- en bezwaarschriften procedure is ingericht
Lokaal
Onafhankelijke cliëntenondersteuning is georganiseerd
Lokaal / regionaal
Gemeenten hebben dit nog niet gerealiseerd maar verwachten dit wel voor 1 november te realiseren. Gemeenten hebben al een klachten- en bezwaarprocedure waarop voor de nieuwe taken Wmo wordt aangesloten. Gemeenten moesten voor 1 mei afspraken maken over de continuïteit van cliëntondersteuning. Deze afspraken zijn gemaakt en vastgelegd in bestuurlijke afspraken met MEE.
Deel 4 Organisatie (1 januari 2015) Onderwerp ICT
Wie lokaal
Mandaten
lokaal
Toezichthoudend ambtenaar
lokaal
Werkprocessen, beschikkingen
lokaal
Stand van zaken Gemeenten zoeken aansluiting bij het huidige ICT-systeem. Gebruik van iWmo standaarden, wordt geborgd. Dit vraagt nog de nodige aandacht. Alle gemeenten moeten nog besluiten nemen over mandatering. Gemeenten moeten voor 1 januari een toezichthoudend ambtenaar hebben aangesteld. Onderzocht wordt wat de rol, taken, bevoegdheden en gewenste inzet van deze ambtenaar moeten zijn. In oktober is hierover een regionale notitie gereed. Alle gemeenten zijn dit aan het ontwikkelen.
Deel 5 Communicatie (1 januari 2015) Onderwerp Algemene informatie
Wie lokaal
Gerichte informatie aan cliënten
lokaal
22 september 2014
Stand van zaken Elke gemeente communiceert met/naar zijn inwoners over de veranderingen, via website of via huis-aan-huisblaadjes Stand van zaken verschilt per gemeente. Enkele gemeenten hebben AWBZcliënten al schriftelijk geïnformeerd. De komende periode plannen gemeenten het versturen van brieven dan wel het afleggen van huisbezoeken.
Pagina 10 van 10
Drie decentralisaties Holland Rijnland Bedrijfsmatige aspecten Tussenstand september 2014 Sinds 1 januari 2014 is naast de werkgroepen jeugd, werk en Wmo ook een werkgroep bedrijfsmatige aspecten 3D actief. De trekker, die een dag per week actief is, heeft als bijzonder aandachtspunt het bevorderen van de integraliteit. Onder verantwoordelijkheid van bedrijfsmatige aspecten vallen ook doelgroepenvervoer en collectiviteit. Financiën Medewerkers van diverse gemeenten participeren in deze werkgroep. De werkgroep heeft het karakter van informatievoorziening. Men brengt elkaar op de hoogte van activiteiten in inhoudelijke werkgroepen zoals inkoop. Financieel medewerkers zijn tevens actief bij de inrichting van werkprocessen voor technisch en inhoudelijk opdrachtgeverschap, de proposities, het inrichten van de rapportages waaronder Iv3 en de planning en control. Juridische zaken Diverse medewerkers uit de regio zijn betrokken bij inhoudelijke werkgroepen, vooral binnen de kolom jeugd, bijvoorbeeld bij de inkoopvoorwaarden en de contracten ten aanzien van jeugdhulp. Verder buigen juristen zich over de thema’s: ‐ privacy; ‐ mandaat; ‐ aansprakelijkheid; ‐ bezwaar en klachten; ‐ totstandkoming van de coöperatie. Informatiemanagement Door gebruik te maken van de archetypes van King is duidelijk geworden wat vanuit HR gezamenlijk kan worden opgepakt en waar gemeenten zelf verantwoordelijk voor zijn. De gezamenlijke inzet wat betreft informatiemanagement betreft Plusplan ten behoeve van de Jeugd‐ en Gezinsteams, CORV en aansluiting op Vecozo. Hierover is nadrukkelijk gecommuniceerd met informatiemanagers van de gemeenten. De verwachting is dat genoemde deelprojecten gehaald worden. Nu al valt te voorzien dat er voor volgend jaar verdere stappen gezet moeten worden, ook al omdat Plusplan een tijdelijke oplossing is. Grootste moeilijkheid bij informatiemanagement is dat onvoldoende duidelijk gemaakt kan worden hoe werkprocessen en werkwijzen eruit gaan zien om de ict adequaat in te kunnen richten. Ondanks geregelde communicatie met informatiemanagers van de gemeenten is het een risico dat individuele gemeenten zich niet voldoende voorbereiden op hun deel van de werkzaamheden. Collectiviteit In oktober 2014 komt een voorstel in het PO voor een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering bij Zorg en Zekerheid. Voor de laagste inkomens leveren gemeenten een bijdrage aan de kosten daarvan. Doelgroepenvervoer Naar aanleiding van het besluit in het PHO van juni en juli jl. wordt er momenteel een trekker
geworven om de tweede fase vorm te geven. In deze fase zullen diverse efficiency maatregelen vorm moeten krijgen en wordt een advies opgesteld over het al dan niet inrichten van een regionale regiecentrale. Alphen aan den Rijn, 22 september 2014 Annette van der Werf
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
PHO Sociale Agenda Advies PHO
Uitwerking regiovisie Geweld in huiselijke kring Platformtaak volgens gemeente Betreft de regio Hollands Midden De Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring is vastgesteld door de Raad van de gemeenten Gouda en Leiden, na inspraak van de andere gemeenten in de regio Hollands Midden. Nu wordt het beleid nader uitgewerkt. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend 1 oktober 2014
Besluit 1. De opdracht aan de werkgroep Regiovisie vast te stellen: a. Opstellen van een heldere taakverdeling tussen centrumgemeente en regiogemeente en daarmee aangeven welke verantwoordelijkheden en daaruit voortvloeiende taken gemeenten hebben. b. Opstellen van een model preventieplan, dat door gemeenten gebruikt kan worden om tot planmatige preventie te komen, gericht op voorkomen van en vroegtijdige signalering en snelle interventie bij geweld in huiselijke kring. c. Formuleren van prestatie-indicatoren aan de hand waarvan de resultaten kunnen worden gemonitord. Het gaat om algemene prestatie-indicatoren, maar ook indicatoren voor ‘Veilig Thuis’, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. 2. De uitwerking van onderdeel a van de opdracht met bijlage vast te stellen en er naar te handelen, door de gemeentelijke taken op te pakken. De te volgen uitwerking van de opdrachten b en c zullen daarbij als ondersteuning dienen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
NVT
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Begin 2014 is de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 -2018 vastgesteld. Het betreft een document op hoofdlijnen, waarin de uitgangspunten van beleid voor de komende jaren zijn vastgelegd. Op onderdelen vraagt de visie een nadere uitwerking. Een ambtelijke werkgroep is hiermee aan de slag gegaan en heeft hiervoor een opdracht geformuleerd. De werkgroep werkt de regiovisie op drie onderdelen nader uit. Doel is eind van het jaar de verschillende onderdelen op te leveren. Met deze notitie leveren bieden we het resultaat van de 1e opdracht aan. Nee
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Er zijn geen directe financiële gevolgen. De wijze en intensiteit van lokaal op te pakken taken en de kosten ervan kan per gemeente verschillen. Relevante regelgeving: Regiovisie Geweld in Huiselijk Kring Hollands Midden 2014 - 2018 Eerdere besluitvorming: vaststelling regiovisie
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Uitwerking Regiovisie Geweld in huiselijke kring Aan: PHO SA Datum: sept. 2014 Van: Werkgroep Regiovisie Deelnemers werkgroep: Simone Berk (Leiderdorp), Berthilde Borreman (Zuidplas), Leontien Buitendijk/Karin Louisse ( Alphen aan den Rijn), Tanja Cowall (Katwijk), Marion Nieuwkoop (Nieuwkoop), Katrien Overal/Tessa Helleman (Gouda) en Anita van Zeijl, voorzitter (Leiden).
Inleiding Alle centrumgemeenten Vrouwenopvang en Huiselijk Geweld zijn door VWS opgeroepen om met de regio een regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling op te stellen. Begin 2014 is de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 -2018 vastgesteld. Het betreft een document op hoofdlijnen, waarin de uitgangspunten van beleid voor de komende jaren zijn vastgelegd. Op onderdelen vraagt de visie een nadere uitwerking. Een ambtelijke werkgroep is hiermee aan de slag gegaan en heeft hiervoor een opdracht geformuleerd. De werkgroep werkt de regiovisie op drie onderdelen nader uit: 1. Opstellen van een heldere taakverdeling tussen centrumgemeente en regiogemeente en daarmee aangeven welke verantwoordelijkheden en daaruit voortvloeiende taken gemeenten hebben. 2. Opstellen van een model preventieplan, dat door gemeenten gebruikt kan worden om tot planmatige preventie te komen, gericht op voorkomen van en vroegtijdige signalering en snelle interventie bij geweld in huiselijke kring. 3. Formuleren van prestatie-indicatoren aan de hand waarvan de resultaten kunnen worden gemonitord. Het gaat om algemene prestatie-indicatoren, maar ook indicatoren voor ‘Veilig Thuis’, advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Doel is eind van het jaar de verschillende onderdelen op te leveren. Met deze notitie leveren bieden we het resultaat van de 1e opdracht aan.
Besluit PHO 1. De hierboven geformuleerde opdracht aan de werkgroep Regiovisie vast te stellen 2. Deze notitie en bijlage vast te stellen en er naar te handelen, door de gemeentelijke taken op te pakken. De te volgen uitwerking van de opdrachten 2 en 3 zullen daarbij als ondersteuning dienen.
Wat wordt verwacht van gemeenten in Hollands Midden in het kader van de uitvoering van de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring? (Teksten uit de regiovisie zijn hieronder cursief weergegeven.) 1. Beleidssturing: Individuele gemeenten hebben een eigenstandige rol in beleidssturing op preventie, vroegsignalering en laagdrempelige aanpak van (lichtere) problematiek en nazorg. Deze rol moet worden verankerd in subsidieafspraken met partijen die een rol hebben in de aanpak van geweld in huiselijke kring.
2. Preventieplan opstellen. De werkgroep Regiovisie maakt hiervoor een model-preventieplan. Planmatige preventie richt zich op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente, maar er is ook een gerichte benadering van risicowijken, daarbinnen van risicogroepen en daarbinnen van risicogezinnen. De regiogemeenten ondersteunen de regionale publiekscampagnes bijvoorbeeld door plaatsing van informatie op de gemeentelijke website en op de gemeentelijke pagina’s in huis-aanhuisbladen. Zij vragen bij door hen gesubsidieerde organisaties aandacht voor de problematiek van geweld in huiselijke kring en maken daarover subsidieafspraken. Aandacht voor voorlichting en samenwerking met minder voor de hand liggende partijen zoals zelforganisaties en moskeeën. 1
3. Deskundigheidsbevordering bij professionals ter bevordering van vroegsignalering en laagdrempelige aanpak. Ook de Wijkteams en Jeugd- en Gezinsteams moeten voldoende professionele kennis en vaardigheden hebben om problematiek te herkennen, het aan de orde stellen van HG en KM en adequaat te handelen. Aandacht voor handelingsverlegenheid!
4. Deskundigheidsbevordering vrijwilligers (bijv. In veilige handen) en mantelzorgers in het kader van bevorderen vroegsignalering door informele zorg / vrijwilligers.
5. Laagdrempelige aanpak van (lichtere) problematiek en nazorg. Implementatie methodiek in SWT/wijkteams/JGT. Vastleggen in subsidieafspraken of contracten met zorgaanbieders etc. Toelichting: Algemeen - Voor de aanpak van casuïstiek wordt systeemgericht gewerkt volgens 1Gezin1Plan1Regisseur. - Regie zoveel mogelijk bij de cliënt en zorg en hulpverlening laagdrempelig en dichtbij beschikbaar waar het kan en centraal en meer sturend waar dat moet. - Er is specifiek aandacht voor procesafspraken met en de rol en functie van de politie. - De gemeente is er verantwoordelijk voor dat het benodigde hulp- en zorgaanbod beschikbaar en direct inzetbaar is. Per casus - Vermoedens worden altijd gevolgd door zorgvuldige professionele actie in de richting van het betreffende gezin of huishouden. - Integrale en brede analyse van problematiek op basis van inventarisatie op alle leefgebieden met alle leden van het gezin/huishouden. - Differentiatie in meldingen op basis van de hiervoorgenoemde analyse waarbij weging van dreiging en complexiteit. Wet Meldcode is leidend. Zo nodig inschakelen van AMHK. - Er is eén plan, dat voor alle betrokkenen in het gezin of het huishouden alle nodige onderdelen van hulp en zorg beschrijft. In dat plan is ook een veiligheidsplan (waarin bijv. signs of safety zijn opgenomen) opgenomen waarin is vastgesteld wat nodig is voor het duurzaam herstel van veiligheid. Herstel is altijd maatwerk en heeft in het plan, na het realiseren van veiligheid, de hoogste prioriteit. Het gezin voert zoveel mogelijk regie over het eigen zorgplan. - Zorgcoördinatie (casemanagement) zorgt dat het plan dat op basis van een analyse op alle levensgebieden met het gezinssysteem is opgesteld, wordt uitgevoerd. - De zorgcoördinator is de vaste contactpersoon voor het gezinssysteem of het huishouden, die het hulpaanbod volgens de 1 gezin 1 plan methodiek coördineert en zo nodig een bemiddelende rol speelt tussen gezin en hulpaanbod. - De zorgcoördinator moet toegerust zijn om de complexiteit van de problematiek aan te kunnen en het gezin/huishouden moet vertrouwen hebben in de persoon van zorgcoördinator. - De gemeenten moeten er voor zorgen (via subsidieafspraken) dat de zorgcoördinator een dusdanige positie krijgt binnen de lokale infrastructuur en binnen de sociale wijkteams/jeugd- en gezinsteams dat hij/zij effectief kan zijn in de coördinatiefunctie. - Onder professionele begeleiding delen betrokkene ‘hun geheim’ van geweld met (een aantal) personen uit hun sociale netwerk. - Sociale netwerken versterken, ondersteunen en eventueel herstellen of zo nodig zelfs opbouwen met behulp van vrijwilligers (vrgl. Benno L.) - De sociale omgeving moet een beroep kunnen doen op een professioneel netwerk voor het vragen van advies en hulp. Denk aan huisarts, consultatiebureau, wijkverpleegkundige, woningcorporatie, enz. maar ook sociaal wijkteam, CJG en team J&G. Hier ligt nadrukkelijk een opdracht voor gemeenten om deze netwerken te bevorderen. .Laagdrempelig en dichtbij kunnen melden (in wijk of dorp)
2
Tenslotte De kinderombudsman heeft dit voorjaar in een rapport over de aanpak kindermishandeling een aantal concrete voorstellen gedaan, die een bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van dit probleem. De voorstellen zijn hieronder opgenomen en zijn voor alle gemeenten van belang. De werkgroep regiovisie zal van de aanbevelingen betrekken bij het opstellen van het model preventieplan (opdracht deel 2) Alle vrouwen worden in de zwangerschap op risicosituaties voor kindermishandeling gescreend en krijgen indien nodig een effectief preventieprogramma aangeboden. Alle jonge ouders ontvangen gerichte voorlichting over de in de wet vastgelegde norm van geweldloos opvoeden, met informatie over de effecten van geweld op kinderen en opvoeding strategieën zonder geweld. Alle jonge ouders worden gericht voorgelicht over het (omgaan met) huilgedrag van baby’s en over risico’s van het Shaken Baby syndroom. Met alle ouders die het CJG bezoeken wordt volgens effectieve screeningslijsten en gespreksprotocollen gecommuniceerd over opvoedzorgen en mogelijke signalen van kindermishandeling. Wanneer ouders of kinderen signalen van beginnende of dreigende kindermishandeling afgeven, zijn werkzame opvoed ondersteunende programma’s met specifieke aandacht voor mishandeling beschikbaar. Alle kinderen worden zowel in het basisonderwijs als in het VO voorgelicht over verwaarlozing, geweld en (seksueel) misbruik tegen kinderen, en hoe kinderen daarmee het beste kunnen omgaan. Op alle scholen zijn programma’s voor kinderen ingevoerd waarin de nadruk ligt op kennisverwerving op dit terrein. Leerkrachten, kinderopvangwerkers en artsen en verpleegkundigen waar kinderen veelvuldig contact mee hebben, zijn getraind in het signaleren van kindermishandeling. Een meldcode kindermishandeling is ingevoerd op de plaatsen waar kinderen regelmatig komen: onderwijs- en kinderopvanginstellingen, het CJG, JGZ, huisartsenpraktijken en in wijkteams. Alle kinderen die betrokken zijn bij situaties van huiselijk geweldsincidenten waarbij de politie of het SHG is betrokken, of die verblijven in een instelling voor vrouwenopvang, krijgen een preventief hulpaanbod. Hiervoor is voldoende capaciteit van preventieve interventies beschikbaar. Kinderen die in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang verblijven krijgen passende zorg voor zichzelf: er is specifieke begeleiding voor de kinderen, er wordt met hen gesproken over wat zij hebben meegemaakt, zij ontvangen psycho educatie en indien nodig behandeling. Burgers weten dat zij advies kunnen vragen en waar als zij zich zorgen maken over een kind in hun omgeving. Zij weten ook waar zij zelf (opvoed)advies kunnen inwinnen. Wat is er nog nodig: Verdere versterking signalering en opvolging Weerbaarheid kinderen vergroten Versterken sociale samenhang en netwerken rondom risicogezinnen
3
Bijlage: Uitwerking Regiovisie Geweld in huiselijke kring Sept. 2014
Kernpunten Regiovisie Geweld in huiselijke kring Inleiding Dit document is een bijlage bij de notitie over wat van de gemeente verwacht wordt in het kader van de uitvoering van de Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring. Het vormt verder een bouwsteen voor het Model-preventieplan dat zal worden opgesteld als ondersteuning voor de regiogemeenten. In de regiovisie is een aantal thema’s benoemd. Om duidelijkheid te scheppen tot wiens verantwoordelijkheid de verschillende onderdelen horend bij de thema’s behoren is onderstaand schema opgesteld. Daar waar staat regio worden alle gemeenten in de regio Hollands Midden bedoeld. Daar waar staat G+L worden de centrumgemeenten Leiden en Gouda bedoeld. Bij de toelichting staat omschreven welke acties hier in ieder geval bij horen. Voor verdere achtergrondinformatie en verduidelijking op de thema’s verwijzen wij u naar de regiovisie. In onderstaand overzicht wordt er vanuit gegaan dat centrumgemeenten ook verantwoordelijk zijn voor ontwikkeling van Veilig Thuis, Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Algemene uitgangspunten Veilig Thuis biedt geen hulpverlening, dat is aan zorgpartijen. Veilig Thuis is een expertisecentrum voor: -
Informatie, advies en praktische ondersteuning eerste analyse (triage) en eventueel onderzoek en plan van aanpak op basis van signalen en meldingen. toeleiding naar zorg en eventueel inschakelen Raad voor de Kinderbescherming
Alle zorgaanbieders worden geacht volgens de Wet Meldcode te werken. Het is aan gemeenten om toezicht op gebruik van de Wet Meldcode te houden.
1. TAAKVERDELING ALGEMEEN Beleidsregie - Gouda en Leiden nemen intitiatief in het uitwerken en realiseren van de gewenste structuur het voeren van de regie en voor het uitwerken van de regiovisie.
-
Individuele gemeenten hebben een eigen rol in beleidssturing op preventie, vroegsignalering en laagdrempelige aanpak van (lichtere) problematiek en nazorg. Dit kan door het meenemen van deze onderwerpen in te maken subsidieafspraken met partijen die een rol hebben in de aanpak van geweld in huiselijke kring.
Regio
X
Toelichting acties
Regiogemeenten formuleren lokaal beleid o.g.v. preventie, vroegsignalering en laagdrempelige aanpak problematiek en nazorg d.m.v. subsidieafspraken
G+L
Toelichting acties
X
Trekker van uitwerking en realisatie gewenste structuur
1
Financiering De uitkomst landelijke herverdeling DU VO (Gouda – 37% en Leiden – 36%) en 3D ontwikkelingen leiden er toe dat prioriteiten en snelheid waarmee doelen kunnen worden gerealiseerd opnieuw gewogen moeten worden, maar ook wat centraal en wat decentraal gefinancierd moet worden. De negatieve herverdeling betekent (nog) scherper inzetten op de prioriteiten en met elkaar bepalen wie welke kosten voor zijn rekening neemt. In de nadere uitwerking van de regiovisie moet in relatie tot de decentralisaties worden bekeken welke extra bijdrage van regiogemeenten nodig is om specifieke plannen te realiseren. We zijn als gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor het tot stand komen van Veilig Thuis. Maken regionale afspraken met zorgpartijen De zorgcoördinatie wordt op dit moment nog niet altijd goed ingevuld en belegd. Hierover regionale afspraken maken om tot heldere spelregels te komen en doorzettingsmacht en opschaling te organiseren. Gemeenten in Midden Holland hebben dat al gedaan. (opgenomen in bijlage 2 van regiovisie)
Rol Veilig Thuis Acute situaties van dreiging en escalerende onveiligheid vraagt wél aparte expertise (Veilig Thuis) en afstemming en info uitwisseling met Politie en Justitie.
X
X
Een begroting opleveren op basis van de huidige invulling en de toekomstige budgetten daaraan toevoegen.
X
Opnemen in procesbeschrijving Veilig thuis/ verduidelijken wat wordt begrepen onder expertise (door projectgroep primair proces) Opnemen in procesbeschrijving Veilig Thuis (projectgroep primair proces) Opnemen in procesbeschrijving Veilig Thuis
Maken regionale afspraken over doorzettingsmacht en opschaling zodat zorg coördinatie goed is ingevuld en belegd. (voor MH is dit al geregeld in een Convenant. In ZHN verankeren in Convenant OGGZ via werkgroep 3D irt Platform OGGZ HR)
Veilig Thuis voert bij code oranje en rood de procesregie en zorgt dat op iedere melding de juiste actie wordt ondernomen in nauwe samenwerking met de partners van het huidige Veiligheidshuis.
X
Waarborgen van de veiligheid en ontwikkelingskansen van burgers die zelf hiertoe niet in staat zijn. o.a. door regelen van een veilig onderdak (bij familie of in de opvang), het opleggen van een tijdelijk huisverbod en het nemen van
X
2
kinderbeschermingsmaatregelen in samenwerking met Raad voor de Kinderbescherming.
(projectgroep primair proces)
2. GEZAMENLIJKE ROL VEILIG THUIS EN GEMEENTEN
Preventie Planmatige preventie richt zich op de beïnvloeding van de gehele bevolking in de gemeente, maar er is ook een gerichte benadering van risicowijken, daarbinnen van risicogroepen en daarbinnen van risicogezinnen.
X
Preventieplan opstellen (gemeente). Materiaal en ondersteuning voor uitwerking preventieactiviteiten en publiekscampagne via Veilig Thuis. Werkgroep Regiovisie maakt een voorzet voor een preventieplan.
Vroegsignalering door professionals. Ook de Wijkteams en Jeugd- en Gezinsteams moeten voldoende professionele kennis en vaardigheden hebben om problematiek te herkennen, het aan de orde stellen van HG en KM en adequaat te handelen. Aandacht voor handelingsverlegenheid!
X
Deskundigheidsbevordering bij professionals. Ondersteuning mogelijk vanuit het Veilig Thuis, JSO, Movisie, etc.
Ondersteuning mogelijk vanuit het Veilig Thuis.
Vroegsignalering door informele zorg / vrijwilligers
X
Algemene publiekscampagnes, deskundigheidsbevordering vrijwilligers (bijv. In veilige handen) en mantelzorgers scholen.
Ondersteuning mogelijk vanuit het Veilig Thuis.
X
Implementatie methodiek in SWT/wijkteams/JGT. Vastleggen in subsidieafspraken of
De regiogemeenten ondersteunen de regionale publiekscampagnes bijvoorbeeld door plaatsing van informatie op de gemeentelijke website en op de gemeentelijke pagina’s in huis-aan-huisbladen. Zij vragen bij door hen gesubsidieerde organisaties aandacht voor de problematiek van geweld in huiselijke kring en maken daarover subsidieafspraken.
X
Aandacht voor voorlichting en samenwerking met minder voor de hand liggende partijen zoals zelforganisaties en moskeeën.
Aanpak casuïstiek Er is behoefte aan een eenduidige structuur en methodiek voor het analyseren van problematiek en de aanpak van casuïstiek (systeemgericht en volgens 1 g 1p 1r). NB: bij nader inzien lijkt het niet haalbaar om alle gemeenten een eenduidige methodiek te laten hanteren, omdat gemeenten ieder op hun eigen wijze invulling
X
De centrumgemeente maakt afspraken over preventieactiviteiten met het Veilig Thuis. Veilig Thuis verzorgt voorlichting en training op scholen. Daarnaast voeren zij campagnes om de naam en functie van Veilig Thuis bij het grote publiek bekend te maken. Veilig Thuis sluit aan bij landelijke campagnes.
Opnemen in procesbeschrijving Veilig Thuis (projectgroep primair
3
geven aan de integrale aanpak van casuïstiek. Aangezien dit een hulpmiddel is, gaan we hier ook niet verder op inzetten. Er is wel in dit schema een lijst van aandachtspunten opgenomen voor de behandeling van casuïstiek die kan worden gebruikt.
contracten met zorgaanbieders etc.
proces)
Specifiek aandacht voor procesafspraken met en de rol en functie van de politie. Doorverwijzing Veilig Thuis naar gemeenten middels adresboek organiseren
Algemene aandachtspunten bij casuïstiek (voor zover nog niet aan de orde gekomen bij eerdere punten) - Regie zoveel mogelijk bij de cliënt en zorg en hulpverlening laagdrempelig en dichtbij beschikbaar waar het kan en centraal en meer sturend waar dat moet. - De gemeente is er verantwoordelijk voor dat het benodigde hulp- en zorgaanbod beschikbaar en direct inzetbaar is.
X
X
Implementatie methodiek in SWT/wijkteams/JGT. Vastleggen in subsidieafspraken of contracten met zorgaanbieders etc.
X
Opnemen in procesbeschrijving Veilig Thuis (projectgroep primair proces) Opnemen in procesbeschrijving Veilig Thuis (projectgroep primair proces)
Andachtspunten per casus: bouwstenen voor casusbehandeling volgens de methodiek 1gezin 1Plan - Vermoedens worden altijd gevolgd door zorgvuldige professionele actie in de richting van het betreffende gezin of huishouden. - Integrale en brede analyse van problematiek op basis van inventarisatie op alle leefgebieden met alle leden van het gezin/huishouden. - Differentiatie in meldingen op basis van de hiervoor genoemde analyse waarbij weging plaatsvindt van dreiging en complexiteit. Wet Meldcode is leidend. Zo nodig inschakelen van Veilig Thuis. - Er is één plan, dat voor alle betrokkenen in het gezin of het huishouden alle nodige onderdelen van hulp en zorg beschrijft. In dat plan is ook een veiligheidsplan (waarin bijv. signs of safety zijn opgenomen) opgenomen waarin is vastgesteld wat nodig is voor het duurzaam herstel van veiligheid. Herstel is altijd maatwerk en heeft in het plan, na het realiseren van veiligheid, de hoogste prioriteit. Het gezin voert zoveel mogelijk regie over het eigen zorgplan. - Zorgcoördinatie (casemanagement) zorgt dat het plan dat op basis van een analyse op alle levensgebieden met het gezinssysteem is opgesteld, wordt uitgevoerd. (dit is een onderdeel van 1Gezin 1Plan) - De zorgcoördinator is de vaste contactpersoon voor het gezinssysteem of het huishouden, die het hulpaanbod volgens de 1 gezin 1 plan methodiek
4
-
-
-
coördineert en zo nodig een bemiddelende rol speelt tussen gezin en hulpaanbod. De zorgcoördinator moet toegerust zijn om de complexiteit van de problematiek aan te kunnen en het gezin/huishouden moet vertrouwen hebben in de persoon van zorgcoördinator. De gemeenten moeten er voor zorgen (via subsidieafspraken) dat de zorgcoördinator een dusdanige positie krijgt binnen de lokale infrastructuur en binnen de sociale wijkteams/jeugd- en gezinsteams dat hij/zij effectief kan zijn in de coördinatiefunctie. Onder professionele begeleiding delen betrokkene ‘hun geheim’ van geweld met (een aantal) personen uit hun sociale netwerk. Sociale netwerken versterken, ondersteunen en eventueel herstellen of zo nodig zelfs opbouwen met behulp van vrijwilligers (vrgl. Benno L.) De sociale omgeving moet een beroep kunnen doen op een professioneel netwerk voor het vragen van advies en hulp. Denk aan huisarts, consultatiebureau, wijkverpleegkundige, woningcorporatie, enz. maar ook sociaal wijkteam, CJG en team J&G. Hier ligt nadrukkelijk een opdracht voor gemeenten om deze netwerken te bevorderen. .Laagdrempelig en dichtbij kunnen melden (in wijk of dorp)
3. ROL REGIOGEMEENTEN
Preventie Alle vrouwen worden in de zwangerschap op risicosituaties voor kindermishandeling gescreend en krijgen indien nodig een effectief preventieprogramma aangeboden.
Al deze punten zijn aandachtspunten voor de regiogemeenten. Deze worden meegenomen in het model-preventieplan voor gemeenten
Alle jonge ouders ontvangen gerichte voorlichting over de in de wet vastgelegde norm van geweldloos opvoeden, met informatie over de effecten van geweld op kinderen en opvoeding strategieën zonder geweld. Alle jonge ouders worden gericht voorgelicht over het (omgaan met) huilgedrag van baby’s en over risico’s van het Shaken Baby syndroom. Met alle ouders die het CJG bezoeken wordt volgens effectieve screeningslijsten en gespreksprotocollen gecommuniceerd over opvoedzorgen en mogelijke signalen van
5
kindermishandeling. Wanneer ouders of kinderen signalen van beginnende of dreigende kindermishandeling afgeven, zijn werkzame opvoed-ondersteunende programma’s met specifieke aandacht voor mishandeling beschikbaar. Alle kinderen worden zowel in het basisonderwijs als in het VO voorgelicht over verwaarlozing, geweld en (seksueel) misbruik tegen kinderen, en hoe kinderen daarmee het beste kunnen omgaan. Op alle scholen zijn programma’s voor kinderen ingevoerd waarin de nadruk ligt op kennisverwerving op dit terrein. Leerkrachten, kinderopvangwerkers en artsen en verpleegkundigen waar kinderen veelvuldig contact mee hebben, zijn getraind in het signaleren van kindermishandeling. Een meldcode kindermishandeling is ingevoerd op de plaatsen waar kinderen regelmatig komen: onderwijs- en kinderopvanginstellingen, het CJG, JGZ, huisartsenpraktijken en in wijkteams. Alle kinderen die betrokken zijn bij situaties van huiselijk geweldsincidenten waarbij de politie of het SHG is betrokken, of die verblijven in een instelling voor vrouwenopvang, krijgen een preventief hulpaanbod. Hiervoor is voldoende capaciteit van preventieve interventies beschikbaar. Kinderen die in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang verblijven krijgen passende zorg voor zichzelf: er is specifieke begeleiding voor de kinderen, er wordt met hen gesproken over wat zij hebben meegemaakt, zij ontvangen psycho educatie en indien nodig behandeling. Burgers weten dat zij advies kunnen vragen en waar als zij zich zorgen maken over een kind in hun omgeving. Zij weten ook waar zij zelf (opvoed)advies kunnen inwinnen. Wat is er nog nodig: Verdere versterking signalering en opvolging Weerbaarheid kinderen vergroten Versterken sociale samenhang en netwerken rondom risicogezinnen
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Opdrachtgeverschap jeugdhulp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur X Platformtaak volgens gemeente
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
1. Kennis te nemen van de propositie inhoudelijk opdrachtgeverschap Holland Rijnland; 2. Meningsvormend de discussiëren over de varianten voor het besturingsmodel van het opdrachtgeverschap; 3. De ambtelijke stuurgroep cq het DB opdracht te geven: - ervoor zorg te dragen dat op 1 januari 2015 zowel het inhoudelijk als technisch opdrachtgeverschap operationeel zijn (zoveel mogelijk) binnen het beschikbare budget van 1% van de totale jeugdhulpmiddelen; -naar gelang de keuze voor het besturingsmodel de Dienstverleningsovereenkomst(en) op te stellen tussen gemeenten, Holland Rijnland en Servicepunt71 en deze tot besluitvorming te leiden. 4. In te stemmen met: - een tweederde meerderheid in pho te laten gelden als voorwaarde voor bindend advies. - het antwoord op de brief van het DB van SP71. 5. Colleges te adviseren in te stemmen met het inrichten van het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor een periode van 2 jaar.
Voor de zomer is afgesproken een propositie te laten opstellen voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap naar analogie van de propositie voor het technisch opdrachtgeverschap. Dit is inmiddels gebeurd, deze propositie wordt hiermee ter kennis gebracht van het pho. Uitgaande van deze propositie en de eerder opgestelde voor het technisch opdrachtgeverschap is het zaak beide tot een geheel te vormen en tot daadwerkelijke inrichting van de organisatie voor beide te komen en wel binnen de financiële taakstelling van 1% van het totale jeugdhulpbudget. Om het gehele opdrachtgeverschap goed te laten functioneren is het voorts nodig helderheid te hebben over de besturingsfilosofie. In bijgevoegde notitie worden daartoe voorstellen gedaan.
2
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
X
Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland:
X Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: in de exploitatiebegroting van Holland Rijnland dient de gemeentelijke bijdrage voor het opdrachtgeverschap te worden opgenomen. De regionale besteding van de middelen voor jeugdhulp worden apart door Holland Rijnland inzichtelijk gemaakt, buiten de begroting om. 10.
Bestaand Kader
X Incidenteel vooralsnog voor periode van 2 jaar. Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
portefeuillehouderoverleg Sociale agenda 1 oktober 2014 Gemeentehuis Leiderdorp 10
Onderwerp: Opdrachtgeverschap Jeugdhulp
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de propositie inhoudelijk opdrachtgeverschap Holland Rijnland; 2. Meningsvormend de discussiëren over de varianten voor het besturingsmodel van het opdrachtgeverschap; 3. De ambtelijke stuurgroep cq het DB opdracht te geven: - ervoor zorg te dragen dat op 1 januari 2015 zowel het inhoudelijk als technisch opdrachtgeverschap operationeel zijn (zoveel mogelijk) binnen het beschikbare budget van 1% van de totale jeugdhulpmiddelen; -naar gelang de keuze voor het besturingsmodel de Dienstverleningsovereenkomst(en) op te stellen tussen gemeenten, Holland Rijnland en Servicepunt71 en deze tot besluitvorming te leiden. 4. In te stemmen met: - een tweederde meerderheid in pho te laten gelden als voorwaarde voor bindend advies. - het antwoord op de brief van het DB van SP71. 5. Colleges te adviseren in te stemmen met het inrichten van het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor een periode van 2 jaar. Inleiding: Voor de zomer is afgesproken een propositie te laten opstellen voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap naar analogie van de propositie voor het technisch opdrachtgeverschap. Dit is inmiddels gebeurd, deze propositie wordt hiermee ter kennis gebracht van het pho. Uitgaande van deze propositie en de eerder opgestelde voor het technisch opdrachtgeverschap is het zaak beide tot een geheel te vormen en tot daadwerkelijke inrichting van de organisatie voor beide te komen en wel (zoveel als mogelijk) binnen de financiële taakstelling van 1% van het totale jeugdhulpbudget. Om het gehele opdrachtgeverschap goed te laten functioneren is het voorts nodig helderheid te hebben over de besturingsfilosofie. In bijgevoegde notitie worden daartoe voorstellen gedaan. Beoogd effect: Een goed functionerend opdrachtgeverschap jeugdhulp, dat opereert binnen de beleidsmatige en financiële kaders die daarvoor door de gemeenten gegeven zijn. Resulterend in goede en tijdige hulp voor jeugdigen en gezinnen.
4
Argumenten: 1. Propositie kan niet worden vastgesteld Voor de zomer heeft het pho kennis genomen van de propositie voor het technisch opdrachtgeverschap, nu ligt er de propositie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap. Deze beide proposities dienen nog goed naast elkaar te worden gelegd om de takenafbakening tussen beide helder te hebben en te onderzoeken hoe de totale kosten binnen de financiële kaders kunnen uitkomen. 2. Voor de uitwerking van het opdrachtgeverschap is helder besturingsmodel van belang In de vergadering van 18 juli heeft het pho uitspraken gedaan die te maken hebben met de bestuurlijke aansturing van het opdrachtgeverschap. Uitwerking van een besturingsmodel op basis van deze uitspraken leidt tot een zeer complexe situatie als het gaat om het bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgeverschap. Om hierover helderheid te verkrijgen is een aantal alternatieven uitgewerkt, waarover uw mening wordt gevraagd. 3.1
De inrichting van de organisatie is afhankelijk van gekozen besturingsmodel verantwoordelijkheid van de ambtelijke stuurgroep of DB Holland Rijnland Voor het pho volstaat dat er wordt gekomen tot een opdrachtgeverschap dat voldoet aan de beleidsmatige en financiële kaders die gegeven zijn. Afhankelijk van de uitkomst van de discussie onder 2. is het aan de ambtelijke stuurgroep of aan het DB van Holland Rijnland om ervoor zorg te dragen dat dit gerealiseerd wordt. Desgewenst wordt de komende periode regelmatig over de voortgang gerapporteerd aan het pho. 3.2
In een dienstverleningsovereenkomst moeten besturingsmodel en taken/ verantwoordelijkheden/produkten van het opdrachtgeverschap samen komen De op te stellen dienstverleningsovereenkomst geeft het inzicht dat gemeenten nodig hebben in wat zij kunnen verwachten van het opdrachtgeverschap jeugdhulp. Dit document wordt zo spoedig mogelijk aan het pho voorgelegd. 4. Het DB van het Servicepunt71 heeft behoefte aan heldere opdracht In de brief van het DB van het Servicepunt worden een aantal vragen gesteld die eerst beantwoord kunnen worden als er meer helderheid is over het besturingsmodel. Daar de brief gericht is aan het pho, is het voorstel de voorzitter van het pho te vragen zorg te dragen voor beantwoording. 5. Duur inhoudelijk opdrachtgeverschap gelijk aan technisch opdrachtgeverschap Op 2 juli heeft het pho Sociale agenda ingestemd met het aangaan van het technisch opdrachtgeverschap voor een periode van 2 jaar. Hiervoor is gekozen omdat in het eerste jaar nog zoveel nieuws te doen en te leren valt dat het niet zinvol is om reeds in dat jaar te wisselen. Het ligt dan ook in de rede ook het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor 2 jaar af te sluiten. Kanttekeningen/risico’s: BTW: Het inhuren van het servicepunt voor een aantal taken is met BTW belast, waarvan niet zeker is of die compensabel zijn. Dit moet nog goed worden uitgezocht. Ook detacheringscontructies zijn btw-belast. Holland Rijnland kan deze niet terugvragen uit het btw-compensatiefonds, maar de gemeenten wel. Hierover moeten afspraken worden vastgelegd. Beschikbaar budget: eerder is door het pho aangegeven dat 1% van het jeugdhulpbudget het maximaal beschikbare budget is voor het opdrachtgeverschap. De beide proposities overschrijden deze norm. Er wordt onderzocht waar bezuinigingsmogelijkheden zitten, maar op onderdelen blijkt inmiddels juist te weinig
5
geraamd. Dit maakt dat het nog onzeker is of het lukt om binnen dit kader te blijven. Alternatief is de omvang van de dienstverlening te beperken. Indien nodig volgt hierover een nader voorstel. Financiën: Voor het inhoudelijk en technisch opdrachtgeverschap hebben gemeenten als kader meegegeven dat dit gestalte moet krijgen binnen 1% van het totale beschikbare budget voor de jeugdhulp. Communicatie: Evaluatie: Bijlagen: - Propositie inhoudelijk opdrachtgeverschap - Notitie besturingsmodel opdrachtgeversfunctie jeugdhulp - Brief DB Servicepunt71 aan pho Sociale agenda.
6
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Het PHO adviseert de colleges in te stemmen met: 1. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams voor de ontvangst, verwerking en archivering van berichten tenzij dit wettelijk niet mag. 2. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams door gemeenten voor de ontvangst en verzending van CORVberichten zoals gespecificeerd in de bijlage. 3. De zorgformulieren van de politie vanaf 2015 door de CORV te routeren naar het AMHK waarna het JPT verantwoordelijk zal zijn voor de eerste filtering, triage en doorzending naar verantwoordelijke hulpverleners. Het JPT koppelt aan de politie terug over wat is gedaan met de zorgmelding. 4. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit te geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV. 5. In Holland Rijnland gezamenlijk aansluiten met een SaaS oplossing voor de periode 2015 en 2016 en evalueer begin 2016 6. De werkgroep informatiemanagement wordt verantwoordelijk voor het vraagstuk van inrichting en beheer van CORV. Niet van toepassing
Dit voorstel gaat over drie onderwerpen: 1. de keuzes die gemeenten hebben om organisaties aan te wijzen voor de koppeling op de CORV. 2. de vraag of gemeenten al dan niet actief participeren aan de CORV. 3. Vervolgens over hoe gemeenten aan willen sluiten op de CORV De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijke domein (de gemeenten zelf (of gemandateerde), AMHK, de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en de eventuele gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet.
2
8.
Inspraak
Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting van eigen gemeenten
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Sturing en financiering Veilig Thuis Platformtaak volgens gemeente Er is afgesproken dit gezamenlijk in de regio Hollands Midden op te pakken.
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
1 oktober 2014
Te besluiten 1. Centrumgemeenten Gouda en Leiden op te dragen subsidie afspraken te maken met GGD/Veilig Thuis voor 2015. 2. Het Ambtelijk Overleg Jeugd en Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn hebben hierin een adviesfunctie. 3. Keuze voor financiering van Veilig Thuis vanuit 4 geldstromen voor 2015 (scenario 3) en daarmee voor de meest eenvoudige optie. Voorwaarde is overeenstemming over welke middelen waar vandaan komen en wat het totaal bedrag is waarover afspraken gemaakt worden. Hierover is met gemeenten en BJZ inmiddels overeenstemming bereikt.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
Het besluit om het AMHK Hollands Midden bij de GGD in te richten is al eerder genomen. Deze notitie heeft tot doel tot heldere afspraken te komen over de wijze waarop het AMHK, landelijk nu ‘Veilig Thuis’ genoemd, door gemeenten wordt aangestuurd en hoe het AMHK gefinancierd wordt. Eerst zal de stand van zaken rond de vorming van Veilig Thuis kort worden toegelicht. Daarna wordt aangegeven hoe Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) nu worden aangestuurd. Dan volgt een voorstel voor de financiering en het budget voor Veilig Thuis. De opties voor de toekomst worden afgesloten met een voorstel. Nee
Veilig Thuis wordt gefinancierd uit verschillende geldstromen: - AMK deel: binnen begroting Jeugdzorg via Holland Rijnland - SHG deel: centrumgemeenten Gouda, voor regio Midden Holland, en Leiden, voor regio ZHN. De financiering Veilig Thuis is structureel van aard. De keuze om de financiering te laten lopen via de 4 geldstromen kan op termijn herzien worden.
10.
Bestaand Kader
Vastgesteld budget op basis van 2014 -/– 15%: - AMK Midden Holland: € 803.716 - AMK ZHN: € 1.742.105 - SHG Gouda: € 248.058 - SHG Leiden: € 649.712 Relevante regelgeving: Wet Jeugdhulp en WMO Eerdere besluitvorming: NVT
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Propositie inhoudelijk opdrachtgeverschap jeugdhulp Holland Rijnland versie 23 september 2014
1
INHOUDSOPGAVE
1.
DOELEN EN UITGANGSPUNTEN INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP ........................ 3
1.1
Korte achtergrondschets ................................................................................... 3
1.2
Context, doelstelling en uitgangspunten inhoudelijk opdrachtgeverschap ................ 4
1.3
Opbouw van deze propositie ............................................................................. 5
2.
AANNAMES INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP .................................................... 6
2.1
Regionale afspraken inhoudelijk opdrachtgeverschap ........................................... 6
2.2
Kwantitatieve aannames inhoudelijk opdrachtgeverschap ..................................... 6
3.
VOORSTEL VOOR HET INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP ..................................... 8
3.1
De reikwijdte van het inhoudelijk opdrachtgeverschap ......................................... 8
3.2
Taken en formatie van de organisatie............................................................... 12
3.3
Randvoorwaarden .......................................................................................... 13
3.4
Risico’s en beheersmaatregelen ....................................................................... 13
4.
INDICATIEVE EXPLOITATIE INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP 2015 ................... 14
4.1
Indicatieve exploitatiebegroting 2015 ............................................................... 14
4.2
Indicatieve kostenraming transformatie jeugdhulp 2015 ..................................... 15
5.
STAPPEN TOT 1 JANUARI 2015 EN PROJECTBEGROTING ........................................... 16
5.1
Spoorboekje tot 1 januari 2015 ....................................................................... 16
5.2
Projectorganisatie tot 1 januari 2015 ............................................................... 17
5.3 Indicatieve projectbegroting tot 1 januari 2015 .................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2
1.
DOELEN EN UITGANGSPUNTEN INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP
1.1 Korte achtergrondschets Vanaf 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp en moeten zij ervoor zorgen dat er voldoende passende jeugdhulp beschikbaar is. Gemeenten contracteren zorgaanbieders voor het geven van jeugdhulp en worden zodoende opdrachtgever. De gemeenten in de regio Holland Rijnland1 hebben afgesproken het opdrachtgeverschap van de in te kopen jeugdhulp gezamenlijk op te pakken. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het technisch en het inhoudelijk opdrachtgeverschap. Het technisch opdrachtgeverschap heeft betrekking op de advisering rondom contractering, de financieel-administratieve afhandeling alsmede de verantwoording en de sturing daarop. Het gaat bij het technisch opdrachtgeverschap met andere woorden om de bedrijfsvoeringsondersteuning voor het regionale opdrachtgeverschap jeugdhulp. Bij het inhoudelijk opdrachtgeverschap gaat het om het leggen van de verbinding tussen het door de gemeenten gewenste beleid en de vertaalslag daarvan richting gemeenten en zorgaanbieders, de monitoring en verantwoording van de jeugdhulp en geven van invulling aan het accounthouderschap richting gemeenten en zorgaanbieders. Voor de uitvoering van beide vormen van opdrachtgeverschap is afgesproken dat dit zoveel mogelijk gedaan wordt via bestaande structuren en met gemeentelijke medewerkers. In navolging van deze randvoorwaarde kwam ServicePunt71 (hierna: SP71), in samenwerking met Stichting Rijk, naar voren voor de uitvoering van het technisch opdrachtgeverschap.2 Door SP71 is vervolgens een propositie opgesteld waar in het portefeuillehoudersoverleg van Holland Rijnland van 2 juli 2014 kennis van is genomen.3 Voor de inrichting van het inhoudelijk opdrachtgeverschap is om dezelfde reden gekozen voor aansluiting Holland Rijnland.4 Binnen dit platform wordt al geruime tijd nauw samengewerkt tussen gemeenten op het gebied van de jeugdhulp. Bij de keuze om het inhoudelijk opdrachtgeverschap via Holland te laten lopen, zijn sturing en betrokkenheid vanuit de gemeenten als nadrukkelijke voorwaarden gesteld. Het inhoudelijk opdrachtgeverschap wordt daarom ingebed in de bestaande beleidsmatige en bestuurlijke platforms. Dit krijgt onder meer vorm doordat medewerkers vanuit de deelnemende gemeenten voor een belangrijk deel de werkgroepen bemensen, hetgeen gemeentelijke expertise en lokale inbreng waarborgt. Voorliggend document bevat een voorstel van hoe het inhoudelijk opdrachtgeverschap door de gemeenten via Holland Rijnland wordt ingericht. De propositie is door bureau SeinstravandeLaar opgesteld in nauwe samenspraak met betrokken medewerkers van gemeenten, Holland Rijnland en Servicepunt71.
1
2
3
4
Holland Rijnland is het samenwerkingsverband van en voor de veertien gemeenten in deze regio. De samenwerking op het gebied van de jeugdhulp vindt plaats tussen dertien van deze gemeenten. Dit zijn de volgende gemeenten: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Zoeterwoude. De gemeente Voorschoten heeft zich wat betreft de jeugdhulp aangesloten bij de regio Haaglanden. SP71 is een shared service center (SSC) voor de bedrijfsvoering voor de gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude. Stichting Rijk is een inkooporganisatie die onder meer voor enkele gemeenten uit Holland Rijnland (Lisse, Noordwijkerhout en Hillegom) ondersteuning biedt op het gebied van inkoop. Het document is getiteld ‘Beheerorganisatie Jeugdhulp Propositie concept Servicepunt71’, d.d. 25 juni 2014. Waar in dit document over Holland Rijnland wordt gesproken wordt niet de organisatie Holland Rijnland bedoeld, maar het platform waarop wordt samengewerkt en dat door de organisatie Holland Rijnland ondersteund wordt.
3
1.2 Context, doelstelling en uitgangspunten inhoudelijk opdrachtgeverschap Deze propositie is tot stand gekomen in een context waarbij er nog veel vragen en onduidelijkheden zijn. Desalniettemin is er met de betrokkenen een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van wat de decentralisatie betekent voor de rol en inhoud van het inhoudelijk opdrachtgeverschap bij Holland Rijnland. Het is voor alle betrokkenen echter van belang zich te realiseren dat er tot aan 1 januari 2015, maar ook daarna, nog veranderingen kunnen optreden binnen dit voor gemeenten nieuwe beleidsterrein. Het gaan dan gaan om veranderingen als gevolg van (een nadere uitwerking van) het beleid, maar ook om veranderingen als gevolg van landelijke ontwikkelingen. Om hierop te kunnen anticiperen, is flexibiliteit vereist, zowel bij Holland Rijnland, als ook bij SP71 en de gemeenten. Deze propositie beoogt in beeld te brengen wat er op het niveau van Holland Rijnland nodig is om het regionale inhoudelijke opdrachtgeverschap vorm te geven. Vanuit deze doelstelling is in afstemming met betrokkenen (waaronder de ambtelijk trekker transitie jeugdzorg van Holland Rijnland) een aantal uitgangspunten geformuleerd voor het realiseren van de opdrachtgeversorganisatie. Deze uitgangspunten zijn de volgende: 1. Op korte termijn operationeel De opdrachtgeversorganisatie moet (bij voorkeur) vanaf 1 november 2014 operationeel zijn. 2. Pragmatisch en sober van opzet Met het oog op de beperkte tijd waarbinnen de opdrachtgeversorganisatie opgezet moet worden, wordt gestreefd naar een pragmatische insteek bij de vormgeving en inrichting daarvan. Tevens wordt, gezien de door de gemeenten meegegeven financiële kaders, gestreefd naar een opdrachtgeversorganisatie die sober van karakter is en zich beperkt tot hetgeen noodzakelijk is. Door de gemeenten is 1% van de middelen die gemeenten vanaf 2015 krijgen voor jeugdhulp beschikbaar gesteld voor de uitvoering van regionaal opdrachtgeverschap. Dit komt neer op een bedrag van circa € 1,075 miljoen.5 3. Ondersteunend aan gemeenten in hun taak inzake de jeugdhulp De opdrachtgeversorganisatie ondersteunt gemeenten in hun verantwoordelijkheid voor en sturing op de uitvoering van de jeugdhulp. Gemeenten dragen deze verantwoordelijkheid niet over. De afstemming tussen gemeenten vindt plaats in het portefeuillehouderoverleg Sociale agenda. 4. Binnen de regionale afspraken Holland Rijnland zal binnen de regionale afspraken (beleid, inkoopstrategie, budgetten, prestaties en verantwoordingsrapportages) gemeenten op een zo uniform mogelijke wijze ondersteunen. Dit vanuit het oogpunt van soberheid en efficiency. 5. In nauwe samenhang met het technisch opdrachtgeverschap bij SP71 Het inhoudelijk opdrachtgeverschap en het technisch opdrachtgeverschap zijn communicerende vaten; beiden zijn van elkaar afhankelijk voor het op een goede wijze geven van invulling aan hun taken. Beide soorten opdrachtgeverschap dienen dan ook goed te functioneren om elkaar behulpzaam te zijn. Dit vraagt onder meer om een goede onderlinge samenwerking, heldere communicatie en duidelijkheid over rollen en taken. 6. In eerste instantie voor een bepaalde periode (2 jaar) Eerder is al in het pho besloten om samenwerkingsafspraken voor twee jaar te maken6. Dit impliceert dat er gedurende deze periode geen ingrijpende onomkeerbare besluiten worden genomen en/of investeringen worden gedaan. 7. Met als beoogde kerntaken De kerntaken van het inhoudelijk opdrachtgeverschap zijn genoemd en uitgewerkt in paragraaf 3.1.
5 6
Dit is besloten in het Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda van 7 maart 2014. Dit is nog niet in dienstverleningsopdracht gemeenten aan Holland Rijnland opgenomen.
4
8. De bemensing zoveel als mogelijk door en met gemeenten Gemeenten hebben aangegeven het inhoudelijk opdrachtgeverschap zoveel als mogelijk met bijvoorbeeld vanuit gemeenten gedetacheerde medewerkers te willen invullen. Bovenstaande uitgangspunten zijn leidend geweest bij het uitwerken van dit voorstel. De uitgangspunten bepalen daarmee ook de reikwijdte van de ondersteuning vanuit Holland Rijnland. 1.3 Opbouw van deze propositie Voorliggend voorstel voor de opzet en uitvoering van het inhoudelijk opdrachtgeverschap is als volgt opgebouwd: De uitgangspunten bij het inhoudelijk opdrachtgeverschap; Ons voorstel voor de opzet van de inhoudelijk opdrachtgevende organisatie; Bijbehorende exploitatie en een kostenraming voor de transformatie van de jeugdhulp in 2015; Stappen, de projectorganisatie en de projectbegroting voor het opzetten van het inhoudelijk opdrachtgeverschap uiterlijk op 1 januari 2015.
5
2.
AANNAMES INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP
In dit hoofdstuk staan de regionale afspraken (paragraaf 2.1) en de kwantitatieve aannames (paragraaf 2.2) bij het inhoudelijk opdrachtgeverschap centraal. 2.1 Regionale afspraken inhoudelijk opdrachtgeverschap Het inhoudelijk opdrachtgeverschap is gebaseerd op het volgende: De specialistische hulp wordt regionaal gecontracteerd, waarbij Holland Rijnland als inkoper/contracteigenaar fungeert namens de dertien gemeenten. Voor de Jeugd- en Gezinsteams (hierna: JGT’s) worden eveneens op regionaal niveau raamcontracten afgesloten. De aansturing van de teams vindt echter lokaal plaats. Het inhoudelijk beleid inzake de jeugdhulp wordt regionaal voorbereid en door de dertien gemeenten lokaal vastgesteld. Het inkoopbeleid inzake de contractering van de zorgaanbieders evenzo. De dertien gemeenten zijn de formele opdrachtgever van de regionaal ingekochte jeugdhulp, en Holland Rijnland zal namens hen optreden als contracteigenaar. De secretaris van Holland Rijnland krijgt van de dertien gemeenten onder strikte voorwaarden het mandaat om namens hen zorgaanbieders te contracteren. De geldstroom van gemeenten naar aanbieders loopt regionaal via de begroting van Holland Rijnland.7 Holland Rijnland zal aan de gemeenten elk kwartaal een terugkoppeling geven over de uitputting van budgetten en de geleverde prestaties van zorgaanbieders in relatie tot hun contracten. Via de bestaande overlegvormen (ambtelijke en bestuurlijk) vindt continu terugkoppeling en gezamenlijke ontwikkeling plaats. Daarnaast zal door Holland Rijnland tenminste halfjaarlijks met elke gemeente apart in gesprek worden gegaan over de ontwikkelingen in het gebruik van jeugdhulp in de betreffende gemeente en de budgetuitputting. Tussen gemeenten, Holland Rijnland en SP71 wordt een dienstverleningsovereenkomst opgesteld voor de werkzaamheden die SP71 gaat doen inzake het technisch opdrachtgeverschap. Holland Rijnland wordt daarbij namens de dertien gemeenten de formele opdrachtgever van SP71. 2.2 Kwantitatieve aannames inhoudelijk opdrachtgeverschap Op basis van wat op het moment van verschijnen van dit voorstel bekend is, is in afstemming met de regio en betrokkenen een kwantitatieve inschatting gemaakt van de omvang van het speelveld voor het jaar 2015. De omvang van het speelveld bepaalt namelijk mede de omvang van de werkzaamheden ten behoeve van het inhoudelijk opdrachtgeverschap. In onderstaande tabel zijn deze kwantitatieve aannames op een rij gezet. Kwantitatieve aannames Aantal grote zorgaanbieders (omzet meer dan € 0,5 mln) Aantal kleine zorgaanbieders (omzet minder dan € 0,5 mnl) Complexe contracten Standaard contracten Complexe verantwoordingsrapportages Facturen verwerken en betalen Bevoorschotting en afrekening (nacalculatie) Deelnemende gemeenten
7
8
Indicatie omvang
Toelichting
15 150 15 150 15 + X middelgrote aanbieders8 150 - X middelgrote aanbieders 15 + X middelgrote aanbieders 13
Per kwartaal Per maand Per maand
Het AB van Holland Rijnland heeft op 5 maart 2014 reeds ingestemd met het faciliteren van het opdrachtgeverschap. Dit betreft maximaal 25 middelgrote aanbieders.
6
Overzichten budget-uitputting en zorggebruik Managementrapportages Gesprekken over de managementrapportages Gesprekken over de budgetten en prestaties Aantal vragen van zorgaanbieders en gemeenten bij opdrachtgeversorganisatie Raamcontracten voor capaciteit JGT’s
13
Per kwartaal
13
Per kwartaal
13
Per halfjaar
15
Per kwartaal
…
Per maand
10
Per jaar
Tezamen met de doelstelling en uitgangspunten zoals genoemd in paragraaf 1.3 zijn de kwalitatieve aannames en deze kwantitatieve aannames leidend geweest voor onderhavig voorstel voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap, zoals dat in het volgende hoofdstuk is uitgewerkt.
7
3.
VOORSTEL VOOR HET INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP
In dit hoofdstuk bespreken we allereerst de reikwijdte van het inhoudelijk opdrachtgeverschap (paragraaf 3.1), waarin we dit afbakenen van het technisch opdrachtgeverschap. Daarna gaan we achtereenvolgens in op de formatie omvang van de organisatie (paragraaf 3.2), de randvoorwaarden (paragraaf 3.3) en de risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen (paragraaf 3.4). 3.1 De reikwijdte van het inhoudelijk opdrachtgeverschap Het regionaal opdrachtgeverschap kent de volgende hoofdtaken: A. Beleid B. Inkoopstrategie / aanbesteding C. Contractering D. Contractmanagement E. Financiële afwikkeling F. Planning en control G. Beantwoording vragen/servicedesk Voor een deel worden deze taken uitgevoerd door Holland Rijnland, maar voor een deel ook door SP71. Er bestaat zodoende een overlap. Daarom is in onderstaande tabel een overzicht opgenomen van deze hoofdtaken, waarin is aangegeven of een taak bij Holland Rijnland als inhoudelijk opdrachtgever ligt, bij SP71 als technisch opdrachtgever of bij beiden. Hoofdtaak A. B. C.
D.
E.
F.
G.
Beleid Inkoopstrategie Contractering - Aanbestedingsprocedures - Contracten opstellen - Juridisch advies - Het ondertekenen van de Contracten Financiële afwikkeling - Afhandeling facturen - Toetsing aan contract - Accordering - Betalingen vanuit rekening HR Planning & Control - Financiële gegevens (per maand) - Prestatie-indicatoren (per kwartaal) - Analyse en opstellen rapportages (per kwartaal) - Verwerking in reguliere p&ccyclus: begroting, marap, jaarrekening Contractmanagement - Inhoudelijk contractmanagement - Technisch contractmanagement (commercieel-juridisch) - Contractbeheer - Accounthouderschap gemeenten - Accounthouderschap Zorgaanbieders - Accounthouderschap SP71/HR Servicedesk
Inhoudelijk opdrachtgeverschap: Holland Rijnland X X X
Technisch opdrachtgeverschap: SP71 X X X X
X X X X X X X X X
X X X X
8
X
X
X
X X
Ter toelichting op bovenstaande tabel merken we het volgende op: A. Beleid Bij de regionale samenwerking staan het toekomstmodel jeugdhulp en het regionale beleidsplan Hart voor de jeugd centraal. Het toekomstmodel gaat uit van zeggenschap van de cliënt en integraal en gebiedsgericht werken via de Jeugd- en gezinsteams. Deze teams zullen een groot deel van de ambulante hulp zullen uitvoeren en op basis van een gezinsplan bepalen welke hulp thuis, op school en verder in het gezin nodig is. Dit regionale jeugdbeleid wordt de komende tijd verder uitgewerkt en in de praktijk gebracht. In 2015 zal hard gewerkt moeten worden om de JGT’s goed te laten functioneren en zal betere samenwerking tussen de aanbieders van specialistische zorg centraal staan. Daarbij is in het eerste jaar zorgcontinuïteit verplicht, waardoor er in dat jaar met een voorgeschreven aantal aanbieders gewerkt moet worden. De regio vraagt in haar contractering van aanbieders het beleid en het toekomstmodel te omarmen en uit te voeren en uit te dragen. Dat is, naast cliënttevredenheid en het behalen van doelen uit het hulpplan de belangrijkste kwaliteitseis en kwaliteitsindicator voor de eerste jaren. Daarmee is een eerste grote stap gezet richting transformatie. Op termijn zal het aandeel van de hulp die door de teams lokaal geleverd wordt, stijgen (nu 20%-80%, straks wellicht 40%60%) en zal de vraag naar specialistische hulp veranderen doordat er vanuit de vraag en behoefte van cliënten gewerkt wordt. Op termijn zullen de JGT’s/gemeenten naar plan een grote rol gaan spelen bij de inkoop en contractering van jeugdhulp. Dat kan er mogelijk toe leiden dat de regionale taak beperkter of anders wordt. Innovatie zit niet zozeer in het zoeken naar, bijvoorbeeld, andere aanbieders. Dat betekent immers hetzelfde doen, maar met andere spelers. De transformatie vraagt om meer. Het is dan ook mogelijk dat na 2015 ook het palet van aanbieders en inkoop en contracteringsvoorwaarden verandert. Daar zal tijdig op geanticipeerd worden en zal dan meerwerk betekenen in vergelijking tot 2015. Deze ontwikkelingen vergen een voortzetting van de huidige intensieve samenwerking tussen gemeenten vanuit het platform binnen Holland Rijnland. De opdrachtgeversorganisatie zal hier nauw op aan moeten sluiten. Daarbij zal gebruik gemaakt blijven worden van de bestaande werkgroepenstructuur. Daarnaast zal ten aanzien van de uitwerking van het regionale beleid nauw samengewerkt worden tussen de opdrachtgeversorganisatie en SP71, die per 1 januari 2015 over kwantitatieve gegevens van de regionale jeugdhulp beschikt. B. Inkoopstrategie De inkoopstrategie is een belangrijk beleidsinstrument voor het bereiken van de beleidsdoelstellingen. De inkoopstrategie wordt op basis van wensen van de gemeenten opgesteld door inhoudelijke opdrachtgeverschap bij Holland Rijnland, waarbij vanuit SP71 tezamen met Stichting Rijk - een belangrijke professionele bijdrage wordt geleverd door hun kennis en ervaring met inkoop. Bij het opstellen van een inkoopstrategie komen sturingsvragen aan bod. Er kan daarbij tevens gekeken worden naar de aanbestedingsmogelijkheden en de contracttypen. De inkoopstrategie voor 2015 en 2016 is gericht op continuïteit van zorg in combinatie met het regionale toekomstmodel en de inhoudelijke agenda uit het regionale transitiearrangement. Dat betekent dat een belangrijk deel van de huidige wijze van contractering van zorg in 2015 en 2016 hetzelfde zal zijn als in 2014. Voor de komende jaren zal door de gemeenten bezien moeten worden hoe de inkoopstrategie er uit ziet afhankelijk van het regionaal beleid en individuele wensen en verwachtingen van gemeenten. C. Contractering Onder dit onderdeel vallen met name het begeleiden van aanbestedingsprocedures en het sluiten van contracten met de zorgaanbieders. Dit gebeurt in een coproductie tussen Holland Rijnland en SP71. Het zwaartepunt ligt echter ‒ onder meer door de juridische toetsing ‒ bij SP71. De eisen en wensen ten aanzien van de contracten worden in een eerder stadium al vastgelegd; de daadwerkelijk contractering is de uitwerking daarvan. De inhoudelijke kant hiervan wordt voorbereid door het inhoudelijk opdrachtgeverschap; de commercieel-juridische 9
kant ligt bij SP71. Het daadwerkelijk besluiten tot het aangaan en ondertekenen van de contracten zal middels een mandaat van de colleges, resp. volmacht van de burgemeester van de gemeenten door de secretaris van Holland Rijnland worden gedaan. De gemeenten blijven daarbij contracteigenaar en dus eindverantwoordelijk voor de regionaal in te kopen jeugdhulp. Daarnaast vervult Holland Rijnland een rol bij de JGT’s. De aansturing van deze lokale teams wordt gedaan door de gemeenten. De contractering van de teams loopt echter via Holland Rijnland, die hierop de procesregie voert. De raamcontracten voor de JGT’s worden afgesloten op basis van de wensen van de gemeenten voor aantallen en aanbieders. In 2015 betreft dit nog een beperkte groep aanbieders in verband met zorgcontinuïteit. Zij hebben ook geparticipeerd in de preftuinen in 2014. D. Financiële afwikkeling De facturen komen binnen bij SP71. Het beheer hierover ‒ denk aan de afhandeling, het opnemen van de facturen in de workflow etc. ‒ wordt ook door SP71 gedaan. Ook de verantwoordelijkheid voor controle van de facturen – aan de hand van de contracten – ligt bij SP71. Uitgewerkt moet nog worden hoe de controle geschiedt op basis van de daadwerkelijk verleende zorg in de praktijk. Voor de betaling van de facturen wordt een aparte betaalrekening op naam van Holland Rijnland aangemaakt. Via mandaat wordt juridisch geborgd dat SP71 gerechtigd is om vanuit deze rekening betalingen te doen. In hoeverre Holland Rijnland akkoord dient te geven alvorens SP71 de facturen betaalt, hangt ‒ waarschijnlijk ‒ af van de hoogte van bedragen en de aard van het contract. Bij betaling van de facturen van grote zorgaanbieders zullen de medewerkers van Holland Rijnland in ieder geval een extra toets doen. Hier moeten nog nadere proces- en detailafspraken voor worden gemaakt. E. Contractmanagement Contractmanagement ziet op het accounthouderschap waar Holland Rijnland en SP71 beide een eigen aandeel in hebben. Net als bij de contractering liggen de inhoudelijke aspecten van contractmanagement bij Holland Rijnland en de commercieel-juridische aspecten bij SP71. De inhoudelijk contractmanager wordt ook wel relatiemanager genoemd. Dat geeft een beeld van de taak die bij Holland Rijnland ligt: het in gesprek gaan met de zorgaanbieders over het verhaal achter de cijfers en de prestatie-indicatoren. Deze gegevens zijn afkomstig uit de financiële overzichten en de prestatieoverzichten9 - beide een uitvloeisel van het contractbeheer -, die worden aangeleverd door SP71, zoals hierna onder de toelichting op de P&C nader wordt uitgewerkt. Er zijn 1. 2. 3.
drie verschillende vormen van accounthouderschap te onderscheiden: accounthouderschap richting de zorgaanbieders; accounthouderschap richting de gemeenten; accounthouderschap tussen Holland Rijnland en SP71.
Ad 1. Het accounthouderschap richting de zorgaanbieders Voor een goede invulling van het accounthouderschap richting de zorgaanbieders zullen Holland Rijnland en SP71 als een tandem optrekken. Omwille van de rapportages die Holland Rijnland per kwartaal aan de gemeenten wil leveren, zullen elk kwartaal gesprekken met de aanbieders plaatsvinden. Het gaat hier om gesprekken met de grote zorgaanbieders in het kader van inhoudsgericht accounthouderschap door het regionaal opdrachtgeverschap. Ad 2. Het accounthouderschap richting de gemeenten Richting gemeenten vindt eveneens accounthouderschap plaats. Dit is een continu proces in diverse bestuurlijke en ambtelijke overleggen en via vooraf afgesproken rapportages en gesprekken met individuele gemeenten. Het accounthouderschap richting gemeenten wordt uitgevoerd door Holland Rijnland.
9
De prestatieoverzichten bevatten een toets op de prestatie-indicatoren, die bepaald worden door de gemeenten binnen het platform Holland Rijnland.
10
Ad 3. Het accounthouderschap tussen Holland Rijnland en SP71 Tussen Holland Rijnland en SP71 is zelf ook sprake van accounthouderschap. In een nog overeen te komen bestuursovereenkomst zullen rechten, verplichtingen en risico’s moeten worden vastgelegd tussen de twee organisaties. F. Planning & Control De verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de Planning & Control ligt bij Holland Rijnland. De input hiervoor wordt voor een aanzienlijk deel geleverd door SP71. Het gaat dan om financiële overzichten en prestatieoverzichten. Aan de hand van deze gegevens gaat Holland Rijnland samen met SP71 het gesprek aan met de zorgaanbieders voor een toelichting op de ontvangen gegevens. Dit is ook benoemd onder het onderdeel Contractmanagement. Op basis van enerzijds de kwantitatieve gegevens uit de overzichten en anderzijds de kwalitatieve gegevens die naar voren zijn gekomen in de gesprekken met de zorgaanbieders, wordt door Holland Rijnland voor elk van de dertien gemeenten een rapportage opgesteld. De rapportage bevat een analyse van de gegevens en een terugkoppeling van de gesprekken. Voorgesteld wordt om de rapportages eens per kwartaal op te stellen. Wel zal nog na worden gegaan in hoeverre het mogelijk is om aan te sluiten op de reguliere P&C-cyclus van gemeenten. Per kwartaal zal door SP71 per gemeente het zorggebruik en de budget-uitputting bijgehouden worden. Dit wordt gedaan aan de hand van door de zorgaanbieders geleverde informatie, conform hetgeen daarover is opgenomen in de contracten. Gemeenten dienen jaarlijks gegevens aan te leveren bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het kader van de Informatie voor Derden (Iv3). Door zorgaanbieders zal eveneens bepaalde informatie moeten worden aangeleverd, onder andere in het kader van het Jaardocument Jeugdzorg. Bij de gegevensverzameling door het regionaal opdrachtgeverschap zal worden getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij deze al bestaande informatieverplichtingen, zodat de lasten bij de zorgaanbieders in dat kader niet onnodig verzwaard worden. G. Servicedesk De servicedesk is een front office voor vragen van: gemeenten (bijvoorbeeld: hoeveel cliënten j-ggz heb ik in mijn gemeente en hoe staat het met de budget-uitputting?), zorgaanbieders (bijvoorbeeld: wanneer wordt mijn factuur betaald?) en cliënten (bijvoorbeeld: hoe staat het met de privacy van de zorggegevens van mijn kind?). Uit de genoemde voorbeeldvragen blijkt dat de vragen die bij de servicedesk gesteld zullen worden, betrekking kunnen hebben op zowel het inhoudelijk opdrachtgeverschap als het technisch opdrachtgeverschap. Vanuit het oogpunt van ‘zo snel mogelijk in contact komen met de juiste persoon die antwoord kan geven op de vraag’ ligt het voor de hand om rechtstreeks contact met de betrokken werknemers van Holland Rijnland en SP71 te bewerkstelligen. Om de beslissing over wie het beste de vraag kan beantwoorden niet aan de vragensteller over te laten, verdient het echter de voorkeur om met één e-mailadres en één telefoonnummer te werken. Dit voorkomt tevens dat de betrokken werknemer bij een foutieve inschatting van de vragensteller alsnog moet doorverwijzen. Daarnaast kan de servicedesk bepaalde vragen opvangen, zodat de betrokken werknemers niet overvraagd worden. Welke keuze met betrekking tot de servicedesk gemaakt wordt, moet nog nader bepaald worden. Bij SP71 wordt gewerkt via het click-call-face-principe.10 Het heeft de voorkeur om dit principe ook aan te houden bij het inrichten van de servicedesk.
10
Dit principe houdt in dat de dienstverlenende organisatie zijn klanten stimuleert het antwoord op vragen zélf op internet te zoeken ('click'), lukt dat niet dan moet de klant kunnen telefonisch hulp kunnen vragen ('call'), en als ook dat niet volstaat moet fysiek contact - bijv. via een balie of afspraak - mogelijk zijn ('face').
11
Samenvattend In bovenstaande beschrijving van de zes hoofdtaken van het regionaal opdrachtgeverschap is nader uitgewerkt wat de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling is tussen Holland Rijnland en SP71. De reikwijdte van het inhoudelijk opdrachtgeverschap laat zich samengevat omschrijven als het binnen de gegeven kaders uitvoeren van het van regionaal opdrachtgeverschap voor met name de specialistische zorg, het uitvoeren van inhoudelijk contractmanagement en het daarover in gesprek gaan met zowel zorgaanbieders als gemeenten. 3.2 Taken en formatie van de organisatie Ons voorstel voor de opzet ‒ in de zin van taken en formatieve omvang ‒ van het inhoudelijk opdrachtgeverschap is als volgt: Taken inhoudelijk opdrachtgeverschap 1. Coördinatie en verdere transformatie 2. Beleid en inhoudelijk contractmanagement 3. Monitoring, accordering en P&C 4. Adm./secr. ondersteuning/servicedesk 5. Platform ondersteuning
Formatie-inzet 1 fte 2 fte 1 fte 0,5 fte n.v.t.
Hieronder worden deze taken en bijbehorende formatie toegelicht. Post 1: coördinatie en verdere transformatie Deze taak is tweeledig. Aan de ene kant moet er coördinatie plaatsvinden binnen het inhoudelijk opdrachtgeverschap en binnen dit team. De samenwerking met SP71, het accounthouderschap en de monitoring en verslaggeving naar gemeenten moeten verder vorm krijgen en uitgevoerd worden. Het betreft hier meer beheersmatige taken. Aan de andere kant zijn de transitie en de bijbehorende transformatie op 1 januari 2015 nog niet klaar. Het betreft hier het leiding geven aan de projectorganisatie met werkgroepen etc. en de strategische en politiek-bestuurlijke kant. Deze taak is vergelijkbaar met die van de huidige transitiemanager en vraagt onder meer overall view, strategisch inzicht, politiek-bestuurlijke sensibiliteit. Het is de vraag of beide taken in één persoon te verenigen zijn of dat de taken beter over twee personen verdeeld kunnen worden. Het gaat hier om functies in schaal 11 tot 13. Dit vraagstuk wordt nog nader uitgewerkt. Post 2: beleid en inhoudelijk contractmanagement De beleidsmedewerkers zullen taken uitvoeren als het inhoudelijk contractmanagement, het accounthouderschap naar de zorgaanbieders en de gemeenten en het voorbereiden van verantwoordingsrapportages, besluitvorming etc. Hiervoor is naar schatting 2 fte nodig vanaf schaal 11. Het gaat hier nadrukkelijk om reguliere werkzaamheden. De werkzaamheden die in het kader van de verdere transformatie noodzakelijk zijn, zullen met name worden uitgevoerd binnen de bestaande werkgroepenstructuur. Post 3: monitoring, accordering en P&C Vanuit Holland Rijnland zullen facturen etc., geaccordeerd moeten worden. Daarnaast moeten de gegevens van de zorgaanbieders en SP71 worden omgezet in kwantitatieve en kwalitatieve P&C-rapportages naar gemeenten. Hiervoor is ca. 1 fte nodig vanaf schaal 9 of 10. Post 4: ondersteuning/servicedesk Tot slot is een enige administratieve en secretariële ondersteuning wenselijk. Het gaat dan om het plannen van afspraken, het verzenden van stukken etc., maar ook het verzorgen van een telefonisch aanspreekpunt voor vragen (nader uit te werken en te bezien met SP71). Hiervoor is 0,5 fte nodig vanaf schaal 6 of 7. Post 5: platform ondersteuning Het gaat hier om het notuleren en plannen van ambtelijk overleg, het voorbereiden van 12
besluitvorming, etc. Voorts gaat het om ondersteuning van de organisatie van ambtelijke werkgroepen en dergelijke die de diverse transformatievraagstukken ook in 2015 en 2016 verder zullen moeten oppakken. Deze ondersteunende functie bestaat al (ter grootte van 0,6 fte) en wordt nu ingevuld vanuit de reguliere ambtelijke organisatie van Holland Rijnland. Zodoende hoeft deze functie niet apart gefinancierd te worden. Wel moet deze inzet geborgd blijven binnen de Kracht15-afspraken. De bemensing van de functies zal ‒ met inachtneming van deskundigheid en ervaring zoveel als mogelijk met gemeentelijk personeel ‒ later dit najaar, bij voorkeur voor 1 november, uitgewerkt en ingevuld worden. 3.3
Randvoorwaarden
Voor de uitvoering van het inhoudelijk opdrachtgeverschap is een aantal randvoorwaarden bepalend voor het succes. Deze randvoorwaarden zijn de volgende: 1. Een goede inbedding in het ambtelijk en bestuurlijk platform van Holland Rijnland, alsmede continuering van de huidige projectorganisatie waarbij ambtelijke werkgroepen diverse vraagstukken in het kader van de transformatieopgave op zich nemen. Deze vraagstukken zijn zo omvangrijk dat ze niet binnen de opdrachtgeversorganisatie zoals hierboven omschreven, kunnen worden opgepakt. Een en ander vergt voldoende ambtelijke capaciteit om dit te ondersteunen. 2. Duidelijke taakafbakening beschrijving van de rollen van gemeenten, Holland Rijnland en SP71 in (een) DVO(‘s) en mandaatregeling(en) 3. Goede samenwerking tussen Holland Rijnland en SP71. Het inhoudelijk en het technisch opdrachtgeverschap moeten als het gaat om de ontwikkeling van beiden samen nauw optrekken. 4. Er is duidelijkheid over de kaders inzake het invullen van de functies/ het plaatsen/ aantrekken van medewerkers. 5. Er is voldoende betrokkenheid en draagvlak bij de gemeenten voor de transitie en de transformatie. 3.4 Risico’s en beheersmaatregelen Deze propositie is gebaseerd op aannames, waarvan later zal blijken in hoeverre deze juist zijn ingeschat. De gemeenten en Holland Rijnland lopen met het opzetten van een afdeling voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap een aantal risico’s, die wij expliciet wensen te benoemen. Deze risico’s en hun bijbehorende beheersmaatregelen zijn de volgende: 1. Dekking van vaste kosten als Holland Rijnland kleiner wordt of wordt opgeheven: als om wat voor reden dan ook (bijvoorbeeld vanwege dalende budgetten) de opdrachtgeversorganisatie bij Holland Rijnland kleiner moet worden (of wordt opgeheven), ontstaat er een dekkingsprobleem inzake eventuele vaste kosten, zoals personeel en overhead en ondersteuning. Maatregel: zoveel als mogelijk werken met gedetacheerd personeel vanuit de deelnemende gemeenten. Met betrekking tot plaatsen van medewerkers zal gelet moeten worden op vaste versus flexibele formatie. Daarnaast is tijdige signalering van eventuele ontwikkelingen met betrekking tot de opdrachtgeversorganisatie van belang. 2. Onvoorziene ontwikkelingen maken dat de aanloopkosten tegen kunnen vallen: de decentralisatie van de jeugdzorg is nieuw voor gemeenten. Bovendien is er niet één manier waarop gemeenten hun verantwoordelijkheid invulling kunnen geven, zij zullen daarin zelf en met elkaar hun weg moeten vinden. Dat maakt dat veel zaken nog om nadere uitwerking vragen. Dit alles vindt plaats in een complex veld met grote belangen en veel belanghebbenden. Zodoende kan het voorkomen dat de begrote aanloopkosten tegenvallen wegens onvoorziene ontwikkelingen. Maatregel: tijdig eventuele ontwikkelingen signaleren en komen met een voorstel hoe daar mee om te gaan. 3. Geen tijdige afspraken over werkprocessen vanwege Kracht15-discussie: momenteel wordt er door de gemeenten debat gevoerd over de toekomst en taken van Holland Rijnland. Het risico bestaat dat het niet mogelijk blijkt te zijn om tijdig 13
goede afspraken te maken over werkprocessen, omdat duidelijkheid over de toekomstige organisatie van Holland Rijnland uitblijft. Maatregel: de gemeenten geven op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid over de toekomst en de taken van Holland Rijnland. 4. Te hoge verwachtingen bij gemeenten in relatie tot het beschikbare budget voor regionaal opdrachtgeverschap (zowel technisch als inhoudelijk): het regionaal opdrachtgeverschap voor de jeugdhulp is voor alle partijen nieuw. Daarin schuilt het gevaar dat de verwachtingen bij gemeenten over de diensten van Holland Rijnland en SP71 hoger zijn dan realistisch is gezien het beschikbare budget voor de uitvoering van het regionale opdrachtgeverschap. Dit risico wordt nog eens prangender in het kader van de Kracht15-discussie. Hierdoor bestaat het risico dat de staande ambtelijke organisatie van Holland Rijnland de ondersteunende rol niet (tijdig) kan invullen door de bezuinigingsopgave die uit dat debat voortvloeit. Maatregel: vanuit Holland Rijnland en SP71 telkens de verwachtingen duidelijk maken.
4.
INDICATIEVE EXPLOITATIE INHOUDELIJK OPDRACHTGEVERSCHAP 2015
In dit hoofdstuk gaan we in op de financiële aspecten ten aanzien van de uitvoering van het inhoudelijk opdrachtgeverschap voor het jaar 2015. Paragraaf 4.1 bevat een indicatieve exploitatiebegroting voor 2015 en paragraaf 4.2 bevat een indicatieve kostenraming ten behoeve van de transformatie van de jeugdhulp in 2015. 4.1
Indicatieve exploitatiebegroting 2015
Voor de uitvoering van het inhoudelijk opdrachtgeverschap zoals hiervoor is beschreven, is onder verwijzing naar de context waarin deze propositie is geschreven en waarin veel zaken nog uitgewerkt moeten worden, een indicatieve exploitatie voor 2015 opgesteld. Deze exploitatiebegroting11 ziet er als volgt uit: Taken inhoudelijk opdrachtgeverschap 1. Coördinatie en verdere transformatie 2. Beleid en contractmanagement 3. Monitoring en accordering 4. Adm./secr. ondersteuning 5. Platform ondersteuning Totalen Post onvoorzien (15%) Totaal
Formatieinzet
Schaal
Personeelslasten
1,00
(12/)13
€
102.500
€
39.100
€
141.600
2,00
11
€
166.300
€
63.400
€
229.700
1,00 0,50 n.v.t. 4,50
(9/)10 (6/)7 n.v.t.
€ €
72.200 25.500 n.v.t. 366.500
€ €
27.600 9.800 n.v.t. € 139.900
€ €
€
Overhead
Totaal
99.800 35.300 n.v.t. € 506.400 € 76.000 € 582.400
In totaal worden de personeelslasten voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap dus begroot op € 366.500. Inclusief de overheadopslag12 van € 139.900 bedragen de totale kosten € 506.400. Daarbovenop is een post onvoorzien van 15% begroot. Hiermee kunnen onvoorziene uitgaven worden gedekt alsmede uitgaven in het kader van werkbudget. Daarmee bedraagt de totale exploitatiebegroting € 582.400.
11
12
De berekening van de personeelslasten en de overhead is verricht door Holland Rijnland. Ten aanzien van de personeelslasten is daarbij telkens uitgegaan van de hoogst genoemde schaal (die in de derde kolom van de exploitatiebegroting vermeld staan), zoals deze in de CAR-UWO is opgenomen. Dit betreft de opslag voor zowel formatieve overhead (management en PIOFACH-taken) als materiële overhead (huisvesting, ICT, accountantskosten etc.). Er is gerekend met een opslag van 38,1%.
14
4.2
Indicatieve kostenraming transformatie jeugdhulp 2015
Er wordt nu aangenomen dat er voor 2015 geen additionele kosten worden gemaakt ten opzichte van de exploitatiebegroting zoals boven is weergegeven. Indien de opzet van contractering vanaf 1 januari 2017 zal veranderen, zal voor 2016 wel een incidentele extra inzet nodig zijn. Deze zal in de loop van 2015 duidelijk worden en worden opgenomen in de begroting 2016.
15
5.
STAPPEN TOT 1 JANUARI 2015 EN PROJECTBEGROTING
Voor het beleggen van het inhoudelijk opdrachtgeverschap resteren nog vijf maanden (inclusief de zomermaand augustus). Om die reden is een spoorboekje gemaakt van activiteiten die moeten worden gedaan, een voorstel gemaakt voor een projectorganisatie en is een projectbegroting gemaakt tot aan 1 januari 2015. 5.1 Spoorboekje tot 1 januari 2015 Onderstaande tabel bevat de te nemen stappen tot aan 1 januari 2015 ter realisatie van het inhoudelijk opdrachtgeverschap jeugdhulp voor de regio. Het is een ambitieus tijdplan, maar gegeven de tijdsdruk is de korte fasering noodzakelijk. Wij denken echter dat het naast een ambitieus ook een haalbaar tijdsplan is. Stappen inhoudelijk opdrachtgeverschap tot 1 januari 2015 Aanwijzen van een projectleider vormgeven inhoudelijk opdrachtgeverschap Samengevoegde proposities SP71 en Holland Rijnland in pho Opstellen DVO(‘s) tussen gemeenten/Holland Rijnland/SP71 en bijbehorende mandaatbesluit(en) (aansluitend besluitvorming in colleges) Uitlijnen van processen en flowcharts met SP71 op volgende onderdelen: Beleid Contractering Inhoudelijk en technisch contractmanagement Financiële afwikkeling Informatievoorziening en P&C Servicedesk Uitgewerkt voorstel financiering zorgaanbieders (bevoorschotting, betaling nacalculatie, Vecozo, BTW) Functiebeschrijvingen, plaatsingsvoorstel en evt. werving medewerkers inhoudelijk opdrachtgeverschap Voorstel inrichting servicedesk Voorstel communicatieplan (zowel richting gemeenten als richting zorgaanbieders) ICT-plan met SP71 (voor nadere uitwerking van alle relevante ICT voorzieningen) Rekeningnummer en factuuradres bekend Plaatsing medewerkers inhoudelijk opdrachtgeverschap Contractering met zorgaanbieders (budgetten, prestatieafspraken, rapportageverplichtingen) Proefcasu gedraaid hebben inzake contracten, facturen en vragen (met SP71) Inregelen ICT Inrichting servicedesk (samen met SP71) Vormgeven van P&C-cyclus richting gemeenten Uitvoeringsplannen jeugdhulp (met daarin een verdere uitwerking van het regionaal beleidsplan ‘Hart voor de Jeugd’ Operationeel
13
14
Gereed (2014) 1 september 1 oktober13 z.s.m. na 1 oktober
1 oktober
1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 oktober 1 november14 1 november 1 november 1 november 1 december 1 december 1 december 1 december 1 januari 2015 1 januari 2015
Op 18 september 2014 zal bespreking van de beide proposities in het DB van Holland Rijnland plaatsvinden. Het opstellen van het ICT-plan is afhankelijk van landelijke besluitvorming en communicatie daarover, omdat gemeenten gebruik zullen maken van landelijke systemen. De haalbaarheid van de genoemde deadline dient dan ook in dat licht bezien te worden.
16
5.2
Projectorganisatie tot 1 januari 2015
Er wordt een werkgroep voorzien die als doel heeft het opzetten en inregelen van het inhoudelijk opdrachtgeverschap. Deze werkgroep staat onder leiding van de transitiemanager. Daarmee wordt de transitiemanager de projectleider inhoudelijk opdrachtgeverschap. Naast de projectleider inhoudelijk opdrachtgeverschap bestaat de werkgroep in ieder geval uit de manager sociaal domein Holland Rijnland en de projectleider technisch opdrachtgeverschap aan de zijde van SP71. De projectleider inhoudelijk opdrachtgeverschap krijgt de volgende taken: Het leiding geven aan de werkgroep inhoudelijk opdrachtgeverschap. Het daarmee zorgdragen en eindverantwoordelijk zijn voor het volgende: o een DVO/contract tussen HR-SP71 o een ingerichte organisatie inhoudelijk opdrachtgeverschap o vormgeven van gezamenlijk opdrachtgeverschap/ contractmanagement richting zorgaanbieders o vormgeven van een servicedesk (met SP71) o vormgeven van de P&C richting gemeenten o communicatie daarom heen De projectleider inhoudelijk opdrachtgeverschap rapporteert aan de ambtelijke stuurgroep 3D. De werkgroep vormgeving inhoudelijk opdrachtgeverschap krijgt de volgende taken Opzetten DVO/contract tussen HR/SP71 Uitlijnen van processen (zoals aangegeven in het spoorboekje) Voorbereiden plaatsing medewerkers Inrichten/ inregelen van servicedesk (samen met SP71) Voorbereiden van de P&C opzet richting gemeenten Opzetten en uitvoeren van communicatie naar zorgaanbieders en gemeenten Draaien van een aantal proefzaken met SP71 De werkgroep stemt nauw af met bestaande werkgroepen, zoals de werkgroep Zorgprogramma en de werkgroep Financiën.
17
Voorstel aansturing en financiering van AMHK Werkgroep Veiligheid en Kind Versie 15 sept. 2014
Opdrachtgever De stuurgroep Sociaal Domein in MH en het portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda ZHN.
1. Inleiding Het besluit om het AMHK Hollands Midden bij de GGD in te richten is al eerder genomen. Deze notitie heeft tot doel tot heldere afspraken te komen over de wijze waarop het AMHK, landelijk nu ‘Veilig Thuis’ genoemd, door gemeenten wordt aangestuurd en hoe AMHK gefinancierd wordt. Eerst zal de stand van zaken rond de vorming van Veilig Thuis kort worden toegelicht. Daarna wordt aangegeven hoe SHG en AMK nu worden aangestuurd. Dan volgt een voorstel voor de financiering en het budget voor Veilig Thuis. De opties voor de toekomst worden afgesloten met een voorstel.
2. Stand van zaken Veilig Thuis (AMHK) 2.1. Overzicht ondernomen stappen - Het besluit in de regio’s MH en ZHN om AMHK te organiseren op het niveau van Hollands Midden en onder te brengen bij de GGD. - De opdrachtbrief aan GGD en BJZ van 17 dec. 2013 om medewerking te verlenen aan de samenvoeging van AMK en SHG per 1 januari 2015 en een businessplan op te stellen van de nieuwe organisatie - Het plan van aanpak vorming AMHK is in februari vastgesteld in de stuurgroepen van de beide regio’s ZHN en MH. - Een brief van GGD en BJZ van 13 maart 2014 als reactie op de opdrachtbrief, met uitgangspunten voor samenvoeging AMK en SHG. - N.a.v. een adviesgesprek van gemeenten met juristen van Pels Rijcken zijn als reactie op de uitgangspunten GGD en BJZ nieuwe uitgangspunten geformuleerd, met als belangrijkste doel frictiekosten van samenvoeging bij GGD te voorkomen. - In de stuurgroep AMHK, waarin 3 wethouders en de directeur GGD en BJZ, zijn het budget en de nieuwe uitgangspunten besproken. Hierover werd geen overeenstemming bereikt. - Tijdens een vervolgoverleggen leken er openingen om voor alle partijen tot een aanvaardbare oplossing te komen. - Over en weer zijn deze zomer door BJZ en gemeenten brieven gestuurd over uitgangspunten, budget en de formatie. - Over budget en formatie zijn beide partijen het eens. - Per 1 september heeft BJZ volgens het afspiegelingspricipe ontslag aangevraagd voor boventallig personeel, waaronder een aanzienlijk deel AMK medewerkers. - Onderwerp van gesprek tussen BJZ en gemeenten is nu welke medewerkers en welke expertise van AMK over gaat naar de GGD. Doel is dat dit medewerkers zijn met specifieke AMK expertise.
2.2. Projectgroepen Naast het formele traject om met BJZ tot goede afspraken te komen wordt in twee projectgroepen in goede harmonie gewerkt aan het tot stand komen van Veilig Thuis. A. De projectgroep Primair Proces, met manager SHG, teamleiders AMK en beleidsmedewerkers van Gouda en Leiden, waarin de processen van AMK, SHG en Meldpunt Zorg en Overlast (backoffice SHG) tegen het licht worden gehouden en nieuwe processen worden uitgewerkt. Er zijn hiervoor 4 actielijnen geformuleerd: o Eén meldpunt voor burgers en professionals 7x 24 bereikbaar; o Missie, visie, wettelijke taken en aanvullende taken zijn beschreven en expertise is gebundeld en geborgd; o Veilig Thuis werkprocessen zijn afgestemd en beschreven, waarin handelingsprotocol(VNG) de basis vormt en triage en processtappen die toeleiden naar zorg- en veiligheidscircuit zijn beschreven; o Aansluiting met het preventieve veld, lokaal sociaal domein en samenhang met drang en dwang is geborgd in samenwerkingsafspraken; o Communicatieplan is opgesteld en wordt uitgevoerd.
1
B. De projectgroep Organisatie richt zich op de organisatorische samenvoeging van SHG en AMK. Hierin zijn in wisselende samenstelling specialisten van AMK en GGD vertegenwoordigd. Als actielijnen zijn benoemd: o Financiën o Personeel en organisatie o Huisvesting en werkplek o Overige zaken Vanuit het ondersteuningsprogramma AMHK van de VNG zijn op diverse onderdelen handreikingen opgeleverd die steeds ter ondersteuning en toetsing worden gebruikt. Het handelingsprotocol vormt een belangrijke basis voor het vormgeven van de werkprocessen. Landelijk is ook de nieuwe naam Veilig Thuis voor het AMHK gepresenteerd na een uitgebreide landelijke inventarisatie ronde.
3. Sturing Veilig Thuis 3.1. Huidige aansturing AMK en SHG Het AMK en SHG kennen op dit moment een duidelijke en eenduidige aansturing. De Provincie maakt in het kader van de financiering afspraken over AMK als onderdeel van BJZ. Het SHG kent op dit moment een stevige structuur voor beleidsvorming en aansturing en wordt gefinancierd door de centrumgemeenten Gouda en Leiden. Beide gemeenten maken met SHG subsidie afspraken over te leveren producten en resultaten. Hiervoor wordt gezamenlijk beleid ontwikkeld. Binnen de bestaande structuur van Regionaal Beleidsoverleg (RBO) is goed zicht op de uitvoering en de voortgang hierin, en zijn er mogelijkheden bij te sturen of aanvullende afspraken te maken. Dat betekent in de huidige praktijk dat de centrumgemeenten dicht op de uitvoering zitten en goed geïnformeerd zijn. In het RBO worden voorstellen voorbereid die in het Bestuurlijk overleg huiselijk geweld en kindermishandeling (BO HG) worden voorgelegd. Het RBO bestaat uit beleidsambtenaren huiselijk geweld en kindermishandeling van Katwijk, Alphen aan den Rijn, Gouda en Leiden. Daarnaast maken SHG, AMK en politie deel uit van het RBO. Vanuit het RBO kunnen voorstellen worden voorgelegd aan ambtelijk overleggen, zoals het AOZW. In elk RBO wordt afgesproken welke informatie door gaat naar beleidsambtenaren huiselijk geweld en kindermishandeling van gemeenten in Hollands Midden. Nu de gemeenten verantwoordelijk worden voor Jeugdzorg ligt aanvulling van het RBO met een beleidsmedewerker Jeugd voor de hand en kunnen onderwerpen ook in het AO Jeugd worden geagendeerd. Het BO HG bestaat uit de portefeuillehouders van Gouda en Leiden, een burgemeester afgevaardigd vanuit de Veiligheidsregio en een bestuurder vanuit de RDOG. Verder maken Politie, OM en GGD deel uit van het BO HG. Het BO HG is een voorbereidend overleg voor het RDOG, waarin de kaders worden vastgesteld voor HG en KM. Besluiten die formele bekrachtiging behoeven worden door het BO HG voorgelegd aan het AB RDOG en/of de Veiligheidsregio. Ook informatieve stukken worden naar beide overleggen doorgestuurd. 3.2. Ambtelijke betrokkenheid Veilig Thuis De transitie van de Jeugdzorg betekent dat bij vorming van Veilig Thuis naast de centrumgemeenten ook alle andere gemeenten in Hollands Midden meer belang stellen in de opdracht en sturing op Veilig Thuis. Niet alleen vanuit de noodzaak van een goede en effectieve aanpak van kindermishandeling maar ook omdat alle gemeenten, naast de centrumgemeenten, Veilig Thuis mede financieren. Het ligt voor de hand om daarmee ook de aansturing opnieuw tegen het licht te houden. Het AMHK wordt in de Jeugdwet genoemd, maar nader ingevuld in de WMO. Op dit moment is Veilig Thuis dan ook ambtelijk onderwerp van nadere invulling in twee werkgroepen. 1. De werkgroep regiovisie. De in februari 2014 vastgestelde Regiovisie Geweld in Huiselijke Kring Hollands Midden 2014 – 2018 is richting gevend voor het beleid van de komende jaren. De uitgangspunten voor het AMHK zijn hierin opgenomen. De regiovisie vraagt op onderdelen nadere uitwerking. In de werkgroep zitten de centrumgemeenten Gouda en Leiden en de regiogemeenten Zuidplas, Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop, Leiderdorp en Katwijk samen aan het roer om de 2
uitgangspunten en prioriteiten verder uit te werken. De werkgroep gaat daarmee dieper in op wat er nodig is voor een effectieve aanpak van de diversie vormen van geweld in huiselijke kring en hoe dat gerealiseerd kan worden. Gezamenlijk bepalen we o.a. wat hierbij van Veilig Thuis en de Vrouwenopvang wordt verwacht en formuleren prestatie-indicatoren voor Veilig Thuis. Voorstellen worden via RBO en BO HG vastgesteld en zo nodig doorgeleid naar formele besluitvorming. De centrumgemeenten kunnen via de subsidiebeschikkingen deze afspraken met Veilig Thuis vastleggen en monitoren. 2. De werkgroep Veiligheid en Kind is verankerd in het domein Jeugd. Hier worden o.a. afspraken gemaakt over dwarsverbanden tussen de verschillende partijen in het jeugddomein. Ook hier kunnen afspraken uit voortvloeien die raken aan de taken en sturing van Veilig Thuis. Belangrijk is dat de verbinding tussen het Jeugd- en WMO circuit wordt geborgd om te zorgen dat wensen en ideeën over prestatie afspraken en monitoring van beide kanten worden meegewogen. Beleidsmedewerkers van Gouda, Leiden en Zuidplas zijn in beide werkgroepen vertegenwoordigd. Hiermee is gezorgd voor een goede verbinding tussen beide werkgroepen. De huidige structuur van AOZW, AO Jeugd, RBO en BO HG kan benut worden om het beleid rond huiselijk geweld en kindermishandeling voor te bereiden. Betrokken medewerkers worden geïnformeerd en hebben de gelegenheid te adviseren over dit beleidsveld. Uitbreiding van het RBO met een beleidsmedewerker Jeugd zou een waardevolle aanvulling hierop zijn. 3.3 Formele aansturing Gemeenten zij met elkaar verantwoordelijk voor Veilig Thuis. De vraag is hoe deze verantwoordelijkheid wordt vertaald in de formele aansturing van Veilig Thuis. Deze vraag heeft verband met het feit dat niet meer alleen de centrumgemeenten financiers en daarmee de subsidie afspraken maken met Veilig Thuis, zoals nu bij het SHG het geval is. Vanaf 1 januari 2015 financieren alle gemeenten mee voor het deel AMK binnen Veilig Thuis. Daarmee is de vraag gerechtvaardigd door wie de subsidieafspraken met de GGD over Veilig Thuis worden gemaakt. Wordt gekozen voor voortzetting van subsidieafspraken door de centrumgemeenten Gouda en Leiden of gaan alle gemeenten in Holland Rijnland dat doen via de RDOG structuur? De huidige structuur voor het SHG is waardevol gebleken en biedt mogelijkheden om goed zicht op de uitvoering te houden, knelpunten snel te signaleren en zo nodig beleid en uitvoering aan te passen en te verbeteren. Dat willen we graag behouden. Door de verbinding te maken met de Jeugdketen in RBO en via AO Jeugd wordt recht gedaan aan de transities Jeugd en WMO. De RDOG structuur geeft formeel meer zeggenschap aan alle gemeenten, maar kent als nadeel lange besluitvormingsprocedures die niet altijd even transparant zijn. Sturen met veel gemeenten betekent ook compromissen sluiten en minder direct zicht op uitvoering en resultaten. Subsidie afspraken via de centrumgemeenten biedt helderheid naar Veilig Thuis met korte lijnen voor sturing en monitoring. Via de bestaande overlegstructuren hebben gemeenten de mogelijkheid de centrumgemeenten te adviseren en zijn zij betrokken bij te maken afspraken en de resultaten. Ook via BO HG hebben bestuurders via RDOG en VR invloed op beleid en uitvoering. 4. Financiering Veilig Thuis 20151 De bekostigingsvorm kan op een aantal manieren worden vormgegeven. Ten eerste is er het SHGdeel uit de DU VO van de centrumgemeenten Gouda en Leiden. Dit kan via subsidieverstrekking via de centrumgemeenten lopen. Hier is geen (extra) besluitvorming voor nodig. Subsidie wordt per beschikking aan GGD via de twee centrumgemeenten verstrekt, net als in 2014. Ten tweede is er het AMK-deel dat via de Rijksuitkering aan de individuele gemeenten in HollandsMidden wordt uitgekeerd per 1 januari 2015. Hiervoor zijn een aantal opties mogelijk die hieronder als scenario’s worden uitgewerkt.
1
Voorschoten heeft besloten om voor Jeugd aan te sluiten bij Haaglanden. Voor de GGD en Veilig Thuis wil Voorschoten blijven participeren in Zuid-Holland Noord. Dit betekent dat Voorschoten voor de bijdrage AMK aparte afspraken moet maken met de GGD onder dezelfde voorwaarde als de afspraken in deze regio.
3
4.1. Scenario’s Scenario 1: De keuze om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het inkoopmodel dat op dit moment wordt ontwikkeld in de regio’s MH en ZHN. Dit betekent dat de bekostiging onderdeel wordt van de RDOG-begroting, waarover alle gemeenten met RDOG afspraken maken en van RDOG een factuur ontvangen. Daarnaast worden vanuit de centrumgemeente d.m.v. subsidie en beschikking middelen beschikbaar gesteld voor financiering (voormalige SHG-taken). Voordeel: + Redelijk makkelijk te regelen via inkoopbureaus in MH en ZHN, maar niet voor gehele bedrag, omdat een deel hiervan een centrumgemeentetaak blijft. + Betrokkenheid van individuele gemeenten bij Veilig Thuis is geborgd. Nadeel: - Rol centrumgemeenten en regiogemeenten is niet evenwichtig en eenduidig, wie maakt afspraken waarover? - Inefficiënt, veel menskracht nodig, zowel bij gemeenten als bij GGD voor in hoofdlijnen dezelfde afspraken. - Financiering Veilig Thuis loopt via twee financieringsstromen en de aansturen van AMHK loopt daarmee via twee lijnen of het kost inspanning en tijd om dat voor de hele regio op een lijn te krijgen: Lange besluitvormingstrajecten. Scenario 2: De gehele subsidie voor Veilig Thuis via subsidie centrumgemeenten laten lopen. Dit betekent dat er via een raadsbesluit (?) in alle gemeenteraden in HM een besluit moet worden genomen om het AMK deel van de financiën Jeugdhulp aan centrumgemeenten over te hevelen. Voordeel: + efficiënt en eenduidige sturing(evenwicht tussen sturing en inzet menskracht) + Helderheid over inzet van middelen, dit geldt zowel voor gemeenten als voor GGD/ Veilig Thuis + Duidelijke aanspreekpunten, zowel voor gemeenten als voor GGD/ Veilig Thuis Nadeel: - Besluitvormingstraject via alle gemeenteraden HM vraagt veel tijd - geen directe individuele vrijheid van gemeenten alleen via afstemming in ambtelijke en bestuurlijke overleggen. (centrale sturing via centrumgemeenten) - Minder betrokkenheid van individuele gemeenten bij Veilig Thuis Scenario 3: Financiering van Veilig Thuis vanuit de 4 geldstromen - Middelen Jeugd HR en MH en DU centrumgemeenten Gouda en Leiden. Gouda en Leiden maken namens alle gemeenten in HM subsidieafspraken met AMHK, waarin advies van collega’s Jeugd en WMO wordt meegenomen. Hiermee worden de voordelen van de scenario’s 1 en 2 gebundeld en de nadelen beperkt. Voordeel: + Redelijk makkelijk te regelen via inkoopbureaus in MH en ZHN + Gemakkelijk te regelen zonder dat geld heen en weer geschoven wordt. + Efficiënt en eenduidige sturing(evenwicht tussen sturing en inzet menskracht) + Betrokkenheid van individuele gemeenten bij Veilig Thuis wordt geborgd via overleg structuren. + Duidelijke aanspreekpunten, zowel voor gemeenten als voor GGD/ Veilig Thuis Nadeel: - geen directe individuele vrijheid van gemeenten alleen via afstemming in ambtelijke en zo nodig bestuurlijke overleggen. 5. Te besluiten 1. Centrumgemeenten Gouda en Leiden op te dragen subsidie afspraken te maken met GGD/Veilig Thuis voor 2015. 2. Het Ambtelijk Overleg Jeugd en Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn hebben hierin een adviesfunctie.
4
3. Keuze voor financiering van Veilig Thuis vanuit 4 geldstromen voor 2015 en daarmee voor de meest eenvoudige optie. Voorwaarde is overeenstemming over welke middelen waar vandaan komen en wat het totaal bedrag is waarover afspraken gemaakt worden. Hierover is met gemeenten en BJZ inmiddels overeenstemming bereikt.
5
Notitie Besturingsmodel opdrachtgeversfunctie Jeugdhulp Inleiding Mede op verzoek van het portefeuillehouderoverleg (pho) Sociale agenda is de afgelopen weken uitgewerkt hoe het besturingsmodel voor de opdrachtgeversfunctie Jeugdhulp er uit zou moeten zien. Dit uitgaande van het besluit van het pho om de colleges te adviseren in te stemmen met het advies om de secretaris van Holland Rijnland te mandateren voor het aangaan van contracten met zorgaanbieders voor het bieden van jeugdhulp en met Servicepunt71 voor het verlenen van diensten in het kader van het technisch opdrachtgeverschap (uit verslag pho 18 juli). Bij de uitwerking van dit besturingsmodel is een aantal dilemma’s naar boven gekomen, die zich toespitsen op de wijze waarop het bestuurlijk èn het ambtelijk opdrachtgeverschap wordt ingevuld. Duidelijkheid hierover is van belang, zodat vooraf duidelijk is hoe de sturingslijnen organisatorisch lopen. Zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer moeten hier vooraf duidelijkheid over hebben. Onderstaand worden drie opties beschreven, met daarna een aantal discussiepunten. Gevraagd wordt meningsvormend hierover uitspraken te doen, zodat in een volgende vergadering een definitief voorstel kan worden voorgelegd. A. Opdrachtgeverschap met inhoudelijke èn systeemverantwoordelijkheid bij pho Sociale agenda (obv besluit pho 18 juli 2014) - Individuele gemeenten stellen de beleidskaders, en programma van eisen voor de jeugdhulp vast. Deze beleidskaders etc. zijn regionaal in het kader van de platformfunctie van Holland Rijnland in coproductie tussen de tijdelijke werkorganisatie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap en de ambtenaren jeugd van de afzonderlijke gemeenten opgewerkt en met positief advies van het portefeuillehouderoverleg Sociale agenda aan de gemeenten voorgelegd. Iedere gemeente bepaalt zelf of het vaststellen van de beleidskaders en het programma van eisen een raads- of collegebevoegdheid is. ‐ Ieder college van B&W stelt – al dan niet in overleg met de gemeenteraad - op basis van het lokale beleidskader en het programma van eisen het mandaat voor de portefeuillehouder in het pho Sociale agenda vast. Dit mandaat geeft de portefeuillehouder de ruimte om in het pho te handelen zodat er tot een gedragen advies van het pho kan worden gekomen om daarmee invulling te geven aan de inhoudelijke verantwoordelijkheid van het pho voor de jeugdhulp èn zodat het pho erop kan toezien dat budgettair verantwoord gehandeld wordt in het opdrachtgeverschap. ‐ Regionaal worden door de tijdelijke werkorganisatie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap op basis van het programma van eisen de verschillende stukken die dienen ter contractering opgesteld. De maatwerkcontracten voor de grote aanbieders alsmede de standaardcontracten die gehanteerd worden voor de overige aanbieders worden na bespreking in het ao jeugd voorgelegd aan het pho Sociale agenda, dat hierop een bindend advies formuleert. ‐ De afzonderlijke colleges mandateren de secretaris van Holland Rijnland voor het aangaan van de contracten en de burgemeesters geven de secretaris van Holland Rijnland een volmacht voor het tekenen van de contracten. Hierbij geldt als voorwaarde dat het bindend advies van het pho Sociale agenda gevolgd wordt. ‐ De individuele gemeenten verlenen op basis van een DVO opdracht aan zowel Holland Rijnland als SP71 om samen invulling te geven aan het opdrachtgeverschap jeugdhulp. Dit heeft de vorm van een driepartijen-overeenkomst, maar is feitelijk een 15partijenovereenkomst (13 gemeenten, HR en SP71). Hierin wordt nauw omschreven wat ieders rol en taak is en wie welke producten oplevert aan wie. Het inhoudelijk opdrachtgeverschap heeft in deze DVO een sturende rol ten opzichte van het technisch opdrachtgeverschap. ‐ De rol van het DB Holland Rijnland beperkt zich tot het faciliteren (huisvesting, ict, werkgeverschap, etc) van de ‘tijdelijke werkorganisatie’ voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap, alsmede het faciliteren van de nodige ambtelijke en bestuurlijke overleggen en werkgroepen op dit terrein.
‐
‐
‐
‐
Het DB Holland Rijnland opent een bankrekening via welke het betalingsverkeer van gemeenten naar aanbieders plaatsvindt, en waarmee SP71 betalingen kan verrichten. Holland Rijnland geeft bij de jaarrekening, maar buiten de begroting inzicht in de besteding van de middelen (= extracomptabel). SP71 voert op basis van de DVO de onderscheiden taken uit en levert de afgesproken informatie als basis voor de totale informatievoorziening die de tijdelijke werkorganisatie aan de gemeenten levert. De tijdelijke werkorganisatie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap monitort de contracten inhoudelijk én financieel en verzorgt de informatievoorziening naar de afzonderlijke gemeenten door middel van periodieke managementrapportages. Ieder college van B&W verantwoordt zich op basis van de verkregen informatie aan de eigen gemeenteraad. Op basis van deze verantwoording wordt ieder college decharge verleend.
B. Opdrachtgeverschap met inhoudelijke verantwoordelijkheid pho en systeemverantwoordelijkheid DB Holland Rijnland ‐ De individuele gemeenten geven op basis van een DVO aan Holland Rijnland opdracht om zowel het inhoudelijk opdrachtgeverschap als het technisch opdrachtgeverschap te organiseren, binnen de inhoudelijke én financiële kaders die de afzonderlijke gemeenten (raad of college) stellen. ‐ Daarbij verlenen de colleges het DB mandaat om namens hen te besluiten tot het aangaan van een contract en verlenen de burgemeesters volmacht tot het ondertekenen van het contract. Dit alles op basis van een bindend advies van het pho Sociale agenda en met de mogelijkheid om ondermandaat neer te leggen bij een ambtelijk verantwoordelijke (optie B1). ‐ Alternatieve optie is om de bevoegdheid het DB tot het aangaan van contracten volledig bij het DB neer te leggen (B2); in dat geval wordt het DB contracteigenaar in plaats van de gemeenten. ‐ Onder verantwoordelijkheid van het DB Holland Rijnland wordt de tijdelijke werkorganisatie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap ingericht. ‐ Holland Rijnland geeft aan SP71 op basis van een DVO opdracht om het technisch opdrachtgeverschap uit te voeren. Onderdeel van deze DVO vormen de afspraken met betrekking tot de informatie die SP71 aan de tijdelijke werkorganisatie levert. ‐ De tijdelijke werkorganisatie – onder ambtelijke eindverantwoordelijkheid van de secretaris van Holland Rijnland – draagt bij aan de totstandkoming van beleid binnen het platform van Holland Rijnland, monitort de contracten, verzorgt de informatievoorziening (inhoudelijk én financieel) naar de afzonderlijke gemeenten conform model A. ‐ De financiële geldstroom en informatie hierover verloopt als onder A. ‐ Ieder college van B&W verantwoordt zich op basis van de verkregen informatie aan de eigen gemeenteraad. Op basis van deze verantwoording wordt ieder college decharge verleend. C. Opdrachtgeverschap als overgedragen taak Holland Rijnland ‐ De individuele gemeenten dragen (de uitvoerende) taken en bevoegdheden over aan Holland Rijnland om zowel het inhoudelijk opdrachtgeverschap als het technisch opdrachtgeverschap te organiseren, binnen de inhoudelijke én financiële kaders die door de afzonderlijke gemeenten worden gesteld. Artikel 5 van de GR moet hiervoor worden aangepast. ‐ Indien daarvoor gekozen wordt, kan het vaststellen van beleid en programma van eisen de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenten blijven (C1). Alternatief is dat ook het vaststellen van beleid wordt overgedragen, dan geschiedt dit binnen het AB (C2). ‐ Onder verantwoordelijkheid van het DB Holland Rijnland wordt de tijdelijke werkorganisatie voor het inhoudelijk opdrachtgeverschap ingericht. ‐ Het DB van Holland Rijnland geeft aan SP71 op basis van een DVO opdracht om het technisch opdrachtgeverschap uit te voeren. Onderdeel van deze DVO vormen de afspraken m.b.t. de informatie die SP71 aan de tijdelijke werkorganisatie levert. ‐ Het DB van Holland Rijnland kan een ambtelijk verantwoordelijke mandateren om de contracten te ondertekenen.
‐
‐ ‐
De tijdelijke werkorganisatie – onder ambtelijke eindverantwoordelijkheid van de secretaris van Holland Rijnland - draagt zorg voor de totstandkoming van beleid binnen het platform van Holland Rijnland, monitort de contracten, verzorgt de informatievoorziening (inhoudelijk én financieel) naar de afzonderlijke gemeenten conform model A. Het portefeuillehouderoverleg Sociale agenda heeft een adviserende rol naar DB en AB. Het DB verantwoordt zich aan het AB van HR. De besteding van de middelen wordt inzichtelijk gemaakt in begroting, jaarrekening en evt. maraps, kortom middels de reguliere p&c-cyclus van Holland Rijnland. De financiële geldstroom verloopt ook volledig via de administratie van HR.
Discussie: 1. Opdrachtgeverschap richting tijdelijke werkorganisatie In optie A is geen sprake van een duidelijk bestuurlijk én ambtelijk opdrachtgeverschap t.o.v. de tijdelijke werkorganisatie: ‐ Is dit bestuurlijk de voorzitter van het PHO Sociaal of het DB? ‐ Is dit ambtelijk de secretaris van HR of de voorzitter van de ambtelijke stuurgroep? In optie B en C is sprake van een bestuurlijk opdrachtgeverschap richting de ambtelijke organisatie via het DB van HR, en daarmee ook direct sprake van een ambtelijk opdrachtgeverschap i.c. de secretaris van HR. 2. Opdrachtgeverschap richting SP71 In optie A is sprake van meerdere opdrachtgevers voor SP71 (feitelijk iedere afzonderlijke gemeente). In optie B én C is sprake van één opdrachtgever richting SP71, namelijk HR als organisatie. De ambtelijke aansturing van SP71 verloopt dan vanuit de transitiemanager (binnen het door het DB verstrekte mandaat) naar het ambtelijk aanspreekpunt binnen SP71 (door SP71 nader te bepalen). Indien nodig kan bestuurlijk worden opgeschaald richting het DB van HR door het DB van SP71 en vice versa. 3. Opdrachtgeverschap richting instellingen In optie A en B1 is sprake van meerdere opdrachtgevers voor de afzonderlijke instellingen (feitelijk iedere afzonderlijke gemeente). Voor (bijvoorbeeld) 46 instellingen en 13 gemeenten leidt dit tot 598 afzonderlijke opdrachtgever-opdrachtnemerrelaties, waarbij de tijdelijke werkorganisatie als een soort verbindingsofficier zich moet gaan bewegen. In optie B2 en C1/2 is sprake van één opdrachtgever richting de instellingen, namelijk Holland Rijnland als organisatie. De ambtelijke aansturing van SP71 verloopt dan vanuit de ambtelijke verantwoordelijke (binnen het door het DB verstrekte mandaat) naar de aanspreekpunten van de afzonderlijke instellingen (door de instellingen nader te bepalen). Indien nodig kan bestuurlijk worden opgeschaald richting het DB van Holland Rijnland door de besturen van de instellingen. 4. Beleidsverantwoordelijkheid In alle drie modellen is het mogelijk de beleidsverantwoordelijkheid bij de gemeenten te laten. In model C2 wordt echter ook deze verantwoordelijkheid overgedragen. Beleid en programma van eisen worden dan in het AB van Holland Rijnland vastgesteld. Voordeel is dat er geen risico is op verschillende beleidskaders van gemeenten. Nadeel is dat gemeenten (raden en colleges) dan minder betrokkenheid ervaren.
5. Rechtmatigheid Bij de opties A en B is sprake van een zogenaamde extracomptabele administratie, dus buiten de financiële administratie van HR zelf. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe dit zich verhoudt tot de verscherpte eisen die accountants stellen. Samengevat Het besturingsmodel opdrachtgeversfunctie Jeugd uitgewerkt volgens de uitspraken in het pho Sociale agenda van voor de zomer (optie A) , met als strekking dat het DB van Holland Rijnland geen rol hoeft te hebben in de sturing van de opdrachtgeversfunctie, leidt tot een constructie met een kwetsbare invulling van zowel de bestuurlijk opdrachtgeversrol als de ambtelijk opdrachtgeversrol. Het Besturingsmodel conform de opties B1/2 én C leiden beiden tot eenduidiger opdrachtgever-opdrachtnemerrelaties, van enerzijds gemeenten naar het DB van HR en anderszijds van het DB van HR richting SP71 (technisch opdrachtnemer) In model B1 is net als in model A een grote inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het pho Sociale agenda weggelegd en blijven de gemeenten contracteigenaar (met de bovengeschetste gevolgen voor de complexiteit in de opdrachtgever-/opdrachtnemerrelatie naar instellingen toe). In model B2 wordt dit eenvoudiger geregeld. In alle drie besturingsmodellen kan de beleidsverantwoordelijkheid in handen van de afzonderlijke gemeenten blijven. In het besturingsmodel conform optie C is dat afhankelijk van de voorwaarden waaronder de taak wordt opgedragen. Het is mogelijk de beleidsverantwoordelijk bij de gemeenten te laten. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt dan geheel bij Holland Rijnland en daarover legt het DB verantwoording af aan het AB. In dat geval bestaat net als in de andere varianten het risico dat gemeenten verschillend beleid vaststellen, wat de uitvoerende taak moeilijk maakt. Dit risico wordt weggenomen indien ook de vaststelling van beleid wordt overgedragen aan het AB. Verder moet worden nagegaan of de wijze waarop in de opties A en B de financiële administratie wordt ingevuld voldoet aan de eisen die de accountant hieraan stelt. Tot slot: Bovenstaande beschrijving van drie varianten voor het besturingsmodel heeft betrekking op de specialistische zorg. Waar het gaat om de jeugd- en gezinsteams ligt de situatie nog complexer daar de gemeenten hier voor de inhoudelijke sturing geen gebruik maken van het inhoudelijk opdrachtgeverschap. Hierin wordt regionaal slechts de door gemeenten gevraagde capaciteit ingekocht en ter beschikking gesteld aan de gemeenten. Gezien deze rol voor gemeenten in de jeugd- en gezinsteams èn gezien de wens van de gemeenten om zoveel mogelijk inhoudelijke verantwoordelijkheid te dragen, lijkt variant B het best passend voor het geheel. Advies Het eerder gekozen standpunt m.b.t. de rol van het DB van Holland Rijnland te heroverwegen (wat leidt tot optie A) en het besturingsmodel conform optie B2 vorm te geven. Een uitspraak doen over de benodigde meerderheid voor bindend advies van het pho SA (50%+1/tweederde meerderheid of unanimiteit). Voorstel is het advies van het pho bindend te laten zijn bij een tweederde meerderheid. Een gewone meerderheid wordt te licht geacht, unanimiteit te zwaar.
Colleges van de samenwerkende gemeenten Holland Rijnland (door tussenkomst van het PHO Sociale Agenda) t.a.v. de voorzitter, mw. Van Gelderen Postbus 558 2300 AN LEIDEN
datum:
4 september 2014
kenmerk: onderwerp:
contactpersoon: doorkiesnummer:
J.W. Boom 071 - 516 54 03
Inrichten beheerorganisatie (technisch opdrachtgeverschap) Jeugdzorg
Geachte colleges van de samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland (via het PHO Sociale Agenda),
Servicepunt71 is door uw organisaties gevraagd om een propositie te doen voor de uitvoering van het zogenaamd technisch opdrachtgeverschap ten behoeve van de 3D’s/Jeugdzorg. Deze propositie is op 2 juli jl. aan het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda aangeboden. Afgesproken is dat Servicepunt71, in lijn met genoemde propositie, het technisch opdrachtgeverschap de komende periode verder zal uitwerken en de benodigde voorbereidingen zal treffen gericht op het kunnen starten van de beheerorganisatie op 1 januari 2015. De formele opdrachtverstrekking om als Servicepunt71 vanaf 1 januari 2015 ook daadwerkelijk met de beheerorganisatie te starten dient nog te worden overeengekomen en vastgelegd.
Om het technisch opdrachtgeverschap 3D’s/Jeugdzorg voor uw organisatie tijdig in te kunnen richten dient er, zoals ook in de propositie is opgenomen, aan een aantal randvoorwaarden en condities te worden voldaan, welke niet zelf door Servicepunt71 zijn aan te sturen. Deze zijn van groot belang om (tijdig) tot een succesvolle inrichting te kunnen komen en brengen wij graag middels deze brief onder uw aandacht.
De uitvoering van het technisch opdrachtgeverschap 3D's/Jeugdzorg is in hoge mate afhankelijk van de invulling van het inhoudelijk opdrachtgeverschap (door de samenwerkende gemeenten). Gelet op het krappe tijdpad dat resteert om het technisch en inhoudelijk opdrachtgeverschap in te vullen (start 1/1/2015 a.s.), is een transparante aanpak, heldere organisatie en sturing noodzakelijk. Dit vraagt om hoogwaardig projectleiderschap en een projectmatige aanpak (projectplan, projectorganisatie, mijlpalenplanning, etc.) zowel aan de kant van het inhoudelijk opdrachtgeverschap, als bij Servicepunt71 (technisch opdrachtgeverschap).
Servicepunt71 heeft inmiddels een externe projectleider aangetrokken om het technisch opdrachtgeverschap, samen met het eigen management en in samenhang met het inhoudelijk opdrachtgeverschap, in te richten. De projectleider heeft medio september a.s. een gedetailleerd projectplan gereed. Servicepunt71 richt momenteel een projectorganisatie in en is bezig de uitvoering projectmatig uit te werken en voor te bereiden.
Postadres Servicepunt71 Postbus 171 2300 AD Leiden
[email protected] tel. 071-516 70 71 www. servicepunt71.nl IBAN: NL71BNGH0285150073 KvK Servicepunt71 519.22.460
Wij verzoeken u om te borgen dat een vergelijkbare transparante aanpak (projectleider, projectplan, projectorganisatie) door de samenwerkende gemeenten wordt gehanteerd voor de tijdige en kwalitatieve inrichting van het inhoudelijk opdrachtgeverschap.
Servicepunt71 heeft behoefte aan helderheid en eenduidigheid m.b.t. het opdrachtgeverschap: één aanspreekpunt/contactpersoon vanuit de samenwerkende gemeenten, aan wie Servicepunt71 periodiek kan rapporteren over de voortgang van het project (incl. bespreking van eventuele knelpunten en oplossingen). Dit geldt ook voor de besluitvorming en ondertekening van de nog op te stellen dienstverleningsovereenkomst tussen Servicepunt71 en de samenwerkende gemeenten van Holland Rijnland (o.a. wie ondertekent de overeenkomst?). Tevens is helderheid gewenst over de verantwoordelijkheid voor de aansturing van de onderlinge samenhang tussen de projecten m.b.t. het inhoudelijk opdrachtgeverschap en het technisch opdrachtgeverschap en het zorgdragen voor tijdige bestuurlijke afstemming en besluitvorming.
Teneinde voor alle betrokken partijen helderheid te verschaffen over de te verwachten dienstverlening en de daaraan verbonden condities, rechten/plichten etc., zijn er vooraf duidelijke afspraken nodig (o.a. over onderlinge afhankelijkheden, het beleggen van risico’s en kosten van eventuele beëindiging en ontmanteling van de beheerorganisatie). Wij stellen voor om deze in oktober a.s. vast te leggen in een dienstverleningsovereenkomst, ondertekend door Servicepunt71 en de samenwerkende gemeenten. Deze zal worden voorbereid door Servicepunt71 in samenwerking met de samenwerkende gemeenten. De propositie van Servicepunt71 is tot stand gekomen in een context waarbij er nog veel vragen en onduidelijkheden zijn. Het is voor alle betrokkenen van belang zich te realiseren dat er tot aan 1 januari 2015, maar ook daarna, nog veranderingen kunnen optreden binnen dit voor gemeenten nieuwe beleidsterrein. Het gaat dan om veranderingen als gevolg van (een nadere uitwerking van) het beleid, maar ook om veranderingen als gevolg van landelijke ontwikkelingen. Deze veranderingen zullen door Servicepunt71 waar mogelijk binnen de gestelde kaders worden opgevangen. Indien sprake is van significante afwijkingen zal dit door Servicepunt71 in overleg met de opdrachtgever worden besproken en onder andere worden bezien op de consequenties voor de dienstverleningsovereenkomst.
Wij vertrouwen er op dat u zult sturen op realisatie en organisatie van genoemde randvoorwaarden, zodat de beheerorganisatie tijdig en zo goed als mogelijk kan worden ingericht. Op basis onze ervaringen tot nu toe verwachten wij goede resultaten en een prettige voortzetting van de samenwerking met de samenwerkende gemeenten binnen Holland Rijnland.
Hoogachtend,
Het Dagelijks Bestuur Servicepunt71
2/3
Dhr. M. van der Eng
Dhr. H.H. Ossel
Voorzitter
Secretaris
3/3
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Aansluiting gemeenten op de CORV (Collectieve Opdracht Routeer Voorziening) in het kader van de jeugdwet Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Adviesnota PHO Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
portefeuillehouderoverleg Sociale agenda 1 oktober 2014 Gemeentehuis Leiderdorp 08
Onderwerp: Aansluiting gemeenten op de CORV (Collectieve Opdracht Routeer Voorziening) in het kader van de jeugdwet
Beslispunten: Het PHO adviseert de colleges in te stemmen met: 1. Gemeenten mandateren de jeugd- en gezinsteams voor de ontvangst, verwerking en archivering van berichten tenzij dit wettelijk niet mag. 2. De mandatering aan de jeugd- en gezinsteams door gemeenten voor de ontvangst en verzending van CORV-berichten zoals gespecificeerd in de bijlage. 3. De zorgformulieren van de politie vanaf 2015 door de CORV te routeren naar het AMHK waarna het JPT verantwoordelijk zal zijn voor de eerste filtering, triage en doorzending naar verantwoordelijke hulpverleners. Het JPT koppelt aan de politie terug over wat is gedaan met de zorgmelding. 4. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit te geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV. 5. In Holland Rijnland gezamenlijk aansluiten met een SaaS oplossing voor de periode 2015 en 2016 en evalueer begin 2016 6. De werkgroep informatiemanagement wordt verantwoordelijk voor het vraagstuk van inrichting en beheer van CORV. Inleiding: Dit voorstel gaat over drie onderwerpen: 1. De keuzes die gemeenten hebben organisaties aan te wijzen voor de koppeling op de CORV. 2. De vraag of gemeenten al dan niet actief participeren aan de CORV. 3. Vervolgens over hoe gemeenten aan willen sluiten op de CORV De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijke domein (de gemeenten zelf (of gemandateerde), AMHK, de gecertificeerde instellingen (GI’s) en de eventuele gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet. Beoogd effect: Door aansluiting op de CORV voldoen aan de wettelijke verplichting. Argumenten: 1. Gemeenten zijn wettelijk verplicht aan te sluiten op de CORV. 2. Gemeenten in Holland Rijnland willen de transitie jeugdzorg gezamenlijk vormgeven. Voor andere argumenten zie bijgaande voorstellen.
4
Kanttekeningen/risico’s: Enkele zaken zijn landelijk nog niet bekend. Bijvoorbeeld zijn afspraken over archivering en hoe berichten er uitgaan zien. Dit moeten we afwachten. Kanttekeningen over de technische aansluiting staan benoemd in het voorstel. Financiën: Zie voorstel. Uitvoering Na positieve advisering in het PHO worden de gemeenten te besluiten over dit onderwerp. De werkgroep Veiligheid en Kind draagt zorg voor de (inhoudelijke) afspraken met gemandateerden en partners. De werkgroep Informatiemanagement 3D draagt zorg voor de Technische implementatie. Communicatie: Na besluitvorming in de colleges wordt het ministerie geïnformeerd over de genomen besloten. Evaluatie: Niet van toepassing Bijlagen: Voorstel I: Voorstel CORV, inhoudelijke keuzes Voorstel II: Voorstel CORV, technische keuzes Overzicht van berichten
5
Voorstel CORV Inhoudelijke keuzes Dit voorstel gaat over twee onderwerpen. Het eerste betreft de keuzes die gemeenten hebben om organisaties aan te wijzen voor de koppeling op de CORV. De tweede is de vraag of gemeenten al dan niet actief participeren aan de CORV. Voor de helderheid is het belangrijk te realiseren dat waar gemeenten staat dit ook een gemandateerde partij kan zijn. De gemeente is eindverantwoordelijk voor de jeugdzorg en daarmee voor het proces binnen het gedwongen kader, maar hoeft de taken natuurlijk niet zelf uit te voeren. Bij het ministerie van V&J is nog veel onbekend. Hierdoor kunnen wij zaken in de regio Holland Rijnland nog niet definitief maken. Wat is de CORV? De Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) is een digitaal knooppunt dat zorgt voor de elektronische afhandeling van het formele berichtenverkeer tussen justitie partijen (de raad voor de kinderbescherming, de politie, het openbaar ministerie en de rechtbanken) en het gemeentelijke domein (de gemeenten zelf (of gemandateerde), het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK), de gecertificeerde instellingen (GI’s) en de eventuele gemandateerden). De aansluiting op en het gebruik van de CORV is verplicht gesteld in de nieuwe Jeugdwet. Via de CORV worden berichten (opdrachten) en notificaties verstuurd. Deze laatste zijn berichten die ter kennisname aan partijen worden gestuurd. Waarom de CORV? In de justitiële jeugdketen zullen gemeenten (als eindverantwoordelijke) en justitie nauw samenwerken en onderling informatie uitwisselen. Gemeenten krijgen ook nieuwe informatiebehoeften, vanuit hun regierol via de één gezin – één plan- aanpak. Zo moet elke gemeente in staat zijn een verzoek tot onderzoek (VTO) voor kinderbeschermingsmaatregelen aan te kunnen vragen bij de Raad voor de Kinderbescherming (of een organisatie hiervoor mandateren). Omgekeerd moeten gemeenten berichten kunnen ontvangen vanuit justitie omtrent opgelegde maatregelen (of een organisatie hiervoor mandateren). De CORV-berichten bevatten geen inhoudelijke informatie over een casus. De verwachting is dat de berichten een BSN nummer bevatten met daarbij de maatregel welke is uitgesproken en dus moet worden opgelegd. CORV in de regio Hollands Midden De inhoudelijke advisering over de CORV wordt gedaan door de leden van de werkgroep Veiligheid en Kind. Immers, bij deze werkgroep zijn ook de verantwoordelijke organisaties en instellingen, welke aangesloten moeten zijn op de CORV, betrokken. De betrokkenen zijn: Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R), de William Schrikkergroep (WSG) en de Stichting Gereformeerd Jeugdzorg (SGJ). Dit zijn allen de uitvoerders van de verplichte maatregelen van de rechter en vanaf 1 januari 2015 de Gecertificeerde Instellingen (GI’s); Politie, als verzender van de zorgformulieren; (toekomstige) AM(H)K, als wettelijk verplichte verzender van VTO; Raad voor de Kinderbescherming. De werkgroep Veiligheid en Kind werkt samen in de regio Hollands Midden. De technische advisering over de CORV wordt gedaan door de leden van de werkgroep Informatie management 3D . Opdracht voor gemeenten Gemeenten moeten bepalen welke partijen welke berichten ze gaan ontvangen vanaf 1 januari 2015. Enkele ontvangers en verzenders zijn wettelijk bepaald en worden verplicht gesteld zorg te dragen voor een koppeling op de CORV. Gemeenten moeten in contracten met hen afspraken maken omtrent de managementinformatie. Deze managementinformatie geeft gemeenten de mogelijkheid aan te sturen. 1
Gemeenten kunnen naar eigen inzicht enkele ontvangers en verzenders aanwijzen/mandateren. Afhankelijk van hoe zij (lokaal) het jeugdstelsel inrichten en de verantwoordelijkheden verdelen, zullen andere ontvangers en verzenders gemandateerd worden. Over de bepaling van deze verantwoordelijkheden gaat dit voorstel. In de bijlage staat een overzicht van alle berichten die via de CORV verspreid worden. Wet Nergens in de Wet op de jeugdzorg en de Toelichting op de wet staat iets over de verplichting van gemeenten zélf aan te sluiten op de CORV. Er zijn verschillende algemene bepalingen over standaardisering van de berichten en privacy-vraagstukken. Er wordt verwezen naar een ministeriële regeling, welke nog in de maak is. Visie en beleidskader Holland Rijnland In de regionale visie “Iedereen doet mee” en het beleidsplan “Hart voor de Jeugd” staan enkele uitgangspunten geformuleerd welke de basis zijn van ons toekomstmodel en daarmee van belang zijn bij de keuze wie welke berichten mag versturen en ontvangen en wie waar verantwoordelijk is. Deze zijn: - zo snel mogelijk hulp bieden; - samen met instellingen de zorg voor de jeugd verbeteren. Hiervoor is vertrouwen noodzakelijk; - zeggenschap bij de cliënt, niet óver ouders en kind, maar mét ouders en kind. - cliënten moeten kunnen rekenen op zorgvuldige omgang met privacy. Gegevens worden alleen gedeeld met toestemming van de cliënt. - de gemeente als regisseur. - de inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de hulpverlening. - doorbreken van bureaucratie. Voorstel voor de ontvangst en verzending van berichten via de CORV In de bijlage is het concept-voorstel gemaakt waarin duidelijk wordt wie waarvoor gemandateerd wordt. Dit zijn de witte vlakken in het schema. De andere vlakken zijn wettelijk bepaald. Hieronder volgt de onderbouwing: Samen met betrokkenen heeft de werkgroep Veiligheid en Kind nagedacht over de CORV-berichten. Uitgaande van de uitgangspunten uit de visie en de (landelijke) zorg van burgers dat gemeenten deelgenoot worden van (te) veel privacygevoelige informatie, doet de werkgroep het volgende voorstel: Gemeenten mandateren de jeugd- en gezinsteams voor de ontvangst, verwerking en archivering van berichten tenzij dit wettelijk niet is toegestaan. Binnen het eigen gemeentehuis wordt geen proces ingericht voor deze CORV-berichten. Gemeenten kunnen berichten zo niet gebruiken voor een persoonlijke benadering van burgers of voor managementinformatie. De CORV is niet specifiek voor management informatie ingericht, maar afgeleid ervan wel bruikbaar. Echter, de werkgroep is van mening dat de CORV niet ingericht is als managementinstrument en dat deze informatie verkregen kan worden door met de verantwoordelijke organisaties afspraken te maken over regelmatige terugkoppeling van informatie in managementrapportages. In dit voorliggend voorstel/advies gaan de berichten direct naar de jeugd-engezinsteams waarna direct gehandeld kan worden. Zij worden hiervoor gemandateerd. De berichten zijn voor de teams geen verrassing, immers vanuit de visie 1 gezin, 1 plan, werken partijen nauw met elkaar samen. Gecertificeerde Instellingen Het is van belang dat de berichten door de uitvoerder/opdrachtnemer ontvangen worden. Zij zijn de uitvoeringsverantwoordelijke die via de CORV een “opdracht krijgen” voor de uitvoering van een maatregel. In de praktijk zijn dit de toekomstige Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Dit zijn het huidige BJZ, het Leger des Heils, de SGJ en de WSG. In de wet staat dat zij moeten aansluiten. 2
AMHK Het AMHK is wettelijk verplicht aan te sluiten op de CORV. Jeugd- en gezinsteams Dit zijn óók de toekomstige medewerkers van de jeugd- gezinsteams. Ook zij moeten een bericht kunnen sturen naar de Raad voor de Kinderbescherming omdat zij zich zorgen maken over (de veiligheid) van een kind. Er moet dan opgeschaald worden naar het gedwongen kader. Daarnaast kan het zijn dat een hulpverlener samenwerkt met een gezin welke een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel heeft (waarbij de GI verantwoordelijk is voor de veiligheid van het kind). Voor de hulpverlener is het raadzaam te weten welke maatregelen worden uitgesproken zodat de hulpverlening hierop aangesloten kan worden. Hiervoor zijn de notificaties van belang. Voor de verzending en ontvangst van berichten en notificaties moeten de jeugd- en gezinsteams als hulpverlener door gemeenten gemandateerd worden. Gezien het bovenstaande, doet de Werkgroep Veiligheid en Kind het volgende voorstel: De jeugd- en gezinsteams worden door gemeenten gemandateerd CORV-berichten te ontvangen en te versturen zoals gespecificeerd in bijgaande bijlage. Gezien bovenstaande voorstellen, heeft het jeugd- en gezinsteam dus 2 taken: - verantwoordelijk als gemandateerde voor de wettelijke taak van de gemeente - verantwoordelijk als hulpverlener dichtbij het gezin. Als de entiteit van de jeugd- en gezinsteams voor 1 januari 2015 nog niet helders is, wordt een alternatief geboden. Gespecialiseerde jeugdzorg Ook de gespecialiseerde jeugdzorg werkt samen met een jeugdige en het gezin en moet bij zorgen over de ontwikkeling een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming kunnen doen. Hierbij zijn de stappen van de Meldcode leidend. Regionaal is nog niet besloten hoe hiermee om te gaan en of ook (al) deze organisaties aangesloten moeten worden. In eerste instantie lijkt dit niet wenselijk omdat te veel aansluitingen zou betekenen. Berichten van politie via de CORV Ook de politie wordt aangesloten op de CORV om de signalen van zorg aan de hulpverlening door te geven. Het betreft hier alleen de formulieren over zorg over jeugdigen. De formulieren over huiselijk geweld, de huisverboden en zorgmijders gaan direct naar het Meldpunt Zorg en Overlast van de GGD. Deze worden in de toekomst niet via de CORV gerouteerd. Nu worden de formulieren over de zorg jeugdigen ontvangen door het JPT bij Bureau Jeugdzorg. Op het politiebureau worden de formulieren doorgenomen en zo nodig aangevuld/geschikt gemaakt voor het doorsturen. Direct wordt nagegaan of en zo ja, welke hulpverlener actief is. De signalen worden doorgegeven. Nieuwe signalen worden binnen 48 uur opgepakt binnen de methodiek van het JPT. Ook worden de daglijsten bij politie doorgenomen en wanneer geen zorgformulier is opgesteld, wordt de betreffende agent gevraagd dit alsnog te doen. Deze werkwijze wordt door alle betrokkenen als zeer waardevol ervaren. Er is geen reden deze werkwijze te veranderen. Echter, Bureau Jeugdzorg kan vanaf 2015 geen zorgformulieren meer ontvangen omdat de Bureaus Jeugdzorg, zoals we deze in de huidige vorm kennen, verdwijnen per 1 januari 2015. De directe consequentie hiervan is dat op 1 januari ook het ‘centrale punt’ verdwijnt, waar de politie haar zorgmeldingen nu aanlevert. Politie en gemeenten (VNG) zijn het erover eens dat er één ding niet moet veranderen op 1 januari 2015 en dat is het werkproces van de zorgmeldingen. De Bureaus Jeugdzorg en de politie hebben in de afgelopen jaren veel energie gestoken in het ontwikkelen en verfijnen van dat werkproces. Dat heeft er toe geleid dat de zorgmeldingen en de daarop volgende hulpverlening steeds meer aan kwaliteit hebben gewonnen. Het hele proces van de zorgmeldingen is effectief en verloopt nu 3
naar tevredenheid. En bovenal zorgt het ervoor dat kinderen snel de jeugdhulp krijgen die ze nodig hebben. En dat is natuurlijk het enige waar het echt om draait. Landelijk geeft de politie aan voor de ontvangst van de zorgformulieren met één bovenlokale partij samenwerkingsafspraken te willen maken: het AMHK. De AMHK-regio’s en de Veiligheidsregio’s zijn nagenoeg aan elkaar gelijk. Dit lijkt dus een logische keuze. Gemeenten wordt verzocht hiervoor de mogelijkheden te creëren. De politie heeft geen inspraak in wie verantwoordelijk is voor de afhandeling van deze zorgformulieren. Binnen de regio Hollands Midden stellen partijen voor de berichten te laten routeren via de CORV naar het AMHK waarna het JPT verantwoordelijk zal zijn voor de verdere afhandeling van deze formulieren. Dit gebeurt binnen de 48 uur welke is overeengekomen. Op deze manier komen wij tegemoet aan de landelijke wens van politie en houden wij de huidige succesvolle samenwerking tussen politie, hulpverlening en het AMK in stand. Alle betrokken partijen stemmen in met dit voorstel. Wij maken het mogelijk dat het JPT het CORV-bericht van de zorgformulieren kan inzien bij het AMHK. De zorgformulieren van de politie worden vanaf 2015 door de CORV gerouteerd naar het AMHK waarna het JPT verantwoordelijk zal zijn voor de eerste filtering, triage en doorzending naar verantwoordelijke hulpverleners. Het JPT koppelt aan de politie terug over wat is gedaan met de zorgmelding. De archivering van al de berichten is een verantwoordelijkheid van de ontvangende partij. Leerplicht Als een kind een proces-verbaal heeft gekregen vanwege schoolverzuim, gaat een kopie van het procesverbaal naar de RvdK. De RvdK doet vervolgens onderzoek naar de situatie. Hierna adviseert de RvdK de officier van justitie in een rapport over de straf die het beste bij het kind past. De officier van justitie of de rechter is degene die de straf oplegt. In Den Haag wordt in september gestart met een project waarbij de RvdK, onderwijs, leerplicht en het OM het gehele werkproces van verzuim tot rechtbank “lean” willen maken. Wij willen graag dit project afwachten. Wij zien hier namelijk mogelijkheden voor de toekomst. Daarom wordt voorgesteld de aansluiting van leerplicht op de CORV af te wachten. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV.
Vervolg Na instemming met bovenstaande voorstellen, gaat de Werkgroep Veiligheid en Kind verder met de inhoudelijke aspecten van de CORV. Met de betrokken instellingen worden afspraken gemaakt voor de aansluiting, archivering etc. In contracten worden afspraken gemaakt over de managementinformatie. De landelijke afspraken en vervolgstappen worden gemonitord en bij afwijkingen van bovenstaande voorstellen ter kennisname of besluitvorming aangeboden aan het PHO. De werkgroep Informatiemanagement 3D adviseert op basis van de hierboven genomen besluiten over de technische aansluiting op de CORV. Vervolgens wordt deze gerealiseerd op Holland Rijnland niveau of op gemeentelijk niveau. In het eerste geval neemt de Werkgroep Informatiemanagement de verantwoordelijkheid voor deze aansluiting, in overleg met Servicepunt 71. In het tweede geval nemen de afzonderlijke gemeenten zelf de verantwoordelijkheid. Om mogelijke risico’s te beperken worden back-up scenario’s voor de inhoud en techniek ontwikkelt.
Leiden, 18 september 2014 Astrid Fattor, gemeente Teylingen, Werkgroep Veiligheid en Kind Wil Fabri, gemeente Leiden, Werkgroep InformatieManagement 3D
4
Voorstel technische aansluiting CORV Aan: Van: Onderwerp:
AO Jeugd Werkgroep informatiemanagement 3D Holland Rijnland Aansluiting CORV
Inleiding In het nieuwe jeugdstelsel moeten gemeenten en justitiële organisaties samenwerken bij de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Efficiënte en effectieve informatie uitwisseling is daarbij essentieel; de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV) regelt hierin het (formele) berichtenverkeer. De afspraken met de Raad van de Kinderbescherming, de Gecertificeerde Instellingen en het gebruik van de CORV wordt voor Holland Rijnland inhoudelijk voorbereid door de Werkgroep Veiligheid en Kind1. In hun advies stellen zij het volgende voor.
Gemeenten in Holland Rijnland worden wel aangesloten op de CORV maar zullen niet actief aan de slag gaan met de berichten welke vanuit de CORV over en weer gerouteerd worden. Als gevolg van het niet actief participeren als gemeente in de CORV, de jeugd- en gezinsteams te mandateren voor de ontvangst van deze berichten/notificaties. De jeugd- en gezinsteams worden door gemeenten gemandateerd CORV-berichten te ontvangen en te versturen zoals gespecificeerd in bijgaande bijlage. De aansluiting van leerplicht (RBL) geen prioriteit geven en dus leerplicht (nog) niet aansluiten op de CORV.
De Werkgroep informatiemanagement 3D Holland Rijnland doet bij deze een voorstel voor de daadwerkelijke aansluiting van gemeenten op de CORV. Uitgangspunt daarbij is dat alle oplossingen de privacy van de gegevens conform de geldende wetgeving garanderen. De keuze van de implementatie is op te splitsen in een organisatorische- en een technische keuze. Organisatorisch moet een keuze gemaakt worden tussen gezamenlijk of per gemeente aansluiten. Technisch moet een keuze gemaakt worden uit aansluiten via een Digikoppeling2 en het inrichten van een ESB/Broker3 (nog niet bij alle gemeenten beschikbaar) óf aansluiten via een zgn. SaaS oplossing. Dit betekent Software as a Service waarbij de applicatie niet bij de gemeente zelf draait maar bij de leverancier, in een zogenaamde Cloud. Deze leverancier zorgt ook voor het beheer.
1
Voorstel CORV. Werkgroep Veiligheid en Kind. Leiden 17 juli 2014 Zoals een brief in een envelop gaat voor verzending, zo gaat een elektronisch bericht in een digitale verpakking. Digikoppeling bestaat uit koppelvlakstandaarden, die logistieke afspraken bevatten voor berichtenuitwisseling tussen overheden. Met één Digikoppeling-implementatie in de eigen ICT-omgeving kunnen berichten uitgewisseld worden met alle overheden. 3 De ESB/Broker zorgt voor het routeren van berichten. 2
1
Gezamenlijk aansluiten of per gemeente Voordelen van gezamenlijk aansluiten
Gezamenlijk beleid: gemeenten geven gezamenlijk in Holland Rijnland vorm aan de taken binnen de transitie jeugd. Een gezamenlijke aansluiting is dan een logisch gevolg. Gemeenschappelijke bedrijfsvoering, waaronder een gezamenlijke inkoop van de gespecialiseerde jeugdhulp. Het ligt dan in de lijn om ook de aansluiting op de CORV gezamenlijk te doen. Gemeenschappelijke partners: gemeenten hebben dezelfde partners die berichten ontvangen en versturen via de CORV. Dit zijn het AMHK, de Gecertificeerde Instellingen (Bureau Jeugdzorg, het Leger des Heils, de William Schrikkergroep en de Stichting Gereformeerd Jeugdzorg), de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Deze partijen werken met alle gemeenten samen in de justitiële keten en zijn verplicht om zelf aan te sluiten op de CORV. Efficiency: bij een gezamenlijke aansluiting kan schaalvoordeel behaald worden bij inrichting en beheer van de software. Schaalvoordeel voor aanschaf hangt af van het prijsmodel van de leverancier. Als dat per inwoner is, is schaalvoordeel niet haalbaar. Wel is de onderhandelingspositie van gemeenten sterker. Gezamenlijk aansluiten ondersteunt één werkwijze rondom de CORV en de berichten.
Nadelen van gezamenlijk aansluiten
Het vergt enige besluitvorming en organisatorische aanpassingen om dit te realiseren. Gemeenten sluiten aan bij regionaal beleid en hebben geen lokale vrijheden.
Voordelen aansluiten per gemeente
Lokale verschillen in beleid en infrastructuur en 3D implementatie. Gemeenten verschillen in hun besturingsfilosofie, en visie op de mate van integraliteit in de uitvoering van het Sociale Domein en de wijze waarop zij de implementatie van de decentralisaties vormgeven. Bovendien is bepaald dat de gemeenten lokaal enige vrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van de jeugd- en gezinsteams. Dergelijke verschillen kunnen in de toekomst leiden tot andere opvattingen over de aansturing en inrichting van bijvoorbeeld de JGT’s en de omgang met de CORVberichten. Dit pleit voor lokale aansluiting. De gemeenten kunnen een eigen keuze maken De aansluiting loopt mee met de normale bedrijfsvoering van de gemeenten.
Nadelen aansluiten per gemeente
2
Geen gemeenschappelijkheid in de regio over een regionaal aspect. Gemeenten moeten eigen bedrijfsproces inrichten en kennis over CORV bijhouden; extra en dubbel werk. Hogere kosten. Werkzaamheden t.b.v. aansluiting moeten bij iedere gemeente afzonderlijk georganiseerd worden) Onhaalbaar in tijd (voor sommige gemeenten)
Digikoppeling of SaaS Na de bepaling van een gemeenschappelijke of individuele aansluiting, moet vervolgens een keuze gemaakt worden voor een Digikoppeling of SaaS. Voordelen Digikoppeling
Digikoppeling is bij verschillende gemeenten al geïmplementeerd (of wordt geïmplementeerd) omdat Digikoppeling ook nodig is voor andere projecten/applicaties binnen de gemeente zoals MijnOverheid, Landelijke voorziening WOZ en Handelsregister.
Nadelen Digikoppeling
Het is een tijdelijke oplossing omdat KING en VNG werken aan een generieke oplossing voor de aansluiting via het gemeentelijk gegevensknooppunt waarmee alle landelijke voorzieningen gekoppeld gaan worden aan de gemeentelijke infrastructuur. Dit wordt op een later tijdstip gerealiseerd en is niet operationeel vóór 1-1-2015. Installatie op locatie van de gemeente heeft meer aansluitstappen en een langere doorlooptijd dan het gebruik van SaaS oplossing die al is gekoppeld met CORV. Volgens ons is deze optie niet meer haalbaar. Voor de gemeente die op dit moment nog geen Digikoppeling hebben, is het niet haalbaar om deze nog tijdig te implementeren.
Voordelen SaaS
De ESB/Broker, die ervoor dat berichten worden afgeleverd, hoeft niet ingericht te worden. Er hoeft alleen een autorisatiematrix (waarin wordt vastgelegd wie gerechtigd is om berichten te ontvangen) ingericht te worden. De ICT infrastructuur van de gemeente hoeft niet gewijzigd te worden. Hierdoor wordt het mogelijk de implementatie van het gemeentelijk gegevensknooppunt af te wachten zónder dat de investering in de ESB/Broker nodig is.
Nadelen SaaS
SaaS is een Cloud-oplossing. De vraag is of deze oplossing past binnen het Cloudbeleid van de verschillende gemeenten.
Combinatie van deze keuzemogelijkheden levert een viertal scenario’s op: 1. 2. 3. 4.
Gezamenlijke – Digikoppeling Servicepunt 71 Gezamenlijk – SaaS oplossing Individueel – Digikoppeling Individueel – SaaS oplossing
Jeugd‐ en gezinsteams Een specifiek aspect van de realisatie van de CORV is de aansluiting van de jeugd- en gezinsteams. Deze zijn niet verplicht om zelf aan te sluiten. Als het voorstel van de Werkgroep Kind en Veiligheid wordt aangenomen, moet bepaald worden of de JGT’s door de gemeente verzocht worden om zelf voor een aansluiting op de CORV te zorgen, of ze
3
gebruik kunnen maken van een bestaande koppeling bij een van de instellingen, of dat de gemeenten zorgen voor een aansluiting per team. De JGT’s werken met PlusPlan. Dit systeem is geëvalueerd met als resultaat dat voorgesteld wordt om de applicatie op korte termijn nog aan te passen zodat deze geschikt is om per 1-1-2015 de werkzaamheden van de JGT’s te ondersteunen. Met de ervaringen die vanaf 1-1-2015 worden opgebouwd, worden vereisten opgesteld t.b.v. de aanbesteding van een nieuwe applicatie die een structurele, lange termijn oplossing moet bieden. Gezien de tijdsdruk is het voorstel om niet uit te gaan van een koppeling tussen PlusPlan en de CORV en een gemeentelijke oplossing te kiezen. Consequentie voor de JGT’s is dat ze een tweede applicatie (web portaal) moeten openen om CORV berichten te ontvangen en versturen.
Advies van de werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland Kies voor scenario 2: een gezamenlijke aansluiting met een SaaS oplossing voor de aansluiting op de CORV per 1 januari 2015. Onze inschatting is dat scenario 1 van het inrichten van de ESB/Broker niet haalbaar is. Zoals gezegd is dit een tijdelijke oplossing en dus een desinvestering. Gezien het feit dat gemeenten zelf niets zullen doen met de berichten uit de CORV, het gezamenlijke beleid, de gezamenlijke bedrijfsvoering en dezelfde partners bij de gegevensuitwisseling, adviseren wij te besluiten voor gezamenlijk aansluiten via de SaaS. Overigens is er geen verschil in mogelijkheden van beveiliging van gegevens per oplossing. Beide zijn goed te beveiligen. Leg de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de CORV neer bij de Werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland en leg het beheer bij Servicepunt 71. De Werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland kan de verantwoordelijkheid nemen voor het realiseren van de CORV. Servicepunt 71 is bereid het beheer op zich te nemen. Een eventuele tweede optie is het beheer bij de leverancier onderbrengen. Besluit voor de periode 2015 en 2016 en evalueer begin 2016. Het ligt in de rede om de periode van gezamenlijk parallel te laten lopen aan de periode dat de HR-gemeenten Servicepunt 71 de opdracht hebben gegeven voor de technische inkoop van de gespecialiseerde jeugdhulp (de jaren 2015 en 2016). In deze periode zal het gemeentelijk gegevensknooppunt operationeel zijn. Bovendien zal in deze jaren duidelijk worden hoe de lokale infrastructuur zich in gemeenten ontwikkeld en op welke wijze de inkoop gespecialiseerde jeugdhulp structureel vormgegeven zal worden. Duidelijkheid over deze zaken zal leidend zijn voor de meest passende keuze voorde structurele wijze van aansluiting. Hierover kan in het eerste kwartaal van 2016 een besluit worden genomen.
4
Vervolgstappen Na positieve besluitvorming van het PHO moeten de volgende vervolgstappen gezet worden. Inhoudelijke keuzen Voor het realiseren van bovenstaande oplossingen moet aan verschillende randvoorwaarden worden voldaan. De besluitvorming bij Holland Rijnland over de inhoudelijke invulling van de aansluiting justitiële keten en de gemeentelijke keten moet zo spoedig mogelijk worden afgerond (PHO). Gezien de mogelijkheid dat gemeenten variatie kunnen laten zien in de inrichting en aansturing van de JGT’s, moet de vraag of lokale afstemming en besluitvorming noodzakelijk en gewenst is, beantwoord worden (gemeenten). Bij instemming met het voorstel van de werkgroep Kind en Veiligheid en dit voorstel moeten zo snel mogelijk gesprekken gevoerd worden met de deelnemende organisaties over de gegevensuitwisseling via de CORV. Als gekozen wordt voor het gezamenlijk aansluiten op de CORV moeten besluiten genomen worden over het inrichten en het beheer van de CORV. Aansluiten op de CORV opnemen in de mandateringsovereenkomst met de JGT’s (SP71). Inventarisatie koppelingsmogelijkheden
Er dienen zo snel mogelijk gesprekken gevoerd te worden met de deelnemende organisaties over de gegevensuitwisseling via de CORV, vooral ook met de jeugd- en gezinsteams (Werkgroep Informatiemanagement).
Privacy en Beveiliging Naast inhoudelijke afwegingen spelen hier uiteraard ook kwesties van privacy en beveiliging. Deze moeten in de mandateringsovereenkomsten opgenomen worden. Uitvoering en Beheer Daarnaast moet de opdracht voor het inrichten en beheer van de CORV worden geoperationaliseerd.
Kosten Initiële kosten Er is nog weinig informatie beschikbaar over prijzen van de diverse mogelijkheden die leveranciers bieden. Wel is er inzicht in welke leveranciers een applicatie (conform gewenste functionaliteit gaan leveren). Deze leveranciers hanteren verschillende kostenmodellen zoals:
Kosten per inwoner Kosten per gebruiker Kosten op projectbasis
We stellen voor dat Holland Rijnland de kosten voorschiet en dat deze verrekend worden naar de gemeenten.
5
Structurele kosten Eerste globale indicatie op basis van (summiere) informatie van leveranciers is een kostenpost van € 2000,- tot € 3000 per jaar per gemeente.
23-7-2014 Werkgroep Informatiemanagement Holland Rijnland Wil Fabri (gemeente Leiden) Bert Dautzenberg (gemeente Alphen aan den Rijn) Astrid Fattor (gemeente Teylingen, werkgroep Veiligheid en Kind)
6
ROL, TAAK EN BERICHTEN CORV TBV DE GEMEENTE PER 11 JULI 2015 (*) Nr
Bericht en Betekenis
CORV BERICHTEN GEMEENTE (28 mei 2014)
Berichtcode
Van
Rol/Wettelijke taak
Naar
StUF: vtoDi01 EBV: BD-050001 Gemeente ==> RvdK, en GI ==> RvdK, en AMHK ==> RvdK
JGT/ST AMHK en GI. Mogelijk ook leerplicht in de toekomst
Verzoeker: Indienen van het verzoek (JW 2.4 lid 1 en 3.1 lid 1) Regisseur: op vroeghulp gedwongen kader en nazorg (JW MvT)
StUF: Bv01 Landelijke RvdK EBV: BD-050004 RvdK ==> Verzoekende Gemeente StUF: Fo01 Landelijke RvdK EBV: BD-050005 RvdK ==> Verzoekende Gemeente
Rol/Wettelijke taak
Inhoud bericht
Taken en acties gemeente
Landelijke RvdK
Onderzoeker: Onderzoeken noodzaak kinderbeschermingsNB. Vanuit landelijke RvdK wordt RvdK regio maatregel (JW 3.1 lid 1) betrokken
Casusnummer verzoeker (bijv. zaaknummer gemeente); Gegevens verzoeker; Gegevens kind(eren); Gegevens ouder(s); Gezagsgegevens; Kindfactoren/omstandigheden die hebben geleid tot verzoek; Evt toe te voegen bijlagen
Ouders/verzorgers informeren omtrent VTO; Ingediend VTO registreren; Monitoren voortgang; Eventueel ketenoverleg in het kader van regie en voorkomen dubbelingen; Continueren benodigde hulp gedurende het lopende verzoek en onderzoek; Veiligheidsplan (Zie ook handreiking JB JR)
Onderzoeker
Verzoekende gemeente Verzoeker niet actief Melder Regisseur
Voortgang registreren en verder monitoren
Onderzoeker
Melder
Identificatiecode (=Identificatiecode van het oorspronkelijke bericht Verzoek tot onderzoek waar dit een antwoordbericht op is) Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Onderzoeker
Verzoekende gemeente Verzoeker niet actief Melder Regisseur
Type notificatie (=01); Casusnummer RvdK (leeg in geval van afwijzing); Status casus; Gegevens kind; Casusnummer verzoeker; Indicatie verzoek toegewezen of afgewezen
Notificatie registreren; Vervolgactie afhankelijk van toewijzen of afwijzen van het verzoek
JEUGDBESCHERMING Indienen verzoek tot onderzoek JB1 Verzoek tot onderzoek (VTO): Fomele bericht voor aanvraag onderzoek noodzaak kinderbeschermingsmaatregel
JB2
JB3
Acceptatiesignaal Verzoek tot onderzoek: Bevestiging dat VTO in goed orde is ontvangen Foutbericht Verzoek tot onderzoek: Bericht van afkeuring van ontvangen foutief VTO
Notificatie intake Landelijke RvdK JB4 Notificatie Intake: Notificatie of StUF: notificatieDi01 EBV: BD-050002 (Type "01") de RvdK al dan niet een RvdK ==> Verzoekende Gemeente onderzoek zal instellen na ontvangst en intake verzoek tot onderzoek
Verzoeker Regisseur
Kan softwarefout of procesfout betreffen. Fout analyseren en herstellen. Het betreffende VTO bericht wordt door de RvdK niet in NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door behandeling genomen de ontvangende partij van het VTO (de RvdK).
NB. Er wordt per kind in het oorspronkelijke verzoek tot onderzoek een aparte notificatie verzonden
JB5
Verzoekende Verzoeker Foutbericht Notificatie intake: StUF: Fo01 gemeente niet Melder Regisseur EBV: BD-050005 Bericht van afkeuring van ontvangen foutieve Notificatie Verzoekende ==> RvdK intake NB. Deze foutmelding is alleen bedoeld om technische fouten in de ontvangen notificatie terug te melden
Landelijke RvdK
Onderzoeker
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door de ontvangende partij van de Notificatie (Gemeente)
Pagina 1 van 4
Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK
ROL, TAAK EN BERICHTEN CORV TBV DE GEMEENTE PER 11 JULI 2015 (*) Nr Bericht en Betekenis Notificatie uitkomst onderzoek JB6 Notificatie uitkomst onderzoek: Notificatie omtrent resultaat uitgevoerd onderzoek door RvdK
Berichtcode
Van
StUF: notificatieDi01 Landelijke RvdK EBV: BD-050002 (Type "02") RvdK ==> Verzoekende Gemeente
CORV BERICHTEN GEMEENTE (28 mei 2014) Rol/Wettelijke taak
Naar
Rol/Wettelijke taak
Onderzoeker Rekwestreerder (BW 255 lid 2)
Verzoekende gemeente Verzoeker niet, Melder Regisseur
Inhoud bericht
Taken en acties gemeente
Type notificatie (=02); Casusnummer RvdK; Status casus; Beslissing (wel/geen rekest); Gegevens kind; Casusnummer verzoeker; uitkomst onderzoek en voorgestelde maatregel (rekest)
Notificatie registreren; Vervolgactie afhankelijk van uitkomst onderzoek; In geval van rekest overleg over in te zetten GI met de RvdK (JW 3.1 lid 6)
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK
NB. Wet herziene kinderbeschermingsmaatregelen (nu in voorbereiding) geeft de NB. Er wordt per kind in het oorspronkelijke verzoek tot onderzoek burgemeester mogelijkheid om, in geval van negatieve beslissing van een aparte notificatie verzonden de RvdK, een zaak alsnog voor te leggen aan de rechtbank JB7
Foutbericht Uitkomst onderzoek: Bericht van afkeuring van ontvangen foutieve Notificatie intake
Notificatie ambtshalve onderzoek JB8 Notificatie Ambtshalve onderzoek: Notificatie dat RvdK ambtshalve onderzoek zal starten JB9 Foutbericht Notificatie Ambtshalve onderzoek
Melder BD-050005 Verzoekende Gemeente ==> RvdK
Verzoeker Regisseur
Landelijke RvdK
Onderzoeker Rekwestreerder
NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door de ontvangende partij van de Notificatie (Gemeente)
NB. Deze foutmelding is alleen bedoeld om technische fouten in de ontvangen notificatie terug te melden
StUF: notificatieDi01 Landelijke RvdK EBV: BD-050002 (Type "03") RvdK ==> Verzoekende Gemeente
Onderzoeker (3.1, lid 2 en Gemeente niet actief, 3) Melder
Regisseur
Type notificatie (=03). Casusnummer Notificatie registreren; Monitoren RvdK; Status casus; Gegevens kind; vervolg; Gegevens ouder(s); Gezagsgegevens
Melder StUF: Fo01 EBV: BD-050005 Verzoekende Gemeente ==> RvdK
Regisseur
Onderzoeker
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Landelijke RvdK
NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door de ontvangende partij van de Notificatie (Gemeente)
NB. Deze foutmelding is alleen bedoeld om technische fouten in de ontvangen notificatie terug te melden
Notificatie uitkomst ambtshalve onderzoek StUF: notificatieDi01 Landelijke RvdK JB10 Notificatie Uitkomst EBV: BD-050002 (Type "04") Ambtshalve onderzoek: RvdK ==> Verzoekende Gemeente Notificatie omtrent resultaat uitgevoerd ambtshalve onderzoek door RvdK
Onderzoeker Rekwestreerder
Gemeente niet actief, melder
Regisseur
Type notificatie (=04); Casusnummer RvdK; Status casus; Beslissing (wel/geen rekest); Gegevens kind; Uitkomst onderzoek en voorgestelde maatregel (rekest)
Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK; Indien notificatie bij verkeerde gemeente afgeleverd contact opnemen met de RvdK
Notificatie opnemen in dossier; Vervolgactie afhankelijk van uitkomst onderzoek; In geval van rekest overleg over in te zetten GI met de RvdK (JW 3.1 lid 6) NB. Wet herziene kinderbeschermingsmaatregelen (nu in voorbereiding) geeft de burgemeester mogelijkheid om, in geval van negatieve beslissing van de RvdK, een zaak alsnog voor te leggen aan de rechtbank
Pagina 2 van 4
ROL, TAAK EN BERICHTEN CORV TBV DE GEMEENTE PER 11 JULI 2015 (*) Nr Bericht en Betekenis JB11 Foutbericht Notificatie Uitkomst Ambtshalve onderzoek
Berichtcode Van Melder StUF: Fo01 EBV: BD-050005 Verzoekende Gemeente ==> RvdK
CORV BERICHTEN GEMEENTE (28 mei 2014) Rol/Wettelijke taak Regisseur
Naar Landelijke RvdK
Rol/Wettelijke taak Onderzoeker Rekwestreerder
Taken en acties gemeente Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK
NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door de ontvangende partij van de Notificatie (Gemeente)
NB. Deze foutmelding is alleen bedoeld om technische fouten in de ontvangen notificatie terug te melden
Notificatie Beschikking rechtbank inzake kinderbeschermingsmaatregel (Let op: implementatie wel voorzien maar nog niet gepland) ?? ????? gemeente niet, melder, Regisseur StUF: notificatieDi01 JB12 Notificatie Beschikking GI EBV: BD-050002 (Type "05") rechtbank inzake kinderbeschermingsmaatregel: NB. Inregeling en inhoud van dit Notificatie met uitspraak bericht wordt nog nader bepaald rechtbank ten aanzien van voorgelegde kinderbeschermingsmaatregel
JB13 Foutbericht Notificatie StUF: Fo01 Beschikking rechtbank inzake EBV: BD-050005 kinderbeschermingsmaatregel NB. Inregeling en inhoud van dit bericht wordt nog nader bepaald
Inhoud bericht Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Type notificatie (=05)
Notificatie registreren. Eventueel ketenoverleg in het kader van regie. Overleg met uitvoerende GI
?????
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Monitoren vervolg; Eventueel contact met verzender; Indien notificatie bij verkeerde gemeente afgeleverd contact opnemen met de verzender
AICE (=Administratief Executie verantwoordelijke GI, gemeenten niet Informatie en actief Coördinatie Centrum)
Regisseur
Type notificatie (=06)
Notificatie registreren. Eventueel ketenoverleg in het kader van regie. Overleg met uitvoerende GI
GI, gemeente niet
Regisseur
AICE (=Administratief Informatie en Coördinatie Centrum)
Executie verantwoordelijke Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK, bijvoorbeeld indien notificatie bij verkeerde gemeente is afgeleverd
Landelijke RvdK
Opdrachtverstrekker (JW MvT)
Gemeente niet actief
Regisseur
nnb
Notificatie registreren. Eventueel ketenoverleg in het kader van regie. Overleg met uitvoerende GI
GI, gemeente niet
Regisseur
Landelijke RvdK
Opdrachtverstrekker (JW MvT)
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Monitoren vervolg; Eventueel contact met RvdK, bijvoorbeeld indien de notificatie bij verkeerde gemeente is afgeleverd
GI, gemeente niet
Regisseur
?????
JEUGDRECLASSERING Notificatie Reclassering opdracht JR1 Notificatie omtrent reclasseringsopdracht, betreffende een jeugdige, die is toegestuurd aan een gecertificeerde instelling JR2 Foutbericht Notificatie Reclassering opdracht
StUF: notificatieDi01 EBV: BD-050002 (Type "06") NB. Inregeling en inhoud van dit bericht wordt nog nader bepaald StUF: Fo01 EBV: BD-050005 NB. Inregeling en inhoud van dit bericht wordt nog nader bepaald
Notificatie Toezicht en begeleiding door de RvdK JR3 Notificatie Toezicht en nnb begeleiding door de RvdK RvdK ==> Gemeente
JR4
NB. Inregeling en inhoud van dit bericht wordt nog nader bepaald Foutbericht Notificatie Toezicht StUF: Fo01 en begeleiding door de RvdK EBV: BD-050005 NB. Inregeling ven inhoud aan dit bericht wordt nog nader bepaald
Pagina 3 van 4
ROL, TAAK EN BERICHTEN CORV TBV DE GEMEENTE PER 11 JULI 2015 (*) Nr Bericht en Betekenis ZORGMELDING POLITIE Zorgmelding Politie ZM1 Zorgmelding Politie: In geval van gconstateerde zorgen omtrent jeugdige, op basis van signalen of onderzoek, stuurt Politie een zorgmelding met daarin opgenomen een zorgformulier
Berichtcode
Van
Rol/Wettelijke taak
Naar
Rol/Wettelijke taak
StUF: EBV: BD-050016 Politie ==> Gemeente
Politie
Vroegsignaleren en doorverwijzen
AMHK
Toeleider/Beslisser (JW 2.3 Gegevens indiener; Gegevens kind; lid 1) Gegevens ouder(s), verzorgers en Regisseur betrokkenen; Kindfactoren/omstandigheden/leefgebi eden die hebben geleid tot het zorgformulier; Evt toe te voegen bijlagen
Registreren zogformulier; Vervolgbeslissing toeleiden naar jeugdhulp; Eventueel overleg met (en/of overdragen naar) andere gemeente indien andere gemeente verantwoordelijk is voor deze jeugdige
AMHK
Toeleider/Beslisser (JW 2.3 lid 1) Regisseur
Politie
Vroegsignaleren en doorverwijzen
Identificatiecode (=Identificatiecode van het oorspronkelijke bericht Verzoek tot onderzoek waar dit een antwoordbericht op is)
Voortgang registreren en verder monitoren
AMHK
Toeleider/Beslisser (JW 2.3 lid 1) Regisseur
Politie
Vroegsignaleren en doorverwijzen
Foutcode, Foutniveau, Foutomschrijving
Monitoren vervolg; Eventueel contact met Politie
NB. Inregeling, inhoud en aflevering van dit bericht wordt nog nader bepaald
ZM2 Acceptatiesignaal Zorgmelding StUF: Bv01 EBV: BD-050004 Politie: Bevestiging dat Zorgmelding in goede orde is Gemeente ==> Politie ontvangen NB. Inregeling en inhoud van dit bericht wordt nog nader bepaald StUF: Fo01 ZM3 Foutbericht Zorgmelding EBV: BD-050005 Politie: Gemeente ==> Politie Bericht van afkeuring van ontvangen foutief NB. Inregeling en inhoud van dit Zorgformulier Politie bericht wordt nog nader bepaald (*)
CORV BERICHTEN GEMEENTE (28 mei 2014) Inhoud bericht
NB. Inhoudelijke informatie betreffende de fout wordt bepaald door de ontvangende partij
Deze lijst is het overzicht van de CORV berichten voor de gemeenten, per 17juli 2014. In de lijst worden zowel de uitgaande als ook de inkomende berichten beschreven, de betekenis ervan, welke partijen verzender en ontvanger zijn en aanvullende tekst mbt rol en wettelijke taak van partijen Nadrukkelijk wordt vermeld dat de lijst van interacties, uitwisselingsmomenten, berichten en berichtinhoud aan wijzigingen onderhevig kunnen zijn.
Pagina 4 van 4
Taken en acties gemeente
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Persoonsgebonden budget
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
□ Basistaak □ Efficiencytaak □ Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente De juiste en min of meer vergelijkbare invulling van de ruimte door gemeenten voor het persoonsgebonden budget (pgb).
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
11-2014 1-10-2014
5.
Advies PHO
De voorstellen die in de notitie genoemd zijn voor het onderdeel jeugd als richtlijn gebruiken bij het opstellen van de Nadere regels jeugd
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
nvt
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Gemeenten moeten in hun verordening vastleggen hoe zij vanaf 2015 binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 omgaan met het persoonsgebonden budget (pgb). Beide wetten hebben hiervoor al kaders gegeven. Gemeenten hebben binnen deze kaders ruimte om het pgb nader in te vullen. In deze handreiking doen we voorstellen voor het invullen van deze ruimte.
8.
Inspraak
Nee, bij eerdere notitie pgb heeft participatie plaatsgevonden. Bij deze notitie, die een uitwerking vormt, is dit achterwege gebleven. Dit kan lokaal opgepakt wordt of bij jeugd (bij de nadere regels) regionaal.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
9.
Financiële gevolgen
Deze notitie heeft geen financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet Eerdere besluitvorming: Notitie pgb juli 2013
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Sociale Agenda
Datum:
1 oktober Tijd: 09.30 – 12.30 uur Gemeentehuis Leiderdorp 09
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Persoonsgebonden budget
Beslispunten: De voorstellen die in de notitie (p.3,4) genoemd zijn voor het onderdeel jeugd met betrekking tot de (voorwaarden voor) de kwaliteit en de tarieven als richtlijn te gebruiken bij het opstellen van de Nadere regels jeugd. Inleiding: Gemeenten moeten in hun verordening (of nader uitgewerkt in nadere regels) vastleggen hoe zij vanaf 2015 binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 omgaan met het persoonsgebonden budget (pgb). Beide wetten hebben hiervoor al kaders gegeven. Gemeenten hebben binnen deze kaders ruimte om het pgb nader in te vullen. In de notitie pgb zijn mogelijkheden geformuleerd voor het invullen van deze ruimte. Deze mogelijkheden kunnen colleges als handreiking gebruiken bij het formuleren van nadere regels rond het pgb. Voor het jeugd-pgb heeft het pho SoAg aanvullend beleid afgesproken om de lokale verantwoordelijkheid voor het pgb in combinatie te brengen met het regionale “verzekeringsmodel”. In de regionale algemene reservering is daarom 2,5 miljoen geoormerkt voor PGB-knelpunten van gemeenten. Dit betekent dat voor jeugd afstemming gezocht moet worden rond het pgb. De mogelijkheden die in de notitie zijn genoemd kunnen daarom voor jeugd als richtlijn worden gebruikt bij het opstellen van de nadere regels. Beoogd effect: Duidelijke richtlijnen voor het jeugd-pgb waardoor inwoners en professionals vanaf 1 januari 2015 inzicht hebben in rechten en plichten rond het pgb en gemeenten lokaal kunnen sturen op het pgb. Argumenten: 1.1 Lokale bevoegdheid versus regionale richtlijnen Het pgb is een lokale bevoegdheid, voor Wmo én jeugd. Beleid en aansturing zijn een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Hierdoor is bijvoorbeeld maatwerk en integraliteit mogelijk. Omdat voor het jeugd-pgb aansluiting wordt gezocht bij het regionale “verzekeringsmodel” is het echter wel van belang dat de invulling van het pgb door gemeenten wordt afgestemd zodat geen grote verschillen tussen gemeenten ontstaan.
3
Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Budget voor pgb jeugd is te laag Op de jeugdbegroting (Notitie jeugdhulp 2015) is een bedrag van € 5.000.000 opgenomen voor lokale uitvoering van het pgb. Het is de verwachting dat dit bedrag niet voldoende is voor de uitvoering van het pgb. Daarom is in het regionale deel van de begroting € 2.500.000 opgenomen voor knelpunten. In 2014 worden de gegevens over het gebruik van het pgb geactualiseerd (indien mogelijk). Dit geeft een beter beeld van het risico van overschrijding van het budget. 1.2 Onrust bij inwoners De inwoners die nu gebruik maken van het pgb zijn onzeker over de mogelijkheden voor een pgb in 2015. Dit kan onrust veroorzaken. De voorstellen die in deze notitie zijn geformuleerd sluiten grotendeels aan bij de huidige praktijk. De wereld van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning breed wijzigt echter aanzienlijk. Er is veel meer sprake van algemene voorzieningen, er wordt een groter beroep op eigen kracht gedaan en er wordt meer inzet verwacht van het sociale netwerk en van informele zorg (vrijwilligers etc.). Dit heeft gevolgen voor de inzet van individuele voorzieningen/maatwerkvoorzieningen en daarmee ook voor de inzet van het pgb. 1.3 Financiële risico’s door overgangsrecht Voor het pgb geldt hetzelfde overgangsrecht als voor zorg in natura: cliënten die op 1 januari 2015 jeugdhulp en/of ondersteuning ontvangen, behouden gedurende een jaar (tenzij indicatie eerder afloopt) de rechten die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. Uitgangspunt bij het overgangsrecht is dat de gemeente de rechten van het ‘oude’ pgb heeft te eerbiedigen in die zin, dat de klant een indicatie heeft die hij moet kunnen verzilveren. Als dat zou kunnen met een lager budget, dan mag dat. Als de klant echter aangeeft (aantoont) dat hetzelfde zorgaanbod (binnen de bandbreedte van de CIZ indicatie) niet met een lager budget in te kopen valt, dan zal het budget toch toereikend moeten zijn om dat wel te kunnen doen. Dit betekent dat een (groot) deel van het gereserveerde budget mogelijk al bestemd is voor het overgangsrecht. Financiën: Voor jeugd is € 5.000.000 voor lokale uitvoering gemeenten opgenomen. Een uitsplitsing hiervan is in de nota Inkoop jeugdhulp opgenomen. Daarnaast is een bedrag van € 2.500.000 binnen de reserve aangemerkt als budget voor knelpunten pgb gemeenten. Voor de Wmo hebben alle gemeenten zelf een bedrag op de begroting opgenomen. Communicatie: In oktober wordt een bijeenkomst met cliënten georganiseerd in het kader van de nadere regels jeugd, waarbij het pgb een nadrukkelijk onderwerp op de agenda is. Gemeenten zijn verder zelf verantwoordelijk voor duidelijke communicatie over het pgb aan hun inwoners. Bijlagen: Notitie ‘Het persoonsgebonden budget 2015 Jeugdwet & Wmo’
4
Het persoonsgebonden budget 2015 Jeugdwet & Wmo 24 september 2015
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Notitie persoonsgebonden budget
Inhoud Samenvatting voorstellen .............................................................................................. 3 1.
Inleiding ............................................................................................................... 5
2.
Uitgangspunten ..................................................................................................... 7
3.
Voorwaarden pgb ................................................................................................... 8
4.
Pgb tarief ............................................................................................................ 15
5.
Uitvoering pgb ..................................................................................................... 18
6.
Financiën ............................................................................................................ 21
7.
Communicatie en informatie .................................................................................. 23
Bijlage 1 Plan van aanpak gemeenten ........................................................................... 24 Bijlage 2
Stroomschema PGB .................................................................................... 25
Bijlage 3
Rollen gemeente, budgethouder en SVB ........................................................ 26
24 september 2014
2
Notitie persoonsgebonden budget
Samenvatting voorstellen Uitgangspunten 1. We gaan voor een integraal pgb: één gezin, één plan, één budget. Eén integraal budget dat – los van de regelgeving op basis waarvan het is verstrekt – ingezet kan worden om de gewenste doelen uit het plan te realiseren. 2. Het pgb wordt niet verbonden aan een persoon, maar aan het gezin: één gezin, één plan, één budget. Voorwaarden 3. Toekenning van het pgb moet maatwerk zijn: per situatie moet beoordeeld worden wat passend is, afhankelijk van wat mensen kunnen en willen. Het is aan de professional om deze beoordeling te doen. 4. Toekenning van een pgb kan alleen op basis van een onderliggend plan 5. Jeugdigen, ouders of volwassenen die een (licht) verstandelijke beperking of psychische stoornis hebben, waardoor het de verwachting is dat zij de aan het pgb verbonden taken niet kunnen uitvoeren én geen netwerk hebben die deze taken kunnen uitvoeren, komen niet in aanmerking voor een pgb. 6. Mensen kunnen alleen niet-professionele hulp (vanuit hun sociale netwerk) met een pgb inzetten wanneer: a. De ondersteuning niet zonder en wel met een pgb kan worden geboden b. De inzet van het sociaal netwerk aantoonbaar beter is en daarbij het belang van de zorgvrager centraal staat c. De ondersteuning/jeugdhulp passend, adequaat en veilig is d. Het netwerk zich bewust is van de verantwoordelijkheden en consequenties e. Er geen sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden en/of dreigende overbelasting. Uitsluiting voorzieningen/jeugdhulp 7. De keuze voor een pgb voor inzet professionals is alleen mogelijk bij een individuele voorziening / maatwerkvoorziening 8. De keuze voor een pgb is niet mogelijk bij jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp. 9. Keuze voor inzet van het pgb door niet-professionals is bij jeugd alleen bij mogelijk bij begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf Kwaliteitseisen 10. Aan professionals jeugdhulp worden dezelfde kwaliteitseisen gesteld als aan de aanbieders die via zorg in natura worden ingezet. 11. Bij het stellen van aanvullende kwaliteitseisen wordt aangesloten bij de voorstellen van de werkgroep cliënt en kwaliteit. 12. Voor de Wmo en voor niet-professionals worden geen (aanvullende) kwaliteitseisen gesteld. Omvang pgb 13. Het budget moet toereikend zijn om effectieve en kwalitatief goede jeugdhulp of ondersteuning in te kopen. 14. Voor het bepalen van de hoogte van het pgb zijn tarieven vastgesteld met daarin differentiatie naar vorm van jeugdhulp/ondersteuning en naar type hulpverlener. 15. Wanneer een aanvrager met een pgb jeugdhulp of ondersteuning wil inkopen die duurder is dan de voorziening in natura, krijgt hij een pgb ter hoogte van de voorziening in natura. De extra kosten kan hij zelf bijbetalen. 24 september 2014
3
Notitie persoonsgebonden budget
16. Onderbesteding wordt niet doorberekend in de hoogte van het budget voor het volgende jaar. Dit betekent dat budgethouders, bij gelijkblijvende omstandigheden, hetzelfde budget blijven ontvangen, ondanks de onderbesteding. Uiteraard kan onderbesteding wel een signaal zijn om het gesprek met budgethouders aan te gaan. Communicatie 17. Communicatie is een lokale verantwoordelijkheid. Regionaal kunnen wel voorbeelden worden ontwikkeld die elke gemeente naar eigen inzicht kan gebruiken.
24 september 2014
4
Notitie persoonsgebonden budget
1. Inleiding Gemeenten moeten in hun verordening vastleggen hoe zij vanaf 2015 binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 omgaan met het persoonsgebonden budget (pgb). Beide wetten hebben hiervoor al kaders gegeven. Gemeenten hebben binnen deze kaders ruimte om het pgb nader in te vullen. Zo mogen gemeenten: • bepalen onder welke voorwaarden de pgb-houder de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk; • bepalen op welke wijze de hoogte van het pgb wordt vastgesteld; differentiëren in de hoogte van het pgb en verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning of jeugdhulp en voor verschillende typen hulpverleners. In deze handreiking doen we voorstellen voor het invullen van deze ruimte. Aan het eind van deze notitie gaan we ook in op de uitvoering van het pgb. Het pgb is niet nieuw voor gemeenten. Onder de huidige Wmo bestaat al de mogelijkheid van een pgb. In deze notitie wordt daarom vooral toegespitst op het pgb voor nieuwe taken. Uitwerking handreiking “Keuzevrijheid, een must of een lust” In juli 2013 heeft het portefeuillehouders kennis genomen van een regionale handreiking over het persoonsgebonden budget: “Keuzevrijheid, een must of een lust”. Afgesproken is dat, zodra meer bekend werd over de inhoud van de wetgeving, het onderwerp nader uitgewerkt zou worden. Dat is nu aan de orde. Op sommige punten zal worden gerefereerd aan de inhoud van deze handreiking. Invulling pgb: grote impact op inwoners Het pgb is voor veel mensen van groot belang, het geeft hen de ruimte om zelf passende ondersteuning of hulp in te kopen of om juist zelf ondersteuning aan ouder, kind of partner te bieden. Het pgb wordt door hen gezien als het ultieme instrument voor maatwerk en eigen kracht. De afgelopen jaren zijn maatregelen doorgevoerd binnen het pgb, zoals de 10uursmaatregel waardoor nieuwe aanvragers die een indicatie voor begeleiding hebben, geen pgb kunnen krijgen als deze begeleiding minder dan 10 uur per week beslaat1. Dergelijke maatregelen hebben tot maatschappelijke onrust geleid. De nieuwe, strengere, eisen in de Wmo 2015 en de Jeugdwet, en de nadere invulling van het pgb binnen gemeenten, kunnen tot hernieuwde onrust leiden. Het is van belang om hiervan, vooraf, bewust van te zijn.
1
In de notitie “Het pgb in Holland Rijnland” is een weergave gegeven van de huidige procedure en de huidige voorwaarden. In de notitie is het vanuit jeugd‐perspectief beschreven, maar de procedure en voorwaarden zijn op gelijke wijze van toepassing op het pgb voor volwassenen en ouderen (AWBZ). 24 september 2014
5
Notitie persoonsgebonden budget
Wettelijk kader Inwoners mogen kiezen voor een persoonsgebonden budget In de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is geregeld dat inwoners, die een maatwerkvoorziening / individuele voorziening toegekend krijgen, onder voorwaarden, het recht hebben om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Uitzondering hierop zijn minderjarigen die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering hebben gekregen, of jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging. Beide pgbregelingen (Jeugdwet en Wmo) zijn in de basis gelijk. Uitbreiding huidige mogelijkheden Binnen de Jeugdwet is het mogelijk om het pgb in te zetten voor vormen van hulp waarvoor tot dusver geen pgb mogelijk was, zoals voor behandeling en
opvoedondersteuning. Dit betekent een verruiming van de mogelijkheden voor het pgb.
24 september 2014
6
Notitie persoonsgebonden budget
2. Uitgangspunten In de eerdergenoemde handreiking keuzevrijheid zijn drie uitgangspunten benoemd. Deze uitgangspunten omarmen we nog steeds. Daarom noemen wij ze hier nogmaals. Wat deze uitgangspunten betekenen voor de keuzes die we als gemeenten maken en voor de uitvoering van deze keuzes, schetsen we in de volgende hoofdstukken.
Budget niet verbonden aan een persoon, maar aan het gezin
In de strategische visie “Op eigen kracht” ligt de nadruk op het benutten van eigen kracht en de kracht van het netwerk, op een benadering van het hele gezin en zijn omgeving. Wanneer ondersteuning nodig is, is deze dan ook gericht op het versterken van de eigen kracht en op het gezin. Het toekennen van een budget kan een instrument zijn om deze ondersteuning uit te laten voeren. Met gezin wordt overigens het kleinste sociale verband bedoeld, waarbinnen een inwoner functioneert. (Bij de Wmo moet toekenning van een budget overigens wel persoonsgebonden zijn, maar de totale context wordt hierbij meegenomen)
Integraal budget
In de handreiking keuzevrijheid is het volgende uitgangspunt opgenomen: “Ontschotten budgetten: één gezin, één plan, één budget. Ondersteuning moet in samenhang, gericht op alle leefterreinen van de inwoners, worden georganiseerd. Op welke wijze dit plaatsvindt en wordt vastgelegd, is uitgewerkt binnen de notitie ‘Integrale toegang tot het sociale domein’. In deze notitie is beschreven dat een plan van aanpak wordt opgesteld nadat “met de klant overeenstemming is bereikt over de resultaten, de daarbij behorende oplossingen en de mate waarin de eigen kracht en het sociale netwerk daarvoor wordt ingezet. ... Dit plan gaat over meerdere leefgebieden in het sociale domein en omvat afspraken wie, wat, waar, wanneer en welke vorm van ondersteuning wordt aangeboden.” De vorm waarin de ondersteuning worden aangeboden mag niet belemmerend werken voor het realiseren van deze samenhang. Dit betekent de mogelijkheid van één budget: één gezin, één plan, één budget. Eén integraal budget dat – los van de regelgeving op basis waarvan het is verstrekt – ingezet kan worden om de gewenste doelen uit het plan te realiseren.”
Pgb instrument voor maatwerk, regie en innovatie
Inwoners moeten de ruimte krijgen en zeggenschap hebben om de hulp en ondersteuning die zij nodig hebben naar eigen inzicht en toegepast op hun eigen situatie en vraag in te richten. Het pgb kan daarvoor een instrument zijn. De vorm van ondersteuning moet passend en op maat zijn, en aansluiten bij het zelforganiserend vermogen van mensen.
24 september 2014
7
Notitie persoonsgebonden budget
3. Voorwaarden pgb In de Wmo 2015 en de Jeugdwet worden drie voorwaarden beschreven waaraan personen moeten voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een pgb: 1. Vermogen pgb uit te voeren: Het college van burgemeester en wethouders moet de aanvrager (in het geval van de Jeugdwet de jeugdige of zijn ouders) in staat achten de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De cliënt mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. 2. Motivatie: De aanvrager moet motiveren dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van maatwerk- of individuele voorzieningen niet passend is in zijn specifieke situatie. 3. Kwaliteit: Naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders moet gewaarborgd zijn dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die de cliënt met het pgb wil inkopen van goede kwaliteit zijn. Gemeenten moeten zelf invulling geven aan de toetsingscriteria, die zij hanteren voor de eerste en derde voorwaarde. In dit hoofdstuk wordt deze nadere invulling geboden. Daarnaast worden algemene voorwaarden gesteld en worden voorstellen gedaan onder welke voorwaarden mensen niet-professionele hulpverlening kunnen inzetten vanuit een pgb.
Toetsing voorwaarden in gesprek
In de regionale strategische visie 3D “Op eigen kracht” is beschreven dat “de gemeente in actie komt als er een expliciete ondersteuningsvraag is van een inwoner of gezin, of een signaal uit de sociale omgeving”. De vraag en behoefte staan centraal. Het gaat dus om maatwerk.” Maatwerk is mensenwerk en niet in regels te vatten. Dit betekent dat degene die het gesprek met de inwoner of gezin aangaat, de situatie moet beoordelen en de drie bovengenoemde voorwaarden moet toetsen. Dit betekent ruimte voor de professional en vertrouwen op diens oordelend vermogen. Beoordeling situatie is maatwerk en daarmee aan de professional In het gesprek (binnen het Jeugd- en gezinsteam, het sociaal wijkteam, het Wmoloket etc.) is het aan de professional om de situatie te beoordelen. Geen enkele situatie is gelijk, maatwerk is daarom noodzakelijk.
Algemene voorwaarden
In de regionale visie Jeugdhulp “Iedereen doet mee” wordt het toepassen van één gezin, één plan, één contactpersoon voor hulp en ondersteuning op maat, als één van de belangrijke instrumenten genoemd. Ook binnen de Wmo wordt dit instrument omarmd. Een plan, door aanvrager samen met het Jeugd- en gezinsteam/sociaal wijkteam/ondersteuningsteam opgesteld, moet dan ook de basis zijn voor het verstrekken van een pgb. Sinds 2012 is het voor nieuwe budgethouders in AWBZ verplicht om een persoonlijk plan op te stellen. Het blijkt dat budgethouders hierdoor gestimuleerd werden om na te denken over hun zorgvraag, over de doelen die ze wilden behalen en over de kwaliteit van de in te kopen hulp en deze ook te evalueren. Als voorwaarde wordt daarom gesteld dat een plan ten grondslag moet liggen aan het toekennen van een pgb. In het plan moet worden benoemd welke resultaten worden nagestreefd (veilig en schoon huis, stabilisatie problematiek, ontwikkelen vaardigheden etc.). Als de besteding van het pgb niet opgenomen is in het ”gezinsplan” dan moet de budgethouder een afzonderlijk “budgetplan” opstellen waarin hij aangeeft hoe hij het pgb 24 september 2014
8
Notitie persoonsgebonden budget
gaat inzetten. Door periodiek het plan te gebruiken om vast te stellen wat de ondersteuning/jeugdhulp heeft opgeleverd, wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp inzichtelijk gemaakt. Het pgb kan overigens onderdeel uitmaken van een totaalarrangement, waarbij onderdelen van ondersteuning/jeugdhulp in natura (algemene voorziening of individuele/maatwerk-voorziening) wordt ingezet en waarbij voor onderdelen een pgb wordt ingezet. Toekenning pgb alleen op basis van plan Een pgb kan alleen worden toegekend op basis van het “gezinsplan”.
Voorwaarden aan aanvragers: Bekwaamheid
Wettelijk is bepaald dat een pgb alleen wordt verstrekt, als de cliënt (bij jeugdigen tot 16 jaar gaat het om de ouders van de cliënt) naar het oordeel van het college op eigen kracht “voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren”. Het gaat hierbij om twee delen: ‐ Kan hij/zij een juiste beoordeling maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag? ‐ Kan hij/zij de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren? Het gaat hierbij o.a. om kiezen van zorgverlener, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgverlener. De cliënt mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. Het gaat niet om beheren van het budget, dat doet de SVB. Wat wel van belang is, dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning of jeugdhulp inkoopt, een werkgever is, met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijk opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is leidend. Als de gemeente van mening is dat de aanvrager niet bekwaam is, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open. Niet iedereen komt in aanmerking voor het pgb Voorgesteld wordt om geen pgb toe te kennen aan jeugdigen, ouders of volwassenen die een (licht) verstandelijke beperking of psychische stoornis hebben, waardoor het de verwachting is dat zij de aan het pgb verbonden taken niet kunnen uitvoeren, én geen netwerk (of mentor, curator, bewindvoerder of gemachtigde) hebben die deze taken kunnen overnemen. Voorwaarden aan vormen van ondersteuning en jeugdhulp: motivering Voor de Jeugdwet geldt dat, om in aanmerking te komen voor een pgb, de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. Het kan hierbij gaan om de aard van de hulpvraag (de benodigde ondersteuning is bijvoorbeeld vooraf niet goed in te plannen of de ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd), of om levensbeschouwelijke, culturele of godsdienstige overwegingen.
24 september 2014
9
Notitie persoonsgebonden budget
Voor de Wmo geldt dat de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget geleverd wenst te krijgen. De aanvrager heeft dus een motiveringsplicht. Wanneer de aanvrager dit heeft beargumenteerd, kan deze voorwaarde geen grond zijn voor de gemeente om een pgb te weigeren.
Voorwaarden inzet netwerk
In de Jeugdwet en de Wmo 2015 is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald “in welke gevallen en onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om ondersteuning/hulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk (Wmo)/ van een persoon die deze anders dan in de uitoefening van een bedrijf of beroep levert (jeugd)”. Het gaat hier bijvoorbeeld om situaties waarin iemand zijn baan opzegt of minder gaat werken om partner of kinderen intensief te ondersteunen of waarin het veiliger/praktischer is dat een naaste uit het gezin de zorg levert. Persoonlijke verzorging en individuele begeleiding worden in veel gevallen geleverd door ouders zelf of andere familie. Uit onderzoek van Frieslab blijkt dat het voor budgethouders vaak lastig is de kwaliteit van de zorg te bewaken. Een deel van de ouders is zelf overbelast of heeft problemen. Lang niet alle ouders zijn ook in staat de (voor het kind) gewenste zorgkwaliteit te leveren. Het financiële belang van het gezin en het belang van het kind kunnen op gespannen voet komen te staan als ouders zelf de zorg verlenen. Uitgangspunt is daarom dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. Het belang van de cliënt staat hierbij centraal.
24 september 2014
10
Notitie persoonsgebonden budget
Voorstel voorwaarden aan inzet netwerk Ondersteuning kan niet zonder pgb en wel met pgb worden geboden Als iemand vanuit het netwerk de ondersteuning gaat bieden, moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat uit het gesprek/plan blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociale netwerk ontoereikend is. Er is dus extra inzet nodig. De inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter, belang zorgvrager centraal Het uitgangspunt is dat het pgb voor niet-professionele zorgverleners beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt. Het belang van de cliënt staat hierbij centraal. Het gaat om argumenten zoals: ‐ zorgcontinuïteit: partner of ouder kan zorgen voor permanent toezicht. Een professional kan dit niet ‐ emotionele binding: partner, ouder of andere familie/kennis heeft een emotionele band, die bijdraagt aan de effectiviteit van de ondersteuning/hulp ‐ veiligheid: hulp of zorg in de eigen leefomgeving door ouder, partner of andere familie/kennis is vertrouwd en veilig en draagt daarmee bij aan de doelen in het plan ‐ praktische reden: partner of ouder kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties worden uitgevoerd. Ondersteuning/jeugdhulp moet passend, adequaat en veilig zijn Als iemand vanuit het sociale netwerk de ondersteuning/jeugdhulp gaat bieden, moet diegene wel de juiste competenties en expertise hebben: ‐ bereidheid tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig ‐ bereidheid tot samenwerken met professionals waar nodig ‐ de inzet mag niet leiden tot overbelasting. Tijdig aan de bel trekken indien nodig. Een periodiek gesprek (1 keer per jaar of met meer regelmaat) moet een gesprek kwalitatief inzicht geven in de geboden ondersteuning. Wanneer specialistische ondersteuning/jeugdhulp nodig is, is het de vraag of deze expertise binnen het netwerk aanwezig is. Dat moet dan goed worden onderzocht. Netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties De persoon die vanuit het netwerk ondersteuning/jeugdhulp biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt. Vraag die daarbij gesteld moet worden is, kan de degene die de hulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie gaat, en hoe wordt de hulp dan geleverd? Geen pgb bij onvoldoende opvoedvaardigheden of dreigende overbelasting Wanneer jeugdhulp/ondersteuning wordt ingezet in situaties waarin sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting, kan geen pgb worden ingezet voor het netwerk. Het is aan de professional om dit te beoordelen.
24 september 2014
11
Notitie persoonsgebonden budget
Voorwaarden aan kwaliteit
In deze paragraaf gaat het om de eisen die kunnen worden gesteld aan de personen die via het pgb hulp verlenen, professionals en niet-professionals.
Kwaliteitseisen professionals
In de Jeugdwet zijn kwaliteitseisen opgenomen2, die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het gaat hierbij om o.a. verantwoorde hulp, het toepassen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het in het bezit hebben van een verklaring omtrent gedrag (VOG) en het gebruik van een hulpverleningsplan. Deze kwaliteitseisen worden aan alle professionele jeugdhulpaanbieders gesteld. De kwaliteitseisen die in de Wmo gelden voor ondersteuning in natura kunnen niet één op één worden toegepast op het pgb. De budgethouder heeft hier zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt. De werkgroep cliënt en kwaliteit doet voorstellen over het formuleren van kwaliteitseisen. Voorgesteld wordt om met het pgb daarbij aan te sluiten. Voorstel 1. Aan professionele jeugdhulpaanbieders die uit een pgb worden betaald, worden dezelfde kwaliteitseisen gesteld als aan de aanbieders die via zorg in natura worden ingezet. Dit betekent dat zij een VOG moeten hebben, moeten werken met een plan, de meldcode huiselijk geweld moeten toepassen en een vorm van registratie en kwaliteitsbewaking moeten hebben. 2. Bij het stellen van aanvullende kwaliteitseisen voor professionals die vanuit een pgb worden ingezet (Wmo en Jeugdwet), wordt aangesloten bij de kwaliteitseisen die door de regionale werkgroep cliënt en kwaliteit worden beschreven. 3. Voor de Wmo worden geen kwaliteitseisen gesteld.
Kwaliteitseisen netwerk (niet-professionele hulpverleners)
De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning of jeugdhulp die hij met het pgb inkoopt. Daarmee heeft hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. Voor professionals is voorgesteld wel een toetsingskader te hanteren. Bij niet-professionele hulpverleners is een dergelijk toetsingskader niet realistisch en niet wenselijk. Belangrijk is wel dat, wanneer de hulp of ondersteuning, door een niet-professional wordt geleverd, deze wel veilig is en in het belang van de cliënt. Hierop moet worden getoetst. Dit is al opgenomen onder voorwaarden. Voorstel Geen andere eisen stellen aan de inzet van het sociaal netwerk (niet-professionele hulpverleners) dan de voorwaarden als omschreven onder “Voorwaarden aan inzet netwerk”.
2
Hoofdstuk 4 van de Jeugdwet
24 september 2014
12
Notitie persoonsgebonden budget
Uitsluitingsgronden
Gemeenten mogen zowel in de Jeugdwet als in de Wmo 2015 het pgb weigeren, wanneer de cliënt niet voldoet aan de aan het pgb verbonden voorwaarden. Daarnaast mogen gemeenten op basis van beide wetten weigeren een pgb te verstrekken wanneer de kosten, die met het pgb worden gefinancierd, hoger zijn dan de kosten die gemaakt worden voor een voorziening in natura. Voorstel Wanneer het pgb duurder is dan natura, alleen een budget te verstrekken ter hoogte van de kosten van de natura-voorziening. De aanvrager kan dan de meerkosten bijbetalen. In de Jeugdwet en de Wmo 2015 is geregeld dat gemeenten en pgb ook kunnen weigeren als eerder een besluit omtrent het pgb is herzien dan wel ingetrokken, na vaststelling dat: ‐ de cliënt onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid ‐ de cliënt niet langer op het pgb is aangewezen ‐ het pgb niet meer toereikend te achten is ‐ de cliënt niet voldoet aan het pgb verbonden voorwaarden ‐ de cliënt het pgb niet of voor een ander doel gebruikt
Pgb niet bij alle jeugdhulp mogelijk
In de Jeugdwet is bepaald dat jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdzorgplus komen wettelijk niet in aanmerking voor de keuze voor een pgb. Jeugdhulp
(Specialistische) jeugdzorg Residentiële hulp Pleegzorg Gesloten jeugdhulp Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jeugd-ggz Jeugd-lvg (3-milieusvoorziening) Crisishulp- en opvang Begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf
Pgb inzet professionals
Pgb inzet nietprofessionals
Ja Ja Ja Nee Nee Ja Ja Nee Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja
Toelichting Inzet van niet-professionals voor een pgb wordt beperkt tot begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf en alleen dan, wanneer kwaliteit gewaarborgd is. Voor de overige vormen van jeugdhulp is specifieke kennis en expertise nodig die alleen door professionals geboden kan worden. Voor residentiële hulp, pleegzorg en crisishulp- en opvang is op grond van de wet een pgb mogelijk. Dit zijn maatwerkvoorzieningen die zich mogelijk minder goed voor het pgb lenen. Individuele beoordeling moet bepalen of bij deze voorzieningen een pgb mogelijk is.
24 september 2014
13
Notitie persoonsgebonden budget
Geen specifieke uitsluitingsgronden pgb onder Wmo mogelijk
In de Wmo 2015 zijn geen specifieke uitsluitingsgronden opgenomen. In de huidige Wmo kunnen collectieve voorzieningen nog worden uitgesloten. Dat is niet meer mogelijk in de nieuwe Wmo 2015. Uitsluiten kan alleen als de algemene of collectieve voorziening volledig toereikend is om passende ondersteuning te bieden. 10-uursmaatregel is niet mogelijk Het feit dat een beschikking is afgegeven voor minder dan 10 uur ondersteuning of jeugdhulp per week, is ook geen geldige reden om de mogelijkheid van een pgb af te schermen. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie onder de AWBZ. Voorstel De keuze voor een pgb voor inzet professionals is alleen mogelijk bij een individuele voorziening / maatwerkvoorziening De keuze voor een pgb is niet mogelijk bij jeugdbescherming, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp. Keuze voor inzet van het pgb door niet-professionals is bij jeugd alleen bij mogelijk bij begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf
24 september 2014
14
Notitie persoonsgebonden budget
4. Pgb tarief Gemeenten mogen zelf hoogte tarief pgb bepalen
In de Jeugdwet en de Wmo 2015 is opgenomen dat in de verordening moet worden bepaald op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Gemeenten hebben zo de vrijheid om zelf de hoogte van het tarief voor het pgb te bepalen en om – indien wenselijk – te kiezen voor differentiatie binnen deze tarieven. De tarieven moeten er in ieder wel toe bijdragen dat aanvragers in staat worden gesteld om de jeugdhulp echt in te kopen of om zelfredzaam te zijn, te participeren en zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (Wmo 2015). In de bijlage wordt aangegeven welke mogelijkheden er zijn om het tarief voor het pgb te bepalen.
Uitgangspunten voor bepalen hoogte tarief pgb
1. De omvang van het budget is gebaseerd op het plan dat samen met de cliënt (bij minderjarigen de ouders) is opgesteld. 2. Het budget is toereikend om effectieve en kwalitatief goede jeugdhulp of ondersteuning in te kopen.
Tarieven op basis van vorm van ondersteuning/jeugdhulp en hulpverlening
De tarieven van het pgb kunnen op diverse manieren worden bepaald. Zo kunnen zij worden afgestemd op de zwaarte van de ondersteuning, vergelijkbaar met de tarieven binnen de ondersteuning in natura. Er komt echter zo’n diversiteit aan te bieden ondersteuning op de gemeente af, dat er een veelheid aan budgettarieven ontwikkeld zouden moeten worden. Er moet voor worden gewaakt dat dit geen onduidelijkheid en geen onnodige administratieve rompslomp voor klant en gemeente met zich meebrengt. Voorgesteld wordt daarom om een beperkt aantal tarieven vast te stellen, met differentiatie naar vorm van ondersteuning of jeugdhulp en naar de deskundigheid/opleidingsniveau van degene die met het pgb wordt ingezet. In de Handreiking van de VNG “Het pgb in de Wmo” worden de volgende percentages genoemd: 1. Informele zorg: 50% 2. Formele inzet (MBO-niveau): 75% 3. Specialistische inzet (HBO-niveau): 100% Deze percentages zijn als leidraad gebruikt bij het bepalen van de tarieven voor het pgb voor de nieuwe terreinen. Daarnaast is gebruik gemaakt van het tarieventabel van het College voor Zorgverzekeringen (niveau 2014). Dit leidt tot de tarieven in de volgende tabel:
Ondersteuning/jeugdhulp 24 september 2014
Informeel
Professioneel
Professioneel 15
Notitie persoonsgebonden budget
(basis) Individuele begeleiding Dagactiviteiten (begeleiding groep) Dagactiviteiten met vervoer
€ 20 per uur € 30 per dagdeel
Kortdurend verblijf
€ 70 per etmaal
Persoonlijke verzorging Beschermd wonen
€ 20 per uur -
Residentiële hulp Pleegzorg Jeugd-ggz (alleen behandeling) Jeugd lvg Crisishulp en -opvang
€ 35 per dagdeel
-
(specialistisch)
€ 35 per uur € 63 per uur € 45 per € 53 per dagdeel dagdeel € 50 per € 58 per dagdeel dagdeel € 100 per etmaal € 27 per uur € 40 per uur Afhankelijk van afspraken natura (nu zzp variërend van € 40.142 tot € 66.729 per jaar) Afhankelijk van afspraken natura Afhankelijk van afspraken natura € 68 per uur € 120 per uur Afhankelijk van afspraken natura
Deze tarieven kunnen voor Wmo en Jeugd worden toegepast. Voor de Wmo hebben de gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en in de Leidse regio met bestuurlijk contracteren afspraken gemaakt die tot andere pgb-tarieven leiden/kunnen leiden. Zo heeft de Leidse regio ervoor gekozen om een tarief voor vier weken te hanteren. Deze tarieven kunnen dus als handreiking voor de Wmo worden gezien en als richtlijn voor de Jeugd worden gehanteerd. De bedragen kunnen, naar aanleiding van inkoop jeugd, nog worden aangepast.
Ruimte voor onvoorziene omstandigheden
Het kan gebeuren dat in de loop van het jaar het toegekende pgb te hoog of te laag blijkt te zijn als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Daarom moet er ruimte zijn om tijdens het jaar, het budget – in overleg tussen budgethouder en het aanspreekpunt (vanuit één gezin één plan) aan te passen: een flexibel budget.
Onderbesteding
Wanneer budgethouders aan het eind van het jaar (periode) niet het volledige budget hebben gebruikt, worden de niet bestede middelen aan gemeenten teruggestort door de SVB. Budgethouders kunnen geen middelen meenemen naar het volgende jaar. Onderbesteding wordt niet doorberekend in de hoogte van het budget voor het volgende jaar. Dit betekent dat zij, bij gelijkblijvende omstandigheden, hetzelfde budget blijven ontvangen, ondanks de onderbesteding. De onderbesteding kan echter wel een signaal zijn om in gesprek te gaan met de budgethouder, zodat deze kan toelichten waardoor de onderbesteding veroorzaakt is Omvang van het budget 1. De omvang van het budget is gebaseerd op het plan dat samen met de cliënt (bij minderjarigen de ouders) is opgesteld. 2. Het budget is toereikend om effectieve en kwalitatief goede jeugdhulp of ondersteuning in te kopen. 3. Er wordt een beperkt aantal tarieven vastgesteld, met differentiatie naar vorm van ondersteuning of jeugdhulp en naar de deskundigheid/opleidingsniveau van degene die met het pgb wordt ingezet. 4. Onderbesteding wordt niet doorberekend in de hoogte van het budget voor het volgende jaar. Onderbesteding kan wel aanleiding zijn voor een gesprek. 24 september 2014
16
Notitie persoonsgebonden budget
Netto pgb
Gemeenten kunnen nu al, bij de uitvoering van de huidige Wmo, een eigen bijdrage vragen voor individuele voorzieningen. Deze eigen bijdrage wordt door het CAK achteraf opgelegd. Budgethouders ontvangen dus een bruto-pgb. De eigen bijdrage wordt nu, bij de AWBZ, van het pgb afgetrokken voordat deze wordt uitgekeerd: een netto pgb. In het begrotingsakkoord 2013 was afgesproken dat het pgb vanaf 2014 omgezet zou worden in een bruto-pgb. Dat betekent dat vanaf 2014 bij alle cliënten (pgb en natura) de eigen bijdrage achteraf ingehouden zou worden. Op grond van signalen van het CAK (Centraal AdministratieKantoor; uitvoerder van de eigen bijdrageregeling) is de invoering van het bruto-pgb uitgesteld naar 1 januari 2015 zodat de invoering gelijktijdig met de invoering van het trekkingsrecht kan plaatsvinden. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2015, bij de invoering van de nieuwe taken, het bruto pgb wordt ingevoerd bij budgethouders die nu begeleiding ontvangen op grond van de AWBZ. Dit kan onrust veroorzaken bij budgethouders aangezien zij nu voor het eerst facturen van het CAK gaan ontvangen. Het is belangrijk om dit mee te nemen in de communicatie richting inwoners.
24 september 2014
17
Notitie persoonsgebonden budget
5. Uitvoering pgb Pgb via trekkingsrecht
In de Jeugdwet en de Wmo 2015 is bepaald dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) de betalingen vanuit het pgb verricht en het budgetbeheer uitvoert, het trekkingsrecht. Gemeenten maken het geld niet meer rechtstreeks over op de rekening van de cliënt, maar op de rekening van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde jeugdhulp of ondersteuning. Het trekkingsrecht is één van de middelen waarmee de wetgever beoogt om de fraude met pgb’s tegen te gaan. De budgethouder en de gemeente krijgen inzicht in de besteding van het pgb en ontvangen overzichten waarin duidelijk wordt hoeveel pgb al is besteed en wat er nog over is. Na afloop van de periode verstrekt de SVB een totaaloverzicht van de bestedingen. Niet bestede bedragen worden rechtstreeks teruggestort aan de gemeente. De financiering van het trekkingsrecht (de uitvoering hiervan door de SVB), loopt vanaf 2015 via het Ministerie van VWS. In de bijlage is een uitgebreide toelichting op het trekkingsrecht weergegeven. Rol SVB
Rol gemeente
Beoordeling en controle zorgcontracten (arbeidsrechtelijk)
“keukentafelgesprek”, waaronder duidelijke voorlichting over rechten en plichten pgb Toekennen pgb Zorginhoudelijke toets Vaststellen pgb
Fiattering declaraties Controle en betaling Budgetoverzicht Gegevens naar het CAK en belastingdienst Terugstorten en resterend budget
Planning invoering trekkingsrecht
Om de overgang naar het trekkingsrecht goed te laten verlopen en te zorgen dat het trekkingsrecht op 1 januari 2015 functioneert, is het essentieel dat alle gemeenten weten wat zij in de tweede helft van 2014 samen met de SVB moeten regelen en doen en wat zij zelf, binnen hun eigen organisatie ingericht moeten hebben. Op 6 juni heeft het VNG een ledenbrief gestuurd aan gemeenten met informatie over de invoering trekkingsrecht pgb per 1 januari 2015 en wat hierbij van gemeenten in 2014 wordt verwacht. In de tabel staat omschreven welke acties moeten worden genomen de komende periode. Geen regionale actie Het is aan individuele gemeenten om afspraken te maken met de SVB, om de autorisatie te regelen en de gegevens aan te leveren. Deze gegevens worden dan ook aan de individuele gegevens verstrekt via het CAK.
24 september 2014
18
Notitie persoonsgebonden budget
Wanneer
Wat
Toelichting
Juni ‘14
Autorisatie voor “Mijn pgb“
Juli-sept ‘14
Aanleveren klantgegevens
Juli-dec. ‘14
Communicatie richting inwoners Aanleveren budgetten
Gemeenten kunnen in dit webportal facturen en rapportages bekijken, budgethouders doorgeven, contactgegevens wijzigen en verantwoordingsgegevens van budgethouders inzien. Om in te kunnen loggen in Mijn PGB voor Gemeenten is een gebruikersaccount nodig. Deze kan binnen de gemeente worden aangemaakt. Voor jeugd en Wmo: hoogte budget per 2015 van de overgangscliënten uit de AWBZ met een pgb (BSN, geboortedatum en contracten van de overgangscliënten leveren de zorgkantoren aan de SVB, verwacht wordt dat deze gegevens ook voor 1 oktober worden overgeheveld). Ook gegevens m.b.t. hulp bij het huishouden (kan ook eerder). Inwoners moeten worden geïnformeerd over het trekkingsrecht. De gemeenten moeten de budgetten voor 2015 aan de SVB overmaken Start
December ‘14 Januari ’15
Start trekkingsrecht
Uitvoeren trekkingsrecht
Vanaf 1 januari 2015 start het trekkingsrecht. Gemeenten kunnen met hulp bij het huishouden al eerder starten. Het proces ziet er dan, voor nieuwe cliënten, als volgt uit: 1 2
3 4 5 6 7 8
9 10
Gesprek met de aanvrager en aanvullend onderzoek Toekenning van een maatwerk/individuele voorziening toe en beoordeling of deze voorziening als pgb verstrekt kan worden. Vervolgens geeft gemeente beschikking af De pgb-houder sluit één of meerdere zorgcontracten/-overeenkomsten af met zorgverleners. De gemeente voert een inhoudelijke toets uit op de contracten. De SVB beoordeelt en controleert deze zorgcontracten op arbeidsrechtelijke aspecten. De budgethouder dient declaraties in bij de SVB en fiatteert deze. De SVB controleert de declaraties en betaalt uit aan de zorgverlener. De SVB verzorgt het budgetoverzicht zodat de pgb-houder en de gemeente op ieder moment inzicht hebben in de uitgaven en het resterende budget Aan het einde van de looptijd van het budget stelt de SVB een eindoverzicht op. De SVB vraagt bij de budgethouder na of er nog openstaande facturen zijn en sluit hierna de periode af. De SVB geeft gegevens over het pgb door aan het CAK of aan de gemeente voor de berekening van de eigen bijdrage Aan het einde van de looptijd van de budgetperiode, stort de SVB het eventuele restant pgb terug naar de gemeente
Mutaties hoeven niet worden doorgegeven 24 september 2014
19
Notitie persoonsgebonden budget
De SVB heeft een abonnement op de Basisregistratie Personen (BRP). De SVB kan hierdoor mutaties, zoals een verhuizing of overlijden, zelf inzien in het BRP. De gemeenten hoeven deze mutaties dus niet door te geven aan de SVB. Bevoorschotting aan SVB: keuze voor gemeenten Het wordt mogelijk om termijnen te hanteren bij het beschikbaar stellen van het pgb aan cliënten (maandelijks/per kwartaal/per jaar). De individuele gemeenten kunnen hierover afspraken maken met de SVB. Andere diensten SVB De SVB levert ook andere diensten. Een pgb-houder die voor 4 dagen of Budgethouders worden bijvoorbeeld meer ondersteuning of hulp inkoopt, ondersteund bij hun werkgevers- en is een werkgever met de opdrachtgeverstaken met werkgeversverplichtingen die daarbij modelovereenkomsten, arbodienstverlening horen. Denk hierbij aan het en advies. Risico’s worden afgedekt door overeenkomen van een redelijk collectieve verzekeringen voor schade en uurloon, het doorbetalen van loon bij rechtsbijstand en vergoeding van ziekte en het hanteren van een loondoorbetaling bij ziekte. Hiervoor vraagt redelijke opzegtermijn. de SVB een bijdrage per budgethouder. Het is aan iedere gemeente afzonderlijk om te bepalen of hiervoor een overeenkomst wordt afgesloten.
Kosten trekkingsrecht
Huidig voorstel landelijk: De exploitatiekosten van de SVB voor het standaard dienstenpakket3 met betrekking tot de Wmo en de Jeugdwet worden betaald door VWS en onttrokken aan het gemeentefonds Eventueel aanvullende dienstverlening: financiering door de gemeente zelf. Bijvoorbeeld in het standaard dienstenpakket zit een bevoorschottingstermijn van één jaar. Gemeenten die dit een te groot financieel risico vinden en een bevoorschottingstermijn van één maand willen, zullen hier dan een meerprijs voor betalen. SVB biedt een integrale begroting (voor het standaard dienstenpakket) aan VWS aan voor de uitvoering van trekkingsrechten in een kalenderjaar. Er zijn momenteel al gemeenten die werken met het trekkingsrecht voor hbh. De kosten hiervan bedragen € 12,00 per budgethouder per maand. Momenteel is nog niet vastgesteld wat de kosten voor het standaard dienstenpakket van de SVB voor 2015 bedragen en hoe dit dienstenpakker eruit ziet. SVB is hierover nog in gesprek met VWS.
3
Wordt momenteel nog vastgesteld
24 september 2014
20
Notitie persoonsgebonden budget
6. Financiën Jeugdwet en Wmo 2015 zijn open-einde regelingen, geldt ook voor pgb In de meicirculaire is niet opgenomen welk bedrag van het macrobudget voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo bestemd is voor het pgb. Het is aan gemeenten zelf om een bedrag te reserveren. Dit gereserveerde budget mag overigens niet bepalend zijn voor het aanbieden van een voorziening in natura of in de vorm van een pgb. De Jeugdwet en de Wmo 2015 zijn open-einderegelingen. Wanneer het budget, dat voor het pgb gereserveerd is, volledig besteed is, moet de gemeente nog steeds invulling geven aan haar plichten. Budget voor pgb gereserveerd In het regionale Programma Jeugdhulp is een bedrag van € 5.000.000 gereserveerd voor het pgb in het kader van de jeugdwet. Van de algemene regionale reserve van € 5.000.000 is de helft geoormerkt om overschrijding van het pgb budget op te vangen. Ook onder de Wmo hebben gemeenten een budget voor het pgb gereserveerd. Deze budgetten moeten nog wel in de gemeentebegrotingen 2015 worden opgenomen. Nota bene Door de kostenbesparende maatregelen die het Rijk de afgelopen jaren heeft genomen rond het pgb, kan de indruk ontstaan dat het pgb per definitie duur is. Ondersteuning en hulp op basis van een pgb kan juist goedkoper zijn. Met een pgb kan de ondersteuning/jeugdhulp voor een lagere uurprijs worden ingekocht dan bij zorg in natura mogelijk is. Dit komt o.a. doordat de werkgeverstaken bij de budgethouder zelf liggen en daardoor geen/minder sprake is van overhead. Wel had het pgb in het verleden een aanzuigende werking, waardoor het beroep op ondersteuning en jeugdhulp toenam. Deze tendens is de laatste jaren gestabiliseerd.
Risico’s Onzekerheid benodigd budget, budget jeugdhulp slechts 25% van 2012 Het gereserveerde budget voor het pgb voor jeugdhulp is een kwart ten opzichte van het budget dat in 2012 is besteed (zie notitie pgb in Holland Rijnland). Bij het bepalen van het budget is onder andere gekeken naar de uitgaven de afgelopen jaren en de ontwikkelingen binnen het budget. Deze ontwikkelingen moeten leiden/hebben geleid tot een afname van het gebruik van het pgb. Uit de analyse (zie notitie Pgb in Holland Rijnland) is deze afname ook te zien. Vraag is alleen of in 2015 een afname van 75% gerealiseerd is. Financiële risico’s door overgangsrecht Voor het pgb geldt hetzelfde overgangsrecht als voor zorg in natura: cliënten die op 1 januari 2015 jeugdhulp en/of ondersteuning ontvangen, behouden gedurende een jaar (tenzij indicatie eerder afloopt) de rechten die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. Uitgangspunt bij het overgangsrecht is dat de gemeente de rechten van het ‘oude’ pgb heeft te eerbiedigen in die zin, dat de klant een indicatie heeft die hij moet kunnen verzilveren. Als dat zou kunnen met een lager budget, dan mag dat. Als de klant echter aangeeft (aantoont) dat hetzelfde zorgaanbod (binnen de bandbreedte van de CIZ indicatie) niet met een lager budget in te kopen valt, dan zal het budget toch toereikend moeten zijn om dat wel te kunnen doen. Dit betekent dat een (groot) deel van het gereserveerde budget mogelijk al bestemd is voor het overgangsrecht. Onrust door minder snel pgb 24 september 2014
21
Notitie persoonsgebonden budget
De voorstellen die in deze notitie zijn geformuleerd sluiten grotendeels aan bij de huidige praktijk. De wereld van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning breed wijzigt echter aanzienlijk. Er is veel meer sprake van algemene voorzieningen, er wordt een groter beroep op eigen kracht gedaan en er wordt meer inzet verwacht van het sociale netwerk en van informele zorg (vrijwilligers etc.). Dit heeft gevolgen voor de inzet van individuele voorzieningen/maatwerkvoorzieningen en daarmee ook voor de inzet van het pgb. Inwoners kunnen door deze transformatie hun pgb “verliezen”. Dat kan tot onrust leiden. Risico’s invoering trekkingsrecht Voor de uitvoering van het trekkingsrecht is een goede gegevensuitwisseling van belang. Volgens de planning moeten voor oktober 2014 de gegevens van budgethouders aangeleverd zijn bij de SVB. De gegevensoverdracht naar gemeenten is voor de Wmo dan wel voor oktober gerealiseerd maar voor de Jeugdwet wordt deze informatie niet voor oktober verwacht. Ook worden landelijk ICT-problemen voorzien. Volgens de VNG sluit de ICT van de SVB niet aan bij die van gemeenten. Bovendien hanteert de SVB definities, coderingen en formats die voor gemeenten niet werkbaar zijn en onvoldoende aansluiten. De G4, G32 en de VNG hebben staatssecretaris Van Rijn om oplossing van deze problemen gevraagd.
24 september 2014
22
Notitie persoonsgebonden budget
7. Communicatie en informatie Wettelijke informatieplicht voor zorgvuldige afweging
Gemeenten moeten ervoor zorgen dat inwoners (aanvragers) worden geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb en de gevolgen van deze keuze. De informatie moet vindbaar zijn, toegankelijk, betrouwbaar, authentiek en volledig. Dit vergroot de kans dat mensen een weloverwogen keuze maken voor het pgb en hier op adequate wijze mee om kan gaan. Het is van belang om deze informatie mondeling en schriftelijk te geven en via verschillende kanalen beschikbaar te stellen.
Snelle communicatie over beleidskeuzes
Voordat we in 2015 het pgb gaan uitvoeren is het echter ook van belang om onze inwoners over de invulling van het pgb in 2015 te informeren: ‐ Overgangsrecht ‐ Waarvoor wel pgb mogelijk en waarvoor niet ‐ Wanneer wel pgb mogelijk en wanneer niet ‐ Procedure aanvraag pgb ‐ Rechten en plichten pgb ‐ Eigen bijdrage pgb (bruto pgb) Op dit moment is er al onrust onder inwoners over de vraag of zij het recht op een pgb behouden of niet. Het is daarom belangrijk om snel helderheid te verschaffen over de keuzes die wij als gemeenten samen of afzonderlijk maken.
Communicatie lokaal uitvoeren, regionaal voorwerk
Het is aan de individuele gemeenten om aan hun inwoners te communiceren en hen te informeren over het pgb. Wel is het mogelijk om regionaal een eerste opzet te maken, die vervolgens elke gemeente naar eigen inzicht kan gebruiken. Communicatie is een lokale verantwoordelijkheid. Regionaal kunnen wel voorbeelden worden ontwikkeld die elke gemeente naar eigen inzicht kan gebruiken.
24 september 2014
23
Notitie persoonsgebonden budget
Bijlage 1 Plan van aanpak gemeenten Actie
Wanneer
Regionaal/lokaal*
Regelen autorisatie voor “Mijn pgb” voor zover dit niet al gebeurd is Aanleveren klantgegevens Jeugdwet en Wmo 2015 bij SVB Opnemen voorstellen in nadere regels bij verordening en deze laten vaststellen Budget voor pgb opnemen in begroting ‘15 Informeren bestaande cliënten Communicatie inwoners breed Informeren professionals intern en extern Doorgeven budgetten aan SVB
z.s.m.
Lokaal
juli-september
Lokaal
september
Regionaal bij jeugd Lokaal bij Wmo
september
Lokaal
septemberdecember oktobernovember december
Lokaal, mogelijk regionaal voorbereiden Lokaal, bij jeugd mogelijk regionaal Lokaal
* Lokaal dan wel subregionaal
24 september 2014
24
Notitie persoonsgebonden budget
Bijlage 2 Stroomschema PGB
24 september 2014
25
Notitie persoonsgebonden budget
Bijlage 3 Rollen gemeente, budgethouder en SVB
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Tel. (071) 523 90 90 Fax. (071) 523 90 99
[email protected] www.hollandrijnland.net