Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken 14 november 2012 11.30 uur Gemeentehuis Noordwijk 1
Onderwerp: Agenda
Vanaf 12.00 uur staat er een lunch gereed PHO ECONOMISCHE ZAKEN / SOCIALE AGENDA
01
Stand van zaken werkgeversdienstverlening 3D (11:30 - 12.00 uur) De invulling van de werkgeversdienstverlening is een belangrijk onderdeel van de decentralisatie werk. De werkgroep heeft een start gemaakt met de formatie van een afstemmingsteam en het formuleren van projecten. De bijgevoegde notitie geeft de stand van zaken weer. Mevrouw C. Wopereis, projectleider werk,verzorgt een toelichting.
PHO ECONOMISCHE ZAKEN (12.10 – 13.30 uur)
02
Opening, welkom en vaststelling van de agenda (12:10 - 12.15 uur)
03
Mededelingen, ingekomen stukken en uitgaande brieven (12:15 - 12:25 uur) Mededelingen M.1 Afmeldingen M.2 Vervolgtraject Convenant Bouwen en opleiden M.3 Stand van zaken Economische visie / Onderzoek positionering M.4 Stand van zaken programma Bio-based Economy M.5 Vergaderschema 2013 (ter kennisneming) Ingekomen stukken I.1 Brief van de gemeenten Leiden en Zoeterwoude over uitbreiding Collis op Roomburg (ter kennisneming) Uitgaande brieven U.1 Zienswijze Provinciale Structuurvisie Ontwerp Actualisering 2012 (ter kennisneming)
04
Conceptbesluitenlijst PHO EZ 19 september 2012 (12:25 - 12:30 uur) Ter vaststelling
05
Detailhandelsbeleid (12:30 - 13:00 uur) a.
REO-adviesaanvraag De Bosrand, Rijnwoude
Voorstel: Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland positief te adviseren over de aanvraag van Tuincentrum De Bosrand in Rijnwoude. b. Stand van zaken strategie PDV-locaties Mondelinge toelichting door de voorzitter.
06
Kwalitatieve confrontatie vraag-aanbod bedrijventerreinen (13:00 - 13:20 uur) Voorstel: In te stemmen met het plan van aanpak voor het maken van een kwalitatieve confrontatie vraag en aanbod bedrijventerreinen.
07
Rondvraag en sluiting (13:20 - 13:30 uur) Volgende vergadering: 13 februari 2013 in het gemeentehuis van Oegstgeest (zie ook het bijgevoegde vergaderschema).
GEZAMENLIJKE DEEL MET PHO RUIMTE (v.a. 13.30 uur)
Dit deel bestaat uit de bestuurlijke tafel Ruimte (overleg met gedeputeerde Veldhuijzen) en hieraan voorafgaand een overleg over het regionaal woningbouwprogramma. Dit laatste overleg is bedoeld voor de wethouders wonen. Dit betekent een korte onderbreking voor de EZ-wethouders tot 14.00 uur. Regionaal woningbouwprogramma (13.30 -14.00 uur) Alleen voor de wethouders wonen (zie boven). Bestuurlijke Tafel Ruimte (v.a. 14:00 uur) De agenda voor dit overleg met de Gedeputeerde Ruimtelijke Ordening en Economische zaken, de heer G. Veldhuijzen, is bijgevoegd. De stukken worden nagezonden.
2
Aan: Datum: Agendapunt: Onderwerp:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda / Arbeidsmarktbeleid 14 november 2012 10 Notitie Werkgeversdienstverlening Holland Rijnland: stand van zaken activiteiten [Zie ook Rapport Werkgeversdienstverlening 21 mei 2012 (fase 1)] 1
Van:
Cylia Wopereis, projectleider werkgroep Werk Holland Rijnland
Aanleiding Zoals u bekend is, hebben de gemeenten binnen het samenwerkingsverband Holland Rijnland begin 2012, samen met UWV (in opdracht van het PHO Sociale Agenda) de opdracht geformuleerd om: In samenspraak met betrokken partijen een werkgeverssamenwerking tot stand te brengen, die uitgaat van de maatschappelijke noodzaak tot uitplaatsing van werkzoekenden met een WWB, WW, WIA, Wajong- uitkering en doelgroep SW. Naast het belang van een goede match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, is de verplichting van samenwerking op regionaal niveau officieel vastgelegd in de gewijzigde Wet SUWI 2 per 1 juli 2012. Kernvraag Hoe spelen we als gemeenten en UWV optimaal in op de vraag van de werkgever en proberen we kansen te creëren om de doelgroepen aan het werk te krijgen? Uitwerking opdracht werkgeversdienstverlening Holland Rijnland: - organiseren dat gemeenten en UWV in Holland Rijnland door samenwerking een goed resultaat bereiken voor werkgevers en werkzoekenden om een goede match te kunnen maken tussen vraag en aanbod. - de vraag van de werkgever centraal stellen en met één gezicht richting werkgevers op te treden - dat de werkgever eenduidig wordt ondersteund in het aannemen van personeel ofwel wordt ontzorgd. - door een effectievere werkwijze meer plaatsingen worden gerealiseerd, wat zowel maatschappelijk als financieel winst oplevert voor alle partijen. Concrete stappen De subwerkgroep Werkgeversdienstverlening van werkgroep Werk 3 dat een onderdeel is van het projectteam 3 Decentralisaties Holland Rijnland 3D, heeft gekozen voor een stapsgewijs uitvoeringsplan. Fase 1 mei jl. is een rapport opgesteld met een korte inventarisatie van: - de behoeften van de werkgevers - de contacten die er in afzonderlijke gemeenten/organisaties met de werkgevers zijn - aanbod van werkzoekenden - vacatures in de regio
1
Toegestuurd ter kennisname juni 2012 PHO Sociale Agenda/Arbeidsmarktbeleid. De opdracht en de uitwerking van de opdracht zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van dit rapport. 2 SUWI: structuur uitvoering werk en inkomen 3 De subwerkgroep Werkgeverdienstverlening bestaat uit: Gitta Smit (Lisse), Rino Luijk (Katwijk), Inge van der Heiden (Alphen aan den Rijn), Bas van Meggelen( Leiden), Paul Duijvensz (Holland Rijnland), Klaske Sinnema (RPA), Cylia Wopereis Trekker werkgroep Werk Holland Rijnland en Ab Sitkkelorum van het UWV. Notitie Werkgeversdienstverlening. HR oktober 2012 1
De conclusies van het rapport gaven aan dat de werkgeversdienstverlening in Holland Rijnland sterk gefragmenteerd is en de samenwerking met de werkgevers ad hoc plaatsvindt. De geconstateerde fragmentatie maakt het lastig slagvaardig te opereren, te anticiperen en te sturen op arbeidsmarktontwikkelingen. Fase 2 Om de samenwerking tussen gemeenten/sw-bedrijven en UWV beter vorm te geven en daarmee de dienstverlening aan de werkgevers te verbeteren, is er op 3 juli een bijeenkomst georganiseerd. Deze was bedoeld voor hoofden van Werk en Inkomen, regiomanager UWV en de directeuren van de SWbedrijven in Holland Rijnland. In deze bijeenkomst hebben zij nader kennis met elkaar gemaakt, hebben zij de ambities en het centrale doel bepaald en hebben zij concrete afspraken gemaakt voor uit te voeren projecten. Enkele uitgangspunten bij de concrete uitwerking zijn: de praktische samenwerking en afstemming vooral op de werkvloer laten plaatsvinden (bottomup) Doorgaan met de samenwerkingsverbanden die we nu als partijen al hebben en die goed lopen; Grotere projecten gemeenschappelijk vormgeven (bijvoorbeeld in de zorg); Erkenning van de verschillen op de drie subregionale niveaus binnen Holland Rijnland. Concreet betekent dit dat we bestaande, lokale contacten met werkgevers vasthouden en rekening houden met het gegeven dat de werkgevers (-verenigingen) in de drie subregio’s duidelijk van elkaar verschillen. Ook hier zijn de te maken afspraken (spelregels) over de onderlinge samenwerking en afstemming van belang; De inzet van (re-integratie- en opleiding-) producten die aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt. Uitvoering projecten Bij de uitwerking van deze projecten hanteren partijen de bovengenoemde uitgangspunten en staan ze een pragmatische aanpak voor (bijstellen, aanvullen, verbeteren, etc.). De vijf projecten waarmee ze van start gaan zijn: 1. Project in de zorg: gericht op samen de markt benaderen. Hiervoor zijn o.a. koppels gevormd op medewerkersniveau vanuit de verschillende betrokken organisaties. Projectverantwoordelijken: Bas van Drooge (DZB), Maarten Gerding (Zoeterwoude), Ria de Ruiter (Alphen aan den Rijn) en Mischa Schmidt (UWV). Trekker: Ria de Ruiter 2. Project techniek: afstemming en ervaringen uitwisselen over mogelijkheden van werkzoekenden in metaal- en elektrotechniek. Projectverantwoordelijke: Herman Frankes (SWA) 3. Project Schoonmaak: afstemming en ervaringen uitwisselen over mogelijkheden schoonmaakbranche. Projectverantwoordelijken: Hooite Muller (MareGroep), Bas van Drooge (DZB), Herman Frankes (SWA). 4. Project Succesvolle branche selecteren op basis van marktbewerkingsplan. Projectverantwoordelijken: Misha Schmidt (UWV), Robert ’t Jong (ISDB) en Gertru Diender (Leiden), Trekker: Misha Schmidt (UWV)
Notitie Werkgeversdienstverlening. HR oktober 2012 2
5. Project Social Return: inventarisatie stand van zaken en onderzoeken mogelijkheden verdere ontwikkeling daarvan. Projectverantwoordelijke: Cynthia van Keulen a.i.
Proces en Organisatie Om de ambities en doelen van deze samenwerkingsafspraken ook daadwerkelijk te realiseren, hebben alle betrokkenen met elkaar afgesproken een ‘Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening HollandRijnland’ in te stellen. De managers ‘Werk & Inkomen’ van de gemeenten, de directeuren van de sw-bedrijven en de manager van het UWV Werkbedrijf in Holland Rijnland hebben zitting in dit team. Zij komen periodiek bij elkaar om de projectresultaten te delen en te bespreken en eventueel nieuwe projecten te formuleren. Ze geven invulling aan de vorengenoemde ambities en doelen. Fase 3 De afspraken van het ‘Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening HollandRijnland’ met de concrete activiteiten zijn opgenomen in het ‘Uitvoeringsplan samenwerkingsafspraken’. Daarnaast wordt in 2012 een marktbewerkingsplan 4 opgeleverd dat is toegespitst op de uitstroommogelijkheden voor werkzoekenden in Holland Rijnland. Het marktbewerkingsplan is een arbeidsmarktanalyse (waarin ook trends zijn opgenomen) met een informatieoplegger waarin o.a. de vraag en kansen voor het aanbod in welke sector worden aangegeven. Dit plan zal vervolgens tweemaal per jaar verschijnen en input vormen voor het afstemmingsteam om verdere plannen te ontwikkelen. Fase 4 Periode eind 2012 - eerste half jaar 2013 - Er wordt nagegaan of een digitaal systeem 5 (WBS/stekker4), dat nu wordt gebruikt bij het UWV voor het registreren van vacatures, ook mogelijkheden biedt voor de gemeenten in Holland Rijnland. Dit is een systeem waarin o.a. werkzoekenden en vacatures kunnen worden geregistreerd en de mogelijkheid heeft om een match te maken. De meerwaarde is de beschikbaarheid van vacatures van UWV en gemeenten in een algemeen toegankelijke database. Ook andere informatie kan worden vastgelegd, zodat onderlinge afstemming ( één gezicht naar de werkgever), ook makkelijker georganiseerd kan worden. Het onderzoek zal zich toespitsen op de mogelijkheden (technisch en inhoudelijk) en de daadwerkelijke meerwaarde voor de betrokken partijen. - Voortgang periodiek overleg Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening en de uitvoering van de afgesproken projecten. - Rapporteren aan het PHO over de resultaten / stand van zaken over de samenwerking op het terrein van de Werkgeversdienstverlening op Holland Rijnland niveau. Op basis hiervan zal gevraagd worden aan het PHO een besluit te nemen over de voorzetting en de borging van de samenwerking werkgeverdienstverlening in Holland Rijnland.
4
Marktbewerkingsplan is een plan dat gebaseerd is op huidige en toekomstige trends op de arbeidsmarkt. het doel is gerichter afstemmen van vraag en aanbod op zowel arbeidsmarkt- als onderwijsgebied. 5 Onderdeel in artikel 10 Wet SUWI: UWV en gemeenten werken samen ten aanzien van de registratie van werkzoekenden en vacatures met behulp van elektronische voorzieningen. Notitie Werkgeversdienstverlening. HR oktober 2012 3
Gemeente Zoeterwoude
Leiden
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden
Gemeente Zoeterwoude Bezoekadres Gemeente Leiden
Voorzitter van het PH Economische Zaken De heer J.B. uit den Boogaard Postbus 558 2300 AN LEIDEN
Stationsplein 107 Postadres 2312 AJ LEtDEN
Postbus 91 00 Telefoon
2300 PC LEIDEN
E..fllail 071-516 56 03 Website
[email protected] www.leiden. ni/gemeente
Datum
Ons kenmerk Onderwerp
25 september 2012 DIV-2012-13472 Uilbreiding UL I Collis op Roomburg
Contactpersoon
Doorkiesnummer
Willem van der Poel 071 • 516 71 22
;. '"·--~"""""-S7J r;-·;·~~~\·-:,vërkinsiSc;l·g.;;:;r1·-w--~--i
L""'"'""""~-~---*P[b·.bf5.1:!. P. J~!cJ N~J:::J~:tQ~·-·"""""~ L . .. . c'L .\- ~·-- . ~ ·-~1 '!·-<("~,--1r.
:
[K.,;pl8:]
jO\!.;:i,
!. Geachte heer Uit den Boogaard,
I
T
! ,.... . .···.······ ..
lw.z~ I
I
'2:'. . .. ~~':"!
'2->(
vantB~~~~~~~~t.rclt~~'~,':·~~
In de nota van beantwoording op de kantorenstrategie verwachting uitgesproken dat voor de nieuwbouwbehoefte voor Collis in een goed overleg tussen Holland Rijnland, Leiden, Zoeterwoude, Provincie Zuid Holland en Collis een oplossing kan worden gevonden.
Met genoegen delen wij u mee dat het goede overleg inmiddels heeft plaats gevonden en dat de gemeenten Zoeterwoude en Leiden overeenstemming hebben bereikt over sloop en nieuwbouw van Collis op het kavel aan De Heyderweg 1 tot en met 21 om in de groeibehoefte van Collis te voorzien. Leiden en Zoeterwoude zijn het er over eens dat het belangrijk is een kennisbedrijf als Collis voor Leiden en de regio te behouden. Collis is een bedrijf dat in 1997 is gestart in 2 units van het bedrijfsverzamelpand waarin het tot op de dag van vandaag gevestigd is. Het bedrijf is gespecialiseerd in veilige transactietechnologie in de betalingsindustrie. Het heeft een forse groei doorgemaakt en timmert ook internationaal aan de weg met vestigingen in Singapore, Minneapolis, Dubai, Edinburgh, Sao Paolo, Auckland en Helsinki. Wereldwijd werken er inmiddels 160 mensen. In apri12012 is Collis onderdeel geworden van "UL" (zie ook www.ul.com) een grote onafhankelijke internationale wetenschappelüke onderneming waar meer dan 9.000 mensen werken en die in meer dan 100 landen actief is. Naar verwachting zal het gaan om een groei van 2.000 m2 nu naar 8.000 m2, een toename derhalve van 6.000 m2. De (kantoor) marktontwikkelingen hebben er toe geleid dat het kantoorprogramma zoals dat is opgenomen in de Kantorenstrategie van Holland Rijnland voor de Meerburgerpolder en Roomburg/Knoop Oost fors is bijgesteld.
Datum
25
september 2012
Gemeente Zoeterwoude
Gemeente Leiden
Kenmerk
Pagina
2/2
De laatste wordt verlaagd van 30.000 m2 naar 8.000 m2, waarvan 2.000 m2 bestaand. Voor de Meerburgerpolder in Zoeterwoude is het kantoorprogramma bijgesteld van 72.500 m2 naar 52.500 m2. Per saldo betekent dit een vermindering van het kantoorprogramma op beide locaties met bijna 50%. De gemeenten Zoeterwoude en Leiden hebben regelmatig overleg over de wederzijdse ontwikkelingen in het kader van het W4 project met de bedoeling om plannen af te stemmen en waar nodig financiêle afspraken te maken. Wij houden u daar uiteraard van op de hoogte. Wij verzoeken u dit resultaat in de kantorenstrategie van Holland Rijnland te verwerken en bij de Provincie instemming te vragen met deze oplossing.
Hoogachtend,
Namens de colleges van Burgemeester en Wethouders van
,.-
Zoèterwoude1
/!
M~!ie~ijd+lnd
-
--
Leiden,
R. -Strijk
STAND VAN ZAKEN PROGRAMMA BIOBASED ECONOMY HOLLAND RIJNLAND D.D. 1 NOVEMBER
1. PROCES Gezette stappen: Maart 2012: Opdracht van Stakeholders (bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden) BioBased Economy in Holland Rijnland aan Kennisalliantie, Kenniscentrum Plantenstoffen en BioScience Park Foundation: Hoe kunnen we de kansen van de BIoBased Economy in de regio verzilveren. Juni 2012: Oplevering Plan van Aanpak BioBased Economy Holland Rijnland Stand van zaken 1 novermber 2012‐11‐01: halverwege fase 1a uit het Plan van Aanpak: inventariseren, beoordelen en prioriteren van kansrijke ideeën Vervolgstappen: December: Bepalen focusgebieden mede op basis van het advies van de Advisory Board (experts uit het bedrijfsleven en kennisinstellingen) BioBased Economy in Holland Rijnland Januari: Oplevering fase 1a. Januari tot Maart 2013: Besluitvorming door Stakeholders BioBased Economy Holland Rijnland over vervolgopdracht fase 1b: Projectontwikkeling en programma ontwikkeling
2. VOORLOPIGE FOCUSGEBIEDEN Naar aanleiding van interviews (zie bijlage 2: overzicht geconsulteerde partijen) is een voorlopige lijst van 7 focusgebieden gemaakt met initiatieven die of al lopen of via verkenningen verder ontwikkeld kunnen worden. Deze initiatieven worden voorgelegd aan de Advisory Board Holland Rijnland BioBased Economy, waarna een nadere focus kan worden gelegd. De Adviseroy Board komt op uitnodiging van Holland Rijnland bij elkaar en bestaat uit experts uit de wetenschap en het bedrijfsleven op het gebied van de BioBased Economy. Naast de 7 voorlopige focusgebieden zijn er ook andere biobased initiatieven naar voren gekomen (zie bijlage 1). Deze andere initiatieven kunnen aanvullend zijn op de focusgebieden of deels (alsnog) worden opgepakt als er voldoende energie is bij andere partners. OPBRENGST INTERVIEWS FASE 1A Vanuit één van de interviews komt het volgende voorstel; start niet met een definitie 1 . Laat de ruimte open voor verdere ontwikkeling, zet hooguit enkele buitengrenzen van biobased neer en laat het verder uitkristalliseren. De ontwikkelingen gaan nog zo snel dat een afkadering in deze fase meer vragen oproept dan beantwoord. De provincie Zuid‐Holland ondervangt een te strakke afkadering door te stimuleren via een tenderregeling waardoor ook recent ontwikkelde initiatieven een kans maken. Voor een heldere definitie lijkt het nog te vroeg. Er komt tijdens de interviews geen eenduidige definitie op tafel.
1
Biobased Holland Rijnland
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 2/7
Definitie biobased uit het programma Biosolar Een duurzame economie die draait op biomassa. Biomassa die kan ontstaan uit planten, algen, kunstmatige fotosynthese FOCUSGEBIED 1. PLANTEN, BIODIVERSITEIT, INOUDSTOFFEN, VEREDELING Planten en biodiversiteit, inhoudstoffen. Betrokken partijen zijn onder andere Naturalis, Universiteit Leiden, Fythagoras 2 , Kenniscentrum Plantenstoffen 3 , Greenports Duin‐ en Bollenstreek, Aalsmeer en het Westland. Voor de regio Holland Rijnland focus op bollenteelt en sierteelt. Bioactiviteit en veredeling Scannen van inhoudstoffen en aanleggen centrale bibliotheken. Is al verwerkt in een EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) subsidieaanvraag . Vanwege de veelheid aan betrokken partijen is cofinanciering van deze initiatieven zeer arbeidsintensief. Regionale afspraken die gelden voor een aantal gemeentes kunnen dit proces versnellen. Verdere uitwerking via Kennis Centrum Plantenstoffen via de EFRO aanvraag. Na het aanleggen van de bibliotheek komt een vervolgtraject om de bibliotheek te analyseren. Voor de regio Holland Rijnland kan gedacht worden om de tien belangrijkste teelten snel te laten analyseren. FOCUSGEBIED 2. INHOUDSTOFFEN Raffinage van inhoudstoffen. Hoe haal je waardevolle stoffen uit biomassa? Kun je met de maakindustrie in de regio aansluiten bij de kenniseconomie door de ‘krakers van de toekomst’ te bouwen. Ook rondom de algenkweek komen vragen over raffinage naar voren. Nog verder uit te werken
FOCUSGEBIED 3. RESTROMEN Verwaarding reststromen. Afval van onder andere sierteelt en huishoudelijk afval. Door afval door te ontwikkelen naar waardevolle producten neemt de concurrentiekracht van de sierteeltsector toe. Relevant voor de regio zijn de stromen GFT Bollen Sierteelt Snoeimateriaal Adviesbureau DHV heeft een onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid van reststromen. Het Kenniscentrum Plantenstoffen is nu bijvoorbeeld in het Westland bezig om voor specifieke stromen restafval te kijken welke toepassingen technisch en economisch haalbaar zijn. Voor de sierteelt vindt op dit moment een inventarisatie plaats. Voor de andere stromen kan een haalbaarheidsstudie gaan plaatsvinden. 2 Fytagoras uit Leiden ontwikkelt duurzame oplossingen voor agro‐, voeding‐ en fytofarmasector. 3 Kenniscentrum Plantenstoffen in Leiden helpt de tuinbouw het nauwelijks aangeboorde potentieel aan plantenstoffen te benutten door een verbinding te leggen met marktpartijen, die de stoffen kunnen gebruiken voor verpakkingen, cosmetica en andere toepassingen. Zo ontstaan voor beide sectoren interessante nieuwe verdienmodellen. In tweede instantie richt het centrum zich op specifieke teelten voor de productie van hoogwaardige inhoudsstoffen.
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 3/7
Uitwerking deels door een al lopende studie van het Kenniscentrum Plantenstoffen voor de sierteelt en door verdere verkenning in de periode oktober‐december 2012 FOCUSGEBIED 4: VERBREDING CENTER OF GENOMICS Ontwikkeling forensische technieken om sneller ziektes te kunnen opsporen. Is nu bekend als Center of Genomics van de Hogeschool Leiden. Het Center of Genomics richt zich nu vooral op Life Science. De verbinding van dit Center met biobased is relevant voor de veredeling van bollen en sierteelt. In de groenteteelt is de stap naar hoogwaardige veredeling al gemaakt. In de sierteelt is de veredeling nog niet zo ver ontwikkeld. Dit komt door lagere verdiensten en de kleinere schaal. Voor individuele bedrijven is de investering niet op te brengen. Gezamenlijk is die kans er wel. Door betere veredelingstechnieken kan de sector een hogere kwaliteit gaan leveren. Netwerkontwikkeling, verkenning en gezamenlijke initiatieven worden kansrijk geacht door onder andere Kenniscentrum plantenstoffen, Flora Holland 4 en NAK tuinbouw 5 . FOCUSGEBIED 5: ALGENKWEEK Productie biomassa en sluiten kringlopen via algenkweek Nutriënten algenproject Heineken Heineken ontwikkelt eigen business case om door middel van algenkweek de lozingsheffingen te verminderen. De biomassa kan gebruikt worden als veevoer. Verkenning met kenniscentrum plantstoffen of ook productie van stoffen die een hogere waarde hebben gaat plaatsvinden. Nutriënten algenkweek HH Rijnland. Een verkenning heeft plaatsgevonden op 20 september tussen de universiteit van Leiden, hoogheemraadschap Rijnland, Algea Food and Fuel om kringlopen te sluiten met behulp van algenkweek. Tevens kan de gekweekte biomassa gebruikt worden voor inhoudstoffen en energievoorziening. Uit de verkenning komt de hotspot Alphen naar voren. In de komende periode wordt gekeken of in een van de lege AWZI’s (Afvalwater Zuivering Installaties) een algenkweekreactor kan worden gebouwd. Tijdens de workshop is uitgesproken om een centrale te bouwen van 1 tot 2 MW (gelijk een forse windmolen). FOCUSGEBIED 6: WATERSTOFTOEPASSINGEN Ontwikkelen waterstoftoepassingen. Via een uitvinding van de universiteit Leiden kan duurzame waterstof worden geproduceerd. Nu wordt waterstof nog uit aardgas gemaakt. Waterstof kan dienen als schone brandstof voor transport en voor decentrale energieoplossingen. Interesse voor verdere ontwikkeling komt onder andere vanuit de universiteit, Omgevingsdienst, Flora Holland, Dutch Space en KvK. Het gaat hierbij om het gezamenlijk ontwikkelen van toepassingen. Dit initiatief kan aangeduid worden als ‘High Impact High Risk’ dus is het belangrijk om samen het netwerk verder te ontwikkelen. Als uit de verkenning projecten voortkomen is de clusterregeling van de provincie een mogelijke financieringsvorm. Flora Holland uit Rijnsburg bouwt aan sterk sierteelt (handels) netwerk en ondersteunt de leden met verantwoord ondernemen 5 Naktuinbouw uit Roelofarendsveen bevordert en bewaakt de kwaliteit van producten, processen en ketens in de tuinbouw. De nadruk ligt op teeltmateriaal, zowel nationaal als internationaal. Naktuinbouw is een Zelfstandig Bestuursorgaan en staat onder toezicht van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). 4
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 4/7
Openstaande vraag: Kan aangesloten worden op het beleidsakkoord punt 5 van de gemeente Leiden waarin wordt overeengekomen om grootschalig te investeren in duurzame energie en duurzame mobiliteit? FOCUSGEBIED 7: MICROBIOLOGIE Microbiologie‐opschaling na onderzoek resistente antibiotica. Initiatief van Gilles van Wezel 6 . Ondersteuning is gewenst om de technologie verder naar de markt te brengen. De onderzoeker wil onderzoeker blijven. Wie of wat kan gericht ondersteunen om van de kennis een succesvolle onderneming te maken? Met Delft wordt contact gelegd of de BPF (Bio Proces Facility) 7 een rol kan spelen bij de opschaling. Openstaande vraag Hoe kan deze unieke kennis vertaald worden naar ondernemerschap?
Prof Dr. Gilles van Wezel, Universiteit Leiden , Molecular Systems Bioloog
6
7 Bioprocess Pilot Facility (BPF) is gevestigd in Delft en richt zich op onderzoek en onderwijs ten behoeve van de volgende generatie biotechnologische processen.
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 5/7
BIJLAGE 1 OVERIGE INITIATIEVEN Overige Biobased projectInitiatieven Initiatieven tijdens de interviews tegengekomen, deels ondergebracht in de hierboven besproken 7 actielijnen en een deel kan worden opgepakt als er voldoende energie is bij andere partners. 1. Zuiveren van stoffen Voorbeeld Galantamine. De ongezuiverde grondstof levert € 100 per kg op, schone stof levert € 1000 per kg op. Door middel van CO2 extractie en speciale apparatuur kan deze stap gemaakt worden. Raffinage past ook bij lijn 2 2. NMR‐apparatuur Oproep om meer NMR apparatuur in Leiden te hebben zodat sneller kan worden gescreend. Verzoek komt van Fytagoras. 3. Innovatiecentra NAK tuinbouw wil 3 innovatiecentra; FLINC Flower innovation center, Bollen Centrum rondom PPO en Sierteelt Boskoop versnellen wat betreft innovatie. Ontmoetingen stimuleren netwerken gericht op thema’s. NAK denkt daarbij om lokale ontmoetingen rondom FLINC uit te breiden door ook wetenschappers lezingen te laten geven. Wordt gecombineerd met de breed gedragen wens om biobased netwerken verder te ontwikkelen, per doelgroep kunnen specifieke thema’s worden besproken. 4. BB Gasverbinding Vanuit Heineken heeft Jan Kempers interesse voor een ‘back bone verbinding’ groengas / biogas tussen Zoeterwoude en Alphen 5. Zonne‐energie Onder andere de milieudienst wil de regio nog meer op de kaart zetten met zonne‐energie. Op dit thema wil men starten met de ontwikkeling van een netwerk en kijken of gezamenlijk projecten kunnen worden opgepakt. De milieudienst wil nog een project ontwikkelen om zonnepanelen voor huishoudelijk gebruik verder te stimuleren. Tevens zouden ze mee kunnen doen met de lijn om met behulp van zonne‐energie duurzame waterstof op te wekken waardoor schone energie en schoon transport ontstaat (actielijn 6). 6. Biofarmacie Ontwikkeling van medicijnen op basis van biofarmacie, een zoektocht naar stoffen die in planten voortkomen. Ook daarbij de zoektocht naar stoffen die een preventieve werking hebben. Tevens is er een oproep om traditionele Chinese medicijnen ook te scannen op inhoudstoffen en bioactiviteit. Kan bij voldoende steun opgepakt worden met lijn 1 7. Moleculaire diagnose Moleculair diagnose is het sneller detecteren van ziektebeelden door het herkennen van afwijkende cellen. Thema komt uit Life Science. Diagnose kan gebruikt worden om snel planten te kunnen screenen voor veredeling. Kan ook via netwerkontwikkeling verder verkend worden
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 6/7
8. Flora / SING Flora met SING Stichting Innovatie in Glastuinbouw. De stichting heeft een lijst van stoffen met bioactiviteit. SING kan ook verder deelnemen in lijn 1 het scannen van de inhoudstoffen. 9. Biosolar Link vanuit de sierteelt naar het biosolar consortium. Eén van de biosolarlijnen is het verbeteren van de fotosynthese. Nu is 20% van de kosten licht‐gerelateerd. Kan veel geld opleveren om te telen met minder licht. Lijkt een geschikt onderwerp om in een themabijeenkomst verder uit te werken 10. Detectie van infecties Hogeschool Leiden is op zoek naar snelle detectie van infecties. Bloedbaaninfecties zoals hersenvliesontsteking zijn binnen 24 – 36 uur dodelijk. Detectie duurt nu 80 uur. Kun je de techniek opschalen naar commercie? Lijkt meer aan te sluiten op Life Science. Andere techniek die bij de hogeschool ontwikkeld wordt is bijvoorbeeld groen onderzoek in de landbouw. Bijvoorbeeld biodiversiteit in de grond. Diagnostiek van schelpdieren en oesters. Vragen over infectieziekten tijdens een reis naar Mars. Dit lijkt niet direct aansluitbaar op het thema biobased 11. Klimaatprogramma De Milieudienst is voor bewaking van luchtkwaliteit. Stimulering groengasregeling overgaand naar BIO‐LNG toepassingen. De Milieudienst heeft voorkeur voor locale kringlopen. Na de verkenning van het Hoogheemraadschap ook de milieudienst aansluiten op het project om een 1 MW centrale te ontwikkelen. Milieudienst komt met een nieuw klimaatprogramma, door LNG toepassingen en waterstof toepassingen minder uitstoot in de lucht. Wordt in de komende periode verder uitgewerkt om tot succesvolle netwerkbijeenkomsten te komen.
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
document datum blad
03 M.4 a Stand van zaken BioBased Economy Holland Rijnland d d 1 november 2 november 2012 7/7
BIJLAGE 2 OVERZICHT GECONSULTEERDE ORGANISATIES Universiteit Leiden, biologie Luris, Leiden Provincie‐Zuid Holland, Hortifair Fytagoras CML centrum voor duurzaamheid Holland Bio Diversity BV, Lisse Heineken, zoeterwoude Gemeente Teylingen Hogeschool Leiden Flora Holland, Rijnsburg Lector Hogeschool Leiden Toplab Naturalis Gemeente Lisse Kamer van koophandel, regio den haag Gemeente Alphen aan den Rijn SU Biomedicine, Leiden Sino Dutch center Omgevingsdienst West Holland Naktuinbouw Roelofarendsveen Syntens, Amsterdam Genencor Danisco, Leiden
Kennisalliantie Samen werken aan economische vernieuwing
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: PHO EZ (14 november) Datum: 5 november 2012 Van: Henri Lenferink en Jan Uit den Boogaard Onderwerp: Biobased Economy in de regio Holland Rijnland In het nieuwe regeerakkoord wordt uitgebreid aandacht besteed aan Biobased Economy, dat als één van de speerpunten wordt gezien van de nieuwe economie. Ook de provincie ZuidHolland zet hier flink op in, zoals onder meer blijkt uit de recent gepresenteerde begroting voor 2013. Wat is dan een Biobased Economy? Het gaat hierbij om een economie waarin reststromen en gewassen uit de landbouw en voedingsmiddelenindustrie worden ingezet voor nietvoedseltoepassingen. Een economie dus waarin deze groene grondstoffen ofwel biomassa worden toegepast als materialen, chemicaliën, transportbrandstoffen en energie (elektriciteit en warmte). Binnen Holland Rijnland is begin dit jaar ook de potentie van deze nieuwe topsector onderkend, zoals bleek uit de Quick Scan topsectoren Holland Rijnland van bureau Blaauwberg. In het PHO EZ is vervolgens besloten om de mogelijke vierde topsector Biobased Economy verder te onderzoeken. Vervolgens hebben wij in maart van dit jaar een zogenaamde Stakeholderslunch georganiseerd met diverse betrokkenen uit de regio. Resultaat hiervan was een trekkersgroep met vertegenwoordigers van Bio Science Park, het Kenniscentrum Plantenstoffen en de Kennisalliantie. Afgelopen maanden is, in opdracht van de gemeente Leiden en de regio, de Kennisalliantie aan de slag gegaan om de kansen in onze regio in kaart te brengen. Bijgaand treft u alvast de eerste resultaten van deze verkenning. Het gaat hierbij om een globaal eerste beeld. Wij waren echter dermate enthousiast over deze rijkgeschakeerde eerste oogst, dat we u dit niet wilde onthouden. In bijgaand document van de Kennisalliantie staan de hoofdlijnen kort beschreven. Wij zijn nieuwsgierig naar uw reacties hierop en staan vanzelfsprekend open voor nieuwe of aanvullende ideeën. Volgende maand worden deze resultaten besproken in een Advisory Board, als vervolgbijeenkomst op de eerste stakeholderslunch. Vervolgens willen we snel aan de slag met de verdere uitwerking van deze lijnen. Dat zullen we doen in nauwe samenwerking met uw gemeenten, de provincie Zuid-Holland en andere samenwerkingspartners in het cluster Biobased Economy.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
VERGADERSCHEMA 2013 versie 2.3 d.d. 22 oktober 2012
Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken datum wo 13 februari wo 17 april *
week 07
tijd 12:00 - 15:00
locatie gemeentehuis Oegstgeest
16
12:00 - 15:00
wo 15 mei wo 19 juni * wo 18 september
20 25 38
12:00 - 15:00 12:00 - 15.00 12:00 - 15:00
wo 6 november
45
12:00 - 15:00
gemeentehuis Rijnwoude (Hazerswoude Rijndijk) gemeentehuis Teylingen (Voorhout) gemeentehuis Voorschoten gemeentehuis Kaag en Braassem (Roelofarendsveen) gemeentehuis Alphen aan den Rijn
Ambtelijk overleg Economische zaken datum
week
tijd
di di di di di di di
03 12 16 21 34 41 47
09:30 09:30 09:30 09:30 09:30 09:30 09:30
*
15 januari 19 maart * 16 april 21 mei * 20 augustus 8 oktober 19 november *
Extra vergadering (pm)
locatie -
11:30 11:30 11:30 11:30 11:30 11:30 11:30
Holland Holland Holland Holland Holland Holland Holland
Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland Rijnland
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag
Leiden: 12 oktober 2012 Kenmerk: 12/1712
Contact: J.M. Ververs Telefoon: (071) 523 90 78 E-mail:
[email protected] Bijlage: Onderwerp: zienswijze Provinciale Structuurvisie Ontwerp Actualisering 2012
Geacht college, Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om te reageren op de Ontwerp Actualisering Structuurvisie en Verordening Ruimte 2012. Wij zijn de afgelopen periode tevreden over de intensieve samenwerking tussen provincie en regio op het gebied van de ruimtelijke ordening. De Bestuurlijke Tafels Ruimte zijn een goed middel om twee maal per jaar de bestuurlijke punten door te spreken. Goede samenwerking betekent ook dat je als overheden open bent over zaken waar je het niet met elkaar eens bent. In deze zienswijze willen we ingaan op enkele onderwerpen die volgens ons extra aandacht behoeven: detailhandel, huisvesting van arbeidsmigranten bij Greenports, bescherming graslanden Duin- en Bollenstreek, provinciale vaarwegen en regionale waterkeringen en archeologie/Limes. Deze zienswijze is op 11 oktober vastgesteld door het Dagelijks Bestuur en vervangt de eerder verzonden, ambtelijke zienswijze. Detailhandel Binnen Holland Rijnland is (perifere) detailhandel een belangrijk thema. Als uitvloeisel van een intensieve discussie binnen de regio pleiten we voor uitbreiding van de regels omtrent de perifere detailhandel. Wij willen u hiervoor aanpassingen van twee artikelen van Verordening Ruimte voorstellen. 1) Bouwmarkten kunnen zowel op de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel (PDV-clusters) als elders in het stedelijk gebied gevestigd worden. In de huidige verordening staan nog (formele) beperkingen om bouwmarkten buiten een PDV-cluster te vestigen. Dit wordt nu los gelaten. Het functioneren van de PDV-clusters behoeft echter versterking. Hierbij past dat de vestigingsvrijheid van bouwmarkten wordt beperkt tot bouwmarkten met een lokale binding en verzorgingsgebied, en dat de overige aangewezen blijven tot vestiging op een PDV-cluster. Wij stellen voor om artikel 9 lid 2c van de Verordening Ruimte uit te breiden met de volgende alinea: “Bouwmarkten, voor zover deze een lokale binding en een lokaal verzorgingsgebied hebben. Overige, grootschalige, bouwmarkten mits de gronden op kaart 7 zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. 2) Artikel 9 lid 2d van de verordening stelt dat op de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel (PDV-clusters) uitsluitend meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
woninginrichting en stoffering) groter dan 1.000 m2 zijn toegestaan. Dit naast detailhandel in keukens, badkamers, etc. Het functioneren van de PDV-clusters behoeft echter versterking. Het toelaten van kleinere speciaalzaken binnen het thema woninginrichting is een dergelijke versterking en komt tegemoet aan de wens van ondernemers op de clusters. Wij stellen dan ook voor om artikel 9 lid 2d van de Verordening Ruimte uit te breiden met de volgende zin: “Woninginrichtingzaken (woonaccessoires, verlichting, stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 500 m2.” Daarnaast blijkt uit de Provinciale Structuurvisie dat de Noordelijke Bollenstreek een witte vlek is als het gaat om PDV-locaties. Wel is al jaren in stukken als de Regionale (Detailhandels-) Structuurvisie sprake van een ‘zoeklocatie’ voor perifere detailhandel in deze streek. De gemeenten Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout hebben eerder dit jaar op aandringen van regio Holland Rijnland overeenstemming bereikt over het aanwijzen van een locatie. De gemeenten hebben een gedeelte van bedrijventerrein Meer en Duin / Hillegom-Zuid in de gemeenten Lisse respectievelijk Hillegom benoemd als PDV-locatie. De locatie is centraal gelegen en goed bereikbaar. Hillegom-Zuid heeft voor een deel al een perifeer thema. Een witte vlek is hiermee ingevuld. Gezien de bereikte overeenkomst tussen de gemeenten willen wij vragen om uw voornemen om de PDV-zoeklocatie in de Noordelijke Bollenstreek bij de actualisatie van de structuurvisie in 2013 van kaart 7 te verwijderen te schappen uit de geactualiseerde tekst van de Provinciale Structuurvisie bij paragraaf 4.7.1 onder Stedelijke detailhandelstructuur, kopje Overige aankoopplaatsen. In plaats hiervan stellen wij de volgende tekst voor: “De provincie heeft het voornemen om de PDV-zoeklocatie in de Noordelijke Bollenstreek in de actualisatie van de structuurvisie in 2013 op kaart 7 van de Verordening Ruimte te vervangen met de opvanglocatie voor perifere detailhandel Meer en Duin / Hillegom-Zuid. Greenports en arbeidsmigranten Bij het onderwerp Greenports pleiten wij voor aandacht voor de huisvesting van arbeidsmigranten bij Greenports. Deze zienswijze komt voort uit de twee rondetafelgesprekken huisvesting arbeidsmigranten die recent in Holland Rijnland zijn gehouden. Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland is een van de acht regio’s waaraan de minister van Binnenlandse Zaken heeft gevraagd de problematiek van voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten op de agenda te zetten en te bevorderen dat op lokaal niveau concrete afspraken worden gemaakt. Gemeenten, regio en provincie zullen dit probleem gezamenlijk moeten oplossen. Concreet voorstel is om in de Structuurvisie paragraaf 4.5.1.2. Greenports uit te breiden met: “De economie doet in toenemende mate een beroep op arbeidsmigranten uit EU-landen. Daarmee groeit de behoefte aan tijdelijke huisvesting en aan huisvesting die snel toegankelijk is (logies). Voor de economische ontwikkeling van de Greenports is voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten van groot belang. De arbeidsmigrant is primair zelf verantwoordelijk voor het vinden van huisvesting. Gemeente en provincie nemen zich voor te onderzoeken of deze huisvesting planologisch kan worden geaccommodeerd. Naast (letterlijk) ruimte voor het greenportareaal is ook ruimte nodig voor de arbeidsmigranten, die er werken.” Bescherming graslanden Duin- en Bollenstreek Holland Rijnland onderschrijft de doelstelling om het open landschap in de Duin- en Bollenstreek te behouden. In haar kernbeslissing heeft Holland Rijnland opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen geen inbreuk mogen plegen op de openheid van dit gebied. In artikel 6 lid 3 van de Verordening Ruimte gaat u echter veel verder door het volledig uitsluiten van functieverandering. Wij vragen u deze uitsluiting te nuanceren met de toevoeging ‘… functieveranderingen, die inbreuk plegen op de openheid van het gebied.’ Hiermee blijft 2
functieverandering van de graslanden voor groenblauwe en recreatieve verbindingen, (grasland)natuurontwikkeling en recreatief medegebruik mogelijk.
Provinciale vaarwegen en regionale waterkeringen Ten aanzien van de provinciale vaarwegen worden er stringente regels gesteld voor oeverstroken en vrijwaringszones (paragraaf 4.7.3 van de Structuurvisie, artikel 15 van de Verordening Ruimte). Vanuit enkele gemeenten bereikte ons het signaal dat dit behoorlijke consequenties zou kunnen hebben voor (woning)bouwprojecten, bijvoorbeeld in de Oude Rijnzone. Wij vragen ons af in hoeverre er bij het opstellen van deze richtlijnen rekening is gehouden met nieuwe, gemeentelijke bouwplannen? Naar onze mening kan het niet zo zijn dat reeds bestaande bouwplannen, waarvoor de gemeente echter nog wel een bestemmingsplan moet vaststellen, door de opname van dit nieuwe artikel in de Verordening Ruimte gedwarsboomd zouden worden. Op kaart 8 behorend bij artikel 11 van de Verordening Ruimte zijn een groot aantal waterkeringen nieuw aangewezen als regionaal. Deze regionale waterkeringen inclusief de beschermingszones moeten gemeenten hiervoor bestemmen, hetgeen plaatselijk belemmeringen voor ontwikkeling kan veroorzaken. Onduidelijk is op basis waarvan de provincie tot deze uitbreiding is gekomen. Archeologie/Limes De provincie heeft onder artikel 18 van de Verordening Ruimte 2012 invulling gegeven aan de bescherming van provinciale ‘archeologische aandachtsgebieden’, gebieden met een hoge- of zeer hoge archeologische waarde. Als uitwerking van Rijksbeleid heeft de provincie in de verordening tevens invulling gegeven aan de opdracht om de Limes (voormalige Romeinse Rijksgrens) te begrenzen en te beschermen middels de regels opgenomen in artikel 19 van de Verordening Ruimte 2012. Wij vragen ons af wat deze nieuwe regelgeving betekent voor de huidige werkwijze van gemeenten met betrekking tot de bescherming van, en besluitvorming over, archeologische waarden en in relatie tot de onderzoeken die gemeenten in het verleden al hebben uitgevoerd. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zien uw reactie met belangstelling tegemoet. Hoogachtend, het Dagelijks Bestuur Holland Rijnland, de secretaris,
de voorzitter,
R. van Netten
H.J.J. Lenferink
3
Concept - BESLUITENLIJST (conceptversie 2) vergadering portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken d.d. 19 september 2012 Aanwezigen portefeillehouders gemeente Alphen aan den Rijn: gemeente Hillegom: gemeente Kaag en Braassem: gemeente Katwijk (tot agendapunt 4) gemeente Leiden: gemeente Leiderdorp: gemeente Lisse: gemeente Nieuwkoop: gemeente Noordwijk: gemeente Noordwijkerhout: gemeente Oegstgeest:
Economische Zaken: de heer T. Hoekstra De heer A.Th. van Rijnberk de heer A.J.M van Velzen de heer I.G. Mostert de heer R. Strijk de heer H.L. Zilverentant de heer B.H.C Brekelmans mevrouw T. Veninga de heer L.A.W. de Lange de heer J.C.F. Knapp mevrouw A.J.M. de Ridder
gemeente gemeente gemeente gemeente
Rijnwoude: Teylingen: Voorschoten: Zoeterwoude:
Holland Rijnland: Holland Rijnland: Holland Rijnland:
de heer F.V. Ketel de heer L.J.P. v.d. Zon mevrouw I.C.J. Adema - Nieuwenhuizen de heer J.B. Uit den Boogaard (voorzitter) de heer H. Stapper (secretaris) de heer S. Bremmer (verslag)
M.k.g. afwezig: mevrouw M.H.J.C. Ates - Snijdewind PHO ECONOMISCHE ZAKEN / Sociale Agenda Nr. 01 02
Agendapunt Openingen, welkom en vaststelling van de agenda Ondertekening Convenant Bouwen en opleiden
Voorstel
Advies / afspraak De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld
1. Kennis te nemen van de pre- Convenant wordt ondertekend onder dankzegging van een ieder die sentaties zich daarvoor heeft ingezet. 2. Over te gaan tot ondertekening van het convenant Bouwen en opleiden.
PHO ECONOMISCHE ZAKEN 03
Mededelingen (M) en ingekomen stukken (I)
M.1: Afmeldingen
M.1: Mevrouw M.H.J.C. Ates – Snijdewind heeft zich afgemeld.
M.2. Stand van zaken strategie PDV-locaties
M.2: Brief en nagezonden stuk met concept zienswijze op Actualisatie PSV voor wat betreft detailhandel worden meegenomen in de discus-
sie bij agendapunt 5. M.3: Economische Visie
M.3: In de vergadering van 23 mei is afgesproken een plan van aanpak op te stellen voor de herziening van de regionale Economisch agenda of visie van Holland Rijnland. Er blijkt echter grote overlap te zijn met het traject positionering Holland Rijnland en nieuwe strategische speerpunten van Holland Rijnland. Dit onderwerp komt vrijdag 21 september in het PHO bestuur en middelen aan de orde. Er is besloten dit traject af te wachten alvorens het Plan van Aanpak op te stellen.
M.4: Procesmanager herstructu- M.4: Het DB heeft ingestemd met de voortzetting van de werkzaamrering bedrijventerreinen heden van de heer Rob Sturm. In overleg met de provincie is er voor gekozen om een gezamenlijke opdracht te gaan geven waarbij sprake is van medefinanciering vanuit de provincie.
04
Conceptbesluitenlijst PHO EZ 18 juni 2012
M.5: PvA Biobased Economy
M.5: Het DB heeft ingestemd met het plan van aanpak voor BioBased Economy. Met het bedrijfsleven en kennisinstellingen wordt er nu een ‘klein’ onderzoek uitgevoerd naar kansrijke programma’s. Wanneer de resultaten bekend zijn, zullen deze in het Portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken besproken worden.
I.1. Brief van GS over Oostvlietpolder
I.1: Provincie, Holland Rijnland en Leiden gaan samen een onderzoek (Quickscan) uit laten voeren naar compensatielocaties voor de Oostvlietpolder. De heer Ketel vraagt of bij dit onderzoek ook wordt gekeken naar locaties buiten de as Leiden-Katwijk. De voorzitter beaamt dit maar de voorkeur gaat echter uit naar de locaties binnen de as Leiden-Katwijk.
Ter vaststelling
De besluitenlijst wordt ongewijzigd vastgesteld. De vraag of het PDV-Beleid aan het Algemeen bestuur van Holland Rijnland moet worden voorgelegd is nog niet uitgezocht.
05
Detailhandelsbeleid provincie Zuid-Holland
Voorstel: Kennis te nemen van De heer de Jong, senior beleidsmedewerker van de provincie Zuidde (toelichting op de) provincia- Holland, geeft een presentatie waarin de notitie detailhandel provincie le notitie en hierover een richZuid-Holland wordt toegelicht. De notitie is behandeld in de Staten-
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 19 september 2012
2
ting gevende discussie te voeren over de PDV-locaties in Holland Rijnland M.2. Stand van zaken strategie PDV-locaties (zie ook brief):
commissie van augustus. 19 september ligt deze notitie wederom voor in de Statencommissie. Algemene vragen/opmerkingen: De heer Hoekstra zet vraagtekens bij de vertaalslag die gemaakt wordt na de analyse. De heer de Jong geeft aan dat niet alle strategische keuzes direct onderbouwd kunnen worden vanuit de cijfers. De heer Hoekstra dringt aan om in de notitie scherper aan te geven wat door cijfers wordt ondersteund en wat de eigen keuzes zijn. De provincie vraagt of Holland Rijnland een regionale structuurvisie detailhandel wil opstellen. Het merendeel van de portefeuillehouders is terughoudend. De notitie van de provincie lijkt voldoende kader te bieden. De detailhandel wordt vooral gezien als een lokale aangelegenheid. Op lokaal niveau wordt al terughoudend omgegaan met het toevoegen van extra vierkante meters winkeloppervlak. Wel kan gedacht worden aan een soort notitie/ convenant waarin gemeenten de algemene doelstelling van reduceren van winkeloppervlak, versterken van hoofdstructuur en toepassen van de ser ladder onderschrijven. Het PDV beleid vinden portefeuillehouders wel een regionale kwestie, hiervoor zijn reeds stappen gezet. Meerdere portefeuillehouders dringen aan om nog dit jaar de PDV-strategie vast te stellen. In de notitie zet de provincie in op het terugdringen van PDV-locaties en kijkt daarbij ook naar de nog niet gerealiseerde PDV-locatie van tussen Lisse en Hillegom. De heer Brekelmans benadrukt namens de vijf Bollengemeenten, dat de PDV locatie voor de Bollenstreek reeds 4 tot 5 jaar vast staat en dringt aan bij Holland Rijnland deze afspraken vast te houden. Mevrouw de Ridder onderschrijft de oproep van de provincie om terughoudend om te gaan met PDV locaties om bestaande winkelstructuur te beschermen. Mevrouw de Ridder vraagt waarom naast de bouwmarkten met een lokale binding niet ook tuincentra met een lokale binding zijn opgenomen in de zienswijze. De voorzitter legt uit dat met betrekking tot lokale bouwmarkten in het extra portefeuillehoudersoverleg van 18 juni de meerderheid het eens was dat hiervoor een uitzondering gemaakt
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 19 september 2012
3
moest worden. Tuincentra zijn toen niet aan de orde geweest en zijn daarom ook niet meegenomen in deze zienswijze. 06
Rondvraag en sluiting
De heer Ketel vraagt of er al meer duidelijkheid is over het verschil tussen de raming van de provincie en die van Holland Rijnland. De voorzitter antwoordt dat in beide ramingen verschillende uitgangspunten voor de gebruikte modellen zijn gebruikt waardoor ook de uitkomsten verschillen. Beide ramingen zijn als onderzoeksrapport vastgesteld, waarbij Holland Rijnland voor de programmering uitgaat van de eigen behoefteraming. Mevrouw Adema vraagt of de evaluatie van het EVA-project ook besproken wordt in het PHO EZ. Dit wordt nog afgestemd met Rob Sturm.
PHO ECONOMISCHE ZAKEN / Ruimte Nr. 07
Agendapunt Regionale kantorenstrategie
Voorstel Het Dagelijks Bestuur te adviseren in te stemmen met de Nota van Beantwoording en de wijzigingen in de (concept) kantorenstrategie Holland Rijnland en deze stukken ter vaststelling voor te leggen aan de het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland.
Advies / afspraak Akkoord met voorstel De heer de Lange is blij nu er nu gekeken wordt naar de mogelijkheden van een kantoren sloopfonds en vraagt Holland Rijnland dit actief op te pakken. De heer Binnendijk vraagt naar aanleiding van een nieuwsbericht aan de heer van der Zon of de nieuwe kantoorlocaties van de gemeente Teylingen bestemd zijn voor kantoren kleiner dan 2.500m2 bvo. De heer van der Zon bevestigt dat deze grens niet wordt overschreden. De heer Strijk meldt dat de gemeente Leiden en Zoeterwoude er inmiddels uit zijn over een oplossing om de uitbreiding van het bedrijf Collis voor eigen gebruik in Roomburg mogelijk te maken. Een brief hierover wordt binnenkort verstuurd aan Holland Rijnland.
Volgende vergadering Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken: 14 november 2012: Reguliere vergadering in het gemeentehuis van Noordwijk Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 19 september 2012
4
Actiepuntenlijst portefeuillehoudersoverleg economische zaken
nr. PHO EZ
Onderwerp
Gereed
Wie?
1
18-062012
Uitzoeken of het PDV-Beleid aan het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland moet worden voorgelegd.
PHO 14-11-2012
Holland Rijnland
2.
19-092012
Uitzoeken en afstemmen met mevr Adema of de evaluatie van het EVA project in het PHO economische zaken besproken kan worden.
PHO 14-11 2012
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 19 september 2012
Holland Rijnland
5
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
REO-advies; uitbreiding Tuincentrum de Bosrand in Rijnwoude Efficiencytaak Het bereiken en instandhouden van een robuuste en gedragen detailhandelsstructuur in Holland Rijnland. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
25/10/2012 14/11/2012 22/11/2012
5.
Advies PHO
Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland positief te adviseren over de aanvraag tot uitbreiding van Tuincentrum De Bosrand in Rijnwoude.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
Zie punt 5.
8.
Inspraak
X Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
X Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
[email protected]
Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden
www.hollandrijnland.net
Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
BNG 28.51.13.992
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: - procedure nieuwe detailhandelsontwikkelingen Holland Rijnland d.d. 9 maart 2011 - provinciale Verordening Ruimte Eerdere besluitvorming: -
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Economische Zaken
Datum: Locatie:
14 november 2012 Noordwijk
Agendapunt:
05
Onderwerp: REO-advies; Uitbreiding Tuincentrum De Bosrand in Rijnwoude
Beslispunten: Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland positief te adviseren over de aanvraag tot uitbreiding van Tuincentrum De Bosrand in Rijnwoude. Inleiding: Op 23 mei van dit jaar is van de gemeente Rijnwoude een verzoek ontvangen voor een REOadvies inzake een uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand in Alphen aan den Rijn (grondgebied Rijnwoude). De adviesaanvraag is besproken in het Ambtelijk Overleg EZ op 29 mei. Besloten is, in overleg met de portefeuillehouder, de adviesaanvraag aan te houden. Dit vanwege de relatie met de discussie over de strategie voor de PDV-locaties (PDV-clusters). Immers, in deze strategie (aangereikt door het rapport van Droogh Trommelen en Partners) wordt voorgesteld om beperkingen op te gaan leggen aan perifere vestiging van detailhandelsbedrijven buiten deze clusters. Dit als een manier om het functioneren van de PDV-clusters te versterken. Inmiddels zijn er 5 maanden verstreken en begint de adviesaanvraag urgent te worden (zie bijlage 1). Inmiddels is ook de strategie-discussie 5 maanden verder en kan geconcludeerd worden dat de adviesaanvraag thans op zijn eigen merites bekeken kan worden. REO-adviezen worden opgesteld volgens de daarvoor binnen Holland Rijnland vastgestelde procedure. De rol van het REO is benoemd in de provinciale Verordening Ruimte. Beoogd effect: Een breed gedragen advies bereiken, dat bijdraagt aan de in standhouding van een robuuste detailhandelsstructuur in Holland Rijnland. Argumenten: 1. Er zijn geen regionale ruimtelijke bezwaren tegen de uitbreiding Tuincentrum de Bosrand is gelegen buiten een PDV-cluster. De provincie stelt in de actualisatie 2012 van de Verordening Ruimte voor om geen beperking meer op te leggen aan de vestiging van een tuincentrum, waar in de huidige verordening nog enige aandrang van uit gaat dit op een PDV-cluster te doen. Ook in de lopende strategie-discussie binnen Holland Rijnland is de vestigingsvrijheid van tuincentra geen issue (in tegenstelling tot bouwmarkten). Tuincentra hebben een dergelijke omvang gekregen dat hervestiging op een PDV-cluster niet goed denkbaar is. 2. Het Distributie Planologisch Onderzoek concludeert dat de uitbreiding niet leidt tot ontwrichting van de detailhandelsstructuur
3
Ondanks dat sprake is van een forse uitbreiding van het aantal m2 (van 8.000 m2 WVO naar 14.000 m2 WVO), rekent het overgelegde Distributie Planologisch Onderzoek (DPO) voor dat geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur (zie bijlage 2). Overigens beperkt de Europese Dienstenrichtlijn een toetsing op de vraag of er voldoende marktruimte is (economische doel). Het DPO onderzoekt primair of de spreiding van voorzieningen voor de consument ontwricht wordt (ruimtelijk doel). 3. Er is een positief ambtelijk advies Het ambtelijk overleg EZ heeft zich op 9 oktober jl. positief over de aanvraag uitgelaten. Ook provincie, Kamer van Koophandel en Hoofdbedrijfschap Detailhandel, formeel adviseur (REOsetting), hebben geen bezwaren geuit. Kanttekeningen/risico’s: 1. In advies verwijzen naar regels omtrent te voeren nevenassortiment Belangrijke trends binnen de tuincentra zijn schaalvergroting en branchevervaging. De gemiddelde omvang van tuincentra blijft toenemen. Daarnaast verbreden tuincentra steeds vaker hun assortiment met nevenproducten. Dit gaat verder dan alleen bloemen en planten. De forse uitbreiding doet vermoeden dat ook in het geval van de Bosrand hier sprake van is. In het advies aan de gemeente zal daarom worden gewezen op de regels in de Verordening Ruimte omtrent nevenassortiment en de verantwoordelijkheid van de gemeente om hier toezicht op te houden. Financiën: N.v.t. Communicatie: Het DB Holland Rijnland brengt het advies uit aan de gemeente. Evaluatie: De praktijk van REO-adviezen wordt permanent geëvalueerd. Bijlagen: 1. Brief van de gemeente Rijnwoude van 2 oktober 2012 2. DPO uitbreiding Tuincentrum de Bosrand
4
c-
6
/q OV
~
e
e n
,,,
~
.....
a mo 2012
Org .ond .: Ambt .:
Aan Holland Rijnland REO t.a.v. de heer J.J. Boon Postbus 558 2300 AN Leiden
Uw kenmerk:
Frederik van Eedenplein 4 2394 EB Hazerswoude-Rijndijk Postbus 115 2394 ZG Hazerswoude-Rijndijk Telefoon (071) 342 82 82 Telefax (071) 341 60 51
~~~~~~~rt.al iJ~6
Uw brief van:
Onderwerp:
Hazerswoude-Rijndijk,
2 oktober 2012 Verzonden,
Stand van zaken REO advies Tuincentrum De Bosrand
0 4 OK1 2012
Geachte heer Boon,
Op 8 mei jl. hebben wij bij u een verzoek ingediend voor een REO-advies met betrekking tot de uitbreiding van het Tuincentrum De Bosrand. Het gaat hierbij om een uitbreiding van een bestaand bedrijf. Om uiteenlopende redenen is het REO-advies op 18 juni jl. en 19 september jl. in het portefeuillehoudersoverleg EZ voor besluitvorming aangehouden . Hierdoor is een grote vertraging ontstaan die niet in het bedrijfsbelang is van het Tuincentrum De Bosrand. Hoewel het REO-advies thans opnieuw op 9 oktober a.s. voor het ambtelijk overleg EZ staat geagendeerd om zodoende op 14 november a.s. in het portefeuillehoudersoverleg EZ een besluit te kunnen nemen, willen wij hierbij toch benadrukken dat een besluitvorming op korte termijn voor de bedrijfsvoering van het Tuincentrum De Bosrand een absolute noodzaak is. Mocht op 14 november a.s. nog geen besluit genomen kunnen worden dan achten wij ons vrij om door Tuincentrum De Bosrand een bouwplan met bijbehorende aanvraag om een omgevingsvergunning bij ons in te laten dienen en daarmee de verdere planologische procedure te starten. Hoogachtend, het college van burgemeester en de secre~ ri~, _
A.J .E. van der Werf- Bramer
wethoud~..
\ de. burg~ster,
A. La~~rsJ..--Woldringh
behandeld door N.G . Portman (071) 342 81 59 telefoonnummer e-mail
[email protected] bijlagen : F. Ketel, J. Pierik, N. Portman i.a .a. M:\RO\ECONOMIE\Holland Rijnland EZ\REO advies De Bosrand brief college 021 012.doc
Bankrelatie: Bank Nederlandse Gemeenten rekeningnummer 28.50.34.1 03 Connexxion bus: 165 Alphen-Zoetermeer; 169 Alphen-Leiden; 186, 187 Leiden-Gouda
Rapportage 30-2146 DistributiePlanologischOnderzoek (DPO) ten behoeve van de uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand te Alphen aan den Rijn 2012
Strabo bv, Marktonderzoek en Vastgoedinformatie Herengracht 560 Postbus 15710 1001 NE Amsterdam Contactpersoon: Roel van Houwelingen 020-6260817
[email protected] www.strabo.nl
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Inleiding In opdracht van Tuincentrum de Bosrand te Alphen aan den Rijn heeft Strabo bv een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Tuincentrum de Bosrand is voornemens haar vestiging in Alphen aan den Rijn uit te breiden. Het gewenste plan is strijdig met het ter plekke geldende bestemmingsplan. In verband met de plannen dient een bestemmingsplan-wijziging procedure gevoerd te worden. Het tuincentrum (gevestigd in Alphen aan den Rijn) ligt op het grondgebied van de gemeente Rijnwoude. Op basis van Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (2010) kan geconcludeerd worden dat de betreffende vestiging als uitzondering geldt van de bepaling dat er geen ruimte is voor nieuwe detailhandel buiten bestaande winkelconcentraties (Artikel 9 Lid 1). Uitzonderingen worden mogelijk gemaakt voor perifere detailhandel (Lid 2), waaronder de categorie tuincentra valt (Lid 3). Voorts is bepaald dat bestemmingsplannen die perifere detailhandelsontwikkelingen groter dan 1.000 m2 mogelijk maken, vergezeld dienen te gaan van een distributieplanologisch onderzoek (Lid 6). De gemeente Rijnwoude heeft gevraagd om een dergelijk actueel distributieplanologisch onderzoek waar onderzocht wordt of er sprake is van een duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur. Dit ten behoeve van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
Onderzoeksdoel Er dient door middel van een distributieplanologisch onderzoek onderzocht te worden of een uitbreiding van het tuincentrum de Bosrand in Alphen aan den Rijn tot een duurzame ontwrichting leidt van de detailhandelstructuur in Rijnwoude en Alphen aan den Rijn in economische zin.
Indeling De rapportage is als volgt opgebouwd: 1. Weergave relevante trends en ontwikkelingen 2. Inventarisatie aanbodzijde 3. Inventarisatie vraagzijde 4. Confrontatie vraag- en aanbodzijde 5. Conclusies
pagina 2
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
1. Relevante trends en ontwikkelingen in de tuincentrumbranche Een tuincentrum kan getypeerd worden als een grootschalige detailhandelsvestiging met een uitgebreid aanbod huis en –tuingerelateerde artikelen als basisassortiment. Daarnaast beschikken moderne tuincentra over een uitgebreid nevenassortiment, bestaande uit vrijetijdsartikelen en woonaccessoires. Anno 2012 dient een tuincentrum te voorzien in een totaalpakket huis en tuin, inclusief advies en beleving. De tuinbranche kan getypeerd worden als een zeer stabiele markt. Uitgaven aan tuinartikelen blijken in beperkte mate conjunctuurgevoelig. In 2011 besteedden Nederlanders een bedrag van ruim 4,1 miljard euro aan hun tuin (GfK). De stagnerende huizenmarkt blijkt daarmee geen grote invloed te hebben op de totale tuinuitgaven. Stijgende investeringen in bestaande tuinen compenseren de beperkte aanleg van nieuwe tuinen. Het bedrag ligt vrijwel op hetzelfde niveau als in 2010 (-0,7%) en net onder het recordniveau van de jaren 2008 en 2009 (4,2 miljard euro). De afgelopen jaren is onder andere de aankoop van tuinhuisjes gestegen, alsmede de aankoop van bloembollen, zaden en tuinaarde. Mede door een toenemende aandacht van de media (denk aan TV-programma’s) is de aandacht voor bloemen, planten en tuininrichting de afgelopen jaren toegenomen. Het grootste gedeelte van de bestedingen aan tuinartikelen gaat niet geheel onverwacht richting tuincentra. Het marktaandeel van tuincentra is de afgelopen jaren licht gedaald. Volgens de meest recente cijfers gaat 33% van de totale bestedingen binnen de tuinmarkt in zijn geheel richting tuincentra (HBD 2010). De tuinmarkt in brede zin valt onder te verdelen in levend (bloemen en planten) en niet-levend (gereedschap, decoratie en dierbenodigdheden). Bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken nemen dan ook een belangrijk marktaandeel voor hun rekening. Ook voor bouwmarkten en supermarkten geldt dat zij bestedingen in de tuinbranche naar zich toe trekken. Dit geldt ook voor tuinders en kwekerijen, die steeds vaker over gaan tot directe verkoop aan particulieren. Belangrijke actuele trends binnen de tuincentra zijn schaalvergroting en branchevervaging (bron: Rabobank). De gemiddelde omvang van tuincentra blijft toenemen, een ontwikkeling die ook binnen diverse andere retailbranches van toepassing is. Daarnaast verbreden tuincentra steeds vaker hun assortiment met nevenproducten. Hierdoor groeien tuincentra uit tot complete retailers, met een uitgebreid aanbod huis en tuin. Dit gaat verder dan alleen bloemen en planten en voorziet in een complete ‘buiten lifestyle’, waar onder andere tuinmeubilair, decoratie en woonaccessoires een belangrijke rol in spelen. Verder is er vanuit de consument een toenemende vraag naar beleving, service en informatie. Men wil in tuincentra geïnformeerd, geadviseerd en in zekere zin vermaakt worden.
pagina 3
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Een belangrijk gevolg van de branchevervaging en –uitbreiding is dat tuincentra steeds minder als op zichzelf staande markt gezien kunnen worden, maar de concurrentie aangaan met bijvoorbeeld bloemenwinkels, dierenspeciaalzaken en woonwinkels. Ook krijgen tuincentra concurrentie van bouwmarkten, die in sommige gevallen beschikken over een compleet tuincentrum, maar vrijwel altijd tuingereedschap in het assortiment hebben. De uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand is primair ingegeven door de gedwongen relocatie van een deel van het bedrijf op de huidige locatie. De uitbreiding zelf heeft een drieledig doel: 1. Efficiëntere bedrijfsvoering door meer ruimte voor uitstalling van producten. Dit betekent minder aanvullen van producten door een uitgebreidere stallingsruimte. Meer meters betekent dus niet alleen een uitbreiding van het assortiment, maar ook meer volume voor bestaande producten. 2. Meer loopruimte voor de consument. Door een ruimere opstelling wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van de consument aan meer winkelcomfort: ruimere looppaden zijn hier een belangrijk onderdeel van. 3. Modernisering van het bedrijf. Het in fasen ontwikkelde tuincentrum is qua uitstraling gedateerd en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De uitbreiding is een antwoord op de vraag naar meer beleving in tuincentra.
pagina 4
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
2. Inventarisatie aanbodzijde Tuincentra vallen binnen de hoofdbranche Plant en Dier. Dit betreft naast tuincentra ook bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken. De verkoop van dieren en dierenbenodigdheden vormen een belangrijke nevenactiviteit van moderne tuincentra zoals de Bosrand. Om daadwerkelijk aan te kunnen tonen dat een uitbreiding van het tuincentrum geen duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg heeft, is inzicht in de betreffende hoofdbranche in zijn geheel van belang. Het primaire verzorgingsgebied van het tuincentrum bestaat uit de gemeente Rijnwoude en (de gemeente) Alphen aan den Rijn. Voorts heeft het tuincentrum een bovenregionale aantrekkingskracht en trekt het bezoekers uit de gehele regio (o.a. Leiden, Zoetermeer en Gouda). Afbeelding 1: Overzicht primair verzorgingsgebied en locatie Tuincentrum de Bosrand
Alphen aan den Rijn
Rijnwoude
pagina 5
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Tabel 1: Overzicht tuincentra met minstens 2.000 m2 WVO regio Rijnwoude/Alphen aan den Rijn (2012)1 naam
plaats
WVO
Bleiswijk
2.610
Hazerswoude-Rijndijk
7.850
Hillegom
5.300
Leiderdorp
5.250
Leidschendam
3.600
Leimuiden
2.150
Overvecht De Bosrand Tuincentrum de Oosteinde Ranzijn Life & Garden Buskermolen Overvecht
Lisse
9.129
Intratuin
Pijnacker
10.600
De Mooy
Rijnsburg
2.800
Intratuin
Ter Aar
12.800
Intratuin
Voorschoten
5.610
Intratuin
Zevenhuizen
8.3122
De Driesprong
Zoetermeer
7.150
Intratuin
Zoetermeer
10.335
GroenRijk
Zoetermeer
4.600
In bovenstaande tabel is een overzicht van tuincentra in en rond het beoogde verzorgingsgebied van Tuincentrum de Bosrand opgenomen. Winkelvloeroppervlak (WVO) betekent voor de consument toegankelijk, ommuurd en overdekt oppervlak. Uit het overzicht komt duidelijk naar voren dat bedrijven die deel uitmaken van een formule, een belangrijke rol spelen binnen de in de regio aanwezige tuincentrumbranche. Intratuin, GroenRijk, Ranzijn en op enige afstand Overvecht en Life & Garden zijn aanwezig met doorgaans omvangrijke tuincentra. Intratuin heeft een zeer grote vestiging in Ter Aar. Voor consumenten uit Alphen aan de Rijn is dit tuincentrum een belangrijk alternatief en deze Intratuin vormt als zodanig de meest directe concurrent van Tuincentrum de Bosrand. Dit zal dan ook blijken uit de cijfers over de koopkrachttoevloeiing en –afvloeiing. Deze zullen in het volgende hoofdstuk aan bod komen. Voorts heeft Intratuin een (nieuwe) vestiging in Zevenhuizen en heeft Zoetermeer de beschikking over meerdere tuincentra, waaronder GroenRijk aan oostkant van de stad. In Leiderdorp is tuincentrum Ranzijn gevestigd. Op enige afstand ligt in Leimuiden nog tuincentrum Buskermolen. In verhouding tot het aantal inwoners van het gehele gebied en gezien de hoge mate van bevolkingsdichtheid in de provincie Zuid-Holland is het aantal tuincentra redelijk beperkt. Tuincentra hebben echter deels ook concurrentie van tuinders en kwekerijen die rechtstreeks aan de consument verkopen. Deze zijn in ruime mate aanwezig in de regio, waarbij in het bijzonder gedacht moet worden aan boomkwekerijen rond Boskoop. Particulieren weten hun weg steeds beter te vinden naar dergelijke ondernemingen en hoewel hier geen exacte cijfers over bekend zijn, is het goed mogelijk dat een deel van de tuinbestedingen hier naartoe zal vloeien. Het aanbod van een modern tuincentrum is
1
Bron: Locatus 2012.
2
Dit cijfer is niet gebaseerd op een inmeting maar op een opgave: de vestiging van Intratuin in Zevenhuizen is naar alle
waarschijnlijkheid groter (10.000 m2 +).
pagina 6
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
zoals beschreven aanzienlijk breder dan alleen bloemen en planten. Ondanks de duidelijke aanwezigheid van tuinders en kwekerijen in de regio, is het bestaande tuincentrumaanbod meer dan gerechtvaardigd wellicht voor uitbreiding vatbaar. Afbeelding 2: Overzicht tuincentra in de regio
Tuincentrum Buskermolen
pagina 7
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Voor een totaalbeeld van de situatie is het totale aanbod plant en dier binnen het verzorgingsgebied van Tuincentrum de Bosrand interessant: de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. In onderstaande tabel is het gehele aanbod binnen de hoofdbranche Plant en Dier weergegeven in de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. De cijfers zijn inclusief de vestiging van Tuincentrum de Bosrand. Tabel 2: Winkelaanbod Plant en Dier binnen verzorgingsgebied (2012)3 Alphen aan den Rijn
Rijnwoude
m2 WVO
aantal vestigingen
m2 WVO
aantal vestigingen
-
-
7.850
1
bloemen/planten
780
11
230
4
dibevo
819
6
720
5
-
-
300
1
1.599
17
9.100
11
tuincentra
overige totaal Plant en Dier
Zoals beschreven zijn er in de regio verschillende tuincentra gevestigd, aangevuld met de nodige tuinders en kwekerijen. Binnen het primaire verzorgingsgebied van Tuincentrum de Bosrand zelf is de aanwezigheid van tuincentra beperkt. Sterker nog: Tuincentrum de Bosrand is het enige tuincentrum binnen de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. Tuincentra vormen echter geen afgesloten markt. Naast een directe concurrentie tussen tuincentra onderling, binden tuincentra de concurrentie aan op andere niveaus met andere (aanverwante) branches. Dierenspeciaalzaken en bloemen- en plantenwinkels zijn hier het meest belangrijke voorbeeld van. Het is daarom van belang om ook inzicht te hebben in het overige aanbod in m2 binnen de hoofdbranche Plant en Dier. Het totale verzorgingsgebied heeft de beschikking over 10.699 m2 WVO Plant en Dier. Het betreft hier vrijwel uitsluitend bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken. De enige uitzondering (naast Tuincentrum de Bosrand) vormt een aquariumspeciaalzaak in Hazerswoude-Dorp. Voor het gehele bestaande winkelaanbod Plant en Dier geldt dat het om kleine winkelunits gaat (maximaal 300 m2 WVO) en dat de winkels voornamelijk gevestigd zijn in traditionele winkelgebieden/-centra. Ten slotte zijn er een aantal bouwmarkten binnen het verzorgingsgebied gevestigd. Op het bedrijventerrein aan de westkant van Alphen aan de Rijn liggen een vestiging van Praxis en een vestiging van Karwei. Ook heeft Gamma een vestiging in Alphen. Aangezien deze bouwmarkten niet over een volwaardige tuinafdeling beschikken, is er geen sprake van noemenswaardige invloed op de marktruimte voor een tuincentrum.
3
Bron: Locatus 2012.
pagina 8
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
3. Inventarisatie vraagzijde De vraagzijde wordt bepaald door de omvang van het inwoneraantal in het verzorgingsgebied en de bestedingen binnen de betreffende branche. Op basis van beide componenten kan het bestedingspotentieel worden berekend. In onderstaande tabel is het aantal inwoners per gemeente weergegeven, alsmede de verwachte ontwikkeling van het aantal inwoners in de toekomst. Tabel 3: Aantal inwoners per gemeente en prognose 20114
2015
2019
Alphen aan den Rijn
72.729
73.100
73.900
Rijnwoude5
18.511
19.440
20.890
91.240
92.540
94.790
totaal verzorgingsgebied
Op dit moment telt het totale verzorgingsgebied ruim 90.000 inwoners. Alphen aan de Rijn neemt hiervan logischerwijs het belangrijkste deel voor zijn rekening met ruim 70.000 inwoners. In de (nabije) toekomst zal het inwoneraantal van het gehele gebied toenemen, zei het in zeer beperkte mate. Om inzicht te krijgen in het totale bestedingspotentieel in het verzorgingsgebied is inzicht in de gemiddelde besteding per inwoner een vereiste. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) presenteert jaarlijks omzetcijfers per hoofd van de bevolking naar branche. De gemiddelde detailhandelsomzet voor tuincentra bedraagt € 70,- per hoofd van de bevolking6. Dit cijfer is een landelijk gemiddelde. Het gemiddeld besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking ligt in het verzorgingsgebied echter boven het gemiddelde van Nederland. De inkomensindex voor het verzorgingsgebied (gewogen naar aantal inwoners per gemeente) komt hierdoor uit op 105. Het gevolg hiervan is dat de detailhandelsbestedingen in het verzorgingsgebied van Tuincentrum de Bosrand boven het gemiddelde liggen. Bestedingen in de detailhandel nemen echter niet evenredig toe met de stijging van het inkomen. Voor niet-dagelijkse artikelen wordt gerekend met een correctie voor inkomenselasticiteit van 0,5. Wanneer het inkomen met € 1,- toeneemt, zal er € 0,50 meer worden besteed aan dagelijkse artikelen. De detailhandelsomzet voor tuincentra binnen het beoogde verzorgingsgebied komt na inkomenscorrectie uit op € 72,- per hoofd van de bevolking. Bestedingen in de betreffende branche zijn in beperkte mate conjunctuurgevoelig. De verwachting is dan ook dat de detailhandelsomzet per hoofd van de bevolking in de toekomst niet drastisch zal toe- of afnemen.
4 5 6
Bron: CBS 2011 (meest recente cijfers). Op basis van actueel woningbouwprogramma gemeente Rijnwoude. Bron: HBD Omzetkengetallen 2011.
pagina 9
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
4. Confrontatie vraag- en aanbodzijde Door de vraaggegevens en de huidige aanbodgegevens tegen elkaar af te zetten, kan inzicht worden verkregen in de economisch en distributieve ruimte voor een uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand. Naast een berekening van de huidige marktruimte (2012), zal een inschatting gemaakt worden van de toekomstige marktruimte. Om de marktruimte te kunnen bepalen is inzicht nodig in de koopkrachtbinding aan de betreffende gemeenten, de koopkrachttoevloeiing en de normatieve vloerproductiviteit. Het Koopstromenonderzoek Randstad 2011 voorziet slechts in algemene koopkrachtcijfers voor de gehele productgroep bloemen, planten en tuincentra. Deze cijfers zijn ontoereikend wanneer er puur gekeken wordt naar tuincentra. Aangezien er vanuit Alphen aan den Rijn twee voor de hand liggende tuincentrumopties zijn, zal het grootste deel van de bestedingen verdeeld worden over deze twee tuincentra (Intratuin Ter Aar en Tuincentrum de Bosrand). De huidige binding vanuit Alphen aan den Rijn aan Tuincentrum de Bosrand wordt op basis hiervan ingeschat op 40%. De binding vanuit de gemeente Rijnwoude wordt gezien de alternatieven ingeschat op 60%. De toevloeiing van buiten het primaire verzorgingsgebied (Alphen aan den Rijn en Rijnwoude) wordt, mede op basis van klantenherkomstinformatie, geschat op 40%. De normatieve vloerproductiviteit (detailhandelsomzet per m2 winkelvloeroppervlak) kan bepaald worden aan de hand van jaarlijks gepubliceerde cijfers van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Voor tuincentra geldt een gemiddelde vloerproductiviteit van € 550,-7. Op basis hiervan kan een omzetclaim worden berekend van het huidige tuincentrumaanbod binnen het beoogde verzorgingsgebied. Tuincentrum de Bosrand is op dit moment het enige tuincentrum binnen beide gemeenten. De omzetclaim wordt daarom in dit geval berekend op basis van het huidige winkelvloeroppervlak van Tuincentrum de Bosrand: 7.850 m2. Het aantal inwoners en de bestedingen binnen de betreffende branche geven inzicht in het omzetpotentieel van het verzorgingsgebied. Door het totale omzetpotentieel te vergelijken met de omzetclaim vanuit de bestaande detailhandel, ontstaat inzicht in de actuele marktruimte binnen de tuincentrumbranche. In tabel 4a en 4b is de berekening van de marktruimte weergegeven.
7
Bron: HBD Omzetkengetallen 2011.
pagina 10
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Tabel 4a: Berekening marktruimte 2012 totaal Alphen aan den Rijn
Rijnwoude
verzorgingsgebied
72.729
18.511
91.240
€ 72
€ 72
€ 72
€ 5,24
€ 1,33
€ 6,57
omvang bevolking bestedingen/hoofd na inkomenscorrectie bestedingspotentieel in miljoenen koopkrachtbinding gebonden bestedingen in miljoenen
40%
60%
€ 2,10
€ 0,80
€ 2,90
koopkrachttoevloeiing
40%
toevloeiende omzet in miljoenen
€ 1,90
totaal omzetpotentieel in miljoenen
€ 4,80
aanwezig metrage WVO tuincentra
7.850
omzetclaim bestaande onderneming in miljoenen
€ 4,32
marktruimte in miljoenen
€ 0,48
Anno 2012 is er binnen de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude in beperkte mate marktruimte voor uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand. De normatieve vloerproductiviteit van een tuincentrum ligt zoals beschreven op € 550,- per m2 WVO. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er marktruimte is voor een tuincentrum van circa 8.727 m2 WVO. Op dit moment bedraagt de oppervlakte van Tuincentrum de Bosrand 7.850 m2 WVO (voor publiek toegankelijk, overdekt en ommuurd oppervlak). Er is ruimte voor uitbreiding, zei het in beperkte mate. De uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand zal de positie van het tuincentrum echter verstevigen. Het winkelvloeroppervlak zal aanzienlijk worden vergroot waardoor een veel uitgebreider aanbod kan worden gevoerd. Dit zal effect hebben op de kooporiëntatie. Tuincentrum de Bosrand wordt een gelijkwaardig alternatief voor de Intratuin in Ter Aar: de binding vanuit Alphen aan den Rijn zal daarom naar verwachting toenemen tot 50%. De binding vanuit Rijnwoude zal naar verwachting ook verder toenemen: gezien het feit dat alternatieven gelijk of minder zijn dan een uitgebreid Tuincentrum de Bosrand zal de binding toenemen tot 70%. Ten slotte zal de toevloeiing van buiten het primaire verzorgingsgebied toenemen: van de huidige 40% naar 45% bij een uitgebreid Tuincentrum de Bosrand. Voorts zal het aantal inwoners binnen het verzorgingsgebied zoals beschreven licht toenemen. Er zijn in de komende jaren geen plannen bekend waarbij het aanbod Plant en Dier binnen de gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude uitgebreid zal worden. Een combinatie van deze twee gegevens betekent dat de marktruimte in de toekomst verder zal toenemen, zei het in beperkte mate. Bestedingen in de tuinbranche zijn zoals beschreven relatief stabiel en in beperkte mate conjunctuurgevoelig.
pagina 11
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Tabel 4b: Berekening marktruimte 2015 totaal omvang bevolking bestedingen/hoofd na inkomenscorrectie bestedingspotentieel in miljoenen koopkrachtbinding gebonden bestedingen in miljoenen
Alphen aan den Rijn
Rijnwoude
verzorgingsgebied
73.100
19.440
92.540
€ 72
€ 72
€ 72
€ 5,26
€ 1,40
€ 6,66
50%
70%
€ 2,63
€ 0,98
€ 3,61
koopkrachttoevloeiing
45%
toevloeiende omzet in miljoenen
€ 2,95
totaal omzetpotentieel in miljoenen
€ 6,56
aanwezig metrage WVO tuincentra
7.850
omzetclaim bestaande onderneming in miljoenen
€ 4,32
marktruimte in miljoenen
€ 2,24
Op basis van de aangepaste cijfers kan een realistisch beeld worden geschetst van de toekomstige marktsituatie. Er is binnen het primaire verzorgingsgebied voor tuincentra een marktruimte van € 2,24 miljoen (naast het bestaande tuincentrum). Dit betekent dat er in totaal marktruimte is voor een tuincentrum van 11.927 m2 WVO binnen het verzorgingsgebied (op basis van een normatieve vloerproductiviteit van € 550,-). Tuincentrum de Bosrand zal na de uitbreiding beschikken over 13.784 m2 WVO. Dit betekent dat er deels aanspraak gemaakt zal worden op omzet van bestaande ondernemers. Door de uitbreiding zal de vloerproductiviteit van het tuincentrum dalen. Dit heeft te maken met de ruimere uitstalling van het assortiment. Op dit moment wordt een vloerproductiviteit gerealiseerd van € 600 per m2. Na uitbreiding zal een aanzienlijk lagere vloerproductiviteit voldoende zijn voor een goed functionerend tuincentrum. Dit betekent dat de daadwerkelijk benodigde marktruimte kleiner zal zijn. De belangrijke vraag is of er bij een uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand sprake zal zijn van een duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur in de betreffende gemeenten. Het feit dat er marktruimte voor uitbreiding aanwezig is pleit in sterke mate voor een positief effect op de detailhandelstructuur. Het tuincentrumaanbod binnen het beoogde verzorgingsgebied is beperkt en een uitgebreid en volledig tuincentrum als tegenhanger van Intratuin in Ter Aar komt de keuzemogelijkheden van de consument alleen maar ten goede. Een en ander zal echter wel deels ten koste gaan van omzet van bestaande ondernemers. Aangezien het om tuincentrumomzet draait betekent dit dat het effect zich over een groot gebied zal verspreiden en dus over verschillende tuincentra in de regio. Tuincentrum de Bosrand trekt zoals beschreven klanten aan uit de gehele regio en concurreert in dat opzicht onder andere met tuincentra in de omgeving van Leiden, Zoetermeer en Zuidplas. In verhouding tot het aantal inwoners in de gehele regio is het huidige tuincentrumaanbod meer dan gerechtvaardigd en uitbreiding van Tuincentrum de Bosrand voorziet in een versterking van de huidige positie.
pagina 12
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
Het verdere aanbod binnen Plant en Dier bestaat zoals beschreven voornamelijk uit bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken en bevindt zich in winkelgebieden/-centra. Het feit dat het gaat om een uitbreiding van een bestaand tuincentrum betekent in deze dat de kooporiëntatie richting speciaalzaken naar verwachting niet drastisch zal wijzigen. Er blijft voldoende draagvlak voor verschillende speciaalzaken, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat bestedingen in bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken in sterke mate zullen verschuiven naar tuincentra. Bestedingen in dergelijke winkels hebben een sterk dagelijks karakter en zullen in veel gevallen gedaan worden in combinatie met (dagelijkse) boodschappen. Bezoek aan een tuincentrum heeft doorgaans een ander karakter. De conclusie is dat er voldoende keuzemogelijkheden voor de consument overblijven binnen een redelijke afstand. Zelfs wanneer er een ondernemer weg zou vallen, zou dit nog steeds het geval zijn. De kans dat er sprake zal zijn van een ontwrichting van de detailhandelstructuur is dan ook nihil.
pagina 13
DPO Uitbreiding tuincentrum de Bosrand Alphen aan den Rijn, 2012
5. Conclusies Op basis van het huidige aantal inwoners en tuincentrumaanbod in het primaire verzorgingsgebied van Tuincentrum de Bosrand, is er in beperkte mate marktruimte aanwezig voor uitbreiding. De oriëntatie vanuit Alphen aan den Rijn en Rijnwoude zal echter toenemen, aangezien de positie van Tuincentrum de Bosrand aanzienlijk verstevigd wordt door een uitgebreider aanbod. Ook de toevloeiing van buiten het primaire verzorgingsgebied zal toenemen. Er is dan ook in werkelijkheid aanzienlijk meer marktruimte voor uitbreiding. Feit blijft wel dat er deels aanspraak gemaakt zal worden op omzet van bestaande ondernemers. De vraag is dan of er sprake zal zijn van een duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur in het primaire verzorgingsgebied. Het feit dat er marktruimte voor uitbreiding aanwezig is pleit voor een positief effect op de detailhandelstructuur. Een uitgebreid en volledig tuincentrum met een stevige concurrentiepositie komt de keuzemogelijkheden van de consument ten goede. Een uitgebreid Tuincentrum de Bosrand zal naar verwachting ten koste gaan van omzet van verschillende tuincentra in de regio. Het effect op de overige detailhandel in het primaire verzorgingsgebied zal naar verwachting beperkt zijn. Tuincentrumbezoek heeft een ander karakter als bezoek aan speciaalzaken. Het bestaande aanbod in Alphen aan den Rijn en Rijnwoude bestaat voornamelijk uit bloemenwinkels en dierenspeciaalzaken in traditionele winkelcentra-/gebieden. Bezoek aan degelijke winkels heeft een sterk dagelijks karakter, vaak in combinatie met bijvoorbeeld boodschappen.
pagina 14
Plan vanPlaanpak
Projectnaam: Projectstatus: Datum en versienr.: Naam auteurs:
Kwalitatieve confrontatie vraag-aanbod bedrijventerreinen DB-project 25 september 2012 / versie 2.1 Hans Stapper en Rob Sturm
1. Inleiding Op 15 maart 2012 heeft het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland op basis van een positief advies van het portefeuillehoudersoverleg Economische zaken (PHO EZ) het rapport "Behoefteraming bedrijfshuisvesting 2.0" vastgesteld. De behoefteraming gaat zowel over kwantiteit als kwaliteit van de behoefte aan bedrijfshuisvesting tot 2020. De kwantitatieve behoefte is vertaald naar een benodigd aantal hectares (110) en aantal m² bvo. Echter, een goed zicht op de kwaliteit en toestand van de bestaande voorraad is ook van groot belang. We staan nu aan het begin van een nieuwe fase, waarin het “sturen” op de totale voorraad van belang is, in relatie tot de opgave en programmering van wat er allemaal zou moeten gebeuren om de marktvraag optimaal te accommoderen. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft in haar brief van 20 april 2012 aangegeven dat er een belangrijke opgave ligt om voldoende werklocaties van de juiste kwaliteit op het juiste moment beschikbaar te hebben. Deels door waar nodig nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen, maar vooral door de bestaande voorraad bedrijventerreinen te vernieuwen en toekomstbestendig te maken. Dit mede op basis van een eigen behoefteraming voor de hele provincie. Aan de regio's is gevraagd om door middel van een aanbodinventarisatie en een kwaliteitsmatch de eigen regionale bedrijventerreinenstrategie voor het einde van 2012 te actualiseren. De gevraagde aanbodsinventarisatie is opgenomen in het rapport "Behoefteraming bedrijfshuisvesting 2.0". de uitkomsten zullen nog wel vertaald moeten worden naar een nieuwe regionale programmering. Het voorliggende plan van aanpak voor de kwaliteitsmatch zal samen met de Behoefteraming als input dienen voor de nieuwe programmering van de bedrijventerreinen. Een integrale actualisering van de Regionale bedrijventerreinenstrategie zoals gevraagd door de provincie - is echter vooralsnog niet aan de orde. 2. Doelstelling Een gezond evenwicht realiseren in vraag en aanbod van bedrijventerreinen in de regio Holland Rijnland, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht. Het kwantitatieve aspect is aan de orde gekomen in de Behoefteraming 2.0, het kwalitatieve aspect volgt nu. Dit houdt in dat er enerzijds voldoende locaties zijn met aanbod dat tegemoet komt aan de wensen van de gebruikers ('de markt') en anderzijds voldoende toekomstbestendig (duurzaam) is. Tevens kan met de kwalitatieve match meer focus aangebracht worden in het bepalen welke bedrijventerreinen het best of het eerst in aanmerking zouden moeten komen voor duurzame herstructurering dan wel realisering met het oog op de toekomstige kwalitatieve vraag en verdere ondersteuning van de zeven pilotprojecten.
Pagina 1 van 4
Plan vanPlaanpak
3. Opdracht De opdracht omvat drie onderdelen: a. Inventariseren van de bedrijventerreinen in Holland Rijnland die qua verwacht rendement en de in het rapport Behoefteraming 2.0 gesignaleerde trends aan de vraagzijde het meest in aanmerking komen voor herstructurering en inzet van de regionale procesmanager. Dit op basis van een aantal nader vast te stellen criteria en eventueel een voor de grotere locaties op te stellen EER (Economische Effect Rapportage). Hierbij wordt een ondergrens van 5 hectare netto aangehouden. b. Inventariseren welke van de geplande bedrijventerreinen op basis van een aantal nader vast te stellen criteria als eerste gerealiseerd zouden moeten worden, mede met het oog op de in het rapport Behoefteraming 2.0 gesignaleerde trends aan de vraagzijde. c.
In beeld brengen wat de totale waarde van het vastgoed per bedrijventerrein is.
Met deze drie onderdelen kan goed in beeld worden gebracht waar met een beperkt budget investeringen in de kwaliteit het meest lonend zijn. Hierbij zal ook zoveel mogelijk gebruikt gemaakt worden van bestaande inventarisaties, zoals de gemaakte factsheets voor de zeven pilotterreinen en - indien mogelijk - van economische effectrapportages die voor diverse andere terreinen in de regio zijn gemaakt. 4. Resultaat Het resultaat is tweeledig: Ten eerste een op kwalitatieve criteria gebaseerde rangorde van bedrijventerreinen die het meest in aanmerking komen voor herstructurering of ontwikkeling als nieuwe locatie. Hiermee kan focus worden aangebracht in de inzet van de procesmanager herstructurering bedrijventerreinen bij zowel de bestaande zeven pilots als bij nieuwe projecten. Ten tweede een beter inzicht in de mate van functioneren van en de veroudering op de wat grotere bedrijventerreinen (netto 5 hectare of meer) alsmede een beeld van de potenties voor de toekomst. Met deze resultaten gecombineerd met de behoefteraming 2.0 kan een nieuwe regionale programmering voor de bedrijventerreinen worden opgesteld. 5. Plangrenzen Alle in Holland Rijnland (inclusief de gemeente Boskoop) gelegen gemengde collectieve bedrijventerreinen. Agrarische bedrijventerreinen en dedicated locaties voor de kennisclusters Bio-science, Space Technology en Greenports vallen hier buiten. 6. Projectplanning en fasering Totale doorlooptijd: 6 tot 9 maanden De werkzaamheden starten nadat het Dagelijks Bestuur op advies van het PHO Economische zaken akkoord is gegaan met het plan van aanpak. Gestreefd wordt naar de presentatie van de eerste resultaten in het voorjaar van 2013.
Pagina 2 van 4
Plan vanPlaanpak
7. Begroting
De totale kosten kunnen nog niet goed in beeld worden gebracht, maar worden geschat op € 50.000 à € 60.000. Werk wordt weliswaar zoveel mogelijk door een te vormen ambtelijke werkgroep gedaan met inzet van de procesmanager herstructurering bedrijventerreinen. De kosten hebben vooral betrekking op een eventueel voor de grote locaties op te stellen EER door een extern bureau. Dit kost ca. € 4.000 per bedrijventerrein (incl. BTW). Voor bijvoorbeeld de tien grootste bedrijventerreinen komt dit neer op een bedrag van ca. € 40.000,-. Voor een aantal andere (kleinere) terreinen kan mogelijk volstaan worden met een minder dure inventarisatie. Hiervoor zal in het kader van het opstellen van het Projectenboek 2013 dekking worden gezocht op de begroting van Holland Rijnland. Voor het opstellen van een EER is mogelijk provinciale subsidie te krijgen. Dit zal worden onderzocht. 8. Projectorganisatie Bestuurlijk opdrachtgever: Portefeuillehouder Economische zaken van Holland Rijnland Ambtelijk opdrachtgever: Hoofd Afdeling Ruimtelijke Agenda van Holland Rijnland Projectleider / ambtelijk opdrachtnemer: Regionale procesmanager herstructurering bedrijventerreinen De projectleider adviseert en informeert de bestuurlijke en ambtelijke opdrachtgever en wordt bijgestaan door een bestuurlijke klankbordgroep en een ambtelijke projectgroep. Bestuurlijke klankbordgroep: Bestaat uit de regionale portefeuillehouder Economische zaken van Holland Rijnland, drie a vier wethouders Economische zaken uit de Holland Rijnland-gemeenten en enkele bestuurders van de Kamer van Koophandel Den Haag i.c. Stichting Bedrijfsleven Rijnland. Ambtelijke projectgroep: Deze groep bestaat uit een medewerker van Holland Rijnland, de drie grote gemeenten (Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk) en de drie subregio's van Holland Rijnland. Verder uit vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel Den Haag.
9. Omgevings- en krachtenveldanalyse PM
10. Communicatieplan Communicatie vindt plaats via de normale communicatiekanalen van Holland Rijnland en de gemeenten.
Pagina 3 van 4
Plan vanPlaanpak
11. Risico’s PM 12. Randvoorwaarden Gegarandeerde personele inbreng vanuit de vijftien gemeenten om vragen te beantwoorden en/of deel te nemen aan de ambtelijke projectgroep. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het georganiseerde bedrijfsleven 13. Afsluiting en evaluatie PM
Voor akkoord (datum) Bestuurlijk opdrachtgever:
Ambtelijk opdrachtgever:
Projectleider/ opdrachtnemer:
Pagina 4 van 4
Agenda Contact
J.C. Wassens T 070 441 6923
[email protected] Vergaderplaats
Noordwijk Vergaderdatum
14 november 2012 Tijdstip
14.00 - 15.30 Aan
Ons kenmerk
Deelnemers Bestuurlijke Tafel Ruimte Holland Rijnland Bijlagen
div.
Onderwerp
Bestuurlijke Tafel Ruimte Holland Rijnland 1 Opening en mededelingen stand van zaken FES subsidies Greenports / Westelijke Veenweiden verslag bestuurlijke tafel 4 juli 2012 2 Stand van zaken quick-scan alternatieve locaties Oostvlietpolder In juli van dit jaar is geconstateerd dat er nog een aantal stappen nodig zijn om een definitief besluit te nemen over de toekomst van de Oostvlietpolder. Dit omdat geconstateerd is dat het schrappen van de Oostvlietpolder als bedrijventerrein alleen mogelijk is indien er een vergelijkbaar alternatief gevonden wordt. Inmiddels zijn provincie, regio en de gemeente Leiden aan de slag gegaan met een quick-scan naar mogelijke alternatieven. Tijdens de bestuurlijke tafel zal het verantwoordelijke bureau een presentatie geven waarin zij hun aanpak schetsten en aangeven welke kwaliteitscriteria zij willen gebruiken om te komen tot een afweging van locaties. Voorgesteld wordt kennis te nemen van de aanpak en te bepalen of de gekozen kwaliteitscriteria voldoende zijn dan wel aanvulling behoeven. 3 Actualisering 2012 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte 2012 Op dit moment wordt gewerkt aan de jaarlijkse herziening van het provinciaal ruimtelijk beleid. De gedeputeerde zal hierop een korte toelichting geven en daarbij ingaan op: a. de zienswijze van de regio; b. de stand van zaken in de procedure; c. de gevolgen van de Spoedwet Wet ruimtelijke ordening voor de provinciale Verordening Ruimte. 4 Integrale herziening Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte De provincie Zuid-Holland is voornemens om aan de slag te gaan met een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Dit om zo beter in te kunnen spelen op diverse ontwikkelingen zoals daar zijn de economische crisis, demografische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht waar het gaat om de toepassing van het ruimtelijk instrumentarium. Voorgesteld wordt aan de hand van bijgevoegde notitie over de
1/2
Vergaderdatum
14 november 2012
aanpak en de inhoud van gedachten te wisselen. 5 Agenda Ruimte De Agenda Ruimte heeft tot doel scherp te maken op welke wijze invulling wordt gegeven aan een aantal algemene en een aantal regiospecifieke onderwerpen. Het gaat daarbij om de algemene onderwerpen Windenergie, StedenbaanPlus, Ruimtelijke Kwaliteit/Gebiedsprofielen en de meer specifieke regionale onderwerpen. De bedoeling is om deze lijst elk half jaar terug te laten keren op de agenda van de bestuurlijke tafel. Voorgesteld wordt de genoemde inhoudelijke thema’s te bespreken en vervolgens te bepalen of ingestemd kan worden met de thema’s en de bijbehorende acties. 6 Gebiedsprofielen Ruimtelijke Kwaliteit Naar aanleiding van de bespreking van het gebiedsprofiel ruimtelijke kwaliteit Hollands Plassengebied tijdens de vorige bestuurlijke tafel heeft de gedeputeerde een brief gestuurd waarin een aantal punten nader worden toegelicht en waarin een handreiking voor de toepassing van het product wordt geboden. De provincie nodigt de gemeenten uit om samen het komende jaar praktijkervaring op te doen met het gebiedsprofiel Hollandse Plassen. In de nieuwe Provinciale Verordening Ruimte is hiervoor een tijdelijke afwijkingsmogelijkheid voor ruimtelijke kwaliteit toegevoegd. Voorgesteld wordt deze brief kort door te spreken. Daarnaast wordt voorgesteld aan de slag te gaan met het volgende gebiedsprofiel, te weten het gebiedsprofiel Wijk en Wouden. 7 Rondvraag en sluiting
Bijlagen bij de diverse agendapunten: 1. Verslag van de bestuurlijke tafel d.d. 4 juli 2012; 3a. Zienswijze regio Holland Rijnland inzake actualisering PSV en Verordening Ruimte 2012; 3b. Overzicht van wijzigingen in de provinciale Verordening Ruimte als gevolg van de Spoedwet Wro 4a Annotatie inzake integrale herziening PSV en Verordening Ruimte 4b kwesties PSV tbv bespreking Bestuurlijke Tafels Ruimte 4c Brief GS aan PS inzake startnotitie integrale herziening Provinciale Structuurvisie 5. Concept Uitvoeringsagenda Ruimte 6. Brief gedeputeerde Veldhuijzen inzake toepassing gebiedsprofiel Ruimtelijke Kwaliteit Hollands Plassengebied 2/2
1 Verslag van de BestuurlijkeTafel Ruimte, Regio Holland Rijnland, 4 juli 2012 in het stadhuis te Leiden Aanwezig: J. Wienen (Holland Rijnland) voorzitter A. Veldhof (Provincie Zuid Holland, ambtelijk vervanger van de heer G. Veldhuijzen ) T. Hoekstra (Alphen a/d Rijn), J.W. Uit den Boogaard (Kaag en Braassem), D.C.W. Binnendijk (Katwijk), P. van Woensel (Leiden), C.J.M.W. Wassenaar (Leiderdorp), B.H.C. Brekelmans (Lisse), mevrouw T. Veninga (Nieuwkoop), J.C.F. Knapp (Noordwijkerhout), mevrouw W.E. Tönjann (Oegstgeest), H.R. Haarman (Rijnwoude), mevrouw M.H.J.C. Ateş (Zoeterwoude), P. Hellinga (Hoogheemraadschap van Rijnland) Voorts aanwezig: Regio Holland Rijnland: mevrouw G.C.H. Mars, J. Ververs (), Provincie Zuid Holland: A. Koffeman, J.C. Wassens Verslag: Notuleerbureau Ilsa de Beij Afwezig: G. Veldhuijzen (gedeputeerde Provincie Zuid Holland ) Gemeente Hillegom, gemeente Noordwijk, gemeente Teylingen, gemeente Voorschoten 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering, heet de aanwezigen welkom en vraagt of er nog agendapunten moeten worden toegevoegd. De heer Knapp vraagt hoe het document van de provincie en Holland Rijnland (Samenwerkingsagenda) over het Topsectorenbeleid zich verhoudt tot de activiteiten in de Duin- en Bollenstreek. De voorzitter stelt voor dit onderwerp bij agendapunt 3 te behandelen. Verslag bestuurlijke tafel 9 december 2011 Mevrouw Ateş merkt op dat op pagina 4 onder punt 6 (4e alinea, vanaf regel 5) de tekst als volgt dient te worden gewijzigd: “Spreker merkt op dat er onder de jongere generatie meer voorstanders van windmolens zijn. Alhoewel er bij direct omwonenden enige zorg heerst, zijn er toch veel positieve geluiden te horen uit oogpunt van duurzaamheid.” Na opname van deze wijziging wordt het verslag vastgesteld. Er zijn geen opmerkingen naar aanleiding van het verslag. Stand van zaken Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer (SMASH) De heer Veldhof zegt dat het Rijk van plan is om dit een ruimtelijke verkenning te noemen, dat betekent dat de bestuurlijke druk van het proces af is. Provincie en regio zitten aan tafel. Of het de vorm van een Structuurvisie krijgt, die door de Tweede Kamer wordt vastgesteld, is de vraag. De voorzitter vraagt of er een herijking komt van de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer - Duin- en Bollenstreek (2005). De heer Veldhof antwoordt dat de provincies Noord- en Zuid-Holland het voortouw nemen om de gebiedsuitwerking te evalueren. De regio, Haarlemmermeer en het Hoogheemraadschap worden daarbij betrokken.
1
2 Spoedwet Wro De heer Veldhof zegt in zijn toelichting dat het systeem van ontheffing in de verordening geen basis had in de Wro. De Spoedwet geeft de mogelijkheid tot ontheffing, maar alleen in situaties die onvoorzien zijn. De Verordening wordt aangepast. Gemeenten kunnen gemotiveerd afwijken en hebben meer ruimte om een eigen afweging te maken. De ontwerp-Verordening wordt op 10 juli 2012 in GS behandeld. Spreker verzoekt reacties op de herziening van de Verordening in te sturen. Provinciale Staten zullen de Verordening vaststellen in januari 2013. De voorzitter concludeert dat in de Provinciale Verordening de provincie de mogelijkheid heeft met enige flexibiliteit ontheffing te verlenen.
FES subsidies De voorzitter meldt dat er discussie is met Rijk en provincie over FES subsidies die werden verstrekt in het kader van Nota Ruimte Greenports. Het Rijk geeft aan dat over deze gelden vallen onder het natuurakkoord dat het Rijk met het IPO heeft afgesloten. Hierdoor dreigt er een tekort te ontstaan voor deze projecten. Voor de regio en de overige gemeenten in Zuid-Holland die FES-subsidie ontvangen, is dit onaanvaardbaar. Spreker verzoekt om apart bestuurlijk overleg met de provincie om deze subsidies zeker te stellen en verzoekt hierbij gedeputeerde Weber aan te laten sluiten. Het betreft de subsidiestroom die via het ILG loopt. De heer Veldhof zegt een dergelijk overleg toe en vraagt Holland Rijnland het initiatief voor een overleg te nemen. 2. Stand van zaken actualisering Provinciale Structuurvisie, Verordening Ruimte en uitvoeringsagenda a. Gemeentelijke e/of regionale verzoeken tot aanpassing van de Provinciale Structuurvisie en/of de Verordening Ruimte De heer Veldhof meldt dat de verzoeken op dinsdag 10 juli 2012 in GS worden behandeld en op 22 augustus 2012 in de Statencommissie. Voorgesteld wordt om in te stemmen met de verzoeken van Hillegom en Nieuwkoop en niet in te stemmen met het verzoek van de gemeente Leiden. Tot 15 juli 2012 kunnen door de gemeenteraad nog verzoeken worden ingediend bij de provincie. De heer Wassenaar kondigt aan dat er nog een verzoek van Leiderdorp zal komen over de rode contour bij ‘t Hofje. Leiden De heer Van Woensel meldt dat de gemeente Leiden met grote teleurstelling kennis neemt van het voorstel om niet in te stemmen met het verzoek. b. De ontwerp-Beleidsvisie Groen De heer Veldhof geeft aan dat de ontwerp-Beleidsvisie Groen nu ter inzage ligt. Voor vragen verwijst spreker naar gedeputeerde Weber. Bij ontwerpbestemmingsplannen is de vraag hoe om te gaan met de EHS, die waarvoor nog het traject van herijking loopt. In bestemmingsplannen die nog niet zijn vastgesteld kan zo nodig een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen, in afwachting van de vaststelling van de herijkte EHS in 2013. De voorzitter meldt dat er op 5 juli 2012 een bestuurlijk overleg over de Beleidsvisie Groen en het provinciale uitvoeringsprogramma Groen van de Holland Rijnland-gemeenten met de heer Weber zal plaatsvinden. De heer Knapp kondigt aan dat de gemeente een zienswijze zal indienen.
2
3 c. bedrijventerreinen, mede in relatie tot de Oostvlietpolder De heer Uit den Boogaard (in zijn functie van portefeuillehouder EZ van Holland Rijnland) meldt dat de regio bezig is met de herijking van de behoefte aan bedrijventerreinen. De heer Binnendijk merkt dat er staat dat regionaal 110 ha nodig is aan nieuw bedrijventerrein, waarvan 69 ha in de as Leiden-Katwijk. De Oostvlietpolder is 29 ha. Er staat: “De gesprekspartners hebben vastgesteld dat het de moeite loont om een onderzoek te starten naar mogelijke compensatielocaties, die wel kwalitatief gelijkwaardig moeten zijn .“ Spreker informeert of er alleen wordt gezocht in de as LeidenKatwijk, zo ja, dan zal daar ongetwijfeld de locatie vliegveld Valkenburg uit komen. Wordt er ook in de gemeente Leiden gezocht naar compensatie locaties? Spreker kan dit niet anders lezen dan als een beloning van de vraag van Leiden. De heer Uit den Boogaard zegt dat tussen de gedeputeerde, de vertegenwoordiger van de gemeente Leiden en de portefeuillehouder van Holland Rijnland is afgesproken dat er in en buiten Leiden, en iets breder dan de as Katwijk-Leiden, naar compensatie wordt gezocht. De heer Van Woensel voegt er aan toe dat de motie GS opriep te zoeken naar alternatieve locaties in overleg met belanghebbenden. Er zijn twee locaties die een alternatief zouden kunnen zijn. De vraag was of dit nu voldoende grond is om de PSV te wijzigen. De heer Binnendijk merkt op dat de regio een aantal locaties heeft aangewezen voor bedrijventerreinen. Het enkele besluit van één gemeenteraad om ergens geen bedrijventerrein te plaatsen, betekent niet dat die locatie eraf gaat als we minder m2 nodig hebben. Misschien zijn er andere gemeenten die locaties geschrapt willen zien. De heer Hoekstra merkt op dat Algemeen Bestuur de bedrijventerreinstrategie heeft vastgesteld en afwijkingen daarvan in het Dagelijks Bestuur aan de orde moeten komen. De voorzitter meldt dat het DB niet akkoord is met het schrappen van deze locatie. Het onderwerp komt na de zomer aan de orde in het portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken en Ruimte. d. detailhandel (naar aanleiding van onderzoek naar behoefteraming) e. kantorenstrategie De heer Veldhof merkt op dat deze onderwerpen in het REO reeds zijn besproken. De heer Uit de Boogaard (in zijn functie van portefeuillehouder EZ van Holland Rijnland) meldt dat detailhandel en PDH locaties worden omschreven en vastgelegd. Het REO geeft een negatief advies over Bleizo. De kantorenstrategie wordt in het REO geformuleerd en verkeert in de afrondende fase. Kortom, de onderwerpen verkeren in de afrondende fase. Spreker gaat ervan uit dat het REO een unaniem advies aan de provincie uitbrengt en dat deze adviezen zwaar zullen wegen in de provinciale besluitvorming. De heer Binnendijk geeft aan dat er onduidelijkheid is over de oppervlakte kantoren waar een gemeente zelf over kan beslissen. Het betreft het kantoor van Limes, dat zich wil vestigen in Katwijk (minimaal 2500 m2, bij voorkeur 3500 m2). De regio geeft aan dat ze over meer dan 2500 m² een oordeel wil vellen; de provincie hanteert een grens van 1000 m² in de Verordening Ruimte. Spreker vraagt om uitleg. Katwijk moet alle zeilen bijzetten, het bedrijf vestigt zich anders in Hoofddorp. De heer Hoekstra verzoekt de provincie zich wat betreft detailhandel ook bezig te houden met gewone winkelcentra in gewone steden. De heer Veldhof zegt dat het advies van het REO wordt meegenomen. Wel is het mogelijk “agree to disagree”. De provincie vraagt vanaf 1000 m² kantooroppevlakte om een regionale visie en een regionale strategie, en bekijkt hoe een gemeentelijk plan daar in past. De provincie wacht het advies van het REO af. Wel moet duidelijk zijn over welke categorie kantoren het gaat. Het probleem dat door de heer Binnendijk is aangegeven zal ambtelijk worden uitgezocht. De heer Uit den Boogaard zegt dat het REO hierover nog een apart standpunt zal innemen.
3
4 De voorzitter constateert dat de heer Binnendijk zo snel mogelijk helderheid wil van de provincie. f. windenergie De heer Veldhof merkt op dat het besluit van Provinciale Staten is verwerkt in de actualisering van de PSV. De heer Hoekstra informeert naar de locaties langs de N11 bij Alphen, gezien de tekst van het amendement dat in de Staten is aangenomen. De heer Wassens meldt dat deze locaties zijn geschrapt. Mevrouw Tönjann merkt op dat in oktober 2011 iemand namens de provincie de gemeente heeft bezocht in verband met de locaties langs de A44. Spreker informeert naar de stand van zaken. De heer Wassens zal dit ambtelijk laten uitzoeken. De heer Veldhof geeft desgevraagd aan dat GS geen standpunt inneemt over locaties van windmolens in zee. De heer Uit den Boogaard uit zijn teleurstelling over het feit dat de locaties in Kaag en Braassem langs de A4 zijn geschrapt. De gemeente dient een zienswijze in. g. Limes De voorzitter is verbaasd over de tekst bij het agendapunt, waarin staat: “Het gemeentelijk beleid is in vele gevallen niet toereikend om belangrijke archeologische waarden te beschermen.” De heer Veldhof zegt dat de basisgedachte is dat de gemeente zorgt dat er goed onderzoek wordt uitgevoerd. Er komt niet iets extra’s bovenop de Rijksregeling. 3. Gemeenschappelijk uitvoeringsprogramma Ruimte De heer Veldhof geeft aan dat samen de regio gekeken is naar de ambities. De voorzitter meldt dat Holland Rijnland meerwaarde ziet in het uitvoeringsprogramma. Alle discussiepunten worden met de provincie besproken en er wordt een integrale afweging gemaakt. De titel suggereert dat de provincie en gemeenten samen de uitvoering oppakken; dit is niet zo. Aansprekend is de integrale aanpak met betrekking tot de ruimte. Topsectorenbeleid Duin- en Bollenstreek De voorzitter geeft aan dat de heer Knapp heeft gevraagd hoe het Topsectoren beleid zich verhoudt tot de activiteiten in de Duin-en Bollenstreek, waar gemeenten een strategisch economische agenda aan het opstellen zijn. Spreker pleit voor afstemming wie wat doet in het kader van de Samenwerkingsagenda. De heer Veldhof zegt dat het college met regio’s in de Zuidvleugel afspraken wil maken in verband met de economische slagkracht van de provincie. Daartoe is een Samenwerkingagenda opgesteld. GS wil daar niet alleen de Metropoolregio bij betrekken, maar ook Drechtsteden en Holland Rijnland. De vraag wat leidend is voor het overleg tussen GS en Holland Rijnland is lastig te beantwoorden. De provincie wil nog nadere afspraken maken over de onderwerpen die worden besproken in de Bestuurlijke tafel ruimte, en de onderwerpen voor de Samenwerkingsagenda. De voorzitter meldt dat het DB een gesprek heeft gehad met een delegatie van GS. Het DB voelt er niet zo veel voor een nieuw profiel op te zetten met de provincie; de regio wil graag zelf haar agenda bepalen. Vanwege hun invloed op het geheel van de Zuidvleugel, zal de ontwikkeling en versterking van een aantal punten in het regionaal beleid met de provincie worden besproken. Het Greenport verhaal past daar bij. De regio vindt het van belang dat dit van onderop gevoed wordt; gemeenten moeten zorgen dat ze ideeën en projecten hebben in het kader van het Topsectorenbeleid. Samen met de provincie kan worden bekeken hoe dit, samen met initiatieven in andere regio’s, kan leiden tot versterking van de
4
5 Zuidvleugel als geheel. De regio ziet het Topsectorenbeleid als extra mogelijkheid om met elkaar de economische structuur te versterken. 4. Gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit De voorzitter vraagt hoe verschillende partijen het proces hebben ervaren. De heer Hoekstra is teleurgesteld over het resultaat. Spreker ziet niet hoe het Gebiedsprofiel in de praktijk kan worden ingezet. Bij de start is aangegeven dat niet herhaald zou worden wat lokaal al was vastgesteld; ook was het niet de bedoeling een heel gedetailleerd plan te maken. Maar, het stuk biedt uiteindelijk weinig inspiratie. De heer Hoekstra vraagt hoe het nu verder gaat. De heer Haarman vraagt wat het oplevert voor de bevolking. Wat voegt het Gebiedsprofiel toe? Is het een nieuw toetsingscriterium? Het is een prachtig boekwerk met mooie plaatjes. Als bestuurder vraagt de heer Haarman zich af wat hij er aan heeft. Het Gebiedsprofiel biedt te weinig handvatten. Wat is de status van het Gebiedsprofiel? GS stelt het vast, maar wat is de rol van de gemeenteraad? Mevrouw Veninga sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Haarman. De heer Uit den Boogaard meldt dat alle vier de gemeenten teleurgesteld zijn. Het Gebiedsprofiel is zo gedetailleerd dat de lokale bestuurders er niets mee kunnen. Bijvoorbeeld alle mogelijke vormen van wegen, dijken en linten staan erin. Wat kun je mee? Is dit het afwegingskader? De heer Wassenaar vraagt hoe de provincie zal reageren als de gemeente hier een invulling aan geeft via het bestemmingsplan. De heer Hellinga mist de aansluiting bij het keringenprogramma; in het Gebiedsprofiel zouden hiervoor randvoorwaarden kunnen staan. Dit is een gemiste kans. De heer Veldhof merkt op dat ruimtelijke kwaliteit steeds belangrijker is. De Provinciale Structuurvisie bevat een Kwaliteitskaart met 17 legenda-eenheden. Dat vormt het kader voor het toetsen van het bestemmingsplan. Er was behoefte aan nadere invulling. Het gebiedsprofiel is een handreiking, bevat ook een aantal zaken zonder provinciaal belang en wordt door GS vastgesteld (en dus niet PS). Bij alle ontwikkelingen die zich voordoen in het landelijk gebied wordt de vraag gesteld of de kwaliteit behouden blijft dan wel wordt versterkt. Gemeenten kunnen het Gebiedsprofiel gebruiken voor de beeldkwaliteitsparagraaf in het bestemmingsplan buitengebied. Het Gebiedsprofiel is beschrijvend en analyserend van aard. Veel wethouders geven aan dat het stof tot nadenken geeft. Het is een extra slag in de kwaliteit. Het Gebiedsprofiel is een verduidelijking van de legenda-eenheden van de kwaliteitskaart. Het Gebiedsprofiel is opgesteld door de regio, de provincie en de waterschappen. De voorzitter concludeert dat de provincie de Provinciale Structuurvisie heeft opgesteld en in haar rol van stimulator bepaalde zaken heeft uitgewerkt. In het Gebiedsprofiel staan de kwaliteiten waar de gemeenten mee aan de slag kunnen, zonder iets op te leggen. De regio, de waterschappen en de gemeenten zijn bij de opstelling van het Gebiedsprofiel betrokken. GS stelt het Gebiedsprofiel vast; bij anderen leidt het niet tot een bestuurlijke conclusie. De voorzitter constateert dat deelnemende gemeenten de praktische toepasbaarheid van het product missen. Dit is belangrijke informatie als de provincie verder wil met het maken van Gebiedsprofielen. De heer Hoekstra merkt op dat gemeenten nadenken over hoe met het gebied om te gaan. Hiertoe is het Landschapsontwikkelplan gemaakt. Vanaf het begin was duidelijk dat er spanning zou zijn tussen de 17 legenda-eenheden en het Landschapsontwikkelplan. De hoop was dat we gedurende het proces met elkaar zouden constateren waar die spanningen zitten, en welke richting je daarin kunt kiezen. Dat is niet helder geworden in dit eindproduct. Spreker wil in de toekomst niet geconfronteerd worden met een uitspraak van GS dat ze op basis van het Gebiedsprofiel niet akkoord kunnen gaan met een ontwikkeling. Als het bedoeld is als inspiratie voor het eigen beleid van de provincie, is dat geen probleem.
5
6 De heer Veldhof zegt dat de provincie helder is over de status van het document. De intentie was dat de inhoud van het Landschapsontwikkelplan in het Gebiedsprofiel opgenomen zou worden. De heer Hoekstra blijft erbij dat niet scherp is waar provinciale belangen botsen met het Landschapsontwikkelplan. De voorzitter concludeert dat er aan de ene kant behoefte is aan concreetheid, en aan de andere kant gemeenten beducht zijn dat GS door het Gebiedsprofiel vast te stellen bepaalde standpunten inneemt. Spreker stelt voor in een volgend gebied lessen te trekken uit de teleurstelling, zodat er een nuttiger en meer werkbaar product ontstaat. De provincie vindt het een inspirerend document en geeft aan dat het kan gelden als referentiekader. De gemeenten hebben reeds hun eigen visie op het landschap geformuleerd en hebben meer behoefte aan een praktisch instrument. De heer Uit den Boogaard merkt op het Gebiedsprofiel zeer ver ingaat op details. Niet duidelijk was of dit als toetsingskader door de provincie zal worden gebruikt. De heer Veldhof heeft aangegeven dat dat niet het geval is. De heer Veldhof merkt op dat als er bijvoorbeeld een gat in het lint zit, dit op basis van de beschrijving in het Gebiedsprofiel kan worden opgevuld. Het Gebiedsprofiel kan behulpzaam zijn bij de motivering van plannen naar de provincie. De heer Haarman merkt op dat ook in het Landschapsontwikkelplan dergelijke referenties staan; waarom moet het in een nieuw jasje worden gestoken? De heer Van Woensel vraagt waarom we niet stoppen met de Gebiedsprofielen. De heer Brekelmans vraagt wie het initiatief voor de Gebiedsprofiel heeft genomen. Mevrouw Tönjann informeert naar het doel. De heer Hellinga zou het Gebiedsprofiel willen koppelen aan de gebiedsgerichte aanpak. Het maakt geen deel uit van een verticale toetsstructuur. In de volgende stap moet duidelijk worden dat het Gebiedsprofiel moet uitnodigen tot participatie in het gebiedsgericht proces. De heer Veldhof concludeert dat de provincie alert moet zijn op de mate van detail. Er is gevraagd om nadere invulling van legenda-eenheden. Ook door andere wethouders is gevraagd wat we ermee gaan doen en hoe het zit met de bestuurlijke afronding van alle Gebiedsprofielen. Spreker geeft aan dat het idee niet alleen van de provincie komt, ook anderen hebben erom gevraagd. De provincie wil in totaal 18 Gebiedsprofielen vaststellen. Het doel is het operationaliseren van de ruimtelijke kwaliteit per gebied. De voorzitter vraagt hoe het Gebiedsprofiel zich verhoudt tot het hetgeen er al lag. Mogelijk is de volgorde ongelukkig. De provincie wil de Duin-en Bollenstreek voor het volgende Gebiedsprofiel in aanmerking laten komen. Deze streek heeft een structuurplan. Wat voegt het gebiedsprofiel daar aan toe? Het kan een functie hebben, maar dan met elkaar en steeds meer op detailniveau. Het Gebiedsprofiel zou een betere functie kunnen vervullen als het tussen de Provinciale Structuurvisie en een uitwerking op regionaal niveau zou komen. De heer Binnendijk wijst erop dat de ISG in 2010 in alle gemeenten is vastgesteld. De heer Uit den Boogaard stelt voor dit onderwerp nog een keer met de vier betrokken gemeenten en de gedeputeerde te bespreken. De voorzitter concludeert dat voor het volgende gebied van te voren moet worden besproken wat we willen hebben. In de Duin- en Bollenstreek is ambtelijk de voorkeur uitgesproken om het Gebiedsprofiel naar voren te halen. Het is nuttig dat gemeenten hun teleurstelling hebben geuit. De provincie en de regio kunnen met elkaar doorpraten hoe het Gebiedsprofiel te verbeteren. De provincie heeft gezegd dat het een nuttig instrument is. De wethouders hebben opgeroepen na te denken over de vraag waarom dit
6
7 wordt opgesteld. Verwachtingen en uitkomsten moeten meer op elkaar worden afgestemd. In een volgend gebied zou moeten worden aangesloten bij wat daar gebeurt en moet worden voorkómen dat er een zinloze exercitie plaatsvindt. De heer Veldhof concludeert dat het goed is om overleg te hebben, de volgorde te bepalen, bij de aftrap te kijken wat er al is en te bepalen wat de meerwaarde is van het Gebiedsprofiel. Spreker meldt dat uit Haaglanden het verzoek is gekomen om in het kader van het Gebiedsprofiel Duin Horst Weide en het Land van Wijk en Wouden niet samen te voegen, zoals de provincie voorstelde. De voorzitter concludeert dat er een verzoek is om het Gebiedsprofiel met gemeenten nader te bekijken. Ook is aandacht gevraagd voor de timing van het Gebiedsprofiel Duin- en Bollenstreek. 5. Rondvraag en Sluiting Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. De voorzitter bedankt de aanwezigen en sluit de vergadering.
7
In Holland RiJnland werken samen:
Koltand
Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Usse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout , Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Provincie Zuid - Holland
Aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag
- 5 OKT. 2012 Datum Ontvangst
Leiden : 04 oktober 2012 Kenmerk: 12/1681
Contact: J. M. Ververs Telefoon : (071) 523 90 78 E-mail:
[email protected] Bijlage: Onderwerp: zienswijze Provinciale Structuurvisie Ontwerp Actualisering 2012
Geacht college, Vooruitlopend op een bestuurlijke reactie van het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland wil ik graag gebruik maken van de mogelijkheid om te reageren op de Ontwerp Actualisering Structuurvisie en Verordening Ruimte 2012. Wij zijn de afgelopen periode tevreden over de intensieve samenwerking tussen provincie en regio op het gebied van de ruimtelijke ordening . De Bestuurlijke Tafels Ruimte zijn een goed middel om twee maal per jaar de bestuurlijke punten door te spreken. Goede samenwerking betekent ook dat je als overheden open bent over zaken waar je het niet met elkaar eens bent. In deze zienswijze wil ik ingaan op drie onderwerpen die volgens mij extra aandacht behoeven: detailhandel, huisvesting van arbeidsmigra nten bij Greenportsen kenniseconomie . Detailhandel Binnen Holland Rijnland is (perifere) detailhandel een belangrijk thema. Als uitvloeisel van een intensieve discussie binnen de regio pleit ik voor uitbreiding van de regels omtrent de perifere detailhandel. Ik wil u hiervoor aanpassingen van twee artikelen van Verordening Ruimte voorstellen. 1) Bouwma rkten kunnen zowel op de aangewezen opvanglocaties voor perifere deta ilhandel (PDV-clusters) als elders in het stedelijk gebied gevestigd worden . In de huidige verordening staan nog (formele) beperkingen om bouwmarkten buiten een PDV-cluster te vestigen. Dit wordt nu los gelaten. Het functioneren van de PDV-clusters behoeft echt er versterking. Hierbij past dat de vestigingsvrijheid van bouwmarkten wordt beperkt tot bouwmarkten met een lokale binding en verzorgingsgebied, en dat de overige aangewezen blijven tot vestiging op een PDV-cluster. Ik stel voor om artikel 9 lid 2c van de Verordening Ru imte uit te breiden met de volgende alinea: " Bouwmarkten, voor zover deze een fokale binding en een lokaal verzorgingsgebied hebben. Overige, grootschalige, bouwmarkten mits de gronden op kaart 7 zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. 2) Artikel 9 lid 2d van de verordening stelt dat op de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel (PDV-clusters) uitslu itend meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) groter dan 1.000 m 2 zijn toegestaan. Dit naast detailhandel in keukens, badkamers, etc. Het functioneren van de PDV-clusters behoeft echter versterking. Het t oelaten van kleinere speciaalzaken binnen het thema woninginrichting is een dergelijke versterking en komt tegemoet aan de wens van ondernemers op de clusters.
Samenwerkingsorgaan Holland RoJnland Schuttersveld 9, 23 16 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
[email protected] www.hollandrijnland.net BNG 28.5 1.13.992
Ik stel dan ook voor om Artikel 9 lid 2d van de Verordening Ruimte uit te breiden met de volgende zin: " Woninginrichtingzaken (woonaccessoires, verl ichting, stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 500 m 2 ." Daarnaast blijkt uit de Provinciale Structuurvisie dat de Noordelijke Bollenstreek een witte vlek is als het gaat om PDV-Iocat ies . Wel is al jaren in stukken als de Reg ionale (Detailhandels-) Structuurvisie sprake van een 'zoeklocatie' voor perifere detailhandel in deze streek. De gemeenten Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout hebben eerder dit jaar op aandringen van regio Holland Rijnland overeenstemming bereikt over het aanwijzen van een locatie. De gemeenten hebben een gedeelte van bedrijventerrein Meer en Duin I Hillegom-Zu id in de gemeenten Lisse respectievel ijk Hillegom benoemd als PDV-Iocatie. De locatie is centraal gelegen en goed bereikbaar. Hillegom-Zu id heeft voor een deel al een perifeer thema . Een witte vlek is hiermee ingevuld. Gezien de bereikte overeenkomst tussen de gemeenten wil ik vragen om uw voornemen om de PDV-zoeklocatie in de Noordelijke Bollenstreek bij de actualisatie van de structuurvisie in 2013 van kaart 7 te verwijderen te schappen uit de geactualiseerde tekst van de Provinciale Structuurvisie bij paragraaf 4. 7.1 onder Stedelijke detailhandelstructuur, kopje Overige aankoopplaatsen. In plaats hiervan stel ik de volgende tekst voor: "De provincie heeft het voornemen om de PDV-zoeklocatie in de Noordelijke Bollenstreek in de actualisatie van de structuurvisie in 2013 op kaart 7 van de Verordening Ruimte te vervangen met de opvanglocatie voor perifere detailhandel Meer en Duin I Hillegom-Zuid." Greenports en arbeidsmigranten Bij het onderwerp Greenports pleiten wij voor aandacht voor de huisvesting van arbeidsmigranten bij Greenports. Deze zienswijze komt voort uit de twee rondetafelgesprekken huisvesting arbeidsmigranten die recent in Holland Rijnland zijn gehouden. Het Samenwerki ngsorgaan Holland Rijnland is een van de acht regio's waaraan de minister van Binnen landse Zaken heeft gevraagd de problematiek van voldoende hu isvesting voor arbeidsm igranten op de agenda te zetten en te bevorderen dat op lokaal niveau concrete afspraken worden gemaakt. Gemeenten, regio en provincie zullen dit probleem gezamenlijk moeten oplossen.
Concreet voorstel is om in de Structuurvisie paragraaf 4.5.1.2. Greenports uit te breiden met: "De econom ie doet in toenemende mate een beroep op arbeidsmigranten uit EU-landen . Daarmee groeit de behoefte aan t ijdelijke huisvesting en aan hu isvesting die snel toegankelijk is (logies). Voor de economische ontwikkeling van de greenports is voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten van groot belang . De arbeidsmigrant is primair zelf verantwoordelijk voor het vinden van huisvesting . Gemeente en provincie nemen zich voor te onderzoeken of deze huisvesting planologisch kan worden geaccommodeerd. Naast (letterlijk) ruimte voor het greenportareaal is ook ruimte nodig voor de arbeidsmigranten, die er werken." Kenniseconomie In de Structuurvisie paragraaf 4 .5.1.3.Kenniseconomie wijst u in de actualisatie een deel van Nieuw-Valkenburg aan als opvanglocatie voor kennisintensieve bedrijven op het gebied van life sciences. Dat ondersteunen wij als regio. Tegelijkertijd wil ik er voor pleiten om dit niet te beperken tot alleen life sciences, maar kenniseconomie breder te definiëren, zodat ook kennisintensieve bedrijven in het Space cluster of andere technologisch hoogwaardige bedrijvigheid hier een plek kunnen krijgen.
Door de korte periode voor het indienen van zienswijze, heeft het Dagelij ks Bestuur van Holland Rijnland deze bij verzending nog niet kunnen behandelen in haar vergadering. Op 11 oktober 2012 zal het Dagelijks Bestuur deze zienswijze bekrachtigen. Eventuele w ijzigi ngen of aanvullingen op deze zienswijze zal Holland Rijnland u dan doen t oekomen .
2
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zie uw reactie met belangstelling tegemoet. Voor vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met Jeroen Ververs, senior projectleider Ruimtelijke Agenda. Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland spreekt op 11 oktober 2012 - na de sluitingsdatum waarop de zienswijze gegeven kan worden - over de regionale zienswijze. De definitieve zienswijze van Holland Rijnland komt uiteraard in de plaats van deze ambtelijke reactie. Hoogachtend, de secretaris H
R. Ivan Netten
3
Bijlage 3b. Overzicht van wijzigingen in de provinciale Verordening Ruimte als gevolg van de Spoedwet Wro
Spoedwet Wro De Spoedwet Wro is per 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze wet voorziet onder andere in een wettelijke grondslag voor het opnemen van een ontheffingsmogelijkheid in een provinciale ruimtelijke verordening, maar beperkt deze mogelijkheid tegelijkertijd tot onvoorzienbare bijzondere gevallen. In het kader van de Ontwerp Actualisering 2012 is de Verordening Ruimte in overeenstemming gebracht met de Spoedwet Wro. De bestaande ontheffingsmogelijkheden zijn samengevoegd tot één algemene ontheffingsregeling. De formulering daarvan sluit aan bij de Spoedwet Wro. Dit houdt onder meer in dat enkele bestaande ontheffingsmogelijkheden voor specifieke ontwikkelingen zijn vervallen, omdat het hier gaat om voorzienbare situaties. Het gaat daarbij om de ontheffingsmogelijkheden voor ruimtelijke kwaliteit, intensieve recreatie en maatwerk. Omdat het terugbrengen van het aantal ontheffingsbepalingen per saldo een vermindering van de flexibiliteit met zich meebrengt, zijn gelijktijdig enkele regeling verruimd. Zo zijn onder meer enkele afwijkingsmogelijkheden toegevoegd die de gemeente zelf gemotiveerd kan toepassen, zonder tussenkomst van de provincie. Het gaat om de volgende aanpassingen: -nieuwe afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk (artikel 21 kid 4); -mogelijk maken van gebiedsgerichte toepassing van ruime-voor-ruimte door het loslaten van het maximum aantal woningen (artikel 3, lid 2, onder a); -mogelijk maken van functiewijziging van bestaande stedelijke functies in het buitengebied (artikel 3, lid 3, onder e); -nieuwe afwijkingsmogelijkheid grootschalige recreatieve bebouwing (artikel 3, lid 5); -nieuwe afwijkingsmogelijkheid voor schuilgelegenheid voor vee en hobbystal (artikel 4 lid 2); -nieuwe afwijkingsmogelijkheid voor woningen in lintbebouwing op een bedrijventerrein (artikel 8 lid 2). tussenperiode Omdat de Spoedwet Wro al in werking is getreden en Provinciale Staten pas in januari 2013 een besluit nemen over de vaststelling van de Actualisering 2012 en de daarin opgenomen wijzigingen van de Verordening Ruimte, zullen Gedeputeerde Staten nieuwe en lopende aanvragen niet alleen toetsen aan de geldende Verordening Ruimte maar ook aan de Spoedwet Wro. Dit houdt concreet in dat ontheffingen alleen gebaseerd kunnen worden op de geldende algemene ontheffingsmogelijkheid in artikel 15 van de verordening. Vooralsnog wordt niet verwacht dat dit tot problemen zal leiden voor gemeentelijke ontheffingsverzoeken. Voor al verleende ontheffingen zijn er ook geen problemen, omdat de Spoedwet die ontheffingen in stand laat. Planning Actualisering 2012 Naar aanleiding van de tervisielegging zijn van de Ontwerp Actualisering 2012 zijn 85 zienswijzen ingediend. Thans wordt gewerkt aan de Nota van Beantwoording en Wijziging. De planning van de besluitvorming is als volgt: Gedeputeerde Staten 27 november 2012 Hoorzitting 19 december 2012
Statencommissie Ruimte en Leefomgeving 9 januari 2013 Provinciale Staten 20 januari 2013
Agendapunt: PSV op de Bestuurlijke Tafels Ruimte najaar 2012 29 oktober 2012
Bespreekpunten 1. Wat vindt de regio van belang bij het proces van de integrale herziening van de PSV? 2. Herkent de regio de aanzet voor de inhoudelijke kwesties voor de herziening? 3.
Zijn er vanuit uw regio aanvullende kwesties?
Inleiding Gedeputeerde Staten hebben op 2 oktober 2012 besloten een startnotitie op te stellen voor een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. De Statencommissie Ruimte en Leefomgeving heeft op 17 oktober 2012 ingestemd met dit voorstel. De startnotitie herziening ligt eind november/begin december 2012 ter vaststelling voor aan GS (januari 2013 aan PS). Het planproces is gericht op vaststelling van de Provinciale Structuurvisie 2030 door Provinciale Staten in juni/juli 2014. Vooruitlopend op de vaststelling van de startnotitie door PS worden op de Bestuurlijke Tafels Ruimte najaar 2012 zowel het proces van als de inhoudelijke kwesties voor de herziening van de PSV geagendeerd. In de bijlage is ter bespreking een eerste aanzet voor inhoudelijke kwesties van de integrale herziening opgenomen. Deze notitie geeft informatie over aanleidingen van de herziening en de beoogde producten. Aanleidingen herziening Hoewel sinds de vaststelling en de inwerkingtreding van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte pas enkele jaren zijn verstreken, zijn er dusdanige fundamentele veranderingen in het ruimtelijke domein dat het systeem van jaarlijkse actualisering niet meer voldoet. Er is behoefte om delen van het ruimtelijke beleid tegen het licht te houden, waarbij ook de uitgangspunten en de provinciale belangen opnieuw kunnen worden bezien. Actuele demografische ontwikkelingen, de economische crisis en de veranderende rol van de overheid vragen om een aanpassing van het ruimtelijke beleid. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij programmering van diverse functies (zoals wonen, kantoren) en sturen op ruimtelijke kwaliteit. Andere aanleidingen liggen in de ervaringen die zijn opgedaan met de huidige beleidsproducten en de behoefte om de planhorizon te verschuiven van 2020 naar 2030. Er is behoefte aan een langer houdbare visie en verordening om meer duidelijkheid en rechtszekerheid aan de buitenwereld te geven. Voor nadere uitleg bij de aanleidingen voor een integrale herziening verwijzen wij naar de brief die GS aan PS heeft gestuurd (zie bijlage). Een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie biedt de beste mogelijkheden om in te spelen op deze aanleidingen. Tevens wordt geanticipeerd op de aankomende Omgevingswet.
1
Producten Bij de herziening wordt gewerkt aan drie producten: Visie 2030, Programma Ruimte en een Verordening Ruimte. Tevens wordt de digitale raadpleegbaarheid verbeterd. Het visiedeel moet communicatief krachtig genoeg zijn om voor langere tijd als referentiekader te dienen en alle uitvoeringsmaatregelen te dragen. Het programmadeel kan frequenter worden bijgesteld om aan te sluiten bij actuele ontwikkelingen. De verordening zorgt voor de doorwerking van de provinciale ruimtelijke belangen en de daarbij behorende doelen naar het gemeentelijke bestemmingsplan. De indeling en de vorm van de structuurvisie en de verordening worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In de structuurvisie wordt duidelijker aangegeven welke doelen worden geborgd via de verordening en waarom is gekozen voor dat instrument. De inzet is om meer te werken met doelvoorschriften en minder met verbodsbepalingen. Dit bevordert de houdbaarheid van de regels, sluit aan bij de zogenaamde Spoedwet Wro en bij het gedachtegoed van de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Startnotitie In de startnotitie wordt ingegaan op onder andere: De planning De wijze waarop externe partijen betrokken worden De inhoudelijke kwesties De concept structuur van de producten (Visie 2030, Programma Ruimte en Verordening Ruimte) Interactief proces De provincie wil de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie opstellen in een interactief proces met belanghebbende partijen door hen vroegtijdig actief ambtelijk én bestuurlijk op diverse momenten in het proces te betrekken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door met u op de Bestuurlijke Tafels Ruimte van gedachten te wisselen over de integrale herziening en bijvoorbeeld ook door verschillende themabijeenkomsten te organiseren. Gemeentelijke verzoeken De provincie actualiseert momenteel jaarlijks de Provinciale Structuurvisie. In het procesconvenant tussen provincie, regio’s en de VZHG is afgesproken dat gemeenten jaarlijks een verzoek kunnen indienen ten behoeve van de jaarlijkse actualisering. Voor de integrale herziening zal de provincie ook deze mogelijkheid bieden. Alle onderwerpen en gemeentelijke verzoeken gaan mee met de integrale herziening. Echter, deze zal niet in januari 2014 worden vastgesteld. De planning is gericht op vaststelling van de Provinciale Structuurvisie 2030 door Provinciale Staten in juni 2014. Voor de Bestuurlijke Tafels Ruimte 2013 zal in mei 2013 geïnventariseerd worden of er gemeentelijke initiatieven zijn die inhoudelijk passen binnen het provinciale ruimtelijke beleid, maar door juridische en/of bestuurlijke overwegingen niet kunnen wachten op vaststelling van de integrale herziening. Mocht dit inderdaad het geval zijn, dan zal hiervoor een passende oplossing worden gezocht. Bijlagen Brief van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten inzake startnotitie integrale herziening PSV, 4 oktober 2012. Eerste aanzet kwesties voor de startnotitie, concept werkversie 30 oktober 2012.
2
Kwesties PSV Werkconcept, versie 30 oktober 2012
Inspelen op een veranderende omgeving Met de integrale herziening van het ruimtelijk beleid staat de provincie voor een dubbele opgave. Enerzijds vragen de actuele trends, trendbreuken en urgenties in de samenleving om een adequate vertaling in ruimtelijk beleid. Het betreft hier met name om de gevolgen van de economische crisis, demografische ontwikkelingen en enkele duurzaamheidsthema’s. Anderzijds moet de provincie bewust opereren vanuit een veranderende rol van de overheid in de samenleving. Aan de voorkant zijn daarbij enkele noties van belang. Het ruimtelijke beleid kan slechts een bescheiden rol spelen in de grote demografische en economische trendbreuken en duurzaamheidskwesties die in de maatschappij aan de orde zijn. Anderzijds heeft de provincie mede door de decentralisatie van rijkstaken in het ruimtelijke ordeningsdomein een belangrijke verantwoordelijkheid op (boven)regionaal niveau. Beter sturen op (ruimtelijke) kwaliteit, goede ruimtelijke ordening, met een heldere en evenwichtige afweging van mogelijk strijdige belangen en een kanteling van aanbodsturing naar meer vraaggerichte sturing zijn daarbij essentiële opgaven.
Kwesties PSV De confrontatie van trends, trendbreuken en urgenties leidt voor Zuid-Holland tot een vijftal actuele kwesties die in de PSV opgepakt worden. De kwesties zijn zodanig gekozen dat ze bij elkaar behorende vraagstukken bundelen, daarmee een redelijk integraal karakter hebben en ruimtelijk relevant zijn: Fundamentele economische kanteling: van aanbodmarkt naar vraagmarkt Verstedelijking van de samenleving / positie van de stad Ruimtelijk anticiperen op klimaatbestendigheid Ruimtevraag duurzame energievoorziening Betere balans in het landelijk gebied tussen leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit Fundamentele economische kanteling: van aanbodmarkt naar vraagmarkt De economische crisis, demografische veranderingen en lange termijn ontwikkelingen zoals vergaande digitalisering en de globalisering uiten zich ruimtelijk o.a. in vraaguitval, leegstand en overprogrammering Daarbij doet zich een gemeenschappelijk verschijnsel voor:: er is een duidelijke verschuiving waarneembaar van een aanbodgerichte benadering naar een vraaggerichte benadering. Hiermee is mogelijk sprake van een fundamentele kanteling in de economie en de samenleving. Het huidig ruimtelijk beleid is al decennialang gericht op het realiseren van voldoende aanbod voor diverse functies. Het is van belang om in de PSV de economische kanteling te vertalen naar een kanteling in het ruimtelijk beleid: van ruimtelijk aanbod naar inspelen op ruimtelijke vraag. Dit leidt tot onder andere de volgende onderwerpen: Programmering: van aanbod- naar vraagsturing bij wonen, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, greenports, groen. Aan de orde hierbij zijn: meer sturen op kwaliteit, doelen en randvoorwaarden, aanpak
van leegstand en terugdringen overprogrammering
Waar mogelijk een samenhangende aanpak in programmering en organische ruimtelijke ontwikkeling, Nog meer accent op herstructurering, transformatie en multifunctioneel ruimtegebruik Aanscherping van de ladder voor duurzame verstedelijking als sturingsinstrument
Verstedelijking van de samenleving / positie van de stad Er is een sterke trek naar de stad waarneembaar en de economie wordt steeds stedelijker. Krachtige stedelijke agglomeraties regio’s bepalen steeds meer de concurrentiekracht. Dit heeft tot gevolg dat er een sterke behoefte is aan kwalitatief hoogwaardige stedelijke milieus, met een bijbehorend niveau van voorzieningen en bereikbaarheid. Zichtbaar is ook dat de economische kracht van het landelijk gebied in steeds grotere mate is gestoeld op stedelijke economische functies. Tegelijkertijd is er sprake van stabilisatie c.q. afname van de bevolking en neemt de vergrijzing in het landelijk gebied sneller toe dan in de stad. Dit gaat samen met de afname van het voorzieningenniveau (winkels, OV-aanbod) in deze gebieden. Per saldo is daarmee economisch, functioneel en cultureel een sterke mate van voortgaande verstedelijking van de samenleving waarneembaar. Dit leidt tot onder andere de volgende onderwerpen: Versterking agglomeratiekracht van het stedelijk netwerk op bovenregionaal niveau Selectiever en onderscheidender locatiebeleid, met name voor centra en knooppunten : b.v. via
StedenbaanPlus Versterking samenhang tussen stedelijke economie, productie economie en leefbaarheid Multimodale bereikbaarheid centra en economische clusters Aantrekkelijk woon-, leef- en vestigingsklimaat, inclusief recreatie Ruimtelijke positionering kenniseconomie Ruimtelijke kwaliteit stadsranden, overgang stad-land
Ruimtelijk anticiperen op klimaatbestendigheid In Zuid-Holland spelen enkele grote water- en veiligheidsvraagstukken, die met het oog op de komende Deltabeslissingen(2015) vragen om standpuntbepaling door de provincie. Deze vraagstukken raken aan het ruimtelijk beleid en zijn daarmee relevant voor de PSV. Het gaat daarbij specifiek om de toenemende schaarste aan zoet water, de gevolgen daarvan voor landbouw, greenports, natuur en drinkwatervoorziening en de behoefte aan duurzame veiligheidsmaatregelen ter bescherming tegen hoog water. Deze vraagstukken worden aangepakt in de deelprogramma’s van het Deltaprogramma en zullen uitmonden in de Deltabeslissingen. Aan de orde is in welke mate in de PSV geanticipeerd kan worden op deze Deltabeslissingen en overig klimaatbeleid met ruimtelijke relevantie. Het gaat daarbij onder andere om de volgende onderwerpen: Zoetwaterstrategie (urgentie voor Groene Hart, ZW Delta, biodiversiteit, landbouw en greenports) Ruimtelijke consequenties meerlaagsveiligheid (met name urgent voor Rijnmond Drechtsteden) Bodemdaling veenweidegebied Consequenties voor de stad (warmer, droger en natter) Ruimtevraag duurzame energievoorziening De vraag naar energie neemt nog steeds toe, terwijl de schaarste aan fossiele brandstoffen toeneemt. De provincie Zuid-Holland kent in grote mate een energie-intensieve economie. . Dit maakt de zoektocht naar en inzet van nieuwe vormen van energievoorziening steeds urgenter. Tot dusver wordt zowel vanuit de markt als vanuit de overheid ingezet op diverse vormen van energietransitie (windenergie, geothermie, koude warmte opslagen op kleine schaal, zonne-energie). De mate waarin deze transitie plaats vindt is nog tamelijk bescheiden. Om aan de gestelde taakstellingen te komen is een grotere inzet van belang. Dit heeft in elk geval ruimtelijke consequenties, zowel in de bovengrond als in de ondergrond . Een en ander leidt tot onder andere de volgende onderwerpen: Taakstelling van het rijk om tot 2020 16% duurzame energie te produceren Ruimtelijke gevolgen reductie CO2 uitstoot, CO2 netwerk en opslag
Op welke wijze en waar ruimte bieden voor duurzame energie transitie (onder andere wind-, bodem-, getijde- en zonne-energie, warmtenet, biomassa), in relatie tot ruimtelijke kwaliteit en hinder/ gebruiksbeperkingen voor andere belangen.
Betere balans in het landelijk gebied tussen leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit Er is sprake van diverse ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied. Zo zet de schaalvergroting in de landbouw onverminderd voort, met als gevolg een verdere toename van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen . Verder is er een onverminderde vraag naar een betere sturing op de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en maatwerk in ontwikkelingsmogelijkheden. Gebiedsontwikkeling in het landelijk gebied op basis van het toevoegen van woningbouw biedt mede als gevolg van de economische crisis, geen soelaas meer als verdienmodel. Grote programma’s zijn nauwelijks meer aan de orde , maar het landelijk gebied is van toenemend belang voor de stedeling en de stedelijke economie (vrijetijdsbeleving,streekproducten, kleinschalige stedelijke functies). Tegelijk staat de leefbaarheid, als gevolg van bevolkingsafname en de afname van het voorzieningenniveau, onder druk. Dit leidt onder andere tot de volgende onderwerpen: Beter sturen op ruimtelijke kwaliteit en gebiedsidentiteit van het landelijke gebied: o Eenduidiger en eenvoudiger beschermings- en ontwikkelingsbeleid voor het landelijk gebied o Anders omgaan met stads- en dorpsranden, gebieds- en projectontwikkeling en bescherming van landschap, bodem, natuur en cultuurhistorie o Van duiding (provinciale landschappen, Zuidvleugelgroenstructuur) en voormalig rijksbeleid (nationale landschappen, bufferzones, Groene Hart) naar een samenhangend begrippenkader Omgaan met bevolkingskrimp, afnemend voorzieningenniveau en leefbaarheid in delen van het landelijk gebied Inspelen op ontwikkelingen in de grondgebonden landbouw in relatie tot biodiversiteit, stedelijke functies en recreatieve kwaliteit van het landelijk gebied.
Gedeputeerde Staten
INGEKOMEN 0 1t 0KT. 2012 Contact
provincie HOLLAND
drs. A. van der Does T 070-441 8859 a.vander.does@pzh. nl J.C. Wassens T 070-441 6923
[email protected]
ZUID
Postadres Provinciehuis
Provinciale Staten van Zuid-Holland
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 - 441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum
Ons kenmerk
PZH-2012-351135373 Uw kenmerk Onderwerp
Bijlagen
Opdracht opstellen startnotitie integrale herziening Provinciale Structuurvisie. Geachte leden van Provinciale Staten,
Op 19 september 2012 heeft gedeputeerde Veldhuijzen met een delegatie van uw Staten van gedachten gewisseld over de aanleidingen voor een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Naar aanleiding van deze bespreking informeren wij u met deze brief over het standpunt van Gedeputeerde Staten ten aanzien van het opstellen van een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie. Aanleidingen integrale herziening PSV Tijdens de bijeenkomst op 19 september is een aantal aanleidingen voor integrale herziening van de PSV aan u voorgelegd. Deze aanleidingen zijn de volgende: Een aantal trendbreuken en urgenties vraagt om een ruimtelijke vertaling. Het gaat daarbij in ieder geval om de economische crisis en de structurele veranderde vraag op de kantoren- en Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag
de woningmarkt, krimp en de trek naar de stad. Nadere invulling van de provinciale sturingsfilosofie waar het gaat om programmering en ruimtelijke kwaliteit en de provinciale (wettelijke) verantwoordelijkheden, mede in het licht van
Tram 9 en bus 65
de veranderende rol van de overheid.
stoppen dichtbij het
De ervaringen die zijn opgedaan met huidige RO producten. Er is behoefte aan een langer
provinciehuis. Vanaf
houdbare visie en verordening om meer duidelijkheid en rechtszekerheid aan de
station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
buitenwereld te geven. Daarnaast is het gewenst vanuit de sturingsfilosofie naar de verordening te kijken en de visie en verordening beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is behoefte om de planhorizon te verschuiven . De huidige PSV heeft een planhorizon van 2020, terwijl gemeenten bijvoorbeeld nu al bestemmingsplannen opstellen die doorlopen na 2020.
!.~
-
4
Ons kenmerk
provinci~ HOLLAND
ZmD
Wij hebben behoefte aan het uitwerken en aanscherpen van onze inhoudelijke koers ten aanzien van deze aanleidingen. Tijdens de bijeenkomst op 19 september kwam naar voren dat ook u deze behoefte heeft. Het gaat met name om het benoemen van de keuzes over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en de daarbij passende rollen en verantwoordelijkheden van de provincie. Dit vraagt mogelijk om een heroverweging dan wel andere formulering van de provinciale belangen.
Startnotitie Geconcludeerd kan worden dat er voldoende redenen zijn om een startnotitie ten behoeve van de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie op te stellen. Deze startnotitie zal een bredere opzet krijgen dan gebruikelijk. Wij zullen onder meer een korte beschrljvlng geven van de onderwerpen voor de integrale herziening, deze onderwerpen kunnen andere rollen en instrumenten vragen. Verder zullen wij In de startnotitie ingaan op de concept structuur van de Provinciale Structuurvisie (met een onderscheid naar Visie, Programma en Verordening), de planning op hoofdlijnen en het interactieve proces wat wij voor ogen hebben met Provinciale Staten en de buitenwereld. In hoofdlijnen willen wij u nu al meegeven hoe dil proces er wat ons betreft uit kan zien.
Interactief proces Wij hebben de behoefte om de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie op te stellen in een interactief proces met de buitenwereld. Wij willen de buitenwereld (waaronder medeoverheden, marktpartijen en kennisinstelllngen) op diverse momenten in het proces betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van diverse bijeenkomsten, een oploop (Week van Zuid-Holland) enzovoorts. Zoals al aangegeven zullen wij in de startnotitie uitvoerig ingaan op dil proces. Het interactleve proces gaan wij al starten vooruitlopend op de vaststelling van de startnotltie. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verzamelen van informatie over trends bij kennlslnstellingen, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau. Dè startnotitie kan worden besproken in de vergadering van uw commissie op 9 januari 2013 en worden vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten op 30 januari 2013. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
212
secretaris,
voorzitter,
mw. drs. J.A.M. Hilgersom
J. Franssen
Visie op Zuid-Holland
Agenda Ruimte
Ambtelijk Concept 2012 30 november 2012
1
Inhoud 1.
Inleiding ..................................................................................................................................... 3 1.1 Integrale herziening Provinciale Structuurvisie ............................................................... 4 1.2 Opbouw agenda Ruimte .................................................................................................. 4 1.3 Leeswijzer ........................................................................................................................ 5 2. Regio-overstijgende opgaven en activiteiten ............................................................................ 6 2.1 Inleiding............................................................................................................................ 6 2.2 StedenbaanPlus............................................................................................................... 6 2.3 Windenergie..................................................................................................................... 8 2.4 Ruimtelijke kwaliteit ....................................................................................................... 10 2.5 Regiospecifieke acties ................................................................................................... 11 2.5.1 Holland Rijnland......................................................................................................... 11 2.5.2 Drechtsteden ............................................................................................................. 14 2.5.3 Stadsregio Rotterdam................................................................................................ 16 2.5.4 Stadsgewest Haaglanden.......................................................................................... 17 2.5.5 Midden-Holland.......................................................................................................... 18 2.5.6 Alblasserwaard Vijfheerenlanden.............................................................................. 19 2.5.7 Hoeksche Waard ....................................................................................................... 20 2.5.8 Goeree Overflakkee....................................................................................................... 21 INFORMATIEF: ACHTERGRONDINFORMATIE .......................................................................... 23 3. Uitvoering van bovenregionale opgaven.................................................................................... 24 3.1 Opgaven provincie met de samenwerkingsverbanden ................................................. 24 3.1.1 Zuidvleugel ................................................................................................................ 24 3.1.2 De Zuidwestelijke Delta ............................................................................................. 25 3.1.3 Het Groene Hart ........................................................................................................ 26 3.1.4 BO-MIRT: Gebiedsagenda – Lange termijn, visie Zuidvleugel................................. 26 3.2 Provinciale inbreng in Rijksstructuurvisies .................................................................... 26 3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)......................................................... 26 3.2.2 Structuurvisie Ondergrond (STRONG)...................................................................... 27 3.2.3 Verkenning Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer (MASH) ................... 27 3.2.4 Wind op land (WoL)................................................................................................... 27 3.2.5 Structuurvisie Westelijke Oeververbinding................................................................ 27 3.2.6 Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG).................... 28 3.2.7 Rijksstructuurvisie Zuidwestelijke Delta .................................................................... 28 4. Uitvoering Integrale Ruimtelijke Projecten.............................................................................. 29 4.1 Zuidplaspolder .............................................................................................................. 29 4.2 Oude Rijnzone ............................................................................................................... 30 4.3 Zuidvleugel Zuid............................................................................................................. 30 4.4 Goeree Overflakkee....................................................................................................... 31 5 Sectorale Uitvoeringsprogramma’s......................................................................................... 32 5.1 Bodem............................................................................................................................ 32 5.2 Wonen............................................................................................................................ 32 5.3 Verkeer en Vervoer........................................................................................................ 33 5.4 Groen en Natuur ............................................................................................................ 34 5.5 Water.............................................................................................................................. 35 5.6 Milieu.............................................................................................................................. 35 5.7 Economie en Energie .................................................................................................... 36 5.8 Cultuur............................................................................................................................ 37
2
1.
Inleiding
Voor u ligt de agenda Ruimte 2012, de jaarlijkse actualisatie van de agenda Ruimte 2011. In de agenda Ruimte geeft de provincie inzicht in de uitvoering van ruimtelijke activiteiten en de keuzes die zij maakt waar het gaat om de vertaling van de vijf hoofdopgaven en de 14 provinciale belangen uit de Provinciale Structuurvisie. De Provinciale Structuurvisie beschrijft de visie van de provincie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland. Het bevat het ruimtelijke beleid waarmee de provincie stuurt op de ordening van ruimtelijke functies en ruimtelijke kwaliteit. De planhorizon van de structuurvisie is 2020 met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. De instrumentatie van het beleid bestaat uit de Verordening Ruimte en de agenda Ruimte. De Verordening staat voor de harde, juridische doorwerking gericht op bescherming en ordening en de agenda Ruimte staat voor de ontwikkelende manier van uitvoeren door het maken van (bestuurlijke) afspraken met verschillende partijen over (het proces van) uitvoering (door middel van projecten en programma’s).
De economische recessie waarin Nederland verkeert, heeft een enorme impact op het beleid en de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Zuid-Holland. De bouw van woningen ligt nagenoeg stil, daarnaast is er een overprogrammering op de woningenmarkt, de detailhandel-, kantoren- en bedrijventerreinenmarkt. Dit hangt samen met een overschot aan plancapaciteit, zowel in de bestaande voorraad als op papier. De leegstand van winkels en kantoren is aanzienlijk en deze leegstand neemt nog steeds toe. De tijd van denken in grootschalige plannen is voorbij. Het gaat de komende periode om organisch ontwikkelen. Overheden en marktpartijen moeten hierop inspelen. De economische crisis vraagt om keuzes en accenten in de uitvoering van het ruimtelijke beleid. De provincie is van mening dat geen enkele partij de huidige crisis alleen kan oplossen. Overheden en marktpartijen hebben elkaar bij de uitvoering steeds meer nodig en zullen gezamenlijk keuzes moeten maken om de markt weer in beweging te krijgen.
3
Naast de economische recessie spelen er andere trends en ontwikkelingen die vragen om een wijziging (in de uitvoering) van het provinciale ruimtelijke beleid. De provincie werkt daarom aan een integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie.
1.1
Integrale herziening Provinciale Structuurvisie
Provinciale Staten (PS) van Zuid-Holland hebben besloten om de Provinciale Structuurvisie integraal te herzien. Aan de voorbereidingen voor deze herziening wordt gewerkt. Voor dit besluit zien PS volgende aanleidingen: - Een aantal trendbreuken en urgenties vraagt om een ruimtelijke vertaling. Het gaat daarbij in ieder geval om de economische crisis en de structurele veranderde vraag op de kantoren- en de woningmarkt, om de krimp en de trek naar de stad. - Nadere invulling van de provinciale sturingsfilosofie waar het gaat om programmering en ruimtelijke kwaliteit en de provinciale (wettelijke) verantwoordelijkheden, mede in het licht van de veranderende rol van de overheid. - De ervaringen die zijn opgedaan met huidige producten uit de wet op de Ruimtelijke Ordening. Er is behoefte aan een heldere visie op hoofdlijnen om zowel meer duidelijkheid als rechtszekerheid aan de buitenwereld te geven. Daarbij is het gewenst vanuit de sturingsfilosofie naar de Verordening te kijken en de visie en Verordening beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is behoefte om de planhorizon te verschuiven. De huidige PSV heeft een planhorizon van 2020, terwijl gemeenten bijvoorbeeld nu al bestemmingsplannen opstellen die doorlopen na 2020. De provincie heeft behoefte aan het uitwerken en aanscherpen van een inhoudelijke koers ten aanzien van deze aanleidingen. Het gaat met name om het benoemen van de keuzes over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en de daarbij passende rollen en verantwoordelijkheden van de provincie. Dit vraagt mogelijk om een heroverweging dan wel andere formulering van de provinciale belangen. De startnotitie om tot een integrale herziening te komen, wordt in november 2012 door GS vastgesteld en in januari 2013 door PS. De provincie heeft de behoefte om de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie op te stellen in een interactief proces met de buitenwereld. De provincie wil de buitenwereld (waaronder medeoverheden, marktpartijen en kennisinstellingen) op diverse momenten actief in het proces betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van diverse bijeenkomsten. Tijdens de Bestuurlijke Tafel worden de bestuurders geïnformeerd over de integrale herziening, worden de verwachtingen gemanaged en wordt aan de gemeenten en de regio’s gevraagd om kwesties of ontwikkelingen in te brengen die in de integrale herziening van de structuurvisie terug zouden moeten komen. Deze kunnen dan worden meegenomen in de startnotitie. De herziening wordt medio 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. Om deze reden stelt de provincie voor om de vigerende structuurvisie in 2013 niet te actualiseren. In januari 2013 wordt het convenant (jaarlijkse herziening van de PSV) dat met de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten (VZHG) gesloten is, geëvalueerd. Voorafgaande aan de evaluatie hebben provincie en VZHG overleg gehad over het voorstel om de PSV in 2013 niet te actualiseren. Alleen gemeentelijke verzoeken, die echt niet kunnen wachten op de integrale herziening en waar de provincie mee instemt, worden via een ontheffing of actualisatie mogelijk gemaakt.
1.2
Opbouw agenda Ruimte
Het eerste deel (hoofdstuk 2) van de agenda Ruimte fungeert als gespreksagenda en is daarmee hét instrument voor overleg en samenwerking met de (regionale) partners van de provincie voor de uitvoering van het ruimtelijke beleid. Voor de acht regio’s is de agenda Ruimte de leidraad voor de halfjaarlijkse Bestuurlijke Tafels Ruimte tussen de gedeputeerde en de regionale en gemeentelijke
4
bestuurders die ruimtelijke ontwikkeling in hun portefeuille hebben. De provincie en de regio maken afspraken met elkaar indien: - Er sprake is van het planologisch borgen van een onderwerp en/of de provincie haar ROinstrumentarium inzet; - Het een product van de Afdeling Ruimte, Wonen en Bodem (ARWB) van de provincie ZuidHolland is en er concrete afspraken gemaakt dienen te worden over de uitvoering. Het gaat hier bijvoorbeeld om ruimtelijke kwaliteit/gebiedsprofielen en windenergie; - Het een onderwerp is in de actualisatie van de Provinciale Structuurvisie en hierover nog geen unanieme besluitvorming is tussen provincie, regio en gemeenten; - De provincie, de regio of gemeenten elkaar op een (sectorale) specifieke kwestie of onderwerp met ruimtelijke gevolgen wil attenderen. Het tweede deel (hoofdstuk 3, 4 en 5) heeft een informatief karakter en bevat relevante achtergrond informatie. Deze agenda Ruimte heeft niet tot doel een volledig overzicht te geven van de gehele uitvoering van het provinciale beleid. Naast deze agenda Ruimte werkt de provincie ook vanuit andere beleidsvelden samen met partijen aan de uitvoering van sectoraal beleid met een ruimtelijke component. In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste sectorale uitvoeringsprogramma’s en projecten.
1.3
Leeswijzer
De agenda is als volgt opgebouwd: Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de uitvoering van de regionale opgaven waar de provincie vanuit haar eigen provinciale belangen en beleidsdoelen samenwerkt met de 8 regio’s en de gemeenten. In hoofdstuk 3 komt de uitvoering van de bovenregionale opgaven aan de orde waar de provincie vanuit de eigen provinciale belangen en beleidsdoelen samenwerkt met het Rijk en andere (bovenregionale) partners. Er wordt ingegaan op de Rijksstructuurvisies en op bovenregionale samenwerkingsgebieden. In hoofdstuk 4 wordt de stand van zaken van de uitvoering van de integrale ruimtelijke projecten (IRP’s) weergegeven. Tenslotte volgt in hoofdstuk 5 een kort overzicht van beleidsvisies en het beleid met bijbehorende uitvoeringsprogramma’s van de andere provinciale beleidssectoren. Voor de volledigheid wordt aangegeven in welk bestuurlijk overleg besluitvorming plaats vindt en wie de verantwoordelijk gedeputeerde is.
5
2.
Regio-overstijgende opgaven en activiteiten
2.1
Inleiding
De provincie wil met zeven regionale samenwerkingsverbanden (Holland Rijnland, Haaglanden, Stadsregio Rotterdam, Drechtsteden, Midden-Holland, Alblasserwaard Vijfheerenlanden, Hoeksche Waard) afspraken maken over de uitvoering van het provinciaal ruimtelijk beleid. Het gaat daarbij om afspraken in aanvulling op gemaakte bovenregionale afspraken en sectorale uitvoeringsafspraken die in andere gremia gemaakt worden. Voor de regio Goeree Overflakkee is een Integraal Ruimtelijk Programma (IRP) gestart. Om deze reden komt deze regio niet terug in dit hoofdstuk, maar in hoofdstuk vier.
Afbeelding 1: Overzicht van de verschillende regio’s binnen de provincie Zuid-Holland Door de economische crisis is in de uitvoering van het beleid een grote verschuiving te zien van kwantiteit naar kwaliteit. Dit is ook terug te zien in de regionale agenda’s, waar drie onderwerpen bij iedere regio terug komen. Het gaat om windenergie, ruimtelijke kwaliteit en ontwikkelingen rond de stations van StedenbaanPlus. Regiospecifieke afspraken komen terug op de actielijsten.
2.2
StedenbaanPlus
Versterken van het stedelijke netwerk is een van de provinciale belangen. Het stedelijke netwerk van Zuid-Holland omvat alle stedelijke en industriële agglomeraties en kernen in de provincie die via een samenhangend hoofdnet van openbaar vervoer-raillijnen en wegen met elkaar verbonden zijn. Het beleid van de provincie is erop gericht dat 80% van de stedelijke ontwikkelingen binnen het bestaand bebouwd gebied plaatsvinden en hiervan 60 tot 80% binnen de vastgestelde invloedsgebieden van de StedenbaanPlus stations. Hierdoor wordt het bebouwde gebied zoveel
6
mogelijk beperkt, benutting van het openbaar vervoer gestimuleerd en het draagvlak van voorzieningen in het stedelijke gebied vergroot. De provincie stimuleert initiatieven van particulieren en private partijen in de nabijheid van StedenbaanPlus stations. De provincie levert hieraan een bijdrage door: - Kaders mee te geven, waarbinnen gemeenten en regio’s ruimte hebben om in overleg met de marktpartijen gezamenlijk keuzes te maken en ontwikkelingen te realiseren; - Regio’s en gemeenten te attenderen op kansen en mogelijkheden om de ambities van StedenbaanPlus te behalen. - Vanuit de sector Verkeer en Vervoer een financiële bijdrage te leveren om de kwaliteit van de knooppunten te verbeteren waardoor de locaties voor marktpartijen aantrekkelijk worden om in te investeren. Als gevolg van de economische crisis, is op basis van onderzoek naar marktopname voor woningbouw naar voren gekomen dat circa 40% van de aanwezige plancapaciteit niet voor 2020 zal worden gebouwd. Dit is het gevolg van de stagnatie op de woningmarkt. Er moeten keuzes gemaakt gaan worden welk programma op welke locaties kansrijk zijn en prioriteit zouden moeten krijgen. Om die reden heeft StedenbaanPlus onderzoek uitgevoerd naar de bereikbaarheid van banen vanuit de grotere woningbouwlocaties. Onderstaande kaart is het resultaat van dit onderzoek. Uit de kaart komen kansrijke locaties naar voren die bijdragen aan de ambities van StedenbaanPlus.
In paragraaf 2.5 wordt ingegaan op de geplande woningbouw en kantoorontwikkelingen in relatie tot StedenbaanPlus. De genoemde aantallen hebben alleen betrekking op de gemeenten die een StedenbaanPlus station hebben. Programmering Het huidig ruimtelijk beleid is al decennialang gericht op het realiseren van voldoende aanbod voor diverse functies.
7
Er is een kanteling van de economie gaande, waarin sprake is van aanbod- naar vraagsturing bij wonen, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, greenports, groen. Aan de orde hierbij zijn: meer sturen op kwaliteit, doelen en randvoorwaarden, aanpak van leegstand en terugdringen overprogrammering. De provincie wil nog meer accent leggen op herstructurering, transformatie en multifunctioneel ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking als sturingsinstrument zou moeten worden aangescherpt. De provincie wil samen hiermee samen met de regio’s en de gemeenten aan de slag gaan. In de vigerende structuurvisie heeft de provincie in de Verordening Ruimte 13 locaties aangewezen, waar nieuwe planvorming voor kantoren nog is toegestaan. Aan de regio’s is gevraagd met een strategie te komen voor kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel. Voor wonen staat programmering prominent op de agenda van het Portefeiullehoudersoverleg Wonen (POHO) en zijn de gemeenten en regio’s aan de slag met de programmering. Acties Provincie, regio en gemeenten bespreken de problematiek van de overprogrammering en maken in het kader van de integrale herziening verdere afspraken. De provincie, de regio en de gemeenten onderschrijven het belang van StedenbaanPlus. Provincie, regio en de gemeenten spreken af dat stedelijke ontwikkelingen nabij haltes en stations van het StedenbaanPlusnetwerk onder de aandacht van gemeenten en ontwikkelaars worden gebracht en dat zij ontwikkelingen binnen de invloedssferen van StedenbaanPlus zoveel mogelijk stimuleren.
2.3
Windenergie
Duurzame energievoorziening is een van de provinciale belangen waarvoor de provincie zich sterk maakt. Met het Rijk zijn afspraken gemaakt om in Zuid-Holland in 2020 te voorzien in tenminste 720 Megawatt (MW) aan windenergie op het land. Uitgaande van een geproduceerd vermogen in 2011 van circa 260 MW zijn aanvullende locaties wenselijk. De afgelopen periode heeft de provincie in overleg met regio's en gemeenten belangrijke stappen gezet in de selectie van geschikte windenergielocaties op land. Er is vanuit het Rijk ook behoefte aan realisatie van windenergie op (de Noord)zee. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het Rijk. De provincie wordt hier zijdelings bij betrokken. Eén gebied is bij uitstek geschikt als concentratiegebied voor windenergie, namelijk het haven- en industriegebied van Rotterdam. Binnen dit gebied kan, windenergie ontwikkeld worden om te komen tot de doelstelling van 300 MW, conform het Windenergieconvenant Haven Rotterdam (2009). De beoogde verdeling van de provinciale opgave van ten minste 720 MW in 2020 is als volgt: - 300 MW: Havengebied Rotterdam (conform Havenconvenant windenergie, 2009) - 200-300 MW: Randzone Goeree-Overflakkee. - 200-300 MW: Overige regio’s Zuid-Holland (waaronder 100-150 MW conform convenant ‘Realisatie windenergie stadsregio Rotterdam’, 2012) In de Verordening Ruimte Actualisatie 2012 zijn deze locaties vastgelegd. Het verder concretiseren van deze locaties en het vaststellen van de precies te realiseren hoeveelheid MW, is onderdeel van deze agenda. Realisatiestrategie Er wordt een onderscheid gemaakt in convenantregio’s en niet-convenantregio’s. De voortgang van de ontwikkeling van windenergie zal worden geagendeerd op de Bestuurlijke Tafels RO. Gelet op de Elektriciteitswet heeft de provincie de bevoegdheid voor het vaststellen van een inpassingsplan en de coördinatie en besluitvorming voor vergunningverlening voor de aanleg of uitbreiding van een windenergielocatie van ten minste 5 MW maar niet meer dan 100 MW. Convenantregio’s
8
-
-
-
-
Het Convenant Realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam van de stadsregio Rotterdam zal bestuurlijk worden gemonitord tijdens de Bestuurlijke Tafels Ruimte. De regiogemeenten hebben zich gecommitteerd aan windenergielocaties en ambtelijk worden voorbereidingen getroffen om, mits marktpartijen initiatieven ontwikkelen, ruimtelijke plannen daarop aan te passen. De provincie gaat er van uit dat de regiogemeenten de locaties in samenspraak met initiatiefnemers en belanghebbenden ruimtelijk mogelijk maken. De stadsregio Rotterdam vervult een coördinerende rol voor het convenant. Bij het Havenconvenant zijn partijen betrokken als de ministeries van EL&I en I&M, de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf, de Natuur- en Milieufederatie, de NWEA en Deltalinqs. De ontwikkeling van locaties is hier sterk afhankelijk van technische inpassingsmogelijkheden in het haven- en industriegebied. Voor de convenantlocaties (behalve Maasvlakte 2) heeft de provincie haar bevoegdheden vanuit de Elektriciteitswet overgedragen aan de gemeente Rotterdam, aangezien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven. Voor dit convenant is afgesproken dat de partijen in 2015 bestuurlijk bij elkaar komen voor een uitgebreide evaluatie van het convenant. Het convenant wordt ambtelijk twee keer per jaar besproken. Indien nodig zal de voortgang van het convenant al eerder dan in 2015 bestuurlijk worden geëvalueerd en besproken. De provincie zal hier in dat geval het initiatief voor nemen. De realisatie van windenergie op Goeree-Overflakkee is afhankelijk van de uitwerking van het Bestuursakkoord Duurzame Energie op Goeree-Overflakkee. In het kader van de uitwerking van het bestuursakkoord – en een mogelijke Green Deal Windenergie Goeree-Overflakkee – zullen, nadat plaatsingsgebieden zijn vastgelegd, over het vergunnen en inpassen van windenergielocaties afspraken met gemeenten, marktpartijen en het Rijk worden gemaakt. Niet convenantregio’s In de overige Zuid-Hollandse regio’s gaat de provincie er van uit dat, indien een initiatiefnemer een ‘locatie windenergie’ of een nieuwe aanvaardbare locatie binnen het ‘zoekgebied windenergie’, zoals benoemd in de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte 2012, wenst te ontwikkelen, de gemeenten deze locaties in samenspraak met initiatiefnemers en belanghebbenden ruimtelijk mogelijk maken. In dat geval verwacht de provincie dat het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente in principe binnen één jaar nadat officieel het verzoek door de initiatiefnemer is ingediend een besluit heeft genomen om het ontwerp bestemmingsplan ter visie te leggen. Een half jaar later dient het plan dan door de raad te worden vastgesteld. Tijdens de Bestuurlijke Tafels Ruimte zal dit worden gemonitord. Indien de gemeente de locatie ruimtelijk mogelijk heeft gemaakt zal de provincie de bevoegdheid voor de omgevingsvergunning overdragen aan de gemeente. Indien een initiatiefnemer een ‘locatie windenergie’ of een nieuwe aanvaardbare locatie binnen het ‘zoekgebied windenergie’ van ten minste 5 MW maar niet meer dan 100 MW wenst te ontwikkelen en na ambtelijk en bestuurlijk overleg (Bestuurlijke Tafel RO) blijkt dat een gemeente niet wil meewerken aan een locatie, dan behoudt de provincie haar bevoegdheid. In dat geval moet de provincie een Provinciaal Inpassingsplan vaststellen en de vergunningen verlenen. Wanneer het om minder dan 5 MW gaat en de gemeente niet wil meewerken aan een locatie ook dan zal de provincie een Provinciaal Inpassingsplan vaststellen.
9
2.4
Ruimtelijke kwaliteit
Sinds juli 2010 is sturen op ruimtelijke kwaliteit onderdeel van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. De Structuurvisie kent naast een functiekaart ook een kwaliteitskaart, en die geven beide richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Globale kwaliteitsambities zijn verwoord in de hoofdopgaven en in de provinciale belangen. Het afgelopen jaar is gewerkt aan de doorontwikkeling van de kwaliteitskaart. In het gebruik bleek de kwaliteitskaart van 2010 nog niet te voldoen omdat de kaart te beschrijvend en te weinig op ontwikkeling gericht was. In de Actualisering 2011 van de PSV is inmiddels een verbeterde kwaliteitskaart, inclusief uitgewerkte kwaliteitsambities opgenomen. Daarmee is de kwaliteitskaart meer ontwikkelingsgericht geworden. Tevens wordt de komende jaren (samen met regio’s) de kwaliteitskaart uitgewerkt in gebiedsprofielen. Deze brengen op regionale schaal de ruimtelijke kwaliteiten en richtlijnen in beeld voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In de Actualisering 2011 is de nieuwe kwaliteitskaart ook ingebed in de Verordening. Voor ruimtelijke ontwikkelingen buiten of aansluitend aan de bebouwingscontouren is voor bestemmingsplannen een beeldkwaliteitparagraaf verplicht gesteld. Daaruit moet blijken hoe een ontwikkeling bijdraagt aan de ambities van de kwaliteitskaart. De ambitie is om hiermee te sturen aan de voorkant en gericht het gesprek aan te gaan De provincie wil de gebiedsprofielen in de komende periode in het kader van de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte in de praktijk toepassen. De regio’s en gemeenten zullen hier nadrukkelijk bij betrokken worden. De gedachte is om dit onderzoek te starten bij regio’s en gemeenten in een paar gebieden waar de gebiedsprofielen gereed zijn. Afspraken hiervoor zullen tijdens de Bestuurlijke Tafels Ruimte gemaakt worden.
10
2.5
Regiospecifieke acties
Inleiding Naast de drie genoemde regionale opgaven zijn er nog regiospecifieke acties. Deze acties zijn dus voor iedere regio anders. Het kan gaan om besluiten die moeten worden genomen, maar een onderwerp kan ook op de actielijst staan om onder de aandacht te brengen of ter informatie.
2.5.1
Holland Rijnland
StedenbaanPlus In Holland Rijnland ligt een plancapaciteit voor 27.000 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 19.000, waarvan tweederde binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor de invloedsgebieden van de Stedenbaanstations wordt een realisatie van 2.800 woningen verwacht. Deze verwachting past goed binnen de programma-afspraken van Stedenbaan (2.500 tot 6.000 woningen). Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 439.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is nog altijd 253.000 m2, waarvan slechts een kwart buiten het invloedsgebied van StedenbaanPlus ligt. De huidige verwachting is een realisatie van 82.000 m2 kantoorruimte nabij de Stedenbaanstations, hetgeen nog iets hoger is dan de minimum prestatieafspraak (70.000 – 180.000). Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie In de regio Holland-Rijnland staan windturbines opgesteld langs de A4 bij Zoeterwoude en langs de N11 bij Rijnwoude (respectievelijk 4 en 12 MW). De provincie ziet in dit gebied maar beperkte mogelijkheden voor het plaatsen van nieuwe windturbines. Op dit moment werkt de provincie samen met de gemeente Zoeterwoude aan de realisering van windturbines op het terrein van Heineken (12 MW). In het provinciaal beleid is een zone langs de A44 aangeduid als zoekgebied windenergie. De provincie sluit tevens niet uit dat (na)bij Valkenburg, in het kader van een duurzame ontwikkeling van de energieneutrale woonwijk Valkenburg, gezocht zal worden naar mogelijkheden voor de opwekking van duurzame energie door middel van windturbines. Daartoe is dit gebied eveneens aangeduid als zoekgebied windenergie. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Het gebiedsprofiel Hollandse Plassen is afgerond. Met het gebiedsprofiel voor Wijk en Wouden en Duin, Horst en Weide zal eind 2012 gestart worden. Acties Tijdens de Bestuurlijke Tafel wordt de voortgang besproken. Zie ook paragraaf 2.4. Oostvlietpolder Het behouden en aanrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid is een van de 14 provinciale belangen. De Oostvlietpolder is in de vigerende Provinciale Structuurvisie aangemerkt als bedrijventerrein. Al enige tijd is er discussie over de vraag of de Oostvlietpolder daadwerkelijk ontwikkeld moet worden als bedrijventerrein. De gemeente Leiden heeft er inmiddels voor gekozen de groene functie van de Oostvlietpolder te willen behouden en versterken. Uit onderzoek van zowel de provincie als de regio is gebleken dat het niet ontwikkelen van de Oostvlietpolder alleen mogelijk is als er een vergelijkbaar alternatief wordt gevonden. Daarom wordt een ruimtelijk-economische verkenning van alternatieve locaties voorbereid.
11
Op basis van de ruimtelijk-economische verkenning zal een ruimtelijke vertaling worden gemaakt in de vorm van een aanpassing van de Provinciale Structuurvisie, de Regionale Structuurvisie en vervolgens de gemeentelijke bestemmingsplannen. Acties Provincie, regio en gemeente Leiden werken gezamenlijk aan een locatiestudie. Deze locatiestudie moet er toe leiden dat in de integrale herziening een beslissing wordt genomen over de aanpassing van de Provinciale Structuurvisie waar het gaat om de Oostvlietpolder en de mogelijke alternatieve locatie. Besluitvorming door PS staat voorzien in het voorjaar van 2013. Noordse Buurt In de Provinciale Structuurvisie uit 2010 is de Noordse Buurt in de gemeente Nieuwkoop aangemerkt als natuurgebied. Daarbij is afgesproken dat er 430 woningen gebouwd mogen worden die als medefinanciering dienen voor de sanering en herinrichting van dit gebied dat nu nog in gebruik is voor de glastuinbouw. Op verzoek van de gemeente Nieuwkoop is er intensief overleg gevoerd over de ontwikkeling van de Noordse Buurt in het licht van de veranderende economische omstandigheden. De gemeente heeft geconstateerd dat deze omstandigheden er toe leiden dat het niet reëel is om te veronderstellen dat de ontwikkeling en de ambities zoals die zijn vastgelegd in de Structuurvisie 2040 van de gemeente gerealiseerd kunnen worden omdat de inkomsten van 430 woningen lager zal uitvallen dan in het verleden is geraamd. Daarom is in de Actualisering 2012 van de Provinciale Structuurvisie de aanduiding gewijzigd in te transformeren glastuinbouwgebied, waarbij meer ruimte ontstaat voor andere functies. De aanpassing van de structuurvisie moet uiteindelijk leiden tot een nieuw bestemmingsplan. De keuzes die de gemeente maakt met betrekking tot het gebied kunnen consequenties hebben voor onder meer het regionale woningbouwprogramma en de glasopgave in de Greenport Aalsmeer. Door de uitvoering van deze transformatie wordt gewerkt aan het provinciale belang om bestaande ruimten optimaal te benutten voor onder andere economische clusters. Acties Provincie, gemeente en waar nodig de regio houden elkaar op de hoogte over de voortgang van de heroriëntatie en streven er naar om te komen tot een transformatie van het gebied die bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, past binnen de beschikbare financiële middelen en geen onnodige knelpunten bij andere ontwikkelingen veroorzaakt. Regeling bollencompensatie bij uitvoering watermaatregelen Bollenstreek Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft bij de provincie en de regio aangegeven dat zij niet uit de voeten kan met de huidige regeling bollencompensatie zoals opgenomen in de Verordening Ruimte. De regeling zorgt ervoor dat projecten ten behoeve van de realisatie van extra oppervlaktewater in onevenredige mate extra financieel belast worden waardoor de uitvoering van een aantal projecten in het geding komt en daarmee de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water. Daarom wil het Hoogheemraadschap vrijgesteld worden van de regeling waar het gaat om deze projecten. De regeling bollencompensatie is vastgelegd in de Intergemeentelijke Structuurvisie Duin- en Bollenstreek en de Verordening Ruimte. Het verzoek van het Hoogheemraadschap kan alleen worden ingewilligd na aanpassing van deze documenten. Acties Het Hoogheemraadschap, de regio en de Greenportgemeenten gaan met elkaar in overleg om te bezien of aanpassing van de regeling realistisch is. Op basis hiervan wordt in 2013 eventueel een regionaal verzoek tot aanpassing van de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte voorbereid. Het Hoogheemraadschap van Rijnland neemt het initiatief hiertoe.
12
Rijnlandroute De provincie werkt op dit moment aan een inpassingsplan ten behoeve van de ontwikkeling van de Rijnlandroute. Dit inpassingsplan dient als planologisch-juridische basis voor de realisatie van deze nieuwe verbinding tussen de A4, A44 en de N206 en heeft tot doel de bovenregionale bereikbaarheid van dit gedeelte van Zuid-Holland structureel te verbeteren. Provincie, regio en gemeenten werken actief samen in dit proces. Acties Provincie en regio houden elkaar actief op de hoogte van de voortgang van het inpassingsplan. Naar verwachting wordt het inpassingsplan in 2013 vastgesteld. Capaciteitsverruiming N207 De N207 is een belangrijke bovenregionale verbinding binnen Holland Rijnland. De N207 is van wezenlijk belang voor de bereikbaarheid van de Greenports Boskoop en Aalsmeer en de Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer. Daarnaast heeft de weg een belangrijke functie waar het gaat om de relatie tussen Alphen aan den Rijn en Schiphol. Daarom werken provincie en gemeenten samen aan een bestemmingsplan om zo een verruiming van de capaciteit van de N207 te bewerkstelligen. Het gaat dan om het realiseren van extra rijbanen, busbanen en de reconstructie van een aantal kruisingen. Acties Provincie en regio houden elkaar actief op de hoogte van de voortgang van de bestemmingsplannen. Naar verwachting wordent de plannen in 2013 vastgesteld. Knoop Leiden-West Het project Knoop Leiden West heeft tot doel te komen tot een samenhangende ontwikkeling van dit knooppunt op de grens van Leiden en Oegstgeest. In het kader van het project zijn diverse afspraken gemaakt waar het gaat om de realisatie van infrastructuur, woningbouw, glastuinbouw en de ontwikkeling van het Leiden BioSciencePark (LBSP). De provincie is in overleg met de gemeenten Oegstgeest en Leiden en de Universiteit Leiden over een aanscherping van het toelatingsbeleid op LBSP. De provinciale inzet is om te komen tot afspraken met partijen over toe te laten bedrijvigheid en ondersteunende activiteiten die objectief kunnen vaststellen of een activiteit aangemerkt kan worden als functiegebonden en een versterking voor het LBSP. Acties Provincie, regio en gemeenten houden elkaar actief op de hoogte van de voortgang van de afspraken en koppelen waar nodig een en ander terug tijdens de Bestuurlijke Tafel. Herziening regionale Woonvisie Voldoende aanbod in verschillende woonmilieus is een van de provinciale belangen. Aan de regio is verzocht de regionale Woonvisie Holland Rijnland te actualiseren. Een onderdeel is een realistisch woningbouwprogramma. Dit om zo beter in te kunnen spelen op de gevolgen van de economische crisis. De regionale Woonvisie is vervolgens input voor een eventuele aanpassing van de Provinciale Structuurvisie. De inzet is om eind 2012 een inhoudsopgave van een nieuwe woonvisie gereed te hebben. De regio kiest er voor om bij de actualisering met name te focussen op de herijking van het programma. Dit kan tot gevolg hebben dat woningbouwlocaties later in de tijd ontwikkeld zullen worden. Acties Regio en provincie trekken gezamenlijk op in het proces om te komen tot een inhoudsopgave aan het einde van 2012, die vervolgens in 2013 inhoudelijk gevuld kan worden. Tijdens de Bestuurlijke Tafel Ruimte zal de voortgang van de herziening van de regionale Woonvisie worden besproken.
13
Valkenburg Het is de bedoeling om op het voormalige vliegveld Valkenburg een woningbouwlocatie te ontwikkelen, in combinatie met de ontwikkeling van ruimte voor bedrijvigheid (waarbij in de Provinciale Structuurvisie is opgenomen dat 20 hectare gereserveerd wordt ten behoeve van een uitbreiding van het BioSciencePark). Er wordt gewerkt aan een Masterplan, naar verwachting is dit Masterplan eind 2012 gereed. Op basis hiervan kan vervolgens gewerkt worden aan een bestemmingsplan. Acties De gemeente Katwijk informeert de regio en provincie actief over de voortgang van de ontwikkeling van de locatie Valkenburg. Ontwikkeling Zeejachthaven In het kader van het provinciale Impulsprogramma Recreatie & Toerisme wordt door Fundex/Boskalis en NZOM/BNG/VanOord onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden voor een zeejachthaven in Katwijk, inclusief een achterlandverbinding. De initiatiefnemers vragen aan de overheden kaders aan te geven voor deze ontwikkeling. De aanleg van de jachthaven heeft een grote ruimtelijke impact omdat er strekdammen in zee gebouwd worden en er woningbouw buitendijks en buitenduin ontwikkeld wordt, in de nabijheid van het Natura 2000 gebied. B&W van Katwijk zijn positief. Het Rijk heeft zich positief uitgelaten en heeft aangegeven de zeejachthaven op te willen nemen in het Deltaprogramma. De provincie onderzoekt of de initiatieven inpasbaar zijn in het provinciale ruimtelijke beleid en denkt mee over een verdienmodel. Dat verdienmodel zal hoogst waarschijnlijk bestaan uit woningbouw bij de zeejachthaven. Acties De provincie vraagt aan de regio of er nog aandachtspunten zijn die relevant zijn voor de verkenning.
2.5.2
Drechtsteden
StedenbaanPlus Voor de Drechtsteden ligt een plancapaciteit voor 12.000 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 10.000, waarvan 55 % binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor de invloedsgebieden van de Stedenbaanstations wordt een realisatie van 3.700 woningen verwacht. Deze verwachting past goed binnen de programma-afspraken van Stedenbaan (2.500 tot 6.000 woningen). Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 180.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is slechts 120.000 m2, maar ligt voor meer dan 60 % buiten het invloedsgebied van StedenbaanPlus. De huidige verwachting is een realisatie van 35.000 m2 kantoorruimte nabij de Stedenbaanstations, hetgeen gelijk is aan de minimum prestatieafspraak. (35.000 – 120.000) Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie In de Drechtsteden staan nog geen windturbines opgesteld. De gemeente Albasserdam onderzoekt samen met Nedstaal de mogelijkheden voor windturbines op en nabij het terrein van Nedstaal (12 MW). De locatie is opgenomen als locatie windenergie in het provinciaal beleid, evenals een locatie langs de Dordtsche Kil, op de bedrijventerreinen Dordtsche Kil I, II, III, IV en het Zeehavengebied, mits voldoende doorzichten worden gegarandeerd (10 - 20 MW). Op dit moment wordt als onderdeel hiervan gezamenlijk met de gemeente Dordrecht gewerkt aan een de vergunningverlening voor turbines aan Dordtsche Kil IV. De locatie Merwedehaven Dordrecht (3 - 9 MW) kan in samenhang met de beperkte mogelijkheden van locatie Oosteinde Papendrecht (3MW) gerealiseerd worden. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie)
14
Ruimtelijke kwaliteit In paragraaf 2.4 (Ruimtelijke kwaliteit) is ingegaan op ruimtelijke kwaliteit en gebiedsprofielen. Aangezien Ruimtelijke kwaliteit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van regio, gemeenten en provincie worden gebiedsprofielen samen met de partners in het betreffende gebied opgesteld. Het plangebied van het gebiedsprofiel IJsselmonde ligt in de regio's Rijnmond en Drechtsteden (buitengebieden van de gemeenten Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht). In de vergadering van de stuurgroep Deltapoort (met daarin onder meer de regio Drechtsteden, gemeenten Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht) van 31 mei 2012 is aangegeven dat een gebiedsprofiel voor IJsselmonde in 2012 / 2013 zal worden opgesteld. Acties Provincie, gemeenten Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht en de regio Drechtsteden werken gezamenlijk aan het opstellen van het gebiedsprofiel IJsselmonde. Het eerste contact loopt tussen de provincie en de regio. Gemeenten nemen deel aan de te organiseren werksessies. Zie paragraaf 2.4 Regionale Structuurvisie De regionale structuurvisie ''Ruimte Geven'' en bijbehorende realisatiestrategie uit 2008 zijn mede vanwege de veranderde economische omstandigheden toe aan een herziening. Het hebben van een actuele ruimtelijke visie is zeer wenselijk. Vanwege de veranderde omstandigheden, maar ook los daarvan, is vroegtijdige afstemming tussen partijen in ieders belang. Het is voor de provincie van groot belang dat de ruimtelijke visie aansluit op de Provinciale Structuurvisie. Bovendien kan zo tijdig over en weer helderheid worden verschaft en wordt snelheid in planologische procedures bevorderd. De herziening kijkt vooruit met een visie die inspeelt op de trends en ontwikkelingen die op de regio afkomen. De visie speelt ook in op de problemen en opgaven van nu. De planhorizon van de structuurvisie is 2040. Het is niet het doel om te voorspellen hoe de Drechtsteden er in 2040 uit zullen zien, maar om te bedenken waar de Drechtsteden in 2040 zouden willen staan en welke stappen er genomen moeten worden om daar te komen. Medio 2013 dient een conceptversie gereed te zijn. Acties De door de Drechtraad vastgestelde opdracht tot opstelling van de regionale structuurvisie wordt tijdens de Bestuurlijke Tafel 2012 besproken. De provincie wil bijdragen aan het totstandkomingproces, waarbij ook continu de relatie met de provinciale belangen en in het bijzonder ook de integrale herziening van de Provinciale Structuurvisie wordt bekeken. IRP Zuidvleugel Zuid Het gebied van Rotterdam-Zuid tot en met Dordrecht kenmerkt zich door een sociaaleconomische problematiek gekoppeld aan een relatief geringe leefomgevingkwaliteit. Begin 2012 is door gedeputeerde Staten besloten dat onder de naam Zuidvleugel Zuid een nieuw IRP wordt gestart. Het IRP Zuidvleugel Zuid wil een coördinerend programma zijn waarmee een sterker provinciaal profiel ontstaat voor een verzameling projecten en programma’s die de provincie in het gebied ten uitvoer brengt of waar de provincie bij betrokken is. Dit IRP sluit aan bij het provinciale belang om te voorzien in een gezonde leefomgeving, het stedelijk netwerk te versterken en om bedrijvigheid en werkgelegenheid aan te trekken en te behouden. Acties De provincie stelt een position paper op over de ontwikkeling van Zuidvleugel-Zuid. In de position paper wordt de relatie tussen ambitie, doelen en projecten inzichtelijk gemaakt. De provincie wil de projecten samen of in overleg met andere partijen, waaronder de regio Drechtsteden, realiseren.
15
Merwedezone Vrijdag 14 september 2012 is, te Villa Augustus, een bijzondere vergadering van de stuurgroep transformatievisie Merwedezone gehouden. De vergadering stond in het teken van de overdracht van het voorzitterschap (van provincie, Dhr. Veldhuijzen, naar de regio, dhr. Veerman). Nu de transformatievisie in het provinciale beleid is opgenomen, is de fase van uitvoering aangebroken. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de regio's en de gemeenten. De provincie wordt agendalid van de stuurgroep. Acties De stand van zaken van de uitvoering van de transformatievisie Merwedezone zal tijdens de Bestuurlijke Tafels worden besproken. Hierbij zal in het bijzonder aandacht besteed worden aan: - duurzame energie, de taakstelling van 40 MW windenergie / andere vormen van duurzame energie; - regiopark Merwede (het regiopark gaat de overgang vormen van de stedelijke zuidelijke rand naar het veenweidegebied van de Alblasserwaard).
2.5.3
Stadsregio Rotterdam
StedenbaanPlus Er ligt een plancapaciteit voor bijna 32.000 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 20.000, waarvan tweederde binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor de invloedsgebieden van de Stedenbaanstations wordt een realisatie van 4.200 woningen verwacht. Deze ligt ver onder de programma-afspraken van Stedenbaan (7.500 tot 14.000 woningen). Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 1.000.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is nog 740.000 m2, waarvan en kwart buiten het invloedsgebied van StedenbaanPlus. De huidige verwachting is een realisatie van 370.000 m2 kantoorruimte nabij de Stedenbaanstations, hetgeen binnen de prestatieafspraken ligt (245.000 – 480.000). Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie Binnen het gebied van de stadsregio Rotterdam zijn twee windenergieconvenanten van kracht, te weten het Convenant Realisatie Windenergie Rotterdamse Haven (2009) en het Convenant Realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam (2012). De provincie heeft beide convenanten ondertekend. Het havenconvenant betreft het haven- en industriegebied van Rotterdam en heeft als doelstelling een opgesteld vermogen van 300 MW in 2020. De partijen van het convenant voor de stadsregio Rotterdam streven naar 150 MW in 2020 op het grondgebied van de stadsregio buiten het haven- en industriegebied. Beide convenanten zijn vertaald in het provinciaal beleid. De provincie participeert bij beide convenanten in de ambtelijke project- en evaluatiegroep. Voor het Havenconvenant vervult de provincie een secretarisrol. Een van de locaties in het haven- en industriegebied is de locatie Maasvlakte 2. Het ligt in de verwachting dat op deze locatie meer dan 100 MW gerealiseerd kan worden. Dat zou betekenen dat de locatie onder de Rijkscoördinatieregeling zou vallen. Het ministerie van I&M, het ministerie van EL&I, het Havenbedrijf en RVOB (grondeigenaar) hebben daarom voor deze locatie een projectgroep ingesteld. De provincie is hier agendalid en waakt er over dat de locatie optimaal benut wordt. Indien op Maasvlakte 2 minder dan 100 MW gerealiseerd zal worden is de provincie bevoegd gezag. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit
16
Het gebiedsprofiel Midden-Delfland is afgerond. Het gebiedsprofiel voor Ijsselmonde is gestart. Deze zal begin 2013 afgerond kunnen worden. Voor Voorne-Putten is het gebiedsprofiel bijna afgerond. Acties Tijdens de Bestuurlijke Tafel wordt de voortgang besproken. Zie paragraaf 2.4 Bleizo Bleizo is in de vigerende Provinciale Structuurvisie aangeduid als stads en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer, als stedelijk subcentrum en als bedrijventerrein. De gemeenschappelijke Regeling Bleizo heeft plannen om van dit gebied een vervoersknoop te maken en te ontwikkelen met Leisure, kantoren en bedrijven. Er zijn afspraken gemaakt dat kantoren gerealiseerd mogen worden als er in Zoetermeer kantoorvoorraad geschrapt wordt. Dit is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Voor het Leisure gedeelte wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Adventure World en een Factory Outlet Centre (FOC). Het FOC (detailhandel) past niet in de Provinciale Structuurvisie. Het FOC wordt gezien als een belangrijke drager om een optimaal vervoersknooppunt te realiseren. De gemeente Lansingerland en Zoetermeer hebben een verzoek tot wijziging van de PSV ingediend over het mogelijk maken van een FOC op Bleizo voor de actualisering 2011. Hierover liggen inmiddels verschillende rapporten en is de REO’S advies gevraagd. Acties Provinciale Staten moeten nog een beslissing nemen over dit onderdeel van de actualisatie 2011. Dat vindt naar verwachting eind 2012 plaats. Dit ter kennisname Inpassingsplan Nieuw Reijerwaard Op verzoek van de regio en de gemeenten werkt de provincie aan de opstelling van een inpassingsplan voor Nieuw Reijerwaard. Met de ontwikkeling van deze locatie wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan zowel de Greenport als aan de Mainportontwikkeling.
Acties Het ontwerpinpassingsplan zal op 6 november 2012 door GS worden vastgesteld. Daarna start de zienswijzenperiode van 6 weken. De vaststelling in PS is gepland in het voorjaar 2014. Dit ter informatie.
2.5.4
Stadsgewest Haaglanden
StedenbaanPlus Er ligt een plancapaciteit voor bijna 69.000 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 50.000, waarvan 80 % binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor de invloedsgebieden van de Stedenbaanstations wordt een realisatie van 16.000 woningen verwacht. Deze prognose ligt hoog in de bandbreedte van de programma-afspraken (10.000 – 20.000 woningen). Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 1.350.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is nog 987.000 m2 (inclusief de 230.000 m2 realisatie in 2012 en 2013) waarvan 90 % binnen het invloedsgebied ligt van StedenbaanPlus. De huidige verwachting is een realisatie van 648.000 m2 kantoorruimte nabij de Stedenbaanstations, hetgeen bijna boven de maximum prestatieafspraken ligt (315.000 – 660.000). Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie In het Stadsgewest Haaglanden staan in de gemeente Zoetermeer vier windturbines met een gezamenlijk opgesteld vermogen van 10,5 MW. In het provinciaal beleid is een zoekgebied
17
windenergie langs de A4 en de A12 en een locatie windenergie langs de A20 bij Maasland in de gemeente Midden-Delfland (9 MW) opgenomen. Conform de ambitie van de Nota Wervelender ziet de provincie in de regio Haaglanden mogelijkheden voor een totaal van 60 MW in het ‘zoekgebied windenergie. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Het gebiedsprofiel voor Midden-Delfland is afgerond. Met het gebiedsprofiel Delflandse Kust is in juli 2012 gestart. Verwacht wordt dat deze in december 2012 wordt afgerond. Het gebiedsprofiel Duin, Horst en Weide is gestart. Acties Tijdens de Bestuurlijke Tafel wordt de voortgang besproken. Zie ook paragraaf 2.4 Bleizo Bleizo is in de vigerende Provinciale Structuurvisie aangeduid als stads en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer, als stedelijk subcentrum en als bedrijventerrein. De gemeenschappelijke Regeling Bleizo heeft plannen om van dit gebied een vervoersknoop te maken en te ontwikkelen met Leisure, kantoren en bedrijven. Er zijn afspraken gemaakt dat kantoren gerealiseerd mogen worden als er in Zoetermeer kantoorvoorraad geschrapt wordt. Dit is opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Voor het Leisure gedeelte wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Adventure World en een Factory Outlet Centre (FOC). Het FOC (detailhandel) past niet in de Provinciale Structuurvisie. Het FOC wordt gezien als een belangrijke drager om een optimaal vervoersknooppunt te realiseren. De gemeente Lansingerland en Zoetermeer hebben een verzoek tot wijziging van de PSV ingediend over het mogelijk maken van een FOC op Bleizo voor de actualisering 2011. Hierover liggen verschillende rapporten en is de REO’S advies gevraagd. Acties Provinciale Staten moeten nog een beslissing nemen over dit onderdeel van de actualisatie 2011. Dat vindt naar verwachting eind 2012 plaats. REO Haaglanden moet nog adviseren over het FOC. Dit ter kennisname.
2.5.5
Midden-Holland
StedenbaanPlus Er ligt een plancapaciteit voor 11.000 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 8.000, waarvan 77 % binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor de invloedsgebieden van de Stedenbaanstations wordt een realisatie van 2.200 woningen verwacht. Deze prognose is lager dan de programma-afspraken van Stedenbaan (2.500 tot 6.000 woningen). Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 125.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is slechts 80.000 m2, die overigens geheel binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus ligt. Hiervan is bijna 30.000 m2 kantoorruimte nabij Stedenbaanstations. Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie In de regio Midden-Holland staan in de gemeente Waddinxveen langs de A12 windturbines opgesteld (12 MW). Nabij de aansluiting van de A12 op de A20 heeft de provincie een locatie windenergie in het provinciaal beleid benoemd, die in samenhang met de bestaande windturbines in Waddinxveen ontwikkeld kan worden. Er is ruimte voor 15 tot 30 MW.
18
Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Voor Midden-Holland zijn de gebiedsprofielen Hollands Plassengebied, Duin, Horst en Weide, Wijk en Wouden, Gouwe Wiericke, Boskoop, Oude Rijnzone, Krimpenerwaard en Bentwoud-Rottemeren relevant. Na de zomer van 2012 wordt gestart met Duin, Horst en Weide en met Wijk en Wouden. In 2013 wordt gestart met Gouwe Wiericke, Boskoop, Krimpenerwaard en de Duin- en Bollenstreek. In 2014 wordt gestart met de gebiedsprofielen Bentwoud-Rottemeren en Oude Rijnzone. Acties De provincie spreekt af de gemeenten en de regio vroegtijdig bij het proces te betrekken. De gemeenten en regio spreken af zich in te willen zetten voor de relevante gebiedsprofielen. Regionale Woonagenda De verantwoordelijke portefeuillehouders hebben met elkaar afgesproken om te komen tot een Regionale Agenda Wonen (RAW). In december 2011 heeft Midden Holland de eerst fase van de RAW uitgereikt. Er wordt nu gewerkt aan de tweede fase van de RAW. Afstemming met de provincie heeft plaatsgevonden over de hoofdlijnen van de RAW. Die afstemming vond plaats over het plan van aanpak en met name over de thema’s die in de RAW zullen worden uitgewerkt binnen de financiële mogelijkheden. Eind 2012 zal de agenda af zijn. Acties Eind 2012 is de Woonagenda Midden Holland gereed. De provincie adviseert op verzoek van de regio over het concept van de woonagenda ten behoeve van de afstemming met het provinciale beleid. Nationaal Deltaprogramma Rijnmond / Drechtsteden is een belangrijk deelprogramma van het Nationaal Deltaprogramma. Door te werken aan dit deelprogramma werkt de provincie aan de provinciale belangen om de waterveiligheid te verbeteren en wordt bijgedragen aan een robuust en veerkrachtig watersysteem. Rijnmond-Drechtsteden werkt de veiligheidsopgave en de zoetwateropgave uit per gebied. Voor de Hollandsche IJssel wordt deze zomer een apart project gestart. De gemeenten van Midden Holland hebben belang bij het project omdat toekomstige dijkversterkingen en veiligheidsnormen gevolgen hebben voor de ruimtelijke ordening. De wethouders uit het gebied willen graag actief betrokken worden bij het besluitvormingsproces van het Nationaal Deltaprogramma. Ze willen verantwoording kunnen afleggen aan de gemeenteraad, echter, de gemeenten hebben geen besluitvormingsbevoegdheid, dat ligt namelijk bij de Deltacommissie op Rijksniveau. Acties Ruimtelijke consequenties die voortvloeien uit de te nemen maatregelen worden op de Bestuurlijke Tafel Ruimte besproken. Is ter kennisname.
2.5.6
Alblasserwaard Vijfheerenlanden
StedenbaanPlus Er ligt een plancapaciteit voor 3.300 nieuwe woningen tot 2020. Er is een ontwikkelprognose berekend van 2.500, waarvan 53 % binnen het invloedsgebied van StedenbaanPlus. Voor dezelfde periode ligt een plancapaciteit van 23.000 m2 kantoren. De ontwikkelprognose hiervan is slechts 18.000 m2, maar ligt voor meer dan 70 % buiten het invloedsgebied van StedenbaanPlus. De huidige verwachting is een realisatie van 35.000 m2 kantoorruimte nabij de Stedenbaanstations, hetgeen gelijk is aan de minimum prestatieafspraak.
19
Acties Zie paragraaf 2.2 Windenergie Het bedrijventerrein Oosteinde in Papendrecht (3 MW) en het bedrijventerrein Gorinchem Noord (9 MW) zijn als locatie windenergie opgenomen in het provinicaal beleid, beiden als onderdeel van de doelstelling van 18 MW windenergie, zoals benoemd in de Transformatievisie Merwedezone. Deze windenergieopgave wordt naar 40 MW verhoogd indien er met alternatieve vormen van duurzame energie opwekking niet wordt voldaan aan de afgesproken 40 MW duurzame energie. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Het gebiedsprofiel voor Alblasserwaard Vijheerenlanden is afgerond. Acties Zie paragraaf 2.4 Merwedezone Vrijdag 14 september 2012 is, te Villa Augustus, een bijzondere vergadering van de stuurgroep transformatievisie Merwedezone gehouden. De vergadering stond in het teken van de overdracht van het voorzitterschap (van provincie, Dhr. Veldhuijzen, naar de regio, dhr. Veerman). Nu de transformatievisie in het provinciale beleid is opgenomen, is de fase van uitvoering aangebroken. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de regio's en de gemeenten. De provincie wordt agendalid van de stuurgroep. Acties De stand van zaken van de uitvoering van de transformatievisie Merwedezone zal tijdens de bestuurlijke tafels worden besproken. Hierbij zal in het bijzonder aandacht besteed worden aan: - duurzame energie, de taakstelling van 40 MW windenergie / andere vormen van duurzame energie; - regiopark Merwede (het regiopark gaat de overgang vormen van de stedelijke zuidelijke rand naar het veenweidegebied van de Alblasserwaard). Herziening regionale Woonvisie In aanvulling op de recent vastgestelde regionale structuurvisie werkt de regio momenteel aan een nieuwe regionale woonvisie. Dit om zo beter in te kunnen springen op de gevolgen van de economische crisis en de daardoor ontstane overprogrammering. De regionale woonvisie is vervolgens input voor een eventuele aanpassing van de Provinciale Structuurvisie. Het is de bedoeling om de regionale woonvisie medio 2013 gereed te hebben. De regio kiest er voor om bij de actualisering met name te focussen op de herijking van het programma. Dit kan tot gevolg hebben dat woningbouwlocaties later in de tijd dan wel niet ontwikkeld zullen worden, wat een aanpassing van de Provinciale Structuurvisie tot gevolg kan hebben. Acties Regio en provincie trekken gezamenlijk op in het proces om te tot een regionale woonvisie te komen. Tijdens de Bestuurlijke Tafel Ruimte zal de voortgang van de (herziening van de) regionale woonvisie een terugkerend bespreekpunt zijn.
2.5.7
Hoeksche Waard
Windenergie In de Hoeksche Waard staan windturbines opgesteld in de Westerse polder (3,5 MW) en in de Mariapolder (4,5MW) . De provincie gaat er vanuit dat deze locaties worden opgeschaald tot zo’n 15
20
MW per locatie, aangezien de locaties landschappelijk aanvaardbaar worden geacht. Daarnaast zijn de locaties Piershil-Spui (15MW), Bedrijventerrein Hoeksche Waard langs de Oude Maas bij de Heinenoordtunnel (15 - 30 MW) en de Hogezandse Polder (30MW) opgenomen als locatie windenergie in het provinciaal beleid. Overigens zijn er ten aanzien van windenergie door de Hoeksche Waard zienswijzen ingediend. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Het gebiedsprofiel voor de Hoeksche Waard is gestart. Begin 2013 wordt deze afgerond Acties Tijdens de Bestuurlijke Tafel wordt de voortgang besproken. Zie paragraaf 2.4. Ontwikkeling glastuinbouw en herontwikkeling bedrijventerrein v/m Suikerfabriek De Suiker Unie stelt een stedenbouwkundig plan op voor de ontwikkeling van glastuinbouw op de vloeivelden en de herontwikkeling van het bedrijventerrein van de voormalige suikerfabriek. De uitkomst hiervan zal naar verwachting eind 2012 gereed zijn en ter beoordeling worden voorgelegd aan de betrokken overheden. Met het opstellen van het stedenbouwkundig plan wordt een nadere uitwerking gegeven van de Provinciale Structuurvisie, Actualisering 2012. Provinciale belangen zijn de ontwikkeling van glastuinbouw en behoud en versterking van HMC en natte bedrijventerreinen. Acties De Suiker Unie maakt een stedenbouwkundig plan dat wordt voorgelegd aan de betrokken overheden. Op basis van het stedenbouwkundige plan wordt bezien of en op welke wijze de (her)ontwikkeling planologisch mogelijk wordt gemaakt. Tijdens de Bestuurlijke Tafel wordt de voortgang besproken.
2.5.8 Goeree Overflakkee Windenergie In de regio Goeree-Overflakkee zijn diverse opstellingen met windturbines aanwezig. In de Provinciale Structuurvisie is een aanzienlijk deel van de rand van Goeree-Overflakkee als windenergie aangeduid. Voor de regio heeft de provincie een ambitie van 200-300 MW aan opgesteld vermogen windenergie in 2020. Provincie en gemeenten hebben afspraken over de ambitie voor windenergie en duurzame ontwikkeling van Goeree-Overflakkee vastgelegd in het Bestuursakkoord ‘Duurzame Energie op Goeree-Overflakkee’. Provincie, gemeenten en marktpartijen hebben daarnaast procesafspraken gemaakt over onder meer het samen optrekken in het onderzoeken van geschikte plaatsingsgebieden voor windturbines binnen het aangegeven zoekgebied in de Provinciale Structuurvisie en de mogelijkheden van het terugvloeien van revenuen uit windenergie naar het eiland. Een gedeelte van de te realiseren windenergieambitie hangt samen met een gebiedsontwikkeling in de noordrand van het eiland. De afspraken maken onderdeel uit van een bredere ontwikkeling in de regio, gericht op een duurzame ontwikkeling van het eiland. Acties Zie paragraaf 2.3 (realisatiestrategie) Ruimtelijke kwaliteit Het Gebiedsprofiel Ruimtelijke Kwaliteit voor Goeree Overflakkee is afgerond en wordt binnenkort door Gedeputeerde Staten vastgesteld.
21
Acties Zie paragraaf 2.4 IRP Goeree-Overflakkee Op Goeree-Overflakkee bestaan, door afnemende werkgelegenheid in industrie en visserij, verouderde recreatieve voorzieningen en (toekomstige) bevolkingsdaling, grote risico’s op een negatieve sociale en economische ontwikkeling. Om de sociaaleconomische ontwikkelingen een positieve impuls te geven, is de provincie het Integraal Ruimtelijk Programma (IRP) GoereeOverflakkee gestart. Dit IRP beoogt, door het aanjagen van ontwikkelingsprojecten, hieraan een bijdrage te leveren. Het programma wil aansluiten bij het Regionale Beeldverhaal (projecten met een recreatieve impuls) en met marktpartijen kansen zoeken voor nieuwe economische dragers en eilandmarketing. Het IRP kent een eigen bestuurlijk overleg. De projecten uit het IRP die ruimtelijke consequenties hebben, zullen in de Agenda Ruimte worden opgenomen.
22
INFORMATIEF: ACHTERGRONDINFORMATIE
23
3. Uitvoering van bovenregionale opgaven De uitvoering van het provinciaal ruimtelijk beleid vindt plaats op diverse schalen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op bovenregionale opgaven waar de provincie samenwerkt met het rijk en andere bovenregionale partners (zoals andere provincies) en op de Rijksstructuurvisies voor zover het een provinciaal belang betreft. Ook op bovenregionale schaal zijn de effecten van de crisis merkbaar en ligt het accent op kwaliteit en duurzaamheid.
3.1
Opgaven provincie met de samenwerkingsverbanden
Op bovenregionale schaal opereert de provincie in drie samenwerkingsverbanden waarin Rijk, provincie en andere partners een aantal ruimtelijke opgaven gezamenlijk oppakken. Het gaat om samenwerking in de Zuidvleugel, het Groene Hart en de Zuidwestelijke Delta. In de laatste twee samenwerkingsverbanden wordt ook samengewerkt met andere provincies. Samenwerking op deze schaal is nodig gelet op het provinciegrensoverschrijdende karakter van de opgaven.
3.1.1
Zuidvleugel
De opgaven voor de Zuidvleugel worden gevormd door de agenda van de Zuidvleugel en concreet uitgewerkt in de programma’s: Economische agenda, Bereikbaarheidspakket, StedenbaanPlus, Verstedelijkingsprogramma en Metropolitaan landschap. De bestuurlijke partners die samenwerken aan deze vijf hoofdopgaven zijn: Den Haag, Rotterdam, Drechtsteden, Holland Rijnland, Midden Holland, het stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam. Het Rijk en de Zuidvleugelpartners overleggen elk najaar in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT). Voor de Economische agenda wordt gewerkt aan een investeringsparagraaf behorende bij het bestaande Uitvoeringsprogramma. Op bestuurlijk niveau is de concrete inzet van de verschillende overheidspartijen (financiële middelen, regelgeving, lobby etc.) op de afzonderlijke projecten besproken en afgestemd.
24
Vanuit de prioritaire opgaven in de gebiedsagenda Zuidvleugel/Zuid-Holland is een bereikbaarheidspakket ontwikkeld met 13 projecten die noodzakelijk zijn om de bereikbaarheid van de Zuidvleugel te verbeteren. Er is te weinig geld om alle gewenste investeringen tegelijkertijd op te pakken. In het kader van het bereikbaarheidspakket Zuidvleugel hebben Rijk en regio’s afgesproken welke bereikbaarheidsinvesteringen de komende jaren prioriteit krijgen. In het landelijk gebied ligt de uitvoering komende jaren op het verbeteren van de bereikbaarheid, onder andere door het realiseren van poorten op knooppunten van recreatieve routes in de stadsranden. Daarnaast wordt prioriteit gegeven aan het verbeteren van het recreatieve programma, vooral bij de stadsranden en het aanleggen van ontbrekende schakels in de recreatieve verbindingen. De provincie Zuid-Holland, de regio's en de gemeenten investeren samen in deze kwaliteitsverbetering van de metropolitane landschappen van de Zuidvleugel. Met de uitvoering van bovengenoemde programma’s wordt een bijdrage geleverd aan verschillende provinciale belangen.
3.1.2
De Zuidwestelijke Delta
De Provincie Zuid-Holland maakt sinds 1 januari 2012 deel uit van het bestuur van het grensoverschrijdend samenwerkingsverband "Netwerk Vlaams-Nederlandse Delta (VNDelta). Namens Zuid-Holland zitten de Commissaris van de Koningin en de gedeputeerde Economie in dit bestuur. Het VNDelta Netwerk is de opvolger van het Rijn-Schelde Delta samenwerkingsverband (RSD) waarin de Provincie Zuid-Holland vanaf 1999 geparticipeerd heeft. De kern van het VNDelta Netwerk wordt gevormd door zes provincies (Zuid-Holland, Noord-Brabant, Zeeland, Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Antwerpen). Daar omheen zit een schil van andere overheden, zeehavens, grote bedrijven en kennisinstellingen. Het netwerk kent een economisch-logistieke en ruimtelijke focus en werkt hierdoor aan de provinciale belangen: behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid, het optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters en het verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid. Speerpunten waar het netwerk zich voor inzet zijn ontwikkeling van de zeehavens, multimodale infrastructuur en achterlandverbindingen, biobased economy en knelpunten in wet- en regelgeving Het VNDelta Netwerk werkt momenteel actief aan vijf projecten. Deze projecten richten zich op onderzoek, gezamenlijke positionering/prioritering, lobby en netwerkvorming. Het gaat om: - Harmonisatie wetgeving - Deltamonitor - Pijp-en buisleidingen - Trans-European transport network (TEN-T) - Biobased Economy De provincie en de andere partijen proberen gezamenlijk tot een prioritering van de uit te voeren projecten te komen op het schaalniveau van de Vlaams-Nederlandse Delta. Besluitvorming vindt plaats in het Bestuurlijk Overleg Vlaams-Nederlandse Delta. De Stuurgroep vergadert 6 tot 7 keer per jaar. Nationaal Deltaprogramma - Deelprogramma Rijnmond-drechtsteden Het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden is een deelproject van het Nationaal Deltaprogramma en brengt de (toekomstige) problemen in kaart. Vervolgens brengt het advies uit aan de Deltacommissaris over oplossingen. In 2014 adviseert de Stuurgroep Rijnmond-Drechtsteden de Deltacommissaris over de beslissing Rijn-Maas-delta. Daarna neemt het kabinet een besluit. De stuurgroep bestaat uit het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen. Streven is om in januari 2013 de eerste concepten van kansrijke strategieën voor de waterveiligheid en zoetwatervoorziening met informatie over de effecten klaar te hebben. Daarbij wordt ook gekeken of de beschermingsniveaus voldoende zijn en passen bij de huidige bevolkingsdichtheid en economische waarde achter de dijken. Verder wordt gekeken naar kansrijke strategieën voor een duurzame zoetwatervoorziening. Apart aandachtspunt zijn de buitendijkse gebieden in de
25
deelgebieden. De vergelijking en afweging van de kansrijke strategieën leidt uiteindelijk (in 2014) tot een voorkeursstrategie
3.1.3
Het Groene Hart
Sinds 2006 maakt de Provincie Zuid-Holland deel uit van de Stuurgroep Groene Hart. In de Stuurgroep zijn ook Noord-Holland en Utrecht, samen met twee waterschapsbestuurders vertegenwoordigd. In 2012 heeft de stuurgroep een besluit genomen over het nieuwe Uitvoeringsprogramma 2012-2015. In dit Uitvoeringsprogramma zijn onderstaande afspraken gemaakt: - De veenweidenprojecten Krimpenerwaard, Nieuwkoopse Plassen en Gouwe Wiericke worden gecontinueerd conform het provinciale Uitvoeringsprogramma Groen in voorbereiding, waarbij de resultaten van de herijking van de EHS en de integrale aanpak van landbouw, natuur, bodem en water in deze veenweiden gebieden leidend zullen zijn (vaststelling medio 2013). - De Groene Hartbrede projecten Ruimtelijke Kwaliteit, Merk& Marketing, Recreatief Routenetwerk, Waterrecreatie en Kennis- Innovatieprogramma worden geactualiseerd en voortgezet in 2013. - Afgerond worden de in uitvoering zijnde projectmaatregelen, gesubsidieerd met deels provinciale middelen, deels Rijks/Europese middelen in de Venen, Oude-Rijnzone en Schelluinen-West en kleinschalige uitvoeringsprojecten (kavelpaden, landschapselementen). Met dit uitvoeringsprogramma werkt de provincie aan diverse provinciale belangen zoals het versterken van recreatieve functies en groenstructuur, aan verbetering van de belevingswaarde en vermindering van verrommeling en aan een robuust en veerkrachtig watersysteem. In de organisatie van het Groene Hart heeft de provincie een sturende en initiërende rol. De provincie faciliteert daarnaast een aantal ontwikkelingen rond ruimtelijke kwaliteit (gebiedsprofielen, kwaliteitsadviezen, erfgoedlijnen), innovatie (veenweiden kennis- en innovatiecentrum) en uitvoeringsmaatregelen (Uitvoeringsprogramma Groen, provinciale subsidies).
3.1.4
BO-MIRT: Gebiedsagenda – Lange termijn, visie Zuidvleugel
Een van de belangrijkste onderwerpen bij het BO-MIRT van november 2012 is de actualisering van de Gebiedsagenda. In eerdere overleggen zijn hiervoor strategische onderwerpen benoemd. Voor de voorbereiding voor het najaarsoverleg zijn nu ambtelijke gesprekken gevoerd om te proberen tot verdere concretisering te komen. Strategische onderwerpen worden langs drie hoofdlijnen (nieuw perspectief op investerend vermogen, verstedelijking en ruimtelijk-economische strategie) uitgewerkt en vervolgens geagendeerd. Zowel binnen het Rijk als binnen de regio wordt gewerkt aan producten waarbij het belangrijk is dat er een goed beeld is van de toekomstige ontwikkelingen van de Zuidvleugel. Het gaat in dit kader om de Rijksstudie Zuidvleugel, Atelier Stad en een update van de gebiedsagenda, de trendanalyse Zuidvleugel en het atelier Mainport Rotterdam – Den Haag. Er is een wens en behoefte aan trendbreuken en een nieuwe agenda.
3.2
Provinciale inbreng in Rijksstructuurvisies
Het Rijk werkt op dit moment aan verschillende structuurvisies, die hun weerslag hebben op het ruimtelijk beleid. Onderstaand wordt op deze structuurvisies ingegaan:
3.2.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De door de minister van I&M vastgestelde structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is in februari 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De fase van uitvoering van deze visie is nu aangebroken. Belangrijkste onderwerp bij de uitvoering van de SVIR is de rol van de provincies en de regionale inhoudelijke en procesmatige verschillen daarin. In de provinciale reacties overheerst het signaal dat provincies goed uit de voeten kunnen met de gedecentraliseerde taken en zeer bewust omgaan met regionale inkleuring van hun ruimtelijke regierol.
26
De gespreksonderwerpen die het gezamenlijke belang het meest raken betreffen vooral de hoe vraag, met als meest in het oog springende kwesties de instrumentatie. Het gaat om: - de omgevingswet, - programmering en planschade, - RO-toezicht - het proces van samenwerking met het Rijk: vooral de positie van gebiedsagenda’s / BO MIRT. Een en ander wordt verder uitgewerkt op IPO niveau.
3.2.2
Structuurvisie Ondergrond (STRONG)
In dit traject dat moet leiden tot een structuurvisie voor de ondergrond is tot nu toe vooral op inventariserende wijze verkend welke onderwerpen daarin moeten worden meegenomen. Geconcludeerd is dat het STRONG-traject verbreed dient te worden. De structuurvisie ondergrond zal naast uitspraken over mijnbouwactiviteiten ook beleidsuitspraken doen over grond- en drinkwater en over de transitie van het bodembeleid. Daarnaast wordt de wens om tot een ander bodemgebruik te komen (Uitvoeringsprogramma Bodembeleid) meegenomen in de integrale Structuurvisie Ondergrond. Tenslotte wordt een inventarisatie gemaakt van innovatieve(re) manieren om uitvoering te geven aan een duurzaam gebruik en beheer van de ondergrond, waarbij ook gekeken wordt naar nieuwe financieringsmogelijkheden. Dat betekent dat het STRONG-traject minstens een half jaar doorschuift. Inhoudelijk gaat het proces wel door en wordt gewerkt aan deeldossiers zoals: Schaliegas, Drinkwater-watertoets, Mijnbouwwet, Warmte-koudeopslag.
3.2.3
Verkenning Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer (MASH)
Met een structuurvisie wilde het Rijk een eenduidige ruimtelijke visie voor het gebied rondom Schiphol vaststellen, die als basis kon dienen voor de ruimtelijke keuzes die in de regio gemaakt moeten worden met betrekking tot de ontwikkeling van de luchthaven, woningbouw, natuurontwikkeling, waterberging en infrastructuur. De val van het Kabinet heeft er toe geleid dat het Rijk het SMASHtraject heeft omgezet in een ruimtelijke verkenning. Het veranderen van de status van de structuurvisie maakt het voor het Rijk eenvoudiger om een aantal kwesties nader uit te diepen zonder dat daar allerlei wettelijke verplichtingen aan kleven (bijvoorbeeld een PlanMER). Het gaat bij de verkenning met name om de keuze voor toekomstbestendige geluidscontouren rondom de luchthaven en de consequenties daarvan voor woningbouw maar ook de eventuele toename van het aantal gehinderde. De volgende stap is het bespreken van de resultaten van de effectenanalyse. Het is de verwachting dat bestuurlijke besluitvorming rondom deze toekomstverkenning plaats vindt in februari 2013.
3.2.4
Wind op land (WoL)
De structuurvisie Wind op Land is bedoeld als een landelijk kader voor de realisering van de grootschalige opgaven voor windenergie. De ruimtelijke reserveringen van de provincies worden uitgangspunt van de SV WoL. Het Rijk wil in deze structuurvisie gebieden en randvoorwaarden voor grootschalige windenergie vastleggen. De Rijksdoelstelling is 6.000 MW windenergie op land in 2020. In Zuid-Holland wordt getracht om binnen de provinciale windgebieden te komen tot specifieke afspraken met regionaal draagvlak. De provincie gaat er van uit dat het Rijk zich aan deze processen committeert.
3.2.5
Structuurvisie Westelijke Oeververbinding
Eind 2011 heeft de Minister van I&M een voorkeursbeslissing genomen in het voordeel van de Blankenburgtunnel. Dit na een gezamenlijk advies van alle regionale overheden waarbij het gros zich uitsprak voor een goed ingepaste Blankenburgtunnel. Het voorkeursbesluit is begin 2012 enkele
27
malen besproken in de Tweede Kamer (commissie I&M) waarbij er in april voldoende steun leek te ontstaan voor dit voorkeursbesluit. De ontwerp-structuurvisie is daarom na afstemming met de regio aan de Tweede Kamer gestuurd voor bespreking zodat de structuurvisie nog in 2012 kon worden vastgesteld en de volgende fase zou kunnen starten. Eind mei is het besluit over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding controversieel verklaard waarbij het project in ieder geval tot het aantreden van een nieuw Kabinet stil ligt.
3.2.6
Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid (SWUNG)
In het “Besluit geluid milieubeheer” en het “Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds” worden veel zaken onder de Swung wet geregeld zoals: - nadere regels voor geluidplannen, - actieplannen alsmede saneringsplannen, - de geluidsgevoelige bestemmingen - en het zogenaamde doelmatigheidscriterium. De eerste wijziging, zogeheten SWUNG-1, is door de Eerste Kamer afgehandeld en is per 1 juli 2012 in werking getreden. Deze SWUNG heeft onder andere betrekking op de invoering van geluidproductieplafonds voor bestaande en nieuwe rijksinfrastructuur. In SWUNG 2 zal eveneens de geluidregelgeving rond provinciale- en gemeentelijke wegen en rond gezoneerde industrieterreinen worden aangepast. Het voornemen bestaat om de in de Wet geluidhinder genoemde uitzonderingen te laten vervallen, waaronder de dove gevel (gevel zonder te openen ramen). Wanneer deze wijzigingen daadwerkelijk van kracht worden heeft dit consequenties voor de woningbouwmogelijkheden langs wegen en bepaalde industrieterreinen.
3.2.7
Rijksstructuurvisie Zuidwestelijke Delta
Het Rijk start met het opstellen van een Rijksstructuurvisie voor de Grevelingen en het VolkerakZoommeer. Daarin wordt de besluitvorming over de samenhangende ontwikkeling van de beide bekkens gestructureerd. Dat moet in 2015 antwoord geven op de vragen of er wel of geen getij terugkomt, of er waterberging op de Grevelingen komt en of het Volkerak-Zoommeer zoet blijf of zout wordt. Deze besluiten vallen samen met het kabinetsbesluit over de deltabeslissingen in het kader van het Deltaprogramma. Rijk en regio zijn het er over eens dat maatregelen die altijd goed zijn voor de ontwikkelingen van het gebied niet hoeven te wachten op besluitvorming over de Rijksstructuurvisie.
28
4.
Uitvoering Integrale Ruimtelijke Projecten
De provincie heeft vier integrale ruimtelijke projecten gedefinieerd waaraan in de komende periode prioriteit wordt gegeven. Uitgangspunt is dat een integraal ruimtelijk project zich richt op een gemeentegrens overstijgend gebied met een integrale, complexe opgave. Voor deze projecten worden bestuurlijke afspraken gemaakt met de partners. In onderling overleg worden rollen en verantwoordelijkheden bepaald. De Integrale Ruimtelijke Projecten (IRP’s) zijn: 1. Zuidplaspolder; 2. Oude Rijnzone; 3. Zuidvleugel Zuid 4. Goeree Overflakkee
4.1
Zuidplaspolder
De Zuidplaspolder is goed bereikbaar, midden in de Zuidvleugel van de Randstad gelegen en is de plek, in de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda waar ruimte wordt geboden aan nieuwe woningen, bedrijven en kassen, infrastructuur en natuur, water en recreatie. De Zuidplaspolder wordt een productielandschap waarin door de bewoners van Zuid-Holland gerecreëerd kan worden en dat de overgang markeert tussen stedelijk en landelijk gebied. De laag gelegen ligging nodigt uit tot duurzame vernieuwingen op het gebied van energie, logistiek, wonen en het slim combineren van functies. Door de economische en financiële crisis is het programma voor de Zuidplanpolder herijkt. - Voor de duurzame ontwikkeling van 200 ha nieuwe glastuinbouw op twee locaties zijn marktinitiatieven gaande. - De realisering van nieuwe weginfrastructuur, de extra Gouwe Kruising en de Moordrechtboog ligt op schema. Voorts worden verschillende ongelijkvloerse spoorkruisingen gerealiseerd. Ook de verbreding van de A20 staat in het Mirt programma Zuidvleugel. - Voor groen en water is de ambitie zoveel mogelijk gelijk gebleven, maar wordt het programma geprioriteerd mede in verband met de afgenomen financieringsmogelijkheden. - De actuele vraag naar woningen is verminderd. Het startprogramma van 7.000 woningen wordt gefaseerd, waarbij nadrukkelijk ook naar de onderscheiden woonmilieus wordt gekeken. Woningbouw vindt in eerste instantie plaats in en aan de randen van de dorpen. Wanneer het
29
woningbouwprogramma opgehoogd wordt is mogelijk ook aanpassing van de regionale infrastructuur (na 2020) wenselijk. De provincie heeft de regierol voor dit project. In het voortraject zijn alle mogelijke publieke en maatschappelijke partijen betrokken. Er is intensieve samenwerking met de betrokken gemeenten, het waterschap, het Rijk (als een van de projecten in het urgentie programma Randstad) en private partijen. De heer R.A.M. van der Sande is verantwoordelijk gedeputeerde.
4.2
Oude Rijnzone
De Oude Rijnzone is het gebied langs de rivier de Oude Rijn, grofweg tussen Leiden en Bodegraven. De gemeenten Leiderdorp, Zoeterwoude, Rijnwoude, Alphen aan den Rijn, Bodegraven en de provincie Zuid-Holland werken samen aan de (her)ontwikkeling van de Oude Rijnzone, die gericht is op verbetering van de kwaliteit. Het is een omvangrijk project in een klein gebied met veel opgaven. De regionale samenwerking maakt het mogelijk om oplossingen te zoeken die voorheen niet haalbaar leken. In 2011 en 2012 zijn flinke stappen gezet in de voorbereiding van de uitvoering. Enkele onderdelen worden al daadwerkelijk uitgevoerd. Het programma van de Oude Rijnzone is gericht op transformatie en een samenhangende en duurzame ontwikkeling van dit gebied. Concreet gaat het om: - versterking van de economische vitaliteit door herstructurering en de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige woon- en werkmilieus; - versterking van de groenblauwe kwaliteit (natuur, water, landschap, recreatie, cultuurhistorie): - versterken van de visuele en functionele verbindingen binnen de Oude Rijnzone met het omliggende Groene Hart, zowel langs de Oude Rijn als in noord-zuidrelaties; - het benutten van en het investeren in infrastructuur. Bij het project zijn ook het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Rijk en verschillende organisaties van bewoners en gebruikers betrokken. Het voortouw voor de uitvoering ligt bij de gemeenten en lokale organisaties. De provinciale rol is, nu het op uitvoeren aankomt, beperkter geworden dan voorheen. In de visie- en planvormingfase had de provincie een trekkende en stimulerende rol en vormde zij de verbindende factor tussen de verschillende partijen. Nu zijn taken overgedragen aan het samenwerkingsverband, waarvan de provincie wel het voorzitterschap vervult. Het samenwerkingsverband van overheden is verantwoordelijk voor de programmering, planning de kwaliteitsbewaking en verdeling van regionale middelen. Mevrouw I.G.M. de Bondt is verantwoordelijk gedeputeerde.
4.3
Zuidvleugel Zuid
Het gebied van Rotterdam-Zuid tot en met Dordrecht kenmerkt zich door een sociaaleconomische problematiek gekoppeld aan een relatief geringe leefomgevingkwaliteit. Daarnaast zijn er problemen met de externe veiligheid langs het spoor en is sprake van aanzienlijke milieuhinder vanwege de aanwezige A15 en A16. Door het vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners te verbeteren moet de achterblijvende ontwikkeling ten goede worden gekeerd. Dit betekent méér synergie tussen economische structuurversterking en sociaaleconomische ontwikkeling, gecombineerd met een kwaliteitssprong van recreatieve voorzieningen. Deze opgaven hebben gemaakt dat in het Hoofdlijnenakkoord de ambitie is opgenomen om het bestaande programma Deltapoort te verbreden. Hiervoor is eind 2011 een verkenning uitgevoerd naar de opgaven die in dit bredere gebied spelen. Begin 2012 is besloten dat het programma Deltapoort wordt voortgezet en dat onder de naam Zuidvleugel Zuid een nieuw IRP wordt gestart. Het IRP Zuidvleugel Zuid wil een coördinerend programma zijn waarmee een sterker profiel ontstaat voor een verzameling projecten en programma’s die de provincie in het gebied ten uitvoer brengt of waar de provincie bij betrokken is. In geografisch opzicht is de focus van het IRP Zuidvleugel Zuid gericht op de Eilanden van IJsselmonde en Dordt inclusief de overzijden van de rivier. De opgaven betreffen:
30
-
Versterking van de economie (economy first): het ontwikkelen van de maritieme maakindustie en een logistieke topregio voor (biobased) agrofood; Verbetering van de bereikbaarheid: het versterken en benutten van de 'hub'-functie door op veilige wijze de (inter)nationale bereikbaarheid te versterken, met name richting Antwerpen, en de interne bereikbaarheid te verbeteren; Vergroting van de leefbaarheid: versterken van de leefbaarheid in de regio met meer zichtbare landschappelijke kwaliteit, meer relatie tussen ruimte, economie en waterveiligheid en meer kwaliteit bij ontwikkeling en herstructurering.
Daartoe zet het IRP in op duurzame samenwerking met partners in de regio door partners en sectoren te verbinden en ruimte te bieden aan anderen om ook verantwoordelijkheid te nemen. Met dit laatste wordt gedoeld op de relatie tussen het programma en lopende en mogelijk te starten nieuwe projecten en activiteiten. Een belangrijke voorwaarde bij het starten het IRP Zuidvleugel Zuid is dat geen nieuwe bestuurlijke tafels worden gecreëerd maar dat gebruikt wordt gemaakt van bestaande bestuurlijke tafels. Begin 2013 nemen GS een besluit over het IRP> Verantwoordelijk gedeputeerde namens de provincie is de heer G. Veldhuijzen.
4.4
Goeree Overflakkee
Voor het eiland Goeree Overflakkee is een IRP gestart. Om deze reden is er geen paragraaf opgenomen in hoofdstuk 2.6 waar wordt ingegaan op de regionale agenda’s. In het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 is de Kust inclusief Goeree-Overflakkee benoemd als een van de vier Integrale Ruimtelijke Programma’s (IRP’s) binnen de provincie. Begin 2012 hebben GS besloten om dit IRP te beperken tot Goeree-Overflakkee. Op Goeree-Overflakkee spelen diverse opgaven, die een integrale aanpak vereisen. Goeree Overflakkee is een regio waar krimp in huishoudens wordt verwacht. Dit kan gevolgen hebben voor het voorzieningenniveau op het eiland en de (economische) ontwikkeling in een neerwaartse spiraal brengen. In het kader van het Nationaal Deltaprogramma worden op korte en lange termijn besluiten genomen ten aanzien van veiligheid, toelaten van getijde, waterkwaliteit en beschikbaarheid van zoet water waaruit kansen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het eiland voortkomen. De Noordrand van Goeree wordt gezien als een specifiek deelproject binnen het IRP GoereeOverflakkee, waar al op korte termijn een aantal opgaven moet worden gerealiseerd. Uiterlijk eind 2015 moet hier worden begonnen met de uitvoering van de zoetwatervoorziening ter compensatie van het kierbesluit. Daarnaast moet in dit gebied een deel van de rijksambitie voor windenergie worden ingevuld (ca. 50-60 MW van de totale ambitie voor het eiland van ca. 250 MW). Een ander specifiek deelproject binnen het IRP Goeree-Overflakee betreft de ‘getijdencentrale’; het plan om de Brouwersdam gedeeltelijk te openen om gebruik te maken van getijdenenergie. Ook hierover zullen op korte termijn afspraken worden gemaakt met betrokken medeoverheden en marktpartijen. Begin 2012 heeft een verkenning plaatsgevonden naar het bestuurlijke draagvlak bij alle betrokken gebiedspartijen om gezamenlijk de gebiedsontwikkeling op Goeree-Overflakkee op te pakken. Alle betrokken gemeenten (Dirksland, Oostflakkee, Goedereede, Middelharnis) staan positief tegenover het starten van een gezamenlijk Integraal Project Goeree-Overflakkee. Zij zijn van mening dat de nadruk hiervan moet liggen op uitvoering in plaats van visie- en planvorming. Ook de private partijen, verenigd in het IPGO, zien potentie in een IRP en willen daaraan graag hun bijdrage leveren. De provincie heeft een regierol in dit IRP. Gedeputeerde J.F. Weber is verantwoordelijk bestuurder voor dit IRP.
31
5
Sectorale Uitvoeringsprogramma’s
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van sectorale visies en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s. Zoals in de inleiding aangegeven, hebben deze programma’s eigen bestuurlijke gremia waar besluiten genomen worden over de uitvoering.
5.1
Bodem
Voor het beleidsveld bodem is de Beleidsvisie Bodem opgesteld. In de beleidsvisie brengt de provincie met zes beleidsprioriteiten focus aan in het zoeken naar balans tussen het optimaal benutten en beschermen van de ondergrondse ruimte. De beleidsprioriteiten zijn: - Meer hernieuwbare energie uit de bodem; - Effectiever en efficiënter gebruik van de bodem voor ondergrondse infrastructuur; - Voldoende grondwater van goede kwaliteit; - Verbeteren van lokale en diffuse bodemkwaliteit; - Het verantwoord benutten en beschermen van de intrinsieke bodemwaarden; - Het evenwichtig verdelen van ondergrondse ruimte. Voor het maken van keuzes rond het bodemgebruik wordt een voorkeurladder geïntroduceerd als handelingsperspectief en afwegingskader (de Bodemladder). De beleidsvisie Bodem bevat een uitvoeringsstrategie, die wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. De uitvoering van de Beleidsvisie Bodem moet tot een vijftal resultaten leiden: - de systematiek voor afwegingen omtrent gebruik van de bodem is uitgewerkt en toegepast; - er is een lange termijnvisie Bodem & Ruimte 2040 opgesteld in samenspraak met stakeholders; - de kennislagunes zijn gevuld voor strategische en integrale vraagstukken; - er zijn duurzame samenwerkingsverbanden rond de bescherming en benutting van de bodem; - over initiatieven en keuzen voor gebruik van de bodem wordt helder gecommuniceerd. Hoe deze resultaten behaald worden, wordt verder uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. Het gaat hierbij om: - Samenwerking: de provincie wil verbinding zoeken met andere actoren om te komen tot een optimale benutting van de bodem en kiest hierin een initiërende en stimulerende rol; - Uitwerken, doorwerken en uitvoeren: voor de uitvoering van de beleidsvisie wordt uitgegaan van bestaande kaders. Voor een aantal onderwerpen worden nieuwe kaders uitgewerkt die doorwerking krijgen in de vergunningverlening. - Opzetten van het Onderzoeksprogramma Bodem: er wordt geïnventariseerd welke kennislacunes er zijn met betrekking tot grondwater, bodemenergie, bodemkwaliteit en ondergrondse infrastructuur; - Monitoren en evalueren van de Beleidsvisie Bodem: de beleidsvisie zal jaarlijks worden gemonitored Voor het beleidsveld bodem zijn geen periodieke bestuurlijke overleggen met de regio’s. De heer G. Veldhuijzen is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Beleidsvisie Bodem.
5.2
Wonen
Voor de beleidssector wonen is de Woonvisie 2011-2020 vastgesteld. De woonvisie is aanvullend op de Provinciale Structuurvisie. De taken en ambities op het gebied van wonen krijgen een concrete invulling door de uitvoering van activiteiten en door projecten. De woonvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Met de uitvoering van woningbouw wordt invulling gegeven aan de provinciale belangen: voorzien in een gezonde leefomgeving, versterken van het stedelijk netwerk en zorgen voor voldoende aanbod van verschillende woonmilieus. Ondanks de crisis is tot 2010 doorgebouwd. Daarna is de nieuwbouw gestagneerd. Aan de vraagkant is kwaliteit belangrijker geworden. De
32
provincie vraagt aan de regio’s om regionale woonvisies op te stellen en hierin afspraken vast te leggen over de kwalitatieve en kwantitatieve opgaven. Vanuit het Rijk is een programma gestart voor krimp. Provincie wil actief de te grote hoeveelheid plancapaciteit reduceren. Voor het Groene Hart en de Zuidwestelijke Delta wil provincie het teveel aan plancapaciteit terugbrengen naar maximaal het niveau voor eigen behoefte. In het uitvoeringsprogramma staan concrete projecten geformuleerd die moeten bijdragen aan de optimalisering van de continue activiteiten. Het is de bedoeling dat deze projecten voor 2015 zijn afgerond. De projecten hebben betrekking op: - De invulling van het instrumentarium; - Het opstellen van een lange termijnvisie voor wonen in Zuid-Holland; - Het verbeteren van de kwaliteit van de voorraad en leefbaarheid; - Het afronden van het project impact van de economische crisis. - Monitoring van de resultaten vindt plaats in de jaarlijkse monitor wonen. Bestuurlijke besluitvorming met de regio’s vindt plaats in het Portefeuillehouders Overleg (POHO). Het POHO komt twee keer per jaar bij elkaar. De heer G. Veldhuijzen is verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van het beleidsveld wonen.
5.3
Verkeer en Vervoer
Het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan deel A, Nota Beheerst Groeien, beschrijft de vigerende provinciale visie en ambitie met betrekking tot het verkeer- en vervoersbeleid tot 2020. De vigerende PVVP-beleidsagenda, deel B, werkt de visie op hoofdlijnen uit in een uitvoeringsprogramma en geeft richting aan het provinciale investeringprogramma. De provincie Zuid-Holland vindt capaciteitsvergroting van wegen en spoor op verschillende plekken onontkoombaar. Delen van het onderliggend wegennet vragen om een kwaliteitsimpuls. Er moet worden geïnvesteerd in hoogwaardig openbaar vervoer. Ook de capaciteit van vaarwegen kan beter benut worden. Via een gebied- en corridorgewijze uitwerking is gezocht naar maatwerk en zijn de verschillende maatregelen geprioriteerd. Inmiddels wordt gewerkt aan een nieuwe provinciale Beleidsvisie Mobiliteit. Naar verwachting zal deze beleidsvisie najaar 2012 als ontwerp door GS worden vastgesteld. Na vaststelling door PS zal de Beleidsvisie het vigerende PVVP (delen A en B) vervangen. De vertaling in een investeringsprogramma vindt plaats in het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI). Het MPI beslaat een periode van vijftien jaar en wordt jaarlijks herzien. Gekoppeld aan de begrotingsbehandeling zullen PS dit najaar het MPI 2013 t/m 2027 vaststellen. Met de uitvoering van het verkeer- en vervoersbeleid werkt de provincie aan het versterken van het stedelijk netwerk en een verbetering van de interne en externe bereikbaarheid. Door het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar de Mainport Rotterdam, hebben de Drechtsteden te kampen met een groot externe veiligheidsprobleem. In Zwijndrecht, bij Kijfhoek ligt het grootste rangeerterrein van Nederland. Door de grote risico’s zijn ontwikkelingsmogelijkheden in de omgeving van het spoor beperkt. Aanleg van een goederenspoortunnel door Dordrecht en Zwijndrecht als onderdeel van de Robellijn biedt de oplossing, maar de financiering daarvan is een probleem. Maatregelen aan de bron (spoorogen Meteren en de Veza-boog) moeten voor de korte en middellange termijn het probleem beheersbaar houden. De uitvoering van deze maatregelen dragen bij aan het provinciale belang om te voorzien in een gezonde leefomgeving. In twee bestuurlijke gremia wordt (formeel) met andere bestuursorganen over mobiliteitsvraagstukken gesproken en worden afspraken gemaakt. Dit zijn: - Het Provinciale Verkeers- en VervoersBeraad (met alle WGR en WGR+ regio’s). - Het Bestuurlijk Overleg MIRT (Provincie, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam) met de Minister van Infrastructuur en Milieu.
33
Daarnaast stemmen Provincie, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam in een Gecombineerd Bestuurlijk Overleg relevante verkeer- en vervoerszaken met elkaar af. Verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van het verkeer en vervoersbeleid is Mw. I.G.M. de Bondt.
5.4
Groen en Natuur
De Beleidsvisie Groen geeft de ambities, prioriteiten en uitvoeringsstrategie van de provincie ZuidHolland aan in de groene ruimte. De provincie wil de verschillende functies in de groene ruimte, zoals water, cultuurhistorie, natuur, recreatie en landbouw, de komende jaren nog meer koppelen om de provinciale belangen te realiseren. De Beleidsvisie Groen noemt drie ambities: Groenbeleving, Biodiversiteit en Agrarisch ondernemerschap. Binnen deze ambities zijn 5 prioriteiten aangegeven voor deze collegeperiode: - Afronden van de projecten ‘Recreatie om de Stad’ (RodS) - Realiseren en beheren van de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) - Aantrekkelijk recreatief routenetwerk - Kwaliteitsimpuls in recreatiegebieden en landschap - Gezonde economische basis voor de grondgebonden landbouw. Aan de Beleidsvisie Groen is een Uitvoeringsprogramma Groen gekoppeld. De ambitie ‘groenbeleving’ wordt allereerst vormgegeven door de afronding van het herijkte projectenpakket ‘Recreatie om de Stad’. Voor deze projecten worden overeenkomsten gesloten waardoor ze binnen de beschikbare budgetten gerealiseerd kunnen worden. Het beheer wordt structureel overgedragen aan andere partijen. Daarnaast worden de toegankelijkheid en belevingswaarde van het landelijk gebied vanuit het stedelijk netwerk verbeterd dankzij investeringen in het provinciaal wandelrouteroutenetwerk, het fietsknooppuntennetwerk, het recreatieve toervaartnetwerk, de realisatie van 60 stad-land-fietsverbindingen en de verkenning en ontwikkeling van nieuwe Toeristische Overstap Punten. Binnen de ambitie ‘biodiversiteit’ richt de provincie zich primair op de realisatie van de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In afwachting van de uitspraak van de externe commissie Ontwikkelopgave Natuur zijn er momenteel nog geen concrete EHS-projecten in het programma geformuleerd. De geplande vaststelling van de Natura 2000-beheerplannen en de activiteiten in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof staan wel in het Uitvoeringsprogramma. Aan de ambitie ‘agrarisch ondernemerschap’ geeft de provincie onder andere invulling door middel van de provinciale regeling agrarische structuurversterking, waarmee gebiedspartijen zelf aan de slag kunnen. Daarnaast komt er een onafhankelijke ketenmakelaar, die de verkoop van regionale landbouwproducten stimuleert. Ook zet de provincie in op systeeminnovaties in de landbouwsector, met name in de veenweidegebieden. In het Uitvoeringsprogramma zijn alle activiteiten opgenomen die de provincie onderneemt om de realisatie van haar belangen vorm te geven. Het Uitvoeringsprogramma kent een flexibele programmering en wordt jaarlijks geactualiseerd. Het Uitvoeringsprogramma onderscheidt 3 stadia van projectrealisatie: 1. Agenderen: belangrijke onderwerpen waar de provincie nog geen partners heeft voor verkenning of realisatie, 2. Verkennen: met netwerkpartners worden de realisatiekansen van provinciale doelen verkend, 3. Uitvoeren: de provincie werkt samen met partners aan de uitvoering van projecten.
34
Met regio’s en koepelorganisaties (o.a. terreinbeherende organisaties) overlegt de provincie over de voortgang van het Uitvoeringsprogramma Groen. Verantwoordelijk gedeputeerde is de heer J.F. Weber.
5.5
Water
Door de uitvoering van het waterbeleid geeft de provincie invulling aan het provinciale belang om de waterveiligheid te verbeteren en wordt bijgedragen aan een robuust en veerkrachtig watersysteem. De provincie ziet het ook als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen in buitendijkse gebieden een goede afweging maken van de hoogwaterrisico’s. Om wateroverlast te voorkomen worden op verschillende locaties in de regio’s waterbergingen ontwikkeld. In de Hoeksche Waard krijgt dit vorm door de verbreding van het krekenstelsel. Deze waterbergingen worden waar mogelijk gecombineerd met andere functies zoals natuur en recreatie. De regio Drechtsteden is wat betreft waterveiligheid een risicogebied in Nederland. Door afvoer van het water uit de rivieren vanuit het zuiden en oosten en door opstuwing van het zeewater vanuit het westen wordt het water ter hoogte van de Drechtsteden vanuit twee kanten opgestuwd. De Drechtsteden is daarom een van de locaties waar het programma Ruimte voor de rivier wordt uitgevoerd. Op grond van de Waterwet heeft de provincie kaders opgesteld. Deze kaders zijn beschreven in het Waterplan en in de Provinciale Waterverordening. Binnen deze twee kaders voeren waterschappen en gemeenten het provinciaal beleid en de daaraan gekoppelde wateropgaven uit. Op basis van beide kaders kan de provincie de realisatie van de wateropgaven op hoofdlijnen toetsen. Aanvullend op de twee kaders heeft de provincie het Actieprogramma Water opgesteld. Hierin staan de gebiedsgerichte programma’s en projecten beschreven en is aangegeven welke concrete resultaten worden gerealiseerd en welke rol de provincie bij de uitvoering heeft. Dit kan vanuit een wettelijke taak zijn, een bestuurlijke afspraak of een eigen strategische keuze Verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van het beleidsveld water is de heer J.F. Weber. Er zijn periodiek overleggen met de dijkgraven van de waterschappen. Wanneer het over een onderwerp gaat met een ruimtelijke impact wordt het besproken op de Bestuurlijke Tafel Ruimte. Gedeputeerde Veldhuijzen is hier bestuurlijk vertegenwoordiger namens de provincie.
5.6
Milieu
Het provinciale milieubeleid is vastgelegd in de Provinciale Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu. De uitvoering van het milieubeleid verloopt via de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD), ook wel omgevingsdiensten genoemd. Het kabinet wil een landelijk dekkend netwerk van Regionale Uitvoeringsdiensten. Hiermee komt er één loket voor de uitvoering van milieutaken. Deze RUD's houden zich bezig met de uitvoering van complexe en bovengemeentelijke milieutaken en hebben tot doel de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren. Dankzij de bundeling van kennis en expertise binnen één organisatie, kan zij beter reageren op de steeds complexere milieuwet- en -regelgeving. De RUD’s zorgen voor een slagvaardige vergunningverlening en handhaving. De RUD’s zorgen er tevens voor dat een groot deel van de nieuwe omgevingsvergunning van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) daadwerkelijk kan worden afgehandeld via één loket, één beschikking en één procedure. Sinds 1 oktober 2010 brengt de Wabo ongeveer 25 bouw, milieu, natuur- en monumentenvergunningen samen in deze ene vergunning. Met de uitvoering van het milieubeleid werkt de provincie aan het provinciale belang om te voorzien in een gezonde leefomgeving. Gedeputeerde Staten hebben de besluitvorming over de verlening van milieuvergunningen gemandateerd naar de directeuren van de RUD’s. Indien er een provinciaal belang in het geding is, wordt het besluit genomen door Gedeputeerde Staten. Vanuit milieu zijn er, na instelling van de RUD’s, geen bestuurlijke milieu-overleggen meer met de regio’s.
35
Verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van de milieutaken is de heer R.A. Janssen
5.7
Economie en Energie
Voor de beleidsvelden Economie en Energie is de Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015: Kansen zien, Kansen grijpen, vastgesteld. De beleidsvisie geeft aan hoe de provincie inhoudelijke en financiële invulling geeft aan het regionaal economisch beleid. Dit doet zij op basis van drie samenhangende beleidslijnen: Uitvoering van de Economische Agenda Zuidvleugel, de afstemming van vraag en aanbod van werklocaties en het stimuleren en faciliteren van duurzame energie. De provincie zet in op de versterking van de economische structuur door de transitie naar een biobased economy. Het beleidsveld energie is daarom als integraal onderdeel toegevoegd aan de beleidsvisie en uitvoeringsstrategie. De provincie zal het tot haar beschikking staande instrumentarium inzetten ten behoeve van structuurversterking van de economie. In de Uitvoeringsstrategie wordt aangegeven hoe de provincie invulling geeft aan de volgende opgaven: - Transitie Havenindustrieel complex; - Transitie Greenports; - Ontwikkeling kennisas; - Werklocaties - Energie Voor iedere hoofdopgave zijn activiteiten genoemd die de provincie gaat uitvoeren om de hoofdopgave te bereiken. Deze activiteiten vinden plaats in 2012 en 2013. In 2014 wordt de Uitvoeringsstrategie geactualiseerd. Essentieel onderdeel is dat er een overcapaciteit is voor kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel. Kantoren en winkels staan leeg. De provincie heeft aan de regio’s gevraagd te schrappen in hun plancapaciteit. Met de uitvoering van het beleidsveld economie en energie werkt de provincie aan duurzame energievoorziening, behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid en aan het provinciale belang optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters. Greenport In Midden-Holland, Holland Rijnland, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam liggen de Greenports. Door herstructurering en intensivering van het bestaande areaal moet dit economische cluster zich verder ontwikkelen. De Zuidplaspolder biedt ruimte voor nieuwe glastuinbouw. In totaal wordt daar 200 hectare nieuw glas ontwikkeld en 80 hectare ontwikkeld als compensatie voor sanering van glas elders in de Zuidplaspolder. De relatie tussen de Greenport en de Mainport groeit en de provincie heeft de ambitie deze relatie verder te versterken. De aanleg van de Blankenburgtunnel kan hierin een essentiële rol spelen. Binnen de Greenport Boskoop loopt een herstructurering van 309 hectare. Met de herstructurering wordt gestreefd naar extra ruimte en een aantrekkelijk werklandschap waarbinnen het internationale belang van de Greenport zich verder duurzaam kan ontwikkelen. Voor schaalvergroting van bollenbedrijven moet ruimte komen door herstructurering, verspreid gelegen glasopstanden te verplaatsen naar glastuinbouwgebieden en leegstaande en vrijkomende bebouwing te saneren. Mainport De provincie wil bijdragen aan de uitvoering van de Havenvisie 2030 door zich in te zetten voor: - Bereikbaarheid en mobiliteitsmanagement - Multimodale inlandterminals - Slim vergunnen
36
- Biobased Economy & transitie van het Haven en industrieel complex (HIC) - Duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Als ruimtelijk regisseur draagt de provincie verantwoordelijkheid voor natuurontwikkeling, de kwaliteit van specifieke woonmilieus en de economische ontwikkeling van de Mainport. Om duurzame ontwikkeling van diverse functies mogelijk te maken, ziet de provincie toe op ruimtelijke afwegingen voor hindergevoelige functies ten opzicht van HIC. Daarnaast neemt de provincie deel aan vier expertteams: Milieu-leefomgeving-veiligheid, Europe’s Industrial cluster, Ruimte en Bereikbaarheid. In het Exportteam Milieu draagt de provincie bij aan: - de verdere uitwerking van een meer integrale en gebiedgerichte benadering om de bestaande milieugebruiksruimte beter te benutten, - de vraag of de groeiscenario’s van de haven passen in de (milieugebruiks)ruimte Rijnmond én ook Drechtsteden, en - de optie om de stikstofproblematiek niet alleen vanuit het perspectief luchtkwaliteit (NSL) te benaderen maar ook vanuit het perspectief natuur (PAS). In het Expertteam Europe’s Industrial cluster is de provincie medebetrokken. Voor Ruimte staan in deze agenda de volgende ambities: - de ruimte efficiënter benutten - stadshavens herontwikkelen - flexibiliteit houden in de ruimtelijke ontwikkeling van de haven - ruimte voor toekomstig gebruik reserveren. - Wonen en werken in en rond de haven aantrekkelijker maken De agenda wordt uitgewerkt in een werkplan. Hieruit volgen verdere acties. Het Expertteam Bereikbaarheid houdt zich bezig met verbetering van de ontsluiting en bereikbaarheid van de haven. De bestuurlijke besluitvorming over de uitvoering van economische onderwerpen vindt plaats in regionaal verband in het RegionaarlEconomisch Overleg (REO) De heer G. Veldhuijzen is verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van dit beleidsveld.
5.8
Cultuur
Voor cultuur is de beleidsvisie ‘Erfenis, Erfgoed en Erfgoud, een visie over cultureel erfgoed 2013 – 2016 vastgesteld. Centrale thema’s in de visie zijn beschermen, beleven en benutten. De uitvoering van de visie is afhankelijk van de medewerking van vele in- en externe partijen, die elk voor hun eigen belang staan. Als het gaat om beschermen van cultureel erfgoed wordt aangegeven wat de provincie in situ wil en moet beschermen. Bij beleven en benutten beoogt de provincie een netwerkaanpak op erfgoedlijnenniveau, waarbij de provincie fungeert als aanjager, verbinder en coördinator. De provincie voelt zich verantwoordelijk voor de programmasturing zowel tussen als binnen de verschillende erfgoedlijnen. De aanpak en sturing verschillen per erfgoedlijn en varieert van het creëren van een meer traditionele gebiedstafel tot een virtuele marktplaats waarbinnen partijen met verschillende ideeën en projecten zich verbonden voelen. De rol en intensiteit waarmee de provincie betrokken is, verschilt per project. In een nog op te stellen uitvoeringsprogramma, wordt de programmasturing concreet ingevuld. Het uitvoeringsprogramma Erfenis, Erfgoed en Erfgoud, wordt begin 2013 opgesteld. Met de uitvoering van het beleid werkt de provincie aan het provinciale belang om de Cultuurhistorische Hoofdstructuur te behouden. Er zijn geen regionale portefeuillehoudersoverleggen over het erfgoed in Zuid-Holland. Verantwoordelijk gedeputeerde voor de uitvoering van dit beleidsveld is de heer J.F. Weber
37
Lid Gedeputeerde Staten Drs. G. Veldhuijzen Contact
070 441 68 34
[email protected]
provmCie
HOLLAND
ZUID
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T0?0-4416611 www.zuid-holland.nl Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Postbus 558 2300 AN LEIDEN
Datum
2 6 SEP, 2012 Ons kenmerk
PZH-2012-351386622 Uw kenmerk
Bijlagen
Onderwerp
Toepassing van het Gebiedsprotiel Ruimtelijke Kwaliteit Hollands Plassengebied. Geachte heer/mevrouw, Op 4 juli 2012 is tijdens de Bestuurlijke Tafel Ruimte Holland Rijnland uitvoerig stilgestaan bij de vaststelling van het Gebiedsprotiel Ruimtelijke Kwaliteit voor het Hollands Plassengebied. Daarbij heeft een aantal gemeenten kritische kanttekeningen geplaatst bij het product zoals dat door ons College op 29 mei 2012 is vastgesteld. Met deze brief wil ik ingaan op een aantal kritische noten en met name ook mijnvisie geven op de daadwerkelijke toepassing van het document in de praktijk.
Status van het product Allereerst wil ik u meegeven dat het concreet maken van het sturen op ruimtelijke kwaliteit een zoektocht is die we in het Hollands Plassengebied met u zijn aangegaan. Ik vind het begrijpelijk dat er terughoudendheid bestaat over dit nieuwe instrument. Ik wil daarom graag duidelijkheid geven over de status van het gebiedsprofiel: het is primair bedoeld om het gesprek tussen Bezoekadres
provincie en regio of gemeenten over ruimtelijke kwaliteit vorm te geven. Dat kan het beste
Zuid-Hollandplein 1
worden gevoerd op basis van een gemeenschappelijk beeld over de in een gebied aanwezige
2596 AW Den Haag
Tram 9 en bus 65
ruimtelijke kwaliteiten. Ons inziens voldoet het gebiedsprotiel Hollands Plassengebied hier zeer zeker aan.
stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf
Ik verwacht dat het gebiedsprotiel ons kan helpen om te komen tot een gedegen en transparante
station Den Haag CS is
afweging waar het gaat om de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe functies in het landelijk gebied. Ik
het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor
vind het belangrijk om te benadrukken dat wij de uiteindelijke afweging met betrekking tot
auto's is beperkt.
ruimtelijke kwaliteit zullen toetsen aan de kwaliteitskaart behorende bij de Provinciale Structuurvisie.
Toepassing in de praktijk Met de vaststelling van het product is het moment aangebroken dat het gebiedsprotiel daadwerkelijk toegepast wordt in de praktijk. U mag er van uit gaan dat wij het gebiedsprotiel
Ons kenmerk provincie HOLLAND
ZUID
actief zullen benutten bij ruimtelijke opgaven waar de provincie voor aan de lat staat. Het gaat dan met name om projecten die ruimtelijk ingepast moeten worden in het gebied. Ik wil u uitdagen om bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten in het landelijk gebied een zelfde houding aan te nemen. Dit kan ons helpen om de sterke als ook de zwakke punten van het gebiedsprotiel (en de bijbehorende werkwijze) scherp te krijgen. De toepassing van het gebiedsprotiel zal inzichtelijk maken of en zo ja waar lokale en provinciale belangen met elkaar botsen. De praktijkvoorbeelden zullen als inspiratie dienen voor nieuwe ontwikkelingen. Goede praktijkvoorbeelden kunnen een zeer positieve bijdrage leveren aan het gesprek over ruimtelijke kwaliteit. Het doet mij deugd te vernemen dat een aantal gemeenten inmiddels actief gebruik maakt van het gebiedsprotiel om tot een betere afweging over ruimtelijke kwaliteit te komen. Ik wil u van harte uitnodigen om, aan de hand van de casuïstiek, een bestuurlijk gesprek te voeren om zo meer zicht te krijgen op de toepasbaarheid van het product in de praktijk. Ik nodig u van harte uit om een concrete casus voor te dragen zodat we die in gezamenlijkheid nader uit kunnen werken. Ik wil daarbij graag refereren aan ons overleg van 17 februari 2012 waar de toepassing van het gebiedsprotiel in stadsranden als kansrijk naar voren kwam.
Tot slot Ik wil nogmaals benadrukken dat het gebiedsprotiel met name gericht is op het gesprek dat wij met elkaar moeten voeren over de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Alleen al de discussie die tijdens de bestuurlijke tafel op gang is gekomen sterkt mijn beeld dat het product zijn waarde zal hebben. Ik wil u vragen kritisch te blijven op de toepassing van het product, maar tevens het gesprek op gang te brengen en te houden over hoe we met elkaar de kwaliteit van dit nu al zeer mooie gebied verder op niveau kunnen brengen. Tenslotte wil ik u medelen dat wij op korte termijn zull en starten met de voorbereiding van het gebiedsproti el ru imtelijke kwaliteit Wijk en Woud en, waarbij een aantal van u weer betrokken za l w orden.
HooÇJachtend;
'Ors. G. \@19..hu+jtên
2/2