Vergadering: Datum: Locatie:
Portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda 11 februari 2015 09.30 – 12.00 uur Gemeentehuis Nieuwkoop Locatie Nieuwveen
Onderwerp: Agenda
voorzitter mw. R. van Gelderen 09.30-09.45 01 Opening en vaststelling agenda 09.45-09.50 02 Vaststelling verslag vergadering PHO Sociale Agenda 11 december 2014 09.50-10.00 03 - Mededelingen - Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming - Terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen Ingekomen stukken: 03 Uitnodiging Trendlezing-Educatie 03a Informatiememo rekenkameronderzoek Regiotaxi 03b Planning GGZ-inloopfunctie tbv PHO SA 03c Informatienota Contractering Vrijgevestigden 03d Informatienota Contractering Vrijgevestigden bijlage overzicht vrijgevestigden 03e Memo Inzet restant 3D-gelden 2014 03f Voorlopige reactie van Holland Rijnland op concept verdeelmodel 03g Reactie van Holland Rijnland op verzoek BJZ ivm frictiekosten en uitspraak UWV 10.00-10.15 04 Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL) voert voor 12 gemeenten de leerplicht, kwalificatieplicht en rmc-functie uit. Het beleidsplan leerplicht en rmc vormt hiervoor de grondslag. De huidige beleidsplannen voor leerplicht en rmc lopen tot en met 2014. Voor 2015-2018 is een nieuw overkoepelend beleidsplan opgesteld voor alle taken die door het RBL worden uitgevoerd. Beslispunt: Het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland te adviseren het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen. 10.15-10.45 05 Concept Werkagenda Sociale Domein 2015 Nu de drie transities zijn ingevoerd, is het tijd om met elkaar te bezien wat op de regionale agenda staat dit jaar. De agenda zal als levend en dynamisch document regelmatig opnieuw worden geagendeerd. Gevraagd wordt input te geven op welke thema’s bestuurlijk gezien regionaal op de agenda moeten komen te staan. Zie bijgevoegde bijlage als voorzet hiervoor. Op basis van de bestuurlijke input zal via de ambtelijke overleggen de agenda verder met activiteiten voor dit jaar worden ingevuld. Voorstel: Meningsvormend bespreken
1
10.45-11.15 06 Jeugd- en Gezinsteams: coöperatie in oprichting René Verkuylen van Kwadraad en Gerrit Jan Hoogeland van Cardea geven een toelichting op de ontwikkelingen rond de oprichting van de coöperatie voor de Jeugd- en Gezinsteams. Voorstel: kennis nemen van de stand van zaken 11.15-11.35 07 Veranderagenda transformatie jeugdhulp 2015 Nu de contractering voor 2015 is afgerond, de tijdelijke werkorganisatie is ingericht en de Jeugd- en Gezinsteams in alle gemeenten van start zijn gegaan, treedt een nieuwe fase aan. Van transitie naar transformatie, van ontwikkelen naar door ontwikkelen, van inrichten naar richten. Daarnaast is geen sprake meer van 3D’s, die zijn immers per 1 januari in werking gegaan, maar hebben we nog wel een opgave met elkaar op het sociale domein. En bij veel onderwerpen is integraliteit tussen de drie pijlers belangrijk, zoals bij de groep van kwetsbare jongeren, beschermd wonen, veiligheid en het werkbedrijf. Bijgaande notitie geeft een eerste aanzet vanuit het jeugddomein. Voorstel:
brainstormen over de inhoudelijke thema’s in het jeugddomein en hoe we dit in 2015 gaan inrichten.
11.35-11.45 08 Ouderbijdrage Jeugdwet en uitvoering binnen Holland Rijnland Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) was vorig jaar nog een enigszins onderbelicht onderwerp, waar lang veel onduidelijkheid over was. Verschillende aspecten vragen nog steeds om nadere uitwerking (landelijk en regionaal). Deze notitie is een eerste voorstel om in onze regio te komen tot een gedragen, onderbouwd beleid, om de regeling zorgvuldig en rechtmatig te kunnen uitvoeren. En om onze argumenten ook te delen met VNG en Rijk, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Voorstel: 1. het aanleveren van nieuwe ouderbijdrageplichtigen, met uitzondering van plaatsing in pleeggezinnen, op te schorten totdat er: a) duidelijkheid is over de uitkomsten van het toegezegde onderzoek en de stellingname binnen de Kamer; b) meer inzicht is in de eigen bijdrage die wordt gevraagd binnen de (L)VB sector; en c) een standpunt is ingenomen ten aanzien van het innen van ouderbijdrage voor dagplaatsingen. 2. het goed op de rit krijgen van PGB-toekenningen met de lopende discussie over de ouderbijdrage niet nodeloos te belasten. 3. wanneer later in het jaar aanlevering aan het CAK plaatsvindt van ouderbijdrageplichtigen, de inning van deze bijdrage pas in laten gaan in de betreffende maand, en niet met terugwerkende kracht.
2
11:45-11:55 09 Nadere contractering jeugdhulp Gemeenten moeten contracten afsluiten met aanbieders van jeugdhulp. In de aanbestedingsronde zijn de meeste aanbieders inmiddels gecontracteerd. Een aantal aanbieders heeft zich om diverse redenen niet aangemeld bij de aanbesteding, maar komt wel in aanmerking voor een contract of een betalingsregeling. Via dit voorstel wordt voorgesteld te besluiten over de gunning inzake een aantal van deze aanbieders en wordt het Dagelijks Bestuur geadviseerd te besluiten over de nog niet afgeronde veegrondecontracten en – betalingsregelingen, voor zover passend binnen de begroting en de wettelijke kaders. Voorstel: 1. Positief te adviseren aan het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het voorstel voor gunning/contractering jeugdhulp 2015 van een aantal aanbieders volgens de niet-openbare bijlage, in het kader van de “ veegronde”. 2. Het Dagelijks Bestuur de instructie te geven om met nieuwe aanbieders van zorgcontinuiteït contracten af te sluiten, resp. betalingsregelingen te treffen, voor zover deze contracten/regelingen op dit moment nog niet gereed zijn en voor zover deze contracten/regelingen niet uitstijgen boven de vastgestelde begroting en om het PHO hierover achteraf te informeren. 3. In het volgende PHO de financiële stand van zaken, eventueel met voorstellen voor wijziging van de begroting, te agenderen. Nb dit voorstel bevat een vertrouwelijke bijlage, in verband met te noemen bedragen en namen van aanbieders. 11.55-12.00 10 Rondvraag en sluiting
3
CONCEPT-BESLUITENLIJST Portefeuillehouderoverleg Sociale Agenda 12 december 2014
Aanwezig:
Nr. 01 02
Gemeente
Naam
Gemeente
Naam
Holland Rijnland Alphen aan den Rijn Hillegom Katwijk Kaag en Braassem Leiden Leiderdorp Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk
R.A. van Gelderen (voorzitter) W.J. Stegeman F. Roelfsema I.G. Mostert H.P.M. Hoek M. Damen M.H. van der Eng C.J.M.W. Wassenaar A.D. de Roon J.W.M. Pietersen M.J.C. Fles
Noordwijkerhout Oegstgeest Teylingen Voorschoten
A. Gotink J.J.G.M. Roeffen A.L. van Kempen I. Adema -Nieuwenhuizen
Zoeterwoude SP 71 Holland Rijnland
E.G.E.M. Bloemen J. W. Edinga M. Goedhart (transitiemanager jeugd) I van Breda P. Duijvensz A. van der Werf (projectgroep 3D) P. Grob
Agendapunt Opening en vaststelling agenda Verslag Portefeuillehoudersoverleg 28 november 2014
Advies
Besluit Mw. van Gelderen heet iedereen welkom.
Verslag vaststellen
Akkoord verslag met de volgende opmerkingen: Agendapunt 7, gunning jeugdhulp. Dyslexie, het wordt een algemene voorziening, waar het college nadere regels stelt. Marion Goedhart zegt toe, dat er een concept in de richting van de colleges komt. In de tussenliggende periode kunnen er wel afspraken gemaakt worden. BTW problematiek, moet er voor 15 januari 2015 nog wat geregeld worden? Marion Goedhart geeft aan, dat alles wat ingezet kan worden, gedaan is. Afspraak moet alleen nog kortgesloten worden met de Belastingdienst rayons. Bij Holland Rijnland is er een plan B, mocht dat eventueel nodig zijn. In dit plan b loopt financiering via de gemeente.
1
03
De samenwerking met zorgverzekeraars komt op de actielijst. Besluitenlijst wordt up-to-date gemaakt. Opmerking n.a.v.: De heer van Kempen maakt zich zorgen over nieuwe invulling JGT’s, voornamelijk de ICT Planning pho Vraag is of 11 februari voor het eerste pho in 2015 niet te laat is. PHO besluit, dat eerst in januari nu ervaring op gedaan kan worden, dan is 11 februari een goede datum. Een eerder overleg in januari is niet zinvol. geen
a. Mededelingen
b. Ingekomen stukken, uitgaande brieven en stukken ter kennisneming c. terug-/vooruitblik externe bestuurlijke overleggen 04
Voorstel Educatie
geen Voorstel: Het college van de gemeente Leiden te adviseren om in te stemmen met: 1. de voortzetting van de inkoop van volwasseneneducatie bij roc’s tot 90% van het budget tot 31 juli 2015; 2. de voortzetting van het aanbod van volwasseneneducatie van 2014 voor de periode genoemd in beslispunt 1; 3. de reservering van 10% van het budget voor de eerste zeven maanden van 2015 voor de uitvoering van pilots; 4. de inzet van 75% van het resterende budget voor 2015 bij de roc’s vanaf 1 augustus 2015; 5. de reservering van 25% van het budget voor de laatste zeven maanden van 2015 2
De heer Wassenaar constateert dat in beslispunt 5 vijf maanden moet staan in plaats van zeven maanden. Pho is akkoord
6.
7.
8.
05
Notitie Werkbedrijf
voor de uitvoering van pilots; het benutten van subsidieverstrekking van de reserveringen genoemd in beslispunten 3 en 5; de aansluiting van de pilots genoemd in beslispunten 3 en 5 op het sociaal domein van de gemeenten, de activiteiten van het bondgenootschap geletterdheid Holland Rijnland en de taaleis in de Participatiewet; de inbedding van volwasseneneducatie in het beleid van het sociaal domein van de gemeenten met ingang van 2018;
Mw Damen licht toe: Voorstellen - bestuur is nu tripartiet samengesteld, vakbonden 1. In te stemmen met de opzet en werkgevers zijn vertegenwoordigd. van het Werkbedrijf Holland - Werkbedrijf is een groeimodel, dit is een eerste Rijnland op basis van stap. bijlage 1. - Behandeling Quotumwet uitgesteld tot 1 juli, dit 2. In te stemmen met de aanpak betekent dat nog geen duidelijkheid is over de garantiebanen 2015 en verder en precieze doelgroep. hierbij opdracht te verlenen aan het - Marktbewerkingsplan wordt samen opgepakt met Management Team werkgevers. Werkgeversdienstverlening om Opmerkingen vanuit het pho: samen met de - Voorstel is nog niet helemaal doordacht, het werkgeversservicepunten de organisatieschema is niet helder. Wie gaat nu waar taakstelling voor 2015 en 2016 te over? realiseren. Het UWV fungeert hierbij - Wat wordt de rol van het RPA, wat is de relatie in het eerste half jaar als tussen RPA en Werkbedrijf. aanspreekpunt voor werkgevers. - Behoefte aan nadere uitwerking begroting, wat 3. In te stemmen met het advies zijn gevolgen als het aantal garantiebanen stijgt? aan gemeenten en UWV: - Bij RPA is onderwijs wel aangehaakt, RPA werkt a..Middelen voor ook voor de Goudse regio. begeleidingskosten, no risk polis en - Nu akkoord met deze minimale variant kosten doelgroepbepaling 3
Mw. Damen antwoordt: m.b.t. garantiebanen voor 2015 - Positie RPA komt nader aan de orde, hier beschikbaar te stellen. Hierbij te voornamelijk ingaan op de vraag wat gemist onderzoeken of financiering uit de wordt, in relatie tot het werkbedrijf. Volgend rijksbijdrage Werkbedrijf mogelijk is Bestuurlijk Overleg werk komt positie RPA aan de en waar nodig aan te vullen met orde. gemeentelijke middelen. - Gemeenten blijven zelf verantwoordelijk voor inzet b.Middelen voor inzet budget, er is geen sprake van dat er geld gaat van loonkostensubsidie voor de gemeenten naar het werkbedrijf. garantiebanen beschikbaar te - Het facilitair team is heel beperkt, het is een stellen. beperkt team dat ondersteuning biedt aan c. de taakstelling m.b.t. bestuurlijke organisatie. garantiebanen en het hierbij - Er komt een voorstel van besteding van de behorende budget rijksbijdrage van 1 miljoen. Dit budget is in te zetten. voornamelijk bedoeld voor opstart werkbedrijf en 4 In te stemmen met de de realisatie van garantiebanen. Mw Damen zegt opdracht om het toe te laten zien, wat er met de rijksbijdrage van 1 marktbewerkingsplan Holland miljoen gebeurt. Rijnland voor 1 februari 2015 Pho is akkoord met het voorstel. of zoveel eerder als mogelijk te actualiseren en hierbij de realisatie van garantiebanen als nieuwe activiteit expliciet toe te voegen. 5 In te stemmen met de opdracht aan de gemeenten Katwijk, Leiden Alphen aan 6. In te stemmen met het verlengen van de opdracht kwartiermaker Werkbedrijf tot 1 juli 2015 met de opdracht om voor het eerstkomende bestuurlijk overleg et een begroting inclusief dekking voor de kwartiermaker te komen, die een koppeling heeft met de punten 1 tot en met 4
4
06
Voorstel: Uit te gaan van het solidariteitsbeginsel, waarbij uitgangspunt is dat de centrumgemeente alles in het werk stelt om binnen het beschikbare budget te blijven, met een halfjaarlijkse rapportage door de centrumgemeente naar de regiogemeenten; Akkoord te gaan met de te hanteren verdeelsleutel - de integratie-uitkering sociaal domein, objectief verdeelmodel Bij een financieel voordeel te kiezen voor d: de overschotten op te vangen in een gezamenlijke reserve en uitgaven of herverdeling van die reserve via gezamenlijke besluitvorming (PHO sociale agenda) te laten plaatsvinden.
Inventarisatie van voorkeuren voor scenario’s levert het volgende op: Leiderdorp: 4 dit kan het beste subregionaal georganiseerd worden. Bollen 5; voorkeur voor scenario 1b, belang om solidariteit op regionaal niveau te organiseren. Nieuwkoop: 4, aantal locaties zijn voor onze inwoners niet bereikbaar. Katwijk 4: Katwijk heeft al een zekere mate van opvang. Kaag en Braassem en Rijnstreek: 4 Zoeterwoude; lichte voorkeur voor 1b, kan leven met 4. Leiden: voorkeur voor 1b. Voorzitter concludeert, dat de regio een half jaar tijd gekocht heeft, zij constateert een lichte meerderheid voor scenario 4. Vooralsnog kan een keuze voor scenario 4 gemaakt worden. De regio kan dit half jaar benutten om te kijken hoe het loopt. Deze onderdelen van de Wmo zijn meestal subregionaal georganiseerd. Leiden kan leven met scenario 4. De voorzitter vraagt aandacht voor de toegang. Hoe gaat het met een inwoner uit bijvoorbeeld Nieuwkoop die gebruik maakt van inloophuis psychiatrie in leiden. Hier moeten goede afspraken over gemaakt worden.
Voorstel: 1. De colleges van Burgemeester en Wethouders van de 13 gemeenten van Holland Rijnland te adviseren het Privacy-protocol vast te stellen.
Bij dit agendapunt wordt eerst Svz Jeugd- en gezinsteams aan de orde gesteld n.a.v. vraag Kaag en Braassem. Marion Goedhart: - Er wordt hard gewerkt aan optimalisatie Plusplan. - Net precies op de hoogte of alle teams aangehaakt
OGGZ 1.
2.
3.
07
Privacy protocol jeugdhulp
5
Beschermd wonen Voorstel is om verdeelmodel op basis van de Wmo te gebruiken. Het pho besluit het woord objectief va het objectieve verdeelmodel WMO te schrappen. Als er middelen overblijven, kunnen deze benut worden voor nieuwe vormen. Innovatie blijft een belangrijk punt. De voorzitter acht de kans dat er middelen overblijven klein. Indien er middelen overblijven, vloeien deze terug naar Leiden als centrumgemeente. Pho gaat akkoord met voorstellen 1,2 en 3.
zijn op Corv. Aansluiting op Vecozo, factureringssyteem voor zelfstandigen, wordt geregeld. Mw. Van der Werf geeft aan, dat het niet duidelijk is, dat zaken niet gaan lukken. Vanuit de IenA werkgroep is er voldoende contact met gemeenten. Voorzitter concludeert, dat we doen wat we kunnen. -
De heer P. Grob geeft een stand van zaken tijdelijke werkorganisatie jeugd: - 5 januari kan gestart worden met een team. Er moet nu nog 0,5 FTE worden ingevuld. - Volgende week een proeftuintje met SP71 met het overschieten van facturen. - Werkprocessen gemeenten JGT’s worden verder uitgewerkt, werkinstructies naar JGT’s zijn nu behoorlijk sluitend. - Er komt een brief naar de gemeenten welke bijdrage gevraagd wordt voor het regionale opdrachtgeverschap. - Het vrijgevestigden portal sluit de 14e december tot nu toe 127 aanbieders, waarvan 80 wel gecontracteerd worden. De heer Van der Eng vraagt aandacht voor hoe verder te gaan met deze transformatie, wat is onze agenda hierin/ regio moet richting en inhoud van deze agenda bepalen. Het is van belang dat de vorm de inhoud volgt. Inhoud moet leidend zijn. Mevrouw Bloemen vraagt aandacht voor dat het werkproces van het JGT in strijd is met de verordening. De werkinstructies zijn onrechtmatig. De vraag is wie nu de spin in het web is. De overige portefeuillehouders herkennen dit signaal niet. De afspraak wordt gemaakt, dit bilateraal met mevrouw Bloemen te bespreken. Privacy protocol De inzet is het vaststellen van het privacy protocol neer te legen bij de colleges. Vragen/opmerkingen: - Waarom wordt niet een zelfde lijn gevolgd als bij 6
Wmo? Voor het werken volgens het protocol, is veel werk te verrichten. Vanuit de uitvoering komen signalen dat het moeilijk is met dit protocol om te gaan. De heer Edinga antwoordt: - Wmo wat formuleert al een werkwijze in hoofdstuk 5 van deze wet. Een eigen protocol is hier niet noodzakelijk. - De uitvoering door de JGT’s zal nog enige begeleiding vragen. Pho is akkoord met voorstel. -
08
DVO Bezwaar-en klachtenafhandeling
Positief te adviseren over het voorstel om: 1.bezwaren met betrekking tot jeugdhulpbeschikkingen en –besluiten door gemeenten zelf te laten behandelen; en 2. bejegeningsklachten door de organisatie van herkomst te laten behandelen.
Mevrouw Bloemen vraagt naar de procedure van verweer bij de bezwarencommissie. Gaat diegene die de beschikking heeft opgesteld als verweerder optreden. De voorzitter geeft aan, dat het in leiden gebruikelijk is dat de vak afdeling en de jurist hier samen in optrekken. Mw van der Werf benadrukt, dat het een lokale aangelegenheid blijft, hoe dit precies in te richten. Pho is akkoord met voorstel.
09
Ambtshalve verlengen van indicaties
Voorstel: 1. Colleges positief te adviseren over het ambtshalve nemen van verleningsbesluiten voor verlenging van individuele gespecialiseerde jeugdhulp (zorg in natura) van 3 maanden, bij jeugdigen wiens indicatie voor 1 mei 2015 afloopt en waarbij de jeugdhulp noodzakelijk is. 2. Jeugdhulpaanbieders te verzoeken, vooruitlopend op het besluit van colleges, te doen wat nodig is om te zorgen dat cliënten die jeugdhulp nodig hebben deze jeugdhulp behouden ondanks dat de
De heer Roeffen vraagt of de termijn niet verkort kan worden. Reden voor verkorting is dat dit proces zo snel mogelijk neergelegd moet worden, waar het hoort. Marion Goedhart antwoordt dat in het belang van cliënten voor de weg van geleidelijkheid gekozen is. De JGT’s willen dit proces van verlenen van indicaties zeker tot hun verantwoordelijkheid rekenen. Voorzitter stelt dat hier sprake is van een normale overgangsfase. Zij stelt voor, het voorstel te volgen. Pho is akkoord met het voorstel.
7
3.
10
indicatie afloopt. Het DB van Holland Rijnland te verzoeken aanbieders over het advies van het PHO te informeren.
Rondvraag
Voorzitter deelt uitkomsten nieuwe verdeelmodel jeugd uit. Dinsdag 16 december organiseert de VNG hier een bijeenkomst over. Het pho formuleert grote zorgen. De afspraak wordt gemaakt dat gemeenten afzonderlijk en Holland Rijnland een reactie formuleren. De heer Gotink vraagt aandacht voor de inzet van de GGZ in de JGT’s. Marion Goedhart geeft aan dat dit vrij optimaal is ingevuld. Bijvoorbeeld heeft Curium een psychiater aan de JGT’s ter beschikking gesteld. De afspraak wordt gemaakt dat de dhr. Gotink hier een mail over stuurt. De voorzitter meldt, dat een afspraak is gemaakt met Riverduinen. Aan het gesprek zullen de voorzitter, dhr. Mostert, dhr. Roeffen en de heer Schoonderwoerd deelnemen. Het gesprek wordt gevoerd met de Raad van bestuur en de directeur jeugdzaken. Dhr. Roeffen vraagt het pho het delen van ervaring met invoering van de drie decentralisaties per 1 januari 2015 te agenderen. De voorzitter zal komen met een voorstel op dit punt. De voorzitter vraagt aandacht voor echt realiseren van scheve huisjes. Zij vraagt met oog op uitvoeren regionaal kompas wat de stand van zaken is. De inzet is dat er 15 plaatsen in de regio worden gerealiseerd. De Bollen 5 sturen binnenkort een e-mail met de svz. Andere gemeenten zullen ook per e-mail reageren.
8
Actielijst 12 december Agenderen samenwerking zorgverzekeraars Aanleveren voor colleges uitwerking dyslexiezorg Brief naar gemeenten bijdrage regionale werkorganisatie Uitwerking agenda transformatie jeugd Verworden zorg inzet GGZ in JGT’s Opstellen reactie op verdeelmodel VNG 28 november 2014 1. Standaard Actielijst toevoegen aan de agenda. 2. Nagaan of mandaat is verleend aan of een convenant is afgesloten met Veilig Thuis voor het inzetten van de jeugdhulp. 3. Scenario’s OGGZ 12 december bespreken in PHO, en in maart OGGZ opnieuw agenderen. 12 november 2014 4. Werkgroep coöperatie uitnodigen voor een volgend portefeuillehoudersoverleg
Wanneer Volgend pho zsm zsm Volgend pho Volgend pho zsm
Wie Mw. Goedhart Mw. Goedhart Dhr. Grob Mw. Goedhart Dhr. Gotink Dhr. Mostert/Mw. Goedhart
volgend verslag december 2014
Secretaris Mw. van Ginkel
12 december 2014 / maart 2015
Mw. van der Zwaan
ntb
Mevrouw van Ginkel
Vastgesteld in de vergadering van het PHO Sociale agenda van Holland Rijnland van 12 december 2014, de secretaris,
de voorzitter,
9
Trendlezing Educatie: lokale en regionale taalnetwerken binnen het sociaal domein De VNG en Stichting Lezen & Schrijven nodigen u graag uit voor een Trendlezing over de nieuwe kansen en uitdagingen die de wetswijziging Educatie biedt. Laaggeletterdheid is een groot probleem. In Nederland beheersen 1,3 miljoen mensen onvoldoende de benodigde basisvaardigheden taal en rekenen om zelfstandig en actief te kunnen participeren in de samenleving. Vanaf 1 januari 2015 krijgen gemeenten de vrijheid om het educatiebudget in te zetten voor een gevarieerd aanbod waarmee meer laaggeletterden bereikt kunnen worden. De wetswijziging maakt het mogelijk om samen met roc’s, bibliotheken, buurthuizen en vrijwilligersorganisaties lokale en regionale taalnetwerken te creëren. Daarmee doet zich ook de kans voor om educatie in het sociaal domein in te bedden als instrument voor arbeids- en maatschappelijke participatie. Per 1 januari wordt de verplichte inkoop bij de roc’s stapsgewijs afgebouwd. Gemeenten moeten zorgen voor een educatie-aanbod afgestemd op de behoefte van de doelgroepen in de eigen gemeente. Ze moeten daarvoor samenwerken in de arbeidsmartkregio’s. Contactgemeenten, zijnde de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio’s, krijgen de taak om in overleg met de regiogemeenten een regionaal educatieplan op te stellen, afspraken te maken met aanbieders van educatie conform het regionaal educatieplan en de overige werkzaamheden te coördineren bij de uitvoering van het regionaal educatieplan. Tijdens de trendlezing gaat u met collega wethouders en een aantal genodigde netwerkpartners in gesprek over de kansen en uitdagingen die de wetswijziging biedt. De rondetafelgesprekken worden ingeleid door dr. Maurice de Greef, verbonden aan de Universiteit van Maastricht. Maurice de Greef verricht onderzoek naar de maatschappelijk effecten van volwasseneneducatie en onderzoekt de uitkomsten van trajecten rondom laaggeletterdheid.
Genodigden Wethouders met -delen van- het sociaal domein in portefeuille
Tijdstip en plaats De trendlezing vindt plaats op 18 februari 2015 van 16.00 – 19.00 uur het atrium van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Nassaulaan 12, 2514 JS Den Haag.
Programma 16.00 – 16.30 Inloop met koffie en thee 16.30 – 16.45 Welkom door Marja van Bijsterveldt, voorzitter Stichting Lezen & Schrijven en
Jantine Kriens, voorzitter directieraad VNG
16.45 – 17.25 Inbedding in het sociaal domein
Inleiding door dr. Maurice de Greef, Universiteit van Maastricht over de uitkomsten van onderzoek naar de winst op terrein van werk, welzijn en gezondheid.
Rondetafelgesprek over het inbedden van educatie als instrument voor arbeids- en maatschappelijke participatie
17.25 – 17.35 Pauze, broodmaaltijd wordt geserveerd 17.35 – 18.15 De meerwaarde van lokale en regionale taalnetwerken.
Inleiding door dr. Maurice de Greef, Universiteit van Maastricht over de resultaten van één jaar Taal voor het Leven in de regio.
Rondetafelgesprek over samenwerking tussen gemeenten en samenwerking met en tussen aanbieders van educatie.
18.15 – 18.25
Intermezzo: ervaringen van -voormalig- laaggeletterden
18.25 – 18.45 Taal voor het Leven in praktijk: ervaringen van een wethouder 18.45 – 19.00 Afsluiting
Aanmelden U kunt zich aanmelden voor de trendlezing door uiterlijk 9 januari 2015 een mail te sturen aan:
[email protected]. Tijdens de bijeenkomst wordt een broodmaaltijd geserveerd. Mocht u dieetwensen hebben, wilt u deze dan bij uw aanmelden aangeven?
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
MEMO
Aan: Dagelijks Bestuur Holland Rijnland Van: Erik Kiers
Datum: 6 januari 2015 Pagina’s: 2
Onderwerp: Onderzoek Rekenkamercommissies naar de regiotaxi Inleiding Holland Rijnland heeft het verzoek gekregen van een aantal rekenkamercommissies uit de regio Holland Rijnland om medewerking in een onderzoek naar de regiotaxi. Het gaat daarbij om de rekenkamercommissies van Leiden, Katwijk, Voorschoten en Oegstgeest, Hillegom, Lisse en Noordwijkerhout. Voorafgaand aan het vaststellen van de startnotitie wilden de desbetreffende rekenkamercommissies graag een gesprek voeren met een beleidsambtenaar/verantwoordelijke, die zich binnen Holland Rijnland met deze materie bezighoudt/ hiervoor verantwoordelijk is. Dit om na te gaan of zij de juiste onderzoeksvragen voor ogen hebben. Dit gesprek heeft plaats gevonden met Iris de Bruyne en Erik Kiers op 12 november 2014. Recent hebben wij vanuit de werkgroep die namens de rekenkamercommissies een verkenning deed naar de op te stellen startnotitie de volgende mededeling ontvangen. Zij geven hierin aan dat het toezicht op de regiotaxi transparant is, de kwaliteit goed en dat eventuele vraagstukken eerder aan de gemeentekant dan aan de regiozijde liggen. Er is dan ook geen reden voor verder onderzoek. Inhoudelijke mededeling werkgroep gezamenlijke rekenkamercommissies “Wij zouden nog terugkoppelen hoe de rekenkamercommissies verder zouden gaan met het onderzoek naar de regiotaxi. Hierover kan ik het volgende melden: Naar aanleiding van het vooronderzoek (documenten) en het gesprek van 12 november jl. is de werkgroep die zich met het onderzoek naar de regiotaxi bezighoudt tot de conclusie dat er op dit moment geen risico's ten aanzien van de regiotaxi kunnen worden benoemd. De enige reden om een onderzoek te starten zou het geven van inzicht in deze materie aan de raden kunnen zijn. De werkgroep vindt dat dit niet voldoende aanleiding is om een onderzoek te starten. De kernpunten die tot deze conclusie hebben geleid zijn: Holland Rijnland werkt transparant. Zie hiervoor de website http://www.hollandrijnland.net/themas-projecten/bereikbaarheid/regiotaxi . Hier worden onder andere de managementrapportages gepubliceerd.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
De kwaliteit wordt gestuurd via aanbestedingseisen, management rapportages en platforms van gebruikers. Bij de aanbesteding zijn meerdere partijen betrokken. Er zijn geen recente signalen dat de kwaliteit ter discussie staat. Er komen bij Holland Rijnland vrijwel geen klachten binnen. De verwachting van Holland Rijnland is dat de kwaliteit van de dienstverlening ook in de toekomst niet in het gedrang komt, omdat via aanbestedingseisen gestuurd wordt. Wel is er een mogelijkheid dat gemeenten keuzes zullen maken betreffende eigen bijdragen en omvang van de dienstverlening. Voor de kostenkant van de regiotaxi is bestuurlijk veel aandacht (zie hiervoor onderzoek Cissonius ( http://www.hollandrijnland.net/vergaderingen/pho-verkeer-en-vervoer/15-052014/agenda-en-stukken-pho-verkeer-en-vervoer-15-mei-2014-12.00u.-15.00u.-leiden ).1 De bij de werkgroep betrokken rekenkamercommissies hebben - op advies van de werkgroep - besloten geen onderzoek naar de regiotaxi te starten.”
Noot Holland Rijnland: het Cissonius-onderzoek betreft het doelgroepenvervoer in de breedte en niet alleen de Regiotaxi 1
2
PLANNING VAN DE UITWERKING VAN DE GGZ‐INLOOPFUNCTIE VOOR REGIO HOLLAND RIJNLAND De 3D‐werkgroep OGGZ wil het PHO Sociale Agenda graag op de hoogte brengen van de stappen die worden genomen om te komen tot de verdere uitwerking van de GGZ‐inloopfunctie voor na medio 2015 en verder. De 3D‐werkgroep OGGZ heeft in het kader van de nieuwe OGGZ‐taken de opdracht gekregen nieuwe (sub)regionale afspraken te maken op een aantal gebieden, waaronder de GGZ‐inloopfunctie. Mbt de GGZ‐inloopfunctie is in het PHO van 12 december vastgesteld dat de GGZ‐inloopfunctie voor onze regio de eerste 6 maanden van 2015 onveranderd door GGZ‐Rivierduinen op de bestaande locaties in Leiden, Oegstgeest, Katwijk, Noodwijkerhout en Lisse zal worden ingevuld. Dit besluit zal overigens voor de volledigheid nog aan de colleges in de regio worden voorgelegd. Voor de periode daarna is toegezegd dat er drie scenario’s (als bijlage nogmaals toegevoegd) zullen worden uitgewerkt mbt de GGZ‐inloopfunctie, te weten: 1) Aansluiting bij de gemeenschappelijke regeling GGZ 2) Het lokaal vormgeven van de GGZ‐inloopfunctie 3) Subregionale samenwerking De werkgroep heeft een GGZ‐subgroepje samengesteld, waarin de gemeenten Leiden, Alphen, Katwijk, Oegstgeest en Lisse dit onderwerp uitwerken. Bij deze uitwerking vindt nauw overleg plaats met de betrokken GGZ‐partijen en met de belangenorganisaties (zoals ZON). Er wordt o.a. gekeken naar het belang van de huidige voorzieningen en de eventuele benodigde nieuwe functies, naar cliëntperspectief en naar financiële consequenties. Hieronder de planning: ‐Tweewekelijks overleg van de 3D‐werkgroep OGGZ over o.a. dit onderwerp. ‐17 februari: werkbezoeken van de sub‐werkgroep GGZ‐inloop en cliëntvertegenwoordigers van Stichting ZON aan de inloopfuncties van GGZ Rivierduinen in Lisse en Noordwijkerhout. Daarna werkbezoek aan De Brug in Katwijk (met verkenning van de mogelijkheden die De Brug ziet voor uitbreiding taken in de subregio/regio). Aansluitend overleg met Stichting ZON. ‐Eind februari: werkbezoeken aan inloopfuncties Alphen, Oegstgeest en Leiden ‐3 maart: Vervolgoverleg met GGZ Rivierduinen ‐11 maart: Concept‐beleidsplan klaar, bespreking voltallige werkgroep 3D, terugkoppeling partijen ‐19 maart: Behandeling in Algemeen Overleg Zorg en Welzijn (AOZW) ‐1 april: Behandeling deelbesluit GGZ‐inloop in PHO Sociale Agenda ‐20 mei: Behandeling compleet Regionaal Beleidsplan OGGZ (waarin beleid GGZ‐inloop) in PHO Sociale Agenda
N.B. Mogelijk is deze planning niet compleet. Indien nodig zullen uiteraard tussentijds nog aanvullende gesprekken met aanbieders als GGZ Rivierduinen en De Brug en met cliëntvertegenwoordigers plaatsvinden.
Bijlage 1. Scenario’s
Scenario 1: Aansluiten bij regionale gemeenschappelijke regeling In onze regio zijn alle gemeenten (Kaag en Braassem uitgezonderd) onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Collectieve preventie ggz. Binnen deze gemeenschappelijke regeling wordt onder andere het inloophuis GGZ gefinancierd. De inloopfunctie wordt in dit scenario in de gemeenschappelijke regeling ondergebracht. Hierdoor ontstaat er één regeling voor alle preventieve voorzieningen en ondersteuning voor mensen met GGZ problematiek. Gemeente Leiden verzorgt op dit moment de subsidieafspraken voor de collectieve preventie voor de andere gemeenten en betaalt de organisaties. De gemeenten verstrekken hiervoor jaarlijks een bijdrage aan Leiden. Bij dit scenario ligt het voor de hand dat de inloopfunctie vooral gericht is op mensen met GGZ‐ problematiek.
Voordelen / kansen Een dekkend aanbod in de hele regio Geen frictie bij bezoek uit andere gemeente: in de huidige situatie ontvangen de inloopfuncties veel bezoekers uit andere gemeenten dan waar de inloopfunctie gehuisvest is. Zo ontvangt het theehuis in Oegstgeest veel bezoekers uit o.a. Leiden, Leiderdorp en Kaag en Braassem. Door een regionaal aanbod te creëren en dit regionaal te financieren, maakt het niet uit waar bezoekers vandaan komen.
Nadelen / risico’s Minder lokale beleidsvrijheid / lokaal maatwerk Sluit minder aan bij het uitgangspunt in de OGGZ agenda: “lokale verantwoordelijkheid, regionaal vangnet” Door te richten op de doelgroep “mensen met ggz problematiek” is inzet op inclusieve samenleving, het verbinden met andere mensen, minder makkelijk.
Scenario 2: Lokaal vormgeven inloopfunctie In dit scenario kan elke gemeente voor zich bepalen of en hoe hij de inloopfunctie vorm geeft (hoewel elke gemeente zich gecommitteerd heeft aan de OGGZ agenda): breed of smal, vooral gedragen door professionals of juist door vrijwilligers. Gemeenten maken zelf de afspraken en financieren de inloopfunctie zelf. Gemeente Alphen aan den Rijn heeft hier al voor gekozen en heeft de inloopfunctie betrokken bij de inkoop van begeleiding, dagopvang, kortdurend verblijf en vervoer. Op deze manier hopen zij verbindingen te leggen tussen de verschillende vormen van ondersteuning en verbinding te leggen tussen zorg en welzijn.
Voordelen / kansen
Sluit aan op uitgangspunt “lokale verantwoordelijkheid, regionaal vangnet” Aansluiten op lokale situatie (ook lokale partners) / lokaal maatwerk Meer variatie en verbindingen met de samenleving mogelijk In de wijk, dus dichtbij georganiseerd
Nadelen / risico’s Mogelijk geen dekkend aanbod over de regio
Mogelijk geen passend aanbod voor de doelgroep “GGZ‐problematiek”, wat tot overlastgevende situaties, tot verergering van problematiek of tot terugval kan leiden Discussie bij gemeentegrens overschrijdend bezoek Afschuifsystematiek ligt op de loer: “mijn buurgemeente / de grote gemeenten regelen het wel. Kost het ons minder tijd en geld”
Scenario 3: Subregionale samenwerking Binnen dit scenario stemmen binnen hun subregio de organisatie en financiering van de inloopfunctie af. In dit scenario kan bijvoorbeeld één inloopfunctie specifiek voor de doelgroep met GGZ problematiek in de subregio worden gerealiseerd, aangevuld met bredere inloopfuncties. Een dergelijke constructie kan ook regionaal plaatsvinden, maar hoe groter de schaal hoe groter de genoemde nadelen/risico’s.
Voordelen / kansen De kosten voor een inloopfunctie worden gezamenlijk gedeeld. Er is een dekkend aanbod per subregio Voldoet aan uitgangspunt lokale verantwoordelijkheid
Nadelen / risico’s Dit vraagt om subregionale afstemming (beleidsmatig en financieel), minder lokale ruimte
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Contractering vrijgevestigden en kleine groepsprakijken GGZ en EED-zorg Basistaak Tijdelijke Werkorganisatie Contractering jeugdhulp
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
11 feb.
5.
Advies PHO
kennis nemen van de contractering van de vrijgevestigden.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
N.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Na de contractering van de grote aanbieders is eind vorig jaar gestart met de contractering van de vrijgevestigden en kleine groepspraktijken GGZ en EED-zorg. Vrijgevestigde aanbieders spelen een belangrijke rol in de transitie jeugdhulp. Zij dragen bij aan het leveren van zorg dichtbij de cliënt, keuzevrijheid en korte(re) wachtlijsten. N.v.t.
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland Structureel
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Jeugdwet 2015 Eerdere besluitvorming: Notitie Jeugdhulp 2015
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Informatienota PHO Vergadering:
PHO Sociale Agenda
Datum:
11 februari 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Contractering vrijgevestigden en kleine groepspraktijken GGZ en EED-zorg
Kennisnemen van: Het overzicht van gecontracteerde vrijgevestigden GGZ en EED-zorg voor jeugdigen in de Regio Holland Rijnland. Inleiding: De contractering van kleine groepspraktijken en vrijgevestigden is afgerond. Vrijgevestigde aanbieders spelen een belangrijke rol in de transitie jeugdhulp. Zij dragen bij aan het leveren van zorg dichtbij de cliënt, keuzevrijheid en korte(re) wachtlijsten. Bestaande zorgaanbieders die gevestigd zijn in de regio Holland Rijnland, cliënten uit de regio in zorg hebben en voldoen aan de door de gemeenten gestelde minimum- en geschiktheidseisen en inhoudelijke eisen, komen voor contractering in aanmerking. Aanbieders die niet gevestigd zijn in de regio, maar wel cliënten in zorg hebben in de regio kregen voor deze cliënten een contract in het kader van zorg continuïteit. Alleen bij uitzondering, wanneer goed onderbouwd door verwijzer komen zij tevens in aanmerking voor nieuwe cliënten. Dit gebeurt op basis van maatwerk. • • • •
Het totaal aantal gecontracteerde vrijgevestigden in de regio is: 66. Het totaal aantal vrijgevestigden buiten de regio betreft 15. Van circa 9 vrijgevestigden is het contract nog in aanmaak, zij hebben zich pas in 2015 gemeld. Het is mogelijk dat deze maand nog enkele vrijgevestigden zullen melden. Het gaat dan ook om een dynamisch overzicht.
Kernboodschap: Informerend. Financiële consequenties: De contractering past binnen de opgestelde begroting voor Jeugdhulp 2015. De vrijgevestigde aanbieders kunnen bij Holland Rijnland declareren op de door ons vastgestelde tarieven. In het contract is een maximaal omzetplafond genoemd, gebaseerd op aantal werkzame vrijgevestigden, declarabele uren en het percentage cliënten in de regio. Wij hebben op dit moment nog geen totaaloverzicht van alle omzetplafonds. Wij verwachten wel een totaal overzicht te genereren in samenspraak met Dashcare, de leverancier van de portal. Echter dit totaal bedrag zal niet representatief zijn. Naar verwachting, op basis van historische gegevens, zullen niet alle aanbieders hun omzetplafond bereiken. Via de kwartaalrapportages wordt het macrobudget voor vrijgevestigden gemonitord.
3
Communicatie: Het overzicht van de gecontracteerde vrijgevestigden is te raadplegen via de website van Holland Rijnland en wordt verspreid onder JGT’s, huisartsen en beleidsmedewerkers van de gemeenten. Uitvoering: Via kwartaalrapportages wordt het macrobudget gemonitord. Minimaal twee keer per jaar zal in overleg worden getreden met vrijgegevestigden door middel van bijeenkomsten. Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht vrijgevestigden GGZ en EED-zorg Jeugdhulp Holland Rijnland
4
Praktijk
Zorgverlener
Straatnaam
Bruna Psychiater
M.J. Bruna
Kernstraat
toevoegi ng Postcode
Nr. 11
2313 EV
Plaats
Telefoonnummer praktijk 0651237011
E‐mail
Status
generalistische gespecialiseerde Basis GGZ GGZ dyslexie
[email protected]
Contract ondertekend
nee
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected] Contract om ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
info@breed‐perspectief.nl
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
nee
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
MHeemskerk.Roomburgh@Telfor Contract t.nl ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
m.a.griffioen@depraktijkleiderdor Contract p.nl ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
marielle@praktijk‐kjp.nl
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
06 30648545
h.duijvesteijn@depraktijkleiderdo Contract rp.nl ondertekend
ja
ja
nee
0172‐609998
Contract marjanne.dijkstra@epp‐teraar.nl ondertekend
ja
nee
nee
Leiden 0648328619
E. Lucas Aiolos Psychotherapiepraktijk Annette van Zijp
Edith P.M.Lucas T. Bosma A.J.S.M. van Zijp
Praktijk voor Psychotherapie, S. Thijssen Thijssen, S Breed Perspectief Psychologenpraktijk Van Mastrigt Praktijk Ligeon Praktijk voor Kinderfysiotherapie, Orthopedagogiek en Gedragstherapie M. Heemskerk Kinder‐ en Jeugdpsychotherapeut Maatschap ELP Velders‐ Steeneveld&Ernst
mw. P.J. Breed Frank Van Mastrigt
Power Trail Spirit De Praktijk Leiderdorp Griffioen
Roodborststraat
Agneshove
83
2215 HS
Voorhout
Wilhelminalaan Losplaatsweg
Hof van Roomburgh Maria van Hongarijelaan
Maria Rutgersweg
G.P.J. van Atteveld
Hortensiastraat
M.A. Griffioen
Van der Valk Boumanweg
Nynke Schulpen
Narcissenlaan
M.H.Y. Schilperoort
Vondellaan
Psychologenpraktijk Hartendief De Praktijk Leiderdorp Eerstelijns Psychologen Praktijk Ter Aar
652209835
2 26 A & C 89
2405 ED 2201 CV 2312 JL
Alphen Aan Den Rijn Noordwijk Zh Leiden
06‐38091164 0620275543 0653214091
0713319660 37 a 3 28
2371 RB 2314 ZB
Roelofarendsveen Leiden
2353 EM
Leiderdorp
2171 BG
Sassenheim
071‐5890032 0715894438 0653676463
Hoofdstraat
Praktijk voor kinder‐ en jeugdpsychologie, Marielle Schilperoort
Praktijk voor Psychologie & Coaching
06‐16429160
06‐27898127
Praktijk Orthopedagogiek Nynke Schulpen
Psychologenpraktijk mw.dr.I.Roder
Leiden Voorhout
T.M. van der Voorden
F.F. van Dam‐Sijsling
2333 VR
Leiden
2215 WB
Rembrandt van Rijnsingel
Ernst
48
2334 BH
39
Nieuwe Rijn
M.J.A. Heemskerk
75
Saffraanhof
A.J.Ligeon
Praktijk voor Psychotherapie Carola Landzaat Carola Landzaat Maatschap voor Psychotherapie van Dam
Rijnsburgerweg
303 Unit‐ 22 41 178 D
2331 NW 2406 BN 2352 JD
Leiden Alphen Aan Den Rijn Leiderdorp
1
2343 TH
Oegstgeest
35 A
2332 AA
Leiden
071‐5323535 0172413310 0649921061 06‐50641283
06‐34747441
Irma Roder Michaela Brouwer Barbara Foppema H.L.M.Duijvesteijn Marjanne Dijkstra‐le Clercq
Houtlaan Oranjelaan Lammenschansweg Brugwacht Weerenstraat
55 A 96 b‐3 15 148 5
2334 CK 2161 KH 2313 DH 2353 DP 2461 AR
Leiden
06‐88819006
Lisse Leiden Leiderdorp Ter Aar
0715126888
Instituut voor Vraaggerichte Psychotherapie Willem Cornelis Pieter Guijt Praktijk voor Psychologie
Mariannne Knetsch ‐ Schipper Bloemistenlaan
Praktijk voor Psychotherapie R.J. Kengen Psychologiepraktijk Stil
S. Stil
J. van Vliet Psychotherapie en Psychologie JWM van Vliet Praktijk dr. Carien C. Pot‐ Mees
Carien C. Pot‐Mees
Maredijk Oosterkerkstraat
75 356g 45 A 77 1
2223 LA 2313 BB 2316 VT 2312 SN
Leiden Leiden Leiden
Hooigracht 60 Dorpsstraat
79
2312 KV 2361 AX
Leiden Warmond
Zeehosplein
43
2225 MJ
Katwijk Zh
Praktijk voor Orthopedagogiek Teylingen
Hoofdstraat
303 G
2171 BG
Sassenheim
Pedagogische Praktijk
A.A.Veerman‐Hoornstra
MJL van der Poel C.J. van Gendt ‐ Van Evert
praktijk voor psychotherapie Dr LJM Cornelissens Vooruit praktijk voor gezondheidspsychologie Meertens Praktijk Mikro PEP Wantveld Pep Junior Psychotherapiepraktijk Eyckenschild Psychologie Praktijk voor directieve hulp
De Praktijk4Kids Praktijk Michiel Schillhorn Praktijk Michiel Schillhorn
Morsweg
20
2312 AD
Leiden
Europalaan
71
2408 BJ
Alphen Aan Den Rijn
ja
nee
marianne@psycholoog‐leiden.nl
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
nee
ja
nee
info@psychologiepraktijk‐stil.nl
Contract ondertekend
ja
nee
nee
0648530977
[email protected] Contract l ondertekend
Ja
Ja
Nee
071‐3011545
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
marjon@orthopedagogiek‐ teylingen.nl
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
nee
ja
nee
info@psycho‐alphen.nl
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
ja
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
0715149448 0715280831 06‐28418430
0615450284
071‐5143782
0172‐653112
Kernstraat Braamhorst Hoge Rijndijk
s.g. van der hell
Rijn en Schiekade
Wim Meertens
Simon Smitweg
11 8 179 16
2313 EV 2402 PV 2314 AD
Leiden Alphen Aan Den Rijn Leiden
2311 AK
Leiden
2353 GA
Leiderdorp
071‐5127764 0172419170 0650233336 06‐50616587
0715414532
Mieke Krom Koopman HM Ester van Dijk Lucie Stokl
psychologie praktijk teijlingen dyslexie centrum bollenstreek A.J.M. Dingjan Praktijk Mees
nee
Contract ondertekend
06‐26873329 Marjon Faas‐Barnhoorn
Samenwerkende Psychologen Alphen aan den Rijn M.C. Hoogendoorn MJL van der Poel, eerstelijnspsycholoog
Contract ondertekend
Katwijk Zh
Psychologenpraktijk Via Maris‐ Kinderen en Jeugd Joanne Meyers
Veerman psychotherapie
info@het‐ivp.nl
0712510101 Wassenaarseweg
Mascha Beijer B.C. Herrewijn Michiel Schillhorn van Veen Michiel Schillhorn van Veen
Vondellaan Wantveld Drie Octoberstraat
1b 35 AD 9 26 B
2332 AA 2202 NS 2313 ZR
Leiden Noordwijk Zh Leiden
Grachtweg
34
2161 HN
Lisse
Agneshove
16
2215 HT
Voorhout
071‐5138772 071 3623049 06‐29036974 0715191000 06‐12884372
Hoofdstraat Cornelis Geellaan Rijn en Schiekade Haagweg
1 43 16 16 a
‐3 2351 AA 2406 JE 2311 AK 2321 AD
Leiderdorp Alphen Aan Den Rijn Leiden Leiden
0715314986 0655747496 071‐5121641 0715125190
Praktijk voor Kinderpsychologie en Pedagogiek B.V. Veerkracht, praktijk voor Kinder‐ & Jeugdpsychologie Praktijk voor relatie‐ en gezinstherapie, Paula Portegies Praktijk Gerits, Psychotherapie en Coaching Praktijk Pluspunt
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
info@veerkracht‐kj.nl
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
nee
ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
info@quadraat‐leiden.nl
Contract ondertekend
nee
nee
ja
marjanne.dijkstra@epp‐teraar.nl geaccepteerd
ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
ja
nee
nee
ja
nee
nee
071‐5237355 J.Feenstra
Starkenborglaan
5
2341 BM
Oegstgeest
Klasina Koekebakker‐ Ouwehand
Lannervalk
9
2235 DN
Valkenburg Zh
Paula Portegies
Vondellaan
35 A
2332 AA
Leiden
Lidewij Gerits
Hooigracht
60
2312 KV
Leiden
0641637930
06‐37468188
0641016930
S. E. Saveur‐Theijn
Dorpsstraat
67 A
2361 AT
Warmond
Quadraat Orthopedagogische Maatschap E.H.J. Scheeren
Kuipers‐Rietbergstraat
3A
2321 BZ
Leiden
Eerstelijns Psychologen Praktijk ter Aar
Weerenstraat
5
2461 AR
Ter Aar
Marjanne Dijkstra‐le Clercq
praktijk voor kinder en jeugd psychologie J.E.M.Kinds‐Nijs
0713010150
Watermolen
Evelien Deiters Praktijk voor Psychologie Evelien Deiters
Rhijngeesterstraatweg
Praktijk voor kinder en Jeugdpsychiatrie en psychotherapie
Parkweg
H.A. Dekker
Ichtus
G.J Kloens
Praktijk Moods
Karin Mydosh
0713010150
Baron S. de L. Wijborghstraat Aarkade 8 Tweede behandellocatie Baronie 54
20
2211 PX
Noordwijkerhout
071‐5314637 0252‐218776
40 d
2341 BV
Oegstgeest
06‐424868484
[email protected]
Contract ondertekend
108 a
2271 AM
Voorburg
0703863268/061022 1765 dekker‐
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
Ja
Nee
0714013561
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
Ja
Nee
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
Ja
nee
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
nee
nee
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
Nee
Nee
[email protected]
Contract ondertekend
Ja
ja
Ja
070‐4442445
[email protected]
Contract in aanmaak
nee
Ja
nee
Ja
nee
nee
Nee
ja
nee
ja
nee
nee
2
2225TE
Katwijk
2406 BV
Alphen aan den Rijn
0172233486
Feri Kovács Praktijk voor Speciale Kinderen Praktijk Parels Palladium Kinderpraktijk van Velzen
Gerda van der Werf
3z‐psychologie
Vivaldistraat
N.P.J.Kousemaker
Van der Valk Boumanweg
Mw.drs.M.A.Lakhichand W. Schornagel Marlies van Velzen
Gerda van der Werf Marije José Willemijn Assink‐ Pedagogische Praktijk Assink Rouw
Arubapad Oude Trambaan
67 a 178 a 2 89
2162 AB 2352 JD 2315 VA 2265CA
Lisse Leiderdorp Leiden Leidschendam
06‐28156158 +31(0) 71 5284022 06‐53255502
Westeinde
94
2211 XS
Noordwijkerhout
06‐12317103
marlies@kinderpraktijkvanvelzen. Contract in nl aanmaak
Zoeterwoudsesingel
87
2313EM
Leiden
06‐40613294
[email protected]
Houtlaan
55 A
2334 CK
Leiden
06 53782841
[email protected]
Contract ondertekend Contract in aanmaak
Inzet regionale middelen Van de regionale middelen Holland Rijnland is in 2014 een deel nog niet uitgegeven. Op dit moment wordt gewerkt aan het in beeld brengen van het resterend bedrag. Voor een aantal zaken is het verstandig om een deel van de resterende middelen beschikbaar te houden voor 2015. Met dit voorstel wordt vooralsnog aangegeven voor welke zaken de inzet van die middelen in 2015 is bedoeld waarna, als zicht is op de werkelijke rekening over 2014, een definitief voorstel wordt gedaan.
Kwartiermaker JGT’s Met ingang van dit jaar zijn in alle gemeenten Jeugd en Gezinsteams actief. In de proeftuinen is veel voorbereidend werk verricht en zijn ervaringen opgedaan. De vorming van de coöperatie voor de JGT’s is in voorbereiding. Daarin wordt voorzien in een tweetal kwartiermakers: 1 voor de bedrijfsmatige zaken en 1 voor de meer inhoudelijke zaken. Omdat deze kwaliteiten niet in 1 persoon verenigbaar lijken te zijn is gekozen voor een duoschap. Daarbij is Quirien van der Zijden als inhoudelijk kwartiermaker gevraagd en wordt er gezocht naar een bedrijfsmatig kwartiermaker. Omdat gemeenten sturing willen kunnen uitoefenen op de JGT’s wordt voorgesteld deze kwartiermaker in gezamenlijkheid (gemeenten en coöperatie/organisaties) aan te trekken en te bekostigen. Het gaat dan om het samen met gemeenten verder inhoudelijk ontwikkelen van de JGT’s. Het betreft hier om een tijdelijke functie van het eerste half jaar 20 uur per week en voor het tweede helft jaar 10 uur per week. De kosten worden 50/50 gedeeld, wat voor de gemeenten neerkomt op een bedrag van € 45.000. De bedrijfsmatige kwartiermaker komt volledig voor rekening van de coöperatie/aanbieders.
Juridisch advies In 2014 is op diverse onderdelen extern juridisch advies ingewonnen, via Pels Rijcken. Het ging daarbij om de vorming van het AMHK tussen GGD en BJZ, wijze contracteren, de verordening, de entiteit voor de JGT’s, en de DVO met Holland Rijnland. De ondersteuning van niet nakoming, opzegging, verlenging van zorgcontracten en voor ondersteuning bij geschillen en procesvertegenwoordiging (a.g.v. niet nakoming) maakt onderdeel uit van de dienstverleningsovereenkomst met Servicepunt71. Ook voor 2015 zal op momenten naar verwachting (aanvullend) extern juridisch advies nodig zijn, bijvoorbeeld bij nieuwe vormen van contractering. Hierbij wordt gedacht een bedrag van € 30.000 te reserveren.
Bijeenkomsten Er zullen ook in 2015 weer op onderdelen bijeenkomsten worden georganiseerd met cliënten, aanbieders, partners, raadsleden etc. bijvoorbeeld rondom transformatie, 16+ etc. Hiervoor wordt een bedrag gereserveerd van € 15.000 voor de kosten van sprekers, ruimte, catering etc.
ICT en incidentele kosten Voorgesteld een bedrag van € 30.000 te reserveren voor eenmalige ICT kosten en incidentele kosten zoals nu een bedrag van ca. € 9.000 voor de eenmalige overdracht van dossiers van Bureau Jeugdzorg.
Vergoeding trekkers werkgroepen De formatie van de tijdelijke werkorganisatie is voornamelijk afgestemd op de uitvoering van het opdrachtgeverschap. De transformatie van de jeugdhulp is nadrukkelijk een taak voor ons allemaal. De tijdelijke werkorganisatie is hierin alleen coördinerend. We zoeken naar nieuwe werkstructuren, waarbij er input geleverd wordt vanuit alle gemeenten. Ook voor deze werkstructuur zullen na de inventarisatieronde voorstellen worden gedaan. Het ligt in de rede om ook in 2015 een deel van de huidige werkstructuur in stand te houden en wellicht nieuwe werkgroepen in het leven te roepen, waarbij geldt dat gemeenten voor de inzet van de trekkers gecompenseerd worden.
Tot slot Zoals hierboven aangegeven wordt met dit voorstel aangegeven voor welke zaken de resterende middelen van 2014 kunnen worden ingezet. Als zicht is op de werkelijke rekening over 2014 wordt een definitief voorstel opgesteld waarin de financiële gevolgen worden belicht.
Ho\\and ~~~~!~~~~~~
.. ••• ~tori
In Holland Rijnland werken samen:
k•M•
Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teyllngen, Voorschoten en Zoeterwoude
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag
Leiden: 16 januari 2015 Kenmerk: UIT-14-07296
Contact: Martin Mostert Telefoon: (071) 5239096 E-mail:
[email protected] Bijlagen: 2
Onderwerp: váorlopige reactie op concept verdeelmodel middelen jeugdzorg per 2016
LS, De VNG heeft gemeenten verzocht te reageren op de concept verdeelsystematiek middelen jeugdhulp van Cebeon. Met schrik is door de portefeuillehouders jeugdhulp van de dertien voor jeugdhulp samenwerkende gemeenten in Holland Rijnland kennis genomen van het voorlopig berekende effect van het verklaringsmodel kosten jeugdzorg (SCP, december 2014) en de hierop gebaseerde verdeelsystematiek middelen jeugdzorg van CESEON (november 2014 ). De portefeuillehouders hebben een sterke behoefte om reeds in deze fase blijk te geven van hun grote zorgen voor de in Holland Rijnland optredende zeer negatieve effecten. De uitwerking van een en ander is voor de regio Holland Rijnland zeer negatief: De regio verliest bij de Cebeon-berekening 8.6 miljoen op een budget van 107,5 miljoen, een extra korting van 8%. Die extra korting van 8% komt bij de 15% korting die in drie jaa r tijd door het Rijk al wordt doorberekend. Met de meicirculaire 2014 heeft Holland Rijnland een verhoging van slechts 5% ontvangen terwijl de landelijke stijging van het macrobudget 10% was. De verminderde inkomsten kunnen niet worden verhaald op budgetten die gereserveerd moeten blijven voor jeugdhulp waar gemeenten geen invloed op kunnen uitoefenen: justitiële maatregelen en doorverwijzing vla (huis)artsen. Voorts kan niet worden bezuinigd op ambtelijke kosten en -bureaucratie. In plaats van de landelijk geadviseerde 3% heeft regio Holland Rijnland hier slechts 1,5% voor gerekend, een uiterste minimum.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Lelden Postbus 558, 2300 AN Lelden Telefoon {07 1) 523 90 90
www.hollandrijnland.net !BAN nr. NL87BNGH0285 113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
~
Ho\land'~~~~!J?.l?.~~
..............
De korting dient derhalve te worden gevonden in die budgetten welke wel door de gemeenten zijn aan te sturen: dat betreft voor Holland Rijnland de nieuwe structuur van de JGT's (de Jeugd- en Gezlnsteams) en alle hulp die via de JGT's wordt ingezet. Dat betreft naar schatting plm. 50% van de zorg . De totale korting die moet worden doorberekend betekent dat plm. de helft van die zorg zou moeten verdwijnen. Dit zal voor de gemeenten in de regio Holland Rijnland een ernstig maatschappelijk en financieel effect opleveren. De JGT's vormen het fundament van onze nieuwe jeugdhulpstructuur, maar door ons niet te beïnvloeden factoren lijkt de klap juist daar te moeten vallen. Het alternatief: grootschalige afbouw van de op de JGT's aansluitende specialistische jeugdhulp, heeft eveneens ernstige maatschappelijke en financiële consequenties voor onze regio. Een punt dat noch in de SCP nota, noch in het CEBEON-model is betrokken, is het feit dat een belangrijk deel van het aanbod regionaal is georganiseerd . Holland Rijnland is voor enkele grote aanbieders in grote mate tot vrijwel volledig de hoofdfinancier. De effecten zoals boven omschreven houden mede in dat het bestaande aanbod in belangrijke mate zal moeten worden afgebouwd. Nog afgezien van het feit dat mogelijkheden voor "passende zorg" sterk worden beperkt, betekent dit het ontstaan van nieuwe en hoge frictiekosten, waarvoor de gemeenten zich op voorhand in geen opzicht verantwoordelijk verklaren. CEBEON opteert voor een geleidelijke afbouw voor die gemeenten (over regio's wordt niet gesproken) die in het verdeelmodel een neerwaartse bijstelling kennen. Dit zal betekenen dat de regio Holland Rijnland jarenlang gericht zal zijn op afbouwscenario's, verdere kortingen, bezuinigingen, ontslagen. In deze situatie zal geen sprake meer kunnen zij n van innovati e, van werken aan de doelen van transformatie, aan het bieden van passende zorg in de eigen omgeving van het kind . Wij kunnen ons niet voorstellen dat de doelen van de transitie en transformatie zullen moeten worden opgegeven omwille van een niet op zijn regionale effecten doorgerekend nieuw verdeelmodeL De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het bieden van "passende zorg " komt op het spel te staan omdat die zorg niet meer kan worden geboden of gegarandeerd. Om die reden lijkt het ons zeer gewenst dat de invoering van het nieuwe model pas wordt ingevoerd, zeer geleidelijk, vanaf een moment waarop de transformatie grotendeels vorm heeft gekregen. In 2015 zijn er door de noodzaak van zorgcontinuïteit slechts beperkte mogelijkheden voor transformatie. Daa rom denken wij dat een eventueel nieuw model pas vanaf 2018, zeer geleidelijk, zou moeten worden ingevoerd. Onze regio kan zich in grote lijnen vinden in het gestelde in het verslag ambtelijk overleg G32 sociale pijler van 18-12 jl. Wij vullen aan op het voorstel om te werken met begrenzingen in stijgingen en dalingen per gemeenten dat deze begrenzing ook per regio moet worden doorgerekend. Immers, onze regio kent een vergaande samenwerking en een gezamenlijke inkoop. Doordat het merendeel van de gemeenten in onze regio verlies leidt is het cumulatieve effect voor de hele regio groot. Ook wordt de opvatting gedeeld dat invoering later moet om te kunnen starten met meer betrouwbare cijfers. De huidige cijfers, historisch bepaald, zijn niet voldoende betrouwbaar.
2
Ho\\and
14) 4)'1 Rijnland ''f w•.
, ,. """
4
.. , ....
c:, ,. ... ,
rH
In deze brief en bijlage 1. zijn o.i. de 5 vragen die de VNG aan de gemeenten heeft gesteld m .b.t. het model voldoende aan de orde gekomen. Daarbij wordt duidelijk dat we op de genoemde punten veel twijfels hebben. Het cumulatieve financiële effect voor onze regio lijkt daarnaast onderschat. Wij hebben enkele technische opmerkingen met betrekking tot het nieuwe verdeelmodel opgenomen In bijlage 1, waarnaar wij kortheidshalve verwijzen. Mocht op rijksniveau met dit model verder worden gewerkt, dan verwacht de regio Holland Rijnland volledige compensatie van het verlies teneinde haar verantwoorde lijkheid voor passende zorg nog enigszins te kunnen waarmaken. Het nieuwe model treft de regio Holland Rijnland keihard . Daarbij zal het effect zijn dat juist de al gepleegde inzet op transformatie en innovatie onder ernstige druk komt te staan en in de verdere ontwikkeling zal worden gestuit. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor passende jeugdhulp komt hiermee op het spel te staan.
Met vriendelijkefii)Oet,
Mw. R.A. van Gelderen, voorzitter portefeuillehoudersoverleg Soci ale Agenda Holland Rijnland (PHO)
Cc: Ministerie van VWS, t.a .v. M.Smit, N.Jonkers en M.C.Driedonks Ministerie van VenJ, A. Schoorl
3
~
Hol\and'~~~~!f?.'~?.~.. "' ""' .... BIJLAGE 1: Technische opmerkingen bij het concept objectieve verdeelmodel
De beiden genoemde stukken geven ons, na een eerste oriëntatie, reden om het volgende commentaar, puntsgewijs te geven: 1.
De risicofactoren lijken vooral gebaseerd op de behoefte aan provinciale jeugdzorg, waar inderdaad een verband lijkt te zijn met lage economische status. De cliënten jeugd-GGZ (grootste aantal cliënten in de jeugdzorg) en jeugd-VG zijn echter afkomstig uit alle lagen van de bevolking. De kans op een psychische stoornis Is, althans bij volwassenen, enigszins groter bij een lagere economisch status, maar het verband is onvoldoende om een rekenmodel op te baseren.
2.
Kosten worden bepaald door tarieven, zwaarte en duur van de zorg. Deze mogen dus niet rechtstreeks in verband worden gebracht met risicofactoren voor gebruik van de jeugdzorg in de zin van aantallen cliënten.
3.
In het SCP-model is het onderscheid tussen risicofactoren voor behoefte aan jeugdzorg en risicofactoren voor werkelijk gebruik van jeugdzorg niet altijd duidelijk. Ondanks het betoog op pp. 13-14 van "Kostenverschillen in de jeugdzorg" heeft het SCP in eerdere publicaties steeds gewezen op het versch il tussen behoefte en werkelijk gebruik en op de zwakke verklaringswaarde van de risicofactoren voor het werkelijke gebruik van de jeugdzorg. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 2. Er zouden ook andere rekenmodellen kunnen worden ontworpen, die niet alleen gebaseerd zijn op risicofactoren maar bijvoorbeeld ook op het werkelij ke gebru ik van j eugdzorg en het verband met de demografische ontwikkelingen.
4.
De vraag is in hoeverre de risicofa ctoren van het SCP alleen gebaseerd zijn op wetenschappelijke literatuur en in welke mate de praktijk van de jeugdzorg een rol heeft gespeeld.
5.
Het SCP-model is gebaseerd op gegevens van één jaa r (2010, 2011 of 2012) en niet op tijdreeksen van een aantal jaren. Het is niet duidelijk hoe representatief het jaar 2012 is.
6.
Het verdeelmodel van CEBEON is gebaseerd op het verklaringsmodel van het SCP: de zwakheden in het SCP-model zijn overgenomen in het CEBEON-verdeelmodel. Ons commentaar op SCP-model geldt dus In gelijke mate voor het CEBEON-model.
7.
Het verdeelmodel middelt uit tussen gemeenten op basis van ge lijkblijvend totaalbudget. In geen enkel opzicht Is meegewogen het effect van het uitmiddelen op de 42 samenwerkingsverbanden van gemeenten, waarin gemeenten dienden samen te werken. Juist dit pakt voor Holland Rijnland slecht uit: er treedt cumulatie van neerwaartse bijstelling op die slechts zeer ten dele wordt goedgemaakt door opwaartse bijstelling,
4
Ho\\and'~~~~!f~l?,~~.. ............ 8.
Het SCP-model is moeilijk te beoordelen . Het model is gebaseerd op regressie, maar de achterliggende berekeningen en de afzonderlijke waarden voor de betrouwbaarheid (m .n. correlaties, r 2 en p-waarde per variabele) ontbreken . Tevens is niet duidelijk of het model gebaseerd is op de berekeningen uit de eerdere publicaties van het SCP over dit onderwerp. De verklarende waarde van het model is niet te controleren op basis van deze beschrijving van het model.
9.
De risicofactoren in het SCP-model lijken te overlappen: de kenmerken laag onderwijsniveau, armoede, éénoudergezin, recent gescheiden ouders en ontvangers van een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen ook worden beschouwd als één factor, namelijk lage economische status, die overigens ook op andere manieren kan worden gemeten. De onderverdeling in verschillende, elkaar overlappende variabelen kan leiden tot schijnnauwkeurigheid en statistische onzuiverheid (collinearlteit).
5
•
Hol\and\1~~!!?.'?.~~.. ............ Bijlage 2: Lage verklarende waardeRamings-en verdeelmodel SCP versie 7/1/15
Het SCP geeft zelf aan dat de voorspellende waarde van het ramings- en verdeelmodel jeugdzorg, voorzover dit is gebaseerd op risicofactoren, laag is. De invloed van risicofactoren (leeftijd, geslacht, etniciteit, éénoudergezin etc.) op het gebruik van de jeugdzorg verklaart slechts een bescheiden deel van dit gebruik. Het SCP beschrijft dit in de volgende publicaties: J.Stevens e.a., "De jeugd een zorg. Ramings-en verdeelmodel jeugdzorg 2007". Den Haag, SCP: 2009 . Pp. 66-67, 98. E.Pommer e.a., "Jeugdzorg in groeifase. Ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg". Den Haag, SCP: 2011. P. 27 . S.Bot red. "Terecht in de jeugdzorg. Voorspellers van kind- en opvoedproblematiek en jeugdzorggebruik". Den Haag, SCP: 2013. Hf. 8, mn. p 132. K.Sadiraj e.a., "Groeit de jeugdzorg door? Het beroep op de voorzieningen : real isatie 20012011en raming 2011-2017". Den Haag, SCP: 2013. Hf. 3 mn. p. 134, Hf. 4 mn. p. 38-41, Hf. 5 mn. p. 50.
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Raad van Bestuur Jeugdbescherming West t.a.v. mevrouw J.A. van Kranendonk De Horst 4 2592 HA Den Haag
Leiden: 29 januari 2015 Kenmerk: UIT-15-07538
Contact: Martin Mostert Telefoon: (071) 523 90 96 E-mail:
[email protected] Bijlage: -
Onderwerp: verzoek tot medeondertekening aanvraag frictiekosten en uitspraak UWV
Geachte mevrouw van Kranendonk, In december 2014 is aan Holland-Rijnland door BJZ Zuid Holland een verzoek gedaan tot medeondertekening van een brief aan de ministeries VWS en VenJ in verband met frictiekosten BJZ. BJZ heeft hiervoor een concept opgesteld en aan ons toegezonden. Wij hebben vooralsnog besloten deze brief niet mede te ondertekenen. Onze regio heeft in 2014 een veelheid aan gesprekken gevoerd met BJZ waarbij de focus lag op de wijze waarop de functie AMK en een contingent medewerkers t.b.v. de JGT’s kon worden overgenomen. Hierover zijn definitieve afspraken gemaakt die per brief medio september 2014 zijn bevestigd. Ook zijn afspraken gemaakt over ongewijzigde inzet en samenstelling van de JPT’s. Het gemeentelijk belang was dat de functies AMK en JPT op hetzelfde kwalitatieve niveau, met dezelfde mensen, zouden kunnen worden uitgevoerd en dat de JGT’s zouden kunnen worden voorzien van ervaren krachten van BJZ. In alle overleggen is ons door BJZ medegedeeld dat het niet mogelijk was per bedrijfsonderdeel af te spiegelen of afspraken te maken, omdat het UWV integrale afspiegeling eiste. U heeft ons laten weten dat het UWV op 30 december 2014 het ontslagverzoek van BJZ gedeeltelijk heeft afgewezen met als argument dat functies niet konden worden vergeleken zodat integrale afspiegeling niet mogelijk was. Door de beschikking van het UWV, waarnaar u enkel verwijst en die wij graag nog ontvangen, wordt duidelijk dat de informatie die BJZ ons verstrekte onjuist was. Wij voelen ons als regio daardoor misleid. Een en ander heeft nadelige effecten gehad op de vorming van het AMHK en de JPT’s.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Wij vragen ons naar aanleiding van een en ander af in hoeverre Jeugdbescherming West in staat en bereid is om op basis van positieve betrokkenheid met ons samen te werken vanuit “partnership”. De ervaringen in onze overleggen met BJZ in 2014 waren wat ons betreft zodanig dat onze regio samen met de regio’s Midden Holland en Zuid Holland Zuid met uw Raad van Toezicht heeft gesproken om onze ongerustheid tot uitdrukking te brengen. Verder is in het najaar 2014 nog een gesprek met u gevoerd waarbij is aangegeven dat het vertrouwen in BJZ nog maar minimaal was. Ons vertrouwen in Jeugdbescherming West is als gevolg van de beschikking van het UWV nu - naar wij hopen: tijdelijk - beneden een acceptabel niveau gekomen. Dit betreft niet de uitvoerenden. Wij houden vertrouwen in de vele mensen en hun teamleiders die op de werkvloer in staat waren en zijn in moeilijke situaties hulp en steun te bieden, in samenwerking met andere aanbieders. Wat betreft het bestuurlijk functioneren van Jeugdbescherming West dringen wij echter aan op een zodanige aanpassing dat ons vertrouwen weer kan worden hersteld. Voor 2015 heeft onze regio met Jeugdbescherming West afspraken gemaakt en in contractvorm ondertekend. Wij beschouwen het als een verantwoordelijkheid van Jeugdbescherming West om aan te tonen dat zo spoedig mogelijk bestuurlijk weer zodanig wordt geopereerd dat ons vertrouwen kan worden hersteld. Op basis van voldoende hersteld vertrouwen kunnen wij overwegen met Jeugdbescherming West vanaf 2016 voor langere tijd contracten aan te gaan. Als onderdeel van herstel van vertrouwen willen wij graag dat u, eerder in weken dan in maanden, oplossingen aanreikt voor de volgende punten: -
De toezegging van BJZ en de gemaakte afspraak dat de medewerkers JPT niet integraal zouden worden afgespiegeld, terwijl in de praktijk is gebleken dat wel zittend personeel van JPT’s is afgespiegeld.
-
Tot het contingent mensen AMK dat wordt overgenomen door de RDOG behoren langdurig zieken. Daarover heeft BJZ de RDOG niet vooraf geïnformeerd, hetgeen wij niet zorgvuldig vinden. Deze situatie bleek pas in latere instantie. Net als bij de overgang van BJZ-medewerkers naar Cardea t.b.v. de JGT’s waarbij door Cardea een langdurig zieke is geweigerd, zal ook hier een oplossing gevonden moeten worden omdat wij niet de kosten voor onze rekening willen nemen.
-
Medewerkers van AMK die zijn afgespiegeld zullen gelet op de afwijzende beschikking van het UWV wellicht stellen dat zij over willen naar de RDOG. Eventuele kosten die daarmee samenhangen dienen voor rekening te komen van Jeugdbescherming West.
Wij vertrouwen er op dat u met ons tot een oplossing van deze punten komt.
2
Voor elk juridisch of financieel gevolg van de UWV-beschikking en de onjuiste informatievoorziening van BJZ aan ons houden wij Jeugdbescherming West geheel en volledig verantwoordelijk. In geen enkel opzicht zal sprake kunnen zijn van aanpassing van afgesloten contracten, noch naar budget, noch naar formatieomvang. De gemeenten in Holland Rijnland, noch de RDOG, zijn verantwoordelijk voor welke frictiekosten of personele problemen dan ook, met inbegrip van de eventuele hogere frictiekosten resp. personele problemen die worden veroorzaakt door de UWV-beschikking. Tegen het licht van bovenstaande spreekt het dat wij op dit moment geen aanleiding zien gemeenschappelijk te zoeken naar oplossingen voor, vermoedelijk verhoogde, frictiekosten. Wij gaan er van uit dat Jeugdbescherming West op korte termijn in staat zal zijn ons vertrouwen te herwinnen zodat wederzijdse vraagpunten gemeenschappelijk kunnen worden bezien. Wij ontvangen van u graag op korte termijn een voorstel waarin u aangeeft op welke manier Jeugdbescherming West de hiervoor gesignaleerde (probleem)punten zal oplossen.
Met vriendelijke groet,
Mw. R.A. van Gelderen, voorzitter portefeuillehoudersoverleg Sociaal Domein Holland Rijnland cc: -
Jeugdzorgregio Midden Holland Jeugdzorgregio Zuid Holland Zuid RDOG Hollands Midden
3
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 Efficiencytaak Door de uitvoering van de leerplichtwet en de aanpak van voortijdig schoolverlaten op regionaal niveau te organiseren worden behalve schaalvoordelen ook kwalitatieve doelen gediend. Belangrijkste zijn aansluiting op het regionale jeugd- en participatiebeleid. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
5-2-2015 11-2-2015
25-3-2015
5.
Advies PHO
Het PHO adviseert het Algemeen Bestuur het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen.
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
-
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL) voert voor 12 gemeenten de leerplicht, kwalificatieplicht en rmc-functie uit. Het beleidsplan leerplicht en rmc vormt hiervoor de grondslag. De huidige beleidsplannen voor leerplicht en rmc lopen tot en met 2014. Voor 2015-2018 is een nieuw overkoepelend beleidsplan opgesteld voor alle taken die door het RBL worden uitgevoerd. Nee
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Binnen begroting Holland Rijnland
Relevante regelgeving: Het wettelijk kader voor de bestrijding van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten wordt gevormd door de Leerplichtwet, kwalificatieplicht en de RMC-regelgeving in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De uitvoering van de leerplicht- en RMC-taak is opgenomen in artikel 5.7 lid b van de Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland. Eerdere besluitvorming: Het beleidsplan leerplicht 2013-2014 is door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld op 19 december 2012. Het beleidsplan RMC 2011-2014 is door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld op 23 maart 2011.
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept
) Vergadering:
PHO
Datum:
11 februari 2015 Tijd: 9:30-12:00 Nieuwkoop
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
«MARK»
Onderwerp: beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
Beslispunt: Het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland te adviseren het beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018 vast te stellen. Inleiding: Het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland voert voor 12 gemeenten in regio Holland Rijnland1 de leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie uit. De uitvoering van deze taken is opgenomen in de gemeenschappelijke regeling artikel 5 lid 7b van Holland Rijnland. Het beleid voor de leerplicht en kwalificatieplicht waren opgenomen in een beleidsplan voor de periode 2013-2014. Het beleid van voor de rmc-functie was vastgelegd in het beleidsplan 2011-2014. Voor de periode 2015-2018 heeft het RBL een overkoepelend beleidsplan opgesteld voor leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Beoogd effect: Het beleidsplan beoogt duidelijkheid (zowel voor de eigen medewerkers als de onderwijs- en ketenpartners) over missie, visie, uitgangspunten en speerpunten van het RBL bij de uitvoering van leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Dit moet leiden tot het waarborgen van het recht op onderwijs van alle kinderen van 5-18 jaar en dat zoveel mogelijk jongeren tot 23 jaar in het werkgebied van het RBL het onderwijs verlaten met een startkwalificatie. Argumenten: I. Overkoepelend beleidsplan RBL nu alle taken daar zijn ondergebracht. Tot 2014 werd de rmc-trajectbegeleiding door het jongerenloket uitgevoerd; een samenwerkingsverband tussen RBL en sociale zaken van gemeenten. Nu door het stopzetten van het jongerenloket alle taken m.b.t. leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie worden uitgevoerd door het RBL is een overkoepelend beleidsplan wenselijk. De rmc-functie wordt meer preventief ingezet (in aansluiting op de verzuimaanpak 18+) waardoor een doorlopende beleidslijn voor leerplicht en de aanpak van voortijdig schoolverlaten mogelijk wordt. II. Looptijd beleidsplan is afgestemd op de bestuursperiode van gemeenten. Het beleidsplan leerplicht en rmc loopt van 2015 tot medio 2018. In 2018 zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Het volgende beleidsplan kan dan worden vastgesteld door de nieuwe leden van het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Kanttekeningen/risico’s: I. Effecten Passend Onderwijs voor leerplicht en gemeenten nog niet helder. Per schooljaar 2014-2015 is de Wet op Passend Onderwijs ingevoerd. De samenwerkingsverbanden voor primair- en voortgezet onderwijs hebben de 1
Dit betreft de gemeenten Hillegom, Kaag & Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
3
II.
verantwoordelijkheid voor ieder kind dat in staat is onderwijs te volgen een passende onderwijsplek te vinden. Het RBL handhaaft de leerplichtwet waarbij soms een vrijstelling kan worden afgegeven wanneer een passend onderwijsplek niet beschikbaar is. Hier zit een zeker spanningsveld, met name voor kinderen die een (dure) aangepaste onderwijsplek nodig hebben of waar een onderwijs/zorgarrangement nodig is. Regelgeving, beschikbaarheid en kosten zijn variabelen die bepalen wat mogelijk is. Bij sommige gevallen kan discussie ontstaan wie nu gelijk heeft en wat mogelijk of noodzakelijk is. Goede samenwerking tussen de samenwerkingsverbanden en RBL (en gemeenten) is van belang om deze knelpunten en daarmee thuiszitters te voorkomen. Opdracht rmc-functie gaat mogelijk verbreden. De minister heeft een kamerbrief gestuurd over toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren. Mogelijk wordt de opdracht van de rmc-functie verbreed met deze doelgroep (met name afkomstig uit speciaal- en praktijk onderwijs). Op het moment van opstellen van dit beleidsplan is nog niet duidelijk of en hoe deze taakuitbreiding vorm zal krijgen. Er is voor gekozen om in hoofdstuk 4 beleidspunten 2015-2018 vooruit te blikken op de rol van het RBL met betrekking tot de gedecentraliseerde taken vanuit de jeugdwet, AWBZ en participatiewet. Daar komt de toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare doelgroepen inhoudelijk aan bod. Werkelijke taakuitbreiding van de rmcfunctie zal wanneer dit wordt doorgevoerd worden verwerkt in de werkplannen van het RBL.
Financiën: De uitvoering van de leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie door RBL Holland Rijnland maakt onderdeel uit van de begroting van Holland Rijnland. Vaststelling van dit beleidsplan levert geen wijzigingen op voor deze begroting. Communicatie: Het onderwijs en ketenpartners van het RBL dienen in kennis te worden gesteld over de inhoud van het nieuwe beleidsplan. Met de afdeling communicatie van Holland Rijnland zal geregeld worden dat er een digitale publieksversie van het beleidsplan wordt uitgegeven. Deze zal met een begeleidend schrijven van de verantwoordelijk portefeuillehouder aan onderwijs- en ketenpartners worden aangeboden en beschikbaar komen op de website van het RBL en Holland Rijnland. Evaluatie: Het RBL brengt jaarlijks een jaarverslag uit. In het jaarverslag wordt op basis van monitor-, prestatie- en effectindicatoren verslag gedaan van de uitvoering van de taken van het RBL. In het jaarverslag worden de effecten van het ingezette beleid in cijfers weergegeven waaraan conclusies worden verbonden. Deze leveren aanbevelingen op voor toekomstig beleid. Het jaarverslag wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Hiermee kunnen gemeenteraden van de opdracht gevende gemeenten –die in het Algemeen Bestuur zijn vertegenwoordigdeen oordeel uitspreken over de uitvoering van de leerplichtwet en moties indienen t.b.v. wijzigingen in beleid en/of uitvoering van de leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Het RBL voert jaarlijks een ‘service’-gesprek met de wethouders onderwijs en hun beleidsmedewerkers van de opdracht gevende gemeenten om de uitvoering van de leerplichtwet en de aanpak van voortijdig schoolverlaten te bespreken. Bijlagen: I Beleidsplan leerplicht en rmc 2015-2018
4
Beleidsplan leerplicht en RMC 2015‐2018 Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland
1
1
Inleiding
Alle kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs om zich te ontwikkelen en ontplooien. Zo kunnen zij zich voorbereiden op de maatschappij en de arbeidsmarkt. In Nederland gelden de leerplicht, de kwalificatieplicht en de RMC-wet. Dit betekent dat jongeren van 5 tot 23 jaar naar school moeten tot zij een startkwalificatie hebben gehaald: een havo-diploma, vwodiploma of een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. De overheid ziet toe op de handhaving door uitvoering van de leerplicht en kwalificatieplicht voor jeugdigen tussen de 5 t/m 17 jaar. Jongeren tussen de 18 en 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten worden door de RMC-functie1 in beeld gehouden en gestimuleerd terug te gaan naar school.
Werkgebied RBL Dit beleidsplan heeft betrekking op alle taken die door het RBL worden uitgevoerd voor de twaalf gemeenten in de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek. Hieronder valt naast de leerplichtfunctie (5 t/m 15 jarigen) ook de uitvoering van de kwalificatieplicht (16 en 17 jarigen) en de rmc-functie t.b.v. voortijdig schoolverlaters (18-23 jarigen). In dit beleidsplan wordt verder gesproken over de leerplichtfunctie (inclusief kwalificatieplicht). Daar waar het enkel om de kwalificatieplicht gaat wordt dit expliciet genoemd.
RBL in Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland Het wettelijk kader voor de bestrijding van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten wordt gevormd door de Leerplichtwet, kwalificatieplicht en de rmc-regelgeving in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De twaalf gemeenten in het werkgebied hebben de uitvoering van de leerling-administratie, leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie belegd bij het Regionaal Bureau Leerplicht, welke onderdeel uitmaakt van de Gemeenschappelijke Regeling Holland Rijnland. In de Gemeenschappelijke Regeling artikel 5 lid 7 is dit onder b en c als volgt verwoord: b. De instandhouding van een Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (RBL Holland Rijnland) dat belast is met de uitoefening van de Leerplichtwet 1969 c. Het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten door middel van de uitoefening van de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 8.3.2 en artikel 8.3.3 Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h en artikel 118i Wet op het voortgezet onderwijs, en artikel 162b en artikel 162c Wet op de expertisecentra; Het Dagelijks Bestuur is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van de leerlingadministratie, leerplicht-, kwalificatieplicht- en rmc-functie. Zij verantwoordt zich hierover met het jaarverslag RBL.
Rmc‐contactgemeente bestuurlijk verantwoordelijk voor rmc‐functie Rmc-contactgemeente Leiden is bestuurlijk verantwoordelijk voor de rmc-functie. De rmcfunctie heeft tot doel het verminderen van voortijdig schoolverlaten en het daartoe bieden van een sluitende aanpak voor alle jongeren tot 23 jaar2. De rmc-contactgemeente verantwoordt in de SISA en middels een accountancy-verklaring aan het Rijk over de besteding van de rmc-middelen voor uitvoering van de rmc-functie.
1
RMC-functie = Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten De RMC-functie heeft tot doel het verminderen van voortijdig schoolverlaten en het daartoe bieden van een sluitende aanpak voor alle jongeren tot 23 jaar. De rmc-functie omvat drie taken (vastgelegd in wetgeving): een sluitende melding en registratie van alle jongeren tussen 18 en 23 jaar die niet op school zitten en nog geen startkwalificatie behaald hebben. benaderen en zorgdragen voor begeleiding van jongeren die zijn uitgevallen, gericht op terugleiden naar school, naar werk of een combinatie daarvan. coördineren en initiëren van samenwerking tussen alle belangrijke partijen die te maken hebben met deze jongeren en het onderhouden van dit netwerk. 2 2
Missie De missie van het Regionaal Bureau Leerplicht is het waarborgen van het recht op onderwijs van 5-23 jarigen. Door onderwijs kunnen jeugdigen zich ontplooien en ontwikkelen. Door het behalen van een startkwalificatie voldoen zij aan het minimale niveau dat nodig is om een goede kans te maken op de arbeidsmarkt en in de samenleving te participeren.
Visie Het RBL voert haar missie uit door de leerling/student centraal te stellen, en spreekt vanuit haar positie alle betrokkenen aan op hun verantwoordelijkheid. Het RBL heeft hierbij voor de leerplicht, kwalificatieplicht en RMC-functie te maken met een stelsel van rechten en plichten. We leveren maatwerk waarbij we binnen de kaders van de regelgeving zoeken naar oplossingen voor (dreigend) schoolverzuim en voortijdig schooluitval. Die oplossing moet passen bij de mogelijkheden van de leerling/student in zijn of haar specifieke context. Waar samenwerking met de leerling, ouders, scholen en/of andere betrokkenen onmogelijk blijkt, zetten we daarvoor beschikbare (dwang)maatregelen in.
2
Uitgangspunten en doelstellingen
Hoofddoelstelling: alle jeugdigen tussen de 5-23 jaar die daartoe in staat zijn, volgen onderwijs tot zij een startkwalificatie hebben gehaald. Het RBL hanteert ten behoeve van deze hoofddoelstelling de volgende uitgangspunten en doelstellingen:
2.1
Geen ongeoorloofd verzuim
Het moet met betrekking tot verzuim duidelijk zijn waar de verantwoordelijkheid van een school begint en eindigt en waar die van het RBL. Partijen spreken elkaar hierop aan. Om dit te bewerkstelligen moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan: School heeft de deelnemer in beeld Het RBL kan alleen effectief handelen wanneer het verzuim van leerlingen goed in beeld is. Scholen zijn verantwoordelijk voor het volledig registreren en tijdig melden van verzuim. Wanneer verzuim afgesproken (wettelijke) termijnen overschrijdt of wanneer er signalen zijn dat er meer aan de hand is dan licht verzuim, dan meldt school dit bij het RBL. Het RBL controleert de verzuimadministratie van scholen. Uitgangspunt is risicogericht toezicht3 in het primair en voortgezet onderwijs tijdens de schoolbezoeken, bij de MBO-instellingen volgens het protocol behorende bij het samenwerkingsverband met de onderwijsinspectie. Het RBL controleert, de onderwijsinspectie sanctioneert zo nodig. RBL heeft de deelnemer in beeld Het RBL voert de leerlingenadministratie uit voor alle aangesloten gemeenten in haar werkgebied. Hierdoor heeft het RBL voortdurend zicht op alle jeugdigen tussen de 5-23 jaar die geacht worden naar school te gaan om een startkwalificatie te halen. Overstap naar een andere school, verhuizingen, het behalen van diploma’s, verzuim of uitschrijving, het wordt allemaal geregistreerd door het RBL. De scholen kunnen er van op aan dat 100% van de meldingen van ongeoorloofd verzuim worden opgepakt door het RBL. Voorwaarde voor effectief handelen is dat scholen al het ongeoorloofd verzuim tijdig melden. Absoluut verzuim wordt direct opgepakt Er is sprake van absoluut verzuim wanneer een kind tussen de 5-18 jaar niet ingeschreven is op een school en geen vrijstelling heeft van leerplicht. Via de leerlingenadministratie en het 3
Tijdens de schoolbezoeken wordt de verzuimadministratie van scholen steekproefsgewijs gecontroleerd. Intensiteit en frequentie is afhankelijk van het risico dat de verzuimadministratie naar oordeel van het RBL niet op orde is. 3
GBA wordt onderzocht of de leerling nog in de regio woont, en daadwerkelijk niet staat ingeschreven op een school. De leerplichtambtenaar onderzoekt de zaak, spreekt partijen aan op hun verantwoordelijkheden en maakt zo nodig proces-verbaal op. Absoluut verzuim is voornamelijk vsv-problematiek; het betreft vooral kwalificatie-plichtigen (16 en 17 jarigen). Het aantal gevallen van absoluut verzuim fluctueert per schooljaar. Vrijstelling Ieder kind tussen de 5-18 jaar valt onder de leerplichtwet, heeft recht op onderwijs en gaat naar school. Toch kunnen er omstandigheden zijn betreffende het kind of de ouders die maken dat een leerling (tijdelijk) niet naar school kan. In die gevallen heeft de leerplichtambtenaar volgens de leerplichtwet de mogelijkheid om vrijstelling van de leerplicht te verlenen. Dit is in principe een tijdelijke vrijstelling totdat de redenen voor vrijstelling van schoolbezoek zijn opgeheven. Vrijstelling wordt pas verleend als andere opties niet mogelijk blijken te zijn.
RBL en Passend Onderwijs Het RBL registreert het aantal thuiszitters (wel ingeschreven, meer dan 4 weken schoolverzuim) en zorgleerlingen (wel ingeschreven, meer dan 4 weken niet naar school op basis van psychische of lichamelijke gronden). Gezamenlijk ging het in schooljaar 2013-2014 om 81 leerplichtige leerlingen. Uit het aantal thuiszitters/zorgleerlingen blijkt dat niet voor alle kinderen in de regio Holland Rijnland een passende onderwijsplek is. Met de invoering van de Wet op Passend Onderwijs per schooljaar 2014-2015 is het de opgave om voor ieder kind een passende onderwijsplek in de regio te vinden. Het RBL en de samenwerkingsverbanden voor primair- en voortgezet onderwijs streven daarbij naar uniforme beoordeling van casuïstiek. Of een passende onderwijsplek beschikbaar is hangt niet alleen af van de inzet van de samenwerkingsverbanden. Er zijn bijvoorbeeld jongeren die door tegenstrijdige wet- en regelgeving geen aanspraak kunnen maken op onderwijs en zorg tegelijk. Ook kan het zijn dat de kosten van een aangepaste onderwijsplek buiten het beschikbare budget vallen van school en/of gemeente. In de ‘Handreiking schoolverzuim en voorkomen van thuiszitten’, die het RBL met de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs heeft gemaakt, staat opgenomen dat de ‘beleidstafel thuiszitters’ de opdracht heeft om ook voor deze kinderen een passende onderwijsplek te zoeken. Ook het middelbaar beroepsonderwijs is betrokken bij de Wet op Passend Onderwijs. Het ministerie van onderwijs onderzoekt nog op welke wijze afstemming over het ondersteuningsaanbod op het ROC tussen het middelbaar beroepsonderwijs en gemeenten moet worden vormgegeven. In de dagelijkse praktijk werkt het RBL in het Instroomloket hiertoe al samen met het middelbaar beroepsonderwijs. Doel is om plaatsing op een opleiding met begeleiding op maat mogelijk te maken voor jongeren die niet vanzelf door de intakeprocedure van het ROC komen. Met de gemeenten en middelbaar beroepsonderwijs onderzoekt het RBL of er alternatieve ontwikkeltrajecten kunnen komen voor jongeren (16-23 jaar) die niet (meer) in het reguliere onderwijssysteem ‘passen’. Ondanks inzet van Instroomloket of Kansloket (casuïstiek overleg voor WWB-jongeren) kunnen deze jongeren niet binnen een half jaar geplaatst worden op een opleiding. Alternatief instrumentarium ontbreekt nog in de regio.
Doelstellingen:
Iedereen die in staat is onderwijs te volgen vindt een passende onderwijsplek in de regio. Het RBL streeft er naar om het aantal thuiszitters zo ver mogelijk terug te brengen. Het RBL wil het aantal vrijstellingen op basis van artikel 5 onder a (op basis van psychische en/of lichamelijk gronden) de komende periode halveren van 123 in schooljaar 2013-2014 naar 65 in 2017-2018. 4
2.2
Simpel verzuim? Lik‐op‐stuk‐beleid!
Uitgangspunt is dat al het spijbel en luxe verzuim van onderwijsdeelnemers tussen 5-23 jaar wordt door het RBL wordt opgepakt. Bij ‘simpele’ gevallen van verzuim voert het RBL een ‘lik op stuk’-beleid. Dit is het geval bij spijbelverzuim en luxeverzuim. Recidive op verzuim moet zo laag mogelijk zijn. Daar ligt immers de invloed van het RBL, met name in de leerplichtige leeftijd wanneer het RBL sanctiemogelijkheden heeft voor handhaving. Bij spijbelverzuim van leerplichtigen naar Halt Bij spijbelen/veelvuldig te laat komen zonder achterliggende problematiek wordt voor jongeren tot 18 jaar een Halt-straf ingezet om een duidelijk signaal te geven dat hij/zij op school hoort te zitten. Jongeren worden aangesproken op het verzuim, en komen snel bij Halt terecht voor een pedagogische straf. Hier gaat een duidelijke preventieve werking vanuit. Door de verruiming van het aantal verzuimuren waarmee jongeren naar Halt gestuurd kunnen worden, is het aantal jongeren met een Halt-afdoening in schooljaar 2013-2014 gegroeid en zijn er minder verzuimprocessen afgedaan met een proces-verbaal. Bij luxe verzuim van leerplichtigen volgt proces verbaal Er is sprake van luxe verzuim wanneer er vakantie of verlof wordt genomen buiten de schoolvakanties en zonder dat de school hier toestemming voor verleent. Bij luxe verzuim wordt zo mogelijk (afhankelijk van de bewijslast) proces-verbaal opgemaakt. Deze zaken worden door het Openbaar Ministerie meestal afgedaan met een boete. Bij verzuim van 18+ deelnemers verzuimgesprek op school Met de scholen en mbo-instellingen is afgesproken dat verzuim van deelnemers boven de 18 jaar op dezelfde wijze wordt opgepakt als verzuim van leerlingen onder de 18 jaar. Hiervoor wordt dezelfde norm gehanteerd: melden bij meer verzuim dan 16 uur in 4 weken. RBL en de onderwijsinstellingen maken duidelijke afspraken wie bij verzuim verantwoordelijk is op welk moment. Wanneer er sprake is van schoolverzuim, is de school eerst verantwoordelijke om hierop actie te ondernemen. Na melding van verzuim voeren Casemanagers MBO van het RBL op school verzuimgesprekken met gemelde deelnemers. Verzuim 18+ van deelnemers uit andere rmc-regio’s De scholen voor middelbaar beroepsonderwijs in Zuid-Holland Noord hebben veel deelnemers woonachtig in een andere rmc-regio. De helft van de verzuimmeldingen van ROC Leiden bestaat uit jongeren die in regio Haaglanden wonen. Voor het oppakken van verzuim geldt in eerste instantie het woonplaatsbeginsel: iedere rmc-regio pakt het verzuim van haar eigen deelnemers op, ongeacht waar zij op school zitten. Voor de mbo-instellingen moet wel een werkbare situatie bestaan. Daarom maakt het RBL in de bovenregionale verzuimagenda voor rmc-regio Zuid-Holland Noord, -Oost en Haaglanden afspraken over het eenduidig oppakken van verzuim18+ en uitschrijvingen. De case managers van de diverse regio,s werken samen binnen een ROC. Voor de mbo’s ontstaat zo een uniforme werkwijze voor het melden van verzuim en uitschrijvingen. Kwaliteit verzuimmeldingen moet beter Het RBL constateert dat het aantal verzuimmeldingen van leerplichtige leerlingen in schooljaar 2013-2014 met 33% is toegenomen tot 2382. Meldingen over 18+ verzuim zijn in dat schooljaar zelfs verdubbeld tot 1595. Dit wordt veroorzaakt door de sterke toename van het aantal meldingen van het mbo. Deze stijging komt niet door een toename van het verzuim, maar door een verbeterde verzuimregistratie van scholen. De scholen hebben hun verzuimregistratie en meldgedrag verbeterd als gevolg van inzet van het RBL, waaronder het beter zichtbaar zijn op scholen en de strengere verzuimcontroles op basis van het samenwerkingsverband met de onderwijsinspectie in het mbo. Het meldgedrag van scholen behoeft wel een kwalitatieve verbetering m.b.t. gevulde meldingen. Scholen melden ook verzuim wat niet gemeld had hoeven worden; van een aanzienlijk deel van de meldingen 5
wordt geen verzuim geconstateerd. Van ruim drie kwart van de meldingen van het primair en voortgezet onderwijs is verzuim geconstateerd. Daarnaast moeten scholen om te voldoen aan de inspectie eisen alle verzuim binnen de wettige afgesproken termijn melden. In het speciaal onderwijs ligt dit percentage iets lager, maar dit wijkt niet af van het regiogemiddelde. In het mbo duidt slechts een kwart van de meldingen daadwerkelijk op ongeoorloofd verzuim.
Doelstellingen:
2.3
Kwaliteit van verzuimmeldingen in het mbo moet even hoog zijn als op het voortgezet onderwijs: bij 75% i.p.v. 25% van de meldingen wordt daadwerkelijk ongeoorloofd verzuim geconstateerd. het opvolgen van het verzuim18+ door rmc moet jongeren aantoonbaar behouden voor voortijdig schooluitval.
Er is meer aan de hand: integrale aanpak
Wanneer er bij leerlingen onder de 18 meer aan de hand is dan ‘simpel’ verzuim, dan voert leerplicht de integrale aanpak van één leerling één gezin één plan. Hiervan is sprake bij signaalverzuim en soms bij absoluut verzuim. Signaal verzuim onder de 18 jaar: één leerling één gezin één plan Er is sprake van signaalverzuim indien achterliggende problematiek één van de oorzaken van verzuim is. Bij signaalverzuim wordt de methodiek van één leerling één gezin één plan toegepast. Doel voor leerplicht is om het verzuim zo spoedig mogelijk te stoppen. Bij deze methodiek maken partijen die betrokken zijn bij de leerling of het gezin sámen met de ouders afspraken die worden vastgelegd in een gezamenlijk plan. Leerplicht praat niet óver maar mét leerlingen en hun ouders. Door het schriftelijk vastleggen van afspraken kunnen partijen elkaar aanspreken op het nakomen van die afspraken. Verzuim is vaak de ‘vindplek’ van achterliggende problematiek. De ervaringen in de afgelopen twee jaar hebben geleerd dat leerplicht zelden het best als trekker kan optreden, maar dat de zorgcoördinatie bij de meest belanghebbende partij moet worden belegd. Wie dat is wordt afgestemd met het Jeugd- & Gezinsteam. Wanneer meerdere kinderen in een gezin met leerplicht te maken hebben wordt één leerplichtambtenaar als eindverantwoordelijke aangewezen. Als er grote zorgen zijn over een kind kan er een melding worden gedaan in de verwijsindex JeugdMatch. Handhaving bij signaalverzuim Ook bij signaal verzuim kan het voorkomen dat ondanks interventie van het RBL het verzuim voortduurt, en handhaving geboden is. Het RBL maakt proces-verbaal op wanneer ouders/verzorgers en/of de leerling verwijtbaar niet meewerken aan het beëindigen van het verzuim.
2.4
voortijdig schoolverlater: het RBL pakt je op
Jaarlijks stopt ongeveer 2% van de onderwijsdeelnemers met een opleiding zonder dat zij een startkwalificatie hebben gehaald. De grootste groep valt uit in het eerste jaar van het mbo. Studiekeuzeproblematiek is vaak een achterliggende reden. Ook de grote overgang van de schoolse veiligheid naar het grote ROC speelt voor sommige deelnemers een rol. Een kleine groep valt al eerder uit, en komt na het voortgezet onderwijs niet aan bij het middelbaar beroepsonderwijs. Het onderwijs heeft een verantwoordelijkheid voor begeleiding bij de juiste studiekeuze en het bieden van een stimulerend onderwijsklimaat. Wanneer het in individuele gevallen knelpunten oplevert die tot schooluitval leiden, heeft het RBL een verantwoordelijkheid. Voor voorgenoemde groepen voortijdig schoolverlaters geldt dat zij vaak nog leerplichtig zijn, en vanuit die wetgeving door het RBL opgepakt worden. Onderwijsdeelnemers die tussen de 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie met onderwijs stoppen vallen onder de rmc-wet.
6
Het RBL is vanuit die rmc-functie verantwoordelijk voor het registreren en oppakken van voortijdig schoolverlaters. De rmc-functie wordt preventief ingezet door het voeren van verzuimgesprekken bij gemeld verzuim van minimaal 16 uur in 4 weken. Door het oppakken van verzuim 18+ zijn jongeren -als ze onverhoopt toch stoppen met hun opleiding- in ongeveer 2/3de van de gevallen al bekend bij het RBL. Met de onderwijsinstellingen zijn afspraken gemaakt over warme overdacht van de voortijdig schoolverlaters. Deze jongeren worden door het RMC benaderd om te praten over de mogelijkheden om terug naar school te gaan of werk te vinden. Het RMC werkt daarbij adaptief: de formatie wordt daar ingezet waar de reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters het grootst is. Uitgangspunt richting jongeren is: iedereen die trajectbegeleiding wil, krijgt dit ook. De problematiek bij voortijdig schoolverlaten van deelnemers boven de 18 is vaak complexer dan op jongere leeftijd. Studiekeuzeproblematiek is vaak niet de enige reden om met school te stoppen. De praktijk wijst uit dat jongeren nadat ze zijn gestopt met school pas na een aantal baantjes tot het inzicht komen dat een startkwalificatie de meeste kansen biedt op een goede baan. Meestal zijn ze dan al langer dan een jaar van school en heten ze in rmc-jargon ‘oude voortijdig schoolverlaters’. Het RBL volgt alle jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie en benaderd hen jaarlijks om ze te wijzen op het belang van een startkwalificatie en een aanbod voor trajectbegeleiding. Het RBL heeft in beeld wat de inkomenspositie is van deze jongeren. Jongeren zonder inkomen of uitkering in de groep oude voortijdig schoolverlaters worden door het RBL proactief benaderd om het gesprek aan te gaan over de mogelijkheden voor scholing en/of werk. Het RBL werkt samen met het actieplan jeugdwerkloosheid, het middelbaar beroepsonderwijs en andere partijen zoals Pluscoach om deze jongeren in beweging te krijgen.
Doelstellingen:
Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in regio Zuid-Holland Noord bedraagt maximaal het percentage zoals het ministerie van OCW die per doelgroep stelt. Dit betreft voor schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 de volgende percentages: Doelstelling nieuwe voortijdig schoolverlaters schooljaren 2014-
Maximale uitvalpercentages
2015 en 2015-2016
3
Voortgezet onderwijs onderbouw
max. 1,0% VSV
VMBO bovenbouw
max. 4,0% VSV
Havo/vwo bovenbouw
max. 0,5% VSV
Entreeopleiding (MBO1)
max. 22,5% VSV
MBO niveau 2
max. 10,0% VSV
MBO niveau 3 en 4
max. 2,75% VSV
Alle nieuwe voortijdig schoolverlaters worden direct na uitschrijving benaderd door het RMC voor trajectbegeleiding. Alle oude voortijdig schoolverlaters zonder werk of inkomen worden ieder jaar proactief benaderd door het RMC voor trajectbegeleiding. 59% van de preventief ingezette rmc-trajecten werden in schooljaar 2013-2014 met een positief uitstroomresultaat (onderwijs of werk) afgesloten. Dit moet omhoog naar 70% 40% van de curatief ingezette rmc-trajecten werden in schooljaar 2013-2014 met een positief uitstroomresultaat (onderwijs of werk) afgesloten. Dit moet omhoog naar 60%
Uitgangspunten voor werkwijze RBL
Voor wat betreft de organisatie van haar werk hanteert het RBL de volgende uitgangspunten: Één aanspreekpunt per gezin, school en gemeente
7
Het RBL werkt met een vaste leerplichtambtenaar/Casemanager MBO per school en een vaste leerplichtambtenaar per gemeente. Zo is het voor school, gemeente en ketenpartners altijd duidelijk welke leerplichtambtenaar hun partner is. Het RBL werkt outreachend Outreachend werken betekent dat het RBL op locatie werkt als dit meerwaarde oplevert. Verzuimgesprekken met deelnemers en ouders vinden plaats op school of op een locatie (bij voorkeur) in de woonplaats van de deelnemer (bijvoorbeeld het gemeentehuis of het Centrum voor Jeugd en Gezin). Indien nodig voert het RBL een huisbezoek uit. Ander onderdeel van outreachend werken is het op locatie ondersteunen van de scholen om het verzuim een halt toe te roepen. Preventieve inbreng van het RBL kan bestaan uit advies geven, meedenken over oplossingen, of een bemiddelende rol spelen tussen ouders en school, om te voorkomen dat een leerling door de ouders wordt thuisgehouden of wordt geschorst door de school. RMC: nadruk op preventie Het aantal voortijdig schoolverlaters is de afgelopen jaren afgenomen. Jongeren tussen de 18 en 23 jaar die gestopt zijn met school en geen startkwalificatie hebben kunnen bij het RMC trajectbegeleiding krijgen en worden dan begeleid naar school, werk of een combinatie van beide. Zonder sanctie- of stimuleringsmogelijkheden is het moeilijk jongeren over te halen terug naar school te gaan nádat ze gestopt zijn met een opleiding. RMC-trajectbegeleiding sluit daarom aan op de verzuimaanpak 18+. Het eerste contact met (dreigende) voortijdig schoolverlaters vindt nu plaats wanneer deelnemers verzuimen. Bij verkeerde studiekeuze is de overstap naar een andere opleiding de beste manier om uitval te voorkomen. Ondersteuning van dit proces door een ‘neutrale’ partij als het RBL verhoogt de kansen op succes. Mocht een jongere toch besluiten te stoppen met een opleiding dan is het RBL na uitschrijving geen onbekende partij. De non-response op het aanbod tot trajectbegeleiding moet op deze manier minder worden. RMC: Regiefunctie aanpak voortijdig schoolverlaten Naast de registratiefunctie en het bieden van trajectbegeleiding is de regiefunctie de derde functie van het RMC. Dit betekent dat het RBL verantwoordelijk is voor de uitvoering van het plan van aanpak, het organiseren van de regionale samenwerking en partijen aanspreekt op hun verantwoordelijkheden en resultaten. De RMC-coördinator is uitvoerder van deze regiefunctie. Daar waar de uitvoering knelpunten oplevert, zorgt de RMC-coördinator ervoor dat het knelpunt op de juiste overlegtafel komt. De RMC-coördinator bespreekt de voortgang met de portefeuillehouder van de contactgemeente en rapporteert aan de regiegroep VSV. Bestuurlijk is de wethouder onderwijs van RMC-contactgemeente Leiden verantwoordelijk voor de uitvoering van de RMC-functie. Voor de uitvoering van het plan van aanpak spreekt de contactgemeente indien nodig partijen hierop aan. Voor de uitoefening van de regiefunctie is een regie- en werkgroep ingericht, waarin het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, gemeenten en het RBL zijn vertegenwoordigd. De regiegroep VSV is het bestuurlijk gremium waarin betrokken partijen hun beleid afstemmen en waar de voortgang van de aanpak wordt gedeeld. In de werkgroep VSV wordt beleid ontwikkeld en worden werkprocessen op elkaar afgestemd.
4
Beleidspunten 2015‐2018
4.1
RBL en Jeugd‐, WMO‐ en Participatiebeleid
Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor het voeren van lokaal jeugdbeleid, ondersteuning van 18+ vanuit de WMO en de Participatiewet. Door inbedding van het RBL in de sociale agenda van gemeentelijk samenwerkingsorgaan Holland Rijnland sluit zij beleidsmatig aan op het lokale en regionale beleid van gemeenten. Het RBL neemt op 8
regionaal en gemeentelijk niveau waar nodig deel aan de overleggen die in de ketensamenwerking worden gehouden. Kennis over de doelgroep wordt door het RBL ingezet om onderwijs, gemeenten en ketenpartners te ondersteunen bij het ontwikkelen van beleid en instrumenten om de ontwikkelingskansen van jongeren zonder startkwalificatie te optimaliseren. Het RBL signaleert de volgende uitdagingen: RBL en decentralisatie jeugdzorg Met de decentralisatie Jeugd worden gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Gemeenten in Holland Rijnland hebben afgesproken de eerste twee jaar gezamenlijk op te trekken bij de inkoop van jeugdzorg. Ook is er een gezamenlijk model opgesteld om te gaan werken met Jeugd & Gezinsteams (JGT). De precieze invulling van een JGT kan per gemeente verschillen en wordt bepaald door de specifieke problematiek in het voedingsgebied van het JGT. Per gemeente wordt afgestemd op welke wijze het RBL aansluit op de lokale uitvoering. Regionaal uitgangspunt is dat het RBL ketenpartner is van het JGT: geen vaste partner in het team, maar (net als het onderwijs) op afroep of op eigen initiatief aanwezig. De school is wat het RBL betreft eerst aangesprokene. Het RBL kan –indien school dit op basis van de problematiek aangeeft- via het ondersteuningsteam van de school aanhaken bij het JGT. RBL en decentralisatie AWBZ De uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt per 2015 onderdeel van de Wet Maatschappelijk Ondersteuning (WMO). Jongeren boven de 18 die naast school met zorg- en ondersteuningsvraagstukken zitten kunnen een beroep doen op de WMO. Het RBL zal met school en gemeenten duidelijkheid moeten krijgen welke ondersteuning binnen het onderwijs kan worden geboden en welke ondersteuning onder verantwoordelijkheid van gemeenten valt. Gemeenten in de regio Holland Rijnland voeren vooralsnog hun eigen WMObeleid. Wanneer (het ontbreken van noodzakelijke) ondersteuning een knelpunt is voor een jongere om onderwijs te volgen zal dit op lokaal niveau afgestemd moeten worden. RBL en de Participatiewet Onderwijs is een voorliggende voorziening voor jongeren 18-27 jaar met een WWB-uitkering die nog recht hebben op studiefinanciering. Dit betekent dat gemeenten de uitkering kunnen weigeren of stopzetten wanneer de jongere nog studiefinanciering kan krijgen. De terugkeer naar school is niet altijd zo eenvoudig als de Wet veronderstelt. RBL, gemeenten en ROC’s werken in het Kansloket samen om deze jongeren weer naar school te begeleiden. Het Kansloket is een gezamenlijk casuïstiek overleg waarin scholingskansen van WWB-jongeren vast te stellen. Bij jongeren die nog niet plaatsbaar zijn wordt bekeken of binnen een halfjaar de knelpunten en/of deficiënties weggewerkt kunnen worden om wel naar school te kunnen. De benodigde ondersteuning die daarbij nodig is moet nog verder worden ontwikkeld. Deze samenwerking tussen gemeenten, ROC’s en RBL is nog pril. De komende jaren moeten worden benut om bij alle partijen duidelijk te krijgen wat er nodig is om zoveel mogelijk jongeren vanuit de bijstand naar kwalificatie te leiden. Een andere doelgroep van de participatiewet vormen jongeren die niet in staat zijn een startkwalificatie te halen. Tot hun 18e4 volgen deze jongeren vaak leerwegondersteunend of praktijkonderwijs. De wajong en sociale werkvoorziening worden in de nieuwe participatiewet sterk ingekrompen. Onduidelijk is nog welke alternatieven voorhanden zijn. Formeel heeft het RBL geen taak meer als jongeren niet in staat zijn een startkwalificatie te halen. Het ministerie van onderwijs zinspeelt op een uitbreiding van de rmc-functie ten behoeve van begeleiding van deze doelgroep naar de arbeidsmarkt. Het RBL zal gemeenten aansporen beleid te ontwikkelen voor deze doelgroep.
Doelstellingen: 4
Deze leeftijd verschilt per samenwerkingsverband voortgezet onderwijs en is nog punt van gesprek tussen het onderwijs en gemeenten. 9
5.
Alle voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar met een WWB-uitkering die de intellectuele capaciteiten hebben en waarbij geen belemmeringen gelden die –al dan niet met ondersteuning- binnen een half jaar kunnen worden opgelost, benutten onderwijs als voorliggende voorziening. De jaarlijkse evaluatie van het Kansloket wordt hierbij benut om de resultaten te monitoren.
Rapportage en evaluatie
Dit beleidsplan is de basis voor jaarlijkse werkplannen, waarin de aanpak voor het bereiken van de doelstellingen en afspraken en waarin de inzet van de formatie en de inzet van formatie wordt beschreven, Met het RMC-werkplan moet worden ingestemd door de contactgemeente, op basis hiervan wordt de Rijksbijdrage voor RMC en kwalificatieplicht ingezet. Schriftelijke rapportage van het RMC-werkplan is input voor het bestuurlijk overleg tussen RMC en contactgemeente. (Financiering van de leerplicht vindt plaats vanuit de jaarlijkse bijdrage van alle deelnemende gemeenten.) Evaluatie van het beleidsplan vindt plaats voorafgaand aan het opstellen van een beleidsplan voor de periode vanaf 2019.
10
CONCEPT Werkagenda Sociale Domein 2015 Inleiding In 2014 is heel hard gewerkt om de drie decentralisaties in te voeren. Nu in 2015 is het tijd om na de ingevoerde transities te gaan transformeren en door ontwikkelen. Deze fase vraagt om een heroriëntatie op de sociale agenda en de structuur. De projectorganisatie 3D
wordt omgezet in een integrale aanpak op basis van de bestaande structuren van het sociale domein.
De strategische visie blijft leidend, waarbij wordt uitgegaan van een integrale, vraaggerichte dienstverlening waarbij de regie (meer) bij de burger komt te liggen en de eigen kracht wordt ondersteund.
In 2015 zullen we blijven aansturen op integraliteit en solidariteit in het sociale domein ten behoeve van een optimaal regionaal voorzieningenniveau.
Binnen de sociale agenda is hierbij de goede traditie opgebouwd dat gemeenten samen initiatieven nemen en uitwerken, en daarbij soms licht,
soms zwaarder worden ondersteund vanuit het samenwerkingsorgaan. Soms is centrumgemeente Leiden verantwoordelijk en de andere keer wordt iets subregionaal dan wel lokaal opgepakt. Per opgave is maatwerk mogelijk.
Kern van de sturingsfilosofie binnen Holland Rijnland is ‘lokaal en subregionaal waar dat kan en regionaal waar het moet’. Bovendien spelen ook relaties met andere partijen en wordt er steeds meer samengewerkt in wisselende allianties.
Binnen het Sociale Domein werken de gemeenten op regionaal niveau samen op het gebied van jeugd, onderwijs, participatie, zorg, educatie en cultuur. Voorliggende notitie heeft als doel een integraal overzicht te geven van de verschillende onderwerpen in het sociale domein. Door de
samenhang van de thema’s in beeld te brengen, zien we voor welk thema een brede aanpak en voor welke thema’s een sectorale aanpak nodig
is. Per thema wordt een passende werkwijze gekozen van afstemming tot voorbereiding tot regionale taak. En uiteraard de keuze voor lokaal, subregionaal of regionaal de opgave aan te willen pakken.
Versie 3, 30 januari 2015
Daarnaast zijn een aantal jeugd- en onderwijstaken belegd ineen aparte organisatiestructuur. Tijdelijke Werkorganisatie Inkoop Jeugdhulp (TWO) en Regionaal Bureau Leerplicht (RBL). Voor het onderwerp jeugd is vanuit de TWO de notitie Hart voor de jeugd en transformatie
opgesteld., waarmee de bouwstenen voor de transformatie in beeld worden gebracht. Het RBL legt haar taken voor de komende periode vast in
een beleidsplan voor leerplicht en RMC.
In deze notitie worden eerst in een overzicht per thema de opgaven en bijbehorende activiteiten voor 2015 weergegeven. En verder wordt een voorzet gedaan voor een aangepaste, lichtere overlegstructuur.
2
Thema
Opgave 2015
Activiteiten
Sociale Agenda
Verdere ontwikkeling van het ingezette beleid van de
-
Algemeen
drie decentralisaties en zorg voor verbinding en
solidariteit op de terreinen in het Sociale Domein
-
Platform voor uitwisseling, informeren en afstemming Maken van praktische afspraken
Organiseren van eigenaarschap en betrokkenheid gemeenten
Jeugd, onderwijs, participatie en zorg
Aanpak kwetsbare jongeren/doelgroep 16+:
duurzame uitstroom van jongeren uit VSO/PrO naar vervolgonderwijs, dagbesteding of arbeidsmarkt
-
Ontwikkelen routekaart voor deze jongeren
Ontwikkelen van instrumenten en producten Overleg met partijen over integrale aanpak
Ontwikkelen beleid en rol RMC/RBL mbt nieuwe doelgroep prO/VSO, WWB-jongeren en niet uitkeringsgerechtigden zonder startkwalificatie
Jeugd, onderwijs en
Efficiënte organisatie van het vervoer voor alle
-
Samenwerking met het onderwijs, zorg, werk en jeugd
-
Inventariseren van doelgroepen
zorg
doelgroepen
-
Onderzoeken bundelingsmogelijkheden
Jeugd
Regionale contractering jeugdhulp 2016
-
Nieuwe aanbestedingsprocedure
Verdere transformatie van de jeugdhulp
-
Notitie Hart voor de jeugd
-
Kwartaalrapportages
Uitbouwen werkwijze van de Jeugd- en gezinsteams i.s.m. opgerichte coöperatie
Monitoren van de ingekochte jeugdhulp Uitwerken van het verzekeringsmodel
3
Jeugd Zorg en jeugd
Vernieuwing van de jeugdbescherming
-
PGB
-
Nauwere samenwerking tussen vrijwillig en gedwongen kader
Platformfunctie
-
Inzet regionale middelen
Privacybeleid
-
Platformfunctie
Regionale organisatie specialistische voorzieningen
-
Convenant OGGZ
Komen tot een centrale crisisdienst
Zorg
-
Monitoren ervaringen specialistenpool MEE
-
Uitwisseling ervaringen GGMD
Inloopfunctie GGZ
-
Aanpak en regionale spreiding
Regionaal beleid beschermd wonen
-
Beleidsplan beschermd wonen
Geïntegreerde zorg en ondersteuning in de wijk
Preventie: bevorderen gezond gedrag,
-
Monitoring financiën
-
Afstemmen met zorgkantoor
-
Ervaringen delen ter verbetering van de sociale wijkteams
-
Delen best practices
vroegsignalering, vroege zorginterventies
-
Samenwerking zorgkantoor versterken
Extramuralisering
-
Uitvoeringsprogramma regionale woonagenda, w.o. afspraken maken over:
-
4
Effectief gebruik van gebouwen
Uitwisseling ingezet RO instrumentarium
Woningtoewijzing met voorrang ook voor mantelzorgers
Zorg
Zorg en veiligheid
Hervorming langdurige zorg: borgen van juiste zorg
-
Monitoring sociale teams
-
platformfunctie
Maatschappelijke opvang
-
platformfunctie
Ouderenzorg/dementie
-
platformfunctie
Vertrouwenspersoon
-
platformfunctie
Klachtenregeling
-
platformfunctie
Toezichthoudende ambtenaar
-
platformfunctie
Uitwerking regiovisie geweld in huiselijke kring
-
Taakverdeling gemeenten en wijkteams
voor clienten
gemeenten
-
Onderwijs
Tegengaan van schoolverzuim en terugdringen van voortijdig schoolverlaten
Actieplan jeugdwerkloosheid en RMC beleid
Afstemmen taken zorgpartijen, zorgverzekeraars en
Uitwerking processen Veilig Thuis
-
Uitwerking korting vanwege herverdeling landelijk budget
-
Beleidsplan leerplicht en RMC 2015-2018
-
Werkplan RBL
-
Opstellen regionaal plan van aanpak VSV 2015-2018
-
Doorontwikkeling instroomloket en kansloket: casuïstiek
overleg van RMC, mbo en sociale zaken t.b.v. intake mbo voor moeilijke doelgroepen -
5
Erasmusproject non-formeel leren
Participatie en arbeidsmarktbeleid
Nauwere samenwerking op de uitvoering van de
-
arbeidsmarkt
Inrichten van een regionaal werkbedrijf onder aansturing van het bestuurlijk overleg Werk. Regie ligt bij de centrumgemeente Leiden
Uniformere werkgeversbenadering
-
Regionale aanpak onder bestuurlijke aansturing van het
Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
-
Activeren convenant Bouwen en Opleiden
Verhogen arbeidsparticitpatie van personen met een
-
Project VSO/PrO
afstand tot de arbeidsmarkt
-
Stimuleren arbeidstoeleiding schoolverlaters VSO/PrO
Samenwerking tussen SW bedrijven voor plaatsing
-
Platformfunctie
-
Meerjarig regionaal educatieprogramma onder
bestuurlijk overleg Werk
personen met afstand tot de arbeidsmarkt en beschut werken
Educatie
Cultuur
Regionale inkoop volwasseneneducatie met uitbreiding van aantal aanbieders
verantwoordelijkheid van de centrumgemeente -
Pilots educatie andere aanbieders
Bestrijding laaggeletterdheid
-
Ambtelijke inzet bij bondgenootschap geletterdheid
Regionaal cultuureducatieaanbod
-
Holland Rijnland
Platform voor ambtelijke afstemming tussen gemeenten en uitvoerende culturele instellingen (tbv
subsidieaanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit 20172020 en cultuurtaken)
6
De organisatie in 2015 Na de projectmatige opzet bij de invoering van de 3D’s is het nu tijd om even opnieuw de overleg- en besluitvormingsstructuur te bekijken.
Hieronder wordt schematisch aangegeven hoe wij dit in deze nieuwe fase van doorontwikkeling en integraliteit het meest effectief kunnen
organiseren. En waarbij we toch een mate van eigenaarschap voor de gemeenschappelijke regeling kunnen organiseren.
Uitgangspunten hierbij zijn:
De basisbesluitvormingsstructuur over inhoudelijke onderwerpen loopt vanuit de drie AO’s, naar het PHO Sociale Agenda. Bij sommige, veelal
organisatorische en financiële onderwerpen, is besluitvorming nodig op het niveau van DB en/of colleges en bij kaders/middelen komen het AB
/ gemeenteraden in beeld.
Het bestuurlijk afstemmingsoverleg Sociale Agenda is om te sparren en klankborden over belangrijke thema’s in het sociale domein. Aan deze
klankbord- en brainstormfunctie blijft in de fase van doorontwikkeling waar we nu in zitten nog steeds behoefte. Het gaat hierbij uiteraard om de ‘ grotere’, strategische en politiek-gevoelige onderwerpen.
De secretarissenkring komt in stelling in geval van potentiele problemen op het gebied van geld, capaciteit of organisatie. 2 secretarissen
(Erwin Stolk gemeente Katwijk en Marja Spreij gemeente Kaag en Braassem) zijn aanspreekpunt voor de programmamanager sociale agenda, de
voorzitters van de AO’s, het hoofd van de Tijdelijke Werkorganisatie Jeugdhulp (TWO jeugdhulp) en de projectleider transformatie. Deze laatste groep bewaakt mede de integraliteit van de Sociale Agenda.
7
Hart voor de jeugd en bouwstenen voor transformatie (concept) Nu de contractering voor 2015 is afgerond, de tijdelijke werkorganisatie is ingericht en de
Jeugd- en Gezinsteams in alle gemeenten van start zijn gegaan, treedt een nieuwe fase aan. Van transitie naar transformatie, van ontwikkelen naar door ontwikkelen, van inrichten naar richten.
Het regionaal opdrachtgeverschap/de tijdelijke werkorganisatie heeft de volgende taken:
Financieel beheer en facturering i.s.m. gemeenten, Servicepunt 71 en aanbieders;
Rapporteren en monitoring i.s.m. gemeenten, rijk en SP 71;
Contractering voor 2016; en
Verder vormgeven van de transformatie.
Met deze notitie willen we een start geven aan het transformatieproces, waarbij de eerste vraag is: waar willen we ons op focussen als het om transformeren en innoveren gaat.
Wat hebben we al gedaan?
Het regionale toekomstmodel vormt de basis voor ons jeugdhulpstelsel en kent een groot aantal inhoudelijke uitgangspunten voor transformatie. Het is de vraag of dat genoeg aangrijpingspunten biedt. Daarom is gekeken naar de publicatie “Beter met minder”;
bouwstenen voor de transformatie van een denktank onder voorzitterschap van Job Cohen (Nederlands Jeugdinstituut 2014). Daarin worden 5 bouwstenen voor een (kosten)effectief
stelsel aangedragen. In deze notitie wordt aangegeven wat er per bouwsteen al is ingezet in de regio en wat nog gedaan moet worden. Bouwsteen 1: Een sterke basis
Het gaat hier om het versterken van de pedagogische kwaliteit van basisvoorzieningen als scholen, kinderopvang, jeugdgezondheidszorg, sport- en vrije tijdsvoorzieningen etc. Gemeenten in Holland Rijnland hebben al heel lang ingezet op versterking van de basis via
CJG’s, opvoedingsondersteuning, VVE beleid etc. Belangrijke aanvulling is het toerusten van de basisvoorzieningen met advies en hulp vanuit de Jeugd- en Gezinsteams. Dat lijkt voor
2015 voldoende te zijn voor een goede aansluiting van de JGT’s op de basisvoorzieningen. In de loop van het jaar kan gekeken worden of en waar versterking nodig is en in welke vorm. Met name de samenwerking met het onderwijs is van groot belang om te komen tot
enerzijds versterking van het reguliere onderwijs en anderzijds te werken met integrale
ondersteuningsplannen. Hiervoor wordt al langer nauw samengewerkt tussen gemeenten, scholen, samenwerkingsverbanden en jeugdhulpinstellingen. Dit zal in 2015 verder geconcretiseerd worden.
Bouwsteen 2: Effectieve eerstelijnshulp
Hier kunnen mensen aankloppen zonder verwijzing voor ondersteuning en advies. Gepleit wordt om ook kortdurende specialistische hulp en consultatie vrij toegankelijk te laten zijn. In het regiomodel zijn dit met name de Jeugd- en Gezinsteams (naast bestaande
voorzieningen als opvoedadvies, opvoedcursussen, Home Start etc.). In de JGT’s zitten ook
medewerkers vanuit de specialistische jeugdhulp. Op die manier is bovenstaande bouwsteen in principe dus al gerealiseerd.
Bouwsteen 3: Transformatie van de specialistische hulp
Hier wordt gepleit voor geïntegreerd werken van jeugdzorg, jeugd ggz, zorg voor jeugdigen met een beperking en speciaal onderwijs. Specialistische hulp kan in het nieuwe stelsel snel worden ingezet. Zodra dit mogelijk is, wordt de hulp ook weer afgebouwd. Bij chronische problematiek moet ook zorg gericht op de eigen omgeving worden aangeboden. Normaliseren en participeren zijn daarbij sleutelwoorden. Binnen de JGT’s is dit gerealiseerd en zal in de praktijk moeten gaan werken. Waar het gaat om samenwerking binnen de specialistische hulp is nog winst te behalen. Daar moet meer nog dan nu de focus liggen op participeren in de eigen omgeving, moet beter kunnen
worden afgeschaald en kan meer vanuit verschillende disciplines worden samengewerkt (bv
tussen en met de j-ggz). In het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) van Holland Rijnland is al een inhoudelijke agenda met de aanbieders opgesteld. Die voorziet o.a. in meer
integrale trajecten, ontdubbelen, integrale crisisdienst, afschalen van hulp etc. Deze agenda
zal verder een plek moeten krijgen in de contractering en samenwerkingsafspraken. Tot slot zien we bij jongeren in deze specialistische hulp, die vaak wisselen van aanbieder en traject, de behoefte meer 1 aanspraakpunt te hebben en daarnaast wellicht een soort “maatje”. Met de aanbieders moet worden gekeken hoe er een duurzaam en doorlopend hulptraject kan ontstaan en wat daarvoor nodig is of anders moet.
Bouwsteen 4: Vernieuwing van de jeugdbescherming
Hier wordt gepleit voor jeugdbescherming die onlosmakelijk verbonden is met alle onderdelen van de jeugdketen, onder het motto: meer veiligheid en minder dwang. Lokale professionals en jeugdbeschermers werken nauw samen. Er moeten meer mogelijkheden zijn om burgers en hun netwerk bij de jeugdbescherming te betrekken. Het toekomstmodel focust al op nauwe samenwerking tussen vrijwillig en gedwongen kader en JGT’s. Over en weer kan van elkaars expertise gebruik worden gemaakt en er is steeds
sprake van 1 hulptraject. Bij de jeugdbeschermingstafel (COB plus, voorzitterschap vanuit de gemeenten) zitten ook de ouders en verwijzer/ JGT aan tafel. De eerste ervaringen zijn zeer positief.
2
Hier lijkt het zaak de nauwe samenwerking met het gedwongen kader, AMHK, Raad voor de Kinderbescherming etc. in de praktijk verder gestalte te geven. Ook het behouden van de goede samenwerking met de politie verdient daarbij aandacht. Bouwsteen 5: Een nieuwe professional?
Professionals moeten handelend kunnen optreden, gaan uit van (het versterken van) eigen kracht en adviseren ook mede opvoeders. Er is een pleidooi voor T-shaped generalisten en T-shaped specialisten: professionals die breed georiënteerd zijn, maar ook beschikken over gespecialiseerde expertise. Er moet worden geïnvesteerd in lerende professionals en lerende organisaties, intervisie, consultatie, reflectie. Een meet-, leer- en verbetercyclus op alle niveaus. Dit zijn ook uitgangspunten in de regionale visie. Hoewel dit in eerste instantie een zaak van de jeugdhulpaanbieders lijkt te zijn, is dit ook een taak binnen het opdrachtgeverschap
vanuit de gemeenten. De JGT’s zijn hier op gericht en toegerust. De komende tijd zullen we moeten kijken of dit verdere versterking behoeft. Er kan, indien gewenst, een gezamenlijk
leer-werkproces worden opgezet, waarbij we regionaal afspraken maken als gemeenten en aanbieders hoe zo’n proces eruit moet zien. Ook de gemeenten zijn daarbij lerende en faciliterende organisaties.
Hoe nu verder?
De bouwstenen langslopend zien we dat in ons regionaal beleid al het overgrote deel van
deze bouwstenen omvat. Dat wil absoluut niet zeggen dat we er daarmee zijn: wel dat we op de goede weg lijken te zitten en dat we vanuit deze uitgangspunten op alle onderdelen aan verdere ontwikkeling en concretisering moeten werken.
Voor sommigen is transformeren en innoveren ook werken met andere of
vernieuwingsgezinde aanbieders. Bij de contractering is weliswaar uitgegaan (o.a. omwille van de verplichte zorgcontinuiteït) van bestaande aanbieders, maar er is ook (soms extra) ruimte gegeven aan nieuwe initiatieven en aanbieders. Daarnaast is in de contracten
vastgelegd dat alle partijen de inhoudelijke uitgangspunten van de regio onderschrijven en aan de verdere ontwikkeling bijdragen.
3
Losse eindjes
In 2014 is heel veel werk verzet om te komen waar we nu zijn, veelal onder druk van landelijke termijnen etc. Dat heeft heel veel van ons allemaal gevraagd, soms zelfs bijna
teveel. Er zijn veel dingen in de steigers gezet, maar we weten ook dat er nog heel veel losse eindjes zijn die we nog nader moeten uitwerken. Te denken valt aan: -
Uitwerking verzekeringsmodel;
-
PGB en inzet (regionale) middelen;
-
Ouderbijdrage;
-
Vervoer;
-
Hoe om te gaan met zorgcontinuïteit als aanbieder niet voor nieuwe cliënten is en gecontracteerd en lopende indicatie afloopt?
Bij elke nieuwe vraag of situatie die zich voordoet zullen we steeds moeten kijken of het antwoord aansluit op onze visie en uitgangspunten.
In het AO jeugd is dan ook met terughoudendheid gereageerd op de wens te komen tot een transformatie agenda. De wens was eerder te komen tot een inventarisatie van alle losse
eindjes en zaken waar men nog zorgen over heeft of waar nog onduidelijkheid over bestaat. Alle deelnemers van het AO jeugd is gevraagd deze losse eindjes en hun aanvullingen op deze notitie te mailen.
Transformeren naar vermogen
Bovenstaande wil zeker niet zeggen dat er geen aandacht kan of zal zijn voor verdere
transformatie, maar wel dat we tot een haalbare en realistische planning moeten komen
waarbij het verstandig lijkt transformeren niet als een los proces te zien, maar transformatie en beheersmatige taken in elkaars verlengde te zien.
Onderwerpen
Naast de losse eindjes en meer praktische onderwerpen is er een aantal bredere thema’s te benoemen: -
De ontwikkeling van een aanbod gestuurd systeem naar een vraag gestuurd systeem, dat
hulp op maat kan bieden, vraagt om andere manieren van contracteren, financieren en verantwoorden. De contractering voor 2016 zal op een andere manier plaatsvinden. Een voorstel hiervoor moet al z.s.m. worden ontwikkeld. Beheer en transformatie gaan hierbij hand in hand. Contractering moet gebeuren op basis van inhoudelijke uitgangspunten en financiële mogelijkheden etc.. Vooraf wordt input gevraagd aan o.a. raden, colleges en aanbieders/JGT’s.
4
-
De huidige financieringssystemen (dbc’s, bijvoorbeeld) zijn complex en kennen vaak perverse prikkels en hebben soms een kostenverhogend effect. Dit vraagt om nieuwe vormen van bekostiging en financieringsafspraken. Een eerste aanzet is gegeven door budgetafspraken te maken, waarbij er ruimte is voor substitutie. Een echt scherp zicht op dat wat gevraagd, gefinancierd en geleverd wordt, is er echter nog lang niet en moet veel concreter worden. Dat zal ook in 2016 nog lastig zijn, maar is wel een belangrijk ontwikkelpunt.
-
De financiële vooruitzichten zijn niet rooskleurig. In 2016 is het budget 7% lager en de eerste aanzetten voor een objectief verdeelmodel zien er slecht uit voor de regio en voor tal van gemeenten in onze regio in het bijzonder. De verdere bezuiniging vraagt om hele scherpe keuzes op alle gebieden.
-
De werkwijze met en van Jeugd- en Gezinsteams moet verder worden ontwikkeld en gefaciliteerd. Dit is vooral een lokale taak. Waar nodig gebeurt dit op regionaal niveau.
-
De samenwerking met de op te richten coöperatie voor de JGT’s vraagt aandacht. De zeer benodigde nauwe samenwerking binnen het sociale domein is vooral een opdracht voor gemeenten zelf. Hoe zorgen we ervoor dat er snel geschakeld wordt met werk en inkomen, onderwijs, wmo etc.
-
Preventie blijft een belangrijk aandachtspunt. Daarbij moeten we ons wel realiseren dat we veel problemen niet kunnen voorkomen. Een verstandelijke beperking of een ernstige gedragsstoornis is blijvend: wel is het zaak dit sneller te herkennen en adequate hulp in te zetten.
-
Naast preventie is ook het afschalen van specialistische hulp een belangrijk thema, dat nu vaak nog niet goed geregeld is.
-
De doelgroep 16+ is belangrijk. De Jeugdwet legt een knip tot 18 jaar (met uitloopmogelijkheden), maar de hulp en problemen zijn met het bereiken van 18 jaar lang niet altijd voorbij. Dit thema vraagt een brede aanpak en raakt onderwerpen als onderwijs, hulp, werk en inkomen, wonen, wmo etc. In het kader van de GGZ zijn samenwerking en goede afspraken met de zorgverzekeraars van belang.
-
De samenwerking met het onderwijs om te komen tot vroeg signalering en integrale ondersteuningsplannen moet verder worden ontwikkeld. Zo is er bijvoorbeeld een groep kinderen die zich niet kan handhaven binnen het reguliere en speciale onderwijs en waar we tal van aparte voorzieningen voor zien ontstaan, die nu vooral voor rekening komen van gemeenten. Gezamenlijke oplossingen en financiering van gemeenten en onderwijs zijn dringend nodig. Met het onderwijs is afgesproken hier gezamenlijk beleid op te ontwikkelen en te komen tot concrete afspraken. 5
-
We maken ons zorgen over de organisatorische situatie van een aantal van onze aanbieders/partners. Hier zal worden gezocht naar oplossingen, veranderingen en, waar nodig, ook naar mogelijke alternatieven.
-
Veranderen en transformeren gebeurt vooral van onderop. Daarom is het van belang vanuit de praktijk de benodigde verandering in te zetten, de ervaringen van cliënten centraal te stellen, goed te volgen waar professionals tegenaan lopen en waar kansen en belemmeringen liggen.
Regionaal versus lokaal
De mate waarin gemeenten regionaal met elkaar samenwerken en optrekken is hierbij ook
een belangrijke vraag. Trekken we verder samen op, wat willen we lokaal en wat regionaal, hoe zit het met solidariteit, niet alleen financieel maar ook inhoudelijk? Hoe betrekken we onze raden meer en beter en op welke manier doen we dat: ook dit zijn relevante vragen.
Hoe gaan we dit met elkaar vormgeven?
Allereerst organiseren we bijeenkomsten waarin we op alle niveaus input vragen voor een
transformatieagenda: bestuurlijk, ambtelijk, met cliënten en met aanbieders. In het AO jeugd is een eerste ambtelijke ronde gehouden, waarvan de input verwerkt is in deze notitie. In het
PHO van februari agenderen we een eerste bestuurlijke brainstorm ronde. Vervolgens zal een voorstel worden gedaan hoe te komen tot een vervolgproces en planning.
We zoeken daarbij naar nieuwe werkstructuren, waarbij er input geleverd wordt vanuit alle gemeenten. Ook voor deze werkstructuur zullen na de inventarisatieronde voorstellen worden gedaan.
Vragen aan het PHO 1. Welke onderwerpen zijn voor uw gemeente belangrijk als we denken aan verdere transformatie? 2. Wat gaat tot nu toe goed, wat moet beter? 3. Hoe ziet u de regionale samenwerking in de komende jaren? 4. Welke onderwerpen wilt u lokaal en/of regionaal aanpakken? 5. Wat wilt u verder meegeven?
Leiden 22 januari 2015 MG
6
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) & uitvoering binnen Holland Rijnland Platformtaak volgens gemeente Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp.
Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
11 februari 2015
1. het aanleveren van nieuwe ouderbijdrageplichtigen, met uitzondering van plaatsing in pleeggezinnen, op te schorten totdat er: a) duidelijkheid is over de uitkomsten van het toegezegde onderzoek en de stellingname binnen de Kamer; b) meer inzicht is in de eigen bijdrage die wordt gevraagd binnen de (L)VB sector; en c) een standpunt is ingenomen ten aanzien van het innen van ouderbijdrage voor dagplaatsingen. 2. het goed op de rit krijgen van PGBtoekenningen met de lopende discussie over de ouderbijdrage niet nodeloos te belasten. 3. wanneer later in het jaar aanlevering aan het CAK plaatsvindt van ouderbijdrageplichtigen, de inning van deze bijdrage pas in laten gaan in de betreffende maand, en niet met terugwerkende kracht.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
n.v.t.
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) was vorig jaar nog een enigszins onderbelicht onderwerp, waar lang veel onduidelijkheid over was. Verschillende aspecten vragen nog steeds om nadere uitwerking (landelijk en regionaal). Deze notitie is een eerste voorstel om in onze regio te komen tot een gedragen, onderbouwd beleid, om de regeling zorgvuldig en rechtmatig te kunnen uitvoeren. En om onze argumenten ook te delen met VNG en Rijk, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Nee Ja, door: Wanneer:
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Structureel/incidenteel: ten gevolge van het opschorten van de inning van de ouderbijdrage. Relevante regelgeving: Jeugdwet Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO
Datum:
11 februari 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) & uitvoering binnen Holland Rijnland1
Beslispunten: 1. het aanleveren van nieuwe ouderbijdrageplichtigen, met uitzondering van plaatsing in pleeggezinnen, op te schorten totdat er: a) duidelijkheid is over de uitkomsten van het toegezegde onderzoek en de stellingname binnen de Kamer; b) meer inzicht is in de eigen bijdrage die wordt gevraagd binnen de (L)VB sector; en c) een standpunt is ingenomen ten aanzien van het innen van ouderbijdrage voor dagplaatsingen. 2. het goed op de rit krijgen van PGB-toekenningen met de lopende discussie over de ouderbijdrage niet nodeloos te belasten. 3. wanneer later in het jaar aanlevering aan het CAK plaatsvindt van ouderbijdrageplichtigen, de inning van deze bijdrage pas in laten gaan in de betreffende maand, en niet met terugwerkende kracht. Inleiding: Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) was vorig jaar nog een enigszins onderbelicht onderwerp, waar lang veel onduidelijkheid over was. Hoewel hier met het verschijnen van een gewijzigde factsheet in december iets van werd weggenomen, vragen nog steeds verschillende aspecten hieraan om nadere uitwerking (landelijk en regionaal). In Holland Rijnland is er voor gekozen om zowel het aanleveren van de bijdrageplichtigen aan het CAK, als het in ontvangst nemen van de afdracht centraal te regelen (vanuit Holland Rijnland). Dit past in de visie van het zo efficiënt mogelijk organiseren; daarnaast zijn de ouderbijdragen nauw gekoppeld aan de gezamenlijk ingekochte jeugdhulp. Er is inmiddels een toezegging van het CAK (Centraal Administratiekantoor), dat de regeling gaat uitvoeren, dat uitvoering op regionaal niveau mogelijk is. Betrokken ambtenaren hebben grote twijfels over deze ouderbijdrage; hoe meer zij zich er in verdiepen, hoe meer vraagtekens er gesteld kunnen worden. Principieel, maar ook gekoppeld aan het feit dat er heel veel administratieve rompslomp aan vast zit en relatief weinig financieel voordeel. Uitvoering onder de huidige omstandigheden zal voor gemeenten een verhoogd risico op onzorgvuldigheid en onrechtmatigheid kunnen betekenen. In het AO Jeugd heeft een eerste verkenning plaatsgevonden, waarbij er overeenstemming was over de te varen koers: het onderwerp zo snel mogelijk voorleggen aan de bestuurders, om van daaruit de vervolgacties te bepalen. Deze notitie bevat een voorstel over de verdere invulling en uitvoering. Meer gedetailleerde uitleg over wat de ouderbijdrage Jeugdwet inhoudt, is te vinden in bijlage 1. Voor diegenen voor wie het onderwerp nieuw is, is het aan 1
Versie 1.0- 3 febr.2015
3
te bevelen deze eerst te lezen, omdat de inhoud hiervan in deze notitie als bekend wordt verondersteld. Beoogd effect: De inning van de ouderbijdrage pas dan verder in te vullen, wanneer dit zorgvuldig en rechtmatig kan plaatsvinden. Argumenten: 1.1 er is nog veel onduidelijk De gedachte achter de ouderbijdrage is dat ouders, van wie het kind een deel van de dag of gedurende een etmaal niet thuis verblijft, kosten besparen. Ze zijn onderhoudsplichtig, ontvangen kinderbijslag en moeten kunnen aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseisen. Deze gedachte klinkt plausibel, maar roept ook vragen op. Moeten er niet juist extra reiskosten worden gemaakt wanneer een kind buitenshuis verblijft? Hoe is dit argument te verdedigen voor situaties waarin kinderen slechts een deel van de dag worden opgevangen? Is het besparingsmotief daar werkelijk aan de orde of roept het een ongewenste drempel op? Vanuit verschillende partijen, m.n. branches voor wie de ouderbijdrage dit jaar voor het eerst ingevoerd wordt, worden bezwaren aangevoerd. Vanuit de GGZ wordt vooral gewezen op de ongelijkheid die ontstaat tussen kinderen met somatische ziekten die worden opgenomen in een ziekenhuis en kinderen voor wie opname op grond van psychische problemen nodig is.2 Inmiddels heeft de GGZ lobby er toe geleid dat (zo kopte NRC op 22 januari 2015) de eigen bijdrage jeugd-ggz op losse schroeven staat. Wanneer de PvdA fractie van standpunt gaat veranderen (iets waar het PvdA congres op heeft aangestuurd), dan is er geen Kamermeerderheid meer voor het heffen van ouderbijdrage voor alle groepen die onder de Jeugdwet vallen. Staatssecretaris van Rijn heeft inmiddels toegezegd te zullen onderzoeken of mensen door de maatregel afzien van hulp. Hij staat uitdrukkelijk op het standpunt dat dit onderzoek breder moet zijn dan de gevolgen voor de GGZ-sector. In de (L)VB sector kan er nu al sprake zijn van een eigen bijdrage die vanuit een instelling aan ouders gevraagd wordt. Dat dit voorkomt (in ieder geval bij Ipse de Bruggen) bleek nog niet bekend te zijn bij beleidsmakers van het rijk, al was wel bekend dat dit onder de AWBZ was toegestaan. Het zal voor ouders verwarrend zijn wanneer er opeens twee keer eigen bijdrage geïnd wordt. Wanneer het heffen van een eigen bijdrage hier alsnog verboden zou worden (voorlopig standpunt VWS) dan zullen de kosten van de jeugdhulp daar in de toekomst op aangepast worden,dus hoger worden, en heeft ouderbijdrage slechts de functie van rondpompen van geld. Gezamenlijke ouderplatforms stellen in een brief aan de Tweede Kamer dat de ouderbijdrage voor jeugd-ggz, jeugdzorg-plus en alle vormen van niet duurzame jeugdhulp buiten het gezin discriminerend, stigmatiserend en strijdig is met het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK). Begrip hebben zij voor het heffen van een ouderbijdrage in het geval van uithuisplaatsingen in pleeggezinnen, die vrijwel altijd duurzaam zijn. Overigens wordt door betrokkenen van CAK en VNG aangegeven dat de inningsgraad onder de Wet op de Jeugdzorg gering was. Hoe gering is nog niet duidelijk, maar navragen hiervan lijkt zinnig. Ook de inning van de eigen bijdrage in de (L)VB is niet altijd eenvoudig.
2
Een blog van een psychiater, met een schrijnend voorbeeld, is te vinden in bijlage 2.
4
1.2
De vraag kan gesteld worden in hoeverre het fenomeen ouderbijdrage past binnen de visie op jeugdhulp zoals deze in onze regio is ontwikkeld. We willen o.a. doen wat nodig is, hulp op maat, het belang van het kind voorop, geen drempels of schotten, beperking van de bureaucratie, kosteneffectiviteit. De OBJW lijkt hierop haaks te staan. Doen wat nodig is vraagt o.a. om flexibel in kunnen zetten van hulp en bijv. geleidelijke afbouw van hulp buitenshuis. Al deze wijzigingen moeten vervolgens tijdig door verschillende partijen worden doorgevoerd. Het moeten betalen van een ouderbijdrage voor bepaalde vormen van jeugdhulp kan een drempel opwerpen en er toe leiden dat gekozen wordt voor minder passende hulp. De uitvoering leidt tot grote administratieve rompslomp; denk bijvoorbeeld aan het toepassen van het woonplaatsbeginsel, het toepassen van uitzonderingcategorieën, gescheiden ouders, en het al eerder genoemde doorgeven van wijzigingen. Het argument van ongelijkheid t.o.v. kinderen met lichamelijke ziektes, dat door de GGZsector wordt aangevoerd, geldt onverminderd voor alle kinderen die hulp nodig hebben: voor opname in een ziekenhuis betaal je geen ouderbijdrage, in een accommodatie voor jeugdhulp moet dat wel. Gezinnen waarvan de kinderen (deels) buitenshuis hulp ontvangen, hebben regelmatig te maken met een stapeling van zorgen en bijkomende kosten zoals reis- en telefoonkosten (zie ook het voorbeeld in bijlage 2). Macro gezien zijn de baten gering. De VNG schat in dat het om ongeveer 26 miljoen gaat, op een budget van bijna 3.9 miljard. Onduidelijk is of bij die schatting rekening gehouden is met het percentage dat niet geïnd wordt, en met de uitvoeringskosten die moeten worden gemaakt door gemeenten, instellingen en het CAK. Een deel van de mogelijk inbare bedragen zijn fictief vanwege het overgangsrecht per 11-2015, voor cliënten LVB en GGZ. Op grond van het overgangsrecht kunnen de bijdragen voor deze cliënten in 2015 niet worden geïnd. De kosten van het CAK worden weliswaar direct door het Rijk vergoed, maar het valt niet uit te sluiten dat dit in de toekomst wordt doorbelast aan gemeenten. Wanneer we slagen in de doelstelling om kinderen zo veel mogelijk in hun eigen omgeving te ondersteunen, worden de inkomsten uit ouderbijdrage steeds lager wat de zinvolheid van de regeling verder doet afnemen. 1.3
Het op een verantwoorde en zorgvuldige manier uitvoeren van deze wettelijke taak vraagt om een zorgvuldig invoeringsproces. Het overgangsrecht is van toepassing op cliënten die op 31 december 2014 in zorg waren. Dat betekent dat ouders van huidige cliënten jeugd- en opvoedhulp in 2015 ouderbijdrageplichtig blijven, en die van kinderen met GGZ en (L)VB problematiek dit in 2015 nog niet worden. Voor de huidige cliënten laten we in verband met de complexiteit van de materie de ouderbijdrage op dit moment doorlopen. De komende maanden heeft ook deze groep nadrukkelijk onze aandacht. Voor nieuwe instroom in de jeugdhulp geldt de ouderbijdrageplicht wel, maar zijn er de door de Tweede Kamer serieus genomen bezwaren vanuit de GGZ-sector en de nog niet voldoende meegewogen inning van eigen bijdrage in de (L)VB-sector. Mogelijk leidt de Tweede Kamer discussie tot opschorting van de ouderbijdrage voor alle jeugdhulp. In ieder geval is er de toezegging dat er onderzoek komt naar het eventuele drempelverhogend effect van de maatregel.
5
2.1
(De onzekerheden rond) de ouderbijdrage maakt de toepassing van de ouderbijdrage op het toekennen van PGB’s onnodig ingewikkeld. Een deel van de hulp die vanuit PGB wordt ingekocht, kan hulp met verblijf betreffen en dus ook onder de Ouderbijdrage Jeugdwet vallen. De verwachting is dat het hierbij vaker zal gaan om dagplaatsing dan om 24-uurs verblijf. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 De ouderbijdrage is vastgelegd in de jeugdwet Een ouderbijdrage is in 2015 verschuldigd voor alle jeugdhulp waarbij sprake is van verblijf buiten het gezin (gedurende een etmaal of een dagdeel). De ouderbijdrage wordt van rechtswege opgelegd; de gemeente (i.c. het Jeugd- en gezinsteam/de instelling) informeert bij het toekennen van de jeugdhulp met verblijf dat een ouderbijdrage op grond van de Jeugdwet is verschuldigd en dat het CAK deze oplegt en int. Financiën: Macro gezien zijn de baten van het innen van de ouderbijdrage gering. De VNG schat in dat het om ongeveer € 26 miljoen gaat, op een budget van bijna € 3,9 miljard (ca 0,7 %). Onduidelijk is of bij die schatting rekening gehouden is met het percentage dat niet geïnd wordt, en met de uitvoeringskosten die moeten worden gemaakt door gemeenten, instellingen en het CAK. Communicatie: Bovenstaande elementen leiden tot het voorstel om in onze regio te komen tot een gedragen, onderbouwd beleid, om de regeling zorgvuldig en rechtmatig te kunnen uitvoeren. En om onze argumenten ook te delen met VNG en Rijk, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Evaluatie: n.v.t. Bijlagen: 1. Achtergrondinformatie ouderbijdrage Jeugdwet 2. Uit de praktijk: blog van Menno Oosterhoff (kinder- en jeugdpsychiater) d.d. 15 januari 2015, Medisch Contact 3. Besluit gemeente Den Haag 4. Brief aan de Kamerleden van de gezamenlijke ouderplatforms
6
Bijlage 1: Achtergrondinformatie ouderbijdrage Jeugdwet Welke jeugdhulp? Een ouderbijdrage is in 2015 verschuldigd voor alle jeugdhulp waarbij sprake is van verblijf buiten het gezin (gedurende een etmaal of een dagdeel). Het gaat om verblijf in: pleeggezin accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (open/gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering) ggz-instelling multifunctionele centra orthopedagogische behandelcentra Voor hulp die onder de voormalige Wet op de Jeugdzorg viel, wordt deze bijdrage al gevraagd en gaat alleen de wijze van inning veranderen (van LBIO naar CAK). Gegevens van jeugdigen voor wie de zorg doorloopt in 2015 worden door LBIO overgedragen aan het CAK. De nieuwe doelgroep AWBZ en Zvw, die in 2015 nog onder het overgangsrecht valt, zal tijdens de duur van het overgangsrecht geen ouderbijdrage betalen. De rechten en plichten die gelden in het huidige wettelijke regime van de AWBZ en Zvw blijven ook gelden tijdens het overgangsrecht. Dit betekent dat ouderbijdrage in 2015 voor deze doelgroepen alleen geldt voor nieuwe instroom. Voor de groep die nu onder de Wet op de Jeugdzorg al ouderbijdrage betaalt, geldt ook in het overgangsrecht de plicht tot het betalen van de ouderbijdrage. De ouderbijdrage wordt van rechtswege opgelegd; de gemeente (i.c. het Jeugd- en gezinsteam/de instelling) informeert bij het toekennen van de jeugdhulp met verblijf dat een ouderbijdrage op grond van de Jeugdwet is verschuldigd en dat het CAK deze oplegt en int.
Wie is ouderbijdrageplichtig? Het woonplaatsbeginsel is leidend; de gemeente van de woonplaats van de gezagsdrager kent de voorziening toe. Het gaat om (stief)ouders die de wettelijke onderhoudsplicht over hun kind hebben. Daar waar ouders gescheiden wonen en er nog geen alimentatie is bepaald, is de ouder bijdrageplichtig die onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de jeugdhulp recht op kinderbijlslag heeft (art. 8.2.2. Jeugdwet). Er zijn drie wettelijke uitsluitingsgronden:
-
ouders die de jeugdige met het oog op adoptie niet meer verzorgen en opvoeden; ouders die van het gezag over de jeugdige zijn ontheven of ontzet; verblijf en verzorging in acute noodsituatie (ten hoogste zes weken).
Daarnaast zijn er de volgende uitzonderingssituaties waarin geen ouderbijdrage hoeft te worden betaald:
-
de bijdrageplichtige heeft bij de gemeente bezwaar aangetekend tegen het besluit tot verlening jeugdhulp i.h.k. van vrijwillig verblijf; de bijdrageplichtige is alimentatie verschuldigd; de bijdrageplichtige ontvangt bijstand; 7
-
de bijdrageplichtige is asielzoeker; de bijdrageplichtige is onder TBS gesteld en ontvangt zak- en kleedgeld; de bijdrageplichtige zit in detentie. Hoogte van de ouderbijdrage
De ouderbijdragen zijn niet inkomensafhankelijk. De hoogte van de ouderbijdrage is wel afhankelijk van de leeftijd van het kind en van het aantal dagdelen en/of etmalen jeugdhulp. De bedragen in onderstaande tabel zijn maximale bedragen per maand en op basis van een volledige plaatsing. Bij minder dagen of dagdelen is de werkwijze als volgt:
Dag-/nachtplaatsing (etmaal): 1/7e t/m 7/7e van het maandbedrag; Dagplaatsing (maximaal 10 dagdelen per week): 1/10e t/m 10/10e van het maandbedrag. Leeftijd kind 0 t/m 5 jaar 6 t/m 11 jaar 12 t/m 20 jaar
Dag- en nachtplaatsing € 75,75 € 104,16 € 132,56
Dagplaatsing € 37,88 € 52,08 € 66,28
Uitvoering door het CAK Het CAK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de OBJW. Financiering vindt plaats vanuit het rijk. Niet uitgesloten kan worden dat, na de eerste aanloopperiode, van gemeenten gevraagd gaat worden deze financiering over te nemen. Bestaande klanten (Wet op de Jeugdzorg)
Het CAK ontvangt gegevens van bestaande klanten die vanuit de Wet op de Jeugdzorg ouderbijdrageplichtig zijn van het LBIO. Het CAK voert deze in in het CAK-systeem. Gemeente ontvangt een overzicht van bestaande cliënten. CAK factureert en draagt af aan gemeente.
Overgangsrecht voor klanten vanuit AWBZ en/of GGZ
Voor deze klanten geldt het overgangsrecht. Het overgangsrecht geldt zolang de indicatie en/of verwijzing duurt in 2015 en uiterlijk tot en met 31 december 2015. Tijdens het overgangsrecht hoeven deze mensen geen ouderbijdrage te betalen.
Nieuwe klanten
Van alle nieuwe instroom (zowel voormalige Wet op de Jeugdzorg als vanuit AWBZ en GGZ) moeten gemeenten gegevens aanleveren bij het CAK. CAK stelt de bijdrage vast en int deze. CAK draagt de bijdrage af aan gemeente.
Afdragen aan gemeenten
8
Het CAK zal de geïnde ouderbijdragen uitbetalen aan de gemeenten door wie de bijdrageplichtigen (zorgmeldingen) zijn aangeleverd (en waar de bijdrageplichtige woonachtig is). Uitbetaling zal plaatsvinden onder kenmerk ‘OBJW’. Het idee is dat dit maandelijks gebeurt, dat dit het bedrag betreft dat die maand geïnd is en dat dit niet op persoonsniveau gebeurt.
Bezwaar bij gemeente en CAK Gemeente Een ouder kan bewaar maken tegen het besluit tot verlening van jeugdhulp indien het gaat om vrijwillige jeugdhulp met verblijf. Zolang het bezwaar loopt, is geen ouderbijdrage verschuldigd. CAK Een belanghebbende kan bij het CAK bezwaar maken tegen de vaststelling van de bijdrageplicht en tegen de hoogte van de ouderbijdrage. Het CAK zal daarbij uitgaan van de gegevens die de gemeente heeft aangeleverd. Als de belanghebbende aannemelijk maakt dat de gegevens niet juist zijn, moet het CAK in overleg met de gemeenten nader onderzoek doen. Het CAK beslist op basis van dit nadere onderzoek op het bezwaar.
9
Bijlage 2: Uit de praktijk: blog van Menno Oosterhoff (kinder- en jeugdpsychiater) d.d. 15 januari 2015, Medisch Contact Slechtnieuwsgesprek - Menno Oosterhoff
‘Er is nog één ding dat ik met u bespreken moet.’ Ik draai ongemakkelijk op mijn stoel. Tegenover me zitten de ouders van Joyce, een meisje van 16. Ze is opgenomen op de kindergeneeskunde in verband met een suïcidepoging. Ze moest een paar dagen onder controle blijven, maar kan nu weg. We hebben besproken dat terugkeer naar huis geen optie is. Joyce wordt al lang poliklinisch behandeld voor een ernstige depressie. Deze behandeling is niet succesvol. Dit is de derde keer dat ze een suïcidepoging heeft gedaan. Na lang wikken en wegen is de beslissing genomen haar te laten opnemen in een jeugdpsychiatrische kliniek op een speciale afdeling voor stemmingsstoornissen. Joyce ziet daar erg tegenop en haar ouders hebben het er moeilijk mee. We hebben nogmaals alle voor- en nadelen doorgenomen en opnieuw geconcludeerd dat opname noodzakelijk is. Maar nu is er dus nog één ding dat ik moet bespreken. Slecht nieuws. ‘Sinds januari van dit jaar regelt de gemeente de jeugdhulp, en de jeugdpsychiatrie valt daar nu ook onder’, begin ik met een omweg. ‘Een van de gevolgen daarvan is, dat u een eigen bijdrage moet betalen.’ Poeh, het hoge woord is eruit. Maar dit is pas het begin. De ouders reageren verbaasd. ‘Het verplichte eigen risico geldt toch niet voor kinderen?’ ‘Nee, daar hebt u gelijk in, maar dit is iets anders. Dit is een eigen bijdrage als kinderen opgenomen zijn.’ ‘Waarom is dat dan?’ vraagt de moeder. ‘De gedachte erachter is dat ouders minder kosten hebben aan levensonderhoud’, hoor ik mezelf zeggen. ‘Vandaar.’ ‘Minder kosten?’ zegt de vader vol ongeloof. ‘Mijn vrouw heeft haar baan opgezegd, we zijn aan reiskosten meer kwijt dan ooit. Voor de jongste moeten we vaak oppas nemen, als we ’s avonds bij Joyce op bezoek gaan. Hoezo minder kosten?’ Ik durf niet te zeggen wat Loes Ypma, Tweede Kamerlid voor de PvdA recentelijk ter verdediging van deze eigen bijdrage aanvoerde. ‘Ouders maken flink minder kosten voor levensonderhoud als eten en drinken.’ Alsof het een goudmijntje betreft. Ik durf ook niet te zeggen dat tijdens de wetsbehandeling meerdere keren
10
is beweerd dat de jeugd-ggz onderdeel blijft van de geneeskunde. En ik durf al helemaal niet te zeggen hoe hoog deze ouderbijdrage is. Maar die onvermijdelijke vraag volgt natuurlijk direct. ‘Hoeveel is het dan?’ ‘Eh, even kijken’, zeg ik om me een houding te geven. ’Het hangt van de leeftijd af.’ Voor de vorm google ik op ouderbijdrage jeugdwet. Nergens voor nodig. Ik weet het bedrag precies. ‘Eh, voor Joyce, even kijken, 16 jaar… euhm, dan is het … 132 euro.’ ‘Nou’, zegt de vader, ‘ik vind het belachelijk, maar dat kan er ook nog wel bij. Betaal je dat meteen voor een vol jaar of een twaalfde per maand?’ ‘Nou’, haast ik me te zeggen, ‘ik was nog niet uitgesproken. Die 132 euro is ... eh … dus eigenlijk… kuch … een bedrag per maand.’ ‘Per maand?!’, brengt de vader verbijsterd uit. ‘Maar dan kan het per jaar oplopen tot ...1320 plus … 264 , dat is …..1500, nee bijna 1600 euro?! Dokter, onze dochter is toch ziek?’ ‘Jazeker is uw dochter ziek’, verzeker ik. ‘Ik vind het ook verschrikkelijk.’ ‘Ik weet niet waar we het geld vandaan moeten halen’, zegt de moeder. ‘Maar wat ik veel erger vind, is dat ze doen alsof we haar voor de lol naar een soort zomerkamp sturen. Weten ze wel hoe het is je kind te moeten laten opnemen?’ ‘Ik ben bang van niet’, is het enige wat ik weet te zeggen. ‘Nou’, zegt de vader, ‘ik weet wel zeker van niet.’ Feiten: • De verwachte bruto opbrengst van deze maatregel is 1,5 à 2 miljoen euro. De kosten van het innen zijn mogelijk hoger. • Ook voor een gedwongen opgenomen kind geldt de bijdrage. • Het verplichte eigen risico voor volwassenen is 375 euro. • De in 2012 ingevoerde eigen bijdrage van 200 euro voor geneeskundige hulp bij psychische aandoeningen is na hevig protest in 2013 afgeschaft. • Kinderbijslag voor een 16-jarige is 91 euro/per maand. • Loes Ypma (PvdA) noemt (max.)1580 euro eigen bijdrage voor kinderen met een psychische aandoening evenwichtig. • De motie van Renske Leijten (SP) en Mona Keijser (CDA) dit af te schaffen is weggestemd. • Brigitte van der Burg (VVD) twittert dat het nu eenmaal een gevolg is van de jeugdwet. Menno Oosterhoff 11
Bijlage 3:
Besluit gemeente Den Haag bron: Binnenlands Bestuur
Den Haag int deel ouderbijdrage jeugd-ggz niet jan 2015 Den Haag gaat een deel van de ouderbijdrage voor kinderen in de jeugd-ggz niet innen. Het gaat om kinderen die naar de dagbegeleiding gaan. Dat heeft de gemeente Den Haag dinsdag besloten. Drempel Den Haag gaat hiermee in tegen het huidige kabinetsbeleid. Volgens de nieuwe jeugdwet moeten ouders een bijdrage betalen voor psychiatrische hulp voor hun kind. De Haagse wethouder Ingrid van Engelshoven (Jeugd) vreest dat dit een drempel opwerpt voor ouders om voor hun kind hulp te zoeken. Ook is ze er niet van overtuigd dat een verblijf in de opvang overdag zoveel kosten bespaart voor ouders, dat zij om een bijdrage kunnen worden gevraagd. Administratief gedrocht Tenslotte vindt de wethouder dat het kabinet gemeenten opzadelt met een administratief gedrocht, omdat er extra personeel moet worden ingezet. Omstreden De ouderbijdrage is omstreden. Zo wilden oppositiepartijen in de Tweede Kamer SP, CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks al dat de bijdrage wordt geschrapt. Vorige week zegde staatssecretaris Martin van Rijn in een debat in de Kamer te zullen onderzoeken of mensen door de maatregel afzien van hulp. De gemeente Den Haag schort het innen van de ouderbijdrage op zolang het onderzoek loopt. (ANP)
12
Bijlage 4: Brief aan de Kamerleden van de gezamenlijke ouderplatforms
Den Haag, 20 januari 2015
Geachte Kamerleden, Vanaf 1 januari 2015 is de jeugdwet een feit en zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. De ouderplatforms hebben echter nog een aantal zorgen. Zo blijft de ouderbijdrage voor de jeugd-ggz, jeugdzorg-plus en alle vormen van niet duurzame jeugdhulp buiten het gezin een punt van zorg. Wij vinden deze ouderbijdrage discriminerend, stigmatiserend en strijdig met de artikelen 2, 3, 23, 24 van het Internationaal Verdrag Van De Rechten Van Het Kind (IVRK). De jeugdwet impliceert dat er onderscheid is tussen jeugdhulp op pedagogische gronden en jeugdhulp op medische gronden. Dit valt af te leiden uit het feit dat het parlement er voor heeft gekozen om de Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst volledig op te nemen in de jeugdwet. Daarmee wordt erkend dat jeugd-ggz een medisch specialisme is en blijft. Een ouderbijdrage voor opname/verblijf en dagbehandeling in de jeugd ggz/jeugdzorgplus vinden wij maatschappelijk niet acceptabel. De artikelen 2, 3, 23 van IVRK impliceren dat het onderscheid tussen somatisch en psychiatrisch zieke kinderen niet gemaakt mag worden. Kinderen met ernstige somatische ziektes zoals bijvoorbeeld astma, betalen bij opname in het ziekenhuis geen ouderbijdrage, geen eigen risico en zijn in de zorgverzekeringswet vrijgesteld van premie. Door een ouderbijdrage voor opname/verblijf/dagbehandeling in de jeugd ggz in te stellen, kiest u er voor een duidelijk onderscheid te maken tussen somatisch en psychiatrisch zieke kinderen. Art. 24 IVRK impliceert dat kinderen in Nederland recht hebben op de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor geneeskundige verzorging en revalidatie. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden. Door een ouderbijdrage wordt het recht op toegang tot deze zorg aan kinderen onthouden. Op basis van welke argumenten denkt de Kamer nu Nederland het kinderrechtenverdrag met volle overtuiging ratificeerde, voorbij te kunnen gaan aan art.2, 3, 23 en 24 IVRK? Verschillen tussen een ouderbijdrage in de jeugd ggz/jeugdzorgplus en bijvoorbeeld pleegzorg zijn dat: 1. Opname/verblijf/dagbehandeling, binnen de jeugd ggz/jeugdzorgplus nooit duurzaam is en altijd is gericht op snelle terugkeer naar de thuissituatie. 2. Jeugdzorg-Plus is een vrijheidsbenemende setting waarbinnen een behandeling plaatsvindt. Een ultiem remedium, waarvan de duur zo kort mogelijk moet zijn. 3. Ouders bij opname in de jeugd ggz/jeugdzorgplus altijd onderdeel zijn van de behandeling en hiervoor regelmatig naar de kliniek moeten reizen, wat leidt tot extra reiskosten
13
4. Bij opname in een instelling voor jeugd ggz/jeugdzorgplus blijven ouders verantwoordelijk voor kleedgeld, zakgeld, schoolgeld en kosten persoonlijke verzorging voor het kind. Ouders blijven ook verantwoordelijk voor de voeding van het kind op de dagen en weekeinden dat het kind thuis verblijft. Bovenstaande argumenten gelden ook voor alle andere niet duurzame vormen van jeugdhulp buiten het gezin. Ouders zijn ook daar onderdeel van de behandeling. Ouders blijven verantwoordelijk voor reguliere dagelijkse kosten voor het kind op de dagen en weekeinden dat het kind thuis verblijft. Daarom zijn de kosten voor ouders van wie hun kind is opgenomen, verblijft of dagbesteding heeft, binnen de jeugd ggz/jeugdzorgplus en alle andere niet duurzame vormen van jeugdhulp buiten het gezin hoger dan normaal. Dit in tegenstelling tot de uithuisplaatsingen in pleeggezinnen, dat is bijna altijd duurzaam, zeker in het licht van de nieuwe wet kinderbeschermingsmaatregelen. Daarin is namelijk artikel 1:26-5e BW opgenomen waarin de gezinsvoogdij instelling bij OTS/UHP een deel van het gezag van de ouders mag gaan uitoefenen. Bij OTS/UHP wordt van de kinderrechter verwacht dat hij motiveert of er bij UHP op termijn mogelijkheden voor thuisplaatsing worden verwacht. Dit om te voorkomen dat uit huis geplaatste kinderen, zonder perspectief op terugplaatsing in het gezin, jaarlijks worden geconfronteerd met een rechterlijke toets waaruit blijkt dat terugplaatsing niet mogelijk is. De ouderbijdrage die bij pleegzorg betaald moet worden is een tegemoetkoming voor de pleegzorg-vergoeding die pleegouders ontvangen. De pleegzorg-vergoeding verplicht pleegouders, hun pleegkinderen te voorzien van bed, brood, douche, kleding, schoolboeken en andere noodzakelijke middelen. De gezamenlijke ouderplatforms verzoeken de Kamer om: De ouderbijdrage jeugd-ggz en jeugdzorg-plus en alle niet duurzame vormen van jeugdhulp buiten het gezin te schrappen. Zo houden alle kinderen die jeugd(ggz) en jeugdhulp nodig hebben recht op gratis gezondheidszorg. Zij worden dan niet meer gediscrimineerd op grond van hun ziektebeeld.
Met vriendelijke groet,
UW Ouderplatform Ouderplatform Rijnmond Netwerk Ouderinitiatieven Ouderplatform Gooi & Omstreken Ouderplatform HAVOplus Transitie Jeugdzorg Ouders Ouderplatform Ouders Maas en Waal Ouderplatform Lekstroom Ouderplatform Zuid Holland Zuid Ouderplatform Kop van Noord-Holland
14
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
Voortgang nadere contractering veegronde Jeugdhulp2015 en startervaringen Tijdelijke Werk Organisatie Platformtaak volgens gemeente De gemeenten binnen Holland Rijnland hebben in het kader van de transitie van de jeugdzorg afgesproken gezamenlijk de jeugdhulp te contracteren en de hiervoor bestemde budgetten in te zetten. Bijgaand voorstel zorgt ervoor dat de jeugdhulp in Holland Rijnland in 2015 verder geborgd is volgens de eisen die de wet stelt en binnen het budget dat in gezamenlijkheid beschikbaar is. Datum: Datum: Datum: Informerend Adviserend Besluitvormend
10 februari 2015
1. Positief te adviseren aan het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het voorstel voor gunning/contractering jeugdhulp 2015 van een aantal aanbieders volgens de niet-openbare bijlage, in het kader van de “ veegronde”. 2. Het Dagelijks Bestuur de instructie te geven om met nieuwe aanbieders van zorgcontinuiteït contracten af te sluiten, resp. betalingsregelingen te treffen, voor zover deze contracten/regelingen op dit moment nog niet gereed zijn en voor zover deze contracten/regelingen niet uitstijgen boven de vastgestelde begroting en om het PHO hierover achteraf te informeren. 3. In het volgende PHO de financiële stand van zaken, eventueel met voorstellen voor wijziging van de begroting, te agenderen.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Gemeenten moeten contracten afsluiten met aanbieders van jeugdhulp. In de aanbestedingsronde zijn de meeste aanbieders inmiddels gecontracteerd. Een aantal aanbieders heeft zich om diverse redenen niet aangemeld bij de aanbesteding, maar komt wel in aanmerking voor een contract of een betalingsregeling. Via dit voorstel wordt voorgesteld te besluiten over de gunning inzake een aantal van deze aanbieders en wordt het Dagelijks Bestuur geadviseerd te besluiten over de nog niet afgeronde veegrondecontracten en –betalingsregelingen, voor zover passend binnen de begroting en de wettelijke kaders. Nee
9.
Financiële gevolgen
Past binnen de begroting jeugdhulp 2015
10.
Bestaand Kader
Relevante wet- en regelgeving: Jeugdwet Eerdere besluitvorming: Hart voor de jeugd (beleidsplan) Verordening jeugdhulp Regionaal opdrachtgeverschap Notitie jeugdhulp, inclusief begroting
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO
Datum:
11 februari 2015
Locatie: Agendapunt: Kenmerk: Onderwerp: nadere contractering veegronde Jeugdhulp 2015
Beslispunten: 1. Positief te adviseren aan het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het voorstel voor gunning/contractering jeugdhulp 2015 van een aantal aanbieders volgens de nietopenbare bijlage, in het kader van de “ veegronde”. 2. Het Dagelijks Bestuur de instructie te geven om met nieuwe aanbieders van zorgcontinuiteït contracten af te sluiten, resp. betalingsregelingen te treffen, voor zover deze contracten/regelingen op dit moment nog niet gereed zijn en voor zover deze contracten/regelingen niet uitstijgen boven de vastgestelde begroting en om het PHO hierover achteraf te informeren. 3. In het volgende PHO de financiële stand van zaken, eventueel met voorstellen voor wijziging van de begroting, te agenderen. Inleiding: Gemeenten hebben contracten afgesloten met aanbieders van jeugdhulp. In de aanbestedingsronde einde 2014 zijn de meeste aanbieders gecontracteerd. Een voorstel hierover is 28 november in het portefeuillehoudersoverleg geweest. Een aantal aanbieders heeft zich om diverse redenen niet aangemeld bij de aanbesteding, maar komt wel in aanmerking voor een contract. Dit geldt eveneens voor de aanbieders die alleen een contract krijgen voor “zorgcontinuïteit”. Via dit voorstel wordt u geïnformeerd over de voortgang van de contractering in de “veegronde”, passend binnen de begroting en de wettelijke kaders. Daarnaast wordt u voorgesteld het DB te adviseren contracten af te sluiten en betalingsregelingen te treffen voor zorgcontinuiteït. Tot slot delen wij met u de eerste ervaringen van de tijdelijke werkorganisatie. Beoogd effect: Het bieden van zorgcontinuiteit van jeugdigen die buiten de regio in 2014 in zorg waren en in 2015 bij deze instellingen nog in zorg zijn. Argumenten: 1.2 het betreft grotendeels aanbieders van zorgcontinuiteït In 2015 geldt het overgangsrecht. Daarin is bepaald dat cliënten die in zorg zijn op 31 december 2014 of een indicatie voor zorg hebben, maximaal een jaar dit recht op zorg houden bij de aanbieder waar zij in zorg zijn, de zogenaamde zorgcontinuiteït. Binnen Holland Rijnland is besloten in alle gemeenten te komen tot lokale Jeugd- en Gezinsteams (JGT’s) en om de contractering van de specialistische jeugdhulp gezamenlijk uit te voeren. Over de gunning van deze aanbesteding is in het PHO van 28 november positief geadviseerd. Een aantal aanbieders heeft zich om diverse redenen niet aangemeld bij de aanbesteding, maar komt wel in aanmerking voor een contract in het kader van zorgcontinuiteït. Bij deze
3
aanbieders heeft een uitvraag plaatsgevonden, op basis waarvan bepaald wordt of en voor hoeveel budget alsnog een contract met hen wordt afgesloten of dat een betalingsregeling wordt getroffen. Meerdere aanbieders, bijvoorbeeld landelijke aanbieders met maar heel weinig HR-cliënten, willen geen contract sluiten wegens de administratieve rompslomp. Deze aanbieders willen wel een “betalingsregeling” sluiten. Wij stellen voor de aanbieders die geen overeenkomst willen sluiten tegemoet te komen via een af te sluiten “betalingsregeling”. Omdat hoe dan ook zorgcontinuïteit moet worden gefinancierd op basis van de Jeugdwet is het geen probleem als dit -via een betalingsregeling- op declaratiebasis geschiedt. Ons doel was vooral inzichtelijk te hebben om hoeveel cliënten het gaat, per aanbieder, en wat de vermoedelijke kosten zijn. 1.2 past binnen begroting Jeugdhulp Vooralsnog ziet het er naar uit dat alle kosten binnen de goedgekeurde begroting kunnen worden opgevangen. Dit geldt ook voor de veegrondecontracten waar wel nieuwe cliënten aan de orde zijn, zie bijlage. 2.1
om ervoor te zorgen dat we ook nieuwe aanvragen voor zorgcontinuiteït op een efficiënte wijze van een contract of betalingsregeling kunnen voorzien. De veegronde vergt de nodige tijd om een en ander uit te zoeken. Het was de bedoeling om de resultaten van deze zogenaamde veegronde op 11 februari via een afgerond inhoudelijk en financieel voorstel aan het PHO sociale agenda aan te bieden. De veegronde is gecompliceerder dan was verwacht; de gevraagde gegevens worden niet altijd tijdig aangeleverd en er melden zich wekelijks nieuwe aanbieders met enkele cliënten waaraan zorgcontinuiteït moet worden geboden. Om voorgaande redenen is de “veegronde” niet in een zodanig stadium dat een afgerond beeld kan worden geboden. Desondanks is besluitvorming geboden voor de veegrondecontracten die wel zijn afgerond en is ook adequate besluitvorming nodig voor de contracten of betalingsregelingen die, naar verwachting, binnenkort kunnen worden afgerond. Het betreft dan veelal aanvragen van beperkte omvang voor zorgcontinuiteït van een of enkele cliënten. 2.2 het Dagelijks Bestuur voert de contractering uit In de Dienstverleningsovereenkomst gemeenten – Holland Rijnland is opgenomen dat het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda adviseert over alle af te sluiten contracten en hierover instructies kan afgeven. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 de kosten zijn een inschatting Het inschatten van kosten zorgcontinuïteit is op voorhand lastig, omdat nog niet kan worden gezegd door de aanbieders, althans in veel gevallen, hoe lang de behandeling zal doorlopen. Wel vragen wij steeds om een inschatting, zodat bij benadering de vermoedelijke kosten kunnen worden aangegeven. Financiën nadere contractering: Financiering vindt plaats vanuit Regionaal Budget Jeugdhulp 2015, post onvoorzien. Uit de voorlopige resultaten van de veegronde voor wat betreft zorgcontinuering blijkt dat we rekening moeten houden met een hogere investering dan oorspronkelijk geraamd. Omdat er pas in ongeveer 60% van de gevallen enige duidelijkheid is over de vermoedelijke kosten (die kunnen alleen worden geraamd, begrotingstechnisch kan slechts sprake zijn van een raming), kan hierover geen uitsluitsel worden gegeven.
4
Wat betreft de aanbieders die in de veegronde zullen worden gecontracteerd voor “nieuwe” cliënten wordt, uiteraard, een specifieker beeld gegeven op basis van begrotingen en vaststelling van budgetten. Door de betere sturingsmogelijkheid kan hier strakker binnen de begroting worden gewerkt. Vast te stellen is in totaal, zorgcontinuïteit en nieuwe contracten, een toenemende druk op de financiën, maar vooralsnog is er onvoldoende indicatie dat de kosten boven de ramingen in de begroting uitkomen. Met gebruikmaking van de specifieke kosten voor “buitenregionaal”, “Landelijk Transitie Arrangement” en “Onvoorzien” kunnen de kosten, voor zover nu valt te overzien, binnen de begroting blijven. De voorlopige stand van zaken is aangegeven in de bijlage. Opgenomen zijn de aanbieders waarvan de te maken afspraken in het kader van de veegronde kunnen worden afgerond, maar ook de contracten/betalingsregelingen waaraan nog verder moet worden gewerkt. In het volgende PHO komt het totale financiële overzicht inclusief de aangepaste begroting 2015 aan de orde. Communicatie - eerste ervaringen Tijdelijke Werkorganisatie Jeugdhulp: Sinds 1 januari zijn de gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp. Nu, vier weken later, vallen al enkele punten te noteren. Werkprocessen en casuïstiek Er is bij veel partijen nog onduidelijkheid over werkprocessen en casuïstiek. Dit levert een groot aantal vragen op die bij de gemeenten of bij de Tijdelijke Werk Organisatie Jeugdhulp (TWO) worden belegd. Soms volstaan korte antwoorden, maar in een behoorlijk aantal gevallen is de nodige tijdsinvestering vereist om tot goede beantwoording te komen. Er worden veel gecompliceerde casussen voorgelegd, vaak met meervoudige problematiek. Vanuit deze casussen ontstaat druk om “buitenregionale” plaatsingen in te kopen voor deze cliënten. Gezien het aantal casussen dat de TWO nu al heeft bereikt, besteden wij nadrukkelijk aandacht aan de financiële consequenties hiervan. Het budget voor buitenregionale plaatsingen zou anders snel uitgeput zijn. JGT’s De start van de JGT’s is goed verlopen; 18 van deze teams zijn nieuw. Gezien deze omstandigheid mag hun voortvarende start positief worden genoemd. Dat dit samen op gaat met nog onduidelijkheden in werkprocessen en handelwijzen in casuïstiek is evident. Deze startperikelen zijn van tijdelijke aard. Niet in alle gevallen is de formatie van de JGT’s geheel op orde. Hierover zijn inmiddels afspraken gemaakt. Er wordt aan gewerkt de formatie z.s.m. op orde te krijgen. In de memo over bemensing Jeugd- en Gezinsteams vindt u een toelichting op dit onderwerp. Ontwikkeling crisismanagement Onze regio heeft (nog) niet te maken gehad met excessen. Maar mede gezien een van de voorgaande punten, veel gecompliceerde casussen, moet voldoende aandacht zijn voor crisissituaties. Dat geldt juist ook de rol van alle betrokkenen, inclusief colleges. De ontwikkeling van crisismanagement met bijbehorende communicatie wordt zo snel mogelijk opgepakt. Hiervoor zijn reeds initiatieven genomen. Evaluatie: Voorgesteld wordt om in het volgende PHO de financiële stand van zaken, eventueel met voorstellen voor wijziging van de begroting te agenderen.
5
Bijlagen: 1. Aanbieders zorgcontinuiteït - VERTROUWELIJK
6