TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 20ste jaargang
-
nr. 2 - mei 19QO Afgiftekantoor
drtemaandelljks tljdschrtft
Gent X
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 Uitgave van de Opleidingen "Logopedie Hoger Instituut \lOOI' Paramedische Beroepen Genl HoQer Rijksinstituut voor Paramedische Hoger Tedmisch Instituut Brugge
Beroepen
Gent
Katholieke Universiteit Leuven Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen en van de Vlaamse Vereniging YOQ( Logopechsten REDACTIE
C. C1aes - Lambers, IK:.en gegr.logopedte P. CorthaJs, lic. en oegr. logopedie F. Debruyne. prol. dr. Otorinolaryngologie l. Heylen. lic. en gagr. Logopedie C. Hylebos. gegr. Logopedie G. Matthys.Moerman. lic. en gegr.logopedie M. Peleman, lic. en gegr.logopedie l. Plasschaert.lic. Pedagogi&k, gegr. logopedie J. Var! Sofsal, lic. Germ. Rlologie.lic. Neuro/îngulstiek G. Van Maele. lic. en gegr.lOQOPedie REDACTIE. ADRES G. Van Maele. De Waterwilgen 8310 Brugge (Belg;ê)
Publicaties in drie\QJd aan dit adres in te zenden
9.
WETENSCHAPPELIJKE RAAD M. Calens, prof. dr. Neurofysiologie l. Engels, prof. dr. UnguTsrie«
G. FOI'r8z. prol. dr. Fysica S.lievens. prof. dr. Psyd'lologie E. Thiery, prol. dr. Neuropsychiatrie J. Tyberghein. prof. dr. OIorinolaryngologie P. Vat1 Cauwenberge. pro'. dr. Otorinola
l. Moerman - Coetsier, lic. Germ. Filologie
A.M. Schaet1aekens,
dr.
Germ.
Filologie.
lic. logopedie
R. Vanclierendonck, dr. Neuropsychiatrie W. Wellens, dr. Neuropsyctliarrie P. De Baere, lic. Orthopedagogiek J. Adriaens. g&gr. logopedie
W.
Brans, gegr.logopedie
R. SI&5, lic. en gegr.logopedie Y. Van Hyhe. gegr.logopedie
BESCHERMCOMITE M. Van de HeyningNan Haesendonck, rijksinspectrice disch hoger onderwijs l. Ulens, ere-inspecleur rijksledmisch onderwijs De directies van de opleidingen logopedie
sea.mdalr
en hoger onderwijs,
coördinator
parame-
ABONNEMENTEN - Belgiê: Oe abonnemenlSprijs bedraagt 375 Ir. per jaar (250 Ir. voor sludenten) le betalen op rekening 380.oa0005469 van "Tijdschrift voor logopedie en Audiologie". - Buitenland: De abonnemenisprijs bedraagt 450 B. fr., le betalen op rekening 380-0800054-69 van "Tijdschrift voor logopedie en Audiofogie". De Walerwilgen 9, B-8310 Brugge (Belgiê) (Bank Brussel lambert). OVERDRUKKEN De auteurs ontvangen tien exemplaren van hun artikel; extra-overdrukken kunnen gevraagd worden bij het inzenden van de kopij, en worden in rekening gebracht. Overname van artikels wordt slechts toegestaan na schrihelijke overeenkomst mei de redactie. AANWIJZINGEN VOOR AUTEURS Het Tijdsdlrih voor logopedie en Audiologie publiceert artikels i.V.m. preventie, diagnose, therapie van en experimenlen omtrent spraak-, raai-. stem- en gehoo.p.oblemen en aanverwante gebieden. De teksten moelen getypt zijn met ruime spatie en kantliJnen. Elk artikel wordt voorafgegaan door titel van het artikel, naam en functie van de auteur(s). Verwijzingen in de tekst gebelM'en door vermelding van de naam van de autelX(S). gevolgd door het jaar van pubficatie. Bij e artikel worden een Nederlandse (eventueel ook Engelse) samenvatting gevoegd, een alfabetisch gerangschikte bibliografie, alsoolc. het correspondentie-adres. Beoordeling wordt door leden van het leeSCOlTlité uitgevoerd. Bij publicatie ontvangt de eerste auteur gratis Den exemplaren. Overname van artikets wordt slechts toegestaan na schriftelijke overeenkomst met de redactie. De manuscripten moeten in drievoud gezonden worden naar het redactie-adres. ISBN - 0304-4971
TIJDSCHRIFT VOOR LOGEPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 (20)"2
AUTEURS: Bernadatle BEERNAERT Is als gegradueerde logopedie verbonden aan het Centrum voor Gehoorrevalidatie en Logopedie te Kortrijk. Zij behande~ patiënten met afasie, dysfasie bij kinderen en afwijkend mondgedrag. Houdt regelmatig voordrachten
over kinderafasie,
slikken, afasie en aanverwante
stoornissen.
Rita DESMET Werkt eveneens als gegradueerde
afwijkend mondgedrag
en
logopedie aan het Centrum vpor Gehoorreva-
lidatie en Logopedie te Kortrijk. Afasie- en stemtherapie - zij is tevens stemtherapeute van de Pahn Nasaleringsmethode - zijn haar specifieke werkterreinen. Van haar hand zijn spreekbeurten en artikels voor diverse instellingen en groepen.
Elke PAHN Voigde de opieiding tot logopediste
(Sprecherzieher)
zaam als .Stimm- und $prachtherapeut". Voor het ogenblik werkt zij vooral als logopediste van het .Merklenburger
Staatstheater'
en was lange tijd werk-
met toneelspelers
en zangers
te Schwerin.
Johannes PAHN Volgde de opleiding tot muziekpedagoog
en logopedist (diploma Sprecherzie-
her). Studeerde geneeskunde en specialiseerde als N.K.O.-arts. Aanvankelijk werkte hij als zangpedagoog en zanger; momenteel is dr. Pahn als N.K.O.-arts en foniater verbonden aan de Wilhelm Pieck-universife~ te Rostock (D.D.R.) en hoofd van de afdeling foniatrie.
"
Jo VERSTRAETE Gegradueerde Logopedie en student licentiaat logopedie aan de K.U. Leuven, waar hij actief is in de Leuvense Logopedische Kring. Publiceerde
al in ons tijdschrift met .Onderzoek
kleuterleidsters'
naar de stemmogelijkheden
bij
(1988).
63
TIJDSCHRIFT VOOR LOGEPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 (20)-2
ORALE EN VERBALE APRAXIE OVERZICHT VAN BEHANDELINGSMETHODEN
B. BEERNAERT,
R. DESMET, gegr. logopedie
Globaal genomen kunnen we een 4-tal grote categorieën onderscheiden: 1. Programma's die enige aandacht hebben voor de behandeling van orale dyspraxie. 2. Programma's die hoofdzakelijk of zelfs alleen een fonologische benadering geven. 3. Programma's die naast een fonologische benadering ook vermelden dat hel nuttig kan zijn vanuit automatische spraak/taal te starten. 4. Programma's die tegelijk aandacht hebben voor fatische moeilijkheden en voor apraxie. Naast deze zijn er nog een paar methodes die niet een specifieke aanpak van het probleem dyspraxie beogen, maar die eveneens een waardevolle aanvulling kunnen zijn:
I.
Categorie
1: ORALE DVSPRAXIE
Het valt op dat slechts weinig auteurs oefeningen voorzien voor de opvang en behandeling van de orale dyspraxie. De DVSARTRIEKLAPPER (Afasieteam Kennemerland) geeft uitgebreid long-, lip-, kaak- en gehemelleoefeningen. LAMBERT beschrijft oefeningen voor de gelaatsmimiek, voor de willekeurige mondbewegingen en blaasoefeningen. Hij wijst op de noodzaak van het koppelen aan iels zinvals. - AURELIA geeft in niveau 1 van zijn programma het blazen aan. In niveau 6 het im~eren van 'specifieke tangbewegingen. Hij legt de nadruk op hel starten op het geschikte niveau. Zo kan het zijn dat de tangbewegingen op een vroeger moment dienen gegeven te worden.
Samengevat:
1.1. LAMBERT: -
64
Oefenen van de gelaatsminiek Willekeurige mondbewegingen Blaasoefeningen
•
Aanvankelijk aan iets zinvols koppelen. U~voering zonder hulpmiddelen. 1.2. DYSARTRIEKLAPPER (Afasieteam Kennemerlandt: Uitgebreid tong-, Iip-, kaak-, gehemelteoefeningen.
p. 81 - 86 1.3. AURELlA: niveau 1: blaasoefeningen niveau 6: tongbewegingen: 6a: specifieke tongbewegingen.
11. Categorie
2: FONOLOGISCHE
BENADERING
2.1. DARLEY-ARONSON-BROWN: Fonatie op gang brengen. Fonematische drill: Kianken waarbij een zo groot mogelijke visuele steun kan gegeven worden. B.v. bilabiale W. Klanken met grote fonematische verschilien. B.v. na p: f i. p.v. b. Klanken met meer gelijke fonetische kenmerken. B.v. t - k. Klemtoon en luidheid variëren. Klinker als kern.
m sch -----
I
_____
f
ee
s/I k
•
b
t
Medekiinkerverbindi nge n. Overdracht naar spontane spraak: o
o o
o
zinnen met toenemende lengte zinnen om na te zeggen zinnen om hardop te lezen vraag- en antwoordzinnen.
Tempo versnellen.
2.2. DYSARTRIEKLAPPER •
(Afasieteam
Kennemerland):
Gebaseerd op Darley-Aronson-Brown. 2.3. LAMBERT: -
Fonatie op gang brengen. (Cfr. Darley)
65
-
Fonematische aanpak: Meest zichtbare spraakklanken. Aanvankelijk koppelen aan iets zinvols. B.v. P - puffen bij een sigaret. Inslijpen van een foneem: Door:
0
Im~atie
o
Horen; voelen; zien.
Eventuele steun door .Klankbeelden".
•
Mogèlijke opeenvolging: Nasale bilabiale m. o Zichtbare fricatieven: fN o Zichtbare occlusieven: plbllld. o Meer dorsaal gevormde klanken. Transfer naar de spontane spraak: (Cfr. Oarley). o
2.4. AGRANOWITZ-Mc.
KEOWN:
Fonetische aanpak: . Mogelijke volgorde; m-p-b-j-v-s-z-t -a-ch-j-r-I-i-n-k-g.
Of: Beginnen met klanken die de patiënt kent of die het meest zichtbaar zijn. Visueel, akoestisch en kinestetisch oelenen. Zo vlug mogelijk klinkers en medeklinkers verbinden om tot betekenisvolle
woorden te komen. Specifieke moeilijkheid: stemhebbend - stemloos. Klinkers: eerst die met een duidelijk visueel beeld 0-
e - a.
Akoestisch verwisselbare T weeklanke n.
klinkers.
2.5. AURELlA: Op het geschikte niveau starten. Niveau 1: Spieroefeningen. o
Blazen. Koppelen aan iets zinvols. B.v. kaars, veer.
Niveau 2: Spieroefeningen - STEM. Op de larynx duwen en .ah" zeggen. Tactiele en auditieve steun geven. Niveau 3: De klank gewild produceren.
66
•
Niveau • • •
4: Wijziging van de klank ,ah': Verlenging Toename van luidheid Na 15" met goede toon geproduceerd
de lippen sluiten en neuriën.
Niveau 5: Toonhoogteverandering. • Samen met de therapeut neuriën. • Therapeut stopt; patiënt neuriet verder .. Niveau • • • 6a:
6: TaNGBEWEGINGEN imiteren. Simultaan (th.-P.) een gekend wijsje neuriën. Patiënt stimuleren zijn tong te bewegen en dat te blijven doen. Zingen op .Ialala'. Specffieke tongbewegingen imiteren.
Niveau 7: spraak. (Shuell: niet nodig op afzonderlijke klanken te werken) Wanneer de patiënt voortdurend dezelfde substitutie voor een foneem gebruikt: fonetische plaatsing. o o o
• •
Discriminatie. Voorlonen: tactiele en auditieve stimulatie. Bij correcte vorming: In lettergrepen oefenen (medeklinker + klinker). Geschreven letter als extra stimulatie. Onderscheid stemhebbend-stemloos: door overdrijving. Verbindingen. B.V. brood: boot - rood b - rood
Niveau 8: Fonetische plaatsing + bewustwordingstechniek. B.V. Kant 1 . Kant 2
huis
huis
Starten met 20 kaarten per week.
•
•
Duid de tekening aan. Patiënt kijkt. Duid het woord aan. Patiënt kijkt. (denken en horen)
• • •
Patiënt duidt de tekening aan . Patiënt duidt het woord aan . 20 x het woord herhalen: met pauzes zodat de patiënt het kan nabootsen .
67
Men kan het woord eveneens uitlokken door een vraag. B.v. Waarin woon je? o o
Het woord blijven herhalen tot het correct is. Steeds stiller herhalen tot het alleen nog inwendig gebeurt.
Veranderde audllieve stimulatiemethode. Fonetische plaatsing d.m.v. afasieprogramma's.
• •
Oefenen van het auditief begrip . Gebruik maken van verschillende kaarten. (Kant 1) - Woordenschat visualiseren. Uil3 prenten de genoemde aanduiden. Patiënt luistert en kijkt hoe de th. het woord zegt. Daarna wijst hij de genoemde prent aan en probeert die zelfs te benoemen. Bij correct orale productie: stimuli weglaten. Eerst de tekening. De patiënt luistert naar het aangeboden woord en duidt de geschreven vorm aan. Daarna: geschreven woord weglaten. Stimulus c de tekening. De patiënt probeert die te benoemen. Alle stimuli weg. De patiënt imiteert het aangeboden woord. Apraxiewerkschrift.
2.6. DABUL EN BOLLIER: sequentiëring van de fonemen 4 opeenvolgende sequentiële stappen: Stap 1: De beheersing van de consonanten afzonderlijk. Crllerium: 18120 om over te gaan naar de volgende consonanten. Stap 2: Vlugge herhaling van elke beheerste consonant met aa. Crllerium 60 goede pogingen in 15 seconden. Stap 3: Opbouw van de lettergrepen. CVCV combinaties (b.v. faJta) en CVC b.V. (pap) Criterium: 20 juiste producties in 15 sec. Zinloze lettergrepen om de aandacht te vestigen op de noodzakelijke foneemsequenties en accent te leggen op het wilsmatige. Oefenen met zinloze lettergrepen bevordert de articulatie van woorden. Stap 4: Wanneer vele articulatie posities gekend ---> moeilijk woord elk foneem geïsoleerd uitspreken - daarna samenvoegen tot lettergrepen en woord.
68
2.7. Hlll: Ernst en type dyspraxie dienen vastgesteld te worden. Onderzoek: 4 weken na de terugkeer tot volledig bewustzijn. Doel:
-
oefenen in luisteren en zien. de visuele en aud~ieve aspecten van het spreken op de voorgrond van het bewustzijn brengen. ondersteuning en eventuele vaststelling van andere stoornissen. B.v. het auditief geheugen; discriminatie.
Basiswerkwijze: Stap 1: Vastleggen van de auditieve integratievaardigheid. Fonemen discrimineren, identificeren en eventueel omzetten in schrift. Beginnen met minimale paren. • Minimale paren=éénlettergrepige woorden met fonemen die initiaal, mediaal en finaal verschillen. B.v. eet-een • Getekende eénlettergrepige woorden op kaart (3, 4, 5 of 6). De initiale klank verschi~. B.v. mat-bad-vat Bedoeling: nagaan of een foneem kan geïsoleerd worden urt een grotere groep
van atternatieve. Prenten met het geschreven woord erbij: alledaagse voorwerpen die sterk verschillen qua structuur en met een sterke begripswaarde. B.v. hond-man-appel Bedoeling: de grens van het onmiddellijk geheugen vaststellen. Kaarten met enkelvoudige lettergreepwoorden die visueel en audrtief sterk verschillen in initiale positie.
B.v. zee-wee Bedoeling: de eindklinker leren onderscheiden. Aanvankelijk met het mondbeeld. Daarna zonder het mondbeeld. Stap 2: Visuele aanwijzingen. Gebruik van schema met grafemen + wijze van articuleren. B.v. met de lippen: m
p b
w
met adem en tanden: s z Er wordt u~leg gegeven bij de begrippen stemhebbend-stemloos. Aanvankelijk wordt er gedemonstreerd voor de spiegel. De patiënt imiteert. Hulpmiddelen: - .icing" spatels en vingers
De patiënt moet minstens een medeklinker per sessie kunnen imiteren.
69
Alle articulatorische
posities moeten in de eerste maand aangeleerd en onthouden
worden. Er is nog geen correcte uitspraak vereist, maarde richting van de articulatoren moet
correct zijn. Evaluatie na vier weken. THERAPIE
BIJ AFFERENTE
1. Consonanten
(ideomotorische)
DYSPRAXIE.
afzonderlijk,
B.v. m zoemen van een liedje w vanu~ blazen
2. Consonant-vocaal combinaties, waarbij de consonanten steeds wisselen. De therapeut leest voor; de patiënt herhaalt.
Te beginnen met vier combinaties. B.V. mie wie... 3,
Bij fout pauzeren en herbeginnen. Het zeil-oefenen: De acoustische vaardigheid en het schrift koppelen aan de orale posities,
Oefenen met aanvulzinnen. B.v, w t, zwart en ... De therapeut leest voor. Het laatste woord wordt samen met de therapeut gelezen. Later: oefenen met langere woorden. Werken met oefenschrift Korte zinnetjes. 4. Consonantverbindingen. verbindingen die de patiënt zelf verkiest. in bestaande woorden de gemakkelijkste verbindingen worden in het oefenboek geschreven, de klinker die volgt moet zo weinig mogelijk moeilijkheden meebrengen wat positie en spanning betreft
de medeklinkerverbindingen vooraan hebben een zeer korte eerste medeklinker. THERAPIE
BIJ EFFERENTE
(ideatorische)
DYSPRAXIE
Zeer zorgvuldige therapieplanning, Opeenvolgende taken sterk begripsgeladen. Stijgende moeilijkheidsgraad. Rijmwoorden. cve met korte en lange klinkers. eeve en evee. Oefenen door middel van imitatie. Woorden met wisselende eindlank. Samengestelde woorden. U~spreken met tussenpoos. Rv. huis deur
70
1. Nadruk op het begrip van het eerste woord. 2. Nadruk op het begrip van het tweede woord. 3. De betekenis van het gehele woord. Kaarten met synthese en analyse. 1. Twee lettergrepen. 2. Drie lettergrepen. Oezeffde beginletters in een andere kleur. Het tweede deel van het woord is sterk begripsgeladen. Men toont eerst een deel van het woord. B.v. bewaar; bekom verwend; vergeten Oefenen met langere woorden. Klemtoon op de eerste, later op de tweede, derde en vierde lettergreep. De onbeklemtoonde lettergreep wordt onderstreept. Gekoppelde woorden in korte zinnen. B.V. op en ...... neer. Tegenstellingen. Samentrekkingen. B.V. 'k wil. 1 is al avond; 1 is bijna donker. Langere woorden die elkaar alfabetisch opvolgen. Actiefoto's. Hypothetische vragen. Vraagzinnen.
Aanvulzinnen. THERAPIE
VOOR AOYNAMISCHE
OYSPRAXIE
De therapeut geeft pósitieve stimulatie door middel van zijn stem. Voorbeeld van oefengang;
1 week; 50 objecten benoemen door middel van aanvulzinnen. 2' week: zelf benoemen. 3' week: werkwoorden benoemen door middel van aanvulling. 0
Er worden nog aanduidingen B.v. De zon ...
gegeven voor het antwoord.
4° week: aanvulzinnen. Minder aanduidingen. -
één woord aanvullen.
-
twee woorden aanvullen. drie woorden aanvullen.
5° week: een volledig antwoord geven op en vraag. 6' week: zinnen afmaken (multiple choice). 7' week: voorspelbare adjectieven of bijwoorden invullen.
B.V. De vogels zingen ...... in de morgen. 8° week: minder voorspelbare woorden invullen, B.V. Geef mij .... g' week: een zinsdeel kunnen geven als de therapeut het begin aangeeft. 10' week: een logische volgorde verwoorden. 11' week: enkele articulatorische moeilijkheden als restverschijnsel. 12' week: therapie stoppen.
71
111.Categorie
3: AUTOMATISCHE
SPRAAKITAAL
3.1. LAMBERT: Aanbreng vanuit "taal" en betekenisvol -
materiaal.
Bepaalde klanken uitlokken door emotionele uitroepen. B.v. "Oh!"; .Vlug!". Automatische spraak om langere spraakproducties uit te lokken. Gangbare uitdrukkingen. B.v .• Hallo!"; "Goed."
3.2. AURELlA:
- Niveau 7: Woorden zingen op gekende deuntjes.
Automatische 3.3. ROSENBEK:
spraak. Stapsgewijs oefenprogramma
gebaseerd op imitatie.
Startpunt:
betekenisvol materiaal = bestaande woorden en zinnetjes die de patiënt nog kan herhalen. Geoefend in contrasten. Ondersteuning door: Gebaren. B.v. tikken. Prosodie geoefend via "contrastive stress drilI" (Cfr. stap 7). Transfer door de familie in te schakelen. STAPPEN: Stap 1: Therapeut en patiënt produceren gelijktijdig de uiting. Stap 2: . De patiënt herhaalt de uiting nadat de therapeut die voordeed. De therapeut helpt hem door de vereiste mondstanden voor te tonen. Stap 3: De therapeut zegt voor. De patiënt imiteert. Er zijn geen andere hulpmiddelen. Stap 4: De therapeut zegt voor. De patiënt herhaalt verschillende keren naeen en zonder enige hulpmiddelen. . Stap 5: De patiënt leest de op een kaart gepresenteerde uiting. Stap 6: De patiënt produceert de uiting nadat de kaart (cfr. stap 5) verwijderd werd. Stap 7: De patiënt produceert de uiting als antwoord op een vraag. Door middel van vragen wordt een bepaalde uiting met steeds andere nadruk uitgelokt. Stap 8: Inoefening in rollenspel. Inschakeling van de omgeving.
72
IV. Categorl~
4: FATISCHE MOEILIJKHEDEN
EN APRAXIE
4.1. HUSKINS: (1983) Behandelprogramma voor de combinatie van beide stoornissen: alasie en apraxie. Zeven onderdelen. Indeling gebaseerd op de gezamenlijke ernst van beide stoornissen.
Enorme stoornis: = Combinatie van apraxie. ernstige afasie; buccofaciale apraxie. De patiënt kan geen gebaren maken. ->
en ideomotorische
Alternatieve manier van communicatie.
b.v. Bliss
Zeer ernstige stoornis. = ernstige afasie: apraxie; en lichte ideomotorische apraxie Kunnen buccofaciale taken imiteren. -> veei sensorische stimulatie en feedback nodig (spiegel) -> automatische activiteiten b.v. uitblazen van luciler voor I -> .kijken en luisteren" -> therapeutisch model Ernstige stoornis. -> Automatische activiteiten. -> Combinaties: CV; VC, - CVC kunnen systematisch geoefend worden . •Klankbeeld" als visuele steun. -> Therapeutisch visueel en auditief model. Matige stoornis. -> Veel auditieve stimulatie. -> Tegelijk aan taal en spreken werken. Matige tot lichte stoornis. -> Alzonderlijk aan de arliculatie werken. lichte stoornis. ->
articulatietraining.
Minimale stoornis . . -> behandeling concentreert
V. NIET-SPECIFIEKE
zich op medeklinkerverbindingen.
PROGRAMMA'S
MELODIC INTONATION THERAPY. (MIT) SPARKS, Holland 1976 Geprogrammeerde instructie. Gebruik van geïntoneerd a stimuli.
Voor pat. met ernstige stoornis in de verbale expressie. maar met lichte stoornis
1
0
in het auditief begrip. 4 niveaus: niveau: De pat. wordt geleerd melodieën over te nemen (melodie + r~me) -> Vooral aandacht voor geïntoneerde melodische patronen. -> Melodie ondersteund door gezamenlijk meetikken van het ritme en de accenten van de melodie.
73
2' niveau: Patiënt wordt geleerd zinnetjes op de melodieën te zingen. -> Meezingen. Patiënt moet het ritme en de klemtoon aangeven op de geïntoneerde uiting van de therapeut. - > Nazingen. -> Het geoefende zinnetje als antwoord op een vraag. 3° niveau: Langere zinnen op melodie. Deelname van de therapeut wordt geleidelijk verminderd. Langere pauzes vooraleer te imiteren. 4° niveau: Er wordt niet meer meegezongen, maar met overdreven intonatie geoefend. Tussenstap tussen zingen en spreken. -> Opnieuw verwerven van de normale spraakprosodie. -> Tijd Vs stimulus en respons vergroot. -> Zinnen langer en complexer. .-> Overgang naar Spraakprosodie. Melodische lijn blijft dezelfde als van het voorgaand niveau; de constante toonhoogte van de geïntoneerde woorden wordt vervangen door de variabele toonhoogte van de spraak. -> Tempo, rij me en klemtoon van de geïntoneerde zinnen blijft behouden. EEN DEEL VAN DE KAUWMETHODE
VAN FROESCHELS
Kauwen met stem -> klanken (meestal vloeiende klankvorming). Patiënt wordt goed gewezen op het kinestetisch gevoel in de mond. Gestimuleerd om goed te luisteren. Eenmaal de expressiemogelijkheden groter -> meer zinvolle woorden in de lalmomenten.
VI. WELKE LIJNEN TEKENEN ER ZICH AF VANUIT AL DEZE PROGRAMMA'S?
-
74
Of er nu vertrokken wordt van een fonologische benadering of van automatische spraak of taal, is afhankelijk van de patiënt ze~. Bij de ene patiënt zal de ene methode, bij de andere patiënt zal de andere methode rendabel zijn. Beide soorten benadering kunnen ook aanvul1end op mekaar, gebruikt worden. Bijna alle auteurs geven aan dat een auditieve stimulatie alleen niet genoeg is. Ze kan zelfs inefficiënt zijn. Ook het visuele, het tactiele en het kinestetische element moet maximaal ingeschakeld worden. Verschillende auteurs spreken van: ..horen, zien, voelenn, Het blijkt eveneens dat herhaling een niet te verwaarlozen factor moet zijn. 'Het functioneel maken van articulatiebewegingen en het koppelen van de beweging of het uitlokken van de klank aan iets zinvols komt ook herhaaldelijk naar voren. Samengevat uij alle programma's vinden we een aantal factoren die de articulatie vergemakkelijken; zoals: imitatie, mondafzien, het zingen, het schriftbeeld, automatische spraak, het aanvullen van zinnen, prosodische oefeningen waarbij klemtoon en luidheid variëren, oefeningen met minimale paren, gebaren. Volgens Oabul en Bollier ook nonsensmateriaal. Terwijl, wat dij laatste betreft,
de meeste auteurs kiezen voor betekenisvol materifaal. Imitatie kan op verschillende wijze verlopen: 1. Simultane productie: therapeut en patiënt zeggen gelijktijdig het woord. 2. Uitgestelde productie: de patiënt moet tijd laten vooraleer de therapie na te bootsen. 3. Consecutieve, opeenvolgende productie: steeds herhalen van de aangeboden stimulus. De meeste auteurs vinden het belangrijk de articulatietherapiete beginnen met de meest zichtbare consonanten. Zoals voor alle stoornissen, is ook hier de gulden regel de behandeling af te stemmen op de individuele moeilijkheden van de patiënten. Daartoe maakt men het best een keuze uit alle materiaal en mogelijkheden dat elk programma biedt. Ter iliustratie hiervan volgt een gevalsbespreking.
VII. GEVALSSTUDIE De gevalsstudie handelt over een patiënt die nu 51 jaar oud is en die op 11 juni 1988 een C.V.A. deed t.h.v. de arteria cerebri media li-hemisfeer met als gevolg: een
Broea-afasie en een zware mondapraxie. Dit -
betekende: automatische spraak was tot niets herleid geen enkele opgelegde mondbeweging lukte bij de bewuste spreekpogingen zagen we een opensperren van de mond met een produktie van een keiig persgeluid het foneren ontbrak er waren lichte begripsmoeilijkheden die vlug verdwenen lezen nihil schrijven: nihii;zells eigen naam niet: enkel het kopiëren van naam in drukschrift lukte.
Therapie Naar apraxie toe zijn we vertrokken vanuit die handelingen, die iedere patiënt onbewust kan u~voeren. Een lijst werd opgesteld van acties, die spontaan functioneel
verricht werden en die als induktie konden dienen voor het trainen van de orale praxie. D~ was o.a.: openen van de mond bij het aanbrengen bijten in een boterham. likken aan ijs hoorn. geeuwen. u~blazen van lucifer.
van een lepel.
Er werd steeds gestart met iosjes masseren van de mondbodem, de halsspieren, de wangspieren en de lippen, dit om de ontspanning en de proprioceptievë gevoe. ligheid te verhogen.
75
Het bewust openen en sluiten van de mond werd als volgt bijgebracht. 1. eerst in face à face houding door imitatie en met ondersteuning van de beweging b.v. lepel naar mond brengen. 2. dan door imitatie zonder ondersteunende beweging. 3. met visueel beeld (spiegel) zelfstandig openen en sluiten. 4. zonder visueel beeld. Voor de aktivatia van lippen en tong werd tevens gestart vanu~ spontane, functionelehandelingen zoals kaars uitblazen -likken ... Ook hier werd langs imitatie met een ondersteunende beweging geleidelijk overge-
gaan naar imitatie zonder ondersteuning. Hardnekkig bleven de bewuste bewegingen van het uitstaken en intrekken van de tong u~. Het losjes met de spatel kneden van de middentong met dan af en toe lichte strijkbewegingen van de middentong naar de punt toe, vergemakkelijkten het uitsteken van de tong. Het opheffen van de tong ging beter wanneer een niet te grote kaakhoek werd aangenomen (cfr. spanning + samenballen van tong). Een opwaartse druk met de vingers opde mondbodem werd uitgeoefend -de duim rust dan licht opde kin en helpt het behoud van de kaakpositie. De op en neerwaartse bewegingen van de tong lukten tevens beter wanneer deze gepaard gingen met een la-la-la, zeer melodisch, traag, gelijk r~misch gezongen. LIpbewegingen verliepen gemakkelijker na massage, met manuele ondersteuning
en tevens verbonden met klank b.v. oe - ie Spontane, concrete uitingen lokten dikwijls goede lipposit1es uit van zodra stemgeving mogelijk was b.V. oh - hei - ha. Voor de aanpak van de lonatolre defekten werden heel primaire akties door genomen als het bewust hanteren van inademingsperiode en uitademingstijd. Deze momenten werden u~getekend met b.V. handbeweging, tekening en werden bijgebracht langs natuurlijke, spontane akties in vertraagd tempo b.V. zuchten geeuwen. De stemproductie kon op deze wijze reeds gebeuren. De klanken waren hu-ha. Een kleine drukbeweging of lichte schokbewegingetjes op het middenrif gaven een goed effekt op de stemgeving. Het vakaliseren zelt ging beter wanneer eerst de vokaalposlt1e werd ingenomen met visuele hulp (klankbeeld - schriftbeeld) en manuele ondersteuning en dan losjes op het borstbeen werd geklopt bij het uitzingen. Gezien de zware tekorten op gebied van de verbale praxle waarbij produkties niet
mogelijk waren, zijn we vertrokken vanuit de voor de patiënt optimale vokaal nl. aa. Van daaruit oefenden we de andere vokalen 00. ee - oe - ie met ondersteuning verbazing - lachen - tanden laten zien. Daaraan werd dan een konsonant gekoppeld. De m - w en I waren zeer bruikbaar. Zo oefenden we de patronen: K V
V - K
K -V -K De Irikatieven gaven moeilijkheden maar bij ontleding van het artikulatiepatroon na een bepaalde periode oefenen van vaardigheden braken ze door. v. b.:
76
en
1) u~zuchten - blazen - gericht blazen 2) innemen + bewaren van artikulatiestand 3) kombineren. Geleidelijk werd aan artikulatIeuitbreiding gedaan zoals meerdere lettergrepen nazeggen. lnoefening in automatische spraak werd ook uitgevoerd. Het naspreken kwam vanaf dan veel aan bod. Bij bloks zagen we dikwijls dat het eerst nazeggen van de klinkers in het woord het u~eindelijk volledig u~spreken van het woord vergemakkelijkte, b.v. koffie: 0 - ie - koffie Woord splitsing was ook doeltreffend. B.v. koffiekan: kan - koffie koffie - kan Het sense-motorlsch aanvoelen van de klanken is belangrijk. Herkenning en weer oproepen van klanksensaties gebeuren vlotter en bewerkstelligen de automatisatie. Daarom gaf spreekondersteuning grote voordelen aan de patiënt. Deze ondersteuning gebeurde op verschillende manieren: gestueel- visueel- tactiel - akoestisch. Bij een blok werd b.v. de artikulatie plaats aangeduid tijdens het spreken (b.v. k-> keel); de syllaben werden geaccentueerd en met afslag getikt, de karakteristieke kenmerken van een foneem werden tactiel u~getekend. b.v. fricatief: strijkbeweging over de handrug occlusief: korte tik op de handrug Het melodisch aspekt was zeer dankbaar voor de therapie. Woorden werden gemakkelijker u~gelokt door de melodie - daarom werden de klinkers extra verlengd. De woorden werden tevens ondersteund door het meekloppen van het ritme en de accentuatie. Fonetische plaatsing en bewustwording werden:l: toegepast zoals beschreven door Aurelia niveau 8, samengaand met specifieke afasietherapie. Momenteel kan de patiënt:l: een 150 tal woorden herkennen en benoemen. D~ wordt nog steeds verder uitgebreid. Zelfredzaamheid tijdens de communicatie wordt intens getraind en heft een positieve weerslag in zijn dagdagelijks leven.
Adres van de auteurs: Revalidatiecentrum, Overleiestraat
57, 8500 Kortrijk.
77
BIBLIOGRAFIE
-
AFASIETEAM
KENNEMERLAND
Dysartrieklapper -
Haarlem 1981 AGRANOWITZ
A. en MC. KEOWN N.R.
Aphasia Handbook lor adults and children Charles Thomas
Springfield lIinois 1970 -
AURELIA
Joseph C .. Ph 0 .. C.C.C.
Aphasia Therapy Manual Tha Interstate Printers and Publishers, Inc. 1980 -
BERLIN, Cl
~On Melodie Intonatian Therapy tor Aphasia~.
-
Sparks and A. L. Holland Journalof Speech and Hearing ~isorders, 41, 1978 (p. 298.300) DABUL, B.L. en BOLLIER B.
-
Journalof Speech and Hearing Disorders, 41, 1976 (p. 268-276) DARLEY, 'F.L.; ARONSON A.E. and BROWN
~Therapeutic approches to apraxia" Motor Speech Disorders -
Philadelphia, Saunders 1975 DHARMAPERWIRA Réni - PRINS Willemijn MAAS
Afasie: Beschrijving, Onderzoek, Behandeling De Wimpel, Amsterdam, 1987 .. -
'DONELL F .. JOHNS, PH. D. Clinical Management of Neurogenic Communicative ~isorders
Little Brown and Company Boston -
HILL B.
Verbal Dyspraxia in clinical practica Victoria, Pitmen Medical Australia 1978 -
LAMBERT
J.J.
Bucco.faciale en verbale dyspraxie -
Hogeschool Heerlen 1988 PLASSC HAERT L
Enkele basisprincipes en werkwijzen bij therapie 1982
78
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 (20)-2
DIE NASALIERUNGSMETHODE DIFFERENTlALDIAGNOSE UND THERAPIE USOGENER DYSPHONIEN STIMMBILDUNG FUR SPRECHEN UND SINGEN
Johannes PAHN, Elke PAHN SAMENVATTING De auteurs verantwoorden in dit artikel waarom ze de term "usogeen" verkiezen, boven .functioneel" bij de indeling van stemstoornissen. Daardoor wordt immers een duidelijker en juister differentiaal-diagnose mogelijk. Daaropontwikkelden ze een stemtherapeutische oefengang .de nasaleringsmethode" gebaseerd op medische, foniatrische en psychologische bevindingen. Deze beoogt een instrumenteel economisch gebruik van de stem. Eine relativ hohe Zahl von Stimmstörungen erweist sich bekanntlich als resistent gegen alle therapeutischen Bemühungen im psychischen und somatischen Bereieh. Das liegt sicher nicht am fehlenden lachlichen Interesse und zu geringem Au/wand. Vielmehr muB ein diagnostisch nicht erfaBter ätiologischer Sektor in Erwägung gezogen werden, der eine Beziehung zu hohen qualitativen und quantitativen An/orderungen und zur aufwendigen Ausbildung der Stimme für professionellen Gebrauch besitzt und mtl dem Terminus .funktionell" verdeckt wird. Dieser SektorumfaBt mehrere durchaus unterschiedliche Erscheinungs/ormen von Störungen, die sowohl isoliert als auch in Wechselbeziehung mtl denen des psychischen und somatischen Bereiches auftreten. Er stellt die Domäne der Übungsve.rfahren dar, die bisher zwischen Stimmbildung und Stimmtherapie kaum unterscheiden und überwiegend oh ne Bezug auf Symptome und damtl ohne präzise Zielsetzung allein als Ver.such angewendet werden. Dieser Sektor bedarf der terminologischen und differentialdiagnostischen Abgrenzung, um spezielle therapeutische Verfahren entwickeln und gezien einsetzen zu können. Die Ausbildung der Stimme läBt viele gem'einsamketlen mltder Ausbildung im Spiel einas Musikinstrumentes erkenne, insbesondere, wenn es sich urn die Singstimme handelt. Das be rechtigt zur Betrachtung der menschlichen Stimme als Musikinstrument, dessen professionelles Spielvon Natur nicht selbstverständlich gegeben ist. Veranlagung und Nachahmung reichen für einen anspruchsvollen Gebrauch nicht aus.
79
DasSpiel des Instrumentes bedarf dazu besonderer Fähigkeiten und Fertigkeiten, die über die physiologisch gesicherten Funktionsabläufe in somatischen und psychischen Bereich hinausgreifen. Sie sind den physiologischen Gegebenheiten immer nUr mehroderweniger angepaBt. Bei zu geringer Anpassung führen sie zu Störungen, die als gebrauchsstörungen, als .usogen" bezeichnet werden könen. Die Nasalierungsmethode führt den Terminus .usogen" ein, urn Gebrauchsstörungen von organogenen und psychogenen abzugrenzen. Sie verläBt den Terminus .funktionell" als Diagnose wegen ungenügender Trennschärfe und fehlenderthera-
peutischer Aussage. Sie differenzÎert die usogene Störung weiter nach therapeutischen Ansatzmöglichkeiten und stellt eine entsprechende Übungspalette bereit. Unterschiediche Therapieansätze bieten sich gegenwärtig lür mehrere Spielarten usogener Faktoren an: Ätlologle
Therapleansatz
ponogen technogen
-
mimetogen
c
adaptogen (extern) adaptogen (intern)
sensoaudiogen
senSQkinetogen
c
Quantnative und qualitative . Überlastung Mangelhafte Technik bei Stimmprofession Nachahming unökonomischer Bewegungen und Spannungen und ungünstiger Stimmqualitäten durch Kinder Fehlanpassung an eine ungewohnte Belastung Fehlanpassung durch Imbalance zwischen zentralem Programm und verändertem Erfolgsorgan in Struktur oder Innervation schwache perzeptiv-analytische Fähigheit schwache expressiv-motorische Fähigheit
-
Stimmschonung Beratung Aufbau einer instrumentalökonomischen Technik, Behandlung der Erzieher stimm-sprachliche Sensibilisierung
-
Konditionierung Korrekturvon T eilfunktionen Anpassung eines neuen Programms an das veränderte Erfolgsorgan
-
Hörtraining
-
Bewegungstraining autogenes Training
Für usogene Störungen mit organischen und psychischen Anteilen wird diagnostisch nach Wechselwirkungen gesucht, urn aus medizinischer Sicht eine geeignete Therapiekonzeption mitsinnvoller Zuordnung der Übungsverfahren zu somato- und psychotherapeutischen MaBnahmen aulzuslellen. Die Wechselwirkungen werden nach Anamnese, Zustand und Gewicht als Primärbefund, Sekundärreaktion und begleitende Komponente au/gel aBt und einen Reaktionsgelüge zugeordnet: prlmär psychogene Dysphonie organogene Dysphonie usogene Dysphonie
80
sekundär
oder Komponente
organogen, usogen psychogen, usogen psychogen,organogen
nur Komponente konstitogen konstitogen konstitogen
Dam~ ergeben sich Formen der Mono., Simultan. und Sequenztherapie m~ einem planbaren ze~lichen Ineinandergreifen verschiedener TherapiemaBnahmen aus allen drei 8ereichen. Für die Therapiekonzeption spielen weitere 8egriffe eine wichtige Rolle: Akutes und chronisches Stimmversagen Prädispos~ion Störungsauslösendes Moment Störungserha~endes Moment Kompensation, Dekompensation, Adaptation Insgesamt erlaubt diese terminologische Gliederung eine sehr zielgerichtete The. rapie und ei ne angemessene prognostische Einschätzung, die sehr zur Motivation des Patienten beitr!igl. Usogene Symptome sind in allen instrumentalen T eillunktionen des Sprechens und Singens nachweisbar und können die GloUisfunktion direkt und indirekt beeintlussen oder im Stimmlippen-Spannmechanismus selbstliegen. Die Teilfunktionen sind: Haltung Atmung Stütze Antrieb Stimmgebung Artikulation Resonanzformung. Die Stimmgebung stellt als Glouisfunktion den Zielpunkt der usogenen Störung dar.
Dlrekte
8eelntlussungsmögllchkelten
Haltung Atmung Stütze Antrieb Artikulation
Resonanzformung
8ewegungsfreiheit des Kehlkopfes Glottisöffnungsweite ' Entspannung der Schliesser und Spanner Spannung der Halte. und Atemhilfsmuskulatur in Verbindung mit Haltung, Atmung und Antrieb Feinabstimmung mit den Schliessern und Spannern Impedanz durch Modulation des Stimmklanges Schwingungsu nterbrechungen Länge der Schwingphasen Haufigkeit und Qualilät der Einschwingphasen Kehlkopfposition duch Formveränderungen des Ansatzrohres Impedanz durch Resonanz Kehlkopfposition durch Formveränderung
des Ansatzrohres
81
Indlrekte
Beeinflussungsmögllchkeilen
Haltung Artikulation Resonanzformung Atmung ) Slülze ) Antrieb )
Usogene
Symptome
körperlich instrumentale Einstellung als Rahmenbedingung für alle anderen Teillunktionen obere Kehlkopfaufhängung untere K.ehlkopfaufhängung
Im Stimmllppenspannmechanlsmus Verhännis zwischen Grob- und Feinspannung Registergebrauch
Die kehlkopfhebenden Kräfte besitzen bei Gewichtung aller usogenen Einflüsse auf die Glottisfunklion die stärkste behindernde Wirkung. Sie erklärt sich 1. durch die Rolle als Brückenglied zwischen allen Tei~unktionen und der Glottisfunktion au! dem indirekten Wege, wobei die obere und untere Aufhängemuskulatur in Wechselwirkung stehen; 2. durch den Effekt der Nasalierungsprobe und die Nasalierungsübungen, die solort bei allen usogenen Symptomen eine auffällige Oualitätsbesserung der Stimme zur Folge haben. Ein gleicher Effekt ist bisher über keinen anderen Angriffspunkt erreichbar. Die Nasalierungsmethode zielt daher vordergründig aul die kehlkopfhebenden Kräfte, bezieht jedoch alle anderen usogenen Einflüsse in die Diagnostik und Therapie
ein. Zur Nasalierungsprobe wird der Proband au!gefordert, bei leicht geöffnelem Mund und angedrückten Nasenflügeln Stimme zu geben. Gleichzeitig werden Mundboden und Larynxposition getastet. Das Ergebnis wird mit derSituation des Sprechens und Singens oh ne Nasalierung verglichen. Der Wirkungsmechanismus dieser Probe beruht auf der reflektorischen Ausschaltung der kehlkopfhebenden Kräfte. Eine augenblickliche Oualitätsbesserung der
Stimme zeigt ein wesentliches usogenes Symptom an. Die Geschicklichkeit der Ausführung in Verbindung mit dem Tastergebnis erlaubt einen RückschluB aul psychogene Dysregulationen und senso-kinetische Fähigkeilen. Beide iassen sich durch herkömmliche Prüfverlahren weiter abgrenzen. Die Nasalierungsübungen bauen aul dem gleichen Wirkungsmechanismus dieser Probe aul. Sie sind akustisch sehr auffällig und haben damit der Methode den Namen gegeben. Aber sie stellen innerhalb der Übungsverlahren nur einen von insgesamt 6 Schwerpunkten dar: 1. Den ersten Schwerpunkt bildet die gemeinsame Basis fürdie Übung der Sprechund Singstimme innerhalb der Stimmtherapie und Stimmbildung. Diese Basis wird begründet:
82
-
mit dem Gebrauch nur eines Instrumentes zum Sprechen und Singen mil elt f1ieBenden Übergängen, mit flieBenden Grenzen zwischen Therapie und Stimmbildung, mitflieBenden Grenzen zwischen Leistungsbeschränkung, Störung und Erkrankung, mil der häufigen prefessienellen Anforderung an die Sprech- und Singstimme in
siner Person, -
mitdem Übergreifen einer Slörung der Sprechfunktien umgekehrt,
aufdie Singefunktien
-
mit dam instrumental.ökonomischen Denken"auf medizinischer Grundlage.
Oiese Basis bestimmt entscheidend die Gestaltung, Auswahl und Zielsetzung Übungen.
und
aller
2. Den zwe~en Schwerpunkt bildet das Nasalierungsprinzip. Die Wirkung des Nasalierens ven Vekalklängen beruht auf der Inaktivierung des Gaumensegels bei Stimmgebung ehne und später auch mit Artikulatiensbewegung. Das Gaumensegel funktieniert in enger Keppelung an die gesamte ebere Kehikepfaufhängemuskulatur, die sich beim Nasalieren gieichermaBen entspannI. Oam~ wird die Aktivität aller kehlkepfhebenden Kräfte herabgesetzl. Oiese hebenden Kräfte stellen den Hauptlakter einer unökenemischen Stimmfunktien dar. Mit dem Nasalieren wird verübergehend ein Reflex benutzt, der den Kehlkepf in eine günstige Pesitien zur phenaterischen Stimmlippenspannung bringl. Nach Autematisierung dieses Pesitienswechsels wird der Reflex nicht mehrgebraucht und die Nasalierung weggelassen. Das er/elgt prebiemies sehr schnell und in jedem Falie ehne Getährdung der Oralität-Nasalität-Balance in Artikulatiensablaut. 3. Den dritten Schwerpunkt bilden stimmtechnische und übungstherapeutische Schwierigke~sstufen. Sie umfassen 5 Schritte Wr die Sprechstimme und 10 für die Singstimme: Sprechstimme 1. Stimmspielen eh ne Artikulatien 2. Stimmspielen mit Verstufen der Artikulatien 3. Artikulatien 4. Zurücknehmen der Nasalierung 5. Resenanzformung und Ausdrucksgestaltung Singstimme 1. Stimmspielen ehne Artikulatien im Veil - und Randregister 2. Stimmspielen m~ Verstufen der Artikulatien im Vell- und Randregister 3. Artikulatien im Vell- und Randregister 4. Zurücknehmen der Nasalierung 5. Resenanzfermung 6. Mittelregister 7. Schwelltöne 8. Vibrate
83
9. 10.
Artistische Anforderungen Tiefstellung des Kehlkopfes unter die Atmungsposition.
Diese Schrittewerden durch mehrere methodische Prinzipien untersetzt, so daB ein lückenloser, dem Sympton und dem Individuum angepaBter Aufbau vom artikula1ionsfreien Stimmspielen bis zu Ginen stimmsprachlich anspruchsvollen Niveau gewärleistet ist. Innerhalb der Schwierigkeitsstufen entsteht damit eine groGe Variationsbre~e der Übungen. 4.
Den vierten Schwerpunkt
bildet das Programmieren
dynamischer
Stereotype
Er betont, daB sich stimmtherapeutische Übungen und Stimmbildung im Rahmen der Regulationsmechanismen unseres Körpers mehr auf den Abbau, Umbau und Neuaufbau eines zentralnervösen Programmes als au! das periphere Ertolgsorgan
richten müssen. Oam~ gewinnen Gesichtspunkte der medizinischen und pädagogischen Psychologie starken EinfluB. Der Anderung einer Teilfunktion oder eines Teilprogrammes wird die Änderung der Gesamtfunktion oder des Gesamtprogrammes gegenübergestellt. Die Bedingungen für diesen oder jenen Weg werden in jedem Einzelfall geprüft. Herkömmliche Übungsmethoden lassen sich unter diesem Aspekt neu bewerten und einer umfassenden Methodik zuordnen. Die gezielte Nutzung bedingter Reflexe und dynamischer Stereotypien zwingt zu entscheidenden theoretisch en und methodischen Konsequenzen. 5.
Den fünften Schwerpunkt
bildet das Hörtraining.
Es baut au! der Erkenntnis auf, daG die begrenzende Schwelle für Slimmübungserfoige in erster Linie das analytische Hörvermögen für Stimm- und Sprachqualität darstellt. Vor dem Hörtraining steht deshalb ein Test formaier Sprachelemente mit einer Aussage in Zahlenwerten, für das perzeptive und produktive Hörvermögen getrennt. Die Aussage erlaubt eine selektive therapeutische Nutzung unterschiedliicher Hörtrainingsinhalte. Gleichzeitig trägl sie zur Prognose einer Übungsbehandlung oder stimmlichen Ausbildung bei. Das Ziel des Hörtrainings liegt in der auditiven Sensibilisierung in den Bereichen perzipierendes Sprachhören produzierendes Sprachhören Merkfähigkeit für formale sprachliche Bewegungsabläufe Erkennen stimm-sprachlicher Qualitätsmerkmale Vorstellungsvermägen forma Ier und qualitativer stimm-sprachlicher Merkmale. Hörtrainingfindet in jeder Übungsbehandlung unterGebrauch des Tonbandgerätes und unter Nutzung visueller Vorstellungen für Stimmbewegungen und Stimmqualitäten stalt. Viele Stimmübungen werden dazu graphisch in Symbolen dargestellt. Zum selektiven Hörtraining stehen Tonbänder zur Vertügung mit den Inhalten: allgemein-musikalische Elemente melodische Sprachbewegung rhythmische Sprachbewegung dynamische Sprachbewegung.
84
6.
Den sechsten Schwerpunkt bildet die alters. und berufsabhängige
Bezogenheit.
Die Zusammenhänge zwischen lebansalter, physiologischer Stimmentwicklung und Häuflgkeitsgipfel von Stimmstörungen zwingen Übungsmethodisch zur ditle. renzierten Anpassung. So müssen sich Übungen im Kleinkindes.aker au! die Belä. higung der Eltern oder Erzieher als Vorbilder der kindlichen Nachahmung konzen. trieren, wobei eine breite Palette von Kinderreimen, Kinderliedern und Singspielen zur aud~iven Sensibilisierung den Kern darstellen. Bei Schulkindern einschlieBlich Mutation beste hen andere Bedingungen sowohl der Motivation zu Übungen als auch der Atiologie von Dysphonien, z.8. durch Fehladaptation bei wachstumsschü. ben des Kehlkopfes. Die Mutation wird als interessantester und bedeutungsvollster Abschnitt für die Prophylaxe von späteren Stimmstörungen und lür die Stimmbll. dung aufgefaBt, dessen volle Nutzung höchste methodische und praktische Anfor. derungen stellt. Ganz andere Bedingungen entstehen im Erwachsenenalter hinsichtlich der Atioto. gie von Dysphonie, der physiologischen Bedingungen zur Umprogrammierung, der Anpassung an Belastungen, der Motivation zur Therapie und Stimmbildung, der sozialen Voraussetzungen und der Erwartungen. Die methodische Spieibreite erfährt eine Erweiterung durch die Berufsbiider der Patienten m~ Z.T. sehr unterschiedlicher stimmlicher Anforderung. Die Stimmqua. litäten eines Schauspielers müssen variabier sein als die eines lehrers. Die des lehrers unterscheiden sich wiederum von denen einer Kindergärtnerin im Aus. druck, Wechsel zwischen Sprechen und Singen und der Dauerbelastung. Unte!. schiedliche Arbeitsräume schaffen sehr voneinander abweichende Bedingungen des stimmlichen Einsatzes durch lärm, Hall und gröBe, aul die sich Patienten ein. stellen müssen. In der Regel weichen diese Bedingungen stark von denen des Übungsraumes ab und müssen therapeutisch berücksichtigt werden, um Fehlan.
passungen zu vermeiden. Die vielfältigen und variationsreichen TherapiemaBnahmen der Nasalierungsme. thode bauen aul den übungstherapeutischen Erkenntnissen vieler Autoren aul und beziehen wesentliche Übungen und Ideen, sofern sie ebenfalls stimmökonomische Ziele verfolgen, ein. Neue Erkenntnisse lassen sich nur aus dem gegenwärtigen Wissensstand heraus gewinnen, der schlieBlich das Ergebnis we~ zurückreichen. der Erfahrungen darstellt. Insofern versteht sich die Nasalierungsmethode nicht als ein beziehungslos Neues und einzig richtiges Stimmübungsverfahren, sondern als Beitrag zur Methodik der Stimmtherapie und Stimmbiidung als ein Gebäude, an dem schon viele sinnvoll gebaut haben und noch viele bauen werden. Zukünftig scheint das aber nur durch eine engere Verbindung und ein besseres gegenseitiges Verständnis aller Fachgebiete, die an Stimme und Sprache medizi. nlsch, pädagogisch, psychologisch und phonetisch arbeiten, effekt iv zu sein. Diese Zusammenführung ist ein wesentliches Anliegen der Nasalierungsmethode. Sie
ba ut darauf einetherapeutisch orientierte Terminologie auf, die eine breite Differentialdiagnose und eine den verschiedenen Krankheitsbildern angemessene Behan. dlung ermöglicht. Gleichzeitig bietet sie der Stimmtherapie und Stimmbildung elne instrumental-ökonomische Übungskonzaption an, die für Sprechen und Singen gleichermaBen Bedeutung besitzt.
85
Die von vier Fachgebieten getragene Fundierung und die hohe instrumental-praktische Antorderung setzen eine spezielle Ausbildung voraus, die mit einem Zertifikat abgeschlossen und bestätigt wird. Die Ausbildung beruht auf einem Kurssystem mit 3 Wochenkursen für die Sprechstimme und 2 Wochenkursen für die Singstimme. Kursinhalte: A-Kurs methodische und theoretische Grundlagen der Stimmübung artikulationsfreie Stimmübungen B-Kurs methodische Schwerpunkte Hörtraining für Sprechstimme autogenes Training Stimmübungen mit Artikulation C-Kurs Diagnostik und Terminologie usogener Störungen Therapiekonzeption für Stimmerkrankungen unterschiedlicher Ätiologie Pathogenese Patientenvorstellung Übung mit Patienten Stimmübungen im Sprechablauf D-Kurs spezielle methodische und theoretische Grundlagen der Singstimmübung Hörtraining für Singstimme artikulationsfreie Stimmübungen E-Kurs methodische Schwerpunkte Hörtraining für Singstimme Stimmühungen mit Artikulation
und
Mit dem C-Kurs gm die Ausbildung für die Sprechstimme als abgeschlossen. Die Kurse werden von ao-Doz. Or; sc. med. Or. Paed. Johannes P a h n und Frau Dr. paed. Elke P a h n unter Mitwirkung von Koreferenten in In- und Ausland durchgeführt. Antragen können an die Phoniatrische Abt. der Hals-Nasen-Ohrenklinik, WilhelmPieck-Universität Rostock, 2500 Rostock, Eins!einstr. 29 a, gerichtet werden. Die Organisation der Kurse liegt in den Händen der Hochschule Nijmegen. Anfragen und Anmeldungen nimmt Herr Wie rin k, Büro für Kontraktaktivitäten, entgegen, Postbus 9029, 6500 JE Nijmegen. Ein urheberrechtlicher Schutz ist beim Nederlandsch Octrooibureau, 2502 LS Den Haag, angemeldet.
86
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 (20)-2
LOGOPEDIE WERELDWIJD
J. VERSTRAETE De Leuvense Logopedische Kring, d.i. de vereniging van de licentiaatstudenten aan de K.U.L., startte in 1988 een studie over bu~enlandse logopedieopleidingen. Het opzet van d~ in~iatief was een overzichtelijk en zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de buitenlandse logopedieopleidingen om aldus daarbinnen de plaats van onze Vlaamse opleidingen beter te kunnen inschatten. Deze studie resulteerde in een publicatie: "Logopedles world-wlde" (voor informatie, zie einde van dtt artikel)' waarvan dit artikel een synthese is. Per land werden een aantal opleidingen aangeschreven die volgende vragen beantwoordden: - de situatie in het land? - de adressen van de opleidingen?
-
toelatingsvoorwaarden?
-
lesprogramma? duur van de opleiding? is er mogelijkheid tot specialisatie? zijn er mogelijkheden voor bu~enlandse logopediestudenten? adressen van de logopedische tijdschriften? Zodoende verkregen we een vrij volledig beeld van de volgende 26 landen: Argentinië, Australië, België, Canada, Denemarken, Finland, Frankrijk, Groot-Biittannië, Hong Kong, .Indië, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Panama, Portugal, Tsjechoslowakije, V.S.A., West-Du~sland, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Zweden, Zwitserland. Het spreekt voor zich dat er tevens een aantaltekortkomingen zijn. Zo kregen we niet steeds even gedetailleerde informatie doorgestuurd en is de studie niet vrij van veranderingen die zich in de loop van de voorbij twee jaren eventueel voorgedaan hebben.
Bemerkingen: - Om praktische redenen hebben we de bespreking per land gebaseerd op gegevens van één of twee opleidingen u~ dat land. De keuze van deze opleidingen was willekeurig en had derhalve niets te maken met een eventuele voorkeur voor deze opleiding(en). Om in d~ artikel enig zicht te krijgen op het lesprogramma, hebben we de studievakkEin in vijf groepen onderverdeeld (medische -, psycho-pedagogische -, logopedische -, linguïstische - en andere vakken). Het aandeel van elke groep t.o.v. het totale lessenpakket werd procentueel uitgedrukt. Bij landen waar deze procentuele omzetting niet mogelijk bleek, hebben we de voorziene piaats blanco gelaten. In de publicatie .Logopedics world-wid.e", vindt men in de meeste gevallen wel een omschrijving van de programmainhoud.
87
" " ë;; Ol
Cl>
:;;
Q.
o
...J
.... Z
c: Ol
.E
o
lil
.l2
:;;
~ Cl>
" :;;
ë;; Q.
o Ol
"0
"> tG
EX:
::l ::l
o
" Ol
Cl
z ei:
lIJ ::l
....
(ij
~ 0 Z
88
" Ol
ë Ol
:!!
Cl>
~ ëii ~ iii
m
.5
~
::J
Cl>
ë;;
tG "0 tG
"..
0
'"~ lil
E Ol
" Ol
0
r:: Cl>
Cl
;;
r::
'ij
à;
E
'Gi
c:
Cl>
'ii o
._
~
.- "5 :9
Cl>
...
Ë-gc: CD Q)
ê~g»
z cl cl
Cl>
CD
Ol
Cl>
ç;
>
0
~êiia.
N
E Ol
:?
Cl
o
.s ... 'lIl
1 o
...8' 'iJ
~ .~
,3 .ë
a.
u
lil
o
..,
~
Cl>
Oi E o
n; u
a.
-= t: r::
q
'iJ Q;
Gi
'ii o
i:: > c:
'">c:
CD
:" r::
"(ij
"(ij
il
il
a:
Q;
oe
Q
Cl
Cl>
Cl
'ij
oe c:
'"
CD
Cl>
oe
oe
~
::> ::>
;;
oe
£
B
Ol
c:
c:
r::
=tJ "jE
Cl>
~
.(1)
ï::
CD
a..,g
a. o
::>
Cl> 0 .Q)~ -1::
.2'
ëii
M;;;'
ei>
Cl
z
a: \IJ
o a.
CD
.!i
.!!O
I-
:! r:: r:: lil
Q
Z
:5
..
."
r:: ë: ü:
E
Cl
r:: o
aï
...o
:.:
o
o
Ci
.:. r::
J:
.5
'ij
89
c:
'"
Cl
..,
.5
c;
Gi
.S Q;
'"
Cl
Q. 0
....
~-::ol
<[
-
I-
Z
<[ <[
M
0
UI
E
'" 0 Zo..: 0 a. ~ 0
<XlV
'"
"ii:ë'
M
0
'"
~ ~ ~
-__
Ol
.r;
° 0>
.'!1
,<0
o
£1 .....:.,..:1:: ..+ .1:: >UI, a.
..,
0> Ol
"'+m> .-6 ~ .- - ~
'ol
a.
'N
Ol c; ol _ :>0.r; :>
o ..,
M
~
°'"
Ul, c; Ol
0>"'" a. .S
,
g>
>,-
(ij
~.~~
..,1"
:;;
g-CltCa c: c.!'!
" Ol 'O..:
Q.
"
ol
~€
-
c; ol
_0> 'O c;
Cl
~
c:
m
'iij
o
.'"c: ä.
I-
(ij
c;
lil
'">
'g
'"
0> ..Q c;
Ol
0> 0> c; Ol Ol Cl
Q
:s Z
90
I
i:i. o .2 Gi >
Ol Ol
0>
Cl
..
.1:1
E
..,c:
.!!!
..,Gi .,... ....'" Z'" c: Ol Ol
::I
UI
»$!!
a. o
:;
c;
> " Ol c; 0> '" wo..Q Cl i': UI ome:
'iij
Q
::>
ol
'i5
::> ::>
w
'" 0 '" > " C;Ula.
è> c;
>
'"
Ol 0
°
Ol
z ä:
'" "
c .B>.~
a:
Cl
Ol > '';::
~Q)JQ
Ol
c:
Ci;.g
0....-
..,c: Ol
Gi
'" '"~
Ol
o
::I
Z
I
" c; 'O'" c; '" o Cl
0> c;
'i5 'iij
.!!2
ä. o 'i5 a. o
Cl
"
o .~
'O
o
~ .-
.Z
g,~
"" Cl
oa
.... Ul
Ol
iii
Ol
:>
~
UI
ala.:>E
c;
c: .
UI
'" ,'"
"
]'
E
UI
Ol :> _'O
c:
'";i:
N
I
" N "Ero
...-
Cl
~ o
c;
I:
Cl)
'"
'ö
~
I:
'6 ~
0 > e:
'li.
...
0
0
a;
~
z ct ct
'" ,,~ '" --E .>:
M
'"'" "
"~
"
0
M
"'
0
:0
".0_
'"
,S
ui
S
a..
~
e:
Z
..
0
.. '"
I:
g!
IC
:> :>
..
c
I:
Cl
z ä: W
........
~......:. ,--
,.9:1(0
'"
.<::=
.0
-
ë
Cl
::> ::>
.!;.'" CD..9:!
~
Q) 0_ "cQ)c
..."O
ê ~.ê
-.(/)CDOctJ
Ul
:>
~~'5~C:
(ij
::E
I-
0
I
(ij .<::
I
~
>
.. ..
(ij
>
ë
Cl
e:
'ö
..
a. 0
° Gic::i
.)t..cQ)-
--0_
e:
•
I
Cl
.~ , M
Cl)
êii
.<::
'm '"
c
z
::0
:s
>=
c:
+
è> e: 'ö '
.. .... Q)
~ Cl
a. 0
E il' Cl 'ö 0.~o .~ 0 co
.1::
.. 0' _
~U):g
't: :> I
..
~
N
.>:
ct
:2::>
]'
.. e:
~ai~
:E
0;
Cl'"
8'~
.. .. -
>ti cri
'ö
0- ....:. 0.":"
Cl)
I
C
~Q)cQ) roE~Q) «J t1J..c: c Q.c()Ct1 Ul
~
..
8.>:
~
Cl
",è>
a; > W .5 cc:~:2 o
fl
äi .;;
I:
:; c
..c :=- -
,
:!.
0 ~.-J_
'" Ui
~e:
i»:;T""u..
e: Cl)
.0
ei,
";::
ru c .~ 0
.... '".8 'g .. '
:20Q)0Z,
..êa;
""
e:
B
e:
Cl)
0
0-
i::' g!
e: co
Qi
e:_ .. Cl) >e: I:
Cl)
::>
0
j
-~ ; g .~
e:
Cl)
'"
Cl)
Ne: Cl) oS e: e:~
'"
0-
.<::
Cl)
,'e:
,"~
'6 a;
'"Ot'"
(ij
..
00
Cl)
'N
'"
'li.
c:o.. 0
1ii Cl) 'ö Cl)
'
Cl)
e: >
'"
'ö
e: Cl)
....a.
I:
':; .>:
:l<
'"
e:
.<::
~ .<::
Cl
Cl
....
~ 0 :.:
,; :;
N
..
UlQ)°O
.!:t"OttI
e
C.S :S:2 ,..9:10..
..
.g. 0
.
Ui"&.~"]i
Q.ü)o
(ij.~
Q)«JQ)MQ) .... 0) Q)
.•
C:ë5..>'''~
't:
o Ul o.=c_c
>
--
ti)
-O:.ei Q).coa>c Q)°3a.Q)
~" Q)c:o>c0"
~
:~~ ~.9 ~ N
wf?
:0
."...ei
"", Ql,..... (ij
.~ ~M (ij CD.
.. -..
'~.Q)g ~-
"~ ê .~ e:' .. ::> ::> ~ou.. zti:ê Cl)
..,
.... I:
I: Cl)
'" Cl)
~
;:
!!
i N
91
w•
":;;o w i=
.; e:
.;
.;
'" '"e:
'">
'" '"e: '"'" <:>
'" '" '"e:'" '"'" <:>
'">
!!!w
...JO
0>
11. ....
'" <:>
0> 0>
0>
-J:
fd::.:
'"
fI):J
e: >
e:
0>
o '",
'g
a.
°0> .Q
" Q;
'" g " .5
'"=> " 1;; '"e: -'" . '" .!:!:! ..::.::
z w
o
a:
:;: a: o o
> fI)
"i=
z
:sw
o I-
'"E >< '" '"e: '" .!: U>
0> 0>
.c o .!a Qj
o '" £
.Ql 0;
".... ..,
C
:s Z
92
:s' ë '"~
"'.c 0>-'" "''''
m~-o
~~ro e: _ '"
'!óSJj
Q)
u>E.c I I
=>
U>
al-o
oo
o>.c -'"
'"° '"
1;;
0':0-
I-
c-o:O '" => e:
~ê.!)
-
'" '"'"èï.
'" ~
'" 0> e: c c:."-
..,
Cl äi al
"'a.
o .c
>< -
,e:e:
E '" .~
0>
"'0"
c:-'"
'"a.
c E.~ Eo..
°
'" '"
o .N
'" m{i
'" e: ~~:Q
o .N c:
.E
1J,~ ,
U>
.E
N
o,Qj '" '"
'"° t:>~ oe: . .c. >"5 ° '"'"
UI
e: '" '" ~
"e:
(1)-'-
~ iii ~
e:
~~
"0 e: •
0.--
a.
U>
Qi.,ê
"'E >",
_
0;
'" a. "a.
0>
c:'
c:'
~
>
U>
'"
'" '"
..
." C
()
,.c'" t;; E
'" C '" c
1,j
U>
U>
.:
",0
°
e: ",.c
.; e: >
0>'"
.5 en .ce:
0'"
> '" "'_ '"'" °",1:'°~ '" .co e: 1-0 '" <:> '" U>
-.;::
Q)
I
I
0>
." C
'" ü: ë
,. ,. ";:
..
C
~
lI.
..
1ii
.."
uJ
"0
-'"
Cl
C,
o ::; 111
8.
1= «z !a 111
lil:.: 0.:2
'"
1ijQ.
.s:
<: -0> ol
==E o ol ~rn
.s:~ '" ol
'" 2 (!)a.
UI..J
JO.zf.
.;;."
'"
«111 -:I:
.
",0
a;
ëJ .; E
..JO
"'"
.s:
._
ol
""",
:.:::'11)
"'''' o "'" ::;>
ol
.;
.;
'" '"'" '"'"c '"'"
'" '"'" '"'" '"'"
c >
(!)
1ii
"
c >
~é
-8.~ ~
<:a;
<:
(!)
I
ei >
'" '"
ol
a;
'" 1á
JO ." C
N
'"<ü
ó CD
>
2:
'" '".!i
ë
0;
o CD
Ó
::;
'"'"
c :ë
o
Z
111
c
IC
« «
a;
IC
c ol >
'"'"
o
'" c
~
W
o
o
UI
ë='"c
z
6
>
'" '"
Cl
5
~ .~
111
£'"
o I-
C
Ó > ct
C
<:
'" '"
-
~
o o
ê3
:I: ol
>
." ol
ol
C,
E
'"
.s:
.2l c ol
>
""a;
""c ol
.s: ::(
<:
> '" '"'" '"'"
.;
c
~ Q)
~
.5
>
.s. ï;;
'"'"ê5 o c '"
'"E >< '"'" ol
mol
'" '"
.s:
JO
ol
."
,s.
a;
<:
>
'N
<:
- CD
<:
."
(!)
'" (!)
'" :I:" 0
..a." ;:"'"
..
ol
.s:
"0
,'" 'ë
C
'ë
Cl
'"'"
."
."
1ij
.;
'" 8 ol
o
a.
."
..
z
~
>
;:
o
>
ol ol. <: ol
...ï:
=~"
:I:
ë
ûl
'" '"'"
.s .s
c
'" .s'"
"''''
'" 0 (!)E
c
.!!l
.~
I
dl
g>
3i
'"
"'''''" "'.c
ol
'"
"0
..., Z
1ij
E
<:
'"
<:
o
'"~ a. <: ol ol <:
'" '"'" >
'"'"5 -l': '" o o >
-ö
~ Q)é
'"
~ 05:; W'"
~ :g "'0;
~
~"" :e~
E ol c
'" c C'C
ê5
.g
áL~ a.",
'" ol '" 2: (!)",
"'" '"io!
Ol
o
Z
93
w•
o
"
ï=
"c"
Cl
-0-0 "0; ,ii
'"c,'"
::E w
'"c
.
o
"Q)Q)
Ol Ol
c c
'"'" '"'"
'" "" 0ft
00
'" u
CD
0
E E
c.-
'" >'"
lil::::;
ii .9! Olo lJl
SS
E=
"'.<: <;ja. .<: c
~h: c..""'
.<: .<:
~
>0.
-:I:
'0; " .<:
ui
.~
"c" 0
la
'" "'Ë"
.0
W ui c
'"'"
CD
.<:
.><
ai
~
'"C, Cl '" Cl'" z w
c
cc
e'"a.
"
0
'"'" 0;
>
< <
:=
'"c
cc
Ol
.~
0 0
> lil Cl Z
ï=
:3 w ~
c
0;
a. '"c
0
Ol
. .E'"
Ol
'"E '">< '"c" '" .E
0;
B
'"
.<:
.~
Ol
CD
Ol
'" I-
a
.<:
en' ::;!
c
c
'N
'N
E
0 .<:
0 .<:
'"c .s.'"
z
:3 94
8'"
~ 0 c..
U
Ql
~
c"
a.
0
>
0
>
".><
Ol ....
.-
Ol'_ N
0
'" 0
I
"c..
0
iii Ol .;!
c "
E'~ '" '">< è,. >< :;; :;; '" "."" "" '"ca: . c'" c ",0 .. ". g'0l g>~ '" ti ei .'" en c ~ c.!!! .c "c: ::;! '"'" '"" a a Cl:.: Cl0
..
Cl
oi"
>
~ iii 0 .c
w
c
.!.
~ c S
c
~
1
I
'"
.>< ;:
" lil
;;
:>
<:!!•
~
N
ui
"
I
..J
a:
0
'" !!!
Ol
>
:;;: .>< :-
ti
ai
en
'" N :;
c
Ol
ti
.S c
~
ai
.
" " c '" " <;j
• .<:
"'.0
E '" ~" c
"'" '" Ol>
C.><
"'.0'1=
" .-c .>< c c
'" '" "'.<:
0< I
I
e'"
--"C:
~..e a..é c '" E" '"8 ><'" "'"
.<: Ol
"c Ol'"
Ol
e-c: 0'""
.!l?c c
:.:0
-m:è
c
...c..
Ql
!!
...,."
N
;: Ql
"i N
"#."#."#."#."#.m Ogf'--NNC)
.. ~.-
:E&.9.:.i<+
~
'0 "#."#."#."#."#. CDCX)"'I:t(l'),-~ .-(0
'-ro
:Eg:.9.:.i<: "#."#."#.tfl"#.m 0'lf'--(1)f'--..::t C) ...-Ç\!..NSen ... ••
::Ea:.s.:.i<+ :0 "#.?!-"#."#."#.m U>CDO..;tC') .-(0
0
"'-<0
:Ëa..3..:..i<+
10
lil
Cl
c
c
z
::s
..
:;;: ~ E a.
0
...
..
..
:!!! 0;
...Cl
c(
c(
lil
:Ë E Cl ~
~
"
a;
95
'"c: Cl)
>
ti:
Cl)
0>
0:-
Cl)
l.l
Cl) Cl)
0>
:J:
c:
UI C
Cl
.,
1=
c: Cl) -'"
0 0>
~ > b 0>
.Q äi -'" c:
.Q äi -'" c:
Cl)
CD Ol
:E 'ei ::;;
Cl)
--
.li :;j ..,
:ö
~-
Cl)
0
«'"
:ö
~-
--
o~
Cl)
N_
l!!
ll)
Ol
:>.: :>.:
>
C
z
:3 96
_.
.. ...J
ffl. .9 ffl. *- t!U*~g~#~~~*a;)(\J~'fft N ... ", r---.
~
z w
0
CI)~"
0
0
••
Q)(O
m:28:.s.:.i
"'
:0
~"
CD ••••
I
..,....
c: Cl) -'" ~
l.l
C
.. c
'r""
~&.9.:J<
.. E Cl)
c Cl)
..,c
..
ë
ii:
D
'";;;
o
-0
o'" '"
c: > Ol Ol
IIJ..
ii:
:I:
o rJ) ..,c
Cl Ol Cl
c: Ol Ol
Cl
i=
o
z w
'#. (ft
c.5~cn:e~~
(/)f'-..
""ct
..•.
M(O
ai~&.3..:J«
>
I
..
'Ol
;: <:
c
z ct
....
E aï •
'0 o
is
Cl
<:
o
".:.
,.,
:I:
.5
<:
o
:;;
97
., g>
..
:>
Cl
.. -"
'"
.,- c: 8.-!!1 00-
...... .... c:
t:
a:
>
Cl
Cl
....
.. ..., >
..,
(9
(9
F=
I
I
...
•
~CX)
..... û5
c: ~ ..
:2.5i;o -.,
:t: >-
'"
o Q '~M ZOOOMZ
0
I
0
lil
~
-0
Cl
-Qi c:
-2> c:
(9
(9
I
I
.. .,., .. ..., c:
lil
~êi5~o ~ ~O ~
I
I
lil
~ «;'Cii~
Q)
-'0'"
0
-C0"'O ~Q)C\Ic: ~
êg.5~BN ....«;~ ~.~ ~ 6..c:::.2..c ..,r(9UZ
0.00 Cl",0
.c .c
::~ 0>
•
OüinJ"'~cO _._ ..... (/)£Q)
a.1ii
o
0 Cl 0
.l::c:«(j(J)..c:-g ':::'Q)~19
:s.. ..cc(
Cl
Q
menO-
..-(9 1;)Z
Cl
c:
Cl)O-om V) ...
Cro~ "",0
c:
c:
0
Lfcom "'-0
lil
:t: Cf)
ë:: «
--
a.
o.Q
1ii
lil
'ö
c: -' ë 1:
-'"c:
.,en
~ ~oi)'
0
0
~ ~, ~o
.!ll lil
,
+
iI!,#.èj(.ocft
0
°v 00' Ln ...... tilj'O' 0 ........ O"....~O'
z W
0C\l
'"Cl:'" >
00:::
~8:.9.:,j< I
o
,....
....
"0
C
Q
Z
S
98
:!
~
.. ..,.. c
Cl.
Qj
"0 Cl>
z
.. ë..:
::<0..
I
I
r:: .!!!
-
l()_
0
~8:.s.:..i<
::i&.9.:..iêi
"0
Ot!-
.... ,.... ......
O~o:::
Gi
N
.. Z i:>
..., c en
~ 0 0
z
I
""~ r::
iii en
Ui
1::
.. 0
0
:>
0 0.
" '" 'i5 .c u
"o
Ol
c:
.~
Ol
.E
ro
" J:"
J:
0-
"0
]'
.c
c:
"0
c:
'"u .c'"u "" "" 0-
C/)
0-
(f)
ti: ä:
:I:
o
., C
1=
z w
:.: :.:
çfl.
0
co'O'~ ......
0
•• ..- Ol
0 .... -I-Ic(
c(
>
..
r:: " Ui ..,
:>
c
z
~
C
•
UI Ol
3:
99
E0
....
0 l;
.'"
.!!!
ëii
t
ii:
J: 0
lil
.,
0
(;
-«I
E
f!.
'"
2l a.~ .<= .<= •• ::JEQ) OC'Jt'lS..c:: CU.2 ..:...::.:::0
o..:i: 0 M;
cn.g"':::ë
(I)
.~Q)e~~N Ca:a.. I
ë'°0>< .:: c:-:ll (I) o.E
5
E..c.rl"
E -.:J5:2'" 8,jlE~ I
I
0
-.
0 '0 ::;: :0:_ () 1: ....:........J oe:(
M
-a.~c:d«l5 .- ';:: 0 . e
~
ë::
.E
Em ........äirl
::>
c:o« ",N
~
."10
NO CX)N r--. c
$. c:
c:(~"'OCc(
Z(f)Q)co::1!:
"'0 Oo_ ..;:0 m .....
"'OQ"I:t
a. '" ....... UJ
&)(~;.c
_
OO.>U>'. ...JCDU)U)OZcn
I
I
1=
C. C\I
8.(\j
ui c:
~
1ii S .<=.<=~
0
..
'"c:
al c:
'" (f)o....i " a.g:N.s!..J-:i o ~~g«;a;:J '" o
.~~.g:g ~
.. 0-
"C
C/)::J
....... 0
::> Ol ...J
'(I)
...J:X:COQ..<((
:0
~ (/!. (/!. ::.
0
Ll) <Xl ~ M(\j(O°
...- ...........
~
"'" Cl
ctS
CDti;
:Ë8:.3.:J<+ :0
'*
(/!. 0 #r--..O~~ O
Z LIJ
Cl
:0: cl:
>
I
..
.>c
0 Z
:s 100
-U'lM .• "MO
~&.s.:J<
:0:
:E cl:, :;
"
N
.. 0')
..............
::Ë8:S.:J<
..
c:
";:c:
~
"i N
'" " '"
...
~ o ~ 0 0 # ....... ~ :gO-::~~
Nola:
.LOGOPEDICS
WORLD-WIDE"
Deze publicatie (154 p.l kan besteld worden door 900 Bfr. (1200 Bfr. voor het builenland) te storten op rekeningnummer: 736-4032927-22 (inclusief verzendingskosten). Na ontvangst van dit bedrag wordt de publicatie u zo snel mogelijk toegestuurd. Met uitzondering van een zes-lal landen is ze volledig in het Engels ge-
schreven. Voor inlichtingen: Leuvense Logopedische Kring t.a.v. Jo Verstraete Diksmuidesteenweg 336 8800 Roeselare.
101
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE 1990 (20).2
TER INFORMATIE
...
In deze nieuwe rubriek willen wij informatie brengen omtrent spraak-. stem-, taal-. gehoorproblemen, die niet onmiddellijk in artikelvorm te publiceren zijn. Ze staat open voor onze lezers die bereid zijn over materiaal, onderzoeks- en therapiemethoden. publicaties, voordrachten, ... bedenkingen door te spelen. Oe redactie kijkt graag uit naar uw kr~iek.
1. Vragen rond DE REFLECTERENDE SPRAAKKUNST voor dove, slechthorende en taalarme kinderen, J. Bastlaensen, D. Carreln en W. Naer! (ACCO Leuven 1987). Het gaat hier om een uitgebreide, vaak originele spraakkunst. Ook worden de moeilijkheden niet u~ de weg gegaan. Deze grammatica is geschikt om het inzicht van de leerkracht te verbeteren en te verdiepen. Is die ook geschikt als leermethode? bij dove kinderen speciaal?, en om hun taalleren optimaal te begeleiden. te richten en te versnellen? Hier volgen enkele vragen die de Spraakkunst
van B., C. en N. oproept.
ALGEMEEN Van een tegenstelling tussen een zg. natuurlijke moedertaalmethode en een ,constructivistische," systematische methode blijft nog minder over dan voorheen. Wat als ,negatieve kenmerken' aan deze laatste werd verweten, is hier ruimschoots van toepassing: Is er niet voortdurend sprake - van een programma; (p. 13) van ,metalinguïstische' taalbegrippen en • regels. wat systematische methodes vermijden; - van progressie. gaande van het eenvoudige naar het moeilijke; (p. 95, 184 ... ) - van het aanleggen van allerlei lijsten van woorden en u~drukkingen; - van op actieve wijze verwerven van taalvormen; - zens zeer herhaaldelijk van ftzinnen maken met ..... van "construeren en reconstrueren'; (p. 68, 81. 203) wat sommige ,systematische methodes' zoeken te vermijden; - van een zekere controle van inzicht en cod~icering op het taalgebruik, actief en passief?
102
In het geval van dove kinderen, met een uiterst geringe frequentie in taal aanbod en - verwerking, moet de spraakkunst de weg verkorten ... Het ware nuttig het begrip Jrequentie" wat aan te vullen; en ook te noemen, naast "Frequenz", de normale "Mannigfaltigkeit, Eindringlichkeit & Aufdringlichkeit" (Alich) der gesproken taal. Ook haarwendbaarheid en aanwendbaarheid. En het feit dathetdove kind latermettaal-
leren begint. En gezien de moeizame vorderingen de concurrentie van een visueel systeem de s~uatie compliceert.
Enz ...
Opvallend is dat het expressieve (emotionele) hier totaal buiten beschouwing gebleven. Zo wordt zelfs ritme tot een vorm van correct taalgebruik herleid.
is
Dit geldt ook voor de "vangmethode", waar herhaaldelijk naar wordt verwezen: het expressieve wordt er opzij geschoven om "correcte taal" in de plaats te stellen. Mimiek (en pantomime) die normaal zo'n grote rol speelt - wat dan bij doven! - wordt hierslechts éénmaal en zéérterloops vermeld. (p. 231) Daar waar mimiekzo essentieel is voor (kleine) dove.kinderen, en een const~uerend element van de orale methode. Een spraakkunst voor dove, slechthorende en taalarme kinderen ... Het aud~ieve speelt in de taalwerving zo'n grote rol dat eenzelfde spraakkunst voor deze 3 categorieën moeilijk denkbaar is. Er zijn nl. doven die niet horen. Voor deze kinderen het taalleren van het acoustische (ritme) afhankelijk maken (p. 87) betekent minstens hen over het paard tillen: "Het mefodieus praten en laten napraten gaat eigenlijk de ontleding vooraf". (p. 239) .zich niet richten op de onmogelijkheden, lijkheden." (Van Mierio)
maar op de feitelijk onbegrensde
moge-
Hllt is een goed punt voor deze spraakkunst dat zoveel voorbeelden worden gegeven. Vraag is of deze niet tè zeer aan de spreektaal "de moeilijkste vorm van het
Nederlands" zijn ontleend. Zou een iets meer ftlogisch"overzichtelijk aanbod geen beter uitgangspunt zijn? Doel is zeker - zoveel mogelijk -de spreektaal. Maar wil dat zeggen dat men er mee moet beginnen?
REDEKUNDIGE
ONTLEDING
Indien "de studie van de taalvorm ondergeschikt dient te zijn aan de taalinhoud" (p. 25); indien ..zinsdelen en woorden pas verklaard kunnen worden vanu~ het geheel van de zin" (p. 29); indien "de redekundige ontleding de grondslag moet vormen van detaalkundigeontleding" (p. 221); indien vooreerst het .taalbegrijpendient gestimuleerd" (p.30, 31 enz.); hoe kan.men dan de redekundige ontleding zo stiefmoederlijk behandelen? En d~ des te meer daar aan de accentgroepen zoveel belang wordt gehecht - "basis van de hele spraakkunst" (p. 94) want ze~s de accentgroepen komen (grotendeels) overeen met de eenheden van de redekundige ontleding". (p. 99) .Taal produceren,
verstaan en memoriseren
gebeurt veel voordeliger
in het kader
103
van een analyse van de zin in syntagmen, dan van woordsoorten ging." (Vgl. J. Costermans)
en hun opeenvol-
Vanzelfsprekend veronderstelt de redekundige ontleding geen logisch-grammaticaal parallellisme. Maartoch worden concepten en denkcategorieën in de taaIcategorieën geïntegreerd. Komt de strucurerende
rol van de vragen hier tot zijn recht? zo naar taalinhoud als
naar taalvorm? De zin omvat de toepassing van het hele taalsysteem. Gaat dan het begrip en de productie van de zin niet vooreerst over zijnfundamentele substructuur, nl. deze van de syntagmen? Vgl. de moeilijkheden die dove kinderen ontmoeten in het lezen, en die o.a. verband houden met het niet-syntagmatisch groeperen van de woorden. Met dezellde term ,werkwoord' te gebruiken voor het ,woord dat zoveel van vorm verandert' - een zuiver formalistische omschrijving - en het ,werkwoord' in de redekundige ontleding, moet verwarring ontstaan. (p. 60) Een woordsoort is geen zinsdeel. Vermeld formalisme is ook terug te vinden p. 232:: .Het onderwerp is dat deel van de zin, dat het werkwoord naar onderwerpsvorm verandert', .. In d~ zo belangrijk begrip in de taalopbouw blijft de betekenis en de functie van het onderwerp buiten beschouwing. (Reflecterende spraakkunst?) Temeer daar in de volgende blz. wel wordt u~geweid over ,actieve en passieve onderwerpen', Van toeschrijving van een handeling (of eigenschap) aan het onderwerp door het gezegde, zou het onderwerp u~eindelijk worden: datgene waarover het in de zin gaat; het gezegde: wat er van geiegd wordt. Deze verwarring is ook merkbaar in het plots verschijnen van een ... ,Koppelgezegde' (p. 195) daar waar het gaat om een .taalkundige ontleding'. Op basis van het impliciet begrip van het werkwoord als een .doe-woord', geenszins als een steeds veranderend woord (vgl. de vormveranderingen van het pers. voornaamwoord, de trappen van vergelijking) verwerft het horende kind tussen 2 en 4 jaar een zéér u~gebreide beheersing van de taal. Waarom zou d~ ook dove kinderen niet kunnen helpen? Temeer daar men later zulke begrippen weer enigszins kan
versoepelen. Wat de passieve zin betreft: Er wordt slechts één voorbeeld gegeven met ,worden', ,het gras wordt gemaaid'; daar waar ,worden' het eigenlijke werkwoord is om de passieve vorm uit te drukken. In het geval; ,Het vaasje is gebroken', ziet het kind geen verschil met - het vaasje is kapot ". Alleen wanneer het deelwoord - geworden en/of het handelend voorwerp - door Jan - wordt uitgedrukt, hoeft men van een passieve zin te spreken. Is d~ niet overzichtelijker, en voor het dove kind begrijpelijker?
104
De benaming .passief voorwerp"tegenover "actief voorwerp" (vgl. lijdend en mee. wekend voorwerp) is wel een goede vondst te noemen. Onbegrijpelijk is dat er voor de andere bijwoordelijke bepalingen, nl. van plaats, tijd, enz. in deze spraakkunst geen plaats is. (p. 248) Zij spelen in de taal een uitermate belangrijke rol, en zijn voor het dove kind doorgaans veel toegankelijker dan veel andere hoofdstukken uit deze spraakkunst.
Indien enig voordeel te verwachten is van het aanduiden van de zinsdelen in kleuren (b.v. onderwerp: blauw; gezegde: rood) heeft het dan zin dezelfde kleuren tegebrui. ken voor resp. het "nieuwheidsaccent" en het "tegenstellingsaccent"? (p. 109) (in het midden geiaten of de doven daar acoustisch iets van merken). (Op p. 195 wordt voorgesteld hel...werkwoord rood te onderlijnen ... ) Aan te stippen valt dat de onderwerp/gezegdestructuur in de 2e , 3e klas aan bod komt.
(blauw/rood) pas vrij laat,nl.
Met de redekundige ontleding blijft men vooral in de betekenissleer van de hele zin. Daardoor zijn in de inhoud, daarbij naar een snuatie verwijzend, meer steunpunten voor de taalvorm gegeven, dan wanneer men van de woordsoorten uitgaat. Vraagwoorden kunnen een belangrijke rol spelen in de communicatie en het orde. nen van ideeën. (.Die Fragewörter sind das Gerüst der Sprache und der Sache." B. Reimer '85) Een bijzonder productieve en te bevorderen laai houding bestaat er in, dat het dove kind er voortdurend op uit is, functionele zinsdelen te substitueren, door andere, zoveel mogelijk aan de hand van een reële situatie. (Dus geen formalistische "substitutieoefeningen") Dit op grond van analogie in de situatie en in de taal, en volgens de wet van de kinderlijke transductie. Vragen kunnen ter stimulering van deze houding sterk bijdragen. Herhaaldelijk
is er ook sprake van het "aanvoelen"
van de taal.
Zou die niet beter bevorderd worden door het functioneren van de taal op het niveau van de zin en doorheen de zinsconstituenten, het vraag- en antwoordspel, dan door zich te concentreren op woordsoorten, hun omschrijving .... ? Beroep op "metalanguage". Deze spraakkunst stelt nadrukkelijk en uitgeb(eid voor aan de (kleine) dove kinderen de technische benaming aan te leren, vooral voor woordsoorten, accenten en dgl. (p. 28, 35, 38, 52 ... ) Dit kan maar enige zin heben, indien hiermee gebruiksregels geformuleerd worden. Stelt deze spraakkunst zich hiermee niet diametraal op tegen de taalontwikkeling, zoals die natuurlijk verloopt; en tegen een tendens ir de hulp aan de taalontwikkeling via de spraakkunst, zoals die zich de laatste 40 j. heeft ontwikkeld? NI. taal leren door en voor het gebruik; wat niet uitsluit dat men de structuur duidelijk maakt. Reeds in '57 werd de Spraakkunst van dhr. A. Van Uden om zulke .taalbeschouwing"becritiseerd. Zo b.v. A. Clausse: .Faire varier les rapports syntaxiques pour manier les rapports logiques et les faire saisir, en dehors de toute définition et de toute nomenclature .. ." (p. 157°) ..
105
Komt het er niet veel meer op aan zo suggestief en duidelijk en veelvuldig mogelijk bruikbare analogieën tedoen spelen. gezien precies de gevoeligheid van het Uonge) kind voor analogie; en hun toepassing niet door inductie of deductie maardoortransductie? En dit zoveel mogelijk op het niveau van de betekenisvolle syntagmen of
zinsconstituenten ? Zo wordt hier het gebruik van kleuren met een duidelijke geringschatting verworpen (p. 39), waar dit een uitstekend middel kan zijn om aantrekkelijk en voortdurend de analogie b.v. tussen gelijksoortige zinsdelen aan te duiden; waardoor het kind het nieuwe inhaakt op het gekende. (Dit kan ook zonder op te schrijven.) Is frequent taalaanbod een noodzaak, voor dove kinderen de analogieën verduidelijken is dit evenzeer. In frequent taalaanbod een noodzaak. voor dove kinderen de analogieën verduidelijken is dit evenzeer. In lezen en liplezen richt men zich met groot voordeel op de zinsstructuren. eerder dan op de woordsoorten. ,L'apprentissage doit être organisé et conduit de telle fagon que le sujet voit les relations, le plan, la structure de ce qu'il doit apprendre." (A. Clausse) Moeilijk te begrijpen is in dit verband ook de tegenstelling: ,De structuur van de taal moet niet in de klas uithangen. ze moet door het kind verwerkt en opgenomen worden."(p. 38)
TECHNIEKEN .Sprechorgane sind Sprachorgane'. Daarom hadden we gehoopt dat iets zou wor. den gezegd over (steun aan) spreken en liplezen. (Liplezen wordt driemaal ver. noemd.) Over het acoustisch ritme wordt wel uitgeweid. Niets over het motorische en het kinesthetische moment (nog minder over het affectief-emotionele). De belangrijke functiewoorden en - vormen • lidwoord. voorzetsels, werkwoorduitgangen ..... zijn zeer slecht hoorbaar. Met het gevolg dat. indien het dove kind steun zoekt in zijn auditieve indrukken. de eigenlijke structuur van de taal nog meer in het gedrang komt. Deze kwestie illustreert wel bijzonder duidelijk. dat niet doenbaar is taalontwikkeling te bespreken zonder terdege met de "technieken' rekening te houden. ,Mimiek" wordt éénmaal. zeer terloops vermeld. (p. 23) Daar waar mimiek. panto-
mime en lichaamstaal essentieel zijn in een levendige toepassing van een oraalgerichte methode. Eénmaal wordt een onderscheidend gebaar voorgesteld (bezit tegenover persoon; maar wat met - mij - als voorwerp?) Is het niet onrealistisch. is het pedagogisch verantwoord de onvermijdelijke, natuurlijke gebaren van de jonge dove kinderen. hun inhoud en systematiekte miskennen? Hierbij kan gedacht worden aan de rol, die gebaren kunnen spelen b.V. in de .tijdsvorm van de handeling. het conditionele karakter, het causale verband, het abstract woordgebruik. de betrekkingswoorden. de inversie. enz.". (Van Mierio)
106
Door hetgeen wèl en hetgeen niet aan de orde komt, worden de opvattingen van de auteurs in zake rol en relatieve belangrijkheid van bepaalde technieken enigszins duidelijk. Zo valt het accent op dat wordt gelegd op de _gesprekstechniek" (nog wel in de zin van een "ideeën uitwisseling"), daar waar meerdere auteurs oordelen, dat zulke techniek pas vanaf het 3e leerjaar kan toegepast worden. CONCLUSIE: Bij het vergelijken van de uitgave van 1957 en deze van 1987, van het op dat er weinig is veranderd aan het eerste opzet.. In deze periode is er toch een en ander gebeurd! Klingl, Kretschmer, Blackwell, en in het Nederlands taalgebied Van Mierio, Tervoort, Van Beuzekom ... om maar enige namen te noemen, hebben toch het taalonderwijs aan doven met nieuwe inzichten en projecten verrijkt! Al bij al bieden de auteurs hier een project van taalonderwijs, met een ungebreide documentatie; de kritische lezer zal er met voordeel kennis van nemen. Walter WOUTS Rue des Ramiers 8 5004 Bouge
2. "COLORCARDS"
In de logopedische
praktijk
Recent verschenen bij Winslow Press (Bicester, Groot-Brntannië)vier nieuwe reeksen gekleurde kaarten ("). Het zijn reeksen kleurenfoto's van groot formaat - 14 bij 20 cm - rond een bepaald thema: basissequenties, dagdagelijkse voorwerpen, werkwoorden en voorzetsels. Bij elke reeks worden details gegeven over de inhoud van het materiaal en de mogelijketoepassingen. Deze suggesties zijn erzowelvoor afzonderlijke aspecten van taalgebruik als voor verschillende moeilijkheidsgraden in elk van deze aspecten van taalhantering. De COLORCARDS worden voorgesteld als: .realistische en soepele visuele hulpmiddelen bij taaltraining en bij meerdere taalverwante activiteiten", Kinderen en
volwassenen met taalproblemen kunnen er individueel en in groep mee werken. Laat ons dit materiaal van dichterbij bekijken. Elke reeks bevat 48 foto's, sterk ge-
centreerd rond het onderwerp en met discrete verwijzingen: Zo zijn de "Everyday Objects" dagdagelijksevoorwerpen
gehaald uit zes categorieën (voeding, kleren ... )
en die categorieën zelf zijn herkenbaar in de kleur van de achtergrond van de foto's. De. Verbs" zijn gekozen uit zeer frequent voorkomende
handelingen. Ze worden un-
gevoerd door acht verschillende personen. Meestal zijn het intransitieve werkwoorden. Bij de overgankelijke werkwoorden heeft het voorwerp slechts een detai~unctie. Bij de .Preposnions" gaat het over acht verschillende voorzetsels van plaats:
in. op, onder, over, achter, door, naast en tussen. Ze worden voorgesteld met foto's
(") Verkrijgbaar
bij BAERT, 1090 Brussel
107
van personen, enkele dieren en objecten. Ook hier is er weinig of geen decor, maar wel variatie in de opstelling persoon-persoon, persoon-object en object-object. De
..Basic Sequences" bevatten zestien sequenties in drie stappen, b.v. telefoonnummer opzoeken, nummer draaien, spreken in de hoorn. Elke sequentie wordt uitgevoerd door een gepaste persoon: dame telefoneert, man scheert zich, jongetje speelt. Zo zijn er acht acteurs, zeer duidelijk van elkaar onderscheiden. De handelingen zijn opgespl~st in relevante deelacten. Bij elke reeks hoort een korte bijsluiter met de beschrijving van de inhoud en met 'enkele suggesties omtrent het gebruik van het materiaal. Ook de mogelijke aanwending ervan voor specifieke aspecten van het taalgedrag wordt gestipuleerd: hulpmiddel bij de ontwikkeling van hettaalbegrijpen, aanmoedigen van het productieve taalgebruik, aanleren van specifieke linguïstische structuren, stimuleren van een aantal cognitieve vaardigheden .... Deze reeksen foto's zijn zeer waardevol materiaal. Ze brengen grote, duidelijke en uiterst verzorgde voorstellingen van voorwerpen en situaties uit onze onmiddellijke leefwereld. De belangstellingssferen zijn gekozen u~ de dichte .wereld", zowel van de volwassene als van het kind. Nergens doet het artificieel, kinderachtig of karikaturaal aán. De kleurenfoto's zijn ook esthetisch verantwoord. Er werd bovendien naar gestreefd voorstellingen te brengen die niet te vlug zullen verouderen: we denken daarbij aan kleding en aan specifieke vormen van bepaalde voorwerpen. Er z~ voldoende variatie in het' aantal personen die de handelingen uitvoeren en de voorzetsels illustreren. De bijslu~ers geven een beperkt aantal, doch waardevolle tips bij het gebruik van elk der reeksen. Voor de logopedist zijn deze COLORCARDS waardevolle hulpmiddelen bij de therapie. Ze kunnen gebruikt worden bij het stimuleren van taal in het algemeen. Zowel de taalinput als de verwerking en de talige expressie kunnen ondersteund en gestuurd worden door de fotografische voorstellingen. Ook bij de u~spraaktraining
kunnen ze dienen als stimulusmateriaal. Na het hanteren van reële voorwerpen en miniaturen en de reële confrontatie met personen, zijn duidelijke, grote kleurenfoto's aangewezen hulpmiddelen. Bij de logopedische hulp aan taalvertraagde kinderen en aan vreemdtalige kinderen kunnen ze zeer goede diensten bewijzen. Ook bij taalgestoorde kinderen kunnen ze aangewend worden. In de hand van een vaardig logopedist kunnen deze foto's gebruikt worden om het kindte leren innerlijke taal op te bouwen, met concepten te werken en de pragmatische aspecten, het taalgebruik, te leren. Zo zijn de sequenties geschikt om opeenvolgende handelingen te
interioriseren en ze talig om te zetten. Zo kunnen ook syntactische en ze"s morfologische aanpassingen aan de hand van de foto's duidelijk worden gemaakt en gemakkelijker worden aangeleerd. De foto's van objecten en van afzonderlijke hande-
lingen kunnen dienen om het semantische aspect van taal leren te ondersteunen en het lexicon u~ te breiden. Ook voor volwassen taalgestoorden zijn deze COLORCARDS zinvolle hulpmiddeien bij de therapie. De foto's zullen door hen beter aanvaard worden dan schematische voorstellingen en lijntekeningen. Zelfs patiënten met verminderd gezichtsvermogen kunnen de afgebeelde objecten en handelingen op d~ grote formaat en in sprekende kleuren gemakkelijker identificeren. Zoals bij taalgestoorde kinderen,
108
kunnen ze aangewend worden bij tal van taaloefeningen
die voor hen individueel of
in groep worden opgezet. Bij de therapeutische aanwending passen nochtans twee waarschuwingen. Er zijn heel wat objecten die we dag dagelijks hanteren maar die we niet frequent benoemen, zoais er ook heel wat dagdagelijkse handelingen zijn die we niet dikwijls talig
omzetten. Frequentie in taalgebruik is niet altijd evenredig met frequentie van handelen in het leven. De tweede waarschuwing is deze die ook geldt voor veel hulpmateriaal in taaltherapie: het gevaar bestaat dat men slechts één voorstelling aanbiedt bij een woord of een uitdrukking, waardoor de conceptvorming en de wendbaarheid in taal sterk worden beperkt. Deze kleurenfoto's kunnen eventueel ook als communicatiemiddel worden gebruikt door volwassen taalpatiënten en door taalgestoorde kinderen. We denken daarbij aan een tijdelijke aanwending of aan een ondersteuning bij totale communicatie. Als permanent communicatiemiddel zijn de kaarten volgens ons minder geschikt: in deze uitvoering is het formaat te groot en hun aantal is te beperkt. De COLORCARDS zijn een mooie uitbreiding bij de P.T.M., Photographic Teaching Materiais, die deze zelfde uitgever reeds enkele jaren geleden uitbracht (1980). Ook daar zitten reeksen in met dagdagelijkse objecten, activiteiten, voorzetsels, naast logische reeksen, foto's omtrent het gezin, beroepen en de school. Dit vroeger ge-
publiceerde materiaal - zwart-wit en sommige in klein formaat - wordt door deze nieuwe fotoreeksen niet volledig vervangen. De kans is nu wel groot dat de therapeut, die beide reeksen bezit;bij voorkeur grijpt naar de veel duidelijker en aantrekkelijker gekleurde foto's. Hoewel het duidelijk is, dat de logepedist veel meer met het materiaal kan doen dan in de bijsluiters wordt aangegeven, hopen we toch dat deze vlug in het Nede~ands ve~aald worden en aldus de originele Engelse vervangen.
L.
PLASSCHAERT Tiensevest 61//61 3200 Leuven
109
MEDEDELINGEN 1.
LEUVENSE
LOGOPEDISCHE
KRING
Voordracht: OBJECTIEVE REGISTRATIE VAN STEMKWALITEIT Akoestische stemkwaliteitsparameters in het fonetogram. Spreker: Dhr. J.P.H. PABON LinguTstiek (Fonetiek) Letteren, Rijks Universiteit Utrecht Experimentele Audiologie (KNO) Vrije Universiteit Amsterdam
Plaals:
Tiensestmat 102,3000 Leuven Psychologisch Inslituut Datum:
donderdag
3 mei
Inkom:
studenten
en V.V.L.
Organisatie:
2.
leuvense
KERN, CENTRUM
om 20.15 u. - leden: anderen:
Logopedische
VOOR
60 fr. 120 fr. Kring (L.L.K.)
PSYCHOTERAPIE
EN RELATIEVORMING
Studiodag: Prliuty's pr.ttJrapJB Kontakt opbouwen sn werken met,moeilljk bertJlkbare menSfm Hulpverleners hebben vrij vaak te maken met kliênten die moeilijk te bereiken zijn met de gangbare terapeutische methoden, omdat deze te verbaal zijn en een te hoog introspektief niveau vragen van de kliênt. Het gaat bijvoorbeeld om pSYChiatrische patiênten die in een akute psychotische toestand verkeren, om chronisch schizofrene patiênten, autisme, geriatrische patiênten, mensen met een mentale handikap in kombinatie met psychische problemen. Prof. G. Prouty, U.S.A. ontwikkelde een methode die vooral bruikbaar is om dergelijke men. sen opnieuw in kontakt te brengen met de realiteit, met eigen gevoelens en met anderen. Deze Preterapie legt op die manier een basis van waaruit psychoterapie of hulpverleningsgesprekken kunnen opgebouwd worden. Deze studiedag beoogt een eerste kennismaking met deze breed toepasbare methode. Naast teoretische uiteenzetting worden ook video-illustraties gegeven waarin prouty de verschillende soorten reflekties demonstreert, en waarin gedemonstreerd wordt hoe terapeuten deze methoden toepassen. Er wordt ook aandacht besteed aan de vraag hoe pre.terapie vertaald wordt, naar verschil. lende specifieke situaties.
Afspraken Begeleiding: Dion Van Werde, klinisch psycholoog, psychoterapeut, opleiding diênt--centered terapie, werkzaam in psychiatrische kliniek, Sint.Camil1us, Sint.Denijs.Westrem, opgeleid in en staflid van het Pre.therapie Institute, Chicago.
110
Datum: dinsdag 27 maart 90: van 9.30 tot 17 UUr. Plaats: ~Het Centrum", Grote Markt. Sint-Niklaas. Bijdrage: 800 Ir.l, te storten bij inschrijving. Men moet op voorhand inschrijven. InitJDtiekursus re/atie- en gazinslherapis Deze cursus is bedoeld als eerste kennismaking met relatie- en gezinsterapie voor hulpverleners die geen gezinsterapeutische opleiding hebben en die in hunwerkgekonfronteerdworden met echtpaar- en gezinsproblemen. Van de deelnemers wordt de bereidheid verwacht om eigen ervaringen omtrent relationele of gezinsproblemen aan de orde te stellen. Aan de hand van deze gevalsbespreking zullen een aantal trainers een overzicht geven van de verschillende benaderingen in het veld van de relatie- en gezinsterapie. 1.
2.
3. 4.
In de bijdrage van Jean-Marie Govaerts staat de systeem teorie centraal. De nadruk ligt daarbij op de basisprincipes en sleutelbegrippen in deze benadering en op de klinische konsekwenties van het werken vanuit een bredere systeemvisie. De stromingen die konkreet zullen toegelicht worden zijn: de intergenerationele, de strukturele, en de strategische gezinsterapie. Prot. Fans Vansteenwegen zal een overzicht geven van de strategieën die kunnen gehanteerd worden bij echtpaarproblemen waarin tegengestelde belangen centraal staan, en die geleid en gericht onderhandelen noodzakelijk maken. Or. Marc Nevejan belicht de relatie- en gezinsterapie vanuit de objecHelatie-teorie. Maureen Luyens bepreekt vooral de behandelingen van seksuele problemen in relatieterapie.
Afspraken Begeleiding: • Jean-Marie Govaerts, klinisch psycholoog en psychoterapeut, staflid Kem, medewerker opleiding gezinsterapie in Kern, werkzaam in DGGZ. Prof. dr. Fons Vansteenwegen, klinisch psycholoog, psychoterapeut,lnstituut voor Fam. en Seks. wetenschap K.U.L, diensthoofd Communicaticoontrum Lovenjoel. Dr. Marc Nevejan, psychiater, gezinsterapeut, hoofdtrainer opleiding gezinsterapie in Kern. Maureen Luyens, klinisch psycholoog, psychoterapeut, medewerker communicatiecentrum Lovenjoel, medewerker Konsultatie huwelijk en gezin (dienst prof P. Nijs), K.U.L. Data: 23 april, 7,,15, 29 mei, 5, 18, 25 juni telkens van 10 tot 17 uur. Plaats: Trainingcentrum Kern, Sint-Niklaas Bijdrage: 8.500 fr. voorschot 2.500 fr. Men moet op voorhand inschrijven.
BIJSCHOLING: 08 essentie van dIJ hulpv8r1snende relatie: grondige training In hulpverl8nlngsvsardighsd8n Kern organiseert vanaf mei 90 opnieuw een bijscholÏngscyclus voor hulpverleners. Deze cyclus behelst een grondige training in basisvaardigheden in de hulpverlening. Deze training gaat door in Kern, Sint-Niklaas, en duurt 1 jaar, met 1 trainingsdag per maand. In deze training worden de verschillende basisvaardigheden kelijk of nuttig zijn systematisch bekeken en getraind. Het gaat om attitudes zoals
die in de hulpverlening
noodza-
111
scheppen van een positieve werksfeer ontvankelijk en ondersteunend aanwezig zijn aktief luisteren als middel om het eigen proces van de kliênt te faciliteren struktuur en houvast bieden kunnen hanteren van de balans afstand-nabijheid en engagement-professionaliteit onderkennen van eigen mogelijkheden en grenzen als hulpverlener lichaamssignalen opmerken en kunnen gebruiken de kliênt konstruktief konfronteren.
Inlichtingen en gedetailleerde programma brochure: Kern, centrum voor psychoterapie en relatievorming Regentiestraat 17, 2700 Sint-Niklaas. Telefoon: (03) n7 45 96 Programmabrochure gratis op aanvraag. Training: Hulplferlening ssn Incestslachtoffers In mei 'SO start opnieuw een bijscholingsprogramma ~ hulpverlening aan incestslachtoffers". Deze training duurt een jaar en is bedoeld voor hulpverleners die professioneel te maken hebben met kinderen of volwassenen die slachtoffer zijn, waren van incest of seksueel misbruik.
Inhoud van het programma Na het maatschappelijk doorbreken van het taboe rond incest en misbruik van kinderen worden veel hulpverleners regelmatig gekonfronteerd met deze problematiek. In deze training komen volgende temala aan bod: • grondregels en uitgangspunten in het werken met incest.kliënten hoofdlijnen van een terapie bij seksueel misbruik gevolgen van misbruikt te worden voor de psychische ontwikkeling van de persoon signalen van incesl.problematiek bij kinderen dissociatie en symptoomvorming als over1evingsstrategie hanteren van reakties op incest in een leefgroep (agressie, protest, weglopen, ... )
Medewerkers dr. Peter Adriaenssens, psychiater. Al Pesso, U.S.A., psychoterapeut. Willy Van Haver, klinisch psychOloog. Carla Van Uchtenburcht, Nederland, maatschappelijk Dirk Vanmarcke, gezinsterapeut.
Voor Inlichtingen en gedetal1lee~de(nformalle Kern, centrum voor psychoterapie en relalievorming, Regentiestraat 17, 2700 Sint-Niklaas. Telefoon: (03) n7 45 96 Programmabrochure gratis op aanvraag.
112
werkster.
3.
4
AUDITIEF TAALBEGRIPSPROGRAMMA (A.T.P.) Een taalbegripsprograinma op woordniveau voor afasiepatiënten
In 1986 zijn twee delen van hetA.T.P. verschenen: het deel Semantiek en het deel Fonologie. Sinds enige tijd is deze oplage uitve'rkocht. Uit reacties van logopedisten is gebleken dat m.n. het deel Fonologie voor veel afasiepatiënten te gemakkelijk is. Het A.T,P. is daarom uitgebreid met een derde deel, het Complement, met taalbegripsoefeningen op drie niveaus: 1.
Fonologische verwantschap: er is sprake van fonologische overeenkomst tussen het deelwoord en de verwante afleider(s). De verwante afleiders verschillen slechts in de begin- ot eindconsonant (duster) of de vocaal.
..... ' I VOORBEELD
".'
1
.
BEER.BOER.BOOR.BIER 2.
Fonologische en semantische verwantschap: er is sprake van fonologische tische overeenkomst tussen het doelwoord en de verwante afleiders. VOORBEELD
én seman-
2
HAAS.HAAIKONIJN.KROKODIL
113
3.
Lexicaalmorfologische verwantschap: overeen in één lexicaal morfeem.
het doelwoord
en de verwante
afleiders
komen
VOORBEELD 3
ROEIBOOT-DUIKBOOTVISSERSBOOT-ZEILBOOT De eerste twee delen bestaan beide uit 150 items. Deel drie bestaat uit 120 items. Voor degenen die deel I en II reeds in hun bezit hebben, is deel 111 apart verkrijgbaar. De kosten zijn 11.100,=. Hel geheleA.T.P., deel 1,11en 11,kost ft. 250,= (beide prijzen zijn inclusief handleiding, scoreformulieren en portokosten). De delen I en 11zijn niet afzonderlijk te bestellen. Bestelling is mogelijk door overmaking van fl. 100,= of ft. 250,= (afhankelijk van het gewenste pakket) op postgirorekening 84 85 03 of bankrekeningnummer 43 42 89 582 (AMRO) ten name van Het Roessingh te Ensd1ede, onder vermelding van A.T.P. Indien hel A. T.P. verzonden moet worden naar een adres dat afwijkt van het adres dat op de overschrijvingskaart staat, 'dienl u dit bij ..mededelingen~ te vermelden. Afdeling Logopedie Revalidatiecentrum Enschede
en afdeling LinguJstiek Het Roessingh
4. SPEECH MOTOR CONTROL AND STUTIERING JUNE 13 - 16, 1990 SECOND ANNOUNCEMENT UNIVERSITY OF NIJMEGEN Department of Speech Pathology, Instituto ol Otorhinolaryngology, Radboud Nijmegen, The Netherlands
University
Hospital Sint~
PROVISIONAL PROGRAM WEDNESDAY,JUNE13TH 14.00 - 17.00
For those interested: Demonstration of research projects in speech motor behavior at several departments of Nijmegen University.
19.00
Registration
114
and Welcome
party
THURSDAY,
JUNE 14TH THROUGH
SCIENTIFIC
PROGRAM
SATURDAY,
JUNE 16TH: 9.00-17.30
SESSIONS:
•
Neuromotor processing in speech production Keynote address: Sensory contributions 10 speech motor contra!: a neurobiological perspective James H. Abbs, Speech Motor Contral Laboratories, Madison, USA: Sensorimotor mechanisms in speech motor contral Vincent Gracco, Haskins Laboratories, New Haven, USA: Neuromotor approaches in stuttering: Adaptive model theory of speech motor contral aod stuttering Megan D. Neilson and Peter D. Neilson. Universify of New South Wales, Australia: Higher cortical functioning in sluttering Frances F. Freeman aod Kennelh Pool, Universily of Texas at Dallas, U.RA.: Neuromotor processes in stuttering Anthony J. Caruso, Germantown, U.S.A.: Task dynamlc model of coordinaled gestures In speech Keynote addresses: The task dynamic model in speech production Eliot Saltzman, Haskins Laboratories, New Haven, U.S.A.: Implications tor the physiology ol stunering Peter J. Allonso, Haskîns Laboratories, New Haven, U.S.A.: Higher level approaches In speech motor production Keynote addresses: . Time course of lexical access in speech production Willem J. M. Levelt, Max Planck Instilute, Nijmegen, the Netherlands: Neural network models Keynote address: Connectionist approaches to the production Gary OeH, University ol Rochesler, U.SA:
•
of words
Varlous approaches to sluttering Stuttering as an adaptation symptom Herman Kolk, University ol Nijmegen, The Nether1ands: A~neuroscience approach to stunering Harvey Nudelman et aL, Baylor College, Houston, U.S.A.: Speech physiological research In stuttering children Keynote addresses: Young stutterers' speech production: a critical review Edward G. Conture, Syracuse University, U.S.A.: The language-rnotor interface in stuttering children C. Woodruff Starkweather, Temple University, Philadelphia,
U.S.A:
Applicallon of research findings In clinica' practice Short reviews: Christy L Ludlow, Nalionalinstitute ot Heallh, Bethesda, U.S.A.: Herman F.M. Peters, University ol Nijmegen, The Netherlands
115
Ben C. Watsen, Un;versity of Texas, Dallas, U.S.A.: Peter J. Alfonso, Haskins Laboratories, New Haven, U.S.A.: Beny Guitar, University of Vermont, U.S.A.
Velldity of physlologlcal • New melhods
and acousllcal measuremenls
Keynote addresses: Measurement of motor coordination Wouter Hulstijn, University of Nijmegen, The Netherlands: Acoustic processing as an aid in articulatory analysis Louis Boves, University of Nijmegen, The Netherlands:
•
Speech characlerJstics of "uent and dysfluent speech Concluslons end recommendatlons Conclusions, general speech motor theory John W. Folkins, University of lowa, U.S.A. Conclusion, stuUering theory David Prins, University of Waslhington, U.S.A.:
GENERAL
INFORMATION
ORGANIZATION The conference is organized by the Department of Speech Pathology of the Institute of Otorhinolaryngology of University Hospital Nijmegen in close co-operation with: NICI (Nijmegen Institute tor Cognition Research and Information Technology) Department ol Speech-language-Hearing. Temple University, Philadelphia, U.S.A., Interfaculty Research Unit for Language and Speech of the University of Nijmegen Institute of Medical Psychology of University Hospital Nijmegen with executive assistance of the University Congress Office.
LOCATION The conference will be held in the main lecture hall of the Congress Center of the University ot Nijmegen (..AulalCongresgebauw~, address: Comeniustaan 2).
SECRETARIAT
OF THE CONFERENCE
Congress Office University of Nijmegen clo mrs. J. Koot P.O. Box 9111, 6500 HN Nijmegen, Telephone: + 3180512232 Telefax: CvB JUN no. (0)80-564606
The Nelherlands
LANGUAGE The official tanguage of the conference
116
wil! be English.
REGISTRATION For registration please usa the attached registration farm. Attention! the registration/accomoctation farm should be returned by all conference partic:ipants, including speakers, and those who already send the preliminary registration form. The closing date tor registratien is May 1, 1990. These presenting a paper or poster should return Ihe registratien farm betore April 1 1990. The participatien fee is Ofl 350,-, For payments after May 1, 1990 the fee will be Ofl450,-. The registration fee includes welcome party, lunches, coffeeltea, dinner on Friday evening and farewell cocktail. By the end of Ihe month of May all participants will receive a baoklet containing the final program, abstracts and further informalien.
PAYMENTS Payments should be made betore May 1,1990 (or befare April 1 far lhosewha presentapaper or poster). Far payments atter May 1, 1990 the registratian fee will be 011450,-. Payment of the lees and hotel deposit, in Outch guildens only, should be made: by bank-ta-bank transfer to account # 23.12.46.498 of the Credit Lyonnais Bank Nederland, Nijmegen, mentioning: University of Nijmegen, Medical School; Reference 4.96.223 "conference stuttering". (Postal account of the bank. 92. 62.03) by sending a certified cheque togelher with the registration farm. The participant's name should be marked on the cheque. Personal cheques cannot be accepted. A confirmation of your payment will be sent by Ihe secretary. Please ensure thatyour payments Include the costs of transferring Outch banks charge Ofl. 10,- for each international transfer.
5.
funds:
ACADEMISCH ZIEKENHUIS NIJMEGEN Afdeling Slem- en Spraakstoornissen 11 en 12 Juni 1990
WORKSHOP. THERAPEUTIC
ADVANCED COURSE SKILLS IN THE DEMANDS
Suzan Meyers, PhO. Unlverslty of Virginia,
CharloUevllle,
AND CAPACITIES.PERSPECTIVE
U.S.A
Inhoud en doel van de kursus Het trainen van praktisch logopedische vaardigheden'in het kader van het ..Demands and Capacities-model". De cursus is bedoeld voor logopedisten die reeds ingewerkt zijn in de algemene uitgangspunten van het nDemands and Capadties model". Dr. Meyers werkt in haar behandelingen van jonge stotterende kinderen volgens dit model waarbij ze bovendien systematisch senso-motorische aspecten in de oefeningen betrekt. In de kursus worden de vaardigheden die bij dit model centraal staan geoefend, m.n. het signaleren en volgens gedragstherapeutische principes veranderen van knelpunten in de spraakltaalinteraktie tussen ouder en~~. . Kursus1ijden: De kurus neemt 2 aaneengesloten
dagen in beslag. De kursustijden
zijn 9.00 - 17,00 uur.
Kosten: De kosten van de kursus bedragen f. 300,~, hierbij zijn inbegrepen de kursusmaterialen, thee en lunch, alsmede een gezamenlijk diner op maandagavond 11 juni. Aantal deelnemers
maximaal
koffie,
24
117
18 tlm 21 juni 1990 Kursus/workshop PREVENTIE
EN VROEGE
INTERVENTIE
BIJ JONGE STOTIERENDE
KINDEREN
Prof. C. Woodruff Starkweather, PhD. Temple Unl.e,sIIV, Philadelphls, U.S.A. Drs. M.e. Franken Academisch Ziekenhuis Nijmegen Inhoud en doel van de kursus Het doel van de kursus is om de deelnemers inzicht te geven in het werken volgens het .Demands and Capacities-model". Na een introductie
in de eigenschappen
van zich normaal
ontwikkelende
spraak wordt
vervolgens ingegaan op verkfaringen van het ontstaan en de ontwikkeling van stotteren vanuit het "Demands and Capacities-model". Uitgebreid wordt aandacht besteed aan assessment
van het spreekgedrag
en van spraak!
taalinteracties binnen het gezin, alsmede de therapie-opzet, therapeutische principes en strstegieên zoals die worden toegepast in hel Stuttering Prevention Centra van de TampJe Uni. versity. De kursus wordt afgesloten
met een bespreking
van therapieresultaten.
Kursustijden : De kursus neeml3 1/2 aaneengesloten dag in beslag. De kiJrsustijden zijn 9.00 - 17.00 uur (9.00-12.30 uur op de vierde dag).
Kosten': De kosten van de kursus bedragen f. 475,-. Bij de kursuskosten zijn inbegrepen: het kursusmateriaal, een gezamenlijk diner op dinsdagavond 19 juni. Aantal deelnemers:
Maximaal
koffie, thee en lunches, alsmede
24
18 tlm 22 Juni 1990 Cllnlclans training course SYSTEMATISCHE
SPRAAKREKONSTRUKTIE
VOOR STOTIERAARS
Prof. R. Webster, PhO. Holllns College, Roanoke, U.S.A. Inhoud en doel van de kursus Het doel van de kursus is om inzicht te geven in hel ~hoe en waarom" van het ~Precision Fluency Shaping Program" en de deelnemers te scholen in de specifieke vaardigheden die het werken volgens dit lherapieprogramma vereist. In de zgn. MWebster-therapieft wordt een gekontroleerde manier van vloeiend spreken aangeleerd middels een intensief, systematisch opgebouwd en strak geprogrammeerd spraakmotorisch oefenprogramma. In dit programma worden de basisvoorwaarden voor vloeiende spraak aangeleerd: een juiste uitvoering en onderlinge coördinatie van de spreekbewegingen op het niveau van de ademhaling, de stemgeving en de artikulatie. Tijdens de kursus leren de deelnemers de elementaire vaardigheden door onder persoonlijke supervisie het gehele therapie programma in versnelde vorm te doorlopen.
118
Kursustijden: De kursus neemt 5 aaneengesloten dagen in beslag. De kursustijden zijn 9.00 - 17.00 uur. Voor de avonduren moet op enig huiswerk c.q. studie gerekend worden.
Kosten: De kosten van de kursus bedragen f. 650,-. Bij de kursuskosten zijn inbegrepen: het kursus materiaal. een gezamenlijk diner op dinsdagavond 19 juni. Aantal deelnemers:
maximaal
koffie, thee en lunmes,
alsmede
16
Inlichtingen: Nadere inlichtingen
kunnen verkregen
worden bij Drs. M.e. Franken, Tel. (080) 513549.
Inschrijving: Inschrijving tot uiterlijk 1 mei a.s. sduiftelijkbij: Drs. M.G. Franken Academisch Ziekenhuis Nijmegen KNO - Afdeling Stem- en Spraakstoornissen Postbus 9101,6500 HB Nijmegen
6.
INTERNATIONAL
ASSOCIATION
FOR COGNITIVE
EDUCATION
IACE. Denken over handelen, handelen over denken. Tweede Internalionaal Congres over Cognitieve Ontwikkeling DE BEINVLOEDING
EN OE REMEDIERING
VAN DEFICIENT
DENK- EN LEERGEDRAG
Universiteit van Mons-Halnaut België 11 Urn 14 juli 1990 International Assoclation for Cogniliv8 Education I.A.C.E. is een wetenschappelijke en professionele vereniging. Zij heeft als doel het onderzoek en de toepassingen te stimuleren van de beïnvloeding en de remediêring van het denkproces binnen het terrein van de ontwikkeling. De Vereniging
heeft een internationaal
karakter en is officieel tweetalig (FranslEngels).
Specifieke belangstellingsg,ebieden -
-
cognitieve vorming in de klas (,,kritisch denkenn, "intellectuele vaardigheden", ringsprogramma's voor probleemoplossing"); dynamic assessment als vorm van intelligentiediagnostiek; de oognitieve benadering in de remediëring (logopedie b.v.); de cognitief-psychologische kijk op leer- en gedragsmoeilijkheden; de politiek van de onderwijsvernieuwing.
"stimule-
Lidmaatschap De Vereniging staat open voor alle geïnleresseérden. Onder de voornaamsten telt zij onderwijskrachten, onderzoekers, psychologen, psychotherapeuten, orthopedagogen, paramedici en alle andere beroepskrachten die in hun werk baat kunnen hebben van een cognitieve benadering. Ook juristen en ouders zijn welkom. + Voorzitter van de A.I.C.E.: C. Haywood, !-Iooglereraar, Vanderbilt university, Nashville, U.S.A.
119
CONGRES
PROGRAMMA
Simultaanvertaling FransIEngels is voorzien 15.00 uur: Opening
Woensdeg 11 Juli 1990 van het Congres door de voorzitter van de I.A.e.E.: C. HAYWOOD
16.00 uur: Eerste Plenaire Sessie: RCognitieve vaardigheden, ontwikkeling en beïnvloeding" E.B. HUNT, Unversiteit van Washington 7.30 uur: Receptie
Donderdeg
1 2)ull
1990
9.00 - 10.30 uur: Tweede Plenaire Sessie: ..Evaluatie van de intellectuele mogelijkheden" C. LlDZ, Temple University
Derde Plenaire Sessie: ..Hoogbegaafdheid en creativiteit' A. ALBERT, College Pitzer 11.00 uur: _Evaluatie van de intellectuele mogelijkheden (vervolg)" J.P. DAS - J. CUTHKE - K.H. WIEDL - j. CARLSON - C. KEASEY 12.30 uur: Lunch
14.00 uur: Workshops met als thema evaluatie van de intellectuele mogelijkheden, hoogbegaafdheid en creativiteit 17.00 uur: Posters9ssies 18.00 uur: Werkvergadering van de I.A.e.E.
Vrijdag
13 JUli 1990
9.00 uur: Vierde Plenaire Sessie ..Cognitieve Veranderbaarheid J.L PAOUR, Université de Provence
n
11.00 uur: .Cognitieve Veranderbaarheid(vervolg) G. LAUTH - F. MASSENDORF - P. KLEIN
12.30 uur: Lunch 14.00 uur: Workshops over ..Cognitieve Veranderbaarheid" 17.00 uur: Postersessies Banket
Zaterdag
14)ull
1990
9.00 uur: Vijfde Plenaire Sessie: nGeneralisatie en Transfer" BUTTERFIELD, Universiteit van Washington K.J. KLAUER, Universiteit van Aachen 11.00 uur: Symposium over de opleiding van leerkrachten in het ontwikkelend onderwijs M. SAMUELS, Learning Centra 12.30 uur: Slotbemerkingen en conclusies J. CARLSON.
120
C. HAYWOOD
- G. MAGEROTIE
Adres van het Congres: Université de Mons-Hainaul Pleee Warocqué 17 B.7000 Mons
Secretariaat
van het Congres:
Jean.BenoIt Abrassart Departement d'Orthopédagogie Pleee du Pare, 22 B. 7000 Mons (065) 37 31 76
Télex: 57764 UE MONS B
Réseau
EARN: PMAGEROT
Téléfax:
7.
Nieuwe
uitgave:
at BMSUEM
11. BITNET
(065) 37 30 54
ORTHOPEDAGOGISCH
VADEMECUM
'90
Het betreft het meest recente boek van Psul Vanlimbergen waarin hij de hedendaagse nederlandstalige vakliteratuur van de orthopedagoog en de opvoeder gebundeld heeft, per temats. Het werk biedt daardoor een overzicht van alle wetenschappelijke boeken die er momenteel op de markt zijn, waarbij alle relevante gegevens vermeld worden. Bij konfrontatie met alle handicaps en aanverwante problemalleken, kan het boek handig verwijzen naar desb~ treffende literatuur. Het Orthopedagogisch Vademecum '90 kan verkregen worden, in een praktisch losbladige (en dus aanvulbare) uitgave tegen de prijs van 695,. op rekeningnummer 320-0737046-13 van het VIS-Centrum, Lange Lozanastraat 240,2018 Antwerpen, met vermelding O.V. '90.
121
BOEKBESPREKINGEN •
BRUBAKER S.H.: Bronnenboek voor Afasie . .Een handleiding bij thuisactiv~e~en U~geverij ACCO, Leuven, Amersfoort, 1989, 150 blz., 585 fr.
D~ .bronnenboek" is een werkboek voorde familieleden van afasiepatiënten. Uit het oorspronkelijke werk "Soureebook lor Aphasia. (1982) werden door L. Plasschaert en een grote groep studenten de doeltreffendste oefeningen gekozen en voor het Nederlands aangepast. Er zijn 273 activite~en voorzien, gegroepeerd in de items: begrijpen, im~atie, nonverbale communicatie, benoemen, spreken, geheugen, spelling, lezen, schrijven, rekenen, geld gebruiken. Deze opsomming toont meteen de grote keuze aan. In appendix A worden kleine voorwerpen opgesomd in en rond het huis; in appendix B voorbeelden van afbeeldingen van voorwerpen, in appendix C suggesties voor het opsporen van afbeeldingen en s~uaties en in Dletterkaarten. Elke oefening bevat materiaal, handeling, voorbeeld en wordt meestal gevolgd door .attentie" (een praktische richtlijn), vereenvoudiging en uitbreiding van de activiteit. Bij een eerste lezing kunnen de activ~e~en wat zakelijk overkomen, maar toch zal d~ boek een hulpmiddeltotconcrete, humane bijstand van de omgeving aan de afaticus betekenen. De keuze van de oefenstof per vaardigheid (begrijpen, im~atie, ... ) kan door sommige therapeuten betwist worden, vooral diegenen die graag thematisch werken en in
één oefening meerdere functietrainingen willen combineren. De logopedist kan echter een selectie uit verschillende items maken om hieraan tegemoet te komen. Er wordt ook benadrukt dit boek onder de leiding van de logopedist te gebruiken. De presentatie is naar druk en lay-out duidelijk en helder, de kaft weinig aantrekkelijk.
Dit werk verdient een mooie plaats in de ~huiswerkprogramma's"zoals: A practica book for aphasics, Intercom, Jubileumboek
Kennemerland,
Arbe~sbuch Aphasie,
e.a. G.V.M.
•
VAN HAGEN, A.P.M. & KNOORS, H. (red.): Onderwijs aan Doven. Amsterdamllisse: Swets & Zeitlinger 1989. ISBN 9026510519 Bibliografie per hoofdstuk. Illustraties. Engelse samenvatting.
Dit boek verschijnt n.a.v. het 75-jarig bestaan van de VEDON (Vereniging ter Bevordering van het Onderwijs aan Doven). De ondert~elluidt: SPRAAK, LEZEN, GEBARENTAAL, SOCIO-EMOTIONELE BEGELEIDING, BEROEPSKEUZE. In dertien hoofdstukken krijgen wij een beeld van hetgeen de onderzoekers in de dovenpedagogiek opdit moment bezighoudt. Dat betekent dat heel wat mogelijkheden aange-
122
raakt worden die pas later zullen doordringen tot de dagelijkse praktijk. Niettemin is dit boek zeer de moeite wáard, ook voor logopedisten. Schermer en Knoors hebben het in hun hoofdstukken over de Nederlandse geba-
rentaal. Het lexicon, de handvormen en hun codering, exploitatie van de ruimte bij het gebaren maken, hetverschijnselcongruentie van subject en verbum worden be.. handeld. Harder en Van Bekkum rapporteren over hun onderzoek naar referentiële oommunicatie bij jonge dove kinderen. Intrigerend is wel dat hun proef blijkt enige voorspellende waarde te bezitten wat betreft de verdere schoolloopbaan van de onderzochte kinderen. Hun onderzoeksprotoool zal de geïnteresseerde logopedist ongetwijfeld
inspireren. Pijfers behandelt een experiment dat peilt naar de invloed van gebarenkennisop het aanvankelijke lezen. Zij meent voorzichtig te mogen besluiten dat er een gunstige invloed van uitgaat. Zij presenteerto.m. een psycholinguïstisch model voor het lezen bij dove kinderen. Schaper onderzoekt de ontwikkeling van de leeswoordenschat. Zo wordt het effect van hardop lezen, vingerspellen en overschrijven op het onthouden van woorden nagegaàn. Ook Quadvlieg zit op het terrein van het lezen: hier wordt de ontwikkeling van een leesmethodiek speciaal voor dove kinderen behandeld. Zowel de structuur ervan als de experimenten errond. worden besproken. Coninx heelt het overde evolutie in de hoortoestellentechniek, incluis de cochleaire implants.ln die evolutie vindt men een rode draad terug: meersn meer wordt hetgeluid ,gepreprocesst', d.w.z. het hoortoestel van de toekomst zal in staat zijn relevante akoestische kenmerken uit het complexe signaal op te vissen en te presenteren in een vorm die optimale verstaanbaarheid mogelijk maakt. De hoofdstukken van ijsseldijk en van Povel & Arends bezitten direcfe relevantie voor de logopedist. Ze behandelen respectievelijk de mogelijkheid van een lipleescurriculum op beeldplaat en de Visuele Spraak Afbeelder, een oomputergestuurd systeem om akoestische eigenschappen zichtbaar te maken en wel in een vorm die bruikbaar is in de behandeling van spraakstoornissen bij dove kinderen. Beide nieuwe technieken zijn zeer veelbelovend maar zullen wellicht nog niet onmiddellijk
overal gebruikt kunnen worden. De laatste hoofdstukken (BECK & DE JONG, SPRaNK - VAN HAL, DE GROOT, PATIIPEILUHU) bestrijken het psychosociale gebied: psychische hulpverlening,
sociaal-emotionele ontwikkeling, beroepskeuze. Zoals reeds gezegd: een boek dat de moeite waard is.
•
P.C.
VAN DEN HOVEN, M.: 75 jaar VEDON. Speciaal Facet 3.1 Vedon, 1989
VEDON staat voor Vereniging
ter Bevordering
van het Onderwijs
aan Doven in
Nederland. Deze uitgave is een historiek van de vereniging naaraanleiding van haar 75-jarig bestaan. In vlotte trant worden we van bij de wieg van de vereniging (de certificaten .(get.) WILHELMINA' zijn mee afgedrukt) geleid tot de dag van vandaag. De tekst is ingedeeld in drie hoofdstukken, een pertijdvak, nl. 1914-1939, 1940-1965 en 1964
(!?)-1989.
123
De samenstelster, Zr. v.d. Hoven heelt zich voorde eerste twee hoofdstukken laten leiden door de annalen van de vereniging. De meest uiteenlopende onderwerpen komen aan bod: van de wettelijke regelingen van het doofstommenonderwijs, compleet met pensioenafspraken, tot resoluties overterminologie en de inbreng van verscheidene andere disciplines. Het derde en meest uitgebreide hoofdstuk is er een in journalistieke stijl: het is een bundeling van interviews met de beleidsmensen van de vereniging. Hier en daar horen we logopedisch relevante standpunten aanraken, maar de aandacht gaat niet in eerste instantie naar logopedische kwesties. Niettemin kan men de evolutie in de dovenpedagogiek meevolgen in de herinneringen van de verschillende voorzitters. Deze extra uitgave van VEDON sluit af met een nota van de huidige voorzitter: de heer van Dijck. Sympatieke uitgave. Wellicht niet voor iedereen even relevant.
P.C.
•
Mieke TROMMELEN & Wim ZONNEVELD. Klemtoon en metrische fonologie. Coutinho, Muiderberg, 1989,270 blz., bibl.
Dit boek behandelt het complexe verschijnsel klemtoon, vertrekkend van kleine naar steeds grotere eenheden: in de eerste negen hoofdstukken worden voornamelijk ongelede woorden behandeld; vervolgens, in de hoofdstukken 10, 11 en 12, gelede woorden; in hoofdstuk 13, tenslotte, wordt aandacht besteed aan klemtoon boven het woordniveau. In het gedeelte over ongelede woorden wordt eerst (hoofdstuk 2) de lineaire klemtoonanalyse besproken, zoals die werd geïntroduceerd in .The sound pattern of English" van N. Chomsky en M. Halle (1968), het bekende standaardwerk over generatieve fonologie, en naderhand verder werd ontwikkeld. Deze analyse wordt eerst op het Engels toegepast en vervolgens op het Nederlands, waarbij ruime aandacht wordt besteed aan overeenkomsten en verschillen tussen deze talen op het gebied van de klemtoon. In hoofdstuk3 wordt een recenter alternatief van de lineaire benadering voorgesteld, nl. de metrische benadering. De metrische benadering maakt gebruik van boomstructuren en van hiërarchieën en geeft een reeks regels voor de verdeling van klemtoon. In hoofdstuk 4 wordt de metrische benadering op het Nederlands toegepast, waarna in hoofdstuk 5 een gewijzigde versie van de metrische benadering op het Nederlands wordt toegepast. In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan enige universele kenmerken van woordklemtoon. In de hoofdstukken 7 tot 9 worden enkele specifieke aspecten van de Nederlandse klemtoonproblematiek besproken: bijklemtoon en reductie, de rol van de schwa in de Nederlandse klemtoon, en onverwachte klemtonen. De overige hoofdstukken behandelen de klemtoon van gelede woorden en boven woord niveau. Dit boek biedt een zeer gedetailleerde en theoretisch zeer goed onderbouwde analyse van klemtoon in het Nederlands. Het is echterwel sterk formeel en vergt een gedegen voorkennis op het gebied van de fonologie. F.V.B.
124
•
DOEHRING DONALD G.: Research Strategies in Human Communication Disorders Coilege-Hiil Press, Boston, 1988, 216 blz. ISBN 0-316-18900-6
D~ boek gaat overdetechniek van het wetenschappelijk onderzoek in de logopedie. De auteur vertrekt van de idee dat wetenschappeiijke research op het gebied van de logopedie noodzakelijk is en hij bespreekt de methodoiogie van dergelijke research: de algemene basisprincipes en de opeenvolgende stadia van het onderzoek, vanaf het ontwerp,tot de uitvoering, de interpretatie en de publicatie van de resultaten. Het geheel is aangepast aan specifieke omstandigheden wàarin logopedische research plaats heeft. Er wordt onder andere ingegaan op de verschillende soorten onderzoek die men kan opzetten (gaande van groepsvergelijkingen met goed gecontroleerde kenmerken en variabelen, over meer observationele methoden, tot single-subject studies en case reports. Men vindt een overzicht van de statistische hulpmiddelen. Deze worden niet in hun voiledige mathematische vorm beschreven; aileen de principes en de toepassingsmogelijkheden worden klaar aangegeven. De tekst is goed opgebouwd en vlot leesbaar. Het boek motiveert om aan wetenschappelijk onderzoek te doen en het biedt heelwat raadgevingen en
informatie voor diegene die ~icheraan wil begeven. F.DEBRUYNE
tijdsch rifte n
Averbode DOREMI * ZONNEKIND * ZONNESTRAAL * ZONNELAND * TOP * VLAAMSE FILMPJES
GP-uitgaven
PB 54 B-3281
Averbode
125
126
lHET GEHOORHERBOREN' _Uitgebreid gamma hoorapparaten PHONAKapparatuur FMPhonic Ear systeem _Grote keus van: screening,semi-klinische en klinische audiometers; impedantiemeters en andere audiologisch apparatuur. _Reëducatieapparaten voor therapie bij spraak - en taalgestoorden.
LRPPERRE _ HOORAPPARATEN _AUDIOLOGIE
Slalionsslraat 22 1720 GROOT - BIJ GAARDEN Tel:02/466.91.00
INHOUD
Auteurs
63
Orale en verbale apraxie - Overzicht van behandelingsmethoden B. Beernaer!, R. Desmet
64
Die Nasalierungsmethode - Ditferentialdiagnose und Therapie usogener Dysphonien - Stimmbildung für Sprechen und Singen J. Pahn, E. Pahn
79
Logopedie wereldwijd J. Verstraete
87
Ter informatie...
102
Mededelingen
110
Boekbesprekingen
122