TIJDSCHRIFT . VOOR LOGOPEDIE &
AUDIOLOGIE
27ste jaargang
-
nr. 4 - november 1997
-
Afgiftekantoor Gent X
driemaandelijks tijdschrift .
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE Uitgave van de Opleidingen Logopedie en Audiologie Hogeschool Gent, departement Gezondheidszorg Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende,
Vesalius
departement Gezondheidszorg
Katholieke Hogeschool voor Gezondheidszorg
Oost-Vlaanderen,
campus Sint-Vincentius
Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen Licentie Logopedie en Audiologie, Katholieke Universiteit Leuven Licentie Logopedie en Audiologie, Universiteit Gent WETENSCHAPPELIJKE
REDACTIE
RAAD
H. Chantrain, ass. Psychologie, gegr. Log.
P. Bastijns, prof. dr. Psychologie, lic. Logopedie
C. Cornette, lic. en gegr. Logopedie
W. Brans, gegr. Logopedie
P. Corthals, lic. en gegr. Logopedie
M. Claeys, lic. Orthopedagogiek
F. Debruyne, prof. dr. Otorinolaryngologie W. Decoster, lic. en gegr. Log. en Audiologie
L. Feenstra, prof. dr. Otorinolaryngologie E. Manders, dr. Logopedie
C. Hylebos, gegr. Logopedie
S. Peeters, prof. dr., Burg. ir.
M. Laureyns, gegr. Logopedie
A.M. Schaertaekens, prof. dr. Germ. Fil., lic. Logopedie
M. Peleman, lic. en gegr. Logopedie
R. Stes, lic. en gegr. Logopedie
L. Simoens, gegr. Logopedie
E. Thiery, prof. dr. Neuropsychiatrie
J. Van Borsel, prof. dr. Neuroling., lic. Germ. Fil.
F. Van Besien, dr. Germ. Filologie
R. Vandevoorde,
P. Van Cauwenberge,
gegr. Logopedie
B. Vinek, lic. en gegr. Logopedie en Audiologie
prof. dr. Otorinolaryngologie
W. Wellens, dr. Neuropsychiatrie
REDACTIE- ADRES G. Van Maele, De Waterwilgen 9, 8310 Brugge (Sint-Kruis) (België) tel. (050) 35 24 12 Publicaties in drievoud aan dit adres in te zenden ABONNEMENTEN -
België: De abonnementsprijs
bedraagt 400 fr. per jaar (300 fr. voor studenten) te betalen op rekening 380-0800054-
69 van" Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie". -
Buitenland: De abonnementsprijs
bedraagt 600 B.fr., te betalen op rekening 380-0800054-69
van "Tijdschrift voor
Logopedie en Audiologie" (Bank Brussel Lambert), De Waterwilgen 9, B-8310 Brugge (Sint-Kruis) AANWIJZINGEN
(België).
VOOR AUTEURS
Het Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie publiceert artikels i.v.m. preventie, diagnose, therapie van en experimenten
omtrent spraak-, taal-, stem- en gehoorproblemen
en aanverwante gebieden.
De teksten moeten getypt zijn met ruime spatie en kantlijnen, bij voorkeur op diskette. Verwijzingen
in de tekst gebeuren door vermelding van de naam van de auteur(s), gevolgd door het jaar van
publicatie. Bij elk artikel worden een Nederlandse (eventueel ook Engelse) samenvatting gevoegd, enkele trefwoorden, een alfabetisch gerangschikte
bibliografie, alsook het correspondentie-adres.
Beoordeling wordt door leden van het leescomité uitgevoerd. Bij publicatie ontvangt de eerste auteur gratis tien exemplaren. Overname van artikels wordt slechts toegestaan na schriftelijke overeenkomst De manuscripten moeten ISBN - 0304-4971
met de redactie.
gezonden worden naar het redactie-adres.
'TLA' 1997(27) - 4 .. • ,;
",'
J:
"
"
-
.
ABONNEMENTEN
'j;
j.....
~~"
:
~ ..
','
...
1998:NU INTEKENEN! ..
Voor de jaargang •
.
i
,
1998 kan vanaf heden ingèteki:md worden. Het jaarlijks
'
..
.
"
..
',.
"
~
toenemende aantal abonnementen en de réacties'van lezers stimuleren ons om ....
,
..
..
"
'..
',..
~
0'-,
•
.:
\
'
•
onze irifclrmatieve ta~k voor alle afgestudeerden en studenten verder te?ett:[Î. De jaargang, 1998 brengt, naast . de artikels en de speciale rubrieken, interes~ . sante uitzichten. De . nieuwe rubriek INTERNET zorgt voor de logopedisc;he/ . ""
audiologische
kijk ,op de internationale
markt,en
,de samenwerking
met
audiologische verenigingen verruimt ons werkveld.; ••. l
Hoe abonneren? Bêlgië: ,
-,
.'
."
4pO fr. betalen met bijgaand overschrijvingsformulier. Studenten betalen 300 fr. indien ze via hUI) opleiding intekenen en hoev~1) .. . . het -
..
overschrijvingsformulier
niet te gebruiken.
Nederland: 600 Belgische frank storten op bankrekening 380-0800054~69 (Bank BruSSel Lambert) van Tijdschrift voor Logopedie enAudiologie, DeWaterwilgen 9, 8310 Brugge (Sint-Kruis) België, met melding: abonnement 1998.' . .'
.-:
Stel dit niet uit. :?o
";".
'"
'-
>
,-
"
. . onderbreekt u de regelmatige toezendingyan
niet..
... .'
".'
het tijdschrift
,
.
•
.
f
.
"
Als u 'van 'adres. verandert, wilt. u dan, samen met Uw nieuW adres, ook hét num'.-.'
r
mer van hèt V\lrzendetiket opsturen? . .
131
TLA1997
(27) - 4
OVER DE AUTEURS EN HUN ARTIKEL Van Mark Laureyns
ontvingen we de tekst 'Pro-
ding Logopedie, Hogeschool Limburg).
stopt niet bij het hoortoestel'. De
these-aanpassing
aandacht van de auteur is hierbij gegaan naar de
Naar aanlei~ing van het symposium :Alle Taal Cen-
grote groep slechthorenden
traal' van 1 november
die in de hoorcentra hulp
zoeken en voor het eerst met hoortoestellen
in con-
Counseiing en begeleiding staan hier centraal. De auteur is lector audiologie Hogeschool
Antwerpen,
aan' de Katholieke
en tevens redactielid van
Van ons zusterblad
Logopedie
en Foniatrie komt
'Logopedische Standaarden', dat reeds bij hen werd in jaargang 69, nr. 4 - 1997 (103-106).
De tekst is de samenvatting
van de activiteiten ,van
een project 'Centrale Ontwikkeling
en legitimering
van logopedische standaarden', dat in 1993 van start ging in de Hogeschool Beroepsinnovatie dracht
van
Logopedie
Casus
Onderkenning
Spraak:
en Taal-
stoornissen',
waarin het verloop van diagnose en
. behandeling
van een jong kind' met spraak-taal-
problemen' aan de orde komt. De auteur, Dirk Hoeben, is als logopedist werkzaam
ons tijdschrift.
,gepubliceerd
Instituut Sint Marie te Eindhoven, ontvingen we een artikel,
'", .tact komen.
'96, een initiatief van het
Nijmegen,
Centrum
en Methodiekontwikkeling,
de Nederlandse
in opvoor
en Foniatrie. Voor logopedisten
werk-
zaam in algemene ziekenhuizen, audiologisch!3 centra of als zelfstandige, zijn standaarden en een meetWij vonden
Centrum ,Eindhoven. Hij is
lid van het V.l.O.-team,
een multidisciplinair
team
dat een coördinerende functie heeft bij het diagnostisch proces van.in hun ontwikkeling bedreigde kinderen. Tevens voert hij praktijk in Eindhoven, gevestigd in een acht~rstandsgebied, naamde 'multi-problem'
waar veel zoge-
gezinnen wonen.
voor
Vereniging
..in,strument ontwikkeld.
binnen het Audioiogisch
ze voor, onze
Zoals in de nummers 2 en 3 van deze jaargang, vindt u vervolgens Viaamse
de tekst van de inzending van een
opleiding
logopedie
voor de Stichting
Logopedie Fondsprijs 1996, volgens onze overeen, komst met J. Lambert. Het artikel.heeft ..Realisatie van een .. .. 'Denkertje.Dap -'. ,_.
lezers een interessante aanwinsten danken de hoofd-
denkstimulerende
redacteur I.H.C. de Jong voor de ovemame.
van Haywood en Marion Blank', en werd geschreven
De auteurs zijn mw. A. Broekhulzen
door Veerle Verdonckt
den Engel-Hoek
(logopedisten
mw. G. Albers
en mw. J. van
en mw. L. van
in vrije vestiging), der
(logopedisten in KNO Kinderaudiologie Radboudziekenhuis (logopediste
te Nijmegen),
in verpleeghuis
Stappen
van het Sint-
mw. L. Beller,
Kalorama/Maartens-
kliniek te Nijmegen), dhr. B. de Swart (logopedist in het
Sint-Hadbouctziekenhuis
dhr. R. Bökkerink, _.afdeling
132
Nijmegen),
(projectleider, werkzaam aan de
VDO van de Hogeschool
dhr. J. Lambert
te
Nijmegen). en
(projectleider, ,hoofd van de oplei-
oefenbundel
naar de theorieën
als inzending van de Katho-
lieke Hogeschool voor Gezondheidszorg Oost- Vlaanderen, Gent. De begeleidsters waren mw. Coussens en mw. Vandenabeele. Veerle Verdonckt is logopediste te Oudenaarde. Met haar tekst wil ze bijdragen tot het ontwikkelen therapiemateriaal
van
in functie van denkstimulerende
,oefeningen, die voor veel logopedisten welkom kun'nen zijn voor de behandeling ..functionerende
kinderen.
~
van cognitief zwak
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 1997 (27)-4 PROTHESE-AANPASSING
STOPT NIET BIJ HET HOORTOESTEL
Mark Laureyns
De hier volgende tekst is het verslag van een lezing gegeven op 8 maart 1997, in het kader van de 21 ," studiedag van de "Belgische Vereniging voor Audiofonologie", met als thema "hooropvoeding en hoortraining". Deze lezing is een pleidooi voor een meer menswetenschappelijke, en minder overtechnologische aanpak van de hoortoestelaanpassing. We hebben het over de psycho-sociale aspecten van slechthorendheid en beginnend hoortoestelgebruik. We denken deze keer niet in de eerste plaats aan de zwaar slechthorende kinderen, de kandidaten voor cochleaire implantatie of zwaar doven, maar wel aan die grote groep slechthorenden die we alle dagen in hoorcentra zien, en die voor de eerste keer in aanraking komen met hoortoestellen.
1. DE SLINGERBEWEGING VAN DE PROTHESEAANPASSING Hoortoestellen zijn een relatief nieuw hulpmiddel, en de aanpassing van hoortoestellen kende deze eeuw heel wat verschillende periodes. Een eerste periode kunnen we omschrijven als de ambachtelijke periode. Commercieel technisch geschooide audiciens I opticiens werkten met relatief weinig metingen, maarvooral met hetvergelijken van verschillende types hoortoestellen. Er ontstonden in die periode vernuftige constructies met buisjes waaraan men tot 5 hoortoestellen kon bevestigen (figuur 1). Via een kort vraaggesprek ging men na wat het beste toestel was, en meestal werd dit zelfs tijdens deze eerste sessie verkocht. Men noemde dit de vergelijkende methode.
Fig 1. De ambachtelijke periode: de vergelijkende methode
Deze methode was soms heel succesvol, wanneer het ging om een vriendelijke audicien-ambachtsman met veel empathie voor de slechthorende. Zeker wanneer deze openstond voor verdere sessies om de aanpassing te verfijnen. Soms ging het commerciële echter overheersen en er onstonden zelfs excessen als deur aan deur verkoop van hoortoestellen. Als reactie op deze excessen en met de komst van nieuwe verbeterde meetapparatuur kregen we dan een puur wetenschappelijk technische aanpak. De slechthorende kwam in het hoorcentrum en meteen kwam de meetmachine in actie. Drempel, oncomfortabel niveau en resonantie van de gehoorgang werden meteen bepaald. Op al deze resultaten werd een rekenregellosgelaten (Half gain rule, NAL, POGO, BERGER, Pré-réglage enz ...) om te bepalen welk hoortoestel met welke versterking en compressie de beste oplossing zou bieden. Het oorstukje werd gemaakt en een week latervoerde men in situ metingen uit. Bij een in situ meting brengt men een miniatuur microfoontje in de gehoorgang, dat daar kan registreren wat de exacte versterking van het hoortoestel is in de gehoorgang van de slechthorende. Via schroevendraaier of computer (bij programmeerbare hoortoestellen) kon men tot op de dB nauwkeurig toekijken dat de hierboven vermelde rekenregel gerespecteerd werd. Wanneer de slechthorende niet tevreden was met dit resultaat was hij fout, en diende hij enkel te wennen aan dit nieuwe geluid. (deels is dit ook terecht, cfr. Onderzoek Gatehouse 1992, paragraaf 5)
~l~'~
Fig 2. De puur wetenschappelijke periode: technische aanpak
133
TLA 1997 (27) - 4 Al te dikwijls resulteerde een dergelijke aanpak in de dictatuur van de computer of de rekenregel (figuur 2). Een in situ meting is een prachtig hulpmiddel tijdens de aanpassing, maar zegt totaal niets over hoe de slechthorende hoort. . Men bekeek de slechthorende te veel als een wandelend gehoorverlies, dat men zo snel en efficiënt mogelijk wenste te corrigeren.
2. AUDIOLOGIE ALS MENSWETENSCHAP W'e zien hier meteen dat beide uitersten van de slingerbeweging zeker niet de ideale situatie zijn. Gezien het aanpassen van hoortoestellen in 'België vanaf nu meer en meer door audiciens-audiologen met een logopedische vooropieiding gebeurt, mogen we verwachten een '10tale benadering" van de slechthorende te krijgen. Er zijn trouwens een aantal collega's met een heel andere vooropleiding, maar met een goed sociaal aanvoelen die, wat hier volgt, perfect toepassen. Waarom deze menswetenschappelijke benadering belangrijk is, willen we graag illustreren met het verhaal van Romain Recruitment (fictieve gevalsbespreking, gecompileerd uit items van andere casussen). De vrouwen familie van Romain klagen reeds een hele periode dat hij veel verkeerd begrijpt en dat ze alles wel twee tot drie keer moeten herhalen, vooral als hij wat vermoeid is of als. er bijgeluiden zijn. De huisdokter heeft hier echter heel weinig oren naar en zegt dat het normaal is voor Romains.leeftijd en dat er toch niet veel aan te genezen valt. Romain geeft de dokter gelijk ,en meteell ontwikkelt hij een aantal verdedigings- en ontwijkingsmechanismen. Hij zegt dat de mensen uit zijn omgeving gewoon te onduidelijk spreken of probeert de reactie van anderen te volgen en op geregelde tijdstippen maar ja of nee te zeggen. Hij vermijdt vooral om dikwijls te vragen om iets te herhalen. . Uiteindelijk kan de oudste zoon het niet meer verdragen en maakt een afspraak bij de Neus-Keel-Oorarts. En daar valt dim het echte verdict. Romain is siechthorenden krijgt een voorschrift voor een proefperiode met een hoortoestel. Meteen zit hij met heel andere gevoelens opgezadeld. Hij voelt zich plots heel oud, lelijk, gehandicapt, abnormaal, kortom hij heeft het hier heel moeilijk mee. Beck en Mintz beschreven in 1990 de volgende gevoelens bij'het.ondekken.van slechthorendheid: ontkenning (het zijn de anderen), schaamte (toestel
134
verstoppen), lager zelfbeeld / doof = dom, woede / frustratie/ irritatie / stress, isolatie /verveling in groep, depressie / rouwgevoel.
3.INFORMATIEFClDERS HOORTOESTELLEN
OVER
De oudste zoon is echter niette stuiten en begint meteen informatie te verzamelen over hoortoestellen. We geven hier een kritische bloemlezing uit de folders die hij eind .1996 verzamelde. Hoortoestellen zijn mooi Uit de meeste folders blijkt een mooi hoortoestel, een toestel te zijn dat je niet ziet. Iets dat je zo goed mogelijk moet wegmoffelen om vooral niet te tonen dat je slechthorend bent. Voor Romain,is dit eerste wel een opluchting. Het woordje "lelijk" kan hij reeds van zijn lijstje schrappen. Je verstaat met hoortoestellen perfect in bijgeluiden (Hoortoestellen kunnen het normale gehoor enkel benaderen en lossen zeker alle problemen niet op voor het verstaan van spraak in bijgeluiden) "Met toets 3 bent U in staat om ook op party's een ontspannen gesprek te voeren, zonder gehinderd te worden door storende omgevingsgeluiden." "De automatische luidheidsregeling heeft bewezen het spraakverstaan te verbeteren, zelfs in achtergrondlawaai. Dit zorgt er voor dat u gemakkelijk verstaat en dus beter en prettiger kan genieten tijdens familiefeestjes, restaurant bezoeken, seminaries, sportactiviteiten enz ..." "...vermindert de versterking van het omgevingslawaal ten voordele van de versterking van de stemmen van de mensen mel.wie u.praat. Tijdens .ge. 'sp rekken met meerdere personen zal u .alles vlotter' kunnen volgen." "Dit complex systeem herkent en verbetert spraak, ten opzichte van het lawaai." Technologie en uitzonderlijke geluidskwaliteit (De kleine micro en telefoon van een hoortoestel kunnen een best aanvaardbare geluidskwaliteit leveren, maar HIFI is nog wat anders) "De meest moderne elektronica en een speciaal ontwikkelde microchip maken dit toestel uniek. Dit toestel levert een wonderlijk natuurlijke klank en is een echte verademing voorde hoortoestelgeb ruiker." "Deze "chip" (miniatuur computer) regelt lage en hoge tonen versterking 20 keer per seconde." "Deze chip is een processor met meer reken kracht dan een "pentium TM" computer (40 miljoen berekeningen per seconde)." . Sommige toestellen zijn iets vooriichtiger en vergelijken zich "maar" met een 486 computer.
TLA 1997 (27) - 4 De woorden "CD kwaliteit" en "HIFI" zijn niet van de lucht.
Bij de anamnese (gestructureerd vraaggesprek) peilen we naar de leefwereld, medische voorgeschiedenis, handigheid en vooral naar de situaties waarin Romain beter zou willen horen en verstaan. We overlopen ook alle vragen van het "Oldenburgprofiel" (figuur 3). Deze vragenlijst peilt naar de subjectieve beoordeling van het spraakverstaan in rust, spraakverstaan bij achtergrondlawaai, richtingshoren, psychosociale gevolgen en tinnitus. Het resultaat wordt uitgedrukt in percentage handicap in de vijf hierboven vermelde categorieën. Dank zij het werk van Myriam Kempeneers (UIA Hoorwetenschappen 1996) en Ellen Stinkens (KVH Logopedie 1997) hebben we zowel een goede vertaiing als normering van deze vragenlijst.
Als je dit overzicht bekijkt, kunnen we minstens stellen dat de meeste merken hun nieuwe types hoortoestellen niet echt bescheiden voorstellen. Je zou bijna wensen om slechthorend te zijn om van deze pareltjes van technologie te kunnen profiteren. Het gevolg hiervan is dat Romain niet echt een realistisch verwachtingspatroon heeft ten opzichte van het toekomstige hoortoestel.'
4. NAAR HET HOORCENTRUM Geladen met een reeks vooroordelen, complexen en verkeerde verwachtingspatronen en vergezeld van zijn oudste zoon komt Romain in het hoorcentrum.
Het gebruik van een vragenlijst heeft een aantal belangrijke voordelen. We weten hiermee vooral hoe Romain zijn gehoorverlies in verschillende situaties ervaart. We hebben de kans om zijn verwachtingspatronen ten opzichte van het hoortoestel meteen te relativeren en te vertellen wat hij wel en niet kan verwachten. We hebben natuurlijk ook een heel belangrijke basis om nadien de subjectieve verbetering van zijn gehoor met hoortoestel te evalueren met dezelfde vragenlijst.
Het gevaar van een begeleidend familielid is dikwijls dat het gesprek zich niet tussen de slechthorende en audicien-audioloog afspeelt. Ondanks het gehoorverlies, met als gevolg een iets moeilijker communicatie, speelt het gesprek zich toch hoofdzakelijk af met Romain. Bij het bekijken van het voorschrift bespreken we eerst wat we vermoeden als commun icatieproblemen bij dit type gehoorveriies. Gezien het gehoor voor de lage tonen nog goed is, stellen we dat Romain de meeste geluiden wel hoort en dus alle mensen hoort spreken, maar dat er problemen optreden zodra er bijgeluiden komen, als mensen minderduidelijkspreken of als hij vermoeid is (zodat aandacht en aanvullingsvermogen verminderen). Het belang van een dergelijke start van het gesprek is dat Romain zich door de audicien-audioloog begrepen voeit (empathie of inlevingsvermogen). Meteen vragen we hem of hij zich hierin herkent.
Pas nu, nadat Romain heel wat van zijn negatieve gevoelens heeft kunnen ventileren, starten we met de metingen. We vertellen hem dat de NKO-arts vooral metingen heeft verricht om te zien wat er mis is met zijn gehoor. Voor ons is wat hij net niet hoort (want dat is audiometrie) echter niet het belangrijkste. We inspecteren de gehoorgang en we gaan een reeks metingen doen die ons meer informatie leveren over de kwaliteit van zijn gehoor. We testen nu het dynamisch bereik van het gehoor en eventueel het spraakverstaan in stilte en in ruis. Het dynamisch bereik bepalen we via "Iuidheids-
ADSZN-uragenlijst: SJlI''''~t'1'''l'''' ~ ...n.... _ ~luid
, ,
:
:
...f-
, l
:
.
:
:
Fig. 3 Het Oldenburgprofiel
+.
. :. : .
r,.-
--' ..
::
:"
:
:: : ::
:. t,'
i
1
. .,
..
:
-
-
...
~:
::
.
. -t
.... ...
~ ':
i..
Patient O-U .. I..-:
!!._._.~ T
... .. ..
..... . ,
l.
~
: Ret:.rult ......
O-oat",,:
/
01.03.97
. -..---
.~:._.+.~ i
:
::: :
" '
: :
: :
_j._~_.~..[.. t.._..L...W:_._.l
"
t
1__ _
psy;:t-003ociale
,
j
: ~- i ..r.... "-1 .... 1
•:.....•!_, tI
.. ..
+-+..-
,
.
f." .: .... : !
y ••..
..
:=- 1'-"'."'''''''---rlc.hlinqs-
.
.
:
:
j
: ~"
! ,: :
+...::f
..t--f ..
;
/1.
!. .,
f~. ~ .;: :', . :: : ", :
/\
.
...
'.i'
;
A
..f" ..
,.t•. '
'l'-----!
...
: : : : .,',i"" .. ~1 ..........• :.=--.... .... i.-._ ..;... -.-~ •.. _.. j
:
'
..•. \•.••.4
,
••• ~
.
• ~ (RA08D936) ("_I
"T~
..... ,..-..-.
...... (zonder Hll
.--~.
135
TLA 1997 (27) - 4 aangroei" (zie figuur 4). Via een 7-punt schaal, waarop de woorden "niet hoorbaar" (NH). "erg zachf' (EZ). "zacht" (Z), "aangenaam" (A), "hard" (H), "erg hard" (EH) en "onuitstaanbaar" (TH), vermeld staan, vragen we de proefpersoon om aan te geven hoe luid een bepaalde stimulus waargenomen wordt. Gezien deze meting gebeurt op verschillende frequenties, krijgen we zo een overzicht van het dynamisch bereik (afstand tussen gehoordrempel en het niveau voor onuitstaanbaar) per frequentie, of de "luidheidskaart" . Gezien dit onderzoek beter verdient, dan een kort overzicht, willen we graag in eeri volgend nummer van dit tijdschrift ingaan op luidheidsaangroei. We nemen nu ook de oorafdrukken van beide oren.
Romain een zorg wezen dat we een pentium of een 486 computer in zijn toestel gestopt hebben, het maakt hem ook niet echt uit of het toestel digitaal of analoog werkt en dit met 1 of 25 banden. Hij wil vooral beter verstaan met zo weinig mogelijk extra inspanningen. Maar als hij ooit problemen heeft in een welbepaalde situatie die voor hem heel belangrijk is en we dan een tweede programma kunnen inschakelen om dit probleem zo goed mogelijk op te lossen (en dit is zeker niet alleen een kwestie van alles iets luider of zachter te maken I), zal dit de tevredenheid over en het vertrouwen in het hoortoestel en hoorcentrum nog doen toenemen.
Pas nu beginnen we over de mogelijkheden van hoortoestellen. We overlopen zowel de voor- als de nadelen van de verschillende types. We vragen naar zijn wensen, peilen naar zijn verwachting over de vorm van het toestel (want dit punt komt dikwijls als eerste naar voor) en ook naarde bedieningswensen. Ondanks hoogtechnologische snufjes zoals afstandsbedieningen, meerdere programma's, volumeregelaars en bedieningsschakelaars, is de wens van de meeste slechthorenden een volautomatisch toestel, dat ze 's morgens insteken en de rest van de dag kunnen vergeten. Zeker bij eerste gebruikers van hoortoestellen is dit enorm belangrijk. We gaan nu niet in op de systemen en technieken die hiervoor in aanmerking komen, maar in de meeste gevallen is een dergelijke oplossing mogelijk.
We geven hem ook een boekje mee, waarin we alle voor- en nadelen van de verschillende types hoortoestellen nog eens op een rijtje zetten. En we bekijken welk type hoortoestellen hij als eerste wenst uit te proberen. Bij een bilateraal gehoorverlies is de proefperiode automatisch met twee hoortoestellen. Of hij later mono of stereo zal nemen hangt van de proefperiode af.
Bij de komst van nieuwe systemen waren we dikwijls zo enthousiast dat we alle mogelijkheden in geuren en kleuren uitlegden, om nadien te constateren dat dit zeker niet is wat ons eerste hoortoestelgebruiker wenst te horen, en dit veel meer afschrikt, dan informeert. Het is best om deze extra technische mogelijkhedenwel te voorzien, en zodra hetwenselijk is dit toe te passen en ook dan pas uit te leggen. Het zal Romain Rccruilmenl
: Audiogram
5.' DE EERSTE FIJNREGELING EN UITLENING VAN HET HOORTOESTEL Na een ruime week komt Romain terug. De hoortoestellen zijn nu op maat gemaakt en worden afgesteld op zijn gehoor. We gebruiken eventueel wel de fameuze rekenregels en in-situ-metingen als hulpmiddel, maar de functionele metingen achten we veel belangrijker. Dit zijn metingen die ons tonen wat Romain hoort met zijn hoortoestel en hoe zijn dynamisch bereik is met hoortoestel (figuur 5). We meten dus niet alleen wat er uit het toestel komt, maar kijken hoe hij deze geluiden verwerkf.{ditis niet enkel een kwestie van het midden- en binnenoor, maar ook de hele centrale verwerking speelt hier een rol). Vóór aanpassing
Na aanpassing Dynamisch bereik: luidheidskaart
Fig. 4. Audiogram
136
en dynamisch bereik
Fig 5. Dynamiek vóór en na aanpassing
TLA 1997 (27) - 4 Spraakaudiometrie voeren we echter pas uit na de proefperiode. Hij heeft namelijk de sleutels voor spraakperceptie (de klankbeelden die betekenisbepalend zijn, zoals harmonischen en formanten van spraakklanken) afgestemd op zijn afwijkend gehoor en heeft nu een periode nodig om de nieuwe informatie die hij krijgt via het hoortoestel te gebruiken en zijn sleutels voor spraakperceptie opnieuw aan te passen.
Verder onderzocht hij ook wat het procent spraakverstaan was bij een goede frequentiecorrectie (al de' slechthorenden hadden een verlies op hoge tonen) en bij een vlakke versterking. Ook hier blijkt er pas een goede adaptatie op te treden na 4 à 6 weken (zie figuur 6). Tijdens deze sessie leren we Romain ook hoe hij zijn hoortoestel kan bedienen. Dit is zeker geen theoretisch overzicht maar een "modeling" techniek : we beschrijven en laten meteen proberen en uitvoeren hoe je het oorstukje in het oor brengt, hoe je het toestel aan- en afzet, hoe je de batterij vervangt. Om te leren hoe je telefoneert met een hoortoestel halen we er gewoon een telefoon bij en roepen de sprekende klok op, zodat we de handeling en het resultaat samen kunnen demonstreren. Ook als de familie heel behulpzaam is en alles wel in Romain zijn plaats wil doen, dringen we toch aan dat hij dit alles zelf leert, zodat hij heer en meester is over
Stuart Gatehouse publiceerde in 1992 de volgende studie. Vier slechthorenden werden met één hoortoestel (mono) aangepast en 12 weken gevolgd. Om de 2 weken keek men naar de winst qua spraakverstaan op het aangepaste en het niet aangepaste oor met hoortoestel (zie figuur 5). Opvallend is dat er pas na 4 weken een goede gewenning was, en het oor dat gewend was aan het hoortoestel duidelijk beterpresteerde dan het controle-
oor.
~ 20
% w i
proefpersoon 1
15 • 10
15 " 10 5
5
,
" 0 p
"
o
:20
0
2 4 6 8 10 12
weken na aanpassing
•
20
p
o
2 4 6 8 10 12
weken na aanpassing proefpersoon 4
~ 15 k
10
<
, ,
5
o
o
"
2 4 6 8' 10 12
2 4 6 8 10 12 :
Fig. 6 Voordeel uitgedrukt in % winst in spraakverstaan met het hoortoestel op het aangepaste oor (dunne lijn) en het controle-oor (dikke lijn). Naar Stuart Gatehouse 1992
82 %
s
80
p r
78
• • k
v
e r
s I
• •n
/
76 74 72 70 68 0
2
4
6
8
10
12
weken na aanpassing Fig. 7 Spraakverstaan met vtakke en gecorrigeerde opvolging gedurende 12 weken. Naar Stuart Gatehouse 1992
versterking bij een
137
TLA 1997 (27) - 4 zijn hoortoestel en het niet iets wordt dat hem meer afhankelijk maakt. Bij toestellen met een richtingsmicrofoon leggen we uit dat vooral het lawaai achter het hoofd verzwakt wordt met een dergelijk systeem. In een lawaaierige situatie dien je dus met je rug naar het lawaai en niet tegen een wand te staan om beter te begrijpen. Wanneer Romain opmerkt dat hij alles eigenlijk te scherp vindt, leggen we hem uit dat dit prachtig is en dat het juist die scherpe tonen zijn die er na een paar dagen zullen voor zorgen dat hij niet enkel méér hoort, maar ook beter zal verstaan. Ook de eigen stem is dikwijls een probleem, ook als de versterking optimaal is. Eigen stem is een belangrijk onderdeel van de identiteit en het verbeteren van het gehoor op hoge tonen resulteert dikwijls in het beter horen van een lichte heesheid van de stem (slechthorenden die licht hees zijn, horen dit dikwijls niet wegens een gehoorverlies op hoge tonen). Iedereen zal hettrouwens moeilijk hebben om de eigen stem via een bandopname zonder enig ongemak en bedenkingen te beluisteren (gezien we de stem dan enkel via luchtgeleiding horen, wat heel dikwijls met een hoortoestel ook het geval is). Voor hij naar huis vertrekt, dringen we erzekerop aan om de kans die hem geboden wordt om een hoortoestel uitte testen, echt optimaal te gebruiken en het toestel bijna continu in te houden (behalve om te slapen en in bad). We leggen uit dat een stabiele geluidswereld (dus het toestel de hele dag in te houden) heel belangrijk is om goede resultaten met hoortoestellen te krijgen. We vragen Romain om geduld te hebben met zijn familie en omgeving. Ze hebben reeds jaren iets luider moeten praten en zullen dit niet meteen afleren. Als hij iets niet begrijpt kan hij beter vragen om iets zachter en langzamer te praten (bij luider spreken daalt het tempo dikwijls en als het volume daalt heeft men dikwijls de neiging om sneller te praten). We geven hem nog een vragenlijst mee en vragen hem om deze in te vullen net voor hij terugkomt.
6. DE EERSTE CONTROLE NA UITLENING Na twee à drie weken komt Romain terug en overlopen we de resultaten. We bekijken en bespreken de vragenlijst (Oldenburgprofiel) en ook de psychosociale aspecten. We doen een controle meting van de functionele winst en als alles hier in orde is testen we het localisatievermogen en voeren we spraakaudiometrie in stilte en in ruis uit. Op basis van deze metingen wordt de aanpassing
138
verder verfijnd en we leggen hier meteen weer de' nadruk op wat hij wel en niet kan verwachten van het hoortoestel. Wanneer iemand duidelijk onvoldoende resultaten voor spraakverstaan blijft rapporteren en de spraakaudiometrische resultaten ondanks goed functionele winst resultaten onvoldoende blijken, moeten we zeker de stap zetten naar het doorverwijzen voor logopedische hoortraining, lipleestraining enz ... We geven Romain nu ook een setje met het materiaal dat hij nodig heeft voor het onderhoud van zijn toestellen. Ook hier weer maken we gebruik van de "modeling" techniek via het voor- en nadoen om dit onderhoud aan te leren. Natuurlijk zit er in dit setje nog een gebruiksaanwijzing om dit nadien nog eens na te lezen, of het dan toch over te laten aan de handigste in de familie. Een goed onderhoud van een hoortoestel is even essentieel als het gebruik van batterijen.
7. GROEPSNAMIDDAGEN We stellen ook voor dat Romain eens langs komt op een groepsnamiddag, waar we een groepje eerste gebruikers van hoortoestellen uitnodigen op een kop koffie om ervaringen uitte wisselen. In het Deense opvolgingssysteem voor hoortoestel-gebruikers zijn deze namiddagen heel populair, en bevorderen ze de acceptatie van het gehoorverlies en het hoortoestelgebruik . Dit zijn zeker geen zware cursusdagen. Een ontspannen open sfeer, bereidheid tot luisteren en natuurlijk een extra stukje cake zijn de meest essentiële onderdelen.
8.CONTROLEBEURTEN Wanneer het toestel aangekocht is, is de kous natuurlijk nog niet af. De eerste keer vragen we om (indien ergeen problemen zijn) zeker terug te komen na3 maanden, omdat na deze periode de dynamiek dikwijls gewijzigd is. Je begrijpt dat nieuwe geluiden in het begin extra luid overkomen, en dit na een aantal maanden terug normaliseert (niet alle beperkte dynamische bereiken dienen recruitmentte zijn i). Nadien vragen we om minstens om de 6 maand langs te komen. Op deze manier is een controlesessie iets positiefs en wordt het hoorcentrum niet geassocieerd met een plaats waar je alleen terecht komt na grote problemen en defecten. Het is voor de audicien-audioloog ook veel motiverender om het gemiddelde resultaat van zijn aanpassingen te zien en niet alleen en constant de problemenstoet te zien van mensen die veel te lang wachten om langs te komen of defecte hoortoestellen hebben.
TLA 1997 (27) - 4 Deze controlebeurten beperken zich natuurlijk ook niet tot het technische, maar ook het menswetenschappelijke (het psychosociale aspect) is hier belangrijk. Nodig de mensen uit om er rustig te gaan bij zitten en peil naar hun tevredenheid in verschillende situaties. Lok uit dat ze durven zeggen wat ze minder goed vinden en hoe ze zich voelen met het hoortoestel.
9. EXTRA HULPMIDDELEN Wanneer het horen van de deurbel, telefoneren of televisie beluisteren problemen blijft geven, bestaan er een hele reeks hulpmiddelen om hier een oplossing te bieden. Een van de voorbeelden die ik hier wil aanhalen is een inlra-rood systeem om de televisie zonder bijgeluiden beter te verstaan. Al te dikwijls zien we dat men infra-rood ontvangers aanraadt om zonder hoortoestel te gebruiken. We doen alle moeite om de hoortoestellen zo perfect mogelijk aan te passen, en als we de televisie beter willen laten horen vragen we om ze uit te doen, en ze te vervangen door "iets beter". Dit ondermijnt meteen de noodzaak om de geluidswereld zo constant mogelijk te houden en het geloof in het prestatievermogen van het eigen hoortoestel. Wanneer we een speciale ontvanger gebruiken die via het hoortoestel werkt, tonen we aan dat ook hier het hoortoestel mits een extra tussenschakel goede resultaten geeft, stimuleren we het constant dragen van het toestel en verhogen we de acceptatie.
10. BESLUIT Ik hoop dat we hier de mens tussen de slechthorende oren meer op de voorgrond gebracht hebben. Al deze counseling en begeleidingstechnieken horen thuis in alle hoorcentra. Natuurlijk helpt een audiologisch-Iogopedische vooropleiding hier, maar het is op zich geen garantie, en ook audiciens met een andere basis kunnen heel wat van deze technieken en vooral qua houding ten opzichte van de slechthorende toepassen. Wanneer we echter voelen dat het verwerkingsproces of de resultaten qua spraakverstaan en communicatievaardigheid problemen blijven geven, dienen we door te verwijzen naar andere hulpverleners.
Romain Recruitment is ondertussen een tevreden hoortoestelgebruiker en dit kwam zeker niet alleen omdat we ons concentreerden op zijn achternaam maar ook grotendeels omdat we oog hadden voor
"Romain".
11. REFERENTIES BECK, R & MINTZ Sandra (1990). "I hear what you feel : time Iimited groups lor hearing impaired adults." The Hearing Journal 43, 45-50. GATEHOUSE, S (1992). "The time course and magnitude ol perceptual acclimatization to frequency responses: Evidencefrom monaural fitting of hearing aids." J. Acoust. Soc. Am. 92, 1258-1268. KEMPENEERS, Myriam (1996). "NoZeSoDiAI vragenlijst. Bepaling van % handicap voor en na aanpassing van een hoortoestel." Onuitgegeven paper in het kader van de postacademische opleiding "hoorwetenschappen", UIA, Antwerpen, 22p. KIESSLlNG, J. (1995). Zum überschwelligen Lautheitsansteig bei Schallempfindungsschwerhörigen-Konsequenzen für die Hörgeräte-Entwicklung und- Anpassung. Audiologische Akustik, 2, p.82-90. KIESSLlNG, J. et al. (1993). Untersuchungen zur praktischen Anwendbarkeit der LautheitsskaIierung. Audiologische Akustik, 32 , p. 100115. KIESSLlNG, J. and M. SCHUBERT (1995). Ein adaptives Verfahren zur Hörgeräte-anpassung mittels Lautheitsskalierung (ScaIAdapt). Hörakustik,3, pA-15. STINKENS, Ellen (1997). "Oldenburg profiel. Herwerkte Nederlandse vertaling en toetsing bij 50 normaalhorenden en 50 gehoorgestoorde volwassenen met protheseaanpassing." onuitgegeven eindwerk, Katholieke Vlaamse Hogeschool, Antwerpen, Afdeling Logopedie, 44p. Adres: Damstraat 19,9100 Sint-Niklaas.
139
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 1997 (27)-4 LOGOPEDISCHE STANDAARDEN A. Broekhuizen, L. van den Engel-Hoek, G. Albers, L. Beijer, R. Bökkerink, J. Lambert, J. van der Stappen, B. de Swart
Op 1 oktober 1993 is in opdracht van de NVLF door de Hogeschool Nijmegen, Centrum voor Beroepsinnovatie en Methodiekontwikkeling, gestart met het project 'Centrale ontwikkeling en legitimering van logopedische standaarden'. Voorlogopedisten werkzaam in algemene ziekenhuizen, verpleeghuizen, audiologische centra en vrije vestiging zijn standaarden en een meetinstrument ontwikkeld. In dit artikel wordt een samenvatting gegeven van de activiteiten in het project en worden voorbeelden gegeven van de ontwikkelde standaarden. Het verscheen in Logopedie en Foniatrie, jaargang 69, nr. 4, apri/1997.
INLEIDING Verschillende ontwikkelingen rond de kwaliteit van de beroepsuitoefening in het laatste decennium in de paramedische gezondheidszorg hebben ook voor het logopedische werkveld consequenties. In het NVLF-masterplan, waarin het kwaliteitsbeleid voor de periode 1990-1995 werd vastgelegd, speelt het project 'Logopedische standaarden' een rol in de kwaliteitsdriehoek: LIS (waarmee de feitelijke situatie wordt vastgelegd), LLR (de databank met gegevens over landelijke en regionale gemiddelden) en Kwaliteitsstandaarden (waarmee de gewenste situatie wordt vastgelegd) (Eindrapport project Hogeschool Nijmegen, 1996).
PROJECTDOELSTELLING Het project kende twee doelen: 1. De ontwikkeling van standaarden voor het logopedisch proces voor logopedisten, werkzaam in vier werkvelden: - de algemene ziekenhuizen; - de verpleeghuizen (somatisch en psychogeriatrisch); - de audiologische centra; - de vrije vestiging. 2. De formulering van criteria om de standaarden operationeel te maken, ten behoeve van een kwaliteitsmeetinstrume nt.
140
METHODE De eerste stap was het ontwikkelen van de standaarden voor de verschillende werkvelden. Het beroepsprofiel werd als uitgangspunt genomen. Vervolgens werden van de tien taakgebieden (Engels en De Jager, 1988), beschreven in het algemene beroepsprofiei, alleen de taken met betrekking tot het logopedische proces als uitgangspunt voor de te ontwikkelen standaarden genomen. Voor ieder werkveld heeft een updating van het beroepsprofiel plaatsgevonden en is in een set standaarden de essentie van het logopedisch proces vastgelegd. Zodoende werden uitsluitend standaarden ontwikkeld voor: - inventarisatie • verwijzing/klacht/anamnese • onderzoek • diagnose • behandeling/begeleiding - interventie • evaluatie/nazorg - resultaat Bij de ontwikkeling werd gebruik gemaakt van de 'Delphi-methode'. Een groep deskundigen (logopedisten en niet-logopedisten uitde betreffende werkvelden) kreeg in een aantal schriftelijke enquêterondes de gelegenheid om kritiek en aanvullingen op het beroepsprofiel en daarvan afgeleide conceptstandaarden te geven. De verwerkte opmerkingen resulteerden in bijgestelde standaarden die als basis dienden voor een consensus-bijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst werd, na bijstellingen, (eventueel door middel van stemming) consensus verkregen over de uiteindelijke logopedische standaarden. Deze procedure werd voor elk werkveld afzonderlijk doorlopen.
Standaarden Met een 'standaard' wordt bedoeld een professioneel overeengekomen uitvoeringsniveau, dat geschikt is voor het betreffende werkveld. De standaarden zijn zo geformuleerd dat het uitvoeringsniveau niet alleen gewenst is, maar ook reëel haalbaar. Anders gezegd: logopedisten hebben met elkaar afgesproken (via een standaard) dat ze een veilige omgeving voor de hulpvrager zullen creëren, dat ze, indien nodig, informatie van andere hulpverleners zullen vragen, dat ze een diagnose zullen stellen in termen van de
TLA 1997 (27) - 4 ICIDH, dat ze in een verslag de prognose zullen formuleren, enzovoort. Zie figuur 1 voor enkele voorbeelden. Op deze manier zijn alle onderdelen van het logopedisch proces gerangschikt volgens de indeling Inventarisatie-Interventie-Resultaat. Omdat logopedisten in de vrije vestiging ook relatief veel tijd besteden aan het beheren van hun praktijk zijn voor deze groep ook standaarden ontwikkeld voor het onderdeel 'Beheer' .
figuur 2 voor enkele voorbeelden. Op deze manier kan de werkelijk gegeven zorg vergeleken worden met de wenselijke zorgverlening. Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling hiervan waren dat: de standaarden betrekking hebben op het logopedisch proces, het meetinstrument dus ook; de meting plaatsvindt als de behandeling van de betreffende hulpvrager is afgesloten of in de eindfase verkeert; ergebruik wordt gemaakt van verschillende bronnen (de logopedist zelf, de hulpvrager, de administratie en eventueel de verwijzer); de logopedist zelf de meting kan uitvoeren of samen met een ander (bijvoorbeeld een collegalogopedist in het kader van intercollegiale toetsing).
Meetinstrument Aan de hand van de ontwikkelde standaarden hebben de projectmedewerkers vragen (criteria) ontwikkeld, die uiteindelijk het meetinstrument vormen. Zie
Standaárd uit het onderdeel anarrinese van d.) algemene ziekenhuizen. De logopedist verzamelt met toestemming van de hulpvrager relevante gegevens van andere hulpverleners. - Indien dit van belang is Voor het onderzoek dientdit daaraan voorafgaand tè gesèhieden. - Indien tijdens het anamnesegesprek blijkt dat er meer informatie in te winnen is, dan wordt dat zonodig alsnog gedaan. Standaard uit h.etonderdeel hetero-anamnesegesprek van de psychoginiatrische afdelingen in verpleeghuizen De logopedist creëert een veilige omgeving voor de bewoner en zijn omgeving door: - de bewoner door zijn omgeving voor te laten bereiden op het gesprek; zich voor te stellen; uitleg te geven over logopedie; het doel van het anamnesegesprek uit te leggen; voldoende tijd te nemen voor het gesprek; het taalgebruik aan te passen; vaktermen zo mogelijk te vermijden of toe te lichten; rekening te houden met de psychische gesteldheid en het cognitief functioneren van de bewoner; de privacy van de bewoner te waarborgen; vertrouwelijke gegevens omtrent de bewoner, zoals naar voren gekomen tijdens het anamnesegesprek, worden pas aan andere hulpverleners en instanties verstrekt nadat de omgeving, en indien mogelijk de bewoner zelf, hiervoor toestemming heeft gegeven. •
,".".
. <
',",
.').
,"
.
'...
Standaard uit het onderdeel onderzoeken diàgnosestellil,g van somatische verpleeghuizen De logopedist informeert de hulpvrager enlof zijn omgeving over de opzet, de inhoud en het doel van het onderzoek. - Legt de methode van het onderzoek lJit. . - Houdt bij de uitleg rekening met de eventuele communicatieve beperking van de hulpvrager. - Gaat in op relevante vragen voor, tijdens of na het onderzoek. Standaard uit het onderdeel uitvoeren van hetbehandelplan van de audiologische centra De logopedist brengt in overleg met het team een schoolbezoek teneinde: - de leerkracht (en klasgenoten) te informeren over de slechthorendheid en het hoortoestel; - de hulpvrager te observeren in de klas wat betreft de hoorreacties met het hoortoestel. De logopedist informeert de overige teamleden over de ontwikkelingen in de logopedische therapie van de hulpvrager en geeft aan wanneer betrokkenheid van een andere discipline wenselijk is. Standaard uit het onderdeel evaluatie van de behandeling van de vrije vestiging De logopedist legt het verloop van de logopedische behandeling vast. " - Registreert behandelelementen en resultaten van de behandeling. - Registreert het functioneren van de hulpvrager tijdens de behandeling. - Registreert de bijzonderheden, die bepalend waren voor het verloop van de behandeling. - Registreert de conclusies en consequenties die hieruit voortvloeien ten aanzien van een volgende behandeling. Standaard uit het onderdeel beheer van de vrije vestiging . ..' , De logopedist hanteert de wettelijke bepalingen en regelgeving omtrent zijn arbèidssituatie.'. - Zorgt voor vervanging bij afwezigheid, volgens afspraken met de zorgverzekeraar. - Zorgt voor de nodige verzekeringen. ".-" ._ - Zorgt voor aanmelding bij de registratiekamer en handelt volgens de Wet persoonsregistraties (WPR). Figuur 1. Enkele voorbeeld-standaarden
141
TLA 1997 (27) - 4
Vragen behorend bij een standaard van het algemeen ziekenhuis (bron is de hulpvrager) ,Waren er andere hulpverleners bij de behandeling betrokken? !ft \~ nee (n,v,t) , ja noteer wie: ."".i.'"."" ..""." ..."" .." .."." ' Is het volgens u voorgekomen dat de logopedist zonder uw toestemming informatie heeft ingewonnen? ja nee weet niet
a a
a a
a
.Vragen behorend bij een standaard van een psychogeriatrische atdeling van een verpleeghuis (bron is de logopedist) Heeft u een hetero-anamnese afgenomen? aja nee Zo ja, heeft u tijdens de afname van de hetero-anamnese rekening gehouden met de psychische gesteldheid en het cognitief functioneren van de patiënt? . ".00 ja met toelichting: ..............•.............................................................. " " . nee
a
a
(
_
.~~-,
~>,
x;-
-_
"\i
-,:'-
. _,':'
~
Vragen behorend bij een standaard van een somatische afdeling van een verpleeghuis (bron is logopedist èn hulpvrager) Heeft u aan de hulpvrager uitgelegd: Wat het doel is van het onderzoek? a ja nl: a' nee ~ Wat de opzet (= de onderdelen die achtereenvolgens aan bod komen) is van het onderzoek? ja nl: ...... nee -. . Wat de inhoud is van het onderzoek?
a a
a a
ja nl:
nee
Toelichting: " " " " " " : U bent door de logopedist onderzochl. • Heeft de logopedist u uitleg gegeven over het onderzoek?
--,a ja
"
"
"
"
"
.
a'nee
.. Zo ja, heeft de logopedist uitgelegd: Wat de bedoeling is van het onderzoek? ja nee weet niet meer ,,\ Welke onderdelen achtereenvolgens aan bod zouden komen? 'i' ja . nee weet niet meer .l! Wat u moet doen bij elk van de onderdelen van het 'onderzoek? ja nee weet niet meer Was de uitleg van de logopedist over het onderzoek duidelijk voor u? ja "gedeeltelijk/in grote lijnen nee/nauwelijks ,~a. de logopedist heeft geen uitleg gegeven. ,> " • .. Zo ja, kuntu de uitleg van de logopedist nog eens in uw eigen woorden herhalen?: Ri Heeft u vragen gesteld over het onderzoek? • ja nee weet niet meer y Zo ja, is de logopedist ingegaan op uw vragen voor, tijdens of na het onderzoek? '., m ja . nee weet niet meer J$' Vragen behoren bij een standaard van een audiologlsch centrum (bron IS de logopedist) • Heeft u in overleg met het team een schoolbezoek gebracht? 'ja nee '. n.v.1. " He,~ft u de leerkracht (en klasgenote.n) hierbij geïnformeerd over de slechthorendheid en het hoortoestel?
a a a a a a
a a a
a a a
a
a a
a a
ii a
a
a
..
ii
a
Ja nl: .. "" ... " ...... "" ... "."".""i
..
'e; Vragen behorend bij een standaard van de vrije vestiging (bron is de administratie) ti' Zijn de volgende gegevens vastgelegd:.. . . ....
,I
'i'
de behandelelementen en resultaten van de behandeling?' ja nee het functioneren van de hulpvrager tijdens de behandeling?
a
a
if ~~' 6ijzonde;hede~,
a ja ~ de conclusies , a .ja',
4t"
/'/';
_
n.v.1.
'i.
..
die b~pa~~~ waren voor het verloop van ~e ~:j,~ndeling? nee n.v.1. en consequenties die hieruit voortvloeien voor een volgende behandeling? nee . . n.v.1.
a a
a a
,,;~'<'
ii'
.':'
'<_'
Vragen behorend bij een standaard van de vrije vestiging (bron is de logopedist) Heeft u gezorgd voor: ...:, vervanging bij afwezigheid ol ziekte? .. .,.. • aja;. ,., nee n.v.1. de nodige verzekeringen? ja. ., nee n.v.1. aanmelding bij de registratiekamer? ja. " . ", nee n.v.1. J ..' ..' toestemming van de hulpvrager voor het verstrekken van gegevens volgens de Wet persoonsregistratie? Oja nee n.v.1.
iî " •a \. II a, .
a
..
'W
a
a
a a
a
a-<~
"a
i!?-
a
Figuur 2. Voorbeelden van vragen, horend bij de eerder beschreven standaarden. De vragen zijn hier niet volledig per standaard opgenomen en alleen bedoeld om een indruk te geven.
142
.
TLA 1997 (27) - 4
Proefmetingen In het kader van het project werden deze vragen die samen het meetinstrument vormen, aan een aantal logopedisten in een bepaald werkveld voorgelegd. Bij het proefdraaien met het meetinstrument deden ook hulpvragers en/of familie mee. Verder werd (samen met de logopedist) de administratie ingekeken. De ervaringen met deze proefafnames van het meetinstrument lopen zeer uiteen en kunnen als volgt worden samengevat: van 'goed initiatief' en 'eindelijk, hier zaten we op te wachten', tot 'aanvankelijk eng', 'iemand anders komt in je winkel kijken', 'wat zal de hulpvrager over mij zeggen?'. Na de afnames waren de verschillende logopedisten zeer positief: - het zet aan tot nadenken; - het afsluitende gesprek was, als evaluatie van de proefmeting, vaak al het begin van een intercollegiaal gesprek; - logopedisten ervaren het als educatief en niet als controlerend.
RESULTATEN Voor elk van de eerder genoemde vier werkvelden is er op dit moment het voigende aanwezig: - logopedische standaarden voor het logopedisch proces; een meetinstrument, behorend bij de standaarden, bestaande uit vragenlijsten te beantwoorden door logopedist, hulpvrageren/of omgeving, eventueel verwijzer en een administratie-check; - een prototype geautomatiseerd meetinstrument. In de loop van het project werd een doelstelling toegevoegd: het kwaliteitsmeetinstrument in de vorm van een software programma. Het voordeel van zo'n geautomatiseerde versie is dat de verwerking van de resultaten van de meting niet meer handmatig hoeft te gebeuren. Naast het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid wordt ook administratieve tijdwinst geboekt. Dit zal vooral gelden als de soft-ware systemen van bijvoorbeeld de zorginhoudelijke registratie en van de standaarden gekoppeld kunnen worden. Inhoudelijk is er geen verschil tussen de 'papieren' versie van het meetinstrument en de 'geautomatiseerde' versie. Eenmaal ingebrachte gegevens in het geautomatiseerde meetinstrument (de antwoorden op de vragen) worden omgezet in zogenaamde scoringspercentages. De scoringspercentages kunnen per vraag, per informatiebron, per onderdeel (bijvoorbeeld het gedeelte inventarisatie) of per totale behandeling berekend worden. Zo kan een overzicht verkregen worden van de feitelijk behaalde punten, het mogelijke maximum in het scoringspercentage. Bijvoorbeeld: het totaal aantal punten, behaald voor het onderdeel 'inventarisatie' is 58.
De maximumscore voor dit onderdeel is 72 en het scoringspercentage is dus 81 % (58:72xl00). Op deze manier wordt een uitgangspunt gevormd voor de individuele logopedist om het eigen logopedisch (be)handelen te beoordelen. Daarnaast kan aan de hand van de resultaten van een meting een start worden gemaakt met bijvoorbeeld intercollegiale toetsing: wat doen we al goed, wat kan niet veranderd worden, wat dient wel aandacht te krijgen?
DISCUSSIE Over de toepassing van de ontwikkelde standaarden en meetinstrumenten bestaat een aantal ideeën. Het is duidelijk, dat de standaarden en het meetinstrument gebruikt kunnen worden als: - een vorm van zelfevaluatie; - een instrument voor intercollegiale toetsing. In de toekomst zal intercollegiale toetsing verplicht worden. Daarom is het belangrijk, dat deze standaarden ontwikkeld zijn. Intercoliegiale toetsing als een middel tot kwaliteitsbewaking moet opgevat worden als een educatief instrument, niet als een beoordeling. In het implementatietraject kunnen de opleidingen logopedie een duidelijke bijdrage leveren door: - aspirant-logopedisten voor te bereiden op het omgaan met de standaarden en het meetinstrument; ondersteuning te geven aan bij- en nascholing rond dit onderwerp aan logopedisten in de praktijk; - standaarden te hanteren bij het formuleren van eindtermen voor vaardigheidsonderwijs.
AANBEVELING De standaarden en de vragen van het meetinstrument liggen nu vast, maar het gebruiken ervan zal zeker leiden tot veranderingen en bijstellingen. Hiermee wordt ai aangegeven, dat het belangrijk is allereerst kennis te nemen en gebruik te gaan maken van de standaarden door de logopedisten. Het verzamelen van opmerkingen en/of aanbevelingen tot verbetering die kunnen leiden tot het uiteindelijk bijstellen van standaarden en meetinstrument verdient de aandacht van de NVLF. Op deze manier bijdragen aan een kwalitatief goede logopedische zorg is van groot belang voor de beroepsgroep.
SLOT Het project werd in juni 1996 afgesloten met de aanbieding van het eindrapport aan het hoofdbestuur van de NVLF. Daarbij werden aanbevelingen gedaan voor implementatie van de standaarden. In de komende tijd zal in het kader van het kwaliteitsbeleid van de NVLF gekeken worden op welke manier de
143
TLA 1997 (27) - 4 standaarden en het kwaliteitsmeetinstrument gebruikt kunnen gaan worden voor intercollegiale toetsing.
Engels, 0., Jager, J. de, (1988). Beroepsprofiel logopedist, gevalideerde versie. Enschede: SLO, NVLF en GOB.
SUMMARY The article describes a project in which speechtherapy quality standards and a software program to measure th is quality, are developed for settings such as private practice, audiological centres, general hospitals and somatic and psychogeriatic departments of nursing homes. Examples are presented of such standards and implementation strategies are suggested.
KEYWORDS Quality standards, measuring-instrument.
LITERATUUR Centrale ontwikkeling en legitimering van logopedische standaarden (1996), Eindrapport project Hogeschool VDO.
144
Nijmegen, afdeling
AUTEURS Mw. A. Broekhuizen en mw. L. van den Engel-Hoek, logopedisten, beiden met ervaring in het veld van de vrije vestiging. Mw. G. Albers en mw. J. van der Stappen, logopedisten van de afdeling k.n.o.Kinderaudiologie van het St.-Radboudziekenhuis in Nijmegen. Mw; L. Beijer, logopedist in hetverpleeghuis Kalorama/ Maartenskliniek in Nijmegen. Dhr. B. de Swart, logopedist in het St.-Radboudziekenhuis in Nijmegen. Dhr. R. Bökkerink, projectleider, werkzaam aan de afdeling VDO van de Hogeschool Nijmegen. Dhr. J. Lambert, projectleider, hoofd van de opleiding Logopedie, Hogeschool Limburg.
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 1997 (27)-4 CASUS ONDERKENNING SPRAAK- EN TAALSTOORNISSEN Dirk Hoeben Zoals reeds vermeld op p. 132, werd dit artikel geschreven naar aanleiding van het Symposium Alle Taal Centraal van 1 november 1996, dat door Instituut Sint Marie te Eindhoven werd georganiseerd.
SAMENVATTING De onderkenning van spraak- en taalproblemen (en ook andere ontwikkelingsprobiemen) gebeurt tegenwoordig sneller dan vroeger. Er is echter nog vaak kritiek op de duur van het proces van onderkenning c.q. behandeling. De kritiek kan terecht of onterecht zijn, maar wordt in bijna alle gevallen achteraf gegeven. Terugkijkend op een diagnostisch proces zijn tal van beslismomenten aan te wijzen. Juist deze beslismomenten zijn bepalend voor de snelheid waarmee een diagnose gesteld kan worden en een behandelplan tot uitvoer gebracht kan worden. In veel gevallen is pas in een later stadium van het diagnostisch of behandelproces te bepalen, of de gekozen strategie juist is, of dat deze bijgesteld moet worden. In de praktijk is het anticiperen op ontwikkeling van een kind en zijn omgeving noodzakelijk, om daadwerkelijk aan vroegtijdige interventie te doen. Het is soms moeilijk om direct te bepalen of het leefmilieu, dan wel een cognitieve beperking of handicap, bepalend is voor spraak- en taalproblemen. Dit geldt met namevoorkinderen uitde 'multi-problemgezinnen'. In eerste instantie wordt door de hulpverleners vaak een wat afwachtende houding aangenomen en gekozen voor een praktische benadering. Als de spraak- en taalproblematiek het meest in het oog springend is, kan logopedie zo'n praktische benadering zijn. Het stellen van de juiste diagnose kan veel tijd in beslag nemen en behandeling maakt vaak een essentieel deel uit van het diagnostisch proces. De casus bespreekt het verloop van het diagnose- en behandeltraject bij een jong kind. Op de leeftijd van 24 maanden wordt een vertraging in de taalontwikkeling gesignaleerd, maar pas met 32 maanden wordt het kind voor onderzoek aangemeld bij de logopedist. Over het algemeen was moeder bij de logopedische sessies aanwezig. De vader onttrok zich aan de behandeling, omdathij opvoeden 'vrouwenwerk' vond. Hij was het bovendien niet eens met de manier waarop de moeder met het kind omging.
Winston,
geboren
11-05-1993
ANAMNESE (leeftijd 32 mnd.) Het betreft een enig kind in een twee-oudergezin. Omtrent de zwangerschap en bevalling zijn geen bijzonderheden te vermelden. Het gebOOrlegewicht was 2250 gram. De gezondheid is over het algemeen goed geweest. Met 9 maanden valt Winston van de trap; medisch onderzoek leverde geen bijzonderheden op Met 24 maanden wordt op het consultatiebureau een vertraagde taalontwikkeling gesignaleerd. Winston wordt naar de huisarts verwezen. Deze ziet een gezonde peuter en stelt voor het spontane verloop nog een poosje af te wachten. Als Winston 30 maanden oud is maakt hij een koortsstuip door, maar ook hier wordt na medisch onderzoek niets bijzonders gevonden. Het Van Wiechenschema (ter beoordeling van de psychomotore ontwikkeling) laat geen uitval zien, met uitzondering van de spraak- en taalontwikkeling.
AANVULLENDE
GEGEVENS
De moeder vertelt bij het anamnesegesprek dat Winston erg veel televisie kijkt. Hij slaapt elke nacht tussen ouders in. Hij weigert in zijn eigen bed te slapen. Omdat de ouders vinden dat hij er toch op tijd in moet liggen gaat het hele gezin om 19.00uur naar bed. Er worden dan veel video's gekeken, vaak van een bedenkelijk niveau. In de familie is een oom die ook tot zijn vijfde jaar niet sprak, maar het nu goed zou doen. . Winston is opgegeven voor de peuterspeelzaal.
OBSERVATIE Winston is een mooi kind, dat er goed verzorgd uit ziet. Hij is vrolijk en springerig en maakt incidenteel contact. Hij luistert niet naar verbale taal en gebruikt geen verbale taal. Ook het gebruik van non-verbale taal is nauwelijks aanwezig; hij lijkt erg onafhankelijk van andere personen. Het samenspelen lukt niet en eris geen beurtwisseling uit te lokken. De structuur van de mond en het gebit laten geen bijzonderheden zien en het kauwen en slikken is goed. De afname van een taaltest lukt niet Er wordt besloten een aantal proefbehandelingen te doen en daarna verder te kijken.
145
TLA 1997 (27) - 4
STATUS NA 6 BEHANDELINGEN In de serie proefbehandelingen wordt geprobeerd de interactie tussen de moeder en het kind te verbeteren met behulp van video-feedback aan de moeder. De moeder leert het kind te observeren, te volgen en zich aan te passen aan zijn ontwikkelingsniveau. Ook worden uitlokkingsstrategieën aangeleerd. Winston maakt af en toe oogcontact, maar hij wijst contact ook vaak apert af. Winston blijkt heel weinig ervaring met ontwikkelingsmateriaal te hebben. Bij navraag aan de moeder, blijkt hij thuis ook niet of nauwelijks te spelen. Hij krijgt ook weinig aangeboden en de moeder weet ook niet hoe ze samen met hem kan spelen. Het gehoor is twijfelachtig, maar er is geen sprake van middenoorproblemen. Winston gebruikt één standaarduiting, namelijk 'kijk eens'. Ook maakt hij grommende geluiden, die zowel genoegen als ongenoegen kunnen uitdrukken. De interactie tussen de moeder en het kind verloopt heel moeizaam. Het pedagogisch onvermogen van moeder wordt versterkt door de constante frustratie, die ze oploopt als ze met Winston probeert te communiceren. , Aan de huisarts wordt gevraagd door te verwijzen voorverder onderzoek. De huisarts stelt echter voor de behandeling voort te zetten en nog drie maande~ afwachten.
STATUS NA DRIE MAANDEN (leeftijd 2;11 jaar) Er blijkt een duidelijk pedagogisch onvermogen bij de ouders. De logopedische ondersteuning heeft als neveneffect dat moeder wat meer zicht krijgen op het eigen handelen, maar over het algemeen is de vooruitgang onvoldoende. Er lijkt niet alleen sprake te zijn van spraak- en taaiproblemen, maar ook een algehele ontwikkelingachterstand en een gestoorde contactname. Er is wel enige verbetering in de communicatieve vaardigheden te zien. Winston gebruikt nog nauwelijks verbale taal en heeft een zeer twijfelachtig taalbegrip. De luisterhouding blijft heei si echt. ' Inmiddels gaat Winston naarde peuterspeelzaal. De leidster vindt dat hij slecht functioneert en er zijn sociale probiemen. De ouders bagateliseren de problemen en verwijzen steeds naar de oom die ook zo laat met praten was. Aan de huisarts wordt opnieuw verzocht te verwijzen voor verder onderzoek. Het verzoek wordt gehonoreerd en er vindt een verwijzing naar Audiologisch Centrum Eindhoven plaats.
ONDERZOEK AUDIOLOGISCH CENTRUM (leeftijd 3;0 jaar) Winston blijkt een normaal gehoor te hebben. Opvallend is de vluchtige contactname, de slechte luisterhouding en het onrustige gedrag. De moeder-
146
kind interactie wordt als onvoldoende beschouwd. Winston heeft een zwakke werkhouding, een korte aandachtspan en is niet taakgericht. Het SON-IQ (Snijders-Oomen test voor het meten van niet-verbale intelligentie 2;06-7;0 jaar) is 85. Het Terman & MerilllQ (test voor het meten van de verbale intelligentie) is 46 Er wordt geadviseerd Winston aan te melden bij het Medisch Kleuterdagverblijf en verder onderzoek naar de oorzaak, van de problemen te laten doen door de kinderarts.
VERDER VERLOOP (tot leeftijd 3;07 jaar) Winston bezoekt opnieuw het spreekuur van de huisarts, die doorverwijst naar de kinderarts. De kinderarts heeft een oriënterend gesprek met ouders, maar het verzoek verder medisch onderzoek te doen wordt niet direct gehonoreerd. In eerste instantie wordt een vervolgafspraak voor over drie maanden gemaakt. Op verzoek van de behandeiend logopedist wordt de aanmelding bij het Medisch Kleuterdagverblijf toch eerder in gang gezet. Eventueel kan vanuit het MKD ambulante hulp gegeven worden voordat werkelijke plaatsing gerealiseerd is (dit kan namelijk enkele maanden duren in verband met een wachtlijst). De kinderarts van het MKD kan te zijner tijd beslissen verder medisch onderzoek te doen. Tot piaatsing gerealiseerd is blijft logopedische behandelijk doorgaan. In de periode dat het kind wacht op toelatingsonderzoek door het MKD, verloopt de communicatieve ontwikkeling piotseling in een versneid tempo; de contactname verbetert aanzienlijk, het kind krijgt meer vaardigheid in spel met beurtwisseling en hij gaat veel verbale taal imiteren. Ook gaat hij veel meer verbale taal gebruiken. Een follow-up onderzoek, om de vooruitgang te objectiveren, heeft nog niet plaatsgevonden omdat het gezin voor een aantal maanden naar het buitenland is vertrokken.
DISCUSSIE Hettraject van diagnostiek is na 12 maanden nog niet afgesloten. Een combinatie van beperkte cognitieve vaardigheden en pedagogische factoren iijken in eerste instantie bepalend voor de spraak- en taalachterstand. De plotselinge versnelling in de ontwikkeling roept weer nieuwe vraagtekens op; is er dan toch sprake van een familiair bepaalde veriate taalaanvang? In hoeverre is de pedagogische situatie van invloed op de problematiek? Het is niet zeker ,dat er antwoord op deze vragen komt. Misschien kan over een aantal maanden of jaren gezegd worden: had de hulpverlening niet wat adequater kunnen verlopen? of: dank zij de adequate hulpverlening heeft dit kind zich uiteindelijk toch goed kunnen ontwikkelen! Dirk Hoeben, Paradijslaan 40, 5611 KP Eindhoven.
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE &AUDIOLOGIE 1997 (27)-4 DENKERTJE DAP. REALISATIE VAN EEN DENKSTIMULERENDE OEFEN BUNDEL NAAR DE THEORIEEN VAN HAYWOOD EN MARION BLANK Veerle Verdonckt 1. INLEIDING
2. BASISCOMPONENTEN
Het doel van Denkertje Dap was een toepassing te verwezenlijken van de denkstimulerende theorieën van Haywood en Marion Blank in de praktijk. De therapie volgens Haywood is een groepstherapie, in tegenstelling tot de Denkstimulerende Gespreksmethodiek van Marion Blank, die wel individueel kan aangebracht worden. Aangezien zij hetzelfde doel hebben en zich bijna tot dezelfde doelgroep richten, hebben we deze 2 visies gecombineerd in één denkstimulerende oefenbundel. Dit pakket bevat 47 oefeningen op de 4 abstractieniveaus van Marion Blank en kreeg de naam 'Denkertje Dap' . Alle oefeningen staan onder het thema 'het huis' . Het pakket bevat een handleiding, oefeningen en oefenbladen en het is een handige bundel geworden van losstaande oefenbiaden die de therapeut kan gebruiken in een individuele denkstimulerende therapie. Alvorens de therapeut de oefeningen gebruikt is het de bedoeling dat hij het abstractieniveau van het kind bepaalt met de test 'VragenlljstDenkprocessen'. Zo weet hij op welk niveau hij de oefeningen moet aanbieden.
2.1
Het eerste deel bestaat uit een theoretische studie omtrent Haywood en Marion Blank. In het eerste hoofdstuk bespreken we het Bright Start-programma van Haywood en zijn belangrijkste componenten. In een tweede hoofdstuk beschrijven we de Denkstimulerende Gespreksmethodiek van Marion Blank. We gaan na wat de inhoud van haar 'gesprek' is. Het laatste hoofdstuk omvat een bespreking van de test Vragenlijst Denkprocessen. In het praktisch deel beschrijven we welk doel en welke doelgroep we willen bereiken met de oefenbundel. De oefenbundel werd in beperkte mate uitgeprobeerd bij 4 kinderen tussen 3 en 7 jaar. Al die kinderen hebben een algemene ontwikkelingsachterstand. De oefeningen, waarvan de resultaten werden beschreven in een apart hoofdstuk, werden aangeboden op niveau 1, 2 en 3. Denkertje Dap zelf werd apart ingebundeld.
Haywood en Bright start: cognitive curriculum for young children
Haywood ontwikkelde het Bright Start-programma, een 'cognitive curriculum for young children'. Het is bedoeld voor kinderen van 3 tot 6 jaar. Het doel van het programma is het verrijken van het inzicht van de kinderen in hun eigen denkprocessen en daarmee hun leerbaarheid verhogen. Heel wat leerproblemen ontstaan doordat kinderen niet beschikken over enlof geen gebruik maken van bruikbare denk- en leerstrategieën. Het tweede argument sluit aan bij de kansarmheid. Heel wat kinderen beschikken over voldoende intellectuele mogelijkheden, maar sociale, culturele en socio-economische factoren verhinderen het gebruik ervan. Haywood baseerde zich op 3 belangrijke stromingen binnen de cognitieve psychologie. Bij Piaget ontleende hij de denkinhouden. Bright Start is bedoeld voor kinderen uit de concreet operationele fase, waarbij het belangrijkste kenmerk van dit stadium wel de mogelijkheid is om te handelen op voorstellingsniveau. Vygotsky beschrijft de rol van de sociale omgeving ten aanzien van de cognitieve ontwikkeling. Aanvankelijk ervaren kinderen cognitieve problemen in het bijzijn van hun ouders. Later proberen ze zelf hun problemen op te lossen maar de ouders sturen, corrigeren en bekrachtigen deze pogingen. In dat kader introduceert Vygotsky het begrip 'zone van de naaste ontwikkeling'. Dit is de ruimte tussen de actuele ontwikkeling en het niveau dat het individu niet aankan. Als laatste baseerde Haywood zich op Feuerstein. Hij heeft een poging ondernomen om voorwaarden op te stellen waaraan de interactie tussen het kind en de volwassene moet voldoen, wil de intelligentie optimaal tot stand gebracht worden. Er zijn 2 vormen van leren waardoor kinderen cognitieve functies verwerven. Via direct leren (DES = Direct Exposure to Stimuli) waarbij geleerd wordt uit een rechtstreeks contact met de omgevingsprikkels en via gemedieerd leren, (MLE = Mediated Learning Experience) waarbij het leren geleid wordt door der-
147
TLA 1997 (27) - 4 den, b.v. de ouders. In de theorie van Haywood zijn 3 belangrijke componenten verweven. Het eerste belangrijke begrip is 'mediatie', een wijze van omgaan met kinderen die hen helpt belangrijke denkvaardigheden te ontwikkelen. Vooreen goede gemedieerde leerervaring zijn er enkele criteria noodzakelijk, zoals intentionaliteit, transcendentie, zingeving, competentiegevoel. gedragsregulering en deelgenootschap. Wanneer de cognitieve ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd, kunnen er een vijftal nuttige en efficiënte mediatie-technieken worden gebruikt, nl. het stellen van procesgerichte vragen, bridging, verantwoording eisen, nadruk leggen op regels en strategieën benadrukken. Een tweede belangrijk begrip is 'bridging', het leggen van verbanden tussen abstracte denkprincipes en denkstrategieën in het dagelijks leven. Bridgingvoorbeelden worden het best uitgelokt. niet zomaar gegeven. Ze moeten behoren tot vertrouwde situaties en ervaringen en eenvoudig en rechtlijnig zijn. Het laatste begrip is 'taakintrinsieke motivatie'. Er zijn verschillende mogelijkheden om de intrinsieke motivatie te stimuleren. De therapeut kan intrinsieke motivatie aanwakkeren door zelf enthousiast te zijn in de therapie. Hij moet de oefeningen zodanig presenteren dat de moeilijkheidsgraad zich net boven het huidig lunctioneringsniveau bevindt. De therapeut vermijdt taakextrinsieke beloningen en gebruikt taakintrinsieke beloningen.
2.2. Marion Blank en de denkstimulerende gespreksmethode De denkstimulerende Gespreksmethodiek heeft tot doel het denken en de denkontwikkeling van kinderen te stimuleren. De methode wil een grondige verandering bewerkstelligen in de wijze van cognitief functioneren in de hoop dat dit het toekomstig leren zal bevorderen. Omdat taal en denken nauw met elkaar zijn verweven gebeurt deze stimulering middels gesprekken. De Denkstimulerende Gespreksmethodiek gebruikt de taal als middel om het denken te structureren en te reguleren. Het programma is bedoeld voor kinderen die op de kleuterschool moeilijkheden vertonen, maar geen mentale handicap of echte leerstoornissen hebben. Deze kinderen zijn niet in staat om hun ervaringen en gedrag door middel van taal te organiseren, reguleren en coördineren. Blank geeft 5 invalshoeken aan van waaruit je met materiaal omgaat om het gesprek vorm te geven nl. constructie van materiaal en knutselen. verandering van materiaal, verhaaltjes, waamemingsanalyse en
148
motorische activiteiten. Nade onderwerpen en materialen geeft Blank ook enkele principes aan hoe je didactisch te werk gaat in een gesprek. Deze principes zijn o.a. verifieerbaarheid. duplicatie. contrastgebruik, activiteit en afwisseling. De kern van de Denkstimulerende Gespreksméthodiek vormt het denkgesprek. Tijdens zo een gesprek wordt er een beroep gedaan op de denkvaardigheid van het kind. zoals het bedenken van oplossingen. het ontdekken van overeenkomsten en verschillen .... Detherapeutstelt ookdenkvragen. Het doel hiervan is het oproepen van verbale en cognitieve activiteit bij het kind. Die vragen kunnen gesteld worden op 4 verschillende abstractieniveaus. Uitgangspunt hierbij is de 'perceptuallanguage distance', de afstand tussen datgene wat door het kind direct waarneembaar is en de taal die het moet begrijpen en gebruiken om die waarnemingen te structureren. De niveaus 1 en 2 doen een beroep op het hier en nu en dus op het gebruik van concrete taal. De niveaus 3 en 4 appeleren meer aan ervaringen en gebeurtenissen buiten het hier en nu en dus op het gebruik van abstracte taal. De respectievelijke niveaus zijn matching perception, selective analysis ofperception, reordening perception en reasoning about perception. De therapeut stelt korte. en duidelijke vragen. Hij vermijdt ja/nee vragen en stelt vragen met verifieerbare antwoorden. Variatie in de vragen is ook belangrijk. De bedoeling van de methode is het kind zoveel mogelijk op eigen denkkracht tot een goed antwoord te laten komen. De therapeut moet dus inspelen op het antwoord van het kind. Bij een fout antwoord is het belangrijkereen makkelijkervraagtestellen, in plaats van zelf het goede antwoord te geven.
2.3. De vragenlijst denkprocessen . (VLDP) Om vast te stellen in welke mate jonge kinderen tussen 4 en 7 jaar over de nodige communicatievaardigheden beschikken die nodig zjjn voor effectieve verbale uitwisseling tussen een volwassene en een kind, werd de Vragenlijst Denkprocessen ontwikkeld. De toets is gebaseerd op een model van een dialoog. waarin de volwassene vragen stelt die variëren in abstractieniveau. De test heeft 2 doelstellingen nl. de taalvaardigheid van de kleuter nagaan en kinderen met potentiële leermoeilijkheden selecteren, die in aanmerking komen voor een behande'ling. Men vindt erde 4 abstractieniveaus van Marion Blank in terug. Het Instrument is bruikbaar om vastte stellen welk gespreksniveau een jong kind aankan in de verbale uitwisseling tussen volwassene en kind.
TLA.1997 (27) - 4
3. RESULTAAT:
Denkertje Dap - Een denkstimulerende oefenbundel voor cognitief zwakfunctionerende kinderen 3.1. Doel Het doel van Denkertje Dap is het denken te stimuleren en de kinderen tot een steeds hoger niveau van abstractie te brengen. Het wil een voorbeeld zijn voor de therapeut om nog andere oefeningen, met een andere inhoud maar van hetzelfde genre, te creëren, voor die kinderen die na 1 of 2 oefeningen het vooropgesteide doel niet hebben bereikt. Om het doel van dit pakket te kunnen verwezenlijken is het noodzakelijk dat de oefeningen moeten kaderen binnen een individueel therapieprogramma. De kinderen moeten de aangeboden taal doorleefd hebben en de oefeningen moeten kaderen binnen het 'spelend' handelend bezig zijn van het kind.
3.2. Doelgroep Oorspronkelijk was het de bedoeling van Marion Blank om de cognitieve ontwikkeling te stimuleren bij kinderen tussen 3 en 6 jaar. Denkertje Dap is gemaakt voor een breder publiek. Het is nl. ook bruikbaarvoor kinderen met een licht mentale handicap uit het Buitengewoon Onderwijs type 1, voor kinderen van de eerste graad uit het Buitengewoon Lager Onderwijs type 8 en voor kinderen uit de eerste graad van het Gewoon Lager Onderwijs of Kleuter Onderwijs, die taal- en spraakvertraagd zijn.
3.3. De oefenbundel zelf De bundel is opgedeeld in 3 grote stukken. Eerst volgt er een handleiding, daarna komen de oefeningen en als laatste zijn er de oefenbladen. In de handleiding beschrijven we het doel dat we willen bereiken met de oefeningen, alsook de doelgroep. Verder is er een algemene en een specifieke werkwijze. In de algemene werkwijze staat de structuur van de oefeningen uitgelegd. Wanneer er nog een aanvulling nodig is bij een oefening die niet te veralgemenen is voor alle oefeningen, werd die beschreven in de specifieke werkwijze. Daarna volgen de 47 denkstimulerende oefeningen. Elke oefening is opgedeeld in 4 stukjes. Eerst wordt het doel beschreven. Wat willen we met de oefening bereiken? Dan voigt het nodige materiaal. Welke oefenbladen moet de therapeut gebruiken, welk concreet materiaal wordt er bedoeld, ...? Vervolgens komt de activiteit. Hoe wordt de oefening aangebracht, welke vragen moet de therapeut stellen, ...? Als laatste staat het juiste antwoord beschreven. Wat moet het kind antwoorden om de doelstelling te bereiken? Het derde
stuk, de oefenbladen, bevat tekeningen, waarop situaties uitgebeeld staan. Het kind moet op deze bladen het gevraagde voorwerp aanduiden of kleuren. De tekening kan ook gewoon een situatie voorstellen die de therapeut aan het kind laat zien en waarover het kind moet vertellen.
3.4. Proefdraaien We vonden nog de tijd om enkele .oefeningen op niveau 1, 2 en 3 proef te draaien bij 4 kinderen met een algemene ontwikkelingsachterstand. Eerst staan er enkele persoonlijke gegevens beschreven, zoals hun geboortedatum, hun diagnose en de resultaten van de Vragenlijst Denkprocessen. Daarna volgen de toegepaste oefeningen, die men kan terugvinden in de oefenbundel Denkertje Dap. Proefpersoon 1 scoorde op de VLDP matig sterk op niveau 3. Hij kreeg dan ook de oefeningen aangeboden op niveau 3 en we merkten dat er geleidelijk aan mag gewerkt worden op niveau 4. Proefpersoon 2 scoorde op de VLDP matig sterk op niveau 1 en zwak op niveau 2. Wij boden de oefeningen aan op niveau 2. Bij de meeste oefeningen was een voorbeeld noodzakelijk om de opdracht te verduidelijken. We konden dan ook besluiten dat er zeker moet gewerkt worden op niveau 2 alvorens naar niveau 3 over te gaan. Proefpersoon 3 had een score van matig sterk op niveau 1 en matig zwak op niveau 2 van de VLDP. We boden oefeningen aan op niveau 1 en bemerkten zo een. zwak punt nl. het visueel geheugen. Daarop zal dan nog op niveau 1 moeten gewerkt worden. Toch mag de therapeut al oefeningen aanbieden op niveau 2. Proefpersoon 4 scoorde sterk op niveau 2 en zwak op niveau 3 van de VLDP. Hij kreeg oefeningen aangeboden op niveau 2. Hij voerde de opdrachten vrij goed uit.
3.5. Besluit In het proefdraaien wordt duidelijk dat de bundel bruikbaar is voor een breder publiek. Er zijn nl. 2 kinderen van 6;9 jaar en 6;4 jaar die respectievelijk functioneren op niveau 3 en 2. Zo zien we dat de kinderen zeker ouder dan 7 jaar zullen zijn wanneer ze niveau 4 bereiken en dat de doelgroep van Marion Blank overschreden wordt. De oefeningen zijn ook bruikbaar om conclusies te trekken in verband met het werkplan. Waar moet de therapeut nog bijsturen, welke begrippen zijn nog niet gekend, hoe rijk is de woordenschat van het kind, ... ?
4. ALGEMEEN BESLUIT EN CONCLUSIES Vanuit eigen stage-ervaring en meningen van mensen uit het logopedisch werkveld, konden we opma-
149
TLA 1997 (27) - 4 ken dat er nood is aan individuele denkstimulerende oefeningen naar de theorieën van Haywood en Marion Blank. Wij hebben gepoogd deze nood weg te werken met het realiseren van Denkertje Dap, een denkstimulerende oefenbundel voor cognitief zwakfunctionerende kinderen. We willen er nog aan toevoegen dat deze bundel een basis is voor nog andere werken. Alle oefeningen staan immers onder het thema 'het huis' .In de praktijk zou het interessant zijn wanneer Denkertje Dap in verschillende thema's zou bestaan bv. de herfst, de boerderij, .... We hopen dat niet alleen kinderen maar ook therapeuten veel plezier zullen beleven aan Denkertje Dap.
BEUDERMAN M; HENDRIKS R, 1984, Gesprekken met kinderen om taal en denken te stimuleren: De methode van Marion Blank, (Utrecht, symposium). BUTURA G, 1991, Enhancing intrinsic motivation in , the classroom, The thinking teacher, 6 (1): 1417. The
D'HONDT M, 1995, Studiedag: denkst/mulerende gespreksmethodiek volgens Marion Blank, (Gent: Stichting Integratie Gehandicapten; informatiebundei en 'eigen notà's). FEUERSTEIN R; RANDY; HOFFMAN MB; MILLER R,1980, Instrumental Enrichment: 'An Intervent/on Program torCognitive Modifiability, Baltimore : University Park Press, 436 P. FEUERSTEIN R; RAND V; RVNDERS JE, 1993, Laat me niet zoals ik ben, Rotterdam: Lemniscaat, 333 p. (Vertaling van 1988, Don't accept me as lam, New Vork: Plenum Press)
150
GROENEN DAAL HJ, 1987, Taalvaardigheid bij kleuters, Kind en adolescent 8 (1): 1-14. MELIS GN, 1981, Leerstoornissen en cognitieve stijl, Groningen: Wolters-Noordhoff, 161 p. MONKS FJ; KNOERS AMP, 1990, Ontwikkelingspsychologie, Assen: Dekker & van de Vegt, 157-173. SCHAERLAEKENS AM; GILLIS S, 1987, De taalverwerving van het kind: Taal Mens Maatschappij, Groningen: Wolters-Noordhoff, 152-154.
5. LITERATUURLIJST
BUTURAG, 1991, Playandcognitive'education, thinking teacher, 6 (1j : 1-6.
GOODROEP, 1987, Planning time and summary time, The thinking teacher, 3 (2): 1-2.
VAN
DE KREEK-ALFRINK N, 1995, Denkstimulerende Gespreksmethodiek, Rotterdam: Centrum Educatieve Dienstverlening, 5 p.
VAN PARRERREN CF, 1988, Ontwikkelend Onderwijs, Leuven-Amersfoort: Acco, 13-16. WARNEZ J, 1989, Het behandelen van leermoeilijke kinderen: een therapie met stijl, Acta Ergotherapeut/ca Belgica, 189 (1): 19-24. WARNEZ J, 1989,.Mediërend therapeutisch handelen, TOKK 14 (2): 69-84. WARNEZ J; VAN DEN WVNGAERT R, 1992, Workshop: Haywood - Cognitive Curriculum tor Young Children - Bright Star!, (Guislain Vormingsinstituut : SIG; cursus voor de deelnemers). WARNEZJ, 1993, BrightStart - Cognitive Curriculum Children: toepassing binnen een therapeutische setting, Signaal, 5: 22-23. Adres: Keuzelingsstraat
14, 9690 Kluisbergen
TLA 1997 (27) - 4
TER INFORMATIE
In deze rubriek worden verenigingen en organisaties voorgesteld, waarbij ook logopedisten en audiologen rechtstreeks of onrechtstreeks, betrokken zijn. De gepubliceerde tekst wordt opgenomen zoals zij ons bezorgd wordt en valt onder de verantwoordelijkheid van de organisatie. Publicatie betekent niet dat de redactie automatisch achter de tekst staat. Replieken kunnen overigens door de lezers worden ingestuurd op het redactie-adres.
Belgische Vereniging voor Audiologie De Belgische Vereniging voor Audiologie (Société Beige d'Audiologie, Belgian Society of Audiology) is geboren! De statuten zijn gepubliceerd in het Staatsblad van 31.10.95. De voertalen zijn Nederlands, Frans en Engels. Inderdaad de zoveelste vereniging, maar de tijd was er rijp voor en nu Europa de nodige prikkels geeft, was er geen reden om nog langer te wachten. Audiologie is een discipline die ontstaan is vanuit verschillende oudere disciplines zoals de natuurwetenschappen, de medische wetenschappen, de menswetenschappen enz. Stilaan profileert de Audiologie zich als een volwaardige en autonome wetenschap. Dit is een boeiend proces waar wij allen vanuit onze eigen achtergrond aan bijdragen en van leren. De kennismaking met de wetenschappelijke verworvenheden en de verruiming van onze kennis met die van de andere "moederdisciplines" zijn een openbaring. Wij hebben het voorrecht de trein te zien vertrekken en het is een uitdaging voor ieder van ons erop te springen en de rit mee in goede banen te leiden .. Geen groei zonder groeipijnen nochtans. De evolutie van de Audiologie naar een zelfstandige discipline betekent dat alle "moederdisciplines" hun kind een beetje moeten loslaten. We moeten beseffen dat Audiologie meer is dan enkel oorheelkunde of enkel mechanica of enkel hoofdtoestelaanpassing of enkel revalidatie. Audiologie is de som van dit alles. Daarom moeten we ook geen schrik hebben van de anderen. Niemand zal de Audiologie "inpalmen". Integendeel, de Audiologie zal zich in België maar eerst volwassen kunnen noemen als alle "moederdisciplines" bereid zijn hun bijdrage te leveren. En dit op basis van gelijkwaardigheid en respect voor mekaars verwor-
venheden, competenties .en realisaties. Het zou verkeerd zijn als we ons allen blijven terugtrekken in de geslotenheid van onze eigen discipline. Dit zou leiden tot een erg gereduceerde vorm van Audiologie die onvermijdelijk door de loop van de geschiedenis achterhaald zou worden. Voorgaande beschouwingen hebben geleid tot de oprichting van een Europese Federatie voor Audiologische Verenigingen (EFAS) in Cam bridge in 1992. Prof Or Stefaan Peeters behoorde tot de stichtende leden. Bedoeling was te komen tot een vereniging van nationale verenigingen voor Audiologie die zich zouden laten vertegenwoordigen door één "voting representative". Al snel had elk Europees land zijn vertegenwoordiger, of wel vanuit de nationale vereniging, of wel - bij gebrek daaraan - ten individueien titel. Prof Peeters zetelde voor België en liet zich vanaf 1993 vervangen door ondergetekende. In geval van afwezigheid van een nationale vereniging kreeg de "representative" vanuit EFAS de opdracht een dergelijke vereniging op te richten. Bovendien moesten de nationale verenigingen openstaan voor individuele leden van alle achtergrond zonder beperking. In België bestond een dergelijke vereniging niet. Daarom werd beslist tot de oprichting van een Belgische Vereniging voor Audiologie, multidisciplinair uit beginsel en democratisch van bestuursvorm. De stichtende leden zijn Or Deggouj (ORL), Dhr Laureyns (Gegradueerde in de Logopedie en Audicien), Or Lefebvre (ORL), Prof Martens (ingenieur), Prof Peeters (ingenieur), Dhr Stes (Lic logopedie) en ondergetekende. In een eerste fase betracht de vereniging een bundeling te maken van alle geïnteresseerden in de Audiologie in België, ongeacht hun achtergrond, scholing of professionele situatie. Op die manier zullen wij ook in staat zijn gegevens van congressen e.d. door te spelen naar de geïnteresseerden. Tevens wenst de Vereniging initiatieven te ondersteunen die de overdracht van audiologische kennis nastreven. In een tweede fase zal de Vereniging een wetenschappelijk forum bieden voor de grote competentie en kennis die in België voorhanden is. Het succes van dit alles zal alhankelijk zijn van uw suggesties en actieve medewerking. Daarom nodigt de Belgische Vereniging voor Audiologie u ook uit tot lidmaatschap (Bfr 1000,- per jaar) en actieve deelname. Laat het uw vereniging zijn. Or Paul Govaerts , Voorzitter (Universitaire NKO-dienst, AZ St Augustinus, Oosterveldlaan 24, 2610 Antwerpen) (N.v.d.r.: deze tekst is het persbericlit bij de stichting van de BSA.)
151
TLA 1997 (27) - 4
BOEKBESPREKINGEN ADVANCES IN CLiNICAL PHONETICS •
Bali M. J., Duckworth M. (Eds.) Amsterdam/Philadelphia, John Benjamins, 1996. 258 pp. ISBN 90 272 4337 9
Een eerste kijk op de inhoudstabel laat meteen zien dat dit boek uitgegeven door M. Bali en M. Duckworth uit twee delen bestaat: een deel dat handelt over de methodologie en een deel met case studies. In totaal gaat het over 11 hoofdstukken met bijdragen van hoofdzakelijk Europese auteurs. Deel 1 over de methodologie opent met een hoofdstuk van R. Kent met als doel een overzicht te bieden van de theorieën m.b.t. spraak voor zoverre van toepassing in de kliniek. De verwachtingen worden echter lang niet ingelost. Veel meer dan een opsomming van theorieën in tabelvorm krijgt de lezer niet aangeboden. Pas aan het einde wordt het hoofdstuk wat interessanter daar waar wat klinische voorbeelden voigen, maar dan nog wordt de lezer op zijn honger gelaten. Al bij al lijkt dit eerste hoofdstuk niet meer dan een valse start. Heel wat interessanter is de bijdrage van W.J. Hardcastie in hoofdstuk 2 over de huidige ontwikkelingen qua instrumentarium binnen de klinische fonetiek. Uitgaande van de beperkingen van fonetische transcriptie als instrument voor analyse, breekt de auteur een lans voor instrumentele analysetechieken. Vervolgens worden drie types van instrumentele analysetechnieken besproken: technieken voor akoestische analyse, technieken voor analyse van articulatiebewegingen en neurofysiologische technieken. Van elke techniek die aan bod komt, wordt vooral beschreven wat de mogelijkheden en beperkingen zijn. Een overzicht van de toepassingen en resultaten bij verschillende stoornissen is evenwel niet aan de orde. Een goed gestoffeerd hoofdstuk is hoofdstuk 3 van M. J. Bali en J. Localover de huidige ontwikkelingen in de fonetische transcriptie. De auteurs tonen eerst de noodzaak aan van nauwkeurige fonetische transcriptie, geven dan aan wat je wel en niet kunt met het International Phonetic Alphabet (IPA) en bespreken vervolgens de aanvullingen op het IPA (extIPA: extensions to the IPA, en VoOS; voice quality symbols).ln een tweede deel gaan de auteurs uitvoeriger in op de transcriptie van interacties tussen sprekers, dit aan de hand van verschillende voorbeelden. Deel één over de methodologie wordt afgesloten met een overzichtelijk hoofdstuk van W. Ziegier en E. Hartmann over perceptuele en akoestische methoden voor de evaluatie van dysartrische spraak. Met
152
evaluatie blijkt dan wel bedoeld te zijn evaluatie in wetenschappelijk onderzoek en niet klinisch diagnostische evaluatie. Deel 2, de verzameling case studies, wordt ingezet met een interessant hoofdstuk van Gibbon et al. dat laat zien wat de bijdrage kan zijn van de electropalatografie bij de evaluatie en behandeling van abnormale productie van sibilanten. De data van een tiental kinderen worden weergegeven en besproken zowel voor als na behandeling. Het volgende hoofdstuk van M.T. Le Normand en C. Chevrie-Mullerover een ongewoon spraakpatroon bij een kind met afasie met epilepsie is wat minder geslaagd. Het gaat om een geval waarvan bepaalde aspecten reeds eerder beschreven werden in een artikel verschenen in de Journalof Neurolinguistics. Een aantal keer wordt wel naar dit artikel verwezen maar zonder lectuur ervan krijg je toch het gevoel dat je een en ander gemist hebt om de uiteenzetting ten volle te kunnen smaken. Interessant maar wel specifiek voor het Fins, is het hoofdstuk van Kate Moore en Anna-Maija Korpijaakkoo-Huuhka over de beoordeling van vloeiendheid. Na een eerder theoretisch historische uiteenzetting over vloeiendheid en de definitie ervan, wordt verslag uitgebracht over een experiment waarbij een perceptuele beoordeling van vloeiendheid vergeleken werd met een aantal objectieve metingen. Het volgende hoofdstuk van M. Bali en K. Rahilly is een mooie illustratie van hoe akoestische analyse en meerbepaald spectrografie kan gebruikt worden bij de ondersteuning van fonetische transcripties. Het geval dat bestudeerd werd, is dat van een stotteraar. Door het hoge spreektempo was het aantal herhalingen die deze patiënt liet horen soms perceptueel moeilijk precies te bepalen. Spectrografie bood hier de oplossing. Cepstra bij normale en pathologische stemmen en de correlatie met andere akoestische data en met aerodynamische en perceptuele gegevens is het onderwerp van het hoofdstuk van P. Dejonckere en G.H. Wieneke. In tegenstelling tot de andere hoofdstukken in dit tweede deel gaat hier niet om een case study maar wel om een groepsstudie. De presentatie en duidelijkheid van dit hoofdstuk laat wat te wensen over, vooral wat de illustrerende figuren en tabellen betreft. De conclusie is wel duidelijk: de cepstrum techniek houdt mogelijkheden in voor objectieve meting van de stemkwaliteit. Ook het hoofdstuk van N. Hewlett en collega's brengt verslag uit over een groepsstudie. In een eerste experiment werd nagegaan of de gemiddelde spreektoonhoogte lager is bij rokers dan bij nietrokers, in een tweede experiment vergeleek men de stemmogelijkheden van rokers en niet rokers gemeten via fonetografie. Het hoofdstuk is heel duidelijk, leest gemakkelijk en bevat een aantal interessante conclusies.
TLA 1997 (27) - 4 Het laatste hoofdstuk van S. Awan ressorteert eigenlijk niet meer onder de klinische fonetiek. Geillustreerd wordt hoe het opstellen van isovowellijnen als techniek voorformantanalyse bij vocalen gebruikt werd bij een vergelijking van vocaalproducties door moedertaalsprekers van het Amerikaans en door sprekers met een Aziatische taal als moedertaal. Het hoofdstukje is wel interessant maar niet echt op zijn plaats in dit boek. We mogen besluiten dat deze publicatie verschillende waardevolle bijdragen bevat. Vooral de lezer die geïnteresseerd is in de methodologie bij klinisch fonetisch onderzoek en deze beschreven en geïllustreerd wil zien, zal dit werk weten te waarderen. J,V.B.
INSTRUMENTAL •
CLiNICAL PHONETICS
BALL J.M., CODE C. London, Whurr Publishers, 1997. 296 pp., ISBN 1-8976435-184.
In 1984 verscheen het boek "Experimental clinical phonetics. Investigatorytechniques in speech pathology and therapeutics", uitgegeven door Chris Code en Martin Bali bij Croom Helm. Onder een licht gewijzigde titel en nu bij Whurr publishers verscheen zopas de nieuwe, herwerkte uitgave van dit boek, Wie destijds de eerste uitgave heeft gekocht, zal zeker benieuwd zijn wat deze herwerkte versie te bieden heeft. Wie het boek nooit heeft geraadpleegd, mag eigenlijk niet nalaten deze nieuwe versie eens door te nemen. In negen hoofdstukken worden verschillende '~echnieken" uit de instrumentele fonetiek beschreven met hun diagnostische en therapeutische toepassingen in de kliniek. Hoofdstuk 1 (Tatham en Morton) beschrijft verschillende aspecten van het opnemen en weergeven van spraak. Zowel de mogelijke apparatuur (bijvoorbeeld cassetterecorder versus DAT recorder) als het praktisch verloop van een opname en het bewaren en bewerken van opnames komt aan de orde. Hoofdstuk 2 (Farmer) bespreekt de spectrografie. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat de lezer vertrouwd is met de basis van akoestische fonetiek (bijvoorbeeld de bron-filter theorie). Eerst worden kort enkele akoestische parameters nog eens op een rijtje gezet. Daarna volgt een vrij uitvoerig overzicht van het gebruik van spectrografie in de spraakpathologie en dit volgens stoornis (stotteren, dysartrie, apraxie en afasie, fonologisch-fonetische, stoornissen, hoorstoornissen en stemstoornissen). Hoofstuk 3 (Gentil en Moore) is gewijd aan de electromyografie. Men vindt er een historisch overzicht m.b.t. deze techniek, een beschrijving van de
fysiologische basis van de elektromyografie en van de praktische uitvoering ervan, en dan weer een overzicht van de toepassingen bij verschillende logopedische stoornissen. Het onderwerp van hoofdstuk 4 (Zajac en Yates) is de aerodynamische meting van de spraak. Naast de nodige fysica om de techniek te kunnen begrijpen, wordt de instrumentatie besproken, de aerodynamica van de normale spraak entoepassingen bij schisis, stemstoomissen, dysartrie en stotteren. In hoofdstuk 4 (Abberton en Fourcin) is de elektrolaryngografie, vroeger gewoonlijk elektroglottografie genoemd, aan de orde. Ook hier krijgt men eerst de nodige informatie omtrent de techniek zelf alvorens de klinische toepassingen besproken worden. Naast de elektroglottografie wordt in dit hoofdstuk ook nog kort de videostroboscopie besproken, De elektropalatografie en klinische toepassingen ervan worden behandeld in hoofdstuk 6 (Hardcastie en Gibbon). Vooral de werkwijze ontwikkeld door de auteurs zelf wordt grondig uiteengezet. Van de hand van Martin Bali zelf (samen met Berthold Grone) is hoofdstuk 7 over "imaging techniques". Het meest uitvoerig wordt ingegaan op röntgentechnieken maar ook de elektromagnetische articulografie, ultrasonografie van articulatiebewegingen en magnetic resonance imaging worden besproken. Chris Code (de tweede editor) stond in voor een hoofdstuk (8) over experimentele audioperceptuele technieken. Het gaat in feite over twee technieken: delayed auditory feedback en de dichotische luistertest. In een laatste hoofdstuk tenslotte (Ziegier, Vogel, Teiwes en Ahrndt) worden algemeen de mogelijkheden, diagnostische en therapeutische, van het gebruik van de microcomputer besproken, en dit refererend aan een drietal programma's ontworpen door de auteurs zelf. In vergelijking met de eerste editie ontbreekt eigenlijk alleen het hoofdstuk over orale stereognosie. Anderzijds is het hoofdstuk van Ziegier et al. nieuw. Overigens werden alle hoofdstukken bijgewerkt en aangevuld met de recentste bevindingen. Voor een aantal hoofdstukken werden andere auteurs aangesproken. Een van de sterkste punten van dit boek is dat elk hoofdstuk naast een zeer leesbare en niettemin grondige inleiding in de besproken techniek ook een schat aan referenties bevat. Wie zelf over een of ander meetinstrument beschikt en op zoek is naar literatuur over klinische toepassingen of suggesties voor onderzoek, zal aan dit boek van Bali en Code meer dan een goede gids hebben. Het boek lijkt ons ook zeer geschikt voor opleidingen logopedie en audiologie. Voor de docent klinische fonetiek is dit het gedroomde handboek, J.V.B.
153
TLA 1997 (27) - 4
CENTRAL AUDITORY PROCESSING DISORDERS New Perspectives •
G.O. Chermak & F.E. Musiek Singular Publishing Group, Inc. San Diego, London, 1997 ISBN 1-6593-97-3374 pp., £ 42,50.
Zoals de ondertitel reeds doet vermoeden, is dit geen basiswerk over Centraal Auditieve Verwerkingsstoornissen. Het is een werk dat heel geschikt is voor diegenen die reeds vertrouwd zijn met het onderwerp maar de nieuwste inzichten, naar aanleiding van onderzoekswerk van pakweg de laatste 15 jaar, nog eens mooi op een rijtje gezet willen zien. Wie CAPD, ADHD, DSM, CANS, AVCN, PVCN, SOC, MSO, LL, NLL, MGB, ARAS, RF en MLR niet zomaar kan thuis brengen, doet er goed aan om van bij de aanvang, elke afkorting neer te schrijven. Wellicht is het inherent aan termen als Central Auditory Processing Disorders (CAPD), dat er veel met afkortingen gewerkt wordt, maar het vraagt wel wat extra inspanning van de lezer. Dit zet meteen de toon van het boek. Het is niet erg toegankelijk, maar wie zich door de eerste twee hoofdstukken, concepten en neurobiologie van het centraal auditieve systeem, worstelt, wordt beloond met een heel boeiend overzicht van de fysiologie van het centraal auditief systeem. Wie zich interesseert voor auditieve tijdsverwerking, deprivatie (ontwenning aan geluid), plasticiteit, localisatie en de tonotopie, krijgt hier een overzicht van de verschillende verwerkingsniveaus. Hoofdstukdrie, de verwerking van de gesproken taal, geschreven dooreen gastauteur (Chie Higuchi Craig), valt een beetje uit de toon omdat we de verwijzingen naar de centrale verwerkingsniveaus hier niet echt duidelijk terugvinden. Het mooie is dan weer wel, dat modellen voor spraakverwerking getoetst worden aan onderzoekswerk (onder andere bij cochleair implant patiënten). De hoofdstukken vier, vijf en zes die handelen over het onderzoek van centraal auditieve verwerkingsstoomissen vallen wat mager uit. Ongeacht het feit dat een aantal van deze onderzoeken taalgebonden zijn, worden ze ons inzien veel te beknopt beschreven en missen we hier de nieuwste evoluties en praktische tips. Het gebruik van Otoacoustische Emissies voor deze doeleinden wordt aangehaald, maar voor een werk met de ondertitel "new perspectives", verwacht je op zijn minst de beschrijving van een aantal experimenten die toelaten meer inzicht te verschaffen. De hoofdstukken zeven en acht, die de therapie beschrijven, maken dan weer veel goed. Men stapt hier uiteindelijk af van het fatalisme betreffende de behandeling van centraal auditieve verwerkingsstoornissen en geeft duidelijke stappen aan en veel praktische tips. Ook het belang van de samenwerking tussen audiologen, logopedisten en artsen wordt hier duidelijk in de verf
154
gezet. Het werk wordt afgesloten met de verwachting die men stelt in verder onderzoek en een broodnodige verklarende woordenlijst (waarin men de afkortingen echter wat verstopt), Voor wie reeds vertrouwd is met het feit dat er zich tussen de twee oren dikwijls heel wat meer afspeelt dan in de oren zelf, loont dit boek echt de moeite om de meest recente inzichten nog eens op een rijtje te zenen en ook meteen de nodige inzichten te verwerven om therapie zinvol en succesvol te maken.
ML
LABORATORY EXERCISES IN AUDITORY EVOKED POTENTlALS •
Ferraro J., A. London, Singular Publishing 179 pp., ISBN 1-56593-698-1,
Group, 1997, £ 21,75.
Dit werk is een oefenboek voor metingen van auditieve geëvoceerde potentialen (Evoked Auditory Potentials) als onderdeel van de audiometrie. Het is in de eerste plaats gericht aan studenten audiologie die zich bevinden op het aanvangsniveau. Het dient als supplementair gezien te worden bij een theoretische uiteenzetting over auditieve geëvoceerde potentialen en veronderstelt minstens voldoende kennis in de anatomie en fysiologie van het gehooren het evenwicht, In de elektroakoestiek en in de diagnostische audiologie. Het boek bevat 6 hoofdstukken waarin telkens verschillende soorten oefeningen worden aangereikt: hersenstamresponsen, elektrocochleografie, latentiemetingen, ... In een eerste hoofdstuk worden de studenten vertrouwd gemaakt met enkele elementaire principes van het gebruik van de opgewekte potentiaalmeters (audiometers). De hoofdstukken die volgen zijn telkens op dezelfde wijze gestructureerd, Er wordt uiteengezet hoe de patiënt op de meting moet worden voorbereid (d,w,z, welke elektroden dienen te worden aangebracht en waar) en welke parameters in de audiometer dienen te worden ingevoerd (d.w.z. frequentie, kanaalkeuze, amplitude, polariteit, signaaltype, filterinstelling, elektrodeconfiguratie, ...). Vervolgens wordt stapsgewijze de hele meetprocedure nauwgezet doorlopen, waarna een printout wordt getoond van het resultaat van de meting. Telkens wordt afgerond met enkele alternatieve oefeningen die een variatie bieden op de initiële oefening. In het laatste hoofdstuk worden verschillende audiogrammen ter evaluatie aangeboden, Het is de bedoeling dat de student hierop enkele essentiële gegevens terugvindt. Hij krijgt tevens de gelegenheid zijn antwoord naar correctheid te toetsen.
TLA 1997 (27) - 4 Het gaat hier om een zeer concreet en praktisch werk waarbij toch enkele kanttekeningen dienen te worden gemaakt. Vooreerst dient gezegd dat het een 'gebruiksboek' betreft. Het gaat niet echt op dit werk te bestuderen zonder de beschikbaarheid over de nodige audiometrische apparatuur. Elke stap die erin beschreven wordt, moet ook concreet uitgevoerd kunnen worden, wil de doelstelling van het boek bereikt worden en het doornemen ervan zinvol zijn. Bovendien heeft het doornemen ervan evenmin zin als men niet theoretisch geschoold is in de audiometrie. Zonder deze scholing is het immers onmogelijke de gevonden elektrocochleogrammen, audiogrammen, .... enige betekenis te verlenen. C.C.
EARL Y INTERVENTION FOR SPECIAL POPULATIONS OF INFANTS AND TODDLERS •
Louis M. Rossetti Jack E. KUe Singular Publishing Group, 1997, ISBN 1-56593-798-8, £ 19,95.
Het boek geeft een interessante en actuele benadering van vroegtijdige interventie bij speciale doelgroepen. Het is opgevat als een verzameling van onafhankelijke artikels gegroepeerd rondom de volgende themata: . - Vroegtijdige interventie bij gehoorgestoorde kmderen, met een veelzijdige benadering van detectie, onderzoek en management van het jonge dove kind. - Ruime en up to date informatie betreffende de vroegtijdige interventie en aanpak bij jonge kinderen met fysische handicap. - Een interessante discussie omtrent de speciale problematiek en interventieprocedures bij neonati na prenatale cocaiiJe of drugverslaving van de moeder. De studie van lange termijn tracheostomie op de communicatieve ontwikkeling van zeer jonge kinderen is een totaal nieuw onderzoekssegment binnen de neonatale zorg. In het boek is een interessante gevalsstudie opgenomen. - Een laatste reeks artikels actualiseert de informatie betreffende de ontwikkeling van premature baby's en kinderen met te iaag geboortegewicht. Voor alle besproken doelgroepen staat vroegtijdige detectie onderzoek en behandeling centraal en de gegeve~ informatie is overzichtelijk, praktisch bruikbaar en staat ten dienste van alle betrokkenen, het jonge kind zelf, de familie en de medewerkers van het interventieteam. H.C
DYSLEXIE '96 •
K.P. van den Bos & D.R. van Peer (red.) Leuven/Apeldoorn, Garant, 1996, 190 blz. ISBN 90-5350-520-2
Dit boek bevat 14 hoofdstukken die, op één uitzondering na, samenvattingen zijn van lezingen gehouden op het jaarlijkse 'dyslexie congres' in Nederland. De meeste auteurs zijn orthopedagogen en dat maakt dat het boek nogal wat theoretische visies naar voor schuift die een paar bladziiden (auteurs) verder dan weer worden tegengesproken. Dit wijst tevens op het 'kinderschoenenstadium' waarin de wetenschappelijke wereld zich omtrent leerstoornissen, en dyslexie in het bijzonder, bevindt. Hapklare therapeutische toepassingsmogelijkheden zijn er niet in terug te vinden; anderzijds stemmen de eerder gestelde theoretische visies de practicus wel mogelijk tot reflectie van het eigen handelen. Van den Bosen van Peer gaan in hun inleiding tot het boek nog even in op de diversiteit van definities omtrent het begrip dyslexie. Dit is ook het vertrekpunt van het artikel van Ruijssenaars, alsook de wetswijziging die in Nederland (i) per 1 maart 1992 werd ingevoerd door de ziekenfondsverzekering om dyslexiebehandeling door logopedisten niet meer terugbetaalbaar te maken. Hierop werd door de Gezondheidsraad een "Commissie Dyslexie" in het leven geroepen die in 1995 aan de minister van Volksgezondheid advies heeft uitgebracht en ondermeer een definitie heeft uitgewerkt : 'de commissie spreekt van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt.' Uitgaande van deze definitie worden in tabelvorm dan de kenmerken aangegeven waaraan dyslexie kan worden onderkend. Er worden een drietal stappen aangegeven met de daarbij overeenkomende observatiepunten. Ook wordt er aandacht besteed aan de vereisten voor deskundige benadering van het probleem en wordt ereen onderscheid gemaakt tussen remediëring en gespecialiseerde behandeling, waarbij, gezien de achtergrond van de auteur, het orthopedagogische aspect zeker niet mag worden verwaarloosd. In het artikel van Bus en Oostendorp, dat vertrekt vanuit een gevalsbespreking van een leerling uit het eerste leerjaar van een Montessorischool, wordt gepleit om systematische technische (woord)-leestraining beter nog wat uit te stellen en meer aandacht te besteden aan contex1lezen en 'vrij' schrijven om op die manier op zijn minst het leesplezier weer aan te zwengelen. Binnen ditzelfde boek wordt dit in andere artikels (gelukkig) wat afgezwakt, zonder daarom het aspect motivatie te verloochenen.
155
TLA 1997 (27) - 4 W. Van den Broeck beaamt in zijn artikel het belang van een intacte fonologische vaardigheid in functie van probleemloos leesgedrag, maar behoedt zich voor overroeping van dit belang. Tevens hekelt hij het klassieke ieesmodel, waarin wordt gesproken van een 'directe' en 'indirecte' route. Een interessante, tot nu toe weinig onderzochte hypothese, ligt volgens deze auteur niet zozeer in het fonologisch tekort en zeker niet in een centraal-visueel defect, maar in het relatieve onvermogen om de relatie aan te leren tussen twee sterk met elkaar gecorreleerde coderingsssystemen. visueel en fonologisch. In die zin vraagt de auteur zich dan af of dyslexie inderdaad niet veeleer een 'Ieer'stoornis is. L. Verhoeven heeft het in zijn artikel over het ELLO programma (Effectief Leren Lezen Ondersteuningsprogramma), een aangepast programma van het Nieuw-Zeelands Reading Recovery Program. De accenten binnen dit programma liggen op vroegtijdige signalering van risico leerlingen en het op maat aanbieden van individuele hulp door een 'tutor'. Ook hier speelt het bevorderen van de leesmotivatie bij het kind een belangrijke rol, evenals de aandacht voor het metacognitief functioneren van het kind.
In 'Moeiliik te remediëren dyslexie' bespreekt A. van der Leij een 13-jarige jongen met een hardnekkige dyslexie. Ook hier houdt men een pleidooi voor vroegtiidige onderkenning van het probleem, zij het dat enkel de minder ernstige gevallen ermee zullen gebaat zijn. De ernstige gevallen worden doorverstuurd voor individuele buitenschoolse, gespecialiseerde interventie. Er wordt uit het werk van Dumont en Kappers geciteerd om aan te geven wat die hulp precies inhoudt. Doch ook hier blijven er kinderen die moeilijk te remediëren zullen zijn. Struiksma en Bakker hebben het in hun artikel ondermeer over wat te doen bij ongemotiveerde dyslexiepatiënten. Daarnaast worden ook de resultaten meegedeeld van een dyslexiebehandeling van een 40-talleerlingen. Hun hoofdprobleem, onvoldoende geautomatiseerde woordherkenning, verbeterde bij de meesten. Bij een klein deel bleef dit echter uit. Wanneerdit het geval is, wordt besloten dat men zijn pijlen beter kan richten op het aanleren van compenserende strategieën, om daarmee in het lezen van teksten een zo groot mogelijke functionaliteit te scheppen. Van Bon heeft het in 'Het paard toch maar achter de wagen Tover iets gelijkaardigs : de tweestrijd tussen systematische leestechnische training en training van het contextlezen. In dit hoofdstuk worden argumenten voor en tegen beide aangegeven. De conclusie is echter dat decodeertraining essentieel bliift.
156
Daarvoor zijn er echter methoden nodig die de basale leestechniek van het decoderen met een' maximale efficiëntie bijbrengen. Tekstgerichtlezen is onontbeerlijk, maar de bijdrage is noodzakelijkerwijs beperkt. Aarnoutse vertrekt ook vanuit het eerder gestelde dilemma, om echter vrij vlug het accent te leggen op strategisch leesonderwijs. Leesonderwijs dat erop gericht is kinderen begrijpend te leren lezen. Eerst behandelt hij de kenmerken van deze vorm van leesonderwijs, daarna bespreekt hij enkele onderzoeken waarin een poging werd gedaan om het begrijpend lezen bij kinderen te stimuleren. Tenslotte geeft hij dan een lijst met belangrijke eisen waaraan een begrijpend leesprogramma zou moeten voldoen. Dit artikel verdient zeker in het daglicht te worden gesteld, aangezien het een thema behandelt waarover in het algemeen nogal wat onwetendheid en amateurisme bestaat. Hacquebord heeft zich in het negende artikel neergebogen over leesproblemen in het voortgezet (secundair) onderwijs. Een toetsinstrument voor signalering en typering van leesproblemen wordt vooreerst voorgesteld. Ten tweede worden cijfers weergegeven van zwakke lezers in het voortgezet onderwijs; ook wordt een onderverdeling gegeven van die richtingen waarin de meeste zwakke lezers voorkomen. Tot slot worden hulpprogramma's voorgesteld voor deze probleemleerlingen die erop gericht zijn strategieën te ontwikkelen voor begrijpend en studerend lezen en woordenschatverwerving. In 'Cognitieve gedragsverandering bij dyslexie' legt ook Loykens de nadruk op het belang van stimulering van motivatie en leerstijl bij dyslectici. Dyslexie vraagt niet alleen een kennisopname, maar ook een gedragsverandering die de dyslecticus bovendien zelf moet reguleren. Het artikel van Goorhuis-Brouwer verschaft de afgestudeerde logopedist weinig nieuwe informatie : 'Taalontwikkelingsstoornissen en dyslexie.' Beide begrippen worden uiteengezet en de relatie tussen beide wordt aangetoond. Het volgende artikel daarentegen kan meer op onze aandacht rekenen: 'Dyslexie: vroege ontwikkeling en biologischeaspecten.' Uit recent onderzoek blijkt dat bij dyslectische kinderen en volwassenen niet alleen stoornissen in het fonologisch systeem voorkomen, maar ook dat er sprake is van een verstoring in het magno-cellulaire deel van het visueel systeem. Mocht dit inderdaad wetenschappelijk aangetoond kunnen worden, dan betekent dit dat de primaire oorzaken van dyslexie zich reeds voor het eerste levensjaar aftekenen. De perceptuele ontwik-
TLA 1997 (27) - 4 kelingsaspecten van dyslexie kunnen in verband worden gebracht metde neuronale ontwikkeling, met name het ontstaan van de functionele architectuur van het brein. De menselijke hormonenspiegel speelt hierbij eventueel een rol. Verder is het volgens Been en Zwarts niet uit te sluiten dat bij dyslexie een afwijkende functionele organisatie van de cortex een rol speelt. Een volgende bijdrage heeft dan weer wat minder onze aandacht weerhouden, zonder dat we daarom het belang van de invloed van dyslexie op de persoonlijkheidsontwikkeling willen onderkennen. Van Leeuwen en Vieijra gaan ondermeer in op de comorbiditeit van psychische stoornissen en leerstoornissen. Stevens heeft het dan in het laatste artikel over een actueel gegeven : hoe verstaan ouders zich met leraars/therapeuten als er problemen op school zijn en omgekeerd. Dit artikel wil een aanzet geven tot een theorie over de ouder-leraar interactie. Samenvattend kan gesteld worden dat dit een interessant werk vormt voor allen die beroepsmatig kinderen met dyslexie begeleiden. Hapklare therapeutische spitsvondigheden zijn er zeker niet in terug te vinden. Het boek doet meer dienst als wetenschappelijk naslagwerk ter verruiming van de eigen kennis omtrent het onderwerp. Het boek maakt ook duidelijk dat het laatste woord daarover zeker nog niet is gevallen en dat visies van elkaar (kunnen) verschillen.
RV.
INTRODUCTION TO SIGN TEACHING AND THE USE OF COMMUNICATION AIDS •
Von Tetzchner, S., Martinsen, H. 1992, London, Whurr Publishers, 256 pp ISBN 1-870332-28-8
Dit boek verscheen oorspronkelijk in het Noors en had tot doel voor de Noord-Europese landen een stand van zaken omtrent ondersteunde communicatie te geven. Daarbij stonden het omschrijven van de noden van de gebruikersgroep en het inventariseren van de verscheidenheid aan systemen en methodes voorop. De gebruikersgroep wordt in het boek beperkt tot personen met spraak- en taalonfwikkelingsproblemen. Het boek richt zich niettot doven: "Growing up in a signing environment, they do not need any special teaching to learn to sign". De inleiding schetst de situatie van de gebruiker van O.C.met zijn/haar nood aan ondersteunde communi-
catie, de problemen bij het verwerven, de onfwikkeIing e.d. besluit met de bedoelingen van het werk: - een overzicht geven van communicatiesystemen en -hulpmiddelen voor ondersteunde communicatie voor kinderen, adolescenten en volwassenen; een overzicht geven van de belangrijkste O.C.gebruikersgrcepen en hun individuele verschillen; beschrijven van de factoren die de keuze van O.C.-systemen en -middelen bepalen en hoe deze keuze geïndividualiseerd kan worden; beschrijven van de belangrijkste stelregels om O.C. aan te leren in functie van onder meer de zelfstandigheid van de gebruiker. Hoofdstuk twee schept enige duidelijkheid op terminologisch vlak en bevat daarnaast een beschrijving van tekens, symbolen en gebaren. Daarbij aansluitend wordt in hoofdstuk drie het aanbod aan technische hulpmiddelen (in- en uitvoer) voorgesteld. De O.C.-gebruiker staat daarbij steeds voorop: voor-en nadelen in het manipuleren, kritische beschouwingen voor de aanschaf e.d. De technische beschrijving is beperkt tot gegevens die noodzakelijk zijn voor het gebruik, dus geen uitleg of schema's over elektrische schakelingen, FM-systemen, e.d. De gebruikte illustraties zijn verduidelijkend. In hoofdstuk vier (Children and adults in need of augmentative cornmunication) worden de gebruikers in drie categorieën ('1unctional groups") ingedeeld. Het is een indeling op grond van de nood aan augmentatieve communicatie. Von Tetzchner en Martinsen spreken van "Expressive language group", "Supporlive language group" en de "Alternative language group". De basis voor het onderscheid tussen deze groepen is de mate van vaardigheid in taalbegrijpen en hun toekomstige communicatiemogelijkheden. Volgende groepen komen aan bod: personen met een motorische handicap, met taalontwikkelingsproblemen, met een mentale handicap, met autisme en kinderen met syndroom van Rett. Alle aspecten van de assessment, inbegrepen de evaluatie van de resultaten op het vlak van taalbegeleiding en de soms wijzigende situatie waarin O.C.-gebruikers zich bevinden, worden in hoofdstuk vijf beschreven. Ook voor de ontwikkeling van O.C. is de situatie (tijd en ruimte) waarin gewerkt wordt belangrijk in functie van het resultaat. In hoofdstuk zes wordt hieraan aandacht besteed. Naast specifieke traini ngssituaties wordt het oefenen in de natuurlijke situatie voorgesteld. Ook het generaliseren krijgt de nodige aandacht. De auteurs stellen (hoofdstuk zeven) dat een gemis aan onderscheid tussen de te bereiken doelen
157
TLA 1997 (27) - 4 en de geïndividualiseerde begeleiding in functie van verschillende handicaps een van de grotere probie' men bij het aanlerenlverwerven van O.C. is. Ze besteden dan ook aandacht aan strategieên om O.C. bij te brengen. - ... In hoofdstuk acht wordt de keuze van de eerste aan te leren tekens besproken; zo onder meer het gebruik van bestaande communicatievaardigheden. Hetsucces van de eerste fase is dikwijls bepalend voor het verder verloop. van het aanleren en gebruiken van O.C. De keuze tussen expressieve en receptieve, algemene en specifieke communicatie-elementen, het belang van herhalingsoefeningen, motorische (rest)vaardigheden, perceptie, complexiteit van tekens en gebaren komen eveneens in dit hoofdstuk aan bod. Hoofdstukken negen tot en met elf behandelen de aspecten die na het verwerven van initiëie vaardigheden aan de orde zijn. Enerzijds de 'verdere ontwikkeling' van de communicatie met onder meer een basisvocabuiarium en de uitbouw ervan, situatiespecifieke oefeningen en overgang naargeschreven boodschappen. Anderzijds het gebruik van de verworven communicatievormen in 'conversatie', waarvoor diverse vaardigheden en strategieën aangegeven worden. Tenslotte ook het taal milieu waarin de O.C.-gebruiker zich bevindt, met de betrokkenheid van de ouders en de hulpverleners-begeleiders.
therapists mee aan de publicatie. In het voorwoord merken de auteurs terecht op dat 'Augmentative and Alternative Communication' (kortweg A.A.C., wat we verder met de in het Nederlands gebruikelijke term Ondersteunde Communicatie of "O.C." zullen vertalen) als een samenhangend geheel wordt gezien maar dat de concrete teepassing ervan op een waaier van medische - en ontwikkelingsproblernen slaat. Een allesomvattend werk over O.C. schrijven is dan ook .erg moeilijk. Het deel van de samenstellersauteurs was tot een tekst te komen waarin O.C.theorie en -onderzoek gecombineerd worden met praktijkervaring en gevalsbesprekingen. Zo is bij voorbeeld in het eerste hoofdstuk de O.C. beroepservaring van de auteurs verweven in de tekst. Wie enkel op zoek is naar het informatieve moet dit erbij nemen. De diversiteit van O.C.-gebruikers en O.C.mogelijkheden leidt uiteraard tot uitgebreidheid. Het werk is bovendien voor zowel practici die reeds met O.C. werken als voor studenten bedoeld. De lezer kan uit de delen twee en drie evenwel die onderwerpen combineren waarover hij informatie zoekt. Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel geeft in negen hoofdstukken een overzicht van 'Augmentative and Alternative Communication'. Het tweede deel is probleemgeoriënteerd: "'Specific Disabilities and AAC". Het derde deel beschrijft O.C.gebruik in diverse situaties. Elk hoofdstuk uit het tweede en het derde deel bevat een gevalsstudie.
De bibliografie bevat ongeveer 300 titels. Het boek is vlot leesbaar, overzichtelijk en zeer goed bruikbaar als introductie in O.C. L.S.
HANDBOOK OF AUGMENTATIVE AND AL TERNATIVE COMMUNICATION •
Glennen Sharon L., DeCoste Denise C. 1997, San Diego, London Singular Publishing Group, Inc., 795 pp ISBN 1-56593-684-1
Op de eerste bladzijde van het boek is aan de titel nog een woord toegevoegd: "The" handbook of AAC. De verwachting dat het dan ook '1he" handbook is wordt nog gevoed door het aantal bladzijden: 795. Weinig boeken uit ons vakgebied overlreffen dit aantal. Het zijn enkel woordenboeken, soffwarehandboeken, Russische romanschrijvers of verzamelbundels die als 'turf' van die dikte worden uitgegeven. Ook de professionele achtergrond van de auteurs schept verwachtingen: naast de vermelde auteurs (een speech-Ianguage pathologist en een occupational tberapist) werkten ook special educators en physical
158
O.C. wordt uitgebreid voorgesteld: terminoiogie en historische evolutie van O.C., de inhoud van de O.C.dienstverlening en dienstverleningsmodellen. In hoofdstuk drie worden O.C.-systemen en -hulpmiddelen voorgesteld. Daarbij gaat de aandacht niet alleen naar in- en uitvoercomponenten (diverse soorten schakeiaars, klavieren, communicatieborden en -tafels, schermen, ...) maar eveneens naar opslag van gegevens en de montage van hulpmiddelen (zoals op een rolwagen). Duidelijke tekeningen of foto's vullen de tekst aan. Hoofdstuk drie is gewijd aan symboolsystemen en (woord)-selectiestrategieën. Na een schets van de problematiek van de symboolkeuze, voorzien van enkele samenvattende tabellen, wordt een uitgebreide reeks systemen ("aided" en "unaided", d.w.z. "met" en "zonder" hulpmiddel) voorgesteld. (Bij de illustratie 4-6 van Bliss symbolen wordt even een loopje genomen met de regels in verband met de grootte van de tekeningen I). Hoe uitgebreid een inventaris van systemen, symboolreeksen en hulpmiddeien echter ook is, een volledige inventaris is omnogelijk aangezien het ontwikkelen van een communicatiesysteem in de eerste plaats afhankelijk is van de gebruiker en van de creativiteit van de
TLA 1997 (27) - 4 begeleider. De waarde van de inventarisatie is dat ze een uitgangspunt is om in functie van een individu tot nieuwe strategieën te komen. Misschien kunnen we via het WorldWide Web tot een nog vollediger overzicht komen. In de hoofdstukken vijf tot zeven worden richtlijnen gegeven voor een multidisciplinaire benadering van O.C. assessment. Het resultaat van elk onderzoek vanuit de betrokken vakgebieden moet samen met de resultaten van het onderzoek uit andere disciplines beoordeeld worden. Naargelang de individuele noden zal het onderzoek toegespitst worden op de communicatie, de lichaamsconditie, -houding en -positionering, de motorische (rest)-vaardigheden en de visuele-perceptiemogelijkheden. Hoofdstuk acht gaat over de rol van lees- en schrijfvaardigheid bij O.C.-gebruik: probleemstelling, ontwikkelingsaspecten en strategieën. Het negende hoofdstuk is het minst bruikbare voor onze streken. Het gaat immers over de financiering van een en ander. Uiteraard vanuit de Amerikaanse situatie en voorzieningen. Alhoewel: "Viewing service delivery as a dollars andcents decision is difficult for most AAC professionals, consumers, and families. It will require us to rethink our justifications for expensive AAC systems and lengthy ongoing servi-
ces." ... In elk van de vier hoofdstukken van het tweede deel wordt O.C. besproken bij toepassing opeen probleemcategorie': over het gebruik van O.C. door personen met een lichamelijke handicap, door kinderen met een ernstige spraak-taalstoornis, een ontwikkelingsapraxie van het spreken, of pervasieve ontwikkelingsstoornis, door personen met een zeer ernstige mentalehandicap ill dan niet in combinatie met andere ernstige lichamelijke en/of sensoriële stoornissen en door volw.assenen met verworven stoornissen (afasie, MS ... ). Het derde deel bespreekt de O.C.-gebruiker in relatie tot zijn omgeving. Diverse (probleem)-situaties en voorgestelde oplossingsstrategieën komen aan. bod: thuis en in familieverband, op verschillende onderwijsniveaus, in ziekenhuizen (neurogene spraak-en taalstoornissen, stem) en in open instellingen voorvolwassenen met ontwikkelingsstoorn issen. De bijlagen bevatten lijsten met hulpmiddelen, verdelers en constructeurs, verenigingen en informatiebronnen. Uiteraard betreft het referenties uitde V.S.A. Websites en E-mail-adressen ontbreken niet. In een tien biadzijderitellend glossarium worden de voornaamste begrippen uitgelegd. De opgave van blad--. zijden in de index is niet zonder enkele foutjes: het is allicht een technisch probleempje dat geen afbreuk
doet aan de totale waarde van het werk. Zowel uit de gevalsbeschrijvingen als uit de meer theoretische delen blijkt niet alleen de deskundigheid, maar ook het professioneel engagement van de auteurs. Het initiatief tot het schrijven van dit 795 bladzijden tellende O.C.-boek werd genomen "aller sharing a bottle of wine that resulted in a late night personal and professional discussion" Voor het gebruik van het boek geldt het omgekeerde: eerst lezen. dan drinken. L.S.
AURAL REHABILITATION: SERVING CHILDREN AND ADUL TS •
Raymond H. Huil . 1997, 3rd ed, San Diego, London Singular Publishing Group, Inc., 515 pp ISBN 1-56593-682-5, £ 33,50.
De keuze van de onderwerpen in deze derde uitgave van het werk van Raymond Huil en waaraan negentien andere auteurs meewerkten is het resultaat van een rondvraag bij verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij (re-)habilitatieve audiologie in de V. SA en Europa. De selectie gebeurde in functie van de onderwerpen die het belangrijkst zijn voor de opleiding van professionele begeleiders van kinderen en volwassenen met gehoorverlies. Onder meer deze werkwijze had voor gevolg dat het boek een goede introductie is geworden in aurale (re)-habilitatie bij deze groepen. Het boek bestaat uitvier delen. In de inleidingworden een aantal. fundamentele begrippen omtrent (re)habilitatieve audiologie omschreven. Daarnaast wordt er ingegaan' op psychosociale, economische en professionele gevolgen van gehoorverlies voorde slechthorende en de dove. Tenslotte wordt in de inleiding ook aandacht besteed aan gehoorprotheses en versterkingssystemen. In het eerste deel gaat de aandacht naar gehoorgestoorde kinderen. De volgende onderwerpen komen daarbij aan bod: betrokkenheid van het gezin en gezinsbegeleiding, overwegingen bij keuze van een versterkingssysteem, verbeteren van de luistervaardigheden, taal- en spraakontwikkeling en aspecten in verband met de opvoeding en de begeleiding. Het tweede deel beschrijft in vijf hoofdstukken de problematiek van de gehoorgestoorde volwassene. Enkele thema's uit het vorige deel worden toegespitst op deze leeftijdscategorie. Een afzonderlijk hoofdstuk wordt gewijd aan spraakconservatie bij postlinguaal gehoorgestoorde volwassenen.
159
TLA 1997 (27) - 4 Deel drie gaat in op de problematiek van oudere volwassenen met een gehoorstoornis: wie zij zijn, wat het gehoorverlies voor hen betekent en hoe ze begeleid kunnen worden. Ook aan ouderen met een visuele of andere handicap in combinatie met hun gehoorverlies wordt aandacht besteed. In een afzonderlijk hoofdstuk wordt de residentiële problematiek van oudere volwassenen besproken.
van de (gesproken -) communicatievaardigheden van volwassenen met gehoorverlies.
Het vierde deel beschrijft in één hoofdstuk de evaluatie van de begeleiding van volwassenen. De vraag naar het effect van begeleiding wordt niet uit de weg gegaan. Enkele communicatieschalen worden kort voorgesteld.
In het boek zijn een aantal foto's, en tekeningen opgenomen. Eén tekening is alvast overbodig (fig 5-4: "a simple diagram of a hearing aid amplifier" waarin een onleesbaar en onbegrijpbaar electrisch schema staat afgedrukt). Een aantal foto's geven weinig aanvullende informatie en kunnen m.L weggelaten worden. De vrijgekomen ruimte zou misschien kunnen besteed worden aan enkele noties in verband met het gebruik van gebarentaal bij gehoorgestoorden, een thema dat in dit boek overigens omzeild wordt.
De laatste vijftig bladzijden van het boek bevallen dertien bijlagen waarin een onderzoeksprocedure of een communicatieschaal wordt voorgesteld. Het zijn vrijwel allemaal procedures voor het in kaart brengen
Wanneer rekening wordt gehouden met deze kanttekeningen is het boek een bruikbare inleiding .in de problematiek. L.S.
•
--'0-'
..
•
'
'"'
I
l-
BBL'
160
,.
l
TLA 1997 (27) - 4
MEDEDELINGEN
o
Voor informatie: Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie Tel. (09) 240 22 96 Fax. (09) 240 49 93 e.mail bartm. vinck @ rug. ac.be.
Ondersteunde communicatie in logopedie en audiologie
Een studiedag georganiseerd door het Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie in samenwerking met ISAAC-NF, Campus UZ Gent, 21 maart 1998 (Voorlopig) programma: Dr. Filip Loncke, Mw. Martine Nijs en Dhr. Louis Smet Op zoek naar een model voor ondersteunde communicatie. 1. Multimodaliteit: hoe het werkt en waarom het werkt. 2. Toepassing op Spreken Met Ondersteuning van Gebaren (SMOG)
•
DOCTORATEN
In de Universitaire Instelling Antwerpen, departement Geneeskunde, werd door Louis Heylen het proefschrift 'De klinische relevantie van het fonetogram - Een onderzoek bij kinderen en leerkrachten' voorgelegd en verdedigd, waardoor hij de graad van doctor in de Medische Wetenschappen behaalde. Promotor was dr. prof. dr. P. Van de Heyning, copromotor dr. Sc. F.L. Wuyts.
Prof. Dr. Ena Davies Graphic communication for non-speaking individuals
In hetzelfde departement legde Marc De Bodt eveneens een proefschrift voor, getiteld 'Een onderzoeksmodei voor stemevaluatie. De relatie tussen subjectieve en objectieve parameters in de beoordeling van de normale en pathologische stemfunctie'. Ook hij behaalde de graad van doctor in de Medische Wetenschappen. Promotor was dr. P. Van de Heyning, copromotoren Prof. dr. P. Van Cauwenberge en dr. SC. F.L. Wuyts. We wensen beiden geluk met de behaalde graad.
Mw. Annie Dierickx en Mw. Mariene Daelman Op weg naar symbolisatie?
•
Mw. Annemie Van Royen Dhr. & Mw. De Schrijver Het belang van ondersteunde communicatie voor een gebruiker en zijn directe omgeving. Workshop: Mind Express en Dalta-Talker Sabbe Konsuiting Independent living (SKIL) Prof. Dr. ir. Jean Pierre Martens Mw. Elly Besard Spraaktechnologie ten dienste van personen een handicap.
met
Mw. Liesbeth Looijschelder Mogelijkheden van cued-speech. Dhr. Roger Verpoorten Ondersteunde communicatie
in relatie tot autisme.
Or. Hans van Balkom. Ondersteunde communicatie in diagnostiek, training en begeleiding van mensen met ernstige spraak! taalmoeilijkheden en meervoudige beperkingen. Doorlopend: demonstraties van hulpmiddelen Sabbe Konsuiting Independent Living (SKIL)
door
SYMPOSIUM
SLF-PRIJS 1997 DE SLF-PRIJS Het bestuur van de Stichting Logopedie Fonds stelt jaarlijks een prijs ter beschikking voor onderzoek dat werd uitgevoerd door eindexamenkandidaten aan een opleiding in Vlaanderen of in Nederland. Met deze jaarlijkse SLF-prijs hoopt zij onderzoek op het terrein van de logopedie te bevorderen. Het Stichtingsbestuur wil hiermee uitvoering geven aan één van haar statutaire doelstellingen,t.w ..personen of groepen van personen te stimuleren fundamenteelof toegepast on de rzoe k op het terrein van de logopedie te doen. De SLF-prijs wordt verleend aan één student (of meerdere studenten, in geval van coproductie) die zich verdienstelijk heeft (of hebben) gemaakt op het gebied van onderzoek ten behoeve van de discipline logopedie. Aan de onderscheiding is enerzijds voor de student(en) en anderzijds voor de opleiding die de prijswinnaar(s) heeft opgeleid een geldbedrag verbonden.
SLF-PRIJS SYMPOSIUM EN SYMPOSIUMBUNDEL De jaarlijkse toekenning van de SLF-Prijs vindt plaats
161
TLA 1997 (27)-4 tijdens een symposium, waar alle genomineerden van de deelnemende opleidingen een voordracht geven over hun onderzoeksresultaten. Op het einde van het SLF-symposium zal de voorzitter van de jury bekendmaken wie de SLF-prijs heeft gewonnen. De voordrachten van alle genomineerden worden in een jaarlijks uit te geven symposiumbundel gepubliceerd. De bundel wordt tijdens het ,symposium aan alle deelnemers uitgereikt
11.20 - 11.50 h.: 12.00 - 12.30 h.: 12.30 - 13.30 h.: 13.30 - 14,05 h,: 14.15 -14.30 h.: 14.30 - 15.00 h.:
SECRETARIAAT SYMPOSIUM SLF-PRIJS 1997 Heidestraat 47, B-3590 Diepenbeek tel./lax 00-32(0)11323869
ALGEMENE INFORMATIE PLAATS Limburgs Universitair Centrum (LUC) Universitaire Campus, B-3590 Diepenbeek INSCHRIJVING VANUIT NEDERLAND Inschrijving geschiedt door overmaking van II 50 (voor donateurs/leden en studenten II 30; voor groepen vanal 20 personen II 25 p.p.) aan de SLF, 6270 AA Gulpen, op bankrekeningnummer 57.65.27.793 ol op postrekening 4449873 met vermelding 'Symposium 1997'. VANUIT BELGIË _ Inschrijving geschiedt door overmaking van 1.000 BF (voor donateurs/leden en studenten 600 BF; voor groepen vanal 20 personen 500 BF) aan de SLF op het rekeningnummer784-5803759-81 van de BACOB met vermelding 'Symposium 1997'. Bij de inschrijvingskosten zijn inbegrepen het programmaboekje, de symposiumbundel, koffie, lunch en receptie. INSCHRIJVINGSTERMIJN Uw inschrijving en betaling moeten vóór 30 oktober 1997 bij de SLF binnen zijn. U bent pas ingeschreven als het inschrijvingsbedrag is bijgeschreven op één van de SLF-rekenirignummers. ' Het maxi'mum aantal deelnemers is vasgesteld op 300. De deelnemers worden ingeschreven in volgorde van binnenkomst van hun betaling.
SYMPOSIUM PROGRAMMA 10.00 -10.45 10.45 -11.15
162
h.: h.:
Inschrijving en ontvangst Gastlezing door Or. MW.J.A. Braam-Voeten met als titel 'Van Taaltheorie naar Taaltherapie'
Sessie 1: 4 voordrachtel) van genomineerden Sessie 2: 4 voordrachten van genomineerden Lunch Sessie 3: 4 voordrachten van genomineerden .. Uitreiking SLF-Prijs 1997en aanbieding van de symposium bundel Receptie
Muzikale omlijsting: Esmeralda van Bogaert, dwarslluit. Patrick Heckmanns, viool.
o
GEWENST ONGEWENST Filosoferen over handicap
Mag een kind met een handicap in deze tijd geboren worden? Is de "gehandicaptenzorg" met haar beschermende maatregelen een aanval op de zelfstandigheid van personen met een handicap? Welke invloed hebben taboes en vooroordelen op de integratie van mensen met een handicap in onze maatschappij? Dat is maar een greep uitde vragen die tijdens de drie gespreks- en discussieavonden aan bod zullen komen. We lilosoleren over handicap, over gewenst ol ongewenst ... Elk van de drie avonden wordt kort ingeleid door een panel van prolessionele deskundigen en/ol betrokken ouders ol personen met een handicap. Zij brengen hun mening naar voor. Het publiek krijgt daarna ruim de kans om te reageren en haar visie weer te geven. Het geheel wordt gemodereerd door Ben Wuyts, lid van SIG-stuurgroep Persoon en Omgeving en auteur van het boek "Anders, maar niet minder. Leven met een handicap". Een handicap ... wat nu? 16 oktober 1997 Centraal staat de betrokken omgevingvan de personen met een handicap vóór en rond de geboorte van het kind (de ouders, de medische wereld, de wetgeving, enz.). Mag een kind met een handicap in deze tijd geboren worden? Mag een persoon met een handicap op latere leeftijd in leven blijven na een zwaarverkeersongeval, met veel pijn en alhankelijkheid? Wat zijn de preventiemogelijkheden? Hoe springen we om met prenatale diagnose en welke gevolgen geven we hieraan? Hoe kijken we tegen abortus aan? Moet euthanasie kunnen en in welke omstandigheden?
TLA 1997 (27) - 4 In het panel zitten Dr. Ann Oostra, Prof. Dr. JeanPierre Fryns en Gerard Bodifée. Een handicap ,.. een eigen leven? 6 november 1997 We belichten de persoon met een handicap (aangeboren of verworven) zelf. Welke levenskwaliteit nemen we in acht? Tot welke vorm van psychische zelfstandigheid komen we. Hoe kunnen we streven naar emancipatie? Zijn beschermende maatregelen uit de "gehandicaptenzorg" een aanval op de zelfstandigheid van een persoon met een handicap? Is onafhankelijk leven of sociale integratie het doel voor elke persoon met een handicap? Het panel bestaat uit René De Wever, Dr. Carine Coppens en Prof. Dr. Fred Louckx. Een handicap ... evenveel kansen? 27 november 1997 We hebben het over het doorbreken van taboes en de vooroordelen en onwetendheid over personen met een handicap. Welk beeld vormt de maatschappij zich over personen met een handicap? Welke plaats geeft de maatschappij aan personen met een handicap wat betreft tewerkstelling, financies, relaties, onderwijs, huisvesting, toegankelijkheid en vrije tijd? Welke invloed hebben taboes en vooroordelen op de integratie en het toekennen van een volwaardigere plaats van personen met een handicap in de maatschappij? Prof. Dr. Hubert Dethier, Jean-Pierre Goetghebeur en Inge Ranschaert zijn de gastsprekers. Waar? Provinciaal Administratief Auditorium 'De Schelde' W. Wilsonplein 2 9000 Gent Wanneer? Een handicap donderdag Een handicap donderdag Een handicap donderdag
ct
Aankondiging tentoonstelling
SIG
Zie je wel Ik ben altijd vrolijk. Ik kan heel blij kwaad zijn, jij alleen maar boos kwaad. Ik ben een beetje traag, voor mij is het altijd nog maar daarstraks. Als ik je roep, kijk je om. Zie je wel. Uit het gedicht Zie je wel van Herman de Coninck
Vijf dichters en één fotograaf richten heel even de blik opdie 'andere, wonderlijke wereld' van personen met een mentale handicap. In het MPI Heilig Hart in Bachte-Maria-Leerne fotografeerde Nortbert Maes een aantal bewoners: mensen met een zwaar mentale handicap, 'getekende mensen', zoals hij ze noemt. Vijf vooraanstaande dichters uit het Nederlandse taalgebied leverden - veelal nog niet eerder gepubliceerde - teksten bij de reeks in haar geheel of bij concrete portretten in het bijzonder: Hernian de Coninck, Eva Gerlach, Luuk Gruwez, Ed Leeflang en Erik Verpale. Zie je wel biedt een eigen combinatie van portretfotografie en poëzie, waarbij noch het één, noch het ander een illustratief karakter krijgt. Deze tentoonstelling brengt de wereid van de persoonn met een mentale handicap verrassend indringend in onze buurt. De tentoonstelling
Centrum 'Het Zuid'
... wat nu? 16 oktober 1997 om 20 uur ... een eigen leven? 6 november 1997 om 20 uur ... evenveel kansen? 27 november 1997 om 20 uur
Kosten? • 300 frank voor één avond • 550 frank voor twee avonden • 750 frank voor drie avonden (voltijds studenten betalen 200 frank per avond) Inlichtingen: SIG, Kerkham 1, bus 2, 9070 Destelbergen tel. (09) 238 31 25
loopt van maandag
20 oktober
tot vrijdag 14 november 1997 tijdens kantooruren in de Vormingsdienst SIG (Stichting Integratie Gehandicapten) Kerkham 1, 9070 Destelbergen (Gent). De toegang is gratis (groepen liefst op afspraak).
Cl)
VORMING VOOR PROFESSIONELEN najaar 1997
Studiedagen Herfst 1997 Maandag 27 oktober 1997 • Initiatie Bewegingspedagogiek gebaseerd op het werk van Veronica Sherborne (llse Bontinek, Marleen Van Renterghem en Danny Dossche) • Revalidatie na hersenletsel bij kinderen" (Ben van Craenenburgh) • Aanpassing van de omgeving aan personen met autisme (Magda Van Coillie)
163
TLA 1997 (27) - 4 Dinsdag 28 oktober 1997 • Maatschappelijk lezen (Mil Van Lier e.a.) • Leerlingen met autisme en (rand)normale begaafdheid: van theoretisch begrip naar opvoeding en onderwijs (Hilde De Clercq) • Schrijfdans, bewegen in de lucht, op bord en op papier (Ragnild Oussoren Voors) Woensdag 29 oktober 1997 • Begeleiding van ouders van stotterende kinderen (René Stes) • Eet- en drinkbegeleiding bij motorisch gehandicapte kinderen. Bobath- en Müllervisie (Chris Rampelbergh) • Intelligentieonderzoek bij allochtone en kansarme kinderen (Jos Cré) Donderdag 30 oktober 1997 • Behandeling van spellingsproblemen bij dyslectici (Françoise Cours, Chantal De Mulder) • Taalontwikkeling in een meertalige context (Annick De Houwer) • Hardnekkige rekenstoornissen (AnnyCooreman)
Workshops (september 1997 - december 1997) •
•
•
•
•
•
•
Basiscursus Access 2.0 (Kathieen Hallaert) Op 2, 9, 17 en 23 oktober 1997 (voormiddagen) in TSO Wondelgem - Gent. Beeldcommunicatie - spel In diagnostiek en behandeling (Joop Hellendoorn) Op 20 en 21 ok1ober 1997 in SIG Destelbergen. Evaluatie en behandeling van slikstoornissen bij eVA-en Parkinsonpatiënten (Eddy Dejaeger) - Op 6 en 18 november 1997 in SIG Destelbergen. Vervolmaking Access 2.0: jaarverwerking patiëntengegevens (Kathieen Hallaert) Op 20 en 28 november en 4 december 1997 (voormiddagen) in TSC Wondelgem - Gent. Dansen met personen met een mentale handicap (Handicum: Urbain Van de Poele) Op 20 en 28 november 1997 in het Provinciaal Vormingscentrum van Malle. Bewegingspedagogiek gebaseerd op het werk van Veronica Sherborne: Level 1 (lise Bontinck, Danny Dossche en Marleen Van Renterghem) Op 22 en 23 december in SIG Destelbergen. Follow-updag op 25 april 1998. Behandeling ADHD (Centrum voor Orthopedagogische Behandeling Leuven) Najaar 1997 in SIG Destelbergen.
Vorming voor Vlaams Fonds-instellingen •
Workshop
164
Hanteren
van moeilijk
•
dagelijkse leefgroepsituaties (Huguette Damiaens). Op 30 september, 7 oktober (hele dagen), 14 en 21 ok1ober (halve dagen) 1997 in SIG Destelbergen. Studiedag Als team omgaan met ouders (Hilde Josephy). Op 24 november 1997 in SIG DesteIbergen. Meer info en inschrijvingsbrochures (op aanvraag verkrijgbaar)bijVormingsdienstSIGvzw, Kerkham 1 bus2, 9070 Deslelbergen (tel. (09) 238 31 25/lax (09) 238 31 40)
•
SEMINARIE NEONATALE SCREENING door middel van OTO-AKOESTISCHE EMISSIES.
ZATERDAG 17 JANUARI 1998 Organisator: Dr. P. Govaerts Aula Major Universitaire Instelling Antwerpen 09.00 - 17.00 Sprekers: J. Bamford (UK), K. Daemers (B). G. De Ceulaer (B), G. Lichtert (B), F.E. Offeciers (B), V. Standaert (B), B.G.A. van Zanten (NL), K. White (USA) Topics: Rationale van neonatale gehoorscreening, Technologische aspecten van OAE, Vroegappareillering in Vlaanderen, Vroeg begeleiding van slechthorenden in Vlaanderen, Universele screeningsprogramma's in de USA, Vroegtijdige cochleaire implantatie, Het screening-programma in het AZ St.Augustinus, Sensibilisatie en leercurve. Informatie: Semico nv., Lange Kruisstraat 12 D, 9000 Gent tel. (09) 233 86 80 fax (09) 233 85 97 Wetenschappelijk
programma
Rationale van neonatale gehoorscreening J. Bamford (Manchester, UK) Technologische aspecten van OAE B.GA van Zanten (Rotterdam, NL) Vroegappareillering in Vlaanderen V. Standaert (Antwerpen-Wilrijk, B) Vroegbegeleiding van slechthorenden 'in Vlaanderen G. Lichtert (Antwerpen, Bl Universele screeningsprogramma's K. White (Utah, USA) Vroegtijdige Cochleaire implantatie
in de USA
F.E. Offeciers (Antwerpen-Wilrijk, B) Het screening-programma in het AZ St.-Augustinus G. De Ceulaer (Antwerpen-Wilrijk, Sensibilisatie en leercurve
gedrag
In
K. Daemers (Antwerpen-Wilrijk,
B) B)
TLA 1997 (27) - 4
EINDWERKEN
Katieen De Voecht Peak in noise: een normatieve studie en vergelijkend onderzoek bij slechthorenden met een perceptief verlies, in
•
functie van spraakverstaan in ruis. Promotor: M. Laureyns
KATHOLIEKE VLAAMSE
HOGESCHOOL ANTWERPEN
Vicky Baele
Inventarisatie van stemstoornissen bij kinderen tussen vijf en twaalf jaar in de provincie Antwerpen. Deel 2: meisjes. Promotor: P. Ceuppens Ann Beeckman Vergelijking van twee managementprogramma's voor de neonatale gehoorscreening met behulp van oto-akoesti-
sche emissies. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: K. Daemers
An Belis Aanzet tot normering en vergelijkende studie van de Nonwoord Repetitie Test voor Antwerpse kinderen uit het tweede lee~aar. Promotor: L. Cuyvers Kathleen Boden
Inventarisatie van stemstoomissen bij kinderen tussen vijf en twaalf jaar in de provincie Antwerpen. Promotor: P. Ceuppens
Deel 1: jongens.
Eva-Rita Boon Spreekvrees: een vergelijkend onderzoek tussen adolescenten met en zonder spreekvrees in functie van vloeiendheid en snelheid. Promotor: R. Stes Ann Claes Computerfonetografie: bepaling van het zang- en spreekveld bij 37 meisjes uit de 3de graad S.O., een vergelijking met jongens uit dezelfde leeftijdsgroep en een overzicht van 6 tot 18 jaar. Promotor: L. Heylen Anneke De Block Stemvorming in acteurs-, regisseurs., en woordkunstopleidingen in Vlaanderen: een verkennend onderzoek. Promotor: P. Ceuppens lnge De Geyter Vergelijkend onderzoek naar'attenlional bias' bij moeders van stotterende en niet-stotterende kinderen. Promotor: R. Stes Veerle De Keulenaer Beoordeling van drie zelftrainingsprogramma's voor slemoptimalisatie: poging tot vertaling naar en aanpassing aan het Nederlands van 'The voice advantage' van D. Ross. Promotor: P. Ceuppens Liesbeth Devillé Rijmen: een vergelijkende studie bij stotterende en nietstotterende jongens en meisjes van 4;5 tot 7;0 jaar. Promotor: R.Stes
Ellen Dockx BERA: Calibratie van drempelbepaling via hoofd telefoon, insert phones en beengeleider. ECoG: opstllen van een protocol voor de afname van ECoG. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: G. De Ceulaer Els Dresselaers Computerlonetografie: bepaling van het zang- en leesveld bij 37 niet-professionele sprekers met behulpvan Phonomat en vergelijking met het zang- en leesveld van professionele sprekers. Deel 1: Vrouwen. Promotor: L. Heylen Mildred Gielen De invloed van vrijetijdslawaai op de drempel en de luidheidsaangroei (dynamiek) van het gehoor bij 25 jongvolwassenen van 20 tot 30 jaar. Promotor: M. Laureyns Micha Gijsen Experimentele normering van de Porch Index Communicative Ability voor grootstad Antwerpen. Promotor: J. Duyck Co-promotor: W. Bernaerts, V. De Hert
of
An Goor Exploratief onderzoek naar de communicatieve functies bijlicht mentaal gehandicapten (talige leeftijd: één tot vier jaar) aan de hand van een observatie lijst: evaluatie van de betreffende observatielijst. Promotor: K. Lambers Iris Goris Studie naar de kwaliteit van het leven bij stotteraars en niet-
stotteraars. Promotor: R. Elen EviHendrix Het begrijpen op verschillende communicatiewijzen bij jonge, laag-functionerende, weinig tot niet-sprekende autistische kinderen: een proef. Promotor: V. Vanvoorden Co-promotor: K. Deveugle Wendy Hermans Experimentale normering van de Porch Index Communicative Ability voor grootstad Antwerpen. Promotor: J. Duyck Co-promotor: W. Bernaerts, V. De Hert
of
Wanda Heylen Computerfonetografie: bepaling van het zang- en spreekveld bij 37 jongens uit de derde graad secundair onderwijs, een vergelijking met meisjes uit dezelfde leeftijdsgroep en een overzicht van 6 tot 18 jaar. Promotor: L. Heylen Elke Homans Studie naar de kwaliteit gectomeerden. Promotor: R. Elen
van het leven
bij gelaryn-
165
TLA 1997 (27) - 4 Anke Jacobs Het begrijpen op verschillende communicatiewijzen jonge, laag-functionerende, weinig tot niet-sprekende tistische kinderen: een proef. Promotor: V. Vanvoorden Co-promotor: K. Deveugle
bij au-
Inge Jacobs Richtlijnen voor een gestandaardiseerde afname van ontlokkingstaken voor het meten van proto-imperatief gedrag. Promotor: H. Chantrain Co-promotor: G. Lichtert en I. Meulenbergs Veerle Jeunen Een onderzoek naar de gemiddelde leessnelheid van vocalen a.d.h. v. een tachistoscopisch computerprog ramma bij jongens uit het 2de lee~aar. Promotor: L. Cuyvers Charlotte Joossens Studie van de invloeden op tevredenheid en motivatie van 48 gehoorprothesedragers wat betreft hun hoorapparaat en meningen van audicien(ne)s over 4 type apparaten. Promotor: L. Van Immerseel Ann Lameir Voorlopige Vlaamse normering van de AVI-toets 1994 bij 497 leerlingen van het 1ste t.e.m. het 4de lee~aar: Een studie van het instapniveau (volgens Struiksma, Van Der Leij, en Vieijra 1995) van de Drie-Minuten-Toets naar de AVI-toets 1994. Een vergelijking tussen de prestatiegroepen van Visser, Van Laarhoven, en Ter Beek (1994) en de niveaugroepen van Struiksma, Van Der Leij, en Vieijra (1995) van de AVItoets 1994. Promotor: W. Boonen Wendy Langenaeker Effectmeting van een informatiebrochure i.v.m. stemmisbruik bij kinderen, gericht aan leerkrachten van het lager onderwijs. Promotor: P. Ceuppens Chartotte Leysen Stotteren: een vergelijkend
onderzoek
naar reactietijden
van moeders van stotterende kinderen versus moeders van niet-stotterende kinderen op woorden congruent aan stotteren. Promotor: R. Stes
aan dan niet
Debbie Martens Het begrijpen op verschillende communicatiewijzen bij jonge, laag functionerende, weinig tot niet sprekende autistische kinderen: een proef. Promotor: V. Vanvoorden Co-promotor: K. Deveugle Steven Meulemans Remedial teaching en logopedie: de ambulante behandeling van leerproblemen door de gegradueerde in de logopedie en andere beroepsgroepen. Promotor: V. Vanvoorden
Goedele Michielsen Computerfonetografie: bepaling van het zang- en leesstemveld bij niet-professionele sprekers met behulp van Phonomat en vergelijking met het zang- en leesstemveld van professionele sprekers. Deel 2: Mannen Promotor: L. Heylen Annick Mous Vergelijking van twee managementprogramma's voor de neonatala gehoorscreening met behulp van oto-akoesti-
sche emissies. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: K. Daemers Danielle Nelissen Effectmeting van een informatiebrochure i.v.m. stemmisbruik bij kinderen, gericht aan leerkrachten van het lager onderwijs. Promotor: P. Ceuppens Evi Nouwen Het syndroom van Gilles de la Tourette: literatuurstudie aanzet tot terreinafbakening wat betreft de logopedie. Promotor: A. Lowette
Martine Nys Richtlijnen voor een gestandaardiseerde afname van ontlokkingstaken voor het meten van proto-imperatief gedrag. Promotor: H. Chantrain Co-promotor: G. Lichtert, I. Meulenbergs Vinu Ooms Distorsie Product Oto-akoestische Emissies: normatieve gegevens en klinische bruikbaarheid van inpuVoutputcurven in functie van dynamiek metingen. Promotor: M. Laureyns IIse Pauwels Studie naar het gebruik van fonologische processen in het spreken bij dyslectische en niet-dyslectische kinderen (7 en 8 jaar). Deel2: analyse van het spontaan spreken, en analyse van hat naspreken en het spontaan spreken. Promotor: R. Elen Katia Peeters Een vergelijkende studie naar relatieve impedantiemetingen, de drempel en het dynamisch bereik bij patiënten met de Laura Cochlear Prosthesis. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: G. De Ceulaer Els Regnier Samenwerking tussen N .K.O. _artsen en logopedisten in de praktijk: een opiniepeiling bij alle Vlaamse N.K.O.-artsen
via een enquête. Promotor: R. Vertriest Daphna Riff Neonatale gehoorscreening door middel van oto-akoestische emissies: sensibilisatievanjonge ouders aan de hand
van een informatieve video. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: K. Van Driessche
166
en
TLA 1997 (27) - 4 Katerine Roelans Een kritische analyse van vragenlijsten, tests of observatieschalen bij cochleair geïmplanteerde kinderen als aanzet tot de ontwikkeling van een Vlaamstalige vragenlijst. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: K. Daemers
een vergelijkende studie. Promotor: L. Heylen Kim Smits Onderzoek naar de reproduceerbaarheid van verschillende parameters om contralaterale suppressie bij oto-
akoestische emissies weer te geven. Michèle Roels Het begrijpen op verschillende communicatiewijzen bij jonge, laag-functionerende, weinig tot niet sprekende autistische kinderen: een proef. Promotor: V. Vanvoorden Co-Promotor: K, Deveugle Kathleen Rommes Studie naar het gebruik van fonologische processen in het spreken bij dyslectische en niet-dyslectische kinderen (7 en 8 jaar). Deel 1: analyse van het naspreken. Promotor: R. Elen
Promotor: P. Govaerts Co-promotor: G. De Ceulaer Nele Soontjens Een onderzoek naar de mate van voorkomen van open mondgedrag, obstructie-mondademen en habitueel mondademen bij 962 leerlingen van het secundair onderwijs: de relatie van mondademen met infantiel slikken. Promotor: A. Lowette Sylvia Steegen Samenwerking tussen N.K.O.-artsen en logopedisten in de praktijk: een opiniepeiling bij alle Vlaamse N.K.O.-artsen
via een enquête. Petra Roose Per-operatieve
Promotor: R. Vertriest monitoring van de nervus vestibulo-
cochlearis. Tumor- en neurectomie: instelling apparatuur. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: G. De Ceulaer Katrien Saliën Onderzoek naar het proto-imperatief gedrag bij prelinguaal dove kinderen van 18, 24 en 30 maanden. Deel 1: analyse van het eerste proto-imperatief gedrag. Promotor: H. Chantrain Co-promotor: G. Lichtert, I. Meulenbergs EviSannen Onderzoek naar het proto-imperatief gedrag bij prelinguaal dove kinderen van 18, 24 en 30 maanden. Deel 2: analyse van het hoogste proto-imperatief gedrag. Promotor: H. Chantrain Co-promotor: G. Lichtert, I. Meulenbergs Patsy Schepers Vergelijkend onderzoek
van onvloeiendheden
bij jonge
stotterende versus niet-stotterende kinderen tussen 2; 3 en 4; 9 jaar. Deel 2: Metingen rond de duurtijd van onvloeiendheden. Promotor: R. Stes Ciska Schrooten Neonatale gehoorscreening door middel van oto-akoestische emissies: sensibilisatie van jonge ouders aan de hand
van een informatieve video. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: K. Van Driessche Els Segers Een onderzoek
naar de gemiddelde
leessneldheid
van
vocalen aan de hand van een tachistoscopisch computerprogramma, bij meisjes uit het 2de lee~aar. Promotor: L. Cuyvers Jytte Smets Computerfonetografie: bepaling van het zang- en spreekstemveld bij 38 vijfjarige jongens met een gezonde stem,
Ellen Stinkens Oldenburg profiel. Herwerkte Nederlandse vertaling en toetsing bij 50 normaalhorende en 50 gehoorgestoorde volwassenen met prothese-aanpassing. Promotor: M. Laureyns Sindy Switsers Een onderzoek naar de mate van voorkomen van open mond gedrag, obstructie-mondademen en habitueel mondademen bij 962 leerlingen van het normaal secundair onderwijs: de relatie van mondademen met tandstand en articulatie. Promotor: A. Lowette
Tinne Theunen SISI en stapediusreflexmeting: normering voor normaalhorenden en een vergelijkende studie voor slechthorenden met een. perceptief verlies. Vergelijking met dynamiek. Promotor: M. Laureyns Ellen Thys Signaal tot ruis verhouding: normatieve gegevens en een vergelijkend onderzoek met slechthorenden met een perceptief verlies. Promotor: M. Lau reyns Veronik Truyens Vergelijkend onderzoek van onvloeiendheden bij jonge stotterende kinderen versus niet stotterende kinderen tussen 2; 3 - 4; 9 jaar. Deel 1: lengte van de uitingen, plaats type en frequentie van de onvloeiendheden. Promotor: R. Stes
Anenemie Tweepenninckx Attitude van de leek ten aanzien van chronische heesheid: een verkennend onderzoek. Promotor: P. Ceuppens Amina Van Ballaer Cochleaire inplant: beschrijving Laura inplant & spraak processor. Lau ra Flex. Toekomstperspectieven. Promotor: L. Van Immerseel
167
TLA
1997
(27) - 4
Marleen Van den Eyndt Evaluatie van de geluidsperceptie inplantdragers. Promotor: L. Van Immerseel Co-promotor: S. Peeters
bij 15 Laura cochleair
Evie Van den Riet Onderzoek naar de samenhang tussen fonologisch wustzijn en lezen bij kinderen (6; 0 j.) Promotor: R. Elen
be-
Kris Van den Wijgaert Een vergelijkend onderzoek naar het taalgebruik bij blinde, slechtziende kleuters en ziende kleuters (leeftijd 3; 0 tot 6; 11 jaar) aan de hand van een observatielijst. Promotor: K. Lambers
Elly Vercammen In kaart brengen van de uitspraak van de Nederlandse taal bij.18 Franse en 20 Marokkaanse volwassen allochtonen aan de hand van het Diagnostisch Uitspraakinstrument voor Meertaligen: deel 1. Promotor: C. Comette Elke Verloo Aanzet tot normering en vergelijkende studie van de Nonwoord Repetitie Test voor Antwerpse kinderen uit de derde kleuterklas. Promotor: L. Cuyvers
Karen Vermeire Luidheidsaangroei: normatieve gegevens en vergelijking met slechthorenden met een licht tot matig perceptief
verlies. Dirk Van der Velde De cerebrale dominantietheorie: onderzoek naar de hemisfeerdominantie voor taal bij dyslectische kinderen (8;1 - 10;3) door middel van een dichotische luistertest met cijfers. Een vergelijking met stotteren aan de hand van een beknopt literatuuroverzicht. Promotor: J. De Laender Griet Van Gestel Een inventarisatie van wat er in Vlaanderen gebeurt omtrent de behandeling en begeleiding van voedingsprobiemen. Promotor: H. Tuteleers Hilde Van Gysel Het meest comfortabel en gebruiksvriendelijk voor slechthorenden bij het kijken naar T.V. Promotor: M. Laureyns
hulpmiddel
Promotor: M. Laureyns Heidi Verrijssen Onderzoek naar de samenhang tussen fonologisch bewustzijn en technische leesvaardigheid bij 10 stotterende kinderen uit het eerste lee~aar. Promotor: R. Elen Leen Verwimp Verbaal-semantische vlotheid bij neuro degeneratieve ziekten. Promotor: J. Duyck Co-promotor: P. Mariën Karolien Willox Afasie-onderzoek in Vlaamse ziekenhuizen: inventarisatie van de gebruikte middelen. Promotor: J. Duyck Co-promotor: Dhr. Bemaerts
Kathleen Van Hoofdstat
Een onderzoek naar de mate van voorkomen van open mondgedrag, obstructie-mondademen en habitueel mondademen bij 962 leerlingen van het norm aai secundair onderwijs: de relatie van mondademen met adenoiden en tonsillen, verkoudheden en duimzuigen. Promotor: A. Lowette Katelijn Van Hove Computerlonetografie: bepaling van het zang- en spreekveld bij 40 vijfiarige meisjes met een normale stem - een vergelijkende studie. Promotor: L. Heylen Martine Van Passel Onderzoek naar de ontwikkeling van de grafomotoriek kinderen van 5;0 jaar tot 7;0 jaar. Promotor: J. Simons
bij
Karen Verbeeck Aanzet tot normering en vergelijkende studie van de Nonwoord Repetitie Test voor Antwerpse kinderen uit het eerste lee~aar. Promotor: L. Cuyvers Karen Verbeek Onderzoek naar handbewegingen tijdens het spreken en niet spreken bij links- en rechtshandigen. Promotor: J. De Laender
168
Hilde Wouters In kaart brengen van de articulatie en prosodie van de Nederlandse taal bij 18 Franse en 20 Marokkaanse volwassen allochtonen aan de hand van het Diagnostisch Uitspraak Instrument voor Meertaligen: deel 2. Promotor: C. Comette Marjan Yperman Onderzoek naar de reproduceerbaarheid van verschillende parameters om contralaterale suppressie bij oto-
akoestische emissies weer te geven. Promotor: P. Govaerts Co-promotor: G. De Ceulaer
Tinne Zwijsen Voorlopige Vlaamse normering van de AVI-toets 1994 bij 497 leerlingen van het 1ste t.e.m. het 4de leerjaar: Vergelijking met de Noord-Nederlandse normen volgens Visser, Van Laarhoven, en Ter Beek (1994) emerzijdsen Struiksma, Van Der Leij, en Vieijra (1995) anderzijds. Een studie naar het verband tussen de leesmethode en de resultaten opde AVI-toets 1994. Promotor: W. Boonen
•
TLA 1997 (27) - 4
KATHOLIEKE HOGESCHOOL BRUGGE-OOSTENDE Departement Gezondheidszorg Campus HOGER TECHNISCH INSTITUUT 8200 SINT-MICHIELS (Brugge)
De Backere Reinhilde, Depraeter Daisy en Ysebaerl Maaike: "Aanpassing en Vlaamse hernormering Articuiatieonderzoek. "
van het Utrechts
mevr. I. Wallecan, logopediste Yperman Griet: "Evaluatie van de lipleesvaardigheid door middel van logatomen en woorden bij een heterogene groep prelinguaal gehoorgestoorde kinderen. Terreinverkenning." Prom.: dhr. H. Callewaert, logopedist
Leniere Chantal: "Video en praktische handleiding voor mensen die verworven doof of slechthorend zijn ...
Prom.: mevr. K. Van den Broeck, logopediste Cappelle Petrouschka en Grauwetlsabelle:
Kindt Annelies en Veys Petra:
"Onderzoek naar de validiteit van de subtest woordontwikkeling van de Schlichting test voor taalproductie (een vergelijkende studie met TvK en RTOS bij 4- tot 5jangen in West-Vlaanderen)."
"Beschrijving van een fonologisch gericht articulatie-onderzoek a.d.h.v. een zelf samengesteld articulatie-onderzoek. Vooropstellen van tendensen van het voorkomen van fonoiogische processen bij Brugse kleuters tussen de leeftijd 4;6-5 jaar."
Declercq Sylvie: "Onderzoek naar sociale cognitÎes en sociale competentie
Prom.: dhr. P. Jonckheere, neurolinguïst dhr. J. Vanopstal, logopedist
Prom.: dhr. F. Bakeland, logopedist
Prom.: mevr. G. Leenknecht, logopediste mevr. K. Mylle, logopediste
bij kinderen met autisme zonder verstandelijke handicap ...
Prom.: mevr. A. De Vleeshauwer, logopediste
Landuyt Kaly en Vercauteren Isabel: "Aanpassing en hernormering van de TVK - onderdeel morfologie - voor West- Vlaamse kleuters tussen 5 en 6 jaar ...
Prom.: dhr R. Vandevoorde, logopedist
Monteyne Tom: "Elektro-akoestische analyse van de oesofagusstem. Vergelij'king van de oesofagusstem d. m. v. tracheo-oesofageale shunt en d.m. v. de injectiemethode ...
Prom.: dhr. J. Van Gompel, logopedist
Vandenabeele Sti]n: "Dysgrafisch, mogelijk dysgrafisch of niet dysgrafisch. Onderzoek naarfrequentië, voorkomen en aard van schrijfstoornissen in het derde ieerjaar."
Prom.: mevr. M. Verschave, logopediste Doom Charon: "De integratie van auditief gehandicapten onderwijs. Een gevaisbespreking. " Prom.: mevr. G. Jacxsens, logopediste
in het normaal
KATHOLIEKE HOGESCHOOL VOOR GEZONDHEIDSZORG OOST-VLAANDEREN CAMPUS SINT-VINCENTIUS
Veerle Albrecht en Iris De Rop
Ginckels Marijke: "Lestra in het Buitengewoon Secundair Onderwijs. Toepassing van het programma-onderdeel "woordenschat" uit "Lessen in strategieën voor begrijpend lezen voor moeilijke lezers van 11 tot 16 jaar" bij leerlingen uit het tweede jaar Buitengewoon Secundair Onderwijs type 1,' opleidings-
vorm 3.n Prom.: mevr. M. Mahieu, logopediste dhr. R. Bossuyt, logopedist De Smedt Sofie: "Opstellen van een informatiebrochure oorontsteking. "
•
over midden-
Oud maar niet vergeten. Screening van de geheugenfuncties van oudere mensen via gerichte vragen in een spontaan gesprek.
Begeleiders: Mw. Gillis, Mw. Van Rumst, Mw. Willemarck Bieke De Clerck en Hilde De Meyer Zijn M.S.-patiënten
en hun omgeving klaar voor onder-
steunde communicatie? Begeleiders: Mw. De Graeve, Mw. Lafortune Ellen Van Pamel De krant. Ook voor personen met een mentale handicap? Begeleiders: Mw. De Graeve, Mw. Van Der Sichel
Prom.: dhr. J.-J. Maes, dr. med. mevr. D. Van Acker, logopediste
Isabel Haeck en Careen Verwilligen
Hoet Nathalie en Menten Ann:
Begeleiders: Mw. D'hondt, Mw. Goeieven
"Een leertingvolgsysteem voor spelling voor de logopedist, een eerste niveaUbepaling en een middel tot diagnosticeren en remediëren. Een kwalitatieve foutenanalyse voor begin vierde, vijfde en zesde leerjaar."
Prom.: dhr. P. Oudal, psycholoog mevr. I. Reynaert, logopediste
Voedingsproblemen tale hartafwijking.
bij ex-prematuren
met een congeni-
Nathalie Merlens Mondhygiëne gehandicapte
en tandverzorging kinderen.
bij ernstig zwaar mentaal
Begeleiders: Mw. De Graeve, Mw. Cuypers, Mw. Verwegen, Mw. D'hondt
169
TLA 1997 (27) - 4 Ann Albrecht, Els Coupé en Evie Van Honacker
Laetitia Deweer Carry-over bij de behandeling
van articulatiestoornissen
Hoortrainingsprogramma
AUDIAM.
Begeleiders: Mw. Herremans, Mw. Steels
Begeleiders: Mw. Verstraete, Mw. De Maeyer
Véronique Meekers en Petra Roegiers
Sabine Sinnaeve en Bianke Vandaele
Turkse en Marokkaanse migrantenkleuters en hun taalprobleem. Nuttige informatie voor kleuterleidsters
Algemene hoortraining bij slechthorende (O-12jaar). Bundel voor opvoeders.
Begeleiders: Mw. Holvoet, Mw. Van Haute
Begeleiders: Mw. Verstraete, Mw. Robbrecht
Ine Holluyn
Els Van Hal, Ans Verlooy en Eve Vermeulen
Voedingsproblemen dysplasie.
bij prematuren met bronchopulmonale
Begeleiders: Mw. D'hondt, Mw. Coupé
en dove kinderen ,'.
Bij elkaar"horen". Integratieproject met dove, slechthorende en goedhorende kinderen tussen 10 en 12 jaar in de vorm van een musical,
Begeleiders: Mw. Verstraete, Dhr. Craeynest Jurgen Van Der Henst FIRST: een differentiaaldiagnose en taalproblemen.
bij neurologische spraak-
Begeleiders: Mw. Gillis, Dhr. Peleman
Katrien Van Houcke en Evelien Van Lancker Onderzoek naar het auditieve geheugen bij 7- en 8-jarigen
Begeleiders: Mw. Herremans, Mw. De Backer, Dhr. Van Laethem, Mw. Talloen
Frederika Tournlcourt en Annelore Vandamme Els Bogaert en Elke Claeys
De nasaleringstechniek van Pahn, met invoeging van het ritme en de beweging uit de accentmethode van S. Smith bij volwassen koorzangers.
Vergelijking tussen de semantisch-pragmatische stoornis, autisme, spectrumstoornissen en ontwikkelingsdysfasie.
Begeleiders: Mw. Gillis, Dhr. De Bruycker
Begeleiders: Mw. Van der Borgt, Dhr. Roeyers
Peter Janssens
Sigrid Van Lerberghe
Logopedische KINDO
toepassingen met het computerprogramma
Begeleiders: Mw. Bouvoie, Dhr. Peleman Miranda Inghelbrecht, Nele Laureys en Marijke Mannaerts De invloed van een partiële prent en van verbale informatie op het technisch lezen op tekstniveau.
Communicatieve
interactie tussen ouder en kind.
Begeleiders: Mw. Van der Borgt, Mw. Van Landschoot, Mw. De Vriendt IIse Cloet en Liesbet Desmet Ondersteunende communicatiemiddelen afatici: een inventaris.
Begeleiders: Mw. De Waele, Mw. Baert, Mw. Holvoet
Begeleiders: Mw. De Paepe, Mw. Van Vreckem, Dhr. Peleman
Marieke Van Den Berge
Cathérine De Bruyne en Valérie Delrue
Gesloten traumatische hersenletsels. de taak van de logopedist.
Optimaliseren van de elementaire leestechniek: uitwerking van een oefenpakket.
Begeleiders: Mw. De Paepe, Mw. Herremans, Mw. Vantomme, Mw. Deloore, Dhr. Polfliet
voor volwassen
De late gevolgen en
Begeleiders: Mw. Van Rumst, Mw. Holvoet Sofie Pauwels en Jane Van De Walle Het velo-cardio-faciaal syndroom. Logopedische diagnostiek en behandeling in Vlaanderen: een pilootstudie.
Angélique Dewaele, An Van Der Schueren en Kathy Vergaert
Begeleiders: Mw. Holvoet. Dr. Devriendt, Mw. Rommel, Dr. Vantrappen
De nieuwe spel/ing. Een blik op de nieuwe spelling vanuit logopedisch standpunt. Een bundeling van correcties in logopedisch werkmateriaal.
Karmen Andries en Veerle Lazou
Begeleiders: Mw. Delacauw, Dhr. Houtekier, Dhr. Bousard, Mw. Bettens
De stop-, denk-, doe-methode van Lindy Petersen. Kennismaking en praklische demonstratie bij ADHD-kinderen In de logopedische therapie.
Begeleiders: Mw. Desoete, Mw. Swinnen Esther Den Doelder Kinderboeken top 5 voor kleuters met logopedische problemen.
Geertrui Janssens en Katrijn Vergucht
Begeleiders: Mw. Delacauw, Mw. Wille
Begrijpend vragen.
Laurence Seyns
Begeleiders: Mw. De Paepe, Mw. Van Vreckem, Mw. Hofmans
Rekenproblemen
lezen: selectie
en toetsing
van teksten
en
bij kinderen met dyslexie
Begeleiders: Mw. Coussens, Mw. Van Haute
Katleen Cosyns
Lore Gantois
zin: een exploratie! onderzoek naar de evolutie van het
Literatuurstudie en exploratief onderzoek naar taalpragmatische problemen bij kinderen met nonverbal leaming disabilities.
interactioneel
Intensieve therapie voor stotterende kinderen en hun ge-
Begeleiders: Mw. Coussens, Dhr. Cracco
170
gedrag.
Begeleiders: Dhr. Hylebos, Mw. Breda, Mw. Brocatus
TLA 1997 (27) - 4 Anne-Barbara Verlooy Pseudostotteren
als therapeutische
interventie
bij stotte-
ren. Begeleiders: Dhr. Hylebos, Dhr. Bruyneel
deren met autisme aan de hand van developmental movement gebaseerd op Veronica Sherbome -Een Experiment-
Begeleiders: Mw. Van Haute, Mw. Van Renterghem, Mw. Rogiest
Inge Jamers, en Sarah Vandenbroeck Een ieesmodel voor zwak- tot normaalbegaafde nen met autisme
voiwasse-
Nathalie Houlllijn
Begeleiders: Mw. Van Haute, Mw. De Roeck
Met een heldere stem op de planken. 10 belichtingspunten voor een gezonde acteurs en woordkunstenaars.
Jo Van Den Berge
Begeleiders: Mw. Steels, Dhr. De Bruycker
Spreken voor publiek: een iogopedische
stemgeving
bij
benadering.
Begeleiders: Mw. Steels, Mw. Demuynck
Katrien Vandenbroucke
Tinneke Van Impe
Topic Talk: Ook voor Nederlandssprekende afatici? Een cognitieve neuro-psychologische benadering.
Vergaderen: een logopedische
Begeleiders: Mw. De Graeve, Mw. Vandenabeele
benadering.
Begeleiders: Mw. Steels, Mw+. Demuynck Esmeralde Deroo Gwenny Bossuyt en Frederike Boussemaere Het brein als struikelbiok. Een neurofysiologische beschrijving van hoogbegaafde kinderen met logopedische proble-
men. Begeleiders: Mw. Baas-Braal, Mw. Delacauw Sofie Desmet, Veerle De Wulf, Mieke Ringoot en An Van der Straeten
Broddelen een buitenbeentje in vergelijking stoornissen: een literatuurstudie
Begeleiders: Dhr. Hylebos, Mw. Brocetus
o
HOGESCHOOL GENT VESALIUS
Effectmeting van het therapieprogramma "Foei die duim" bij normaal ontwikkelende lagereschoolkinderen tussen 6 en 12 jaar.
Nadia Veragten
Begeleiders: Mw Gillis, Mw. Coussens, Dhr. lembrechts
Dhr. Galle, Mw. Marlens
Axelle Bosteels, Mieke Van Overbeke en Nele Van Thuyne
Fanny Scherf
Aanzet tot het opstellen van een experimentele versie van een test voor spraakafzien voor mensen met een verworven auditieve stoornis. Begeleiders: Mw. Van De Wever, Dhr. D'Haese,
Dhr. Peleman
De lettersoep: proeve tot classificatie
van leesfouten
"Er was eens ... " Sprookjes als hulpmiddel ter verbetering van de verhaalopbouw bij 5-jarige taalgestoorde kinderen
Dhr. Simoens, Mw. Marlens Els Claes idem
idem
Inge De Decker en Kristel De Rijk Oefenboek
met andere
Isabelle De Berlanger
voor spraakafzien.
Begeleiders: Dhr. Peleman, Dhr. loobuyck
Proeve tot vraagstukkenonderzoek hetnormaalmgeronderwijs
Cisca Vandereyken
Mw. Marlens
De detectie van psychosociale en communicatieve problemen bij personen met een verworven gehoorstoomis aan de hand van een vragenlijst.
Elke Claus
in de eerste graad van
idem
Begeleiders: Mw. Delmote, Dhr. Peleman
idem
Annelies Matthijs en Sofie Page
Sabine Slock
Onderzoek naar de reproductie van een auditief aangeboden verhaal bij vijfjarigen.
Inleidende studie tot het opstellen van een oefenprogramma
Begeleiders: Mw. De Graeve, Mw. D'hondt, Mw. Roeyers
Mw. Marlens
IIse Mussely en Mieke Peeters
Mirella Van Hullel' idem idem
Fonoiogische
processen in de praktijk.
Begeleiders: Mw. Van der Borgt, Dhr. Bakeland, Mw. De Smet
Emmie Delannoy
Lieve Vandenbussche "Freeing the natural voice" K. Linklater. mogelijkheden in de logopedie.
voor puntsommen
Toepassings-
In stukken gebroken: breuken
een remediëringsprogramma
voor
Mw. Colin, Dhr. Camaerl, Mw. Marlens
Begeleiders: Mw. Herremans, Mw. Steels Kim Vanhavere idem
An Bryon Het bevorderen
van de non-verbale
communicatie
bij kjn~
idem
171
TLA 1997 (27) - 4 Nikki Van Malderen
Ann Vanoverberghe
Studie naar de effectiviteit van transparant bij normaal ontwikkelde kinderen met leeftijdsgrenzen 1;5j - 4;3j
idem
Mw. Willockx, Dhr. Simoens
Nalhalie Van Heffen Het Iragiele-X syndroom
Annick Heyman idem idem
M. Borghgraef, V. Govers, Mw. Willockx IIse Pipeleers idem
Saskia De schutter Logopedische
stoornissen
idem
idem
bij multiple sclerose
Jw. Rijckmans, Mw. Curls
Pelra Kerslens Groningeren Blom-Singer spreekprothese: van de verstaanbaarheid
Heidi Vandewiele idem idem'
de vergelijking
Mw. Willockx, Mw. Ochelen, Dhr. De Bodt Anja Raes
IIse Debaere Ondersteunende communicatie, een overzicht Mw. Willockx, Dhr. Simoens, C. Ochelen
Overzicht van een aantalontspanningstechnieken en hun mogelijke toepassing binnen de logopedische praktijk
Mw. Willockx, Mw. Ochelen
Martine Gijsel Groepstherapie bij volwassenen met een verworven neurogene spraak- enlol taalstoornis
Rozemarijn Thijs idem
Jw. De Vos, M. Hoens, Mw. Curls
idem
Ann Goossens
Liesbelh Haghedooren Orthografische
idem
kennis in het leesproces
Mw. Martens, Dhr. Corthals
idem
•
Sarah Geerts Stemonderzoek
bij kinderen: een goed begin
Dhr. De Bruycker, Mw. Ochelen, Mw. Willockx IIse Vanbuggenhoul Priming met lipbeelden: een terreinverkenning
Dhr. Corthals
LICENTIEVERHANDELINGEN OPLEIDING LOGOPEDIE EN AUDIOLOGIE UNIVERSITEIT GENT
Opleiding Logopedie
Diane Van Gorp Verstaanbaarheid van kleuterspraak: een bewerking de Preschool Speech Intelligibility Measure (PSIM)
van
Dhr. Corthals
Bouvry Sofie Stotteren: de visie van de leek in Vlaanderen.
Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel Lisbel Bogaert Het syndroom van lr/en: terreinverkenning
Callewaert Sofie:
Mw. Martens
Studie over klinkerspraak
en hottentottisme.
Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel Veerle CorneUs idem
Delloor Truus
Idem
Het Gerstmann syndroom een review.
Ann Briers
Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel Co-promotor: Dr. G. Vingerhoets
Niet-verbale
leerstoornissen
Demurie Sofie
Mw. Martens
Hypernasaliteit
Liesbelh Depuydl Glossarium van de Engelse vaklerminologie met logopedie en audiologie: eerste versie
in verband
na adenoidectomie
enlol tonsillectomie
Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel
Dhr. Corthals, Mw. Leroy
Derde Kristel
Monja Dennequin
Spraak, taal en schoolse prestaties bij het syndroom van Turner: een enquête-onderzoek.
idem
idem
172
Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel Co-promotor: Or. I. Dhooge
TLA 1997 (27) - 4 Deruyver
Isabelle
Dewaele Paseale
Aanzet tot de ontwikkeling van een fonologische onderzoeksbatterij met het oog op het bepalen van een fonologisch quotiënt bij kleuters en aanvankelijke lezers.
Equivalentie in de verstaanbaarheid van de Brugse woor: denIijsten met en zonder lipbeeld. Een onderzoek bij normaalhorenden.
Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel
Promotor: Prof. Or. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. P. Corthals
De Staerke Brilt
Stemverlaging bij vrouw- naar man transseksuelen onder invloed van de hormonentherapie. Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel Co-promotor: Prof. Or. R. Rubens, Or. G. Decuypere HoereeBirgit
Screening van de nasalering bij volwassenen met stemstoornissen en een controlegroep zonder stemklachten. Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel Co-promotor: Drs. J. Raes Lambert
Steven
Psycho-akoestische tuningcurves als klinisch instrument bij de evaluatie van residuele frequentieselectiviteit bij sensorieel gehoorverties. Een kwalitatieve en kwantitatieve benadering. Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinek Kindt Marjolijn
Gehoorbeschadiging door lawaaitrauma bij beroepsmuzikanten, actief in een symfonisch orkest.
Nancy
Open beet recidief t.g. v. tong interpositie orthodontische behandeling op termijn.
Heirman
na een
Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinek
Promotor: Prof. Or. L. Dermaut Co-promotor: Prof. Or. J. Van Borsel
Leroy Lieve
Putman An
Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinek
Onderzoek naar de fonologische vaardigheden bij adolescenten met het syndroom van Down.
Per- en poststimulatorische effecten van geluid op otoakoestische emissies.
Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel
Lueas Ingrid
Stuer Leen
Transtympanaleelektro-cochleografiebijniet-Menièreforme neurosensoriële verliezen.
Metafonologische vaardigheden in functie van de leesvaardigheid bij licht mentaal gehandicapte kinderen. Een verkennend onderzoek.
Promotor: Prof. Or. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Dr. I. Dhooge, Drs. B. Vinek
Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel
Merekx Heidi
Vandenbulcke
Een normatieve beschrijving elektrocochleografie.
An
De rechterhemisfere taallest bij schizofrenen. Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel Co-promotor: Prof. Dr. C. Jannes
Promotor: Prof. Or. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Dr. I. Dhooge, Drs. B. Vinek Tavernier
Verhaert
Judith
Vroege tweetaligheid in de klas: opinies en attituden van kleuterleidsters en leerkrachten van de eerste graad van de lagere school. Een pilootstudie. Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel Co-promotor: Prof. Or. A. De Houwer
van transtympanale
Sophie
Het effect van la waai op het gehoor: een onderzoek bij een normale populatie d.m. v. tonaalliminaire audiometrie en otoacoustische emissies. Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinek Van Gelder Roei
Verniers
Inge
Stotteren: de visie van de leek in Vlaanderen.
Transiënte geëvoceerde en distortieproduct oto-akoestische emissies als universele neonatale gehoorscreenings-
Van der Gunst An
methode: een evaluatie. Promotor: Prof. Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinck
De dysarthrie bij oculopharyngeale dystrofie. literatuuronderzoek en case-studies.
Vereeeken
Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel Co-promotor: Dr. De Bleeeker
Transtympanale elektrococleografie bij de ziekte van. Menière. Invloed van glycerol op TT-Ecog en OAE
Opleiding
Promotor: Prof. Or. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Dr. I. Dhooge, Drs. B. Vinek
Promotor: Prof. Or. J. Van Borsel
audiologie
Els
Coueke IIse
Invloed van auditieve pathologie op oto-akoestische emissies .promotor: Prof ..Dr. P. Van Cauwenberge Co-promotor: Drs. B. Vinck
173
TLA 1997 (27) - 4
ct
K.U.LEUVEN
Griet Adams Exploratie van de mogelijkheden van een multimodale. aanpak van orale vaardigheden. Promotor: Prof. P Bastijns Co-promotor: Or. F. Loncke Sara Albregts & IIse Willekens Het "Concept beoordeling ouder-kind interactie". Promotor: Prof A.M. Schaerlaekens Co-promotor: drs. L.J.C. Anteunis Sandy Bellens Ontwikkeling naar het effect van hoortraining bij prelinguaal slechthorend en dove kinderen. Promotor: Prof. P. Bastijns Co-promotor: Mevr. E. Verstraete Caroline Cools Cognitieve taalstoornissen na cranio cerebrale traumata. Promotor: Prof. Or. E Manders Laurence Decamps Tweetaligheid: een literatuurstudie. Promotor: Prof, Dr. W, Van Langendoek Klaart je D'Hondt & Greet Hoogstijns Voor- en nadelen van een stereofonische aanpassing personen met een symmetrisch gehoorverlies. Promotor: Prof. Dr. L. Feenstra Co-promotor: Mevr. V. Vandenbroeck
bij
Margit D'Huyvetter De voorspelbaarheid van taalvaardigheid bij jonge kinderen met een aanvankelijk relatief zwakke taalontwikkeling: een follow-up studie. Promotor: Prof. Dr. A-M, Schaerlaekens Co-promotor: Dr. I. Zink Kurt Eggers Literatuurstudie van Engelstalige fonologische Promotor: Prof. W. Van Langendonek
processen.
Tinne Helsen Analyse van de verschillende mogelijkheden tot onderzcek (subjectief en objectief) van de palatumfunctie. Promotor: Prof. Dr. L. Feenstra Co-promotor: Or. G. Vantrappen, Mevr. N. Rommel
Veronique Ingelbrecht Otoakoestische emissies - normering produkten. Promotor: Prof, Dr. J. Wouters Co-promotor: Mevr. V. Vandenbroeck
174
Els Peeters België en Chili. De licentiaatsopleiding Logopedie Audiologie: een vergelijkende studie. Promotor: Or. I. Zink Co-promotor: Mevr, A. Goeieven, Sra, M.Maggiolo L.
&
Mieke Duirijnen Een vergelijkende studie tussen dyssymbolie bij doven en dysfasie bij horenden. - M.i.v, een aanpassing van de observatielijst voor eusymbolie van Van Uden. Promotor: Prof. Or. P. Bastijns Co-promotor: Mevr. D. Carrein Hanka Robbrechts Evaluatie van het spraakverstaan bij LAURAFLEX-gebruikers met CIS strategie a,d,h,v. een identificatietest. Promotor: Prof. Dr. J. Wouters Co-promotor: Or. A. van Wieringen, Prof. Dr. G. Govaerts Anja Simons De spectrale analyse van transiënte emissies bij normaalhorenden. Promotor: Prof Dr. F. Debruyne Co-promotor: Mevr. V. Vandenbroeck
oto-akoestische
Kristl Sinnaeve & Veerle Stroobant Conversationele en narratieve vaardigheden uit het gewoon en type a-onderwijs. Promotor: Prof. Dr. E. Manders Liesbeth Van Den Eynden Monitoring van cisplatinum-ototoxiciteit. audiometrie en distortieproducten. Promotor: Prof Dr. F. Debruyne Co-promotor: Mevr. V. Vandenbroeck
bij kinderen
High frequency-
Hilde Vanderpooten UPPP en de formantstructuur van klinkers. promotor: Prof. Or. F. Debruyne Co-promotor: Mevr. W. Decoster Eva Van Hoecke Spraakverandiringen na UPPP: literatuur- en dossierstudie. Promotor: Prof. Or. F. Debruyne Katrien Vermei re Screening dm.v. otoacoustische emissies bij neonaten met verhoogd risico op gehoonerlies. Promotor: Prof. Dr. L. Feenstra Co-promotor: Mevr. V. Vandenbroeck
Marie-Aude Henriehs Spraakaudiometrie en het splitsingsparadigma. Promotor: Prof. Or. G. Govaerts Co-promotor: Prof. Dr. J. Wouters Inge Huysmans Normering van woordenlijsten voor spraakaudiometrie kinderen - Göttingerlijst I en 11. Promotor: Prof. Dr. J. Wouters Co-promotor: Or, A. van Wieringen
Daphne Leenders Broddelen versus stotteren: een literatuurstudie, Promotor: Prof. Dr. P. Bastijns
bij
van distortie-
Tina Vertommen Aanpassing van de Nonspeech Test voor het Nederlands - normering voor 18 maanden. Promotor: Or I. Zink Co-promotor: Dhr. D. Lembrechts Marijke Zoons Evaluatie van het richting horen bij normaalhorenden, Promotor: Prof. Or. J. Wouters Co-promotor: Prof. Dr. J. Joris, Dr. A van Wieringen
TlA 1997 (27) - 4
DANAVOX Partners in Hearing Care
elegant design & volautomatisch draagcomfort het kan allemaal met
DANASOUNO
... Danamx: DANASOUND & DFS ...... Phonak: Pies Audio-Zoom ...... ReSound: Eneore ...... \\'idex: Senso ...... Phi
DE MEDISCHE AKOESTIEK Partners
in Beter Horen
"~{6 -- -- -- -IIII --,"~l..OG&
-
de nieuwste technieken hoortoestellen van alle merken hoorhulpmiddelen een menselijke aanpak ... Ad vies .••... Ringleidingen ...... Telefoonversterkers
ONZE HOORCENTRA AALST
DendennondseshNg.4
(053) 78 53 11
ANTWERPEN
Mechelsesteenweg 88 Landbouwstraat 88
(03) 248 13 04 (03) 238 60 44
BRUGGE
Ezelstraat 40
(OSO)33 73 82
BRUSSEL
Anspachlaan
GELUWE
Maagdenstraat
GENT
Kortrijksepoortstr.
GENK
Neerzîjstraat
HASSELT
Kol. Dusartplein
LEUVEN
H. Hooverplein
MECHELEN
Hanswijckstraat
.••... Televisieversterkers
125
(02) 511 1985
2
(056) 51 2722 87
71
(09) 223 89 65 (089) 30 58 13
35 21 35
(011) 2279
37
(016) 221592 (015) 4196 78
••.... \Vek- en waarschuwinJ:."iysteem ...
175
TLA'1997 (27) - 4
VERANNEMAN .
,
o o
HOORAPPARATEN: WIDEX - SIEMENS - UNITRON BATTERIJEN - TOEBEHOREN
o
AUDIOMETERS: MADSEN - SIEMENS
o
IMPEDANTIEMETERS:
o
ERA - BERA - ECOG: MADSEN - BIOLOGIC
o o
OP MAAT GEMAAKTE GELUIDSARME CABINES GEHOORBESCHERMERS
o
RADIO- EN T.V.-VERSTERKERS
o
VIBRERENDE WEKKERS
- 0
MADSEN - SIEMENS
HERSTELLINGEN
HOOFDZETEL:
176
LFiPPERRE
_HooRAPPARATEN _ AUDIOLOGIE _CHIRURGIE
__
DE WERELD KLINKT ZOVEEL MOOIER DOOR TWEE OREN.
* Uitgebreid
gamma hoorapparaten. Speciale apparatuur voor kinderen: Phonak, FM Phonic Ear systeem
* Specifieke bijkomende
hulpmiddelen voor
slechthorenden: radio-, TV- en telefoonversterkers, wekkers voor slechthorenden, ringleidingen, conferentiemicrofoon, ...
* Grote
keuze van screening, semi-klinische en klinische audiometers; impedantiemeters en andere audiologische apparatuur.
* Reëducatie-apparaten
voor therapie bij spraak-
en taal gestoorden. STATIONSSTRAAT 22 1702 GROOT - BIJGAARDEN Tel. (02) 466 91 90 Fax (02) 466 93 63
INHOUD
Over de auteurs en hun artikel
Prothese-aanpassing
132
stopt niet bij het hoortoestel
Mark Laureyns
133
Logopedische standaarden A. Broekhuizen, L. van den Engel-Hoek, G. Albers, L. Beijer,
R. Bökkerink, J. Lambert, J. van der Stappen, B. de Swart
140
Casus Onderkenning spraak- en taal stoornissen Dirk Hoeben
Denkertje Dap. Realisatie van een denkstimulerende
145
oefenbundel naar
theorieën van Haywood en Marion Blank Veerle Verdonckt
147
Ter informatie
151
Boekbesprekingen
152
Mededelingen
161
Eindwerken 1996-1997
165