••
•
DI nr. 4
..
• driemaantlelijks
Afgiftekantoor Gent X ~
tijdschrift
TIJDSCHRIFT
VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE
Uitgave van de Opleidingen
Logopedie en Audiologie
Hogeschool Gent Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Artevelde Hogeschool Lessius Hogeschool Antwerpen Katholieke Universiteit Leuven Universiteit Gent
REDACTIE
WETENSCHAPPELIJKE
M. Breuls, lic. Pedagogische wetenschapen lic. Logopedie en Audiologie
w.
M. Claeys, lic. Orthopedagogiek
RAAD
Brans, gegr. Logopedie
H. Chantrain, ass. Psychologie, gegr. Log.
W. Damman, gegr. Logopedie
C. Comette, lic. en gegr. Logopedie
M. De Bodt, prof. dr. Medische wetenschappen
P. Corthals, prof. dr. Logopedie en Audiologie
Logopedie F. Debruyne, prof. dr. Otorinolaryngologie
W. Decaster, prof. dr. Logopedie en Audiologie S. Fransens, lic. Logopedie en Audiologie C. Hylebos, gegr. Logopedie
F. Loncke, dr. Neurolinguïstiek,
M. Laureyns, gegr. Logopedie
E. Manders, prof.
R. Kuhweide, dr. Otorinolaryngologie lic. Orthopedagogiek
dr. Logopedie
M. Peleman, lic. en gegr. Logopedie
R. Stes, lic. en gegr. Logopedie
H. Roeyers, gegr. en lic. Logopedie L. Simoens, gegr. Logopedie
F. Van Besien, prof. dr. Germ. Filologie
J. Van Borsel, prof. dr. Neuroling., lic. Germ. Fil.
P. Van de Heyning, prof. dr. Otorinolaryngologie G. Van Maele, lic. en gegr. Logopedie
P. Van Cauwenberge,
B. Vinek, prof. dr. Logopedie en Audiologie
en
prof. dr. Otorinolaryngologie
A. van Wieringen, dr. Spraakcommunicatie I. Zink, prof. dr. Logopedie en Audiologie
en Fonetiek
REDACTIE - SECRETARIAAT J. Van Borsel, UZ Gent 2 P1, De Pintelaan 185, 9000 Gent (België). Manuscripten
aan dit adres in te zenden
ABONNEMENTEN -
België: De abonnementsprijs 390-0244540-58 Buitenland:
bedraagt
12 € per jaar
(9 € voor
studenten)
van "Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie", Vossenholstraat
te betalen
op rekening
12, 9890 Gavere.
De abonnementsprijs bedraagt 16 € te betalen op rekening 390-0244540-58 van "Tijdschrift Logopedie en Audiologie" (Bank Brussel Lambert), Vossenholstraat 12, 9890 Gavere (België). Bankgegevens: IBAN: BE95 3900 2445 4058 BIC: BBRUBEBB
voor
TLA 2005 (35) - 4
REDACTIONEEL
Beste lezers, het nummer van het Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie dat voor u ligt is heel bijzonder. Het is namelijk het allerlaatste nummer dat ooit zal verschijnen. Het Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie werd gestart in 1970 op initiatief van D. Boedts, L. MoermanCoetsier, L. Plasschaert en G. Van Maele (deze laatste nam ook de coördinatie op zich). In het editoriaal van dit eerste nummer lezen we dat het de bedoeling was door het publiceren van artikels en kritische beschouwingen de lezers op de hoogte te houden van de snelle evolutie van de studie van stem, spraak, taal en gehoor. De opzet van het tijdschrift was tevens "een band leggen tussen de diverse gezichtspunten waaruit taal, stem, en spraak bekeken worden ten bate van logopedie en foniatrie". Ook werd expliciet aangegeven dat de audiologie de tweede pijler vormde die tot basis van het tijdschrift diende, er van uitgaande dat een normale ontplooiing en het vaardig hanteren van de taal niet kan zonder "de audio-vocale eenheid". Het Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie is inderdaad 35 jaar lang een uniek forum geweest voor (hoofdzakelijk) Nederlandstalige wetenschappelijke bijdragen, zowel op logopedisch als audiologisch gebied. Tezelfdertijd was het een ontmoetingsplaats voor alle opleidingen logopedie en audiologie in Vlaanderen, lang voordat er sprake was van associaties. Tegenwoordig is de logopedie en audiologie niet langer een lokaal of regio-
naai gebeuren maar een internationaal vakgebied dat alle taal- en landsgrenzen overstijgt. Parallel hieraan zien we dat ook het onderwijslandschap hoe langer hoe meer een internationale aangelegenheid geworden is. Denk maar aan de Socrates uitwisselingen van zowel studenten als docenten. Uiteraard kunnen we deze evolutie alleen maar toejuichen. Eén en ander brengt wel met zich mee dat ook voor research en voor het publiceren van onderzoeksresultaten steeds minder gekozen wordt voor een lokale verspreiding. En ook dat is eigenlijk een gunstig teken. Het illustreert dat ook in Vlaanderen de logopedie en audiologie tot een volwaardige discipline zijn uitgegroeid. We zijn ervan overtuigd dat ook onze studenten en andere abonnees zich kunnen vinden in deze trend tot internationalisering en zich thuis kunnen voelen op dit forum. We houden er aan iedereen te danken die ooit aan het Tijdschrift heeft meegewerkt: de redactieleden, de leden van de wetenschappelijk raad, en niet in het minst de auteurs. We danken ook alle lezers die al die jaren een stimulans waren om telkens weer op zoek te gaan naar interessante bijdragen. Met de voltallige huidige redactie wensen we iedereen veel succes toe in zijn professionele activiteiten. Ter aandenken zijn we verheugd u hierbij een CD aan te bieden met de compilatie van alle nummers die in de voorbije 35 jaar verschenen. Veel leesgenot. De redactie.
107
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 2005 (35) - 4 HERNORMERING VAN DE KORTRIJKSE REKENTEST VOOR HET EERSTE EN TWEEDE LEERJAAR. VAN KRT NAAR KRT-R 1 Lieselot Lietaert Annemie Desoete Ann Debusschere Françoise Samyn
ABSTRACT In dit artikel wordt gerapporteerd over de aanpassing en hernormering van de Kortrijkse Rekentest voor midden en eind eerste en voor midden tweede leerjaar. De herwerkte KRT 1 werd respectievelijk bij 532 en bij 605 kinderen uit het midden en einde van het eerste leerjaar afgenomen. De herwerkte KRT 2 werd in januari 2005 bij 307 kinderen uit het tweede leerjaar afgenomen. In de discussie wordt ingegaan op de waarde van de nieuwe KRT-R in de diagnostiek van rekenzwakke kinderen.
1. INLEIDING Om te functioneren in onze maatschappij is kunnen rekenen van belang (Desoete, 2004/2005; Njiokiktjien, 2004). Om zicht te krijgen het rekenen van kinderen wordt in Vlaanderen wordt vaak gebruik gemaakt van criteriumtoetsen (Intervisiewerkgroep Rekenstoornissen, 2004). Eén van deze toetsen is de Kortrijkse Rekenstest (KRT; Cracco e.a., 1995). De KRT meet vooral domeinspecifieke kennis en in mindere mate domeinspecifieke vaardigheden bij kinderen van het eerste leerjaar tot en met het zesde leerjaar. De test werd genormeerd in 1995. Door het nieuwe leerplan wiskunde en de invoering van de euro zijn de oorspronkelijke KRT januari 1ste leerjaar (KRT M1), de KRT mei 1ste leerjaar (KRT E1) en de KRT januari 2de leerjaar (KRT 2) niet meer bruikbaar. Dat de test echter nog altijd actueel is, blijkt evenwel uit het feit dat de KRT ook op de limitatieve lijst van tests staat die erkend worden
108
door het RIZIV om kinderen met leerstoornissen in te schrijven naar terugbetaling van hun behandeling toe (RIZIV, s.d.). Daarnaast blijkt het om de diagnose dyscalculie te kunnen stellen, zeker nodig om minimaal na te gaan hoe kinderen omgaan met getallen (getallen kennis dyscalculie), of ze voldoende rekenalgoritmes kennen (procedurele dyscalculie), hoe ze omgaan met visuo-spatiële informatie (visuo-spatiële dyscalculie) en of ze over voldoende geautomatiseerde rekenvaardigheden (geheugendyscalculie) beschikken (Desoete, 2004; Geary, 2003, 2004; Mc Closkey & Macaruso, 1995). De KRT is hierbij een te verantwoorden keuze voor het aspect getallen kennis dyscalculie en procedurele dyscalculie. Voor meer informatie in verband met dyscalculie verwijzen we naar Ruijssenaars, Van Luit en Van Lieshout (2004). In het vervolg van dit artikel wordt verslag gedaan van een cross-sectioneel onderzoek dat is uitgevoerd binnen het kader van de hernormering en validering van de KRT (Centrum Ambulante Revalidatie, 2005). Daarbij werd een representatieve steekproef van kinderen midden 1ste leerjaar, eind 1ste leerjaar en midden 2de leerjaar onderzocht. In deze studie is een antwoord gezocht op de volgende onderzoeksvragen :
1
Dit onderzoek werd gesteund door het onderzoeksfonds van COMPAHS van de Arteveldehogeschool. Correspondentieadres: Annemie Desoete, Arteveldehogeschool, St Lievenspoortstraat 143 - 9000 Gent (
[email protected])
TLA 2005 (35) - 4 1. Hoe zit het met de getallenkennis en het hoofdrekenen in het 1ste en 2de leerjaar? Kunnen we deze aspecten van het rekenen op een valide en betrouwbare manier meten met de herwerkte KRT? 2. Kunnen we subtypes onderscheiden op vlak van rekenproblemen bij kinderen in Vlaanderen? Zijn er kinderen die goed hoofdrekenen en uitvallen op vlak van getallenkennis en omgekeerd?
2. OPZET VAN HET ONDERZOEK De oorspronkelijke KRT werd ontwikkeld om de getallenkennis en het hoofdrekenen van kinderen in de basisschool te kunnen meten. In een cross-sectioneel onderzoek is vervolgens op twee achtereenvolgende meetmomenten de KRT afgenomen bij een representatieve groep kinderen van het eerste leerjaar tot en met het zesde leerjaar. Sinds het nieuwe leerplan en de introductie van het euro is vooral de KRT voor het 1ste en 2de leerjaar echter aan aanpassing en hernormering toe. In deze bijdrage wordt gerapporteerd over de hernormering voor midden 1ste leerjaar, eind 1ste leerjaar en midden 2de leerjaar.
2.1. Proefpersonen In dit onderzoek beschrijven we de resultaten van 83 volledige klassen kinderen (34 klassen eerste leerjaar juni 2004, 33 volledige klassen 1ste leerjaar januari 2005 en 16 volledige klassen januari 2de leerjaar). In de scholen die participeerden, zijn het vrije onderwijsnet, het gemeentelijke net en gemeenschapsnet vertegenwoordigd, zij het niet in evenredige mate. Verder werd ernaar gestreefd om zowel kleine als grote scholen op te nemen, alsook stedelijke en landelijke scholen. Aan het onderzoek namen uiteindelijk 1444 kinderen deel. De normgroep voor Midden1 ste (M1) bestond uit 532 kinderen (269 jongens en 263 meisjes) en de normgroep voor Eind 1ste (E1) bestond uit 605 kinderen (325 jongens en 280 meisjes). De normgroep voor KRT Midden 2de (M2) bestond uit 307 kinderen (150 jongens en 157 meisjes). Alle kinderen werden getest met toestemming van de ouders en de leerkracht.
2.2 /nstrumentontwikke/ing De KRT-R Midden 1ste leerjaar (KRT-R M1) bestaat uit 30 items hoofdrekenen en 30 items getallen kennis. De test bestaat uit :t20% leerstof van het 3de kleuter, :t70% leerstof 1ste leerjaar en :t10% leerstof 2de leerjaar. De KRT-R M 1 wordt collectief afgenomen met een tijdsbeperking van 35 minuten, 15 minuten voor het deel getallenkennis, waarbij de instructies door de proefleider worden voorgelezen, en 20 minuten voor het deel hoofdrekenen. Omwille van de validiteit van het onderzoek werden alle items diverse keren door de ontwikkelaars in een pilootonderzoek uitgeprobeerd en voorgelegd aan andere logopedisten die werken met kinderen met dyscalculie vanuit hun expertise als inhoudsdeskundigen. De betrouwbaarheid van de toets is goed te noemen. De Cronbach's alfa voor de KRT M1 test bedraagt .93. Voor hoofdrekenen is dit .91 en voor getallenkennis is dit .85. Alle items dragen voorts bij tot de totale betrouwbaarheid van de test. De KRT-R Eind 1ste leerjaar (KRT-R E1) bestaat uit 30 items hoofdrekenen en 30 items getallenkennis. De test bestaat uit :t20% leerstof van het 3de kleuter, :t70% leerstof 1ste leerjaar en :t10% leerstof 2de leerjaar, op die manier wordt zowel plafond als vloereffect voorkomen. De test wordt collectief afgenomen met een tijdsbeperking van 45 minuten. De KRT E1 is voldoende betrouwbaar te noemen. De Cronbach's alfa voor de totale test is .94. Voor hoofdrekenen is dit .92 en voor getallenkennis is dit .87. Voorts dragen alle items bij tot de totale betrouwbaarheid van de test. Voor het tweede leerjaar is er één test (KRTR2), die echter op twee momenten van het jaar genormeerd werd. De KRT-R 2 bestaat uit 30 items hoofdrekenen en 25 items getallenkennis. De test bestaat uit :t20% leerstof van het 1ste leerjaar, :t70% leerstof van het 2de leerjaar en :t10% leerstof van het 3de leerjaar. De test wordt eveneens collectief afgenomen met een tijdsbeperking van 45 minuten in januari 2005 en mei 2005. Binnen deze bijdrage beschrijven we enkel de resultaten van januari 2005. Ook de KRT-R 2 (normperiode januari) is voldoende betrouwbaar te noemen. De Cronbach's alfa voor de totale test is .90. Voor hoofdrekenen is dit .86 en voor getallen kennis is dit
.79. Verder werd gebruik gemaakt van een vragenlijst voor leerkrachten waar intelligentie, moti-
109
TLA 2005 (35) - 4 vatie, aandacht, lezen en rekenen van leerlingen uit de klas wordt beoordeeld op een schaal van I (heel zwak) tot 7 (heel goed). Deze vragenlijst werd ook reeds in de oorspronkelijke KRT gebruikt.
2.3. Procedure De nieuw ontwikkelde tests werden collectief afgenomen door hiertoe speciaal getrainde proefleiders. De afname had steeds plaats in de klas van de kinderen zelf. De KRT-R M1 en KRT-R 2 werd in januari 2005 afgenomen. De KRT-R E1 werd in juni 2004 afgenomen. Om een antwoord te vinden op onderzoeksvraag één gingen we na of de KRT-R M1 en KRT-R E1 een goed beeld gaven van het rekenen van kinderen in het eerste leerjaar en of KRT-R 2 een goed beeld gaf van het rekenen van kinderen in het tweede leerjaar in januari van dat leerjaar. Daarom gingen we de correlaties na tussen de scores op de KRT-R en de beoordeling van de leerkracht voor rekenen (op een 7 puntenschaal). Om de praktijkrelevantie na te gaan - onderzoeksvraag twee (kunnen we subtypes onderscheiden op vlak van rekenproblemen bij kinderen in Vlaanderen?) onderzochten we of er rekenzwakke kinderen waren die enkel uitvielen op hoofdrekenen of op getallenkennis.
Om na te gaan hoe het zit met het hoofdrekenen en de getallenkennis van kinderen midden eerste leerjaar, eind eerste leerjaar en midden 2de leerjaar berekenden we de gemiddeldes en de standaarddeviaties op de KRT-R M 1, KRTR E1 en KRT-R 2 (zie Tabel 1). Ook werden percentielen en zones voor de ruwe scores berekend. Tabel 1. Ruwe scores op KRT-R in de drie leeftijdsgroepen.
Hoofdrekenen Getallenkennis
KRT Ml M (SO) 20,S2
KRT El M(SO) 21,80
KRT2 M(SO)
(S,89) 21,43
(S,97) lS,90
(S,43)
(S,13)
(S,32) 13,48 (5,33)
lS,78
Om na te gaan of de scores op de rekentaken 110
Tabel 2 Verband tussen het oordeel van de leerkracht en de scores op de KRT-R midden 1ste leerjaar.
KRT Hoofdrekenen KRT Getallenkennis
KRT Getallenkennis .7S*
I
Leerkracht oordeel .57*
.5S*
*p<.OOOS
Verder gingen we na of het oordeel van de leerkracht ook nog overeenkwam met de scores van kinderen op het eind van het eerste leerjaar (zie Tabel 3). Opnieuw vonden we een significante samenhang tussen het hoofdrekenen en de getallenkennis van kinderen en tussen de scores op de subtests en het oordeel van de leerkracht wat betreft de rekenvaardigheden eind eerste leerjaar. Tabel 3 Verband tussen het oordeel van de leerkracht en de scores op de KRT-R eind 1ste leerjaar.
3 RESULTATEN 3.1 Scores op hoofdrekenen en getallenkennis
Taken
overeenstemmen met het oordeel van de leerkracht berekenden we een aantal correlaties (zie Tabel 2, 3 en 4). In Tabel 2 gingen we na of het oordeel van de leerkracht inzake rekenen (op een 7-punten schaal) overeen kwam met de scores op de KRT-R hoofdrekenen en KRT-R getallenkennis in het midden van het eerste leerjaar. We vonden een significante samenhang tussen de twee subtests van de KRT-R en tussen de subtests en het oordeel van de leerkracht in het midden van het eerste leerjaar.
KRT Hoofdrekenen KRT Getallenkennis
KRT Getallenkennis .80*
I
Leerkracht oordeel .S4* .SS*
*p<.0005
Tenslotte gingen we na hoe de situatie was in het midden van het tweede leerjaar. We vonden analoge situaties voor de KRT 2 als voor de KRT M 1 en E 1. Er waren significante correlaties tussen beide subtests en tussen de subtests en het oordeel van de leerkracht wat betreft rekenvaardigheid midden tweede leerjaar.
TLA 2005 (35) - 4 Tabel 4 Verband tussen het oordeel van de leerkracht en de scores op de KRT-R midden 2de leerjaar.
KRT Hoofdrekenen KRT Getallenkennis
KRT Getallenkennis .70*
/
Leerkracht oordeel .64*
.71 *
Tabel 5 Aantal kinderen die uitvallen op één van de aspecten van rekenen KRT-R M1. Kinderen leeftijdsadequaat (pc 25- 75) Stoornis (:5 pc 3)
* p<.0005
We kunnen dus besluiten dat de psychometrische waarde van de KRT-R M1, KRT-R E1 en KRT-R 2 op voldoende wijze is aangetoond op een aselecte steekproef van kinderen in WestVlaanderen. De Pearson product moment correlatiecoëfficiënten tussen de ruwe scores op de KRT-R en de beoordeling van de leerkracht voor rekenen onderstrepen de concurrente validiteit van de KRT-R. Inzake betrouwbaarheid werd een Cronbach's alpha van .90 tot .94 gevonden voor het eerste en tweede leerjaar, wat wijst op een goed betrouwbare test. We kunnen met andere woorden op een valide en betrouwbare manier het hoofdrekenen en de getallenkennis van kinderen meten in het eerste en tweede leerjaar.
3.2 Praktijkrelevantie In de dataset bleek dat er verschillende kinderen waren met een stoornis op de rekentaken van KRT-R M1, KRT-R E1 en KRT-R 2 (hoofdrekenen of getallenkennis). Verder waren er uiteraard ook heel wat kinderen die leeftijdsadequaat (pc 25-75) scoorden op deze rekentaken. Om na te of er ook rekenzwakke kinderen wat betreft hoofdrekenen waren die niet uitvielen op getallenkennis en vice versa, telden we het aantal kinderen met een stoornis (~pc 3) op getallenkennis en het aantal kinderen met een stoornis (~pc 3) op hoofdrekenen. Voor de KRT-R M1 waren er 16 kinderen met een stoornis (~pc 3) op getallenkennis. Het aantal kinderen met een stoornis op hoofdrekenen was 13. Acht van deze kinderen hadden zowel op vlak van getallenkennis als op vlak van hoofdrekenen een stoornis (Tabel 5).
Hoofdrekenen 418
Getallenkennis 409
13* 16* * 8 kinderen met een stoornis op hoofdrekenen en getallenkennis
Voor KRT-R E1 waren er 15 kinderen met een stoornis (~pc 3) voor getallenkennis en 20 kinderen met een stoornis voor hoofdrekenen. Negen van deze kinderen hadden zowel op vlak van getallenkennis als op vlak van hoofdrekenen een stoornis (Tabel 6). Tabel 6 Aantal kinderen die uitvallen op één van de aspecten van rekenen KRT-R E1 Kinderen leeftijdsadequaat (pc 25-75) Stoornis (:5pC3)
Hoofdrekenen
Getallenkennis
466 471 20* 15* * 9 kinderen met een stoornis op hoofdrekenen en op getallenkennis
Voor KRT M2 waren er 14 kinderen met een stoornis (~pc 3) voor getallenkennis en 9 kinderen met een stoornis voor hoofdrekenen. Vier van deze kinderen hadden zowel op vlak van getallenkennis als op vlak van hoofdrekenen een stoornis (Tabel 7). Tabel 7 Aantal kinderen die uitvallen op één aspect van KRT-R 2 (normperiode midden 2de leerjaar) Kinderen leeftijdsadequaat (pc 25-75) Stoornis (:5pC3)
Hoofdrekenen
Getallenkennis
242 252 9* 14* * 4 kinderen met een stoornis op hoofdrekenen en op getallenkennis
Tabellen 5, 6 en 7 tonen ons dat er kinderen zijn die goed scoren op hoofdrekenen en uitvallen voor getallenkennis en dat er kinderen zijn die goed scoren op getallenkennis en uitvallen voor hoofdrekenen. Er bleken in de dataset echter ook kinderen te zijn die zowel uitvallen voor hoofdrekenen als voor getallenkennis en dus een eerder gemengd profiel vertonen.
111
TLA 2005 (35) - 4 4. DISCUSSIE EN CONCLUSIES
LITERATUURLIJST
De eerste conclusie die op basis van dit crosssectionele onderzoek kan getrokken worden, is dat hoofdrekenen en getallenkennis betrouwbaar gemeten kunnen worden in het eerste en tweede leerjaar met de KRT-A. Verder laat het onderzoek zien dat er kinderen zijn die enkel op getallenkennis of hoofdrekenen uitvallen. Dit zou kunnen wijzen op het bestaan van getallenkennisdyscalculie en op procedurele en/of geheugendyscalculie. We zien echter dat er ook heel wat kinderen zijn met een complexere problematiek die op beide aspecten van het rekenen uitvallen. Het zou zinvol zijn van deze jongeren ook de intelligentie na te gaan om te zien of een verminderde intelligentie de verklaring vormt van deze resultaten. De resultaten van deze studie dienen met omzichtigheid geïnterpreteerd te worden aangezien de proefgroep eerder beperkt was tot scholen in West-Vlaanderen. Toch blijkt dat KRT-R M1, KRT-R E1 en KRT-R 2 waardevolle instrumenten zijn om kinderen met rekenproblemen in het eerste en tweede leerjaar op te sporen. Vanaf nu kunnen we ook beter de KRT-R gebruiken (met de nieuwe normen) dan de oorspronkelijke KRT. De oude KRT M 1 en E1 waren, sinds het nieuwe leerplan veel te moeilijk voor kinderen op die leeftijd. De KRT 2 bevatte nog een item met BFr. De KRT-R werd aangepast aan het nieuwe leerplan wiskunde en er werd rekening houdend met de nieuwe munteenheid. Ook werd de lay-out van de test volgens ons grondig verbeterd . Als kinderen nu uitvallen op de KRT-R en ondanks extra goede hulp en oefening (gedurende 3 tot 6 maand) blijven problemen hebben met rekenen, zonder dat hier aanwijsbare redenen voor zijn (vanuit een verminderde intelligentie of zo), kunnen we spreken van dyscalculie (APA, 2003, Braams, 2000; Desoete, 2003; Van Biervliet, 2003; WHO, 2002). In dit geval kan therapie aangewezen zijn en moeten STICORDI-maatregelen overwogen worden. Het acroniem STICORDI verwijst naar STimuleren, COmpenseren, Relativeren of Remediëren en Dispenseren of Differentiëren. Voor meer informatie hierover verwijzen we nar Van Vugt (1994, 1996, 1998) en Verschaeren en Desoete (2005).
American Psychiatrie Association (2003). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV- TR. Lisse: Swets & Zeitlinger.
112
Baudonck, M., Cracco, J., Debusschere, A, Dewulf, B., Samyn, F., & Vercaemst, V. (1995). Kortrijkse Rekentest; KRT. Kortrijk: Revalidatiecentrum Overleie. Braams, T. (2000). Dyscalculie. Tijdschrift voor Remedial Teaching, nr 4, 6-11 . Centrum voor Ambulante Revalidatie (2005). Kortrijkse Rekentest R; KRT-R. Kortrijk: Revalidatiecentrum Overleie. Desoete, A. (2004/2005). Ook met dyscalculie kan je meetellen. Zorgbreed, 2 (7), 2-9. Desoete, A. (2004). Diagnostische protocollen bij dyscalculie. Zin of onzin? Significant, 3, 33p. Desoete, A (2003). Wat is dyscalculie? Hoe herken je het in het reguliere onderwijs? Tijdschrift voor Remedial Teaching, 11de jaargang, december 2003, 10-15. Oudal, P. (1996). Kortrijkse Rekentest. Besprekingsartikel. Caleidoscoop, 8 (3),28. Geary, D. (2004). Mathematics and Learning Disabilities. Joumal of Learning Disabilities, 37, 4-15. Geary, O.C. (2003). Learning in Arithmetic: problem-solving differences and cognitive deficits. In L. Swanson, K.R. Harris & S. Graham (Red.). Handbook of learning disabilities ( pp. 199-212). The Guilford Press New Vork. Intervisiewerkgroep Rekenstoornissen (2004). Allemaal op een rijtje. Overzicht van rekentests in Vlaanderen. SIG: DesteIbergen. McCloskey, M., Caramazza, A, & Basili, A (1985). Cognitive mechanisms in numberprocessing and calculation : Evidence from dyscalculia. Brain and Cognition, 4, 171-196. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (1997). Basisonderwijs: Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Brussel: afdeling informatie en documentatie.
TLA 2005 (35) - 4 Njiokitjien (2004). Gedragsneurologie van het kind. Amsterdam: Suyi-uitgeverij.Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (1999). Wiskunde Leerplan. Brussel: VVKBO.
Van Vugt P. (1998). Werken met een attest leerstoornissen. Logopedie, 11 (3), 27-
RIZIV (s.d.). Limitatieve lijst tests dyscalculie. Geraadpleegd op 7 juli 2005, op
Informatie Vernieuwing Onderwijs, (76),
http://www.riziv.be/care/nl/other/logopedes/pdf/dyscalculie.pdf Ruijssenaars, A.J.J.M., Van Luit, J.E.H., & Van Lieshout, E.C.D.M. (2004). Rekenproblemen en dyscalculie. Theorie, onderzoek, diagnostiek en behandeling. Rotterdam: Lemniscaat. Van Biervliet, P. (2003) Dyscalculie en rekenproblemen: enkele reflecties. Onderwijskrant, 126,21-35
36. Van Vugt, P. (1999). Leerstoornissen in het regulier onderwijs, zekerheden inclusief. 37 - 43. Verschaeren, J. & Desoete, A. (2005). Een charter en STICORDI-maatregelen voor kinderen met dyscalculie in de lagere school, Letop Nieuwsbrief juni 2005. Nieuwsbrief Let op (http://www.letop.be/nieuws/ Artikels.asp) WHO (2002). ICF: Nederlandse vertaling van
de 'International Classification of Functioning, Disability and Health. Bilthoven: Centre.
WHO-FIC
Collaborating
Van Vugt P. (1996). Taalleerproblemen op school: schipperen tussen therapiemoeheid en begeleidingsnood, Vonk,
Tijdschrift van de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands, 26 (1), 519.
113
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 2005 (35) - 4 TRACHEO-OESOFAGEALE SPRAAK MET BEHULP VAN MANUELE VERSUS AUTOMATISCHE STOMAOCCLUSIE. EEN VERGELIJKENDE
STUDIE.
Annelies Labaere, Jan Vanderwege, Frans Debruyne
ABSTRACT
INLEIDING
Provox FreeHands (Atos Medical, Zweden) is een recent ontwikkeld apparaat voor gelaryngectomeerden, waarmee handenvrije tracheooesofageale spraak mogelijk is.
Het verlies van de stem wordt beschouwd als zijnde de grootste handicap na een totale laryngectomie. Sinds de eerste laryngectomieën in 1866 en 1873, is er een grote evolutie geweest in het ontwikkelen van technieken voor spraakrevalidatie. Hoewel de overlevingskansen voor patiënten met tumoren in het hoofd-halsgebied in het algemeen de laatste 25 jaar weinig veranderd zijn, heeft een toenemende aandacht voor de spraakrevalidatie na de operatie geleid tot een belangrijke verbetering van de kwaliteit van leven (Ackerstaff en Hilgers, 1996).
In deze studie wordt tracheo-oesofageale spraak met manuele stomaocclusie vergeleken met handenvrije spraak met behulp van de Provox FreeHands spreekklep, bij 13 gelaryngecto-meerden, door middel van objectieve analyse, perceptuele evaluatie door een groep ervaren luisteraars en subjectieve beoordeling door de patiënt zelf. In een tweede deel van de studie werden gegevens verzameld betreffende het gebruiksgemak, meerwaarde en vooren nadelen van het apparaat. Als derde onderdeel van het onderzoek, gingen we na of er een relatie is tussen handenvrije spraak met Provox FreeHands en levenskwaliteit. Hiervoor werd de Voice Handicap Index gebruikt. Resulaten: Er werden significante verschillen gevonden bij de objectieve analyse voor de parameters vloeiendheid en maximale fonatietijd, ten nadele van handenvrije spraak. Bij de meeste patiënten werd de spraakkwaliteit perceptueel beter beoordeeld in de manuele stomaocclusie conditie, maar er waren interindividuele verschillen. We kunnen besluiten dat Provox FreeHands een meerwaarde biedt voor een aantal patiënten, maar enkele verbeteringen zijn noodzakelijk om het apparaat nuttig te maken voor een grotere groep gelaryngectomeerden.
De drie meest gebruikte methodes van spraakproductie na een totale laryngectomie zijn de tracheo-oesofageale spraak (ook wel knoopspraak, prothese-oesofagusspraak of Provoxspraak genoemd), de klassieke oesofagusspraak en de elektrolarynxspraak. Tegenwoordig krijgt de tracheo-oesofageale spraak de voorkeur bij de spraakrevalidatie. Bij deze methode wordt net als bij normale laryngeale spraak gebruik gemaakt van de pulmonaire lucht als energiebron voor het stemgeluid. De patiënt ademt in via de stoma, sluit vervolgens de stoma af met de vinger en ademt uit. Via een shuntventiel met terugslagklep (het spreekknoopje) wordt de uitstromende lucht naar het faryngo-oesofageaal segment geleid, dat net zoals bij de klassieke oesofagusspraak als trillende geluidsbron fungeert (fig. 1). Fig 1. schema van een chirurgisch aangelegde shunt tussen trachea en slokdarm, met plaatsing van een ventiel. Uit Van Cauwenberge, P., 1990.
114
TLA 2005 (35) - 4
Knoopspraak wordt beschouwd als de meest effectieve vorm van alaryngeale spraak. Naast de beduidend kortere oefenperiode en het gebruik van het normale ademhalingssysteem, zijn er grote verbeteringen in spraakkwaliteit. Bij het beoordelen en vergelijken van vloeiendheid, fonatieduur, intensiteitsdynamiek, maximale intensiteit, stemmodulatie, stabiliteit van de grondtoon, spreektempo en algemene verstaanbaarheid, behaalt men met de prothesespraak betere resultaten dan met de slokdarmspraak. Vele studies hebben dit bevestigd (Robbins et al, 1984; Blood et al, 1984; Fujimoto et al, 1991; Uwents et al, 1994; Max et al, 1996). Ondanks de behoorlijke spraakresultaten, ondervindt de tracheo-oesofageale spreker nog een aantal belangrijke nadelen. Vooreerst is de neusfunctie weggevallen door de disconnectie van de bovenste en onderste luchtwegen. Dit geeft aanleiding tot een verminderde longfunctie en een heel aantal klachten, zoals overmatige slijmproductie, hoesten en kortademigheid (Hilgers et al, 1990; Ackerstaff et al, 1993, 1995). Daarnaast is het voor patiënten met een grote stoma niet altijd mogelijk om de stoma volledig met de vinger af te sluiten, waardoor stomaluchtverlies ontstaat tijdens het spreken (Hilgers et al, 1991). Tenslotte heeft men bij het spreken steeds een hand nodig voor het afsluiten van de stoma en wordt hierdoor de aandacht van de luisteraar(s) naar de handicap getrokken (Blom et al, 1982; Singh, 1987; Verkerke et al 1994). Aan de eerste twee problemen werd in de vroege jaren '80 tegemoetgekomen met de Heat- and Moisture Exchanger (HME). Dit is een filter die over de tracheostoma geplaatst wordt. De filter kan bevestigd worden in de houder van een stomapleister of van een larytube (fig. 2).
INSPIRAliON
EXPIRAnON
"1 :'.:.
HUMIDITV
l'fMPERATURE
Fig. 2. Een tracheostoma met een warmte- en vochtregelaar. Tijdens de uitademing worden vochtigheid en warmte opgevangen in de filter. Tijdens de inspiratie passert de lucht door de filter en neemt de opgeslagen warmte en het vocht op. De luchttemperatuur en de waterdamp van de lucht die de trachea binnenkomt, reduceren op die manier de negatieve effecten van niet-geconditioneerde lucht. Uit Blom, E.D. et al., 1998
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het gebruik van een HME leidt tot een verbeterde longfunctie, een verbeterde stemkwaliteit en een betere levenskwaliteit dan bij de proefgroep zonder HME (Ackerstaff et al, 1993; 1995; 1998;1999;2003; Aerts, 2001; Blom et al., 1998; Hilgers et al, 1990; 1991; 1996; 2003; Van As et al ,1998). Handenvrije tracheo-oesofageale spraak was voor het eerst mogelijk in 1982, toen Blom et al de automatische tracheostomaklep ontwikkelden. De automatische tracheostomaklep is zo gemaakt dat ze open blijft bij de ademhaling in rust, maar sluit als de expiratielucht een verhoogde airflow heeft. Wanneer de klep gesloten is, wordt de lucht uit de longen door de stemprothese geleid en de pseudoglottis wordt in trilling gebracht. Wanneer de expiratoire flow vermindert, gaat de klep terug open zodat inademing weer mogelijk wordt (Doyle et al, 1989). Er zijn sindsdien verscheidene types tracheostomakleppen op de markt gebracht. In ons onderzoek werd de Provox Freehands HME (ATOS Medical) gebruikt. De Provox FreeHands HME (fig 3) is een automatische tracheostomaklep met een geïntegreerde filtercassette. In tegenstelling tot de meeste andere types, zit de opening voor het ademen aan de zijkant van het apparaat. Bij het verhogen van de airflow, gaat een mem-
115
TLA 2005 (35) - 4 braan afrollen waardoor de openingen afgesloten worden en de patiënt kan spreken.
"';'
"
~
....
"l\Il,
"
'""
cf
Fig. 3 Provox FreeHands met HME-cassette. De hoestkiep is geopend, het spreekmembraan is niet afgerold. Naar van As, 2002.
ONDERZOEK In dit onderzoek werden zeven akoestische en acht perceptuele parameters geselecteerd om een vergelijking te maken tussen beide vormen van stomaocclusie. Daarnaast werd de subjectieve tevredenheid en het gebruiksgemak van het FreeHandssysteem beoordeeld aan de hand van zes gesloten vragen en twee open vragen. Tot slot werd de levenskwaliteit nagegaan aan de hand van de Voice Handicap Index.
Samenstelling
van de proefgroep
Voor het vergelijken van spraak met manuele en automatische stomaocclusie werden 13 patiënten geselecteerd die de automatische tracheostoma-klep (Provox FreeHands) op regelmatige basis gebruiken. De proefgroep bestond uit 12 mannen en 1 vrouw. Hun leeftijd varieerde tussen 40 jaar en 78 jaar, met een gemiddelde van 57jaar. Alle patiënten gebruiken stomafilters. Voor het vergelijken van levenskwaliteit werd een controlegroep samengesteld Hiervoor werden de patiënten gecontacteerd die het FreeHandssysteem wel uitgeprobeerd, maar niet aangekocht hadden om diverse redenen. Elf personen verleenden hun medewerking.
Data verzameling De dertien deelnemende FreeHandsgebruikers dienden een identificatieformulier, de Voice Handicap Index (VHI) en een vragenlijst waarbij gepeild werd naar gebruiksgemak, tevredenheid en subjectief oordeel over Provox FreeHands, in te vullen.
116
Met beide vormen van stomaocclusie werd door elk van de 13 proefpersonen een tekst gelezen en een /a/-klank aangehouden, eerst op comfortabele luidheid en toonhoogte, vervolgens zo lang, zo luid en zo zacht mogelijk. Zo werden 26 spraaksamples verkregen, die opgenomen werden op DAT-recorder. De volgorde van spreken met manuele of automatische stoma-occlusie werd at random bepaald om een mogelijke bias te voorkomen door bijvoorbeeld een nog niet opgewarmde stem of het loskomen van de stomaklever. Als objectieve parameters werden spreeksnelheid, vloeiendheid, maximale fonatietijd, maximale en minimale intensiteit en dynamisch bereik berekend. Hiervoor werd gebruik gemaakt van het Computerised Speech Lab (CSL Model 47300B, Kay Elemetrics) .. De frequentie bleek niet meetbaar bij 22 van de 26 samples wegens te sterke aperiodiciteit van het trillingspatroon. De perceptuele beoordeling gebeurde door zes luisteraars die ervaring hadden in het beluisteren van pathologische stemmen, maar niet vertrouwd waren met handenvrije spraak. De luisteraars kregen de opdracht om voor proefpersoon 1 tot en met 13, beide spraakfragmenten te beluisteren en met elkaar te vergelijken. Voor de parameters natuurlijkheid, gespannenheid, verstaanbaarheid, storende bijgeluiden, intonatie/variatie en algemene stemkwaliteit, dienden ze aan te geven welk fragment zij het best vonden. Ook de mogelijkheid "beide fragmenten zijn even goed" werd toegevoegd. De controlegroep vulde een identificatieformulier en de VHI in, en daarnaast een korte vragenlijst waarop zij konden aanduiden waarom ze het FreeHandssysteem niet verder wensten te gebruiken. Om het effect van handenvrije spraak op de levenskwaliteit na te gaan, werden de VHl's van proefgroep en controlegroep vergeleken. De statistische verwerking van de gegevens gebeurde aan de hand van SPSS 9.0.
TLA 2005 (35) - 4
- perceptuele
RESULTATEN
Wanneer we de resultaten van de perceptuele beoordeling bekijken per patiënt, zien we dat de spraak van drie proefpersonen beter beoordeeld werd met FreeHands. Bij drie andere patiënten werd er door de meerderheid van de beoordelaars geen verschil gerapporteerd tussen beide vormen van stoma-afsluiting. De handenvrije spraak van zeven patiënten werd door de meerderheid van de luisteraars minder goed bevonden dan TE-spraak met manuele stomaocclusie.
- objectieve analyse Het verschil tussen handenvrije spraak en manuele stoma-afsluiting was significant voor de parameters maximale fonatietijd en vloeiendheid, uitgedrukt in aantal syllaben per luchtintake. Gemiddeld kunnen de proefpersonen de klank /al vier seconden langer aanhouden bij manuele stoma-afsluiting dan met automatische stomaocclusie, bij een vergelijkbaar intensiteitniveau. De proefpersonen kunnen met manuele stomaocclusie gemiddeld 11 syllaben produceren na een inademing, tegenover 8 syllaben met handenvrije spraak Voor de parameters spreeksnelheid en dynamische karakteristieken bleek het verschil niet significant te zijn.
Gemiddeld gezien wordt de spraak met manuele stoma-afsluiting beter geëvalueerd dan handenvrije spraak voor de parameters natuurlijkheid, gespannenheid, verstaanbaarheid, en algemene kwaliteit. Enkel voor de parameter intonatie/variatie horen de beoordelaars in de meeste gevallen geen verschil (tabel 1).
Tabel 1 : Oordeel van de luisteraars voor zes perceptuele parameters 13 proefpersonen. Parameter Natuurlijkheid Verstaanbaarheid Gespannenheid Intonatie/variatie Algemene kwaliteit
met beide vormen van stomaocclusie
Manuele stoma-afsluiting 44 37 39 27 49
Handenvrije spraak beter 16 12 17 11 18
beoordeling
beter
voor de
Geen verschil tusen beide 18 29 22 40 11
Bij FreeHandsspraak werden storende bijgeluiden in lichte of sterke mate gerapporteerd in bijna alle gevallen, terwijl in de helft van de
fragmenten met manuele stomaocclusie geen storende bijgeluiden gehoord worden door de luisteraars (tabel 2).
Tabel 2 : Oordeel van de zes luisteraars over de aanwezigheid
van storende bijgeluiden bij de twee vormen van stoma-
occlusie voor de 13 proefpersonen. In lichte mate storende bijgeluiden 39 31
Geen storende bijgeluiden 4 39
FreeHands Manueel
- subjectieve beoordeling van de patiënt De meerderheid van de proefpersonen vond het spreken met FreeHands beter dan het
In sterke mate storende bijgeluiden 35 8
spreken met manuele stomaocclusie, wat betreft stemklank, vermoeiendheid, opvallendheid en gevoel van zelfzekerheid (tabel 3).
Tabel 3: Oordeel van de 13 patiënten over het spreken met beide stomaocclusiesystemen
FreeHands FreeHands
~ Manueel < Manueel
Stemklank 9 4
Vermoeiendheid 8 5
Opvallendheid 13 0
Zelfzekerheid 11 2
117
TLA 2005 (35) - 4 Nagenoeg alle proefpersonen gaven aan dat het vrij hebben van beide handen het belangrijkste voordeel van het systeem was. Een minderheid vermeldde daarenboven dat hun handicap hierdoor minder opvallend was. Als belangrijkste nadeel werd de verminderde kleefduur van de stomapleisters gerapporteerd. Het verschil in kleefduur bij spreken met manuele versus automatische stoma-afsluiting bleek sterk significant te zijn. Een tweede vaak vermeld nadeel is het feit dat het handenvrij spreken veel vermoeiender is dan manuele TE-spraak, omwille van de verhoogde ademdruk die nodig is om de klep te doen sluiten. Ook de aanwezigheid van storende bijgeluiden tijdens het spreken werd door verschillende proefpersonen als erg nadelig ervaren. Bijgeluiden werden gespecificeerd als hoorbaar gesis bij inademen, gefluit tijdens het spreken (veroorzaakt door het lossen van de klever), en een hoorbare plof bij het sluiten van het membraan van de klep.
- levenskwaliteit Er blijkt een significant verschil te zijn tussen de proefgroep en de controlegroep, wat betreft de VHI-totaalscore en de F-score (functionele component). De E-score (de emotionele component) en de P-score (het fysieke aspect) verschillen niet significant. De gemiddelde VHI-totaalscore voor de FreeHandsgebruikers bedraagt 42 en voor de andere groep 27. De hogere score voor de handenvrije sprekers wijst op een lagere levenskwaliteit bij deze groep.
118
BESPREKING De resultaten van de objectieve metingen tonen een significant nadeel voor de handenvrije spraak voor de parameters maximale fonatietijd en vloeiendheid. Deze gegevens kunnen verklaard worden door de theorie dat het luchtverbruik groter is bij het spreken met de Provox FreeHands. Dit verhoogde luchtverbruik wordt door verschillende factoren veroorzaakt. Vooreerst vereist handenvrij spreken een hogere ademdruk dan manuele stoma-afsluiting, enerzijds om het membraan te doen afrollen en zo de openingen aan de klep af te sluiten, en anderzijds om deze toestand te behouden tot er opnieuw ingeademd moet worden. Er is ook enige latentie op het volledig afsluiten van de klep. Tijdens het afrollen van het membraan kan een gedeelte van de expiratielucht ontsnappen langs de zijopeningen. Op het spectrogram van een aangehouden lal met automatische stomaocclusie zien we een burst van multifrequente energie (witte pijl), gevolgd door een kleinere energieburst met een laagfrequente component (zwarte pijl). Dan volgt er een korte pauze en pas dan verschijnt het spectrum van de klank lal (fig. 4a). Deze spectrale karakteristieken komen overeen met het moment waarop het membraan afrolt en de klep sluit, en treden niet op wanneer de stoma manueel afgesloten wordt (fig. 4b) . Ze zijn in mindere of meerdere mate aanwezig bij de handenvrije spraak van alle proefpersonen.
TLA 2005 (35) - 4 De vastgestelde luchtontsnapping wordt door de luisteraar gepercipieerd als storende bijgeluiden tijdens de spraak. Bij de perceptuele beoordeling wordt in bijna alle gevallen lichte tot sterke aanwezigheid van storende bijgeluiden gerapporteerd bij de handenvrije spraak, terwijl dit bij manuele stomaocclusie in veel mindere mate het geval is. Andere auteurs bevestigden dit (Blakely & Podraza, 1987; Williams et aL, 1989; 1990; Fujimoto et aL, 1991). Zowel bij de groep FreeHandsgebruikers als bij de groep die het apparaat niet verder wenste te gebruiken, werd de aanwezigheid van ruis, sisgeluiden, plofgeluiden of gefluit tijdens het spreken door verschillende patiënten vermeid als nadeel van het systeem. Wanneer we de individuele gegevens bekijken, zien we dat bij de helft van de proefpersonen de kleefduur niet of amper verschilt naargelang de manier van spreken. Bij de andere helft is het verschil in kleefduur echter zeer groot, van enkele dagen wanneer de stoma manueel afgesloten wordt, tegenover een paar uur wanneer de FreeHands gebruikt wordt. Deze mensen kunnen het apparaat dan ook slechts bij gelegenheid gedurende een korte periode gebruiken en benoemen de beperkte kleefduur als een belangrijk nadeel van het systeem. Het vroegtijdig lossen van de stomapleisters blijkt de belangrijkste reden te zijn voor het niet aanschaffen van het apparaat. De resultaten van de VHI lagen niet in de lijn van de verwachtingen. FreeHandsgebruikers blijken een significant lagere levenskwaliteit te hebben dan de niet handenvrije sprekers, en dit kwam vooral tot uiting in de functionele component van de schaal. Een mogelijke verklaring is dat de patiënten die het systeem niet aangekocht hebben, tevreden zijn met hun spraak. Het is mogelijk dat verschillende personen van de andere groep, die de handenvrije klep wel gebruiken, hun tracheo-oesofageale spraak niet aanvaarden en op zoek zijn naar hulpmiddelen om een zo normaal mogelijke spraak na te streven. Met andere woorden: misschien stellen de handenvrije sprekers hogere eisen op gebied van revalidatie. Het zou interessant zijn om meer gedifferentieerd onderzoek naar levenskwaliteit bij deze populatie te verrichten, bij een grotere proef-
groep. Dit zal in de toekomst mogelijk worden wanneer meer patiënten het apparaat gebruiken. Ondanks de doorgaans minder goede perceptuele beoordeling van de handenvrije spraak, geven bijna alle proefpersonen aan dat de automatische tracheostomaklep een grote meerwaarde is voor hun spraakrevalidatie. We mogen hierbij niet uit het oog verliezen dat het gaat over een selecte proefgroep van tracheooesofageale sprekers.
CONCLUSIE We kunnen besluiten dat ondanks de door de patiënten gerapporteerde nadelen, en ondanks het feit dat er bij een deel van de patiënten (zowel objectief als subjectief) een verslechtering van de spraak gerapporteerd wordt bij gebruik van de handenvrije tracheostomaklep, veel FreeHandsgebruikers tevreden zijn over dit hulpmiddel. De tracheostomaklep biedt een aantal voordelen die niet aan de spraakkwaliteit gerelateerd zijn. Beide handen zijn vrij, wat door patiënten ervaren wordt als een vrijheid om te kunnen spreken tijdens activiteiten zoals schrijven, telefoneren of autorijden. Daarnaast wordt de aandacht minder naar de handicap getrokken. Het gebruik van de handenvrije klep laat de gelaryngectomeerde toe zich comfortabeler te voelen in gezelschap van laryngeale sprekers. Deze resultaten worden door andere onderzoeken bevestigd (Pauloski et aL, 1989; Zanoff et aL, 1996). Wanneer de spraak even goed of iets minder goed is dan met manuele afsluiting, zijn deze niet aan spraak gebonden factoren doorslaggevend om de handenvrije klep toch te gebruiken. Het systeem kan echter niet door iedereen gebruikt worden. Dit wordt bevestigd door het feit dat slechts de helft van de patiënten die het systeem uitproberen, dit ook blijven gebruiken. Verder onderzoek naar en ontwikkeling van het systeem zijn noodzakelijk om een oplossing te vinden voor de nadelen met betrekking tot bevestiging van het apparaat en het afsluitmechanisme van het membraan. Wanneer een grotere groep patiënten het apparaat gebruikt, zal er uitgebreider onderzoek
119
TLA 2005 (35) - 4 kunnen gebeuren naar mogelijke invloeden van medische en andere factoren, en kan men eveneens levenskwaliteitsmetingen doen op grotere schaal. Ten slotte willen wij vermelden dat de logopedist een belangrijke rol speelt bij de spraakrevalidatie met het FreeHands apparaat. Het is het de taak van de logopedist om de patiënt het apparaat te leren gebruiken en om de patiënt een zo goed mogelijke spreektechniek aan te leren, waarin spreken met een constante, zachte ademdruk van groot belang is. De logopedist moet eveneens voldoende kennis hebben van alle hulpmiddelen om het systeem zo goed mogelijk aan de individuele patiënt te kunnen aanpassen. De Provox FreeHands is een veelbelovend apparaat voor spraakrevalidatie na totale laryngectomie, dat een positieve invloed kan hebben op de levenskwaliteit van de patiënt. Onderzoek op lange termijn is wenselijk.
REFERENTIES ACKERSTAFF, A.H et al. (1993) Improvements in respriratory and psychosocial functioning following total laryngectomy by the use of a Heat and Moisture Exchanger. Annals of Otology Rhinology and Laryngology 102: 878-883. ACKERSTAFF, A.H et al. (1995) Heat and Moisture Exchangers as a treatment option in the post-operative rehabilitation of laryngectomized patients. Clinica I Otolaryn-gology 20: 504-509. ACKERSTAFF, AH. en HILGERS, J.M. (1996) Totale larynxextirpatie: revalidatie en lichamelijke en psychosociale gevolgen. Logopedie en Foniatrie 6: 157-160. ACKERSTAFF, A.H et al. (1998) Long-term compliance of laryngectomized patients with a specialized pulmonary rehabilitation device: Provox Stomafilter. Laryngoscope 108:257-260. ACKERSTAFF, A.H et al.(1999) Multi-institutional Assessment of the Provox 2 Voice Prosthesis. Archives of Otolaryngology Head and Neck Surgery 125: 167-173.
120
AERTS, A (2001) Symposium: stomafilters. Samenvatting van de referaten. Antwerpen (cursus Provox). BLAKELY, A.D. et al. (1987) Acoustic and perceptual assessment of speech usinig a voice-prosthesis with valvular and manual occlusion. Otolaryngology Head and Neck Surgery 97: 552-557. BLOM, E.D. et al. (1982) Tracheostoma valve for postlaryngectomy voice rehabilitation. Annals of Otology Rhinology and Laryngology 91: 576-578. BLOM, E.D. et al. (1983) Voice rehabilitation af ter total laryngectomy. Joumal of Otolaryngology 12(5) : 329-334. BLOM, E.D. (1998) Tracheoesophageal voice restoration following total laryngectomy. BLOOD, G. (1984) Fundamental frequency and intensity measurements in laryngeal and alaryngeal speakers. Joumal of Communication ~isorders 17: 319-324. DOYLE,P.C. et al. (1989) Clincal modification of the tracheostoma breathing valve for voice restoration. Joumal of Speech and Hear Disorders 54(2): 189-92. FUJIMOTO, P.A et al. (1991) The effects of a tracheostoma valve on the intelligibility and quality of tracheoesophageal speech. Joumal of Speech and Hearing Research 34, 33-36. HILGERS, F.J.M. et al. (1995) Voice rehabilitation after laryngectomy with the Provox voice prosthetsis. Surgical and technical aspects. Oeutsche Gesel/schaft der Hals-, Nasenund Ohrenärzte 43(3):179-201 en 43(4):261-7. HILGERS, F.J.M. et al. (1996) A new heat and moisture exchanger with speech valve (Provox stomafilter) Clinical Otolaryngology 21: 414-418. PAULOSKI, B.A. et al. (1989) Statistical differentiation of tracheoesophageal speech produced under four prosthetic/ occIusion speaking conditions. Journalof Speech and Hearing Research 32: 591599.
TLA 2005 (35) - 4 ROBBINS, J. et al. (1984) A comparative acoustic study of normal, esophageal, and tracheoesophageal speech production . Journalof Speech and Hearing Disorders 49: 202-210.
VERKERKE G.J. et al.(2002) Airflow resistance of heat and moisture exchange filters with and without a tracheostoma valve. Annals of Otology Rhinology and Laryngology 111: 333-338.
SINGH, W. (1987) Tracheostoma valve for speech rehabilitation in laryngectomees. The Journalof Laryngology and Otology 101: 809-814.
WILLIAMS, S.E. et al. (1989) Temporal and perceptual characteristics of tracheoesophageal voice. Laryngoscope 99: 846850.
UWENTS, P. et al. (1994) Akoestische vergelijking tussen slokdarm- en provoxspraak. Acta Oto-rhino-Iaryngologica Belgica 48: 305-310.
WILLIAMS, S.E. et al. (1990) Perceptual characteristics of tracheoesophageal voice produced using four prosthetic/ occlusion combinations. Laryngoscope 100: 290294.
VAN AS, C.J. et al. (1998) The influence of stoma occlusion on aspects of tracheoesophageal voice. Acta Otolaryngology (Stockholm) 118: 732-738. VAN AS, C.J. et al. (1998) Acoustical analysis and perceptual evaluation of tracheoesophageal prosthetic voice. Journalof Voice 12: 239-248. VER KERKE G.J. et al. (1994) Design and test of a hands-free tracheostoma valvet to impove the rehabilitation process after laryngectomy. The International Jounal of Artificial Organs 17:175-182.
ZANOFF, D.J. et al. (1990) Tracheoesophageal speech: with and without tracheostoma valve. Laryngoscope 100 498-502
CORRESPONDENTIE-ADRES Annelies Labaere Dienst Neus-, Keel- en Oorziekten, Gelaat- en Halschirurgie Multidisciplinair Universitair Centrum voor Logopedie en Audiologie UZ.Leuven Kappucijnenvoer 33 3000 Leuven e-mail: Annelies.Labaere(á)uz.kuleuven.ac.be
121
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 2005 (35) - 4 LIST EN LINT: Nederlandstalige spraakaudiometrielijsten getallen
met zinnen en
A. van Wieringen
J. Wouters
Introductie en indeling CD De Leuven Intelligibility Sentence Test (LIST) en de Leuven Intelligibility Number Test (LINT) zijn Nederlandstalige zinnen- en getallentests om de spraakverstaanvaardigheid van gehoorgestoorden en cochleair geïmplanteerden in stilte en ruis te evalueren. Bij de ontwikkeling van de zinnentest is erop gelet dat de woordenschat van toepassing is in Nederland en Vlaanderen. De tests zijn uitgegeven in een CD-box die 2 COs bevat.
Samenstelling van de lijsten en scoringsmethode LIST (Leuven Intelligibility Sentence Test): een zinnentest voor gehoorgestoorden en geïmplanteerden in Vlaanderen en Nederland Omdat bestaande Nederlandstalige zinnentesten niet bruikbaar werden bevonden voor metingen met cochleair geïmplanteerden in Vlaanderen, werd in het laboratorium voor Experimentele Otorhinolaryngologie (lab.Exp. ORl) aan de Katholieke Universiteit leuven in 1998 de ontwikkeling van een Vlaamse zinnentest ingezet. Het spraakmateriaal op deze COs is met name bedoeld om de spraakverstaanvaardigheid in moeilijke luistercondities te testen (cochleairimplantonderzoek, spraakverstaan in ruis bij gehoorgestoorden, etc.). De opnames, bewerking en evaluatie van de LIST verliepen in verschillende fasen.
122
Er werden 730 zinnen samengesteld die representatief zijn voor conversatiespraak, niet te redundant zijn (geen spreekwoorden of gezegden) en een structuur en onderwerp hebben die gemakkelijk te begrijpen zijn. Er werd geopteerd voor zinnen die elk door minstens twee kernwoorden gekarakteriseerd worden, en die naar betekenis logisch aan elkaar gerelateerd zijn. De zinnen vertolken een gevarieerde inhoud en beschrijven situaties die iedereen vertrouwd voorkomen. Meer dan de helft van de zinnen telt 7, 8, 9, of 10 syllaben. Om de test bruikbaar te maken voor zwaar gehoorgestoorden en cochleair geïmplanteerden werd bij de opname gelet op een duidelijke articulatie en een matige spreeksnelheid. De 730 zinnen werden in 2 fases aan 9 en 17 normaal horende luisteraars aangeboden, op een signaal-ruisverhouding van -8 en -10 dB. Uit dit onderzoek werden 355 zinnen met een gelijke helling en een gelijke discriminatiescore geslecteerd (50% bij een signaal-ruisverhouding SNR tussen -8 en -10 dB). Zo verkregen we een homogene zinnentest met zinnen die elk een quasi gelijke spraakverstaanbaarheid hadden. Vervolgens werden 350 van de 355 zinnen weerhouden. Van deze 350 zinnen werden 35 lijsten van 10 zinnen gemaakt, waarvan het totaal aantal syllaben per lijst gelijk is aan 90. Er is tevens een quasi gelijke verdeling van het aantal kernwoorden per lijst. Deze zijn verderop in bold aangegeven. Een samengesteld werkwoord (zij neemt de telefoon aan) geldt als 1 kernwoord. De verdeling komt uit op 23 lijsten van 32 kernwoorden en 12 met een totaal van 33 kernwoorden. Per lijst worden de
TLA 2005 (35) - 4 zinnen volgens oplopend aantal syllaben gerangschikt. Hierdoor wordt overgegaan van korte naar langere zinnen zonder abrupte en makkelijk merkbare overgangen.
LINT (Leuven Intelligibility Number Test): een getallen test voor gehoorgestoorden en geiinplanteerden in Vlaanderen en Nederland In 1999 werd gestart met de ontwikkeling van een uitgebreide getallentest. Het gaat om een gesloten antwoordensettest waarbij de luisteraar weet dat het om getallen tussen 1 en 100 gaat. Uitgebreide taal- of woordenschatkennis is niet nodig om te kunnen antwoorden. Dit spraakmateriaal is eveneens zeer geschikt om de spraakverstaanvaardigheid in moeilijke luistercondities te meten. Bovendien is dit materiaal erg geschikt voor uitgebreid en herhaald testen vanwege het minimaalleereftect in vergelijking met zinnen. Er moet dan natuurlijk gebruik gemaakt worden van andere itemvolgordes. Het spraakmateriaal werd van vier sprekers (2 mannelijk en 2 vrouwelijk) opgenomen en is opgedeeld in 10 sublijsten per spreker. De sublijsten zijn zo opgesteld dat elk tiental slechts éénmaal voorkomt per lijst. Dit betekent dat bv. getal 21 niet samen kan voorkomen met bv. getal 23 in één en dezelfde lijst. Ook waarden voor eenheden worden per lijst niet meer dan één keer gebruikt. Bv. getal 56 komt niet samen voor met getal 86, of getal 7 komt niet samen voor met getal 4 in hetzelfde sublijstje.
Scoringswijze LIST Het scoren op zinsniveau berust op een allesof-niets principe. Indien alle kernwoorden correct zijn, is de zinscore "1". Anders is deze "a". Foutief herhaalde woorden die niet als kernwoord in de zin staan, worden niet als fout aangerekend. Per lijst wordt het aantal correcte zinnen opgeteld en omgezet naar een procentuele score om een discriminatiescore tussen 0% en 100% spraakverstaanvaardigheid te verkrijgen. Het is ook mogelijk om per zin het aantal syllaben te tellen dat correct herhaald wordt (per lijst score op 90). Kernwoordscores
kunnen van belang zijn indien proefpersonen voor bepaalde testcondities zeer zwak scoren op zinsniveau. Per zin wordt dan ook het aantal kernwoorden geteld dat correct herhaald wordt in de testsituatie (per lijst score op 32 of 33).
Scoringswijze LINT Het scoren van de getallen gebeurt enkel op getalsniveau. Dit betekent dat score 1 toegekend wordt indien het getal volledig correct verstaan en herhaald is (open set), en score 0 indien een foute respons gegeven wordt. Per lijst van 10 getallen wordt geteld hoeveel getallen volledig correct verstaan en herhaald zijn.
Akoestische realisatie van de zinnen en getallen De lijsten van zinnen en getallen werden ingesproken door geoefende spre(e)k(st)ers (WO voor zinnen en AG, JW, MD, en WO voor getallen). De opnames werden gemaakt in de geluidsarme, echovrije kamer van het Laboratorium voor Akoestiek en Warmtegeleiding van het Departement Natuurkunde aan de KULeuven. De zinnen en getallen werden opgenomen met een B&K 4165 microfoon, een B&K 2639 voorversterker, een B&K 2610 versterker en gedigitaliseerd met een studio DATrecorder TASCAM DA-30 bij een bemonsteringsfrequentie van 44100 Hz. Nadat het spraakmateriaal in een PC was ingelezen, en gevensterd was om kliks te voorkomen, werd het als wav-bestand opgeslagen. De spraakmaterialen en de corresponderende spraakgewogen ruis werden, respectievelijk, op het linker en rechter kanaal van de CD geregistreerd. De spraakgewogen ruis is stationair, met een spectrum dat identiek is aan het spraakmateriaal. Het gemiddelde spectrum is gebaseerd enerzijds op de 730 zinnen of anderzijds op alle getallen, uitgesproken door de 4 sprekers. Zodoende kan dezelfde ruis voor de lijsten van de vier verschillende sprekers gebruikt worden. In de eerste fase werden de niveaus van de 100 getallen van elk van de vier sprekers in vier perceptieve evaluatiestappen (maximaal enkele dB) aangepast om een gelijke spraakverstaanbaarheid-in-ruis te verkrijgen.
123
TLA 2005 (35) - 4 Normaalcurven
in stilte en in ruis
De LIST en de LINT werden geoptimaliseerd met als hoofddoelstellingen zo homogeen mogelijk spraakmateriaal en zo steil mogelijke hellingen in het 50%-punt voor spraakverstaan in ruis. Een 80-tal normaal horenden namen deel aan de experimenten. Alle deelnemers hadden gehoordrempels lager dan 20 dBHL op alle octaaffrequenties van 125 Hz tot 8000 Hz.
LIST Om normaalcurves op te kunnen stellen werden deze 35 lijsten vervolgens aangeboden aan een 24-tal normaalhorenden (verspreid over verschillende condities), zowel in stilte als in ruis. Voor de afname in ruis werden zowel de klassieke spraakaudiometrie-afname als de adaptieve methode gebruikt. Voor de klassieke spraakaudiometrie in stilte zijn 7 niveaus gekozen tussen 23 dBSPL en 35 dBSPL in stappen van 2 dB. Uit een pilootexperiment bleek dat het met deze 7 niveaus mogelijk was een discriminatiecurve op te stellen van 0% tot 100%. De 35 lijsten met ieder 10 zinnen werden aan 7 normaalhorende luisteraars monauraai aangeboden in verschillende volgorde. Voor de klassieke spraakaudiometrie in ruis werd het ruisniveau constant gehouden op 65 dBSPL. Op basis van een pilootexperiment werden 7 signaal-ruisverhoudingen vastgelegd tussen -5 dB SNR (signal-to-noise ratio) tot -11 dB SNR in stappen van 1 dB SNR. De 35 lijsten werden in verschillende volgorde aangeboden aan 7 andere normaal horende luisteraars. Voor de adaptieve spraakaudiometrie in ruis werd de ruis op een constant niveau van 65 dBSPL aangeboden. Het beginniveau van de eerste zin van de lijst was 55 dBSPL. Vervolgens werd in stappen van 2 dB de signaal-ruisverhouding gevarieerd, naargelang de respons van de luisterpersoon. De verkregen SRT (Speech Reception Threshold) is het niveau van het spraakmateriaal waarop
124
nog 50% van het spraakmateriaal volledig correct verstaan en herhaald wordt. De 35 lijsten werden op deze wijze monauraal aangeboden aan 10 normaal horende luisteraars.
LINT Ook voor de 400 getallen werden zowel de klassieke spraakaudiometrie-afname als de adaptieve methode toegepast, in totaal bij een 30-tal normaalhorenden. Bij de afname van de klassieke methode in stilte werden de 40 lijsten monauraal aangeboden op de volgende 10 niveaus: 40,38,36,34,33,32,31,30,29,28 aan 10 normaal horende luisteraars. Bij de afname van de klassieke methode in ruis werd het ruisniveau constant gehouden op 65 dBSPL, terwijl de getallen op 10 signaal-ru isverhoudingen werden aangeboden, van -5 tot -14 dB SNR, in stappen van 1 dB. Wederom werden de 400 getallen aangeboden aan 10 nieuwe luisteraars. Bij de afname van de adaptieve methode in ruis werd het ruisniveau constant gehouden op 65 dBSPL, terwijl de beginwaarde van de getallen op 55 dBSPL lag. Het intensiteitsniveau varieerde in stappen van 2 dB naargelang het antwoord van de luisterpersoon. Ook in deze conditie werden de 400 getallen aangeboden aan 10 luisteraars. Normaalcurves van de LIST en LINT in stilte en ruis, zoals verkregen uit de klassieke afnames, worden weeregegeven in de figuren. De SRT en helling in het 50%-punt zijn gebaseerd op een niet-lineaire regressiefit van de resultaten van elke proefpersoon afzonderlijk. De SRT en helling worden gegeven in iedere figuur en zijn het rekenkundig gemiddelde van de gefitte waardes. Een analyse van de gegevens van de adaptieve afname van de LIST in ruis leverde een 50%-punt en helling die zeer goed overeenkomen met de resultaten verkregen via de klassieke spraakaudiometrie methode.
TLA 2005 (35) - 4 LIST Inruk 100
LINT In ruis I(IJ
90
90
lIJ
c
lIJ
i'" ~60
;so
:40
~:
20
10
R,lIIng In 50%-17.5
0 -12
-11
-10
-8
~
S~-nd""rhODdlng
~
-IS
-14
-13
-120
(dB)
-11
-10
-9
SIpooI-ndswrhauding
.&
.7
;
.S
-6
-4
(dIl)
LINT InsUIIo 100
90
90
80
lIJ
JO
i '"
(IJ
~
Il. 50 ~
o
-I
-6
SRT= -10.0 +/.0.5 dIl R,lIIngln ~% -15.2 +/-3.6"dII
10
2_0 %fdB
LIST In stnh
100
.!i
-7
+1.
60
"'so c
=40
-xl
~ II
~
:zo
:
20
SRT=27.1 +1- 0.9 dBSPL R,lIIngln 50%= 12.5 +1-1.7 %ldII
10
o
10
R,lIIng In 50% =8.5 +/.2.5
0 21
22
23
34
25
26
27
28
29
})
31
32
]]
34
35
22
24
26
CJoluldsnl_ (dB SPL)
Ijking van het spraakmateriaal De spraakmaterialen en stationaire spraakgewogen ruis staan op het linker- en rechterkanaai van de CD, respectievelijk. Het gemiddelde RMS-niveau (Root-Mean-Square, RMS) van de spraaklijsten is gelijk aan het RMS-niveau van de ruis. Van zin tot zin en van getal tot getal kunnen er soms kleine niveauverschillen waargenomen worden. Dit is volstrekt normaal omdat we alle items qua spraakverstaanbaarheid geselecteerd en gehomogeniseerd hebben. De ijksignalen, identiek qua aard en niveau aan de ijksignalen op de CD "Vlaamse Opname van Woordenlijsten voor Spraakaudiometrie" uit 1994, staan op beide kanalen van de COs, van tracks 36 tot 40 en van 41 tot 45 voor de LIST en LINT, respectievelijk. Zodoende hoeft men niets aan de ingangscalibratie of ijking van de audiometer te veranderen bij wisselen tussen de 3 verschillende spraakaudiometrie COs geproduceerd aan de K.U.Leuven. Het niveau van alle ijksignalen is 5 dB hoger dan het RMS-niveau van de spraakruis. Dit werd gedaan om de audio-
~
D Goluldsnlv ...
32
~
~
38
40
42
(dIl SPL)
meter niet te oversturen door het piekniveau van de woorden. De ingang van de audiometer dient zodanig afgeregeld te worden dat de 1 kHz sinus ijktoon op track 36 of 41 een uitsturing van 0 dB op de VU-meter aanduidt. Als de audiometeruitgang dan bovendien geijkt wordt in dB SPL met de stationaire spraakgewogen ruis op het rechter kanaal, zodat 70 dB op de audiometer overeenkomt met een geluidsniveau van 70 dB SPL, bijvoorbeeld met koptelefoon op artificieel oor, dan is een optimale afregeling voor spraakverstaantesten verkregen.
Dankwoord We danken Wivine Decoster, Ann Goeieven, Marc De Bodt en Jan Wolf voor het zorgvuldig inspreken van de getallen en zinnen, en Nele Corstjens, Sofie Debussche, Mieke Goossens, Veerle Hufkens, Johan Laneau, Jean-Baptiste Maj, Jeff Vanden Berghe, Leen Vermeulen, Valerie Vandenbroeck, en Jessie Vandeput voor hun hulp bij het bewerken en evalueren van het spraakmateriaal.
125
TLA 2005 (35) - 4
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
126
Lijst 1 Zijn stem is schor. Morgen gaan we naar de stad. De leerling kwam te laat op school. Hij kreeg een wagen van de zaak. De operatie duurde vier uur. Wij wonen in een rustige buurt. Gisteren hebben wij een film gezien. Deze bakker is ook op zondag open. De secretaresse neemt de telefoon aan. De politie bevestigde de aanhouding. Lijst 3 Hij sloeg de deur dicht. Het apparaat is erg zwaar. De kapper heeft veel klanten. Hij moet veel reizen voor zijn werk. Ze schaamde zich voor haar gedrag. Ik zal het pakje voor je dragen. Elke zaterdag ga ik naar de markt. Tijdens het weekend heb ik veel geslapen. De consumentenbond vergelijkt producten. Er was een mooi programma op de televisie. Lijst 5 Het nieuws is schokkend. Hij maakte haar erg bang. De brandweer bluste het vuur. Ze berekenden de kosten. Morgen wil ik nog eens uitslapen. Het bedrijf wordt geprivatiseerd. Na het eten gaat mijn oma rusten. Ze hebben de kamer opnieuw geschilderd. Het parlement vergaderde de hele nacht. Het leger probeert de opstand te onderdrukken. Lijst 7 Hij rookt een sigaar. Ze klopten op de deur. De blinde man draagt een stok. Dat café is erg gezellig. Na de winter gaat de boer zaaien. Als het lang vriest kunnen we schaatsen. Het rapport wordt maandag gepubliceerd. Er is ook een zwembad en een tennisbaan. De taxichauffeurs staken voor een beter loon. In de herfst zijn er veel paddestoelen in het bos. Lijst 9 Het gras is erg groen. De leraar deelde straf uit. Hij werkt in het buitenland. We zijn trots op de kampioen. Mijn kast is een grote puinhoop. Iedere zondag gaat hij vissen. Het was een heel ernstig treinongeval. Het motief van de dader is onbekend. De rechter neemt uiteindelijk de beslissing. In de meeste Europese landen heerst welvaart.
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
1 2 3 4 5 6 7
a
9 10 1 2 3 4 5 6 7
a
9 10
Lijst 2 Het huis staat leeg. De kat sprong op de tafel. Het kind speelde met de bal Het ijsje was al gesmolten. Mijn huis wordt bewaakt door een hond. De weg was niet goed aangegeven. De kinderen zwaaiden naar de auto's. Hij zat naar de televisie te kijken. In het weekend gebeuren vaak ongevallen. De conferentie wordt in het buitenland gehouden. Lijst 4 Ze viel van de trap. Frult en groente zijn gezond. Morgen gaat het regenen. Ze was te ziek om te eten. De wandeling duurde drie uur. Het restaurant is goed maar erg duur. Zij reed te hard en kreeg een bekeuring. Hij kreeg een bekeuring van de politie. Ze protesteerden tegen de kruisraketten. Na de ontsnapping namen de ministers ontslag. Lijst 6 Lucht is onzichtbaar. De dader wist te vluchten. In een kerk moet men stil zijn. De broodjes waren uitverkocht. Ik moet Frans leren voor mijn werk. De rente is gelukkig gedaald. De studenten bezetten een kraakpand. Ik moet naar de winkel om verf te kopen. Tijdens de middag is het kantoor gesloten. Het belangrijke nieuws werd meteen uitgezonden. Lijst a Ze sneed de taart aan. Het kopje viel op de grond. Hij werkt al meer dan 10 jaar. De vrouw parkeerde de wagen. Er wordt een tunnel aangelegd. Dagelijks drinkt hij een liter melk. Hij is vrijwilliger in het zwembad. De firma besteedt veel geld aan reclame. Het conflict is door de vakbonden opgelost. De koninklijke familie woont in een paleis. Lijst 10 Zijn broek is gescheurd. Het personeel kreeg opslag. Veel vluchten zijn volgeboekt. Het dak lekt als het erg regent. In de praktijk werkt het anders. De dokter schreef een medisch attest. De conducteur controleert de kaartjes. De gemeenteraad vergadert elke week. Bij de brand kwamen gevaarlijke gassen vrij. De minister heeft steekpenningen aangenomen.
TLA 2005 (35) - 4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 11 Het was druk op straat. De zwerver bedelt op straat. De prijzen werden verlaagd. Het boek is heel mooi geschreven. Niemand werd gewond bij de brand. De professor kwam een uur te laat. De vliegtuigen bombarderen de stad. De vogels keren met de lente terug. We hebben heel veel kilometers gereden. U kunt mijn nummer vinden in het telefoonboek.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 12 De bakker bakt brood. Hij heeft zelf zijn huis gebouwd. Hij tikte op het venster. Ik heb het boek niet gelezen. De wisselkoers is erg gunstig. De bank is om vier uur gesloten. Postzegels koop je in een postkantoor. De pianist kreeg een staande ovatie. We hebben behoefte aan meer informatie. De temperatuur is ongeveer 13 graden.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 13 De koffer is zwaar. Het interview was erg goed. De puber is tegendraads. Iedereen draagt een spijkerbroek. Hij is kok in het restaurant. In de winkel ging het alarm af. De automobilist reed veel te hard. Het is beter om drie dagen te rusten. In de winter gebruiken wij de open haard. De minister van onderwijs is niet erg geliefd
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 14 Ik wandelde naar huis. De kurk knalde van de fles. Ik wil het cadeau ruilen. De wind waaide door de bomen. Hij veegt de vloer aan met een bezem. De politie handhaaft de orde. De kinderen speelden met de knikkers. De dokter zei dat de man naar huis mocht. De verzekering betaalde de schade. Alle transacties zijn nauwkeurig bijgehouden.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 15 Mijn pen is weer eens leeg. De vissers zijn verdronken. Het koor kan prachtig zingen. Hij was niet blij met de uitslag. De planten hebben water nodig. De postbode bezorgt de brieven. Er werden vijftig mensen ontslagen. Een virus is meestal besmettelijk. Het heeft alle kleuren van de regenboog. Voor een examen ben ik altijd zenuwachtig.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 16 Zij bezeerde haar hand. De moordenaar is erg wreed. Hij draagt een pet op zijn hoofd. De man zat alleen op een bank. Het ontwikkelingsland is erg arm. Het bedrag is symbolisch bedoeld. De tuinbouw heeft veel schade geleden. De toeristen vinden de stad prachtig. Ze konden de lening niet afbetalen. Hetslachtoffermoest doorde brandweer bevrijd worden.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 17 Hij rookt en drinkt te veel. Juwelen zijn erg kostbaar. Het licht staat te knipperen. De winkel is in de hoofdstraat. Ik dank je voor je liefde en zorg. De dief ging er met de bult vandoor. Het geld is op de rekening gestort. De gegevens staan in de computer. Tijdens de oorlog werd de stad geplunderd. Het programma is om negen uur afgelopen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 18 Het bedrijf maakt geen winst. Ze spreekt haar talen heel goed. De reis is geannuleerd. De trein is te laat vertrokken. Hij is aanvoerder in het leger. Dat café heeft geen drankvergunning. In de bergen is de lucht heel zuiver. Leuven is een universiteitsstad. Wij profiteren van de lage rente. Hij heeft gesolliciteerd naar een andere baan.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 19 Hij is trots op zijn zoon. Mijn grootvader draagt een bril. Het kind streelde het konijn. Hij heeft de moord altijd ontkend. We zijn drie weken op reis gegaan. Dat kasteel is privé eigendom. De oude molen is gerestaureerd. Ik moet het formulier nog Invullen. Ze kregen een vergunning om te bouwen. Het gerechtelijk onderzoek kan weken duren.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 20 De prijzen zijn gedaald. De man heeft een lange baard. De opleiding duurt vier jaar. Het toegangshek is gesloten. Vandaag staakt de vervoersmaatschappij. Er zijn veel vogels in de tuin. Wekelijks biljart hij in het café. Elke zondag luiden de kerkklokken. De Parijse mode is toonaangevend. Door het ongeval waren er lange files ontstaan.
127
TLA 2005 (35) - 4
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 21 De dief is opgespoord. Zijn gedrag werd beloond. De hond draagt een vlooienband. De schapen grazen in de wei. Hij is directeur van de firma. De mensen staan in een lange rij. Alle appartementen zijn bewoond. De zwemmer is gered uit het water. Ondanks zijn ziekte is hij goedgehumeurd. Elke dag werken ze van 's ochtends vroeg tot laat. s avonds
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 22 Het vliegtuig stortte neer. Hij heerst als een dictator. De vakbonden gaan akkoord. Er is genoeg plaats op de bank. Aardbeien zijn zomervruchten. Ik drink koffie met melk en suiker. De tropische storm teistert het eiland. De kinderen spelen met de knikkers. Vroeger was er meer discipline op straat. Het is gevaarlijk om alleen in het bos te lopen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 23 De dader werd vervolgd. Ik heb een taart besteld. Het eten smaakt erg lekker. De student neemt de trein naar huis. Het examen was zenuwslopend. Het huis is volledig afgebrand. De prijzen van huizen blijven stijgen. Een zware brand heeft de fabriek verwoest. De politie had een huiszoekingsbevel. Het vliegveld was gesloten vanwege het slechte weer.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 24 De banaan is erg rijp. De kaartjes zijn gratis. Ze werd vuurrood van schaamte. Hij wordt beschuldigd van fraude. Mijn wens is dit jaar uitgekomen. Mijn oma ligt in het ziekenhuis. Het kaartje was met de hand geschreven. Een mens is nooit te oud om te leren. De winnaar heeft een mooie prijs gekregen. De politie startte een grote opsporingsactie.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 25 Het contract is verlengd. Het huis is niet bewoond. Hij rijdt zonder rijbewijs. Een vergissing is menselijk. De situatie is zorgwekkend. Mijn fiets is vorige week vernield. Langzaam naderde de trein het station. De fabrikant heeft te laat geleverd. Hij is vorige week gewijd tot priester. Het is verboden om zonder vergunning te . bouwen
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 26 Hij begreep de vraag niet. Sporten is erg gezond. De man droeg een lange jas. De techniek is ingewikkeld. Ik kan het gesprek niet goed volgen. Op het postkantoor verkoopt men zegels. Er rijden trams en bussen naar de stad. Het kasteel is een ruïne geworden. Zondag zijn ze teruggekeerd van hun reis. Er is een nieuwe dienstregeling voor de trein.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 27 Hij kwam met de schrik vrij. Zij is ouder dan haar broer. De klachten worden onderzocht. De muren zijn wit geschilderd. Hij is lid van de vereniging. Er hangen veel vruchten aan de boom. In de zomer gaan wij vaak kamperen. Roken en drugs schaden de gezondheid. Aan de grens wordt er niet meer gecontroleerd. De ontsnapping werd pas gisteren opgemerkt.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 28 De mensen werden stil. Na school is zij gaan werken. De kroonprins wordt later koning. De kassierster telde het geld. Hij wordt gezocht door de politie. Wij wonen al jaren in dit huis. Mijn woonkamer moet behangen worden. Het is verboden door rood te rijden. Het winterse weer zorgt voor veel overlast. Het gaat goed met de economie in dit land.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 29 De productie ligt stil. De straten zijn goed verlicht. Elke dag loopt hij door het park. Zijn familie woont in Spanje. Ze poseerde voor de fotograaf. Hij heeft plannen om te verhuizen. In de zomer eten we vaak bulten. De oude boerderij is verlaten. De vrienden gingen samen op vakantie. Hij bestudeerde het document zorgvuldig.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 30 De tafel is gedekt. De kaping duurde vier uur. Zwanen zijn grote vogels. Het is vandaag mijn verjaardag. Na ons werk gaan we vaak lets drinken. Het meisje was de weg kwijtgeraakt. Dat bedrijf is het grootste van het land. Hij doet de boekhouding van het bedrijf. De zwemkampioen kreeg een gouden medaille. Ik reis liever met het vliegtuig dan met de trein.
128
TLA 2005 (35) - 4
1
2 3 4
5 6 7 8 9 10
1
2 3 4
5 6 7 8 9 10
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 31 De slager snijdt het vlees. In de tuin bloeien rozen. De man is neergeschoten. Mijn moeder belt mij elke dag. De crimineel kan niet ontsnappen. De busramp eiste 20 doden. Iedere dag studeren ze samen. De werken veroorzaken veel lawaai. De asielzoekers waren uitgeprocedeerd. De oorzaak van het ongeluk is niet bekend. Lijst 33 Het gras is groen. Zijn invloed is erg groot. Haar gedrag is erg storend. Vanavond zal ik koken. Iemand heeft het geld gestolen. Er lopen weinig mensen op straat. Ze kochten een groot huis in de stad. Het publiek vond de voorstelling prachtig. De politie beschikte over voldoende bewijzen. Vanwege de storm konden de vliegtuigen niet vertrekken.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1
2 3 4 5 6 7 8 9 10
Lijst 32 Zij vertelt de waarheid. Die acteur is heel bekend. Mijn vader is met pensioen. Morgen ga ik op vakantie. In de winter is het vroeg donker. Ze spaarden voor een nieuwe auto. Ze vierden samen haar verjaardag. Ze moet rondkomen van een uitkering. De kip legt elke dag verse eieren. Vier verdachten hebbengrote geldboetes gekregen. Lijst 34 Ze spreekt haar talen goed. De straten zijn schoongeveegd. Ze kwamen te laat op school. De dokter is erg deskundig. Ik heb twee zonen en een dochter. Elke middag eten we samen. Het oude kasteel werd een museum. De priester zegende het huwelijk in. Op oudejaarsnacht is er altijd vuurwerk. Zij is de eigenares van een grote zaak.
Lijst 35 De radio staat aan. De werkloosheid is gedaald. Zij trouwde met haar jeugdliefde. De studie is erg interessant. De winkel was niet goed beveiligd. Ik begrijp niet waarom hij boos is. De eendjes zwemmen in het water. Ze moet hard studeren om te slagen. Hij heeft genoeg kapitaal om te bouwen. Kinderen spelen graag computerspelletjes.
129
TLA 2005 (35) - 4
AG
JW
MD
WD
130
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
01 27 15 74 68 56 90 43 89 31 2
02 58 66 75 1 32 14 99 47 20 83
03 21 4 36 88 79 45 92 13 67 50
04 3 76 34 19 61 57 98 40 85 22
05 18 77 96 24 59 41 60 82 33 5
06 48 6 17 65
39
07 69 71 84 8 97 25 42 53 30 16
08 9 86 55 62 44 37 93 28 11 70
09 52 73 38 26 95 10 49 64 7 81
10 100 87 12 46 29 63 78 35 51 94
Lijst 11
Lijst 12
Lijst 13
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
98 35 52 100 23 84 11 49 66 77
91 17 88 60 36 29 74 53 5 42
12 87 34 75 43 90 61 26 9 58
14 79 96 8 82 65 33 14 41 50 27
15 7 89 10 56 31 68 44 93 25
16 18 76 3 40 39 97 24 55 81 62
17 6 32 59 67 85 20 48 94 13 71
18 45 16 21 57 99 73 2 64 80 38
19 28 37 46 15 83 92 4 70 69 51
20 78 1 22 19 54 30 63 86 47 95
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
21 49 22 6 98 15 53 64 80 77 31
22 14 20 87 93 35 1 52 69 76 48
23 29 16 70 95 47 51 33 84 62 8
24 66 50 2 28 37 85 74
25 73 10 58 89 46 24 7 65 32 91
26 3 25 82 61 96 40 79 18 34 57
27 97 44 11 68
28 92 30 45 81 4 27 63 19 56 78
29 88 54 43 36 67 90 12 21 75 9
30 59 71 60 23 17 94 86 42 38 5
13
41 99
72
23
91 80 54 72
72
26 100 55 83 39
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
Lijst
31 78 97 63 5 19 84 31 20 56 42
32 50 72 49 85 37 24
33 43 71 34 96 29 82 60 17 55 8
34 36 57 74 99 100 23 68 12 45 81
35 86 52 28 11 69 95 73 7 30 44
36 47 54 79 66 90 15 88 21 3 32
37 25 14 38 2 70 89 67 46 53 91
38 1 64 92 26 75 18 40 33 87 59
39 80 22 93 41 4 77 65 58 16 39
40 62 35 10 48 9 76 83 51 94 27
13
6 61 98
TLA 2005 (35) - 4 CD LIST track
linker kanaal
rechter kanaal
1-35
LIST-lijst
spraakruis LIST-lijst
36
sinustoon 1 kHz 1/3-octaafbandruis 1 kHz witte ruis roze ruis 1/3-octaafband witte ruis op de 1/3-octaaffrequenties
37
38
39 40
van 250 Hz tot 8000 Hz
CD LINT track
linker kanaal
rechter kanaal
1-40
LINT-lijst
spraakruis LINT-lijst
41 42
43 44 45
sinustoon 1 kHz 1/3-octaafbandruis 1 kHz witte ruis roze ruis 1I3-octaafband witte ruis op de 1/3-octaaffrequenties
van 250 Hz tot 8000 Hz
CORRESPONDENTIE-ADRES
A. van Wieringen en J. Wouters K.U.Leuven / Lab.Exp.ORL - NKO E-mail:Astrid.vanWieringen(ä)med.kuleuven.be
131
TIJDSCHRIFT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 2005 (35) - 4 MEERTALIGHEID IN DE LOGOPEDIE Een antropologische studie over de omgang van Vlaamse logopedisten met een meertalige patiëntenpopulatie Elke Geirnaert John Van Borsel INLEIDING De logopedische praktijk heeft tot doel maatschappelijke zorg te verlenen en krijgt dus ongetwijfeld te maken met een heterogeen cliënteel. Als we zien dat vooral in de steden de allochtone bevolking soms 20% van de populatie uitmaakt, is het voor de hand liggend dat de logopedisten in hun praktijk zullen te maken krijgen met kinderen en volwassenen die een andere culturele oorsprong hebben. Deze heterogeniteit in populatie brengt niet alleen culturele verschillen met zich mee die diagnostiek en therapie kunnen beïnvloeden, maar eveneens een talige heterogeniteit. Vooral deze factor, het meer- of anderstalig zijn, is van cruciaal belang voor logopedisten, omdat zij per definitie werken met taal. Dit artikel bespreekt hoe logopedisten omgaan met die multiculturele, meertalige realiteit. Voordat we ingaan op de logopediepraktijk zelf, bespreken we de vraag in hoeverre een logopedist bevoegd is om meertalige patiënten te behandelen. Vervolgens vergelijken we enkele "common sen se" gedachten (Gogolin, 1994) over de relatie tussen meertaligheid en taalproblemen met eerder verrichte onderzoeken omtrent meertaligheid. Daarna bespreken we de gegevens van een antropologische studie bij Vlaamse logopedisten. Hoe gaan zij om met meertaligen? Hoe gebeurt diagnostiek en behandeling? Tot slot worden enkele kerngedachten geformuleerd en aanwijzingen geven voor de toekomst.
132
MAG EEN LOGOPEDIST MEERTALIGE PATIENTEN BEHANDELEN? Gezien de logopediste als spraak- en taalontwikkelingsspecialist op de hoogte is of dient te zijn van zowel normale als afwijkende taalontwikkelingspatronen, is er weinig discussie mogelijk of zij in staat is om meertalige patiënten te onderzoeken en te behandelen. De vraag is echter anders gesteld. Niet zo zeer of zij meertaligen kan behandelen, maar of ze daar ook bevoegd voor is. Gaat het om privé-therapie, die buiten de wettelijk erkende ziekteverzekering valt, dan kan daar, (mits toestemming van de ouders indien het om een kind gaat) geen bezwaar tegen gevonden worden. Gaat het om behandelingen die tussenkomst van de mutualiteiten vereisen dan dient men rekening te houden met de afspraken van de conventiecommissie (KB 26 april 1999). Deze afspraken vinden we terug in de nomenclatuur, waar alle stoornissen vermeld staan die in aanmerking komen voor logopedische terugbetaling. Volgend op de lijst van pathologieën staat een reeks van exclusiecriteria. Dit zijn stoornissen of omstandigheden waarbij geen financiële tussenkomst geboden wordt. Met betrekking tot meertaligheid vinden we volgende regel terug in de nomenclatuur:
Verzekeringstegemoetkoming is eveneens uitgesloten in geval van logopedische behandeling van: - stoornissen ten gevolge van psychiatrische aandoeningen of emotionele toestanden, van relatieproblemen, van een verwaarloosd of gebrekkig schoolbezoek (bij-
TLA 2005 (35) - 4 voorbeeld wegens ziekte), van het aanle-
ren van een andere taal dan de moedertaal of van een veeltalige opvoeding,... (KB 26 apri/1999) (bold toegevoegd) Meertaligheid bevindt zich dus eigenlijk bij de exclusiecriteria voor het verstrekken van logopedie. Betekent dit dat meertaligen of anderstaligen sowieso buiten de terugbetaling voor logopedie vallen? Niet noodzakelijk. Hoewel beide termen niet altijd even goed onderscheiden kunnen worden verstaan wij onder meertaligheid het zich in meer dan één taal correct en vlot kunnen uitdrukken terwijl anderstaligheid verwijst naar het beheersen van één of meerdere talen die niet het Nederlands zijn. Als er echter een duidelijk aanwijsbare stoornis is en als de meertaligheid zelf niet de oorzaak is van de stoornis, dan is er wel tegemoetkoming van de RIZIV. Hierbij stelt zich echter een probleem, zoals later nog uitgebreider zal besproken worden, in het bijzonder in de diagnostiek. Anderstaligen en in bepaalde gevallen meertaligen zullen heel vaak niet voldoen aan de normen van erkende taaltests (opgegeven door de conventiecommissie). Hieruit concluderen dat al deze kinderen (of volwassenen) een taalstoornis hebben, zou al te voorbarig zijn (zie verder Duncan, 1989). Het differentiëren tussen een normale en een pathologische taalachterstand bij meertaligen en zeker bij anderstaligen is problematisch, gezien het te gebruiken diagnostisch materiaal. Bovendien schept bovenstaande nomenclatuurregel veel onduidelijkheid voor logopedisten. Dit veroorzaakt een ondervertegenwoordiging van meertalige patiënten in de logopedische praktijk wegens een niet correcte diagnose. Bovendien zien we soms ook anderstalige kinderen met een normaal verlopende taalontwikkeling in de praktijken. Oorzaak hiervoor is, naar onze mening, te vinden in een gebrek aan alternatief voor kinderen met problemen in Nederlands als tweede taal (NT2).
KAN MEERTALIGHEID VAN EEN STOORNIS?
OORZAAK ZIJN
De nomenclatuuregel die hierboven beschreven staat doet een tweede vraag rijzen, namelijk: kan meertaligheid gezien worden als een causale factor voor taal- of leerstoornissen?
Het is vooral het werk van Cummins (1986) dat aanleiding gaf om deze mythe die tot halverwege vorige eeuw door wetenschappers werd verdedigd, van de kaart te vegen. Sindsdien zijn er verscheidene onderzoeken gebeurt die aantonen dat er geen negatieve invloed bestaat tussen meertaligheid en cognitieve ontwikkeling of taalontwikkeling. In Vlaanderen is het vooral De Houwer (1998) die met onderzoek bij tweetalige kinderen aantoont dat een tweede taal simultaan of successief met de eerste, niet negatief, maar positief is voor de ontwikkeling van een kind. Toch blijft de negatieve causaliteit levendig in de hoofden van vele hulpverleners, zo ook bijvoorbeeld in de nomenclatuur. Het voortleven van deze negatieve beelden ten opzichte van meertaligheid is een mooi voorbeeld van wat Hannerz (1992) culturele traagheid noemt. Een verschuiving in ideologie wordt in de praktijk enigszins afgeremd om een zeker mate van stabiliteit te bewaren. Vaak worden taal- of leerproblemen bij andersof meertaligen in de praktijk gebruikt ter verdediging van dit causaal denken. Cummins waarschuwt hier echter voor begripsverwarring en verkeerd normgebruik. De taalverrijking die uitgaat van een additieve tweetaligheid waarbij de ontwikkeling van ene taal de andere taal stimuleert, kan niet vergeleken worden met de subtractieve tweetaligheid waarbij de tweede taal de ontwikkeling van de eerste taal verdringt en zo een negatief effect heeft op de volledige taalontwikkeling van het kind. Het problematiseren van meertaligheid wordt in de hand gewerkt door het onverantwoord vergelijken van meertaligen met eentaligen. Zij hebben immers een ander taalontwikkelingsverloop. Bovendien zou men anderstaligen de tijd moeten gunnen om zich een taal eigen te maken (ongeveer 2 jaar voor communicatieve vaardigheden en 5 tot 7 jaar voor de schoolse taal). Ten slotte is de socio-emotionele situatie bij de grootste groep anderstaligen, de migranten, niet altijd stimulerend voor een goede taaIen leerontwikkeling. Indien er voldoende aandacht geschonken wordt aan het taalaanbod en de taalontwikkeling binnen de context van het kind gezien wordt, dan is er geen reden om meertaligheid te problematiseren.
133
TLA 2005 (35) - 4 HOE GAAN LOGOPEDISTEN IN DE PRAKTIJK OM MET MEERTALIGE PATIENTEN? In het kader van een internationaal onderzoek van de lA LP (International Association of Logopaedics and Phoniatrics) werd een enquête (zie bijlage) verspreid onder Vlaamse logopedisten die meertalige kinderen in behandeling hebben of gehad hebben. Deze vragenlijst peilde naar demografische gegevens over de meertalige patiënten, schooltaal, thuistaal, behandelingstaal, visie van de ouders over het behoud van de eigen taal, diagnostiek, gebruik van tolken en advies naar ouders toe. Met deze gegevens wil de IALP in een volgend stadium komen tot het opstellen van richtlijnen of het verstrekken van informatie die taaltherapeuten moet in staat stellen de beoogde doelgroep efficiënter en doelmatiger te behandelen. De data van de Vlaamse enquêtes samen met gegevens verkregen uit veldonderzoek en diepte-interviews lieten toe een genuanceerd beeld te krijgen van meertalige patiënten in de logopediepraktijk.
1. Proefgroep De enquête werd per e-mail verstuurd naar ongeveer 400 Vlaamse logopedisten gerekruteerd uit de ledenlijst anno 2002 van de VVL (Vlaamse vereniging van Logopedisten). Bij de 41 teruggestuurde enquêteformulieren zijn er 24 jongens en 17 meisjes. De maximum leeftijd van de kinderen was door het onderzoek vastgesteld op 12 jaar. 18 kinderen komen uit het kleuteronderwijs, 22 uit het lager onderwijs en 1 kind is niet-schoolgaand. De meeste kinderen werden gediagnosticeerd met een spraak- en taalontwikkelingsstoornis. 4 kinderen hebben een gehoorstoornis, 2 zijn dysfatisch , 9 hebben een bijkomende mentale retardatie en bij 5 kinderen zou het enkel om een T2 verwervingsprobleem gaan. De kinderen komen uit verschillende socio-economische milieus. Gezinnen uit een hoger sociaal-economisch milieu vormen echter de kleinste groep (slechts 6 van de 41). 2. Taalgegevens Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende talen die thuis gesproken worden. De schooltaal is logischerwijze steeds Nederlands. Alle logopedisten die deelnamen aan het onderzoek zijn eentalig Nederlands.
Tabel 1. Taalgegevens Schooltaal Thuistaal Moedertaal van logopediste
Lijst van talen die in communicatie met vader en/of moeder gebruikt worden
Nederlands andere Nederlands Ned. + andere taal Andere taal Nederlands andere Frans Turks Arabisch Marokkaans Engels Spaans Koerdisch Grieks Mandarijn Jiddisch Gebarentaal (*)
41
o o
18
23
41
o
14 14 6
3 2 1 1 1 1 1 1
100,0% 0,0% 0,0% 44,0% 56,0% 100,0% 0,0% 34,0% 34,0% 15,0% 7,0% 5,0% 2,5% 2,5% 2,5% 2,5% 2,5% 2,5%
(*) Hoewel geba~entaal va~ ~en andere orde is dan de orale talen dient ze ook opgenomen te worden in de lijst van talen. Er werd echter niet gespeCificeerd om welke gebarentaal het ging. Het betreffende kind kreeg verder ook nog Marokkaans en Nederlands te horen en werd dus eigenlijk drietalig opgevoed.
134
TLA 2005 (35) - 4 3. Logopedische therapie Tabel 2 laat zien in welke taal de logopedische behandeling gebeurt en of er soms tolken gebruikt worden in de behandeling of bij de communicatie naar de ouders toe. Opvallend is dat er bijna uitsluitend behandeld wordt in het Nederlands en dat er wei-
nig gebruik gemaakt wordt van tolken. Als die dan al ingeschakeld worden gaat het om een familielid. Geen enkele logopedist maakte ooit gebruik van een professionele tolk. De logopedisten nemen aan dat de meeste ouders positief staan ten opzichte van de behandelingstaal.
Tabel 2. Logopedische Behandelingstaal
Gebruik van tolken Houding van ouders t.o.v. behandelingstaal
therapie
Enkel Nederlands Andere taal Professionele tolk Familie geen Eerder positief Eerder negatief
Tabel 3. Advies van logopedisten Niets ingevuld Geen advies want ouders spreken geen Nederlands Geen advies want geen probleem in T1 Enkel advies voor het Nederlands (T2) Zo veel mogelijk/altijd Nederlands spreken Stimuleren in T1 door bijvoorbeeld boekjes te lezen of te bekijken
Uit de gegevens van de enquête konden we afleiden dat logopedisten in de regel enkel gebruik maken van Nederlandse taaltest. Het gevolg daarvan is dat men enkel een beeld krijgt van de mogelijkheden van het kind in zijn tweede taal, het Nederlands. Op basis van deze gegevens kan men eigenlijk geen adequate diagnose stellen. Men kan pas spreken van een taalontwikkelingsstoornis als het kind geen enkele taalleeftijdsadequaat spreekt (De Houwer 1998). De oorzaak van deze tekorten in diagnostiek zit bij het ontbreken van testmateriaaI. Tests in ander talen zijn zo goed als onbestaand in Vlaanderen en kunnen bovendien niet afgenomen worden door een Nederlandstalige therapeut. Zelfs vertaalde tests zouden een verkeerd beeld geven en zijn dus onbruikbaar. Bovendien zijn de tests die gebruikt worden voor het Nederlands meestal uit-
98,0% 2,0% 0,0% 7,0% 93,0% 98,0% 2,0%
1
o
3
38 40 1
blijkt, zijn er slechts 5 logopedisten die daad werkelijk positief advies geven. 5 andere logopedisten geven echter een tegengesteld advies, namelijk T1 vervangen door het Nederlands.
4. Advies van logopedisten voor T1 Hoewel bijna alle ouders positief staan ten opzicht van de thuistaal (T1) van het kind, lijken de therapeuten weinig advies te geven voor het stimuleren van die nietNederlandse thuistaal. Zoals uit tabel 3
DIAGNOSTIEK BIJ MEERTALIGEN
40
voor T1
23 1
2 5 5 5
56,0% 2,5% 5,0% 12,0% 12,0% 12,0%
sluitend genormeerd voor eentaligen en geven ook zij een vertekend beeld van de taalontwikkeling in het Nederlands voor meertaligen. Een uitzondering hierop is de TAK (Taaltoets voor Allochtone Kinderen, Verhoeven, Vermeer en van der Guchte, 1986) die genormeerd is voor Marokkaanse, Surinaamse en Turkse kinderen in Nederland. Voor gegevens over de taalontwikkeling van een meertalig kind zullen we ons dus vooral moeten baseren op andere bronnen. Blumenthal en Julien (2000) benadrukten het belang van een goede anamnese. Zij stelden een reeks aandachtspunten op voor een checklist waarbij zoveel mogelijk informatie over alle talen van het kind kan verzameld worden aan de hand van een gesprek met de ouders. Deze gegevens kunnen verder gecombineerd worden met een observatie van interactie tussen ouders en kind of door analyse van een spontaan spraakstaal. Hierbij zal in vele geval-
135
TLA 2005 (35) - 4 len de interpretatie van een moedertaalspreker noodzakelijk zijn. We zagen reeds dat het gebruik van tolken nog helemaal niet geïntegreerd is in de logopedische praktijk in Vlaanderen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Groot-Brittannië of Amerika, waar meertalige co-therapeuten worden ingeschakeld in centra die geconfronteerd worden met een grote meertalige populatie. Het ten dienste stellen van tolken voor logopedische centra is niet voldoende. Deze tolken zouden een speciale opleiding moeten krijgen waardoor zij in staat moeten zijn de therapeut te assisteren in het diagnosticeren en eventueel behandelen van meertalige patiënten.
BEHANDELING
BIJ MEERTALIGEN
Als de diagnose een duidelijk beeld heeft kunnen scheppen van de vaardigheden in alle talen van het kind, dan zouden enkel kinderen waarbij zowel in de eerste als in de tweede taal een achterstand is vastgesteld in aanmerking moeten komen voor therapie (De Houwer, 1998). De problemen van diagnostiek zoals eerder beschreven, zijn er de oorzaak van dat dit in praktijk, zoals blijkt uit het onderzoek nog niet het geval is. De beste manier om een kind met een taalontwikkelingsstoornis te behandelen is volgens de College of Speech Therapists beide talen behandelen (College of Speech Therapists 1990). Therapie die enkel T2 aanpakt , zoals in de meeste praktijken gebeurt, zou onsuccesvol zijn volgens Ducan (1989). Wanneer enkel het semantisch-pragmatisch veld een achterstand vertoont zou het kind voldoende hebben aan therapie in één taal, bij voorkeur de eerste taal (Jordaan en Yelland 2003). Dergelijk ideaal theoretisch voorstel is in de Vlaamse praktijken natuurlijk onhaalbaar. Therapeuten zullen zich in de meeste gevallen tevreden moeten stellen met een behandeling in het Nederlands, maar kunnen een zo groot mogelijk effect beogen in de eerste taal van het kind door de ouders advies te geven over taalstimulatie in T1. Ook het eerder besproken inschakelen van opgeleide tolken zou hier via indirecte therapie succes kunnen oogsten. Het advies om de eerste taal af te bouwen of om zoveel mogelijk Nederlands
136
te spreken met het kind is geen optie. Niet alleen verstoort dit de sociaal-emotionele band tussen kind en ouder, het is nefast voor zowel de ontwikkeling van T1, aangezien deze minder aan bod komt, als van T2, want het kind krijgt veelal gebrekkig Nederlands te horen van een niet-moedertaal spreker. Duncan (1989) concludeert zelfs dat een tweetalige opvoeding ook bij taalzwakke kinderen geen nadeel is.
BESLUIT De veranderende socio-culturele maatschappij stelt nieuwe eisen aan de zorgverlening. In ons onderzoek gingen we na of de logopedische praktijk klaar is voor de steeds heterogener wordende patiëntenpopulatie. We kwamen tot de vaststelling dat de traditionele diagnostiek faalt in screening van meertaligen. Nieuwe normen dienen te worden opgesteld. We kunnen ons echter de vraag stellen of de categorisatie in termen van normatieve waarden überhaupt houdbaar blijft en we niet moeten overgaan naar een meer kwalitatieve evaluatie in plaats van een kwantitatieve. Om meertalige patiënten gelijkwaardig aan eentalige patiënten te kunnen behandelen zouden structurele veranderingen moeten gebeuren in het veld. Nieuw diagnostisch en therapeutisch materiaal en het opleiden van tolken tot co-therapeuten zou een stap kunnen zijn in de goed richting. Bovendien moet de zorgverlener er zich van bewust worden dat het monolinguaal denken niet meer haalbaar is.
REFERENTIES American Speech and Hearing (1989). Definition bilingual language pathologists and Journalof American Speech Association, 31,93.
Association. speech and audiologists. and Hearing
Baker, C. (1996). Foundations of bilingual education and bilingualism. Clevedon: Multilingual Matters. Blumenthal, M" Julien, MMR. (2000). Diagnostiek van spraak- en taaIproblemen bij meertalige kinderen. Geen diag-
TLA 2005 (35) - 4 nose zonder anamnese meertaligheid. Logopedie en Foniatrie, 1, 13-7. Brees, K., Cornette, C. (2003) Brusselse normering van de subtest zinsbegrip van de Taaltoets allochtone kinderen voor Marokkaanse kinderen van 6:00 tot en met 6;11 jaar. Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie, 32, (2), 50-66. College of Speech and Language Therapists. (1990). Good practice for speech therapists working with c1ients from linguistic minority communities. Guidelines of the college of Speech therapists. Cummins, J., Swain, M. (1986). Bilingualism in education. New Vork: Longman. De Houwer, A. (1998). Taalontwikkeling bij meertalige kinderen. In: Peters HFM., Bastiaanse R., Van Borsel J., Dejonckere PHP., Jansonius-Schultheiss K., van der Meulen Sj. en Mondelaers BJE.(Red.) Handboek Stem- Spraak- en Taalpathologie. Houtem: Bohn, Stafleu van Loghum. Duncan, D. (1989). Working with bilinguallanguage disability. Lonon: Chapman and Hall. Emerson, R., Fretz, R., Shaw, L. (1995). Writing ethnographic fieldnotes. Chicago: Chicago University Press. Gogolin, I. (2001). The linguistic Marketplace. In: Mesthrie, RAJ (ed.): Concise Enyclopedia of sociolinguistics. Oxford: Elsevier. 612-614. Gogolin, I. (1994). Der monolinguale habitus er multilingualen schule. Münster: Waxmann.
Goorhuis, SM., Schaerlaekens, AH. (2000). Handboek Taalontwikkeling, Taalpathologie en Taaltherapie bij Nederlands sprekende kinderen. Leusden:De Tijdstroom. Hannerz, U. (1992) Cultural Complexity. New Vork: Columbia University. Jordaan, H., Yelland, A. (2003). Intervention with multilingual language impaired children by South
African speech-Ianguage therapists. Journalof Multilingual Communication Disorders, 1, 13-33
Van den Brink, GA., aan de Wiel, MC. (1995). Meertalige kinderen , logopedie voor meertalige kinderen een eerste aanzet. Logopedie en Foniatrie, 6, 162-7. Verhoeven, L., Vermeer, A., van der Guchte, C. (1986). Taaltoest voor Allochtone Kinderen. Tilburg: Zwijsen. Verhofstadt-Denève, L., Van Geert, P. , Vyt A. (1995). Handboek Ontwikkelingspsychologie, grondslagen en theorieën. Houtem: Bohn Stafleu Van Loghum. Wulf, H., Pedersen, SA., Rosenberg, R. (1986) Philosophy of Medicine, an introduction. Oxford: Blackwell Scientific Publications.
CORRESPONDENTIEADRES Elke Geirnaert Belzeelse Kerkweg 18 9940 Evergem
137
TLA 2005 (35) - 4 BIJLAGE VRAGENLIJST
OVER INDIVIDUELE BEHANDELING
LAND: België LEEFTIJD: GESLACHT: KLAS: LEEFTIJD/ SCHOLINGSGRAAD/
BEROEP VAN VADER:
LEEFTIJD/ SCHOLINGSGRAAD/
BEROEP VAN MOEDER:
AANTAL JAREN IN HET LAND: DIAGNOSE VAN TAALPROBLEEM: Welk soort communicatieprobleem
werd vastgesteld? :
BROERS/ ZUSSEN (AANTAL EN LEEFTIJD): MOEDERTAAL TOT HET KIND GESPROKEN THUIS DOOR VADER: MOEDER: BROER/ ZUS: ANDERE PERSONEN IN HUIS: TAAU TALEN DIE DE OUDERS TEGEN ELKAAR SPREKEN: TAAU TALEN DIE HET KIND SPREEKT TEGEN MOEDER: VADER: BROER/ ZUS: ANDERE PERSONEN THUIS: TAAU TALEN GEBRUIKT IN DE GEMEENSCHAP: TAAU TALEN GEBRUIKT OP SCHOOL: HOUDING VAN DE OUDERS OVER HET BEHOUD VAN DE THUISTAAL
138
TLA 2005 (35) - 4 Zeer positief- voorstander- neutraal- tegenstander-
negatief
VADER: MOEDER: TAAU TALEN GEBRUIKT BIJ INTERVENTIE: OP BASIS WAARVAN BEPAALDE U DE TAAL VOOR BEHANDELING?
_
WAT VINDEN DE OUDERS VAN DE TAAL VAN DE BEHANDELING?
_
-- - - --
--
-- -
--
--
- -
--
-
-
- -
--
--
--
--
--
- -- --
--
- -- ----
---
WAT IS UW MOEDERTAAL? BENT U VLOEIEND IN DE TAAL VAN INTERVENTIE? JA! NEE Indien niet, gebruikt u bemiddelaars of vertalers bij tests of behandeling? Geef details a.u.b.
_
Indien u meer dan één taal gebruikt bij de behandeling, hoe gaat u te werk? -----
--
- ----
---
-
- - ----
- -----------
- -----
- -----
- ---
--------------------------------------------------Indien u T2 gebruikt in de behandeling, wat adviseert u de ouders om T1 te verbeteren thuis?
Kan u testresultaten voorleggen in beide talen voor en na een periode van 3-6 maanden interventie?
AANAL UREN BEHANDELING
IN T1 :
AANTAL UREN BEHANDELING
IN T2:
AANTAL UREN BEHANDELING
IN T1 + T2:
TOTAAL AANTAL BEHANDELDE
UREN VAN PERIODE VAN TESTING TOT HERTESTING:
OPMERKINGEN:
139
TLA 2005 (35) - 4
BOEKBESPREKINGEN
KLINK KLAAR. UITSPRAAK- EN INTONATIEGIDS VOOR HET NEDERLANDS •
TIMMERMANS, B., Uitgeverij Davidsfonds NV, Leuven, 2004, 126 blz. + CD, ISBN: 90-6306-499-3, € 22,50
De auteur is doctor in de medische wetenschappen en logopediste. Ze doceert stem- en spraakvaardigheid aan het Rits (Erasmus Hogeschool Brussel) en is "stemvormer" van
de VRT. De auteur richt zich tot al wie 'werkt' met zijn stem. Radio- en televisiejournalisten, acteurs, leraren, logopedisten, advocaten, ... zouden er een onmisbare referentie voor de uitspraak van het Nederlands moeten in vinden. De opbouw, het opgenomen oefenmateriaal en vooral - de toevoeging van een cd maken van "Klink klaar" een praktijkboek. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel worden technische aspecten beschreven: stemgeving, articulatie, intonatie, specifieke problemen. Ook veel gemaakte fouten komen aan bod. Een aantal uitspraakmoeilijkheden en adviezen worden in duidelijke bewoordingen en zonder vakjargon beschreven. Met de cd kunnen voorbeelden en oefeningen beluisterd worden. De cd is minstens even belangrijk als het boek. Spraak kan je immers perfect willen beschrijven maar zoals één plaatje meer zegt dan duizend woorden zo verduidelijkt één klankfragment de uitspraak beter dan een bladzijde beschrijving. Voor bijvoorbeeld articulatie en ademsteun bij stemgeving zouden ook enkele videofragmenten of foto's van mondbeelden nuttige illustraties geweest zijn. Het tweede deel van het boek bevat eenendertig bladzijden oefeningen. Om tot een goede spraakproductie te komen is het voor de gebruiker zeker nuttig de eigen uitspraak aan deze referenties te kunnen toetsen. We vinden het jammer dat niet alle oefenwoorden en -zinnen op de cd werden opgenomen.
140
Deel drie (hoofdstuk 9) bevat de teksten en oefeningen van de cd: een korte toelichting bij de inhoud van elk fragment. Het inhoudsoverzicht ontbreekt echter op de cd (afgespeeld met Windows Media Player versie 10.00.00.3646): wie een cd-fragment wil kiezen vindt op het computerscherm enkel de nummers. Met de inhoudsopgave en de index in het boek wordt het terugvinden van bepaalde topics in het boek en op de cd gemakkelijker. Bij elk hoofdstuk staat het nummer van het overeenkomstige cd-fragment aangegeven. Enigszins overbodig vinden we de herhalingen van technische, beschrijvende tekstfragmenten uit het boek. Een aantal teksten wordt immers twee keer afgedrukt (een eerste maal in het beschrijvende, technische deel en een tweede keer bij de beschrijving van de inhoud van de cd). Sommige van die teksten worden op de cd ook nog eens voorgelezen. De waarde van de publicatie ligt vooral hierin dat er gebruik gemaakt wordt van een cd met tientallen fragmenten. Daardoor krijgt de lezer een duidelijke illustratie van een correcte Belgisch-Nederlandse uitspraak en is hij niet langer afhankelijk van de interpretatie van beschrijvingen. Luc Simoens
EVIDENCE-BASED TREATMENT OF STUTTERING. EMPIRICAL BASES AND CLiNICAL APPLICATIONS. •
BOTHE, A.K. (Ed.), Lauwrenee Erlbaum Associates, New Jersey, 2004. 287 pp., ISBN 0-8058-4633-6, 22.95 £
Dit boek, uitgegeven door Anne K. Bothe, is het resultaat van een "state of the art" conferentie die plaatsvond in 2002 aan de Universiteit van Georgia. Alle deelnemers aan deze conferentie werden uitgenodigd om recente gegevens en onderwerpen te presenteren met betrekking tot de een empirisch gefundeerde behandeling van stotteren. In de geneeskunde is "evidenced based" behandelen een begrip dat al veel langer ingeburgerd is. Deze publicatie lat zien hoe ver we in dit op-
TLA 2005 (35) - 4 zicht staan voor wat de behandeling van stotteren betreft. Het boek omvat vijf delen: een inleiding (deel I) en een conclusie (deel V) beide geschreven door Anne Bothe zelf met daartussen een deel (11)over "the nature and theory of stuttering: implications for evidence-based treatment", een deel (111)over "measurement issues for evidenced-based assessment and treatment of stuttering" en een deel (IV) over" stuttering treatment research: evaluating the available evidence". Elk van de drie centrale delen bevat hoofdstukken van ervaren clinici en onderzoekers en van elke bijdrage mag gesteld worden dat ze op zich waardevol en interessant is. Er is evenwel nogal wat verschil in de mate waarin de bijdragen inderdaad over "evidencedbased practice" gaan. Een hoofdstuk als dat van R.J. Ingham bijvoorbeeld over "emerging controversie, findings, and directions in neuroimaging and developmental stutterering: on avoiding petard hoisting in Athens, Georgia" biedt een mooi kritisch overzicht van de medische beeldvorming bij stotteren maar gaat nauwelijks in op evidenced based (be)handelen. Een hoofdstuk als dat van Rosalee Shenker, daarentegen, in het zelfde deel over "bilingualism in early stuttering: empirical issues and clinical implications" sluit wel naadloos aan bij het vooropgestelde thema. De titel van dit boek wordt met andere woorden in sommige hoofdstukken wel en in ander niet waar gemaakt. Hoe dan ook, voor wie op een of andere manier bezig is met stotteren is dit boek een aanrader. Het bevat niet alleen veel interessante gegevens die op een kritische manier gebracht worden, het zet ook aan tot nadenken bij het eigen handelen. Bovendien illustreert het de directe toepassing van een belangrijke evolutie in het (para)medische handelen. John Van Borsel
IK BEN SPECIAAL 2 WERKBOEK PSYCHO-EDUCATIE VOOR MENSEN MET AUTISME •
VERMEULEN, P. (red.), Vlaamse Dienst Autisme en Uitgeverij EPO, Berchem, 2004, editie 2005 (cd-rom editie 2004), 246 blz., ISBN 90 6445 369 1, € 25,00
Zoals de titel aangeeft is het boek een tweede uitgave van een publicatie om mensen met autisme en hun omgeving te informeren over hun zijnswijze. De nieuwe uitgave is sterk uitgebreid en aangepast. Zowel de eerste uitgave als de huidige zijn geen "gewone" boeken. Het boek is volgens de auteur uitgegroeid tot "een volwaardige werkmap voor psycho-educatie". 'Ik ben speciaal 2' is dan ook eerder een programma voor psycho-educatie met als doel personen met autisme naast zelfkennis ook kennis van (het eigen) autisme bij te brengen en hoe ermee om te gaan. Peter Vermeulen is pedagoog en als autismedeskundige werkzaam bij Autisme Centraal. De eerste delen van het boek bevatten uitleg en verantwoording over de gebruikte terminologie en de gekozen werkwijze. Vanaf bladzijde vijfentachtig wordt er kennis gemaakt met autisme en wordt de werkwijze van "Ik ben speciaal" toegelicht. De tweede helft van het boek bevat praktische handleidingen en uitleg over het gebruik van de bijgevoegde cd-rom. Zelfbeeld. Zelfkennis als begin van alle wijsheid is het voornaamste uitgangspunt van "Ik ben speciaal". De werkwijze wordt dan een instrument om met een geheel van kennis, inzicht en vaardigheden ("empowerment") mensen met autisme kansen te bieden tot zelfbepaling, opkomen voor hun rechten en ontplooiingskansen. Vanuit praktijkervaring en gebaseerd op onderzoek en theoriestudie worden de vragen rond het zelfbeeld van en bij personen met autisme en van de wijze waarop dat zelfbeeld geïntegreerd wordt in de benadering en begeleiding behandeld. De auteurs stellen voor de noodzakelijke zelfevaluatie te concretiseren. In een volgend hoofdstuk wordt het aanwenden van psycho-educatie toegelicht en verantwoord binnen de "Ik ben speciaal"-benadering van personen met autisme. De auteurs baseren zich op een eigen "nogal ruime" definitie
141
TLA 2005 (35) - 4 van psycho-educatie (gepubliceerd in 1985). Volgende aspecten komen bij de toepassing aan bod: kennis, acceptatie en een positief zelfbeeld, handelen, individualiseren, vertaling naar het dagelijkse leven, aanleren van vaardigheden, samenwerken met de omgeving. Het verband met de benadering van personen met autisme wordt eventueel toegelicht. Socrates bij mensen met autisme: "de Socrautische methode". In dit hoofdstuk wordt een belangrijke communicatiewijze met mensen met autisme voorgesteld. In de "Ik ben speciaal"-benadering is het vragen stellen aan mensen met autisme belangrijk. In de lijn van Socrates wordt niet het geven van antwoorden maar het stellen van vragen de basis tot het zelfstandig en autonoom beslissen. In het verdere van dit hoofdstuk wordt de Socratische werkwijze bij mensen met autisme toegelicht: algemene structuur, inductieve vorm, directief en niet-autoritair, de socratische vragen en enkele extra aandachtspunten. Vervolgens wordt na een korte situering en de voorwaarden voor de werkwijze de "Socrautische" methode uitgelegd. Het enige verschil met een gesprekspartner zonder autisme is dat bij de gesprekspartner met autisme het gesprek veel meer gestructureerd moet verlopen "zodat de voorspelbaarheid en duidelijkheid maximaal zijn". Andere aanwijzingen voor, doelstellingen en toepassingsmogelijkheden van de Socrautische methode als aangepaste communicatie worden gegeven: vergroten van de zelfstandigheid en de zelfcontrole, keuzes maken en evalueren, inzicht en kennis bijbrengen, overtuigen van (alternatieve) standpunten of opvattingen. Tenslotte komt ook een kritische beschouwing over de methode aan bod. Het derde hoofdstuk gaat over het "Kennismaken met autisme": hoe leg je autisme uit aan iemand met autisme. Nadat de voorwaarden besproken worden (Waarom? Op welke leeftijd? Wie?) worden de diverse aspecten voorgesteld en toegelicht. De auteur legt de moeilijkheden uit en de voorwaarden waaraan communicatie met mensen met autisme moet voldoen. Het laatste hoofdstuk van deel 1 (Aan de slag met 'Ik ben speciaal') verduidelijkt de werkwijze op basis van ervaring en studie. Eerst worden de voorwaarden voor het toepassen van de methode op een rij gezet. De andere delen
142
die aan bod komen gaan over samenwerking met de omgeving, de begeleiding (wie is het meest geschikt?), frequentie en duur van de sessies, locatie en materiaal, groepsbijeenkomsten, introductie van de werkmap bij de persoon met autisme, onderdelen verplaatsen, weglaten of toevoegen, inductief en deductief gebruik van de werkbladen, evalueren en toetsen van de doelstellingen. Elk van deze onderdelen wordt verantwoord en verduidelijkt. Het hoofdstuk eindigt met een verwijzing naar verdere vorming en bijscholing bij Autisme Centraal omdat het project nooit "af" is. Deel 2 bevat de Praktische handleidingen. De diverse werkbladen worden stapsgewijs beschreven, steeds wordt de werkwijze toegelicht en worden aandachtspunten vermeld. Hier wordt ook steeds - middels het paswoord - het verband met de cd-rom gelegd waar de werkbladen, spel e.d. gevonden kunnen worden. Het gebruik van het materiaal op de cdrom leidt zo tot een geïndividualiseerde werkmap voor elke persoon met autisme. Verder zijn er in het boek ook hoofdstukken gewijd aan het uitleggen van de zijnswijze aan broers en zussen van personen met autisme en aan leeftijdsgenoten. Ook literatuursuggesties werden toegevoegd. In de volgende hoofdstukken worden sommige thema's verder uitgediept. Naargelang de noodzaak en de mogelijkheden van de persoon met autisme kunnen die thema's aangewend worden in de begeleiding. Een afzonderlijk hoofdstuk is besteed aan het uitleggen van autisme aan volwassenen. Ook de cursusreeksen die georganiseerd worden komen aan bod. De doelgroep voor het hoofdstuk "de wereld in fragmenten" bestaat uit (rand)normaal begaafde jongeren vanaf 12 jaar en Uong)volwassenen. "De cd-rom praktisch" bevat het gestructureerde overzicht van de bestanden op de cd. De toegang tot de afdrukbare bladen (opgeslagen in POF-formaat) is beveiligd. Hoewel elke bezitter van het boek over de paswoorden beschikt maakt de keuze van deze paswoorden het openen van de bladen onvlot. Het koppelen van een paswoord aan elk werkblad maakt het gebruik bovendien onnodig ingewikkeld. De uitgave is logisch opgebouwd. Wie de methode wil toepassen laat zich beter niet verleiden om meteen het tweede, praktische gedeelte ter hand te nemen. De toelichtingen en de uitleg in deel 1 zijn belangrijk om deel 2 cor-
TLA 2005 (35) - 4 rect te gebruiken. De publicatie biedt zowel een theoretisch als een praktisch deel, dat is meer dan enkel een werkboek zoals in de titel wordt opgegeven. De inhoud wordt af en toe geïllustreerd met een voorbeeld. De stijl van de figuren op de bijgevoegde cd is niet erg uniform maar allicht vormt dit geen probleem voor het gebruik. We durven deze publicatie aanraden aan al wie gericht wil communiceren met personen met autisme. Studenten logopedie, logopedisten en al wie streeft naar inzicht in (communicatie met) mensen met autisme kunnen we dit boek aanraden. Specifieke voorkennis is niet vereist. Luc Simoens
GEDRAGSNEUROLOGIE KIND •
VAN HET
NJIOKIKT JIEN, eH., Uitgeverij SUYI Amsterdam, 2004, 1103 blz., 100 EUR, ISBN 90 72008 08-1, € 100
Charles Njiokiktjien is neuroloog-psychiater (VU Amsterdam) en auteur van eerdere werken over gedragsneurologie van het kind (volume 1, 1987), informatie en aandacht (volume 2, 1988) en over het corpus callosum (1991, volume 3). In samenwerking met medewerkers van het Instituut voor Ontwikkelingsfysiologie te Moskou publiceerde hij ook volume 4. Het hier besproken boek is geschreven met het doel "hen die zich bezighouden met diagnostiek, behandeling van en onderwijs aan peuters, kleuters en schoolkinderen met ontwikkelingsproblemen wegwijs te maken in de kliniek van de gedragsneurologie". Het richt zich naast artsen-specialisten ook tot (neuro-) psychologen, orthopedagogen, ergo-, fysio- en kinesitherapeuten en logopedisten. Door het aanbieden van inzicht in de gedragsneurologische gedachtegang en kenniswereld wordt een gezamenlijke basis geboden voor samenwerking tussen de vermelde beroepsbeoefenaars. Het is onze overtuiging dat de auteur in dit opzet slaagde.
Bij de verduidelijking van de inhoud krijgt het boek de ondertitel "handboek voor ontwikkelingsneurologie, neuropsychiatrie en neuropsychologie". Logopedisten en logopedisten-inopleiding zullen het werk weten te waarderen als een handboek dat voor alle aspecten van de communicatie de gedragsneurologie helder weet te verduidelijken. Het boek bevat vijf delen. Deel 1 "Inleiding in het vakgebied" bevat theoretische overwegingen en een globale indeling van gedrags- en leerstoornissen. Deel 2, "De hersen-gedragsrelatie in de ontwikkeling", geeft een inleiding in het neurale correlaat van het gedrag en de embryologische en postnatale totstandkoming ervan. Veel aandacht gaat hierbij ook naar de normale ontwikkeling. Anamnese, onderzoek en interpretatie van de bevindingen en verder indicaties voor laboratorium-, genetisch, beeldvormend en neuropsychologisch onderzoek komen aan bod in deel 3: "Het onderzoek: uitvoering en interpretatie". Deel 4, gaat over "Etiologische en pathogenetische factoren" die tot klachten en problemen kunnen leiden. Deel 5 tenslotte, "Symptomen en syndromen in de neuropsychiatrie", wordt wellicht de invalshoek van waaruit (student)-Iogopedisten zich in het thema zullen verdiepen. De begrippen waarop dieper wordt ingegaan zijn immers gedragsneurologische klinische beelden, symptomen en syndromen waarmee logopedisten dikwijls geconfronteerd worden: auditieve en visuele geheugenstoornissen en chronagnosie, aandachtsstoornissen, dyspraxieën en andere motorische stoornissen, dysfatische ontwikkeling en andere spraak-taalstoornissen, dyslexieën en dyscalculieën, autisme, specifieke neuropsychiatrische symptomen en syndromen, psychomotorische stoornissen. Het werk gebruiksvriendelijk en gemakkelijk toegankelijk maken is na de inhoud allicht de grootste uitdaging geweest voor de auteur. Om meer dan duizend bladzijden informatie over de 'state of the art' van gedragsneurologie overzichtelijk samen te brengen en terug te vinden volstaat een eenvoudige inhoudsopgave immers niet. De auteurs maken met succes gebruik van verschillende hulpmiddelen. De relaties tussen de delen en de thema's worden in overzichtelijke schema's weergegeven. De keuze voor een netwerkstructuur zorgt er voor
143
TLA 2005 (35) - 4 dat het terugvinden van verduidelijkende of verdiepende informatie vlot verloopt zonder de nadelen van een encyclopedische opsomming. Wie op zoek is naar de betekenis van een term kan die vinden via het register waarin meer dan tweeduizend zevenhonderd trefwoorden geklasseerd zijn. De kanttekeningen per sectie, de drieduizend vijfhonderd bibliografische referenties en de verklarende woordenlijst helpen de lezer om efficiënt alle plaatsen rond een bepaald thema in het werk terug te vinden. De duidelijke verwijzingen naar andere paragrafen in het werk nodigen uit tot verdere lezing. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een afzonderlijk inhoudsoverzicht. Waar nodig illustreren figuren of foto's de inhoud.
144
Wie vertrouwt is met basisvakterminologie van gedragsneurologie van het kind zal gemakkelijk de weg vinden naar de opgenomen informatie over een thema. Voor wie er niet of minder mee vertrouwd is (zoals studenten in een basisopleiding) zijn de verwijzingen naar de vakliteratuur zeer bruikbaar. Het boek verdient dan ook zeker een plaats in de bibliotheek van elke opleiding, dienst of centrum met medewerkers waarvoor het werd geschreven. En bij voorkeur dicht bij de leestafels ... Luc Simoens
TLA 2005 (35) - 4
UIT DE OPLEIDINGEN SCRIPTIES 2004-2005 ARTEVELDEHOGESCHOOL Alewaters Hilde Ondersteunde communicatie binnen het inclusief kleuteronderwijs. Werkmap met liedjes en versjes. Promotor: D'hondt Marleen
De Smet Jill en Van Kerckhove Annelies Vlaamse test begrijpend lezen voor het vijfde leerjaar. Promotor: Van Vreckem Christel
Arickx Sharon en Willemyns Stephie Therapieprogramma voor rechterhemisfeerpatiënten met een discourseproblematiek. Promotor: Demet Liesbet
De Smul Magali en Van Cauwenberghe Nadia SCOlP speed and capacity of languageprocessing. Voorstel tot Nederlandse vertaling, adaptatie en normering. Promotor: Van Rumst Marijke
Berghmans Veerle, Coddens Saskia, Cooreman Tessa en De Bock Edith Populatieonderzoek naar slikgedrag bij 8 en 9 jaar oude kinderen. Promotor: D'hondt Marleen, Goethals Lien Boelaert Sylvie Taalpragmatiek bij vijfjarige kleuters met autismesprectrumstoornissen. Oefengang met didactische spelletjes en oefeningen. Promotor: Houtekier Marc Cam i Greet Dysgrafie. Een brochure voor leerkrachten van het lager onderwijs. Promotor: Van Hees Valérie Debeuckelaere Ellen Geheugensteuntjes rond de rekenkundige breuken, kommagetallen en procenten. Promotor: Van Haute Mia
topics
De bruyn Katrien en De Coninck Lieselot Scenario voor een informatievideo voor ouders van kinderen met een matige slechthorendheid. Promotor: Rijckaert Johan, Van Hees Valérie De Fré Karen Geheugensteuntjes rond de rekenkundige topics: splitsen, de brug over het tiental en de maal- en deeltafels. Promotor: Van Haute Mia De Muynck Sarah en De Veylder Nathalie Spraak, taal en communicatie bij buitenlandse optiekinderen. Promotor: Minjauw Veerle
Dhondt Ellen Anderstalige nieuwkomers en leerproblemen secundair onderwijs. Promotor: Van Vreckem Christel
in het
D'hoore lut, Dobbelaere Mieke en Vandecasteele Sharon Markers voor rekenproblemen op kleuterleeftijd. Een follow-up onderzoek in de derde kleuterklas en het eerste leerjaar. Promotor: Desoete Annemie Geerardyn Mieke en Goethals Emilie De stem van de professionele stemgebruiker. Promotor: Chiers Carole Goosens Sofie en Gyselbrecht Evy logopedische observatieschaal voor kinderen tussen acht en twaalf jaar met een traumatisch hersenletsel. Promotor: Paemeleire Frank Haemers Charlotte en Trybou Fien Het bevorderen van communicatieve vaardigheden bij leerlingen 'verzorgenden' in functie van taaIstimulering bij kinderen tussen 0 en 3 jaar. Uitvoering en evaluatie. Promotor: Lippens An Hens Nele Een overzicht van effectstudies met betrekking tot dyscalculie bij kinderen in de lagere school. Promotor: Desoete Annemie
ad-
De Mol Gladys en De Spiegeleer Liesbet Fonetografie. Een inleiding en een onderzoek naar de stem mogelijkheden van de eerstejaarsstudenten logopedie aan de Arteveldehogeschool Gent. Promotor: Chiers Carole
Kelders Eva Wil jij mijn vrie-vrie-vriendje zijn? Een werkboekje en ouderhandleiding als aanvulling bij de cognitieve en emotionele herstructurering bij stotterende kleuters. Promotor: Waelkens Veerle
145
TLA 2005 (35) - 4 Lagaert Ineke en Lefevre Nathalie Discourseproductie bij de rechterhemisfeerpatiënt. Een verkennend onderzoek. Promotor: Desmet Liesbet Leyman Liesbet Bepaling van de meerwaarde van de TEDI-MATH t.o.v. de traditionele rekentests bij leerlingen uit het bijzonder onderwijs type 8. Promotor: Desoete Annemie Lietaert Lieselot Hernormeren van de Kortrijkse Rekentest (KRT M1, KRT E1 en KRT M2) voor Vlaanderen. Nagaan van de waarde van de KRT voor het detecteren van kinderen met rekenstoornissen in het eerste en midden tweede leerjaar. Promotor: Desoete Annemie Maes Eva en Opdedrynck Katrien Autistische versus niet-autistische kinderen in hun sensorische waarneming. Een studie bij normaalbegaafde kinderen tussen 4 en 6 jaar. Promotor: Houtekier Marc Meerschout An en Thienpondt Nele Studie van de lerarenstem en de stem van de eerstejaarsstudenten logopedie. Promotor: Chiers Carole Naessens Jozefien Vlaamse test voor Begrijpend Lezen 6. Een experimentele versie. Promotor: Coussens Annemie Oosterlinck Esther en Ramakers Natascha Compenserende software/hardware = remediërende software/hardware? Promotor: Marleen D'hondt Peirens Karen Een logopedische kijk op de stem methode Arthur Lessac. Promotor: Chiers Carole
van
Pieters Vanessa en Vermont Mieke Meertaligheid. Het gebruik van de vragenlijst 'Aanvullende Anamnese bij Meertalige Kinderen' en de rol van tolk en intercultureel bemiddelaar bij de anamnese. Promotor: Lippens An
146
Raedschelders Noortje en Vanderwegen Lut Compenserende softwareprogramma's en de reading pen: onmisbaar voor dyslectische jongeren? Onderzoek naar het effect van compenserende hulpmiddelen op het leerproces van dyslectische jongeren tussen 14-16jaar. Promotor: D'hondt Marleen Raes Eline Een vergelijkende studie van rekenmethodes in Vlaanderen in functie van realistische rekenmethodes. Promotor: Desoete Annemie Raman Elke en Rombaut Liesbet Onderzoek naar de taal pragmatiek. Correlationeel onderzoek naar de taalpragmatiek bij kinderen met autisme en een licht mentale handicap of randbegaafdheid en bij kinderen met enkel een licht mentale handicap of randbegaafdheid. Deze kinderen hebben allen een verstandelijke leeftijd tussen 4 en 7 jaar. Promotor: Houtekier Marc Sergeant Evy en Vergracht Griet Taal en communicatie bij DAT. Checklist voor taaIen communicatiestoornissen bij dementerenden van het Alzheimertype. Promotor: Leroy Lieve Sucaet Evelien en Van Brussel Lore Opgesloten in jezelf ... het locked-in syndroom. Promotor: Desmet Liesbet Trullemans Maja en Van Bever Charlotte Geheugensteuntjes rond de rekenkundige topics: getallen kennis, bewerkingen en meten en metend rekenen. Promotor: Van Haute Mia Van Hecke Leen Een kind met autisme in mijn klas ... Wat nu?! Promotor: Houtekier Marc Blomme Katja Uitwerken van een praktisch oefenboek voor volwassenen met een niet-aangeboren hersenletsel met cognitieve stoornissen. Promotor: Paemeleire Frank Dejonghe Leen De Screeling: bruikbaarheid en evaluatie. Promotor: Paemeleire Frank
TLA 2005 (35) - 4
KATHOLIEKE HOGESCHOOL BRUGGE-OOSTENDE LOGOPEDIE Bernadette Willems Profiel van kinderen met rekenstoornissen: ties voor de logopedische aanpak. Promotor: Prof. A. Desoete
implica-
Stephanie Roels & Ellen Flament De invloed van aanmoediging bij automatische netografie Promotor: Dhr. Y. Maryn
fo-
Lien Boscart Aanzet tot normeringsonderzoek bij de koppelingentest van Struiksma Promotor: Mevr. I. Verreth & Mevr. I. Couwet Charlène De Graeve & Inge Deketelaere Vergelijkende stemkwaliteitsbeoordeling na fonochirurgie door middel van laser of koude instrumenten bij goedaardige larynxaandoeningen. Promotor: Or. A. Beernaert Julie Vanhee & Liesbet De Busschere Onderzoek naar de rol van fonologie bij dyslexie. Opstelling van een fonologische test en normering van tweedejaars leerlingen Moderne wetenschappen uit Oost- en West-Vlaanderen. Promotor: Mevr. C. Milliau Ann Speybrouck & Melissa Schoonbaert Prospectief onderzoek bij kinderen met risico op dyslexie op vijf- en achtjarige leeftijd. Enkele specifieke voorspellende basisvoorwaarden op achtjarige leeftijd. Promotor: Prof P. Been & Dhr. S. Lefèvre
Mieke Pyra Normering van het Leerlingvolgsysteem wiskunde van P. Dudal midden 3de en 4de leerjaar voor leerlingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest die het Nederlandstalig onderwijs volgen. Promotor: Mevr. L. Criel Els Vanderispaillie & Charlotte Impens Opstellen en normeren van een auditief dictee voor begin 5de en begin 6de leerjaar gewoon onderwijs. Promotor: Dhr. P. Dudal Julie van Heucke & Saskia T' Jonck Bijdrage tot de normering van een nieuwe test voor begrijpend lezen begin 2de / begin 3de leerjaar van het gewoon lager onderwijs. Promotor: Dhr. P. Dudal
AUDIOLOGIE Elien Deloof en Hanne Quidousse Aanzet tot normering van de Göttingerll ruis bij 6 jarige normaalhorende kinderen Promotor: Mevr. A. Putman Bram Siembrouck Bepalen van de optimale testparameters VEMP Promotor: Dr. K. Verhoeven
lijsten in
van de
Nele Banckaert Inventarisatie en follow-up van kinderen na ALGOrefer, Koninklijk Instituut Spermalie Promotor: Dr. Standaert Lieve
Liselott D'hondt & Stefanie Vandierendonck De opzet van een verwijsprotocol voor volwassen dysfagiepatiënten in functie van de verdere logopedische thuisbehandeling. Promotor: Mevr. C. Bisceglie & Mevr. V. Cockhuyt
147
TLA 2005 (35) - 4
HOGESCHOOL GENT Dehouck Tine Verstaanbaarheid van dovenspraak. Objectieve parameters uit Praat versus luisteraarsoordelen Deconinck Veerle De geluidssterkte van doorlopende spraak (Leq) in functie van leeftijd en gehoor Huyghe Laure De TEN-HL test: detectie van dode zones in de cochlea. Test-hertestbetrouwbaarheid en het praktisch gebruik van de TEN-HL test in hoorcentra Van Hoeck Jo Vocale audiometrie vanop het Mind-Express-platform
Koppen Elke, Bas Karen Een oefenboek voor het verbeteren van pragmatische vaardigheden bij revaliderende hersentraumatpatiënten Daems Laura Functionele benadering bij afasietherapie: proeve tot vertaling en aanpassing van de FCTP en beschrijving van het afasiecentrum Rotterdam E.O. Vercammen Fleur Selectief mutisme bij kleuters en lagere schoolkinderen benaderd vanuit etiologisch standpunt. Een toetsing van 10 casussen
Cardinael Els Connected Discourse Tracking - Nederlands
Vandevyvere Sofie Selectief mutisme bij kleuters en lagere schoolkinderen. Een voorstel tot logopedische behandeling
Raes Karolien Reduplicatie van het onderzoek van Boorthroyd: bepalen van de verstaanbaarheid per foneemkenmerk
Schollaert Nathalie Smooth talking stuttering therapy program (Nola T. Radford). Vertaling en aanpassing
Fevry Dillian De sterkte van doorsnee spraak in de spraakaudiometrie. Een onderzoek naar correlaties tussen Ln-niveaus en enquêtegegevens over spraakverstaan in het dagelijkse leven
Ryckebosch Jolein De rol van de logopedist als persoonlijk assistent binnen inclusief onderwijs
Bloemen Vicky Opstellen en uittesten van een screeningslijst voor auditieve verwerkingsstoornissen (AVS) bij kinderen uit het 1e tot en met het 6e leerjaar Ceulemans Annick, De Wit Liesje, Vanclooster Sofie, Vanoutrive Jasmijn, Wittouck Liesbet Design and validation of a sonometrically indexed speech area Vandenberghe Cindy Ondersteunde communicatie bij afatici. De bijdrage van de BIPAC en de BEBA aan het OC-onderzoek: een casus
Landsheere Ann Hoofdrekenen en breuken. Een rekenbundel voor het 3e leerjaar Provoost Sofie Strategieën om het begrijpend lezen te bevorderen Rezette Anne-Françoise Is er een taak weggelegd voor de logopedist binnen de zorgcoördinatie? Fosselle Claudia Een effectiviteitsstudie over spellingstherapie Verleyen Karen Invloed van tweetaligheid op de spellingsvaardigheden bij kinderen van Marokkaanse afkomst
Uyttersprot Dagmar Taalstoornissen bij MS.Oefenreeks voor syntactische ambiguïteit, inferenties en humor
Wostyn Stephanie Ontluikende geletterdheid. Tips voor in de klas
Vranckx Kristel, Geerts Wendy Living with neurologically-based speech difficulties. Aanzet tot vertaling en toepassing bij dysartriepatiënten
Van der Eist Caroline Ondersteunde communicatie binnen de diverse domeinen van de specifieke auti-aanpak bij (rand)normaal begaafde leerlingen met ASS
Jacobs Linde Problemen bij rechterhemisfeerdysfunctie. Oefenboek voor visueel neglect en macrostructuurproblemen
Antheunis Sofie Selectief mutisme bij kleuters en schoolkinderen. Voorstel tot anamnese en onderzoek.
148
TLA 2005 (35) - 4
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN LOGOPEDIE 'ne Baeyens - Machteld Veugelen Longitudinaal onderzoek naar de communicatieve intenties en de spelontwikkeling bij horende, neonataal en niet-neonataal gescreende dove kinderen. Promotor: Prof. G. Lichtert Rebecca Beckers Onderzoek met betrekking tot semantische relaties bij kinderen met en zonder een autismespectrumstoornis. Promotor: Prof. E. Manders, Copromotor: Dhr. L. Tielens
Klaartje Beerten - Sarah Demarcke Normering van de vertaalde en voor het Nederlands aangepaste Expressieven en Receptieve One-Word Picture Vocabulary test bij vijf-, zes- en zeventienjarigen. Promotor: Prof. E. Manders, Copromotor: Prof. I. Zink Annelieze Mertens Normering van 'Het Pragmatisch Profiel van alledaagse communicatievaardigheden' bij kinderen van 16 tot 30 maanden. Promotor: Prof. I. Zink, Copromotor: Mevr. M. Cocquyt Liesbeth Scheys Onderzoek naar de narratieve vaardigheden van kinderen: aanzet tot een Vlaamse normering van de Bus Story Test. Promotor: Prof. E. Manders Joke Vandereet De origine van de mens, het taalgebruik en de talen. Categorisatie. Promotor: Prof. I. Zink, Copromotor: Mevr. A. Van Gijsel Annelies Verlije - Nele Walravens De origine van de mens, het taalgebruik en de talen. Het taalaanbod en de verwerving van gebaren bij het kind. Promotor: Prof. I. Zink, Copromotor: Mevr. A. Van Gijsel
Fran Mulders Beschrijving van de vroege stemontwikkeling aan de hand van vocale categorisatie. Promotor: Prof. W. Decoster Hanneke Notebaert Stem na hemilaryngectomie met reconstructie door middel van een tracheatransplantatie: akoestische analyse en perceptuele beoordeling. Promotor: Prof. W. Decoster, Copromotor: Prof. P. Delaere - Mevr. A. Goeieven Sarah Puts Vocale output bij een bilaterale cochleaire implant. Promotor: Prof. W. Decoster Emilie Raes Neveneffecten van corticoïden op de larynx en de stem. Retrospectief onderzoek naar effecten van laryngale corticoïdenmyopathie Promotor: dr. W. Wellens, Copromotor: Prof. W. Decoster Valerie Ryckewaert Onderzoek naar de invloed van logopedische myofunctionele therapie en myofunctionele apparatuur op de vorm en de functie van de orofaciale structuren. Promotor: Prof. E. Manders, Copromotor: Prof. G. Willems Catherine Theys De invloed van hulpmiddelen, instructies en voorkennis van luisteraars op het meten van de stotterfrequentie. Promotor: Prof. L. De Nil, Copromotor: Dhr. L. Tielens An Vlasselaer Analyse van de levenskwaliteit van afasiepatiënten. Nederlandstalige aanpassing van de SAQOL-39. Promotor: Prof. E. Manders
AUDIOLOGIE Kelly Demeester Melodieherkenning bij normaalhorenden versus melodieherkenning bij cochleair inplantgebruikers. Promotor: Prof. J. Wouters, Copromotor: Dr. J. Laneau
Yannick Coveliers Logopedische bijdrage aan de multidisciplinaire begeleiding van studenten zang met spierspanningsproblemen in het hoofd-halsgebied. Promotor: Prof. W. Decoster, Copromotor: Prof. F. Staes
Mieke Goossens - Nele Hanssens De rol van ITD's en ILD's bij binaurale detectie. Promotor: Prof. M. Van der Heijden, Copromotor: Prof. P. Joris
Els Schwartz Stemkenmerken van rokende en niet-rokende jongens, voorafgaand aan de stemmutatie. Promotor: Prof. W. Decoster
Mitra Kooyman, Sarah Moens Onderzoek naar het auditief en talig functioneren van neonatale gescreende unilaterale slechthorende kinderen in een real-fife situatie Promotor: Prof. G. Lichtert, Copromotor: Prof. A. Van Wieringen 149
TLA 2005 (35) - 4
LESSlUS HOGESCHOOL ANTWERPEN LOGOPEDIE AUGUSTIJNS Clio Kan de Proef Fonologisch Bewustzijn kinderen met risico op dyslexie detecteren? Deel 2: Invalshoek tweede leerjaar. Promotor: ELEN Rik BARTHELS Isabelle Onderzoek naar taalpragmatiek bij normaal begaafde negen- en elfjarige kinderen met autismespectrumstoornis aan de hand van een verhaaltje met absurde elementen. Promotor: ROELEN Luc BELLON Articulatievaardigheid en fonologisch bewustzijn. Deel 2: bij kinderen uit de derde kleuterklas. Promotor: ELEN Rik BLESSENAAR IIvi Prevalantie-onderzoek en ernstbepaling van stotteren bij personen met het syndroom van Down in de leeftijdscategorie tot en met 12; 11 jaar. Promotor: EGGERS Kurt, Co-Promotor: DE BAL Chris BRESSINCK Anke Preliminair onderzoek naar fonologisch bewustzijn en auditieve discriminatie aan de hand van covo en luisterpad bij normaalhorende kinderen van 4 tot 7 jaar. Deel 3: Zes- tot zevenjarigen (6;0 - 7;0). Promotor:DE SLOOVERE Marleen, Co-Promotor: CONINX F. BYLOOS Kristi Onderzoek naar de gemaakte fouten in het productieve getalprocessysteem bij kinderen uit het 2de en 3de leerjaar. Promotor: CUYVERS Ludo CARLEER Tess Onderzoek naar de interactieve stimulatie van neonataal gescreende gehoorgestoorde kinderen op 24 maanden. Promotor: L1CHTERT Guido CRETS Leen Normering van de benoemtaken van de 'Snel Serieel Benoemen - test' voor negenjarige kinderen uit het arrondissement Antwerpen. Promotor: VAN DEN EYNDEN Liesbeth
150
DAUW Sofie Mate van (subjectieve) stembeleving bij leerkrachten uit het basisonderwijs gemeten a.d.h.v. de VHI en in het bijzonder bij leerkrachten van de onderbouw. Promotor: CEUPPENS Piet DE BOECK Evi Exploratief onderzoek naar de taalveranderingen bij dementerende en normaal verouderende bejaarden a.d.h.v. the Barnes Language Assessment (BLA). Promotor: MANDERS Eric
DE BRUYN Diagnostiek van dyslexie bij laat-adolescenten. Een vooronderzoek t.b.v. de ontwikkeling van een diagnostische test Promotor: ROELEN Luc DRIEGHE Greet Voortzetting van het longitudinaal onderzoek naar de mate van voorkomen van open mondgedrag bij 938- à 9 jarigen. Deel 1: meisjes. Promotor: LOWETTE An EELEN Chloë Exploratief onderzoek naar de bruikbaarheid van de observatiebatterij L1SPaID bij kinderen met een matige mentale handicap. Promotor: L1CHTERT Guido FRANCKEN Judith Het talig aspect van het lichaamsbesef. Deel 4: zesjarigen. Promotor: SIMONS Johan GEBRUERS Karolien Vergelijkend onderzoek naar de temperamentkarakteristieken bij stotterende en niet-stotterende kinderen. Deel 1: onderzoek bij 64 personen van 3;0 tot 5;11 jaar. Promotor: EGGERS Kurt HERMANS Nathalie Het standpunt van personen die stotteren over de invloed van stotteren op de werkgelegenheid en werkprestaties. Een verkennend onderzoek bij 38 Vlaamse volwassenen die stotteren. Promotor: MEERSMAN Mark
TLA 2005 (35) - 4 HULSBOSCH Goeie Een vergelijkend onderzoek naar de correctheid en de snelheid waarmee jongens en meisjes van het zesde leerjaar ut het gewoon lager onderwijs en het buitengewoon lager onderwijs type 8 de tafels van vermenigvuldiging kunnen oplossen. Promotor: CUYVERS Ludo
NOLLET Marijke Preliminair onderzoek naar fonologisch bewustzijn en auditieve discriminatie aan de hand van covo en luisterpad bij normaalhorende kinderen van 4 tot 7 jaar. Deel 1: vierjarigen (4;0 - 4;11 j). Promotor: DE SLOOVERE Marleen, Co-Promotor: CONINX F.
JANS Marleen Het talig aspect van het lichaamsbesef. Deel 2: vierjarigen. Promotor: SIMONS Johan
PEETERS Truus Exploratief onderzoek van de Taaltoets Alle Kinderen in Vlaanderen. Actieve en passieve woordenschat bij kinderen tussen 4;9 - 5;3 jaar, 5;9 - 6;0 jaar, 6;6 - 7;0 jaar en 7;6 - 8;0 jaar. Promotor: PEETERS Lieven Co-Promotor: CORNETTE Katherine, MANDERS Eric
JANSSEN Ellen Een vergelijkend onderzoek naar de verschillende oplossingsprocedures voor het cijferend optellen en aftrekken bij jongens en meisjes van het vierde leerjaar gewoon lager onderwijs. Promotor: CUYVERS Ludo JANSSEN Karen Prevalantie-onderzoek en ernstbepaling van stotteren bij personen met het syndroom van Down in de leeftijdscategorie va, 13;0 tot 21 ;11 jaar. Promotor: DE BAL Chris, Co-Promotor: EGGERS Kurt JOLY Inez Onderzoek naar de interactieve stimulatie van neonataal gescreende gehoorgestoorde kinderen op 24 maanden. Promotor: L1CHTERT Guido MANGELSCHOTS Sophie Vergelijkend onderzoek naar de temperamentkarakteristieken bij stotterende en niet-stotterende kinderen. Deel 2: onderzoek bij 42 personen van 6;0 tot 8;11 jaar. Promotor: EGGERS Kurt
PRUWER Ayala Preliminair onderzoek naar fonologisch bewustzijn en auditieve discriminatie aan de hand van covo en luisterpad bij normaalhorende kinderen van 4 tot 7 jaar. Deel 2: vijf- tot zesjarigen (5;0 - 5;11) Promotor: DE SLOOVERE Marleen, Co-Promotor: CONINX F. RAETS Liesje Onderzoek naar de invloed van het gebrek aan centrale coherentie bij personen met autisme met een normale begaafdheid, aan de hand van 'Garden Path' zinnen. Promotor: ROELEN Luc ROTTIE Geraldine Onderzoek naar verschillen in technisch leesniveau, concentratie en interferentieverschijnselen tussen kinderen met ADHD, kinderen met dyslexie en kinderen met ADHD en dyslexie. Promotor: ROELEN Luc
MARCOEN IIse Voortzetting van het longitudinaal onderzoek naar de mate van voorkomen van open mondgedrag bij 93 8- à 9-jarigen. Deel 2: jongens. Promotor: LOWETTE An
SCHEERS Caroline Longitudinaal stemonderzoek bij future Elite Vocal Performers. Deel 2: Afname van akoestische metingen en zelfbeoordeling bij tweedejaarsstudenten. Promotor: SCHRAEYEN Kirsten, Co-Promotor: EGGERS Kurt, PEETERS Lieve
MOLS Articulatievaardigheid en fonologisch bewustzijn. Deel 1: Bij kinderen uit de tweede kleuterklas. Promotor: ELEN Rik
SCROYEN Jannick Het talig aspect van het lichaamsbesef. Deel 3: vijfjarigen. Promotor: SIMONS Johan
NOÉ Marjolein Heeft 'TAaiScreening na Hersenletsel' (TASH) diagnostische mogelijkheden? Promotor: ELEN Rik
151
TLA 2005 (35) - 4 SMETS Cathy Exploratief onderzoek van de Taaltoets Alle Kinderen in Vlaanderen voor de subtests. Zinsbegrip 1, zinsbegrip 2, zinsvorming en woordvorming. Promotor: CORNETIE Katherine, Co-Promotor: MANDERS Eric, PEETERS Lieve
VAN STEEN BRUGGE Hilke Single casestudy van een patiënt met een pure agrafie. Benadering vanuit het psycholinguïstisch model van Ellis en Young. Promotor: GOEMAN Johan, Co-Promotor: MARIËN
SPRANGERS Hanne Exploratief onderzoek van de Taaltoets Alle Kinderen in Vlaanderen: met bijzondere aandacht voor de pragmatische en communicatieve ontwikkeling. Promotor: MANDERS Eric, Co-Promotor: CORNETIE Katherine, PEETERS Lieve
VERBOVEN Petra Onderzoek naar communicatieprofielen bij normaal begaafde kinderen met autisme van 6, 7, 8 en 9 jaar aan de hand van de Taaltest Voor Kinderen. Promotor: ROELEN Luc
THIJS Katrien Mate van (subjectieve) stembeleving bij leerkrachten uit het basisonderwijs gemeten a.d.h.v. de VHI en in het bijzonder bij leerkrachten van de onderbouw. Promotor: CEUPPENS Piet THYS Cora Kan de Proef Fonologisch Bewustzijn kinderen met risico op dyslexie detecteren? Deel 1: Invalshoek eerste leerjaar. Promotor: ELEN Rik TRUYERS Eline Exploratief onderzoek van de Taaltoets Alle Kinderen in Vlaanderen. Bijzondere aandacht voor de fonologische vaardigheden als voorwaarde voor schriftelijke taalverwerving. Promotor: CORNETIE Katherine, Co-Promotor: MANDERS Eric, PEETERS Lieve VAN DEN EECKHOUT Lenie Invloed van didactische methode en leerstijl op het leren van spelling in het derde leerjaar. Promotor: SMITS IIse VANDENHOUDT Nick Prevalentie-onderzoek en ernstbepaling van stotteren bij personen met het syndroom van Down in de leeftijdscategorie vab 21 ;11 jaar en ouder. Promotor: DE BAL Chris, Co-Promotor: EGGERS Kurt VAN RUIJSSEVELT Inge Onderzoek naar communicatieprofielen bij normaal begaafde kinderen met autisme van 6 en 7 jaar aan de hand van de afname van Taaltest voor Kinderen, en onderzoek naar de correlatie tussen het IQ en de scores van de proefgroep. Promotor: ROELEN Luc
152
P.
VERMEIRSCH Barbara Mate van (subjectieve) stembeleving bij leerkrachten uit het basisonderwijs gemeten a.d.h.v. de VHI en in het bijzonder bij leerkrachten uit het kleuteronderwijs. Promotor: CEUPPENS Piet VERMEYLEN Nele Normering van de 'Snel Serieel Benoementest' voor negenjarige kinderen uit het arrondissement Antwerpen. Promotor: VAN DEN EYNDEN Liesbeth VERSCHUEREN Elke Onderzoek naar het verschil in fonologisch bewustzijn bij kinderen van Turkse, Marokkaanse en Vlaamse afkomst. Deel 1 - Kinderen van 6 jaar. Promotor: ELEN Rik VERSTRAELEN Actieve en passieve woordenschatkennis rige kinderen; Deel 3: type - 8 onderwijs. Promotor: SIMONS Johan
bij zesja-
VERSTRAETEN Britt Onderzoek naar het verschil in fonologisch bewustzijn bij kinderen van Turkse, Marokkaanse en Vlaamse afkomst. Deel 2 - Kinderen van 7 jaar. Promotor: ELEN Rik VICTOR Irmgard Een eerste aanzet tot het ontwerp van een online databank van Vlaamse dovenverenigingen. Promotor: CEUPPENS Piet WUYTS Naomi Benadering van pure agrafie vanuit een klassiek taxonomisch neurologisch model. Promotor: GOEMAN Johan, Co-Promotor: Mariën
P.
TLA 2005 (35) - 4 AUDIOLOGIE COLSON Isabelle Bèta-onderzoek van een nieuw ontwikkeld 'superpower' hoortoestel. Deel 2: Analyse van de kwalitatieve gegevens. Promotor: LAUREYNS Mark, Co-Promotor: VAN DOOREN P. CRAB Liesbet Diagnose van dode zones in de cochlea a.d.h.v. de TEN(HL)-test. Een pilootstudie. Promotor: LAUREYNS Mark
MENS ELS Marleen De ontwikkeling van een testbatterij ter evaluatie van binauraal horen. Een eerste onderzoek bij normaalhorende personen. Promotor: ZAROWSKI Andrzej, Co-Promotor: VERMEI REN Annelies VANHOUDT Joke Bèta-onderzoek van een nieuw ontwikkeld superpower hoortoestel. Deel 1: Analyse van de kwantitatieve gegevens. Promotor: LAUREYNS Mark, Co-Promotor: VAN DOOREN P.
HEYMANS An Gebruik van simultane maskering ter verbetering van spraakverstaan in ruis. Evaluatie bij 10 normaal horende en 10 hoortoesteldragende volwassen proefpersonen. Promotor: VAN IMMERSEEL Luc, Co-Promotor: VERMEIREN Annelies
153
TLA 2005 (35) - 4
UNIVERSITEIT GENT LOGOPEDIE Meersschaert Ellen Pil Eveline Constructrie en validatie van een visuele versus auditieve benoemtaak bij een normale controlegroep en bij patiënten met een niet-aangeboren hersenletsel Promotor: Prof. dr. G. Vingerhoets Demuynck Sofie Ontwerp van een Nederlandstalige dichotische fusie- en detectietaak voor klinisch gebruik Promotor: Prof. dr. G. Vingerhoets Wouters Katia Onderzoek naar de prevalentie van stotteren diabetespatiënten Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel, Dr. M. Giri Roegiers Eva Finale herhalingen bij meertaligen auditory feedback Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel
bij
onder delayed
Sierens Sarah De effecten van delayed auditory feedback bij stotteraars Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel Bontinck Charlotte De akoestische kenmerken van palilalie: een gevalsstudie Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel Swinnen Freya Spraakonvloeiendheden bij de Parkinson: Een literatuuroverzicht Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel
ziekte
van
De Letter Miet De invloed van levodopa op de ademhaling en spraakverstaanbaarheid bij de ziekte van Parkinson Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel Decaluwé Lien De invloed van het geslacht van het kind op de interactiestijlen van moeders: verbale en non-verbale interactie met peuters op de leeftijd van 13 maanden Promotor: Prof. dr. A. De Houwer, Prof. dr. J. Van Borsel
154
Lamote Mieke Taalverwerving en tweetaligheid: een onderzoek naar de soorten verzoeken van moeders ten opzichte van hun 13 maanden oude jongens en meisjes in eentalige en tweetalige situaties Promotor: Prof. dr. A. De Houwer, Prof. dr. J. Van Borsel Rahier Nathalie Lexicale variatie in kindgerichte spraak: een studie van moeders in interactie met hun peuters op de leeftijd van 13 maanden Promotor: Prof. dr. A. De Houwer, Prof. dr. J. Van Borsel Van Severen Lieve Vergelijkend taalonderzoek tussen geïmplanteerde dove kinderen en ernstig gehoorgestoorde kinderen met bilateraal conventionele hoorapparaten Promotor: Prof. dr. K. Van Lierde, Prof. dr. I. Dhooge Van Huffel Severine Veirman Lynn Effect van de menstruatie op stem en nasaliteit Promotor: Prof. dr. K. Van Lierde, Prof. dr. M. De Bodt Vande Broek Grietje Percentage spraakverstaanbaarheid bij kinderen: een normeringsonderzoek Promotor: Prof. dr. M. De Bodt, Dr. R. Buekers De Brandt Veerle De Vylder Sophie Normering van de Dysphonia Severity Index bij kinderen tussen 6 en 12 jaar. Promotor: Prof. dr. M. De Bodt, Drs. J. Raes Gyselinck Jasmina Het effect van stemtraining op stembelastbaarheid bij toekomstige professionele stemgebruikers Promotor: Prof. dr. M. De Bodt, Dr. B. Timmermans Carnewal Sofie De Belie Nele De sprekersformant. Fantoom of aantoonbaar akoestisch fenomeen? Promotor: Prof. dr. M. De Bodt, Dr. B. Timmermans Gheeraert Evelien Martens Evelien Het Prader-Willi syndroom: spraak en taal en genetische subtypes Promotor: Dr. T. Defloor
TLA 2005 (35) - 4 Bormans Liesbeth Francois Liesbeth Aspecten van stem en spraak bij myotone dystrofie Promotor: Dr. 1. Defloor Beelen Kimberly De effecten van ondersteunende communicatie bij de behandeling van personen met amyotrofische lateraal sclerose Promotor: Dr. 1. Defloor Peeters Ellen Aspecten van stem en spraak bij personen amyotrofe lateraal sclerose Promotor: Dr. 1. Defloor Van Hauwermeiren Natalie Morfosyntactische analyse Prader-Willi syndroom Promotor: Dr. 1. Defloor
van de taal
Annelies Lannoo Elektronische draaistoelproeven bij een normaal horende populatie Promotor: Prof. dr. B. Vinek, Drs. L. Maes Hannah Keppler Sensitivity of evoked otoacoustic emissions for the early detection of noise-induced hearing loss in human subjects: beyond pure- tone audiometry Promotor: Prof. dr. B. Vinck
met
bij het
Vandeweghe Lies Spraak en taal bij neurofibromatose type 1: een enquête-onderzoek Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel, Prof. dr. G. Mortier Ampe Sophie Beschrijving van communicatiestoornissen strips. Een onderzoek vanuit socio-cultureel spectief. Promotor: Prof. dr. J. Van Borsel
AUDIOLOGIE
in per-
Inge Pauwels Charlotte Viane Verklaring van spraakklankverwarring bij cochleair inplant gebruikers vanuit de verdeling van de klanken over de frequentiebanden Promotor: Prof. dr. B. Vinek, Prof. dr. P. Corthals
Roosje Clinckspoor Retrospectieve screening van patiënten met een Bone-anchored Hearing Aid Promotor: Prof. dr. B. Vinek, Drs. N. Buys Stephanie Serry Bone-Anchored Hearing Aid bij patiënten Single Sided Deafness Promotor: Prof. dr. B. Vinek, Drs. N. Buys
met
Liora Neiss Meertalig vertaalwoordenboekproject: EngelsHebreeuws vertaalwoordenboek voor logopedische en audiologische terminologie. Promotor: Prof. Dr. J. Van Borsel; Dr. R. Vifat
155
TLA 2005 (35) - 4
MEDEDELINGEN RECHTZETIING In het vorige nummer (Tijdschrift voor Logopedie en Audiologie 35, nr. 3, 2005) sloop een spellingsfout in de inhoudstabel op de achterflap. Eerste auteur van het artikel"Opstelien en uittesten van een screeningslijst voor auditieve verwerkingsstoornisen (AVS) bij kinderen uit het 1e tot en met het 6e leerjaar" is. Vicky Bloemen.
OPROEP VOOR DEELNAME AAN DOCTORAATSONDERZOEK Recent werd aan de KULeuven een doctoraatsonderzoek over neurogeen stotteren opgestart (o.l.v. Prof. Dr. L. De Nil en Prof. Dr. A. van Wieringen). In een eerste fase van dit onderzoek wordt een vragenlijst rondgestuurd om meer duidelijkheid te krijgen over het voorkomen van neurogeen stotteren en de kenmerken van deze stoornis. Het invullen van een vragenlijst neemt slechts enkele minuten in beslag. We zijn op zoek naar patiënten die voldoen aan de volgende criteria: • een verworven neurologische aandoening (bvb. CVA, trauma, neurodegeneratieve aandoening, epilepsie-aanvallen, druggebruik, ... ) • abnormaal veel (> 3%) herhalingen, verlengingen of blokkeringen • specifieke behandeling voor neurogeen stotteren is niet noodzakelijk Had u tijdens de laatste vijf jaren een patiënt in behandeling die voldoet aan deze criteria? Contacteer dan a.u.b. Catherine Theys (Catherine.Theysla>med.kuleuven.be of 0474/98.54.96). Alvast hartelijk dank voor uw medewerking!
VORMINGEN VOOR OUDERS EN GROOTOUDERS Met deze vormingen richten wij ons expliciet naar ouders en grootouders. De thema's worden belicht vanuit een opvoedingsrelatie tussen (groot)ouders en het kind. De lezingen worden op een begrijpbare en eenvoudige manier gegeven. Kinderen opvoeden. een uitdaging! Over ontwikkelingsproblemen bij kleuters en lagereschoolkinderen Studiedag in samenwerking met Vormingplus midden en zuid West-Vlaanderen Op 4 februari 2006 in Licht en ruimte te Roeselare (9.30 tot 12.30 en 13.30 tot 16 uur) Algemene inleiding door Willy Vandamme Workshops: Grenzen stellen aan kleuters (Guido D'Eer) Omgaan met moeilijke kinderen (Jannes Baert) Ondersteunen van zelfbeeld bij kinderen (Hildegard Heeft mijn kind ADHD? Wat nu? (spreker Zit Stil)
156
Van Wonterghem)
TLA 2005 (35) - 4 Als de ontwikkeling struikelt Over ontwikkelingsproblemen
bij kleuters en lagereschoolkinderen
Op 18 maart 2006 in SIG Destelbergen (9 tot 12 en 13 tot 16 uur) Spelenderwijs werken aan zelfvertrouwen en hechting (llse Bontinck) Autisme in het gezin (spreker van Vlaamse Vereniging Autisme) Ze zegt nog niet veel hé, Is dat normaal? Inleiding op the Hanen-Program@ (Mie Cocquyt) Mijn kind st.. .st... stottert (Stefaan Singelée en Veerle Waelkens)
Als de ontwikkeling struikelt Over ontwikkelingsproblemen
bij baby's en peuters
Op 13 mei 2006 in SIG Destelbergen (9 tot 12 en 13 tot 16 uur) Omgaan met voedings- en voedingsproblemen (Mie Cocquyt) Sociale en emotionele ontwikkeling bij jonge kinderen (Annemie Reysen) Opvoedingsproblemen bij peuters (Liesbeth Last) Overgang naar de kleuterklas (Rosina Bonnaerens) (voormiddag)
Vorming in het kader van de L-campagne Tweelingen opvoeden? Tweemaal zo zwaar? (28 maart 2006) (Evert Thiery) Eetstoornissen bij kinderen (25 april 2006) (Lien Goossens) Omgaan met slechthorenden of doven (23 mei 2006) (Myriam Dhavé en spreker Fevlado) Deze sessies vinden plaats in SIG Destelbergen (telkens van 20 tot 22.30 uur).
Vorming in het kader van de L-campagne: voor senioren Een beroerte? Wat is het? (28 maart 2006) (Christophe Lafosse) Leven na een beroerte (25 april 2006) (Frank Paemeleire en Leen De Coninck) Omgaan met depressie bij senioren (23 mei 2006) (Geertrui Desmet) Deze sessies vinden plaats in DC De Reinaert, Destelbergen (telkens van 14 tot 17 uur).
Als de computer een handje kan helpen ... Infoavond over aangepaste hardware voor kinderen met beperkingen (7 maart 2006) (Dirk Lambrechts) Infoavond over technische communicatiemiddelen en communicatiesoftware voor kinderen met beperkingen (14 maart 2006) (Dirk Lembrechts) Deze sessies vinden plaats in SIG Destelbergen (van 20 tot 22 uur)
"Ik herken je niet meer" Samen-leven na een niet-aangeboren hersen letsel Informatiesessies voor de omgeving van personen met NAH Met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) wordt een blijvende hersenbeschadiging gevolge van (verkeers)ongevallen, CVA, infecties en tumoren.
bedoeld ten
De groep mensen met NAH wordt een belangrijke groep. Dankzij de groeiende medisch-technologische kennis overleven meer mensen een hersenbeschadiging. Hen wacht de zware taak om met de gevolgen van het hersenletsel te leren leven. Omdat ze niet meer functioneren, geraken ze moeilijker in de maatschappij geïntegreerd.
157
TLA 2005 (35) - 4 SIG vindt het belangrijk om in de eerste plaats de nabije omgeving van de persoon met NAH (partners, kinderen, enz.) te informeren. Verder willen we ook de brede maatschappij sensibiliseren over NAH. Onder de titel 'Ik herken je niet meer. Samen-leven na een niet-aangeboren hersenletsel' organiseert SIG in de loop van 2006 verschillende ontmoetingsdagen. We hopen telkens een twintigtal mensen samen te brengen uit de onmiddellijke omgeving van de persoon met NAH. Op het programma staan informatie geven over de aard van het hersen letsel en over hoe je het best omgaat met de gevolgen ervan en het leren behouden van functies en vaardigheden. Informatie en dialoog staan centraal. Nederlands met gebaren SIG organiseert in 2006 opnieuw een cursus 'Nederlands met gebaren' voor alle geïnteresseerden. Het gaat om een inleidende reeks van acht lessen. Nederlands met gebaren is een communicatiesysteem tussen slechthorenden/doven, maar ook om als horende met slechthorenden/doven te communiceren. De kennis van deze taal zorgt ervoor dat op stages, in het werkveld, enz. de omgang met slechthorenden/doven gemakkelijker verloopt. De begeleiding is in handen van Veerle De Bloek, zelf een persoon met een auditieve handicap en Griet Gysels, doventolk. Praktisch In het voorjaar 2006 vinden er twee cursussen plaats in de Artveldehogeschool in de Hogeschool Gent (Vesalius).
158
Gent en één cursus
TLA 2005 (35) - 4
WORKSHOPS CEBCO Alle informatie te verkijgen via info(Wcebco.be of op www.cebco.be
1. Driedaagse workshop Dynamic Assessment (diagnostiek van leerbaarheid en cognitief functioneren bij jongeren) - Kortrijk (B) - 27-29 maart 2006 met prof. David Tzuriel (Univ. Bar lIan Israël) Dynamic Assessment (of interactieve diagnostiek) staat voor methodes die de leerbaarheid en de mate waarin leerlingen kunnen leren leren, denken en problemen oplossen in kaart brengt. Deze methodes verschillen van het klassieke intelligentie-onderzoek in die zin dat het 'Ieren' zelf (het leerproces) onderwerp is van onderzoek. De onderzoeker is geïnteresseerd in de cognitieve vaardigheden die aan de basis liggen van leren, en - wanneer hier problemen opgemerkt worden - in de wijze waarop hij hierin verandering kan brengen. Vernieuwend is dat tijdens de afname van de proeven hulp en feedback worden verstrekt, oplossingsstrategieën worden aangereikt en transfertaken worden aangeboden. Dynamic assessment is per definitie een onderwijs- en therapiegerichte benadering: tijdens het onderzoek wordt - in interactie met de proefpersoon - gezocht naar de aard van de tussenkomsten, die nodig zijn om de cognitieve problemen die aan de basis liggen van de zwakke prestaties op de proeven in het bijzonder en de leerproblematiek in het algemeen, te verhelpen. Prof. David Tzuriel is een autoriteit op het vlak van dynamic assessment. Hij ontwierp meerdere leertests die voornamelijk voor oudere kleuters en leerlingen van de basis-school werden ontwikkeld. Tijdens de workshop gaat D.Tzuriel in op de principes van dynamic assessment en de manier waarop de onderzoeker hulp en feedback aan de leerling kan geven. Hij demonstreert meerdere nieuw ontwikkelde leertests. De deelnemers krijgen de kans om te oefenen. Ingegaan wordt op rapportering, de vertaling van de bevindingen in adviezen voor de leerkracht of de therapeut, observatieschema's, vragen van de deelnemers, ... De workshop is bedoeld voor C.L.B.-medewer-kers, remedial teachers, leerkrachten en therapeuten. Het aantal deelnemers wordt strikt beperkt De voertaal is Engels, maar de spreker houdt rekening met de anderstaligheid van de toehoorders.
2. Inleiding op dynamic assessment - Kortrijk (B) - 27 februari 2006 - door Jannes Baert Wat is Dynamic Assessment? Wat is interventie-gerichte diagnostiek? Hoe vult DA aan op klassiek intelligentie-onderzoek? Welke materialen bestaan er? Wat kan een therapeut hiermee aanvangen? Hoe krijg je zicht op het cognitief en meta-cognitief functioneren van leerlingen? DYNAMIC ASSESSMENT staat voor diagnostiek van leerpotentieel: het is de overkoepelende benaming voor diagnostische benaderingen waarbij het onderzoek van de leerbaarheid en de modificatie van het leerpotentieel centraal staat. Vernieuwend is dat tijdens de afname van de proeven hulp en feedback worden verstrekt, oplossings-strategieën worden aangereikt en transfertaken worden aangeboden. Interactieve diagnostiek is per definitie een onderwijs-gerichte benadering: tijdens het onderzoek wordt - in interactie met de proefpersoon - gezocht naar de aard van de interventies, die nodig zijn om de cognitieve problemen die aan de basis liggen van de zwakke
159
TLA 2005 (35) - 4 prestaties op de proeven in het bijzonder en de leerproblematiek in het algemeen, te verhelpen. De deelnemers krijgen in de namiddag de kans om met typische DA-materialen te werken en eventueel om eigen materialen te ontwikkelen.
3. Autorek - automatisatie van rekenvaardigheden
- Hasselt (B) - 12 mei 2006 - door
Ludo Kenens De woqrkshop AUTOREK is een nieuwe workshop van CeBCO voor leerkrachten en therapeuten, die vooral gaat over het behandelen van automatiseringsproblemen en maar volende inhouden uitgeb reid aanbod komen. 1. Taakanalytisch rekenoefeningen leren uitschrijven in leerprocessen die op hun denkvaardigheden gecontroleerd kunnen worden. 2. De denkvaardigheden, omschreven door Reuven Feuerstein en later door anderen, leren koppelen aan deze leerprocessen. 3. Bruikbare leerstrategieën leren opstellen en koppelen aan de noodzakelijke denkvaardigheden/cognitieve functies om te komen tot het oplossen van problemen. 4. De te gebruiken materialen aanpassen, niet alleen aan de cognitieve noden, maar vooral aan de uitgesproken cognitieve vaarigheden van de leerlingen met als bedoeling de aangeleerde rekenvaardigheden op een aangename, uitdagende wijze te automatiseren. 5. Bespreken van reeds aangemaakte rekenmaterialen ve mogelijkheden van de kinderen.
in functie van de cognitie-
6.... De automatiseringsvaardigheden leervak wiskunde.
160
die je hier opdoet leer je ook gebruiken buiten het
TLA 2005 (35) - 4
v.z.w.
organiseert: Internationale Verdiepingscursus van 3 tot 5 juli 2006 en International gathering van 5 tot 7 juli 2006 Brugge - België ln.ternationale Verdiepinl:scursus •
Maandag 3 juli van 8.45 u tot en met woensdag 5 juli 2006 om 16u.
o
inbegrepen terugkomdag op woensdagnamiddag 31 januari of vrijdagnamiddag 2 februari 2007 van 13.30u tot 16.30u voor hen die een paper voorstellen. èn zaterdag 3 februari 2007 van 9.30u tot 16u. met extra vormingsdag en uitreiking van het internationaal geregistreerde certificaat.
•
•
De cursus richt zich tot alle personen die voor juli 2005 een basiscursus gevolgd hebben.
•
De cursus wordt begeleid door gekwalificeerde internationale Sherborne-trainers uit binnenen buitenland (België, Schotland, Noorwegen, Nederland)
161
TLA 2005 (35) - 4 • o o o o o
De cursus biedt theoretische uiteenzettingen over: motorische ontwikkeling veiligheid psychodynamisch denkkader sensitieve responsiviteit Laban
• o o o o o
En praktische sessies over: creativiteit sensitiviteit motoriek en Sherborne Laban video-analyse
•
De deelnemers brengen een video-fragment mee over hun eigen werk om te presenteren voor video-analyse.
•
Indien de deelnemers een internationaal certificaat wensen te behalen, schrijven zij een paper over hun werk met de methode van Veronica Sherborne en de invloed van de Internationale Verdiepingscursus hierop. Zij stellen dit voor op één van de terugkomnamiddagen.
•
Zaterdag 3 februari 2007 worden de internationale certificaten uitgereikt op de jaarlijkse Algemene Ledenvergadering en vormingsdag van de Sherborne Vereniging.
International Gatherin2 •
Woensdag 5 juli vanaf 13.00 tot vrijdagmiddag
•
Deze bijeenkomst richt zich tot alle geïnteresseerden in het werk van ontwikkelingsstimulerend bewegen volgens de methode van Veronica Sherborne.
•
Binnen- en buitenlandse sprekers zullen hun ervaringen met het gebruik van de methode delen en researchprojecten voorstellen.
•
Er is mogelijkheid tot het uitwisselen van werkmethodes, het leggen van (inter)nationale contacten, vraagstelling en opdoen van ervaring.
Voor meer informatie: • • • • 162
www.sherbome.be
[email protected] www.sig-net.be
[email protected]
7 juli 2006 (lunch inbegrepen)
TLA 2005 (35) - 4
Q)
....=
"0 Q)
o o
\0
- ---
Ir)
0
~ C"l~
8~
Ir)
Ir)
163
TLA 2005 (35) - 4
International Gatherine Sherbome Develoumental Movement 5-7 iuli 2006 Proeramma
• • 15.3Ou
Cyndi HilI - En eland Cyndi HilI - Engeland
koffi
16 u
•
17.3Ou 18 u 19.3Ou 20.3Ou
• •
Bart Jaminé - Bel ië
school
Elizabeth Marsden - Scotland Ellen van de GmiterNederland
21 u babbelbox Donderda 6'uJi 2006 9u
•
•
9u 1O.15u 10.3Ou 12.15u 13 u-14u
Researchprogram - children with ASS Sherborne in Italy - Robert Hollman Centre
koffi auze • Circomotoriek brood' esmaalti' d • Sherborne bij volwassen personen met een mentale handicap • Sherborne in het kleuteronderwij s
14.15u - 15.15u
Sherborne a way 10 open locks -Video presentatie • Sherbome met ouder en kind 15.15u koffi auze 15.45u • Sherborne bij baby's • Sherborne en self-confidence 17.3Ou locatiewissel 18 u Feesteli'k avondmaal 19.3Ou Stadswandelin in Bru e 21.3Ou babbelbox V "da 7'uJi 2006 9u-lOu • Sherborne in teaching children with ADlID 9u-lOu • Sherborne en communicatie 1O.15u 1O.15u 11.15u 11.45u
12.15u 13u
164
•
• • koffi
•
auze Een kijk op Sherborne movement Video -presentatie
Cyndi HilI - Engeland Luca Ramigni & Laura Tessari - Italië Rika Taeymans - Bel ië Suzy Van Daele - België Ingrid De Broeck & Ester BilIiet - Bel ië Susanna Miettunen - Finland Wil Moonen - Nederland Ingrid WilIems - België Britt Kirsti - Noorwe en
Professionele
ids
Kaisu Laasonen - Finland Marleen van Renterghem Bel ië Bea Bulckmans - België Uni Vagstohl- Noorwe en Dse Bontinek - België
lenum
TLA 2005 (35) - 4
Praktische afspraken voor de verdiepinl:scursus en I:atherinl: • o o
Verblijf~ Hotel-en toerisme school SPERMALIE, Snaggaardstraat 15, Brugge De cursus gaat door in Hogeschool West-Vlaanderen, Sint Jorisstraat 71, Brugge
Voor inschrijving doet de Sherborne Vereniging beroep op SIG vzw. • o o o
De kostprijs voor de cursus, verblijf, maaltijden en deelnemersmap bedraagt: Internationale Verdiepingscursus (5 dagen) 475 euro (code 100) Internationale Gathering: 315 euro (code 101) Verdiepingscursus + Gathering: 690 euro (code 102)
• •
Leden krijgen 50 euro korting Mogelijkheid tot betalen met opleidingscheques Info: www.sig-net.be
• o o
Maximum aantal deelnemers : Verdiepingscursus: 40 Gathering: 75
•
Bij inschrijving voor 1 maart 2006 wordt een korting van 10% gegeven op de cursuspnJs.
•
Uiterste inschrijvingsdatum : 1 mei 2006
•
Annulatiekosten: 50% terugbetaald bij annulatie voor 1 juni 2006. Bij annulatie na deze datum geen terugbetaling. Annulatie gebeurt schriftelijk
•
Betaal het bedrag aan inschrijvingsgeld pas nadat u van SIG een factuur ontvangen hebt.
•
Inschrijving is pas definitief na ontvangst van het inschrijvingsgeld.
•
Na de uiterste inschrijvingsdatum ontvangt u een bevestigingsbrief met praktische informatie en een wegwijzer
165
TLA 2005 (35) - 4 SHERBORNE VERENIGING BELGIE INSCHRIJVINGSFORMULIER Internationale Verdiepingscursus en Gathering 2006 Invullen en terugsturen naar:
[email protected]
SIG vzw. Kerkham 1 bus 2 9070 Destelbergen
Ik schrijf in voor: o Internationale Verdiepingscursus van 3-5 juli 2006 + 2 dagen 02/ 2007 (code 1(0) basisprijs 475 euro o International Gathering van 5-7 juli 2006 (code 101) basisprijs 315 euro o Internationale Verdiepingscursus en International Gathering van 3-7 juli 2006 (code 102) basisprijs 690 euro o aankruisen wat past Naam en voornaam . Adres straat.
nr
postnr
gemeente
_
Telefoon
...........••..................•...•................................................•......
E-mail
................•.................•........................................................
.
.
Certificaatnummer van basiswrsus (enkel bij inschrijving voor Internationale Verdiepingscursus) Werkadres
..•..........•.•...............................................•...........................
.. Functie
.
.
.•.................................••.•............•.•.......................•.•..•...•....
Doelgroep voor mijn werk met Sherbome
.
Ik ben lid I geen lid van de Sherbome Vereniging België vzw. Facturatieadres:
privé I werk (schrappen wat niet past) Doe geen betaling zonder factuur!
Inschrijving is pas defmitief na ontvangst van het inschrijvingsgeld. Betaal het bedrag aan inschrijvingsgeld pas nadat u van SIG een factuur ontvangen hebt. Leden hebben 50,00 euro korting. Opleidingscheques worden aanvaard. (info: www.sig-net.be) Bij inschrijving voor 1 maart 2006 wordt een korting van 10% op de deelnameprijs gegeven. Annulatiekosten: 50% terugbetaald bij armulatie voor 1 juni 2006. Bij latere armulatie wordt geen terugbetaling gedaan. Annulatie gebeurt schriftelijk. Uiterste inschrijvingsdatum: 1 mei 2006.
Na de uiterste inschrijvingsdatum ontvangt u een bevestigingsbrief met praktische informatie en een wegwijzer
166
INHOUD
Redactioneel
107
Hernarmering van de Kortrijkse rekentest voor het eerste en tweede leerjaar.
108
Van KRT naar KRT-R Lieselot Lietaert, Annemie Desoete, Ann Debusschere et Françoise Samijn Tracheo-Oesofageale
spraak met behulp van manuele versus automatische
114
stomaocclusie. Een vergelijkende studie Annelies Labaere, Jan Vanderwege, Frans Debruyne List en lint: Nederlandstalige
122 spraakaudiometrielijsten
met zinnen en getallen
A. van Wieringen, J. Wouters Meertaligheid in de logopedie Elke Geirnaert, John Van Barsel
132
Boekbesprekingen
140
Uit de opleidingen
145
Mededelingen
156
TIJ DSCH RI FT VOOR LOGOPEDIE & AUDIOLOGIE 1971 - 2005