9101291 Alumni Cover okt. 2003 19-09-2003 15:19 Pagina 4
ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 11, NR 42, OKTOBER 2003
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
9101291 Alumni Cover okt. 2003 19-09-2003 15:17 Pagina 2
Met dank aan de sponsors van de UFSIA-afstudeer-BBQ 2003: Jaargang 11, nummer 42, oktober 2003
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Een monument van een historicus Karel Van Isacker, net 90 geworden
04 De laatste honderd... vóór de eerste nieuwe... 06 De ommekeer Gesprek met alumnus Philippe Deleu
08 Leerstoel Bank J. Van Breda & C° KMO’s verdienen meer aandacht
09 Met pensioen, en dan begint het werk... 11 Als Golden Boys terug op Sint- Ignatius 13 Op expeditie naar Marokko … 52 jaar geleden De studiereis van Roger Van Doren
15 De laatsten zullen de eersten zijn … UFSIA-BBQ smakelijk hoogtepunt van het ‘laatste jaar’ …
Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Oplage 13.000 ex.
DERYCKE CATRY & CO
VAN DE REDACTIE Wanneer u dit leest is de UFSIA opgegaan in de Universiteit Antwerpen. De Alumni Nieuwsbrief wordt in een aangepaste vorm voortgezet. De kernredactie werd uitgebreid met enkele collega’s van het RUCA. Zij bereidt volop het januarinummer 2004 voor, dat ook aan de alumni TEW en HI van het RUCA zal worden gestuurd. Deze allerlaatste UFSIA Alumni Nieuwsbrief is een wat nostalgisch nummer geworden, maar voor één keer mag dat wel eens. U merkte het al aan de cover. We openen met een boeiend relaas bij de viering van de 90ste verjaardag van pater Karel Van Isacker, s. J. Ook na al die jaren weet deze mens nog altijd op een unieke manier zijn eigen begeestering op andere mensen over te brengen. Was deze geest van de UFSIA van weleer de inspiratiebron van waaruit sommige van onze alumni na een rustpunt in hun carrière een tweede leven vinden in sociaal engagement? We spraken met een alumnus die ruimte kon geven aan het maatschappelijke verhaal dat diep in hem verscholen zat, en met een alumnus die het wel en wee van de kerkfabrieken ter harte neemt. Er zijn de verhalen ook van hen die als golden boys even terugkeren naar de Prinsstraat, en er zijn de herinneringen aan de impact die een studie-expeditie van 52 jaar geleden nog altijd kan hebben. Het leven staat niet stil. Nieuwe generaties studenten voegen zich bij hun voorgangers, wier verhalen voorbeelden zijn van krachtig engagement. We zetten de laatste lichting UFSIA-TEW-studenten nog eens in de schijnwerpers, met een fotoreportage over promotie, receptie en barbecue … De laatste 100 dagen werden hiermee ook aan de Faculteit TEW rondgemaakt. Met de nostalgie van dit nummer gaven we een beetje gestalte aan een gedachte die vanuit onze kinderjaren in ons geheugen gegrift is: “’t Is goed in ’t eigen hert te kijken, nog even …” Om dan nadien met een gerust gemoed te kunnen beginnen aan het nieuwe dat voor ons ligt … de UA, haar Faculteit TEW en haar alumni. Karel Soudan
QUALITY Finance HRM kantoor voor
Accountancy Banking Insurance people
Een monument van een historicus Karel Van Isacker, net 90 geworden Laatste zondag van juni, staalblauwe hemel, gloeiende zon. Een uitgelezen dag om in de schaduw van een oude linde een uniek feest te beleven. Groots in zijn soberheid, sacraal in zijn uitvoering. Karel Van Isacker, de historicus-jezuïet, of moet het in een andere volgorde, wordt 90. Ruim een derde van zijn leven (1950 tot 1983) was hij verbonden aan de UFSIA als de flamboyante maar briljante hoogleraar geschiedenis. Het zag er anders een paar weken voor zijn verjaardag op 26 juni, niet zo best uit. Een longontsteking is voor niemand gezond … en bij ongehoorzaamheid aan de medicijnman wordt het gevaarlijk. Ook een wijs man, wat van een jezuïet mag worden aangenomen, die tot zijn 33ste studeerde, moet luisteren naar zijn dokter, die, zij het in een andere materie, even lang met zijn neus in de boeken stak. Van Isacker werd geboren in 1913. Vader, West-Vlaming, advocaat en historicus, werd in 1919 volksvertegenwoordiger voor de toenmalige katholieke partij. Van ’31 tot ’38 ook minister, achtereenvolgens van vervoer, nijverheid en arbeid en economische zaken. Zoon Karel volgde de humaniora bij de Jezuïeten in Aalst en trad in ’33 toe tot de orde. Na de lange en gedegen opleiding – hij promoveerde bovendien in ’41 tot licentiaat geschiedenis aan de K.U.Leuven – werd hij in ’45 priester gewijd. In ’50 start zijn academische carrière als hoogleraar aan de Handelshogeschool Sint-Ignatius, waar hij dertig jaar lang de groeipijnen en -vreugden zou beleven van een kleinschalige tweetalige hogeschool met een paar honderd studenten tot de Universitaire Faculteiten met duizenden studenten. De auteur-prof Bij de studenten was Karel Van Isacker al gauw een geliefd en gerespecteerd prof. Een man met een volle naam, een bijnaam is ons niet bekend. En dat past precies in het beeld dat ieder die hem op zijn weg ontmoette, intrigeerde: een rechtlijnig man, met normen en principes, met een gezond conservatisme. In Geschiedenis voor mensen schrijft hij in ’64 dat “geschiedenis de subjectieve, maar eerlijke interpretatie van het verleden moet zijn, vanuit de beleving van de eigen tijd. De verklaring van de eigen wereld door het inzicht in haar historische achtergrond. Dat
maakt van de historicus een herschepper in plaats van louter registrator. Na het verzamelen en schiften van documenten, het wetenschappelijke onderdeel van historiografie, begint de kunst van de geschiedenis.” Huiverende positivisten – om de mogelijke teloorgang van de zogenaamde wetenschappelijke objectiviteit van de geschiedschrijving – vergeten dat verbeelden en verzinnen twee verschillende zaken zijn en dat precies elke vorm van kunst met de mens als object het mysterie benadert. Van Isacker revolteerde als het ware tegen de verwetenschappelijking van het vak geschiedenis. Die evolutie impli1
ceert dat de kunstenaar beknot wordt, wat dan weer een gemiste kans is … In ’54 doctoreerde hij met het proefschrift Werkelijk en wettelijk land, maar hij zou algauw nog meer naam maken met werken als Het Daensisme (1959), Meesters en huurlingen (1963), Afscheid van de havenarbeider en Herderlijke brieven over politiek 1830-1966. Met het essay Het land van de dwazen bestempelt hij de stelselmatige vernieling van de natuur, de opoffering van schoonheid en oorspronkelijkheid op het altaar van de welvaart, als een onlosmakelijk gevolg van hebzucht. De enige valide oplossing heet: onthechting, maar die oplossing is onontvankelijk zonder milieu waarin deze deugd kan gedijen … De kip of het ei … waar begint het? Vlaming op de barricade Met Irma Laplasse, stukken voor een dossier en Het dossier Irma Laplasse, kritiek van een repressie-dossier stak Van Isacker zijn nek uit voor een in ’45 – volgens de geschiedschrijver onterecht – terechtgestelde volksvrouw. Zij zou het slachtoffer zijn geworden van haat en wraakgevoelens. Een verbijsterende lichtzinnigheid bij zowel openbare aanklager als krijgsgerecht brachten haar ter dood. Van Isacker beoogde een herziening van haar proces, dat er ook kwam.Tot zijn diepe ergernis leidde de herziening echter niet tot een postume vrijspraak, maar tot een omzetting van de doodstraf in levenslang. Een ironische uitspraak over iemand die werd terechtgesteld … Met Mijn land in de kering 1930-1980, met in het eerste deel het Vlaanderen van voor de Eerste Wereldoorlog, doet hij een poging om de actualiteit van 150 jaar geschiedenis te leren begrijpen … De zin van haar evolutie – of is het devaluatie? – van vriendelijke samenleving tot betonmaatschappij. Deel twee, De enge ruimte 1914-1980, beschrijft de geschiedenis van een om zijn ongerechtigheid verwerpelijke tijd.
Zijn stokpaardje ‘onthechting’ duikt er overduidelijk in op. Zo schrijft hij: “Er is slechts kans op een toekomst als de mens erin slaagt te breken met de doem van een bestaan dat op louter stoffelijke welvaart is gericht.” En nog: “Een demonisch bestel en de radeloosheid zijn vruchten van dwaze trots, waanidee dat we God kunnen missen.” De prof Dertig jaar hoogleraar betekent ook dertig keer een aula vol nieuwe studenten. Niet alleen het eerste college, maar een academiejaar lang. Want Van Isacker was het soort prof aan wiens lippen je hing. De begeesteraar, die in zijn conservatisme vooruitstrevend en zelfs een tikkeltje avant-gardistisch was. De scherpzinnige lesgever, die streng was voor zichzelf en dus ook voor anderen. De briljante geest, die graag op niveau bleef. Zo ook met zijn studenten, bij wie hij dus nauwelijks domheid tolereerde. Hij kon ook wel vervaarlijk stekelig uit de hoek komen en hij was flamboyant. Zo kwam hij op de binnenkoer van de Prinsstraat aangereden op zijn motorfiets. Geen alledaags gezicht, een jezuïet in motard-outfit op een 250 cc, anachronisme van de bovenste plank. Cool, heet dat nu. Pater Van Isacker kwam in de jaren ’60 ooit op een avond binnen in het internaat (toen nog op de UFSIA zelf), waar de studenten net een machtsspelletje speelden met pater Van Den Daele: één televisie en twee programmaverzuchtingen. Zonder veel omhaal koos Van Isacker de kant van de studenten. Een vinnig onderonsje tussen spitsbroeders-jezuïeten was het gevolg, met als resultaat dat de studenten én Pater Van Isacker naar hun programma keken. Niets menselijks was hem dus vreemd … Van Isacker was er de man niet naar om zijn syllabus voor te lezen. De onderwerpen die hem als auteur bezighielden, waren ook de boeiende stokpaardjes van de prof. Als examinator was hij niet de boeman die de student ontreddert. Niettemin was hij streng in zijn oordeel, maar als je verhaal zin had, dan was hij een geboeid luisteraar. Zijn college was slechts de leidraad voor een anders denken over ‘vroeger en nu’. Van Isackers lessen waren beklijvend. Hij gaf geen vak dat je even leerde en snel weer vergat. Hij doordrong, vormde. In ’83 – hij was toen pas 70 – ging professor Van Isacker met emeritaat. Priester, not as usual Hij had niet alleen veel gepubliceerd en gedoceerd over het gemis aan God, als bron van een teloorgang, hij wilde er effectief ook iets aan doen. Samen met een van zijn oud-studenten, Dine Bijnens, startte hij in ’88 het religieuze werk aan de Caelenberg in Nielbij-As. Het was de bedoeling de gelovigen terug de weg naar de religie te wijzen. Door alle hervormingen en moderniseringen in de Kerk verloren velen de weg ernaar. “In amper een halve generatie zijn de
2
priesters erin geslaagd het knielen af te leren”, zo schrijft Van Isacker in Ontwijding uit 1989, terwijl hij eraan toevoegt dat de kerk omgevormd is tot vergaderzaal en dat de les van de eredienst niet meer geleerd wordt: “in Gods nabijheid werpt de mens zich neer” … Van Isacker verkondigt aan wie het horen wil dat de malaise in de kerk voortkomt uit haar bezetenheid zich aan te passen aan de moderne wereld, zonder zich af te vragen wat die moderne wereld eigenlijk voorstaat. Hij start erediensten volgens de oude Romeinse ritus en krijgt daarvoor uit Rome, van de commissie Ecclesia Dei, vrijgeleide, het zogenaamde celebret. Het leek erop dat men in de moderne kerk het kind met het badwater weggooide. Velen misten de wijding, het sacrale, de mysterieuze distantie van het heilige en haakten daarom af. Deze mensen weer voeling geven met hun Kerk, met God, is de levenstaak die Van Isacker zich op zijn gezegende leeftijd eigen heeft gemaakt. In Niel-bij-As werden een stal en schuur tot kapel omgebouwd. Algauw vonden de mensen de weg om er volgens de Tridentijnse ritus, die van vóór 1965, Eucharistie te vieren. Terug naar de oude katholieke liturgie. Weg van banalisering en ontheiliging. Een paar jaar later werd een nabijgelegen hoeve aangekocht en met de hulp van een tewerkstellingsproject van de VDAB gerestaureerd. Stal en schuur werden in 1997 weerom kapel. Het was in deze, aan de aartsengel Michaël en de heilige Jozef toegewijde kapel, dat wij op zondag 29 juni, in de schaduw van de oude linde, getuige waren van wat we ons in ons onder-
bewustzijn herinnerden als ‘bidden’. Vreemd, hoe veilig de Latijnse gebeden opgeborgen zaten in ons religieuze verleden. Ze borrelden spontaan op, net als bij de talrijke aanwezigen die op dezelfde golflengte zaten, wetend dat loskomen van de vele aardse belemmeringen de enige kans is op zuiver geluk. Iets waarin Karel Van Isacker behoorlijk gevorderd is, na 90 jaar ‘onderweg’. Zijn aanhang volgt. Velen willen wel, maar het water is veel te diep. De zondagochtend te vroeg, de hoeve te afgelegen. Voor anderen is elke viering in de SintMichaëlskapel een reis waard: uit Duitsland, Nederland, Antwerpen en de Kempen komen ze knielen in zijn kapel, in the middle of nowhere: ‘pure’ beleving, stevig voedsel voor de ziel. Maar de weg blijft moeilijk. De duivel ligt permanent op de loer, gewiekst als hij is, wetend dat de wil sterk is, maar het vlees zwak. Dus mikt hij daarop … Toch hadden alle aanwezigen kippenvel, toen aan het einde van de misviering – the old-fashioned way, op onze knieën, de communie op onze tong, de celebrant met de rug naar de gelovigen en de liturgie in het Latijn – het ‘OnzeLieve-Vrouw van Vlaanderen’ weerklonk in de stilte van de ongerepte omgeving. Geen uit-tip dit keer, maar een in-tip: misschien vind je er je innerlijke zelf terug, in de Sint-Michaëlskapel, Calenbergstraat 40, 3668 Niel-bij-As (tel. 08965 86 11). De zondagmis start er om 5 voor 10.
Myriam van Loon 3
De laatste honderd … vóór de eerste nieuwe … Met 14.244 dagen UFSIA, zijnde 38 jaar (en we laten die berekening ten laste van rector Carl Reyns), lopen diens leven en dat van de UFSIA zowat parallel. Hij begon er bij de start van de UFSIA in oktober ’65 en rondt op 30/9/2003 in schoonheid zijn mandaat als laatste rector van de UFSIA af. Niet door de deur achter zich te sluiten en de sleutel in te slikken, nee, door de poorten nog wijder open te zetten, sleutels te laten bijmaken en de Universiteit Antwerpen te brengen waar ze haar taak heeft: in de stad, tussen de mensen.
Met deze inleiding was de toon gezet op donderdag 19 juni jl., in de Aula Rector Dhanis. De 21.000 die er hadden kunnen zijn, waren goed vertegenwoordigd door de 6 à 700 die er wel waren om bewust, zij het niet zonder een beetje heimwee, de historische aftelling van de laatste honderd dagen mee in te zetten. ‘Saint Ignace’ werd Sint-Ignatius en later UFSIA, en gaat na een leven van 151 jaar op in de Universiteit Antwerpen. De afspraak in deze aula was meteen de laatste officiële manifestatie onder het UFSIA-label. Het was er een van kwaliteit en grote verbondenheid, zoveel is duidelijk. Een king size meter werd symbolisch gekortwiekt op 100. De oudere garde, die met de meeste nostalgie, zal dit ritueel wel herkend hebben, uit de tijd dat er nog militaire dienstplicht bestond … Een einde als begin Leven is altijd weer doorgeven, het liefst beter. Dat is nu de uitdaging voor de eengemaakte Universiteit Antwerpen, en het koesteren van goede herinneringen mag geen hypotheek leggen op de toekomst. Met de geboorte van een heel bijzonder kind, na een zwangerschap van 20 jaar, vergeleek Rector Reyns de samensmelting van de drie Antwerpse universiteiten. “Geen wonder dat het doorknippen van de navelstreng met de drie moeders, waarvan er twee zelfs 150 jaar zijn, niet pijnloos kan verlopen.” Maar precies aan een universiteit wordt de toekomst bedacht. En daar staat heel wat te gebeuren. TEW nam het voortouw en de fusiefaculteit TEW UFSIARUCA bewijst dat het werkt. Met de nu aanstormende bachelors en masters, de samenwerking met de hogescholen, de concentratie in de stad … zal de Universiteit Antwerpen reëel bijdragen tot de ontwikkeling van onze metropool. De denktank die een Universiteit is, zal iedereen aan het denken zetten, en dan komt het handelen met kennis van zaken. 4
Alumnus van het jaar Voor de tweede keer, en in de hoop dat de UA ook deze traditie anciënniteit zal verlenen, stelden de decanen een kandidaat-alumnus van het jaar voor. TEW mocht er, als grootste faculteit, twee voorstellen. Prof. Erik Faucompret, decaan, en prof. Carlos De Backer gingen door het vuur voor respectievelijk Bart Claeys (prom. ’84) en Heidi Sichien (prom. ’97). Politieke en Sociale Wetenschappen selecteerde Erik Stevens (prom. ’70) bij monde van prof. Jef Breda. Prof. Jan Velaers op zijn beurt hield het pleidooi voor alumnus Stefaan Raes (prom. ’77). Maar het was prof. Alex Vanneste die de gevoeligste snaar bespeelde in het voorstellen van de alumnus Letteren en Wijsbegeerte. Luc Vercammen (prom. ’81), pedagogisch directeur van het Sint-Ritacollege in Kontich sleepte dan ook de trofee in de wacht. Zonder afbreuk te doen aan de verdienste van de persoon in kwestie, werd met deze keuze ook hulde gebracht aan al de academici die hun roeping volgden in het onderwijs. De waardering voor hun inzet en blijvend enthousiasme wordt niet, zoals in andere sectoren, vertaald in harde valuta’s. Maar dat we hun ons kostbaarste bezit, onze kinderen, toevertrouwen, is de hoogste vorm van waardering. Dat precies voor deze kandidaat de ‘rode’ kaart moest worden ingeleverd, die bovendien als laatste in het bundeltje stak, was meer dan symbolisch: de liefde, het stoppen van verkeerd spel, en bovendien de meest duidelijk zichtbare, openlijke keuze … Een warm symbool voor ‘de laatsten zullen de eersten zijn’. Souvenirs Aan de oude eiken kloostertafel met kandelaar haalden vier alumni – Luc Meurrens (TEW ’66), Linda De Win (Geschiedenis ’76), Jos Geysels (PSW ’73) en Ingrid Vander Veken (Rechten ’67) – herinneringen op, waaruit we onthouden:
– dat de PSW’ers op de TD’s van de Rechten nooit mee de Bamba dansten … ze dronken dan aan de bar de pinten leeg die men in allerijl had laten staan om zich naar de dansvloer te begeven … wat evenveel zegt over PSW’ers als over Rechtenstudenten; – dat Jos Geysels bij de Jezuïeten meer geleerd dan gestudeerd heeft … – dat blijkbaar ook prof. Jacques Claes – “de Geert Hoste van de psychologie”, dixit Ingrid Vander Veken – de nodige indruk maakte, want in twee van de vier verhalen dook hij op. Al is een beslagen man als Jos Geysels er nog steeds niet achter wat het “heuristisch maxime van het pluralistisch monisme …” dan wel mag wezen. Alleen mooie benen, onder een korte rok, bleken steeds weer in staat deze stelling op het examen aanvaardbaar uit te leggen … al dan niet met diep-rollende huig-R; – dat Luc Meurrens proffen als ‘noodzakelijk kwaad’ zag, maar er intussen duidelijk helemaal mee in het reine is; – dat er in PSW “schoner volk” zat dan bij Geschiedenis en dat Linda de Win zich nu meer dan toen afvraagt hoe Johan Van Hecke in staat was alle meisjesharten te veroveren, tenminste volgens confidenties uit haar authentiek dagboek. Met de muzikale intermezzi van het duo Pieter Embrechts en Sam Vloemans én een realistischkomische act van acteur Peter Rouffaer (PSW ’70) op tekst van Prof. Herman Van Goethem, werd de eerste van de laatste 100 laatste dagen gezellig ingezet. Die sfeer bleef hangen tijdens de met ‘studentikoze’ grapjes opgeluisterde receptie … Myriam van Loon
5
De ommekeer Gesprek met alumnus Philippe Deleu Na een commerciële carrière in de chemische sector gooit Philippe Deleu (BEC 1974) het roer radicaal om. Het maatschappelijk engagement dat al jaren in hem borrelde, is nu aan de oppervlakte gekomen. Philippe koos voor de sociale sector en voor partijpolitiek, een op het eerste gezicht vreemde combinatie.
import en export van chemische producten. Vervolgens was hij dertien jaar lang sales manager voor België en Luxemburg voor de verkoop van grondstoffen aan chemische bedrijven. Intussen klopte er onder dat commerciële jasje toch een groot hart voor kleine mensen. Jarenlang bood Philippe in zijn vrije tijd, via verschillende sociale organisaties, een luisterend oor aan mensen met problemen. “Bovendien ben ik stichtend voorzitter van een vereniging voor manisch-depressieven. Zelf heb ik die aandoening niet, maar een kennis van mij wel. Hij wilde de vereniging oprichten, maar omdat hij vrij vaak opgenomen moest worden, lag dat organisatorisch moeilijk en heb ik het van hem overgenomen”, gaat Philippe verder. “Wij brengen manischdepressieve mensen bij elkaar en laten hen met elkaar praten, zonder therapeut in de buurt. Dat werkt heel bevrijdend.”
Onze klassieke opener – “waarom koos u voor TEW?” – geeft al een indicatie. “Voor het ruime vakkenpakket, maar meer nog vanuit een brede en algemene maatschappelijke belangstelling”, antwoordt Philippe Deleu. “De mens staat voor mij centraal. Of dat iets met de tijdgeest van toen – net na mei ’68 – te maken heeft? Nee, het was vooral uit persoonlijke belangstelling. En met de hoop een beroepsleven uit te bouwen waarin menselijk contact centraal staat.” Dat hij, afkomstig uit een katholiek nest in Izegem, zich nu humanist noemt, is dus helemaal geen vreemde wending. Binnen TEW koos Philippe voor de specialisatie bedrijfseconometrie. “Ik was vrij sterk in wiskunde. En bovendien was dit de richting die je het meest in contact bracht met informatica. Jonge mensen zullen zich dat nu niet meer kunnen voorstellen, maar in die tijd bestond de pc nog niet. En mijn eindverhandeling heb ik met ponskaarten uitgewerkt.” Deze overwegend technische opleiding heeft niet verhinderd dat Philippe Deleu in een commerciële functie terechtkwam, waarin contact met mensen belangrijk is. Gedurende een tiental jaren was hij actief in de 6
Dan volgde er een persoonlijk dieptepunt: ontslag. Philippe: “Dat zet je aan het denken over wat je nu verder wil met de rest van je leven. Commercieel werk was voor mij uitgesloten: ik voelde mij ‘uitverkocht’. Ik had zoveel jaar ingepraat op mensen, en vond dat het tijd werd om meer naar de mensen te luisteren. Ik ben nu bezig in een van de Antwerpse ‘luisterhuizen’ waar mensen met hun problemen terechtkunnen.” Het klinkt een beetje als een midlife crisis ... “Mijn gedwongen ontslag vormde de aanleiding om mijn leven een andere wending te geven. Hoe dan ook: die ommekeer zou er toch gekomen zijn, maar dan waarschijnlijk op een andere manier”, vertrouwt Philippe ons toe. “Ik ben, letterlijk, met beroepenlijstjes in de hand op zoek gegaan naar een andere toekomst. In alle mogelijke opties, van reisleider tot therapeut, liep één rode draad: er zit een maatschappelijk verhaal in mij en dat moest er ooit eens uit.” En dan is de stap naar de politiek niet ver af? “In onze vereniging voor manisch-depressieven zaten wij min of meer ‘vast’ in onze relatie met de overheid. Tegelijk kwam ik er zovele pechvogels tegen: mensen die te kampen hadden met gezondheidsproblemen, financieel op de sukkel waren, vereenzaamden ... Ik heb altijd al iets gevoeld voor de pechvogels in onze
maatschappij. En ik vroeg mij af wat de politiek voor hen zou kunnen doen.” Philippe Deleu sloot zich aan bij ID21, toen nog een beweging die aanleunde bij de Volksunie. De bevlogenheid van Bert Anciaux, zoals die toen op hem overkwam, speelde een belangrijke rol. Maar meer nog een groeiend Vlaams bewustzijn. Deleu: “Ik heb jarenlang met veel plezier én succes in Wallonië gewerkt. Maar het werd mij alsmaar duidelijker dat wij qua mentaliteit al zover uit elkaar gegroeid zijn dat ik nu durf te stellen dat België al lang gebarsten is. Bovendien zijn er de jaarlijkse transfers van vijf miljard euro van Vlaanderen naar Wallonië. Dat is bijna zoveel als de hele Vlaamse onderwijsbegroting (7,25 miljard euro), trouwens het grootste departement in Vlaanderen. Deze ‘solidariteit’ is achtmaal groter dan die tussen voormalig West- en Oost-Duitsland! Die cijfers komen uit het Manifest van Patrick Dewael: Vlamingen betalen volgens hem 815 euro per persoon en per jaar aan Wallonië, West-Duitsers dragen via de belastingen per persoon 95 euro bij aan hun oostelijke landgenoten. Dit hypothekeert de toekomst van Vlaanderen op langere termijn. Men noemt dit solidariteit, maar in mijn ogen is solidariteit gebaseerd op respect én op het aanwakkeren van zelfredzaamheid. Daar merk je in de praktijk weinig van.”
overtuigd dat de N-VA de toekomst van Vlaanderen op lange termijn kan veilig stellen.” Op maatschappelijk vlak kijkt Deleu wat somber naar de toekomst, vandaar ook zijn sociaal en politiek engagement. “Elke 25- tot 45-jarige uit de middenklasse draagt nu het gewicht van zes tot acht mensen. Dat is onhoudbaar en zal leiden tot burnout en stress. Ik voelde tien jaar geleden al aan dat 20% van de bevolking ooit geconfronteerd zal worden met depressies. Dat wordt dé aandoening van de volgende jaren. En zo zitten wij opnieuw in het begin van mijn verhaal ...” zegt Deleu nog. De ommekeer in het leven van Philippe heeft hem duidelijk veel voldoening opgeleverd. Maar financieel? “Een stap terug. Mijn inkomen is nu lager dan wat een academicus mag verwachten. Maar ik leef volgens andere waarden en ben er niet minder gelukkig om. Mijn universitaire opleiding beschouw ik hoe dan ook als een geschenk van de maatschappij. Niet iedereen krijgt de kans een universitair diploma te behalen – ik heb die kans wel gekregen en genomen. Maar ik heb geleerd dat ik daarmee ook een minuscule spreekbuis kan en mag zijn voor de mindermondigen in onze samenleving. En dat is mij heel veel waard.” Ludwig Van Lierde
Binnen ID21 zetelde Philippe Deleu vrij snel in het nationaal bestuur. Maar de breuklijnen in de Volksunie waren toen al aanwezig, ID21 zou slechts de aanleiding vormen tot het uiteenvallen van de partij. Tot verrassing van velen koos hij niet voor Spirit, maar voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie van Geert Bourgeois. “Ik heb gekozen voor meer deontologie, meer inhoud én voor de ‘sérieux’ die ik bij ID21 nooit gevonden heb”, verklaart Deleu zijn keuze. In de N-VA zetelt hij in het Antwerpse arrondissementsbestuur en in de partijraad. “Dat oorspronkelijke beeld van ‘ernst’ en ‘geloofwaardigheid’ heb ik daar bevestigd gezien. In vergelijking met ID21 wordt er bijzonder productief gewerkt.” Zijn vroegere idool Bert Anciaux is in de ogen van Philippe Deleu van zijn voetstuk getuimeld. “Bert is de eerste politicus geweest die zich zonder inhoud heeft verkocht in de media”, analyseert hij. “En velen zijn hem daarin gevolgd. Men wijst vaak de media met de vinger, maar de hoofdoorzaak van de verkleutering van de politiek ligt bij de politici zelf. Ik vind dat de media het politieke klimaat ongewild verzieken.” Ongewild? Deleu: “Ik geloof in de goede bedoelingen van elke mens, ook van een Siegfried Bracke, die met een politieke show de politiek dichter bij de mensen wil brengen. Maar die vulgarisering van de politiek gaat zo ver dat ze de politiek er geen dienst mee bewijst.” En waar wil Philippe met of in de N-VA naartoe? “Ik weet het niet”, klinkt het eerlijk. “Politiek moet ten dienste staan van de maatschappij. En ik sta ook ‘ten dienste’. Ik heb voor mijzelf geen carrièreplanning in de politiek opgesteld. Maar ik ben er wel vast van
Leerstoel Bank J. Van Breda & C° Avondseminarie
Familiewaarden,bedrijfscultuur en duurzaam ondernemen Sprekers: Kristin Cappuyns (Family business chair, Barcelona), Jef Colruyt, Rudy De Kerpel, Luc Derycke, Carlo Henriksen en Eddy Laveren Het seminarie start om 20u. Na afloop van de paneldiscussie wordt een receptie aangeboden. Datum: Maandag 17 november 2003 vanaf 20u Plaats: Hof van Liere, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen Inlichtingen en inschrijvingen (30 EUR): Prof.dr. Eddy Laveren (03-2204086 of
[email protected])
7
KMO’s verdienen meer aandacht
Leerstoel Bank J. Van Breda & C° Dit jaar organiseert de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS) samen met Bank J. Van Breda & C° een reeks lezingen over het thema ‘Professioneel besturen van familiale ondernemingen’. De ‘Leerstoel Bank van Breda’ blijkt een schot in de roos te zijn. Na de eerste sessies, over ‘De kracht van het familiebedrijf’ en ‘Knelpunten inzake financiering van het familiebedrijf’, kon al worden geconcludeerd dat het fenomeen ‘familiale KMO’ op steeds meer belangstelling kan rekenen. In het najaar volgen nog ‘Opvolging in familiebedrijven’ en ‘Familiewaarden, bedrijfscultuur en duurzaam ondernemen.’ Elke lezing verloopt via hetzelfde stramien: een uiteenzetting door een gerenommeerd (eventueel ook buitenlands) KMO-specialist, praktijkgetuigenissen vanuit familiebedrijven en een panelgesprek met een stevige inbreng vanuit de zaal. Zegt Dirk Wouters, hoofd KMO’s bij Bank van Breda: “Iedereen kent het model van het grootbedrijf en dit model wordt heel vaak als uitgangspunt genomen door universiteiten, overheid, vormingsinstituten en consultants. Maar het familiale ondernemersmodel is fundamenteel verschillend en vereist een aparte benadering.”
én uiteraard ook tal van bedrijfsleiders. Dat heeft natuurlijk veel te maken met het traditionele Antwerpse en West-Vlaamse rekruteringsterrein van de UFSIA. Wouters: “Je ziet dat onder meer in de keuze van de eindverhandelingen: heel wat onderwerpen gaan over het eigen familiebedrijf of over de sector waarin dat bedrijf actief is.” Er bestaat dus al een soort van ‘natuurlijke interesse’ vanuit de UFSIA voor het familiebedrijf. “En los daarvan werken er ook heel wat alumni – mijzelf inbegrepen – van de UFSIA voor onze bank,” gaat Wouters verder. “Vanuit de eigenheid van Bank van Breda én van de UFSIA hebben wij dus niet lang over een samenwerking moeten nadenken. Onze vertrouwdheid met het onderwerp heeft ons ook bijzonder sterk geholpen om het programma in te vullen.”
Gebrek aan specifieke kennis
In totaal worden op vier avonden een vierhonderdtal mensen verwelkomd. “Ondernemers zijn een moeilijke doelgroep, die vaak overvraagd is. Vandaar dat wij daarmee zeer tevreden zijn. Daarnaast bereiken wij ook een aantal medewerkers van Bank van Breda”, overloopt Dirk Wouters. “Bedoeling is dat zij hierdoor nog meer aandacht voor en affiniteit met de KMO krijgen. Want als gespecialiseerde bank willen we beter en verder kunnen meedenken met onze KMO-klanten. Ten slotte merken wij in ons publiek heel wat professoren, assistenten en studenten van de UFSIA op. Zo krijgt ook de academische wereld een beter beeld van de KMO. En het viel ons toch al op dat het fenomeen KMO in cursussen en cases nu meer dan vroeger aan bod komt. Uiteindelijk bereiken wij dus veel meer dan vierhonderd mensen.” Samengevat: Bank van Breda is uitermate tevreden? “De eerste twee sessies waren zeer succesvol en dat zal voor de volgende twee ook wel het geval zijn”, concludeert Wouters. En hoe moet het nu verder? “Wij willen graag met de UAMS samen nadenken hoe we hieraan een vervolg kunnen geven”, klinkt het. Elke lezing wordt ook nog gevolgd door een après met hapjes en drankjes. Een verplicht mondain nummertje? “Toch niet. We merken dat in gesprekken stevig wordt nagekaart over het onderwerp, en dan vooral over de praktijkvoorbeelden. Herkenbaarheid is blijkbaar de rode draad in de sessies. En waarschijnlijk worden er ook nuttige contacten gelegd tussen universiteit en bedrijfsleven.” Ludwig Van Lierde
Kun je dan stellen dat de universitaire opleiding, ook in een TEW-faculteit, ver van de familiale KMO staat? “Inderdaad, er zijn nog te weinig initiatieven die gericht zijn op het familiale bedrijf. En als het al gebeurt, neemt men vaak nog het grotere familiebedrijf als voorbeeld. Kleinere bedrijven verdienen een aparte benadering, onder meer omdat daar de ondernemer-manager tegelijk ook de (enige) eigenaar is. En dat is een heel specifieke context. Zo is de verwevenheid tussen bedrijf en privé bijna totaal. Ook de rapportering aan de aandeelhouders is uiteraard ‘apart’. De familiale KMO is in onze economie bijzonder belangrijk en verdient meer aandacht. Deze leerstoel is hieraan onze bescheiden bijdrage.” Bank van Breda heeft iets met KMO’s. De bank profileert zich trouwens als KMO-bankier. “Maar het voorstel kwam toch van professor Eddy Laveren, die zich vanuit zijn financiële achtergrond voor het familiebedrijf is beginnen te interesseren. Hij heeft in zijn internationale contacten ook gemerkt dat in het buitenland de academische interesse voor het familiebedrijf groeit”, gaat Wouters verder. “Die toenemende internationale interesse is hier minder uitgesproken. Bovendien merk je dat er voor KMO’s weinig aandacht is vanuit de Vlaamse pers.” Het is ook geen toeval dat deze leerstoel net aan de UFSIA werd opgericht. Onder de alumni vind je immers zeer veel zonen en dochters van ondernemers, 8
Succesvol concept
9101291 Middenblad Foto's
18-09-2003
14:50
Pagina 2
9101291 Middenblad Foto's
18-09-2003
14:51
Pagina 4
Met pensioen, en dan begint het werk … Met pensioen gaan betekent voor velen eindelijk rust na een lange loopbaan. Weg van de stress, de drukbezette agenda’s en de lange vergaderingen. Maar velen kijken ook met gemengde gevoelens aan tegen hun naderende gedwongen rust. De overstap van een druk leven naar een leven zonder verplichtingen en met veel, te veel, vrije tijd valt niet iedereen even makkelijk. Zo ging het ook voor Fernand Criel. Na een rijkgevuld beroepsleven vond hij een boeiende taak om na zijn vijfenzestigste actief te blijven. Een niet zo voor de hand liggende activiteit bovendien. Hij helpt het bisdom Gent bij het controleren van de kerkfabrieken.
In een bescheiden kantoor in de schaduw van de majestueuze Sint-Baafskathedraal ontmoeten we Fernand Criel. Van hieruit houdt hij, samen met de vicaris-generaal, een oogje in het zeil bij het beheer van de vele kerkeigendommen van het bisdom Gent. Hoe komt iemand hier terecht na een lange carrière in het bedrijfsleven? Fernand Criel: “Wel, als je je vijfenzestigste verjaardag ziet naderen, begin je te beseffen dat ook je pensioen eraan komt. Ik had echter helemaal geen zin om vanaf die dag in mijn luie stoel te gaan zitten, dus ging ik op zoek naar iets waarmee ik me nuttig kon bezighouden. Ik had contact opgenomen met de Koning Boudewijnstichting, maar die toonde weinig interesse. Daarna heb ik het bisdom aangesproken, en daar hadden ze onmiddellijk belangstelling. Ze vroegen me wat ik zou willen doen. Daar had ik niet zo onmiddellijk een antwoord op. Ik zei dat ik in ieder geval beter was met cijfers dan met letters, want daar was ik immers mijn hele beroepsleven mee bezig geweest. Het toeval wilde dat net op dat moment de vicaris-generaal, die voor het bisdom het beheer van de kerkfabrieken opvolgt, op rust ging. Zijn opvolger, van opleiding een jurist, kon wel wat hulp van een financieel specialist gebruiken om zich door de jaarlijkse vloed van financiële dossiers te worstelen.” Het bisdom twijfelde niet lang om het aanbod van Fernand Criel, die een lange loopbaan als accountant en auditor achter de rug had, aan te nemen. Helemaal vreemd was de materie voor hem niet: “Ik ben een tijdje voorzitter geweest van de vzw St.-Pietersparochie in Gent, die het beheer van de eigendommen van die parochie in handen had. Dat waren onder meer een groot aantal huizen, waarvan de meeste echter dringend onder handen moesten worden genomen. Met de hulp van een paar architecten in de familie hebben we daar een paar mooie projecten kunnen realiseren. Het is trouwens door dat voorzitterschap dat ik op het idee ben gekomen om het bisdom aan te spreken.”
480 parochies en dubbel zoveel dossiers “In het begin overviel het me een beetje, want het is toch een vrij specifieke materie,” vertelt Criel. Vermoedelijk geldt dat ook voor de meeste lezers van Alumni Nieuwsbrief, en dus geeft Fernand graag een woordje uitleg. “Mijn werk voor het bisdom is tot in de puntjes in de wet vastgelegd. De kerkfabrieken, die de bezittingen van de verschillende parochies beheren, moeten elk jaar bij hun voogdijoverheid, de provincie, een begroting en een jaarrekening indienen. Het bisdom keurt die niet zelf goed of af, maar geeft wel advies. Als je weet dat het bisdom Gent 480 parochies telt, dan weet je dat we hier een pak dossiers op tafel krijgen. Jaarlijks behandelen we er zo’n duizend. Nu, meestal is het routinewerk, want die boekhoudingen zijn eigenlijk vrij simpel: een kerkfabriek kan bijvoorbeeld in principe nooit in het rood gaan. Een groter probleem wordt het wanneer in het verleden leningen zijn aangegaan. Vaak wor9
den die later niet goed meer opgevolgd, met alle gevolgen vandien. En soms kom je ook gekke dingen tegen, zoals een kerkfabriek die een afbetaling van een lening in een jaarrekening heeft staan, terwijl je van die lening in het verleden geen spoor terugvindt. Maar meestal zijn de dossiers wel in orde. Slechts een op tien levert problemen op, hoewel het daar dan soms ook behoorlijk fout gaat. Vaak in dezelfde parochies – en, in tegenstelling tot wat je misschien zou denken, niet noodzakelijk de armste.” Onder de mensen die zich in de kerkfabrieken inzetten, vind je er van alle slag”, vertelt Fernand Criel: “Op veel plaatsen is er nog een ‘oude garde’, die vooral niet te veel in de boeken wil laten kijken. Maar evengoed vind je heel wat actieve en competente mensen.” Toen hij aan de slag ging, vroeg het bisdom hoeveel tijd hij kon besteden. “Een paar halve dagen per week, had ik me voorgenomen”, zegt Fernand Criel, “maar een goede vijf jaar later is het bijna uitgegroeid tot een voltijdse baan. Er is het administratieve werk, maar we gaan ook vaak op bezoek bij de verschillende parochies. Daarnaast heb je nog de contacten met de provincie en met de collega’s van de andere bisdommen. Ik zit ook nog in een commissie voor het beheer van kerkeigendommen. Uiteindelijk is het soms toch nog een vrij complexe materie: er worden allerhande projecten gerealiseerd, er moeten toelagen worden aangevraagd, er is een groot patrimonium dat beheerd moet worden of er komen legaten binnen. Kortom, we zijn niet gestopt met werken toen we met pensioen gingen.”
ik me achteraf zeker nooit beklaagd. Een andere manier om een opleiding te volgen – vrijer, minder formeel – en het contact met de Amerikanen maakten het tot een ongelooflijke ervaring. Na de studie heb ik aan mijn verblijf nog een staartje gebreid door per autostop de hele VS van oost naar west en van noord naar zuid te doorkruisen. Tijdens die reis ben ik mensen van alle slag tegengekomen: enorm boeiend – maar ik zou toch mijn hart vasthouden als mijn kinderen hetzelfde zouden willen doen …” Een actief leven na een rijkgevulde loopbaan – doet je dat anders terugblikken op die carrière? “Toch wel”, zegt Fernand Criel “eigenlijk leert het je een heel merkwaardige les. Dit is niet de eerste keer dat ik me vrijwillig voor iets inzet. Ik ben bijvoorbeeld in het verleden ook luitenant-kolonel bij de reserve geweest. Wat opvalt is dat onbezoldigd werk je dikwijls een veel grotere voldoening geeft dan betaald werk. Bedrijven zouden daar eens goed over moeten nadenken. Je motiveert mensen niet alleen met centen. Er zijn nog veel andere mogelijkheden en nog veel andere factoren waar je rekening mee moet houden. Bij het moderne human resources-beleid moet je soms wel vraagtekens zetten. Zo moest bijvoorbeeld bij Vandemoortele iedereen jaarlijks een uitgebreid assessment ondergaan. Dat is misschien nuttig voor jonge mensen aan het begin van hun loopbaan. Maar wat moet je daarmee als je zestig bent? Blijkbaar is er weinig bereidheid om echt naar mensen te luisteren, en denkt men louter in termen van materiële vergoeding van het werk. En er is toch zoveel meer dat mensen kan motiveren …”
Per autostop door de States Paul Cordy De ervaring van zijn rijkgevulde beroepsleven komt Fernand Criel nu in zijn ‘post-carrière-leven’ goed van pas. Hij ging in 1998 met pensioen, na veertien jaar als intern auditor bij Vandemoortele te hebben gewerkt. Daarvoor werkte hij onder meer bij de Vereniging van Belgische Industriëlen en bij Volvo. Criel: “Ik heb eigenlijk altijd in de accountancy gewerkt, wat overigens rechtstreeks aansloot bij mijn opleiding aan de toenmalige ‘Saint Ignace’.” Daar studeerde hij in 1960 af, als een van de laatsten van de kort daarna opgedoekte Franstalige afdeling. “Ik had mijn humaniora op internaat in Henegouwen voltooid, een maatregel van mijn ouders om een wat uitbundige tiener in te tomen. De keuze voor de Franstalige afdeling kwam daardoor een beetje vanzelf.” Na zijn studietijd in Antwerpen ging hij verder naar Leuven, waar hij door een toeval in de Verenigde Staten belandde. Criel: “In Leuven was ik een oudstudiegenoot uit Antwerpen tegen het lijf gelopen. Die vertelde me dat hij gesolliciteerd had om een jaartje naar Amerika te gaan, maar dat niet meer zag zitten. En of ik geen interesse had? Het enige wat ik moest doen was, naast les volgen, wekelijks enkele uren Franse les geven. Ik heb ja gezegd, en dat heb 10
Als Golden Boys terug op Sint- Ignatius Met 44 promoveerden ze in 1953 als licentiaat handelswetenschappen aan Sint-Ignatius. Een groep mannen waarop de economische wereld van de naoorlogse heropleving nog even moest wachten, wegens de verplichte legerdienst. Nu, na vijf decennia activiteit, genieten ze allemaal van hun pensioen, wat absoluut geen synoniem is met ‘uitgeblust’. Op zaterdag 23 augustus, een halve eeuw later, verzamelden ze binnen de vertrouwde muren van het Hof van Liere. Grijzer en wijzer, ieder met zijn eigen levensverhaal, vaak ook een carrière om trots op terug te blikken, genoten ze van een dag samen, al is ‘den Injas’ intussen uitgegroeid tot de machtige Stadscampus van de ‘nieuwe’ Universiteit Antwerpen. Dit initiatief was niet het eerste dat de golden boys samenbracht. Bij hun zilveren jubileum sloegen Hubert Detremmerie en Carlos Dermaut de handen ineen om een weekendje aan de kust te organiseren. Waar netwerking al niet goed voor was: Detremmerie, toenmalig nummer 1 van BAC (Dexia), kon logement in de Duinse Polders versieren, gekoppeld aan een dagje Zwin. Tien jaar later was het Stany Schellen die zijn jaargenoten naar het Fruithof in Boechout wist te lokken voor een spetterend feest, inclusief attractie. Twee jaar later trok Carlos Dermaut het uniform van reisleider weer aan en trommelde zijn kompanen op voor een weekendje Vlaamse Ardennen. Nu duurde het iets langer, maar met de glans van goud in de ogen, kon Stany de lokroep van een feestelijk jubileum niet weerstaan. Hun gouden jubileum moest iets speciaals worden. Een viering in en om ‘den Injas’. Trouw aan de Bourgondiër in ieder van hen, werd geopteerd voor een feestelijk driegangenmenu in De Lepeleer, op wandelafstand van de Prinsstraat. De lijn en de cholesterol werden vergeten, champagne en aangepaste wijnen maakten het festijn compleet, lichaam én geest verruimend. Dat was hen ook lichtelijk aan te zien, toen ze afzakten naar de vertrouwde ‘stal’. Aan het vertrouwde Prinsstraat 13 verwelkomde Katrien Dickele van de Alumniwerking van de UFSIA de dertigkoppige groep welgemutste en studentikoze zeventigers met echtgenotes voor een begeleide wandeling op de uitzijn-voegen gebarsten campus. Een openbaring voor de enen, voor de anderen de bevestiging of het met eigen ogen zien van wat ze van Sint-Ignatius wisten, door kinderen die aan de UFSIA studeerden en zelfs reeds kleinkinderen … Maar bij dergelijke ondernemingen is vaak het gesprek in de wandelgangen relevanter dan het officiële stuk. Zo leidde Stany de middag in met – hoe kan het ook anders voor economisten – cijfermateriaal. 44 studeerden af in ’53, 13 zijn intussen over-
leden, maar alle anderen werden aangeschreven en nog eens persoonlijk benaderd door het petit comité (Stany Schellen, Herman Joosten, Roland Smolders en Carlos Dermaut) dat speciaal voor deze gelegenheid in het leven was geroepen. Zestien waren er op het appèl, vijftien moesten verstek geven. Dat gezondheid een kostbaar te koesteren geschenk is, beseft iedereen hoe langer hoe meer. Er is maar één ademstootje verschil tussen leven en dood. Tussen een enthousiaste toezegging om de groep weer samen te krijgen en het moment zelf de pas worden afgesneden, dat overkwam Alumnus Fred Van Dooren, een van de C&A-bezielers van het eerste uur, die op 7 juli onverwacht overleed. Confidenties bij de koffie. In de receptieruimte van het Hof van Liere – voor de meesten een eerste kennismaking met dit gezellige stukje vergaderruimte op niveau – stond de koffie klaar. Zochten de dames elkaar op bij de stoeltjes aan de zijkant, dan genoten de mannen van het hangen aan de bartafeltjes. En dat is vragen om stoere verhalen, natuurlijk. – Professor Bamps (psychologie), die Roland Smolders bij het examen trachtte te helpen door te zeggen: “Thomas”, in de hoop dat Smolders zou aanvullen met “van Aquino”, maar die deed dat niet en verbeterde de prof met “ Nee, Roland”. – Walter Schoepen, na de maritieme overgestapt naar de ziekenhuissector, vindt achteruitkijken tijdverlies. De toekomst ligt voor je en daar moet je naartoe … – Stany Schellen en Herman Joosten zijn al levenslang vrienden. Ze zaten zelfs samen bij Zuster Aquina in de kleuterschool en liepen college in Sint-Michiels. – Jan De Schouwer beweert de vlam van de Onbekende Soldaat brandend te houden, maar dat kon ik niet op waarheid natrekken, en ik vrees dat het ‘onder invloed was’ … 11
– Miel Vanhamme geldt als de filosoof van het gezelschap. Miel is ruim zes jaar weduwnaar, maar heeft een geestesgenote gevonden in Lieve, die al twaalf jaar die eenzaamheid kent. Feestelijke dagen als deze delen ze dan ook graag. – Urbain Dubois trekt al jaren consequent de Vlaamse kaart. Geen wonder dat het gesprek ook een politiek tintje kreeg. De Vlamingen voelen zich behoorlijk bij de neus genomen door het politieke getouwtrek en Antwerpen heeft dringend weer een
stem nodig daar in Brussel: daarover waren ze het allemaal roerend eens. De zon begon al te tanen, toen de laatsten de stille Prinsstraat uitliepen. Een beeld dat je maar zelden ziet, zeker wanneer het academiejaar eenmaal begonnen is. Voor de studenten-wereldverbeteraars van dit jaar zal er alleszins nog heel wat water naar de zee vloeien, in de voorbereiding van hún gouden jubileum … in 2053. Myriam van Loon
Anno 1953
Promotie Sint-Ignatius TEW 1953
Anno 2003 12
Op expeditie naar Marokko … 52 jaar geleden De studiereis van Roger Van Doren Toen Roger Van Doren een tijdje geleden in Alumni Nieuwsbrief het verslag las van de studiereis van een groep studenten handelsingenieur naar Noord-Italië, kwam hem meteen de studiereis die hij zelf als student had gemaakt, voor de geest. Hij vertelt er dan ook bijzonder geanimeerd over met – opmerkelijk – oog voor de details, die hij zich nog levendig herinnert. Vooral opmerkelijk … want de studiereis is intussen meer dan een halve eeuw geleden! Roger Van Doren behaalde in 1952 het diploma Licentiaat in de Handelswetenschappen. Na een korte tijd in de privé-sector gewerkt te hebben, begon hij in 1958 als docent economie aan het toenmalige Hoger Technisch Instituut (de huidige Katholieke Industriële Hogeschool) in Oostende. Momenteel geniet hij van zijn pensioen en denkt nog regelmatig terug aan zijn tijd aan de UFSIA, in het bijzonder dan aan zijn studiereis naar Marokko. Dit is zijn verhaal … In 1951 trokken vierentwintig studenten uit de licenties, waaronder Roger, onder de leiding van twee paters drie weken naar Marokko. De groep bestond uit acht studenten uit de Nederlandstalige en zestien uit de Franstalige afdeling. De verrassend nieuwe kledij van de paters staat nog in zijn geheugen gegrift. “Die droegen beiden een clergypak, pater Taymans met een deukhoed, pater Talloen met een muts.” En dan maakt Roger de vergelijking tussen vroeger en nu. Het was hem meteen opgevallen dat voor de studiereis naar Noord-Italië de organisatie in handen lag van zes studenten, met de opdracht een studentgerichte handelsmissie op poten te zetten, met aandacht voor cultuur, economie, technologie en handelsbetrekkingen tussen de te bezoeken regio en Vlaanderen. “De voorbereiding van onze studiereis lag volledig in handen van pater Taymans, wiens broer toen vice-consul was in Casablanca. We hebben wel verschillende bijeenkomsten gehad om de praktische zaken van de reis te bespreken. Pater Talloen, die aardrijkskunde doceerde, heeft in het eerste semester Marokko onder de loep genomen, zodat ook studenten die niet mee op reis gingen, toch iets meer te weten kwamen over dat land dat toen voor ons een onbekende was.” En hij besluit: “Dat wij zoiets vijftig jaar geleden zelf zouden organiseren, was ondenkbaar, maar het programma klinkt me toch bekend in de oren.” Roger staat even stil bij de aandachtspunten van de handelsmissie naar Noord-Italië. Hij vertelt dat tweeënvijftig jaar geleden grofweg dezelfde onder-
werpen aan bod kwamen, maar wel met een ietwat andere invulling: “Natuurlijk zijn wij naar Marokko getrokken om er de cultuur te bestuderen. En daar hebben we herhaaldelijk de gelegenheid toe gehad, zowel bij officiële gelegenheden als in gesprekken met de plaatselijke bevolking in kleine herbergjes, waar een soort lokale brandewijn geschonken werd voor anderhalve frank per glas. Ja, inderdaad, 1,50 BEF voor een borrel op basis van dadels en vijgen. Natuurlijk stond ook toen de economie centraal. We zijn petroleumputten en een raffinaderij gaan bezoeken, een tapijtweverij waar meisjes van vier à vijf jaar van ’s morgens tot ’s avonds tapijten knoopten. Van kinderarbeid gesproken. Een Franse vrouw was directrice van dat atelier. Ze bekeek dat als een soort opvang voor kinderen. Elk kind had ongeveer een maand nodig om een vierkante meter tapijt te knopen. De prijs voor een gemiddeld tapijt toen: 8.000 BEF ... Vervolgens zijn we ten zuiden van het Atlasgebergte een atelier gaan bezoeken waar uit rozenbladeren een extract werd gehaald dat in Frankrijk gebruikt werd als basis voor de reukwarenproductie. De Marokkaanse vrouwen trokken ’s morgens vroeg de bergen in en kwamen ’s avonds terug met op hun rug een volle mand rozenblaadjes. Totale productie van dat atelier: drie liter extract, genoeg om drie fabrieken in de streek van Parijs te bevoorraden. De kostprijs hiervan was toen al zo’n 96.000 BEF.” Vanzelfsprekend werd er in de studiereis toen nog niet zo veel belang gehecht aan de technologie, want “wij waren dan ook geen toekomstige handelsingenieurs maar licentiaten in de handelswetenschappen”. Wat echter wel uitgebreid aan bod kwam, was de politieke toestand van Marrokko. “Dat was de tijd toen Marokko zich wilde losrukken van het Franse kolonialisme. ’s Namiddags gingen we op de thee bij de afgevaardigde van de sultan in Tanger. En dezelfde avond woonden we een vergadering bij van studenten die hun onafhankelijkheidsgedachte wereldwijd bekend wilden maken. Op die studentenbijeenkomst werd wel geen bier gedronken, maar ook thee”, merkt Roger fijntjes op. 13
Dat er in al die jaren toch ook wel heel wat veranderd is, kan Roger alleen maar beamen. “Nu zoeken en vinden de studenten sponsors bijvoorbeeld. Vijftig jaar geleden was dat woord nog niet uitgevonden”, lacht hij. “Wel bezorgden de brouwerijen de studentenactiviteiten regelmatig enkele vaatjes bier, maar geld geven voor een reis, dat zat er in die tijd niet in. We moesten alles zelf betalen: 6.500 frank, alle kosten en fooien inbegrepen. Voor een student was dat veel geld, maar we hebben wel een jaar de tijd gehad om die som bijeen te sparen.” Ook wat de lengte van de reis betreft, zag het plaatje er toen anders uit: “Nu zijn de studenten één week naar Italië geweest. Wij hadden toen drie volle weken paasvakantie, en hebben die ten volle benut. We zijn op zaterdag 17 maart 1951 met de trein uit Brussel vertrokken en waren drie dagen onderweg voor we Tanger bereikten.” Roger mag dan wel een fantastisch geheugen hebben, maar uiteraard kent hij al die data en getallen ook niet meer uit het hoofd. “Die interessante studiereis had voor ons een speciaal voordeel: elke dag moesten twee studenten het verslag van die dag maken, met de nodige achtergrond erbij. Die reis, samen met dat gezamenlijke verslag, werd aanvaard als één maand stage, zodat we in de zomervakantie nog maar één maand stage moesten lopen.” Verder merkt hij op dat hij de studiereis van de studenten nu wel erg luxueus vond: “Ik geloof dat het comfort dat de huidige generatie studenten geniet bij het reizen, niet te vergelijken is met de omstandigheden van onze reis vijftig jaar geleden. Voor ons was het meer een avontuurlijke trektocht. Elf dagen lang hebben we het zuiden van het land doorkruist aan boord van een autobus met een joviale chauffeur die goed Frans sprak, en een jonge technicus die we niet verstonden, maar die wel goede diensten heeft bewezen als er zand in de benzineleiding van de motor was geraakt. Op de trein sliepen we op de grond of op de banken, waartussen we onze rugzakken hadden gelegd. De twee lichtste studenten mochten in de bagagenetten slapen, maar ze moesten er zich wel aan vastmaken om er niet uit te vallen. In Tanger hebben we gelogeerd in de kazerne van de politie, in El Kelaa des Mgouna sliepen we in een schuur waar allerlei ongedierte rondkroop en in Ksar es Souk was de gerechtszaal het enige gebouw waar we ons op de grond te slapen konden leggen. Daar beschikten we ’s morgens om ons te wassen over één kraan en drie emmers, waarvan er één lekte.” Als besluit bij zij verhaal kan Roger alleen maar dit zeggen: “Is er eigenlijk wel veel nieuws onder de zon? Ach, ik hoop dat de studenten die nu zulke studiereizen maken, even veel van hun reis kunnen genieten als wij, en er even veel goede herinneringen aan overhouden.” Dus wie weet ... over 50 jaar een relaas van de studenten die nu op studiereis trekken?
Dorien Van De Mieroop 14
De laatsten zullen de eersten zijn … UFSIA-BBQ smakelijk hoogtepunt van het ‘laatste jaar’ … Het laatste jaar: letterlijk en figuurlijk, want de economisten die eind juni en half september ’03 promoveerden, zijn meteen de laatsten ‘pur sang UFSIA’. Volgend jaar, als de laatste UFSIAhandelsingenieurs promoveren, zal meteen ook de eerste lichting van de eengemaakte faculteit TEW UFSIA-RUCA van de band rollen … UFSIA stond decennialang garant voor de aflevering van economen met een kwaliteitslabel. Meer dan 12.000 afgestudeerden moeten, vanuit hun christelijk-geïnspireerde opleiding, dat andere accent op het economisch gebeuren durven te leggen: een humane en rechtvaardige benadering van tewerkstelling, winst en verlies, gebruik van milieu en potentieel. Het meer dan 200 pagina’s tellende Alumni- boek TEW/HIR anno 2003, met niets dan stralende, veelbelovende jonge twintigers, die straks het roer gaan overnemen, houdt de belofte in dat het wel goed komt. Een puik gegeven trouwens, die catalogus, als basisdocument voor een verdere uitbreiding van de
netwerking, die altijd een sterk bindmiddel is geweest tussen UFSIA-veteranen. De barbecue van 3 juli in de ontmoetingsruimte van de Aula Rector Dhanis was een uitbundig, maar ook een beetje ingetogen-weemoedig feest. Het laatste échte UFSIA-event. Ruim 600 aanwezigen schoven aan voor een heerlijk buffet met barbecue-lekkernijen, getekend de AGORA-uitbaters. Er was de vreugde om het behalen van dat zo gegeerde diploma, het toegangsbewijs tot de real world, en anderzijds de ingetogenheid om de wetenschap dat het nu menens wordt. Dat het lollige, studentikoze, boeiende, vrij-
15
blijvende, bloedstollende, stresserende studentenleven voorbij is. ‘Dromen van’ … wordt nu ‘doen’. De meesten zijn er klaar voor, al staan ze toch ook weer niet echt te popelen om te starten. “Nog een of ander bijdoen, jezelf nog beter wapenen vooraleer de confrontatie aan te gaan”, hoor je nu meer dan vroeger. Er is natuurlijk de moeilijkere markt, de laagconjuctuur en ook de wetenschap dat, hoe meer je leert, hoe beter je beseft dat er nog veel te leren valt … Bijkomende opleidings- of vormingskansen blijken de keuze van een baan veel sterker te bepalen dan nettoloon of bovenwettelijke voordelen. Ook het feit dat jongeren later starten met de definitieve keuze van een partner, een gezin, een carrière… maakt dat verkennend rondneuzen alvorens te beslissen, terrein wint. De maturiteit die ze verworven hebben door hun engagement tegenover zichzelf en de groep, de zelfdiscipline die ze broodnodig aan de dag moesten leggen, de wilskracht en het doorzettingsvermogen hebben van de studenten mannen en vrouwen gemaakt voor de toekomst, al schuiven ze die soms graag nog even voor zich uit. Alternatieve start Tussen het worstje en de kippenbout zaten we even bij Cécile Van Heuckelom van het studentensecretariaat. Ze heeft dat studentikoze, als garantie voor de eeuwige jeugd. Bij haar Maïté Couvreur, een buitenbeentje, zo blijkt. Net afgestudeerd als Licentiaat TEW, Internationaal Management, vliegt ze er meteen in … als opdienster in de horeca. “Keihard
werken om te sparen voor een wereldreis: met de rugzak een jaar lang rondtrekken in Mexico, Middenen Zuid-Amerika, Afrika, Nieuw-Zeeland, Australië, Azië … om dan terug te komen met een verruimde blik en een rugzak vol ervaringen”. Je moet het maar doen. En dan denk ik daar even stiekem bij: “het zal je kind maar wezen ...” Traditiegetrouw stak ook rector Carl Reyns een brochetje mee. Volgend academiejaar is de Universiteit Antwerpen, met één rector, een feit. Geen nood. Reyns leidde de UFSIA waardig binnen in de UA, maar blijft in eerste instantie prof. De geliefde job die hij vanaf volgend academiejaar met veel genoegen weer opneemt – dixit de rector. Traditie om in ere te houden Hopelijk neemt de UA de ondertussen traditionele Afstudeer-BBQ over als gegeerde afsluiter van het academiejaar. Een unieke kans om ook de netwerking een flink hart onder de riem te steken, een échte universiteit waardig. De Universiteit Antwerpen heeft de morele plicht om te zorgen dat het economische hart van Vlaanderen sterk en duidelijk geprofileerd naar buiten komt, dat haar afgestudeerden verantwoordelijkheid willen en durven nemen in een snel veranderende maatschappij. Uiteraard zonder flexibiliteit te verwarren met de wieken van een molen – want daar kun je al te snel een slag van krijgen … Myriam van Loon
CV-boek 2003
INTERESSE? Stuur dan een e-mailtje naar
[email protected]
16