ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 9, NR 34, OKTOBER 2001
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 9, nummer 34, oktober 2001
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Al die willen te kaperen varen Wim en Joris, zij varen mee
03 Muziek verzacht de zeden... Handelsingenieuze muzikante
05 Personeelsbeleid bij Lernout & Hauspie De zorgen van alumnus Bert Vermeiren
08 Plechtige proclamatie 2001 13 Intersentia of: ‘small is beautiful’ Uitgever-alumnus Hans Kluwer getuigt
15 Gesprek met de eerste doctor in de TEW aan de Ufsia (1971) Laatbloeier ontpopt zich tot erudiete boekenwurm Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
17 Ingrid (Hir ’99) en Johan Goossens (Hir ’97) Een dubbelinterview
19 Een zomerse tweeling UFSIA-TEW-Afstudeer-BBQ en Wikings-Alumni-BBQ
VAN DE REDACTIE De foto op de cover toont een deel van de stijlvol ingerichte feesttent op de binnenhof van de Prinsstraat net voor de start van de UFSIA-Afstudeer-BBQ 2001. Ongeveer 700 genodigden ontmoetten elkaar daar: de laatstejaarsstudenten TEW en HI, die er hun laatste avond op de UFSIA doorbrachten in het gezelschap van hun vrienden studenten van de tweede cyclus, het UFSIApersoneel en een uitgebreide delegatie Alumni, die er hun bedrijven _ partners in de organisatie, waarvoor dank ! _ vertegenwoordigden. In dit nummer vindt u meer foto-impressies van de gezellige sfeer op dit unieke, niet te missen evenement. Foto’s ook van de eerste Wikings-Alumni-BBQ op dezelfde binnentuin de zaterdag erop en van de plechtige proclamatie van de einddiploma’s in de Bourla en Het Elzenveld op vrijdag. Een hecht UFSIA-netwerk maakte van dit trio activiteiten een succes als zomerse afsluiter van het academisch jaar aan de UFSIA. Op het middenblad van dit nummer vindt u, in posterformaat, de traditionele jaarfoto’s van de promotie 2001. Wilt u meer details over het profiel van deze zowat 250 kersverse UFSIA TEW’ers en handelsingenieurs, dan kunt u terecht in het exclusieve CV-boek, dat door de studenten zelf werd samengesteld. Naast hun studiegegevens vindt u er ook elementen over hun loopbaanaspiraties en hun extra-curriculaire activiteiten. Dat studenten niet alleen met hun studie bezig zijn komt tot uiting in het gesprek dat we hadden met een studente handelsingenieur, die even verknocht is aan muziek, zang en cultuur als aan haar studie. Dat hun UFSIA-brede basisvorming er garant voor staat dat we over enkele jaren ook enkele van hen zullen interviewen over hun meest diverse carrières wordt aangetoond in de gesprekken die we hadden met hun voorgangers. In dit nummer ontmoeten we twee alumni die intensief met boeken bezig zijn, twee alumni die in hun loopbaan niet aan de wal gebleven zijn, twee alumni raadgevers en een alumnus, die ook in zeer moeilijke omstandigheden het hoofd koel weet te houden.
Karel Soudan
Jaargang 9, nummer 34, oktober 2001
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Al die willen te kaperen varen…
Inhoud
Wim en Joris, zij varen mee
01 Muziek verzacht de zeden... Handelsingenieuze muzikante
Lang niet iedereen verlaat de Prins-
03 Intersentia of: ‘smal is beautiful’
straat om te kiezen voor een baan
Uitgever-alumnus Hans Kluwer getuigt
05 Personeelsbeleid bij Lernout & Hauspie
aan ‘de wal’. Sommigen bezwijken
De zorgen van alumnus Bert Vermeiren
voor de lokroep van de zee, het
08 Promotie Ufsia TEW/HI 2001
avontuur op het water. Wim Diet-
13 Al wie willen te kaperen varen
vorst (55) en Joris Willems (38)
Wim en Joris, zij varen mee
nemen op de brug van vrachtsche-
15 Eerste doctor in de TEW aan de Ufsia (1971)
pen het commando over van de
Laatbloeier ontpopt zich tot erudiete boekenwurm Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
17 Ingrid en Johan Goossens
kapitein, op de meest vitale ader
Een dubbelinterview
van onze sociaal-economische wel-
19 Een zomerse tweeling UFSIA-TEW-Afstudeer-BBQ en Wikings-Alumni-BBQ
vaart, de Schelde. Een moeilijke baan, Scheldeloods. Om die onder
VAN DE REDACTIE
de knie te krijgen, moesten deze
De foto op de cover toont een deel van de stijlvol ingerichte feesttent op de binnenhof van de Prinsstraat net voor de start van de UFSIA-Afstudeer-BBQ 2001. Ongeveer 700 genodigden ontmoetten elkaar daar: de laatstejaarsstudenten TEW en HI, die er hun laatste avond op de UFSIA doorbrachten in het gezelschap van hun vrienden studenten van de tweede cyclus, het UFSIApersoneel en een uitgebreide delegatie Alumni, die er hun bedrijven _ partners in de organisatie, waarvoor dank ! _ vertegenwoordigden. In dit nummer vindt u meer foto-impressies van de gezellige sfeer op dit unieke, niet te missen evenement. Foto’s ook van de eerste Wikings-Alumni-BBQ op dezelfde binnentuin de zaterdag erop en van de plechtige proclamatie van de einddiploma’s in de Bourla en Het Elzenveld op vrijdag. Een hecht UFSIA-netwerk maakte van dit trio activiteiten een succes als zomerse afsluiter van het academisch jaar aan de UFSIA.
1970 en 1988) eerst de wereld-
Op het middenblad van dit nummer vindt u, in posterformaat, de traditionele jaarfoto’s van de promotie 2001. Wilt u meer details over het profiel van deze zowat 250 kersverse UFSIA TEW’ers en handelsingenieurs, dan kan u terecht in het exclusieve CV-boek, dat door de studenten zelf werd samengesteld. Naast hun studiegegevens vindt u er ook elementen over hun loopbaanaspiraties en hun extra-curriculaire activiteiten. Dat studenten niet alleen met hun studie bezig zijn komt tot uiting in het gesprek dat we hadden met een studente handelsingenieur, die even verknocht is aan muziek, zang en cultuur als aan haar studie. Dat hun UFSIA-brede basisvorming er garant voor staat dat we over enkele jaren ook enkele van hen zullen interviewen over hun meest diverse carrières wordt aangetoond in de gesprekken die we hadden met hun voorgangers. In dit nummer ontmoeten we twee alumni die intensief met boeken bezig zijn, twee alumni die in hun loopbaan niet aan de wal gebleven zijn, twee alumni raadgevers en een alumnus, die ook in zeer moeilijke omstandigheden het hoofd koel weet te houden.
Karel Soudan
twee alumni (respectievelijk van zeeën bevaren en de scheepsladder beklimmen tot de hoogste sport: die van kapitein ter lange omvaart.
“Admiraal de Boisotstraat” in Antwerpen. Maritiemer kan een straatnaam toch moeilijk klinken? Puur toeval, zo blijkt. Geen familie van Wim, die admiraal. Ik luister er naar het boeiende verhaal van Wim en zijn collega Joris, een verhaal waarin het toeval een hoofdrol speelt. Beiden staken ze van wal in het Sint-Jan-Berchmanscollege: Wim in Antwerpen, Joris in Merksem. Daarna volgde de opleiding maritieme wetenschappen in de Prinsstraat. Of wat dacht u?
Ambtenaren, maar géén gewone In het dagelijks bestaan van rivierloodsen komen economische theorieën niet voor, wél natuurelementen, windrichtingen, _ krachten, _ stroom, afmetingen van vaargeulen en dokken, getijden en nog meer van dat. De edele kunst van de nautische wetenschappen moet je grondig beheersen, wil je grote en wat minder grote vrachtschepen heelhuids veilig in en uit onze Antwerpse haven loodsen. Wim ontving mij in blauw uniform. “Al wordt dat nog zelden gedragen”, verduidelijkt hij prompt.
Alleen bij bijzondere gelegenheden. Ik voel mij een tikkeltje vereerd. Ambtenaren Wim en Joris hebben geen nine to five job, zoveel is zeker. Ook tijdens ons gesprek blijven ze standby. Nachtwerk is meer regel dan uitzondering. Boten uit alle windstreken komen niet klokvast aan. De kapitein ziet hen wel altijd graag komen, om zijn gevaarte met een lengte van soms meer dan 180 meter te behoeden voor alle gevaren. Een flinke dosis stressbestendigheid is dan een must. Maar voor hen is het dagelijkse of nachtelijke kost. Voor Wim ligt het Antwerps loodswezen, waar hij zijn schema’s kan inkijken, binnen fietsbereik. Voor beiden blijft de familiale en sociale planning sowieso toch een moeilijke zaak. Wanneer worden ze opgeroepen? “Een mens went aan alles, en als je dat niet kunt, moet je niet voor dit beroep kiezen. Een manager staat altijd aan het roer van hetzelfde schip. Als een schip eenmaal gemeerd is, groeten wij de kapitein en nemen geen problemen mee naar huis. Dat is een belangrijk verschil”, merkt hij op. 1
Appetizers In 1964 rondde Wim zijn humaniora Latijn-Wiskunde af. “Wij woonden in Antwerpen nabij Stella Maris, het ontmoetingscentrum van zeelui. Er was een gezellige, internationaal gekleurde eucharistieviering. De sfeer was er kosmopolitisch. En bovendien waren daar twee voormalige leraren van mijn college aalmoezenier. Kortom, wij waren daar kind aan huis. Tussen mijn vijfde en zesde jaar humaniora mocht ik meevaren met een Belgische kustvaarder. Een leuke uitstap, met een scheepje van 500 ton. Een hele belevenis voor een zeventienjarige. Zo rolde ik in het zeemansmilieu.” Wim had in zijn familie geen zeelui, maar zoals zovele Antwerpse jongens ging hij aan de hand van zijn vader op zondag de imposante zeereuzen bewonderen aan de Scheldekaaien. “Destijds kon je daar nog heel wat van de havenactiviteit gadeslaan. Jaren later ontmoette ik bij Stella Maris kapitein Lode Cogghe, lector Techniek van het Schip aan het toenmalige Sint-Ignatius. Hij adviseerde me eerst eens een ‘reisje’ te maken, ‘dan zie je wel wat het is’. Het eindexamen was nauwelijks afgelopen toen ik bericht kreeg dat de Duitse cargo Nordland iemand zocht. Daarmee vertrok ik, in de laagste graad, dekjongen, naar Centraal-Amerika. Na die avontuurlijke klassieke laadreis besloot ik dat dit een tof beroep was, maar wat de lange omvaart betreft alleen zolang je jong bent. Op dat schip onder Duitse vlag reisde ik als maat tussen Duitsers; mijn taak was de meest bescheiden klussen op te knappen. Dat ik dit niet als een cultuurschok heb ervaren, zal wel met mijn scoutsverleden te maken hebben. Die belevenis bleek erg belangrijk voor mijn latere loopbaan in die tot dan volkomen onbekende wereld. Zoals mijn mentor kapitein Cogghe wilde ik echter ook handelswetenschappen studeren.” “In de tweede kandidatuur sprak ik met prof. Baudez s.J. over mijn plannen om me in te schrijven aan de Hogere Zeevaartschool, één jaar aan boord van een schip en twee jaar theoretische opleiding. Aan prof. Taymans s.J. vroeg ik hoe ik via de centrale examencommissie mijn licentie kon behalen. Beide paters vonden dat rare ideeën, maar met een sympathiek perspectief. In 1967 vaarde ik een jaar op een Belgisch schoolschip. Na de opleiding aan de Hogere Zeevaartschool werd ik in 1969 aspirant-officier ter lange omvaart. Tussen het eerste en tweede jaar zeevaartschool behaalde ik in Brussel de eerste licentie handelswetenschappen. Mijn eindverhandeling ‘handels- en maritieme’ bereidde ik grotendeels voor tijdens een reis naar China als derde officier op de Basilea van de Zwitserse rederij Alpina. Tussen haakjes: de hiërarchie in de koopvaardij is derde, tweede, eerste officier en dan kapitein. Uiteindelijk heb ik drie jaar als kapitein gevaren. In 1979 werd ik Staatsrivierloods. Ook hiervoor bestaat een speciale opleiding. Ik ben nu 2
22 jaar loods, de licentiaatsstudie blijft een stevige intellectuele basis.”
Muziek verzacht de zeden …
En opnieuw kapitein Cogghe
Handelsingenieuze muzikante …
“Ons vak is een puur specialisme met encyclopedische kennis van de Schelde, het juridische, het administratieve … Om hier te mogen loodsen moet je kapitein ter lange omvaart zijn, gedurende een jaar ervaren loodsen vergezeld hebben, en slagen voor het loodsexamen”, verduidelijkt Joris. “In mijn laatste collegejaar moderne humaniora/ wetenschappen was er een informatieavond. Ik wist helemaal nog niet wat ik wilde worden. Toen ontmoette ik een wat oudere man, jawel kapitein Cogghe, die mij overhaalde om me in te schrijven in de Hogere Zeevaartschool. Tot mijn aangename verrassing was ik geslaagd voor het toelatingsexamen.” “Na drie jaar Hogere Zeevaartschool ging ik, vrij zeker van het resultaat van mijn eindexamens, mijn diensten aanbieden bij enkele rederijen en mocht ik aanmonsteren op een boot van Ahlers. Als ik effectief geslaagd zou zijn, zou men mij definitief in dienst nemen. Zo is het ook gelopen. Achteraf bekeken bleek mijn aanwerving bij Ahlers een goede zaak. De andere rederijen waar ik mij had aangeboden, gingen immers wat later failliet. Ook ik begon als aspirant, matroos zeg maar, en kreeg allerlei onderhoudsklusjes. Na zes maanden werd ik derde officier en uiteindelijk kapitein. Twee derde van onze tijd waren wij aan het varen, één derde met vakantie. Tijdens die vakanties volgde ik aan de UFSIA de bijzondere licentie maritieme wetenschappen, een postuniversitaire opleiding.” Joris kent nog professoren die zijn studentenpad kruisten, klinkende namen in Antwerpse havenkringen: Vleugels, Suykens, Tricot, huidig havenschepen Leo Delwaide … “In 1984 begon ik te varen, van 1987 tot 1988 studeerde ik aan de UFSIA, na het beklimmen van de bekende promotieladder werd ik in 1992 kapitein en in 1996 loods.”
Glaasje op, laat je varen “Gelukkig is het beeld van de kapitein op de brug met een fles whisky in de hand, volkomen achterhaald”, verzekert Wim. “Nu is dat een grote uitzondering. Alcohol en leiding geven aan een team van een koopvaardijschip gaan zeker niet samen.” “Tot vandaag maakte ik slechts één of twee kapiteins onder invloed mee”, bevestigt Joris. “De veiligheid, de economische belangen en het milieurisico wegen te zwaar. Toen ik op chemicaliëntankers vaarde, kregen wij controlegeneesheren aan boord. De ramp met de Exxon Valdez bracht dit in een stroomversnelling. Van een loods die de kapitein van dat rampschip kende, vernam ik dat hij een alcoholprobleem had. Vooral sinds dat gebeuren is de controle op het gebruik van medicatie en alcohol veel strenger geworden.” lees verder pag. 4
Erica Van Dyck heeft maar een uurtje tijd, want ze wordt verwacht bij haar twee kinderen van 10 en 8… En ik maar rekenen … hoe kan dat nu? Gezellig lachje: het zijn niet haar kinderen, maar die van de lerares viool, waar ze, in ruil voor kinderoppas tijdens de lesuren van de violiste, kotaccommodatie geniet. Een droomsituatie voor deze voorlaatstejaars handelsingenieur, die daarmee heel dicht bij een aanstekelijke muzikale bron zit en anderzijds de luxe geniet ‘kotstudent’ te zijn, ook al woont ze maar in Wilrijk … Viool, piano en een zoetgevooisde stem Klein en tenger, maar met een verrassende vinnigheid, vertelt deze frêle lorelei over haar muzikale aspiraties. “Ik was zeven toen ik er, in feite meer als alibi voor mijn vaders hunkering naar vioollessen, samen met hem aan begon, volgens de Suzuki-methode. Het was er destijds bij hem thuis nooit van gekomen, omdat er in een gezin met zeven kinderen andere prioriteiten golden. Later volgde ik in de muziekacademie van Borgerhout notenleer en viool. Als tweede instrument koos ik piano, maar na de derde lagere graad klavier hield ik het voor bekeken, ook omdat ik intussen met zanglessen begonnen was.
Van links naar rechts. Voorste rij: Annelies Brants, Erika Van Dyck, Liesbeth Melis, Sabien Goethals, Hans De Strooper. Achterste rij: Dirk Smits, Mark Dockx, Koen Clukkers, Dick Vandaele, Bart Van Reyn, Hans Wils. Niet op de foto: Anne Arekens, Siegfried Staes.
“De passie voor het zingen ontstond in het Antwerps Kathedraalkoor, waar ik van het eerste tot het zesde jaar Latijn-Wiskunde in Sint-Ludgardis lid van was. Een heerlijke tijd. Zingen geeft veel vlugger voldoening. Omdat het niet om solozang gaat, vergt het een stuk minder technische kennis vooraleer je er plezier aan beleeft. Bij een instrument ligt die drempel veel hoger. Je moet al behoorlijk wat vaardigheid hebben wil je er iets aan hebben, laat staan dat je omgeving ervan kan genieten. Ook ‘samen’ zingen vind ik zo wonderbaarlijk.”
Universiteit en muziek, dat is toch geen evidentie ? “Dat heb ik in de tweede kandidatuur aan den lijve ondervonden. Toen had ik het zéér lastig. Ook al verliep het studeren zonder noemenswaardige problemen, al wat er bijkwam aan sociale bezigheden, nam me volledig in beslag. Ik had me ook geëngageerd in het studentenleven en het is moeilijk overeind blijven met muzikale aspiraties te midden van een groep vrienden die niet dezelfde interesse koesteren.”
En nu kan dat wel? Een lachje, waarbij ik meteen van wanten weet … “Mijn vriend Bart Van Reyn studeert aan het Conservatorium ‘Compositie en koordirectie’. Samen zitten we in ‘Octopus’: dat staat voor een ‘veelzijdig’ muzikaal vocaal ensemble, dat uit twaalf leden bestaat. Die komen uit het universitair en het muzikaal geschoold circuit. We vertolken hoofdzakelijk een klassiek repertorium, maar ook al eens een compositie van Bart en we gaan soms zelfs de ‘jazzy’ toer op. Voorlopig, en ook om budgettaire redenen, zingen we zonder begeleiding: a capella. Nog trendy bovendien. Door de professionele stemmen in ons ensemble wordt ons niveau uiteraard zeer sterk opgetrokken. Om de twee weken, op zondagavond, oefenen we zo’n drie uren. En dan zijn er uiteraard ook de optredens: al eens een huwelijksviering, maar ook kleine concertjes.” “Intussen is onze vzw-in-oprichting bijna rond, en kunnen we onszelf wat meer promoten. De eerste stap in kunst is ‘outing’: men moet je kennen, weten waar je mee bezig bent. Dan volgt het lob3
Appetizers In 1964 rondde Wim zijn humaniora Latijn-Wiskunde af. “Wij woonden in Antwerpen nabij Stella Maris, het ontmoetingscentrum van zeelui. Er was een gezellige, internationaal gekleurde eucharistieviering. De sfeer was er kosmopolitisch. En bovendien waren daar twee voormalige leraren van mijn college aalmoezenier. Kortom, wij waren daar kind aan huis. Tussen mijn vijfde en zesde jaar humaniora mocht ik meevaren met een Belgische kustvaarder. Een leuke uitstap, met een scheepje van 500 ton. Een hele belevenis voor een zeventienjarige. Zo rolde ik in het zeemansmilieu.” Wim had in zijn familie geen zeelui, maar zoals zovele Antwerpse jongens ging hij aan de hand van zijn vader op zondag de imposante zeereuzen bewonderen aan de Scheldekaaien. “Destijds kon je daar nog heel wat van de havenactiviteit gadeslaan. Jaren later ontmoette ik bij Stella Maris kapitein Lode Cogghe, lector Techniek van het Schip aan het toenmalige Sint-Ignatius. Hij adviseerde me eerst eens een ‘reisje’ te maken, ‘dan zie je wel wat het is’. Het eindexamen was nauwelijks afgelopen toen ik bericht kreeg dat de Duitse cargo Nordland iemand zocht. Daarmee vertrok ik, in de laagste graad, dekjongen, naar Centraal-Amerika. Na die avontuurlijke klassieke laadreis besloot ik dat dit een tof beroep was, maar wat de lange omvaart betreft alleen zolang je jong bent. Op dat schip onder Duitse vlag reisde ik als maat tussen Duitsers; mijn taak was de meest bescheiden klussen op te knappen. Dat ik dit niet als een cultuurschok heb ervaren, zal wel met mijn scoutsverleden te maken hebben. Die belevenis bleek erg belangrijk voor mijn latere loopbaan in die tot dan volkomen onbekende wereld. Zoals mijn mentor kapitein Cogghe wilde ik echter ook handelswetenschappen studeren.” “In de tweede kandidatuur sprak ik met prof. Baudez s.J. over mijn plannen om me in te schrijven aan de Hogere Zeevaartschool, één jaar aan boord van een schip en twee jaar theoretische opleiding. Aan prof. Taymans s.J. vroeg ik hoe ik via de centrale examencommissie mijn licentie kon behalen. Beide paters vonden dat rare ideeën, maar met een sympathiek perspectief. In 1967 vaarde ik een jaar op een Belgisch schoolschip. Na de opleiding aan de Hogere Zeevaartschool werd ik in 1969 aspirant-officier ter lange omvaart. Tussen het eerste en tweede jaar zeevaartschool behaalde ik in Brussel de eerste licentie handelswetenschappen. Mijn eindverhandeling ‘handels- en maritieme’ bereidde ik grotendeels voor tijdens een reis naar China als derde officier op de Basilea van de Zwitserse rederij Alpina. Tussen haakjes: de hiërarchie in de koopvaardij is derde, tweede, eerste officier en dan kapitein. Uiteindelijk heb ik drie jaar als kapitein gevaren. In 1979 werd ik Staatsrivierloods. Ook hiervoor bestaat een speciale opleiding. Ik ben nu 2
22 jaar loods, de licentiaatsstudie blijft een stevige intellectuele basis.”
Muziek verzacht de zeden …
En opnieuw kapitein Cogghe
Handelsingenieuze muzikante …
“Ons vak is een puur specialisme met encyclopedische kennis van de Schelde, het juridische, het administratieve … Om hier te mogen loodsen moet je kapitein ter lange omvaart zijn, gedurende een jaar ervaren loodsen vergezeld hebben, en slagen voor het loodsexamen”, verduidelijkt Joris. “In mijn laatste collegejaar moderne humaniora/ wetenschappen was er een informatieavond. Ik wist helemaal nog niet wat ik wilde worden. Toen ontmoette ik een wat oudere man, jawel kapitein Cogghe, die mij overhaalde om me in te schrijven in de Hogere Zeevaartschool. Tot mijn aangename verrassing was ik geslaagd voor het toelatingsexamen.” “Na drie jaar Hogere Zeevaartschool ging ik, vrij zeker van het resultaat van mijn eindexamens, mijn diensten aanbieden bij enkele rederijen en mocht ik aanmonsteren op een boot van Ahlers. Als ik effectief geslaagd zou zijn, zou men mij definitief in dienst nemen. Zo is het ook gelopen. Achteraf bekeken bleek mijn aanwerving bij Ahlers een goede zaak. De andere rederijen waar ik mij had aangeboden, gingen immers wat later failliet. Ook ik begon als aspirant, matroos zeg maar, en kreeg allerlei onderhoudsklusjes. Na zes maanden werd ik derde officier en uiteindelijk kapitein. Twee derde van onze tijd waren wij aan het varen, één derde met vakantie. Tijdens die vakanties volgde ik aan de UFSIA de bijzondere licentie maritieme wetenschappen, een postuniversitaire opleiding.” Joris kent nog professoren die zijn studentenpad kruisten, klinkende namen in Antwerpse havenkringen: Vleugels, Suykens, Tricot, huidig havenschepen Leo Delwaide … “In 1984 begon ik te varen, van 1987 tot 1988 studeerde ik aan de UFSIA, na het beklimmen van de bekende promotieladder werd ik in 1992 kapitein en in 1996 loods.”
Glaasje op, laat je varen “Gelukkig is het beeld van de kapitein op de brug met een fles whisky in de hand, volkomen achterhaald”, verzekert Wim. “Nu is dat een grote uitzondering. Alcohol en leiding geven aan een team van een koopvaardijschip gaan zeker niet samen.” “Tot vandaag maakte ik slechts één of twee kapiteins onder invloed mee”, bevestigt Joris. “De veiligheid, de economische belangen en het milieurisico wegen te zwaar. Toen ik op chemicaliëntankers vaarde, kregen wij controlegeneesheren aan boord. De ramp met de Exxon Valdez bracht dit in een stroomversnelling. Van een loods die de kapitein van dat rampschip kende, vernam ik dat hij een alcoholprobleem had. Vooral sinds dat gebeuren is de controle op het gebruik van medicatie en alcohol veel strenger geworden.” lees verder pag. 4
Erica Van Dyck heeft maar een uurtje tijd, want ze wordt verwacht bij haar twee kinderen van 10 en 8… En ik maar rekenen … hoe kan dat nu? Gezellig lachje: het zijn niet haar kinderen, maar die van de lerares viool, waar ze, in ruil voor kinderoppas tijdens de lesuren van de violiste, kotaccommodatie geniet. Een droomsituatie voor deze voorlaatstejaars handelsingenieur, die daarmee heel dicht bij een aanstekelijke muzikale bron zit en anderzijds de luxe geniet ‘kotstudent’ te zijn, ook al woont ze maar in Wilrijk … Viool, piano en een zoetgevooisde stem Klein en tenger, maar met een verrassende vinnigheid, vertelt deze frêle lorelei over haar muzikale aspiraties. “Ik was zeven toen ik er, in feite meer als alibi voor mijn vaders hunkering naar vioollessen, samen met hem aan begon, volgens de Suzuki-methode. Het was er destijds bij hem thuis nooit van gekomen, omdat er in een gezin met zeven kinderen andere prioriteiten golden. Later volgde ik in de muziekacademie van Borgerhout notenleer en viool. Als tweede instrument koos ik piano, maar na de derde lagere graad klavier hield ik het voor bekeken, ook omdat ik intussen met zanglessen begonnen was.
Van links naar rechts. Voorste rij: Annelies Brants, Erika Van Dyck, Liesbeth Melis, Sabien Goethals, Hans De Strooper. Achterste rij: Dirk Smits, Mark Dockx, Koen Clukkers, Dick Vandaele, Bart Van Reyn, Hans Wils. Niet op de foto: Anne Arekens, Siegfried Staes.
“De passie voor het zingen ontstond in het Antwerps Kathedraalkoor, waar ik van het eerste tot het zesde jaar Latijn-Wiskunde in Sint-Ludgardis lid van was. Een heerlijke tijd. Zingen geeft veel vlugger voldoening. Omdat het niet om solozang gaat, vergt het een stuk minder technische kennis vooraleer je er plezier aan beleeft. Bij een instrument ligt die drempel veel hoger. Je moet al behoorlijk wat vaardigheid hebben wil je er iets aan hebben, laat staan dat je omgeving ervan kan genieten. Ook ‘samen’ zingen vind ik zo wonderbaarlijk.”
Universiteit en muziek, dat is toch geen evidentie ? “Dat heb ik in de tweede kandidatuur aan den lijve ondervonden. Toen had ik het zéér lastig. Ook al verliep het studeren zonder noemenswaardige problemen, al wat er bijkwam aan sociale bezigheden, nam me volledig in beslag. Ik had me ook geëngageerd in het studentenleven en het is moeilijk overeind blijven met muzikale aspiraties te midden van een groep vrienden die niet dezelfde interesse koesteren.”
En nu kan dat wel? Een lachje, waarbij ik meteen van wanten weet … “Mijn vriend Bart Van Reyn studeert aan het Conservatorium ‘Compositie en koordirectie’. Samen zitten we in ‘Octopus’: dat staat voor een ‘veelzijdig’ muzikaal vocaal ensemble, dat uit twaalf leden bestaat. Die komen uit het universitair en het muzikaal geschoold circuit. We vertolken hoofdzakelijk een klassiek repertorium, maar ook al eens een compositie van Bart en we gaan soms zelfs de ‘jazzy’ toer op. Voorlopig, en ook om budgettaire redenen, zingen we zonder begeleiding: a capella. Nog trendy bovendien. Door de professionele stemmen in ons ensemble wordt ons niveau uiteraard zeer sterk opgetrokken. Om de twee weken, op zondagavond, oefenen we zo’n drie uren. En dan zijn er uiteraard ook de optredens: al eens een huwelijksviering, maar ook kleine concertjes.” “Intussen is onze vzw-in-oprichting bijna rond, en kunnen we onszelf wat meer promoten. De eerste stap in kunst is ‘outing’: men moet je kennen, weten waar je mee bezig bent. Dan volgt het lob3
bywerk, om ook te kunnen optreden. Met onze public-relationsman Hans zitten we wat dat betreft op het juiste spoor.”
van een orkest, operahuis, festivals … Er zijn zoveel mogelijkheden waar mijn twee grote interesses van pas kunnen komen.”
Economie en kunst, een haalbare relatie?
Had je niet liever voluit voor ‘muziek’ gekozen?
“Ja, al wringt daar niet zelden het schoentje. We trachten dan wel ons publiek in hogere sferen te brengen, maar zelf moeten we absoluut met onze voeten op de grond blijven. Mijn economische invalshoek leert me dat kunst en sponsoring elkaar moeten vinden. Precies in dat compromis wordt de muziek _ zelfs de moeilijkere muziek _ veel toegankelijker voor iedereen. In dat perspectief hoop ik later mijn diploma te kunnen valideren in de cultuurwereld.”
“Nee, absoluut niet. Ik zou opnieuw voor deze studierichting kiezen. Ze heeft me absoluut niet belet om ook intensief met muziek bezig te zijn. Anderzijds is het uitzonderlijk dat iemand met een conservatoriumopleiding het echt ‘maakt’ in de wereld van de muziek. Daarom lijkt een ‘nuchtere’ studie als TEW, gecombineerd met een doorgedreven hobby ‘in hogere sferen’ mij een perfecte combinatie. Zakelijkheid binnen de cultuur brengen, lijkt mij een gedroomde uitdaging om enerzijds als handelsingenieur te werken en anderzijds de extra dimensie die de muziek me meegaf, gestalte te geven. Zoals we in ons repertoire oud en nieuw mixen, renaissancemuziek en hedendaagse creaties samen ten gehore brengen, tot aangename verrassing van ons publiek overigens, zie ik geen obstakel om ook die twee harmonieus te laten samengaan. We zien wel, intussen beleef ik er alvast enorm veel plezier aan. Aan de twee, jawel …”
Vinden we iets van die aspiratie terug in het onderwerp van je eindverhandeling? “Ja, toch wel: ‘Financiering van het cultuurwezen met speciale aandacht voor de podiumkunsten’ onder leiding van prof. Walter Nonneman. Zakelijkheid binnen de cultuur: dat moet kunnen. De culturele sector is te lang verstoken gebleven van een vaste managementhand. Kwaliteit is heel wat anders dan excentriciteit, waardoor in het verleden vaak een verkeerd imago werd gecreëerd. Die twee invalshoeken hoop ik later ook actief en productief te kunnen realiseren: in het management
“Louter op routine drijven is in ons vak het grootste gevaar”, benadrukt Wim. “Loodsen volgen de evolutie van de nautische technologieën en streven naar zelfcorrectie. Wat dat betreft hebben België en Nederland een zeer goede reputatie. Op het kleinste schip kan er wat misgaan, bijvoorbeeld door een mank lopende communicatie. Het gevaar komt altijd onverwacht. De potentiële schade is meestal groot en de stress na een ongeval werkt bij een loods altijd door.” Zegt Joris: “In de luchtvaart leidt men op met een simulator. Maar voor ons gaat dat niet, wij staan altijd op een ander schip.” Moeder de vrouw blijkt noodgedwongen vele uren het gezinsroer te houden. Joris heeft een dochtertje van één jaar, Wim vier volwassen kinderen tussen 18 en 25. “Een hele week zijn wij voltijds standby, weliswaar met beperkingen”, zegt Wim. “Het korps telt 140 man, zodat wij natuurlijk niet continu moeten varen. Je moet zelf uitmaken wanneer je rust neemt, maar je moet daarin ook heel soepel zijn. Tijdens die zes dagen kunnen we heel moeilijk een afspraak maken. Een sociaal leven opbouwen buiten het beroep is er eigenlijk niet bij. Anderzijds houdt dat onverwachte, onvoorspelbare
Myriam van Loon.
ons leven spannend. Het aanbod van schepen krijgt men in geen enkele haven heel precies geregeld.” “Na een paar dagen van zo'n onregelmatig werk word je wel prikkelbaar. Managers klagen vaak over een jet lag, maar voor ons is dat een permanent gegeven”, getuigt Joris. “Wij hebben ook geen planbaar teamwork. Oproepen hangen af van diverse factoren. Daarmee moet je leren leven, maar met de jaren weegt het wel zwaarder”, weet Wim. “Vandaag meent een rederij het vaak te kunnen redden met een minder uitgebreide en minder geschoolde bemanning, die als het ware ‘voorgeprogrammeerd’ is. Dat lukt tot op zekere hoogte, maar in onverwachte en onvoorzienbare omstandigheden merk je toch weer duidelijk het verschil tussen iemand die op basis van routine is opgeleid en iemand die een wetenschappelijke opleiding heeft gekregen. Aangezien veiligheid in de scheepvaart zo’n cruciale rol is gaan spelen, is er een netwerk van controleorganismen ontstaan, vertakkingen van verzekeringsmaatschappijen. Onze echte werkgevers zijn dan ook niet de rederijen of de havens, wél de verzekeraars. Vooral zij waarderen onze deskundigheid.” Wij wensen Wim en Joris nog een goede vaart toe. Ben De Bruyn
4
Personeelsbeleid bij Lernout & Hauspie De zorgen van alumnus Bert Vermeiren Weinig Vlaamse bedrijven haalden de voorbije maanden zo vaak de media als Lernout & Hauspie Speech Products. TEW-alumnus (1977) Bert Vermeiren is minder bekend, al heeft hij een mooi palmares in de wereld van het HR-management. Anno 2001 lijkt zijn taak als corporate vice president human resources van het spraakmakend bedrijf met hoofdzetel in Ieper minder benijdenswaardig dan ooit. Maar, zoals steeds, blijft hij er koel bij. Stof genoeg voor een babbel, in de vestiging in Wemmel. In 1977 verliet Bert de UFSIA als licentiaat TEW. In ‘78 behaalde hij aan de K.U.Leuven nog een bijzonder diploma in de audiovisuele communicatiemedia. Hij volgde ook met succes diverse opleidingen in management en personeelsbeleid. Via wijlen pater A. Taymans s.J. en wijlen pater Hubert De Clercq van de UFSIA vond hij zijn weg naar het VKW, het Verbond van Kristelijke Werkgevers en kaderleden. Dit ontmoetings- en overlegforum voor bedrijfsmensen, met een bijzondere focus op de mens in de onderneming, vormde een uitstekende uitvalsbasis om daarna een verantwoordelijke functie in het bedrijfsleven te kunnen opnemen. Na zijn VKW-ervaring ging hij eerst aan de slag bij de federatie van de metaalverwerkende nijverheid Fabrimetal, het huidige Agoria. Sinds 1988 is personeelsbeleid de rode draad doorheen zijn loopbaan gebleven. Bij Philips legde hij zich hierop toe van 1988 tot 1994, eerst binnen het ontwikkelings- en productiecentrum van Philips Lighting in Turnhout, waar hij verantwoordelijk was voor het personeelsbeheer van 900 mensen, later als hoofd personeel en organisatie bij Philips Matshushita Battery Corporation in Tessenderlo. In 1994 startte Bert bij IBM als management development manager. Hij kwam er binnen in de context van de managementwissel en de grondige wijzigingen die IBM toen doormaakte. Sinds 1996 was hij er personeelsdirecteur. Kortom, toen hij de uitdaging aanvaardde om _ in onverdachte tijden _ wereldwijd het mensenbeleid van het explosief
groeiende LHSP te sturen, was hij flink geverfd door de HRM-wol.
Gedrevenheid: bron van blijvende motivatie Op 2 september 1998 werd Bert Vermeiren bij Lernout & Hauspie Speech Products benoemd tot corporate vice-president human resources. Niemand _ ook Bert niet _ had toen verwacht dat dit spitstechnologisch initiatief, door de entrepreneurs Jo Lernout en Pol Hauspie met vastberadenheid uit de Ieperse klei gestampt, kort daarna op de rand van de afgrond zou staan. In 1998 kreeg Bert nog een uitdagende, benijdenswaardige verantwoordelijkheid bij een veelbelovende snelgroeier. Vandaag liggen de LHSP-kaarten héél anders. Zelfs de meest sceptische toehoorder kan echter moeilijk aan het onverwoestbare optimisme van Bert weerstaan. “Voor mezelf en de meesten hier blijft het pionierswerk van Jo en Pol een geweldige prestatie”, begint hij. “Ze brachten technologieën bij elkaar die hun gelijke in de industrie niet kennen. LHSP is het enige bedrijf dat het brede palet aanbiedt van zowel tekst- als spraaktechnologie, automatische spraakherkenning, intelligent content management en aanverwante technologieën. Intelligent content management zorgt ervoor dat een woord geïnterpreteerd wordt in zijn context, zoals onze menselijke geest dat doet.” 5
bywerk, om ook te kunnen optreden. Met onze public-relationsman Hans zitten we wat dat betreft op het juiste spoor.”
van een orkest, operahuis, festivals … Er zijn zoveel mogelijkheden waar mijn twee grote interesses van pas kunnen komen.”
Economie en kunst, een haalbare relatie?
Had je niet liever voluit voor ‘muziek’ gekozen?
“Ja, al wringt daar niet zelden het schoentje. We trachten dan wel ons publiek in hogere sferen te brengen, maar zelf moeten we absoluut met onze voeten op de grond blijven. Mijn economische invalshoek leert me dat kunst en sponsoring elkaar moeten vinden. Precies in dat compromis wordt de muziek _ zelfs de moeilijkere muziek _ veel toegankelijker voor iedereen. In dat perspectief hoop ik later mijn diploma te kunnen valideren in de cultuurwereld.”
“Nee, absoluut niet. Ik zou opnieuw voor deze studierichting kiezen. Ze heeft me absoluut niet belet om ook intensief met muziek bezig te zijn. Anderzijds is het uitzonderlijk dat iemand met een conservatoriumopleiding het echt ‘maakt’ in de wereld van de muziek. Daarom lijkt een ‘nuchtere’ studie als TEW, gecombineerd met een doorgedreven hobby ‘in hogere sferen’ mij een perfecte combinatie. Zakelijkheid binnen de cultuur brengen, lijkt mij een gedroomde uitdaging om enerzijds als handelsingenieur te werken en anderzijds de extra dimensie die de muziek me meegaf, gestalte te geven. Zoals we in ons repertoire oud en nieuw mixen, renaissancemuziek en hedendaagse creaties samen ten gehore brengen, tot aangename verrassing van ons publiek overigens, zie ik geen obstakel om ook die twee harmonieus te laten samengaan. We zien wel, intussen beleef ik er alvast enorm veel plezier aan. Aan de twee, jawel …”
Vinden we iets van die aspiratie terug in het onderwerp van je eindverhandeling? “Ja, toch wel: ‘Financiering van het cultuurwezen met speciale aandacht voor de podiumkunsten’ onder leiding van prof. Walter Nonneman. Zakelijkheid binnen de cultuur: dat moet kunnen. De culturele sector is te lang verstoken gebleven van een vaste managementhand. Kwaliteit is heel wat anders dan excentriciteit, waardoor in het verleden vaak een verkeerd imago werd gecreëerd. Die twee invalshoeken hoop ik later ook actief en productief te kunnen realiseren: in het management
“Louter op routine drijven is in ons vak het grootste gevaar”, benadrukt Wim. “Loodsen volgen de evolutie van de nautische technologieën en streven naar zelfcorrectie. Wat dat betreft hebben België en Nederland een zeer goede reputatie. Op het kleinste schip kan er wat misgaan, bijvoorbeeld door een mank lopende communicatie. Het gevaar komt altijd onverwacht. De potentiële schade is meestal groot en de stress na een ongeval werkt bij een loods altijd door.” Zegt Joris: “In de luchtvaart leidt men op met een simulator. Maar voor ons gaat dat niet, wij staan altijd op een ander schip.” Moeder de vrouw blijkt noodgedwongen vele uren het gezinsroer te houden. Joris heeft een dochtertje van één jaar, Wim vier volwassen kinderen tussen 18 en 25. “Een hele week zijn wij voltijds standby, weliswaar met beperkingen”, zegt Wim. “Het korps telt 140 man, zodat wij natuurlijk niet continu moeten varen. Je moet zelf uitmaken wanneer je rust neemt, maar je moet daarin ook heel soepel zijn. Tijdens die zes dagen kunnen we heel moeilijk een afspraak maken. Een sociaal leven opbouwen buiten het beroep is er eigenlijk niet bij. Anderzijds houdt dat onverwachte, onvoorspelbare
Myriam van Loon.
ons leven spannend. Het aanbod van schepen krijgt men in geen enkele haven heel precies geregeld.” “Na een paar dagen van zo'n onregelmatig werk word je wel prikkelbaar. Managers klagen vaak over een jet lag, maar voor ons is dat een permanent gegeven”, getuigt Joris. “Wij hebben ook geen planbaar teamwork. Oproepen hangen af van diverse factoren. Daarmee moet je leren leven, maar met de jaren weegt het wel zwaarder”, weet Wim. “Vandaag meent een rederij het vaak te kunnen redden met een minder uitgebreide en minder geschoolde bemanning, die als het ware ‘voorgeprogrammeerd’ is. Dat lukt tot op zekere hoogte, maar in onverwachte en onvoorzienbare omstandigheden merk je toch weer duidelijk het verschil tussen iemand die op basis van routine is opgeleid en iemand die een wetenschappelijke opleiding heeft gekregen. Aangezien veiligheid in de scheepvaart zo’n cruciale rol is gaan spelen, is er een netwerk van controleorganismen ontstaan, vertakkingen van verzekeringsmaatschappijen. Onze echte werkgevers zijn dan ook niet de rederijen of de havens, wél de verzekeraars. Vooral zij waarderen onze deskundigheid.” Wij wensen Wim en Joris nog een goede vaart toe. Ben De Bruyn
4
Personeelsbeleid bij Lernout & Hauspie De zorgen van alumnus Bert Vermeiren Weinig Vlaamse bedrijven haalden de voorbije maanden zo vaak de media als Lernout & Hauspie Speech Products. TEW-alumnus (1977) Bert Vermeiren is minder bekend, al heeft hij een mooi palmares in de wereld van het HR-management. Anno 2001 lijkt zijn taak als corporate vice president human resources van het spraakmakend bedrijf met hoofdzetel in Ieper minder benijdenswaardig dan ooit. Maar, zoals steeds, blijft hij er koel bij. Stof genoeg voor een babbel, in de vestiging in Wemmel. In 1977 verliet Bert de UFSIA als licentiaat TEW. In ‘78 behaalde hij aan de K.U.Leuven nog een bijzonder diploma in de audiovisuele communicatiemedia. Hij volgde ook met succes diverse opleidingen in management en personeelsbeleid. Via wijlen pater A. Taymans s.J. en wijlen pater Hubert De Clercq van de UFSIA vond hij zijn weg naar het VKW, het Verbond van Kristelijke Werkgevers en kaderleden. Dit ontmoetings- en overlegforum voor bedrijfsmensen, met een bijzondere focus op de mens in de onderneming, vormde een uitstekende uitvalsbasis om daarna een verantwoordelijke functie in het bedrijfsleven te kunnen opnemen. Na zijn VKW-ervaring ging hij eerst aan de slag bij de federatie van de metaalverwerkende nijverheid Fabrimetal, het huidige Agoria. Sinds 1988 is personeelsbeleid de rode draad doorheen zijn loopbaan gebleven. Bij Philips legde hij zich hierop toe van 1988 tot 1994, eerst binnen het ontwikkelings- en productiecentrum van Philips Lighting in Turnhout, waar hij verantwoordelijk was voor het personeelsbeheer van 900 mensen, later als hoofd personeel en organisatie bij Philips Matshushita Battery Corporation in Tessenderlo. In 1994 startte Bert bij IBM als management development manager. Hij kwam er binnen in de context van de managementwissel en de grondige wijzigingen die IBM toen doormaakte. Sinds 1996 was hij er personeelsdirecteur. Kortom, toen hij de uitdaging aanvaardde om _ in onverdachte tijden _ wereldwijd het mensenbeleid van het explosief
groeiende LHSP te sturen, was hij flink geverfd door de HRM-wol.
Gedrevenheid: bron van blijvende motivatie Op 2 september 1998 werd Bert Vermeiren bij Lernout & Hauspie Speech Products benoemd tot corporate vice-president human resources. Niemand _ ook Bert niet _ had toen verwacht dat dit spitstechnologisch initiatief, door de entrepreneurs Jo Lernout en Pol Hauspie met vastberadenheid uit de Ieperse klei gestampt, kort daarna op de rand van de afgrond zou staan. In 1998 kreeg Bert nog een uitdagende, benijdenswaardige verantwoordelijkheid bij een veelbelovende snelgroeier. Vandaag liggen de LHSP-kaarten héél anders. Zelfs de meest sceptische toehoorder kan echter moeilijk aan het onverwoestbare optimisme van Bert weerstaan. “Voor mezelf en de meesten hier blijft het pionierswerk van Jo en Pol een geweldige prestatie”, begint hij. “Ze brachten technologieën bij elkaar die hun gelijke in de industrie niet kennen. LHSP is het enige bedrijf dat het brede palet aanbiedt van zowel tekst- als spraaktechnologie, automatische spraakherkenning, intelligent content management en aanverwante technologieën. Intelligent content management zorgt ervoor dat een woord geïnterpreteerd wordt in zijn context, zoals onze menselijke geest dat doet.” 5
“Maar tegelijkertijd is door de recente fouten en onregelmatigheden het vertrouwen zoek. Ook daarmee hebben onze mensen het moeilijk. Pioniers zijn niet noodzakelijk ook managers die hun bedrijf doorheen zijn verdere groei kunnen loodsen, moeten op een bepaald moment hun beperkingen inzien, om plaats te ruimen voor een professionele leiding. Dát dit fout gelopen is lijkt me de belangrijkste les die we uit deze trieste gebeurtenissen kunnen trekken.” Bert heeft het liever over een fundamentele of zelfs existentiële crisis waar het bedrijf doorheen moet, dan over een doemscenario. “Nu immers worden onze activiteiten uiterst kritisch bekeken naar hun toekomstige leefbaarheid. Helaas wordt het stilaan duidelijk dat LHSP niet zal kunnen voortbestaan zoals het in 2000 bestond na de acquisities van Dragon en Dictaphone, met alle daarmee verwante activiteiten.” Zo’n bestaanscrisis blijkt ook heel wat anders dan een klassieke afslanking. “In het begin van 2001 moesten we wel wat afslanken om onze kosten beter onder controle te krijgen. Toen zagen we ons genoodzaakt wereldwijd zowat 1.144 van de 7.000 medewerkers te ontslaan, waarvan 50 in België, hetzij 16 procent van ons totaal. Dit kaderde toen in het herstructurerings- en overlevingsplan-Duerden, uitgewerkt onder de toenmalige CEO. Dit plan voorzag dat we een overbruggingsperiode van 18 maanden nodig zouden hebben om als geheel te overleven. De evolutie van de financiële markten leerde dat dit intussen door de feiten achterhaald is. Onder leiding van Philip Bodson werd het duidelijk dat er slechts een beperkt aantal alternatieven resten. Die zijn erop gericht alle activa te verkopen om zoveel mogelijk overlevingskansen te bieden voor onze activiteiten. Die optie past bij een toestand van concordaat of van ‘Chapter 11’, de juridische regeling in de VS, en stelt drie prioriteiten: de schuldeisers maximaal terugbetalen, de medewerkers behouden en de activiteiten handhaven. Daarom streven we ernaar onze bedrijvigheden zoveel mogelijk te laten overnemen door een ander bedrijf, ofwel onze activa onder te brengen in een nieuwe vennootschap. We moeten natuurlijk ook naar de aandeelhouders kijken. Maar zij staan in rangorde slechts op de derde plaats. Of zij iets van hun investering zullen terugzien, is helaas heel onzeker.”
gaat nu alleen over de manier waarop dit allemaal naar de markt kan of zal gebracht worden. Niemand twijfelt aan de levenskansen van onze activiteiten, hun economische bestaansreden. Kan het om financiële redenen niet meer in de huidige juridische vorm, dan opteren we voor een andere gerechtelijke constructie. Vertrek je hier van een schone financiële lei, een gezonde financieringsbasis, met een degelijk management dat de principes van behoorlijk bestuur hoog in het vaandel draagt, dan lijkt de kans mij vrij groot dat onze activiteiten heel snel weer evolueren naar een groeicurve. Op het vlak van corporate governance, absolute externe transparantie en zuiverheid kunnen we ons echter geen enkel compromis veroorloven.” Mensen ontslaan zal wel niet zijn prettigste taak zijn? “Dat is nu eenmaal het lot van een personeelsmanager, omdat in de jaren tachtig en negentig heel veel bedrijven doorheen een crisis gingen. Ik ben natuurlijk niet in dit vak gestapt om mensen af te danken. Wél om mijn bewogenheid om met mensen te werken, goede werkomstandigheden en toekomstperspectieven tot stand te helpen komen. Philips was voor mij een heel belangrijke leerschool. Het HR-management was er heel professioneel en stond model voor vele andere ondernemingen in ons land.” Ook al snakte LHSP naar (financiële) adem, toch gebeurden de noodzakelijke afvloeiingen op een zo sociaal mogelijke manier, verzekert Bert. “Begin 2001 moesten we in België 50 mensen laten vertrekken. Toen hebben we eerst onze ondernemingsraad grondig geïnformeerd over het waarom, de voorwaarden enzovoort. Daarin investeerden we heel wat tijd. De CAO die met de hulp van de gewestelijke LBC- en BBTK-secretarissen in Ieper werd afgesloten, bevat een tewerkstellingsen een financieel gedeelte. Misschien was het een geluk bij een ongeluk dat we een team hadden van vier professionele HR-deskundigen, die met de bekwame hulp van twee VDAB-consultants vrij snel konden overschakelen van een rekruteringsnaar een tewerkstellingscel. Tot vandaag konden we al 45 van deze 50 medewerkers herplaatsen. De vijf anderen blijven we nog bijstaan. Aan de 1.100 anderen wereldwijd kenden we de normale daar geldende opzegvergoeding toe en boden we plaatsingshulp waar mogelijk.”
wat medewerkers in het heetst van de crisis, het eerste trimester van dit jaar, vertrokken zijn. We kenden toen in België en ook wereldwijd een personeelsverloop van 25 procent. In april en mei is dat snel gedaald naar een normaal percentage voor onze sector. De blijvers geloven er echt in, willen om voornoemde redenen het persoonlijk risico nemen. Onze werknemerspopulatie is nu vrij entrepreneurial ingesteld, bereid om offers te brengen. Ze zijn echter wel realistisch en zullen niet blijven als er weldra geen overnemer komt of een nieuwe vennootschap kan worden opgericht.” Bert ontkent niet dat er inmiddels vele goede medewerkers vertrokken zijn. “Maar voor alle technologieën van LHSP blijft er voldoende kennis aanwezig, alsook het potentieel om opnieuw aan te pikken bij de groei van de informaticasector, als we in een nieuw scenario een tweede start kunnen nemen. Een jaar geleden was alles gericht op groei, vandaag op overleven, ook ons personeelsbeleid. Dat steunt nu op vier pijlers: behoud van medewerkers, waarin ook een financieel element zit, continuïteit van onze competenties, waarvoor we een soort knipperlichtsysteem aan het uitwerken zijn om het behoud van kennis in al onze domeinen te waar-
borgen, blijvende aandacht _ ondanks alles _ voor het geven van loopbaanperspectieven met opleiding en vorming en, wellicht het belangrijkst, het communicatiebeleid. Telkens wanneer er iets ingrijpends gebeurt, delen we dat gedetailleerd, heel transparant mee, met alle mogelijke middelen. Onze topman Philip Bodson is daar erg gevoelig voor en praat zelf heel open met de medewerkers. Die openheid wordt intern erg gewaardeerd.” Neemt Bert zijn zorgen mee naar huis? “Mijn vrouw en drie kinderen leven natuurlijk mee met deze situatie. Maar het groeiscenario begin 2000 met diverse overnames was ook veeleisend. Vorig jaar bracht ik de helft van mijn werktijd door in de VS. Dat weegt wel degelijk op het gezin dat alleen verder moet, misschien nog meer op hen dan op mezelf.” Vooral pater Hubert De Clercq heeft op Bert in zijn eerste baan, bij het VKW, een grote indruk nagelaten: zijn mensgerichtheid, grondige analyse en volharding. “Die laatste kwaliteit zie ik nu bij velen rondom mij”, zegt Bert. “Veel elementen spreken volgens hen tegen dat dit bedrijf een zeepbel zou zijn. Integendeel, ze zijn ervan overtuigd dat het nog héél veel waarde bevat.” Ben De Bruyn
Retentie- en competentiebeleid Blijven geloven in de toekomst Zeker van een higtechbedrijf zegt men altijd dat hersenen het belangrijkste kapitaal zijn. Hoe in een door kennis gedreven, afslankende onderneming zorgen dat toch de vitale competenties binnen de muren blijven? “Dat is precies de essentie van het genoemde plan. Iedereen die het LHSP-verhaal wat heeft gevolgd, blijft ervan doordrongen dat dit bedrijf enorm veel waarde bevat inzake technologie, degelijke diensten en toekomstig potentieel”, klinkt het beslist. “Dat staat niet ter discussie. Het 6
Mensen behouden en hun motivatie op peil houden lijkt alvast geen gemakkelijke klus in zo'n bedrijf. “Onze medewerkers zijn vooral hier gebleven om de teamspirit, hun bijdrage tot onze technologieën en de toekomstperspectieven die daar nog steeds in zitten. Natuurlijk is de motivatie over het algemeen zwaar aangetast. Wat wil je als je eerst werkt bij de parel van Vlaanderen en enkele maanden later bij een bedrijf dat dagelijks de krant haalt met negatief nieuws? Daarenboven is er de knagende loononzekerheid. Het gevolg was dat heel 7
“Maar tegelijkertijd is door de recente fouten en onregelmatigheden het vertrouwen zoek. Ook daarmee hebben onze mensen het moeilijk. Pioniers zijn niet noodzakelijk ook managers die hun bedrijf doorheen zijn verdere groei kunnen loodsen, moeten op een bepaald moment hun beperkingen inzien, om plaats te ruimen voor een professionele leiding. Dát dit fout gelopen is lijkt me de belangrijkste les die we uit deze trieste gebeurtenissen kunnen trekken.” Bert heeft het liever over een fundamentele of zelfs existentiële crisis waar het bedrijf doorheen moet, dan over een doemscenario. “Nu immers worden onze activiteiten uiterst kritisch bekeken naar hun toekomstige leefbaarheid. Helaas wordt het stilaan duidelijk dat LHSP niet zal kunnen voortbestaan zoals het in 2000 bestond na de acquisities van Dragon en Dictaphone, met alle daarmee verwante activiteiten.” Zo’n bestaanscrisis blijkt ook heel wat anders dan een klassieke afslanking. “In het begin van 2001 moesten we wel wat afslanken om onze kosten beter onder controle te krijgen. Toen zagen we ons genoodzaakt wereldwijd zowat 1.144 van de 7.000 medewerkers te ontslaan, waarvan 50 in België, hetzij 16 procent van ons totaal. Dit kaderde toen in het herstructurerings- en overlevingsplan-Duerden, uitgewerkt onder de toenmalige CEO. Dit plan voorzag dat we een overbruggingsperiode van 18 maanden nodig zouden hebben om als geheel te overleven. De evolutie van de financiële markten leerde dat dit intussen door de feiten achterhaald is. Onder leiding van Philip Bodson werd het duidelijk dat er slechts een beperkt aantal alternatieven resten. Die zijn erop gericht alle activa te verkopen om zoveel mogelijk overlevingskansen te bieden voor onze activiteiten. Die optie past bij een toestand van concordaat of van ‘Chapter 11’, de juridische regeling in de VS, en stelt drie prioriteiten: de schuldeisers maximaal terugbetalen, de medewerkers behouden en de activiteiten handhaven. Daarom streven we ernaar onze bedrijvigheden zoveel mogelijk te laten overnemen door een ander bedrijf, ofwel onze activa onder te brengen in een nieuwe vennootschap. We moeten natuurlijk ook naar de aandeelhouders kijken. Maar zij staan in rangorde slechts op de derde plaats. Of zij iets van hun investering zullen terugzien, is helaas heel onzeker.”
gaat nu alleen over de manier waarop dit allemaal naar de markt kan of zal gebracht worden. Niemand twijfelt aan de levenskansen van onze activiteiten, hun economische bestaansreden. Kan het om financiële redenen niet meer in de huidige juridische vorm, dan opteren we voor een andere gerechtelijke constructie. Vertrek je hier van een schone financiële lei, een gezonde financieringsbasis, met een degelijk management dat de principes van behoorlijk bestuur hoog in het vaandel draagt, dan lijkt de kans mij vrij groot dat onze activiteiten heel snel weer evolueren naar een groeicurve. Op het vlak van corporate governance, absolute externe transparantie en zuiverheid kunnen we ons echter geen enkel compromis veroorloven.” Mensen ontslaan zal wel niet zijn prettigste taak zijn? “Dat is nu eenmaal het lot van een personeelsmanager, omdat in de jaren tachtig en negentig heel veel bedrijven doorheen een crisis gingen. Ik ben natuurlijk niet in dit vak gestapt om mensen af te danken. Wél om mijn bewogenheid om met mensen te werken, goede werkomstandigheden en toekomstperspectieven tot stand te helpen komen. Philips was voor mij een heel belangrijke leerschool. Het HR-management was er heel professioneel en stond model voor vele andere ondernemingen in ons land.” Ook al snakte LHSP naar (financiële) adem, toch gebeurden de noodzakelijke afvloeiingen op een zo sociaal mogelijke manier, verzekert Bert. “Begin 2001 moesten we in België 50 mensen laten vertrekken. Toen hebben we eerst onze ondernemingsraad grondig geïnformeerd over het waarom, de voorwaarden enzovoort. Daarin investeerden we heel wat tijd. De CAO die met de hulp van de gewestelijke LBC- en BBTK-secretarissen in Ieper werd afgesloten, bevat een tewerkstellingsen een financieel gedeelte. Misschien was het een geluk bij een ongeluk dat we een team hadden van vier professionele HR-deskundigen, die met de bekwame hulp van twee VDAB-consultants vrij snel konden overschakelen van een rekruteringsnaar een tewerkstellingscel. Tot vandaag konden we al 45 van deze 50 medewerkers herplaatsen. De vijf anderen blijven we nog bijstaan. Aan de 1.100 anderen wereldwijd kenden we de normale daar geldende opzegvergoeding toe en boden we plaatsingshulp waar mogelijk.”
wat medewerkers in het heetst van de crisis, het eerste trimester van dit jaar, vertrokken zijn. We kenden toen in België en ook wereldwijd een personeelsverloop van 25 procent. In april en mei is dat snel gedaald naar een normaal percentage voor onze sector. De blijvers geloven er echt in, willen om voornoemde redenen het persoonlijk risico nemen. Onze werknemerspopulatie is nu vrij entrepreneurial ingesteld, bereid om offers te brengen. Ze zijn echter wel realistisch en zullen niet blijven als er weldra geen overnemer komt of een nieuwe vennootschap kan worden opgericht.” Bert ontkent niet dat er inmiddels vele goede medewerkers vertrokken zijn. “Maar voor alle technologieën van LHSP blijft er voldoende kennis aanwezig, alsook het potentieel om opnieuw aan te pikken bij de groei van de informaticasector, als we in een nieuw scenario een tweede start kunnen nemen. Een jaar geleden was alles gericht op groei, vandaag op overleven, ook ons personeelsbeleid. Dat steunt nu op vier pijlers: behoud van medewerkers, waarin ook een financieel element zit, continuïteit van onze competenties, waarvoor we een soort knipperlichtsysteem aan het uitwerken zijn om het behoud van kennis in al onze domeinen te waar-
borgen, blijvende aandacht _ ondanks alles _ voor het geven van loopbaanperspectieven met opleiding en vorming en, wellicht het belangrijkst, het communicatiebeleid. Telkens wanneer er iets ingrijpends gebeurt, delen we dat gedetailleerd, heel transparant mee, met alle mogelijke middelen. Onze topman Philip Bodson is daar erg gevoelig voor en praat zelf heel open met de medewerkers. Die openheid wordt intern erg gewaardeerd.” Neemt Bert zijn zorgen mee naar huis? “Mijn vrouw en drie kinderen leven natuurlijk mee met deze situatie. Maar het groeiscenario begin 2000 met diverse overnames was ook veeleisend. Vorig jaar bracht ik de helft van mijn werktijd door in de VS. Dat weegt wel degelijk op het gezin dat alleen verder moet, misschien nog meer op hen dan op mezelf.” Vooral pater Hubert De Clercq heeft op Bert in zijn eerste baan, bij het VKW, een grote indruk nagelaten: zijn mensgerichtheid, grondige analyse en volharding. “Die laatste kwaliteit zie ik nu bij velen rondom mij”, zegt Bert. “Veel elementen spreken volgens hen tegen dat dit bedrijf een zeepbel zou zijn. Integendeel, ze zijn ervan overtuigd dat het nog héél veel waarde bevat.” Ben De Bruyn
Retentie- en competentiebeleid Blijven geloven in de toekomst Zeker van een higtechbedrijf zegt men altijd dat hersenen het belangrijkste kapitaal zijn. Hoe in een door kennis gedreven, afslankende onderneming zorgen dat toch de vitale competenties binnen de muren blijven? “Dat is precies de essentie van het genoemde plan. Iedereen die het LHSP-verhaal wat heeft gevolgd, blijft ervan doordrongen dat dit bedrijf enorm veel waarde bevat inzake technologie, degelijke diensten en toekomstig potentieel”, klinkt het beslist. “Dat staat niet ter discussie. Het 6
Mensen behouden en hun motivatie op peil houden lijkt alvast geen gemakkelijke klus in zo'n bedrijf. “Onze medewerkers zijn vooral hier gebleven om de teamspirit, hun bijdrage tot onze technologieën en de toekomstperspectieven die daar nog steeds in zitten. Natuurlijk is de motivatie over het algemeen zwaar aangetast. Wat wil je als je eerst werkt bij de parel van Vlaanderen en enkele maanden later bij een bedrijf dat dagelijks de krant haalt met negatief nieuws? Daarenboven is er de knagende loononzekerheid. Het gevolg was dat heel 7
Plechtige proclamatie 2001
POSTER
2
3
Intersentia of: ‘small is beautiful’ Uitgever-alumnus Hans Kluwer getuigt “Mastodont-uitgeefbedrijven zoals we ze de laatste decennia hebben zien ontstaan door fusies en overnames zijn op termijn verdoemd.” Deze en andere sterke uitspraken tekenden we op uit de mond van alumnus Hans Kluwer. Het werd een gedreven gesprek met een jonge uitgever die een haarscherpe analyse van zijn sector maakt.
POSTER
“Allereerst zijn er de grote beursgenoteerde uitgeverijen, waar het management de slaaf is van de kapitaalmarkt. Kapitaalmarkten vragen immers uitsluitend rendementen en het management wordt uitsluitend vergoed op basis van zijn resultaten. Dit betekent stijgende paginaprijzen en ongewenste actualiseringen van losbladige uitgaven en cd-rom's. En als dat nog niet toereikend is, wordt het management vervangen en worden reorganisaties steeds vaker en sneller doorgevoerd. Slotsom, de verschillende uitgaven worden onbetaalbaar, omdat steeds minder klanten voor een steeds grotere omzet moeten zorgen, en het personeel roteert snel. Met als enig resultaat ontevreden klanten en verweesde auteurs! En op dát ogenblik zijn er de kleine uitgeverijen zoals Intersentia die een volwaardig alternatief kunnen bieden voor de klanten en de auteurs.” Gedurfde uitspraken van Hans Kluwer, de dynamische gedelegeerd bestuurder van uitgeverij Intersentia. Intersentia spitst zich toe op juridische en economische uitgaven. Na bijna vijf jaar behaalt deze uitgeverij een omzet van een kleine 100 miljoen BEF, telt ze 9 medewerkers en heeft ze al meer dan 175 (hoofdzakelijk juridische) titels uitgebracht. Daarnaast verzorgt ze de uitgave van een aantal tijdschriften. De bekendste zijn ongetwijfeld het toonaangevende Rechtskundig Weekblad, Maastricht Journal of European and Comparative Law en sinds kort ook Letsel en Schade. Surf gerust eens naar hun website (www.intersentia.be) voor een gedetailleerd overzicht van de andere uitgaven.
Rwanda-tribunaal “In eerste instantie richten wij ons tot de Vlaamse juridische markt, maar we hebben ondertussen ook een aantal titels voor Nederlandse juristen uitgegeven. Daarnaast heeft onze uitgeverij ook internationaal enige bekendheid verworven op het terrein van het Europees recht, de mensenrechten en het internationaal strafrecht.” Op dit laatste terrein is de uitgave van de reeks Annotated Leading
Cases of International Criminal Tribunals wellicht het bekendst. In deze boekenreeks worden de belangrijkste beslissingen van de Internationale Straftribunalen _ zowel dat van het voormalige Joegoslavië als dat van Rwanda _ gepubliceerd en geannoteerd door leidinggevende strafrechtspecialisten uit binnen- en buitenland. “Wereldwijd zijn wij de enige uitgever die deze stukken op een dergelijke wijze publiceert.” “Door onze kleinere schaal kunnen we veel gerichter en veel sneller acties ondernemen dan een grote, logge organisatie. Een voorbeeld: in februari 2001 heeft Intersentia, samen met de Onderzoeksschool Rechten van de Mens van de Universiteit Utrecht, de voorzitter van het Rwanda-Tribunaal, H.E. Judge Navenethem Pillay, uitgenodigd voor de presentatie van het boek Annotated Leading Cases Volume II ICTR van André Klip en Göran Sluiter.”
Philadelphia Gestart in 1984, studeerde Hans Kluwer vier jaar later af als TEW’er in de oriëntatie accountancy. “In mijn professionele carrière tot nog toe, die bij Price Waterhouse begon, heb ik het meest baat gehad bij de cursussen Accountancy van professor Reyns, Analyse van de Jaarrekening van professor Jorissen en Financieel Beheer van wijlen professor Durinck. Nadat ik enkele jaren actief was geweest bij Price Waterhouse België, kreeg ik van hen de gelegenheid een exchange programma te volgen in de Verenigde Staten. Aangezien USGAAP veel verder ontwikkeld is dan ons boekhoudrecht, waren ‘the States’ voor mij de gedroomde gelegenheid.” In 1992 verhuisde Hans voor twee jaar naar Philadelphia. Hier maakte hij de opgang van de elektronische beurs NASDAQ mee. Hij verzorgde er de audits en controles van verschillende bedrijven die tot een IPO overgingen, legde de contacten met de Securities and Exchange Commission (SEC) en hielp mee bij de opstelling van de prospectussen. In deze periode behaalde hij (als een van de weinige Belgen, n.v.d.r.) de licentie van Certified Public Accountant (CPA) 13
voor de staten Pennsylvania, New York en New Jersey. In 1994 keerde hij terug naar de Brusselse afdeling van Price Waterhouse, waar hij vooral actief was rond treasury accounting. In 1996 startte hij met zijn eigen bedrijf, uitgeverij Intersentia. Het zal niet verbazen dat zijn loopbaan bij Price Waterhouse ook vandaag nog tot uiting komt binnen de uitgeverij. Zo brengt Intersentia binnenkort FIRST op de markt, een softwarepakket voor statutaire financiële verslaggeving.
Uitgeversfamilie: Kluwer ≠ Kluwer “Wanneer ik mensen vertel dat ik voor een uitgeverij werk en ze mijn familienaam zien, gaan ze er vaak automatisch vanuit dat ik voor uitgeverij Kluwer werk.” Een begrijpelijk misverstand: overgrootvader Æ.E. Kluwer uit Friesland richtte in 1889 de uitgeversmaatschappij Æ.E. Kluwer op. Dit bedrijf opereerde na zijn beursgang in de jaren zestig eerst onder de naam Kluwer en is nu beter bekend onder de naam Wolters Kluwer. Hoewel ook zijn grootvader en vader zeer actief waren in de uitgeverswereld, heeft de familie zich in de loop der jaren volledig teruggetrokken uit “de” uitgeverij Kluwer. “Hoewel de stap naar de uitgeverswereld voor een TEW’er misschien niet zo vanzelfsprekend is, was dit voor mij dus zeker geen onlogische keuze.” Ruim 100 jaar na zijn overgrootvader richtte Hans Kluwer zijn eigen uitgeverij op, onder de naam Intersentia.
Terug naar de oorspronkelijke opdracht van het uitgeversbedrijf “Een van de belangrijkste redenen voor de start in 1996 was de verstikkende monopoliepositie van een beperkt aantal uitgeversbedrijven. Deze grote concerns, waarvan de namen de lezers ongetwijfeld bekend zijn, zijn uitsluitend rendementsgedreven. Zij laten weinig heel van de oorspronkelijke opdracht van het uitgeversbedrijf. Deze opdracht was _ en is nog altijd _ het verspreiden van kwaliteitsvolle informatie onder het publiek tegen betaalbare prijzen. De begrippen ‘kwaliteitsvol’ en ‘betaalbaar’ zijn zeker voor deze grote ondernemingen de laatste jaren erg relatief geworden.” “Het is duidelijk dat een dergelijke oligopolistische situatie marktverstorend werkt. Bibliothecarissen, academici en juristen klagen al jaren over de hoge prijzen voor juridische informatie. De torenhoge prijzen die de klanten moeten betalen, steken schril af tegen de monsterwinsten die deze bedrijven de laatste jaren op de beurzen van Amsterdam, Londen en New York presenteren. Daarbij komt nog dat deze grote concerns de markt bombarderen met informatie. En het liefst verpakken ze diezelfde informatie op vier of vijf verschillende manieren, alleen maar om nog meer omzetgroei en winst te kunnen realiseren. Hoelang zal de markt dit nog accepteren?”, aldus een gedreven Hans Kluwer. Dat 14
de jongste telg van de ‘uitgeversfamilie’ een zeer duidelijke visie op het boekenbedrijf heeft, zal niemand verbazen. Je zou kunnen concluderen dat men suïcidale neigingen moet hebben om in een gesatureerde en concurrentiële markt, die echt beheerst wordt door slechts een drietal marktspelers, een nieuwe uitgeverij te starten. “Niet noodzakelijk! Zeker niet wanneer je ervan overtuigd bent dat je een uitgeverij kunt opbouwen die de markt echte toegevoegde waarde kan bieden. Die toegevoegde waarde creëer je o.m. door de kwaliteit continu te bewaken en door te streven naar een win-winsituatie voor de auteurs, de klanten en _ natuurlijk ook _ de uitgeverij. Binnen een grote uitgeverij komt een auteur bijvoorbeeld vaak terecht in de anonimiteit. Zijn uitgave is er maar een van de vele. Hij is meestal een auteur zoals alle andere en wordt beschouwd als ‘informatieleverancier’. Bij Intersentia is een auteur wél echt belangrijk. Immers, de auteurs bepalen mee het succes van een klein uitgeversbedrijf.” Wij wensen Hans Kluwer veel succes bij de verdere uitbouw van zijn uitgeversbedrijf. Peter-Jan Engelen
Gesprek met de eerste doctor in de TEW van de UFSIA (1971) Laatbloeier ontpopt zich tot erudiete boekenwurm Professor Piet Tommissen was van kindsbeen af gebeten door de leesmicrobe, hij verslond alle boeken die op de speelplaats werden doorgegeven. Toen wist hij al wat hij later wilde worden: professor. Vele jaren later, na combinatie van studie en werk, ging die droom in vervulling. Tommissen behaalde het eerste UFSIA-doctoraat en bouwde een academische carrière uit aan de EHSAL en het LUC. Piet Tommissen grinnikt nog als hij terugdenkt aan de tijd in het Turnhoutse Sint-Victorinstituut. Als veertienjarige las hij Spenglers Untergang des Abendlandes; op de speelplaats werd de boekenwurm betrapt met het verboden L’évolution créatrice van Bergson. Een broeder van Liefde tikte Tommissen mild op de vingers; hij moest plechtig beloven zulk zondig boek niet te lezen voor zijn achttiende. Dan zou de broeder ervoor zorgen dat Tommissen via een bisschoppelijke fiat toegang kreeg tot elk gewenst boek. En zo geschiedde. In Tommissens gesternte stonden boeken en studie toen al in het teken van zijn latere passie: wetenschap en cultuur.
Vlijt Piet Tommissen behoort tot die generatie oorlogskinderen die na hun schooltijd door hard werk een toekomst opbouwden. Aanvankelijk was daarin vooral plaats voor een gezin en een drukke baan in het bedrijfsleven. Toch bleef de studiedroom sluimeren. Toen Tommissen een advertentie las voor een avondstudie handelswetenschappen aan het Brusselse Sint-Aloysius, sloeg hij resoluut een nieuwe weg in. Dat kon alleen door de onvoorwaardelijke steun van zijn echtgenote. Vijf jaar lang zou hij alle vrije tijd besteden aan de studie. Alle vriendenbezoek werd in die tijd op een laag pitje gezet: “Een werkdag zag er uit als volgt: opstaan om zeven uur, werken, colleges tot tien uur ’s avonds.” Dan herkauwde Tommissen zijn syllabi tot één uur ’s nachts. De stalen discipline wierp haar vruchten af, Tommissen studeerde af con brio. Hij trok zijn stoute schoenen aan en vroeg pater Taymans, toenmalig decaan van de kersverse TEW-faculteit, of hij aan de jezuïeteninstelling kon promoveren. Piet Tommissen zou de eerste doctor in de toegepaste economische wetenschappen worden van de net opgerichte UFSIA. Onder leiding van professor Pourvoyeur verdedigde hij in 1971 een monumentaal en toch leesbaar proefschrift over De Revolutie in het Economisch Denken van Vilfredo Pareto. Tommissen vond snel een betrekking aan de Brusselse EHSAL en het LUC (die laatste dankzij UFSIA-rector Dhanis, zoals Tommissen later vernam).
Daarvoor zegde hij het bedrijfsleven vaarwel, ook in die tijd geen eenvoudige beslissing: “Het was mijn echtgenote die mij over de streep trok. Wij beseften dat we financieel een stap terugzetten. Maar dat woog niet op tegen de intellectuele vrijheid. Eindelijk kon ik mijn oude droom verwezenlijken: een professoraal leven waar diepgang in wetenschap gevoed werd door belangstelling voor kunst.” Diep in de veertig stapte Tommissen een nieuw leven binnen.
Bezige bij Voor de prof die vakken als Encyclopedie van de toegepaste economische wetenschappen doceerde, en Geschiedenis van het economisch denken, stopte de belangstelling niet daar. Lang voor zijn UFSIA-tijd, al in 1953, had hij zich in het Antwerpse literaire milieu gestort. Samen met Adriaan de Roover en vele anderen was Tommissen actief als redacteur bij het tijdschrift De Tafelronde: “Ik voelde een enorme literaire gedrevenheid, maar ik ben geen literator. In de redactie van een essay kan ik mezelf dan wel weer goed vinden. Zo zorgde ik ervoor dat Heinrich Böll naar Antwerpen kwam, ook introduceerde ik Paul Celan in het Nederlandse taalgebied.” 15
voor de staten Pennsylvania, New York en New Jersey. In 1994 keerde hij terug naar de Brusselse afdeling van Price Waterhouse, waar hij vooral actief was rond treasury accounting. In 1996 startte hij met zijn eigen bedrijf, uitgeverij Intersentia. Het zal niet verbazen dat zijn loopbaan bij Price Waterhouse ook vandaag nog tot uiting komt binnen de uitgeverij. Zo brengt Intersentia binnenkort FIRST op de markt, een softwarepakket voor statutaire financiële verslaggeving.
Uitgeversfamilie: Kluwer ≠ Kluwer “Wanneer ik mensen vertel dat ik voor een uitgeverij werk en ze mijn familienaam zien, gaan ze er vaak automatisch vanuit dat ik voor uitgeverij Kluwer werk.” Een begrijpelijk misverstand: overgrootvader Æ.E. Kluwer uit Friesland richtte in 1889 de uitgeversmaatschappij Æ.E. Kluwer op. Dit bedrijf opereerde na zijn beursgang in de jaren zestig eerst onder de naam Kluwer en is nu beter bekend onder de naam Wolters Kluwer. Hoewel ook zijn grootvader en vader zeer actief waren in de uitgeverswereld, heeft de familie zich in de loop der jaren volledig teruggetrokken uit “de” uitgeverij Kluwer. “Hoewel de stap naar de uitgeverswereld voor een TEW’er misschien niet zo vanzelfsprekend is, was dit voor mij dus zeker geen onlogische keuze.” Ruim 100 jaar na zijn overgrootvader richtte Hans Kluwer zijn eigen uitgeverij op, onder de naam Intersentia.
Terug naar de oorspronkelijke opdracht van het uitgeversbedrijf “Een van de belangrijkste redenen voor de start in 1996 was de verstikkende monopoliepositie van een beperkt aantal uitgeversbedrijven. Deze grote concerns, waarvan de namen de lezers ongetwijfeld bekend zijn, zijn uitsluitend rendementsgedreven. Zij laten weinig heel van de oorspronkelijke opdracht van het uitgeversbedrijf. Deze opdracht was _ en is nog altijd _ het verspreiden van kwaliteitsvolle informatie onder het publiek tegen betaalbare prijzen. De begrippen ‘kwaliteitsvol’ en ‘betaalbaar’ zijn zeker voor deze grote ondernemingen de laatste jaren erg relatief geworden.” “Het is duidelijk dat een dergelijke oligopolistische situatie marktverstorend werkt. Bibliothecarissen, academici en juristen klagen al jaren over de hoge prijzen voor juridische informatie. De torenhoge prijzen die de klanten moeten betalen, steken schril af tegen de monsterwinsten die deze bedrijven de laatste jaren op de beurzen van Amsterdam, Londen en New York presenteren. Daarbij komt nog dat deze grote concerns de markt bombarderen met informatie. En het liefst verpakken ze diezelfde informatie op vier of vijf verschillende manieren, alleen maar om nog meer omzetgroei en winst te kunnen realiseren. Hoelang zal de markt dit nog accepteren?”, aldus een gedreven Hans Kluwer. Dat 14
de jongste telg van de ‘uitgeversfamilie’ een zeer duidelijke visie op het boekenbedrijf heeft, zal niemand verbazen. Je zou kunnen concluderen dat men suïcidale neigingen moet hebben om in een gesatureerde en concurrentiële markt, die echt beheerst wordt door slechts een drietal marktspelers, een nieuwe uitgeverij te starten. “Niet noodzakelijk! Zeker niet wanneer je ervan overtuigd bent dat je een uitgeverij kunt opbouwen die de markt echte toegevoegde waarde kan bieden. Die toegevoegde waarde creëer je o.m. door de kwaliteit continu te bewaken en door te streven naar een win-winsituatie voor de auteurs, de klanten en _ natuurlijk ook _ de uitgeverij. Binnen een grote uitgeverij komt een auteur bijvoorbeeld vaak terecht in de anonimiteit. Zijn uitgave is er maar een van de vele. Hij is meestal een auteur zoals alle andere en wordt beschouwd als ‘informatieleverancier’. Bij Intersentia is een auteur wél echt belangrijk. Immers, de auteurs bepalen mee het succes van een klein uitgeversbedrijf.” Wij wensen Hans Kluwer veel succes bij de verdere uitbouw van zijn uitgeversbedrijf. Peter-Jan Engelen
Gesprek met de eerste doctor in de TEW van de UFSIA (1971) Laatbloeier ontpopt zich tot erudiete boekenwurm Professor Piet Tommissen was van kindsbeen af gebeten door de leesmicrobe, hij verslond alle boeken die op de speelplaats werden doorgegeven. Toen wist hij al wat hij later wilde worden: professor. Vele jaren later, na combinatie van studie en werk, ging die droom in vervulling. Tommissen behaalde het eerste UFSIA-doctoraat en bouwde een academische carrière uit aan de EHSAL en het LUC. Piet Tommissen grinnikt nog als hij terugdenkt aan de tijd in het Turnhoutse Sint-Victorinstituut. Als veertienjarige las hij Spenglers Untergang des Abendlandes; op de speelplaats werd de boekenwurm betrapt met het verboden L’évolution créatrice van Bergson. Een broeder van Liefde tikte Tommissen mild op de vingers; hij moest plechtig beloven zulk zondig boek niet te lezen voor zijn achttiende. Dan zou de broeder ervoor zorgen dat Tommissen via een bisschoppelijke fiat toegang kreeg tot elk gewenst boek. En zo geschiedde. In Tommissens gesternte stonden boeken en studie toen al in het teken van zijn latere passie: wetenschap en cultuur.
Vlijt Piet Tommissen behoort tot die generatie oorlogskinderen die na hun schooltijd door hard werk een toekomst opbouwden. Aanvankelijk was daarin vooral plaats voor een gezin en een drukke baan in het bedrijfsleven. Toch bleef de studiedroom sluimeren. Toen Tommissen een advertentie las voor een avondstudie handelswetenschappen aan het Brusselse Sint-Aloysius, sloeg hij resoluut een nieuwe weg in. Dat kon alleen door de onvoorwaardelijke steun van zijn echtgenote. Vijf jaar lang zou hij alle vrije tijd besteden aan de studie. Alle vriendenbezoek werd in die tijd op een laag pitje gezet: “Een werkdag zag er uit als volgt: opstaan om zeven uur, werken, colleges tot tien uur ’s avonds.” Dan herkauwde Tommissen zijn syllabi tot één uur ’s nachts. De stalen discipline wierp haar vruchten af, Tommissen studeerde af con brio. Hij trok zijn stoute schoenen aan en vroeg pater Taymans, toenmalig decaan van de kersverse TEW-faculteit, of hij aan de jezuïeteninstelling kon promoveren. Piet Tommissen zou de eerste doctor in de toegepaste economische wetenschappen worden van de net opgerichte UFSIA. Onder leiding van professor Pourvoyeur verdedigde hij in 1971 een monumentaal en toch leesbaar proefschrift over De Revolutie in het Economisch Denken van Vilfredo Pareto. Tommissen vond snel een betrekking aan de Brusselse EHSAL en het LUC (die laatste dankzij UFSIA-rector Dhanis, zoals Tommissen later vernam).
Daarvoor zegde hij het bedrijfsleven vaarwel, ook in die tijd geen eenvoudige beslissing: “Het was mijn echtgenote die mij over de streep trok. Wij beseften dat we financieel een stap terugzetten. Maar dat woog niet op tegen de intellectuele vrijheid. Eindelijk kon ik mijn oude droom verwezenlijken: een professoraal leven waar diepgang in wetenschap gevoed werd door belangstelling voor kunst.” Diep in de veertig stapte Tommissen een nieuw leven binnen.
Bezige bij Voor de prof die vakken als Encyclopedie van de toegepaste economische wetenschappen doceerde, en Geschiedenis van het economisch denken, stopte de belangstelling niet daar. Lang voor zijn UFSIA-tijd, al in 1953, had hij zich in het Antwerpse literaire milieu gestort. Samen met Adriaan de Roover en vele anderen was Tommissen actief als redacteur bij het tijdschrift De Tafelronde: “Ik voelde een enorme literaire gedrevenheid, maar ik ben geen literator. In de redactie van een essay kan ik mezelf dan wel weer goed vinden. Zo zorgde ik ervoor dat Heinrich Böll naar Antwerpen kwam, ook introduceerde ik Paul Celan in het Nederlandse taalgebied.” 15
Ingrid (Hir ’99) en Johan (Hir ‘97) Goossens
Tommissen bleef ook na zijn studietijd een productieve duizendpoot. Naast het economische gebied richtte hij zijn blik naar de literatuur, de beeldende kunst, de filosofie en theologie, te veel om op te noemen. Het Grimbergse huis puilt uit van prachtige gravures en schilderijen van bekende kunstenaars, die hij tot vandaag graag een bezoek brengt in hun atelier. Piet Tommissen kent dan ook geen groter genot dan het ritselend openmaken van een gedicht dat door een bevriend dichter speciaal voor hem werd geschreven. Nostalgisch toont hij me de vitrine met ragfijn geborsteld schilderwerk op porselein: de hobby van zijn overleden echtgenote, die zijn artistieke passies deelde.
Een dubbelinterview Broer en zus, geboren en getogen Antwerpenaars met amper twee jaar leeftijdsverschil. Opgeleid aan de twee bekende Onze-Lieve-Vrouwinstituten, allebei handelsingenieur aan de UFSIA en werkend voor twee gerenommeerde bedrijven. Stof voor een dubbelverhaal.
Holisme De pientere senior volgt de intellectuele actualiteit op de voet. Hij betreurt de verregaande academische specialisatie, die een breed blikveld uitsluit: “Het is niet moeilijk een superspecialist te vormen, maar dat baat niet zonder een besef van de brede context waarbinnen de wetenschap functioneert. Aan mijn studenten zei ik wel eens dat ik me afvroeg hoe zij zouden omgaan met deze getormenteerde wereld. Ik krijg de indruk dat wij bezig zijn uit de geschiedenis te stappen. Alles is al wel eens uitgeprobeerd. Misschien is er wel een terugkeer naar een nieuw begin nodig, moeten we alle stadia, hoe technisch geperfectioneerd ze ook zijn, nog maar eens doorlopen. De Amerikaanse hang naar zakelijke belangen leidt ons naar een eendimensioneel economisch wereldbeeld, terwijl de mens nood heeft aan andere dimensies: een spirituele, een esthetische, en zovele andere. Daarom ben ik nooit existentialist geweest, noch thomist. Ik had het moeilijk met de scheiding tussen existentie en essentie, tussen lichaam en geest. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat alles samenhangt. Vandaag kiezen mensen bijna à la carte voor een spirituele ervaring. In mijn ogen is cultuur één en ondeelbaar.”
Geheim van (de) Schmitt Even later waan ik mij Adso, de wat stuntelige klerk uit Umberto Eco’s Naam van de roos, wanneer Tommissen me meetroont naar het heilige der heiligen, zijn werkkamer annex bibliotheek, met meer dan zestienduizend volumes, netjes gerangschikt per thema, op dubbele rijen die de boekenrekken doen kreunen van ingehouden leesplezier. Hier heeft Tommissen alles bij de hand voor zijn wetenschappelijke passie ... afgezien van die twee vrachtwagens boeken die net werden opgehaald, een schenking aan het Hauptstaatsarchiv Düsseldorf. Zo belanden we fysiek tastbaar bij Tommissens grootste intellectuele passie, het leven en werk van de Duitse staatsrechtspecialist en rechtsfilosoof Carl Schmitt. Toen Tommissen in zijn jeugd al op deze auteur stootte, voelde hij als een bliksemschicht bij heldere hemel: “De idee dat het politieke fundamenteel te herleiden valt tot de vriend-vijand-tegenstelling, was voor mij een ware revelatie. Ook de geniale veelzijdigheid van Schmitt, die ik al tijdens mijn huwelijksreis ontmoet had, fascineerde mij: musicus, artiest, filosoof, 16
theoloog, te veel om op te noemen.” Tommissen staat inmiddels bekend als een wereldautoriteit op het vlak van de omstreden Duitse denker. Hij gaf reeds zeven delen Schmittiana uit: inedita, herinneringen van tijdgenoten, bio- en bibliografische documentatie. Tot in Japan, Korea en Zuid-Amerika groeit de vraag naar verder wetenschappelijk onderzoek, niet alleen op het juridisch-institutionele vlak. De laatste tijd klinkt steeds meer de vraag naar de band tussen taal, literaire cultuur en religiositeit in Schmitts werk, een kolfje naar de hand van de culturele fijnproever die de professor is. Daarom zit de professor emeritus ook op een snikhete dag vaak meer dan zes uur aan zijn werktafel. Steevast brengt de postbode ’s ochtends brieven en nieuwe artikels die onderzoekers wereldwijd toesturen. Zover is Tommissen besmet door het Schmitt-virus, dat hij niet toekomt aan een paar boeken die hij absoluut nog wil schrijven over Victor Leemans en De Tafelronde. Op zijn vijfenzeventigste verjaardag ontving de éminence grise een fantastisch cadeau. In het grootste geheim publiceerde zijn zoon Koenraad een liber amicorum, dat hem in het bijzijn van een paar honderd mensen als surprise overhandigd werd. De praatgrage professor, die erom bekend stond zonder enig briefje het auditorium te woord te staan, kreeg zowaar voor het eerst zelf een black-out, zo verrast was ie. Het huldeboek bevat bijdragen van zijn academische collega’s uit Nederland en België (voor de UFSIA o.a. de professoren Erreygers, Keersmaekers en Pourvoyeur). Ook zijn literaire vrienden, zoals Ivo Michiels, zorgden voor een artistieke bijdrage. Het wordt tijd om te gaan. Ik teken het gastenboek van Piet Tommissen. Bij het wegrijden, met de abdij van Grimbergen in mijn achteruitkijkspiegel, schiet me het motto van het fonkelende abdijbier van het dorp te binnen: Ardet nec consumitur. Wat brandt raakt niet verteerd. Het kon ook het zijne zijn. Paul Sambre
Terwijl Johan Latijn-Wiskunde studeerde aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege bij de Jezuïeten aan de Frankrijklei, koos Ingrid voor Moderne talen-Wiskunde aan het Onze-Lieve-Vrouwinstituut Pulhof. Na het secundair onderwijs kozen beiden voor een universitaire opleiding aan de UFSIA. Al zal het zakelijke milieu waaruit ze stammen, daaraan niet vreemd zijn geweest, de keuze voor economie kwam er zonder enige druk. Dat de richting Handelsingenieur naast algemeen-economische, filosofische en wiskundige vakken, supplementair een noemenswaardig pakket techniciteit aanleerde, was voor beiden al een even bewuste keuze. Via de Job Days van Aiesec hadden beiden reeds in januari van het laatste academiejaar een contract op zak, en niet zo maar het eerste het beste. Johan tekende voor KPMG, Ingrid voor Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren.
De oudste eerst Johan ging van start bij KPMG, als financial auditor. Een boeiende baan, waarin hij zijn academische kennis kon toetsen aan de verschillende praktische aspecten in het bedrijfsleven. Maar je bent jong en
je wilt nog andere uitdagingen. Daarom keek Johan na twee jaar KPMG uit naar iets anders. Zo kwam hij terecht in de strategische consulting-wereld van McKinsey. Deze functie confronteert Johan dagelijks met business problems in diverse sectoren en binnen uiteenlopende disciplines. Bij McKinsey & Company worden projecten steeds door een groep medewerkers aangepakt. Binnen dit team is ieder verantwoordelijk voor een eigen onderdeel (workstream), en dient men zich daarvoor ook te verantwoorden. Het team vertrekt van welbepaalde hypothesen, die op basis van diverse argumenten ondersteund of weerlegd zullen worden. Johan ervaart zijn baan als creatief: alles is gericht op structuur, ideeën en innovatie. Opnieuw kan een pakket theoretische kennis omgezet worden in de praktijk. Het immense aanbod theorie aan de universiteit laat weinig ruimte om die tijdens het academiejaar te toetsen aan de reële toepassingsvormen. Het meer praktijkgerichte, een case-aanpak met probleemoplossend denken ervaarde Johan, achteraf bekeken althans, als een lacune in de opleiding, die eenvoudigweg opgevuld kan worden met interne of externe studiedagen en seminaries.
Ingrid doet niet onder voor grote broer … Twee jaar na haar broer stapt ook Ingrid als kersverse UFSIA-alumna de auditwereld in. Zij start haar carrière bij Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren. Daar wordt ze ondergedompeld in een maand intensieve opleiding: twee weken in Brussel, twee weken in Segovia (Spanje). Ze maakt er kennis met de specifieke Andersen-aanpak. De ondernemingen worden volledig doorgelicht op basis van de Business Audit Toolset, een specifieke database per onderneming, die de omgeving, de business-evolutie, de markt, de 17
Ingrid (Hir ’99) en Johan (Hir ‘97) Goossens
Tommissen bleef ook na zijn studietijd een productieve duizendpoot. Naast het economische gebied richtte hij zijn blik naar de literatuur, de beeldende kunst, de filosofie en theologie, te veel om op te noemen. Het Grimbergse huis puilt uit van prachtige gravures en schilderijen van bekende kunstenaars, die hij tot vandaag graag een bezoek brengt in hun atelier. Piet Tommissen kent dan ook geen groter genot dan het ritselend openmaken van een gedicht dat door een bevriend dichter speciaal voor hem werd geschreven. Nostalgisch toont hij me de vitrine met ragfijn geborsteld schilderwerk op porselein: de hobby van zijn overleden echtgenote, die zijn artistieke passies deelde.
Een dubbelinterview Broer en zus, geboren en getogen Antwerpenaars met amper twee jaar leeftijdsverschil. Opgeleid aan de twee bekende Onze-Lieve-Vrouwinstituten, allebei handelsingenieur aan de UFSIA en werkend voor twee gerenommeerde bedrijven. Stof voor een dubbelverhaal.
Holisme De pientere senior volgt de intellectuele actualiteit op de voet. Hij betreurt de verregaande academische specialisatie, die een breed blikveld uitsluit: “Het is niet moeilijk een superspecialist te vormen, maar dat baat niet zonder een besef van de brede context waarbinnen de wetenschap functioneert. Aan mijn studenten zei ik wel eens dat ik me afvroeg hoe zij zouden omgaan met deze getormenteerde wereld. Ik krijg de indruk dat wij bezig zijn uit de geschiedenis te stappen. Alles is al wel eens uitgeprobeerd. Misschien is er wel een terugkeer naar een nieuw begin nodig, moeten we alle stadia, hoe technisch geperfectioneerd ze ook zijn, nog maar eens doorlopen. De Amerikaanse hang naar zakelijke belangen leidt ons naar een eendimensioneel economisch wereldbeeld, terwijl de mens nood heeft aan andere dimensies: een spirituele, een esthetische, en zovele andere. Daarom ben ik nooit existentialist geweest, noch thomist. Ik had het moeilijk met de scheiding tussen existentie en essentie, tussen lichaam en geest. Ik ben er steeds meer van overtuigd dat alles samenhangt. Vandaag kiezen mensen bijna à la carte voor een spirituele ervaring. In mijn ogen is cultuur één en ondeelbaar.”
Geheim van (de) Schmitt Even later waan ik mij Adso, de wat stuntelige klerk uit Umberto Eco’s Naam van de roos, wanneer Tommissen me meetroont naar het heilige der heiligen, zijn werkkamer annex bibliotheek, met meer dan zestienduizend volumes, netjes gerangschikt per thema, op dubbele rijen die de boekenrekken doen kreunen van ingehouden leesplezier. Hier heeft Tommissen alles bij de hand voor zijn wetenschappelijke passie ... afgezien van die twee vrachtwagens boeken die net werden opgehaald, een schenking aan het Hauptstaatsarchiv Düsseldorf. Zo belanden we fysiek tastbaar bij Tommissens grootste intellectuele passie, het leven en werk van de Duitse staatsrechtspecialist en rechtsfilosoof Carl Schmitt. Toen Tommissen in zijn jeugd al op deze auteur stootte, voelde hij als een bliksemschicht bij heldere hemel: “De idee dat het politieke fundamenteel te herleiden valt tot de vriend-vijand-tegenstelling, was voor mij een ware revelatie. Ook de geniale veelzijdigheid van Schmitt, die ik al tijdens mijn huwelijksreis ontmoet had, fascineerde mij: musicus, artiest, filosoof, 16
theoloog, te veel om op te noemen.” Tommissen staat inmiddels bekend als een wereldautoriteit op het vlak van de omstreden Duitse denker. Hij gaf reeds zeven delen Schmittiana uit: inedita, herinneringen van tijdgenoten, bio- en bibliografische documentatie. Tot in Japan, Korea en Zuid-Amerika groeit de vraag naar verder wetenschappelijk onderzoek, niet alleen op het juridisch-institutionele vlak. De laatste tijd klinkt steeds meer de vraag naar de band tussen taal, literaire cultuur en religiositeit in Schmitts werk, een kolfje naar de hand van de culturele fijnproever die de professor is. Daarom zit de professor emeritus ook op een snikhete dag vaak meer dan zes uur aan zijn werktafel. Steevast brengt de postbode ’s ochtends brieven en nieuwe artikels die onderzoekers wereldwijd toesturen. Zover is Tommissen besmet door het Schmitt-virus, dat hij niet toekomt aan een paar boeken die hij absoluut nog wil schrijven over Victor Leemans en De Tafelronde. Op zijn vijfenzeventigste verjaardag ontving de éminence grise een fantastisch cadeau. In het grootste geheim publiceerde zijn zoon Koenraad een liber amicorum, dat hem in het bijzijn van een paar honderd mensen als surprise overhandigd werd. De praatgrage professor, die erom bekend stond zonder enig briefje het auditorium te woord te staan, kreeg zowaar voor het eerst zelf een black-out, zo verrast was ie. Het huldeboek bevat bijdragen van zijn academische collega’s uit Nederland en België (voor de UFSIA o.a. de professoren Erreygers, Keersmaekers en Pourvoyeur). Ook zijn literaire vrienden, zoals Ivo Michiels, zorgden voor een artistieke bijdrage. Het wordt tijd om te gaan. Ik teken het gastenboek van Piet Tommissen. Bij het wegrijden, met de abdij van Grimbergen in mijn achteruitkijkspiegel, schiet me het motto van het fonkelende abdijbier van het dorp te binnen: Ardet nec consumitur. Wat brandt raakt niet verteerd. Het kon ook het zijne zijn. Paul Sambre
Terwijl Johan Latijn-Wiskunde studeerde aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege bij de Jezuïeten aan de Frankrijklei, koos Ingrid voor Moderne talen-Wiskunde aan het Onze-Lieve-Vrouwinstituut Pulhof. Na het secundair onderwijs kozen beiden voor een universitaire opleiding aan de UFSIA. Al zal het zakelijke milieu waaruit ze stammen, daaraan niet vreemd zijn geweest, de keuze voor economie kwam er zonder enige druk. Dat de richting Handelsingenieur naast algemeen-economische, filosofische en wiskundige vakken, supplementair een noemenswaardig pakket techniciteit aanleerde, was voor beiden al een even bewuste keuze. Via de Job Days van Aiesec hadden beiden reeds in januari van het laatste academiejaar een contract op zak, en niet zo maar het eerste het beste. Johan tekende voor KPMG, Ingrid voor Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren.
De oudste eerst Johan ging van start bij KPMG, als financial auditor. Een boeiende baan, waarin hij zijn academische kennis kon toetsen aan de verschillende praktische aspecten in het bedrijfsleven. Maar je bent jong en
je wilt nog andere uitdagingen. Daarom keek Johan na twee jaar KPMG uit naar iets anders. Zo kwam hij terecht in de strategische consulting-wereld van McKinsey. Deze functie confronteert Johan dagelijks met business problems in diverse sectoren en binnen uiteenlopende disciplines. Bij McKinsey & Company worden projecten steeds door een groep medewerkers aangepakt. Binnen dit team is ieder verantwoordelijk voor een eigen onderdeel (workstream), en dient men zich daarvoor ook te verantwoorden. Het team vertrekt van welbepaalde hypothesen, die op basis van diverse argumenten ondersteund of weerlegd zullen worden. Johan ervaart zijn baan als creatief: alles is gericht op structuur, ideeën en innovatie. Opnieuw kan een pakket theoretische kennis omgezet worden in de praktijk. Het immense aanbod theorie aan de universiteit laat weinig ruimte om die tijdens het academiejaar te toetsen aan de reële toepassingsvormen. Het meer praktijkgerichte, een case-aanpak met probleemoplossend denken ervaarde Johan, achteraf bekeken althans, als een lacune in de opleiding, die eenvoudigweg opgevuld kan worden met interne of externe studiedagen en seminaries.
Ingrid doet niet onder voor grote broer … Twee jaar na haar broer stapt ook Ingrid als kersverse UFSIA-alumna de auditwereld in. Zij start haar carrière bij Arthur Andersen Bedrijfsrevisoren. Daar wordt ze ondergedompeld in een maand intensieve opleiding: twee weken in Brussel, twee weken in Segovia (Spanje). Ze maakt er kennis met de specifieke Andersen-aanpak. De ondernemingen worden volledig doorgelicht op basis van de Business Audit Toolset, een specifieke database per onderneming, die de omgeving, de business-evolutie, de markt, de 17
klanten en de interne processen beschrijft. Op basis van deze informatie worden risico’s geïdentificeerd die een belangrijke financiële impact kunnen hebben op de resultaten van de onderneming. Deze risico’s worden dan bij de financiële audit in de diepte bekeken. Ingrid werkt nu twee jaar bij Andersen in het kantoor te Antwerpen. Ze wordt enorm aangesproken door de team spirit, het werken met een jonge ploeg, waarin iedereen snel verantwoordelijkheid toegewezen krijgt, en voelt zich als een vis in het water. Zowel audit als consulting is een zeer intensieve job. De auditdrukte is cyclisch, verloopt volgens welbepaalde piekmomenten die jaarlijks terugkomen. Bij consulting is de drukte afhankelijk van de projecten. Voor Johan betekent dat geregeld werkdagen van nine to nine. Ook Ingrid maakt af en toe lange dagen, maar met de glimlach. Dit zware werkschema volhouden heeft alles te maken met de positieve interactie tussen de medewerkers, de contacten met collega’s en de waardering die zij krijgen binnen het bedrijf.
Kosmopolitische sinjoren Niettegenstaande Ingrid en Johan het grootste deel van hun leven in Antwerpen hebben doorgebracht, er de middelbare en universitaire opleiding hebben voltooid, ontbreekt ook de internationale ervaring niet. Tijdens hun kinderjaren verbleven ze allebei een tijdje in Frankrijk, waar Ingrid en Johan toen ook school liepen. Ook aan de UFSIA hebben zij de internationale mogelijkheden weten te benutten. Johan was zeer actief betrokken bij Europa Kring Antwerpen (EKA), en heeft deze culturele studentenclub nieuw leven ingeblazen. EKA telt een 250-tal leden die van talloze initiatieven genieten zoals debatavonden rond Europa, de jaarlijkse uitstap naar Straatsburg, opera-avonden, danslessen. Ook zus Ingrid was van zeer nabij betrokken bij de EKA-activiteiten. Daarenboven maakte zij deel uit van het bestuur van ESN, een jonge studentenclub die vooral gericht is op de opvang van Erasmusstudenten uit het buitenland. EKA en ESN werkten destijds nauw samen. Naast het studentikoze internationale aspect, hebben zowel Johan als Ingrid na het derde jaar van hun 18
opleiding handelsingenieur deelgenomen aan het uitwisselingsprogramma met de Georgetown University in Washinghton, D.C. Dit programma geeft gedurende twee weken de gelegenheid kennis te maken met de Amerikaanse universiteit via colleges over de meest uiteenlopende onderwerpen, bedrijfsbezoeken, een bezoek aan de Wereldbank, het IMF, de Senaat, … Deze ervaring leverde een zekere visie op ‘the American way of life’! Bovendien hebben beiden een half jaar in het buitenland doorgebracht in het kader van het Erasmusprogramma: Johan trok naar Warwick, Ingrid verkoos de lichtstad Parijs. Beiden beamen dat het Erasmusprogramma een groot pluspunt is met het oog op de arbeidsmarkt. Dit initiatief, gekoppeld aan meer mogelijkheden om cases en praktijkgerichte vakken te volgen, kan alleen maar de kansen van UFSIA-alumni op de arbeidsmarkt verhogen. Een bedenking die meermaals in het gesprek naar voren komt. Omdat Johan ervan overtuigd is dat je voor je dertigste maximale kennis moet opdoen, wil hij zijn grote droom ook tegen die tijd realiseren: in september 2002 voor twee jaar naar de States trekken en er een tweede diploma behalen. Al is het zijn eigen keuze, niet door het bedrijf opgelegd, toch kan hij op heel wat aanmoediging uit die hoek rekenen.
Mens sana in corpore sano Met hun drukke werkweken zou je gaan denken dat Johan en Ingrid in hun schaarse vrije tijd uitgeteld zijn. Maar niets is minder waar. Het weekend is heilig en staat in het teken van familie, vrienden en hobby’s: tennis, skiën, zeilen, gezellig iets drinken, op weekend gaan om echt tijd te maken voor de respectieve levensgezellen, … Ook aan de jaarlijkse vakantie wordt niet geraakt. Ingrid kiest samen met haar vriend voor een verre reis of een citytrip. Johan kiest met zijn vriendin en de kameraden het wijde sop, vangt de wind in de zeilen en scheurt door de schuimende koppen. Kristel Vanstalle
klanten en de interne processen beschrijft. Op basis van deze informatie worden risico’s geïdentificeerd die een belangrijke financiële impact kunnen hebben op de resultaten van de onderneming. Deze risico’s worden dan bij de financiële audit in de diepte bekeken. Ingrid werkt nu twee jaar bij Andersen in het kantoor te Antwerpen. Ze wordt enorm aangesproken door de team spirit, het werken met een jonge ploeg, waarin iedereen snel verantwoordelijkheid toegewezen krijgt, en voelt zich als een vis in het water. Zowel audit als consulting is een zeer intensieve job. De auditdrukte is cyclisch, verloopt volgens welbepaalde piekmomenten die jaarlijks terugkomen. Bij consulting is de drukte afhankelijk van de projecten. Voor Johan betekent dat geregeld werkdagen van nine to nine. Ook Ingrid maakt af en toe lange dagen, maar met de glimlach. Dit zware werkschema volhouden heeft alles te maken met de positieve interactie tussen de medewerkers, de contacten met collega’s en de waardering die zij krijgen binnen het bedrijf.
Kosmopolitische sinjoren Niettegenstaande Ingrid en Johan het grootste deel van hun leven in Antwerpen hebben doorgebracht, er de middelbare en universitaire opleiding hebben voltooid, ontbreekt ook de internationale ervaring niet. Tijdens hun kinderjaren verbleven ze allebei een tijdje in Frankrijk, waar Ingrid en Johan toen ook school liepen. Ook aan de UFSIA hebben zij de internationale mogelijkheden weten te benutten. Johan was zeer actief betrokken bij Europa Kring Antwerpen (EKA), en heeft deze culturele studentenclub nieuw leven ingeblazen. EKA telt een 250-tal leden die van talloze initiatieven genieten zoals debatavonden rond Europa, de jaarlijkse uitstap naar Straatsburg, opera-avonden, danslessen. Ook zus Ingrid was van zeer nabij betrokken bij de EKA-activiteiten. Daarenboven maakte zij deel uit van het bestuur van ESN, een jonge studentenclub die vooral gericht is op de opvang van Erasmusstudenten uit het buitenland. EKA en ESN werkten destijds nauw samen. Naast het studentikoze internationale aspect, hebben zowel Johan als Ingrid na het derde jaar van hun 18
opleiding handelsingenieur deelgenomen aan het uitwisselingsprogramma met de Georgetown University in Washinghton, D.C. Dit programma geeft gedurende twee weken de gelegenheid kennis te maken met de Amerikaanse universiteit via colleges over de meest uiteenlopende onderwerpen, bedrijfsbezoeken, een bezoek aan de Wereldbank, het IMF, de Senaat, … Deze ervaring leverde een zekere visie op ‘the American way of life’! Bovendien hebben beiden een half jaar in het buitenland doorgebracht in het kader van het Erasmusprogramma: Johan trok naar Warwick, Ingrid verkoos de lichtstad Parijs. Beiden beamen dat het Erasmusprogramma een groot pluspunt is met het oog op de arbeidsmarkt. Dit initiatief, gekoppeld aan meer mogelijkheden om cases en praktijkgerichte vakken te volgen, kan alleen maar de kansen van UFSIA-alumni op de arbeidsmarkt verhogen. Een bedenking die meermaals in het gesprek naar voren komt. Omdat Johan ervan overtuigd is dat je voor je dertigste maximale kennis moet opdoen, wil hij zijn grote droom ook tegen die tijd realiseren: in september 2002 voor twee jaar naar de States trekken en er een tweede diploma behalen. Al is het zijn eigen keuze, niet door het bedrijf opgelegd, toch kan hij op heel wat aanmoediging uit die hoek rekenen.
Mens sana in corpore sano Met hun drukke werkweken zou je gaan denken dat Johan en Ingrid in hun schaarse vrije tijd uitgeteld zijn. Maar niets is minder waar. Het weekend is heilig en staat in het teken van familie, vrienden en hobby’s: tennis, skiën, zeilen, gezellig iets drinken, op weekend gaan om echt tijd te maken voor de respectieve levensgezellen, … Ook aan de jaarlijkse vakantie wordt niet geraakt. Ingrid kiest samen met haar vriend voor een verre reis of een citytrip. Johan kiest met zijn vriendin en de kameraden het wijde sop, vangt de wind in de zeilen en scheurt door de schuimende koppen. Kristel Vanstalle
Een zomerse tweeling UFSIA-TEW-Afstudeer-BBQ en Wikings-Alumni-BBQ Donderdag 5 juli 2001. De laatste loodjes wogen zwaar … De laatstejaars TEW en handelsingenieur maken de balans op. Proffen en studenten hebben de finale ontmoeting achter de rug, al dan niet tot wederzijdse voldoening … Maar nu is het tijd om te ontspannen, om te beseffen dat ze voorbij zijn, die zalige studentenjaren. Hoe verder ze achter je liggen, hoe mooier ze worden. Daarom wellicht ook was de Afstudeer-BBQ dit jaar een duo-editie. Na de AfstudeerBBQ op donderdag volgde 's zaterdags de uitgave voor de anciens: de Alumni-BBQ. Het opzetten van de reusachtige tent op de historische binnenplaats van de Prinsstraat is een niet te onderschatten huzarenstuk, met een memorabel prijskaartje. Bovendien is het een economisch gegeven dat dubbelgebruik de kosten spreidt en de pret verdubbelt. En zo geschiedde. het maakt allemaal deel uit van de opportuniteiten die zo’n informele avond biedt.
CV-boek: herinnering en marketinginstrument
In juli 2001 had Antwerpen de zomer serieus te pakken: mode, zeilers, Tour de France en BBQ aan de UFSIA. Maar alleen dat laatste feestje wordt een heuse klassieker voor de academici in de metropool. Elke universiteit heeft zo haar manier om de laatstejaars uit te wuiven, en Antwerpen doet dat sinds vorig jaar met een zomerse barbecue. De afstuderenden blikken dankbaar terug op vier, vijf, zes jaar universitair leven, als aanloop naar hun carrière. Maar ook hun mentoren zijn er, en een selecte groep voorgangers, die de nieuwe TEW’ers en handelsingenieurs graag ruimte willen geven in hun bedrijven. Want daarin schuilt het bijzondere aspect van deze ontmoeting: campus socializing en netwerking, de paswoorden voor een comfortabele overgang tussen theorie en praktijk. Precies die grensoverschrijdende samenwerking tussen boekenwijsheid en gerichtheid op de praktijk optimaliseert de mogelijkheden voor de jonge academici. Uitwisselingsprogramma’s, studentgerichte handelsmissies, eindverhandelingen, seminaries, stages, professionele vooruitzichten …
Voor het eerst werd een cv-boek van de afstuderenden voorgesteld: een knappe uitgave met gestandaardiseerde gegevens over opleiding, talenkennis en interesses. Met foto. Het is een bijzonder waardevol document, niet alleen voor de afstuderenden, die er een prachtig souvenirboek aan overhouden, maar ook voor rekruteerders. En toch: het stond iedereen vrij zijn curriculum te bezorgen, maar ‘slechts’ twee op drie hapten toe. Wie zich de moeite niet had getroost, keek erg beteuterd naar de prachtige uitgave op glanzend papier. De afwezigen in het boek hebben ongelijk, en ze weten het. De traditionele groepsfoto van de laatstejaars met rector en decaan, die in deze Alumni Nieuwsbrief wordt afgedrukt op miniposterformaat, lag donderdag als kleurige placemat op de tafeltjes.
Netwerking troef Zoals ook vorig jaar werkte het UFSIA-netwerk bijzonder doeltreffend. Alumni toonden opnieuw veel belangstelling voor de ontmoetingen met studenten en professoren. Zij konden als sponsor-gastheer een groep studenten rond zich verzamelen die al bij voorbaat hun interesse had gewekt. Voor beide partijen werd het een verrijkende ervaring. Meer dan 80 alumni, die 34 bedrijven vertegenwoordigden, voelden zich door deze formule aangesproken. 19
Met dank aan de sponsors van de UFSIA-afstudeer-BBQ 2001: Dat was ook wat UFSIA-rector Carl Reyns in zijn inleiding benadrukte. Niet alleen bij de instroom aan onze universiteit moeten wij er staan om de studenten wegwijs te maken, ook bij de uitstroom is er voor ons een belangrijke taak weggelegd: onze afgestudeerden in contact brengen met de afnemers. “We doen dit in de overtuiging dat zulks zowel vragers als aanbieders ten goede komt. Een invulling van onze taak van maatschappelijk dienstbetoon”, aldus de rector.
bord langs de rijkgevulde ‘vleespotten’ te zien aanschuiven. Een kleurrijke groentetafel en een lekker dessertje deden de rest. De Agora-ploeg kweet zich voorbeeldig van een belangrijk ‘werk van barmhartigheid’: de hongerigen spijzen.
McKinsey&Company
DERYCKE CATRY & CO
De duoprint mocht er ook zijn Zaterdag werd de feesttent ingenomen door een heel ander alumnipubliek. Een en ander was het gevolg van de nieuwe, trendy aanpak door een groep jonge oudWikings, waarover we in het vorige nummer berichtten. Via e-mail en SMS betrekken ze elkaar bij leuke invallen en ontmoetingskansen, die er allemaal toe bijdragen de vriendenkring goed bij elkaar te houden en bestendig uit te breiden.
QUALITY Finance
HRM kantoor voor Accountancy Banking Insurance people
En warempel, het lukte. Ze waren er: de promoties van 1986 tot 2000, sommigen met hun nageslacht. Maar ook de oude getrouwen waren opgedaagd. Ook met nageslacht, al hoorden die op hun beurt alweer bij de alumni. Wie ook thuishoorde op die duoprint, was de initiatiefnemer van deze happening, prof. Karel Soudan, tevens peter van de Wikings en hoofdredacteur van uw Alumni Nieuwsbrief. Zijn ontmoeting met Abraham mag dan wel al van april dateren, het feest werd uitgesteld tot op de BBQ. Tussen zijn oud-Wikingpresidia, de alumni en zijn beminde redactie voelde de prille vijftiger zich als een vis in het water. ‘Ein Prosit’ tijdens de minicantus, een karikatuur om van te snoepen, swingen op het dixielandbandje … alles was opperbest aan hem besteed. Het Happy Birthday door de dixielandband en de hele tent klonk dan ook van harte … Intussen gloeide de houtskool en braadden vlees en vis gaar. Het was een prettig gezicht iedereen met zijn
20
Antwerpse Diamantbank NV
Met het laven van de dorstigen liep het, donderdag althans, minder vlot. In het verzengende zomerweer, met temperaturen rond 30 °C, bleken de buiten opgestapelde vaten niet meer te koelen … Zaterdag, na een helse maar verkwikkende regenbui, was dat probleem van de baan. De initiatiefnemers, de vele bereidwillige helpers, de principal, inviting, socializing en sympathizing partners kunnen met trots terugblikken op een zeer geslaagd ‘eindejaarsfeest’. Myriam van Loon
21
Met dank aan de sponsors van de UFSIA-afstudeer-BBQ 2001: Dat was ook wat UFSIA-rector Carl Reyns in zijn inleiding benadrukte. Niet alleen bij de instroom aan onze universiteit moeten wij er staan om de studenten wegwijs te maken, ook bij de uitstroom is er voor ons een belangrijke taak weggelegd: onze afgestudeerden in contact brengen met de afnemers. “We doen dit in de overtuiging dat zulks zowel vragers als aanbieders ten goede komt. Een invulling van onze taak van maatschappelijk dienstbetoon”, aldus de rector.
bord langs de rijkgevulde ‘vleespotten’ te zien aanschuiven. Een kleurrijke groentetafel en een lekker dessertje deden de rest. De Agora-ploeg kweet zich voorbeeldig van een belangrijk ‘werk van barmhartigheid’: de hongerigen spijzen.
McKinsey&Company
DERYCKE CATRY & CO
De duoprint mocht er ook zijn Zaterdag werd de feesttent ingenomen door een heel ander alumnipubliek. Een en ander was het gevolg van de nieuwe, trendy aanpak door een groep jonge oudWikings, waarover we in het vorige nummer berichtten. Via e-mail en SMS betrekken ze elkaar bij leuke invallen en ontmoetingskansen, die er allemaal toe bijdragen de vriendenkring goed bij elkaar te houden en bestendig uit te breiden.
QUALITY Finance
HRM kantoor voor Accountancy Banking Insurance people
En warempel, het lukte. Ze waren er: de promoties van 1986 tot 2000, sommigen met hun nageslacht. Maar ook de oude getrouwen waren opgedaagd. Ook met nageslacht, al hoorden die op hun beurt alweer bij de alumni. Wie ook thuishoorde op die duoprint, was de initiatiefnemer van deze happening, prof. Karel Soudan, tevens peter van de Wikings en hoofdredacteur van uw Alumni Nieuwsbrief. Zijn ontmoeting met Abraham mag dan wel al van april dateren, het feest werd uitgesteld tot op de BBQ. Tussen zijn oud-Wikingpresidia, de alumni en zijn beminde redactie voelde de prille vijftiger zich als een vis in het water. ‘Ein Prosit’ tijdens de minicantus, een karikatuur om van te snoepen, swingen op het dixielandbandje … alles was opperbest aan hem besteed. Het Happy Birthday door de dixielandband en de hele tent klonk dan ook van harte … Intussen gloeide de houtskool en braadden vlees en vis gaar. Het was een prettig gezicht iedereen met zijn
20
Antwerpse Diamantbank NV
Met het laven van de dorstigen liep het, donderdag althans, minder vlot. In het verzengende zomerweer, met temperaturen rond 30 °C, bleken de buiten opgestapelde vaten niet meer te koelen … Zaterdag, na een helse maar verkwikkende regenbui, was dat probleem van de baan. De initiatiefnemers, de vele bereidwillige helpers, de principal, inviting, socializing en sympathizing partners kunnen met trots terugblikken op een zeer geslaagd ‘eindejaarsfeest’. Myriam van Loon
21
Partner van de UFSIA Afstudeer BBQ donderdag 4 juli 2002 Teken nu reeds in als bedrijfspartner en ontvang dit prachtige CV-boek 2001
[email protected] 0479/27 21 16