Cover juli
14-06-2000 9:31 am
Page 1
ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 8, NR 29, JULI 2000
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Cover juli
14-06-2000 9:32 am
Page 2
Jaargang 8, nummer 29, juli 2000
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Universiteit Antwerpen Management School Managementopleidingen in hogere versnelling
03 Belgisch monetair beleid in goede UFSIA handen Een gesprek met Marcia De Wachter, Vice-Gouverneur van de Nationale Bank van België
05 Leerstoel Fortis Bank: The Economics of Structural Change Jean-Luc Dehaene over “De hereniging van Europa”
06 De nieuwe TEW-faculteit: “moeilijke geboorte, maar de moeite waard” RUCA-professoren Patrick De Pelsmacker en Willy Winkelmans aan het woord
09 Gesprek met de familie Stas: UFSIA in familieverband Viermaal twee generaties en acht alumni in huis
13 Gesprek met alumnus Karl Van den Bossche De wereld als werkterrein
15 Het beste paard staat op stal ... Denkt u? Jobforum voor alumni bewijst het tegendeel Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
17 Gesprek met alumni Jan van Daele en Walter Hintjens van de Vlaamse senior advisors Sinds ons pensioen zijn we niet op rust gesteld
19 Amusementsbusiness is geen lachtertje De naam van het spel: relatiemarketing
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
VAN DE REDACTIE
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Uiteraard blijven we in Alumni Nieuwsbrief de meeste aandacht besteden aan de eigen facultaire werking en de eigen alumni. Zo maken we de start mee van de Leerstoel Fortis Bank en van het Jobforum voor Alumni. Verder hadden we gesprekken met een beleidsmakende alumna in euroland, met ondernemende alumni in relatieland, met senioren-alumni in hun nieuwe leven als consulent in het buitenland, met een kersverse alumnus in de diplomatie en - merkwaardig - met een familie, die in twee generaties acht UFSIA-alumni heeft afgeleverd.
Oplage 13.000 ex.
Het is ondertussen wel bekend: op 1 oktober gaat de faculteit TEW van UFSIA op in de nieuwe UFSIA-RUCA faculteit TEW. Voor u ligt echter nog niet het laatste nummer van Alumni Nieuwsbrief, ‘oude stijl’. Pas over vier jaar zullen we immers de eerste TEW-alumni uit deze nieuwe faculteit kunnen begroeten. In afwachting doen we regelmatig verslag van nieuwe belangrijke ontwikkelingen. Zo laten we in dit nummer de tenoren van onze fusiepartner aan het woord. Ze vertellen de UFSIA-alumni hoe zij deze mijlpaal in het Antwerpse universitair onderwijs ervaren. Een andere belangrijke realisatie is zeker de start van de Universiteit Antwerpen Management School.
Karel Soudan
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 1
Universiteit Antwerpen Management School Managementopleidingen in hogere versnelling Sinds de fusie van de TEW-faculteiten is er aan de Universiteit Antwerpen heel wat in beweging. De samensmelting inspireerde onder andere tot de oprichting van de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS), die volgend academisch jaar van start gaat. De ambities liggen hoog: het is de bedoeling een instituut te creëren dat op Europees niveau zal meespelen. De aanleiding om een managementschool op te richten was de fusie van de beide TEW-faculteiten. Het bleek een goed idee om alles wat met managementopleidingen te maken heeft in één instituut te stoppen. “Er zijn heel wat goede redenen om een dergelijke managementschool op te richten”, zegt Walter Nonneman, tot het einde van dit jaar decaan van de UAMS. “Een van de belangrijkste is toch wel dat we
in Antwerpen na de fusie de grootste TEW-faculteit van het land hebben, maar op het vlak van postacademische vorming slechts op de tweede plaats komen na de combinatie Leuven-Vlerick. We moeten dus duidelijk een grotere opzet voor onze postacademische vorming creëren.” Al even belangrijk is de internationalisering van de universiteit. Het belang hiervan groeit nog. Ook het bedrijfsleven kijkt steeds meer in deze richting. Nonneman: “En dan hebben we het niet alleen over het naar het buitenland sturen van onze studenten, we moeten ook studenten uit het buitenland aantrekken. Door die internationale contacten kunnen bedrijven uit de haven, de scheikundige of de diamantsector een interessant netwerk ontwikkelen. Ook voor de instelling en onze professoren heeft het belang om internationale uitstraling te krijgen.” Daarnaast stijgt het prestige van het diploma dat de universiteit uitreikt - jaarlijks zo’n 400 - wanneer die
Het directiecomité UAMS a.i. Van links naar rechts: Frank Bostyn, Ria Janvier, Walter Nonneman, Rudy Martens, Kristine Bosmans, Patrick De Pelsmacker.
1
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 2
universiteit ook over een bekend postacademisch instituut beschikt. Managers komen op die manier in contact met de universiteit en zullen daardoor ook eerder in de richting van Antwerpse alumni kijken om mensen in dienst te nemen. De oprichting van een managementschool versterkt ook de samenwerking tussen de verschillende geledingen van de UA: het schaaleffect maakt een grote investering in mensen mogelijk.
Eigen aanpak “Een managementschool vereist een heel andere aanpak dan de traditionele universitaire opleiding”, legt Nonneman uit. “Je moet een aantal andere uitgangspunten hanteren, of het werkt niet.” In de eerste plaats moet de universiteit dit beschouwen als een deel van haar kernopdracht. Decretaal zijn universiteiten verplicht aan dienstverlening te doen. Het contractonderwijs dat een managementschool aanbiedt, is duidelijk een vorm van dienstverlening. Alleen, het is niet vanzelfsprekend dat de academische wereld dit ook als een volwaardige onderwijsvorm beschouwt. Nonneman: “Ten tweede moet je ervoor zorgen dat je de beste mensen aantrekt. Je hebt de topproffen uit je eigen instelling nodig om je geloofwaardigheid, zowel in de academische als in de bedrijfswereld, te verzekeren. Maar die mensen aantrekken doe je niet met de klassieke weddeschalen. Je moet deze topacademici een marktconforme verloning aanbieden.” Een managementschool wordt het best op een andere manier bestuurd dan de andere onderdelen van de universiteit. De klassieke faculteiten kennen een relatieve stabiliteit in hun onderwijsprogramma’s. De professionele opleidingen van een managementschool daarentegen moeten veel flexibeler kunnen inspelen op eisen van de markt. “Als je daarvoor de klassieke besluitvormingsprocedure van een faculteit zou volgen, heb je die flexibiliteit niet”, legt Nonneman uit. “Een grote delegatie van bevoegdheid naar de rechtstreekse coördinatoren voor de onderwijsprogramma’s is dus vereist. Niettemin mag men het hele instituut niet als een compleet onafhankelijk geheel beschouwen. Een stevige verankering in de Universiteit Antwerpen blijft noodzakelijk.” De managementschool ressorteert als instituut rechtstreeks onder de UA. Een raad van beheer, gelijkelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de UA en mensen uit het bedrijfsleven en de non-profitsector, stippelt de strategie uit. Op termijn zal deze raad van beheer een externe voorzitter krijgen die als boegbeeld van het instituut kan fungeren. Een directiecomité van een zestal mensen staat in voor de werking van het geheel. Aan het hoofd hiervan staat een decaan, die het academische boegbeeld van het instituut is. Momenteel is men in binnen- en buitenland druk op zoek naar iemand die vanaf volgend academisch jaar die functie op zich kan nemen. Het directiecomité telt coördinatoren voor iedere business-unit waaruit het instituut is opgebouwd. 2
Die units komen overeen met de taken die de UAMS krijgt: voortgezette academische opleidingen, postacademische vorming, het opzetten van buitenlandse programma’s en onderzoek. Volgend academiejaar gaan er al vier voortgezette opleidingen van start, onder meer een Engelstalig MBA-programma van een jaar dat zich richt op mensen die al een tweetal jaar bedrijfservaring hebben. Hiermee wil de UAMS duidelijk op de Europese markt mikken en een opleiding aanbieden die ook op Europees niveau erkend is. Verder starten ook nog een Master of Science in Management, dat zich richt tot alumni uit niet-economische richtingen, een Master in Personeelswetenschappen en een Master in Publiek Management. Voor de postacademische vorming slaan het bekende IPO en het Instituut voor Management en Bestuur in het kader van de UAMS de handen in elkaar. Hierbinnen zullen verschillende programma’s op het vlak van bijvoorbeeld informatica, marketing, HRM of finance worden aangeboden. “Een van onze belangrijkste opleidingen is zeker het Executive MBAprogramma, dat de plaats inneemt van het vroegere welbekende PPB van IPO”, zegt Nonneman. “Daaruit zijn in het verleden heel wat grote managers gegroeid. Met die opleiding trekken we goede managers aan, en je drukt een duidelijke stempel op het bedrijfsleven.” Het programma richt zich tot mensen die enkele jaren functionele managementervaring hebben en nu de stap willen zetten naar het algemeen management.
Europees niveau Momenteel lopen er internationale programma’s in Moskou en Warschau, maar de UAMS richt zich eveneens tot buitenlanders die hier een kort programma willen volgen. Ook het onderzoek zal vanaf volgend academiejaar verder worden ontwikkeld. Nonneman: “We denken in de eerste plaats aan zogenaamde greenfield consultancy, waarbij je tijdens het verrichten van een bedrijfsanalyse ook de nog ontbrekende methodologie ontwikkelt. We kijken verder in de richting van het verzamelen van onderzoeksgegevens via case writing, zoals dat onder meer aan de Harvard Business School gebruikelijk is. Onderzoek is echt wel een noodzaak, wil je op termijn je geloofwaardigheid als instituut behouden.” Met de UAMS mikt de UA duidelijk hoog. Nonneman: “Het is onze ambitie om binnen vier tot vijf jaar in de lijst van managementinstituten van de Financial Times te geraken. Niet in de absolute top, daar vind je de scholen met budgetten van boven het miljard: dat is niet haalbaar. Maar we willen naar een school met een uitstraling op Europees niveau. En dat willen we onder andere bereiken via allianties met complementaire instellingen in het buitenland.” Paul Cordy
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 3
Belgisch monetair beleid in goede UFSIA handen Een gesprek met Marcia De Wachter, Vice-Gouverneur van de Nationale Bank van België Op 1 maart 1999 werd UFSIA-alumna Marcia de Wachter benoemd tot Vice-Gouverneur van de Nationale Bank van België (NBB). Daarvoor was ze achtereenvolgens wetenschappelijk medewerker aan de UFSIA en de Universiteit van Amsterdam, economisch adviseur van Eerste Minister Wilfried Martens, woordvoerster en secretaris van de NBB. Voldoende stof dus voor een interessant gesprek … Een academische start aan de UFSIA Begonnen in 1971 behaalde Marcia De Wachter vier jaar later met glans het diploma van licentiate in de TEW, oriëntatie Financiering. “Tijdens mijn studentenperiode aan de UFSIA heb ik een enorme bewondering gekregen voor de kennis van bepaalde professoren. Ik herinner me nog levendig de vakken Strategisch Management van prof. Van Cauwenbergh, Geld- en Kapitaalmarkten van prof. Plasschaert, en Europese Economische Integratie van prof. Pourvoyeur - cursussen die ik trouwens doorheen mijn hele loopbaan veelvuldig heb kunnen gebruiken. UFSIA heeft altijd al borg gestaan voor een goede mix van algemene vorming, kwaliteit en ook diepgang. Exponenten daarvan waren voor mij in de kandidaturen de glasheldere cursussen Wiskunde van prof. Van Mechelen en de uitermate boeiende cursussen Antropologie van prof. Arts en Filosofie van prof. Van Bladel. In de licenties hebben de cursussen Marketing van prof. Bilsen, Financiering van prof. Wauters en Fiscaliteit van prof. Couturier mij ten zeerste kunnen bekoren. Toen ik promoveerde als licentiate, heb ik dan ook - met hen als voorbeeld - vrijwel onmiddellijk beslist om een academische loopbaan aan te vatten en zelf een doctoraal proefschrift voor te bereiden onder leiding van professor Walter Nonneman.”
“In het kader van dit doctoraat ben ik twee jaar in de States geweest via een beurs van het Belgian American Education Fund (BAEF). Aan de University of Chicago heb ik les gekregen van o.a. Nobelprijswinnaars Bob Lucas en Gary Becker, en van professoren Frenkel en Stigler - de groten der aarde. Maar niet alleen de inhoud van de colleges was enorm verrijkend, ook de hele cultuur van het campusleven werkte inspirerend. Terwijl in Europa de nadruk nog voornamelijk lag op het opbouwen van kennis, Knowledge, werd aan de andere kant van de oceaan al gehamerd op het belang van kunde, Competence. Studenten gingen zelf veel actiever op zoek naar allerhande informatie en maakten gretig gebruik van de pendeldienst tussen aula en universiteitsbibliotheek. Discussies en debatten maakten deel uit van het dagdagelijkse studentenleven. Dit hele Amerikaanse avontuur heeft me enorm verrijkt. Ik heb nog steeds de overtuiging dat daar de basis is gelegd voor mijn carrière. Ik zal de professoren Walter Nonneman en Philippe Naert dan ook altijd dankbaar blijven. Zij hebben me immers aangemoedigd om de grenzen letterlijk en figuurlijk steeds opnieuw te verleggen. Wijze raadgevingen die ikzelf voortdurend tracht mee te geven aan anderen.” 3
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 4
Van de UFSIA naar de Universiteit van Amsterdam
ster, departementsadviseur en Secretaris-Generaal. Vorig jaar ben ik dan Vice-Gouverneur geworden.”
“Mijn doctoraal proefschrift bestond uit vijf essays over arbeidsaanbod en -participatie. Op een Nederlandse studiedag voor jonge econometristen heb ik een van die essays gepresenteerd. Professor Wim Driehuys van de Universiteit van Amsterdam was blijkbaar onder de indruk. Kort daarna vroeg hij me om een internationaal vergelijkende studie van vijf landen te maken in verband met de arbeidsvoorzieningen en -omstandigheden. Een aanbod waarop ik maar al te graag ben ingegaan …”.
Waar houdt een Vice-Gouverneur zich eigenlijk mee bezig? “Weinig mensen weten dat de Nationale Bank van België niet enkel verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het Europese monetaire beleid, maar ook voor het drukken en de uitgifte van bankbiljetten, het aanhouden en beheren van deviezenreserves, het onderhouden van betrekkingen met het IMF, de Wereldbank, de OESO en de EG, het produceren van allerlei statistieken en rapporten, het beheer van kredietcentrales, enz. Momenteel stelt de bank ongeveer 2.500 mensen tewerk. Daarvan werken er 2.000 in Brussel, de overige 500 in een van de twaalf regionale vestigingen. Dat allemaal in goede banen leiden vraagt heel wat energie.”
Economisch adviseur van Eerste Minister Wilfried Martens Ongeveer twee jaar later is die studie afgerond en vraagt een journalist van De Standaard om er een artikel over te publiceren. “Een publicatie die mijn carrière een belangrijke wending heeft gegeven. Dankzij dat artikel ben ik immers in contact gekomen met toenmalig Eerste Minister Wilfried Martens. Tijdens ons gesprek heb ik hem kunnen overtuigen van het belang van dergelijke studie voor de Belgische arbeidssituatie en een paar weken later was ik zijn Economisch Adviseur.” Op deze periode blikt Marcia terug als een van de zwaarste, maar ook boeiendste uit haar leven. “Ik herinner me nog hoe we op het kabinet dag en nacht gewerkt hebben aan de wet op de concurrentiekracht en aan de conversie van de overheidsschuld. Die stond toen uit tegen rentevoeten van 13% en meer, terwijl de marktrente slechts 8% bedroeg. Er werd gezocht naar een akkoord met de Belgische banken om onze schuld te converteren tegen minder dan marktconforme voorwaarden … uiteraard geen sinecure. Een andere ervaring die ik nooit zal vergeten is de Wereldeconomische Top in Venetië. Ik zat er aan de onderhandelingstafel met o.a. Ronald Reagan, François Mitterrand en Helmut Kohl.”
Van het kabinet naar de Nationale Bank van België “Tijdens de talrijke vergaderingen die ik vanuit mijn functie van Economisch Adviseur bijwoonde, raakte ik meer en meer geïnteresseerd in de dynamiek die tijdens deze ontmoetingen vaak ontstond. Ook de wijze waarop beslissingen uiteindelijk tot stand kwamen begon me meer en meer te intrigeren. Ik stelde vast dat heel wat mensen blijkbaar moeilijkheden hadden om zichzelf en hun ideeën te verkopen. Daarom ging ik me verder verdiepen in groepspsychologie en sociologie, en volgde ik een aantal interessante communicatiecursussen. Op het einde van de jaren tachtig had de Nationale Bank van België niet echt een communicatiestrategie. Het uitwerken van een dergelijke strategie leek me een enorme uitdaging. In 1988 zette ik de stap naar de Nationale Bank, eerst als coördinator van het kabinet van de Gouverneur, daarna als woordvoer4
Op de vraag of de functie van de Nationale Bank van België niet uitgehold is nu het monetaire beleid op Europees niveau wordt bepaald, antwoordt Marcia De Wachter resoluut: “Onder voorzitterschap van Wim Duisenberg komt de Raad van Gouverneurs om de twee weken samen in Frankfurt. Door de grote transparantie tijdens die vergaderingen krijgen wij een geprivilegieerde kijk op wat er economisch gaande is in de andere landen van het eurogebied. De oprichting van de Europese Centrale Bank is dus veeleer een verruiming dan een beknotting geweest. Tenslotte stippelen wij nu het monetaire beleid uit voor ruim 280 miljoen mensen. Uiteraard is België slechts één van de elf spelers op dit ogenblik. Maar of je stem gehoord wordt of niet, hangt meer af van je intellectuele spankracht dan van de grootte van het land dat je vertegenwoordigt ...” De drie grote uitdagingen voor de Nationale Bank van België vat Marcia De Wachter als volgt samen: “Een eerste grote uitdaging bestaat erin om de euro en het Europese monetaire beleid met betrekking tot de euro geloofwaardig te maken voor de man in de straat. Daarvoor zal er een belangrijke communicatie-inspanning nodig zijn. Een tweede uitdaging bestaat erin om zich als ‘beste’ te profileren onder de andere nationale banken, in een klimaat van rationalisering en mondialisering van de private banksector. Dat kan enkel door voldoende snel te blijven herstructureren. Tot slot staan twaalf à dertien landen, waaronder Polen - met 40 miljoen inwoners - en Turkije, zich op te warmen om tot de Europese Monetaire Unie toe te treden. Er zal dan ook een belangrijke inspanning geleverd moeten worden om de uitstraling van een klein land als België binnen de Europese constellatie van nationale banken op peil te houden.” Na dit boeiende en verhelderende gesprek zien wij deze toekomst vol uitdagingen en opportuniteiten met vertrouwen tegemoet … Noël Pauwels
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 5
Leerstoel Fortis Bank: The Economics of Structural Change Jean-Luc Dehaene over “De hereniging van Europa” Veranderingen zijn inherent aan het economisch gebeuren. Voortdurend doen er zich nauwelijks merkbare of plotse wijzigingen voor, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. Belangrijke structurele veranderingen lijken elkaar in versneld tempo op te volgen. De Fortis Bank volgt die ontwikkelingen op de voet en heeft daarom samen met de UFSIA een leerstoel opgericht rond het algemeen thema ‘The Economics of Structural Change’. Op 16 februari jl. had in de aula van de Antwerpse zetel van de Fortis Bank een academische zitting plaats met een lezing door Minister van Staat en Senator Jean-Luc Dehaene. Na de Leerstoel Deloitte & Touche startte de UFSIA vorig jaar met de Generale Bank Leerstoel. Naar aanleiding van de evoluties in het Belgische bancaire landschap, werd deze leerstoel dit jaar omgedoopt tot de Fortis Bank Leerstoel. De academische zitting werd geopend door Herman Verwilst, voorzitter van het directiecomité van de Fortis Bank. In zijn inleiding schetste Verwilst de rol van de Fortis Bank inzake universitair onderzoek en onderwijs in België. De voorzitter benadrukte vooral de rol van de leerstoel als brug tussen de academische wereld en de bedrijfswereld. De gastspreker van de avond werd ingeleid door professor Walter Nonneman. Naast een algemeen overzicht van de indrukwekkende loopbaan van Jean-Luc Dehaene, putte Nonneman vooral uit zijn persoonlijke ervaring als zijn economisch kabinetschef van 1997 tot 1999. Anekdotes die bij het publiek duidelijk in de smaak vielen. Voor een geïnteresseerd publiek startte Dehaene enigszins verrassend door de titel van zijn uiteenzetting te veranderen. In plaats van ‘De uitbreiding van de Europese Unie’ spreekt de ex-premier liever van ‘De hereniging van Europa’ omdat de splitsing van Europa in twee delen niet berust op historische, culturele of sociaal-economische gronden. “Willen we vermijden dat de publieke opinie in de landen van Centraal-Europa zich afkeert van de Europese Unie, dan moet er dringend werk worden gemaakt van de opname van die landen in de EU.” Terwijl de Europese en Monetaire Unie (EMU) gestart was als een politiek project, benadrukt de would-be voorzitter van de Europese Commissie de rol van de EMU voor de verdere integratie van Europa. “De reden waarom er zich naar aanleiding van de dioxinecrisis, de perikelen rond Kohl in Duitsland of de regeringsvorming
in Oostenrijk geen turbulenties op de financiële markten afspeelden, moet in de invoering van de euro gezocht worden.” In het tweede deel van zijn uiteenzetting benadrukte Jean-Luc Dehaene het belang van de aanpassing van de structuren van de EU met het oog op een efficiënt beleid na de uitbreiding. Hij vatte kort de kernpunten samen uit het rapport van het ‘Comité van wijzen’, dat hijzelf voorzat. Zo moet de meerderheidsbeslissing als algemene regel worden ingevoerd. “De rol van het Verenigd Koninkrijk in het fiscaal dossier heeft uitgewezen dat unanimiteit in de toekomst niet langer werkbaar is.” Een tweede kernpunt vormt de ontwikkeling van een sterke Europese Commissie van tien à vijftien leden, waarbij er tussen de diverse lidstaten een beurtrol wordt afgesproken om een commissielid te leveren. Tot slot wil hij ook het idee van een verschillende mate van integratie voor de diverse lidstaten ingang doen vinden, het Europa van de twee snelheden. “Dit concept bestaat uit een kern van meest geïntegreerde lidstaten met daaromheen concentrische cirkels van lidstaten die minder ver geïntegreerd zijn.” En wat brengt de toekomst voor Jean-Luc Dehaene zelf? “Hoewel ik mij recent meer naar het bedrijfsleven oriënteer en minder formeel betrokken ben bij de beslissingen in de EU, hoop ik toch via lezingen als deze een impact op de opinievorming rond Europa te hebben. Ook via het ‘Comité van wijzen’ geef ik nog steeds richting aan de Europese besluitvorming. Ik houd mij alvast beschikbaar voor dergelijke nieuwe initiatieven van commissievoorzitter Prodi”, aldus een zichtbaar ontspannen Dehaene op de receptie achteraf. lees verder pag. 8
5
JULI
14-06-2000 10:27 am
Page 6
De nieuwe TEW-faculteit: “moeilijke geboorte, maar de moeite waard” RUCA-professoren Patrick De Pelsmacker en Willy Winkelmans aan het woord Professor Patrick De Pelsmacker, doctor in de economische wetenschappen van de Universiteit Gent, begon zijn loopbaan in 1979 aan het RUCA. Vandaag is hij er hoogleraar en sinds 1 oktober 1999 decaan van de faculteit TEW. Transporteconoom Willy Winkelmans kon in de vijf jaren ervoor als decaan de eerste toon zetten voor het huidige integratieproces. Beide professoren waren vanaf het voorakkoord over de integratie van de faculteit TEW UFSIA-RUCA bij de onderhandelingen betrokken. De lange historiek van het economisch hoger onderwijs in Antwerpen begint in 1852, wanneer het Institut Supérieur de Commerce wordt opgericht, de bakermat van de latere vermaarde Rijkshandelshogeschool. Dit instituut voor economisch hoger onderwijs, zowat het eerste in zijn soort in Europa, stond model voor vele andere instellingen, zoals bijvoorbeeld de universiteit van Venetië. Vóór 1900 al waren er buitenlandse studenten, die na hun verblijf in Antwerpen in hun land soortgelijke initiatieven namen. Een van de grote Japanse universiteiten werd opgericht door Japanse studenten met de hulp van een staf van de Rijkshandelshogeschool. “Die RHHSA heeft een ware pioniersrol gespeeld, en dat op een ogenblik dat handelswetenschappen nog in de kinderschoenen stonden”, zegt Willy Winkelmans. Het RUCA gaat ook prat op de oudste studentenvereniging in Vlaanderen, de Nederlandse Studentenkring (NSK). Willem Elsschot zou een deel van het liederenboek van de vereniging geschreven hebben. “Omstreeks het eeuwfeest in 1952 begon men in Antwerpen de behoefte te voelen aan een ruimere waaier van hogere studie”, legt Patrick De Pelsmacker uit. “Bovendien kwam de discussie op gang over de spreiding van het universitair onderwijs, met het oog op de democratisering en het wegwerken van de Vlaamse achterstand. De wet van 6
april 1965 legde de legale basis voor de verruiming van het universitair onderwijs in Antwerpen en leidde tot de oprichting van het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen. Daarin is de Handelshogeschool als Faculteit TEW opgegaan.” Zegt Winkelmans: “De oorspronkelijke pioniersrol leeft nog steeds voort binnen deze faculteit. Zo werd na 1965 niet geaarzeld om een volwaardige en vrij unieke richting handelsingenieur op te zetten, die gebruikmaakte van laboratoria en natuurwetenschappelijke kennis in de Faculteit Wetenschappen van het RUCA. Sinds 1965 is het personeelsbestand geleidelijk meegegroeid met het aantal studenten en sinds zowat vijf jaar zitten we in een gloednieuw gebouw.” Naast TEW moet je in Wilrijk zijn voor de kandidaturen van de zuivere wetenschappen: geneeskunde, diergeneeskunde, wiskunde, scheikunde en natuurkunde. Patrick De Pelsmacker: “Eigenlijk is er nu al jaren een echte integratiebeweging bezig in Antwerpen. Zo opereren de twee medische faculteiten, die van het RUCA en de UIA, de facto als één faculteit. De programma’s worden op elkaar afgestemd. De faculteit TEW bood echter een specifiek probleem: dat was namelijk de enige opleiding van de drie deelinstellingen van de Antwerpse universiteit die zowel bij UFSIA als bij RUCA een volledig traject aanbood van vier jaar TEW en vijf jaar handelsingenieur.”
Integratiedruk De Pelsmacker schetst hoe naar zijn aanvoelen de wagen aan het rollen is gegaan. “Om te beginnen waren ook alle andere faculteiten daarmee bezig. Ten tweede streeft de Universiteit Antwerpen als koepelstructuur naar een uitbreiding van onderwijsbevoegdheid. Maar er was een steeds groter wordende politieke en maatschappelijke druk om, tegen de natuurlijke inertie van de meeste mensen in, eerst orde op zaken te stellen tussen twee TEWfaculteiten. De buitenwacht vond het vrij gek dat je op een afstand van vijf kilometer in dezelfde stad een dubbel onderwijsaanbod had. Nochtans zijn die twee faculteiten op zich groot genoeg voor een
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 7
autonoom bestaan en vind je in ons land kleinere faculteiten TEW. Schaalvergroting op zich was dus geen integratiemotief, wél de interne druk. De UAkoepel en alle instellingen hadden verzuchtingen om hun onderwijsrichtingen uit te breiden. Wanneer twee nabijgelegen vergelijkbare faculteiten elkaar blijven beloeren, gaat er nogal wat kostbare energie verloren. Ook dát snijdt hout, als argument voor integratie. Schaalvergroting biedt sowieso meer mogelijkheden: je kunt de sterke kanten van beide instellingen combineren. Ten slotte, na deze operatie zullen wij de grootste faculteiten TEW van het land hebben, zowel wat studenten als wat personeelsaantal betreft. De kans om door schaalvergroting onderwijs te kunnen aanbieden door hooggekwalificeerde medewerkers, kun je niet links laten liggen. Dat lijkt me nog het belangrijkste pluspunt.” “We hebben geprobeerd de traditioneel sterkere sociaal-culturele inslag van de UFSIA in het curriculum te combineren met onze meer exact-wetenschappelijke benadering. Met samen 250 professoren en assistenten voor zowat 2.200 studenten ruwweg 1 medewerker voor 10 studenten - kun je voor kleinere groepen studenten meer interactief
werken. Anderzijds kregen wij de garantie dat de integratie de eerste vijf jaar geen kwantitatieve weerslag zou hebben op de middelen of het personeelsbestand. Het aantal RUCA- en UFSIA-medewerkers verhoudt zich ruw geschat van 30 tot 70. Kwalitatief biedt de integratie dus kansen, maar mensen die in essentie hetzelfde werk doen, organisatorisch ineenschuiven is heel andere koek. Daar moet je vaak met heel wat gevoeligheden afrekenen. Je moet een visie hebben, een concept, én mensen die daarin willen passen. Bijna iedereen heeft een natuurlijke reflex tegen verandering, wil zekerheid over zijn plek in het geheel. Een legitieme bekommernis, die echter voor onrust zorgt. Maar hoe meer mensen betrokken zijn bij deze integratie, hoe gemakkelijker de psychologische drempel overschreden wordt.”
Samen oversteken “Er werd binnen het RUCA al jaren gepraat over een mogelijke samenwerking met de TEW-faculteit in de Prinsstraat, en op een mooie dag mondde dat uit in het voorakkoord”, aldus Winkelmans. “De ingreep kwam niet uit de lucht vallen. Op een bepaald ogenblik hebben wij gesteld dat we er geen
7
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 8
bezwaren tegen hadden om de hele TEW-opleiding naar het centrum van Antwerpen te verhuizen. Dat was een grote toegeving. Voor UFSIA bleek dat het breekpunt.” “Dat ligt hier nog steeds erg gevoelig”, bevestigt collega De Pelsmacker. “Beide instellingen staan op hun eigenheid. RUCA is daarenboven makkelijk te bereiken, biedt soepele parkeermogelijkheden, de lokalen zijn ruimer, de omgeving groener… dat kun je toch moeilijk ontkennen? De meesten komen hier graag. De weerstand was niet klein. Dit jaar telt onze TEW-faculteit 650 studenten. Ook in het organiseren van de opleiding voor handelsingenieurs hebben wij een langere traditie dan de UFSIA. Vanaf het eerste jaar was er hier in de richting voor handelsingenieurs altijd een mix van technologische, economische en toegepaste economische vakken, ook omdat we hier mensen hebben die technologisch-wetenschappelijk bezig zijn. In ruil voor die verhuizing naar het centrum stonden we er op dat enkele voor ons belangrijke voorwaarden vervuld zouden worden. Zo wilden wij een blokkeringsrecht voor beslissingen waarmee we het niet eens konden zijn. Inmiddels werden in het voorakkoord cruciale punten ingeschreven, zoals de procedure voor het aanstellen van nieuwe professoren, het wijzigen van het curriculum, het vakkenpakket … Op termijn moeten we er natuurlijk toe komen samen als één faculteit in één richting te denken. We willen in het stadscentrum ook een plek kunnen betrekken die zowel kwalitatief als kwantitatief aan onze eisen voldoet en ook fysiek per vakgroep goed geïntegreerd worden met de UFSIA-collega’s.” Willy Winkelmans: “Vooral dat laatste, het ‘samen werken’ op eenzelfde plek, moet uiteindelijk een substantiële meerwaarde opleveren. Daarom stond ik erop om de integratie tot op vakgroepsniveau expliciet in het voorakkoord te laten opnemen.” Deze materiële eisen zijn vanzelfsprekend nog niet allemaal of helemaal opgelost, maar ze vormen niet het ware probleem, gelet op de geleidelijke invoering van het curriculum. Verduidelijkt Willy Win-
vervolg pag. 5
Het slotwoord van de academische zitting werd verzorgd door TEW-decaan André Van Poeck, die een overzicht gaf van de andere lezingen van de leerstoel. Dit academiejaar waren de meest opgemerkte die van Frank Berry (University College, Dublin) over FDI, Cost Competitiveness and the Transformation of the Irish Economy, van Bruno Frey (University of Zürich) over FOCJ: Creating a Single European Market for Governments en Andrew Hughes Hallett (University of Strathclyde) over Does one size fit all? - A currency union with asymmetric transition mechanisms. Sommige van deze sprekers treden ook op als gastdocent in de cursus Economische Politiek. Zo krijgen de studenten van de UFSIA een uitgelezen kans om kennis te 8
kelmans: “Pas over vijf jaar zal de laatste handelsingenieur van het oude regime hier en bij de UFSIA afstuderen. Tot zolang blijft het gros van de medewerkers met lesopdracht ook op de RUCA-campus. In oktober 2000 kan alvast de eerste kandidatuur van de nieuwe TEW-faculteit probleemloos van start gaan, omdat hiervoor aanvankelijk slechts een beperkt aantal RUCA-medewerkers in de Prinsstraat les zal moeten geven, terwijl ze hun kantoor vooralsnog hier zullen houden. De bedoeling is te verhuizen wanneer de grootste workload verschuift naar het Antwerpse centrum. In een aantal werkgroepen denkt men er nu over na hoe die diverse verschuivingen zullen verlopen en wie waar zal zitten. Concreet is er nog niets beslist, maar uiteraard verwachten we de hele faculteit in de Prinsstraat of de directe omgeving te kunnen herschikken. Als we allemaal willen verhuizen tegen 2002 of 2003 en als er daarvoor nieuwe gebouwen moeten komen, dan moeten ze nu wel worden opgericht. Rond die herlocatie van mensen, faculteiten, departementen en de benutting van gebouwen is een heel denkproces bezig. Diverse werkgroepen buigen zich over de hele facultaire organisatie, de voortgezette academische opleidingen, het probleem van de financiën, het academisch personeel, het administratief en technisch personeel, de communicatie …”. Beide RUCA-professoren zijn positief gestemd en hebben bovendien hooggespannen verwachtingen. “Ten eerste ben ik ervan overtuigd dat we de student een beter onderwijsproject zullen kunnen bieden”, aldus De Pelsmacker. “Ten tweede zal er bij het academisch personeel meer tijd vrijkomen voor wetenschappelijk onderzoek. Dat is toch een belangrijke opdracht van een universiteit. Ten derde is Antwerpen een van de grootste economische centra van ons land. Maar door de huidige versnippering geniet de universiteit er niet de reputatie die zij verdient. Deze integratie zal een belangrijke stap voorwaarts betekenen in de profilering van de Universiteit Antwerpen.” Ben De Bruyn maken met de ideeën van enkele buitenlandse topeconomen. In de nabije toekomst zijn nieuwe lezingen gepland waarop ook alumni welkom zijn. Zo geeft Willi Semmler (Universität Bielefeld) binnenkort een lezing over Credit Risk and Sustainable Debt: A Model and Estimations for Euroland. De academische zitting bewees alvast dat de band tussen economische theorie en praktijk de faculteit TEW nauw aan het hart blijft liggen. Peter-Jan Engelen
Inlichtingen over de Leerstoel Fortis Bank zijn verkrijgbaar bij Kristel Van Hilst op het telefoonnummer (03)220.40.31 of via email:
[email protected]
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 9
Gesprek met de familie Stas: UFSIA in familieverband Viermaal twee generaties en acht alumni in huis 1. De eerste generatie 1.1. De stamvaders Paul (° 1925), Jos (° 1930) en Frederik (° 1934) Stas, drie broers uit een gezin met vijf zonen en twee dochters, behoorden in de jaren ‘45 tot ’55, tot de vrij selecte groep studenten van de Sint-Ignatius Handelshogeschool. Hun vader, Jozef Stas, was in 1929 van Sint-Truiden naar Hoboken verhuisd en werkte er bij de Kredietbank. Het lag voor de hand dat de familie voor een hogere opleiding opteerde voor Sint-Ignatius, zodat de studenten niet op kot hoefden. Voor Jos was dat eigenlijk een streep door zijn rekening. Hij wilde graag naar Leuven om er voor apotheker te studeren. De omstandigheden beslisten er anders over: een groot gezin, net een Wereldoorlog achter de rug … Paul, de oudste, studeerde in 1949 af als licentiaat financiële wetenschappen, een jaar later aangevuld met een licentie maritieme. In 1950 behaalde hij bovendien een speciale licentie accountancy aan de Universiteit van Amsterdam. Jos volgde als licentiaat financiële in 1952 en trok naar de universiteit van Gent voor het aggregaat. Dat het Gent werd, had alles te maken met prof. Taymans, die aanraadde te kiezen voor de eenjarige opleiding in Gent, in plaats van de meerjarige - voor hetzelfde diploma - in Leuven…. Frederik, Fre, jongste van de zeven en derde Stas-broer die naar de UFSIA trok, promoveerde tot licentiaat financiële in 1959, met aggregaat in 1960. De twee andere broers, Maurice en Marcel, kozen voor een technische richting. 1.2. Herinneringen en loopbanen Intussen hebben de drie broers er een rijkgevulde carrière opzitten, hebben ze kinderen en kleinkinderen, en zoals alle gepensioneerden nauwelijks vrije tijd. Het is derhalve een hele klus om deze familiale UFSIA-kroniek rond te krijgen, maar als je de reizende en welbespraakte oldtimers eenmaal aan de praat krijgt, merk je nauwelijks nog verschil met het enthousiasme van de volgende generatie. 1.2.1. Paul, de oudste, herinnert zich “den Injastijd” vooral van het studentenleven met veel ongecompliceerd plezier. “We kwamen net uit de oorlog. Dan hecht je belang aan de dingen die dat waard zijn, zoals kameraadschap. Wij werden toen nog
voortdurend geconfronteerd met de oorlogssituatie, want de gebouwen aan de Prinsstraat werden door de Canadezen gedeeltelijk als kazerne gebruikt. Meteen na mijn studie in 1949 kon ik bij Unilever aan de slag. Na 37 jaar trouwe dienst ging ik er als administratief en financieel directeur, 14 jaar geleden, met pensioen. Intussen brachten we onze drie kinderen groot en we zijn nu de trotse grootouders van evenveel kleinkinderen. Onze dochter Marleen, de middelste tussen de twee zonen, stapte in mijn UFSIA-voetsporen.” (zie Marleen, 2.1.1) 1.2.2. Jos ging na de Grieks-Latijnse aan het SintLievenscollege dan toch niet naar Leuven voor apotheker, maar trok eveneens naar Sint-Ignatius. Daar haalde hij vlotjes zijn diploma handelswetenschappen, gevolgd door het aggregaat in Gent. Dat mobiliteit ook met loopbaanontwikkeling te maken heeft, mag blijken uit deze anekdote: “De schoolstrijd was net goed losgebarsten en het was erg moeilijk om aan een baan in het onderwijs te geraken. Op een morgen kwam er een telegram met de vraag me in het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Oostende aan te melden voor een vacante betrekking. ‘s Anderendaags nam ik heel vroeg de trein naar Oostende. De vacante plaats was al ingenomen. Nu zou je bellen, faxen, e-mailen, in je auto stappen…. Kort daarop kwam ik in een Brusselse firma terecht, die apparatuur leverde voor bioscoopzalen. Het reilen en zeilen in de firma voorspelde weinig goeds voor de toekomst en via pater Taymans kwam ik dan terecht bij Financia, een financieringsmaatschappij die later ook bank werd en in 1969 werd opgekocht door Citibank. Als algemeen directeur administratie ben ik er eind ‘89 met brugpensioen gegaan. Ons gezin telt twee zonen en een dochter. Eén zoon, Johan, trad in mijn UFSIA-voetsporen.” (zie Johan, 2.1.2) 1.2.3. Frederik, zevende in de rij Stassen en negen jaar jonger dan de oudste, herinnert zich dat zijn verwachtingen over het studentenleven niet echt ingelost werden. “Van de studentikoze verhalen van mijn twee broers vond ik weinig terug. Al zaten wij al met 80 (!) studenten in ons jaar, de sfeer van de cantussen en de studentikoze manifestaties waren heel wat minder flamboyant. Ten tijde van mijn broers werden zowat alle stembanden gesmeerd en kweelde iedereen mee. Onze tijd moest het met een fractie van de toenmalige sfeer stellen. Dat vond ik jammer.” Desondanks promoveerde ‘de Fre’ in ’59 9
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 10
JOZEF STAS
PAUL (1.2.1) LF ’49 LM ’50
JOS (1.2.2) LF ’52 ARMANDE
MARLEEN Lkw ’84 Ag ’84
MAGGY
MAR
(2.1.1)
tot licentiaat financiële wetenschappen, in ’60 aangevuld met een aggregaat. Meteen na zijn studie kwam hij voor een vijftal jaren in het onderwijs terecht. Dan volgde de overstap naar het Vlaams Economisch Verbond, waar hij in ’93 als financieel directeur met brugpensioen ging. Twee zonen, waarvan de jongste, Bruno, zich in datzelfde jaar ‘93 een plaats in de alumnigalerij wist te bemachtigen (zie Bruno, 2.1.4), en vier kleinkinderen zorgden intussen alweer voor een fikse schaalvergroting
2. De tweede generatie 2.1. Opvolging verzekerd De drie broers UFSIA-alumni stuurden dus elk een van hun kinderen naar het vertrouwde instituut: Marleen, Johan en Bruno. Maar ook broer Marcel, die zelf de technische kant opging, zag zijn zoon Guy (zie 2.1.3 en 3bis) naar de UFSIA trekken en er nog zijn vrouw vinden bovendien. 2.1. 1. Marleen Stas, dochter van Paul, is de enige Stas-UFSIA-alumna en deed meteen het vrouwelijk geslacht alle eer aan. “Ik koos bewust voor economie aan de UFSIA, omdat ik na een ‘markton10
MAURICE
JOHAN (2.1.2) Lbm ’84
derzoek’ (lacht) van het aanbod TEW-opleidingen, vond dat UFSIA de breedste opleiding aanbood, met de meeste verplichte taalvakken in de kandidaturen: Engels, Frans, Duits. Een ramp trouwens voor iemand uit Latijn-Wiskunde…” Je kozijns zeggen dat jij het prototype van de goede student was. Lief, maar ook waar? Marleen: “Zeggen ze dat? Ik ben wel perfectioniste in wat ik doe. Wellicht doelen ze daarop. Ik promoveerde in ’84 met grote onderscheiding als licentiaat kwantitatieve economie, en behaalde ook het aggregaat. Daarop trok ik naar Leuven voor een Master of Arts in Economics. Twee jaar na mekaar een eindverhandeling schrijven dus: eerst bij Van Broeckhoven en dan bij De Grauwe.” “Ik vond het inderdaad leuk om zoals mijn vader aan de UFSIA te studeren, maar om na mijn studie in hetzelfde bedrijf te gaan werken (Unilever), kwam niet eens in me op. Een aantal bedrijven stelde zich in het laatste jaar voor aan de studenten en ik informeerde me daar over de mogelijkheden in de banksector. Misschien wel een stukje door mijn grootvader, die ik nochtans niet echt lang gekend heb. De ene bank was niet vrouwvriendelijk genoeg, de andere te weinig Vlaams. Bij de Kre-
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 11
FREDERIK LF ’59 Ag ’60
(1.2.3)
MARCEL
GUY (2.1.3) Lbiz ’82 HiT. ’85 MARTINE Lbiz ’82
(2.1.3bis)
BRUNO Laid ’93
(2.1.4)
dietbank zag ik enorm veel mogelijkheden en ik startte er in de commerciële dienst voor kredieten, vervolgens buitenlandse handel. Momenteel heb ik een commerciële en leidinggevende functie - excuus voor het Engels - , Trade Finance Officer. De bedoeling is zowel het team te leiden en commercieeltechnisch te ondersteunen, als de klant zelf te begeleiden bij import- en exporttransacties. Ik ben niet getrouwd, maar dat ligt niet aan mijn professionele ambities. Integendeel, ik ben met veel andere zaken bezig en durf me toch wel sociaal-geëngageerd te noemen. Voor mij is de top bereiken geen doel. Het is mijn ambitie elke ochtend met plezier naar mijn werk te vertrekken en het blijvend interessant en uitdagend te vinden.” 2.1. 2. Johan, voor iedereen Jo, zoon van Jozef, is de enige over wie we, noodgedwongen schrijven ‘van horen zeggen’…Hij was tijdens onze informatieronde op huwelijksreis. Het blijkt een Stas-traditie te zijn om niet voor je dertigste te trouwen en dus was het voor Jo (°1962) meer dan de hoogste tijd. Hij studeerde in ’84 af als licentiaat bedrijfseconomie, oriëntatie marketing, en deed er nog een schepje bovenop met een speciale licentie marketing in ’85 aan de RUG. Dat Jo een buitenbeentje
is, hoorden we van nicht en neven, al bestempelt zijn vader hem als een ‘bezadigde jongen’. Feit is dat Jo jarenlang actief was bij de scouts van het SintMichielscollege in Brasschaat en dat hij zeer sportief is. Hij beklom de Matterhorn, de Mont Blanc, liep de marathon van New York … En nu is hij op huwelijksreis met Martine. Ze kunnen maar best genieten van het voltijdse samenzijn, want Jo woont en werkt tijdelijk - twee jaar, hij is nu halfweg - voor een Nederlands melkbedrijf in Engeland. Om de twee weken verhuist hij voor een weekend naar België, of trekt zijn vrouw naar Engeland. 2.1. 3. (en 3bis) Guy Stas promoveerde in ’82 als licentiaat bedrijfseconomie, oriëntatie internationaal zakenwezen, en in ’85 als handelsingenieur. Guy leerde aan de UFSIA meer dan economie. Hij ontmoette er zijn grote liefde: Martine Van Velthoven (Lbiz ’82), sinds ’90 ook zijn vrouw. Met legerdienst en een extra jaar voor handelsingenieur, was het wellicht wijs de liefde voor een jaartje ‘koel’ te zetten: Martine nam een baan aan in Noorwegen … Met de technische bagage van huis uit en het diploma handelsingenieur op zak kwam Guy bij Barco in Kortrijk terecht in de computerbranche. Martine vond haar draai in de kledingindustrie in Deinze. Toen zij daar de hele ‘Dialogue’-lijn moest beheren, en haar man wat al te veel op zakenreis moest, wist ze hem te overhalen bij haar te komen werken… Maar na de computers was de textielsector niet echt aan Guy besteed en hij werd door Barco met open armen opnieuw binnengehaald. Toen zich in juni ’93 de kans voordeed om een eigen zaak te starten als franchise-nemer van Belisol - ramen, deuren, zonnewering - in Gent, aarzelde het ondernemersduo niet. Het startkapitaal dat ze bijeen hadden gespaard, werd goed geïnvesteerd en nu staan ze samen op de bres in hun eigen bedrijf, dat sinds enkele maanden ook een filiaal in het Waasland heeft. Wij interviewden hen op vakantie aan de Azurenkust met dochtertje Charlotte van twee, per telefoon, hoor! 2.1. 4. Bruno is de jongste zoon van de jongste broer. Hij studeerde in ’93 af als licentiaat algemene economie, oriëntatie internationale economische en diplomatieke betrekkingen. We treffen hem tijdens een weekend vrijwillige huiswacht in het scoutsdomein ‘Drie Boomkensberg’ in Westmalle. “De Scouts ontgroei je eigenlijk nooit. Ik was leider en heb me ook in de gouw productief gemaakt. Dat, en ook mijn sportief engagement, hebben mijn studentikoos leven destijds op een lager pitje gezet. Eens beslist dat ik economie zou studeren, stond het als een paal boven water dat het aan de UFSIA zou zijn. Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan of de voorgangers daar voor iets tussen zaten … Tijdens mijn universiteitsjaren deed ik mee aan een uitwisseling tussen de UFSIA en Bhubaneswar in India, via het netwerk van de jezuïeten. Bijna koos ik voor enkele jaren buitenland. Maar de liefde besliste er anders over.” Een vrouwelijke 11
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 12
supporter bij het basket, een zekere Linda, veranderde tijdens de competitie van idool. Haar basketspelende neef moest in die status wijken voor Bruno, die niet lang daarna haar lief werd, nu haar man en de vader van haar twee kinderen. Met Bruno werkt er weer een Stas op het VEV, deze keer op het Sociaal Secretariaat (SDWorx) en de internationalisering. En hij is er tevreden.
3. Slotakkoord Voor de volgende generatie Stas aan de UFSIA zullen we nog even moeten wachten. Laattrouwers hebben uiteraard een veel jonger nageslacht. Al zijn
het stuk voor stuk individuele persoonlijkheden, de gemeenschappelijke noemer verraadt toch ook heel wat gelijkenissen: groot, sportief, sociaal, Vlaams, economisch onderlegd, carrière: “ja, maar”, vlotte praters, genieters … Er werd geen “prettig” maar wel een “zalig paasfeest” gewenst … Een familie zoals er vele zijn, een fraai portret van verschillende generaties verstandige ouders, die het beste voorhadden met hun kroost en schijnbaar ook slaagden. Wellicht heeft ook hier ‘elk huisje zijn kruisje’, maar het heeft geenszins de positieve familiekroniek overschaduwd. Myriam van Loon
Mededeling: BRIEF VAN DE ALUMNIWERKING
Alumniboek 1999
Beste alumni, Ruim een jaar geleden ontving u met zijn allen een vragenformulier met het oog op de updating van het alumnibestand. Dankzij uw massale reactie kon de Cel Alumniwerking een waardevol alumniboek samenstellen. Alle wijzigingen die ons nog werden gemeld naar aanleiding van ons rondschrijven over de voorintekening, werden nog in de nieuwe uitgave opgenomen. Uiteindelijk werden alle gegevens in december aan drukkerij Acco bezorgd, die beloofde het boek te leveren halfweg januari 2000. Samen met ons hebt u kunnen vaststellen dat het drukken van het boek dit keer niet van een leien dakje is gelopen. Niettegenstaande Acco bij de vorige uitgave goed werk had geleverd, wat ons het nodige vertrouwen gaf, werd ons dit keer tot tweemaal toe een boek geleverd dat niet aan de verwachtingen voldeed. Op ons verzoek heeft Acco zich daarvoor schriftelijk bij de alumni verontschuldigd. Omdat wij er echter op staan dat onze alumni een kwaliteitsvol product krijgen, hebben wij pas eind april het alumniboek kunnen versturen. Na alle perikelen met de druk van het boek werd het ondertussen bezorgd aan de alumni. We hebben echter gemerkt dat sommige boeken bij de verzending werden beschadigd. Dat was uiteraard niet de bedoeling en wij ruilen dan ook graag uw beschadigd boek in voor een nieuw exemplaar. Als u nog geen boek hebt besteld voor de alumniprijs van 1.150 BEF of als u uw beschadigd exemplaar wilt ruilen voor een nieuw, gelieve dan contact op te nemen met de Cel Alumniwerking op het nummer 03-220 47 22 of te mailen naar
[email protected]. Inruilen van het boek kan tot 15 september 2000. Wij wensen u alvast een prettige zomervakantie! Vriendelijke groeten,
Katrien Dickele Cel Alumniwerking
12
Fabienne De Strijker Public Relations
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 13
Gesprek met alumnus Karl Van den Bossche De wereld als werkterrein Vijf jaar geleden rondde Karl Van den Bossche zijn studie TEW af in de Oriëntatie Internationale, Economische en Diplomatieke Betrekkingen. Vandaag staat hij op het punt zijn eerste post als diplomaat te bekleden. Maar het had evengoed anders kunnen uitdraaien, beseft hij. Van de 300 kandidaten met wie hij in 1997 aan de examens begon, bleven er uiteindelijk maar elf over. De proeven zijn dan ook niet te onderschatten. “Om te beginnen zijn de taaltests vrij streng”, zegt Karl. “En er wordt een uitgebreide actualiteitenkennis verwacht. Die heb je nu eenmaal nodig voor de functie. Als er zich ergens een acuut probleem voordoet, moet je meteen kunnen teruggrijpen naar je feitenkennis over de betrokken landen en verbanden kunnen leggen.”
België-Nederland, meer dan voetbal Toen Karl in oktober 1998 zijn eerste officiële stappen in de diplomatie zette, was hij niet helemaal zonder ervaring. Als laureaat van de prijs van de minister van Buitenlandse Handel trok hij al voor twee maanden naar Turkije om er de exportmogelijkheden voor de agro-industrie te onderzoeken, én werkte hij twee jaar op de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel.
diplomaat houdt eigenlijk nooit op”,
Intussen zijn we alweer een kleine twee jaar verder en is Karls diplomatenstage bijna achter de rug. “Die stage bestaat deels uit opleiding, deels uit praktijk”, legt hij uit. “Ik heb onder meer de Belgisch-Nederlandse conferentie voorbereid, waarna ik een post van vijf maanden in Den Haag heb gekregen om de eigenlijke conferentie in elkaar te boksen. De theorie over de Belgische staatshervorming werd toen opeens heel tastbaar: de Gemeenschappen en Gewesten hebben omvangrijke bevoegdheden, ook op internationaal vlak. Het project in Nederland was bedoeld om onze noorderburen meer inzicht te bieden in de nieuwe bilaterale relaties na de staatshervorming. Die kennismaking met de vernieuwde vertegenwoordiging van België en de deelstaten in het buitenland is ook voor mij een bijzonder verrijkende ervaring geworden.”
omschrijft hij zijn vak. Het relaas van een
Dioxinecrisis
“Wat doet een diplomaat eigenlijk?” Die ironische vraag krijgt diplomaat-inwording Karl Van den Bossche wel eens voor de voeten gegooid. “Mensen zien alleen maar de recepties, de diners, de prestigieuze kant ... Maar in werkelijkheid is het hard werken. Het werk van een
gesprek waarin ik op mijn vragen - wat dacht je - vaak diplomatieke antwoorden kreeg.
Als kersverse diplomaat kreeg Karl meteen een flinke portie dioxinecrisis over zich heen. Het was een periode waarin hij de klok rond werkte. De hele wereld, van Australië tot de Verenigde Staten, hing 13
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 14
toen bij wijze van spreken aan de telefoon om te vragen wat ze moesten doen. “We werden overspoeld met telefoontjes van federaties en bedrijven die met enorme leveringen aan de grenzen geblokkeerd stonden”, vertelt Karl. “In veel gevallen sta je dan machteloos. Maar soms kun je echt iets gedaan krijgen. Zoals in Rijsel, waar onze consulgeneraal de douane wist te overtuigen om truckers met ladingen groenten en fruit binnen te laten. We hebben in die periode ook een soort van crisiscommunicatie opgezet, waarmee we heel goede resultaten bereikt hebben.” Schipperen, compromissen sluiten, negatieve situaties ombuigen ... Een diplomaat moet er als geen ander in bedreven zijn. Karl haalt het voorbeeld aan van het chocoladedossier. “Toen Europa onlangs in een richtlijn bepaalde dat je voor chocolade gedeeltelijk ook andere vetten mag gebruiken dan zuivere cacaoboter, was dat op het eerste gezicht in het nadeel van de Belgische producenten. Maar nu proberen we van de nood een deugd te maken. Het gebruik van traditionele grondstoffen kan naar voren worden geschoven als een kwaliteitskenmerk.”
Koffers Als alles goed gaat, kan Karl in september aan zijn eerste post beginnen. Waar hij terecht zal komen? Afwachten maar. Het kan evengoed Brussel als de andere kant van de aardbol worden. Vast staat dat hij de komende jaren regelmatig zijn koffers zal mogen pakken. Want als diplomaat word je verondersteld telkens een cyclus van twee buitenlandse posten en één werkopdracht in Brussel te doorlopen. Afhankelijk van de ‘gevoeligheid’ van de post - Algerije versus Nederland bijvoorbeeld - duurt een buitenlandse zending twee tot vier jaar. De opdrachten in Brussel moeten ervoor zorgen dat de diplomaat niet van België vervreemdt en dat hij voeling houdt met de evoluties op de thuisbasis.
België in het buitenland vertegenwoordigen in tijden van kippencrisissen en Dutroux-ontsnappingen lijkt geen dankbare taak. Maar Karl bekijkt de zaak anders. “Voor een diplomaat tellen in de eerste plaats persoonlijke relaties. Als mensen vinden dat hij zinnige dingen te zeggen heeft, dan luisteren ze naar hem, ook als het land een crisis doormaakt. Die geloofwaardigheid moet je opbouwen en verdienen.” Precies daarom is het leggen van contacten erg belangrijk. En dat gebeurt niet altijd op kantoor. Recepties en diners, al dan niet in de ambassadeurswoning, lezingen bijwonen ... het hoort er gewoon bij. In die zin houdt de public-relationsfunctie nooit op.
Vastroesten Maar Karl hoor je allerminst klagen. De mogelijkheid om voortdurend kennis te maken met nieuwe sectoren, nieuwe landen en nieuwe mensen vindt hij een enorm pluspunt. Geen gevaar voor vastroesten als je vandaag bij de Europese Unie werkt en morgen in hartje Afrika bent gestationeerd. Maar of de naaste omgeving daar ook zo over denkt? Karl: “Het valt niet te ontkennen dat een loopbaan als diplomaat een grote impact heeft op het hele gezin. Maar anderzijds wordt er steeds meer rekening gehouden met de familiale situatie. Zo werkt het departement momenteel aan een database van Belgische bedrijven die in het buitenland actief zijn en waar de partner eventueel aan de slag kan. De tijd dat de partner van een diplomaat de eigen loopbaan maar als vanzelfsprekend moest opgeven, is al lang voorbij.” Als ik aan het einde van het gesprek vraag of hij er nog iets aan wil toevoegen, denkt hij even na. En dan: “Schrijf maar dat ik hoop dat er nog veel TEW’ers van de UFSIA in de diplomatie stappen. Want zeker als je voldoende aandacht besteedt aan je talen, kun je uit die opleiding veel voordeel halen.”
Ufsia afstudeer - BBQ 2000 6 juli - Binnentuin Ufsia UFSIA Networking - Campus Socializing - Campus Prerecruitment Een nieuwe traditie op de avond voor de plechtige eindproclamatie in de verlichte rustieke grote binnentuin van de Prinsstraat 13 Meer dan 500 personen nemen deel studenten, professoren, assistenten én UFSIA-alumni Als UFSIA-TEW-alumnus kan u er ook nog bij zijn indien uw bedrijf sponsort Inlichtingen bij
[email protected] tel 03-220 48 76 / gsm 0479-27 21 16 / fax: 03-220 47 99 Ufsia, Wikings, Aiesec, Unifac, Eka, Prisma, Wikingssenioren
14
Annick Deckers
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 15
Het beste paard staat op stal … Denkt u? Jobforum voor alumni bewijst het tegendeel Met een dubbele primeur werkt de UFSIA gestadig verder aan de versteviging van haar goed functionerend netwerk van alumni. In avant-première werden de deelnemers aan de exclusieve jobbeurs voor alumni ontvangen in de schitterend gerestaureerde historische panden Het Brantijser en Den Grooten Sot aan de Sint-Jacobsmarkt. De tweede primeur schuilt in het idee van het Jobforum: young potentials na hun eerste werkervaringen in contact brengen met collega’s uit andere bedrijven en vooral met andere bedrijven zelf, waarin alumni roergangers zijn. Het UFSIA-netwerk van nieuw bloed voorzien, met inachtneming van de bloedgroep, is denken en vooral werken aan de toekomst.
Vrijblijvende ontmoeting Als pas afgestudeerde, of zoals het nu vaak gaat, als afstuderende, raak je relatief gemakkelijk aan een baan. Je stapt er met veel enthousiasme in, zij het met enkel theoretische voorkennis. Gaandeweg beleef je de praktische invulling van het engagement, waarbij niet zelden het onaangename gevoel optreedt dat je vergelijkingspunten mist. Misschien twijfel je eraan dat de vooropgestelde verwachtingen ooit wel ingelost worden. Dat gevoel hangt niet uitsluitend met verloning samen, maar steeds vaker met werksfeer, mogelijkheden tot vervolmaking, doorgroeikansen … Ook de sector waarvoor iemand aanvankelijk koos, kan veel minder boeien dan verwacht. Je verandert trouwens ook als mens en daaraan gekoppeld krijg je een andere visie op de dingen. Of je meent ten onrechte dat het gras aan de overkant groener is, maar moet na vergelijkende evaluatie vaststellen dat je je best goed voelt in je jobvel. Je hebt maar één leven en daarin moet je je persoonlijk, relationeel en professioneel helemaal ontplooien. Het vinden van de job van je leven maakt daar essentieel deel van uit. Jobforum biedt de kans om te zien en gezien te worden. Op een potentieel prima paard, verdoken in de stal, kun je niet wedden …
Jobshoppen Een ietwat delicate aangelegenheid om je in vertrouwen te informeren over mogelijke andere opportuniteiten? Misschien, maar wel een kolfje naar de hand van de cel Alumniwerking van de UFSIA, die precies daarom de ontmoetingskans op touw zette. Er werden 2644 uitnodigingen gestuurd: aan alumni TEW, Handelsingenieurs en Handelsingenieurs in de Beleidsinformatica van de promoties 1989 tot 1997 (die dus minstens twee en maximum tien jaar afgestudeerd zijn) en aan een selectie van bedrijven met minstens 100 werknemers, waar alumni op directieniveau functioneren. Ook de bedrijven zien heil in dergelijke opzet. Naast de rekrutering aan de bron bij studenten in hun laatste en zelfs voorlaatste jaar, zijn bedrijven permanent op zoek naar “de juiste m/v voor een specifieke baan”. Waar vind je ze?
Ufsia is altijd weer ontmoeten ...
Het ontmoeten van mensen met hun ervaringen en potentieel, hun persoonlijke verzuchtingen en misschien teleurstellingen, is zonder meer een rijke bron van informatie, van welke kant je het ook bekijkt. Om de ontmoetingen op het Jobforum een persoon15
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 16
lijk en toch ook discreet karakter te geven, kreeg elk deelnemend bedrijf een kantoorruimte, die bemand werd door een alumnus op directieniveau uit het bedrijf. Er werd aan weerszijden geluisterd en geïnformeerd. En de cel Alumniwerking “zag dat het goed was”. Ook al hulden de alumni hun bezoek aan het Forum helemaal niet in een mantel van geheimzinnigheid er waren trouwens heel wat aangename “her-ontmoetingen” in het sfeervolle decor -, over hun identiteit blijven we discreet. De deelname van bedrijven werd de eerste keer beperkt gehouden, vooral uit praktische overwegingen.
De vragende partij zit aan de andere kant … Er is een duidelijke verschuiving in de aanpak en het verloop van de rekrutering. Terwijl vroeger de werkgever de criteria vastlegde, lijkt het er steeds meer op dat het de werknemer is die nu zelf de kaarten schudt. Wat betekent het: ‘vragende’ partij zijn?’ De werkgever heeft één vraag: een bekwame kracht in dienst nemen. De potentiële werknemer daarentegen heeft een heleboel vragen: concrete informatie, toekomstplannen, opleidingsfaciliteiten, extra voordelen, werksfeer … Als alle vragen een bevredigend antwoord krijgen, is de vraag naar een sluitend contract ook het antwoord op die ene vraag van de werkgever. Ooit was dat anders.
Evaluatie Hans Bril (promotie ’90) was op het Jobforum aanwezig voor Telepolis, de telematica-leverancier voor de stad Antwerpen, haar OCMW, stedelijk onderwijs, het havenbedrijf … “Het Jobforum is een lovenswaardig initiatief, waar we graag aan meewerkten.” Hans Bril ging concreet op zoek naar business analysts en projectleiders om een aantal vacatures te kunnen invullen. Hij kreeg zo’n vijftien geïnteresseerden over de vloer, die daarom niet echt op zoek waren naar ander werk, maar graag de markt verkenden. Voor hem was de ontmoeting met een oude bekende een wederzijds gelukkig toeval, dat resulteerde in een concrete opdracht voor een zelfstandig consultant. “Het vroege beginuur van het forum was wat ongelukkig gekozen en voor een aantal kantoorruimtesbuiten-parcours was de drempel te hoog. Wij zijn nochtans zeker gewonnen voor een volgende editie.” Ivo Vandeweyer (promotie ’84) is als vice-president van AT Kearney permanent op zoek naar mensen met een aantal jaren ervaring in de industrie. Al klinkt de naam AT Kearney ons niet meteen vertrouwd in de oren, het bedrijf, dat gespecialiseerd is in algemeen management en consulting, behoort tot de top-drie in de wereld. Het verloop van goede krachten, dat eigen is aan deze sector, maakt permanente rekrutering noodzakelijk. Vandeweyer constateert dat de Vlaming, in vergelijking met werknemers elders in de 16
wereld, weinig laterale mobiliteit aan de dag legt. “Ik ben gewonnen voor het initiatief van een Jobforum, maar de opkomst was te gering. De staalkaart van geïnteresseerden is daardoor te eng. Het principe om mensen met een aantal jaren ervaring andere facetten van het arbeidscircuit voor te stellen, is een goede zaak. Prima idee dat ons blijft interesseren, maar wel op voorwaarde dat de doelgroep van ervaren alumni sterker wordt gemobiliseerd.” Luc Meurrens (promotie ’66) gedelegeerd bestuurder van Aviapartner België en Nederland, is bij monde van zijn HR-manager, Bertrand Janssen, uitgesproken positief. “Wij hebben bijzonder interessante mensen met een duidelijke toekomstvisie ontmoet. Ze zoeken gericht contact, in het licht van hun vaardigheden en ambities. Onze bedrijvigheid spitst zich hoofdzakelijk toe op het werken met mensen: de manpower vertegenwoordigt 70% van de kosten. Vandaar dat succesvol omgaan met mensen hoog scoort in onze rekruteringscriteria. Wij werken in een operationele omgeving die bovendien een grote flexibiliteit vergt. De sollicitanten die wij op het Jobforum hebben ontmoet, waren uitgesproken rationele en assertieve mensen, zelfbewust en matuur, waarmee we als evenwaardige partners gepraat hebben. Vruchtbare gesprekken trouwens, waaruit één al afgeronde en één op til zijnde aanwerving voortvloeiden. Wij zijn gewonnen voor het initiatief.”
Samengevat Het Jobforum is een succesvolle formule, die gericht is op een ideale doelgroep. De democratische vorm van headhunting, die in twee richtingen werkt. Mogelijk ging de eerste uitgave wat gebukt onder drempelvrees, wat in de kaart speelde van de meest assertieve deelnemers. Voor wie zich na enkele jaren in de bedrijfswereld duidelijk bewust is van zijn meerwaarde of duidelijker zicht heeft gekregen op eigen kunnen en willen, is het Jobforum uitermate geschikt. Wat kun je verliezen door beter geïnformeerd te zijn over het reilen en zeilen elders? Te herinneren als een volgende editie zich aankondigt. Myriam van Loon Vragen kunt u richten aan Fabienne De Strijker, dienst Public Relations van de UFSIA, tel. 03-220 44 15, of aan Katrien Dickele, cel Alumniwerking, tel. 03-220 47 22, e-mail
[email protected]. De deelnemende bedrijven aan deze eerste Jobbeurs worden hierbij trouwens expliciet bedankt: AT Kearney, Deloitte & Touche Bedrijfsrevisoren, PricewaterhouseCoopers, Ernst & Young, Andersen Consulting, Artesia Banking Corporation, Gemeentekrediet, Randstad Interlabor, Euroclear, Katoen Natie, Group Tessenderlo, Janssen Pharmaceutica NV, Telepolis Antwerpen, Accor, SD Worx, Aviapartner, De Vaderlandsche NV, Mercator Noordstar NV, Arthur Andersen, Sidmar.
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 17
Gesprek met alumni Jan van Daele en Walter Hintjens van de Vlaamse senior advisors
Sinds ons pensioen zijn we niet op rust gesteld Tijdens het Romeinse keizerrijk waren de seniores de oudere burgers van 45 tot 60 jaar, die slechts in tijd van nood onder de wapens werden geroepen … De senioren van vandaag ontplooien initiatieven van Antwerpen tot Kazachstan. Tot in het begin van de jaren vijftig spoorden de studenten van den Ignace die in het onderwijs wilden stappen nog naar Gent of Leuven voor de aggregatie of, in goed Nederlands, de lerarenopleiding. In 1955 startte pater Lenders een aggregatieopleiding aan de UFSIA, zodat Jan van Daele na zijn studie (promotie
1949) er als professor terugkwam, voor bijzondere methodeleer en proeflessen. Hij ontwikkelde er mee de professionalisering van de permanente vorming. Via training voor trainers in de privé-sector hield professor van Daele de vinger aan de pols binnen de bedrijfswereld: alumni vroegen hem steeds vaker om bijspijkerdagen. Hieruit groeide het huidige IDEA, Instituut voor Didactiek en Andragogiek, dat ook twintig jaar later gonst van de activiteiten.
Bezige bij Viel de prof in het spreekwoordelijke gat bij zijn emeritaat? Van Daele lacht de bezorgdheid weg: “Ik zat vanaf mijn studietijd voortdurend op allerlei ideeën te broeden. Als je iets wilt ondernemen, moet je ervoor werken, zonder al te zeurderig te hengelen naar financiering, dat had ik al bij De Snek geleerd: grasp the opportunity, dat werd mijn devies.” Zo vatte Jan van Daele lang voor zijn emeritaat het plan op voor 17
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 18
de eerste seniorenwerking. Die groeide uit tot de Vlaamse Senioren voor Advies, Management en Engineering (VLASEM).
zijn soms bar, maar alle partijen putten duidelijk veel voldoening uit die geslaagde transfer van kennis en ervaring.”
Walter Hintjens (promotie 1951): “Mensen gaan steeds vroeger met pensioen. Die senioren hebben een berg ervaring. Tegelijk blijven mensen veel langer actief. Bij je pensioen heb je twee opties: ofwel berg je het beroepsleven op en stort je je op hobby's waarvoor je al te lang geen tijd hebt gehad, ofwel maak je je dienstbaar met je kennis en vaardigheden. Binnen de schoot van VLASEM verlenen gepensioneerde kaderleden vrijblijvend en gratis advies aan KMO's.”
Een geslaagd plaatje
De keuze voor de KMO is vanzelfsprekend. Multinationals en grote bedrijven hebben voor elk probleem specialisten in huis. In familiale of kleinere bedrijven is dat veel minder het geval. Walter Hintjens: “Neem nu dat staalbedrijf in het Antwerpse dat razendsnel groeide. Knappe vaklui, technisch vaardig, dat zeker, maar de snelle groei stelt de bedrijfsleider voor nieuwe vragen: hoe structureren we onze activiteiten, hoe ontwikkelen we een personeelsbeleid, hoe financieren we bijkomende investeringen? Samen met een bevriend senior advisor nemen we die vragen onder de loep. Dat advies geldt steeds voor een korte termijn en voor welomschreven deelaspecten. Het is trouwens ook helemaal niet de bedoeling te concurreren met de commerciële consultants, maar wel om met hen samen te werken.”
Vlaanderen zendt zijn seniors uit Van Daele richtte naast VLASEM een parallelle vereniging op voor senior-advies in een Europese context. Heel wat bedrijven in Oost-Europa en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten verteerden de overgang naar de markteconomie moeizaam. De senior advisors van SENA brengen die organisaties snel in het rechte spoor. Een voorbeeld: in het GOS en OostEuropa heeft de Europese Unie lokale TACIS- en PHARE-kantoren gevestigd. Plaatselijke bedrijven en lokale overheden richten een vraag tot bijstand aan dat kantoor, dat alles doorspeelt aan een Europees netwerk van seniors, de ESSN of European Senior Service Network. Via het ESSN dienen de nationale verenigingen een gemotiveerd projectontwerp in. Het beste ontwerp kaapt het project weg. Een senior advisor neemt vervolgens ter plaatse poolshoogte - soms letterlijk tot in Siberië - en verleent het gepaste advies. SENA is actief in tientallen projecten: van Oezbekistan tot Mongolië, van Irkoetsk tot Timisoara. Beide heren vertellen glunderend over die contacten. Zo was er dat landbouwtijdschrift uit Armenië: “De Armeniërs kampten met gronderosie en slachtten noodgedwongen al het vee voor de winter, omdat ze de technieken voor de bewaring van veevoeder niet onder de knie kregen. Samen met onze landbouwspecialist trokken we langs de Vlaamse landbouwfaculteiten en het Vlaamse Ministerie van Landbouw. Toegegeven, de werkomstandigheden in den vreemde 18
Aan welke vereisten moet een goed senior advisor voldoen? Van Daele wijst naar de flexibiliteit van Hintjens. Na zijn studie aan de UFSIA en een Gentse doctorsbul ging Walter Hintjens aan de slag bij Gevaert. De fabriek stond, vergeleken bij nu, in de kinderschoenen: sommige arbeiders liepen er rond op klompen. Sindsdien greep er een technologische aardverschuiving plaats: zo is een kleurenfoto bijvoorbeeld zeventig keer goedkoper geworden. Gevaert had van bij de oprichting een sterk internationaal profiel, waarin de handelswetenschapper goed paste. Hij schopte het tot exportmanager. Daarna lanceerde hij de commercialisering van een nieuwe emulsietechniek. De kroon op het werk kwam voor de bescheiden Hintjens met de digitalisering: “Na heroïsche gevechten met de Amerikanen en het Japanse Fuji wierp ons grafisch team zich op als marktleider. Sinds 1980 kreeg elke divisie eigen verantwoordelijkheid voor research, fabricatie, marketing en verkoop. Elke technologische innovatie ging gepaard met nieuwe strategische wendingen. We slaagden erin met de computer-to-plate-technologie de beeldinfo uit de computer met een laser rechtstreeks te belichten op hooggevoelige drukplaten, een wereldprimeur.” Wat verwachten die Oost-Europese bedrijven van Vlaamse senioren met zo'n palmares? Van Daele stelt vast dat er weinig behoefte is aan zuiver financiële specialisten: “Veeleer vragen onze partners om hun aanbod te schoeien op een commerciële westerse leest. Zij weten niet hoe je een goed business plan schrijft. De internationale kredietorganisaties vragen vaak een gedetailleerd conceptontwerp naar de Amerikaanse boekhoudnormen. Je moet het aanbod dan - letterlijk en figuurlijk - vertalen naar een taal die de geldschieters verwachten.”
Alumni-senioren? Van Daele en Hintjens hebben een primeur in petto. Zopas werd een reusachtige koepel van Europese senior advisors opgericht: 30 organisaties, 20 landen, meer dan tachtigduizend advisors. Toch blijft kwaliteit belangrijker dan kwantiteit: “Elk lid moet een concrete meerwaarde bieden, door een specifieke vaardigheid of een krachtig netwerk. We streven niet naar een logge administratieve structuur met vrijblijvende bijeenkomsten. In die zin richten we graag een oproep tot de actieve UFSIA-alumni van 60 tot 70 jaar die - jong van hart - met ons willen bouwen aan de Vlaamse bijdrage tot de internationale economische ontwikkeling van morgen.” De daadkracht blijkt uit de dikke map die beide heren na ons gesprek in het Agora Caffee nog even met elkaar doornemen. Een echte senior rust niet op zijn lauweren. Paul Sambre
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 19
Amusementsbusiness is geen lachertje De naam van het spel: relatiemarketing
Van links naar rechts: Bart Goossens, Liesbeth Maas, alumnus Jeroen De Pooter, Katelijne De Pooter, alumnus Chris De Vos.
11 maart 2000: UFSIA-Galabal in De Zuiderkroon aan de Vlaamse Kaai. Zowel het galabal als de onbekende locatie lokken ons voor een avondje uit. Er zijn twee alumni betrokken bij dit niet-alledaagse, gewaagde project: initiatiefnemer en gedelegeerd bestuurder Jeroen De Pooter (Lbf ’86) en bestuurder-vennoot Chris de Vos (LF ’77), sinds maart ’99 mee aan boord. Zij vonden en dichtten een gigantisch gat in de markt: een polyvalent ontmoetingplatform voor business and pleasure. De Zuiderkroon slaat aan. Jeroen zit vast in het verkeer. Dat geeft ons de gelegenheid even ongestoord rond te kijken. Van op de derde verdieping, waar de kantoren langzaam maar zeker vorm krijgen, heb je een schitterend uitzicht op de gedempte zuiderdokken, waar groen en spelende kinderen het lentegevoel gestalte geven. Even de ooglens focussen op vergezicht en genieten van de zonneglans op de Schelde. Unieke ligging. Een lange gang met aaneengeregen glazen kantoorcompartimenten verkeert nog in het installatiestadium. Maar de echte kroon ligt onder deze werksite: een multifunctionele infrastructuur, die in ons land haar gelijke niet heeft. Ondertussen is gedelegeerd bestuurder Jeroen De Pooter gearriveerd. Hoe kom je op zo’n idee? “Als pas afgestudeerde kwam ik in ’86 terecht in de financiën. De laatste baan in die wereld had ik bij beursvennootschap Corluy. Als zelfstandig manager behartigde ik er het vermogensbeheer, altijd vanuit de prangende vraag: hoe maak ik het verschil bij mijn doelgroep? Instinctief wist ik het: met informele relatievorming,
waardoor er een netwerk ontstaat. De bedrijfswereld is permanent op zoek naar geschikte mogelijkheden om klant en bedrijf op een informele manier met elkaar in contact te brengen, de mens achter de functie te ontdekken en op die manier de relatie te bevorderen. Met je klanten naar een voetbalwedstrijd gaan of naar een concert spreekt uiteraard niet iedereen in dezelfde mate aan, en ook de kans op informeel contact is er relatief beperkt. Tafelen en praten gaan wél goed samen, maar mensen die je niet zo goed privé kent, een hele avond animeren, vereist vakmanschap. De combinatie van amusement, tafelen en een ontmoetingsruimte creëren, daar droomde ik hardop van.” “Nergens in onze stad, in Vlaanderen of in ons land beschikte men over een polyvalente en omvormbare ruimte, waar alle faciliteiten voor eender welke productie voorhanden zijn, zonder dat die zaal voor lange tijd bezet wordt. Doorgaans moet er heel wat verbouwd en bekabeld worden, en meestal wordt ook de omgeving nog belegerd met captatiewagens. Kortom, je zou voor minder afzien van je ‘lumineus 19
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 20
idee’. Daarin schuilt precies het unieke van wat wij hier op het Zuid hebben neergezet. Een polyvalent gebouw met een totale oppervlakte van 3000 m2 biedt ruimte aan een foyer van 1000 m2 , die uitgeeft op een binnentuin van 750 m 2 . Het meest in het oog springend echter is het halfrond op de eerste verdieping: het amfitheater met centraal podium. Daar wordt in drie niveaus plaats geboden aan ruim 1200 personen. 700 personen kunnen er comfortabel plaatsnemen aan speciaal ontworpen, conische tafels. Deze zijn allemaal even goed gesitueerd ten opzichte van het podium en bieden maximaal uitzicht en comfort. Voor het UFSIA-Galabal werd de ruimte een riante danszaal, waar alle technische snufjes qua klank, licht en speciale effecten uit de toverdoos werden gehaald. Het - overigens erg enthousiaste - danspubliek was beslist het minst kleurrijke element van de avond. Zwart, zwart en nog eens zwart. Gelukkig maar dat de blote ruggen en inkijkdecolletés voor wat variatie zorgden … Maar dit tussen haakjes, uiteraard. Jeroen De Pooter: “Nu, dat galabal was natuurlijk niet representatief voor de activiteiten die hier gehouden kunnen worden. Al was het leuk de studentikoze UFSIA hier te mogen verwelkomen.” De locatie. Accommodatie creëren om in optima forma aan informele relatievorming te doen, werd dé uitdaging voor de voormalige bankier Jeroen De Pooter. Na heel wat rondzwerven belandden de initiatiefnemers aan de Vlaamse Kaai bij een bouwvallig pand dat te koop stond. Toen bleek dat ook het ernaast gelegen voormalig zand- en grindbedrijf verworven kon worden was de ruimte er. De plannen konden gestalte krijgen. De financiering. Handenvol geld, dat de initiatiefnemers niet hadden en waarvoor ze een vastgoedvennootschap oprichtten. Uit hun ervaring in de financiële sector wisten ze maar al te goed dat financiering als een bouwdoos is. Stap voor stap, plannen voorleggen, mensen overtuigen van de slaagkansen. “Dit is absoluut de sector van de toekomst.” Iedereen knikt als je deze open deur intrapt en raadt je opgewekt aan om voor investeringsgeld later nog eens terug te komen. Financiers wensen je veel geluk en zeggen dat je nog eens moet langskomen als het project op poten staat, want dat het beslist een interessante belegging wórdt. Maar intussen moet je plannen, aanbesteden, bouwen en denken aan exploitatie. Pro-actieve investeerders zijn blijkbaar zeldzame vogels. Men ziet geld liever snel renderen in venture capital. Naast het eigen vermogen kwam er ook hulp uit de hoek van het Waarborgfonds van de Vlaamse Gemeenschap, dat zich garant stelde voor 40 miljoen. Het bouwwerk. De bouw, een ontwerp van het Antwerps Architecten Atelier, liep een fikse vertraging van 20 maanden op. De Pooter: “Dat we de 20
opening moesten uitstellen, met de daaraan verbonden consequenties in verband met reservaties en producties, heeft enorm veel energie gevraagd. Uiteindelijk is alles op z’n pootjes terechtgekomen en het huidige enthousiasme laadt onze batterijen weer op. Hoewel we al in juni 1996 gestart waren met de oprichting van de vennootschap, werd het gebouw pas in oktober 1999 definitief opgeleverd. Totale investering: 300 miljoen bef. ‘Economisch verantwoord gebouwd’, heet het. Beton en baksteen werden niet bepleisterd, maar kregen een verzorgde afwerking. Tal van elementen als ramen en deuren werden getekend naar standaardafmetingen, waardoor zowel kostprijs als werkuren behoorlijk werden gedrukt; ze vragen ook weinig onderhoud. Het is een merkwaardig gebouw geworden, een parel aan de kroon van een bruisend Zuid, dat zich haast helemaal weerspiegeld ziet in onze glasgevel.” Beleid en activiteit. De Raad van Bestuur van de NV Zuiderkroon telt naast de twee UFSIA-alumni Jeroen en Chris, nog drie andere leden: Katelijne, de zus van Jeroen, die het dagelijks bestuur voor haar rekening neemt, Bart Goossens en Liesbeth Maas. De NV exploiteert het gebouw, wat betekent dat het verhuurd wordt voor tal van manifestaties met een privé-, maatschappelijk of sportief karakter. De accommodatie, en het mag gezegd dat die het maximum aan mogelijkheden biedt, staat volledig ter beschikking van wie het complex of een gedeelte ervan huurt. Dinnershows. Daarnaast is de NV ook organisator van de intussen bekend geworden dinnershows. Die bestonden al in Parijs, Londen en Las Vegas, maar voor ons land zijn ze uniek. Voor de bedrijven een exclusieve gelegenheid om op informele wijze hun personeel, klanten, leveranciers een aangename avond als dank, waardering, stimulatie, kennismaking … aan te bieden volgens een totaalconcept. Van parking en ophaalservice die de gasten in de gepaste stemming brengen, over de ontvangst, de receptie, de ontmoeting met de anderen, -een schitterend diner, met daaromheen een spectaculaire show op hoog niveau. Ieder jaar worden er vier verschillende shows aangeboden: ze lopen elk vier weken, en worden drie avonden per week opgevoerd. Het is de bedoeling bedrijven te overtuigen om een of meerdere tafels, van vier tot tien personen, te reserveren voor die shows. Vergelijk het met het systeem van business-seats in het voetbal, en je voelt de nuance. De vraag ernaar groeit exponentieel en daar kan De Zuiderkroon als unicum alleen maar erg blij om zijn. Een permanente uitdaging derhalve om uit te kijken naar topproducties die meteen aanslaan bij een veeleisend multicultureel en -disciplinair publiek. Allianties buiten de grenzen met soortgelijke concepten, waar de dure producties ook een afzetmarkt kunnen vinden, zouden niet alleen de kostprijs kunnen drukken, maar ook de kwaliteitslat steeds hoger
JULI
14-06-2000 10:28 am
Page 21
leggen, de zaken rendabeler maken en daarmee andere mogelijkheden kansen bieden. “Dat moet groeien. Maar het komt”, zegt Jeroen overtuigd. De balans. Jeroen De Pooter: “Een intensieve job die je totaal opeist.” Het is hem trouwens aan te zien dat hij zenuwslopende jaren in de kleren heeft. Ook al blijft hij er stoïcijns kalm onder, de blik wat op oneindig. Mijn geoefend, zij het moederlijk vrouwenoog ziet echter duidelijke sporen. En hij geeft het ook ootmoedig toe: “Het was een zware, eenzame tijd, die zijn tol eiste. Maar het is ons gelukt! Ik ben niet het type dat panikeert en tiert. Als ik merk dat er wat dreigt mis te gaan, ben ik al naar de oplossing op zoek.” De twinkeling in zijn ogen bevestigt het. Jeroen De Pooter: “Ik heb er geen spijt van, op een bepaald moment is er geen weg terug. Ik hoop dat De Zuiderkroon mag bijdragen tot een vernieuwde ondernemingsfilosofie. Veel te veel ondernemers ondernemen niks meer. Ze lopen over platgetreden paden. Die neerwaartse trend geeft geen nieuwe dynamiek aan de Vlaamse economie. Je hebt bij dit soort uitdagingen kans te over om te sneuvelen, zelfs zonder fouten te maken. Elk radertje in het geheel heeft zijn belang. Het is tergend hoe mensen soms lichtzinnig omspringen met beloftes in verband met timing. De gevolgen escaleren algauw en iedereen komt in de problemen: bouw, financiering, produc-
ties, data van voorstellingen … Een heuse wurgmachine. Er lopen zoveel would be business angels rond, die alleen uit zijn op snel rendement voor eigen rekening. Ons project is gegroeid als een maatschappelijke perceptie, pas later zijn we gaan cijferen. Nu hebben we meer dan vijfhonderd bedrijven die deelnemen aan ons business concept. Of ik al andere plannen koester? Ja, toch wel. Eerst de tijd bij mijn gezin inhalen. Andere plannen staan wel in functie van de Zuiderkroon. Ik denk daarbij aan business platforms als thuishaven voor bijvoorbeeld VIP clubs …” Herinneringen aan de UFSIA, die bijgedragen hebben tot dit resultaat? Jeroen De Pooter: “Ik besef nu dat je als student je studie te weinig bekijkt als een wereld waarin je wegwijs moet worden. Nu passen de dingen die ik geleerd heb, hier eindelijk mooi in elkaar. Het herinnert me aan een examen bij prof. Edward Durinck. Ik kreeg een vraagstuk en al werkend aan de oplossing begon ik de leerstof eindelijk te begrijpen. Ik heb hem toen verteld dat ik bij het studeren nauwelijks begreep waarover het ging. Maar bij de toepassing op die examenvraag vielen alle stukjes op hun plaats en werd de theorie meteen glashelder. Het werd overigens mijn enige grootste onderscheiding ooit …” De Zuiderkroon wordt ongetwijfeld zijn tweede. Myriam van Loon
21
14-06-2000 9:41 am
Page 22
MORAEL
JULI
Kent u een specialist in alles? Bestaat dat? Een softwarebedrijf dat ook champagne, hondenvoer en thermisch ondergoed produceert? Als ondernemer weet u dat het belangrijk is om u op één terrein te specialiseren. Bij Bank J.Van Breda & C° spitsen we ons toe op service voor familiale ondernemers en medische vrije beroepen. Die specialisatie, onze snelheid en onze persoonlijke aanpak maken het verschil.
Wil u ons beter leren kennen? Bel gratis 0800-9-2121, surf naar www.bank.vanbreda.be of e-mail naar
[email protected]