ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 10, NR 40, APRIL 2003
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 10, nummer 40, april 2003
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 02 Spiegeltje, spiegeltje…? Gesprek met ‘onze’ kandidaat-missen
04 Een insider van het management-advies De woelige loopbaan van alumnus Filip Van Damme
06 Een bezige bij Alumnus Jef Boiy let goed op de centen
08 Thuis aan onze unief Interview met actrice Lien Van de Kelder
10 TEW-alumnus wint Groot Dictee der Nederlandse Taal 2002 Met foutloos parcours schrijft Guido De Kort geschiedenis
12 Op visite bij Marc Herremans en alumna Martine Van Aperen Als en Iron Lady naast haar Iron Man Adres UFSIA Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ksoudan.com
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
14 Willy Simons student TEW Nooit te oud om te leren
16 In 1972 al trokken onze wikings naar Afghanistan Gewapend met legertenten en overlevingspaketten
18 Tempus te citius quam oratio deficiet (Cicero, Oratio pro Roscio Comoedo) Geboren communicator Stijn Verrept op emeritaat
VAN DE REDACTIE Het is weer eens iets anders: Alumni Nieuwsbrief kunnen beginnen via een goed gesprek met twee beeldschone jonge-dames, allebei eerstejaars en ook kandidaat voor een miss-titel. Dat ze het niet haalden in de finale, vinden we net iets minder belangrijk dan hun realistische kijk op hun studie, op hun studentenleven, op hun toekomst en op de brandende actualiteit … Ook Afghanistan stond bij onze Wikings meer dan dertig jaren geleden al op de wereldkaart. Getuige daarvan hun herinneringen aan een merkwaardige avontuurlijke tocht. Meer en meer studenten combineren hun studie met een baan. We vonden twee variaties op dit thema: een student die zichzelf niet te oud vindt om te leren, en een die zich niet te jong vindt om zich thuis te voelen in haar baan. Taal en communicatie hebben altijd hoog in het UFSIA-vaandel gestaan. We nemen in dit nummer afscheid van de collega die veel meer dan het spreekwoordelijke steentje heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van dit domein in onze faculteit. Een alumnus heeft dan weer een foutloos record gevestigd in het drukst bekeken dictee van de Nederlanden. Dat onze alumni op een bijzondere wijze reageren in bijzondere omstandigheden, mochten we ervaren tijdens een gesprek met onze Iron Lady. En ten slotte hadden we nog een ontmoeting met twee alumni, die elk op hun domein wat klein was mee groot hebben gemaakt. Karel Soudan
Spiegeltje, spiegeltje… ? Gesprek met 'onze' kandidaat-missen Missverkiezingen zijn een apart wereldje. En iedereen kent natuurlijk de clichés: kandidaatmissen zijn domme blondjes (zelfs de brunettes!), ze willen zich stuk voor stuk ‘inzetten voor de wereldvrede’, hun deelname is steevast ‘een uitdaging’, ze staan meer dan graag in de belangstelling en last but not least, ze ambiëren allemaal een carrière in de media. Hoog tijd dus om deze stellingen empirisch te onderzoeken … bij twee van onze kandidatuurstudenten. Sommige journalisten specialiseren zich in de Wetstraat, sommigen in de Europese Unie, anderen dan weer in economische berichtgeving. Mijn lot lijkt het interviewen van missen en fotomodellen te zijn. Ach, het zij zo … er zijn slechtere deals in het leven. Mijn eerste afspraak bracht me bij de fraai gevormde Eerste Eredame van de Miss Belgian Beauty-verkiezing, Britt Van Driessche (° 11 februari 1983). Blond haar, blauwe ogen, 1m69 en maten 82-67-89. Kortom, de perfecte kandidate voor een missverkiezing. “Natuurlijk hebben veel mensen nog het vooroordeel over missen van ‘tais-toi et sois belle’, maar die tijd is definitief voorbij. Zou het toeval zijn dat de eerste twee meisjes van deze editie aan de unief studeren? Het is spijtig dat veel mensen nog al te vaak denigrerend doen over zulke verkiezingen. Immers, Miss Belgian Beauty is een zeer interessant concept. Je moet zelf een volledige campagne ineensteken. Voor mij ligt daar de meerwaarde ten opzichte van bijvoorbeeld een Miss België verkiezing: alles zelf organiseren zoals sponsors zoeken, een website ontwikkelen, een bekende Vlaming als peter of meter zoeken en allerhande contacten leren leggen. Het zorgt er voor dat je assertiever wordt en leert netwerken. Of om het met een boutade te verwoorden: je stapt erin als meisje en je komt eruit als vrouw. Je leert gedurende zes hectische maanden ook je agenda beter te beheren. Ik vond het aanleren van vaardigheden als time management en networking zeer belangrijk en complementair met mijn studie TEW.” Toch kwam er vorig jaar enige kritiek op de opzet van Miss Belgian Beauty. “Natuurlijk is de verkiezing zeer commercieel en ligt de kostprijs van het campagne voeren vrij hoog. Toch vind ik dat geen probleem, want door het aantrekken van de nodige sponsors kostte de verkiezing mij niets. En de campagne heeft me bovendien heel wat vaardigheden bijgebracht die minder aan bod komen in een klassieke universitaire opleiding.” 2
Studie eerst Momenteel zit Britt in de eerste kandidatuur TEW. “Ik had vrij snel beslist om deze studie aan te vatten. Het is een brede, polyvalente opleiding met vele uitwijkmogelijkheden. Ik wil me nu immers nog niet vastpinnen op een welbepaald beroep of welomschreven functie. Eerst wil ik ervaren welke vakken me het meeste boeien. Met mijn diploma TEW wil ik zeker aan de slag in de bedrijfswereld, veeleer dan in het onderwijs of in een overheidsfunctie. Daarom primeert mijn studie nu op andere missverkiezingen en eventuele spin-offs. Ik heb niet direct verdere plannen in die richting. Ook een mediacarrière hoeft niet meteen.” De tweestrijd met de Miss België-verkiezing zal wellicht altijd spelen. Hoewel de Miss Belgian Beauty verkiezing van recentere datum is, heeft ze ondertussen toch mooi haar plaats veroverd. Het doet een beetje denken aan de strijd tussen Coca-Cola en Pepsi. “Je voelt wel goed aan dat er een sterke competitie heerst. Ik vind het jammer dat Miss Belgian Beauty op iets minder mediabelangstelling mag rekenen, terwijl ze toch meer eist van haar kandidaten en op meer verscheiden kwaliteiten een beroep doet. De Miss België-verkiezing blijft in de eerste plaats gericht op het showelement en loopt met de docusoap en de live tvuitzending ook meer in de kijker. Misschien zou het goed zijn voor de uitstraling van Miss Belgian Beauty om de finale ook live uit te zenden.” Maar met de verkiezing van de Waalse Julie Taton tot Miss België, zal de huidige Miss Belgian Beauty wellicht op iets meer belangstelling van de Vlaamse media kunnen rekenen. Uiteindelijk eindigde Britt op de meest ondankbare plaats en werd ze Eerste Eredame. “Hoewel ik het nooit had durven dromen en een tweede plaats schitterend is, blijft toch altijd het besef dat je het net niet gehaald hebt. Vier luttele puntjes maken wel een wereld van verschil. De belangstelling voor de eredames verdwijnt immers vlug. Maar misschien is deze tweede plaats wel gezonder voor mijn studie. Anders had ik allicht een volledig academiejaar verloren en had ik misschien mijn studie helemaal opgegeven. Nu was het al moeilijk om na zes maanden campagne voeren weer aan te knopen bij het ritme van het studentenleven. Je bent immers al die tijd zo intensief bezig met de missverkiezing dat je het contact met je medestudenten verliest en je ook minder colleges kunt volgen.”
tie uit haar hoed toverde, was ook voor de deelneemsters een complete verrassing. Wellicht heeft dat wel als effect gehad dat heel Wallonië op Julie Taton gestemd heeft, terwijl de Vlaamse stemmen verdeeld waren over de vier Vlaamse meisjes. Niettemin gun ik Julie haar overwinning van harte.”
Irak
Miss België Mijn tweede afspraak heb ik met een ravissante, exotische parel. Deze twintigjarige schoonheid luistert naar de naam Sundus Madhloom en eindigde vierde in de recentste Miss België-verkiezing. Voor Sundus betrof het haar eerste deelname aan een missverkiezing. Ook zij benadrukt het belang van haar studie. Blijkbaar wil de jongste generatie missen iets nadrukkelijker au sérieux genomen worden. “Mijn studie handelsingenieur is heel belangrijk voor mij en ik droom ervan een eigen bedrijf op te richten. Ik heb dan ook geen verdere ambitie in het wereldje van de missverkiezingen, hoewel ik een mediacarrière zeker niet wil uitsluiten. Graag zou ik presentatiewerk met enig journalistiek werk combineren.” Een constante in het verhaal van beide deelneemsters zijn de hoge opportuniteitskosten van de missverkiezing. “Het bleek onmogelijk mijn studie nog te combineren met mijn deelname. Verder verlies je gedurende lange tijd alle contact met collega-studenten. Ook voor mijn hobby’s als windsurfen, skiën en tennissen was er geen tijd meer. Zelfs met mijn vriendenkring had ik nog amper contact. Zulke verkiezing vraagt toch zeer veel inzet en energie.” Na haar deelname aan Miss België werd Sundus door organisatrice Cécile Muller gevraagd België te vertegenwoordigen op de jongste Miss Europe-verkiezing in Libanon. “Terwijl de sfeer tussen de twintig kandidates voor Miss België vrij familiair was, verliep de organisatie van Miss Europe veel zakelijker. De sfeer tussen de 35 meisjes was niet zo aangenaam en er was geen ruimte voor persoonlijk contact. Ik heb wel gemerkt dat sommige landen hun meisjes zeer professioneel voorbereiden. Het geheel was bloedcommercieel en sprak me minder aan. Dat is ook een van de redenen waarom ik niet zou deelnemen aan een Miss Belgian Beauty-verkiezing. Daar wordt op voorhand een te grote investering van de meisjes verwacht, terwijl er slechts één winnares kan zijn die haar investering kan verzilveren.” Over het verloop van de finale van Miss België circuleren er in de media nogal wat verhalen en insinuaties. “Of de verkiezing geheel eerlijk verlopen is, weet ik niet. Ik lees de verhalen in de media ook, maar ik kan anderzijds ook niet zeggen dat het oneerlijk zou zijn gegaan. Alleen was het vlug duidelijk dat RTL wegens zijn teruglopende kijkcijfers per se een Waals meisje in de finale wou krijgen. De formule van de wildcard die de organisatie in laatste instan-
Zoals haar familienaam laat vermoeden is Sundus’ etnische achtergrond half Belgisch, half Irakees. “Mijn vader is afkomstig uit Irak en verhuisde vijfentwintig jaar geleden naar Vlaanderen. Aangezien ik geen familie meer heb in Irak en er zelf nooit geweest ben, heb ik geen echte band met het land. Toch volg ik de berichtgeving over Irak met een meer dan gewone belangstelling. Een regimewissel zou voor het land en zijn bevolking het best zijn, maar tegen een oorlog ben ik toch sterk gekant, want daarvan zal de burgerbevolking het grootste slachtoffer zijn. En het lijkt me ook zeer twijfelachtig of de VS na de inval iets zullen doen voor de gewone Irakezen. De VS streven immers vooral hun eigen belangen na. Daarom heb ik veel bewondering voor het Belgische standpunt.” Sundus voelt zich een gewoon Vlaams meisje. “Ik bewonder vooral de houding van mijn vader. Die heeft zich meteen volledig aangepast aan zijn nieuwe thuisland. Hoewel mijn vader en zijn familie islamitisch zijn, heb ik zelf geen islamitische opvoeding gekregen en heb ik me kunnen ontplooien zoals elk ander Vlaams meisje. Thuis spreken wij ook gewoon Nederlands. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat ik geen interesse heb voor mijn etnische roots, wel integendeel, maar dat is een volledig vrijwillige en eigen keuze. Verder moet elkeen het recht hebben om vrij zijn islamitisch geloof te beleven, zonder het evenwel aan anderen op te dringen. Als ik toch een puntje van kritiek op de islam mag formuleren, is het wel dat het de ontwikkeling van de vrouw soms in de weg staat. Gelukkig heeft mijn vader zijn kinderen de kans gegeven om zich volledig te ontwikkelen in de nieuwe cultuur. Anders dreig je als kind toch maar tussen twee culturen te vallen en moeilijker je identiteit te vinden. Ik pleit daarom uitdrukkelijk voor een volledige integratie van allochtonen, inclusief het leren van de Nederlandse taal. Zo zal er tussen de diverse gemeenschappen ook een beter begrip groeien. Daarnaast moet er vanzelfsprekend nog de nodige ruimte zijn om de oorspronkelijke cultuur via het verenigingsleven te onderhouden. In die zin keur ik de standpunten en acties van de Arabisch Europese Liga dan ook volledig af. Het nieuwe inburgeringsdecreet van de Vlaamse regering lijkt me dan wel weer een stap in de goede richting.” Na twee gesprekken met kandidaat-missen onthoud ik dat de ene miss de andere niet is en dat sommige clichés lijken te kloppen, andere dan weer niet. Maar één ding is zeker, ik mag ze wel, die missen. Ik stel me dan ook al kandidaat bij de volgende verkiezingen, miss-verkiezingen natuurlijk, voor een goed gesprek. Peter-Jan Engelen 3
Een insider van het managementadvies De woelige loopbaan van alumnus Filip Van Damme Filip Van Damme verliet in 1972 de UFSIA als licentiaat TEW, richting accountancy. Toen hij in 1973 begon bij Coopers& Lybrand, het latere PriceWaterhouseCoopers Consulting (PwCC), werkte hij er nog met circa 100 mensen. Bij de overname vorig jaar in België door IBM waren de manschappen in ons land aangegroeid tot liefst 2.500. Daarvan waren er ongeveer 800 actief in consulting. Stof genoeg voor een boeiende babbel. Filip, een echte Sinjoor, volgde middelbaar onderwijs in Fredegandus, een afdeling in Deurne van het Sint-Eligiusinstituut. “De overstap van deze sterk economisch gerichte school naar het economisch hoger onderwijs lag bijna voor de hand. Ik koos voor Sint-Ignatius, omdat het onderricht er doordrongen was van de praktijk. Dat leek mij een pluspunt”, begint hij.
Bruisend studentenleven “Ik voelde mij in de Prinsstraat altijd goed thuis. Tijdens mijn licentiejaren zetelde ik als lid van de zevenkoppige studentendelegatie in de pas opgerichte Faculteitsraad. Wijlen pater Taymans s.J deelde na de vergadering sigaren uit. Resultaat: na korte tijd had je daar bijna een gasmasker nodig”, lacht hij. “Die raad was een interessante belevenis. De UFSIA had toen vele bekwame professoren uit het bedrijfsleven, maar wilde ook meer mensen aantrekken met een puur academische loopbaan. Zo moesten wij o.a. stemmen over de indienstneming van niemand minder dan professor Philippe Naert. Stel je voor: als student stemmen over de aanstelling van een academicus die later zo’n schitterende loopbaan zou uitbouwen aan diverse buitenlandse universiteiten!” “Omdat ik altijd al goed kon rekenen, lette ik op de centen in ons Wikings-café”, vertelt hij. “We hadden een huis gehuurd in de Pelgrimstraat. Beneden konden we een café uitbaten en in het bovenzaaltje kwamen allerlei bekende kleinkunstenaars, zoals Freek de Jonge, Bram Vermeulen, Wannes Van de Velde, Willem Vermandere, Zjef Vanuytsel, … Sommigen van hen moesten we wel laten 4
optreden in de Arenbergschouwburg, wat ons financieel minder goed uitkwam. En met de Wikings hadden we ook beslist Monnikenheide in Zoersel financieel te steunen. Daarvoor hebben we de tweede editie van de diefstal of ‘tijdelijke lening’ van de pot van Keizer Karel in Olen op touw gezet.” Na zijn licentiaatsdiploma volgden vier maanden onderzoek aan het toenmalige IPO, het Instituut voor Postuniversitair Onderwijs, samen met o.a. Walter Nonneman en Marcel Corstjens. Met de ondergetekende deelt hij de ervaring van het geweer poetsen in de Mechelse Baron Michelkazerne, bij de Transmissietroepen, kortweg ‘TTR’ of ‘tracht te rusten’ in de soldatenmond. “Eigenlijk een jaar tijdverlies”, zegt Filip. “Ik trachtte dat te combineren met avondonderwijs. Juist daardoor bewonder ik nu al die mensen die het in het avondonderwijs hebben gehaald. Zonder héél veel wilskracht lukt je dat nooit.”
Van audit naar consulting Bij Coopers & Lybrand doorzwom Filip eerst de watertjes van de audit, daarna die van de consulting. “In 1973 doorliep ik eerst in Antwerpen het normale leerproces en evolueerde van assistent tot manager, met vanaf 1975 een specialisatie in computeraudit. Dat laatste is anno 2003, met de evolutie van reusachtige mainframes tot veel compacter en krachtiger pc’s, zowat een historisch begrip geworden. In de VS, het Mekka van de audit, mocht ik mij van medio 1977 anderhalf jaar gaan verdiepen in die materie. Midden 1979 keerde ik terug naar Brussel waar
ik me tot eind ’81 specialiseerde in wat nu ‘merging and acquisition’ heet.” In 1982 begon het consulting-hoofdstuk van Filips loopbaan. Booming business, zo bleek. “Om een consultancyafdeling op te starten, moest je kunnen werken binnen een partnership. Partner ben ik geworden in 1983. Je moest immers het vertrouwen krijgen van de vennoten die je bij hun klanten moesten binnenloodsen Het bedrijf vroeg mij en mijn collega Roger Heijens de consultancytak op te starten. Roger en ik vulden elkaar goed aan: hij was meer beslagen in informatica, ikzelf had veeleer een financiële achtergrond. In ’82 zijn we met ons tweeën gestart en in ’99 bereikten we het toppunt van de consultancy boom: 800 professionele adviseurs, die samen een omzet realiseerden van 180 miljoen euro, hetzij ruim de helft van de omzet van PwC in België. In 1989 fuseerde onze consultingafdeling met Deloitte & Touche en later namen wij de consultingtak van KPMG en Evisor over. In 1998 kwam dan de wereldwijde fusie van Coopers & Lybrand met PriceWaterhouseCoopers. In ’99 overtrof de omzet van de consultancybranche in België die van alle andere diensten binnen PwC. Dat was de mooie verdienste van alle vennoten en medewerkers.” “Hoewel de revisoren bij ons altijd correct gehandeld hebben, groeide alom de perceptie dat de onafhankelijkheid in het gedrang kwam wanneer een bedrijf advies verstrekt aan een onderneming waarvan het tegelijkertijd de rekeningen controleert. De sterke groei van de adviesverlening luidde dus ook het begin van het einde in. Het Enron-schandaal in 2001 in de VS versterkte nog de roep naar splitsing tussen audit en andere activiteiten, en dat heeft in onze sector een grondige verandering teweeggebracht.”
Een strategisch perfect huwelijk IBM nam op 1 oktober 2002 wereldwijd de consultingactiviteiten van PwC over. “Strategisch leidt deze overname tot een geslaagde synergie”, concludeert Filip. “Klanten willen steeds meer aan één deur kunnen kloppen en het adviesgebeuren, de systeeminvoering en het opereren van de systemen integraal uitbesteden. Je moet een advies dus volledig kunnen uitwerken, invoeren en implementeren. Vóór de overname adviseerden wij al over strategie en over het invoeren van systemen, en bovendien hadden wij een grondige sectorkennis. IBM was ook gedeeltelijk met die activiteiten bezig, en zorgde daarenboven voor de hele uitbesteding. In strategiebepaling was IBM echter niet bedrijvig. Wij zochten kapitaal, hetzij via de beurs, hetzij via een kapitaalkrachtiger partner die complementaire diensten kon aanbieden. Voor ons was dat dé weg naar verdere groei, het middel om geen gewone nichespeler te blijven. IBM klopte meer aan bij de informaticadirecteur, wij bij de general manager, zeg maar. Bij IBM kwam intussen ook al de helft van de omzet niet meer van computers, hardware en toebehoren, maar van advies, onderhoud, dienstverlening. Onze deskundigheden sloten daar uitstekend bij aan.”
Vanaf midden 2001 werkte Filip Europees en nu eigenlijk nog. “Sedert ’86 ben ik actief in de Europese ‘Boards’ van PwC. Vanaf 2001 ben ik mij verder gaan toespitsen op de activiteiten van EMEA, European Middle East and Africa. Ik heb in 2001 het leiderschap in België verlaten en moest mijn ‘kind’ hier achterlaten om tijdens de week in Londen te gaan wonen. Een uitdaging die je moet aanvaarden, als je van bij de start als partner bij een bedrijf zo nauw betrokken bent geweest”, meent hij. Filip bekleedde dan nog indrukwekkende managementposities zoals CFO (Chief Financial Officer) en COO (Chief Operations Officer) van PwC Consulting EMEA, dat toen met 13.500 medewerkers in 23 landen een omzet realiseerde van 2 miljard dollar. “Een geweldig leerrijke periode”, blikt hij terug. “Eind 2001 kwam de algemene economische crisis, voor de consultancywereld nog versterkt door de geschetste problematiek van onafhankelijkheid. Nadat wij waarschijnlijk het sterkste team van consultants in België, maar ook in de rest van de wereld, hadden opgebouwd, begon een periode van herstructurering. Onze sector had zoveel expansie gekend dat het laten afvloeien van mensen heel onnatuurlijk leek. Opbouwen is moeilijk, maar afbouwen, ook al is dat noodzakelijk, is voorwaar een nóg grotere uitdaging. Het jongste jaar is de omzet echter flink gedaald. Met alle gevolgen vandien. In onze dienstenbranche bestaat de toegevoegde waarde immers bijna uitsluitend uit grijze materie. Een omzetdaling laat zich direct gevoelen in de tewerkstelling.” De integratie van PwCC in het grotere IBM-geheel liet ook de situatie van Filip zelf niet onberoerd. Van partner bij PwCC werd hij dus nu CTO, Chief Transformation Officer, belast met de EMEA-transformatie van consultancy in IBM, het inpassen van die afdeling in IBM. Hoe voelt dat aan, zo’n overgang van partner naar manager? “Partnership zit ook tussen de oren”, weet hij. “Als partner, vennoot of mede-eigenaar ben je bevoegd voor alles: financiën, verkoop, personeelsbeleid, … Je voelt je ruimer verantwoordelijk. Maar mijn partnership heeft 20 jaar geduurd. Pas op 30 september 2002 kwam er een eind aan. Manager ben ik nog maar een half jaar. Het lijkt mij wat vroeg om te kunnen vergelijken. Aanvankelijk zie je vooral wat níet meer kan. Over wat wél goed is aan de nieuwe situatie, kijk je heen. Het voelt wél heel anders aan, want vroeger maakte je de regels zelf, nu worden ze opgelegd.” Bij de hobby’s van Filip mochten we wandelen, lezen en tafelen noteren. “O ja, ik ben o.a. ook lid van de raad van advies van Racing Basketbal Antwerpen. Sponsorgeld vinden is hier aartsmoeilijk. In de bakermat van het basket was er alleen het Arenazaaltje. Hier zou langzaam maar zeker een grote sportinfrastructuur moeten komen. Samen met het stadsbestuur en de provincie wil ik daarvoor graag aan de kar trekken.” Intussen trekt hij samen met zijn vrouw aan de gezinskar: daarop zitten, of zaten, een zoon van 26 en een dochter van 22. Ben De Bruyn 5
Een bezige bij Alumnus Jef Boiy let goed op de centen Dat Jef Boiy een goed gevuld leven heeft, is het minste wat je kunt zeggen: een baan in het bedrijfsleven en in het onderwijs, vader van twee kinderen en beoefenaar van meerdere hobby’s. In zijn loopbaan proefde hij van drie belangrijke bedrijfssectoren, maar één rode draad hield hij altijd stevig vast: accountancy en financiën. Als erkend accountant en belastingconsulent volgt hij diverse bijscholingen en opleidingen, ook voor … tuinieren en bridgen. Ik liet me door hem bijscholen bij Soudal in Turnhout, waar hij vandaag nauwlettend de cijfers in het oog houdt. Jef Boiy krijgt weldra een nieuwe voordeur. Op 3 mei wordt hij immers 50. Hij noemt zichzelf een geboren en getogen Kempenaar. In het vochtige rampenjaar ’53 stond zijn wieg in Lier, hij groeide op in Grobbendonk-Bouwel en anno 2003 woont hij in Westerlo, de parel van de Kempen. Zijn zwak voor cijfers deed hem in het SintJozefcollege van Herentals zwichten voor Latijn-Wiskunde en in de Prinsstraat voor econometrie. “Er zaten toen een twintigtal studenten in die richting”, vertelt hij. “Hoewel ik de andere kant ook volg, ben ik de cijfermatige benadering van de economie altijd trouw gebleven. Dat verklaart waarom ik in de wereld van accountancy en financiën ben beland.” Nadat hij in 1975 de UFSIA verliet, deed Jef nog een ommetje langs de unief van Gent, waar hij een licentie Ontwikkelingssamenwerking behaalde. “Professor Jef Van Bilzen, die nog raadgever is geweest bij Kasavubu, leidde er het Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking en Ontwikkelingseconomie. Mijn idee was om in die richting iets te beginnen, al had dat meer te maken met mijn interesse om nog wat bij te leren dan met idealisme”, bekent hij eerlijk. “Ik bleef trouwens bij mijn belangstelling: in mijn eindverhandeling heb ik een econometrisch model uitgewerkt voor de Filipijnen.”
Via de scheepvaart naar de drukkers Na zijn legerdienst ging Jef aan de slag op het financieel departement van de Antwerpse Compagnie Maritime Belge, AMI-CMB. “Ze stuurden mij naar Beira, de tweede belangrijkste stad van Mozambique, dat toen zowat vijf jaar onafhankelijk was en nog woelige tijden beleefde. Na dat leerrijke Afrikaanse avontuur werd ik in 1981 staf6
medewerker van de financieel directeur bij Plantin in Evere, verdeler van drukpersen en ander materiaal voor de grafische nijverheid. In 1982 stapte ik over naar Sofadi in Brussel, die de publicaties van vakbondsorganisaties uit de christelijke zuil drukte. Als financieel directeur heb ik daar legendarische persoonlijkheden ontmoet, zoals Jef Houthuys, August Cool en Hubert Detremmerie. Tijdens de grote stakingen van 1982 werd er tijdens de raden van bestuur heel wat politiek overleg gepleegd.” Wie herinnert zich Zonneland en Zonnekind niet, die verspreid werden in de christelijke scholen en gedrukt werden bij drukkerij-uitgeverij Altiora? In 1986 werd Jef er, jawel … financieel directeur. “Wij woonden in Lier, maar gingen bouwen in Westerlo”, verduidelijkt hij. “Toen al was het verre van evident om iedere dag voor het werk van Westerlo naar Brussel te reizen. Ik kon mijn ervaring aanbieden aan Altiora in het nabijgelegen Averbode. De abdij was toen hoofdaandeelhouder. Naast de vele schoolblaadjes rolde daar ook het reclamedrukwerk van de toenmalige warenhuizen GB van de persen, in heel grote oplagen. Zowel bij Sofadi als bij Altiora maakte ik van nabij investeringen in peperdure drukmachines mee. Zo kochten we bij Sofadi een offset-rotatiepers met een prijskaartje van 350 miljoen frank, die in één klap 35 miljoen BEF duurder werd door de devaluatie van de Duitse mark. Daartegen kon je je niet indekken. In 1986 kochten we bij Altiora een bijna even dure pers, toen gelukkig zonder muntdevaluatie.”
Mastiek, lijm, schuim en vochtwering Eind 1989 zette Jef een punt achter het ‘grafische hoofdstuk’ van zijn carrière en begon hij in de chemie, bij Sou-
dal in Turnhout. Dat bedrijf is een van Europa’s grootste onafhankelijke producenten van mastiek, lijm, schuim, polyurethaan- en andere kitten, aërosolbussen, autoreparatieproducten, vochtweringsproducten, … De knutselaars onder u zullen de fameuze Soudal-spuitbussen wel kennen. Geen klein broertje meer, dat bedrijf, zo merk je al bij aankomst. Maar Jef heeft het spontaan over een KMO, en dat heeft vooral te maken met de bedrijfscultuur van dit snel gegroeide familiebedrijf. Tot mijn verbazing verneem ik dat hier nog altijd de eerste generatie het roer houdt of toekijkt op de te volgen koers: oprichter Vic Swerts, kennelijk een echte entrepreneur. “Hij begon in 1966 aan de Ossenmarkt, vlakbij de UFSIA”, vertelt Jef, terwijl hij weer een stuk van het groeiverhaal ziet voorbijflitsen vanaf de dag dat hij hier binnenstapte als… financieel directeur én hoofd personeelszaken. “Mijn directe chef, de heer Swerts, is nog altijd eigenaar en nog iedere dag present”, zegt hij met ontzag. “In ’89 realiseerden we met ongeveer 100 mensen een omzet van circa 1 miljard BEF, en daarvan ging toen 60% de grenzen over. Dit jaar halen we een omzet van omgerekend 7 miljard BEF, waarvan 90% wordt uitgevoerd. In België hebben we nu 500 medewerkers, in de hele groep zowat 750 en er zijn 15 buitenlandse vestigingen. We hebben vier productie-eenheden: twee hier in Turnhout zelf, een fabriek in Leverkusen, die we in ’97 hebben overgenomen van Bayer, en een fabriek nabij Lyon. Daarnaast hebben we 10 verkoopsfilialen waarvan het grootste in Polen gevestigd is.” Niet slecht voor een bedrijf dat door één man uit de grond werd gestampt en dat onlangs pas zijn vijfendertigste verjaardag vierde. Begrijpelijk dat je aan de muren van de ontvangstkamer diverse gegeerde prijzen kunt bewonderen waarmee Soudal gelauwerd werd: de Leeuw van de Export 2002, de Trends Gazellenprijs 2002 voor de snelst groeiende onderneming van de provincie Antwerpen … “En we zijn al drie keer genomineerd als onderneming van het jaar”, vult Jef terecht fier aan.
Een brand wakkert de groei aan In 1993 vernielde een zware brand een groot deel van het magazijn en de productieafdeling van polyurethaanschuim. Jef fronst nog onwillekeurig de wenkbrauwen, terwijl hij daaraan terugdenkt. “Als financieel directeur was ik er heel nauw bij betrokken. Je bent immers verantwoordelijk voor de polissen en staat in voor de afhandeling van de schadedossiers. 1993 en 1994 waren zware jaren voor alle betrokken medewerkers, en niet het minst voor mezelf. Ik ben toen vijf jaar ouder geworden, maar wellicht ook tien jaar wijzer. Terwijl andere medewerkers bezig waren met de heropbouw, was ik nog druk in de weer met de schaderegelingen, met discussies met verzekeraars, met bankiers voor herfinancieringen … Ik heb toen erg veel bijgeleerd, maar zo iets wens ik niemand toe. Gelukkig waren de risico’s redelijk goed ingedekt en waren wij ook verzekerd voor het exploitatieverlies.”
Voor Soudal had de ramp ook een positieve kant: ongewild kreeg het bedrijf een duw in de rug om in de onmiddellijke nabijheid een nieuwe plant op te richten. “Op de oorspronkelijke plaats konden we moeilijk nieuwe vergunningen krijgen voor wederopbouw en uitbreiding”, legt Jef uit. “De heer Swerts nam toen de goede beslissing om aan de overzijde van de autosnelweg een industriegrond te kopen. Daar bouwden we een gloednieuwe fabriek voor polyurethaanschuim, een belangrijke troefkaart, die ons meteen een voorsprong op de concurrentie gaf van zowat vijf jaar. In 1994 al was die fabriek gebruiksklaar. Hier was het volledige magazijn met afgewerkte producten in vlammen opgegaan, uitgerekend toen we een grote voorraad hadden, vlak vóór de zomervakantie, het hoogseizoen van de klussers. Exact één jaar na de brand konden we ginds onze eerste PU-bus al produceren.” Terecht omschrijft hij dat zelf als een ongehoorde prestatie. Hoe heeft Soudal dat zo vlug geklaard? “Polyurethaanschuim zijn we gaan inkopen in Zwitserland. Zo konden we zonder onderbreking onze klanten tevreden houden. Dat is natuurlijk heel belangrijk. Iedereen heeft immers wel wat geduld, maar niet langer dan 14 dagen. Daarna haken de mensen af. Wij kenden datzelfde jaar zelfs nog een omzetgroei van circa 15 procent.”
Nevenactiviteiten genoeg De vrouw van Jef werd in 1974 licentiaat TEW. Ze hebben een dochter van 21 en een zoon van 18. Nathalie studeert rechten, Nick beëindigt in juni zijn humaniora en weet nog niet helemaal wat het nadien wordt. Naast zijn veeleisende baan bij Soudal is Jef sinds 1987 nog docent accountancy en economie in het volwassenen- en avondonderwijs. “Vier uur per week geef ik aan de Decanaal Technische Leergangen in Herentals les over de wet op de jaarrekeningen, over boekhouding, balansanalyse en dergelijke. Volwassenen volgen er graduaat boekhouden.” Alsof dat nog niet genoeg was, is Jef sinds ’92 ook spreker in de diverse projecten van het Strategisch Plan Kempen. Hij is actief betrokken bij PLATO, het bekende begeleidingsprogramma en netwerk voor groeiende KMO’s. Dat werkt volgens een uniek succesvol principe: grote(re) ondernemingen worden peter over kleinere en trachten hun kennis en ervaring over te dragen. “In het kader van die PLATO-werking vragen ze mij ook wel eens in de raad van advies van enkele van die bedrijven. Wat ik verder nog doe? Ik ben een verwoed lezer, van kranten maar ook van literatuur, en om de conditie op peil te houden jog ik al vele jaren iedere zondagochtend, samen met enkele vrienden. O ja, mijn vrij grote tuin moet ik ook in conditie houden. Daarvoor volgde ik ooit een cursus tuinieren en onlangs ben ik met een cursus bridge begonnen.” Wie durft nog te betwisten dat Jef een bezige bij is? Ben De Bruyn
7
Thuis aan onze unief Interview met actrice Lien Van de Kelder Studeren en acteren … het blijft een zeldzame combinatie. De gemiddelde Hollywood-ster valt immers niet meteen op door zijn of haar intelligentie. Toch zijn er de spreekwoordelijke uitzonderingen die toch een universitair diploma behaald hebben. Zo studeerde Jodie Foster magna cum laude af aan Yale University voor Engelse literatuur. Lisa Kudrow, bekend van Friends, bezit een diploma biologie en Brooke Shields studeerde Franse literatuur aan Princeton. Verder beschikken ook Lucy Liu, de ster uit Ally McBeal, en Sharon Stone, die een IQ van 154 zou hebben, over een college degree. Kate Beckinsale bewijst dan weer dat het niet zo evident is om studeren en acteren te combineren: zij koos na enkele succesvolle studiejaren aan Oxford University resoluut voor het acteervak. De Vlaamse actrice Lien Van de Kelder gaat nu de uitdaging aan om beide werelden te combineren.
De rol van de rebelse tienerdochter Sofie wordt vertolkt door de twintigjarige UFSIA-studente Lien Van de Kelder, die hiermee meteen tot de vaste cast van een van de kijkcijferkanonnen van de VRT behoort. Ongetwijfeld pompt zij nieuw bloed, waaraan elke soap natuurlijk periodiek behoefte heeft, in de serie. “Ik speel de heel extraverte rol van een rebelse puber, die het ene vriendje na het andere heeft, haar school geregeld op stelten zet, allerhande kattenkwaad uithaalt en constant in botsing komt met haar omgeving. Veel leuker dan een brave rol!” Merkwaardig welke aantrekkingskracht de rol van de ‘slechterik’ altijd heeft op acteurs en actrices. Het zegt allicht veel over de menselijke aard. Haar Thuis-rol is allicht de doorbraak van Lien naar een breder publiek. Hoewel ze al een aardig parcours heeft afgelegd, onder meer in de musicalwereld, bleef ze tot nog toe minder zichtbaar.
Musicals
Op 28 oktober 2002 maakt een nieuwe familie haar opwachting in de populaire VRT-soap ‘Thuis’. Vader en moeder Bastiaens, respectievelijk gespeeld door Kurt Defrancq en Christel Domen, komen samen met hun kinderen Sam (18) en Sofie (15) inwonen in het doktershuis van tante Marianne. De Bastiaensen krijgen daar tijdelijk onderdak, omdat ze hun huurwoning moeten verlaten, terwijl hun huis in opbouw maar niet klaar geraakt door een conflict met de aannemer. 8
Lien kreeg haar eerste rol in de bekende musical Annie toen ze amper 9 jaar was. In 2000 speelde ze de rol van Isabella in de musical Pinokkio, een product van Studio 100, bij het grote publiek allicht beter bekend van ‘Samson en Gert’. “Na de audities kregen wij daar drie maanden opleiding. Ik heb veel bijgeleerd van de zanglessen van Lieve Suys en de toneellessen van Jan Verbist. Daarna volgden nog drie maanden repetities vóór de start van de voorstellingen. De musical was zo’n groot succes dat er nadien door VTM zelfs een verfilming van gemaakt werd. Begin 2001 toerden we met Pinokkio rond in Nederland, o.m. in de Amsterdamse RAI en het Lucent danstheater in Den Haag.” Na Pinokkio volgde al vlug Peter Pan van ‘Music Hall’ in een regie van Jos Dom. Hier vertolkte Lien een dansrol als indiaan en was ze ook understudy voor een van de hoofdrollen, Tijgerlelie, de dochter van het stamhoofd dat gekidnapt wordt door kapitein Haak. Na deze
commerciële producties was Lien begin 2002 ook betrokken bij de ‘serieuzere’ musical A Little Night Music van Sondheim, in een bewerking van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en in een regie van Caroline Frerichs. Deze musical vertelt het verhaal van de onmogelijke liefde tussen de actrice Désirée Armfelt, gespeeld door Chris Lomme, en een advocaat. Lien verzorgt opnieuw een understudy voor een van de hoofdrollen. Het minste wat je van Lien kunt zeggen is dat ze vele talenten verenigt. Naast acteren en zingen, volgde ze ook muziekschool – piano, quatre-mains en muzikaal ensemble, balletschool en momenteel neemt ze nog extra zangles. Ze wil haar stem immers paraat houden voor eventuele audities of om opdrachten zoals het inzingen van een Disney-tekenfilm te kunnen verzorgen. Haar veelzijdigheid komt ook tot uiting in het inzingen van cd’s of het dubben van programma’s. Zo zong ze voor Studio 100 de cd’s in van Big & Betsy, Wizzy & Woppy, Plop en Pinokkio. Ook voor Music Hall zong ze de promotie-cd van Peter Pan in. Verder verzorgt ze voor Ketnet de dubbing van enkele Canadese en Duitse kinderseries. Vóór haar rol in Thuis dook Lien sporadisch ook al eens op in enkele tv-series. Zo speelde ze een gastrol in Spoed en vertolkte ze in Wittekerke de rol van een meisje met psychologische problemen dat aan zelfverminking doet.
lisme. “Ik begon aan TEW, maar de wiskunde lag mij niet zo. Daarom ben ik intussen overgestapt naar Rechten, wat overigens mijn eerste keuze was. Hiermee sluit ik aan bij een familietraditie, want zowel mijn vader als vele andere familieleden werken als jurist. Ik besef dat ook deze combinatie zeer zwaar zal zijn, maar ik leg toch het accent op mijn studie. Ik moet veel colleges missen en moet de leerstof dan op andere momenten inhalen. Tegelijk zijn er de vele repetities, het instuderen van mijn teksten en de eigenlijke opnamen, die toch gemakkelijk twee à drie dagen per week in beslag nemen. Voeg daar nog eens de wekelijkse zanglessen bij …”
Hoe pakt ze het aan? “Mijn student-cultuurstatuut, dat vergelijkbaar is met dat van een student-topsporter, stelt me in staat om een aantal examens uit te stellen wanneer ik opnamen heb. Ook al is de combinatie soms moeilijk, toch blijft een diploma mijn hoofddoel. Ik blijf mijn acteren dus veeleer als een hobby beschouwen, ook al verdien ik met mijn rol in Thuis een aardig centje bij. En uiteindelijk hebben werkstudenten ook gewoon hun baan naast hun studie en ook moeders hebben hun gezin te combineren met hun carrière. Zo uitzonderlijk ben ik dus niet.” We hopen dat Lien haar beide dromen kan waarmaken. Peter-Jan Engelen
26 & 27 mei 2003 Internationaal filosofisch colloquium 1830-1848: The end of metaphysics as a transformation of culture Vakgroep Filosofie UFSIA, Universiteit Antwerpen
Diploma “Acteren, dansen en zingen is altijd een hobby van me geweest. Maar zeker na mijn vaste rol in Thuis moet ik veeleer van een uit de hand gelopen hobby spreken. Ik zou er wel mijn beroep van willen maken als ik maar zeker was van een vast inkomen. En dat is nu net het probleem. Zelfs voor gevestigde acteurs en actrices blijft het toch een beroep dat met te veel onzekerheid gepaard gaat. Denk maar aan Veerle Dobbelaere, die na haar rol in Heterdaad opnieuw moest gaan stempelen, terwijl ze toch kleine kinderen heeft. Daarom wil ik graag een diploma behalen waarop ik kan terugvallen als ik geen opdrachten heb.” Lien staat dus met beide voeten op de grond en combineert haar passie voor acteren met een gezonde dosis rea-
Het colloquium biedt een brede (cultuur)filosofische en historische benadering van de jaren 1830-1848 in Europa en richt zich tot een gevarieerd publiek met een interesse voor filosofie, geschiedenis van de economie, politieke geschiedenis of kunst- en literatuurgeschiedenis. Informatie vindt u op www.ufsia.ac.be/nieuws. Een programmaboekje kan u aanvragen via (0)3 220 43 13 of
[email protected].
9
TEW-alumnus wint Groot Dictee der Nederlandse Taal 2002 Met foutloos parcours schrijft Guido De Kort geschiedenis Honderdduizenden Vlamingen en Nederlanders waagden zich op 16 december 2002, potloodwriemelend voor hun tv-scherm, aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal, toen nog in de onwetendheid dat twee dagen voordien een Vlaming alle records gebroken had. Jammer genoeg kan onze alumnus Guido De Kort (LHFW ’65) er geen grandslam of hattrick van maken om zijn vakkunde te bewijzen, want je kunt maar één keer meedoen. Maar ook eenmalig winnen is intens genieten, al moest er wel een traan worden weggepinkt … Of hij wist dat het kon? “Toen het dictee de eerste keer voorgelezen werd, voelde ik dat het mogelijk was. Dat ik kans maakte op een foutloos parcours. Rustig blijven, Guy, dacht ik, met alle moeite van de wereld mezelf onder controle houdend. Nu alle beentjes van de m’en en de w’s goed natellen, alle punten en komma’s duidelijk schrijven, want het zou té stom zijn daar een steek te laten vallen.” Even vreesde Guy nog wegens de uitspraak, die voor Vlamingen vaak anders klinkt dan voor Nederlanders. Hij uitte die vrees zelfs tegenover ‘dicteetor’ Philip Freriks, van wie hij echter achteraf zou zeggen dat hij feilloos had voorgelezen. Met achter zich een verzameling van bijna 1.450 fouten, torende Guy – later zou blijken 10
dat zijn tekst door niet minder dan vijf juryleden werd herlezen – foutloos boven iedereen uit.
Wie schrijft die blijft … schrijven In een regelrechte aanval tegen het mobieltje, met woorden als ‘usance’ en ‘in gecapitonneerde coupés frequent lastigvallen’ tot het niet meer ontsnappen aan de ‘onoorbare praktijken van gsm-junks’, werd opgeroepen om ‘de autistische wildbeller te kapittelen’, door ‘als de wiedeweerga dat nietsontziende gekoeioneer van de toch al veelgeplaagde medemens te beëindigen.’ Guy schreef er zich foutloos uit … echter niet zomaar! Hij oefende en repeteerde, bestudeerde het Groene Boekje en Van Dale… Hij was echter geen beginneling. Al jaren schrijft hij het Groot Dictee thuis mee en de laatste twee jaar maakte hij telkens minder fouten dan de winnaar. Dat roept natuurlijk om perfectionering. Guy kauwde het hele Groene Boekje door, noteerde moeilijke woorden en samenstellingen in een eigen addendum en las daarin als in een brevier: dagelijks en zonder overslaan. Het werd een deel van zijn leven. Nadat zijn broer – een verwoede dicteedeelnemer bij de Jaycees- en de Davidsfondsdictees in de jaren negentig – er in 1999 mee kapte, rijpte bij Guy de interesse voor het Groot Nederlands Dictee van het Davidsfonds. Iets dat hem nu nog altijd enorm aantrekt. Geloof dus maar niet
dat hij uitgedicteerd is, want als fervent dicteeschrijver vreest hij de hindernissen in het parcours van het Davidsfonds nog meer. Zonder prominenten (en dus met heel wat minder ruchtbaarheid) wordt de nationale finale van dit dictee op 15 maart 2003 betwist met de beste 30 deelnemers uit de preselecties (die op 15 februari plaatsvinden op ca. 55 plaatsen in Vlaanderen, plus in Amsterdam, in Noord-Frankrijk en zelfs in Zuid-Afrika). Die ‘beruchte’ nationale finale is o zoveel moeilijker dan het meer populaire tv-dictee!
Knus in de bus naar Den Haag Omdat Guy in het Davidsfonds-dicteemilieu geen onbekende is, was hij een beetje de gedoodverfde favoriet voor het tv-dictee. Dat mocht hij op 14 december jl. in de vipbus richting Den Haag meermaals horen. Want blijkbaar wisten de 20 deelnemende Vlamingen, onder wie 10 BV’s, goed welk vlees ze in de kuip hadden. Dat verhoogt natuurlijk automatisch de spanning … Over de ontvangst, het dictee zelf en de receptie na afloop weet Guy vooral nog dat de locatie – de indrukwekkende Eerste-Kamerzaal – hem het meest imponeerde. Maar ‘zijn’ gouden pen met de inscriptie ‘Winnaar Groot Dictee der Nederlandse Taal 2002’ is een kleinood dat Guy beslist blijvend zal koesteren als waardevolle herinnering aan ‘misschien wel de schoonste dag van zijn tweede leven.’
Nog een foutloos parcours Guido De Kort, die op 15 augustus 1943 in Turnhout het levenslicht zag, begon en finaliseerde zijn carrière als licentiaat handels- en financiële wetenschappen tussen de rookkringetjes van sigaren: Alto, Tabacofina-Vander Elst, Rothmans, BAT … Van de jaren op ‘den Injas’, waar toen al de klemtoon op taal lag, herinnert Guy zich vooral de professoren Lissens (Nederlands) en Vanosmael (Frans). De vreselijk moeilijke Franse ‘grammaire’ had voor deze laatste niet het minste geheim! Maar ook prof. Schyven (keuzevak Spaans), die bij het examen met Guy ging wandelen in de binnentuin van de Prinsstraat en al kuierend het examen afnam: “Dat waren in feite échte taalexamens.” “Ook aan prof. Piet Quanjard, maar last but not least aan prof. Karel Van Isacker s.J. heb ik de mooiste studieherinneringen. Zo’n mannen zijn er, denk ik, niet meer.” En uw eindverhandeling? “Speltheorie”, bij prof. Reymen van statistiek. Nee, niets te zien met ‘spelling’… Meteen na de UFSIA riep de militaire plicht. Na 3 maanden Dossin in Mechelen volgden 9 maanden Kassel. De militaire klank van een legerdienst diep in Duitsland galmt in Guys oren nog na. Geen mitraillettesalvo’s, maar het ratelen van de schrijfmachine… Met zijn zes opeenvolgende titels van Belgisch Kampioen sneltypen hadden ze hem bij de lurven om het hele legerarchief te hertypen, zo leek het wel. Maar de fysieke oefeningen, de sportieve kant, de kameraadschap … het bleef in de loop van zijn geweer steken.
Met amper vier sollicitatiebrieven vond Guy in 1966 de gedroomde baan in eigen streek bij de toenmalige sigarenfabrikant Alto. In 1971 ‘had hij meubelen en huisgerief en trouwde hij met zijn lief’ Chris Jansen, regentes landbouwhuishoudkunde. Een verstandige keuze, goed voor 32 jaar degelijk huwelijksgeluk, een zoon Bart (TEW’er) en een dochter Els (‘meester in de beeldende kunsten’ – richting publiciteit en grafisch design). Toen sigarenfabrikant Alto overgenomen werd door Vander Elst, werd Guy hoofd van de interne verkoopdienst. Hij bleef dat ook na de overname door Tabacofina, om bij de laatste herstructurering (einde 1999, toen BAT mee aan de touwtjes trok) met brugpensioen te gaan.
Afzender bekend Mensen verhuizen wel eens en dan raak je als Alumnivereniging hun spoor bijster. Bij Guy liep het anders: hij bleef in hetzelfde huis wonen, maar het adres veranderde. Mochten zijn jaargenoten die hem graag hadden gefeliciteerd, dat om die reden niet gekund hebben, dan geven we hier alvast de juiste gegevens: de vroegere Jan Breydelstraat 71 is nu Franz Joostenstraat 13 in Turnhout. (n.v.d.r.: wijzigingen altijd doorgeven aan de Alumniwerking, zodat de gegevens voor het Alumniboek aangepast kunnen worden …) De felicitaties van het Hof kwamen wél toe: “Wij verheugen ons erover dat het Groot Dictee der Nederlandse Taal voor de eerste keer gewonnen werd met een foutloze tekst, des te meer daar de winnaar een Vlaamse deelnemer was. Wij feliciteren u van harte met dit uitmuntend resultaat dat ons land tot eer strekt. Albert - Paola”. “Voilà, die weten tenminste dat ik geen ‘halve Hollander’ ben, zoals men die van de grensstreek wel eens pleegt te noemen.”
Laveren tussen quiz en dictee Met oud-leerkrachten en leerkrachten van Sint-Victor, het instituut van de Broeders van Liefde in Turnhout, treedt Guy (een beetje als buitenbeentje dus) regelmatig aan in de Victorianen-quizploeg, die niet onaardig scoort in het Antwerps en het Kempisch circuit … al blijft de grootste passie: dictees ‘schrijven’. Welke uitdaging kun je nu nog aangaan? Daar moet hij niet lang over nadenken. “Werken met het oog op de Davidsfondsdictees. Want natuurlijk kijkt men nu met argusogen naar mijn prestaties”. Guy in één krachtig woord getypeerd: een echt kuitenbijtertje (het oorspronkelijke ‘knoeselbijtertje’ overleefde de spellingcheck door de maestro himself niet….). Intussen geniet ik van de kop rozenbottelthee die mevrouw De Kort zette. Ik voel een monkellachje opwellen bij de bedenking dat spel(ling)regels relatief zijn: “Ik drink thee, omdat hij tegenwoordig is …” Leg dat maar eens uit … Myriam van Loon
11
Afspraak in Wuustwezel, de ouderlijke thuis van Marc Herremans, de vriend van alumna Martine van Aperen. Een interview met onze licentiate transporteconomie, oud-preses Unifac, even uit de schaduw van de ‘Sportpersoonlijkheid van het Jaar’. Op de schouw de bronzen trofee – de Victor – en overal prachtige bloemtuilen als geurige getuigen.
Op visite bij Marc Herremans en alumna Martine Van Aperen Als een Iron Lady naast haar Iron Man Martine, met haar 28 lentes twee jaar jonger dan Marc, studeerde van ’93 tot ’98 aan de UFSIA. Met antecedenten in de transportbranche was de keuze voor transporteconomie haast vanzelfsprekend. Toen het familiebedrijf Transport Jaco geïntegreerd werd in Cobelfret, was het ook vrij logisch dat Martine daar na haar studie meteen aan de slag ging. Het transportwereldje werd haar met de paplepel ingegeven. Met zo’n 800 trailers, die operationeel zijn tussen de verschillende continenten, kun je een zekere kordaatheid van de manager verwachten. Die is haar dan ook niet vreemd. Misschien wel een stukje getraind toen ze tot preses Unifac werd gebombardeerd, na het plotse opstappen van de toenmalige voorzitter. Een vuurproef die ze met glans doorstond.
Het grote vuur Toch zou het maar een klein vuurtje zijn, vergeleken met wat haar nog te wachten stond … Knappe Martine, verstandig, ondernemend was geen makkelijk potje, als het om het spreekwoordelijke deksel ging … De man die bij haar paste, moest nog gemaakt worden. Hoewel, dat was zo’n 30 jaar geleden al gebeurd, niet zo ver uit de buurt, in Wuustwezel. Daar was Marc Herremans als natuur- en sportfreak druk doende om de meest complete atleet te worden. Meisjes pasten niet meteen in zijn dagschema: voor dag en dauw lopen, zwemmen, fitness … Hij leed maar aan één kwaal: een ongeneeslijke allergie voor schoolbanken, voor lokalen met vier muren … Het bos, de vrije natuur, de sport was en is daartegen de enige remedie. Toen Marc in juni ’99 een triatlon in Middelkerke liep, was Martine, als passieve sportfanaat, met 12
vrienden, waaronder broer Herremans, meegereisd om van de zon, de zee … en de sportmanifestatie te genieten. Marc won de wedstrijd en veroverde meteen het hart van de gelegenheidssupporter, die zich vergaapte aan zijn stralende lach. Tijdens de overwinningsroes, waar het schuimend bier overvloedig stroomde, maande zij hem voortdurend aan op water over te schakelen … Elk ging zijn eigen weg naar huis terug. Maar de biertjes hadden Marcs geest duidelijk niet beneveld en hij ging op zoek naar het adres van dat stralende meisje met het open, lachende gezicht, met die parelende tanden. “Bel je me eens?”, was de simpele vraag die hij in haar brievenbus deponeerde. Maar Martine kende de wilde verhalen van meisjes die achter de succesvolle sporter aanzaten, en liet zich niet vangen. Haar antwoord: “Ik durf niet te bellen, ik ben een verlegen meisje, bel jij maar.” Als praktisch aangelegde economiste zette ze er prompt haar telefoonnummer bij. De rest kunt u raden. Ze gingen samen naar de bioscoop, maar geen van beiden kan zich nog herinneren welke film ze toen gezien hebben …
Living apart together Martine een carrièrevrouw? “Als jij het niet zegt, zeg ik het wel”, antwoordt Marc op onze vraag. “Maar dat vind ik best. Ik doe ook mijn ding. Zelfs nu nog, al zijn de kaarten flink dooreengeschud.” Marc en Martine zijn allebei nog thuis, al verblijven ze in de week meestal samen in het ouderlijke huis van Martine. Dat was vroeger het geval – en ook nu. Want uiteraard is er een serieuze herschikking gekomen na die historische 28ste januari 2002, toen
Marc op het eiland Lanzarote met zijn rug op een uitstekende rotspunt neerplofte. De val leek het abrupte einde te betekenen van alle toekomstplannen. De Iron Man was geraakt in zijn grote droom. Alle trainingen, alle inzet leken heel even verloren tijd. Maar niets blijkt minder waar. De karaktervorming die hij erdoor kreeg, bewijst hem nu onschatbare diensten. Marc is een vechter.
nen. In de pijn en het verdriet om de zware tegenslag denkt hij eerst aan de anderen. ‘Ocharme voor mijn vriendin, voor mijn ouders…’, waren zijn eerste woorden na het ongeval. Wat een ongelooflijke zorg. Ik heb er ontzettend nood aan geknuffeld te worden, te weten dat iemand voor mij wil zorgen. Ik had het niet beter kunnen treffen.”
Martine: “Hij noemt ons wel eens ‘slachtoffers van ons optimisme’. We hebben het voorbije jaar niet omgekeken, we deden altijd voort, altijd verder, telkens opnieuw, lieten ons niet ontmoedigen door doemdenken. Maar is er eens een middagje dat je even piekert, dan slaat blijkbaar iedereen in paniek: ‘Gaat het niet, wat is er, waarom ben je treurig?’ Ik vraag me soms echt af of het grote zwarte gat misschien nog moet komen. Het voorbije jaar was hectisch. Zelfs de timing die de dokters vooropstelden, heeft Marc gecounterd. Hij wilde zo snel mogelijk uit het ziekenhuis, weer normaal doen, weer sporten. En zowaar: hij deed het. ‘En dat is nog maar een begin’, zegt hij zelf. Iedere dag traint hij met alle mogelijke attributen, gaat hij zwemmen, leert omgaan met de stress van ‘minder’ te kunnen en ‘meer’ te willen.”
“Dat zie ik nu pas heel duidelijk, al was het er voorheen ook. Als hij vóór zijn val bij het ochtendkrieken zijn kilometers ging lopen, en ik mij gezellig nog eens omdraaide in het warme bed, stond hij daar een paar uur later met warme broodjes en vers geperst vruchtensap. Dat is nu even wat moeilijker uit te voeren, maar als we later in ons eigen huis zullen wonen, doet hij dat weer. Dat is Marc ‘ten voeten uit’: hij moet kunnen ‘zorgen’ en dat is voor een carrièrevrouw toch maar heerlijk meegenomen. Ik zie hem trouwens ook als een prachtvader voor onze kinderen. De eerste doemberichten, dat we die toekomstdroom maar moesten opbergen, zijn intussen gelukkig herroepen.”
Hechte vrienden Die aanpak heeft Marc en Martine alleszins weggehouden van de klaagmuur en hun een horde bewonderaars opgeleverd. Maar ook heel veel vrienden. Mensen die écht wat zijn gaan betekenen in hun leven en het niet bij een sporadisch telefoontje laten. Kim Clijsters is er zo eentje. Zij hangt geregeld aan de lijn. Had zij de trofee ‘Sportpersoonlijkheid van het Jaar’ gekregen, dan had ze hem meteen aan Marc doorgegeven. Voor haar – en dat bevestigt ze vanuit het verre Australië – is er maar één échte sportpersoonlijkheid die er bovenuit steekt: Marc. Martine: “In ieder geval is Marc voor mij nu ‘Marc in een rolstoel’. Daar maak ik geen punt meer van. Ik hou niet van achteromkijken. Vooruit is de weg. Ze noemen me wel eens een pitbull, maar met medelijden zijn we niks. Ook Marc is zo. Al verschillen we ook wel fundamenteel: ik ben wantrouwig, Marc goedgelovig. Maar in combinatie is dat perfect. Je relativeert plots zoveel dingen die voorheen cruciaal leken. Ik heb alleszins geleerd dat een diploma of een titel de mens niet maakt. Het is zijn levenswijsheid, zijn inzicht, zijn omgang met anderen die hem kwalificeren. Marc is zo iemand, met een enorme dosis gezond verstand. Alweer in combinatie met de boekenwijsheid die ik opdeed, zijn we netjes in balans. Professioneel zijn we beiden strong on wheels …”
Liefde is een werkwoord “Ook relationeel verandert er uiteraard een en ander. Maar als ik rondom mij zie hoe ‘lopende’ mensen elkaar vaak voorbijhollen, dan realiseer ik mij de ontzettend sterke band die ik met Marc heb, de grote innigheid waar andere koppels vaak niet aan toe komen. Marc is ontzettend met de anderen begaan, zo ken ik maar weinig man-
Economie en centen? “Triatlon mag dan wel de meest complete sport heten, toch zijn de vergoedingen niet evenredig met de prestaties, zoals bij voetbal of tennis. Ook al was Marc te been gebleven, dan hadden we van zijn sport niet kunnen leven. We dachten altijd al aan een sportcentrum of begeleiding van andere topsporters, en dat kan ook nu eventueel nog. Marc is in ieder geval geen mens om opgesloten in een bureau te zitten, hij is altijd bezig. Wat het nu precies voor de toekomst moet worden, is nog geen uitgemaakte zaak. Er liggen veel scenario’s op tafel. Maar wat we ook zullen doen, ik denk niet dat ik mijn baan opgeef. Transport is een familieziekte waarvan ik liever niet genees.” “Maar als Marc bijvoorbeeld een fitnesscentrum zou beginnen of als coach wil aantreden of een eigen triatlonclub wil oprichten, zal ik uiteraard met mijn kennis en ervaring als economiste altijd wel een vakkundig oogje in het zeil houden. ‘Sportief’ is Marc niet te kloppen, administratief ben ik zijn ‘toegevoegde waarde’. Hij mag op mij rekenen voor zaken waar ik goed in ben: persmappen, zijn website (http://www.marcherremans.be), administratie … Intussen kan Marc zelf ook aardig overweg met de computer, al is stilzitten voor hem een ware straf.” Plots herinnert Marc zich dat hij een telefoontje had beloofd en gaat van tafel om het nummer op te pikken. Even ben ik in de war, want bij dit dynamische en enthousiaste, maar toch zo doodgewone gezellige koppel ben ik warempel vergeten dat het ‘buitengewoon’ is. Alles loopt hier écht op wieltjes … Een prestatie. Ik wens hen dan ook, en durf het in ons aller naam te doen, de levenslange eretitel Iron Personalities van harte toe. Myriam van Loon 13
Willy Simons student TEW Nooit te oud om te leren Op 1 oktober jl. zwaaide de poort aan de Prinsstraat weer open voor een nieuwe generatie studenten. Vol enthousiasme vatte het jonge geweld het nieuwe academiejaar aan. Voor één student, de 54-jarige Willy Simons, moet je ‘jong geweld’ wel figuurlijk opvatten. Willy Simons brengt een kleine correctie aan op de inleiding: hij startte niet begin oktober, maar in de loop van november. Echt nieuw is de studentenwereld voor hem niet. Met het diploma industrieel ingenieur, dat hij jaren geleden behaalde, kan hij een eenjarig kandidaatsprogramma volgen. Ondertussen blijft hij werken voor Alcatel Bell, waar hij er al een jarenlange loopbaan heeft opzitten. Simons is niet de enige die werken en studeren combineert. Meestal kiezen die studenten voor het avondprogramma, dat specifiek voor werkstudenten ontwikkeld is. Maar sommigen, zoals Willy Simons, lopen gewoon mee college met de achttienjarigen. Wordt hij daar niet vreemd aangekeken? Simons: “Door de studenten word je snel aanvaard. Anderen kijken wel vreemder op. Toen ik kennissen of collega’s vertelde dat ik TEW zou gaan studeren, reageerden ze steevast heel verbaasd.” Willy Simons besloot naar de schoolbanken terug te keren toen hij zijn voltijdse baan voor een deeltijdse baan inruilde. “Ik zit momenteel in een ontslagperiode, die loopt tot 2004”, legt hij uit. “Je bent dus wel gedwongen je te heroriënteren. Nu, plannen om nog te gaan studeren waren er al langer. Alleen, met een meer dan voltijdse baan – meestal liep de werkweek op tot meer dan 50 uur – blijft er geen uurtje meer vrij om je ook nog op de studie te storten. Tot daar plots die zee van tijd voor me opdook. Eindelijk de kans om mijn eeuwige drang naar nieuwsgierigheid eens uit te leven.” Ook de keuze voor TEW was gauw gemaakt. Het is niet alleen een brede en veelzijdige opleiding, ze sloot ook goed aan bij de evolutie die zijn carrière had doorgemaakt. Simons: “Als industrieel ingenieur krijg je steeds meer verschillende taken. Je bent niet alleen met technische zaken bezig. Kostprijsberekening, financiering van projecten, personeelsbeleid, kortom alles wat met economie te maken heeft gaat tot je takenpakket behoren. Je kunt dus wel zeggen dat mijn werk mij een beetje in deze richting heeft geduwd.” Maar interesse was niet de enige reden om voor een opleiding TEW te kiezen. Wanneer de ontslagperiode in 2004 14
afloopt, wil Simons zeker geen definitief punt achter zijn carrière zetten. Hij wil zeker nog een goede tien jaar doorgaan: “Het zal dan misschien niet meer eenzelfde soort loopbaan zijn, waarin je gedurende lange tijd voor hetzelfde bedrijf werkt. Ik zie me in de toekomst meer betrokken zijn bij de uitwerking van allerhande projecten van kortere duur, met veel afwisseling. Tijdens mijn ontslagperiode wil ik me dus ook optimaal op die nieuwe fase voorbereiden. De VDAB gaf me te verstaan dat studeren daarvoor het meest geschikt was: kennis geeft nu eenmaal nog altijd een versnelde toegang tot de arbeidsmarkt, en bovendien wezen ze erop dat economist nog lange tijd een sleutelberoep zal zijn.” Het beroepsleven een tijdje min of meer onderbreken om te gaan studeren, het is iets wat in de toekomst meer en meer mensen zullen doen. Het klassieke scenario – studeren, een jarenlange loopbaan bij één bedrijf, pensioen – zal over enkele jaren voor de meesten tot het verleden behoren. Meer en meer zie je mensen regelmatig van functie of zelfs van sector veranderen. Niemand kijkt er ook nog van op wanneer je tussen twee banen door een tijdje weer gaat studeren. Het beroepsleven wordt er in ieder geval afwisselender, veelzijdiger, maar misschien ook een beetje onzekerder door.
De nodige steun in de rug Na lange tijd opnieuw je neus in de boeken steken, het is niet zo vanzelfsprekend. Je moet weer een goed studieritme vinden, grote hoeveelheden leerstof verwerken, bestand zijn tegen de examenstress … niet iedereen zou die stap zomaar willen of kunnen zetten. “Je moet dat toch een beetje relativeren”, zegt Simons. “Uiteindelijk heb ik mijn hele loopbaan lang al moeten studeren. Je moet bijblijven in je vakgebied, of je verandert van functie of afdeling in het bedrijf en moet nieuwe vaardigheden of kennis aanleren. Je staat dus niet jarenlang stil nadat je afgestudeerd bent. Op Alcatel Bell is levenslang maar ook levensbreed leren al lang een realiteit. Er wordt heel wat
geïnvesteerd in opleidingen voor het personeel. Dus nee, ik ging niet volledig ‘ontwend’ of onvoorbereid naar de universiteit.” Niettemin vergde de nieuwe studie toch een flinke aanpassing. Het was voor Willy Simons toch wel even schrikken toen hij een aantal dikke syllabi voorgeschoteld kreeg. “Hoe begin je daar nu weer aan”, was de eerste bedenking. Gewoon doorbijten dus, en met veel moed en doorzettingsvermogen het eerste hoofdstuk aanvatten. Simons was bijzonder blij dat hij daarvoor een beroep kon doen op de dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding. “Die zetten je echt op het goede spoor. De raad die ze je geven en de technieken die ze je aanreiken, zijn een grote hulp. Ik ben echt blij met de inspanning die zij voor de studenten leveren.” Ook aan het evaluatiesysteem moest Willy even wennen. In het bedrijfsleven was het de gewoonte opleidingen af te sluiten met een openboekexamen. Plots werd hij geconfronteerd met proffen die ook nog eens eisten dat je een grote hoeveelheid parate kennis uit hun colleges puurde. Simons: “Je moet weer vertrouwd raken met examens, maar het helpt als de docenten duidelijk uitleggen wat ze van je verwachten.” Toch heeft hij ook een voordeel op zijn jongere collega’s. Een jarenlang beroepsleven stelt hem in staat theoretische kennis uit de colleges te relateren aan zijn praktijkervaring. Wat voor vele medestudenten vaak abstract overkomt, is voor hem dikwijls ook praktisch heel relevant. “Maar soms is bestaande kennis ook een handicap”, stelt Simons. “Je moet soms opzijzetten wat je uit de praktijk weet om de gedachtegang van de prof te kunnen volgen, en jezelf dus in feite op het kennisniveau van een achttienjarige zetten. Je mag dan niet terugvallen op een al te gemakkelijke reflex als zou de praktijkkennis toch wel duidelijk superieur zijn aan de theorie. Soms is het nuttig om plaats te maken voor een nieuwe aanpak of een nieuw denkspoor. De enige manier om kennis op te doen is vaak: oude kennis uit je hoofd zetten.”
Universiteit dicht bij huis Aanvankelijk twijfelde Simons tussen EHSAL en UFSIARUCA om zijn studie te starten. Met de eerste was hij meer vertrouwd, omdat hij er een aantal mensen kende en omdat hij er vroeger al opleidingen had gevolgd. De twee instellingen hebben voldoende kwaliteit te bieden, en allebei maken ze ook werk van een goede studiebegeleiding. Uiteindelijk gaven praktische redenen de doorslag om voor UFSIA-RUCA te kiezen. Simons: “Ik woon in het Antwerpse, en ik werk in Antwerpen. Tussendoor nog eventjes over en weer naar Brussel om college te lopen, dat ging dus echt niet. Als werkstudent of deeltijds student ben je dus bijna genoodzaakt om onderwijs vlakbij te zoeken. Voor dit gesprek bijvoorbeeld kom ik recht uit het college, en dadelijk vertrek ik naar Alcatel. Als ik in Brussel studeerde, dan zou een dergelijke strakke tijdsindeling niet haalbaar zijn.” In ieder geval is Simons best tevreden met zijn keuze. Simons: “UFSIA-RUCA heeft een aantal grote troeven. Het is de grootste TEW-faculteit van het land, en toch blijft alles op mensenmaat. Proffen zijn bijvoorbeeld heel aanspreekbaar, je wordt goed begeleid, en er is voldoende sturing om je studie tot een goed einde te brengen. Dat was vele jaren geleden wel anders. We waren veel meer op onszelf aangewezen. Je kreeg weinig kans om via tussentijdse proeven je aanpak een beetje bij te sturen. Alles was gericht op het eindexamen, en veel studiebegeleiding was er niet. De hedendaagse aanpak biedt toch heel wat voordelen – en zeker niet alleen omdat we nu in moderne gebouwen met moderne apparatuur zitten. De student wordt tegenwoordig veel minder aan zijn lot overgelaten – gelukkig maar.” Paul Cordy
CV-boek 2002
INTERESSE? Stuur dan een e-mailtje naar
[email protected]
15
In 1972 al trokken onze Wikings naar Afghanistan
Gewapend met legertenten en overlevingspakketten Hadden studenten vroeger dan echt meer lef? Als je het verhaal van de Wikingreis in 1972 hoort, zou je bijna schoorvoetend ja antwoorden. Want geef toe, hoeveel studentenclubs durven het vandaag aan om een bus vol te stouwen met overlevingspakketten en kampeermateriaal om helemaal naar Afghanistan te bollen? TEWalumni Mariette Wouters, Marc Vankerckhoven en Jan Deroo waren er destijds bij en halen met plezier een paar straffe verhalen en wat foto’s boven. Dertig jaar is een lange tijd, zelfs als een reis onvergetelijk is geweest. Jan (55), intussen met brugpensioen, heeft als voorbereiding van het interview een en ander op papier gezet. Mariette (50) en Marc (53) hoefden hun geheugensteuntjes – respectievelijk een plakboek en een verzamelmap – maar uit de kast te halen. Tientallen foto’s en honderden dia’s, reisverslagen, folders, lange brieven naar het thuisfront, vergeelde krantenknipsels, reisverzekeringspapieren, groezelige Afghaanse bankbiljetten, kledingstukken waarop de meisjes tijdens de reis tekeningen borduurden … Ze hebben ze al die tijd zorgvuldig bewaard. De reis naar Afghanistan staat dan ook in hun geheugen gegrift als een uniek avontuur. 16
Hippe verkiezingsstunt Mariette ging destijds naar de eerste licentie, Marc was net afgestudeerd, Jan kwam uit de tweede licentie maar had nog een tweede zit voor de boeg. “Eigenlijk was die reis het gevolg van een verkiezingsbelofte”, vertelt Mariette, vandaag hoofd van een accountantskantoor in Borsbeek. “Chris Vanhonacker, preses in ’71-’72, zei bij wijze van stunt dat de Wikings een grote reis zouden maken als zijn ploeg de verkiezingen won. Hij werd verkozen, en na lang wikken en wegen is de keuze op Afghanistan gevallen. We zouden ons verplaatsen met een omgebouwde autobus en kamperen in grote legertenten.” Vandaag zou geen weldenkend mens het in zijn hoofd halen om een vakantie naar Afghanistan te plannen, maar dat lag in die tijd anders: het land was begin jaren zeventig een hippe én relatief veilige reisbestemming. “De situatie toen kun je niet vergelijken met nu. Pas het jaar na onze reis is er een staatsgreep geweest. In de tijd dat wij er waren, stonden de boeddhabeelden er nog”, vertelt Marc (53), tegenwoordig financieel manager bij Electrabel ICS Vlaanderen. Het project trok alleszins de aandacht: een troepje studenten – onder wie dan nog wel een aantal meisjes –
dat voor bijna twee maanden met een minimum aan middelen de wijde wereld introk, dat was geen alledaagse kost. Verschillende kranten en tijdschriften berichtten over de avonturen van die maffe Antwerpse studentenclub, en familie en vrienden dachten er het hunne van. “In mijn dorp verklaarde iedereen mij gek”, lacht Mariette. Maar de Wikings waren niet te stuiten en dus vertrokken op 20 juli 1972 vanuit de Prinsstraat in Antwerpen vijfentwintig dolenthousiaste jongeren – zeventien mannen en acht vrouwen – voor de reis van hun leven. Buschauffeur Renaat uit Aarschot had zich laten overtuigen om de ellenlange rit op zich te nemen en er was ook een arts in het gezelschap.
Lange, avontuurlijke weg De groep reisde via Duitsland, Oostenrijk, Joegoslavië en Bulgarije naar Turkije, om van daaruit via Iran Afghanistan te bereiken. “Het was geen toeristenreisje. We wasten ons aan de rivier en kookten ons eigen potje in de vrije natuur”, vertelt Jan. Iemand was aan overlevingspakketten van het leger geraakt – “Die corned beef, vreselijk”, griezelt Mariette nog na – en ergens werd zelfs een ijskast op de kop getikt, die ze spijtig genoeg nooit aan de praat kregen. “Helemaal in het begin zetten we de legertenten nog op, maar algauw sliep iedereen onder de blote
sterrenhemel”, herinnert Jan zich. “De mannen hielden beurtelings de wacht”, zegt Marc stoer. “Niet dat er ooit echt iets gebeurd is, maar ’s morgens stond er wel eens iemand met zijn ezel aan onze slaapzakken. Dat vertrouwden we toch niet helemaal.” “Zij waakten en wij mochten koken en afwassen”, lacht Mariette. Alles verliep zonder veel problemen, op een paar incidenten na. In Zuid-Turkije stuikte de bus tijdens een hevige regenbui bijna de afgrond in. En één student had zijn beste dag niet toen hij bij het kookvuur met brandstof morste en zijn been vuur vatte. “De dokter gaf JeanPierre nadien een pilletje tegen de pijn”, weet Marc nog. “Maar het was donker en in plaats van de jerrycan met water te nemen, greep hij per ongeluk naar het benzineblik. ‘Dat pilletje lost maar niet op’, zei Jean-Pierre, en toen nam hij een slok …”
Spaghetti bij nomaden In Afghanistan dwongen de slechte wegen de groep ertoe de reisroute om te gooien. Er waren in die tijd maar twee trajecten: de noordroute en de zuidroute. De noordroute was de interessantste, maar bleek voor de logge Belgische bus geen haalbare kaart. Nadat de zwaarbeproefde autocar in acht uur tijd maar een schamele zesentwintig kilometer gevorderd was en de achterbumper in de strijd was gesneuveld, werd besloten alsnog de zuidelijke route te nemen. De reis werd een aaneenschakeling van fantastische ervaringen. Het gezelschap reed dagenlang door desolate woestijnlandschappen, dronk kamelenmelk in Herat, stond oog in oog met reuzenspinnen, flaneerde in short tussen de plaatselijke vrouwen in boerka, kocht Afghaanse vesten in schapenvacht en deelde broederlijk zijn spaghetti met nomaden. Na twee weken rondtrekken in Afghanistan vatte de groep de lange terugreis aan. Ze namen een andere weg, via Pakistan, en pikten ook nog Griekenland en Italië mee. “Ik moest eigenlijk vroeger terugkomen voor mijn tweede zit. Ik had zelfs studieboeken mee. Maar het was zo plezant dat ik mijn examens heb uitgesteld”, grinnikt Jan. Op 27 september stond de uitgelaten bende opnieuw in Antwerpen, tien dagen later dan oorspronkelijk gepland. In totaal hadden ze er 61 reisdagen en een slordige twintigduizend kilometer opzitten. Ze werden als helden ingehaald in het Antwerpse stadhuis en mochten nadien in heel wat zaaltjes en parochiehuizen diavoorstellingen komen geven aan verenigingen. Het toenmalige vrouwenblad Ons Volk wijdde zelfs een vierdelige reportagereeks aan de reis. Vandaag neemt het hele avontuur nog altijd een speciale plaats in hun herinneringen in. “Mochten ze het mij opnieuw vragen, ik vertrok morgen weer”, lacht Marc. Annick Dekkers
17
Tempus te citius quam oratio deficiet (Cicero, Oratio pro Roscio Comoedo) Geboren communicator Stijn Verrept op emeritaat Bij zijn afscheid aan de UFSIA wordt professor Stijn Verrept op gepaste wijze gehuldigd. Rector Carl Reyns overhandigt hem het Liber Amicorum waarvoor zijn naaste collega’s, Reinhilde Haest, Luuk Van Waes en oud-medewerker Dirk Caluwé, hebben gezorgd. Communicatief Bekeken, zo luidt de titel. Na de feestredes en een vocaal streepje muziek genieten alle genodigden van de afscheidstoespraak van Stijn Verrept: ‘spitant’, al is dat geen helemaal correct Nederlands. Als ik de man, van kindsbeen af gefascineerd door het gesproken woord, zo hoor, speelt me onwillekeurig een citaat uit mijn schooltijd door het hoofd: “aan tijd zal het je eerder ontbreken dan aan woorden”. Enkele weken later kaarten we na in Stijns werkkamer, over Stijns ‘cup of tea’, de zakelijke communicatie. 18
De jonge germanist dacht niet onmiddellijk aan een academische loopbaan. Stijn Verrept was vastbesloten aan de slag te gaan in het middelbaar onderwijs. Hij mikte op een goede baan als leraar en wellicht later als prefect in een degelijk atheneum. De paters jezuïeten van het Gentse Sint-Barbara hadden nochtans al een poging ondernomen om hun oud-leerling te strikken voor een van hun colleges. Maar hij voelde daar niet zoveel voor. En toch liep het anders. Korte tijd voor zijn afzwaaien krijgt milicien Verrept aan de kazernepoort bezoek van zijn vervanger. Blijkt dat de Antwerpse paters van het Xaveriuscollege een stoel voor hem warm houden. Begint die vervanger daar toch niet zó enthousiast de loftrompet over dat Antwerpse jezuïetencollege te steken, dat … Stijn Verrept zich laat verleiden. Hij zou er jarenlang lesgeven. Engels, Duits, en ten slotte zijn geliefde Nederlands. De vakman Verrept is dan al een man van de taal. Waar komt dat enthousiasme voor het Nederlands vandaan? Stijn herinnert zich dat velen in de familie nogal welbespraakt waren en zijn. Al vroeg kon hij zich uitleven in
het schooltoneel, een traditie op de jezuïetencolleges. Hij voelde daar heel wat meer voor dan voor wiskunde en dergelijke vakken. Maar de echte liefde voor zijn moedertaal werd gewekt door een leraar Nederlands, die hij later weer zou ontmoeten toen die hoofdbibliothecaris van de UFSIA was geworden, pater Jo Van Brabant. Die stopte hem boeken toe en Stijn verslond ze gretig. De studiekeuze was bijna hartverscheurend. Het moest zeker iets met woorden worden: Romaanse filologie, Rechten of … Germaanse. En zo geschiedde, vanuit de liefde voor het Nederlands en de passie voor literatuur. Dat Stijn altijd al een bijzondere voorliefde voor universiteitsaula’s heeft gekoesterd, wordt duidelijk, wanneer Susanne, zijn echtgenote, ons hartelijk een kop koffie brengt. “We leerden elkaar kennen op de Gentse universiteitsbanken”, vertrouwt hij me toe, “en Susanne is een nog grotere boekenwurm dan ik.”
ABC van de prof Op zekere dag werd Stijn Verrept benaderd door een headhunter avant la lettre. Het was toenmalig decaan Pater Taymans, een ernstig man, die de bevlogen leraar en ABN-adept wegplukt uit het Borgerhoutse college: “Vanuit hun humanistische en retorische traditie hechtten de jezuïeten een enorm belang aan de taal en haar betogende kracht. Daarnaast huldigde Taymans de idee van het taalvoorbeeld. De toekomstige economische elite moest niet alleen goed vreemde talen beheersen, maar ook een moedertaalvoorbeeld zijn in de eigen gemeenschap.” Stijn Verrept maakte de overstap. De man en zijn woorden vonden een goed onthaal aan Sint-Ignatius, bij Laurent Woestenburg en wijlen Jan Persyn en Lieven Rens, aan wie hij met zichtbare ontroering terugdenkt. Het gedoceerde vak heet Taalvaardigheid, de taalcorrectie staat centraal en in de tweede kandidatuur gaat het ook over handelscorrespondentie. Medio jaren zeventig krijgt Stijn Verrept van een kennis het boek Business Communication for Better Human Relations te lezen, dat op hem grote indruk maakt. In die titel ligt het hele programma voor de daarop volgende ontwikkeling besloten van wat later het vak Zakelijke Communicatie zal heten. Stijn Verrept: “In mijn proefschrift had ik het zakelijke taalgebruik grondig verkend. Daarna realiseerde ik me dat taalbeheersing voor de economen ingebed moet worden in een authentieke, communicatieve context.”
De Amerikanen waren trendsetters voor de integratie van taal, communicatie, management en techniek. Zo kreeg de Antwerpse prof als een van de eersten het communicatie-abc van de Amerikaanse manager ingelepeld. Beter dan wie ook begreep hij echter ook de noodzaak van gedachtewisseling tussen vakgenoten back home. Zo werd de VVZC, de Vlaamse Vereniging voor Zakelijke Communicatie, boven de doopvont gehouden. Stijn keek resoluut over de landsgrenzen. Voor onze noorderburen had hij al langer een boontje, via de literatuur en – verrassend – talrijke fietstochten. De vele bijeenkomsten met Vlaamse en Nederlandse collega’s en vakspecialisten leidden tot een boeiende kruisbestuiving.
Ad-visie Het vakkenpakket aan de UFSIA werd uitgebreid, van verplichte colleges tot de facultatieve vakken Spreken in het Openbaar en Interview-, discussie- en vergadertechniek. De samenwerking met Nederlandse vakgenoten leidde tot de publicatie van een standaardwerk over zakelijke communicatie. Stijn schreef, (m)editeerde, inspireerde en … transpireerde. Getuige het vijfdelige Handboek Taalhantering, praktische communicatiegids voor bedrijf, instelling en overheid, het tweeluik Strategisch communiceren en Strategisch rapporteren, de Communicatiegids voor managers, de pennenvruchten in ‘zijn’ vakblad Ad Rem. Hij werd ook uitgenodigd om aan de Technische Universiteit Eindhoven een cursus te geven aan ingenieurs. En dan is er zijn ander geesteskind, het postacademische programma Communiceren voor Organisaties. Dit programma werd in de recente hervormingsgolf even op een zijspoor gezet. “Vreemd. Immers, het is niet alleen de behoefte aan internationale communicatie die toeneemt, maar ook de behoefte aan professionele communicatie in de eigen, alsmaar complexere gemeenschap. De rol van het Engels in het bedrijfsleven en de wetenschap bijvoorbeeld is evi-
Intussen was Stijn ook meer betrokken geraakt bij de ABN-vereniging Agfa-Gevaert. Dat Antwerpse bedrijf ligt toevallig op een boogscheut van zijn woning: “Van huis uit kende ik de wereld van de kleine handelszaak. Door Agfa-Gevaert kreeg ik meer inzicht in een groot bedrijf, met een andere dimensie, internationaal opererend en tegelijkertijd lokaal, met gedeeltelijk andere communicatiebehoeften, zowel intern als extern.” Stijn vat de koe bij de – Amerikaanse – horens en legt in Washington contacten met de – toen nog uitsluitend Amerikaanse – Association for Business Communication. 19
dent, maar daarnaast moet er ook plaats zijn voor de eigen taal, als bindend communicatie-instrument in de taalgemeenschap waarin het economische leven lokaal vorm krijgt. Vaak voelde ik in de eerste jaren dat de studenten pas geboeid raakten door het vak, als je het voldoende tastbaar maakt, als je toont hoe communicatie en taal blok vormen. Daar maakten we al snel werk van: via cases en uit het zakenleven gegrepen voorbeelden maakten we abstractere ideeën duidelijk. En de vis, lees: student, hapte snel toe. Door ons programma kreeg ook de ingenieur, jurist of econoom belangrijke functies op communicatief gebied; de vertaler en filoloog werden ‘omgetuned’ voor een bedrijfsgerichte aanpak.” Het taalarendsoog van Stijn Verrept richt zich ook op wat bedrijven op communicatievlak concreet presteren. Hij roept de Gouden Veer in het leven, een wedstrijd die om de twee jaar de beste verkoopbrief in Vlaanderen bekroont. Toen de tiende Veer werd uitgereikt, kreeg hij overigens zelf zo’n pluim op de hoed gestoken, 10 bis was dat.
Soms als gij zwijgt (Vasalis) De boeken, contacten en colleges zijn evenveel variaties op een communicatief leidmotief, aldus Verrept: “Er bestaan geen absolute communicatieprincipes. Wel strategische adviezen, die richtinggevend zijn voor functionele communicatie. En taalbeheersing moet niet alleen gericht zijn op efficiëntie maar ook op betere menselijke relaties. Goede communicatie vraagt taalbeheersing, psychologisch inzicht, inlevingsvermogen en respect”, meent de emeritus. In zijn onderwijs is de relationele component dan ook met de jaren almaar belangrijker geworden. Respect. Het is voor Stijn Verrept een sleutelwoord, voor relaties tussen collega’s, met studenten, in de vriendenkring, in het gezin. Nieuwsgierig vraag ik dan of de communicatiespecialist niet voortdurend spelletjes speelt, om via zijn tools en adviezen een draai te geven aan de
werkelijkheid. Verrept fronst de wenkbrauwen: “Natuurlijk is er een verschil tussen professionele, institutionele communicatie en het gesprek van alledag of de stilte, bij familie en vrienden, waar een mens niet steeds achterom moet kijken. Bovendien wil ik het niet over trucjes hebben. Het is veel meer dan dat. Aan de studenten heb ik ook altijd gezegd dat er een fundamenteel verschil is tussen strategisch communiceren en manipuleren. Dat verschil ligt in de bedoeling van de zender. Communicatie heeft dus ook een ethische dimensie. Wie niet eerlijk communiceert met zijn doelgroep, manipuleert zijn publiek en wordt – gelukkig maar – ook vaak ontmaskerd.” Een gesprek thuis met de man die nu volop tijd heeft, voor lange lectuuravonden met zijn vrouw Susanne, of die graag in de Ardennen de wandelschoenen aantrekt, maar ook gezwind in zijn ‘achtertuin’ rondfietst, alleen of met vrienden, haalt een ander mens naar boven dan de strenge (zachte meesters maken stinkende wonden, toch?) maar ook immer milde prof. In de studeerkamer-boekenopslagplaats krijgt het Gobelijntje, een studententrofee voor de beste prof van de faculteit, een streepje voor op de andere onderscheidingen, zelfs op de Meada Gibbs Outstanding Teacher Award van de Association for Business Communication. Het gesprek met zijn studenten, dat mist hij het meest. Daarom gaat hij binnenkort weer de cursusdialoog aan met enkele oud-studenten, op hun verzoek. Zo nu en dan vloeit er iets uit zijn pen, van bijdragen voor een vakblad tot teksten voor de Bond zonder Naam. Of reikt hij in zijn geliefde Gent de helpende hand in de armenzorg. Stijn maakt plannen. En zingt voor zijn kleinkinderen het liedje dat hem dankbaar laat terugblikken op de Prinsstraat 13: “Ik stond erbij en ik keek ernaar.” Naar die vele jaren aan de UFSIA. Met een stil dankbaar gevoel. De volheid van woorden leidt immers altijd tot stilte. Paul Sambre
Noteer alvast un uw agenda!
100
De laatste 100 dagen van de UFSIA Op donderdag 19 juni 2003 vieren we de laatste 100 dagen van de UFSIA. Deze activiteit zal plaatsvinden in de aula Rector Dhanis vanaf 19 uur. Het wordt eens te meer een onvergetelijke avond. Alle alumni zijn van harte welkom. In de loop van de maand mei ontvangt u nog een persoonlijke uitnodiging. Wenst u uw plaats te reserveren, dan kunt u mailen naar
[email protected]. (toegang gratis)
20
UFSIA
Afstudeer BBQ
De link tussen bedrijf en studenten Ook dit jaar organiseren de studenten van de tweede cyclus TEW/HI de UFSIAAfstudeer-BBQ. Wat voor de laatstejaars een feestelijke afsluiter is van hun academische studieloopbaan, is voor de anderen misschien wel het eerste contact met de bedrijfswereld. CONCEPT
INVITING FORMULE
Het initiatief van de voorbije drie jaren werd ook door onze bedrijfspartners zeer gewaardeerd. UFSIA heeft in het kader van haar UFSIANetwerking er altijd naar gestreefd een nauwe band te onderhouden met de bedrijven.
Door deze vorm van 'Campus Socializing' legt u de ideale basis voor studentenstages, eindverhandelingen en eventueel latere rekrutering.
CV-BOEK & INFOPAKKET
Het C.V.-boek is een prachtige publicatie waarin de CV's van onze laatstejaars gebundeld worden. Al onze partners krijgen zo'n exemplaar in handen. Voor meer informatie kunt u eveneens Om het 'socializen' te bevorderen, terecht op onze website. bieden we de bedrijven de mogelijkheid om studenten uit te Net zoals vorig jaar bieden we de Deze BBQ is dan ook voor uw nodigen voor de BBQ. Informatie laatstejaars een Infopakket aan. bedrijf een uitgelezen kans om over al onze sponsorformules Een ideale manier om uw in een gemoedelijke en feestevindt u op onze website. brochures en gadgets aan de lijke sfeer niet alleen de afstustudenten te bezorgen derenden, maar ook een 600-tal De vierde editie van de UFSIAstudenten van de licenties TEW Afstudeer-BBQ heeft plaats op en graadsjaren donderdag 3 juli 2003, de avond Handelsingenieur te ontmoeten voor de plechtige proclamatie van de einddiploma's TEW en Handelsingenieur aan de UFSIA. Om dit evenement opnieuw te laten slagen stellen wij uw medewerking op prijs. Dankzij uw steun kunnen de studenten, waaronder zich wellicht latere medewerkers bevinden, immers meegenieten aan studentvriendelijke prijzen.
PRAKTISCH Nog niet overtuigd? Neem een kijkje op www.ufsiabbq.com.U kan ook contact opnemen met prof. dr. Karel Soudan (e-mail:
[email protected], of via GSM: 0479/27.21.16)
http://www.ufsiabbq.com