Cover september
03-10-2000 1:10 pm
Page 3
ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 8, NR 30, OKTOBER 2000
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Cover september
03-10-2000 1:09 pm
Page 2
Jaargang 8, nummer 30, oktober 2000
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Alumni in bijspijkerbroek e-commerce aan de UFSIA
04 Alumnus Marcel Gruyaert vertelt ronduit... Flitsen uit een rijk én kleurrijk verleden
07 Gesprek met Herman Poriau De odyssee van een scheepsbouwer
09 Studie-ijver en zelfdiscipline: een noodzaak Ook aan de Open Universiteit Antwerpen studeren economisten af
11 Luc Beernaert plant nooit zijn eigen toekomst UFSIA-alumnus werd topman van het Federaal Voedselagentschap
13 De Wikings keren terug! Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Het bestuur van de Wikingssernioren stelt zijn activiteiten voor
14 De oprichting van het KVHV-Antwerpen Voor het heil der Nederlanden... hoog de pint!
17 Generalist van de vergulde pil Gesprek met Jan Bussels
19 Een gesprek met alumna Sandy Ceulemans Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, J.-P. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Fasseur, N. Römer, W. van Waterschoot, K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
Een hart voor Antwerpen
22 UFSIA bakte ze bruin UFSIA-Afstudeer-BBQ 2000: geboorte van een nieuwe traditie
VAN DE REDACTIE Wanneer u dit nummer in handen hebt, is de Faculteit TEW UFSIA-RUCA een feit. De studieprogramma’s van de twee vroegere TEW-faculteiten in Antwerpen worden vanaf dit academisch jaar sequentieel in elkaar geschoven. Deze oefening zal beëindigd worden tijdens het academisch jaar 2004-2005, wanneer er ook nog slechts één vijfde jaar in de studiecurricula handelsingenieur en handelsingenieur in de beleidsinformatica in Antwerpen wordt aangeboden. Vanaf dan studeren er nog alleen alumni af van de ene Faculteit. Stilaan zullen wellicht ook de alumniwerking en de alumniverenigingen in elkaar geschoven worden. Nochtans studeren er nu al economen af aan de UA: in het systeem van de Open Universiteit. In dit nummer hebben we echter vooral nog volop aandacht voor de alumni en de activiteiten van de eigen UFSIA-vleugel. We ontmoeten de top van de Wikingssenioren en e-commerciële alumni in hun beste “bijspijkerbroek”. We hebben een gesprek met het fotografisch geheugen van de UFSIA, de man die onze alumni jaarlijks vereeuwigt, en met een van de stichters van het 25jarige Antwerpse KVHV. We zien hoe onze alumni terugkijken op hun soms letterlijk kleurrijke verleden, hoe ze moderne crisissen aanpakken en hoe ze innoveren in ondernemen en in dienstverlening. En, wat mij betreft last but not least in dit nummer, brengen we verslag uit van de geboorte van een nieuwe traditie aan de UFSIA: de UFSIA-Afstudeer-BBQ. Karel Soudan
SEPTEMBER
03-10-2000 12:22 pm
Page 1
Alumni in bijspijkerbroek e-commerce aan de UFSIA De bijspijkerdagen van de faculteit TEW zijn het geesteskind van decaan André Van Poeck. Hij lanceerde ze enkele jaren geleden als occasionele, intellectuele injectie vanuit de Alma Mater toegediend aan alumni met als gewenst neveneffect een versterking van het bindweefsel tussen en met alumni. Het thema van maandag 29 mei 2000 was e-commerce. In een stadium met dikwijls even onverantwoorde euforische kretologie als bekrompen scepsis, wenste het initiatief bij te dragen tot een realistische en wetenschappelijk verantwoorde kijk op dit belangrijk eigentijds verschijnsel. Het initiatief was maar mogelijk met de gewaardeerde sponsoring van de consulting-groep PriceWaterhouseCoopers.
D
e studiebijeenkomst viel samen met de eerste dag van een kort blokverlof van de reguliere studenten. Bij ideaal, koel blokweer was de grootste aula aan het andere einde van het – misleidend – loofstille binnenplein tegenover het historische Hof
van Liere, de plaats van het intellectuele treffen der alumni uit de oriëntaties marketing, beleidsinformatica en algemeen management. Het thema en/of de mogelijkheid van wederzien met studiegenoten (nou ja, genoten) van weleer had kennelijk velen beroerd. Van grijze eminenties tot amper ontloken bedrijfseconomen en handelsingenieurs met allerlei tussensoorten. Het was dan ook niet voor lege klapstoelen dat rector Carl Reyns in de hem zo eigen sobere, ingetogen stijl – bij wijze van verwelkoming – een nauwgezet overzicht gaf van de belangrijkste faculteitsinitiatieven gedurende de voorbije vijf jaar en tevens de key note speaker inleidde. Patrick Duparcq is voor velen geen onbekende. Jongere alumni herinneren zich Patrick als de gedreven assistent uit de jaren tachtig die met de schwung van een animerend Vlaams scoutsleider practicumgroepen leidde. De academische staf, voor wie het eveneens een prettig weerzien was, herinnert zich o.a. het spectaculair en onnavolgbaar groot aantal kantooroveruren van deze naarstige onderzoeker. Het plaatselijke record dat hij vestigde wordt beslist nooit meer gebroken. Een en ander verklaart mede zijn steile opmars in internationale academische kringen. Na zijn doctoraatsverdediging doceerde hij enkele jaren in Nederland aan de Nijenrode University. Momenteel doceert hij Internet Marketing aan de prestigieuze Kellogg Graduate School of Management van Northwestern University en Electronic Commerce in de Krannert School of Management van Purdue University. 1
SEPTEMBER
03-10-2000 12:22 pm
Page 2
Patrick Duparcq – uiterlijk nog geen spatje veranderd – behandelde het thema onder de gevatte polariserende titel “E-business & Internet Marketing: Another Fad or a Paradigm Shift?”. Vanwege het jarenlange verblijf in het buitenland oordeelde de spreker het Nederlands als voertaal – voor een onderwerp met veel Angelsaksisch jargon – als te glad ijs. Hij richtte zich dan ook met permissie tot de alumni in een gesmaakt Amerikaans Engels, autenthieker dan dat van John Wayne, Donald Duck en Bill Clinton samen. Overigens typeerde zijn hele betoog zich door Amerikaanse stijlkenmerken. Van het inspelen op de naar veronderstelling belangrijkste menselijke uitgangspunten en strevingen zoals “value-for-your-dollar”, tot het vakkundig hanteren van een arsenaal van aandachtopwekkende uitspraken, intonaties en technieken. Zeer illustratief voor een academische omgeving waar de amusementswaarde van een lezing sowieso hoog moet scoren om op korte termijn als spreker te overleven. Voornamelijk vanuit een aantal bedrijf-naar-consument-casestudies – vanwege de herkenbaarheid – gaf Patrick het belang aan van het e-commerce-verschijnsel. In het koopproces van meer dan de helft van de Amerikaanse personenwagens bijvoorbeeld speelt ‘het net’ in de een of andere vorm een rol. Naast de ingreep in het individuele koopproces, is ook het aantal e-transacties opmerkelijk De absolute omvang van de totale bestedingen is indrukwekkend, de aanwezigheid van zeer belangrijke spelers eveneens. De omvang van het verschijnsel vertaalt zich in een onmiskenbare impact, die tot uiting komt in tal van facetten. De spreker wees op het mogelijk verhogen van de marktdoorzichtigheid met daaruit voortvloeiende prijsgevoeligheid, de typisch lage instapdrempels die eveneens in de richting werken van zuivere (hyper)concurrentie. Een ander typisch verschijnsel is de verschuiving naar en concentratie van informatie bij de e-handelaar met weerslag op de (machts)relatie met de producent. Na zijn synthese van de toedracht van het verschijnsel formuleerde de key note speaker ook enkele voorschriften. Normatief concludeerde hij met de slogan “customisation, customisation, customisation”. Wat de oude waarheden en principes betreft toonde Duparcq zich terecht vrij conservatief: het e-verschijnsel zou zeker geen voorbijgaand iets zijn, anderzijds pleitte hij tegen het wegwerpen van de oude paradigma's, maar integendeel om ze aangepast en creatief toe te passen in de zich snel wijzigende context. Toegenomen reactiesnelheid, zowel in de feiten als in de marktverwachtingen, is overigens ook een van de hoofdvaststellingen en -aanbevelingen. “We are living on internet time”, besloot hij zijn geanimeerd betoog, alvorens even energiek als openhartig te repliceren op talrijke vragen en opmerkingen. 2
Nadat een snelle-slok-koffiepauze het prettig gestoorde tijdschema weer enigszins in evenwicht bracht, kwam er een wat kortere lezing door Saskia Overweel van Headtrick Media Group met als onderwerp een gevalstudie van het eigen bedrijf. Dit piepjonge, maar snelgroeiende Belgische bedrijf – na ruim één jaar reeds meer dan 100 medewerkers – wil “een Digital Media Network Company” realiseren door een volledige integratie van de nieuwe media zoals internet, met een meer traditioneel medium, namelijk televisie. Headtrick wil informatie verdelen, inhoud leveren, infotainment bieden, mensen door het internet gidsen, tv maken en ... dat allemaal tegelijk”. Mevrouw Overweel bevestigde diverse eerdere vaststellingen vanwege Duparcq rond de evolutie van het globale verschijnsel. In samenvatting: “snel; om hier te blijven en niet meer te verminderen in belang”. Zij sloot haar lezing af met de conclusie dat “het geen commercieel maar een maatschappelijk fenomeen betrof”. Vermoedelijk had de zaal hier de onuitgesproken indruk dat ze met deze uitspraak de cruciale actoren, initiatieven en deelverschijnselen iets te zedig omkleedde. Overigens had deze – onmiskenbaar Hollandse – spreekster tijdens haar buzz-word-rijke uiteenzetting in rustige, zelfzekere stijl – hoewel niet arrogant – het publiek wel degelijk kunnen boeien en zelfs amuseren. Bijvoorbeeld met de vaststelling dat de “newbies” (homesurfers in stadium van eerste contact met het medium) democratischer werden: meer vrouwen, teenagers, senioren, middelgrote en lage inkomens … en ook meer Walen ... Zoals collega Marcel Weverbergh – voorzitter van de vakgroep marketing en tevens even alert als flegmatiek animator van de vragensessies – fijntjes opmerkte, beperkte de welwillendheid van de sponsors zich niet tot een financiële inbreng. Het lange, afsluitende referaat werd inderdaad verzorgd door de directeur e-business van PriceWaterhouseCoopers. Met hem werd letterlijk een ander klankregister geopend: met name de gallische wortels van de heer Eric Van den Rul bleken onloochenbaar uit zijn gebruik van zowel het Nederlands als het Engels. Duidelijk was dat deze charmante Franstalige Belg helemaal geen aanstoot had genomen aan de eerdere – wat pikante – empirische observatie van mevrouw Oosterweel. Met even grote beminnelijkheid als deskundigheid bracht hij een diepgravend en evenwichtig verhaal. Ondanks het gevorderde uur en de vrij lange uiteenzetting hield hij het publiek tot ver in de blessuretijd probleemloos in de ban. Interessant was de concluderende situering door de topconsultant van de omvang van het e-businessverschijnsel op de tijdsas. Hierbij situeerde hij het huidige ogenblik kort na de echte hype, te midden van een – deels onvermijdelijk – aantal opgelopen katers en bankroeten. Na een periode van wat teruggang verwacht hij vrij spoedig een definitievere take off, waardoor zijn verwachtingen op middellange termijn zowat samenvallen met die van de twee andere sprekers. Zijn instemming met de fatale onvermij-
SEPTEMBER
03-10-2000 12:22 pm
Page 3
delijkheid van participatie in het gebeuren wordt treffend omschreven in zijn slotcitaat: “If you are not blooding your nose in today’s warp speed economy, we have a name for you. Dead”. Zowel op het beschrijvende als op het voorspellende en voorschrijvende vlak bestond er vanuit de eigen achtergrond een grote onderlinge instemming tussen de gastsprekers. Samen hadden ze overvloedig stof tot nadenken en ter inspiratie aangereikt. In die mate dat de gemiddelde aanwezige er naar het einde van de namiddag lichtjes afgetobd uitzag. Niet zo een monkelende decaan André Van Poeck, die enkel de slotminuten had kunnen meemaken, en dan ook een veel frissere indruk maakte. Ondanks zijn afwezigheid was hij echter toch reeds in de beste jezuïetentraditie vrij nauwkeurig ingelicht over het voorgaande gebeuren. In zijn slotwoord bedankte hij iedereen die in de een of andere vorm op een of ander ogenblik een bijdrage tot het initiatief geleverd had. Hij nam tevens de gelegenheid te baat om de reeds door rector Reyns vermelde integratie “na lange terughoudendheid” van de twee Antwerpse economische faculteiten te becommentariëren. Hierbij alludeerde hij op de sterke externe en interne
krachten die in combinatie een vrijwel onweerstaanbare integratiedruk hadden uitgeoefend als strikte groeivoorwaarde voor de hele Universiteit Antwerpen. Zoals Carl Reyns voor hem, benadrukte hij dat het akkoord rond de lokalisatie van de geïntegreerde faculteit op de UFSIA-campus het doorslaggevende element was geweest in de onderhandelingen, naast het gegeven dat er geen opleidingsonderdelen afgestaan moesten worden aan een partner. Ook benadrukte hij de aantrekkelijke kanten van de schaalvergroting. Dit vooral in de vorm van toegenomen onderzoekspotentieel en de mogelijkheid om een grotere waaier van voortgezette opleidingen van hoge kwaliteit aan te bieden. Vervolgens nodigde hij de alumni uit ambassadeurs te worden van de grote neo-faculteit. Ten slotte nodigde hij de nieuwbakken ambassadeurs uit op een stijlvolle receptie in het oude Hof van Liere. Hopelijk zal men de gelegenheidsverslaggever er niet van verdenken zich te bezondigen aan obligate clichés wanneer hij samenvattend stelt dat “het initiatief zeer geslaagd” en “iedereen moe maar voldaan ...”. Walter van Waterschoot
Van data naar media Bij groep De Schutter zijn we gespecialiseerd in het voorbereiden van data voor verspreiding via allerlei kanalen. Voor de ene klant werken we aan uitgekiende verpakkingen voor consumentenproducten. Voor anderen concentreren we ons op boeken, tijdschriften, of commercieel drukwerk. We hebben niet alleen decennia ervaring met alle aspecten van ‘klassieke’ datavoorbereiding, maar zijn net zo goed thuis in digitale technologie en nieuwe media.
DE SCHUTTER GROUP Venusstraat 23, B-2000 Antwerpen Tel.: +32 3 222 38 00 • Fax: +32 3 222 38 38 E-mail:
[email protected] • URL: www.deschutter.be
3
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 4
Alumnus Marcel Gruyaert vertelt ronduit … Flitsen uit een rijk én kleurrijk verleden
‘k Heb menig menig uur bij u gesleten en genoten en nooit en heeft een uur met u me een enkle stond verdroten. G. Gezelle
Mortsel, een prachtige lentedag. Nadat ik heb aangebeld aan een nette rijwoning, kijk ik al vlug in twee levendige, dynamische ogen. Mijn ogen geloof ik echter niet: 86 is mijn gastheer! Ook zijn even kranige echtgenote komt me begroeten. Op de tafel in de knusse woonkamer is het hele gezin present, op tal van foto’s, als evenveel stille getuigen van een gevuld, gelukkig leven. Marcel Gruyaert (promotie 1934), nog steeds een vlotte prater, rolt voor ons, gesteund door zijn haarscherp, fotografisch geheugen een autobiografische film af, eerst in zwart-wit, wat later in kleur, boordevol stof voor een boeiend scenario van een televisiefeuilleton … Hij heeft het over zijn drie passies: zijn kroost, zijn werk en, nauw verwant daarmee, fotografie. “Mijn leeftijd verklap ik niet zo graag, ik zeg liever wanneer ik geboren ben. Dat klinkt anders”, grapt hij. “Op 13 juni 1914, zes weken na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Daarom zag ik mijn vader pas vier jaar later, na de oorlog.” Marcel groeide met twee oudere broers op in een eenvoudig gezin, niet arm, maar zéker ook niet rijk, op het Kiel in Antwerpen. “Mijn vader besefte dat je, als je in het leven wat wilde worden, gestudeerd moest hebben. Mijn ouders spraken als West-Vlamingen thuis altijd West-Vlaams. Daarom hou ik zo van Gezelle. Vele van zijn gedich4
ten heb ik met passende beelden op dia’s gezet. In het Vlaamsgezinde Sint-Norbertuscollege in Antwerpen deed ik moderne humaniora. In Sint-Norbertus gaf men alleen geschiedenis in het Frans. Als een van de weinigen van mijn klas vatte ik een hogere studie aan, in de Korte Nieuwstraat. Door de vervlaamsing heette het er toen al ‘Sint-Ignatius Handelshogeschool’. Ik begon in 1931, het tweede jaar van de vervlaamsing.” Van de eigenlijke strijd hierrond heeft Marcel niet veel gemerkt. Toch blijft de bezielende kracht van de zogenaamde ‘Vlaamse sectie’, pater De Schaepdrijver, voor altijd op zijn netvlies gebrand.
Leger, werk en huwelijksbootje In 1934 had Marcel het diploma van licentiaat handels-, consulaire en maritieme wetenschappen op zak. Destijds kon je dat al na drie jaar behalen. Vader Gruyaert raadde zijn zoon toen aan een vaste betrekking te zoeken, als politieofficier of in het leger. Typisch voor de onzekere tijd van de Grote Depressie. “Ik kon mijn vader ervan overtuigen dat ik dáárvoor niet zo lang gestudeerd had. Mijn legerdienst vond ik overigens een verschrikkelijk tijdverlies, al heb ik toen wel ‘moeke’ leren kennen”, vertelt Marcel. ‘Moeke’, zijn vrouw, een jaartje jonger, roept hij er enkele malen bij, ter bevestiging van sommige details. Eeuwige trouw kan écht mooi zijn. Wie er nog aan mocht twijfelen dat na bijna 63 jaar huwelijk twee veel méér weten dan één, moet dringend zijn mening herzien. “Na mijn dienstplicht, in september 1935, begon ik bij de verhuizer Arthur Pierre in Antwerpen. Ik moest er de hele dag doorslagen van factures de sortie inschrijven, en verdiende er, met mijn diploma, 600 frank per maand. We waren er met twee licentiaten aangenomen, maar drie maanden later werden we ontslagen. Het motief had niets met onze prestaties te maken. Toen ik daarover bij pater De Cleyn, toenmalig directeur van Sint-Ignatius, mijn beklag ging doen, bracht hij me op het spoor van de Union Commerciale des Cimenteries in Brussel. Daar kon ik beginnen voor een maandloon van 1.200 frank, het dubbele dus. Ik heb er anderhalf jaar erg graag gewerkt, tot midden 1937. Omdat ik stilaan trouwplannen begon te smeden, vroeg ik opslag aan de directeur. “Les affaires de mariage et les affaires de bureaux sont deux choses différentes”, zo kreeg ik te horen.
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 5
Direct daarna begon Marcel uit te kijken naar een andere baan. Die vond hij bij de Machines à coudre Pfaff, eveneens in Brussel. “Ik werd er directiesecretaris in een firma van vijf man en een Duitse directeur zonder gezag. Maar intussen verdiende ik toch 1.500 frank per maand. Mijn toekomstige schoonvader had nogal wat geïnvesteerd in een pralinefabriekje in Deurne, klein maar veelbelovend, de PVBA Dirks. Hij was er directeur en kon me er best gebruiken, al kon hij geen hoger loon betalen. Maar ik bespaarde er wél de tijd en de kosten van drie uur verplaatsing naar Brussel. Daarenboven heb ik er heel wat opgestoken. Ik was er een duivel-doet-al.” Zo kon Marcel trouwen met Josephine Van Dijck, de dochter van zijn baas.
Ieder huisje heeft zijn kruisje “Op 1 maart 1939 begon ik bij Gevaert Photo-Producten, op de boekhouding van de inkoopafdeling. Een schoolvriend wist namelijk dat ze er iemand nodig hadden in de inkoop. Mijn eerste maandloon was er 1.800 frank, niet onaardig voor die tijd. In het begin vond ik het werk erg saai in vergelijking met mijn taken bij ‘Bonbons Dirks’. Maar dat werk bij Gevaert was een groot geluk, want omdat ik getrouwd was en een kind had bij het uitbreken van de oorlog, ben ik nooit naar Duitsland moeten gaan werken.” Dat eerste kind, Lieve, is ook licentiaat handelswetenschappen geworden. “Ze was erg verstandig”, vertelt Marcel trots. Zijn stem stokt even. “Later is zij als missiezuster naar Congo getrokken. Daar is ze vermoord in 1980, toen ze 41 was. Er is hier een straat naar haar genoemd, de Lieve Gruyaertstraat.” Onze blik valt op de foto van een jonge vrouw, omhangen met een rozenkrans … Marcel herpakt zich. “We hebben nog een dochter en vier zonen. Onze oudste zoon Harry, een heel bekend fotograaf, woont in Parijs; zoon Jan geeft les in fotografie …” Het zit duidelijk in de genen. “In de inkoopafdeling bij Gevaert ging het er erg gemoedelijk aan toe”, gaat hij verder. “Ongelooflijk hoe het bedrijfsleven zich sindsdien ontwikkeld heeft. Na de ontvangst van de goederen in het centraal magazijn, zeulden wij nog met een groot zwaar boek een heel eind van dat magazijn naar de boekhouding en terug, tot driemaal per dag.”
De Gevacolorschool Reorganisaties zijn van alle tijden en vaak de motor van vooruitgang. Marcel Gruyaert weet daarover mee te praten. “De verandering bij Gevaert in 1950 was erg ingrijpend. Ze droeg de naam Parkerisatie, naar de Engelsman Parker, die ze samen met enkele Amerikanen, had doorgevoerd. Men vroeg mij toen of ik er iets voor voelde om over te stappen naar de pas opgerichte technisch-commerciële diensten. Ik had nogal wat ervaring met fotografie. In 1930, op mijn zestiende, maakte ik al een heus fotoalbum van de Wereldexpo in Antwerpen. Tijdens de oorlogsjaren nam ik, vooral van mijn gezin, honderden meters 16 mm-film. De
televisie maakte daar voor historische documentaires al dikwijls gebruik van.” Marcel maakte in 1947 ook een film over het vlas. Die kaapte in Tsjechoslowakije een internationale prijs weg en wordt nog steeds gedraaid in het Vlasmuseum in Kortrijk. Marcel toont ons zijn trofee. “Ik kende het vlas heel goed. Mijn familie in Ardooie, waar ik altijd op vakantie mocht, telde heel wat vlasbewerkers”, verduidelijkt hij. Zo kreeg Marcel bij Gevaert een zitje op de afdeling die zich bezighield met de fabricage van kleurenfilm. “De grote doorbraak kwam er nadat ik een Agfacolorcursus had gevolgd in Duitsland. Als gevolg hiervan meende de directie dat het nu stilaan tijd werd dat ik mij met de opleiding van klanten zou bezighouden. Aanvankelijk gebeurde dat in een eenvoudige spreekkamer. Het maken van een kleurenafdruk was toen allesbehalve eenvoudig”, zegt Marcel. Gevaert kon al in 1948 met een kleurenfilm op de markt komen, de resultaten van eigen onderzoek en van in vele landen niet langer beschermde octrooien. Het succes van het Gevacolormateriaal verplichtte de directie een eigen opleidingscentrum op te richten. Dat werd de fameuse Gevacolorschool. Vertelt Marcel: “Gedurende 20 jaar, van 1950 tot zowat 1970, heb ik les gegeven in kleurenfotografie. Beladen als een muilezel met loodzware glasfilters, chemicaliën en fotomateriaal werd ik door het bedrijf naar Polen, Ierland, Joegoslavië, Spanje, Zwitserland … gestuurd om daar les te geven aan klanten. Die reizen waren geen sinecure, maar toen was ik nog jong … In Mortsel hadden wij uiteindelijk 16 volledig uitgeruste doka's ter beschikking, een ruime leszaal met didactisch materiaal, een studio … De Gevacolorschool was een internationale bedoening. We gaven er les in het Nederlands, Frans, Engels, Duits en Spaans. In 1964 kwam de fusie met Agfa en werd het Agfacolorschool. Eind 1973 kwam de amateurfotografie helemaal onder het beheer van Leverkusen, maar de school stond nog steeds op het budget van Mortsel. Agfa wilde ze niet overnemen. Zo kreeg ik de pijnlijke opdracht om de Colorschool die ik zo moeizaam had opgebouwd, te liquideren. Mijn laatste vijf jaren in de grafische afdeling waren zeker niet de gelukkigste van mijn loopbaan.” Verveling staat nog steeds niet in Marcels woordenboek. Hij was medestichter van het fotomuseum in Antwerpen, onlangs publiceerde hij een paar keer in de bedrijfskrant van Agfa-Gevaert, hij is zeer actief in de Mortselse heemkundige kring, geeft weldra een voordracht met dia’s over Guido Gezelle … Of ik toch zeker wil noteren hoe dankbaar hij zijn vader – een eenvoudige politieman – wel is omdat hij heeft mogen studeren, alsook de jezuïeten voor de algemene vorming die ze hem gaven. “Je weet in het leven immers nooit waar je terechtkomt”, besluit hij. Toen ik op straat stond, wist ik één ding wél heel zeker: zó wil ik óók oud worden. Ben De Bruyn 5
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 7
De odyssee van een scheepsbouwer
Gesprek met Herman Poriau Het pictogram met een doekje voor het bloeden is het uithangbordje bij de eerste deur links in Huize Scribani, aan de Prinsstraat 10: de stek van Herman Poriau. Herman is een van de EHBO-meldpunten aan de UFSIA, en je kunt dus bij hem terecht voor verzorging bij kleine ongevalletjes. Al zou je bij een vluchtige blik op de monitors en elektronische apparatuur eerder denken dat hij het zenuwcentrum van een intensive-care-afdeling bemant … Hij is het gezicht van DOOI (Dienst voor OnderwijsOndersteuning en -Innovatie). En … Herman is de huisfotograaf van de UFSIA, die o.a. elk jaar de laatstejaars vereeuwigt tegen de historische gevel van het dierbare huis. We halen hem nu zelf eens voor de lens … We hebben een gezellige babbel. Gaandeweg ervaar je een bijzonder warm en positief ingesteld man, zeer communicatief en luisterbereid, verknocht aan de UFSIA met de klemtoon op de mensen die er studeren en werken. Niet eens zo vreemd dus dat zijn deur altijd openstaat. Geen schelle bel als je de drempel overschrijdt, maar helemaal in het kader van zijn activiteiten flitst de spot aan …
Attentie, attentie, opname nu Herman is van 1939 en overschreed dus de kaap van driemaal twintig, de gemiddelde leeftijd van de student die in het home Ten Prinsenhove op kot zit. Want daar begon de UFSIA-carrière van Herman Poriau, zestien jaar geleden. Een late roeping? Misschien. ’s Mensen lot maakt soms vreemde bochten en levert boeiende stof voor het curriculum vitae. Herman is in feite binnenhuisarchitect, een logisch gevolg van de betrokkenheid bij het werk van zijn vader, die meubelmaker was. ‘Manneke’ hielp graag in het atelier en leerde er naast het vakmanschap ook de sociale vaardigheden uit het contact met de stielmannen. Na zijn studie in Gent werd hij tekenaar voor zijn vader en ontwierp hij tal van café- en winkelinterieurs. Na een paar omzwervingen bij decorateurs verzeilde hij letterlijk en figuurlijk op de scheepswerven van Cockerill. Na kapsalons, laboratoria en chique interieurs, was dit de ultieme uitdaging: precisiewerk voor de kajuit van een schip.
Herman: “Het was niet alleen van belang dat in de krap bemeten ruimte alles voorzien werd, het moest ook in duurzaam, onbrandbaar materiaal zijn, dat bovendien aan bijzondere voorwaarden moest voldoen. Het voorbereidend werk was in deze branche dan ook van het grootste belang. In zo’n schip zijn immers veel mensen tegelijk aan het werk en is de ruimte erg krap. Alle montage-elementen moeten perfect passen en kant en klaar binnen gebracht worden. Ter plaatse kun je nauwelijks nog iets veranderen. Ik tekende het interieur uit, rekening houdend met al die bijzondere voorwaarden. Ik moest de technologie bedenken om een soort gemeenschappelijke module te ontwikkelen, die vervolgens voor ieder schip en zelfs iedere kajuit afzonderlijk, als minutieus maatwerk kon worden uitgevoerd. Scheepsbouw was een ambacht waar oude fierheid erg meespeelde en de ruimte voor innovatie erg klein was. De scheepswerf was mijn leven. Bij het faillissement in ’82, dacht ik: ‘Dit is mijn dood.’ Ik was 43, getrouwd en had twee kinderen.”
"Er is leven, er is leven na de dood …" Herman was in ’64 getrouwd met Elly Cops, misschien niet eens zo toevallig, de dochter van een waterklerk, al leerde hij haar kennen in een danstent na een bedevaart naar Scherpenheuvel … Een dochter en een zoon vervolledigden het gezin. Elly, regentes snit en naad, legde zelf vaak de laatste hand aan de opsmuk van de kajuiten. De sluiting van de scheepswerf was dan wel definitief, niettemin liet men een sprankel 7
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 8
hoop dat er misschien toch nog een oplossing in de maak kon zijn. Dat maakte de doodstrijd natuurlijk alleen maar pijnlijker en belemmerde het zoeken naar een andere baan. Elly was intussen onthaalmoeder geworden, wat voor het gezin uiteraard een welkome hulp was in het overbruggen van de moeilijke tijd. Herman vond werk bij een bedrijf voor winkelinrichtingen, maar zag daar met lede ogen aan hoe het jachtige en onsecure werkparcours tot tal van fouten leidde. Het ging in tegen het secure vakmanschap van Herman en zorgde regelmatig voor de nodige aanvaringen … “Gierigheid bedriegt wijsheid”, zegt Herman hierover. Uiteindelijk deed het hem afhaken. De pastoor van Boechout, de gemeente waar het gezin Poriau nog altijd woont, was in die tijd ook studentenpastor. Die wist te vertellen dat het studentenhome van de UFSIA op zoek was naar een invaller-receptionist voor ’s avonds. Herman aanvaardde en zo was hij elke avond van kwart over vijf tot kwart over één ’s nachts oog en oor in het home Ten Prinsenhove. Herman: “Aangenaam werk, vooral door het contact met de jongeren. Maar zeer moeilijk te combineren met thuis. Geen enkel uur klopte. Mijn vrouw hield stipt aan eet- en slaapgewoonten, vooral met het oog op haar onthaalkinderen. Ik paste niet meer in haar dagschema. Na een maand werd ik zowat de vaste invaller ad interim voor het home en halftijds receptionist aan de balie van de UFSIA. In 1984 werd ik voltijds voor het studentenhome geëngageerd. Toen werkte dat nog als een hotelsysteem: de studenten gaven hun sleutel af wanneer ze buiten gingen. Ik had contact met de studenten en hun ouders, en met de leveranciers voor de keuken. Er waren de telefoons en tussendoor het boekhoudkundige werk. Een sociale baan, die mij uiteraard in nauw contact bracht met de studenten en mij met hun specifieke behoeften en problemen confronteerde. Ik werd ook geregeld ‘uitgeleend’ aan de receptie in de Rodestraat en gebouw D.”
De wedergeboorte van de technoloog Aan de UFSIA was er intussen ook nood aan iemand die apparatuur als diaprojectors, geluidsinstallaties en dergelijke kon bedienen in de aula’s. Herman werd aangezocht en hij aanvaardde. Aanvankelijk opereerde deze dienst vanuit de “catacomben” onder de B-blok. Later verhuisde men naar een ruimte naast de bibliotheek en sinds 1990 vindt de dienst ruim onderdak in het Scribani-huis, aanvankelijk als het MMC, het Multimediaal Centrum. Het MMC werd omgevormd tot DOOI, Dienst voor OnderwijsOndersteuning en -Innovatie, die voorlopig bemand is met twee mensen. Germanist Filip Seuntjes is sinds enkele maanden verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de didactische en pedagogische infrastructuur in al haar facetten op de UFSIA-campus, en zal de dienst verder uitbouwen. Herman Poriau neemt de praktische uitvoering voor zijn rekening. De evolutie in deze sector is iedere lezer welbekend. Het is dan ook evident dat de omgang met al deze technologische snufjes permanente bijscholing vergt. 8
Wie DOOI nu bezoekt, ziet een goed uitgeruste studio en montagecentrum, waar op verzoek van de docenten zowat alles kan worden opgenomen dat bruikbaar of informatief kan zijn voor het leerproces. Ook voor de bibliotheek worden tal van programma’s opgenomen, gaande van economie over politiek naar psychologie en pedagogie. Zo ontstaat een schat aan informatie, die dan weer geoptimaliseerd kan worden door het bewerken, monteren en updaten. Poriau: “De technologische ontwikkelingen leveren eindeloze toekomstperspectieven. Je zou bijvoorbeeld vanuit een centrale eenheid via een netwerk beelden naar de aula’s kunnen sturen … Proffen kunnen bepaalde items voor hun colleges ook wel zelf opnemen. Niet zelden hebben ze echter een zekere ‘faalangst’ bij het gebruik van al die apparatuur en bovendien is de kwaliteit van een opname-eenheid als deze hier, thuis zelden te evenaren.”
De huisfotograaf voor de lens Poriau: “Mijn hobby’s zijn tekenen en fotograferen, verlengstukken van ‘zien’ en uiteindelijk ook verlengstukken van mijn opleiding, waarmee de cirkel dus mooi rond is.” Met al die goede apparatuur in huis, is het natuurlijk evident dat Herman opgeroepen wordt wanneer speciale gasten en/of events vereeuwigd moeten worden. Herman mét statief en zware schoudertas maakt bijna deel uit van de UFSIA. Sinds 1995 tekent Herman Poriau ook voor de jaarlijkse historische foto van de laatstejaars in de grote binnentuin. Eigenlijk een aandoenlijk moment. Al die jonge mensen op de drempel van de grote uitdaging, vol verwachting van wat komen moet, op de gevoelige plaat vastleggen, heeft iets sacraals. Als ik merk hoe onze klasfoto van weleer, genomen tegen diezelfde verweerde gevel, gekoesterd wordt en een avond verhalen kan losweken – anekdotes, maar ook biografische verhalen over mensen die er vaak al niet meer zijn – dan is het nemen van dat kiekje toch wel meer dan ‘een plaatje schieten’.
Herman op de surfplank Ons interview dateert van de laatste junidagen. Het is kalm op de campus, de laatste loodjes voor de studenten wegen zwaar. Voor Herman is het tijdens de examens relatief rustig. Tijd om nieuwe toepassingen uit te proberen, om te experimenteren met zijn arsenaal toestellen en … stilaan in de ban te komen van de vakantie. Want die blijkt heilig ten huize Poriau. Al dertig jaar lang verhuist de familie jaarlijks een maand naar zon en water in Spanje. Met de zelf ontworpen en handgemaakte surfplank, inclusief reusachtig zwaard. Een staaltje van puur vakmanschap in hout. Een gestileerd schip, waarmee Herman en zijn zoon de zee opgaan en zich even heerser van de oceaan voelen. Vandaar de baard … Al die willen te kaperen varen, moeten immers mannen met … Myriam van Loon
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 9
Studie-ijver en zelfdiscipline: een noodzaak Ook aan de Open Universiteit Antwerpen studeren economisten af In juli - of september - behalen tientallen studenten na een jarenlange volgehouden inspanning hun begeerde TEW-diploma. Maar zij zijn niet de enige UA-studenten die een economisch diploma behalen. Geregeld wordt aan de UA ook een bul van de Open Universiteit uitgereikt. Al vijftien jaar werkt Antwerpen samen met de Nederlandse Open Universiteit. Studenten kunnen hier een beroep doen op een studiecentrum dat de link tussen Antwerpen en het hoofdhuis in het Nederlandse Heerlen vormt. Het studiecentrum Open Universiteit mag dan al een minder bekende geleding van de UA zijn, toch studeren daar momenteel 540 studenten. Daarvan volgen er 75 een economische richting, de andere zijn verspreid over richtingen als informatica, milieuwetenschappen of psychologie. Een van die economiestudenten is, of beter was, Leo Versteynen. Hij mag zich sinds het begin van dit jaar – op zijn Nederlands – doctorandus in de bedrijfskunde noemen. “Het was een serieuze inspanning”, weet Versteynen te melden op de uitreikingsplechtigheid, “studeren combineren met een druk beroepsleven en een gezin met vier kinderen, het is zeker niet
vanzelfsprekend. Maar met keihard werken, ijzeren discipline en een strikte studieplanning ben ik er toch geraakt.” Zijn studie-ijver leverde hem in zijn werkkring de naam op van “de man die een steen kan doorbijten”. Voor de meeste studenten is het inderdaad een hele opgave. Negen studenten op tien hebben een voltijdse baan en vaak ook nog een gezin. Een sterke motivering, maar ook een grote dosis zelfdiscipline zijn voor hen een nog sterkere vereiste dan voor andere studenten. Bovendien zijn de studieprogramma’s bijzonder flexibel opgebouwd, en wordt er gebruikgemaakt van afstandsonderwijs. Weinig sociale controle dus, ook geen docenten die persoonlijk toekijken hoe je vordert in je studie. Je bent als student grotendeels op jezelf aangewezen, en zonder goede planning en zelfdiscipline is het gevaar zeer groot dat de studie nooit wordt afgerond.
Theorie in de praktijk, of was het omgekeerd? Anderzijds is het voor veel studenten juist een troef dat ze naast hun werk ook nog kunnen studeren. Zo ook voor Versteynen: “Ik werkte jarenlang als klinisch scheikundige bij Janssen Pharmaceutica. Geleidelijk aan zag ik mijn werk verschuiven naar meer managementgerichte taken. Een bijkomende vorming leek me daarom wel nodig, en voor mij was die opleiding bedrijfskunde het best geschikt.” Wat hij leerde kon hij dus ook onmiddellijk in de praktijk toepassen. Anderzijds waren zijn cursussen niet louter theorie, maar behandelden ze voor 9
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 10
hem vaak zeer herkenbare thema’s. Een situatie waar veel professoren en studenten wellicht enkel van kunnen dromen. Wie economie wil studeren aan de Open Universiteit heeft de keuze uit twee richtingen. Hij – de mannen zijn hier nog altijd in de meerderheid – kan kiezen tussen bedrijfskunde, zowat het equivalent van TEW, en economie, de meer theoretisch gerichte opleiding. Binnen deze twee opleidingen is er dan nog een ruime keuze aan afstudeerrichtingen. Zo kunnen studenten bedrijfskunde na een gedegen basisvorming opteren voor een specialisatie in marketing en logistiek, overheidsmanagement, internationale aspecten van het management, of organisatie en strategie. De economisten kunnen zich verdiepen in algemene economie of in financieel of administratief management. Een opleiding uitsluitend via afstandsonderwijs aanbieden is natuurlijk niet vanzelfsprekend. Het cursusmateriaal moet volledig de ontbrekende docent vervangen en moet dus goed doordacht ontworpen worden. Bovendien blijft bij studenten vaak de nood aan begeleiding hangen. Hier biedt het internet talrijke mogelijkheden. Het maakt vlotte contacten met docenten en studiebegeleiders mogelijk, en het kan ingeschakeld worden om allerhande practica te vervangen. Economie en bedrijfskunde starten het volgend academiejaar met elektronische begeleiding voor beginnende studenten. Stelselmatig zal dit uitgebreid worden, zodat over enkele jaren het internet in zowat iedere cursus aanwezig zal zijn. Op die manier kun je er natuurlijk ook voor zorgen dat de aangeboden informatie echt upto-date is. Bij gedrukt cursusmateriaal is dat niet altijd zo eenvoudig. De Open Universiteit is op dit gebied duidelijk de koploper in het Nederlands taalgebied.
Tweede kans De Open Universiteit is een Nederlands initiatief, maar al van bij de oprichting in 1984 sloten de Vlaamse universiteiten zich erbij aan. Het uitbouwen van twee universiteiten voor afstandsonderwijs in het Nederlandse taalgebied met een soortgelijk studieprogramma bleek immers weinig zin te hebben. Het overwicht ligt wel aan Nederlandse zijde. Nederland ontwikkelt de programma’s en de cursussen en levert ook de diploma’s af. Vlaanderen zorgt via de ontwikkeling van studiecentra aan iedere universitaire campus voor de ondersteuning van de Vlaamse studenten. Momenteel zijn dat er zo’n 1800, waarvan het merendeel, 70%, bij het Antwerpse en Gentse studiecentrum ingeschreven zijn. Die centra werken nauw samen met de universiteiten waaraan ze verbonden zijn. Zo kunnen studenten in Antwerpen onder meer bij een aantal docenten en assistenten van de Antwerpse TEW-faculteit terecht om uitleg te krijgen wanneer ze problemen hebben om de cursus ingestudeerd te krijgen. Ze kunnen ook gebruikmaken van de bibliotheken of computerlokalen. Wie aan het studiecentrum Antwerpen is ingeschreven, is immers ook student aan de UA. 10
Nederland haalde zijn inspiratie bij de British Open University, die twintig jaar eerder van start was gegaan. De toenmalige labourregering wou in de jaren zestig iets doen aan het geringe aantal arbeiderskinderen dat naar de universiteit ging. Men wilde een onderwijssysteem opzetten met een zo laag mogelijke toegangsdrempel. Men wilde ook mensen bereiken die vroeger de kans gemist hadden om te studeren. De Nederlandse Open Universiteit nam die filosofie over, en mikte in de eerste plaats op die ‘tweedekansers’. De programma’s werden dus zeer flexibel uitgewerkt, duidelijk gericht op mensen die werken en studeren wilden combineren. Er werden ook geen toegangsvoorwaarden vooropgesteld: wie 18 jaar is, kan starten, ook zonder diploma secundair onderwijs.
Studie als maatpak Hoewel een groot aantal studenten nog zuivere tweedekansers zijn, maken ze al lang niet meer de meerderheid uit. Heel wat mensen behaalden vroeger al een diploma hoger onderwijs. De Open Universiteit biedt hun de mogelijkheid een hogeschool- of graduaatsdiploma met een universitair diploma uit te breiden, een eerdere universitaire studie aan te vullen of vroeger opgedane kennis op te frissen. Een aantal studenten beperkt zich daarom tot het studeren van enkele cursussen. Zo tel je onder de economie- en bedrijfskundestudenten verschillende ingenieurs, juristen of mensen met een andere opleiding die via een uitgekiende selectie van een aantal vakken economische kennis willen opdoen of hun managementvaardigheden willen bijspijkeren. Een opleiding ontworpen als een maatpak, zeg maar. Ook Versteynen was geen tweedekanser: “Ik behaalde vroeger al een graduaat scheikunde. Dat had natuurlijk het voordeel dat ik een aantal vrijstellingen kreeg, wat de studieduur wel wat inkortte. Niettemin deed ik er uiteindelijk toch nog zeven jaar over.” Een ruime vrijstellingsregeling maakt een vlotte overgang van graduaatsopleidingen naar soortgelijke universitaire opleidingen mogelijk. En dat maakt het voor veel mensen natuurlijk aantrekkelijk. Toch blijven mensen soms nog een beetje wantrouwig aankijken tegen deze vorm van universitair onderwijs. Versteynen: “In vergelijking met landen als Nederland of Groot-Brittannië, waar afstandsonderwijs veel meer ingeburgerd is, staat men in België nogal sceptisch tegenover diploma’s en getuigschriften die je behaald hebt via avondstudie of zelfstudie. Over Janssen Pharmaceutica kan ik op dat punt niet klagen, daar werd ik zeer goed gesteund, en werd mijn inspanning sterk op prijs gesteld. Maar ik vind dat die opleidingen in Vlaanderen wel wat meer waardering zouden mogen krijgen. Het is immers niet evident een dergelijke keiharde inspanning te leveren om naast je werk een diploma van een meer dan behoorlijk niveau te behalen.” Paul Cordy
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 11
In welk soort bedrijf voelt een ondernemer zich thuis? The Capital Markets Company, opgericht in Antwerpen in 1998, is een onderneming met een geweldige opdracht. Zij wil immers het aanzien van de wereld van de financiële serviceverlening veranderen. Het is de eerste e-solutions provider die zich uitsluitend toelegt op de financiële markten. Als dusdanig ontwikkelt zij e-business-, risico- en operationele oplossingen voor banken, effecten-makelaars, vermogenbeheerders, verzekeringsmaatschappijen, industriële organisaties en beurzen. De onderneming heeft een duidelijke visie over hoe de wereld van morgen er zal uitzien. Zij verenigt dan ook denkers onder haar dak die vernieuwende ideeën hebben over de e-technologie en de financiële markten. Samen werken zij een blauwdruk uit voor een wereld die wordt getransformeerd door de technologie van het Internet. Het Internet heeft niet alleen de manier waarop mensen zaken doen veranderd, het heeft bedrijven ook gedwongen om hun organisatiestructuur en hun personeelsbeleid opnieuw onder de loep te nemen. De veranderingen volgen elkaar steeds sneller op. Voor ondernemingen komt het er dan ook op aan daar snel en adequaat op in te spelen. De gewijzigde economie geeft bovendien aanleiding tot een nieuwe vorm van rivaliteit tussen de bedrijven. Zij wedijveren met elkaar om getalenteerde werknemers in huis te halen, werknemers die de zeldzame capaciteiten bezitten die vereist zijn om bestaande bedrijven te leiden en nieuwe ondernemingen op te zetten. Menselijk kapitaal - het kostbaarste goed van The Capital Markets Company The Capital Markets Company wil het uitzicht van de financiële industrie van morgen mee bepalen. Wij gingen dan ook op zoek naar het nieuwe soort ondernemers dat de digitale economie op gang had gebracht. Om deze toptalenten te kunnen aantrekken en in dienst te houden, vroegen wij ons af: "Welk soort bedrijf hebben zulke mensen nodig?" We realiseerden ons dat een autoritaire vorm van management averechts zou werken. Ondernemers hebben ruimte nodig om beslissingen te nemen. Zij willen niet de hele tijd iemands goedkeuring te hoeven vragen. Zij zoeken voortdurend nieuwe uitdagingen. Zij voelen zich dan ook goed in een werkomgeving die hen van het ene project naar het andere voert, en zelfs van het ene land naar het andere. Zij willen hun leven lang nieuwe dingen blijven leren en zich voortdurend verder ontwikkelen op professioneel vlak - dat maakt nu eenmaal deel uit van de kennis-economie.
Rob Heyvaert , Stichter & CEO
The Capital Markets Company is gewoon geknipt voor de ondernemer. Iedereen kan mede-eigenaar worden van de organisatie en delen in de winst die onze groei oplevert. Wij bieden onze mensen een voedingsbodem voor hun nieuwe ideeën door hen de nodige ruimte en hulpmiddelen te verschaffen - precies wat zij nodig hebben als ondernemer. Wij helpen hen hun ideeën om te vormen tot oplossingen voor de klant. Een vlakkere organisatiestructuur maakt het ons mogelijk ons meer open te stellen voor de inbreng van iedere medewerker. Dat moedigt de mensen immers aan om optimaal bijdragen te leveren. Geen gelaagde managementstructuur voor The Capital Markets Company! Onze onderneming is georganiseerd rond "beslissingslijnen" in plaats van een hiërarchie. Bij ons kan iedereen doen wat hij nodig acht om zijn doelstellingen te verwezenlijken en de opdracht van de onderneming te volbrengen. Onze ondernemers kunnen dan ook input geven voor een bepaald project, terwijl ze aan het hoofd staan van een ander. Deze ingebouwde flexibiliteit stimuleert hen ook om op verschillende plaatsen ter wereld aan projecten te werken. (Sinds zijn oprichting heeft The Capital Markets Company kantoren geopend in Antwerpen, Brussel, Londen, Parijs, Frankfurt, New York, San Francisco en Singapore). The Capital Markets Institute - opleiding en professionele ontplooiing The Capital Markets Institute werd speciaal opgericht om de professionele groei en de persoonlijke ontplooiing van onze medewerkers te bevorderen. Al onze personeelsleden kunnen hier terecht voor een diepgaande opleiding, gebaseerd op recente bevindingen van industriële vorsers en van ons adviescomité. In dat laatste zetelen grote namen uit de technologische en financiële wereld die op een jarenlange kennis kunnen bogen. Dankzij "the institute" wordt deze kennis ook doorgegeven, zodat zowel onze klanten als ons personeel er wel bij varen. Iedere werknemer kiest een coach die hem bijstaat in zijn professionele ontwikkeling en advies verstrekt met betrekking tot zijn loopbaanplanning. Het Instituut verstrekt ieder jaar in september een intensieve algemene opleiding van vier weken aan pas afgestudeerden, die zorgvuldig worden geselecteerd. Zij leren er alles over de financiële markten, de verschillende technologische middelen en hun invloed op de markt, en zij krijgen ook informatie over de bedrijven die tot ons klantenbestand horen. Tijdens deze vier weken geraken zij vertrouwd met de onderneming en haar kernwaarden, en zij maken kennis met collega’s van overal ter wereld. De belangrijkste boodschap die The Capital Markets Company zijn werknemers meegeeft, is dat zij steeds bereid moeten zijn te leren: je moet ervan uitgaan dat je nooit genoeg weet, op welk niveau ook. Iedere nieuwe werknemer brengt immers verandering in de organisatie.
www.capco.com
11
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 12
Luc Beernaert plant nooit zijn eigen toekomst UFSIA-alumnus werd topman van het Federaal Voedselagentschap In het Antwerpse coördinatiecentrum van Société Générale de Surveillance, een onafhankelijk controleorganisme dat aan bedrijven kwaliteitscertificaten verleent, konden we Luc Beernaert (promotie 1969) nog net strikken voor een tussentijdse balans van zijn beroepsleven. Bij SG S, waar hij het tot secretaris-generaal schopte, was hij immers bijna zijn koffer aan het pakken om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Hij aanvaardde onlangs een benoeming als gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Een vreemde bocht in een boeiende loopbaan, of het zoveelste bewijs dat je als UFSIAalumnus alle kanten op kunt? Voormalig Westkanter Luc Beernaert (53), in 1969 afgezwaaid als licentiaat TEW- richting bedrijfseconomie, is fier op zijn roots in Ardooie. “Ik weet ook niet hoe het kwam dat de UFSIA destijds zo’n sterke aantrekkingskracht uitoefende op West-Vlamingen en al evenmin of dat nu nog zo is”, begint hij. Wij alvast gissen dat het wellicht een begin van verklaring is voor het vandaag welig tierende ondernemerschap in deze nijvere provincie. Econoom Luc Beernaert kan verrassend filosofisch uit de hoek komen. Je merkt dat al vlug. Het eerste jaar van zijn ‘actieve’ bestaan – hij noemt dat het ‘zoekjaar’ – was hij redacteur bij de Financieel Economische Tijd. “Een duidelijke kijk op carrière had ik eigenlijk niet, maar de ervaring bij een krant is nooit weg”, zo klinkt het. Een jaartje later was hij voor twee jaar ontwikkelingswerker in het toenmalige Zaïre. Dat leek hem een stuk zinvoller dan legerdienst. Op zijn WestVlaams: het siert hem. Intussen was hij getrouwd, teruggekeerd naar de heimat en had hij opnieuw de rangen van de voornoemde krant versterkt. “Ruim een jaar later (1971) werd de man die de Financieel Economische Tijd leidde, beheerder-directeur van het Vlaams Economisch Verbond”, vertelt hij. “Het VEV begon toen een studiedienst op poten te zetten. Daar heb ik veel nieuwe dingen kunnen doen en bijleren. De UFSIA is een prima uitvalsbasis, maar van dan af moet je ’t zélf doen. Een van de grote valkuilen waarin een jong afgestudeerde kan trappen is denken dat hij volleerd is”, filosofeert hij andermaal. 12
Bedrijfssubsidies: zinloos Bij het VEV kreeg Luc Beernaert heel wat op zijn bord. Daarvoor spijkerde hij zijn kennis van econometrie bij. “Belangrijk vond ik dat het VEV een organisatie is die met ondernemingen werkt. Daardoor kom je met je neus direct op de reële bedrijfsproblemen terecht: aanvankelijk vrij alledaagse, zoals details van de expansiewetgeving, ontstaan onder het bewind van politici als Luc Dhoore en Mark Eyskens. Wil je ondernemingen helpen, dan moet je niet alleen de wet gelezen hebben, maar ook vertrouwd raken met alle concrete toepassingen ervan, bijvoorbeeld wat het een ondernemer oplevert. Je leert vooral hoe een overheid denkt en hoe je dat spel moet spelen. Tegelijkertijd krijg je daarover een macro-opinie.” Hij verhult niet dat hij op die manier een fervent tegenstander werd van subsidies. “De overheid werkt een complex systeem uit om centen uit bedrijven te pompen om die er daarna via een zeer duur mechanisme weer in te spuiten. Waarom ze dan niet laten waar ze zitten? Overheidssteun blijft nefast. Wie bewijst dat hij op een eerlijke manier het best presteert, zou zijn winsten moeten kunnen behouden voor verdere groei, ten bate van de werkgelegenheid. Met de artikelen die ik schreef vanuit mijn diepe overtuiging dat fiscale verlichting beter is dan subsidiëren, zou ik allicht moeiteloos een pocket kunnen vullen. Voor wie me daarom vroeg, stond ik steeds klaar. Je moet immers gelezen worden en mijn overtuiging dreef mijn pen.” Door de aderen van Luc Beernaert stroomt journalistenbloed. “Ik koester de schrijfmicrobe zelfs, hou van iets dat goed gezegd is. Ben je overtuigd van je boodschap, dan móet je die zo goed mogelijk brengen. Heel interessante dingen, saai toegelicht, scoren niet. Maar toen René De Feyter leider werd van het VEV, begreep hij heel snel dat een onafhankelijke krant, wilde ze haar geloofwaardigheid bewaren, geen spreekbuis kon zijn van een organisatie. Naarmate de redactie uitdeinde, werd de navelstreng tussen de Financieel Economische Tijd en het VEV doorgeknipt. Politiek kleurloos stelt deze zakenkrant nu vast en deelt mee. Ook de politieke verslaggeving daarin kun je vergelijken met de koele neutraliteit van VRT-journalisten.”
Een nieuw hoofdstuk Luc Beernaert stapte in 1988 over naar SGS. In België is SGS de tak van een internationale stam met hoofdkwartier in Genève. De roots van de groep, wereldwijd de grootste als inspectie- en verificatie-
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 13
maatschappij, liggen echter in ons land. Daar realiseren 1200 mensen een omzet van 4,5 miljard frank. “Bij het VEV voelde ik me echt goed, ik had er heel wat kunnen opsteken. Maar ik kreeg de kans om eens iets heel anders aan te pakken, mét de lat van de winst- en verliescijfers. En daaraan had ik juist wat behoefte.” De vraag of er een headhunter bij te pas kwam wuift hij weg met de repliek dat niemand gehunt wordt voor een baan. “Er moet wederzijdse openheid bestaan en die was er. Traditioneel had de SGS-groep in zijn sector een weinig opvallende, bijna onzichtbare positie. Dit bedrijf speelde altijd mee in de frontlinie maar niemand zag, noch ziet het. Ten tijde van de dioxinecrisis waren wij aangezocht, omdat we het enige dioxinelaboratorium hadden. Van nature uit zijn wij controleurs. Die moeten wel bescheiden blijven. Gevolg: sectoren die ons gebruiken, kennen ons zeer goed. Maar als neutrale professionals voeren wij verder geen barnumreclame. We doen gewoon ons werk. SGS is zeer arbeids- en scholingsintensief en heeft vrij veel hooggeschoolden in dienst. Vaak ongemerkt moet haast iedereen zich wel permanent bijscholen. Zelf raakte ik hier vertrouwd met de wereld van inspecties en controles.” En meteen staan we op de deurmat van zijn nieuwste uitdaging, die hij in augustus heeft aangenomen.
Het gemeenschappelijk belang Van de liefst 115 kandidaten die deelnamen aan de selectieprocedure om het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), opgericht in het kielzog van de dioxinecrisis, te leiden, werd Luc Beernaert uitverkoren. “Ik heb gewerkt voor de algemene belangen van bedrijven, vervolgens voor het belang van één bedrijf, maar de public purpose-wereld, daar had ik nog niet van geproefd”, motiveert hij zijn beslissing. “Dat is ook anders meetbaar: daar mag niets gebeuren, althans niets waarop de media springen. Dát moet het streven zijn van dit agentschap.” Tijdens ons gesprek had hij nog geen heldere kijk op zijn toekomstig takenpakket, wél op waar de klepel
hangt. De dioxinecrisis maakte nog maar eens pijnlijk duidelijk hoe belangrijk goede communicatie wel is. “De voedselketen is erg lang, heeft vele schakels. Je moet die keten helemaal onder controle houden, niet bij elke schakel een mannetje hebben, wél weten, als er wat mis loopt, waar het begonnen is. De oorsprong van een probleem, de zwakke schakel, moet opspoorbaar blijven en je moet ook weten tot waar het euvel is uitgedeind. Dan kun je onmiddellijk de kwaal omschrijven.” Een heldere visie. Luc werkt vanaf augustus samen met mensen van het overheidsdepartement Landbouw, van de Eetwareninspectie en het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK), met twee Directoraten-Generaal van het Ministerie van Landbouw. “Communicatieproblemen zijn er in iedere organisatie”, relativeert hij. “Om een onduidelijke reden communiceren mensen ofwel te veel, ofwel te weinig. Maar geef je hen dan ook nog een andere overste, een ander adres, en weet je dat ze uit andere culturen en milieus komen … Een veearts is geen landbouwingenieur. Ze hebben een andere opleiding, vormen onder mekaar goed samenklittende groepen, werken in andere structuren. Je moet hen organisatorisch samenbrengen en één gemeenschappelijk project geven. De dioxinecrisis was, naast een probleem van vet of smeerolie, in grote mate een communicatieprobleem.” Kortom, het oliën van de schakels van die keten beschouwt Luc Beernaert als een belangrijk deel van zijn opdracht.
Banden smeden Luc is getrouwd en heeft een zoon-socioloog. Zijn schaarse vrije tijd gaat naar literatuur en concerten. “Het hoeft niet noodzakelijk klassieke muziek te zijn, al werkt die erg ontspannend en zet die aan tot denken. Iemand zei me dat er slechts twee soorten muziek zijn: goede en slechte”, grapt hij. Van de UFSIA-professoren herinnert hij zich vooral de didactisch goed besnaarde. Professor Reymen van statistiek bijvoorbeeld. “Had hij je iets uitgelegd en je snapte het nog niet, dan was je volgens mij een hopeloos geval.” “Aan café De Driekoningen, aan de Stadswaag bewaar ik mooie herinneringen. Het aanknopen van goede relaties tijdens de studententijd is even belangrijk als het knokken voor het diploma. Kamergeleerden halen het niet. Heb je met iemand pinten gedronken of ben je er samen mee op kot geweest, dan ga je met die persoon ook zakelijk heel anders om. Studeren is investeren in kennis én in het smeden van vertrouwensbanden. Carrière maken plan je niet. Dat overkomt je. Je moet de kansen grijpen die zich aandienen en er wat van maken. In loopbaanplanning geloof ik niet. Ik verkies gewoon taken die ik graag doe. Van problemen heb ik nog nooit wakker gelegen. Ze gaan toch niet lopen. Waarom er dan de wacht bij houden?” Spijkers met koppen. De vraag van een rasecht filosoof. Ben De Bruyn 13
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 14
Voor het heil der Nederlanden… hoog de pint!
De oprichting van het KVHV-Antwerpen Studeren aan de UFSIA heeft studenten vaak geïnspireerd tot het oprichten van studentenverenigingen. Soms bleken het eendagsvliegen, maar sommige hebben op enkele decennia tijd een rijke traditie opgebouwd en kennen ook nu nog een bloeiende werking. Een daarvan is het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Martin Decancq, het huidige hoofd van de Financiële Dienst van de UFSIA, stond in 1973 mee aan de wieg van het KVHV in Antwerpen. Martin Decancq zat in zijn tweede kandidatuur toen hij voor het eerst in contact kwam met de groep studenten die het KVHV zouden oprichten. “De eerste keer kwamen we bijeen op een vergadering die door Lionel Vandenberghe – toen en nu nog hoofd van de studieadviesdienst van de UFSIA – was bijeengeroepen”, herinnert Decancq zich. “We waren met een twintigtal, ongeveer gelijk verdeeld over studenten uit de Rechten en uit TEW. Ons doel was om een soort debatclub op te richten, waar vooral over politiek in het algemeen en de Vlaamse kwestie in het bijzonder gediscussieerd zou worden. Die groep kon je grosso modo in drie delen. Je had de echte radicale hardliners, waar later de Nationalistische Studentenvereniging (NSV) uit zou ontstaan, dan had je de democratische Vlaams-nationalisten, en tot slot had je mensen zoals ik, die niet echt nationalistisch waren, maar wel een grote belangstelling hadden voor de Vlaamse kwestie.” Op die eerste vergadering – een stichtingsvergadering avant la lettre eigenlijk – kreeg de debatclub al een bestuur. Kris Barrezeele, een TEW’er die later in de journalistiek zou belanden en onder meer nog voor Alumni Nieuwsbrief schreef, nam plaats op de voorzittersstoel, Martin Decancq kreeg de centen onder zijn hoede – hij zou penningmeester blijven tot hij afstudeerde. Men had een bestuur, maar hoe het verder moest, dat was een andere vraag. Antwerpen kende een bloeiend studentenleven, maar voor een dergelijke club, die zich veeleer met politiek dan met “studentikositeit” wou bezighouden, bestond er niet echt een referentiepunt. Lionel Vandenberghe suggereerde dat men contact moest opnemen met het KVHV in Leuven. “We werden daar heel goed ontvangen”, zegt Decancq, “in die zin dat ze ons toestonden de naam KVHV te gebruiken. Maar toen we vroegen om ons ook financieel te ondersteunen, bleek hun welwillendheid al een stuk minder groot.” KVHV bestond toen al meer dan 70 jaar 14
en was in Leuven een gereputeerde studentenvereniging. Men wilde eerst zien wat die uit Antwerpen er van terecht zouden brengen vooraleer geld in hun vereniging te stoppen. Uiteindelijk kon Antwerpen met de hulp van een oud-student uit Leuven toch een startkapitaaltje losweken.
Studenten en politiek De nieuwe KVHV-afdeling telde een vijftigtal leden, waarvan goed een derde als actief lid kon worden beschouwd. Hoofdactiviteit was het organiseren van debatten. “Ter extreem-linkerzijde hadden we op dat moment overigens een tegenhanger”, vertelt Decancq. “De Marxistisch Leninistische Beweging (MLB) was ook in Antwerpen actief. Die hielden zich voornamelijk bezig met ‘bijbelexegese’ van de geschriften van Marx, een uitvloeisel uit de geest van de jaren zestig. Politiek leefde meer onder studenten dan nu, maar je moet dat zeker niet overdrijven. Het hoogtepunt van mei ’68 – de studenten die de wereld gingen veranderen – lag toen al duidelijk enkele jaren in het verleden. Midden jaren zeventig was die politieke hausse al grotendeels weggeëbd.” Het KVHV dobberde een tijdje voort als debating club, maar kwam voor het eerst echt in de belangstelling bij een bezoek van de koning aan de UFSIA. Het KVHV zette een protestactie op, en het ledenblad Tegenstroom werd op grote schaal onder de studenten verspreid. “Maar waar we echt meer studenten mee bereikten”, zegt Decancq, “was een actie in 1975 rond de toegankelijkheid van het meisjeshome in de Lange Nieuwstraat. Dat was naar de normen van nu een soort klooster waar de inwonende meisjesstudenten ’s avonds nauwelijks buiten mochten. We zijn toen bij zuster Van Melkebeke, die het home beheerde, op het matje geroepen: het kon toch niet dat een katholieke
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 15
studentenclub zo’n protest organiseerde. In ieder geval was onze naam onder de studenten toen wel gemaakt.” Naar aanleiding van die actie kwam ook de latere preses Bart Vandermoere, een student uit de Rechten, bij het KVHV. Onder zijn leiding groeide het KVHV uit tot een grote vereniging, en raakte ze ook meer op het studentikoze spoor. Decancq: “Van dan af kreeg je de klassieke activiteiten: cantussen, zwanenzang. We gingen petten en linten dragen en zo. En, niet onbelangrijk, we gingen onze werking uitbreiden naar studenten van de verschillende hogescholen die Antwerpen rijk is. Ons ledenaantal was rond die tijd gegroeid tot een goede 200 studenten. Niet alle studenten waren echter even geïnteresseerd in onze politieke werking, sommigen kwamen voornamelijk voor de studentikositeit.”
Scheiding der geesten Die groei zorgde voor problemen met de meer radicale vleugel van het KVHV. “Het KVHV probeerde bewust het ultrarechtse vaarwater van een deel van de Vlaamse Beweging te vermijden”, legt Decancq uit. “Dat viel bij een deel van de leden niet in goede aarde. En daardoor kwam het in 1976 tot een scheiding der geesten met de radicale hardliners, die het spoor van de rest van het KVHV niet meer wilden volgen.” Uiteindelijk scheurde een deel van het KVHV zich af. Maar dat ging niet zonder problemen. Want wie mocht nu de naam KVHV verder gebruiken? Dat leidde tot
een hele vaudeville, met onder andere een race naar het Staatsblad om als eerste de statuten voor de oprichting van de vzw KVHV gepubliceerd te krijgen. Uiteindelijk moest Leuven als scheidsrechter optreden, en daar trok men duidelijk de kaart van de democratische Vlaams-nationalisten. Resultaat was dat de extreemrechtse vleugel definitief met het KVHV brak en het NSV oprichtte. “Een dergelijke splitsing was onder andere ook nodig om onze onafhankelijkheid te bewaren. We hebben altijd geprobeerd te vermijden om in de invloedssfeer van partijen te belanden”, zegt Decancq. “Dat was een bewuste keuze, die niet altijd gemakkelijk te handhaven was, en ook niet altijd even gemakkelijk werd aanvaard door anderen. Men kleeft je zo vlug een partijpolitiek etiket op.” Ook in de academische wereld werd het KVHV niet zonder slag of stoot aanvaard. Decancq: “Voor sommige professoren kon het duidelijk niet dat je lid was van het KVHV, andere hadden openlijk sympathie voor ons. Maar dat is wellicht typisch voor een vereniging die zich Vlaams-nationalistisch opstelt. Veel mensen staan onverschillig tegenover de Vlaamse kwestie. Wie wel geïnteresseerd is, is ofwel uitgesproken voorstander of uitgesproken tegenstander van de Vlaamse Beweging. Het debat lokt altijd heftige emoties uit. Ook in eigen kring. Wij hadden soms zeer scherpe ruzies over ideologische kwesties. Dat over-emotionele heeft mij altijd wel wat gestoord.” lees verder pag. 16
15
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 16
De Wikings keren terug! Het bestuur van de Wikingssenioren stelt zijn activiteiten voor Alle UFSIA-alumni kennen de Wikings als een dynamische studentenvereniging. Wie wist dat Wikings ook na hun UFSIA-tijd op strooptocht blijven gaan? Alumni Nieuwsbrief vroeg de driekoppige bestuursploeg van de Wikingssenioren de vereniging even voor te stellen. Wilfried Patroons, Ludo Beersmans en Marc Van Hauwermeiren hebben heel wat interessante initiatieven op stapel staan. Wie zijn de Wikingssenioren? Wilfried Patroons: “Na de studietijd verzwakt vaak de informele band met de UFSIA. Wij startten onze vereniging op om de band met Sint-Ignatius weer aan te halen. Wij bieden de TEW-alumni een platform in een gemoedelijke sfeer. Zo komen wij elke tweede donderdag van de maand samen in het Lantaernhof in Wommelgem. Een uitstekende gelegenheid om een babbeltje te slaan met oude studievrienden over alle leeftijden heen.” Marc Van Hauwermeiren benadrukt de gezellige sfeer: “Wij zijn geen studievereniging. Economische studiedagen laten wij over aan de officiële alumniwerking van de universiteit. Wij gooien het bewust over een andere boeg. Wij zijn geen economische club, maar een vriendenkring met ruime interesses.” Welke activiteiten organiseren jullie zoal? Marc Van Hauwermeiren: “We doen grosso modo drie dingen: voordrachten, wandelingen en gezellige samenkomsten. Voor onze voordrachten zoeken we interessante sprekers. Zo kregen we onlangs nog Mia Doornaert van De Standaard op bezoek, en Cas Goossens, extopman van de VRT, zette de toekomst van radio en tv in de spotlights. Lichtverteerbare en best gevarieerde thema's dus.” Wilfried Patroons: “Regelmatig trekken we onze wandelschoenen aan voor een fikse wandeling in de Ardennen. Nog een ander leuk initiatief: ons zomerpintje. We spreken af in een groene omgeving om gezellig te keuvelen rond pot en pint … de avond kan dan gewoon niet meer stuk.” Jullie zijn senioren, hoe zit het met de leeftijdsgrens? Wilfried Patroons fluit me even terug: “We richten ons tot alle alumni, ongeacht hun leeftijd. Recent
hebben we een jongerencel opgericht, die nu samen met recent afgestudeerde Wikings-presidiumleden een initiatief op touw gaat zetten. Toegegeven, het is wel moeilijk mensen voor hun televisie weg te halen. Vandaag krijgen pas afgestudeerden een leuke baan haast op een presenteerblaadje aangeboden, ze doen niet echt aan networking. Toch mag je de kracht van zo'n informeel UFSIA-netwerk niet onderschatten. Je ontmoet er mensen van alle leeftijden, actief in de meest uiteenlopende domeinen. In die omgeving, bij die contacten doe je vaak weer net dat tikkeltje inspiratie meer op.” Marc Van Hauwermeiren zoekt bewust naar een lage drempel: “We zien het niet allemaal zo officieel. Ik zeg gewoon: neem je beste vriend of vriendin op sleeptouw en loop eens langs op onze bijeenkomst of schrijf je in voor een activiteit. Zo'n groep moet iedereen op zijn manier zelf mee maken. Iedereen is van harte welkom. Wie lid wordt krijgt maandelijks De Snek in de bus.” Ik gris snel het programma van de komende weken mee. De nieuwsgierigen kunnen Marc Van Hauwermeiren bellen op: 03-239 48 29. Voor 900 BEF word je lid. Storten kan op rekeningnummer 645-1001314-18 met vermelding van je promotiejaar. • do 12 oktober 2000 om 20.30 uur Voordracht over Emotionele Intelligentie • do 9 november 2000 om 20.30 uur Voordracht van Jacques Claes bij zijn Mijmeringen over de twintigste eeuw Paul Sambre
vervolg pag. 15
Al was er sympathie van een aantal professoren, toch waren ze niet rechtstreeks betrokken bij de werking van het KVHV. Decancq: “Het bleef in eerste instantie een studentenvereniging. We hadden in het begin wel steun van Lionel Vandenberghe, maar ook hij heeft nooit in een bestuur of zo gezeten. Het was een studenteninitiatief, dat alleen door studenten is uitgewerkt.” Het waren ook echte pioniersjaren voor die studenten. Ze beschikten over weinig geld en moesten zelf uitzoeken hoe ze zaken moesten organiseren. “Onze inkomsten 16
waren zeer beperkt”, herinnert Decancq zich, “en dat maakte iets organiseren soms wel moeilijk. Zo openden we na een tijdje een klein secretariaat. Maar om de huur te betalen moest ik dikwijls kunst- en vliegwerk uithalen met het weinige geld dat onze activiteiten opbrachten. Ik heb toen mijn eerste ervaring opgedaan met budgetbeheer met weinig middelen. Je leert zo toch dat als je iets wilt organiseren, niet alles vanzelf gaat.” De UFSIA doet nu met die ervaring regelmatig haar voordeel. Paul Cordy
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 17
Generalist van de vergulde pil
Gesprek met
Jan Bussels
Jan Bussels (promotie 1993) kent de UFSIA-studentenbeweging van nabij. In 1989-1990 trok hij als voorzitter hard aan het Unifac-team. Op zijn 31ste bouwt hij als Sales & Marketing Director Psychiatry Unit mee aan de toekomst van Janssen-Cilag. Hij sleutelt er aan een nieuw informatieconcept voor de farmaceutische sector. Wel jong, maar zeker niet gek. De avond voordien nog was Jan te gast aan de UFSIA. Bij de medesponsor van de eerste afstudeerbarbecue borrelen herinneringen op aan de studietijd: “Vandaag swingen de budgetten bij studentenverenigingen de pan uit. Amper tien jaar geleden organiseerden we al klassiekers als het UFSIA-galabal en de openings-td, maar in vergelijking met nu was onze kas klein bier. We studeerden af in volle economische crisis. De studenten van vandaag zijn iets meer verwend, ze moeten niet zelf hengelen naar een baan. De bedrijfswereld heeft duidelijk de student als doelgroep ontdekt. De constante blijft de fantastische sfeer bij die studentenactiviteiten. Als Unifac’er werd je ook in het politieke spel van Faculteitsraad en Rectorale Raad gegooid. Die beheerskant van een groot orgaan komt me nu nog goed van pas. Ik zou mijn Uni-
fac-tijd met de ervaring van nu graag eens overdoen.” En passant groet Jan een oud-collega die intussen aan de UFSIA werkt. “Ik ken haar nog vanuit mijn tijd bij E.O.R.T.C., een Europese koepel voor kankeronderzoek. Door een toeval was ik na mijn studie in de gezondheidseconomie beland. De farmaceutische sector vond ik altijd al boeiend. Bij Bio-Pharma maakte ik binnen een eenmansdepartement economische evaluaties van geneesmiddelen. Eén duidelijke opdracht: we bieden je geen garantie voor de toekomst, hou de boel draaiend. Ik leerde er de stiel kennen.” Amper anderhalf jaar later zou Jan meewerken aan economische evaluaties van geneesmiddelen bij het E.O.R.T.C., op een veel grotere schaal. 17
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 18
Goed uitgedokterd Jan voelde zich in die zuivere researchomgeving tussen ellenlange rapporten niet helemaal in zijn sas. Tijdens zijn studententijd was hij al meer een doener dan een boekenwurm geweest. Via een headhunter belandde hij bij Janssen-Cilag, dochter van Johnson and Johnson. Hij mocht dadelijk ongeremd de handen uit de mouwen steken: “Ik startte voor België het FuturCare-project, een geïntegreerd zorgprogramma voor de psychiatrie. Traditioneel is marketing binnen de geneesmiddelensector productgerelateerd. We verlegden onze aanpak naar een globale disease-gerelateerde benadering. Voor de eerste keer richtte een bedrijf zich op de patiënt zelf en op de hele keten van zorgverstrekkers, van verpleegkundige tot specialist.” Is het niet moeilijk binnen een grote organisatie buiten de platgetreden paden te treden? Jan Bussels beaamt: “Als nieuwkomer had ik een lengte voorsprong door mijn gebrek aan vooroordelen. Ik was niet besmet door routine en stelde voortdurend vragen: ‘waarom doen we dit op die manier?’ of ‘kan het zo niet sneller?’. Wat mij vanzelfsprekend leek, vond de organisatie net heel innovatief. Binnen die totaalaanpak introduceerden we twee onderdelen: educatie en evaluatie. Enerzijds leidden we verpleegkundigen en familieleden op, terwijl de traditionele formule zich uitsluitend richtte tot de arts. Anderzijds ontwikkelden we evaluatiesoftware om patiënten te evalueren in hun ziektegeschiedenis. Die aanpak werpt voor iedereen vruchten af: voor de patiënt, voor de behandelende arts en voor ons bedrijf. Chronisch zieken staan binnen de psychiatrie immers niet voortdurend onder ziekenhuistoezicht. Ook voor de familie ligt de drempel naar de ziekenhuisopname hoog. De systematische focus op patiënten blies de informatiedoorstroming tussen de betrokken partijen nieuwe zuurstof in.”
e-pillendraaier? Het project werd een succes. Meer nog: JanssenCilag besliste zijn activiteiten internationaal op dezelfde leest te schoeien. Begin 1999 werd Jan dan ook Sales & Marketing Director van de psychiatrieunit. Janssen-Cilag wil zich in 2000 via een portal site opwerpen tot internationale informatieverstrekker nummer één binnen de psychiatrie: “We willen beslist geen geneesmiddelen verkopen op internet. We zijn meer dan pillendraaiers. Voor de patiënt en diens omgeving profileren wij ons als een e-informatieplatform dat alle partijen bij elkaar brengt. Het gaat meer over communicatie en interactie tussen mensen dan om pillen en poeders. In die zin geloof ik rotsvast in de new economy: het nieuwe medium zal de aanzet geven tot een nieuwe vorm van relaties.” Raakt een economist makkelijk op de golflengte van apothekers, artsen en biochemici? Jan vindt dat beeld van de sector een misvatting in het kwadraat: “Iedereen moet zijn business runnen: het ziekenhuis, de spe18
cialist en zelfs de patiënt. Verzorging is een heel economisch gegeven. In die omgeving is de economist een generalist die alle partijen aan elkaar lijmt. Dat globale perspectief biedt je vaak een neuslengte voorsprong. Je probeert je in te leven in de uitdagingen die je zakenpartners zich stellen. Empathie is voor mij het sleutelbegrip.”
Empathische non-conformist Jan runt sinds een paar jaar een team medewerkers: “Mijn collega’s noemen mij een teamplayer, recht voor de raap. Ik ben nogal kritisch ingesteld, dat is waar, en dat valt niet altijd in goede aarde. Ik probeer me vooral in te leven in wat mijn medewerkers belangrijk vinden. Voor de ene is dat stabiliteit, voor de ander een flexibel werkschema.” Janssen-Cilag maakt deel uit van de farmaciereus Johnson and Johnson. Jan Bussels waardeert, binnen dit oerdegelijke en ethische bedrijf, de grote mate van autonomie: “Zelf vind ik een loyaal engagement tegenover je firma belangrijk. Dat bereik je makkelijker bij een bedrijf dat zelf hoge ethische normen hanteert. Er ontstaat bij een opdrogende arbeidsmarkt een trendbreuk: goede kandidaten worden vragende partij en eisen een flexibele benadering. Ik merk dat we afstappen van de traditionele formule, waar de overstap naar een andere baan vooral gepaard gaat met een voller loonzakje. Ons bedrijf differentieert in termen van levenskwaliteit: voor de ene blijft dat het loon, voor de ander meer vrije tijd of goede kinderopvang, voor nog een ander opleiding of gevarieerde projecten. Een degelijk bedrijf speelt op dat soort trends flexibel in.” Hoe ziet hij de toekomst? Jan Bussels: “Ik ben jong. De tijd speelt in mijn voordeel. In een grote groep bieden er zich vanzelf opportuniteiten aan. Ons bedrijf stimuleert persoonlijke ontwikkeling. Ik laat de dingen op mij afkomen zonder zelf te jagen op promoties. Te vaak zie ik dat mensen meer bezig zijn met zichzelf dan met hun baan. Op lange termijn leidt dat tot frustraties.” Jan bouwt voor zichzelf duidelijke rustmomenten in. Hij is net terug van een vakantie in Indonesië. Vorig jaar trok hij bewust van de sinjorenstad terug naar de bronsgroene ruimten van zijn Limburgse roots. Daar laadt hij zijn batterijen op met schoffelen in de tuin: “Ik moet nu wel een paar uur per dag pendelen, maar die flexibiliteit heb ik er voor over. Ik richt mijn werk in naar mijn privé-leven en niet omgekeerd.” Voor de nieuwe UFSIA-alumni, die hij gisteren nog persoonlijk kon ontmoeten als afgevaardigde van Janssen-Cilag op hun afstudeerbarbecue, heeft Jan nog een goede raad in petto: “Start niet met te hooggespannen verwachtingen. The sky is the limit, maar laat je niet meezuigen: maak je keuzes liever zelf.” Paul Sambre
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 19
Een gesprek met alumna Sandy Ceulemans Een hart voor Antwerpen
Stedelijke administratie, kabinetswerk, toerisme. Met als rode draad haar liefde voor Antwerpen. Sandy Ceulemans (promotie 1992), operationeel manager van de Toeristische Dienst van Antwerpen, promoot ‘haar’ stad. Zij zette mee haar stempel op ‘Magisch Antwerpen’, de feestelijke opening van het toeristisch seizoen 2000.
“Als ik eerlijk moet zijn: mijn voorkeur ging uit naar geneeskunde of architectuur, maar ik ben gevallen voor de brede waaier aan keuzemogelijkheden met een TEW-diploma”, moet Sandy Ceulemans toegeven. “En eigenlijk interesseerden de eerste jaren mij maar matig, ondanks de relatief goede studieresultaten. Pas toen ik in mijn licentiejaren in de gaten kreeg dat je binnen TEW kunt specialiseren, is er een wereld opengegaan. Voor mij werd het de ruimtelijke economie, het hele spel van wisselwerking tussen ruimtelijke ordening en economie. Het zal je wel niet verwonderen dat ik in dit opzicht een grote fan van professor Guido De Brabander ben geworden.” Foto: Koen Fasseur
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 20
Antwerpen boeit deze Schotense. “Een boeiende stad, die met haar kunst, haven, diamant en mode meetelt in de wereld. Bovendien is het een levende cultuurstad waar het aangenaam toeven is”, verklaart zij haar liefde voor de Scheldestad. “Dankzij mijn eindverhandeling over Vastgoedspeculatie in Antwerpen heb ik heel wat mensen leren kennen die deze stad echt in hun hart dragen.”
cruise-terminal, met inbegrip van de marketing ervan, en het verder uitbouwen van riviercruises en Scheldetochten vanuit Antwerpen. “Enkel de rederij Flandria én een verouderd privé-aanlegponton aan het Steen ... Dat was toch maar een schamel vertrekpunt. Ik denk nu toch te mogen stellen dat Antwerpen qua zee- en riviercruises gelanceerd is”, meent Sandy.
In haar zoektocht naar een baan reageerde Sandy in eerste instantie op een vacature voor een ‘economisch consulent’ voor de stadsadministratie, afdeling Ruimtelijke Ordening. “Antwerpen én ruimtelijke economie – een ideale combinatie”, verklaart zij haar keuze. “Ik had wel problemen met het imago van de administratie, vooral met de legendarische traagheid en logheid van een dergelijk systeem. Het duurde trouwens acht maanden vooraleer mijn aanwerving rond was. In die periode heb ik een tijdje een commerciële functie uitgeoefend in een KMO.”
Intussen had de Stad Antwerpen ook stevig gesleuteld aan haar interne organisatie. Zo werd de hele administratie omgebouwd tot negen afzonderlijke beheerseenheden, waaronder het Stedelijk Ontwikkelingsbedrijf dat economie, stedenbouw, ruimtelijke ordening, toerisme ... overkoepelt. “In die nieuwe structuur werd ook een nieuw management voor de Toeristische Dienst gepland. Via een examen ben ik daarvan operationeel manager geworden”, gaat zij verder. “De Toeristische Dienst werkte tot dan toe vooral receptief: wie aan de balie iets kwam vragen kreeg uitleg en folders. Het is de bedoeling er meer pro-actief tegenaan te gaan. Ik wil dat deze Dienst impulsen geeft aan de privé-sector, nieuwe producten ontwikkelt, relaties met touroperators wereldwijd uitbouwt, kind aan huis wordt bij de Belgische toeristische diensten in het buitenland ... Een hele uitdaging, maar het moet lukken!”
Maar goed: acht maanden later verschenen er toch interessante dossiers op het bureau van Sandy Ceulemans: het Eurostadion, het Sportpaleis, het Masterplan voor de Scheldekaaien ... “In al die dossiers onderhield ik de relaties met de privé-sector: financiers, promotors ... Door die dossiers heb ik heel wat bijgeleerd, maar mijn vrees was intussen wel bewaarheid. De administratie bleek in die tijd inderdaad log, ongestructureerd en klantonvriendelijk te zijn.” Toch waren de eerste aanzetten voor verandering toen al merkbaar. Zo werd er onder meer gewerkt aan het opzetten van een aanspreekpunt voor de KMO-sector en aan het professionaliseren van de dienst Economische Ontwikkeling. “Maar pas na de verkiezingen van 1994 had Antwerpen in de persoon van Hugo Schiltz voor het eerst een schepen van economie”, gaat Sandy verder. “Ik heb altijd al veel respect gehad voor Hugo Schiltz, ook al heb ik met hem geen politieke band. Dus waarom zou ik geen plaats op zijn kabinet ambiëren om zo de economische belangen van Antwerpen mee te kunnen helpen verdedigen? En dat is gelukt: na twee gesprekken voelde ik al dat het klikte met de nieuwe schepen.” ‘De economische belangen van Antwerpen’ ... Grote woorden? “Antwerpen is niet alleen een woonstad, maar er is ook een belangrijk fiscaal draagvlak van waaruit geput kan worden om de noden van een grootstad te lenigen. Om dat draagvlak te ondersteunen heb je werkgelegenheid nodig, en dat veronderstelt economische ontwikkeling”, doceert Ceulemans. “Dus heb ik volmacht gevraagd om de dienst Economische Ontwikkeling verder te ontwikkelen, evenals een cel Toerisme. Kun je je voorstellen dat er op dat vlak in Antwerpen niet eens een toekomstgericht beleid gevoerd werd?”
De opening van elk nieuw toeristisch seizoen is voor haar een scharniermoment, waarop de stad zich van haar beste kant mag laten zien. Dit jaar werd er een groots evenement opgebouwd rond ‘Magisch Antwerpen’. “Natuurlijk is er in Antwerpen elke dag wel wat te beleven, maar de cijfers tonen aan dat het eigenlijke toeristische seizoen pas rond de paasvakantie uit de startblokken schiet. Terwijl Antwerpen traditioneel een congresbestemming was, zien wij nu gelukkig een verschuiving naar de vrijetijdsmarkt.” Bij de opening van het toeristisch seizoen werden enkele nieuwe producten voorgesteld, waaronder een Modewandeling, een Diamantwandeling en een nieuwe Historische Wandeling tussen AntwerpenCentraal en de historische kernstad. “Het toeristisch hart van de stad breidt zich uit. Vroeger ging de aandacht haast uitsluitend uit naar de Kathedraal, het Stadhuis en de Grote Markt, maar nu komen ook het Zuid, Zurenborg en het Eilandje aan bod”, stelt Ceulemans. Of er met die ongetwijfeld drukke werkzaamheden – “Reken maar!”, bevestigt Sandy – nog tijd is om zelf toerist te zijn? “Absoluut. Maar zelf kies ik veeleer voor een verre en avontuurlijke reis. Zo was ik sterk onder de indruk van Tanzania en de beklimming van de Kilimanjaro. Toen ik dat achter de rug had, had ik even het gevoel alles aan te kunnen ...” Ludwig Van Lierde
Tijdens haar kabinetsjaren genoten twee toeristische dossiers haar volle aandacht: de bouw van een 20
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 22
UFSIA-Afstudeer-BBQ 2000: geboorte van een nieuwe traditie
22
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 23
UFSIA bakte ze bruin Aan de serene, zeg maar gewijde stilte van het Hof van Liere tijdens de blok- en examenperiode, kwam abrupt een eind op 6 juli. De examenstress ebt duidelijk veel sneller weg dan hij opkomt. De dagen tussen de decompressie na de examenkoorts en de proclamatie zijn een soort vacuüm, tussen gisteren en morgen. Traditioneel wordt een hete examentijd ook gevolgd door een flinke regenbui. Maar die zesde juli 2000 was anders. Uitgerekend één dag bleef het droog, zo maar midden in een lagedrukgebied dat ruim een maand van de zomer zou afknijpen. Perfect gesynchroniseerd om de eerste afstudeerbarbecue van de UFSIA-TEW meteen tot een topper te promoveren. Wie van boven op de historische binnentuin keek, kon het uitzicht op de reuzentent makkelijk verwarren met een gigantisch sneeuwtapijt. Niet eens zo’n gekke vergelijking. De constructie had veel weg van een reusachtige iglo, de gezellige, warme ontmoetingsplaats, waar oud-UFSIA-gedienden uit het bedrijfsleven, studenten, TEW-personeel en de licentiaten en handelsingenieurs van (letterlijk) morgen elkaar op een informele manier zouden treffen: een pienter staaltje van UFSIA-netwerking en campus socializing. De op het eerste gezicht studentikoze happening hield immers veel meer beloftes in. De interesse uit het bedrijfsleven loste ze ook ruimschoots in. Op informele wijze contacten leggen, werd een verrijkende ervaring voor beide partijen. Niet enkel met het oog op tewerkstelling, maar ook voor potentiële samenwerkingsprojecten als eindverhandelingen, bedrijfsstages, uitwisselingen met filialen in andere landen, de bedrijfsdagen tijdens het komende academisch jaar en zoveel meer… Mocht het voor de feestende en smullende afstuderenden gewoon een origineel orgelpunt lijken, voor de organisatie was dit het resultaat van vakkundig dokteren aan een formule die beslist een nieuwe traditie inluidt. Die van een stijlvol en warm “tot weerziens” aan de UFSIA.
Hoe het groeide Professor Karel Soudan haalde het ooit als peter van de Wikings in zijn hoofd, het afscheidnemend presidium aan het eind van het academiejaar te vergasten op een barbecue bij hem thuis. Wie zich eenmaal tot zoiets laat verleiden, weet dat de volgende lichting dat meteen als een verworven voordeel in natura beschouwt. Zodoende bakte professor Soudan de voorbije jaren in zijn tuin menig worstje en koteletje
op de gloeiende houtskool als een zeer gesmaakte verbroedering met zijn petekindjes. En zoals het goede managers past, lag de brave man ook wakker van schaalvergroting. Naast de jaarlijks terugkerende plechtige viering, de proclamatie, waar men elkaar hoofs uitwuift, was er ook honger naar een meer gemoedelijk afscheid. Een moment waar de echte appreciaties kunnen gelucht worden, waar proffen anders geëvalueerd worden dan in een studiecurriculum, waar ze studenten-equivalenten zijn. De perfecte ingrediënten voor een zomerfeest dus, met directe toegang tot het post-UFSIAtijdperk. Voorbeelden uit de Verenigde Staten, waarbij de graduates op een spetterend feest afscheid nemen van wat later hun ‘mooiste tijd’ zal heten, kregen een UFSIA-label, zeg maar een extra dimensie. Die bestaat in de netwerking van de UFSIA, waarbij alumni uit de bedrijfswereld kennismaken met de aankomende generaties studenten en met de generatie pas afgestudeerden. De alumniwerking toonde zich hier op haar sterkst met garanties voor alle deelnemers.
Het scenario In die context dokterde Karel Soudan, die in rector Carl Reyns, beheerder sociale aangelegenheden Johan Vanhoutte s.J., Katrien Dickele van de alumniwerking en Mark Verbruggen van de Technische Dienst meteen enthousiaste partners kreeg, een succesformule uit. De aangezochte studentenclubs lieten zich al evenmin onbetuigd: het werd een hechte en opbouwende samenwerking tussen de Wikings als studentenhoofdorganisator, Unifac, Aiesec, EKA en Prisma. De Wikingssenioren sloten de rij van enthousiast organiserende verenigingen af. Ook de faculteit TEW verleende in hoofde van haar decaan André Van Poeck haar morele steun aan het initiatief. We kunnen daarbij niet voorbijgaan aan enkele noeste studentenwerkers in dit team, want het was ook voor hen een drukke en stresserende tijd, zo op het eind van het academiejaar. Op het gevaar af enkelen ongewild te vergeten, horen namen als die van Bob De Rydt, Jim Versteylen, Fanny D’Hondt, Karen Van der Aa, Kris Van Herck en Koen Bonte reeds voor altijd thuis in de pioniersannalen van de jonge UFSIA-Afstudeer-BBQ-geschiedenis. Vanuit de wetenschap dat UFSIA-alumni in zowat alle bedrijfssectoren in Vlaanderen en daarbuiten actief zijn, moest het wel lukken om een staalkaart daarvan bij het initiatief te betrekken. Bedrijven konden Package Partner (hoofdsponsor) worden en zo met alle naambekendheid die daaraan verbonden is, spijs en drank sponsoren of bijdragen in de kosten voor accommodatie en animatie. De bedrijfsafgevaardigden van de Inviting Partners nodigden tien studenten uit en hielden hen die avond vrij. Zo kregen 23
SEPTEMBER
03-10-2000 12:23 pm
Page 24
beide partijen de kans om uitgebreid kennis te maken en informele toekomstgerichte contacten te leggen. De Socializing Partner vaardigde twee UFSIA-alumni uit het bedrijf af, die tijdens de BBQ makkelijk informele contacten konden leggen. De sponsorbijdrage van Sympathizing Partners werd gebruikt om melding te maken van hun interesse voor het initiatief, maar ze namen er niet aan deel.. Uiteraard waren ook de studentenverenigingen en de Wikingssenioren op het appel, naast een uitgebreide groep MBA- en Erasmusstudenten en een afvaardiging van het UFSIA-personeel van de faculteit TEW. De licenties TEW en de laatste drie jaren handelsingenieur waren de hoofddoelgroep. En zo hadden ze het ook duidelijk begrepen, want hun opkomst was zeer groot. In totaal namen uiteindelijk meer dan 600 personen op de een of andere manier deel aan deze eerste zomerhappening. 85 van hen - meestal UFSIA-alumni - vertegenwoordigden de 31 sponsorbedrijven op het festijn.
Het feest Een pittige, feestelijke ontvangst in het Hof van Liere, bracht initiatiefnemers, sponsors en hun geïnviteerde studenten meteen in de stemming. Rector Carl Reyns bracht de zon in het verhaal en legde de link met de Caraïben, met zijn uitleg over de herkomst van de BBQ, de barbacoa waarmee de inlandse bevolking het roosteren van vis en vlees op een houtvuur benoemt. Kris Van Herck juichte als voorzitter van AIESEC het groeiende contact tussen studenten en bedrijven toe. Hij kondigde ook het internationaal congres in november aan, waar 250 jonge ondernemende studenten uit de hele wereld in Antwerpen zullen brainstormen. Oud-Unifac-voorzitter Daniël Buyle scandeerde - nu als bedrijfsafgevaardigde - zijn liefde voor de UFSIA nog duidelijker: “UFSIA is an attitude, not a university”, daarmee verwijzend naar de kwaliteitscocktail, de ideale mix zowel qua proffen als studenten … “Wie van de afgestudeerden denkt een laatste lange vakantie te nemen, zit ernaast”, aldus Buyle. Karel Soudan pakte de zaken wat pragmatischer aan: “Het feest is aan u, ga en ontmoet er uw blind student date”, zo verwees hij de gasten naar de binnentuin, waar Werner en Eva van het Agora-Caffee, bijgestaan door een schare jobstudenten, de vuren heet stookten en de vaten aanboorden. Ondertussen bracht de Interfak Dixielandband – allen alumni uit de K.U.Leuven – een zomerse sfeer in de feesttent. Tussen de tafels de gesmaakte animaties van een ballonclown-duo met internationale allures en een sneltekenaar, die meer dan één prof, alumnus en student op zijn eigenzinnige manier op papier wist te vereeuwigen. Aan de tafels, maar ook buiten de feesttent veel interessante ontmoetingen, van bonte gezelschappen, waarbij vaak alleen de outfit of de grijzende slapen het onderscheid in 24
promotiejaar maakte tussen de alumni en de jonge garde. De attitudes blijken goed geënt, die avond … Ook het internationale karakter van het gezelschap tekende deze happening. Als de studenten straks weer uitzwermen over de wereld, zal de UFSIA-connectie gegarandeerd garanties bieden voor optimale samenwerking over de grenzen heen. Een heuse bevestiging dat de UFSIA-TEW-faculteit haar leiderspositie in Vlaanderen als grote participant – er zijn uitwisselingen met 92 universiteiten in 32 landen, gespreid over alle continenten – in internationale uitwisselingsprogramma’s waardig is. Het is zeker gepast hier even ruimte te maken voor de zeer gewaardeerde aanwezigheid, samen met haar familie, van professor Liliane Van Hoof. Zij is zowat de “moeder” van alle buitenlandse en uitgezonden studenten, de hefboom tussen de UFSIA-studenten en de internationale bedrijfswereld.
Even stilstaan The day after was er dan het traditionele ‘officiële’ en door iedereen gesmaakte, meer protocollaire sluitstuk van promotie 2000. De plechtige proclamatie had plaats in de Bourla-schouwburg, de receptie in het Elzenveld. De vrijgevochten student, in gezelschap van partner en naaste familie, was heel even weer kind tussen zijn trotse ouders. Karel Soudan kan tevreden zijn. Zijn geesteskind is gezond en wel geboren. De UFSIA-Afstudeer-BBQ belooft het zeer snel uit de kluiten gewassen en niet meer weg te denken – zoals hij het uitdrukte – “meer informele sluitstuk van het academiejaar te worden op de avond vóór de officiële proclamatie ...”
Naschrift De e-mail brievenbus van professor Karel Soudan puilde dagenlang uit: talrijke, hoofdzakelijk positieve reacties en bevestigingen uit de deelnemende bedrijven om de volgende editie nog nadrukkelijker van de partij te zijn. Enkele handige suggesties ook om nog meer alumni en bedrijven in de gelegenheid te stellen de ontmoetingen mee te maken. Een hart onder de riem voor de initiatiefnemers, die zich nu meer dan gesteund weten vanuit het hart van de UFSIA, haar alumni. De UFSIA-Afstudeer-BBQ wordt ongetwijfeld een jaarlijkse topper. Misschien kwam de correspondentie over deze eerste BBQ-editie in uw bedrijf niet bij de juiste alumnus terecht en miste u daardoor deze topontmoeting. Geef ons een seintje, zodat we onze informatie nog gerichter kunnen adresseren: via e-mail naar
[email protected], telefonisch op het nummer 0479-27 21 16. En wellicht hebt u vanuit uw specifieke werksfeer wel een lumineus idee om creatief mee te sleutelen aan de volgende edities. De moeite waard, zoveel is zeker!
Myriam van Loon
SEPTEMBER
03-10-2000 12:25 pm
Page 25
Met dank aan de sponsors van de eerste UFSIA-Afstudeer-BBQ:
DERYCKE CATRY & CO
CALLENS BEDRIJFSREVISOREN
UNIVERSITEIT ANTWERPEN
UFSIA
25