ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 11, NR 41, JULI 2003
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 11, nummer 41, juli 2003
Alumni Nieuwsbrief
Inhoud
is een uitgave van UFSIA vzw
01 Op kot Het Web van Annick, An, Martine en Francine
04 Gesprek met alumnus Tom Vanden Broele Mensvriendelijkheid is het mission statement
06 Luc Demeyere zoekt de waarheid in de tegenspraak “Er is meer dan één traject om conflicten te beslechten”
09 Surfen op de golven van de wetenschap 12
Alumnus Lode Vereeck staat voor de aula in ... Diepenbeek Alumnus hoteluitbater***+ Gesprek met Dirk Kamoen
14 Bijspijkeren op timmermansdag 2003 Transfer Pricing aan de orde
16 Risk Management Conference Gesprek met Jos Vlaminckx en Marc De Ceuster
Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Oplage 13.000 ex.
VAN DE REDACTIE De afgelopen maanden leek het erop dat ik met betrekking tot ongeveer elke activiteit onder het UFSIA-gesternte de woorden “voor het laatst” diende te gebruiken. Dit gold voor de talloze vergaderingen die ik voorzit, de proclamatie, de UFSIA Afstudeer BBQ, het stukje van mijn hand in de Ufsia Courant, de viering van de personeelsleden met 25 dienstjaren, het personeelsfeest, het jaarlijkse etentje met de gepensioneerden en ga zo maar door. Zelfs het UA-tennistornooi zag voor het laatst een “echte” UFSIA-ploeg deelnemen. Toen Karel Soudan me vroeg om “voor het eerst” deze rubriek te schrijven vermits deze Alumni Nieuwsbrief voor het laatst onder UFSIA-vleugels zou vertrekken, heb ik dit graag aanvaard. Het geeft me immers de kans om de mensen die sinds vele jaren dit gewaardeerde verbindingsluik tussen de alumni en de Faculteit TEW realiseren, van harte te danken. Naast de kernredactie, de journalisten, de fotografen, de mensen voor de lay-out wil ik heel speciaal de twee opeenvolgende hoofdredacteuren bedanken: Eric Faucompret, momenteel TEW-decaan en Karel Soudan, het boegbeeld van de handelsingenieurs. Een uitzondering op de zinsnede “voor het laatst” vormt ongetwijfeld ons lezerspubliek: de alumni. Eens UFSIA-alumnus, altijd UFSIA-alumnus. Ik was blij verrast weer zovelen onder jullie terug te ontmoeten op onze “laatste 100 dagen”. Uiteraard zal onze rechtsopvolger, de UA, de banden met jullie niet verbreken, integendeel. En nu, op weg naar de toekomst, naar de nieuwe UA, maar… we blijven onze banden met het verleden koesteren,
Carl Reyns Rector UFSIA 1.10.95-30.9.03
Op kot Het Web van Annick, An, Martine en Francine Tot zo’n tien jaar geleden gingen studenten op kot om de reële afstand tussen thuis en de universiteit te overbruggen. Het kotleven speelde zich voornamelijk af tussen zondagavond en vrijdagmiddag. Ouders brachten hun student met de auto, of de student arriveerde met trein of bus en wandelde dan, zwaarbeladen met Tupperware-doosjes en schone kleren, naar zijn kamertje. Studenten gaan nu vaak op kot, zelfs al wonen ze – bij wijze van spreken – om de hoek. Het weekend is al evenmin heilig. Ontvoogding, individualisme, snelcursus volwassen worden? Evolutie of revolutie? Voer voor geschiedschrijvers en psychologen. Feit is dat de trend ook consequenties heeft voor de ‘cité universitaire’ en de stad in het algemeen. En dat is meer dan horeca, fastfood, nachtwinkels en supermarkten …
Het assembleren van kandidaturen en licenties van de UA in diverse faculteiten, met de daaraan gekoppelde verhuis naar het stadscentrum, zal resulteren in een ander, alvast verjongd stadsbeeld. Bovendien kan van studenten verwacht worden dat ze zich kritisch en opbouwend manifesteren. Een impuls die de metropool flink wat extra zuurstof kan geven naar lichaam en ziel … En dat lichaam, die materiële kant, is dan weer voer voor dit artikel, dat de studentenhuisvesting onder de loep legt. TE HUUR: Studentenkamer Kandidaat-huurders, zonder veel ervaring, met een ‘low budget’-profiel, daar weten huisjesmelkers wel
raad mee. Iedere vierkante meter wordt ‘studentenkamer’. Huizen worden creatief opgesplitst in kamerwoningen, de potentiële huurder wordt verleid door een romantisch dakvenster, van het type waaronder “zachtjes tikt de regen op mijn zolderraam …” werd geschreven. Maar als de kamer eenmaal gehuurd is, ontdekt de student algauw dat het er, naast het “ritme van de eenzaamheid”, ook nog eens bloedheet of siberisch koud wordt, dat vier verdiepingen steile trappen je de adem afsnijden, dat er nauwelijks water uit de kraan komt en dat het, erger nog, helemaal niet wegloopt uit wastafel of douche, dat het toilet altijd bezet is … enz. Een vaak duur betaalde negatieve ervaring, waaruit in Antwerpen, intussen alweer zeven jaar geleden, een handige en betrouwbare begeleiding ontstond: Kotweb. 1
Menig ouder en student kent de martelgang van de zoektocht naar verhuurbordjes of het aanschuiven in een immobiliënkantoor. Al iets makkelijker wordt het uit te kijken naar de Kotwebaffiche (dit keer lichtgroene), indicatie dat een bepaalde studentenwoning voldoet aan het kwaliteitslabel van Kotweb. Nochtans kun je jezelf die slentertocht besparen na een eerste selectie op de site van Kotweb. De pioniers van dit intussen uitgebreide en betrouwbare netwerk voor studentenhuisvesting vertellen erover. An Van Hout: “Een eerste stap in wat zou leiden tot deze geslaagde samenwerking werd in ’96 gezet door een groep enthousiaste mensen uit de sociale voorzieningen van universiteiten en hogescholen. Annick Flour voor de UFSIA, An Van Hout voor het RUCA, Martine Depauw voor de UIA, Francine van Loon (alumna Lic. HW ’71) voor de Karel de GroteHogeschool, Filip Michielsen voor de Hogeschool Antwerpen, Francine Haesen voor de Plantijnhogeschool en Dirk Chamon voor de Hogere Zeevaartschool, kunnen zich de pioniers noemen van de eerste functionele samenwerking tussen universiteiten en hogescholen van de provincie Antwerpen, onder één noemer: SUHOPA. Waarom overlappend werken als het samen veel efficiënter en doeltreffender kan, was het sleutelwoord voor wat nu als SOVANT (Sociale Voorzieningen Associatie Antwerpen) een vaste waarde is in het sociale landschap van het hoger onderwijs.” Kotweb Francine van Loon: “In eerste instantie is Kotweb een huisvestingsbestand, gerealiseerd door een aantal partners, waarvan de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen de grootste is. Buiten die Associatie nemen ook het Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde en de Lessius Hogeschool deel.” Annick Flour: “Concreet betekent het dat deze instellingen en hun ingeschreven studenten, met een persoonlijk toegekende code, toegang krijgen tot de informatie van Kotweb. Op deze website bieden een kleine 700 eigenaars ruim 5.300 woongelegenheden aan in Antwerpen en omstreken. Het verschil met ieder ander immoblaadje is dat de woongelegenheden, of het nu kamers dan wel studio’s betreft, volgens dezelfde parameters beoordeeld en aangeboden worden en gegarandeerd voldoen aan de gestelde eisen. Die van de Vlaamse overheid, vastgelegd in het kamerdecreet van de Vlaamse wooncode, maar ook die van de controledienst van Kotweb. Zo zijn daar de minimale afmetingen, de aanwezigheid van sanitair, verlichting, verwarming, verluchting, veiligheid, extra accommodatie als bijvoorbeeld fietsenstalling … Kamerverhuur impliceert uiteraard een aantal gemeenschappelijke ruimten als keuken en/of 2
badkamer. Het minimum voor een leefbare ruimte wordt bepaald op 12 m2 (voor panden die dateren van voor het decreet, kunnen kamers van 8 m2 er nog mee door). Uiteraard wordt een en ander gereflecteerd in de prijs, maar in Antwerpen kun je als student op kot voor gemiddeld 200 euro per maand.” Ruimte, meer dan een driedimensionaal begrip Dat genieën geconcentreerd studeerden aan een hoek van de druk bezette keukentafel, te midden van het tumult van een kroostrijk gezin, pleit alleen maar voor de genialiteit van het genie … De doorsnee student heeft ruimte, bewegingsvrijheid en een dosis privacy nodig, als basisingrediënten voor stressbeheersing, concentratie en uithoudingsvermogen. Wellicht schuilt daarin het geheim van de groeiende interesse voor studio’s. Een eigen badkamer en keuken, lucht en licht, enkele tientallen vierkante meters, maken algauw het verschil. Bovendien zijn de zeden en gewoonten ook al van die aard dat het vriend(innet)je niet alleen in het weekend, maar ook geregeld tijdens de week het kot ‘bezoekt’… Het vergemakkelijkt de verkenningstijd, en het schroeft het aantal mee-eters thuis terug tot normale proporties … Het prijsverschil tussen kamer en studio is relatief, zeker ook in dat opzicht. Studio’s zijn vaak compleet ingericht, degelijk en praktisch, met alles erop en eraan, van meubilair tot huis- en schoonmaakgerief. Het bespaart bovendien een hoop geloop en de investering in spullen waar je na de kottijd geen blijf mee weet. Het fenomeen dat steeds meer studenten er ook een studentenjob op nahouden, maakt dat ze dat beetje méér voor gezellig wonen, er graag voor over hebben. Buitenlandse studenten en stagiairs Annick Flour: “Voor uitwisselingsstudenten en buitenlanders die hier komen studeren, is het zoeken van een woonst op het Kotweb uiteraard een grote hulp. In het studentenhome van de UFSIA zijn twee van de negen verdiepingen permanent gereserveerd voor deze studenten. Het home kreeg een heuse facelift, waardoor het een stuk studentvriendelijker (en studentikozer) werd. De avondklok is uitgeschakeld, bezoekers hoeven hun identiteitskaart niet meer af te geven, de receptioniste fungeert enkele uren per dag als ombudsdienst …” Buitenlandse studenten, Erasmus- en Socrates-studenten, MBA-’ers, verkiezen vaak studio’s. Het wordt uiteindelijk hun enige stek gedurende hun volledige verblijf hier. Daarnaast blijken ook nogal wat alumni in grote bedrijven het Kotweb te raadplegen als ze stagiairs of tijdelijk personeel aan huisvesting moeten helpen. Daar is een netwerk als dat van de universiteit uiteindelijk ook voor.
Stadskernvernieuwing – (k)rot op Sinds de start van het systeem bezochten bijna 60.000 geïnteresseerden de site. Een enorm aantal, als je bedenkt dat het enkel met een code kan. Kamers, studenten, appartementen, het staat er allemaal netjes gerangschikt, volgens zones. Voor Antwerpen zijn er dat 26. Ook vind je er een handige omschrijving van de wijk, met verwijzing naar o.m. het openbaar vervoer. In zijn zoektocht op het Kotweb kan een student zijn eigen criteria ingeven: binnen een bepaalde zone, met die en die accommodatie, voor een bepaalde prijs. Kotweb is meer dan een adressenbestand. Studenten kunnen er terecht voor een uitgebreide dienstverlening op het gebied van huisvesting. Zo is er een standaardhuurcontract, dat de rechten van de student waarborgt en tegelijk de verhuurder de nodige waarborgen biedt. Bovendien helpt Kotweb ook bij mogelijke huurgeschillen. Het naar de stad terugbrengen van de studentenpopulatie is alleszins een hart onder de riem van heel wat chauvinistische Antwerpenaren, die de verloedering van hun stad met lede ogen aanzien. De kans om, vanuit een verjongd en verfrist stadsbeeld, het imago van de metropool op te poetsen, laat hen niet koud. Er wordt geïnvesteerd in renovatie en verbouwing. Die verhoogde dynamiek zal ook zijn weerslag hebben op de leefbaarheid. Dat resulteert dan uiteindelijk in een kritisch-positieve mentaliteit voor
de samenleving. De Antwerpenaar gaat er van uit dat de kwaliteitsnorm van Kotweb, een aantal krotten voor studenten ‘onbewoonbaar’ verklaart. Op termijn moet dat leiden tot een sanering van de hele stadskern en tot een leefbare, veilige, bruisende ‘stad aan de stroom’ ... “Floeren” Annick Aan de UFSIA, waar het leeuwenaandeel van de kotgegadigden zich situeert, wordt de dienst geleid door Annick Flour. Zij is de enige die zich voltijds bezighoudt met de huisvesting, terwijl de andere partners die taak combineren met andere facetten van het sociaal-culturele leven op de campus. Zo is Annick een vaste waarde voor de vele kotstudenten die bij haar te rade gaan voor dat eigen “plekje onder de zon”. Deze taak is haar op het lijf geschreven, maar, bescheiden als ze is, hamert ze erop dat het ‘teamwerk’ is. En dat geloven we ook graag. Want de ploeg werkt niet alleen goed samen, maar ook graag. Daarmee geven ze, als pioniers voor de samenwerking tussen de diverse instellingen in onze stad, een lichtend voorbeeld van het verstrengelen van dienstverlening. Een perfecte assimilatie naar de letter, én de geest …
Myriam van Loon 3
Gesprek met alumnus Tom Vanden Broele
Mensvriendelijkheid is het mission statement Grafische Groep Vanden Broele uit Brugge behaalde vorig jaar de titel ‘Mensvriendelijk bedrijf 2002’ in de categorie bedrijven met minder dan vijftig werknemers. Waaraan het bedrijf dat te danken heeft? UFSIA-alumnus Tom Vanden Broele (34), sinds 1999 aan het hoofd van de onderneming, blijft het een lastige vraag vinden. “Het zit hem niet in maatregelen, maar in een mentaliteit. Eens vroeger stoppen om met de kleine naar de dokter te gaan, moet kunnen.”
Toen Tom Vanden Broele destijds TEW studeerde aan de UFSIA, lonkte in de verte al een loopbaan bij de drukkerij van vader Vanden Broele. Maar zomaar eventjes in het familiebedrijf stappen, was er niet bij. Jaques Vanden Broele wilde geen onervaren broekje als opvolger, en ook de jonge Vanden Broele voelde er meer voor om eerst nog wat veldwerk te doen. Na zijn studie in Antwerpen volgde hij achtereenvolgens een specialisatiejaar aan de École Française de Papeterie et d’Industrie Graphiques in Grenoble, een bedrijfsstage van een jaar bij Kluwer in Alphen aan den Rijn en een praktijkstage van drie maanden bij Heidelberger Druckmaschinen AG in Duitsland. Voeg daar nog een klein jaar als KRO bij de zeemacht aan toe – Vanden Broele behoorde tot de laatste lichting dienstplichtigen – en pa Vanden Broele, die nu 4
ook weer niet tot in de eeuwigheid wilde blijven werken, zag dat het goed was. “In september 1994 ben ik in de toenmalige Drukkerij Vanden Broele gestapt, waarna ik systematisch elke afdeling heb doorlopen. We waren toen nog hoofdzakelijk drukkerij, met daarnaast een eigen uitgeverij. De daaropvolgende jaren is de drukkerij mee onder mijn impuls geëvolueerd naar een multimediaal grafisch communicatiebedrijf”, vertelt de jonge ondernemer. Grafische communicatie Vanden Broele kreeg geleidelijk meer verantwoordelijkheden toebedeeld, tot hij in ’99 het bedrijf overnam en de naam veranderde in Grafische Groep Vanden Broele. In maart van vorig jaar nam hij ook
de uitgeverij over. In de grafische groep werken vandaag 45 mensen. Het bedrijf legt zich toe op de volledige waaier van grafische communicatie: van het bedenken van een concept en het creëren van een design tot het drukken van het eindproduct en soms zelfs de verzending ervan. Ook digitale media, waaronder database-gestuurde websites, en document management vallen onder de aangeboden diensten. Uitgeverij Vanden Broele verzorgt voornamelijk juridische publicaties en telt vijftien werknemers. Het idee om mee te dingen naar de titel ‘Mensvriendelijk bedrijf’ – de prijs is een initiatief van Vlaams minister Mieke Vogels – kwam van Rudi Versaen, een van de account managers van Vanden Broele. “Of hij een dossier mocht indienen voor die wedstrijd, kwam hij me vragen. Ik had daar niets op tegen. Zelf kon ik daar natuurlijk niet aan meewerken, zoiets moet van de werknemers komen.” Vrijheid Het dossier van Vanden Broele werd uit de in totaal zeventig inzendingen geselecteerd, waarna een tweede en laatste ronde volgde. Daarbij werden interviews afgenomen van Vanden Broele en van enkele willekeurige werknemers, zowel arbeiders als bedienden. Het resultaat is bekend. Wat Vanden Broele tot een mensvriendelijke onderneming maakt? De West-Vlaming vindt het moeilijk om daar een pasklaar antwoord op te formuleren. “Het is niet zo dat we hier allerlei speciale maatregelen toepassen. Het is gewoon een mentaliteit. We hebben respect voor ieders kwaliteiten, staan het personeel veel vrijheid toe en geven iedereen zoveel mogelijk de kans om zelf initiatief te nemen. Vanden Broele is geen eenmansaangelegenheid: de richting die we volgen wordt bepaald in samenspraak met de werknemers. Voorstellen om bepaalde aankopen te doen of iets op een bepaalde manier te organiseren, onderzoek ik altijd ernstig. Als de werknemers in kwestie mij kunnen overtuigen, wordt het voorstel uitgevoerd.” Mensen die vooruit willen, krijgen de kans om bijscholing te volgen en zo nieuwe vaardigheden aan te leren. “Wij betalen in dat geval de bijscholingscursus. Maar ook als iemand van de afwerking een computeropleiding wil volgen, maken we daar geen probleem van. Voor het bedrijf is dat wel niet direct interessant, maar we appreciëren dat die persoon mee wil gaan met zijn tijd. Bovendien werkt het heel motiverend.” Geen duiventil Ook flexibele werkuren zijn tot op zekere hoogte mogelijk. In principe begint iedereen om acht uur, maar ouders die hun kinderen nog naar school moe-
ten brengen, mogen een kwartiertje of een half uur later starten. En wie met zijn kind naar de dokter moet, kan eens een keertje om drie uur stoppen. “Het is hier uiteraard geen duiventil, het werk moet gebeuren. Maar als die persoon ervoor zorgt dat hij zijn uren gedaan krijgt, doen we niet moeilijk.” Of zo’n bedrijfsklimaat geen profiteurs kweekt? Vanden Broele is van het tegendeel overtuigd. “Het is een kwestie van geven en nemen. Ons personeel is dankbaar dat het die vrijheid krijgt, en is in ruil bereid iets meer te doen. Moet een opdracht echt dringend afgewerkt worden, dan wordt er geen probleem gemaakt van zaterdagwerk. Onze mensen zijn meer gemotiveerd en leveren daardoor betere kwaliteit. In die zin komt die menselijke aanpak ook het bedrijf ten goede. En wat profiteurs betreft, die blijven niet lang. In een omgeving waar iedereen zich op-en-top inzet, worden die niet getolereerd.” Dat zijn bedrijf nu ook officieel het label van mensvriendelijke onderneming heeft gekregen, beschouwt Vanden Broele als een extra stimulans. Al beklemtoont hij dat de titel niet louter zijn verdienste is. “Het is een mentaliteit die me met de paplepel is ingegeven. In die zin is het niet meer dan een voortzetting van wat mijn vader al die jaren heeft nagestreefd.”
Annick Deckers 5
Luc Demeyere zoekt de waarheid in de tegenspraak “Er is meer dan één traject om conflicten te beslechten” Voor een gesprekje met alumnus Luc Demeyere word ik verwacht bij de advocatenassociatie Allen & Overy, in de Antwerpse Uitbreidingsstraat. Nomen est omen. Maar al heeft deze verlener van juridische bijstand aan het bedrijfsleven de jongste jaren ook een snelle uitbreiding gekend, naar enig verband met de keuze van die vestigingsplaats hoef je echt niet te zoeken. Natuurlijk is zo’n adres wél mooi meegenomen voor een dienstenbedrijf, dat in enkele jaren tijd zijn advocatenbestand in Antwerpen wist op te voeren van drie tot pakweg veertig.
Luc Demeyere werd in 1952 in Wilrijk geboren, en hij woont en werkt nog altijd in Antwerpen. In 1976 promoveerde hij aan de K.U.Leuven als licentiaat rechten en in 1979 in de Prinsstraat als licentiaat TEW, oriëntatie accountancy. Beide diploma’s behaalde hij met grote onderscheiding. Tegenover mij zit een schrander man, wiens aandachtige doch bescheiden blik onthult dat noch die geslaagde studiecarrière, noch de al even mooie loopbaan vermochten zijn modeste, bijna ingetogen houding een zichtbare deuk te geven. Zijn woorden klinken bedachtzaam, zijn gewikt en gewogen. Zoals het een diplomaat betaamt. Want dat móet je hier wel zijn, als vennoot die belast is met doorgaans complexe en erg delicate commerciële geschillen. Jurist en econoom in vier talen “Ik groeide op in een familiebedrijf”, zo verantwoordt Luc prompt zijn interesse voor het economisch gebeuren en zijn beslissing om na de rechten nog zijn tanden te zetten in de economie. “Ik kon zien wat er allemaal komt kijken bij een bedrijf. Dat verruimde mijn blik op dossiers, wekte mijn belangstelling voor mechanismen achter het zuiver juridische. ‘Le barreau mène à tout, pourvu qu’on en sorte’, lacht hij. Maar dat ik na de UFSIA aan de balie ben blijven hangen, stemt mij nu toch erg tevreden.” Dankzij zijn rechtenstudie werd Luc in de Prinsstraat (on)voorwaardelijk vrijgepleit van sommige vakken en kon hij de twee kandidaturen in één jaar afronden. Professor-advocaat Piet Quanjard was er zijn lichtend voorbeeld. “Ook na vijf jaar Leuven, waar ik vele hoogleraren leerde kennen, vond ik deze te vroeg overleden prof pedagogisch uniek,” klinkt het zonder aarzelen. “Tijdens mijn opleiding aan de UFSIA deed ik stage aan de balie in Antwerpen. Daarmee was ik begonnen in 1977. Eigenlijk was ik 6
dus jobstudent. In de aula kon ik niet bezig zijn met mijn beroepsactiviteiten. Die tijd moest ik wel nuttig besteden, helaas zonder fuiven of cantussen.” Tussen 1980 en 1995 stapte hij over van de balie in Antwerpen naar die in Brussel en weer terug. Met besluiteloosheid had dat niets te maken. “Het advocatenkantoor Loeff Claeys Verbeke, waar ik in ’84 vennoot werd belast met commerciële geschillen, had beslist om in Antwerpen een kantoor op te starten”, verheldert hij. “De evolutie van België als staatkundige structuur, het belang van de haven voor de activiteit in ons land en de mogelijkheid om doorgroeikansen te creëren voor jonge medewerkers, waren daarvoor goede redenen. Maar hier in Antwerpen waren ook sommige takken van juridische dienstverlening overwegend in handen van nietadvocaten, zoals o.a. overnames en acquisities. Ook de advocatuur kon die afhandelen. Kijk je terug op de snelle expansie van dit kantoor, het toenmalige Loeff Claeys Verbeke, dan weet je dat dit een juiste beslissing was.” Vandaag werken er bij Allen & Overy wereldwijd in 25 centra ruim 420 partners en zowat 4.700 medewerkers, het concrete resultaat van 72 jaar succesvolle bedrijfsgeschiedenis. Ze bieden aan bedrijfsleiders juridische bijstand én full service. “We bestrijken diverse rechtsdomeinen, al liggen er bepaalde klemtonen, zoals voor banken, financiële instellingen, voor acquisities …”, zegt Luc. “Commerciële geschillen, mijn werkterrein, vormen een erg belangrijke activiteit. Toen ik mijn eerste college accountancy kreeg van professor Gust Van Damme, was net het fameuze KB van 1976 ter bekrachtiging van de wet op de jaarrekeningen verschenen. Ik werd dan ook meteen getraind in het nieuwe schema van de jaarrekeningen. Gestaag groeide mijn interesse voor de averechtse effecten van rechtsregels: de wetgever lanceert een regel met een specifieke bedoeling, maar
de rechtsonderhorigen omzeilen die of gebruiken hem zoals het hun het best past. Dankzij de TEWoriëntatie accountancy kan ik een jaarrekening interpreteren en die analyse mee verwerken in de beoordeling van een zaak. Uit die jaarrekeningen kun je dan afleiden wat haalbaar is en wat veeleer naar opsmuk ruikt.” Ook zijn talenkennis bekijkt Luc als een surplus dat de UFSIA hem meegaf. Al 22 jaar behandelt hij iedere dag, mondeling en schriftelijk, dossiers in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. Voor hem zijn Vlamingen “culturele kameleons”. “Zij kunnen zich goed inleven in andere culturen. Dat is een troef: spreek je de taal, dan kun je ook meer zicht krijgen op de wijze van denken van een bepaald land. Zo redeneren Duitsers volgens mij vooral volgens een bevelstructuur: je hoort hun standpunt te beamen. In Engeland is de stijl van communiceren, de wijze waarop oplossingen worden aangereikt en de manier waarop men verwacht dat de zaken gaan evolueren, heel anders. Dergelijke gevoeligheden ontwikkel je wanneer je kunt denken in de taal waarin de ander denkt. Helaas schiet het talenonderricht in ons middelbaar onderwijs tekort en juist daarom juich ik de inspanningen van de UFSIA daarvoor toe.” Niet alleen voor de rechtbank “Sta je als advocaat een cliënt bij, dan volg je een heel andere intellectuele demarche dan wanneer je als rechter of arbiter over een zaak moet oordelen”, getuigt Luc. “Een rechter is veroordeeld om te oor-
delen, zoniet bezondigt hij zich aan rechtsweigering. Zelf moest ik als arbiter al uitspraak doen in betwistingen. Ik besefte toen de verschillende invalshoek van waaruit je moet oordelen en hoe je de argumenten van partijen dan evalueert om tot een uitspraak te komen. De intellectuele stappen die je moet zetten als bemiddelaar of als ‘mediator’ zijn weer heel anders. Het inzicht daarin moet je ook verwerven en trainen.” Sinds 1992 is Luc geboeid geraakt door conflictmanagement. “De term alternative dispute resolution (ADR) werd in het begin van de jaren ’70 gelanceerd in de VS, met als eenvoudige bedoeling de budgetten voor gerechtskosten van Amerikaanse firma’s drastisch te beperken. Door een concept aan te reiken voor een hele waaier van technieken om conflicten te beslechten, werd een beweging gecreëerd om anders met conflicten om te springen dan uitsluitend via beroep op de rechtbanken. Van al deze technieken heeft mediation of bemiddeling als methode ongetwijfeld de meeste weerklank gevonden. Essentieel is hier natuurlijk de financiële en intellectuele integriteit van de bemiddelaar. Hij mag uit de bemiddeling geen ander financieel voordeel halen dan het ereloon dat met partijen werd afgesproken.” “Je moet de technieken om conflicten te beslechten kénnen en ze op de juiste manier kunnen toepassen, afhankelijk van het dossier. Gerechtelijke procedures zijn geen doel op zich, wél een belangrijk instrument om te proberen een situatie die krom is recht te trekken. Als advocaat kun je de diverse bestaande 7
trajecten beoordelen en volgen, altijd na dialoog en in volle transparantie met de cliënt. In internationale geschillen is bemiddeling een weg die tot goede resultaten kan leiden, zolang je de andere mogelijke trajecten niet uit het oog verliest, goed weet wat je ervan kunt verwachten en hoe je het hanteert. Alleszins kan een mediator meer aandacht geven aan uiteenlopende heersende culturen tussen partijen en dito percepties van de manier waarop men zich moet gedragen, hoe men loyauteit, de waarde van het gegeven woord, de verhouding tussen individu en groep en dergelijke bekijkt. Natuurlijk zijn partijen erbij gebaat uiteindelijk te komen tot een overeenkomst die ook zal of mag worden uitgevoerd. Een overeenkomst die niet op haar realiteitswaarde en rechtsgeldigheid werd getoetst, blijft een vodje papier. Vele zakenmensen weten wel dat er meerdere wegen bestaan om geschillen te regelen, maar vaak begrijpen zij het kader niet waarin deze trajecten zich afspelen en hoe het ene traject zich verhoudt tot het andere. Dát tracht ik toe te lichten in een seminarie
over conflictmanagement aan de universiteit van Maastricht.” “Een van de motoren achter de ontwikkeling van arbitrage is het supranationale aspect van conflicten tussen bedrijven die gevestigd zijn in verschillende jurisdicties”, zegt Luc. “Ook in de EU blijft het gerechtelijk recht nog grotendeels nationaal recht. Is er geen verdrag, dan heeft een vonnis over de grens van het eigen land geen enkele waarde. Denken dat een procedure in een ander land wel op dezelfde wijze zal verlopen als in het eigen land, is een van de grootste vergissingen die men kan begaan. Arbitrage is een methode om oplossingen te vinden die meer genoegdoening geven dan die welke men kan vinden voor nationale rechtbanken. Anderzijds kan men ook in internationale arbitrage nog steeds een beroep doen op rechtbanken. Zakenmensen zijn daar doorgaans ook op gesteld. Zij zijn niet gediend met een arbitrage die niet stevig gefundeerd is. In gerechtelijk recht onderscheidt men procedures volgens de civil law en procedures volgens de common law. De mondelinge ‘common law’-traditie gaat terug tot de Middeleeuwen, toen analfabeten nog recht spraken, de ‘civil law’-traditie tot Napoleon. Toen waren geschreven stukken al veel meer gemeengoed en hechtte men meer geloof aan het geschreven woord dan aan mondelinge getuigenissen. Die historische wortels verklaren nog in grote mate waarom in de VS, waar de traditie van de common law nog overheerst, het getuigenbewijs het primaire bewijs is tijdens de zitting. Bij ons weegt het geschreven bewijs zwaarder.” “De waarheid zit in de tegenspraak”, getuigt Luc. “Al van bij de stage word je geconfronteerd met situaties waarbij je een cliënt hoort die, rotsvast overtuigd van zijn gelijk, allerlei waarheden komt vertellen… tot je de stukken ziet van de tegenpartij. Het gerechtelijke debat brengt meer duidelijkheid bij het zoeken naar de waarheid.” Ook commerciële geschillen weken dikwijls heel wat emoties los. Vaak gaan die immers om vele euro’s. “Helaas leer je tijdens de opleiding voor advocaat niet hoe je moet omgaan met emoties die aan conflicten verbonden zijn. Dat leer je alleen uit de praktijk.” Luc is getrouwd en vader van drie kinderen. Ze zijn 23, 20 en 17. Kan hij zijn kennis, die hij inmiddels in talrijke tijdschriftartikelen neerschreef, ook nuttig gebruiken om thuis een goed arbiter te zijn? “Dat zou je aan mijn kroost moeten vragen”, lacht hij. “Zeker is dat de balie geen ‘nine to five job’ is.” Ook mijn gezin begrijpt dat. Je blijft een eeuwige student. Maar dat zal wel voor vele beroepen gelden, zeker?”
Ben De Bruyn 8
Surfen op de golven van de wetenschap Alumnus Lode Vereeck staat voor de aula in … Diepenbeek Professor Lode Vereeck verwierf de basis van zijn economische kennis aan de UFSIA. Maar toch trekken we ditmaal eens níet naar de Prinsstraat, wél naar Diepenbeek. Daar vind je de huidige bestuurder van de Transnationale Universiteit Limburg in zijn werkkamer in het Limburgs Universitair Centrum (LUC), verscholen in het groen. Een prof die ook denkt en voelt als een ‘groene fietser’, maar niet als een idealistisch(e) kamergeleerde. Met spijkerharde wetenschappelijke argumenten kan hij, als een strenge maar rechtvaardige rechter, ook het overheidsbeleid op de korrel nemen.
Zelf fietste ik thuis eerst even snel door het cv van Lode Vereeck. Dat oogt indrukwekkend. Een vleugje chauvinisme mag hier wel: met de vermaarde TEWbul, optie “Publieke Economie – Internationale Economische en Diplomatieke Betrekkingen”, stapte hij in 1987 immers door … de UFSIA-poort. Hij werd er assistent macro-economie van professor Marcel Van Geel en zowat gelijktijdig, van 1988 tot 1993, promoveerde hij aan de universiteit van Maastricht binnen de optie “Economie van de Publieke Sector en het Overheidsgedrag”. Duidelijk iemand van wie onze huidige politici nog wat zouden kunnen opsteken … Sinds 1992 is Lode in Maastricht docent rechtseconomie aan de rechtsfaculteit. Twee jaar later werd hij ook benoemd aan de faculteit TEW van het LUC, waar hij tot vandaag als hoofddocent de onderzoeksgroep Beleidsmanagement en het Steunpunt Verkeersveiligheid coördineert, een tienkoppig multidisciplinair team dat minister van mobiliteit Bossuyt, opvolger van Steve Stevaert, adviseert. Sinds ’98 is hij ook gastprofessor aan de rechtsfaculteit van een universiteit in Buenos Aires en van 1999 tot 2000 proefde hij van het kabinetsleven als federaal adjunct-kabinetschef voor KMO-beleid bij minister Gabriëls. Alsof dit alles nog niet genoeg was: sinds december 2001 staat Lode Vereeck als lid van het College van Bestuur mee aan het roer van de Transnationale Universiteit Limburg Maastricht-Hasselt. “Men vroeg mij bestuurder te worden, niet alleen omdat ik nu aan beide universiteiten college geef en hun bedrijfscultuur wat ken – wat altijd nuttig is bij een integratieproces – maar zeker ook omdat ik mijn doctoraal proefschrift heb gewijd aan de organisatie en het prestatievermogen van universiteiten”, verduidelijkt hij. “Het LUC is gestart in 1973, de universiteit Maastricht in 1977, aanvankelijk uitsluitend als een faculteit geneeskunde. In de jaren vijftig al dacht men er
aan om één grensoverschrijdende universiteit te maken. Sinds 1988 hield de huidige LUC-rector Martens dit idee warm door het regelmatig opnieuw op de agenda te plaatsen. Het is de grote verdienste van de paars-groene coalitie, meer bepaald van enkele Limburgse politici, dat hieraan hard werd gewerkt en dat in 2001 het verdrag tussen Vlaanderen en Nederland betreffende de oprichting van een transnationale universiteit kon worden ondertekend.” 9
Onderwijsbloed in de Antwerpse aderen Voelt Lode zich als oud-student van de UFSIA niet een beetje een ‘overloper’, nu hij elders studenten wijzer maakt? “Ik ben een échte Sinjoor, heb mijn wortels in Antwerpen”, zegt hij duidelijk geëmotioneerd. “Er staan nu zelfs UFSIA-gebouwen op een plek waar mijn grootvader ooit onderwijzer was. Toen, halverwege mijn mandaat als assistent, de formatie er wegens besparingen niet verder kon worden ingevuld, voelde ik mij wel ontgoocheld. Het was mijn ambitie om er mijn academische loopbaan voort te zetten, maar het mocht niet zijn. Antwerpen blijft voor mij beladen met heel wat herinneringen.” “Eerst ben ik gedurende twee jaar voltijds in Maastricht gaan werken. De Brabostad verlaten was niet makkelijk. Maar puur professioneel bekeken was die overstap voor mij wellicht een goede zaak. In de VS wil men zelfs inteelt van academici vermijden. De manier waarop men in Maastricht met economie bezig is, verschilt overigens grondig van wat ik aan de UFSIA heb geleerd. Maar mijn hart klopt nog even snel voor Antwerpen-UFSIA, al kreeg ik hier wel mogelijkheden die mij aan de UFSIA nooit te beurt zouden zijn gevallen.” Sommige families zijn kennelijk geboren voor eenzelfde sector. Die trekt hen aan als een magneet: het lijkt wel een familiale roeping. “Zowel mijn vader als mijn moeder waren actief in het onderwijs, mijn beide grootvaders, alle zussen van mijn vader werkten er, mijn neven vind je terug in het hoger en universitair onderwijs”, zegt Lode. “Zelfs familieleden die er aanvankelijk niet in ‘zitten’, komen er uiteindelijk wel in terecht. Met alle neven en nichtjes speelden wij thuis ‘scholeke’. Bij mijn vader waren ze met negen. Een dolle bende hoor, als wij allemaal samen kwamen.” Mobiliteit: op de verkeerde weg? Lode Vereeck heeft meerdere pijlen op zijn academische boog: openbare financiën en publieke productie, rechtseconomie, waar het draait om efficiënte wet- en regelgeving en (de)regulering, beleidsmanagement gefocust op beleidseffectiviteit, kostenbatenanalyse en administratieve vereenvoudiging. Niet het minst mobiliteitsmanagement en al wat te maken heeft met verkeersveiligheid genieten zijn onverdroten wetenschappelijke aandacht, en daarin is hij consequent. Dagelijks komt hij per fiets naar het werk, al is dat dan van … Diepenbeek naar Diepenbeek. “Maar voor verplaatsingen naar Antwerpen of Brussel neem ik altijd de trein”, repliceert hij. “Ik geloof in de leuze ‘verander de wereld, begin bij jezelf’. Mijn vader stierf bij een auto-ongeval. Ik ben dus al geen grote fan van dat vervoermiddel. Dat betekent ook dat ik nooit pendel. Mensen moeten proberen dich10
ter bij hun werk te gaan wonen. Bij een verandering van baan verhuis ik naar mijn nieuwe werkplek. Ook in Maastricht heb ik in het stadscentrum gewoond en nu woon ik in Diepenbeek. Het concept ‘werk in eigen streek’ moet opnieuw gepromoot worden. Tweeverdieners moeten niet ergens halfweg gaan wonen. Werkt een van de partners in de eigen woonplaats, dan is dat goed voor de ontlasting van onze wegen. Daarenboven discrimineren de inkomstenbelastingen het eeninkomensgezin nog in vergelijking met tweeverdieners.” Hoe ziet hij dat, een effectief beleid? “Ik focus mij vooral op het efficiënt invoeren van plannen en het effectief handhaven van wetten. Die mogen geen dode letter blijven. Hoeveel bedrijfsvervoersplannen heb ik al niet gezien die uiteindelijk nooit zijn uitgevoerd? Tot voor kort hield ik me bezig met gerechtelijk beleid, de achterstand bij de rechtbanken. Sinds zowat anderhalf jaar buig ik me over verkeersveiligheid en de fileproblematiek. Wat is het meest efficiënte type van aansprakelijkheid dat ertoe leidt dat alle verkeersdeelnemers, zowel de zwakke als de gemotoriseerde, zich optimaal gedragen? Dat optimalisatievraagstuk wil ik vertaald zien in de wetgeving. In het kader van de verkeersveiligheid kun je in België nog geen massaal fietsgebruik aanmoedigen. Eerst moet de infrastructuur worden aangepast, moeten fietspaden worden aangelegd en verbeterd, moet het toezicht op het naleven van de regels worden opgevoerd. Pas daarna kunnen we het fietsen aanmoedigen.” Kloof dempen tussen burger en politiek Als veelzijdig en creatief wetenschapper kwam Lode de jongste maanden ook meermaals in de media. Wanneer u dit leest zal de stembusuitslag bekend zijn, maar in het voorjaar kreeg hij het predikaat ‘verkiezingsvoorspeller’ opgeplakt. “Ik ben wel verrast door de grote media-aandacht”, zucht hij. “Logisch dat Het Belang van Limburg, Gazet van Antwerpen en het blad Metro daaraan de nodige aandacht besteedden. Zij ondersteunden dit initiatief, dat ik dit jaar voor het eerst in Vlaanderen heb genomen, samen met het Centrum voor Beleidsmanagement, een spin-off van het LUC waarvan ik mede-oprichter ben, en het internetbedrijf Ideaxis. Maar het haalde de eerste pagina van bijna álle grote kranten, kwam aan bod in het televisieprogramma Ter Zake … ” “Het is gewoon een wetenschappelijk experiment, een voorspellingsmethode die haar deugdelijkheid heeft bewezen. In Nederland werd ze al bij vier verkiezingen toegepast en daar is ze preciezer dan de klassieke opiniepeilingen. Die grote media-aandacht vind ik wel een probleem. Stel ik aan de hand van de methode dat een partij de kiesdrempel niet haalt, dan zullen burgers al vlug denken dat ze hun stem weggooien als ze voor die partij stemmen. Dan stuur ik ongewild mee het kiesgedrag. Dit lijkt me ook een
verantwoordelijkheid van de media: zij moeten dit initiatief plaatsen binnen zijn juiste context. Wij vragen de deelnemers niet naar hun stem, wél naar hun voorspelling van de hele verkiezingsuitslag. Ter vergelijking geven wij per partij de behaalde scores van 1999. Mensen durven hun stem niet prijs te geven aan een anonieme enquêteur, maar bij ons moeten ze alleen zeggen wat ze voelen dat er om hen heen leeft.” Ook Frank Deboosere schiet nu met zijn weersvoorspellingen meestal in de roos. “Hij baseert zich op satellietfoto’s, computermodellen, persoonlijke intuïtie, wij op een panel van experts, bestaande uit oudpolitici, redacteuren en academici, een panel van actieve politici en natuurlijk op de burger zelf. De mate waarin de deelnemers kunnen inschatten wat er leeft onder de hele bevolking, bepaalt de nauwkeurigheid van de “Verkiezingsvoorspeller.be”. De burgers kunnen op de website hun voorspelling continu invoeren, de experts en de politici vier keer. Dit resulteert in tussentijdse voorspellingen.” Lode geeft toe dat hij zelf ook wel politieke ambities koestert. “Mijn kabinetswerk voor minister Gabriëls was boeiend. Kunnen meeschrijven aan wetteksten geeft je een adrenalinestoot. Maar ik bleef dit combineren met een beperkte academische opdracht en was alleen bezig met de dossiers. Voor partijpolitiek voel ik me té veel wetenschapper. Voor wie mij echter nog eens wil inhuren als technicus, sta ik klaar.”
Een ander creatief idee van Lode (1996 - ’99) was het ‘centenschijfje’, een educatieve cd-rom die vooral verspreid werd onder studenten. Het schijfje geeft uitleg bij de Vlaamse begroting en de burger kan zich ermee gedragen als minister van begroting. “Op een erg realistische wijze kun je daarmee zelf de echte budgetcijfers amenderen op basis van realistische maatregelen. Je ziet onmiddellijk de effecten daarvan op budget, werkloosheid, milieueffecten, populariteit en kunt ook de hele parlementaire afhandeling daarvan mee beleven. Voormalig minister Wivina Demeester wilde hiermee aantonen dat begrotingswerk niet saai is, en ook dat de overheid geen Sinterklaas kan spelen.” Allicht komt de Sint nog wél voor dochtertje Alexandra (6 jaar), dat Lode heeft samen met zijn vrouw, Yolanda Vansina, een vroegere medestudente van hetzelfde jaar. “Zij werkte aan de UFSIA in opdracht van de professoren Wim Moesen en Jacques Vanneste, was ook wetenschappelijk actief in Maastricht en lichtte in Diepenbeek de Europese steun voor de Limburgse reconversie door en vervolgens het thema ‘vrouw en fiscaliteit’. Mijn hobby’s, naast fietsen? “Met ons gezin zijn we nu beginnen te schaatsen. Ik hou vooral van zwemmen en surfen.” Kennelijk ook op de golven van de wetenschap. Ben De Bruyn
de gepaste kapstok voor uw grafisch maatwerk!
www.deschutter.com
11
Alumnus hoteluitbater***+ Gesprek met Dirk Kamoen In Blankenberge baat Dirk Kamoen (KE 1989) het familiehotel Alfa Inn uit. Zijn TEW-opleiding zorgt voor een cijfermatige ondersteuning, zijn aanpak is 100% Kamoen… Entertainer-manager noemt hij zichzelf.
De kotgenoten van Dirk Kamoen (kwantitatieve economie, 1989) kwamen zeker niet tegen hun zin op zondagavond naar Antwerpen. De kans was immers groot dat Dirk uit Blankenberge iets meebracht waar hun prefab-maaltijden in Tupperwaredoosjes niet tegenop konden. Want bij Dirk thuis hadden ze een hotel … “Sinds twintig jaar”, vertelt Dirk, nu 36 jaar. “Vader kwam uit een hoteliersfamilie, maar had carrière gemaakt in de meubelbranche. Toch bleef het zijn grote droom om zelf ooit een hotel uit te baten. In 1983, in volle economische crisis, kreeg hij door een samenloop van omstandigheden de kans om in een hotel te investeren. Van dan af hebben zowel mijn moeder als mijn twee broers en twee zussen in de weekends en in de vakanties meegewerkt in het hotel. De Alfa Inn is dus echt wel een familiezaak.” Toen hij op zijn achttiende voor TEW koos, was dat niet met de bedoeling het hotel later over te nemen. “Ik dacht veeleer aan een carrière in het beurs- of bankwezen”, geeft Dirk toe. “Maar door jaren mee te draaien in het hotel ben ik toch stilaan vergroeid geraakt met de horeca. En dus ben ik na mijn afstuderen in 1989 voltijds bij mijn ouders in de zaak gaan werken. Behalve tijdens mijn legerdienst: toen heb ik veel tijd verloren met wachtlopen in de marinebasis van Koksijde. Niet al te ver van huis, maar veel tijd voor het hotel bleef er toch niet over.” Voorrang voor Dirk Eigenlijk zou Luc, een jongere broer van Dirk maar mét een diploma van de hotelschool, de zaak overnemen. “Maar toen duidelijk was dat ik interesse had, kreeg ik als oudste voorrang op mijn broer. In 1996 heb ik het hotel volledig overgenomen”, gaat Dirk verder. Een dynastiek trekje van vader Kamoen? “Misschien wel. Maar ook Luc is goed terechtgekomen: hij baat nu hotel-restaurant Ambassador in De Panne uit, een zaak die sterk draait rond de chef-kok. De Alfa Inn is een hotel zonder volledige restaurantservice, hier is meer behoefte aan een entertainermanager.” Een rol die Dirk trouwens op het lijf geschreven is. Voor de overname kon hij een beroep doen op een renteloze lening bij zijn ouders. “Een 12
geweldige kans”, geeft hij toe. “Het zou zonde geweest zijn om die te laten liggen.” Particuliere klanten kunnen in de Alfa Inn enkel terecht voor een kamer (of appartementje) met ontbijt. Enkel grotere groepen kunnen opteren voor half- of volpension. “Zelf had ik in die jaren al voldoende ervaring opgedaan om in een grootkeuken te werken, maar uit interesse en om mijn keukenkennis te verfijnen, heb ik nog avondschool gelopen aan het bekende Spermalie-instituut. Toen ik in 1996 de zaak van mijn vader overnam, waren er dan ook geen problemen met de vergunning: ik kon immers aantonen dat ik meer dan vijf jaar keukenervaring had”, legt Dirk uit. “Zelf kook ik graag, maar ik zou het niet de hele dag willen doen. Het contact met de klanten aan de balie, in de ontbijtzaal of ’s avonds in de bar is mij veel meer waard.” Die klanten komen vooral uit Antwerpen, Limburg en uit de regio Luik-Eupen-Malmédy, maar ook de buurlanden laten zich niet onbetuigd. De goede treinverbinding tussen Luik en Blankenberge, met het hotel op wandelafstand van het station, heeft daar veel mee te maken, net als de de vijftaligheid van Dirk … Trouwens: 70% van de klanten komt eenmaal of zelfs geregeld terug, sommigen zelfs tot vijf keer per jaar. Tussen 1983 en 1996 hadden vader en moeder Kamoen het hotel al grondig gemoderniseerd, in 1996 heeft Dirk een nieuwe renovatieronde opgestart. Of er een verschil in visie is tussen beide generaties? “De basisfilosofie is dezelfde gebleven: een modern en aangenaam familiehotel, waar je zelf graag op vakantie zou gaan. Maar ik hecht meer aandacht aan extra comfort, aan techniek (camerabewaking, een eigen hoogspanningscabine, een telefoonnetwerk, tv op alle kamers …) en aan de cijfers”, licht Dirk toe. “Met dat laatste heb ik met mijn economische achtergrond wel enige affiniteit.” Aandacht voor de cijfers Dirk Kamoen besteedt veel aandacht aan de analyse van de kostenstructuur van het hotel (waarin de vaste kosten veel zwaarder doorwegen dan de varia-
bele), aan de gemiddelde bezettingsgraad, de kostprijs per kamer … “Dat heeft mij ertoe gebracht om zelf actief te prospecteren bij reisagentschappen en touringcar-operators, onder meer in het Verenigd Koninkrijk. Met veel van die bedrijven heb ik intussen goede persoonlijke relaties opgebouwd. En daardoor ontvangen wij nu veel meer groepen in het voor- en naseizoen. Dat heeft, met hetzelfde aantal kamers, een bruto omzetstijging van 150% opgeleverd.”
nen met of zonder hotelservice gehuurd worden. Dat levert alles samen een omzet op van 1 miljoen euro per jaar, waarvan doorgaans 170.000 euro opnieuw in het hotel geïnvesteerd wordt. Tien maanden per jaar hebben Dirk en Hilde hiervoor tien mensen in dienst, in de zomer aangevuld met vijf jobstudenten
De gemiddelde bezetting in ‘het seizoen’ (een typisch horecabegrip uit de kuststreek voor de periode van april tot en met september) bedraagt nu een indrukwekkende 85%. “In de winter zijn wij drie maanden volledig gesloten. Tijd om te investeren en te renoveren. Maar ook extra tijd voor mijn gezin”, zegt Dirk. “Mijn vrouw Hilde werkt weliswaar mee, maar Hanne, Seppe en Jens krijgen tijdens het seizoen niet altijd de aandacht waar ze recht op hebben.” En voor de ‘petite histoire’: Dirk leerde zijn vrouw kennen in het hotel. Ooit was zij immers klant en later jobstudente in de Alfa Inn …
En wat met het imago van Blankenberge? “Onze stad heeft jarenlang met een imagoprobleem te kampen gehad. Blankenberge, dat was Antwerpen Plage, dé favoriete vakantiebestemming voor de Antwerpse arbeidersklasse. Maar dat is sterk veranderd: wij zijn een moderne kuststad met heel wat nieuwe attractiepolen. De Pier is pas volledig gerenoveerd, er is het Sea Life Centre, het Serpentarium … Bovendien zijn de voorbije jaren alle straten, pleinen én de Zeedijk gerenoveerd, en werd het stadscentrum in art nouveau beschermd. En zodra een straat gerenoveerd is, volgen handelaars en bewoners. Er bestaat trouwens nog altijd een echte Blankenbergse middenstand: niet elke winkel is hier overgenomen door een Nederlandse keten … Weet je: wij winkelen hier zelf graag!”
Hoe kun je het hotel het best omschrijven? “Wij zijn en blijven qua prijszetting actief op de driesterrenmarkt. Maar wij proberen wel op het vlak van kwaliteit net iets meer te bieden. En die extra’s worden door ons publiek duidelijk geapprecieerd”, legt Dirk uit. In de praktijk betekenen die extra’s: een uitgebreid ontbijtbuffet mét ‘live’ pianomuziek, een sauna in het hotel, een video- en biljartzaal, een bewaakte privé-parking … “En hoewel wij geen volpension aanbieden voor alle gasten, heerst hier ’s avonds in de bar toch een aangename sfeer. Wij willen duidelijk meer zijn dan een bed & breakfast." Het hotel telt 64 kamers en 20 familieappartementen (van 2 tot 6 personen). Die appartementen kun-
‘Antwerpen Plage’?
Een laatste vraag: hebben zijn medestudenten de weg naar de Blankenbergse Kerkstraat al gevonden? “Vanuit TEW niet zoveel. Maar ik ben ook nog een jaartje quaestor geweest in het Antwerpse KVHV en mijn commilitones uit die tijd zie ik hier geregeld. Het jaarlijkse KVHV-Oudstudentenbal vindt trouwens bij ons in het hotel plaats …”
Ludwig Van Lierde 13
Bijspijkeren op timmermansdag 2003 Transfer Pricing aan de orde De wereld van accounting, financiering en fiscaliteit is volop in beweging. Wie na de opleiding TEW of HI in een financiële functie is terechtgekomen, weet dat al lang. Hoog tijd om weer eens ‘bij te spijkeren’ dus, en waar kun je dat beter doen dan op die oude vertrouwde plek aan de Prinsstraat 13 …?
In het Hof van Liere worden we op 19 maart verwelkomd door Katrien Dickele van de alumniwerking, die voor het initiatief meteen ook al complimentjes krijgt van enkele deelnemers. “Dat moesten jullie meer doen”: de behoefte om voeling te houden met de universiteit is groot. Een 80-tal anderen dachten er blijkbaar net zo over. Ik zie jonge gezichten van pas afgestudeerden en ook niet meer zo jonge gezichten. Zo zie je maar dat je nooit te oud bent om bij te spijkeren. Ik krijg ook meteen een dikke documentatiemap toegeschoven. Moeten wij dat allemaal kennen, professor? Naast de gebruikelijke afdrukken van transparanten vind ik in de map ook meer uitgebreide teksten met achtergrondinformatie. Interessant om thuis na te lezen. Of op kantoor. Als ik tijd heb. De deelnemerslijst verklapt dat de aanwezige alumni uit verschillende bedrijfstakken komen en ook de overheidsinstellingen zijn vertegenwoordigd. Tja, wat wil je, er staat tenslotte een fiscaal thema op het menu. Na het officiële welkomstwoordje door de decaan legt organisator Eddy Laveren ons uit wat we vanmiddag mogen verwachten. Centraal staat ‘Transfer Pricing’, of, in mensentaal, de prijzen waartegen de ene divisie in een onderneming kosten van goederen en diensten doorrekent aan een andere divisie. En als die andere divisie in een ander land gevestigd is, kan het fiscale spelletje beginnen. Vandaar dat we eerst een en ander toegelicht krijgen door Dirk Van Stappen en Leslie Van den Branden, respectievelijk Tax Partner en Tax Manager bij KPMG Belastingconsulenten en KPMG Global Transfer Pricing Services. Zij zorgen ervoor dat we bijgespijkerd worden over de recente en toekomstige ontwikkelingen inzake transfer pricing in Europa en daarbuiten op fiscaal vlak. Kwestie van de fiscus een stapje voor te blijven... Hoewel, zat die fiscus ook niet in de zaal? Al snel blijkt dat het geen eenvoudige materie, die heel wat documentatiewerk vraagt. Daarna zijn we best wel toe aan een kopje koffie. 14
Na de pauze volgt het boekhoudkundige aspect. De jongere alumni herkenden wellicht Martine Cools, maar wisten misschien niet dat haar doctoraat over transfer pricing ging. Zij bestudeerde de spanning tussen de fiscale eisen enerzijds en de aspecten van managementcontrole anderzijds. Als je de transferprijzen, en bijgevolg de winsten, in de divisies gaat afstemmen op fiscale regulering, maar die winsten ook gebruikt voor organisatie en planning of om de prestaties van die divisies te evalueren, dan kan er een en ander mislopen. Martine Cools voerde een diepgaande gevallenstudie uit in een grote multinationale onderneming en kwam tot de conclusie dat managementcontrolesystemen inderdaad gehinderd kunnen worden door de externe fiscale context. De fiscus zou daar rekening mee moeten houden. Zat die fiscus niet in de zaal? Tot slot werpt Raf Bogaerts, Tax Manager bij KPMG Belastingconsulenten, een blik op de IAS/IFRS-normen, dat zijn de internationale accountingstandaarden die zeer binnenkort (vanaf 2005) in Europa zullen worden opgelegd voor de geconsolideerde jaarrekeningen van ondernemingen die in Europa beursgenoteerd zijn. Nieuw in die IAS/IFRS-normen is het concept fair value accounting, waardoor financiële instrumenten niet langer tegen historische kostprijs gewaardeerd worden, maar wel tegen hun reële waarde. En dat heeft zo zijn implicaties voor transfer pricing. Tijdens de receptie achteraf hoor ik niets dan lovende reacties. Al gaan de gesprekken niet lang meer over transfer pricing alleen. Al snel wordt er overgegaan op “Wist je dat die ging trouwen?”, “Ja, echt waar, die heeft al drie kinderen”, of “Werk jij nu daar? Dat had ik nooit verwacht”. Zo wordt er dus ook druk bijgespijkerd in de rubriek ‘lief en leed’. Misschien waren sommigen van onze lezers er ook graag bij geweest die namiddag in maart, maar hebben ze nooit een uitnodiging ontvangen. Dat kan. Niet dat ze niet welkom waren, maar met zo’n groot aantal alumni (meer dan 13.000 zijn het er ondertussen) is het onmogelijk om iedereen voor elke bijspijkerdag – want er zijn er in verschillende vakgebieden – persoonlijk uit te nodigen. Dit keer waren afgestudeerden uit de oriëntaties accountancy en financiering geselecteerd, en ook alumni met een financiële functie. Vandaar dat het handig is de UFSIA te laten weten wanneer je van baan of functie verandert. Wil je zeker zijn dat je niets mist, dan is er natuurlijk nog altijd de website http://www.ufsia.ac.be/alumni, waarop alle evenementen worden aangekondigd. CU in cyberspace!
Patsy Van de Wiele
Risk Management Conference: een gesmaakt initiatief!
! 15
Risk Management Conference Gesprek met Jos Vlaminckx en Marc De Ceuster Op 31 maart en 1 april 2003 had de eerste Risk Management Conference plaats, een gezamenlijk initiatief van de faculteit TEW en Deloitte & Touche. De eerste … of toch niet helemaal? De samenwerking tussen onze faculteit en Deloitte & Touche is immers niet nieuw. De voorbije vijf jaar werden al seminariereeksen rond soortgelijke thema’s georganiseerd. En het ziet er naar uit dat we in de toekomst nog meer mogen verwachten. Tijd dus voor een gesprek met TEW-alumni Jos Vlaminckx en Marc De Ceuster.
Hoe een dubbeltje rollen kan … Toen Jos Vlaminckx, nu managing partner bij Deloitte & Touche in Antwerpen, in 1970 afstudeerde, was op zoek gaan naar werk niet zo eenvoudig. “Het was immers niet zeker of en, zo ja, wanneer ik mijn legerdienst zou moeten vervullen. Vast werk aannemen kan in dat geval niet zomaar. Ik kon gelukkig als bediende aan de slag bij Huybrechts, Verhaegen & Co, bedrijfsrevisoren. Wij hadden aan de UFSIA vaak college gehad van bedrijfsrevisoren, en dat waren toch stuk voor stuk mensen waar je als student naar opkeek.” Jos heeft het kantoor waar hij tijdelijk aan de slag ging uiteindelijk nooit verlaten. En de legerdienst … die is er nooit gekomen. “Ik deed mijn stage en in 1976 werd ik bedrijfsrevisor. Drie jaar later werd ik als bankrevisor erkend door de Comissie voor het Bank- en Financiewezen. Jarenlang ben ik overigens de jongste bankrevisor geweest. Het kantoor fuseerde met een kantoor in Brussel en nog later volgde een fusie met Deloitte & Touche.” Jos werd verantwoordelijk voor de Financial Servi16
ces Industry. Vanuit zijn specifieke ervaring met de financiële sector en beursgenoteerde ondernemingen wist hij zeer goed op welke punten mensen uit de praktijk technische en wetenschappelijke ondersteuning kunnen gebruiken. Het idee groeide om iets te doen op het vlak van opleiding en onderzoek, in samenwerking met de universiteit. En laat UFSIArector Carl Reyns nu toch toevallig een jeugdvriend zijn! “Carl en ik zaten samen op de lagere school, we kennen elkaar dus al heel lang.” De keuze om terug te keren naar de UFSIA-roots lag dus voor de hand. De leerstoel Value at Risk Carl verwees Jos door naar Marc De Ceuster, professor financiering. Marc was onmiddellijk enthousiast. “We hebben verschillende alternatieven bekeken”, gaat Marc verder, “en in eerste instantie hebben we toen gekozen voor een leerstoel. Een seminariereeks met jaarlijks een zestal lezingen. Dankzij Deloitte & Touche kregen we de kans om gerenommeerde sprekers uit te nodigen; zo hebben
we bijvoorbeeld Robert Engel te gast gehad. Zoiets is zeker niet evident. Het vraagt niet alleen een financiële inspanning, die de UFSIA zonder de inbreng van Deloitte & Touche vanzelfsprekend niet had kunnen leveren. Bovendien moeten die mensen gemotiveerd zijn om vanuit de VS speciaal naar Antwerpen te komen om een lezing te houden. Het aanzien dat Deloitte & Touche in de VS geniet heeft daarbij zeker geholpen.” De leerstoel was een succes. Voor elke lezing daagden 40 tot 120 belangstellenden op. “En dan moeten we er bij vertellen dat het dieptepunt van 40 deelnemers te wijten is aan de deelname van België aan de wereldbeker voetbal op dat moment!”, lacht Marc.
TEW-alumna en nu aan de slag bij de Nationale Bank. “Zo hebben we als het ware drie generaties TEW-alumni bij het gebeuren betrokken en we zijn er gerust in dat de fakkel later zal worden doorgegeven”, vertelt Marc. Wat mogen we in de toekomst nog allemaal verwachten ? “We gaan zeker nog twee jaar door met het huidige concept”, legt Marc uit, “de reacties van de deelnemers zijn uitsluitend positief.” Welke thema’s komen verder nog aan bod ? “Daar verklappen we liever nog niet te veel over, houd ons maar goed in de gaten, we hebben nog heel wat in petto.” Daar twijfel ik geen seconde aan. Patsy Van de Wiele
“De leerstoel, en nu ook de conferentie, zijn uniek, omdat ze geen commercieel gerichte opleiding zijn, maar een bewust contact van praktijk en wetenschap”, pikt Jos in. “De motivatie van Deloitte & Touche was niet alleen zijn naambekendheid in de sector te verbeteren door het aanbieden van kwaliteitsvolle seminaries, maar zeker ook practici een academisch klankbord te geven, zodat zij een reflex naar de theoretische grondslag kunnen behouden. Het contact tussen academici en praktijk heeft van bij het begin centraal gestaan.” Ook Marc benadrukt nog eens dat de leerstoel in Risk Management Research net daardoor zo uniek is. “Er worden onderzoeksresultaten gepresenteerd, en ja, soms gaat het er vrij technisch aan toe. Maar dat was ook de bedoeling. De financiële wereld evolueert zodanig snel dat we nood hebben aan die technische ondersteuning, en waar kunnen we die beter vinden dan aan de universiteit?” Onderzoek troef dus. Het bleef overigens niet bij lezingen alleen. Er werden onderzoeksprojecten opgestart en ook dat spoor wordt nog voortgezet. De conferentie Hoe succesvol de leerstoel ook was, na vijf jaar werd het toch tijd voor vernieuwing. “Na vijf jaar zijn er uiteraard al heel wat onderwerpen behandeld. Uit de reacties van deelnemers hadden we bovendien geleerd dat er nood was aan een opleidingsgedeelte en daarnaast de kans om op een aantal zaken iets dieper in te gaan”, legt Marc uit. Het idee voor de tweedaagse conferentie was snel geboren. Als deelneemster heb ik zelf mogen genieten van de gedrevenheid en het enthousiasme waarmee Didier Cossin de tutorial rond Credit Management Models voor zijn rekening nam. Een Franse Zwitser met een Amerikaanse stijl, die Marc had horen spreken in Boedapest, hoe internationaal kun je gaan? Twee voormiddagen lang hing het publiek aan zijn lippen. In de namiddag volgden telkens presentaties van onderzoekspapers, die dankzij de tutorial ook gemakkelijker te volgen waren. Een van die papers werd gepresenteerd door Nancy Maschelein, zelf ook 17
St-Luc PRINT•LABELS•DESIGN
Creatief in verpakkingen ! Labels & Packaging St-Luc is reeds geruime tijd actief op de verpakkingsmarkt. Zelfklevende etiketten, hangtags, inlegkaartjes, sleeves, doosjes, geen verpakking is ons te gek ! Uiteraard kan u ook voor alle POS-materiaal bij ons terecht: on-pack-kortingsbonnen, wobblers, promostickers, ...
St-Luc Industriepark “De Prijkels” Venecoweg 24 B-9810 Nazareth Tel 09/385 44 03 Fax 09/385 50 76
[email protected]
One-stop-shopping Wij helpen u met een totaaloplossing ! U heeft een nieuw product en wilt een nieuwe verpakking errond creëeren, wij doen het voor u. Ontwerp en productie in alle mogelijke vormen, wij realiseren het. Uw order wordt door een ervaren team behandeld, met de beste service en just-in-time. Call us Wij komen graag met u in contact. Onze projectmanagers komen bij u langs om van uw product een commercieel succes te maken.
St-Luc, the art of graphic communication !