ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 9, NR 36, APRIL 2002
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 9, nummer 36, april 2002
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Pastorale verjongingskuur aan de Ufsia Gesprek met Gert Van Langendonck en Heidi Cobbaert
04 Alumnus Steve Symons houdt van verkopen en bewegen TecnoSpace maakt ruimte productief
06 Onorthodoxe loopbaan: economist als Toegewijde van Hare Krishna Een gesprek met Ramananda dasa
10 De nieuwe Aula Rector Dhanis Uitnodiging en Podium
12 Diamonds are a girl’s best friend Een gesprek met Kim De Greef
14 Internationale loopbaan bij Wereldbank en IMF Grensverleggend engagement Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
17 Promoveren en acteren
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
VAN DE REDACTIE
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
4
Een gesprek met Patsy Van de Wiele
19 Alumnus Philippe Muyters verdedigt de Vlaamse ondernemers “Je bent maar zo sterk als je team”
De UFSIA-campus is weer een gebouw rijker. Op de cover kijken we vanuit de foyer naar de onmiddellijke Antwerpse omgeving. Wat verder in het nummer vindt u een foto-impressie van de prestigieuze aula Rector Dhanis tijdens de plechtige inwijding. Om de ruimte en de multimediale uitrusting fysiek te ervaren, brengt u het best zelf een bezoek aan het gebouw bij een van de vele gelegenheden die ongetwijfeld nog komen. Bijvoorbeeld bij een van de activiteiten rond 150 jaar UFSIA. Of op de Open Dag aan de UFSIA op 5 mei 2002 of, waarom niet, bij de promotie van uw zoon of dochter. UFSIA werkt ook voortdurend aan de persoonlijke ontwikkeling van de studenten als een van de fundamenten waarop hun academische vorming gestalte moet krijgen: we hadden een gesprek met het jonge duo universiteitspastores. Een studente en een assistente getuigen dan weer van het feit dat studeren en promoveren gecombineerd kunnen worden met andere aspecten van het leven. En we zochten een alumnus op die zijn zoektocht naar geestelijke verruiming op een eigen manier gestalte wist te geven. De rode draad in de carrières die in dit nummer beschreven worden, is ongetwijfeld het enthousiasme waarmee onze alumni hun beroepsactiviteit met engagement weten te verbinden, in het eigen bedrijf, bij de Vlaamse ondernemers en bij de Wereldbank. Karel Soudan
Pastorale verjongingskuur aan de UFSIA Gesprek met Gert Van Langendonck en Heidi Cobbaert
Een pastorale dienst, een universitaire parochie … het was onlosmakelijk verbonden met het studeren van katholieke jongeren aan een katholieke universiteit. Dat er intussen een en ander veranderde onder de hemel, is een feit. Reorganiseren is het codewoord. Ook de religie ontsnapt daar niet aan. De bedienaars liggen onder vuur, gelovigen lijken opgebrand … Netvervaging, mondialisering: het recept voor eenheidskoek? Geen variaties meer, zelfs niet op eenzelfde thema? En toch ... Een universiteit moet kritische en maatschappijbewuste mensen vormen, die vanuit een levensbeschouwelijke visie een stempel op de wereld kunnen drukken. Zeker een ‘katholieke’ universiteit, die zich door de jaren heen een sterke reputatie van degelijke vorming heeft opgebouwd, moet erop toezien dat de waarden die precies mee die degelijkheid schraagden, niet geofferd worden aan cijfers en letters. Een toren is zo stabiel als zijn fundamenten. Als men erkent dat de resultaten van een opleiding boven die van anderen uitpieken, dan erkent men dat alle ingrediënten daartoe hebben bijgedragen – ook die van
christelijke aard. In een tijd waarin emotionele intelligentie eindelijk als verstandig wordt erkend, mogen we de waarde van het christen-zijn niet verloochenen. Naastenliefde, eerlijkheid, respect: voor ouders, voor leven, voor gezag … het zijn waarden die absoluut niet haaks staan op maatschappelijk succes of op persoonlijke vrijheid, maar die er meer diepgang aan geven, en de maatschappij fundamenteel en stabiel onderbouwen. En toch ... Het is wellicht het eerste waarover in gemengd gezelschap zogenaamd diplomatiek wordt gezwegen. Het zijn witte raven die een gesprek die richting uitsturen. Nochtans moet een universitaire 1
vorming ook die assertiviteit stimuleren, die ‘blijde boodschap’ gestalte geven, daar ruimte en forum voor creëren. En waarom niet rekruteren? Vroeger heette dat wellicht evangeliseren, bekeren … Een lange aanloop tot het gesprek met de nieuwe tandem op de Pastorale Dienst van UFSIA.
Hoe het begon De jezuïet Pater Caron was de eigenlijke stichter van de Pastorale Dienst aan de UFSIA, al zou het Pater Karel Van Thillo zijn die de functie voor het eerst officieel en gedurende ruim 22 jaar uitoefende. Met ‘officieel’ bedoelen we dat de pastor als UFSIA-personeelslid werd beschouwd en ook als zodanig bezoldigd. Daarna volgden teams met Paul Eylenbosch, Ann Van Engeland en Tanja Peeters, drie leken, die intussen alle drie andere horizonten opzochten: Paul in de psychiatrie, Ann in Zuid-Afrika, Tanja in India. De uitbreiding van het team in 1990 met Johan Vanhoutte, opnieuw een jezuïet, zorgde voor een koerswijziging. “Zomaar een dak”, aan de Prinsstraat 32, het hoofdkwartier van de Pastorale Dienst, groeide onder zijn impuls uit tot een “andere” ontmoetingsruimte. De pastor ontpopte zich niet langer als een “zieltjeswinner”, maar als een mens onder de mensen, een oor dat luistert, een vriend die raad geeft, maar ook mee plezier in het leven vindt. Met dit artikel keren we, acht jaar na het vorige (juni 1994), terug naar “Zomaar een dak”. We praten er met de jongste medewerkers: Heidi Cobbaert en Gert Van Langendonck, beiden geboren in 1976 en samen afgestudeerd als licentiaat godsdienstwetenschappen aan de K.U.Leuven. Zij maken samen met Johan Vanhoutte de dienst uit.
De keuze voor deze richting is bij Heidi ingegeven door de godsdienstleraar in de Broederschool van Roeselare. Maar ook van thuis uit, een gezin met nog twee broers en een zus en parochiaal geëngageerde ouders, krijgt ze deze interesse mee. “Toch niet alles wat je doet, moet een nutselement bevatten? Gewoon leven met de hoopvolle gedachte van het evangelie, was voor mij doorslaggevend.” Heidi combineert haar deeltijdse opdracht aan de UFSIA met een taak als godsdienstlerares in het beroepsonderwijs van Stella Maris in Merksem. “Nee, niet echt simpel”, lacht ze als we de wenkbrauwen even fronsen. “Maar het lukt me stilaan om geaccepteerd te worden. Dan kun je pas iets betekenen. Het is een concentratieschool waar jongeren de opleiding grootkeuken en hotel volgen. Ik ben blij dat ik die ervaring kan opdoen, al zou ik er geen full time aankunnen.” “Mijn werk binnen de pastoraal van de UFSIA bestaat uit het coördineren van diverse universitaire engagementen als armoede en ontwikkelingssamenwerking. Via USOS, de Universitaire Stichting voor Ontwikke2
lingssamenwerking, kaarten we die thema’s aan bij de studenten. Door hen ermee te confronteren en erover te praten, trachten we hun visie die wending te geven waarmee ze later architecten kunnen worden van een betere wereld. Ook de jaarlijkse “inleefreizen” naar Nicaragua, India en Kameroen zijn zeer ingrijpende belevenissen, die hun sporen nalaten. Concreet betekent het dat we met studenten naar die landen trekken, ons onderdompelen in het échte leven van de mensen, om vanuit die leerschool beter te begrijpen. Met kennis van zaken en inzicht, met respect voor de eigen waarden en cultuur.” Daags na ons gesprek trok Heidi naar een voorbereidingsweek, met het oog op een inleefreis naar Nicaragua deze zomer. “Een eerste noodzaak voor pastoraal is uiteraard contact met de studenten. Als subregent ben ik sinds kort ook werkzaam in het studentenhome. Ik ben er niet enkel klachtenbureau, maar fungeer ook als rustpunt binnen de groep. Bovendien bereik ik op die manier alleen al ruim 150 studenten.”
Bij de mannelijke helft van het team, Gert Van Langendonck, was de keuze voor godsdienstwetenschappen een compromis: hij wilde ‘nog eens rondkijken’ voor hij misschien priester zou worden. Als middelste van drie zonen trok hij met die intentie naar Leuven. Godsdienstwetenschappen lag het meest voor de hand. “Toch wilde ik pas een definitieve keuze maken als ik wist wat het leven te bieden had: puur individueel dus ben ik gaan studeren wat mij het meest boeide, zonder ook maar één moment te denken aan een bijbehorend beroep.” Het leven had voor Gert blijkbaar iets anders in petto: hij trouwde in 2000 met Ciska Gruwez, ook licentiate godsdienstwetenschappen. Gert is Antwerpenaar, maar volgde vrouwlief naar Gavere-Asper bij Gent. Ciska geeft niet alleen les in Don Bosco (TSO), maar is ook actief in het sociale netwerk. Net als Heidi combineert Gert UFSIA met een leraarstaak. Hij geeft godsdienstonderricht in het ASO bij de Annunciaten in Wijnegem. “Lesgeven is niet echt mijn ding”, bekent hij ootmoedig. “Ik doe liever mijn werk aan de UFSIA. Ik heb kunnen studeren wat ik wilde en heb hier het werk dat ik het liefste doe.” De startdagen, het kerstfeest, de abdijdagen en het solidariteitskoor Amahoro dragen zijn stempel. “De startdagen zijn vaak een eerste indicatie van wie we kunnen bereiken. Natuurlijk vissen we op een universitaire campus allemaal in hetzelfde vijvertje: presidia, studenten- en sportclubs, extra programma’s … Wij bieden een rustiger alternatief, een bezinnende manier van student-zijn. De respons is toch niet zo gering. Zo’n 250 ‘startdagers’ is behoorlijk. En er blijven er zo’n 20 over die bij de volgende editie komen helpen. Soms vinden wij zelf wel dat op bepaalde activiteiten nog te veel de studentikoze nadruk ligt, en dan zeg ik het nog eufemistisch, maar via die weg leggen we uiteindelijk de contacten die in een verder stadium leiden tot pastoraal, zij het in de ruimste zin van het woord.” En er staat nog behoorlijk wat stu-
dentikoze animositeit op het programma, als we de agenda voor het lopende academiejaar doornemen. “Onze opleiding voorziet ook in het voeren van individuele pastorale gesprekken. Doordat we meer luisteren dan praten, zijn die gesprekken zelf-confronterend en precies daardoor vaak ook voor een stuk probleemoplossend. Studenten maar ook personeelsleden zijn hier altijd welkom voor een babbel. Dat gebeurt bij problemen thuis of met het lief, bij een overlijden, of gewoon een off day … Dat dit kan op een echte vrijplaats, waar men begrijpend luistert, maar met die informatie verder niets doet, is een zegen en wordt erg gewaardeerd.”
Een huis met vele kamers In “Zomaar een dak” hebben zowel Johan Vanhoutte als Heidi en Gert hun stek. Gelijkvloers is er een zaal en op de eerste verdieping een ‘open veld’. Je kunt er zo naar binnen. Het lijkt wel een café, een trefpunt, waar mensen elkaar ontmoeten. In het ‘open veld’ waait het niet, regent het niet binnen … het is de naam voor een ruimte die voor alle doeleinden open staat. Je kunt er vergaderen, naar muziek luisteren, een activiteit op touw zetten … Er is ook een leeshoek met talloze publicaties rond drie grote thema’s: gemeenschapsvorming, uitzuivering van inspiratie of visie vanuit de joods-christelijke tradities, en solidariteit met kansarmen, dicht-
bij of ver van hier. “Zomaar een dak” herbergt op de derde verdieping ook een woongroep: vijf studenten die er op kot zitten en het gezicht zijn van dit huis. Op diezelfde verdieping is er ook een stille ruimte. Heidi: “Het pastorale team staat open voor iedereen en voor elk gesprek. Voor specifieke en acute studieproblemen verwijzen wij studenten door naar de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding. Voor alle andere praat en raad zijn wij begripvolle toehoorders. Wij willen getuigen als kinderen van een blije God – overigens het thema van een tentoonstelling die we in gedachten hebben, en waarvoor we wellicht gaan samenwerken met de dienst Public Relations van de UFSIA. We hebben weer een goedgevuld programma rond vasten en Broederlijk Delen. Er zijn ook optredens gepland met het koor, dat volgend jaar een dubbel-cd uitbrengt met solidariteitsliederen van over de hele wereld. De opbrengst daarvan gaat dan weer naar projecten voor het goede doel.” Dit duo leeft duidelijk op een ander ritme. Tijd is relatief. Gert spreekt lachend van zijn 26-urenweek, met 260 overuren. Heidi is een en al glimlach. Als ‘een glimlach de kortste weg is naar het hart’, dan kunnen die twee het daar nog behoorlijk druk krijgen … Myriam van Loon
©2002 KPMG, the Belgian member firm of KPMG International, a Swiss association. All rights reserved.
You have the world at your feet
You’re driven by ambition
Take your future in both hands...
assurance consulting financial advisory services tax advisers
jobs.kpmg.be
3
TecnoSpace maakt ruimte productief Alumnus Steve Symons houdt van verkopen en bewegen Sinds de crisis in de ICT-wereld is ‘dotcombedrijf’ een beladen begrip geworden. Maar TecnoSpace.com heeft van die crisis helemaal geen last gehad. Wel integendeel. Het speelt tot vandaag op zekerheid, zij het met een erg mobiel product: systeemwanden en interieurafwerking voor snel evoluerende kantooromgevingen. “Verandering is de enige zekerheid”, zo luidt dan ook het devies van Steve Symons (31), UFSIA-alumnus, promotie 1993. Sinds enkele jaren runt hij, intussen samen met enkele vennoten, aan de Vlaamse Kaai in Antwerpen een bedrijfje dat een grote leegte omtovert tot een plek waarin het aangenaam en productief werken is. De jonge ondernemer praat met een aanstekelijk enthousiasme, waaruit je moeiteloos kunt afleiden dat verkopen zijn lust en zijn leven is. Steve is een echte Sinjoor. Hij groeide wel op in Meise, maar zijn ouders waren rasechte Antwerpenaren. Hij zag het levenslicht in de schaduw van UFSIA, in de Pieter Van Hobokenstraat. Elf jaar lang lepelden de Jezuïeten hem hun wijsheid in: eerst zes jaar in het Jan-van-Ruusbroeckcollege in Laken, waar hij Latijn-Wiskunde volgde, daarna vier jaar in de Prinsstraat… of beter 5. Over de stof van de tweede kan wilde Steve zich nog eens wat nader bezinnen. “Economie leek mij een vrij brede opleiding en ik wilde absoluut in Antwerpen studeren”, begint hij. “Ik heb wel flink genoten van mijn studententijd en tijdens mijn bisjaar heb ik de richting die ik in de licentie zou kiezen, transporteconomie, ook al in praktijk gebracht. Ik ben toen vaak naar de VS geweest om auto's in te voeren.” Verkopen zat blijkbaar toen al in zijn genen, begroten iets minder. “Ik wilde altijd meer uitgeven dan mijn budget toeliet en heb toen ook vaak in de Antwerpse horeca gewerkt.”
4
Zijn loopbaan startte hij bij Master Foods, producent van voeding voor mens en dier. “Tijdens een campus recruitment event aan de UFSIA waren er vele grote jongens uit de bedrijfswereld en bij enkele van hen heb ik gesolliciteerd”, vertelt hij. “Bij Master Foods beginnen alle nieuwkomers in de verkoop. Als eerste test moest ik bij de grootdistributie, destijds GB en Delhaize, het hele gamma aan de man brengen, van voeding tot snoepgoed. Na enkele weken opleiding werd ik samen met andere rekruten onmiddellijk het water in gegooid. Het ging toen wel enkel om veldwerk, de acties waren al vastgelegd met de accountmanagers. Wij moesten proberen het aantal dozen op te voeren.”
Van voeding naar wanden Het voordeel van zo’n proefperiode in een groot, bekend bedrijf is vooral dat je bij de headhunters op een lijst komt, weet Steve. “Ik was al wat uitgekeken op Masterfoods omdat ik nogal ongeduldig ben”, geeft hij eerlijk toe, “en ik werd benaderd door het executive search bureau Batenborch, dat zich toelegt op verkoopsmedewerkers en daarvoor vooral in de vijver van de grote handelsbedrijven vist. Zij kwamen met enkele mooie voorstellen. Zo belandde ik bij Amovible, Frans voor ‘verplaatsbaar’. Deze KMO in Brussel, toen nog een van de grotere spelers in de sector in ons land, keek uit naar medewerkers om de Brusselse en Antwerpse markt te bewerken met hun systeemwanden, het product dat nu nog mijn ding is. Destijds had ik ook veel contacten met architecten en anderen uit de wereld van de design en aanverwante. Ik wist wel dat je in zo'n kleinschalig bedrijf minder doorgroeikansen hebt, maar het product en de markt trokken me meer aan. Bij Master Foods had ik al 42 klanten, bij Amovible moest ik eerst op jacht, prospecteren bij bedrijven die een ander gebouw gingen betrekken …” Het wereldje van architecten, verhuurders van gebouwen, grote projectontwikke-
laars, eindklanten, werd toen zijn biotoop. “Het was een gezellig team van vier verkopers, naast enkele administratieve medewerkers, en ook de baas verkocht mee”, zegt Steve. “Maar toch ben ik ook daar geen vol jaar gebleven. Amovible was een goede werkgever, maar die ondernemer had boeken gelezen over specialisatie en ik mocht van hem alleen wanden verkopen. Soms mocht ik van een klant alle wanden plaatsen, op voorwaarde dat wij ook het plafond konden hangen. Mij leek dat een onderdeel van de service die je nu eenmaal moet leveren als je grote orders wilt binnenrijven. Die plafonds konden we ook uitbesteden, vond ik. Zeker in onze branche verwacht de klant een totaaloplossing. Om de haverklap vroegen klanten naast wanden nog wat anders. Maar mijn baas zag dat niet zitten, ook het nut om een tweede firma op te richten, die zich met andere interieuronderdelen dan wanden zou bezighouden, vond hij niets. We zijn dan in vrede uit elkaar gegaan, met de afspraak dat ik zijn wanden op zelfstandige basis verder zou verkopen.”
ik dat het beter zou zijn niet langer alleen voort te werken, dat alleen beginnen een van de grootste fouten is die je als zelfstandige kunt maken. Je moet je ideeën kunnen toetsen aan de inbreng van je partners. Mijn zaak liep wel goed, ik had nog geen gezin, maar ik keek toch uit naar een zakelijke partner. Toen ik bezig was met een project voor Mediagenix in Groot-Bijgaarden, ontmoette ik Hein Vantomme (37), verantwoordelijk voor het meubilair van die klant. Het klikte tussen ons en hij werd prompt mijn vennoot. Onze netwerken vulden elkaar aan, hij was meer thuis bij de architecten, onze manier van aanpakken was complementair, we konden onze gezamenlijke klantenkring goed verdelen … Sinds september 1998 zijn we vennoten. Dat partnership vind ik tot vandaag nog altijd een uitstekende beslissing. We zochten een nieuwe bedrijfsnaam. Die moest wat beter aansluiten bij de wereld van het internet, waar we intussen mooie referenties hebben verzameld. Uiteindelijk kozen we voor TecnoSpace. Dat klinkt ook een stuk commerciëler dan Symons bvba.”
Met Baan van de startbaan
Sinds december 2000 heeft TecnoSpace ook een tweetalige website, vooral dan om meer naambekendheid te verwerven. “Wij ervaren alvast dat het aantal offerteaanvragen hierdoor toeneemt”, stelt Steve. “Ons boekjaar loopt van juni tot juni. Vorig jaar haalden we al een omzet van ruim 3 miljoen en tegen eind juni mikken we op 4 miljoen. Een van onze grote klanten met jaarlijkse orders is Alcatel.” Sinds september 1998 merkten de vennoten dat ze nog nauwelijks konden volgen met het uitvoeren van de verkochte projecten. “Mijn oudere broer Sven (35), die marketing en communicatie studeerde en ervaring opdeed als productiemanager bij Standaard Uitgeverij, is als derde vennoot mee in de boot gestapt. Of je nu een boek maakt of een wand, dat is precies hetzelfde, alleen met andere ingrediënten. Wij waren maar lustig aan het verkopen, maar Sven zorgde ervoor dat het ook tijdig geleverd en geplaatst werd. Ook het tekenwerk nam steeds toe en daarvoor hebben we een interieurarchitect aangetrokken, Koen Van Treeck. Door die groei trekken we weldra naar een ruimte die vier keer zo groot is, recht tegenover het bioscoopcomplex Metropolis in het noorden van de stad, en weer kijken we uit naar een nieuwe medewerker.”
Begin 1995 is Steve op eigen vleugels begonnen met Symons bvba, te midden van andere starters in het Hessenstraatje, nabij het Hessenhuis. “Amovible verkocht toen een dure, erg technische wand, op maat van grote organisaties met duizenden werknemers”, vertelt hij. “Zulke verplaatsbare wanden worden vooral in de grote open ruimten van immense kantoorgebouwen gezet, doorgaans huurgebouwen, zoals je die bijvoorbeeld ziet langsheen de ring van steden. Koopt een nieuwe huurder die over van een vorige, dan is dat voor ons ook een goede zaak. Want als die huurder de scheidingselementen graag anders geplaatst ziet, dan kan hij ook bij ons terecht. Maar in die fase treden wij nu pas, want daarvoor moet je eerst een klantenportefeuille opbouwen. Naast het hoofdproduct, onze eigen wand, die al vier jaar ontwikkeld is, lossen wij – op commissiebasis – voor onze klanten ook andere problemen op, zoals hangplafonds, maatwerken, gipsplaten, schrijnwerk, databekabeling. Bij de start op mijn eerste adres stond ik er nog helemaal alleen voor. Mijn troefkaart was toen vooral goed coördineren, de juiste mensen daar brengen waar ze nodig waren. Ik kon inspelen op o.a. de opkomst van internetbedrijven. Opdrachtgevers wilden een volledig ingericht kantoor en liever gisteren dan vandaag. Tijd hadden ze zelf niet, een budget wél, maar het moest wel snel gebeuren. Via immobiliënmakelaars kon ik klanten zoeken.”
Vennoten als klankborden Enkele jaren voor het eurotijdperk haalde Steve al een omzet van ruim 1 miljoen euro. “Ik besteedde mijn werk uit aan mensen die wat duurder waren maar dan ook betrouwbaar. Uit een interview met alumnus Bert Vandecaveye, dat verschenen is in een vroeger nummer van Alumni Nieuwsbrief(1), leerde
Regelmatig maakt Steve toch nog de tijd om niet ver van zijn huis in Schilde een fitnesscentrum binnen te springen. Kwam er intussen ook privé een partner bij? “In 1998 ben ik getrouwd met Saskia Kurpershoek, sinds 1994 eveneens UFSIA-alumna”, lacht Steve. En intussen zijn er ook twee mogelijke opvolgers, Jasper (3,5) en Robbert (2), zo vernemen we. Al hebben die peuters natuurlijk nog wel even de tijd om na te denken welke richting ze zullen uitgaan. (1) “Alumnus Bert Vandecaveye leidt TailorMade Logistics”, Alumni Nieuwsbrief, oktober 1998, p.18-19. Ben De Bruyn 5
Een gesprek met Ramananda dasa
Onorthodoxe loopbaan: economist als Toegewijde van Hare Krishna Een donatie vanwege ex-beatle Georges Harrisson, protest bij de anders zo stille Ardenners ... Hare Krishna krijgt flink wat mediabelangstelling. In hun oranje of witte gewaden, met kaalgeschoren schedel of een haarstaartje, altijd een stoffen buideltje met kralensnoer aan de gordel, tekenen de volgelingen van Hare Krishna zich in een westers straatbeeld af als “vreemde vogels”. Binnen justitie staan ze als “sekte” gecatalogeerd. Als alumnus Rudy Snoeck (K1982) bij die groep aansluit en er zelfs een leidinggevende functie vervult, dan welt de vraag op wat een economist met een jezuïetenopleiding zover drijft … Dat is natuurlijk boeiende stof voor Alumni Nieuwsbrief. Ik stel een afspraak voor in de UFSIA, maar krijg een e-mail met het voorstel om naar ‘Château de Petite Somme’ te komen, het Hare Krishna-‘headquarter’ voor de Benelux. Het is een druilerige, grijze januaridag, met in de Ardennen nog duidelijk de sporen van het voorbije ‘winteroffensief’. Na een rit van ruim 190 km rijd ik via een kronkelweggetje naar een donkergrijs kasteel met torens. Over het grote binnenplein, dat er nog witbevroren en glad bijligt, haast ik mij naar de hoofdingang, de receptie. Met een brede lach zwaait een grote, rijzige man in een lange witte jurk de deur open. “Rudy Snoeck?”, waag ik. Met een bloemenkrans van gele en rode anjers verwelkomt hij me in een ruime hall. Een prachtige parketvloer, een majestueuze trap en een doordringende geur van vernis. “Het parket in de grote ontvangstzaal is pas gevernist en de geur is niet te harden, kom we gaan naar ons restaurant”, nodigt “Toegewijde” Rudy, “Ramananda dasa”, me uit. In de orangerie, het vegetarische restaurant, kookt Rudy zelf water voor de (cafeïnevrije) filters van Rombouts. Ik kan kiezen uit een punt kaas- of kokostaart zonder eieren weliswaar. Rudy (40) ontfermt zich in het kasteel over de bezoekers, intussen zo’n 35.000 per jaar: toeristen maar ook schoolkinderen op bosklassen en schoolreizen. Hij begeleidt ze bij de rondleiding en geeft zowaar een live voorstelling van het leven van de Toegewijden aan de Hare Krishna. Hoe komt een economist hier terecht? “Ik ben in het West-Vlaamse Waregem geboren, als zoon tussen twee dochters in een familiaal bouwbedrijf. Na de Latijn-Wiskunde in het Heilig-Hart-college van Waregem trok ik in 1979 naar de UFSIA, terwijl ik in de weekends actief bleef bij de KSA in mijn geboortestreek. Ik was altijd al op zoek naar de zin van alles, naar de waarde van waar mensen mee bezig 6
zijn. Toen in het familiebedrijf spanningen de kop opstaken, waarvan de gevolgen tot in ons gezin doordrongen, voelde ik een danige afkeer van de hypocrisie rond mij. Het christelijk geloof trok mij absoluut niet meer aan. Op de Gentse Feesten wist men mij een boekje van Hare Krishna te verkopen, en toen gebeurde het. Ik las het in één adem uit, op de rand van het trottoir. Het sprak me direct aan: geen dogmatisch gezeur, een filosofisch sluitende leer, vanuit kennis. Thuisgekomen wisselde ik uren blokken af met het chanten van de ‘mantra’ (een nasaal gezongen, vrij monotoon lied, met slechts enkele woorden tekst, n.v.d.r.): Hare Krsna Hare Krsna Krsna Krsna Hare Hare Hare Rama Hare Rama Rama Rama Hare Hare”. “Tijdens de tweede zit in de tweede licentie kwam het op het examen tot een conversatie over Hare Krishna. Ik ben wellicht wat te enthousiast geweest … kocht alvast bloemen voor mijn moeder, die ik haar wilde geven mét mijn diploma van licentiaat én mijn besluit bij de Hare Krishna te gaan. Een zeer pijnlijk moment, toen bleek dat het diploma er niet bij was. Aanvankelijk kreeg ik thuis een “nooit” als antwoord, maar ik was 24 jaar en vastbesloten. Zo kwam ik in 1984 voor het eerst in Septon (het vervallen kasteel was in 1980 aangekocht door de Hare Krishna, n.v.d.r.) en vertrok vervolgens voor drie maanden opleiding naar Amsterdam. Daar werd ik Vaishnava, of ‘Toegewijde’, een traditie die gebaseerd is op de oudste geschriften, de Veda’s. Daarna volgden vier jaar Zuid-Afrika, waar ik tempelpresident werd. Sinds 1988 ben ik terug hier, met tussendoor nog een paar keer India. Daar is Hare Krishna natuurlijk een fantastische beleving. Door en door echt.”
voor een volgend wordt gegeven. De levensvorm waarnaar overgegaan wordt, kan in zijn hoogste vorm een menselijk lichaam zijn, maar ook een dier of plant. Zo zou bijvoorbeeld Boeddha een reïncarnatie van Krishna zijn. De volgende verschijning van Krishna is voorspeld: over 420.000 jaar.”
Chäteau de Petite Somme Het 13de-eeuwse kasteel dat de volgelingen als hun uitvalsbasis kozen, ligt in de Ardennen, voorbij Marche. Het rustige Ardeense dorpje krijgt intussen, wegens de uitbreidingsplannen van de Hare Krishna op het 40 ha grote domein, meer media-aandacht dan het lief is. “Er is geen echt probleem”, aldus Rudy. “De bewoners zijn intussen op de hoogte van waar we mee bezig zijn. Wij, de getrouwde Toegewijden, wonen met ons gezin in huizen in het dorp en gaan naar het kasteel als naar ons werk.”
Hare Krishna als leer Hare Krishna is een spirituele cultuur uit India. Heer Krishna verscheen 5000 jaar geleden om het proces van bhakti-yoga of ‘liefdevolle dienst aan God’ te verkondigen. ‘Krishna’ is een naam van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. ‘Hare’ staat voor zijn persoonlijk liefdesvermogen. Krishna wordt afgebeeld als een blauwachtige, vervrouwelijkte mannenfiguur, die samen met Hare, een vrouwenfiguur, de hoogste vorm van liefde verpersoonlijkt. Hun bijzondere relatie is de hoogste vorm van meditatie. De toewijding van Hare aan Krishna is dan weer het summum van spiritualiteit. Uiteindelijk draait het om God. Het christendom legt te veel nadruk op de naaste, waardoor God verdrongen raakt. Wie in het christendom dan weer voluit wil gaan, moet zichzelf verloochenen. Hare Krishna daarentegen moedigt zelfrealisatie aan. Wie zelf het geluk niet vindt, kan ook anderen niet helpen het te vinden … En dan ontdekken we toch een zweem van economische benadering bij onze alumnus: “India heeft een zeer oude cultuur, met fijne beschavingsvormen, die allemaal de klemtoon leggen op spiritualiteit. In de gematerialiseerde wereld van vandaag zal de honger naar spiritualiteit steeds meer en steeds dringender de kop opsteken. Daarin schuilt een enorme potentiële kracht en wellicht ook een markt voor India, dat van oudsher vertrouwd is met die geestelijke materie. Je moet de tijd nemen, het leven plaatsen in een veel groter perspectief. Je krijgt wat je verdient. Niet gewoon “jij” en “nu”. Nee, het is een langetermijnvisie, over de generaties heen, eeuwen trotserend. Niets is zomaar toeval. Jouw leven heeft invloed op levens na het jouwe en wordt beïnvloed door levens van daarvoor. Hare Krishna is overtuigd van reïncarnatie. Ieder leven wordt gevolgd door een volgend leven, waarin beloond of beboet wordt voor een eerder leven en de aanzet
Dat kasteel, Radhadesh, zoals het omgedoopt werd, is intussen bijna helemaal gerestaureerd. Alles ‘op eigen kracht’: de muurschilderingen, de trap in wit met goud, de plafondschilderingen. De tempel is één grote ruimte met wit marmeren vloer en vloerverwarming. Een zalig gevoel om er op kousenvoeten binnen te gaan. Waar je een altaar zou verwachten, staat een podium met drie tempeltjes. Daarin zijn drie taferelen, opgebouwd met Hare Krishna-poppen van zo’n 40 cm groot. De marmeren beeldjes worden tweemaal per dag gewassen en gekleed in een van de vele schitterende feestelijke outfits, die samen met het decor worden gewisseld. Het zijn Toegewijden die alles zelf maken: naaien, borduren, perleren, schilderen ... Het heeft wat weg van een koninklijke poppenkast. Zeven keer per dag worden aan de beeldjes kleine hoeveelheden voedsel geofferd. Tegenover dat fascinerende schouwspel, zit achteraan in de tempel, in een armstoel, een levensecht beeld in kunststof, dat Srila Prabhupada voorstelt. Hij bracht de leer van Hare Krishna naar het Westen. Die missie werd 500 jaar geleden aangekondigd en het zal nog 10.000 jaar duren eer de beweging in elk dorp, overal ter wereld verspreid zal zijn. De motivatie om het Westen tot Hare Krishna te bekeren: “Het oosten is lam, het westen is blind. Als de lamme op de schouders van de blinde zit, is er voor beiden hoop.” Prabhupada overleed in 1977 op 81-jarige leeftijd en wordt erkend als stichter van de ISKCON, de Internationale Beweging voor Krishna Bewustzijn. Rudy troont me mee en geeft een live voorstelling van wat een Hare Krishna-gebed voorstelt. Gehurkt op de witte, warme marmertegels, speelt hij, op een miniharmonium met trekzak, een melodie met twee akkoorden en scandeert nasaal de tekst: “Hare Krishna, Hare Krishna, Krishna Krishna, Hare Hare, …..”
Hoe ziet een dag bij Hare Krishna eruit? “Eigenlijk heel gewoon, tenzij misschien de uurregeling ... We verzamelen om 4 uur ’s ochtends in de tempel voor de mantra-meditatie, met muziek en dans. 7
Alle mannelijke Toegewijden dragen een sikka, een staartje op het achterhoofd. Vrouwen en meisjes dragen de sari en, al dan niet, een rode stip op het voorhoofd.” Hét moment om te vragen wat die gele streep klei, als V-teken op het voorhoofd en uitlopend over de lengte van zijn neus, betekent. “Het staat voor Vaishnava, een Toegewijde van Vishnu of Krishna, namen van God. Dit teken, de tilak, wordt op 14 plaatsen van ons lichaam aangebracht met klei die afkomstig is van de boorden van de Ganges. Een symbolische daad, uit respect voor dat lichaam waarin onze ziel huist.”
We doen aan verkondiging, werken in de bakkerij of het restaurant, bedienen het winkeltje met Indiase snuisterijen, bidden vele uren per dag, al dan niet in de tempel, en liggen rond half negen ’s avonds onder de wol. Anderen, die niet bij een tempel wonen, zijn gewoon actief in het dagelijkse leven, maar wel meer spiritueel dan materieel bekommerd. We zijn zeker niet wereldvreemd. We verzorgen ons lichaam, want het is de tempel van onze ziel.” Geen problemen met bloedtransfusie? “Absoluut niet. Allemaal dragen we dat linnen zakje met kralensnoer, dat de vergelijking met een christelijke paternoster kan doorstaan. We proberen 16 keer per dag het snoer rond te bidden. Alles is erop gericht de ziel te helpen, spirituele vooruitgang te boeken. Sterven is gewoon je lichaam verlaten. Zoals je je aardse kleren uittrekt. Je ziel reïncarneert. We leven spiritueel. We gaan terug naar de essentie. We eten vegetarisch. Geen drugs, geen alcohol, zelfs geen opwekkende middelen in spijs of drank.” Met de nattigheid en de kou buiten, denk ik aan het comfort en het onderhoud van die spierwitte kleren. “Die zijn inderdaad niet echt praktisch. Als het koud is, trekken we daar gewoon een lange broek onderaan of een anorak erover. Het is ook geen absoluut voorschrift. Maar als we hier samen zijn, is het makkelijker ook uiterlijk tekens van onze cultuur te hanteren. Zo dragen de ongehuwden saffraankleurige kleren, de gehuwden witte. De ongehuwden leven in het kasteel als gemeenschap en hebben een kaalgeschoren hoofd. 8
Wie kan Toegewijde van Hare Krishna zijn? “We staan open voor iedereen: alle nationaliteiten, alle leeftijden, uit alle lagen van de samenleving, mensen die gestudeerd hebben en analfabeten. Spiritualiteit is van en voor iedereen. Door God te benaderen, beïnvloeden we ons karma, onze lotbestemming. Door liefde voor God te ontwikkelen kunnen we komaf maken met alles wat tijdelijk is en teruggaan naar Krishna. Zelfs in één leven, als we dit proces oprecht volgen.” Holebi’s? “Geen probleem.” Misdadigers? “Geen probleem, al zijn we wel heel voorzichtig als nieuwe mensen zich aandienen om in de tempel te wonen.” Trouwen? “Natuurlijk. Wij trouwen zoals de wet dat voorschrijft, voor de gemeente. Ik ben in 1995 getrouwd en heb een zoontje van vier. Mijn vrouw, een Française, is ook een Toegewijde. Gemengde huwelijken zijn toegestaan, maar om praktische redenen gebeurt dat nauwelijks.” En scheiden? “Ook dat, zoals de wet dat bepaalt, maar het is ons bij het trouwen toch vooral om de “trouw” te doen .” Seks? “Seks is prima, maar wel binnen het huwelijk. Het doel van seks is uiteindelijk het leven doorgeven. Het is goed je naaste lief te hebben, maar wel binnen de spirituele relatie met Krishna. Anders wordt het één grote illusie. Net zoals men tegenwoordig seks voor liefde neemt. Je moet er gelukkig door worden, niet afstompen of er geld mee verdienen.” Opvoeding? “We hebben een Hare Krishna-kleuterschooltje, maar onze kinderen gaan ook naar het gewone onderwijs.” En wat die later zullen doen? “Geen idee. Ze hebben ons voorbeeld, maar ook de vrijheid om te kiezen. Natuurlijk hopen we dat we de waarden die wij hoog schatten, kunnen doorgeven.” Het is pikdonker als ik weer buiten sta. En weer een paar graden kouder. Ramananda had ons zo graag nog een diamontage getoond en een rondleiding in het kasteel gegeven, maar de elektriciteit liet het afweten. Daar kon zelfs Hare Krishna niets tegen beginnen. Maar ik had stof te over om te vertellen over die alumnus die zijn weg vond in ‘hogere sferen’. Twee boekjes heeft hij meegegeven: eentje over de wetenschap der reïncarnatie en eentje over ervaringen uit vorige levens. Ik leg ze alvast goed zichtbaar klaar, voor een dag met wat tijd. Dat er méér kracht en macht schuilt in het geestelijke dan in het materiële, daar was ik echter al lang achter gekomen… Myriam van Loon
UITNODIGING
Internationaal colloquium text and economics
Van 16 tot 18 mei 2002 organiseren de vakgroepen Algemene Economie en Taal en Communicatie van de faculteit TEW het internationaal colloquium text and economics in het kader van de viering 150 jaar UFSIA. Uitgenodigde sprekers zijn Deborah Cameron (University of London), Deirdre McCloskey (University of Illinois at Chicago en Erasmus Universiteit Rotterdam) en Catherine Labio (Yale University). Daarnaast kozen we uit de wereldwijde respons op onze call for papers 21 inzendingen uit de meest gevarieerde domeinen. Ingeborg Dusar, Guido Erreygers, Geert Jacobs en Klaartje Verbelen nodigen alle geïnteresseerde alumni hierbij uit om deel te nemen aan deze conferentie. Meer info vindt u op de jubileumsite (UFSIAgedeelte, Cluster 1, project 6) of rechtstreeks op onze eigen webpagina http://www.tew.ua.ac.be/text&economics.htm Van harte welkom!
Interim Management “Vindt u het wel veilig een sleutelfunctie in uw bedrijf aan een “buitenstaander” toe te vertrouwen?”
Vraag aan Catherine Spitaels en haar team hoe PwC Consulting Solution for Management uw activiteiten kan ondersteunen.
[email protected] Tel. +32 (0)2 710 46 13 Fax +32 (0)2 710 47 90
A business of
9
De nieuwe AULA Rector Dhanis
10
EEN PODIUM VOOR EN DOOR ALUMNI Donderdag 18 april 2002, 19.30 uur
Stadsschouwburg Antwerpen Wilt u Bart Peeters aan het werk zien? Horen hoe Jan Leyers AV-Voorzitter Walter Nonneman op de rooster legt? Het herexamen van Patrick Janssens, Marc Van Peel, Fons Borginon, Mieke Vogels, Ludo Van Campenhout en Fons Borginon meemaken? 150 jaar UFSIA mee beleven met Marc Van de Looverbosch en Katleen Cools? De ‘Alumnus van het Jaar’ verkiezen? En dit alles doorspoelen tijdens de receptie ? Reserveer dan vlug uw toegangskaart voor 15 euro (incl. reservatie- en verzendkosten) bij Ticket Club op het nummer 0900-00 991 (de directe code is 007) of via de website www.ticketclub.be.
11
Gesprek met Kim De Greef
Diamonds are a girl’s best friend Antwerpen als diamantcentrum hoeven we natuurlijk niet meer voor te stellen. Nog altijd is Antwerpen hét wereldcentrum voor diamant voor Tel Aviv en het opkomende Mumbai. Met een omzet van meer dan 25 miljard EUR vertegenwoordigt de sector niet alleen 7% van onze export, maar heeft hij ook een wereldaandeel van 80% in het aanbod van ruwe diamant en van 50% in het aanbod van geslepen diamant. Het zal dan ook niemand verbazen dat net in Antwerpen de verkiezing van Miss Diamant gegroeid is. Wij hadden een gesprek met de nieuwste Miss Diamant. Een reporter heeft soms een hondeleven. Zeker als hij een afspraakje heeft met de nieuwe Miss Diamant. It’s a dirty job, but someone has got to do it! Het toeval wil immers dat Miss Diamant 2002 aan de UFSIA studeert. In november van vorig jaar werd Kim De Greef uit veertien Belgische en zes Nederlandse finalistes niet alleen Miss Diamant België, maar haalde ze ook de titel Miss Diamant Benelux binnen. Na Miss België is dit ongetwijfeld de meest prestigieuze missverkiezing (www.missdiamant.com). Na enkele tientallen interviews, een modespecial in Dag Allemaal en enkele fotosessies, onder meer in het weekblad TVFamilie, was het onze beurt voor een gesprek met deze mooie, negentien lentes tellende, frisse verschijning.
Diamanten “...but square-cut or pear-shaped, these rocks don’t lose their shape, diamonds are a girl’s best friend...”, zong Marilyn Monroe al in 1953 in de film Gentlemen Prefer Blondes. De nieuwe generatie ‘missen’ is evenwel al lang niet meer beperkt tot domme blondjes. Zo doet Miss Diamant 2000, Caroline Costermans, haar eerste licentie Rechten aan de UIA en studeert de nieuwste Miss België, Ann Van Elsen, handelswetenschappen in Brussel. Ook Kim combineert de dodelijke combinatie van looks en brains. “Vaak hangt er nog een negatief sfeertje rond miss-verkie12
zingen, maar dat is geheel ten onrechte. Vroeger keek ik misschien zelf wat neer op miss-verkiezingen, maar door er nu zelf aan deel te nemen heb ik mijn mening toch wat moeten bijsturen. Natuurlijk is er het obligate badpakken-defilé, maar de verkiezing vergt veel meer dan alleen maar lief glimlachen. Zeker een verkiezing als Miss Diamant, die meer de nadruk legt op uitstraling, présence, kennis van de diamantsector en vaardigheden als voordracht en presentatie.” Met Kim heeft de Antwerpse diamantsector er alvast een zeer stijlvolle ambassadrice bij gekregen. Naast snoepreisjes naar Zuid-Afrika, Disneyland Parijs en Amsterdam, een auto voor één jaar en een dozijn andere prijzen, kreeg onze miss vanzelfsprekend ook de nodige juwelen. “Hoewel dit mijn eerste deelname aan een miss-verkiezing was, wil ik me toch niet in het miss-circuit storten. Voorlopig blijft het bij deze ene keer en concentreer ik me nu volop op mijn studie. Een miss-titel is misschien leuk op korte termijn, maar je mag ook niet je carrièreperspectief op lange termijn uit het oog verliezen.”
TEW Momenteel zit Kim in de tweede kandidatuur Toegepaste Economische Wetenschappen van onze faculteit. “TEW was een heel bewuste keuze. Ik vond
het erg moeilijk om op mijn achttiende al een definitieve beroepskeuze te maken en voor een eng geöriënteerde studierichting te opteren. Maar TEW is juist een algemene, flexibele richting, die zeer ruime beroepsmogelijkheden openlaat. Je leert immers pas gaandeweg je werkelijke interesses kennen. Zo had ik nog nooit boekhouden gehad in het middelbaar, maar aan de unief vond ik dat bijzonder boeiend. Een beroepskeuze in de accountancy-sfeer of een carrière als bedrijfsrevisor spreekt me dan ook meer en meer aan.” Miss Diamant staat met beide voetjes op de grond en weet duidelijk wat ze wil. Bovendien blijkt ze er niet alleen fraai uit te zien, maar is ze ook een goede studente. Zo haalde ze in haar eerste kandidatuur een achttien voor wiskunde en een negentien voor statistiek, waarmee het vooroordeel van het domme miss-je definitief uit de wereld wordt geholpen. “In het middelbaar aan het Stella Maris-instituut volgde ik al een richting met acht uren wiskunde. Dat vak schrikt me zeker niet af. Analytische vakken doe ik trouwens bijzonder graag.” En, krijgt een Miss Diamant meer punten op examens? “De meerderheid van mijn medestudenten weet dat ik een miss-verkiezing heb gewonnen, maar de meeste proffen niet, denk ik. Het zal me dus geen voordeel opleveren. Bovendien wil ik goede punten zelf verdienen door de materie onder de knie te hebben, wat ik al bewezen heb door in de eerste kandidatuur een onderscheiding te behalen.” Hoewel haar studie duidelijk primeert, geniet Kim ook van het studentenleven. “Zo ben ik vorig jaar gedoopt door Andoverpia en ga ik regelmatig naar cantussen, TD’s en galabals. Dat vergt natuurlijk wel allemaal een goed agendabeheer.”
Promo-team ATV Naast haar studie besteedt Kim ook een belangrijk deel van haar tijd aan het promo-team van de Antwerpse regionale televisiezender ATV. “Ik ben bij ATV als hostess gestart toen ik 16 was. Aangezien er een zeker verloop is bij de hostessen en ATV zoveel mogelijk met vaste gezichten wil werken, ben ik zowat de constante factor van het promo-team geworden. Zo ben ik als het ware op een natuurlijke wijze uitgegroeid tot de coördinator van het promo-team van inmiddels zes meisjes. Ik verzorg de volledige organisatie van het team: de samenstelling, ervoor zorgen dat alle meisjes op tijd op de afspraak verschijnen, enzovoort. Het is een bijzonder boeiende nevenactiviteit, waarbij ik vele nieuwe mensen kan ontmoeten en interessante contacten kan leggen.” Daarnaast speelt Kim nog piano. Dat ze een begenadigde pianiste is, bleek maar al te goed tijdens de Miss Diamant-verkiezing. Terwijl de meeste andere meisjes kozen voor een dansact, imponeerde Kim vriend en vijand met haar vertolking van het bekende Ballade pour Adéline. “Ik ben piano beginnen te spelen op mijn achtste. De jongste jaren had ik natuurlijk niet meer zoveel tijd om te spelen, maar toch was de keuze voor mijn act tijdens de verkiezing vlug gemaakt.” Je zou het haast niet geloven, maar daarnaast heeft onze miss ook nog tijd voor diverse sporten: zeilen, tennis, skiën en snowboarden. Een bezig bijtje dus! Wij wensen Kim nogmaals proficiat met haar titel en wensen haar nog veel succes toe in haar professionele carrière. We twijfelen er niet aan dat ze ook daarin zal schitteren – als een diamant. Peter-Jan Engelen 13
Internationale loopbaan bij Wereldbank en IMF
Grensverleggend engagement
In de jaren vijftig droomden drie jongelui op Saint-Ignace hun American dream. Hun fascinatie voor het nieuwe continent leidde tot een internationale loopbaan bij de Wereldbank. Vanuit verschillende horizonten deelden zij een kosmopolitische ervaring: zij droegen bij tot een verhoogde slagkracht van ontwikkelingslanden. Op de foto staan ze als een Ignatius-triumviraat broederlijk naast elkaar: Armand Van Nimmen, Adhemar Byl en Pierre de Raet. Adhemar Byl kwam in een vroeger nummer van Alumni Nieuwsbrief al aan het woord. Nu strikten we Armand Van Nimmen tijdens een Antwerps bezoek aan zijn bejaarde moeder. Pierre de Raet stalkten we dan weer per e-mail tot in Washington. Twee interviews op planetaire schaal. Pierre de Raet hoorde van een pater in het Brusselse Sint-Jan-Berchmanscollege dat de Antwerpse jezuïeten degelijk onderwijs verstrekten. Denkend aan zijn studententijd, zorgt de Franstalige de Raet voor een interessante variatie op de madeleine van Proust: de intern herinnert zich nog levendig het ontbijt op zondagochtend met filet d’Anvers à volonté. Ook Scheldekind Van Nimmen verhuisde na het Onze-Lieve-Vrouwecollege naar Saint-Ignace, voor de jongen uit het Antwerpse middenstandsmilieu financieel een haalbare kaart. Armand Van Nimmen beschikte door zijn status van extern over meer bewegingsvrijheid: “Als extern was ik vrijgevochten: na een bezoek aan Griekenland liet ik trouwens mijn baard staan, in die tijd een bijna revolu14
tionaire daad. Van Nimmen leidde een dubbelleven: naast de aula’s spendeerde hij dagen, of liever nachten, aan de vernieuwende literatuur van die tijd - Sartre, Simone De Beauvoir en Françoise Sagan - die in de Antwerpse kelders hoogtij vierde. Deze laatste Franse romancière kostte de verstrooide boekenwurm trouwens de deelname aan een Congolese studiereis: “Ik versliep me uitgerekend op de dag dat alle kandidaten voor de commissie van pater Taymans moesten verschijnen.” Eén prof liet op beide heren alvast een onvergetelijke indruk na: Jean-Pierre de Bodt. Van Nimmen: “De Bodt had in de States gestudeerd, en gaf op een bijzonder heldere manier college.” De Raet: “En zijn doctoraatsver-
handeling gebruikte hij vreemd genoeg als handboek bij zijn college.” In die jaren ging er van de States een haast mythische aantrekkingskracht uit. Op het eind van de jaren vijftig grepen beide studenten een Rotary-beurs voor de VS dan ook met beide handen aan. In de VS ging er een nieuwe wereld voor hen open. Van Nimmen: “Twee maanden Texas: een openbaring. Mijn ouders hadden geen auto en ik had slechts heel weinig van België, laat staan van de wereld gezien. Plots maakte ik kennis met de olierijkdom van het republikeinse Midlandsmilieu, dat beschikte over limousines en vliegtuigen. Maar ook voor the other side of the tracks opende men mij de ogen: de armoede van de zwarte en Mexicaanse bevolkingsgroepen.” De American dream lonkt, een Fulbrightbeurs vormt de sleutel tot de Nieuwe Wereld. De weg naar het Amerikaanse continent verloopt voor Armand en Pierre via een omweg naar de Leuvense universiteit. De Raet: “Sint-Ignatius beschikt op dat moment nog niet over het universitaire statuut dat het in 1965 zou krijgen, de aanvullende studie economie in Leuven vormt het toegangsticket tot die prestigieuze studiebeurs.”
L’été indien Na het assistentschap aan Amerikaanse universiteiten (Van Nimmen aan Columbia, de Raet aan Michigan State), dat voor Van Nimmen nog werd doorkruist door een Belgische legerdienst - waarvoor de Belgische overheid, ongelooflijk maar waar, de fascinerende overtocht per boot betaalde - leidde het pad naar de grote internationale instelling die Wereldbank heet. Van Nimmen: “De eerste etappe is die van country economist. Je trekt dan als lid van een divisie naar het buitenland. Door mijn talenkennis en Belgische achtergrond wees alles naar Afrika: Ruanda, Madagaskar, Kameroen. Zo maakte ik ook deel uit van de eerste missie naar Zaïre na Mobutu’s aantreden. De leiders van dat land hadden toen enorme amibities, maar de omzetting van die dromen in werkelijkheid liet veel te wensen over. Daarop volgde India. Mijn vrouw Jane en ik raakten echt verliefd op dat land.” Terwijl Van Nimmen deelnam aan de analyse van de Indiase economie en mee projecten uitwerkte in Calcutta en Bombay, adopteerde het echtpaar een drie maanden oud meisje, dat ze de naam Asha gaven, een Hindi-woord dat hoop betekent. De Indian summer zou zes jaar duren: de familie Van Nimmen dompelde zich onder in de aparte sfeer van de Indiase schilderkunst en klassieke muziek. Maar bij de Wereldbank kun je niet definitief op een vaste stek blijven. Meestal roept Washington je na een paar jaar terug. Van Nimmen koos voor een nieuw avontuur: de resident mission in Bangladesh zocht een economist. In dit kleinere, meer overzichtelijke land was de invloed van de Wereldbank wellicht iets groter. Daar had de econoom werkelijk de indruk positief te kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van het land. Hij bleef er drie jaar. Pierre de Raet verdiende intussen zijn eerste sporen
bij het IMF in Franstalig Afrika en Colombia: “In volle Vietnamoorlog, van 1971 tot 1973, ging ik aan de slag in Cambodja, zonder gezin, in een door de Rode Khmer hermetisch afgegrendeld Phnom Penh. Na een Luxemburgs bankintermezzo werd de lokroep van de publieke sector me weer te sterk. De sociale doelstellingen van de internationale ontwikkelingsorganisaties bevielen me beter dan de wereld van de harde commercie.” Van 1974 tot 1987 zou hij zich bij zijn vriend Van Nimmen voegen bij de Wereldbank. Van Nimmen was na zijn Aziatische omzwervingen opnieuw in Washington verzeild geraakt. Na al die jaren in Azië verliep de aanpassing voor het gezin erg moeizaam. Van Nimmen: “Stel je voor, al die jaren hadden we weliswaar comfortabel geleefd, maar plots belandden we in een land waar de consumptiedrift hoogtij vierde. Je walgde bijna bij het platte materialisme van televisie en supermarkt. Gelukkig is Washington zelf zowat een buitenbeentje: het blijft een van de meest leefbare Amerikaanse steden buiten de belt. Ik belandde bij het Economic Development Institute(EDI), het departement van de Wereldbank dat de coming men van de ontwikkelingslanden vormt, beloftevolle ambtenaren en leden van NGO’s. Wereldbankmensen beschouwen dit niet als de beste carrièrezet, maar ik kwam er gaandeweg tot ontplooiing. Als senior economist ontdekte ik een haast onontgonnen terrein, het human resources development.” De minzame Van Nimmen vermeldt terloops dat hij het schopte tot coördinator op wereldvlak voor vormingsprogramma’s op het gebied van gezondheid en onderwijs.
Kartonnen dozen Van Nimmen en zijn team legden drie belangrijke accenten, die aansloten bij hun sociale en persoonlijke gevoeligheden: “Via de ontwikkeling van lager onderwijs voor meisjes kregen we meer greep op de gezondheid van het gezin, geen evidente zaak in arme landen, waar die kinderen een belangrijke bron van inkomsten vormen. Die sensibilisering van het vrouwelijke deel van de bevolking, van het lokale tot het ministeriële niveau, is een absolute sleutelfactor voor het welzijn van de bevolking, omdat het vaak uitgerekend de vrouwen zijn die de verantwoordelijkheid dragen voor het dagelijkse gezinswelzijn. Zo krijg je toegang tot geboorteplanning en kun je bij voorbeeld ook binnen de schoot van het gezin gericht aan aids-preventie gaan doen, een programma dat dan weer liep in samenwerking met de World Health Organisation. Daarnaast ontwikkelden we een economisch kader voor de sociale doelstellingen - de basis van een health finance - die het mogelijk maakt een meer strategische visie op gezondheidszorg te ontwikkelen. En ten slotte bouwden we het universitair onderwijs uit. De Wereldbank financiert niet alleen rechtstreeks universiteiten, maar bouwt in samenwerking met deze universiteiten ook inhoudelijk aan de doelstellingen van het onderwijs. Zo geef je mee richting aan de toekomst van een land. In ontwikkelingslanden gaat men er al te vaak van uit dat universitair onderwijs er moet zijn voor iedereen, maar dat is een vervalst beeld. Enerzijds haalt het de kwaliteit 15
van dat onderwijs naar beneden. Anderzijds stel je vast dat dit onderwijs nooit de onderlaag van de maatschappij bereikt. Het is dus veel belangrijker te streven naar kwaliteit en engagement.” Terwijl Van Nimmen van bovenuit aan de weg timmerde, vertoefde Pierre de Raet voor de Wereldbank weer op het terrein, in Franstalig Afrika en op de eilanden van de Indische Oceaan. De semi-gepensioneerde, zoals hij zichzelf noemt, blijft tot vandaag actief als freelance consultant: “Recent verrichtte ik een studie over de voedingssector in een Malagassisch stedelijk milieu. Idem dito in Cambodja. Daarna trok ik naar Eritrea, voor een project over privé-initiatief in de landbouwsector. Binnenkort buig ik me voor de Beninse regering over de driejaarlijkse budgetprogramma’s. En via een kort project in Cambodja gaat het vervolgens weer richting Benin voor een actieplan bij de commercialisering van landbouwproducten.”
Leven op wereldschaal Wordt een mens dat rondreizen nooit moe? De Raet: “Door het vele reizen krijg je een dubbel gevoel. Je leeft met je koffers open. Aan futiliteiten krijg je een broertje dood: on voit grand. Aan de andere kant slingert de veelheid aan ervaringen je voortdurend heen en weer tussen tevredenheid en ongenoegen met je lot. Dat merk je vooral bij je kinderen. Die voelen zich vis noch vlees: Europeaan en Amerikaan. Toch is het leven in de States veel makkelijker dan in Europa.” Het verhaal lijkt te kloppen: de Raets zoon werkt in Spanje, Van Nimmen krijgt binnenkort wellicht een Japanse schoonzoon. Toch ziet Van Nimmen het anders: “Na zoveel jaren leek een terugkeer naar België onmogelijk, de schaal te beperkt. Maar het is mijn vrouw Jane die verlangde naar een no man’s land, waar we na ons pensioen samen een nieuw leven zouden kunnen opbouwen, los van België en de States. Het werd ... Oostenrijk: kruispunt Wenen, met zijn rijke kunst- en cultuuraanbod, een land met een soms wat duister, narcistisch imago, dat niet strookt met de werkelijkheid. Ik heb nog nergens zo diepgaand over de holocaust horen debatteren als in Oostenrijk. En het cultuurleven ademt er vernieuwing uit.” Het is weinigen gegeven. Op een leeftijd dat zestigers neerploffen in hun tuin, organiseerde het echtpaar Van Nimmen een publieke verkoop van al hun Amerikaanse bezittingen, inclusief auto, en verhuisde een bescheiden container vanuit Washington naar een transalpijnse, nieuwe Europese start. Heeft hij dan, in tegenstelling tot de Raet, zijn bruggen met de Wereldbank verbrand? Van Nimmen, enigszins ontroerd: “Welnee, ik geloof voor de volle honderd procent in deze fantastische organisatie. De Wereldbank was mijn leven, maar werk als consultant zou ik niet aanvaard hebben. Ik wilde terug ook naar mijn oude liefde: de literatuur; wij zijn allebei verslingerd aan film; we reizen graag. De Belgische literatuur ben ik altijd blijven volgen, ik heb net de laatste Tom Lanoye gekocht, de band met mijn taal is essentieel, die heb ik nooit losgelaten. Ik haal nu even de tijd in 16
die ik door mijn drukke baan verloor. Wenen: het openbaar vervoer is een verademing na de Amerikaanse autonachtmerrie, ’t is trouwens een erg veilige stad, en België ligt op een boogscheut. Het is goed geweest. Hier zijn we thuis.” Goede vriend Pierre de Raet deelt Armands liefde voor kunst, muziek en opera. Hij mailt me, net terug van een Europese tour langs Rome, Ravenna en Wenen. Toch klinkt in zijn kritische eindevaluatie duidelijk nog meer de professionele band met de Wereldbank door: “Armand en ik hebben gewerkt voor de beste organisatie qua werkkwaliteit, die je het best kunt vergelijken met de Londense BERD, de EIB in Luxemburg, of de Aziatische Bank in Manilla. Mijn persoonlijke visie? De Wereldbank werkt nu te versnipperd, op vlakken die concreet weinig beheersbaar blijken. Dertig jaar geleden concentreerde de Bank zich op de hardware, om maar eens een modewoord te gebruiken: wegen, elektriciteitscentrales, scholenbouw. Vandaag vragen de G7 en de antiglobalisten interventies in de software. Armoede en milieu bijvoorbeeld, fundamentele sectoren weliswaar, maar de vraag blijft of de Wereldbank als instelling het best geplaatst is om antwoorden op deze vraagstukken te bieden.” Paul Sambre Danny Cassimon
Op bezoek bij Patsy Van de Wiele (TEW 94)
Promoveren en acteren … Geboren, opgegroeid en gepromoveerd in Antwerpen. Patsy Van de Wiele verdedigde op 30 mei 2001 haar doctoraal proefschrift Voluntary Disclosure of Sales by Small and Medium Sized Enterprises. De ontspannen, vlotte wijze waarop zij het resultaat van zes jaar onderzoek aan het publiek wist over te brengen, was opvallend. Van zenuwen was immers niets te merken. Uit een gesprek achteraf bleek dat dit te danken is aan de toneelopleiding die de jonge doctor volgde en dat ze dus duidelijk gewend is te spreken voor publiek. Is promoveren en acteren een haalbare combinatie? De medestudenten van toen herinneren zich Patsy waarschijnlijk als een vrij verlegen en onopvallend meisje. Zij studeerde in juni 1994 af als licentiate in de toegepaste economische wetenschappen, oriëntatie accountancy. Amper drie maanden later stond ze aan de andere kant van de aula als assistente accountancy. Als assistente moest ze de studenten wegwijs maken in de oefeningen bij het college Inleiding tot de Accountancy en het vak Analyse van de Jaarrekening begeleiden. Naast de onderwijstaken verricht Patsy ook heel wat onderzoek van hoge kwaliteit. Dat kwam reeds vroeger tot uiting in haar eindverhandeling ‘Ethische beleggingsfondsen’, die bekroond werd met de prijs van de BBL. Ook haar proefschrift getuigt van een hoge kwaliteit en geniet internationale erkenning. Niet voor niets werd Patsy in 1998 vanuit de European Accounting Association afgevaardigd om deel te nemen aan het jaarlijks doctoraal consortium van de American Accounting Association.
Een kinderdroom Het schrijven van een proefschrift is een tijdrovende bezigheid. Gedurende enkele jaren wordt zeer intensief onderzoek verricht, dikwijls onder tijdsdruk. Vrije tijd is in die periode zeer schaars. In het laatste jaar komt daar wel eens verandering in. Het grootste werk is achter de rug en het resultaat wordt voorgelegd aan diverse commissieleden. Het is wachten op opmerkingen en suggesties die in de finale versie verwerkt moeten worden. Daardoor wisselen drukke en rustige weken elkaar af. Voor
Patsy het ideale moment om een kinderdroom waar te maken. Want in de lagere school al was zij kandidaat nummer één om gedichten voor te dragen, toneel te spelen, op te treden voor een publiek. Op de planken bleef van het schuchtere persoontje niets meer over en kwam een groot talent naar boven. Patsy besliste zich in te schrijven voor de theateropleiding bij Open Living in Antwerpen. Het gaat om een professionele, intensieve opleiding voor theaterliefhebbers, die gespreid wordt over drie jaar. De bezielster van deze school is Netty Van Geel. De lessen worden gegeven door professionele acteurs en regisseurs, zoals Eddy Vereycken en Poppe Boonstra. Dit geeft de opleiding een uniek karakter. Patsy heeft het eerste jaar van de opleiding achter de rug. Dat aanvangsjaar is gericht op het “leren transformeren”. Oefeningen in observeren, improviseren en stemgebruik staan centraal, evenals het durven spelen en spreken voor een publiek. Deze technieken kwamen Patsy goed van pas bij de openbare verdediging van haar proefschrift. In plaats van zich zenuwachtig te maken in de uren die aan de verdediging voorafgingen, wist zij aangepaste ontspanningsoefeningen te doen en haar stem op een juiste manier op te warmen. De vroeger gevolgde dictielessen zorgden voor een vrijwel perfecte uitspraak, wat niet evident is voor een Antwerpse. Vorig jaar werkte Patsy mee aan het eenmalige project “Embryoconbrio”, een stuk dat werd gecreëerd naar aanleiding van het vijftienjarig bestaan van Open Living, in samenwerking met de laatstejaars van de Koninklijke Balletschool Antwerpen. Patsy vertolkte de rol van de muze van de tragedie. Aan dit theaterstuk is bijna een volledig jaar gewerkt. De ‘studenten’ van de theateropleiding zijn uitgegaan van een basistekst en hebben daarrond samen geïmproviseerd. Het resultaat was een prachtig stuk, dat begin november 2001 vier keer in Het Paleis is opgevoerd. 17
Gelukkig toeval Patsy is bij Open Living terechtgekomen vanuit een behoefte om haar horizon te verruimen. Zij was, naast de rationele beroepsactiviteiten, op zoek naar iets totaal anders, naar een meer gevoelsmatige zingeving. Het toeval wil dat Patsy bij Open Living alumnus Bart Goosens (TEW 95) leert kennen. Hoewel Bart en Patsy van 1990 tot 1994 samen aan de UFSIA gestudeerd hebben, kenden ze elkaar niet. Dat is niet zo verwonderlijk als je weet dat ze destijds gestart waren met 700 studenten. Na zijn studie, die hij een jaar later dan Patsy afrondde wegens een stage in Parijs, kwam Bart in de banksector terecht. Momenteel is hij Senior Asset Manager bij Cordius Asset Management, dat recent fuseerde met Dexia. Ook Bart is dus op het werk met cijfers bezig en zocht bij Open Living, vanuit zijn interesse voor theater, naar een contrast. En, net als Patsy, hoopte hij er mensen te leren kennen met een totaal andere professionele achtergrond. Maar de wereld bleek kleiner dan ze dachten … en Patsy en Bart werden zowaar een koppel! Sinds kort wonen ze samen in Antwerpen, vlakbij de UFSIA nog wel.
Uitstel, maar geen afstel Momenteel werkt Patsy nog aan de UFSIA in het statuut van postdoctoraal onderzoeker van het FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen). Dit geeft haar de kans haar onderzoek verder te valoriseren en uit te breiden. Naast haar onderzoeksactiviteiten is zij mee verantwoordelijk voor het vak Financieel beleid binnen de Master in Publiek Management (UAMS) en doceert zij Analytisch boekhouden en kostencalculatie aan de Universiteit Gent. Aangezien het om twee nieuwe colleges gaat, vergt dat een grondige voorbereiding. Vandaar dat Patsy, na het eerste trimester van het tweede jaar, haar 18
toneelactiviteiten tijdelijk heeft moeten stopzetten. In het tweede jaar is de aandacht immers gericht op het spelen van een rol in een toneelstuk, dat aan het einde van het academiejaar opgevoerd wordt. Een repetitieproces, zo leerde de ervaring met Embryoconbrio, is zeer tijdsintensief en vraagt vooral tegen het einde een bijna dagelijkse beschikbaarheid. Laat dat nu net de drukke examenperiode zijn … Haar huidige baan is dus niet combineerbaar met de voorbereiding die het tweede jaar theateropleiding vereist. Ook Bart heeft wegens te drukke beroepsactiviteiten de opleiding eventjes geschorst. Maar wie het eerste jaar met succes beëindigd heeft, kan gelukkig later opnieuw met het tweede jaar starten. En dat willen beide alumni zeker doen.
10 x The Phantom of the Opera De vrije tijd die dit drukbezette koppel rest, brengen ze voorlopig als toeschouwer in plaats van op de planken door. En niet enkel in België: ook in Londen en Nederland zijn ze vaste klant bij diverse voorstellingen. Het is geen geheim dat vooral Patsy verzot is op musicals. Ze heeft ‘The Phantom of the Opera’ al tien keer gezien: vijf keer in Antwerpen, driemaal in Londen en tweemaal bij onze Noorderburen in Scheveningen. En natuurlijk mocht Broadway, New York, niet ontbreken. Ook citytrips worden door Patsy en Bart als het kan met een theaterbezoek gecombineerd. Onlangs gebeurde dat nog in Parijs met de show ‘Notre Dame de Paris’, en ook Wenen staat nog op het verlanglijstje. Promoveren en acteren blijkt een haalbare kaart, doceren en acteren is momenteel niet combineerbaar. Maar als ze eenmaal goed ingewerkt is in de nieuwe colleges, pakken ze de draad weer op. En wie weet: over enkele jaren siert dit jonge koppel misschien de plaatselijke affiches … Kristel Vanstalle
Alumnus Philippe Muyters verdedigt de Vlaamse ondernemers
“Je bent maar zo sterk als je team” Van een nauwelijks 40-jarige, die het tot gedelegeerd bestuurder van het Vlaams Economisch Verbond heeft gebracht, mag je toch zonder aarzelen zeggen dat hij een blitzcarrière gemaakt heeft? Dat Philippe Muyters in 1984 aan de UFSIA promoveerde tot licentiaat TEW, richting kwantitatieve economie, verklaart natuurlijk al veel van zijn succesvolle loopbaan. Maar ook zijn wakkere geest, grote gedrevenheid en vooral geloof in teamgeest zitten daar voor héél veel tussen. We troffen Philippe aan in zijn ruim kantoor aan de Brouwersvliet, mét zicht op de Schelde. Geboren en getogen aan de Italiëlei, niet ver van waar hij nu samen met zowat 35 medewerkers richting geeft aan het VEV, stroomt er toch wat Spaans bloed door zijn Antwerpse aderen. De wieg van zijn moeder stond immers in Valencia, maar tijdens de Spaanse burgeroorlog zocht zij wijselijk onze contreien op.
Daarna volgden fiscaliteit, de ontwikkelingen in de sociale zekerheid, … kortom een uitgebreid menu. Na vier jaar VEV ging ik naar de milieugroep Seghers, het huidige Seghers Better Technology. Daar was ik van 1989 tot 1992 actief in het personeelsbeleid; ik was er ook verantwoordelijk voor de contacten met de overheid en de licentiecontracten van de engineeringgroep met vooral de VS en Spanje.”
De Antwerpse Meir en het bij velen vertrouwde SintJan-Berchmanscollege vormden het decor van bijna het hele lager en middelbaar onderwijs van Philippe. “Ik volgde Latijn-Wiskunde, studeerde in Leuven een jaartje wis- en natuurkunde en koos daarna voor de UFSIA,” begint hij efficiënt, alsof het over een cursus bloemschikken ging. “Ik was effectief een man van de cijfers”, zegt hij, zich bijna excuserend voor de grote onderscheiding waarmee hij in 1984 afstudeerde. “Met cijfers heb ik niet alleen veel voeling, ik heb er ook nog altijd een zwak voor. Tijdens mijn legerdienst vroeg men of ik mijn eindverhandeling, die over pensioenen en pensioensparen ging, wat verder uit te werken. Dat deed ik in samenwerking met professor Emiel Van Broekhoven. Uiteindelijk is dat mee de aanleiding geweest voor de wet op het pensioensparen.” En misschien ook voor zijn loopbaan. Die liep als een (HST-)trein.
“Of hij geen interesse had om secretaris-generaal te worden van de SERV, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen?”, zo kreeg Philippe in 1992 te horen. “Als 30-jarige heb ik die uitdaging niet afgeslagen”, klinkt het logisch. “Dat heb ik vijf jaar gedaan, een erg boeiende tijd, vooral omdat je vanuit die positie een veel betere kijk krijgt op wat er achter de standpunten van alle sociale partners schuilt. In het bad van de grote werkgevers was ik al goed ondergedompeld, maar toen stak ik ook heel wat op over de werking van de organisatie van de kleinere bedrijven en over de structuren van de vakbondsorganisaties. Daarenboven leerde ik tal van mensen kennen. Mijn dagelijks bestuur bestond uit Luc Cortebeeck en Robert Voorhamme namens de vakbeweging, Petrus Thijs, als vertegenwoordiger van het (toenmalige) NCMV, René De Feyter, voorganger in mijn huidige functie, mijn adjunct en ikzelf. Als jonge snaak mocht ik toen een SERV-team leiden van zo’n 65 gemotiveerde ambtenaren. Als advies- en overlegorgaan van de Vlaamse sociale partners adviseert de SERV het Vlaams parlement, de Vlaamse regering of een lid van de Vlaamse regering over alle belangrijke sociale en economische items. De Raad formuleert ook op eigen initiatief aanbevelingen en standpunten en verricht studiewerk.”
Plankgas In 1985 werd Philippe economisch adviseur bij het VEV, onder toenmalig gedelegeerd bestuurder René De Feyter. “De studiedienst was hier toen nog erg klein, we hadden allemaal een breed werkterrein”, blikt hij terug. “Na enkele maanden kreeg ik milieuaangelegenheden toegeschoven. Daarmee was ik eigenlijk nooit geconfronteerd, maar ik was tenslotte de nieuwkomer. Alles wat naar leefmilieu ruikt, is nu overigens nog een van mijn stokpaardjes.
In 1997 keek ik uit naar een nieuwe uitdaging. Toenmalig gedelegeerd bestuurder van het VEV, Mieke Offeciers, vroeg mij of ik geen zin had om naar de 19
VEV-schaapstal terug te keren. Ik kwam terug als directeur-generaal. Ik zou er na een jaar het sociaal overleg, wat ik erg graag doe, opnieuw opnemen. Eind 2000 werd zij directeur bij het consultancybedrijf KPMG, ik hier gedelegeerd bestuurder.” In 1998 was Philippe Muyters ook SERV-voorzitter. “De fakkel van het voorzitterschap wordt ieder jaar doorgegeven aan de vertegenwoordiger van een van de sociale partners”, verduidelijkt hij. “Sinds 16 januari ben ik dus opnieuw aan de beurt.”
Duurzaamheid: dé nieuwe uitdaging Welke stokpaardjes heeft Philippe vandaag nog, bij het VEV? “Bij het begin van zijn huidig voorzittersmandaat heeft Jef Roos duurzaam ondernemerschap als een van zijn belangrijke aandachtspunten naar voren geschoven. Daarin kan ik mij volledig terugvinden. Ik ben er écht van overtuigd dat de onderneming van de toekomst, de politiek, de sociale partners en ieder individu moeten zoeken naar een evenwicht tussen het economische, het sociale en het ecologische. Dat is een opgave voor onze bedrijven, de politiek, voor ons allen. Zo zal ieder van ons bijvoorbeeld een balans moeten vinden tussen werk, gezin en vrije tijd.” Milieubewust werken kost geld. Een moeilijke boodschap voor ondernemers? “Ik hoop dat bedrijven ook hun belang hierbij onderkennen. Wie op een negatieve manier de pers haalt in verband met milieuzorg, betaalt daarvoor. Wie wil nog in zo’n bedrijf gaan werken of daarin investeren? Zelfs wanneer er nú veel winst is, vertrouwen maar weinigen erop dat die vlieger lang zal opgaan. Dát wil ik precies zeggen: winst moet men natuurlijk blijven maken, maar op een verantwoorde manier. Gelukkig merk je op het vlak van milieu, de combinatie arbeid-gezin en andere thema’s de jongste jaren positieve evoluties.” Niet ieder bedrijf zal alles spontaan volgens het boekje doen. Externe stimuli, zoals milieuheffingen, zullen toch nodig blijven? Philippe Muyters geeft dat toe. “Maar daarvoor hoeven niet alleen wetten te zorgen. De belangrijkste drijfveer kan het verwerven van een goede bedrijfsfaam zijn. Bedrijven moeten nog veel meer én correct durven communiceren. Ook met slecht nieuws moeten zij naar buiten durven komen.” Volgens Philippe beseffen de Vlamingen nog onvoldoende dat onze bedrijven de bron zijn van al onze welvaart en welzijn. “Dáár wordt de welvaartskoek gebakken. Zeker in Vlaanderen kijken de burgers tegen ondernemen nog te sceptisch aan. Als het kiezerscorps daar zo over denkt, hoe kun je dan een ondernemingsvriendelijk beleid verwachten? Volgens een recent onderzoek scoort ons land het laagst van alle ondernemende landen ter wereld wat het aanzien voor het ondernemen betreft. Begrijpelijk dat de Vlaamse minister van Economische Zaken zijn budget van jaar tot jaar ziet inkrimpen. Als die ingesteldheid niet verandert, dan ziet de nabije toekomst er voor Vlaanderen erg bedenkelijk uit.” 20
Bedrijfsvreemde beroepspolitici? Moeten er niet meer ondernemers naar het parlementair halfrond? “Ja, maar ik heb voor sommige politici veel respect. Zij hebben geen gemakkelijke baan. Al vele jaren brengt het VEV iedere week politici naar een bedrijf. Na het bezoek volgen dan een lunch en een debat. Wij organiseren voor hen ook bedrijfsstages.” Maar dat dit volstaat om de kloof tussen politiek en bedrijfsleven te dempen, hoor je Philippe niet zeggen. “Politici luisteren wel naar de verzuchtingen van ondernemers en begrijpen die ook. Maar hun achterban verwacht soms wat anders. Het is begrijpelijk dat je vrij gemakkelijk inspeelt op verlangens van wie morgen voor jou gaat kiezen. In Nederland, waar pers en media doorgaans veel positiever staan tegenover het ondernemen, is de burger veel gevoeliger voor de nood aan goed werkende bedrijven. Zolang ook wij die filosofie niet huldigen, zullen wij politici moeilijk van bedrijfsbelangen kunnen overtuigen. Onze ondernemers moeten ook zélf spontaner communiceren met de buitenwacht, de groene beweging, intern met hun medewerkers. Het VEV richt zich dus zeker niet alleen tot de politiek, maar helpt ook Vlaamse ondernemers in eigen boezem te kijken.” Op het ogenblik van ons gesprek was de Vlaamse regering net halfweg. Tijd voor een voorzichtige balans? “Er zijn vele goede initiatieven geweest van een minister, die dan helaas niet gedragen bleken door een collega. Er wordt veel gelanceerd wat even veel hoop wekt. Zo kondigde onlangs minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen een spoedige en soepele regeling aan voor de duizenden zonevreemde bedrijven in Vlaanderen. Enkele dagen later bleek dat Agalev het daar niet mee eens was. De positieve verwachting die intussen bij bedrijven gecreëerd is, wordt dan weer omgezet in een desillusie. Willen we in Vlaanderen vooruit geraken, dan moet er eerst een efficiënt, duidelijk beleid gevoerd worden. Er komen heel wat geïnspireerde voorzetten, zowel vanuit federale als vanuit Vlaamse hoek. Maar vaak staat er niemand vóór de goal. Hopelijk is dat iets voor de tweede time die de Vlaamse regering wacht. Juist 700 jaar na de Guldensporenslag heeft Vlaanderen zijn sporen nog lang niet verdiend. Er blijven nog prangende dossiers, zoals de bevolkingsvergrijzing, de zonevreemdheid, de verdere fiscale verlichting, het tekort aan investeringskapitaal ...” Philippe heeft een lieve vrouw en twee schattige kinderen. “Ik fiets en wandel met mijn gezin en ik lees heel graag, écht niet alleen vaklectuur, maar ook ontspannende romans. Daarvoor sta ik iedere morgen een half uurtje vroeger op. Ik ben ook trainer van de voetbalploeg van mijn zoon en speel zelf op vrijdagavond minivoetbal. Als echte Antwerpenaar woon ik alle thuismatchen van FC Antwerp bij. Voetbal vind ik een prachtige sport, vooral omdat het een groepssport is. Hier op het VEV, op het voetbalveld en in de politiek haal je het alleen in teamverband.” Ben De Bruyn