2012 TEW voorbeeld examenvragen 01.01 Bespreek de vijf principes van lean denken (“lean thinking”) 01.02 Vergelijk de kenmerken van goederen en diensten, bespreek servitizatie 01.03 Bespreek een aantal typische productiesectoren: hun kenmerken en voorbeeldbedrijven 01.04 Beschrijf en illustreer de trend van productie naar servitizatie. Bespreek en illustreer hoe producten en diensten van elkaar onderscheiden worden maar toch ook met elkaar verweven worden. 01.05 Beschrijf de 4V typologie van processen en geef uiteenlopende illustraties van deze karakterisatie uit verschillende industriële sectoren 01.06 Wat zijn de vijf basisprincipes van Lean en leg ze uit. Waarom is de volgorde van vermelding van deze principes belangrijk? Hoe zou je deze principes toepassen op de ervaring van een patiënt in een hospitaal? 02.01 Definiëer muda, geef de types muda. Bespreek de 7 categoriën muda zoals Ohno ze heeft opgedeeld. Welke is de achtste muda categorie die later werd toegevoegd aan de oorspronkelijke 7 en leg uit. 02.02 Bespreek soorten verspilling in kantoren, administraties, dienstverleningen 02.03 Bespreek de 5 herziene lean principes voor service systemen van John Bicheno 02.04 Bespreek de methode van Terry Hill voor het ontwikkelen van een operationele strategie 02.05 Bespreek hoe DSM EPP grondig zijn resultaten heeft kunnen verbeteren door toepassing van Terry Hill’s methode voor het ontwikkelen van een operationele strategie 02.06 Bespreek welke fundamentele operationeel strategische vergissing werd gemaakt in de Nuclear Fizzle case aan de hand van Terry Hill’s methodologie. 02.07 Wat is de Puttick grid, -‐ welke twee kenmerken worden tegen elkaar uitgezet? Illustreer met voorbeelden. Waarom is deze kwadrantmethode nuttig bij het ontwikkelen van een operationele strategie? Hoe evolueren producten in deze grid tijdens hun levenscyclus? 02.08 Wat is het voorwerp van “operationele strategie” – welke soorten beslissingen moeten gemaakt worden? Hoe past de operationele strategie in de lange termijn bedrijfsstrategie? 02.09 Beschrijf de Puttick grid en toon aan hoe en waarom het gebruik ervan een onderneming kan helpen om zijn operations strategisch zodanig te organiseren dat ze er meer concurrentieel door kan worden. 02.10 Wat zijn order winners en order qualifiers en hoe worden ze in de methodologie van Terry Hill gebruikt om een operationele strategie te ontwikkelen? Waarom betrekt Terry Hill bestellingen (orders) in deze analyse? Illustreer in grote lijnen de methode aan de hand van het DSM EPP praktijkvoorbeeld uit de les. 02.11 Volgens Hayes en Wheelwright kan een operationele strategie op vier verschillende manieren aangewend worden ten opzichte van de onderneminsstrategie. Welke vier fases worden door hem onderscheiden? Leg elke fase uit.
02.12 Binnen ‘lean’ heeft men het over verspilling (‘waste’). Welke soorten verspilling zijn er volgens Ohno? En leg uit waarom ze “verspilling” zijn. 02.13 Wat bedoelt men in ‘lean’ met verspilling? Waarom is het zichtbaar maken van verspilling cruciaal in Lean? Welke methodes werden besproken in de lessen om verspilling zichtbaar te maken? Leg uit. 02.14 Leg bondig uit: a. Gemba b. 5S c. Auto-‐kwaliteitsmatrix d. 5 Why e. Ishikawa diagram 02.15 Leg volgende baanbrekende inzichten en/of methodes van Deming grondig uit: a. 94/6 b. PDCA c. SPC 03.01 Beschrijf welke elementen moeten aanwezig zijn in een ‘project charter’ zodat de kansen op succesvolle uitvoering van een project gemaximaliseerd worden. Vergeet hier zeker ook niet de organisatorische en management elementen. 03.02 Welke zijn de kritische succesfactoren voor een project. Leg uit. 03.03 Vertrekkend van de doelstellngen van een project, beschrijf de opeenvolgende stappen die je moet uitvoeren om tot een project-‐ netwerkschema te komen dat je in een volgende stap kunt (laten) uitrekenen. 03.04 Welk verschil is er tussen de twee netwerkplanningsmethodes: A-‐o-‐N en A-‐o-‐A? Welke methode is van nature uit de meest aangewezene? Definiëer heel precies het kritieke pad in zo’n netwerk. 03.05 Wat is een Gantt chart (geef precieze definitie) en waarom is het zo’n belangrijk hulpmiddel voor de project manager? 03.06 Wat moet er zoal gebeuren voordat een project goed van start kan gaan, met andere woorden vooraleer de eerste activiteiten van het eigenlijke project werkelijk kunnen in uitvoering gebracht worden? 03.07 Definieer een Gantt chart is en illustreer dit concept vervolgens zorgvuldig aan de hand van het project dat je zelf hebt uitgevoerd in het kader van deze cursus. Wat doet een project manager met deze Gantt chart tijdens de uitvoering van het project? 03.08 Definieer een ‘Activity-‐on-‐Node’ netwerk voor project management en illustreer dit concept vervolgens zorgvuldig aan de hand van het project dat je zelf hebt uitgevoerd in het kader van deze cursus. 03.09 Definieer een ‘Activity-‐on-‐Arrow’ netwerk voor project management en illustreer vervolgens dit concept zorgvuldig aan de hand van het project dat je zelf hebt uitgevoerd in het kader van deze cursus. 03.10 Definieer eerst heel precies wat het kritisch pad is in een projectplan en illustreer vervolgens dit concept aan de hand van het project dat je zelf hebt uitgevoerd in het kader van deze cursus. 04.01 Hoe bepaal je voor een assemblagelijn het minimum aantal werkstations dat nodig is om aan de vraagkadans te voldoen? En hoe zit dat als er in twee parallelle lijnen kan gewerkt worden?
O4.02 Elk van volgende begrippen zijn verschillend – leg uit door middel van exacte definities: -‐ takt tijd -‐ cyclustijd -‐ doorlooptijd -‐ totale procestijd -‐ levertermijn -‐ “lead time” in een MRP berekening 04.03 Leg uit hoe volume en variëteit een natuurlijke evenwichtslijn impliceren voor wat betreft -‐ layout -‐ productie procestypes -‐ automatiseringsgraad -‐ jobinhou 04.04 Leg stap na stap (zonder cijfervoorbeeld) het SDPIM algoritme uit dat een layoutoplossing ontwikkelt. Waarom garandeert dit algoritme geen optimale oplossing? Hoe wordt met de oppervlakte van een afdeling in dit algoritme rekening gehouden? 04.05 Beschrijf verschillende layout-‐types en leg uit hoe ze aan volume en variëteit van de producten die erin geproduceerd worden gekoppeld zijn. 04.06 Leg uit hoe ‘Volume’ en ‘Variëteit’ de basis vormen van allerlei concepten en typeringen in processen, zoals procestype en layout 04.07 Leg uit wat process (job shop) layout is en welke relatie deze layout heeft met de volume / variëteit van de producten die er idealiter in worden geproduceerd. Leg uit hoe deze layout kan evolueren naar een flow (shop) layout en wat daarvan de voordelen zijn. 04.08 Beschrijf zorgvuldig door middel van een stroomschema stap voor stap het algoritme van SDPIM om een efficiënte layout te ontwerpen. Vertrek daarbij van de basisveronderstellingen en specifieer de inputgegevens. Daarna beschrijf je hoe een initiële layout wordt bepaald. Vervolgens hoe iteratief de layout voortdurend verder wordt verbeterd tot op het punt waar geen verbetering meer wordt gevonden. De eindlayout is dan het resultaat. Let op: er wordt geen voorbeeld met cijfergegevens gevraagd – enkel de procedure. 05.01 Wat is een Value Stream Map, waarin is het verschillend van een process map en waarvoor wordt het gebruikt? 05.02 Welke stappen moet je doorlopen om een goede value stream map te bekomen van een proces? Leg bij elk van deze stappen uit waarom de stappen nodig zijn. 05.03 Gegevensverzameling in value stream mapping wordt verzameld in de gegevensbox. Leg uit wat dit is en welke gegevens zoal moeten verzameld worden. 05.04 Hoe wordt een toekomstige value stream map opgesteld en leg uit hoe de A3 methode wordt gebruikt om die toekomstige situatie te realiseren. 05.05 Wat is de A3-‐methode van continu verbeteren? 05.06 Wat is een spaghetti diagram en hoe kan het gebruikt worden? Geef voorbeelden. 05.07 Wat bedoelen we met ‘swimlane’ mapping en hoe relateert zich dit met de momenten van waarheid (“moments of truth”)?
05.08 Wat is ‘value stream mapping’ (VSM)? Uit welke drie onderdelen bestaat zo’n VSM? Hoe wordt de ‘value’ bepaald bij een VSM van een goederenstroom in een bedrijf? Wat bedoelt men met een ‘current state’ en een ‘future state’ Value Stream? Hoe worden die bepaald in de praktijk? Waarom is VSM zo belangrijk in de context van ‘Lean’? 07.01 Wat is Kanban en leg uit hoe het een middel is om ‘pull’ te realiseren. Illustreer hoe kanban op verschillende manieren gebruikt wordt in de praktijk. 07.02 Leg volgende ‘pull’ componenten uit: -‐ kanban -‐ supermarkt -‐ FIFO -‐ “rope” in een DBR planningssysteem 07.03 Definiëer het Klant Order Ontkoppel Punt (KOOP), en leg uit waar het KOOP ligt in volgende supply chains: -‐ make to order -‐ make to stock -‐ deliver to order -‐ engineer to order Waar ligt het KOOP bij Dell? 07.04 Definieer het KOOP (klantorder ontkoppelpunt) en de corresponderende consequenties stroomopwaarts en stroomafwaarts van dit punt. Waar kan het KOOP zich situeren binnen een onderneming? Hoe bepaal je waar het KOOP zich best manifesteert? Kan het KOOP zich binnen één onderneming terzelfdertijd op verschillende plaatsen manifesteren? Leg uit. 07.05 Wat is Kanban en waarom is het zo grondig verschillend van de methode die binnen MRP wordt gebruikt? 08.01 Waarom wordt voorraad aangehouden? Welke soorten voorraad zijn er? 08.02 Ontwikkel de EOQ formule in zijn basisassumpties – 08.03 Welke zijn de basisassumpties waaronder de EOQ formule werd ontwikkeld? 08.04 Hoe passen we het EOQ-‐voorraadbeheer aan als volgende basisassumpties worden gerelaxeerd: -‐ eindige productiesnelheid in plaats van onmiddellijke productie -‐ eindige in plaats van onmiddellijke (nul) levertermijn -‐ vraag niet deterministisch maar stochastisch normaal verdeeld rond een gemiddelde 08.05 Wat is de bedoeling van veiligheidsvoorraad? En hoe wordt dit bepaald? Wat is een veiligheidsfactor? 08.06 Wat zijn de doelstellingen van het gebruik van de 5S methodiek in een werkomgeving? 08.07 Welke zijn de 5 stappen van de 5S methodiek voor een propere werkplek? 08.08 Beschrijf schematisch de 5S methodiek 08.09 Beschrijf in detail de S1 stap in de 5S methodiek. 08.10 Wat is visueel management, wat is de bedoeling ervan, geef voorbeelden van visueel management 08.11 Wat is de 5WHY techniek en wat is de bedoeling ervan? Ken je alternatieve methodes voor de 5WHY methode? 08.12 Wat is de bedoeling van TPM (total productive maintenance)
08.13 Wat is OEE (overall equipment effectiveness) en wat is de bedoeling ervan? 08.14 Wat is SMED en wat is daarvan de bedoeling? 08.15 Waarom is standardiseren zo belangrijk en hoe speelt continue verbetering hier op in? 08.16 Beschrijf in detail de stappen van een PDCA cyclus en wat is daarvan de bedoeling? 08.17 Wat is Jidoka, wat is Poka yoke? Geef enkele voorbeelden 08.18 Wat wordt bedoeld met de 20 sleutels van Kobayashi? Welke zijn ze? Leg uit. 08.19 Hoe werkt procedureel in een praktijksituatie de bestelpuntsmethode (reorder point) voor het op peil houden van een voorraad? Welke parameters worden hierbij gebruikt en hoe worden deze bepaald. Geef ook de theoretische achtergrond hiervoor. Onder welke voorwaarden werkt deze methode goed? 08.20 Leg uit hoe precies de veiligheidsfactor (“safety factor”) en de servicegraad aan elkaar gekoppeld zijn en hoe dit gebruikt wordt in de bestelpuntsmethode van voorraadbeheer. 10.01 Wat wordt bedoeld met supply chain management – welke stromen moeten beheerd worden doorheen een supply chain? 10.02 Leg schematisch uit hoe in een push systeem de productie wordt aangestuurd en hoe dit verschillend gebeurd in een pull systeem 10.03 Kan een fietsenmakerij aangestuurd worden met een Reorderpoint (bestelpunt) systeem? Indien ja, hoe? Evalueer. 10.04 Kan een fietsenmakerij aangestuurd worden met een MRP systeem? Indien ja, hoe? Evalueer 10.05 Kan een fietsenmakerij aangestuurd worden met een pull systeem? Indien ja, hoe? Evalueer. 10.06 Welke gegevens zijn nodig vooralleer een MRP berekening kan worden uitgevoerd 10.07 Toon schematisch het algoritme van de MRP berekening en leg elke stap zorgvuldig uit 10.08 Wat is “low-‐level-‐coding” en waarom is het zo belangrijk in een MRP berekening? 10.09 Wat is een stuklijst (bill-‐of-‐materials) en leg uit waar de stuklijst voor dient in een MRP berekening 10.10 Beschrijf de MRP berekeningstabel in al zijn details 10.11 Wat is het verschil tussen onafhankelijke en afhankelijke vraag en leg uit welke push-‐materiaalplanningsmethodiek wordt gebruikt bij de ene en andere soort vraag, en waarom. 10.12 Definiëer en leg uit waarvoor het gebrukt wordt: -‐ firm planned order -‐ multi-‐level pegging -‐ fabriekskalender -‐ scrap factor 10.13 Beschrijf zorgvuldig de MRP berekeningsmodule als een algoritme, ttz. Een procedurele beschrijving van de opeenvolgende stappen die moeten worden uitgevoerd. Teken een stroomschema dat deze
berekeningsvolgorde illustreert. Volgende vragen moeten daarbij een antwoord vinden: f. Welke inputs zijn nodig (zowel bij de aanvang als bij de latere berekeningsstappen) en waar halen we die? g. Hoe wordt de berekening in gang gezet? h. In welke volgorde worden de berekeningen uitgevoerd? i. Welke berekeningen worden uitgevoerd in elke stap? j. Hoe gaan we naar een volgende stap in de berekening? k. Welk is de finale output van de MRP berekening? Let op – er wordt geen berekeningsvoorbeeld gevraagd! 11.01 Wat is het bullwhip effect? Waarom is het zo nefast? Welke oorzaken kunnen leiden tot dit effect? Wat kan er tegen gedaan worden? 11.02 Wat is SCOR modellering en waarom is het zo nuttig in supply chain management? 11.03 Wat is een standaard tijd, hoe bepalen we die, en waar worden standaardtijden voor gebruikt? 11.04 Geef een overzicht van de soorten tijdsstudies en leg uit hoe de methode MTM1 werkt 11.05 Beschrijf schematisch de supply chain van Dell PCs en leg uit waarin deze supply chain zo grondig verschillend is van de traditionele manier van productie, distributie en verkoop van PCs (bv. Van HP en Packard Bell). Leg ook uit waarom deze operationele strategie van Dell zo succesvol is geweest. Verklaar tenslotte waarom Dell momenteel ook stilaan via het traditionele kanaal zijn PCs wil gaan verkopen. 11.06 Wat bedoelt men precies met: a. Doorlooptijd? b. Cyclustijd? c. Takt tijd? d. Steltijd? e. Standaard tijd van een proces? f. Herbevoorradingstermijn (bij bestelpuntmethode voorraadbeheer) g. Lead time in een MRP berekening? h. De wet van Little 11.07 Leg het verschil uit tussen ‘push’ en ‘pull’. Kan binnen eenzelfde onderneming zowel push als pull gebruikt worden – waarom wel/niet? Leg via een schema uit hoe pull gerealiseerd wordt in een productielijn, vertrekkend van een master production schedule (MPS) en hoe dit verschilt met een push gedreven productielijn vertrekkend van dezelfde MPS. 12.01 Leg uit waarom cyclustijden niet groter mogen zijn dan de takt tijd 12.02 Wat bedoelde Eli Goldratt als hij bij zijn bezoek aan Alcatel Bell Telephone aan de Finance Director beweerde : “cost accounting is ennemy number one of productivity!” 12.03 Toon aan hoe bottlenecks de operationele meetinstrumenten van Eli Goldratt sterk beïnvloeden 12.04 Definiëer een bottleneck . Leg uit welke soorten bottlenecks er kunnen zijn in een organisatie. Hoe bepaal je waar een bottleneck in de organisatie zich bevindt.
12.05 Wat is het verschil tussen een proces lotgrootte en een transfer lotgrootte en welke regels van Goldratt verwijzen hiernaar? Leg uit. 12.06 Hoe kan je de bottleneck snel vinden in een V-‐fabriek? En wat moet je doen om de bottleneck te ontdekken in een A-‐fabriek? 12.07 Leg heel precies uit wat de functie is van de tijdsbuffer in het drum-‐buffer-‐ rope planningssysteem van Eli Goldratt 12.08 Leg het drum-‐buffer-‐rope systeem uit en vergelijk deze benadering met -‐ een MRP berekening -‐ een kanban pull systeem 12.09 Beschrijf verschillende manieren waarop “kwaliteit” kan gedefiniëerd worden. Leg de verschillende “gaps” uit tussen wat de klant wil en wat het bedrijf doet. 12.10 Eindinspectie van producten is eigenlijk “verspilling”. Leg uit hoe deze verspilling kan worden weggewerkt door invoering van statistische procescontrole 12.11 Leg de PDCA cyclus van continue verbetering uit 12.12 Welke verschillende soorten “Kaizen” zijn er? Leg uit 12.13 Leg uit: natuurlijke variatie van een proces en opvolgen of een proces onder controle is. 12.14 Wat is proces capabiliteit? Definitie en hoe wordt opgevolgd of een proces capabel is en blijft? 12.15 Wat is de 6-‐Sigma methodologie van continu verbeteren? 12.16 Wat is een auto-‐kwaliteitsmatrix en waarvoor wordt die gebruikt? 12.17 Hoe gaan de kosten van (niet-‐)kwaliteit toch omlaag als er meer preventief wordt gewerkt met uitbreiding van procescontrole en preventief onderhoud? 12.18 Volvo Trucks behandelt de operators op de assemblageband als ‘chirurgen’. Wat bedoelen ze daar precies mee? Geef de verschillende aandachtspunten die Volvo Trucks hierover heeft ingevoerd bij de nieuwe Cab Trim fabriek van Oostakker.