ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 10, NR 37, JULI 2002
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 10, nummer 37, juli 2002
Alumni Nieuwsbrief
Inhoud
is een uitgave van UFSIA vzw
1
Studente bekent kleur Een gesprek met Liesbeth Cornelissen
3
Onmisbaar achter de schermen Gesprek met alumnus Bruno Verhofstede
6
Een kwantitatieve en idealistische econoom Alumnus Geert Groffen timmert mee aan een wat rechtvaardiger wereld
8
Een meester in Personal Financial Planning Gesprek met Jo Stremersch
10 Back to the future Unifac bestaat 35 jaar Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
13 “Waarom doen mensen wat ze doen?” Een vraag die Kristien Vande Weijer bezig houdt
16 Antwerpens hooop in bange dagen? Alumnus Ludo Van Campenhout
18 Tweede studentgerichte handelsmissie verkent Duitsland en Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
Denemarken
VAN DE REDACTIE De zomer 2002 zal een mijlpaal blijven in de geschiedenis van UFSIA. Niet alleen is er de viering van 150 jaar hoger onderwijs in Antwerpen onder de hoede van Sint-Ignatius. Ook is er de versnelde evolutie naar een eengemaakte Universiteit Antwerpen, waarin de Jezuïeten hun onderwijsproject zullen verder zetten, in de universitaire structuren zelf en in een nieuw op te richten Universitair (denk-)Centrum Sint-Ignatius te Antwerpen, het UCSIA. Ongetwijfeld berichten we nog verder over deze evoluties tijdens onze tiende jaargang van Alumni Nieuwsbrief. Dat de Antwerpse politiek een aardig woordje meespreekt in deze evoluties aan onze Alma Mater is iedereen bekend. Toeval of niet, we hebben in dit nummer gesprekken met een studente en een alumnus die ook een aardig woordje meespreken in de politiek zelf. Maar ook met alumni, die in hun studententijd zeer actief bezig waren met politiek, en dat – ieder op zijn manier – verder zetten in hun professionele loopbaan, in die andere viering in Vlaanderen 2002 bijvoorbeeld of in hun maatschappelijk engagement. Daarnaast schenken we in dit nummer aandacht aan 35 jaar overkoepelende Unifac-studentenwerking, en hebben we een gesprek met alumni actief in persoonlijke financiële planning en in HR-consulting. Tenslotte trekken we samen met studenten handelsingenieur op handelsmissie naar Duitsland en Denemarken. Karel Soudan
Studente bekent kleur
Een gesprek met Liesbeth Cornelissen
Een jonge vrouw die TEW studeert mét interesse voor politiek. De geknipte kandidaat voor die onbezette tweede lijstplaats, vonden ze twee jaar geleden bij wat toen nog CVP Borgerhout was. En zo belandde Liesbeth Cornelissen (nu 21) als kandidatuurstudente op de verkiezingslijst, met een zitje in de districtsraad tot gevolg. Sindsdien maken fractie-, districts- en andere vergaderingen Liesbeths agenda een stuk voller. “Het is allemaal heel interessant, alleen jammer dat we als districtsraad zo weinig dingen écht kunnen veranderen”, vindt de jonge politica.
Wie Liesbeth kent, keek er destijds niet echt van op dat ze op een verkiezingslijst terechtkwam. Niet alleen was ze zelf al langer in politiek geïnteresseerd, ook pa Cornelissen was in zijn jonge jaren politiek actief geweest. Bovendien heeft de familie al jarenlang goede contacten met de voorzitter van CD&V Borgerhout. Toen die hoorde dat Liesbeth eventueel interesse had, was de zaak snel beklonken. “Voor de tweede plaats wilden ze absoluut een jonge vrouw, en die hadden ze op dat moment nog niet”, vertelt Liesbeth. “Vandaar dat ik het geworden ben.
Dat ik al mijn hele leven in Borgerhout woon én de meeste bestuursleden kende, speelde in mijn voordeel. Niemand maakte er een probleem van dat ik meteen zo hoog op de lijst werd gezet, ook niet de meer ervaren partijgenoten die het met een lagere plaats moesten stellen. Ze hadden nu eenmaal een vrouw nodig.” Of Liesbeth altijd al christen-democratisch gezind was? “Ja en nee”, antwoordt ze eerlijk. “Dat ik goed overweg kon met de mensen van de partij, gaf voor mij de doorslag. Maar ik kan mij zeker ook terugvin1
den in het programma. Als de partij over ‘waarden’ spreekt, klinkt dat abstract, maar vaak zit er wel iets in. Zo geloof ik sterk in de waarde van het gezin als stabiele omgeving voor een kind.”
Voorkeurstemmen Liesbeth rekende er niet op dat ze veel stemmen achter zich zou krijgen. Haar persoonlijke verkiezingsuitslag – 238 voorkeurstemmen – was dan ook een regelrechte verrassing. Alleen de lijsttrekker en de lijstduwer deden het beter. Een plaats in de districtsraad kon dan ook niet uitblijven. Liesbeth: “In het begin was het allemaal wat overdonderend. Je weet niet hoe alles eraan toegaat, je moet nog ontdekken hoe de verschillende partijen te werk gaan, de formaliteiten leren kennen...” Hoewel ze nu een stuk beter het klappen van de zweep kent, durft ze zichzelf nog niet altijd voor de leeuwen te gooien. Interpellaties laat ze meestal aan anderen over. “Voor zoiets moet je heel zeker van je stuk zijn en kort op de bal kunnen spelen. Daarvoor ben ik nog niet zeker genoeg. In die situaties is het wel een voordeel dat je de jongste van de raad bent, dan zijn mensen vanzelf wat milder voor je”, lacht Liesbeth. Maar aan enthousiasme ontbreekt het haar zeker niet. De afgelopen twee jaar haalde ze zich flink wat taken op de hals. Ze is fractieleidster – zij het van een kleine fractie –, zet zich binnen het partijbureau in Borgerhout in voor de jongerenwerking en is binnen die jongerenwerking ook actief op arrondissementsniveau. Resultaat: veel vergaderingen, voorbereidingen en de onvermijdelijke – zij het leuke – nevenactiviteiten. Maar heeft ze ook echt het gevoel iets te kunnen verwezenlijken? “Het spijtige is dat de districtsraad weinig bevoegdheden heeft”, geeft Liesbeth toe. “Willen we een bepaalde straat aanpakken, dan gaat dat alleen maar als die zich uitsluitend op Borgerhouts grondgebied bevindt. Willen we de veiligheid van een plein verbeteren, dan krijgen we te horen dat de commissaris niet met ons mag komen praten omdat hij onder de bevoegdheid van de burgemeester valt. Dat is frustrerend, en we proberen er iets aan te doen. Al bij al hebben we toch al positieve dingen gerealiseerd. We zijn bijvoorbeeld gestart met een communicatieblad voor de bewoners, en we hebben de banden met de plaatselijke verenigingen verbeterd door de organisatie van een nieuwjaarsreceptie.”
Sociaal leven Gaandeweg zijn Liesbeths politieke bezigheden ook een stukje van haar sociaal leven geworden. “Veel jongeren binnen de CD&V zijn vrienden geworden. Niet onbelangrijk, want uiteindelijk zijn het de mensen die maken dat je naar bijeenkomsten blijft komen. Hoe interessant het op zich ook is, het moet ook nog plezierig blijven.” 2
De afgelopen twee jaar is ze er wonderwel in geslaagd om studie en politiek te combineren. “Ik probeer het aantal vergaderingen te beperken tot maximaal twee per week en tijdens examenperiodes doe ik het wat rustiger aan”, zegt ze, op het moment van ons gesprek nog een drietal maanden van haar einddiploma verwijderd. “Het is een kwestie van je goed te organiseren en ‘nee’ kunnen zeggen. Met dat laatste heb ik het vaak moeilijk. Zo heb ik onlangs nog de organisatie van de CD&V-quiz mee op mij genomen. Daar steek je veel tijd in.” Haar medestudenten reageren doorgaans positief op haar politieke activiteiten. Op een paar uitzonderingen na. “Hier en daar heb ik destijds wel moeten horen ‘pff, de CVP, die oude partij.’ En toen ik met een aantal jongeren van de partij een fuif organiseerde, wilden sommigen niet komen ‘omdat het van de CD&V was.’ Maar eigenlijk komt dat soort negatieve reacties vooral van mensen die niet bewust met politiek bezig zijn. Met studiegenoten die ook in politiek geïnteresseerd zijn, voer ik soms levendige discussies. Je merkt dat die wel openstaan voor een aantal standpunten van de CD&V, ook al stemmen ze zelf voor een andere partij.” Voor de toekomst koestert Liesbeth – op politiek vlak althans – geen grootse ambities. “Het wordt afwachten hoeveel dingen ik nog kan doen als ik begin te werken. En verder dan de districtsraad kijk ik al helemaal niet. Daar heb ik voorlopig ruimschoots genoeg mee”, lacht ze. Annick Deckers
Onmisbaar achter de schermen Gesprek met alumnus Bruno Verhofstede
Ooit bracht hij een fotoboek uit dat mooier en goedkoper was dan het officiële fotoboek van de Wikings. Het bleek het begin van een snelle en succesvolle carrière in de marketing, communicatie en financiering van allerhande private projecten en overheidsopdrachten. “Het was een jaarlijkse gewoonte dat enkele studenten een fotoboek uitbrachten met de gegevens en foto’s van alle studenten. Maar kwalitatief stelde dat niet veel voor: het was niet meer dan een gefotokopieerd bundeltje”, vertelt Bruno Verhofstede, die in 1993 is afgestudeerd in de oriëntatie marketing. “Ik vond dat het beter kon: écht drukwerk, gesponsord door grote bedrijven, een scherpe prijs ... en wij verdienden er nog goed aan.” Dat was nog maar een begin.
Student-uitgever Eerst werd het concept gewijzigd: geen enkel bedrijf is immers geïnteresseerd in foto’s van eerstejaars, wel in de profielen van de laatstejaars ... “Uiteindelijk publiceerden wij Academici, jaarboeken waarin grote, multinationale bedrijven zich voorstelden aan academici in wording van alle Belgische universiteiten, meer bepaald de economisten, ingenieurs, juristen en informatici. Voor ik het wist was ik in mijn studententijd uitgever geworden”, gaat Bruno Verhofstede verder. “De tent draaide op volle toeren, maar het leverde mij een tweede zit met tien vakken op. Gelukkig liet mijn lief, die intussen mijn vrouw geworden is, me inzien dat ik moest kiezen. In 1992 heb ik mijn uitgeverij verkocht aan mijn twee ‘vertegenwoordigers’. Die zijn dan in 1996 gefuseerd met Roularta: wij en zij – met onder meer de jaarboeken Go Talent – hielden elkaar in evenwicht op de markt van de studenten-jaarboeken, en dun kan je beter samengaan dan elkaar te blijven bekampen. Bovendien heeft het mij wel wat opgebracht. Intussen is
mijn initiatief uitgegroeid tot de uitgeverij Academici Roularta Media.”
Europakring en moeder Germaine Op die manier kon Bruno Verhofstede zijn studententijd in schoonheid beëindigen. “Ik had opnieuw vrije tijd, een lief én middelen achter de hand”, lacht hij. Die studententijd was trouwens behoorlijk gevuld, zij het dan vooral met allerlei buitenschoolse activiteiten. Niet alleen runde Bruno een uitgeverij, hij was ook actief in de Europakring én hij was cantor bij Moeder Germaine, de club van de homestudenten van de Kloosterstraat. “De Europakring was vooral belangrijk, omdat ik daar mijn vrouw Bieke heb leren kennen. Zij was zowat de mascotte van de Europakring én het lief van de praeses. Maar daar is tijdens het Promsconcert van 1990 verandering in gekomen...”, geniet Bruno nog na van zijn verovering. Moeder Germaine zorgde dan weer voor een amusante invulling van het studentenleven. Bruno Verhofstede: “Het home in de Kloosterstraat werd toen gerund door de legendarische Willy. Wij deden daar geregeld de muur, vier meter hoog én met een pint op, terwijl de Willy dan vaak een halve nacht op zijn dak lag om ons te klissen ... Vier man hebben daar zo eens op het dak geblokkeerd gezeten: ze konden noch terug, noch naar hun kamer zonder gezien te worden. Ze hebben dan maar een hele nacht op het dak zitten kaarten... Toen hebben wij een andere weg gevonden: wij kropen sindsdien binnen via het raam van een gelijkvloerse studentenkamer aan de straat3
kant. De afspraak was wel dat iedereen die deze weg nam twintig frank stopte in een spaarpotje op het bureau van die student. Helaas zaten wij té dicht bij de Rijkswachtpost van de Korte Vlierstraat, zodat een interventie van de rijkswacht op zoek naar inbrekers niet kon uitblijven ...”
Ondernemen in het bloed De keuze voor TEW was niet toevallig. Bruno Verhofstede komt uit een familie van ondernemers. “Ik heb van jongsaf veel gezien en geleerd in de zaak van mijn ouders en op beurzen. Toch was mijn keuze voor TEW niet louter functioneel, maar gegroeid uit een passie voor ondernemen: entrepreneurship, marketing en communicatie – dat is wat mij boeit. En hoe dan ook: je moet studeren wat je graag doet”, gaat hij verder. “De keuze voor UFSIA had enerzijds te maken met de uitstekende reputatie die de universiteit geniet in de bedrijfswereld en de christelijke inspiratie van de universiteit anderzijds. Bovendien was ik tijdens een open dag onmiddellijk weg van de historische omgeving waarin je kon studeren.” Een passie die later zou terugkeren ... 4
Bruno Verhofstede heeft de allerbeste herinneringen aan de UFSIA. “En hoewel er bijna geen jezuïeten meer zijn in het professorenkorps of de academische overheid, is de Ignatiaanse spirit nog altijd sterk aanwezig. Ik denk dat Ufsianen die gedrevenheid onbewust meedragen en daarvoor ook gewaardeerd worden door de bedrijfswereld”, meent Bruno Verhofstede. “Ik heb ook nog heel goede herinneringen aan de professoren Stijn Verrept, die zakelijke communicatie doceerde, en Robert Bilsen in marketing. Die laatste begon zijn college met de uitspraak dat je marketing in je hebt, of niet. En dat al zijn uren marketing daar niets aan zouden kunnen veranderen. En ik denk dat hij daarin gelijk had.” Bruno vindt het een positieve evolutie dat er in de TEW-opleiding een groeiende aandacht bestaat voor entrepreneurship. “Toen ik nog studeerde, stond de academische aandacht daarvoor nog in de kinderschoenen. Eigenlijk werd je aan de UFSIA vooral opgeleid voor een functie in een groot bedrijf: zélf ondernemen en hoe een bedrijf opstarten, leerde je er niet. Gelukkig is er op dat vlak een en ander veranderd.”
Nekka en Vlaanderen 2002 Na het afstuderen in 1993 volgde geen legerdienst, die was immers net afgeschaft. En zoals zovelen begon Bruno Verhofstede bij de ‘grote bedrijven’ te solliciteren. Hij kon beginnen bij Unilever. “Toen men mij daar vroeg wat ik verwachtte, antwoordde ik dat ik een mentor wilde hebben, een oudere manager die mij in mijn functie zou begeleiden en zijn ervaring beetje bij beetje zou doorgeven. Het enige wat zij te bieden hadden, was een omgeving waarin jonge managers geacht worden elkaar te verslinden, zodat enkel de besten overblijven.” In 1991 had TV1 tevergeefs getracht de Nekka Nacht, de nu opnieuw traditionele avond rond het betere Nederlandstalige lied, in het Antwerpse Sportpaleis te herlanceren. Het budget reikte echter niet ver genoeg. Tussen mijn sollicitaties door in 1993 werd mij gevraagd of ik geen zin had om drie grote sponsors te zoeken teneinde de financiële basis van Nekka te verzekeren. “Op zes weken tijd had ik drie grote sponsors gevonden. Dus vroeg ik mij af of dit geen basis kon zijn voor een nieuwe onderneming. En inderdaad: het lukte.” Na het succes van de eerste Nekka Nacht in 1994 werd Verhofstede vrij snel geïntroduceerd op het kabinet van toenmalig minister-president Luc Vandenbrande. “Ik mocht er meewerken aan het project Vlaanderen-Europa 2002. Tegenover elke frank overheidsgeld moest immers een frank privé-inbreng staan. Dus ben ik op zoek gegaan naar externe partners. De volgende uitdaging was de mediacommunicatie. Er was geen mediabudget, maar toch wilde men alle zes miljoen Vlamingen bereiken. Niet vanzelfsprekend, want het partnership van de ene mediagroep impliceert doorgaans de uitsluiting van de andere. Uiteindelijk zijn we er in geslaagd alle grote mediagroepen (kranten, televisie, magazines, ...) in Vlaanderen te overtuigen om mee te doen aan het project”, zegt Verhofstede. “Ik heb toen ook mogen samenwerken met Richard Celis, die voorzitter was van het project Vlaanderen-Europa 2002. En dat was een postacademische opleiding op zich. Dankzij zijn visie, zijn bekwaamheid en zijn netwerk is voor mij een heel nieuwe wereld opengegaan. Hij is de mentor geweest die men mij elders niet wilde of kon geven.”
Verhofstede & Partners Na de verkiezingen van 1999 heeft de huidige Vlaamse regering deze basis gebruikt om verder te bouwen en nieuwe accenten te leggen. Zo werden Feestcheques gecreëerd, die iedere Vlaming in staat moeten stellen tussen 1 en 11 juli een feestje te bouwen. De naam werd dan ook veranderd in ‘Vlaanderen Feest’. “Deze nieuwe invalshoek maakt het mogelijk om naast de bestaande partners ook nieuwe
financiële partners en mediapartners voor Vlaanderen Feest aan te trekken”, vertelt Bruno verder. Een ander project waarvoor Verhofstede het concept uitwerkte en de mediacommunicatie verzorgt, is de uitreiking van de Vlaamse Ankerprijs. Die prijs wordt jaarlijks door de Minister van Economische Zaken overhandigd aan het bedrijf dat een optimale symbiose realiseert tussen Vlaamse verankering enerzijds en internationale groei anderzijds. Verhofstede & Partners profileert zich duidelijk niét als evenementenbureau. “Wij doen het conceptuele en contractuele werk, en wij bewaken de implementatie daarvan tot in de kleinste details. Daarnaast zoeken wij financiële partners en mediapartners voor onze opdrachtgevers. Eigenlijk werken wij dus vooral achter de schermen”, zegt Bruno Verhofstede. “Maar terwijl we vroeger projecten ontwikkelden waarvoor we dan bedrijven probeerden te interesseren, komen bedrijven ons hoe langer hoe meer vragen om een project te zoeken of te ontwikkelen dat bij hen past. Dankzij onze expertise kunnen we nu projecten en bedrijven ‘matchen’. We stemmen ons werk dus steeds meer af op de specifieke communicatiestrategie van grote bedrijven.”
Kwaliteit boven alles Verhofstede & Partners gaat zeer zorgvuldig om met groei. “We doen nu een tiental projecten per jaar. Kwaliteit is belangrijk. Groeien mag, maar het hoeft niet. Ik ben veel meer geïnteresseerd in een uitgebalanceerde kwalitatieve groei op lange termijn dan in een wildgroei op korte termijn”, meent Verhofstede. En hoe lopen de zaken? “We hebben onze niche gevonden en we ondervinden dat onze klanten ons werk appreciëren. Concreet betekent dit dat we al volgeboekt zijn tot medio 2004 en dat ik regelmatig opdrachten moet weigeren.” Naast al die drukke werkzaamheden maakt Bruno ook tijd vrij voor een andere passie: architectuur. Bruno Verhofstede: “Ik investeer in authentieke maar vervallen landhuizen, liefst op een relatief groot domein. Die kun je redelijk goedkoop verwerven. En als die eenmaal gerenoveerd zijn, merk je dat er voor dit soort gebouwen een bloeiende huurmarkt bestaat.” En als afsluiter: “Ik heb een grenzeloze bewondering voor mijn vrouw Bieke. Zij heeft zelf een voltijdse baan als gemeenteontvanger van Essen. Op vijf jaar tijd hebben we ons huis, het Varenhof, gerenoveerd, drie kinderen (Frederik van 5, Thibaut van 4 en Elise van 2) op de wereld gezet, een eigen zaak uit de grond gestampt én een aantal vastgoedprojecten op poten gezet. Soms was het gekkenwerk om dat allemaal te combineren, maar een goede taakverdeling en verstandhouding doen wonderen.” Ludwig Van Lierde 5
Een kwantitatieve en idealistische econoom Alumnus Geert Groffen timmert mee aan een wat rechtvaardiger wereld Een kantoorgebouw in de Brusselse Vooruitgangstraat. Aan de muur een affiche: “waar beschaving ophoudt, begint racisme”. Dat we in het hart van de migrantenwijk nabij het Brusselse Noordstation zijn aanbeland, is geen toeval. Ik zoek er UFSIA-alumnus Geert Groffen op. Op datzelfde adres zijn enkele organisaties gehuisvest die, ieder op hun eigen manier, een steentje bijdragen aan een wat eerlijker en menselijker samenleving. Ook Geert doet dat, op een stille maar overtuigde manier, bij Netwerk Vlaanderen. Een mooier motief om iedere dag je bed uit te stappen kan ik me nauwelijks voorstellen. Geert Groffen (28) behaalde in 1995 het licentiaatsdiploma TEW, richting kwantitatieve economie, maar een econoom in de klassieke zin van dat woord voelt hij zich zeker niet. Toen ik met hem contact opnam voor een gesprek, was hij meer dan verrast. “Ik durf mijn loopbaan zelfs geen loopbaan te noemen”, begint hij gemeend en oprecht. Juist dát maakt het zo boeiend. Geert werd geboren in Borgerhout. Spontaan leg ik weer het verband met de affiche die mijn blik kruiste. Weinig woorden, veel inhoud. Van Borgerhout naar het Noordkwartier … “Ik kan me niet herinneren dat ik tijdens mijn middelbaar onderwijs in het Sint-Norbertusinstituut op de Amerikalei ooit heb nagedacht over een studiekeuze”, begint hij. “Voor mij stond het in het vierde middelbaar al vast dat ik TEW ging studeren. Dat trok mij onweerstaanbaar aan. Voor de laatste twee jaar van mijn humaniora koos ik voor wiskundewetenschappen.” Toch geeft hij toe dat economie wel wat in de familie zat, want ook zijn oudste zus Mart promoveerde in 1983 aan de UFSIA als licentiate TEW.
Zoeken en proeven Bewust een loopbaan uitstippelen, dat past niet bij Geert. In juli 1995 nam hij eerst wat vakantie. De militaire dienstplicht was net tijdens zijn studie afgeschaft, een meevaller. “Ik had economie gestudeerd uit pure interesse, maar wat zou ik daar nu eigenlijk mee aanvangen? Dát was de vraag die me toen bezig hield”, vertelt hij. ‘‘In de kwantitatieve richting zaten we met een klein groepje, elf of twaalf studenten. Het 6
enthousiasme van de proffen en hun manier van college geven prikkelden mijn belangstelling voor het wetenschappelijk onderzoek. Nadat ik was afgestudeerd, solliciteerde ik bij de UFSIA. Ik genoot nog rustig van mijn vakantie toen men eind september contact met me opnam. Op 1 oktober 1995 begon ik als assistent te werken aan een kort onderzoeksproject, en later aan een project van drie jaar. Na enige tijd voelde ik echter dat het zuiver academische voor mij wat te theoretisch was. Ik heb in de eerste kandidatuur ook nog een poosje accountancycolleges gegeven. Na dat tijdelijke contract heb ik de UFSIA in juni ’97 voorgoed vaarwel gezegd. Ik gaf wel héél graag college, maar om dat te blijven doen, moet je promoveren, en dat was mijn ding niet.” Geert ging als vormingsmedewerker aan de slag bij een bedrijf dat financiële software ontwikkelde. Maar ook dát bleek al snel niet zijn ware roeping te zijn. “Als ik niet elke dag met vol enthousiasme naar mijn werk ga, dan kap ik er liever mee”, herinnert hij zich. Zo gezegd, zo gedaan. Geert duikt in een heel andere sector: de jeugddienst van de Bond van Grote en van Jonge Gezinnen in Brussel. “Zowat anderhalf jaar was ik er verantwoordelijk voor alle cursussen en vakanties in heel Vlaanderen, zowel de organisatorische als de financiële en administratieve planning daarvan. In oktober 1999 ben ik hier bij Netwerk Vlaanderen binnengestapt.”
Het juiste dekseltje Geert kende Netwerk Vlaanderen nog niet. Hij wist alleen dat men er een bedrijfseconoom zocht, vooral
voor het behandelen van kredietdossiers in de sociale sector. Hij reageerde op dat aanbod, omdat hij in het softwarebedrijf al duidelijk had gevoeld dat hij voor het klassieke bedrijfsleven niet in de wieg was gelegd. “Deze vzw ijvert in eerste instantie voor een duurzame, sociale, mensgerichte samenleving”, verduidelijkt hij. “Mensen, organisaties stimuleren om anders met geld om te gaan, dat is onze bestaansreden. Dit is geen koepelorganisatie met leden, wel een netwerk dat andere vzw’s met een maatschappelijke, ecologische of menselijke doelstelling stimuleert in hun werking.” Het blijken er maar liefst zo’n 400 tot 500 te zijn. “O.a de Wereldwinkels, die via de verkoop van ‘eerlijke producten’ de publieke opinie wakker willen schudden en bewustmaken van de ongelijke handelsverhoudingen in de wereld, maar ook scholen met alternatieve opvoedingsmethoden zoals de Freinet- en Steinerscholen, mens- en milieuvriendelijke bedrijven – zoals bijvoorbeeld Ecopower, dat zich bezighoudt met duurzame (wind)energie – gehandicaptenwerking, jeugdorganisaties, initiatieven voor kansarmen, kringloopcentra, enzovoort”, somt Geert op. “Samen met de vzw Hefboom en vele andere organisaties zijn wij lid van VOSEC (Vlaams Overleg Sociale Economie). De sociale economie stelt de mens en het milieu voorop. Pas daarna gaat het om geld en winst. Al die organisaties kunnen bij ons terecht voor advies over democratisch en duurzaam besturen en ondernemen, discussies over bijvoorbeeld loongelijkheid, alles wat te maken heeft met participatie, ethiek, milieu en aanverwante. Verder bestaat mijn werk uit het beheren van de kredietportefeuille – leningen van aangesloten organisaties –, van de participaties in mens- en milieuvriendelijke bedrijven, van dossiers van giften voor sociale acties van organisaties, het verkennen van de markt van ethisch sparen en beleggen, en, met de democratische en ecologische bril op de neus, mensen uit de sociale sector wegwijs maken in boekhouding, financiële rapportering en analyse van de jaarrekening van vzw’s. Vanuit mijn economische achtergrond en maatschappelijk denken kan ik daarbij een nuttige inbreng doen.” Geert denkt veel na over wat hem drijft, wisselt ideeën uit met collega’s – het team telt zowat dertien mensen – om goed voorbereid te kunnen discussiëren met mensen die advies vragen. “Maar ik beschik niet over een batterij theoretische concepten. Ik ben geen filosoof, heb veeleer een praktisch verstand. Van economie moet je hier wél wat kaas gegeten hebben. Je kunt immers pas kritisch over iets reflecteren, als je de basisprincipes ervan beheerst.” Een hiërarchie is er niet, maar Geert benadrukt dat dit geen synoniem is met anarchie. “Makkelijk is dat niet. Het veronderstelt dat iedereen verantwoordelijkheid neemt, voor zichzelf, voor de collega’s en de hele organisatie. Je kunt je nergens achter verschuilen. Hier werkt dat, maar niet iedereen zal zich daar goed bij voelen. Sommige mensen hebben wél leiding nodig.”
Fair trade “De organisaties die bij ons aankloppen, betalen voor de diensten die wij hun verlenen”, zegt Geert. “Netwerk Vlaanderen leeft vooral van commissies op ethische spaarproducten, die de banken ons betalen omdat wij die producten mee promoten. Het gaat om fondsen die op maatschappelijke criteria gescreend zijn, maar ook om spaarrekeningen waarvan je weet dat je geld in duurzame sectoren terechtkomt. Zo komen enkel bedrijven in aanmerking die niets te maken willen hebben met kinderarbeid, wapenhandel, kernenergie en die eerbied hebben voor het milieu, voor mensenrechten, in sommige gevallen dierenrechten, voor het actief betrekken van hun werknemers.” Geert komt er voor uit dat hij een idealist is, maar dan een die tegelijkertijd van cijfers houdt. “Die twee eigenschappen komen hier wonderwel samen. Ik geloof dat ik een ‘anders-globalist’ ben”, zegt hij aarzelend. “Een duurzame economie is niet denkbaar wanneer de kloof tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden zo diep blijft gapen. We moeten de welvaartskoek evenwichtiger kunnen verdelen. De koffie en thee van Max Havelaar, die verdeeld worden via de Wereldwinkels, zijn symbolen voor die noodzakelijke bewustmaking. Ook de telers van landbouwproducten in het Zuiden hebben recht op een eerlijke prijs. Zolang er slechts zes procent van de totale verkoopprijs van een pakje koffie naar de producent van ruwe bonen gaat, is er werk aan de winkel. Wij danken onze welvaart enkel en alleen aan het feit dat wij ons systeem hebben kunnen opleggen aan de rest van de wereld. Wij leven in een uiterst complex economisch systeem, met heel veel schakels. Die zijn allemaal wel een stukje mee de oorzaak van dat mondiale probleem. Er moet dus heel wat gesleuteld worden om het wereldhandelssysteem en de welvaartsverdeling in balans te krijgen. Door Max Havelaar-koffie te drinken help je een paar arme boeren in het Zuiden, maar je mag niet de illusie hebben dat je daarmee de wereld verbeterd hebt. Dat is werk voor de Verenigde Naties en andere internationale instanties. Maar ook ons westers denken moet veranderen. Ik leerde in de colleges economie dat de consument zijn nut en de producent zijn winst moet maximaliseren. Maar zijn dat niet puur theoretische, uiteindelijk niet relevante modellen? Hét doel van de bewoners van deze planeet kan dat toch niet zijn. Wij moeten dringend bewuster en kritischer gaan nadenken over heel wat vanzelfsprekende dingen. Ik wil geen wereldverbeteraar zijn, maar toch put ik vooral moed uit positieve ontwikkelingen, hoe klein die ook zijn.” Wie zei er ook weer dat Geert geen filosoof was?
Ben De Bruyn 7
Een meester in Personal Financial Planning Gesprek met Jo Stremersch Tussen twee vergaderingen door is het gelukt een drukbezette alumnus, Jo Stremersch (TEW 1990), te pakken te krijgen. Jo is directeur van het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning (IPFP), dat gevestigd is aan de mooie Antwerpse kaai, waar medewerkers en bezoekers kunnen genieten van het prachtige uitzicht op de Schelde.
Jo heeft altijd een bijzondere interesse gehad voor cijfers en wiskunde. Vandaar ook de keuze om na zijn humaniora (WeB) een bijkomend jaar wiskunde te volgen aan het Sint-Jan-Bergmanscollege. Het was een zeer intensieve maar leerrijke opleiding. Buiten alle verwachting schreef Jo zich niet in bij de burgerlijk ingenieurs, maar wel in de militaire school. Wat Jo daar zo in aantrok was het feit dat hij betaald werd om te studeren. Dat leek interessant, en aangezien hij goed kon rekenen, begreep hij snel dat er na vier jaar een mooi bedrag op zijn spaarboekje zou staan. Vol goede moed begon Jo aan zijn driedaagse opleiding in het Klein Kasteeltje. Na één dag echter hield hij het voor bekeken. Hij bleek te vrijgevochten 8
om te luisteren en bevelen op te volgen, dat was niet wat hij wilde. Het korte haar is het enige dat hij aan die zeer korte opleiding heeft overgehouden.
Een echte student In 1985 schreef Jo zich in aan de UFSIA. Zijn belangstelling ging uit naar een richting met veel wiskunde, en hij koos dan ook voor toegepaste economische wetenschappen. In zijn eerste licentie opteerde hij voor de toen nog populaire kwantitatieve richting. Veel was Jo niet in de colleges te zien: daarvoor had hij het te druk in het studentenmilieu. Na een ‘dubbele’ tweede kan werd hij in de eerste licentie preses
van het Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV). In zijn laatste jaar nam hij de taak van nationaal voorzitter op zich. Samen met enkele studiegenoten heeft hij het LVSV nieuw leven ingeblazen en het gemaakt tot een vereniging met 400 à 500 leden. Talrijke studiedagen werden georganiseerd over politiek, milieu, racisme, staatshervorming enz. De vereniging wist altijd topsprekers aan te trekken en kon bijgevolg rekenen op volle zalen. Naast deze activiteiten waren er uiteraard ook cantussen, fuiven, TD’s, cocktailavonden, … Als nationaal voorzitter had hij iedere avond wel iets op het programma staan. Het netwerk van sociale contacten was groot. Hier heeft Jo leren ‘spreken in het openbaar’, een mening leren vormen, een visie leren verkondigen. Dat komt in zijn huidige baan zeker van pas.
IPFP Na zijn studie en een jaar verplichte legerdienst heeft Jo een tijdje in het familiale bouwbedrijf gewerkt. Al snel begon hij de aan de UFSIA opgestoken theorie in de praktijk toe te passen. Dat resulteerde in productiviteitsanalyses, wat sociale onvrede op de werkvloer teweegbracht. Jo zat duidelijk niet op zijn plaats, de tijd om te solliciteren was aangebroken. Na zijn eerste sollicitatiegesprek ging Jo nog iets drinken met zijn studiegenoot Ludo Van Campenhout, die toen bij Distriplan onder leiding van professor Van Broekhoven werkte. Het ene woord bracht het andere mee, en een week later kon Jo bij Distriplan beginnen. Hij kreeg de opdracht het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning (IPFP), onderdeel van Distriplan, uit te bouwen: het uitvoeren van financiële analyses, het voorbereiden van opleidingen voor private bankers en het geven van opleidingen. Het softwarepakket Vermogensplan, dat tijdens de opleidingen werd voorgesteld, was door Distriplan volledig zelf ontwikkeld. De eerste analyse van het IPFP was voor het topkader van Opel Belgium. Dankzij een artikel in Trends is de ontwikkeling van het IPFP in een stroomversnelling terecht gekomen. Er werd een actie aangekondigd: 25 lezers mochten een studiedag bijwonen met daaraan gekoppeld een persoonlijke analyse. Er kwamen meer dan honderd kandidaturen binnen. Tot vandaag ontvangt Jo nog reacties op het artikel. Aanvankelijk richtte het IPFP zich naar grote bedrijven zoals General Motors, BP Chemicals, Siemens enz., waar seminaries werden gegeven en analyses werden uitgevoerd voor (top)kaderleden. Nadien werd de doelgroep uitgebreid met individuele cliënten. Ook werden er meer en meer open seminaries georganiseerd, in samenwerking mat het VEV, over sociale zekerheid, verzekeringen, beleggingen, vastgoed, successie enz. Het IPFP verzorgde lezingen, verleende ondersteuning en voerde consultingopdrachten uit.
De weg naar de Universiteit Antwerpen De interesse om de opleidingsprogramma’s open aan te bieden ontstond in 1995. In 1997-98 kwam de eigenlijke doorbraak met een kant-en-klaar opleidingsprogramma, dat in samenwerking met de Belgische Vereniging van Banken werd aangeboden. Het was een succes, er werden vier Nederlandstalige cycli en één Franstalige cyclus aangeboden. De nadruk op de praktische relevantie van de opleidingsonderdelen primeerde. Ondertussen ontwikkelde zich ook een zeer nauwe samenwerking met van Lanschot Bankiers voor het verwerken van financiële analyses. Vanaf 1998 is het IPFP een eigen leven gaan leiden, naast Distriplan, met Jo als directeur. Bijna alle medewerkers zijn UFSIA-alumni. Het IPFP beperkt zich niet tot samenwerking met beroepsverenigingen, maar heeft in 2000 ook de weg gevonden naar de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS). De UAMS biedt in samenwerking met het IPFP een volwaardig en hoogstaand masterprogramma aan. De Master of Personal Financial Planning, die gespreid wordt over twee jaar, is een zeer succesvolle opleiding, die kon starten met het maximum aantal deelnemers. De deelnemers zijn op te splitsen in drie grote groepen: vermogensbankiers, verzekeraars en accountants. De interactie tussen deze groepen maakt de lessen bijzonder boeiend en leerrijk. Naast het Masterprogramma bij de UAMS is Jo ook actief bij het BVVO, waar ze samen een opleidingsprogramma Adviser of Personal Financial Planning aanbieden voor verzekeringsmakelaars en bankagenten.
Vrije tijd? Als we de activiteiten van deze drukbezette alumnus op een rijtje zetten, lopen de uren snel op. De weken zijn zeer druk. De weekends daarentegen zijn heilig, dan is er tijd voor hobby’s zoals lopen en squashen en, niet te vergeten, lekker eten. Niet enkel op restaurant, maar ook thuis probeert Jo diverse lekkernijen uit. Koken is voor hem een echte ontspanning. Gemiddeld drie keer per jaar trekt Jo er met zijn wederhelft ook op uit. Die reisjes hebben ze echt nodig om hun batterijen weer op te laden. Kristel Vanstalle 9
Back to the future Unifac bestaat 35 jaar Het is wat uitgelopen die avond in het Agora Caffee. Nee, niet om wat u denkt. We ledigden slechts één glas … en dan nog een Ice Tea … Het werd gewoon laat omdat ik me even liet gaan, even opging in de sfeer van weleer. Plots zeer bewust van zoveel jaren die al zijn opgeleefd, sinds we mee aan de wieg stonden van Unifac, al heette het toen nog gewoon Ufsia. De Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius, waar alleen economisten hun studie van eerste tot laatste jaar konden voltooien, telde ook een pak kandidaturen zonder bovenbouw: Rechten, Wijsbegeerte en Letteren, Politieke en Sociale Wetenschappen. Om de samenhang tussen alle studenten te bevorderen, om het overwicht aan economiestudenten te compenseren, en om de activiteiten van alle presidia op elkaar af te stemmen, werd in 1965-1966 gesleuteld aan een overkoepelende studentenorganisatie. Rector Dhanis, s.J. was toen op zoek naar één stem vanuit de studentenwereld. Een volwaardige gesprekspartner, die bestond uit een basiskern, aangevuld met de presessen van de verschillende faculteitskringen: Wikings, Toorts, Mistral, Sofia, Skald en TTT. De constructieve samenwerking tussen academische overheid en studentenbeweging leidde tot het uitdokteren van statuten voor een nieuwe beweging, die simpelweg Ufsia gedoopt werd. Het spreekt vanzelf dat de grootste inbreng toen vanuit de Wikings kwam, de studentenorganisatie van de economisten, die de meeste ervaring hadden met het organiseren van studentenactiviteiten. Bedenk dat de andere faculteiten uitsluitend eerste- en tweedekanners telden, die, wanneer ze eenmaal goed op dreef waren en ingeburgerd in het studentenleven, de campus alweer verlieten … Academiejaar 19661967 was de kogel door de kerk. Bevoegdheden werden afgebakend en Luc Thomas werd de eerste Ufsiavoorzitter. Als overkoepelend orgaan kon de nieuwe club aan haar carrière beginnen als volwaardig gesprekspartner van de academische overheid. Ze vormde de spreekbuis van alle faculteitskringen en zorgde voor een grotere eenheid binnen de universiteit. Alle faculteiten, in het bijzonder de kleinere, konden profiteren van de merkelijk grotere span10
wijdte van de vleugels, die ze kregen door een team te vormen binnen Ufsia. Die was er trouwens statutair toe gehouden elke faculteit aan haar trekken te laten komen. Iedereen moest zich aan de UFSIA thuis voelen. En het lukte.
Een flinke dam in de woelige studentenjaren Het bestaan van één structuur, hoe pril ook, bewees meteen zijn nut in de woelige studentenjaren die volgden. Het programma van Ufsia van 1968 – het woeligste jaar van de studentenrevolte – geeft, samen met betrouwbare inside informatie uit de eerste hand van toenmalig voorzitter Chris Morel (1967-1968), duidelijk aan dat er heel wat energie ging naar de universitaire expansie. Iets wat vandaag opnieuw actueel is bij de totstandkoming van de Universiteit Antwerpen. Er was ook veel aandacht voor politiek. Zowat alle kopstukken van dat moment maakten hun opwachting aan de UFSIA en gingen het debat met de mondige student aan: Theo Lefèvre, Gaston Eyskens, Hugo Schiltz, Raymond Derine, Wilfried Martens, Jean Rey – de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie – en last but not least de liberaal Omer Van Oudenhove, omringd door een stevig ‘cordon politiaire’ na zijn krasse uitspraken pro België, tegen de Vlaamse ontvoogding. Vanuit de hele stad stroomden toehoorders naar de aula, om te luisteren en van zich te laten horen. We zaten volop in de ‘Leuven Vlaams’-periode… Politiek boeide toen wel degelijk. Iets wat nu, 35 jaar later en na een diepe terugval, blijkbaar weer het geval is. Maar ook de studentikoze sfeer was er. Tal van manifestaties trokken duizenden studenten aan. Antwerpen werd een studentenstad. Onder voorzit-
ter Jan Gypen (1968-1969) werd de sfeer grimmiger, met een bodygard tot gevolg. Het is in deze legislatuur dat rector Dhanis besluit een eigen stek voor Ufsia aan te kopen, een huis in de Vekestraat. Het bleef de eigen stek van de studentenvereniging, tot ze onlangs verhuisde naar de gloednieuwe vestiging aan de Kleine Kauwenberg: voor altijd verbonden met de Aula Rector Dhanis, een mooi eerbetoon aan de man die het vuur aan de lont stak. Het rijtje voorzitters overlopend zien we Jacques Vanden Berghe (1969-1970) de porren in TEW verwelkomen. De jaren zeventig werden ingezet met voorzitter Hugo Giebens, die meteen tekende voor medebeheer en afbreuk van privileges, daarmee de sociale betekenis van het student-zijn benadrukkend. Na interim-voorzitter Guy Jansen werd Jacques Vandist in 1971-1972 de eerste Unifac-preses. Een naamsverandering die er op verzoek van de rector kwam. De eerste pogingen tot samenwerking met RUCA dateren van toen, maar liepen in het honderd, door desinteresse van het Rijksuniversitair Centrum… Unifac raakte ook even van de sporen. De opvolging werd moeilijk, er kruipt immers veel tijd in het presesschap, tijd die je kwijt bent voor jezelf en voor je studie. Maar Unifac overleefde de malaise. Met de slogan dat een student meer is dan een “stofzuiger”, kwam een nieuwe generatie presessen in het vizier. Onder hen Johan Van Hecke (1975-1976), die meteen zijn eerste politieke stappen zette. In alle stilte was Unifac met zijn uitgesproken maatschappijkritische houding vergleden naar de linkse hoek. Een rode gloed, die enkele jaren zou blijven hangen. De studentikoze profilering bleef taboe, en van een goede verstandhouding met regionale clubs was nauwelijks sprake. Pas in 1980-1981 werd met Patrick Michielsen gekozen voor een ernstige en financieel renderende koers en werd het Unifac-logo geboren. Het jaar daarop lanceerde Hans Van de Capelle zelfs een vrije radio en werd er hardnekkig gewerkt aan een aanwezigheidspolitiek op de campus. Dirk Van Dale (19821983) verdient de pluim van missionaris voor Unifac bij niet-TEW’ers. Door het opnieuw gezond gemaakte financieel beleid kwam er ruimte voor andere activiteiten: een reuze BBQ, filmsuccessen … Jan Van Esbroeck (1983-1984) leerde het entertainment-vak beslist in Unifac, met opnieuw veel aandacht voor het studentikoze. Zijn organisatie van The Night of the Proms blijkt de never ending story van een entertainer eerste klas. En Unifac bleef groeien: in 1984-1985 werd het eerste Galabal ingedanst door preses Gerrit Janssens. In 1986-1987 werd de Unifac Award, een free podium voor en door studenten, geboren, het jaar daarop gevolgd door alweer een nieuwe stunt, de Unifacopenings-TD. Preses Joan Van Loon (1989-1990) mocht de vruchten plukken van het volgehouden voorbereidingswerk van zijn voorgangers en kon Uni-
fac zien doorstromen naar het hele studentenleven aan de UFSIA. Als je dan – net voor de hype errond – Clouseau hebt kunnen vastleggen voor je openingsTD, dan schrijf je geschiedenis. Onder Jan Bussels (1990-1991) werd de eerste Nacht van de Film op het Antwerpse studentenleven losgelaten. Student Aid zag het licht in 1993-1994, getekend Dimitri De Rooze. Het Galabal naar de balzaal van het prestigieuze Hilton verhuizen, was een gedurfde maar zeer geslaagde zet van Filip Standaert. Intussen was Unifac Post door toedoen van Kristof Vandebroucke uitgegroeid tot een wekelijks gratis tijdschrift, de link voor wie wat moet weten aan de unief.
Gelijkend in de verschillen In 1994-1995 werd het mannenbastion ingenomen door een vrouwelijke preses, een Nederlandse nog wel, Monique Hennekens. Martine Van Aperen (1996-1997), Margo Vermeiren(1997-1998), Inne Remeysen (2002-2003) volgden. Tussenin, maar niet overschaduwd, opereerde nog Daniël Buyle, die Unifac, met de blauwe logo-trui permanent en mobiel als cool blue, afficheerde. De hevigste stormen zijn geluwd, het studentenleven vaart intussen opnieuw in rustiger wateren, terwijl het politieke accent langzaam maar zeker verschoof. Het studentenleven kreeg een andere invulling. TD’s, cantussen, galabals…. het is er nog allemaal. Het begint alleen veel later, maar eindigt dan ook veel vroeger… Studenten wonen hoe langer hoe minder thuis, meestal niet meer alleen … Ze zijn veel mobieler, altijd telefonisch bereikbaar. Bissen is al lang geen schande meer, voor sommigen zelfs een gewoonte. De meesten combineren het studeren met een job. Vroeger luidde het verdict: niet geslaagd, álles opnieuw blokken. Vrijstellingen, IAJ, combinatiejaren… het zijn uitvindingen waar de studenten toen niet eens van durfden te dromen. En intussen schrijven we 2002, de 21ste eeuw, ruilden we de bruine kroeg in voor het Zweedse paard in de Agora, mét Ice Tea. En ook dat bestond niet eens in 1968. Als ze toen hadden verteld dat we 35 jaar later ‘koude thee’ zouden drinken in een studentencafé, dan hadden we de wenkbrauwen gefronst… 11
Het jarige Unifac nu Hier zitten ze dan: Pieter Hanssens, nog aan ’t afkicken als ex-preses, en zijn opvolgster, Inne Remeysen. Ze hebben heel drukke tijden achter de rug én in het verschiet: verkiezingen van het nieuwe presidium en examens die met roodgloeiende ogen op de loer liggen … Pieter en Inne, totaal verschillende types, in gedrevenheid aan elkaar gewaagd en vooral met een buitenmatig groot hart voor Unifac. Pieter is extrovert, eigenschap die hem na het presesschap ook als pr-manager in het presidium van Inne wellicht goed van pas komt. De combinatie van studentenleven en -leren ligt bij Pieter ietwat gevoelig. Anders dan bij Inne, de rustige, weldoordachte “handelsingenieuze” vrouw, voor wie het studeren op dit moment – een bijkomend jaar audit – eerder als een ontspanning geldt in het drukke presesjaar dat op stapel staat. Pieter en Inne: “Het zijn niet meer alleen de faculteiten van de UFSIA. Er is nu ook een stuk RUCA bij, sinds TEW langzaam maar zeker versmelt op één stadscampus. Het betekent straks, als ook de andere zachte faculteiten met hun bovenbouw stadwaarts trekken, een enorme schaalvergroting. Gelukkig zijn we intussen ook verhuisd naar een goed uitgerust secretariaat, in de nieuwe K-blok, wat uiteraard efficiënter werken mogelijk maakt. We hopen op een vlotte samenwerking tussen alle faculteiten en clubs. Het afstemmen van de agenda’s en de activiteiten moeten leiden tot een spetterend, afwisselend, boeiend en goed geolied studentenleven. Het is de taak van Unifac, of hoe we straks ook mogen heten, om te organiseren, te coördineren en te informeren.” Pieter heeft er net een presesjaar opzitten. Eentje dat kan tellen. “Een gigantisch jaar”, straalt hij nog na. “3500 en 2500 aanwezigen op de twee topactiviteiten: de openings-TD en het galabal. Een massale toeloop voor de Nacht van de Film. Wat het betekende voor mezelf? Heel veel. Ik moet echt even afkicken. Alle commentaren waren als applaus, het gaf een kick. Je staat op met Unifac en je gaat er mee slapen.
Het is je leven. De groep waar je zo close mee bent, de lol, de sfeer, de leerschool om dingen aan te pakken …”
Een vat vol plannen En Inne, jij bent rustiger, hoe zie jij een jaar preses? “Als een enorme uitdaging. Unifac is nu al een stuk van mezelf. Ik heb aan het studentenleven veel te danken. Ik leerde er assertief zijn, verantwoordelijkheid nemen, mijn nek uitsteken … Programmatie? De startdagen zijn onze eerste prioriteit. Samen met de Universitaire Parochie, de studentenclubs en Prisma vormen ze de eerste en vaak determinerende indruk van eerstejaars over de unief, die bepalend kan zijn voor een vlotte integratie. De Openings- en Slot-TD, jaarlijkse voltreffers, staan uiteraard ook dit jaar op de agenda. Bij de opening van het academiejaar komt er weer een ‘Students on Stage’. We bieden alle clubs een forum om zich te profileren en te promoten. Zeer belangrijk bij de rekrutering van leden en middelen voor de jaarwerking.” “Vervolgens zijn we al aan ‘Kerst op UFSIA’ toe. Die moet een extra dimensie krijgen, om het stadscampusgevoel aan te zwengelen. Ook het jaarlijkse hoogtepunt ‘in gala’, eist een zware tol aan voorbereiding. De Nacht van de Film, waarbij de R-blok omgetoverd wordt in een heus bioscoopcomplex, staat op de affiche, net als de megakraker: De Grote Verwarringskwis. En ik droom ook weer van een reis. Die is er dit jaar even tussenuit gevallen, wegens te veel – er was ook de viering 150 jaar UFSIA – maar dat moet weer kunnen, want o, zo leuk. Intussen blijven we de spreekbuis tussen studenten en academische overheid, zetelen onze leden in de Algemene Vergadering en de faculteitsraden. Ook in de meeste vakgroepsraden stelt men de aanwezigheid van een studentenvertegenwoordiging op prijs, zij het niet overal… Uiteraard ook de uitgave van de Unifac Post, het 32 bladzijden tellende informatieblad … en gulzige slopkop van onze financiële middelen … En de studenten weer op het podium krijgen in onze Unifac Award, en de Awareness Week, en de voetbalwedstrijden op groot scherm, en …” Om even terug te komen op de aanhef van dit stuk ... u weet nu waarom het avondje Agora uitliep. En dan nog een geluk dat er een deadline is, of ik zat er misschien nog … Myriam van Loon
12
“Waarom doen mensen wat ze doen?” Een vraag die Kristien Vande Weijer bezig houdt Graven naar de diepste roerselen van de mens, dat ligt alumna Kristien Vande Weijer wel. Waarom kopen mensen bepaalde producten, wat bezielt hen? Een interesse die haar niet alleen de richting uitstuurde van de marketing, maar haar ook op het pad bracht van het personeelsbeleid. In de Prinsstraat, waar we hadden afgesproken, werd ze voor het eerst sinds vele jaren opnieuw geconfronteerd met de statige gevels en gangen van ons aller UFSIA, voor haar boordevol studentikoze én romantische herinneringen. Ze werd er zelfs een tikkeltje nostalgisch van. De ideale sfeer voor een terugblik. Al vond Kristien haar UFSIA-tijd heel mooi, toch prijst ze zich gelukkig dat ze altijd “eerstezitter” was. En ook met het vinden van een baan liep het gesmeerd. Haar contract had ze op zak vóór haar diploma. Toen ze eind juni 1986 de UFSIA verliet als licentiate TEW, oriëntatie marketing, wist ze dat ze op 4 augustus bij Etap Verlichting in Malle aan de slag kon. “Ik reageerde op een advertentie van de plaatsingsdienst van UFSIA”, begint ze. Geboeid als ze is door marketing en publiciteit, vermoeden wij voor een geboren commercieel talent te zitten. Maar dat ontkent ze resoluut. “Ik wil vooral weten waarom mensen bepaalde producten kopen. Mijn man, Jan Verhesen, heeft die commerciële vaardigheid wel. Hij studeerde samen met mij af, ook in de richting marketing. In het laatste jaar zaten wij samen in het presidium van de Wikings.”
Een verhelderende start Bij Etap begon Kristien in de afdeling publiciteit en promotie. “Met een team moest ik alle promoties ontwerpen voor nieuwe en bestaande producten, alle brochures, catalogi, productfiches enz. Als er nieuwe producten gelanceerd werden, dan waren wij verantwoordelijk voor de volledige campagne daarrond, intern voor de verkopers in België, Frankrijk, Neder-
land en Duitsland, en extern voor de klanten. Ook de contacten met de pers hoorden erbij: persmededelingen, persconferenties om nieuwe producten voor te stellen, bezoeken aan het lichtbelevingslabo, waar je de effecten van verlichting in een specifieke ruimte kunt ervaren, enzovoort.” In haar eindverhandeling liet ze haar licht schijnen op het consumentengedrag in de farmaceutische sector. Waarom koos ze dan uitgerekend voor de verlichtingsbranche? “Ik wilde vooral met marketing en de motieven van verbruikers bezig zijn”, klinkt het. “De sector deed er minder toe. Ik bestudeerde toen ook reclamespots op televisie, destijds nog vooral bij de Nederlandse zenders. De filmpjes die ik goed vond, nam ik op. Maar de baan bij Etap leek mooi in het verlengde te liggen van enkele van mijn keuzevakken in de tweede licentie. Daarenboven zou ik na een tweetal jaren kunnen doorgroeien tot afdelingshoofd van een publiciteits- en promotieafdeling.” Onbewust geeft ze afgestudeerden een interessante sollicitatietip mee. “Door mijn interesse voor het consumentengedrag had ik destijds een map aangelegd met allerlei reclamecampagnes die me op de ene of andere manier aanspraken, die me écht goed uitgewerkt leken. Dat was zowat een hobby geworden. Die map nam ik mee naar mijn sollicitatiegesprek, en dat zal bij de selectie wel wat gewicht in de schaal gegooid hebben”, gist ze. 13
Liever een grote volière dan een kleine kooi Drie jaar, tot eind juni 1989, werkte Kristien bij Etap, het laatste jaar als afdelingshoofd. Op 1 juli 1989 werd ze bij Agfa Gevaert in Mortsel productmanager in de divisie micrografie en documentsystemen (MDS). “Een totaal andere business, alles wat te maken heeft met het archiveren van documenten”, getuigt ze. Waarom die overstap? “Mijn vroegere chef bij Etap, een voormalig beroepsmilitair, kon zijn verleden niet verloochenen. Naar mijn smaak gaf hij wat te weinig autonomie, ik moest wat te veel in de pas lopen. In plaats van er te verzuren ging ik weer in op een advertentie, ditmaal van Agfa.” Maar blijkbaar begon dat heel gek, met een uitdaging van haar man. “In die mannenwereld van Agfa raak jij toch niet aan zo’n functie”, zei hij me voortdurend. “Voor mij was dat natuurlijk genoeg om te bewijzen dat ik dat wél kon.” Heeft ze die overstap van een kleine lichter, een KMO, naar een grote tanker goed verteerd? “Het was wel even wennen. Aanvankelijk beleefde ik een cultuurschok. Etap was een vrij jong familiebedrijf, dynamisch, zonder veel hiërarchische structuren, met een vlakke organisatie. Agfa Gevaert is niet alleen een veel grotere onderneming, maar inderdaad ook een mannenwereld. Plots was ik omringd door collega’s die gemiddeld ook een stuk ouder waren dan ikzelf. Ik werd ondergedompeld in het cultuurbad van een groot, internationaal gericht bedrijf met een toch wat loggere structuur. Maar ook het verschil in autonomie was voor mij een schok: wat ik meende bij Etap te weinig te krijgen, kreeg ik bij Agfa plots in overvloed. Het overrompelde mij allemaal wat. Als
nieuwkomer zonder veel geloofsbrieven mocht ik vanaf de eerste dag vrij zelfstandig en zonder veel ruggespraak met directe oversten meteen beslissen over bedragen die me toch wat deden schrikken.” “Men verwachtte van mij ook meer technische expertise dan bij Etap. Maar vooral dat ik er veel zelfstandiger mocht werken, heb ik altijd erg gewaardeerd. Als je opportuniteiten zag, dan kon je ervoor gaan. Je kon je functie verder ontwikkelen. Ik maakte deel uit van een team productmanagers, en ieder van ons had voor een reeks producten zowat dezelfde verantwoordelijkheden. De hele marketing mix zeg maar, de fameuze vier “P’s” van Kottler: product, prijs, plaats en promotie. Wat later kwam daar ook nog de “P” van people bij. Die productpolitiek moest ik voor mijn gamma ook internationaal uitdragen. Dat bracht dus vrij veel reizen mee naar de diverse filialen in Europa. Wat later combineerde ik mijn functie met de verantwoordelijkheid voor internationale marketing en communicatie. Ik heb er dus voor een stuk mijn oude roots weer opgenomen: promotieondersteuning voor de diverse producten, organisatie van internationale beurzen en verkoopsbijeenkomsten.”
Van consument naar werknemer Door de opmars van de elektronica en de digitale systemen kwam de MDS-afdeling in de rode cijfers. “Medio ’93 kreeg ik de kans om een soortgelijke functie op te nemen in de medische afdeling, ofwel over te stappen naar het personeelsbeleid”, vertelt Kristien. “Ik koos voor het tweede en heb me dat nooit beklaagd. Ik wilde weer wat anders proberen en personeelszaken trok me erg aan. Op mijn achttiende heb ik lang geaarzeld of ik psychologie dan wel TEW zou studeren. Die oude liefde borrelde weer op.” Is de kloof tussen marketing en personeelsbeleid, het peilen naar de motivatie van werknemers, dan niet zo diep? “Zowel een goede marketeer als een goede personeelswerker moeten weten wat er zich de hoofden van mensen afspeelt, wat hen bezielt. Vele vaardigheden die een marketeer moet hebben vind je ook terug bij personeelswerkers”, beaamt Kristien. “Interesse voor de consument en voor een medewerker, het ligt dicht bij mekaar. In 1993 werd ik sectorverantwoordelijke: ik werd verantwoordelijk voor het personeelsbeleid van een aantal afdelingen met alles samen 1200 werknemers, en voor alle HR-disciplines: functieclassificatie, werving en selectie, conflictoplossing, opleiding en vorming, begeleiding van veranderingsprocessen, mutaties enz. Ik had die overstap veel moeilijker ingeschat omdat ik een stevige psychologische achtergrond miste. Daarom ben ik nog altijd zo blij met mijn brede UFSIA-TEW-opleiding. Je kunt daar heel veel kanten mee uit. En ik had toch ook psychologie en antropologie gehad van professor Herwig Arts s.J., die me erg boeide en voor wie ik veel bewondering had. In mijn nieuwe functie kon ik van vele gerechten van het personeelsbeleid proeven en mijn voorkeuren kwamen snel naar
14
boven: werving en selectie, en het begeleiden van veranderingstrajecten. Functieclassificatie, een erg analytisch gebeuren, lag me minder.” Op de personeelsafdeling bleef Kristien tot augustus 2001. “Gedurende vier maanden werd ik, samen met drie collega’s, vrijgesteld om de HR-afdeling te herstructureren. Deze divisie stond toen intern sterk onder druk, de toegevoegde waarde ervan werd ter discussie gesteld. Ons kwartet moest bij alle interne klanten, op alle niveaus, gaan peilen naar wat zij verwachten van de personeelsdienst, om die een nieuwe positionering en legitimering te geven. De organisatie van de afdeling werd herdacht en binnen de nieuwe structuur heb ik me kandidaat gesteld voor de taak van opleiding en loopbaanbegeleiding. Ik heb o.a. voor jonge kaderleden development centres opgericht, waar ze gericht konden werken aan hun eigen ontwikkeling.”
Een nieuw schooljaar, ‘n nieuwe baan Kristien is ook de trotse moeder van Charlotte, 10, en Julie, 8 jaar jong. Met zo’n twee rakkers, een man met een eigen onderzoeksbureau die ook lange dagen maakt en vaak naar het buitenland moet, het valt niet mee. “Ik voelde dat ik de pedalen aan het kwijt-
raken was: ik was aan onthaasting toe”, weet Kristien. “Misschien voelde ik me ook wat schuldig tegenover mijn kinderen. Ook zij verdienden meer aandacht. Het idee was bij mij al een poosje aan het sluimeren om zelfstandig HR-consultant te worden.” Op 1 september 2001 waagde Kristien de sprong, zij het als marketeer, uiteraard niet zonder een degelijke marktstudie en gesprekken met personeelsadviesbureaus die ze kende. “Voor hen voer ik nu freelance opdrachten uit. Zo houd ik meer greep op mijn agenda”, zegt Kristien. Naast de al vermelde Herwig Arts zijn er nog proffen op haar netvlies blijven hangen. “Met professor Virenque hadden we vaak veel leute, maar ook met “radio Emiel”. Zo noemden wij professor Emiel Geeraert. Gewapend met zijn microfoontje zocht hij in de aula écht interactie met de studenten. De soms droge stof wist hij zo aantrekkelijk te brengen.” Blijkbaar rest er Kristien nog wat tijd voor hobby’s. “Ik tennis, samen met mijn dochters rijd ik paard, en ieder jaar gaan we skiën. O ja, reizen en lezen doe ik ook graag, en écht niet alleen dikke turven over personeelsbeleid.” Ben De Bruyn
Uitnodiging Colloquium Building Towers. Globalisatie en ethiek Op 30 oktober 2002 vindt in het kader van UFSIA-2002 het colloquium ‘Building Towers. Globalisatie en ethiek’ plaats. De kritische vraag naar de kansen en de risico’s van de globalisatie wordt er op een multidisciplinaire wijze gesteld. De lezingen worden verzorgd door G. Verhofstadt, L. Baeck, D. Cassimon, L. Vanliedekerke, J. Drèze, L. Anckaert, R. Petrella en H. Opdebeeck. Tevens zijn er workshops met K. Dierickx, K. Soudan, R. Moreels en L. Bekemans.
Voor verdere informatie kan men zich wenden tot de projectpromotor:
[email protected]
15
Antwerpens hoop in bange dagen? Alumnus Ludo Van Campenhout Toen hij nog kabinetschef van Leo Delwaide was, kreeg Ludo Van Campenhout van zijn baas een raadseltje voorgeschoteld. “Wat vroeg een Hollander waarmee ik in de Criterium – het intussen verdwenen, chique restaurant op de Antwerpse De Keyserlei – oesters ging eten?” “Ketchup”, antwoordde Van Campenhout zonder verpinken, alsof het een oeroud recept betrof. Een verbouwereerde Delwaide kon natuurlijk niet weten dat Ludo het verhaal van die barbaarse verkrachting van een godenhap al wel tien keer had gehoord van de enige getuige, kelner van dienst: vader Van Campenhout
Een plezierige anekdote, die meteen de toon zet voor een gezellig interview met de Antwerpse VLD-kopman, alumnus Van Campenhout (LTEW BE M 1989). Ludo werd in 1966 geboren in de kraaminrichting van Schoten, intussen bekend als… bejaardentehuis. Vader en moeder Van Campenhout, allebei stadsmussen, verhuisden na hun huwelijk naar de rand, met name Merksem, waar ze zo’n 10 jaar later café Den Totskop overnamen. Een van Merksems beroemde herbergen, tegenover het toenmalige handelsinstituut in de Terlindenhofstraat, stamkroeg van heel wat politici, en vooral van de toenmalige CVP. Het was nochtans de PVV, nu VLD, die moeder Van Campenhout in 1981 aanzocht om op de lijst voor de parlements- én gemeenteraadsverkiezingen te staan. Weliswaar als opvulling, maar voor de familie Van Campenhout de aanzet om voortaan “blauw” te denken. Ludo en zijn jongere zus werden dus al heel vroeg geconfronteerd met “het leven zoals het is”. Cafépraat, tooghangers, mensen van alle slag, diepzinnige gesprekken en geleuter, de vroege vogels van de markt in Merksem, de late ‘plakkers’ na de avondschool, die zovele jaren welig tierde aan de overkant van de straat. Als dit artikel u onder ogen komt, is 16
Den Totskop net overgegaan in andere handen, na 26 jaar ‘Van Campenhout’se stempel … Ludo was een pienter baasje en leerde veel van de volkse wijsheden. Ook op school presteerde hij niet onaardig. Hij startte het middelbaar weliswaar in de Latijnse, maar schakelde halfweg over op economische humaniora in het Sint-Jan-Berchmanscollege te Merksem. Daar waren ze met z’n tweeën permanent in de running om primus van de klas te zijn. Bij de keuze van hoger onderwijs leek het erop dat universiteit na de ‘economische’ misschien wat te hoog gegrepen zou zijn. Handelshogeschool lag meer voor de hand. Zo kwam het dat Ludo zich inschreef aan de Handelshogeschool in de Korte Nieuwstraat. Het was toch geen onverdeeld gelukkige keuze, want een hele vakantie lang werd er nog nagekaart en groeide de vraag wie dan wel naar TEW kon, als zelfs een primus uit een economische afdeling niet voldoende basis zou hebben. Uiteindelijk werd besloten het minstens te proberen. En zo geschiedde. Natuurlijk moest eerst de inschrijving aan de Handelshogschool ongedaan worden gemaakt en het inschrijvingsgeld gerecupereerd. Dat gebeurde bijna nooit en ging dus ook niet zonder slag of stoot. Zelfs
het warme pleidooi voor de Handelshogeschool van de gedreven directrice haalde het niet op de drang van deze jonge snaak om het bij de Jezuïeten te proberen. Met het teruggekregen inschrijvingsgeld kon hij zich als student eerste kandidatuur TEW aan de UFSIA melden. We schrijven 1985. En het werd een succesverhaal. Wel een waarvoor de nodige inspanningen werden geleverd. Ludo volgde toen al alle colleges en behartigde zijn studie als full time job. Resultaten blijven dan natuurlijk niet uit. Altijd eerste zit, en alleen in het eerste jaar geen onderscheiding … Vanaf de tweede kandidatuur, een stuk zelfzekerder omdat hij de studie blijkbaar vlot aankon, ontwaakt ook de politieke student. Ludo start het LVSV (Liberaal Vlaams Studentenverbond) aan de UFSIA en werkt de volgende jaren mee aan de ontwikkeling ervan. LVC: “In de licentie vond ik studeren echt buitengewoon interessant. Ik koos voor de richting marketing, omdat ik in feite meer bedrijfseconomisch gericht was, met het oog op een carrière in de bedrijfswereld. Achteraf bekeken, in het perspectief van wat ik nu doe, denk ik wel eens dat ik misschien beter voor algemene economie gekozen had. Hoewel ... Toen ik in 1989 afstudeerde, kon ik meteen aan de slag bij professor Emiel Van Broeckhoven. Die gaf economie in de faculteit Rechten en werkte aan een computerprogramma voor persoonlijke financiële planning. In het kader van de commercialisering van dat programma had ik veel interessante contacten met banken en verzekeringsmaatschappijen.” Academische of politieke ambities? LVC: “De ambitie om te promoveren was er niet echt. Trouwens, na twee jaar raakte ik opnieuw politiek actief en ik had de microbe meteen weer te pakken. Van 1993 tot 1996 was ik voorzitter van de VLD-jongeren in Merksem. In die hoedanigheid zette ik me actief in bij de verkiezingscampagnes. Dat boeide me als marketeer mateloos en zette me in 1995 ertoe aan om scheep te gaan met havenschepen Leo Delwaide, als zijn kabinetschef. Dat was meer dan alleen politiek, want ook de Antwerpse haven, in volle herstructurering, viel onder zijn bevoegdheid.” Tijd voor andere dingen? LVC: “Ja, toch wel. Ik leerde mijn vrouw, Heidi Verboven, kennen in jeugdclub Kaddish. Ze is twee jaar jonger dan ik en studeerde op St.-Eligius; ze is nu werkzaam in het havenbedrijf. In ’94 zijn we getrouwd en we hebben intussen twee zonen: Ruben van zeven en Quinten van vijf.” Het gezin woont nog even aan het Boerenkrijgplein, maar verhuist eerstdaags naar de du Chastellei, om de hoek. Of er veel tijd is voor een voorbeeldig gezinsleven? “De kinderen klagen wel eens dat ik te veel van huis ben. Maar anderzijds droomt mijn oudste van een toekomst in de politiek, dus…” In 1996 promoveert Ludo tot arrondissementeel voorzitter van de VLD-jongeren Antwerpen en in 1997 wordt hij voorzitter van de VLD Antwerpen. Die heeft intussen 3000 leden, met Merksem als kop-
loper. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de twee plaatselijke zwaargewichten: Van Campenhout en Bungeneers. LVC: “Dat voorzitterschap op zich is meer dan een volwaardige part-time job met een, grote verantwoordelijkheid, ook al omdat men in heel Vlaanderen op de voet volgt wat in Antwerpen gebeurt. Verder ben ik lid van het nationaal parlement, commissie infrastructuur, met alle overheidsbedrijven onder die bevoegdheid: De Post, de NMBS, ex-Sabena. Ik zetel in de commissie Financiën, de commissie Wetenschappelijke en Technologische Aangelegenheden. Een en ander heeft ertoe geleid dat ik begin 2000 mijn taak op het kabinet van Delwaide heb stopgezet.” Heeft Ludo Van Campenhout nog verdere politiek aspiraties? LVC: “Ik wil vooral goed doen waar ik mee bezig ben, ook als fractieleider in de gemeenteraad van Antwerpen. Zo zijn we ook actief bezig met vzw Kempische Brug. Dat is een incubatiecentrum waar mensen logistiek en administratief worden begeleid om, via een invoegbedrijf, weer op eigen benen te staan en zich opnieuw in de samenleving te integreren. Als de wil er is, kun je in een samenleving veel veranderen, ook tegen een remmende administratie in. Ondanks alles blijf ik een optimist.’’ De UFSIA, een goede politieke kweekschool? LVC: “TEW is alleszins technisch een zeer degelijke opleiding. Breed, kritisch en maatschappijvormend.” Nochtans wil de VLD de vrijheid in het onderwijs beknotten… LVC: “Inzake onderwijs ben ik ook geen voorstander van de plannen van De Gucht. De vrijheid van onderwijs moet bewaard blijven. De overheid mag eindtermen opleggen en kan via subsidiëring de vrije toegang tot het onderwijs voor elk kind waarborgen, maar mag zich niet mengen in de organisatie van het onderwijs, noch de filosofische strekking. Liberaal is geen synoniem van vrijzinnig, laat dat duidelijk zijn. Mensen die de vrijzinnigheid als geloof belijden, zetten zichzelf daarmee vast in oude, voorbijgestreefde schema’s. Ik ben tegen de verplichting om zedenleer op te leggen en kan getuigen voor het kritisch-vormende karakter van het katholiek onderwijs.” Het feit dat duizenden studenten méér in hartje Antwerpen zullen komen studeren, vindt Ludo Van Campenhout een goede zaak. LVC: “Studenten horen thuis in een stad, brengen leven in de brouwerij, sociale controle, ze verhogen de leefbaarheid, de tolerantie …” Zoon Ruben, die voor het carnaval als politicus wilde gaan, koos daarvoor de juiste ingrediënten: een vest met brede schouders, een toverbril van Harry Potter en een das met hartjes. Carnaval: een knipoog naar relativering van het eigen ik. We kijken met belangstelling naar de moed en draagkracht van de jonge garde politici.
Myriam van Loon 17
Tweede studentgerichte handelsmissie verkent Duitsland en Denemarken Grau, treuer Freund, ist alle Theorie. Und grün des Lebens goldner Baum. In Goethes Faust lazen we het al: met boekenwijsheid alleen kom je er niet. Een enthousiaste groep laatstejaars handelsingenieur stak de handen uit de mouwen en organiseerde een studentgerichte handelsmissie. Alumni Nieuwsbrief kaart na met de initiatiefnemers. Dat gebeurt bij de slotreceptie van het Forum Technologie & Management, na een studiemiddag waar de projectsponsors uit de privé-sector zich voorstellen aan de laatste twee jaren handelsingenieur. Bij duivel-doet-al Bart Caluwé broedde het idee voor deze reis vorig jaar al, bij de handelsmissie naar Italië. Hij besliste met een nieuwe ploeg een tweede studiereis uit de grond te stampen: “Aanvankelijk werd er richting Zuid-Afrika gedacht, maar we hadden de praktische aspecten van de organisatie onderschat: het studentenbudget is per definitie krap, en ook veiligheid en de grote afstanden bleken moeilijk controleerbare factoren. Dan maar naar de buurlanden gekeken. Duitsland blijft onze belangrijkste handelspartner en is een technologische reus. Het is een land met een wat vaag, en niet al te glossy imago. Dat beeld stemt evenwel niet overeen met wat wij er beleefden. En Denemarken was een bijna exotische verademing na de januari-examens. De samenwerking met Export Vlaanderen verliep uitstekend en ook uit de organisatie hebben we veel opgestoken; we trokken met deze ploeg aan dezelfde kar, ook in de moeilijke momenten.” De opstart bleekt het moeilijkst. Raf Beeckmans sprokkelde de centen bij elkaar: “Bij het begin van het academisch jaar begon de zoektocht naar sponsors. Maar dat was zonder Osama Bin Laden gerekend. Het jaar voordien nog hadden de bedrijven gul naar de professionals in spe gelonkt, maar na 11 september ging de geldkraan onherroepelijk dicht. Een ding heb ik gemerkt: je moet je project vooral inhoudelijk verdedigen. Zodra we een voet tussen de deur kregen voor een verkennend gesprek, nam het enthousiasme van de bedrijven voor ons initiatief toe. Ons doel was duidelijk: we wilden een geografische zone in de kijker plaatsen, en naast het culturele luik ontdekken hoe technologische internationalisering bijdraagt tot het economische weefsel. Het 18
is de enige manier om de soms weerspannige theorie van de aulabanken te toetsen aan wat er on the field gebeurt. Boeiend.”
Hamburgers in de bus Begin februari was het zover. De nachtelijke busrit voert naar Hamburg. Het eerste bezoek aan Airbus is, ondanks 11 september, vergeef me de uitdrukking, dadelijk een schot in de roos. Sofie Van Hemelen, laatstejaars diplomatieke betrekkingen: “Airbus heeft zijn roots in Frankrijk, maar groeide uit tot Europese wereldspeler op het vlak van grote jets. Ondanks de mondiale crisis in de luchtvaartsector slaagde Airbus er voor 2001 in zijn positie als marktleider binnen de burgerluchtvaart te consolideren. Het gevecht met Boeing neemt inmiddels haast legendarische proporties aan. Indrukwekkend, die productiehallen: Airbus bouwt elke dag een volledig vliegtuig. Stel je daar geen echt bandwerk bij voor, maar wel een stateof-the-art logistieke aanpak. Daarachter schuilt een heel doordachte industriële politiek. De vliegtuigbouwer evolueert naar een modulaire aanpak; alles valt ‘eenvoudigweg’ te herleiden tot een gemeenschappelijk platform voor kop en staart, waartussen als het ware verschillende modules worden geplakt. Het grootste vliegtuig blijft de A380-superjumbo. Indrukwekkend: nauwelijks één jaar na de commerciële lancering zijn er al bijna honderd van verkocht.” Terwijl alle studenten zich vertwijfeld afvragen hoe die Duitsers van Airbus de honderden vierkante meters productielijn zo onberispelijk clean kunnen houden, terwijl hun eigen studentenkot, een zakdoek groot, er vaak zo rommelig bijligt, ‘vliegt’ de Antwerpse bus al richting Berlijn.
De Antwerpse studenten worden er ’s anderendaags opgewacht door een op zijn stad verliefde stadsgids. Die toont hun niet alleen de traditionele plekjes, van Brandenburger Tor tot Unter den Linden. Jürgen Hallez, de studentenwebmaster van dienst: “Na de Wende werd Berlijn symbool voor het nieuwe Duitsland. In deze fascinerende metropool gaan kunst en goed fatsoen hand in hand met kitsch en avant-garde. We hadden geluk: die nacht waren alle musea, theaters en de opera open. Tienduizenden mensen kwamen in beweging. In die magische sfeer sloten we de nacht studentikoos af, toen we in een café een gitaaroptreden lieten ‘ontsporen’ in een gezellige cantus.” Moet kunnen, zo’n intermezzo.
We stegen met een zucht… Leve de zeppelin! De volgende ochtend, veel te vroeg, volgt een bezoek aan Cargolifter. Dit bedrijf spreekt duidelijk tot de verbeelding van transporteconoom Kevin De Backer: “Bij aankomst zie je een gigantische hal, de grootste ter wereld, de Eiffeltoren zou er liggend in passen. Het is een onwaarschijnlijk ambitieus jongensplan: Cargolifter wil de zeppelins of Luftschiffe letterlijk nieuw leven inblazen. De ramp met de Hindenburg lijkt een verre herinnering. De mensen van Cargolifter zien de luchtschepen als volwaardig alternatief voor transportvliegtuigen. De ballon is weliswaar gigantisch groot – 82 meter lang bij 65 meter doorsnee – en de snelheid verwaarloosbaar in vergelijking met een straalvliegtuig, maar het volume van de vracht is potentieel onbegrensd, je hebt geen vrachtruim zoals bij een vliegtuig. Daarom worden dit soort luchtschepen nu ingezet voor het vervoer van grote vrachten. Daarbij duiken allerlei praktische voordelen op. Grote machines dienen niet lan-
ger te worden gedemonteerd, maar kunnen en bloc verscheept worden. Een project met reusachtige dimensies, niet alleen op creatief maar ook op technologisch, ecologisch en economisch vlak.” Tijdens de verpozende middagwandeling langs Potsdam, het Versailles van Berlijn, dromen de handelsingenieurs verder over luchtkastelen. Na een bezoek aan Siemens brengt de Belgische ambassadeur de studentikoze Jules Vernes van Antwerpen weer met beide voeten op de grond. Tijdens een walking buffet maken de studenten, in avondkledij, kennis met de activiteiten die de Belgische diplomatie in Duitsland ontplooit. Die rol reikt, in tegenstelling tot de algemene verwachting van de studenten, verder dan het verstrekken van visa of logistieke hulp aan landgenoten in den vreemde. De sympathieke ambassadeur vertelt er honderduit over de diplomatieke consequenties van het vertrek van de Belgische militairen, dat een Riesen-organisatie vergt. Met slaapoogjes wagen onze jongens en meisjes daarna de oversteek naar het barre Denemarken.
Skol, god rejse ‘Something is rotten in the State of Denmark’. Zo hadden we het in Hamlet gelezen. Maar in Kopenhagen valt daar al bij al weinig van te merken. Liesbet Verschoore, toekomstig accountant, is ook van de partij: “Misschien vermoedde aartsbisschop Absalon, die in 1167 Kopmanshafn, de haven van de kooplui, stichtte, al dat de stad na de contacten met de Duitse Hanze zou uitgroeien tot place to be in Noord-Europa, knooppunt voor internationaal transport, onderwijs en handel. Zo shoppen op de Stroget, de langste voetgangerszone ter wereld, al knabbelend op het – dure – smörrebröd, daar hadden we allemaal wel oren naar. 19
De ontvangst bij de Deense vestiging van Accenture die daarop volgt, is meesterlijk. We krijgen er een case voorgeschoteld die Accenture speciaal voor ons bedacht: from scratch denken we het concept voor een pretpark uit. Twee Deense consultants, net terug van een telecommunicatieproject in het Mechelse – een goed verstaander heeft maar een half woord nodig – fungeren daarbij als gids.” Het geslaagde evenement wordt naar goede Deense gewoonte afgesloten met aquavit en een stevig skol, god rejse. De trendy wereld van de consultancy met zijn internationale projecten spreekt duidelijk tot de verbeelding van het Vlaamse publiek. Een bezoek van de handelsingenieurs aan de hoofdzetels van Maersk, de grootste containerrederij ter wereld, en aan Carlsberg, de Vikings met wie Interbrew graag een robbertje vecht, zit er dan al op. De Denen geven toe dat ze veel respect hebben voor onze Leuvense bierbrouwers. Bart Caluwé: “Als toemaatje verklapt het hoofd van de human resources van Carlsberg ons nog dat de jaarresultaten van de Deense brouwer, die de daaropvolgende week gepubliceerd zullen worden, beresterk zijn: de bierproductie groeit met 15 procent. Bij de soft drinks ‘loopt’ de groei zo mogelijk nog sterker. Vooral in Centraalen Oost-Europa liggen de groeimarges het hoogst. Er wordt binnen deze sector een agressieve overnamepolitiek gevoerd van sterke lokale merken, wereldwijd. Import van premium beers vertegenwoordigt immers slechts een beperkt percentage van de wereldmarkt.” Drink global, act local lijkt ook hier het economische devies, dat ook in de Belgische ambassade te Kopenhagen nogmaals in de praktijk wordt beproefd.
Geen klein bier Nog voor het laatste bezoek aan Autostadt in het Duitse Wolfsburg kunnen organisatoren en deelnemers tevreden terugblikken op een geslaagde reis. Professor Karel Soudan vat samen: “Terwijl de Deense hoofdstad een sleutelrol vervult binnen de Scandinavische wereld, fungeert Berlijn als een knowhow-platform voor westerse ondernemers die richting Oost-Europa lonken. Ook voor MiddenEuropese ondernemers die opportuniteiten zoeken in de verruimde Europese Unie ligt hier de ideale springplank naar het Westen. Beide steden beschikken over een solide wetenschappelijke basis en een sterk ontwikkelde pool of human capital. Mensen met een uitstekende taalkennis ook, van Scandinavische en Slavische talen. Opvallend: beide steden koesteren hun culturele traditie, maar hun blikveld trekt resoluut de kaart van de internationalisering en technologische innovatie. Voor Berlijn komt daarbij nog een sterk politiek profiel: de stad heeft lessen getrokken uit de verdeeldheid van het verleden en vervult een voorbeeldfunctie voor de communicatie tussen Ossies en Wessies. Die bereidheid tot samenwerking wordt doorgetrokken tot op de planetaire schaal.” Terwijl ik nog namijmer over deze studiereis door het verleden en de toekomst van Duitsers en Denen, schiet me het adagium van de Deense filosoof Søren Kierkegaard te binnen, niet meteen de vrolijkste jongen, maar wel spitant: “Het leven: je begrijpt het misschien alleen door terug te blikken, maar het dient voorwaarts geleefd te worden”. Paul Sambre
20
Creatief in verpakkingen ! Labels & Packaging St-Luc is reeds geruime tijd actief op de verpakkingsmarkt. Zelfklevende etiketten, hangtags, inlegkaartjes, sleeves, doosjes, geen verpakking is ons te gek! Uiteraard kan u ook voor alle POS-materiaal bij ons terecht : on-pack-kortingsbonnen, wobblers, displays, promostickers, ...
St-Luc Langs E17 • afrit 7 Industriepark “De Prijkels” Venecoweg 24 B-9810 Nazareth Tel 09/385 44 03 Fax 09/385 50 76
[email protected]
One-stop-shopping Wij helpen u met een totaaloplossing! U heeft een product en wilt hiervoor een nieuwe verpakking creëeren, wij doen het voor u. Uniek door een geïntegreerd ontwerp- en productieproces, in alle mogelijke vormen. Ons ervaren team realiseert uw project met de beste service en just-in-time. Contact us Communicatie is de eerste stap tot slagen. Onze projectmanagers komen graag bij u langs om van uw product een commercieel succes te maken.
St-Luc, the art of graphic communication !