N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UA JAARGANG 11, NR 43, FEBRUARI 2004
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van Universiteit Antwerpen
Jaargang 11, nummer 43, februari 2004
Inhoud 01 Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres Logistiek, de hightech toekomst van Vlaanderen
03 “Ik wil verschillende levens leiden binnen één leven” De gedrevenheid van Anne-Catherine De Decker
05 Een Vlaming in Nederland Een gesprek met alumnus Dirk R. Goeminne Adres UA-Stadscampus Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UA-Stadscampus Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen
[email protected]
Kernredactie F. Bostyn P. Cordy B. De Bruyn A. Deckers J. de Dieu P. d’Haens E. Faucompret V. Guillaume P. Sambre K. Soudan D. Van De Mieroop M. Van Hauwermeiren L. Van Lierde M. van Loon K. Vanstalle
Werken mee H. Poriau S. Smaers
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Oplage 14.500 ex.
07 Bij elke klik een nieuwe kick Gesprek met alumnus Gilles Facon
09 Those were the days, my friend... De ‘aartsvaders’ Lipschütz en Morel over toen, nu en morgen...
12 Belastingconsulent Ludo Lievens adviseert, publiceert en doceert “Ik wacht nog altijd op eenvoudige, heldere wetten”
14 Geslaagd met ... Alumna Anita Van Looveren plant en stroomlijnt
VAN DE REDACTIE Dit is de eerste Alumni Nieuwsbrief van de geïntegreerde faculteit TEW van de Universiteit Antwerpen. De UFSIA-alumni kennen dit blad. De RUCA-alumni heet ik hartelijk welkom. De allereerste Alumni Nieuwsbrief zag het daglicht in juni 1993. Toenmalig (UFSIA) TEW-decaan Guido De Brabander en de ondergetekende, als hoofdredacteur, vonden dat naar nieuwe wegen moest worden gezocht om te communiceren met de alumni. Een alumnitijdschrift leek daartoe een van de uitgelezen instrumenten. Als ik er nu op terugkijk: de eerste nummers van Alumni Nieuwsbrief waren van een ontroerend amateurisme. Maar het initiatief was gelanceerd en daar ging het tenslotte om. Sindsdien zijn we gaan werken met beroepsjournalisten en de kwaliteit van de artikelen nam een hoge vlucht. Zeker toen na drie jaar Karel Soudan het hoofdredacteurschap van mij overnam. Tot op heden is hij de bezieler van het tijdschrift gebleven: met zijn schitterende introducties weet hij nummer na nummer de lezers te begeesteren. Zoals u allen weet zijn sinds 1 oktober 2000 de TEW-faculteiten van UFSIA en RUCA geïntegreerd. Maar pas in juni van dit jaar studeert de eerste lichting UATEW’ers af. In het fusieproces van de Universiteit Antwerpen heeft onze faculteit een baanbrekende rol gespeeld. Twee faculteiten met een verschillend ideologisch profiel hebben in een recordtempo geleerd met elkaar samen te werken. Als decaan van de eengemaakte faculteit kan ik u verzekeren dat de fusie een succesverhaal is geworden. Zonder de inspanningen van de faculteit TEW had de UA niet gestaan waar ze nu staat. Anderzijds zijn wij de UA dankbaar omdat ze de publicatie van dit blad mogelijk maakt, niettegenstaande de vrij aanzienlijke financiële last waarmee dit gepaard gaat. Voortaan behoren de afgestudeerde Ufsianen en Rucanen tot één UA-familie. Via networking moeten we de familiale banden ontwikkelen en verstevigen. De Alumni Nieuwsbrief – waarvan de kernredactie nu ook vertegenwoordigers van de RUCAalumni omvat – kan daartoe bijdragen. Zijn opdracht is alumni betrekken bij alles wat gebeurt binnen de faculteit en nieuwe relaties creëren tussen de alumni zelf. U krijgt interessante, vlot leesbare artikels die zich richten tot een zo ruim mogelijk lezerspubliek van TEW-afgestudeerden. In elk nummer zult u worden geïnformeerd over het reilen en zeilen van onze faculteit, over onze professoren, onze studenten en vooral over onze alumni die op de een of andere manier in het oog hebben gelopen. U hoort nog van ons. Ik wens u veel leesgenot. Erik Faucompret, Decaan TEW
Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres Logistiek, de hightech toekomst van Vlaanderen Vlaanderen, de logistieke pool van Europa. Het lijkt soms vanzelfsprekend, maar toch staan we vaak niet genoeg stil bij de belangrijke rol die de logistiek in de Vlaamse economie speelt. Het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres, dat in maart 2004 in Antwerpen plaatsvindt, wil de sector uitgebreid in de schijnwerpers zetten – en wil meteen duidelijk maken dat logistiek meer is dan goederen verplaatsen en stapelen alleen.
Met uitzicht op Vlaanderens grootste waterweg had Alumni Nieuwsbrief een gesprek met de professoren Gust Blauwens en Alex Van Breedam, respectievelijk voorzitter en wetenschappelijk coördinator van het congres. Blauwens: “Het thema is gekozen door de Vereniging voor Economie, die de Vlaamse alumniverenigingen van economen overkoepelt. Wanneer het congres naar Antwerpen komt, wordt er traditioneel een bedrijfseconomisch onderwerp gekozen. Dat ditmaal de keuze viel op de logistiek, heeft zowel te maken met de tijdgeest – het is een onderwerp dat momenteel in de markt ligt – als met de plaats – Antwerpen is nu eenmaal het logistieke knooppunt van Vlaanderen .”
“We brengen niet alleen onze troeven in deze sector onder aandacht”, voegt Van Breedam toe, “we maken ook duidelijk dat het niet zo vanzelfsprekend is onze koppositie veilig te stellen en te verstevigen.” Vlaanderen kon in het verleden ruimschoots profiteren van zijn uitstekende locatie. Zo bespaarde men geld door bijvoorbeeld goederen via het ver landinwaarts gelegen Antwerpen te verschepen. Maar die lage transportkosten zullen in de toekomst steeds minder doorwegen in het hele logistieke plaatje. Blauwens: “Men beseft het vaak te weinig, maar de logistiek is een sector waar knowhow een belangrijke rol speelt. Net door die te verbeteren, kunnen we onze positie behouden.” 1
Wetenschap Het congres is opgesplitst in een eerste, academische dag, waar een aantal concepten worden ontwikkeld, en een tweede dag, waar bedrijven hun kijk kunnen geven op hoe die academische visie in de praktijk wordt omgezet. “We willen een zeer ruim publiek bereiken”, zegt Van Breedam. “Niet alleen de grote bedrijven staan in de belangstelling. De concepten uit de academische wereld moeten ook de middelgrote en kleine bedrijven kunnen aanspreken. Stel, je hebt een bedrijf waarvoor de Europese distributie te ver af lijkt. Wel, zo’n bedrijf zou je kunnen helpen door mogelijke oplossingen te tonen om een internationale samenwerking op te zetten, of om een keuze te maken voor de optimale transportmodi. En wat we kunnen betekenen voor een logistiek bedrijf, kunnen we natuurlijk ook doen voor zijn klanten. Ook op hun logistieke problemen moeten we antwoorden kunnen formuleren.” Het congres laat de verschillende aspecten aan bod komen in acht commissies. Zowel grote als kleine bedrijven zullen er hun gading vinden. Praktijk De tweede dag wordt elk thema toegelicht aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Van Breedam: “Die cases laten stuk voor stuk geavanceerde innovatieve oplossingen voor bekende problemen zien. We willen daarmee tonen wat er bestaat en hoe ver sommige bedrijven staan.” Blauwens benadrukt dat het juist de kleinere bedrijven zijn die met de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek hun voordeel kunnen doen. Logistieke kosten wegen er immers vaak zwaarder door, terwijl grote bedrijven door hun omvang een aantal voor de hand liggende problemen kunnen opvangen. Blauwens: “Voor kleinere bedrijven is een goed voorraadbeheer niet eenvoudig. Een bedrijf dat woningtextiel verkoopt, bijvoorbeeld, loopt wegens de snel evoluerende mode steeds meer gevaar met onverkoopbare stocks te blijven zitten. Nieuwe technieken – zoals just in time delivery – kunnen het verschil maken tussen slagen en mislukken. Voor die bedrijven kunnen nieuwe wetenschappelijke inzichten vaak een impuls zijn om de zaken anders aan te pakken. Ze moeten wel bereid zijn om hun bedrijfsprocessen te innoveren. Zonder die bereidheid hebben bedrijven gewoonweg geen toekomst.” Het congres valt dit jaar toevallig ook samen met de oprichting van het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL), waarvan Van Breedam het dagelijks bestuur in handen heeft. Het instituut kwam er op initiatief van minister Van Mechelen en een aantal spelers uit de logistiek. “Eigenlijk is het embryo van het VIL te vinden bij de UA, waar 3 jaar geleden de voorloper van het huidige instituut werd gelanceerd”, legt Van Breedam uit. “Men wilde een instelling creëren die niet alleen de sector zou promoten, maar die hem ook daadwerkelijk
zou ondersteunen door de competitiviteit ervan te versterken. Het VIL heeft een voortrekkersrol te spelen in kenniscreatie. Inspelend op de behoeften van de sector, diepen een aantal werkgroepen concrete thema’s verder uit. Er worden zoveel mogelijk relevante partijen bij betrokken: experts uit het bedrijfsleven en de academische wereld werken, samen met de overheid, het programma verder uit met het oog op toepassing in de dagdagelijkse praktijk. Het congres zal een uitstekende gelegenheid zijn om nieuwe bedrijvenpartners aan te trekken.” Een logistieke toekomst Het VIL heeft de opdracht om Vlaamse logistiek te promoten. Van Breedam: “We hebben belangrijke bedrijven hier in Vlaanderen, maar dit moet en kan zeker nog worden uitgebreid. We willen eigenlijk zoveel mogelijk logistieke operaties naar Vlaanderen toetrekken. De innovatieprojecten van het VIL kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Eigenlijk is het vreemd dat het belang van de logistiek zo weinig bekend is bij het grote publiek. Nochtans biedt de sector een aantal alternatieven voor de structurele problemen waar onze economie mee worstelt. Op een moment dat door de teloorgang van een deel van de industrie heel wat banen verloren dreigen te gaan, kan een expanderende logistiek veel nieuwe werkgelegenheid creëren.” “Met het congres hebben we een mooie gelegenheid om te tonen wat logistiek in werkelijkheid betekent en wat het in de toekomst zou kunnen betekenen”, denkt Van Breedam. “Het zou vooral mooi zijn als we duidelijk kunnen maken dat logistiek veel meer is dan transporteren, overladen en stapelen. Meestal is de stem van de financieel manager doorslaggevend wanneer men een logistiek bedrijf zoekt. Met vooral kostenbesparing op het oog gaat men dus telkens op zoek naar een bedrijf dat alles nog goedkoper kan doen. Het gevolg is dat die samenwerking meestal maar van korte duur en zeer beperkt is. Maar een logistieke partner kan veel meer betekenen: ook voorraadbeheer, call centers, hersteldiensten … ” Het congres moet een niet traditioneel logistiek publiek de logistiek vanuit een weinig traditionele kant laten zien. “Voor een aantal mensen zullen er zeker verrassende dingen uit de wetenschappelijke referaten en de cases komen”, benadrukt Blauwens. “Ik denk daarbij aan inzichten over de noodzaak van consolidatiecentra voor kleine bedrijven, of de mogelijkheid om via coöperatie met concurrenten een oplossing te vinden voor logistieke problemen. Zaken waar je als klein bedrijf niet meteen aan denkt of waarvan je niet meteen weet hoe het te realiseren. Het congres zal hiervoor zeker een aantal deuren openen.”
Paul Cordy 2
“Ik wil verschillende levens leiden binnen één leven” De gedrevenheid van Anne-Catherine De Decker Toen ze aan het RUCA begon te studeren, was ze al bezig met verschillende baantjes en deed ze dus al praktijkervaring op. Ze wilde destijds alle mogelijkheden openhouden, vandaar ook het job-hoppen aan het begin van haar carrière. Met een ietwat filosofische visie vindt Anne-Catherine haar weg in het bedrijfsleven, om uiteindelijk bij Mobistar terecht te komen en bekroond te worden tot kwaliteitsmanager van het jaar.
Aanvankelijk was Anne-Catherine van plan om geneeskunde te studeren, maar ze was toch wel een beetje bang om over mensenlevens te beslissen: “Ik wilde een beroep uitoefenen dat misschien wat minder people oriented was, want als ik geneeskunde ga studeren, dacht ik, moet ik later als dokter 24 uur op 24 bezig zijn. Dat was dus heel verkeerd, want eigenlijk heeft dat niet veel te maken met de richting die je kiest, maar wel met je eigen ingesteldheid. Ik heb ook in dit beroep bijzonder veel en bijzonder hard gewerkt .” De vader van een vriendin, die voorzitter was van de Compagnie Maritime Belge, inspireerde haar bij haar uiteindelijke keuze. “Ik heb hem gevraagd waarvoor hij zou kiezen als hij opnieuw een studiekeuze moest maken. Hij heeft mij de studie handelsingenieur aangeraden. Van de opleiding tot burgerlijk ingenieur zou ik volgens hem in het bedrijfsleven weinig toepassingen vinden en hij vond het veel interessanter om een minder technische richting te nemen.” Een tweede reden was het algemene karakter van de studie, want voor AnneCatherine is het altijd heel belangrijk geweest om in haar leven zoveel mogelijk opties open te houden: “Ik ben misschien een beetje claustrofobisch, ik wilde alle mogelijke ruimte.” Studententijd Ook in haar studententijd was Anne-Catherine al een bezige bij: “Ik was een heel slechte student, want ik was veel liever aan het werk dan met de neus in de boeken te zitten. De praktijk interesseerde me meer dan de theorie. Ik werkte dus niet gewoon om aan geld te komen, maar vooral omdat
dat mij beter lag.” Zo was ze bijvoorbeeld begonnen met een studentenbaantje als marktonderzoeker en algauw werd ze hoofd van de afdeling in Luik, die verantwoordelijk was voor heel Wallonië: “Het was wel gek hoor, om als student een tiental mensen te hebben die voor je aan het werk zijn. In het licht van die praktijkervaring heb ik dan ook een eindverhandeling geschreven over marketing en ethiek.” Ondanks haar drukke leven buiten de colleges, herinnert Anne-Catherine zich nog heel wat inspirerende woorden van haar proffen: “Ik denk dat ik elke week wel refereer aan professor Vanlommel van bedrijfsmanagement. Hij vergeleek de bedrijfswereld met een strand, de zee en de golven. De golven zijn de projecten die je als bedrijfsleider in goede banen moet leiden. Je moet er dus voor zorgen dat die projecten naar voren geraken en bij wijze van spreken op het strand aankomen. Daarvoor moet je prioriteiten kunnen stellen, hard werken en taken kunnen delegeren. Dit beeld is me bijzonder bijgebleven.” Verder moet ze nog altijd lachen als ze terugdenkt aan colleges economie van een Gentse professor: “Het heeft een tijdje geduurd voor ik doorhad waarover hij aan het praten was: niet de houtvoorraad maar de goudvoorraad! Ik heb me toen dikwijls afgevraagd waarom hout toch zo belangrijk was ...” 3
Carrière Anne-Catherine heeft kort na elkaar heel wat banen gehad: in 1984 werkte ze bij Smeets De Ridder Verbaet, in 1985 ging ze naar De Vaderlandsche en in 1986 stapte ze over naar DHL. Job-hoppen was een bewuste keuze: “Een arts in onze familie was van oordeel dat je eerste werk zeker geen life-time job is en dat je niet bang moet zijn om van werk te veranderen. En dat heb ik dan ook gedaan.” Ze stelde hoge eisen aan de banen die ze zou uitoefenen: “Internationaal georiënteerd, in een opstartend bedrijf, met de nodige middelen, binnen een sector waar er iets nieuws gebeurt.” Haar baan bij DHL had al deze ingrediënten, want destijds waren koerierbedrijven een volledig nieuwe business, technologisch gericht, en DHL startte toen net een nieuwe vestiging in Brussel. “Deze baan was bijzonder boeiend en best wel spannend ook: ik werd aangenomen op basis van twee korte interviews, en drie dagen later moest ik meteen het vliegtuig op naar Londen. Ik heb natuurlijk dat hele weekend niet geslapen, I was too excited, dat was werkelijk de eerste keer dat ik dat excitement voelde.” Voor deze baan kreeg ze de kans om haar theoretische kennis van de econometrie te combineren met het bedrijfsleven in de praktijk. Maar ook had deze baan een uitgesproken internationaal karakter, iets wat voor Anne-Catherine altijd al belangrijk was. “Ik ben in Congo geboren en ben altijd een liefhebber van Afrika geweest. Het verschil tussen culturen heeft me steeds geboeid en ik ben dan ook tientallen keren teruggegaan naar Afrika, onder andere naar Kenia voor DHL.” Uiteindelijk kwam Anne-Catherine in december 1997 bij Mobistar terecht. Daar kreeg ze een baan die totaal nieuw was voor haar: “Plots was ik verantwoordelijk voor de Quality, maar ik kende totaal niets van kwaliteit. Ik wist niet eens wat een symbool als ISO betekende, hoewel je dat natuurlijk snel leert. Het mooie aan deze functie is dat ik een ruime visie krijg op al wat er aan de gang is in het bedrijf. Het is heel afwisselend en ik heb het geluk dat ik me met al deze zaken mag bezighouden.” In 2002 werd ze bekroond voor haar werk bij Mobistar: het Vlaams Centrum voor Kwaliteit benoemde haar tot Quality Manager van het jaar. Visie op de universiteit Door haar internationale ervaring heeft AnneCatherine wel een speciale kijk op het Vlaamse universiteitslandschap. Ze vindt het vanzelfsprekend dat de Antwerpse universiteiten één geworden zijn en ze zou zelfs een verdere evolutie op dit vlak toejuichen: “Bij heel grote universiteiten zoals Harvard vallen erg verschillende richtingen allemaal onder deze noemer. Dat lijkt me veel verstandiger dan drie keer hetzelfde te doen binnen eenzelfde geografische omgeving. Volgens mij moet 4
dit ook op Belgisch en zelfs op Europees vlak gebeuren. Zo kun je immers verregaand professionaliseren, in plaats van elkaar weg te concurreren.” Haar band met de academische wereld is voor AnneCatherine zeer belangrijk. Een beetje filosofisch stelt ze: “Ik voel dat ik nu rijp ben - als ik ooit rijp zal zijn - om iets terug te geven aan de universiteit. Een stukje praktijkervaring dat ik de academische wereld kan bieden. Vroeger was het eenrichtingsverkeer, maar momenteel kan ik er mee voor zorgen dat de praktijk van het bedrijfsleven ingeweven is in de theorie. Ik vind echt dat je als burger iets moet teruggeven aan de maatschappij.” Toekomstplannen Haar leven was niet altijd rozengeur en maneschijn. Ze werkt dan ook in een harde mannenwereld met een sterke concurrentie, wat niet altijd even gemakkelijk is: “Van huis uit kom ik uit een vrouwenwereld en ik vind het soms wel moeilijk om in die concurrentiemolen mee te draaien. Er waren ook periodes in mijn leven dat ik werkelijk de hele tijd de wereld rondvloog, zodat ik soms wakker werd in een hotelkamer zonder dat ik enig idee had in welk land ik was. Dat is natuurlijk ook sociaal niet gemakkelijk, thuis en voor mijn vrienden.” Anne-Catherine evalueert haar persoonlijk leven ook vanuit een bedrijfsgericht perspectief: “Dat is de Demming circle: plan-do-check-act, en die moet je ook op je eigen leven toepassen, vind ik. Je moet dingen plannen, ze dan ook uitvoeren, je moet kijken of het allemaal wel goed in elkaar zit en wat minder goed zit, moet je bijsturen. Ik probeer wat meer relaxed in het leven te staan, ik wil ook een kindje adopteren en dat zal natuurlijk ook wel wat organisatie vergen...” Zoals in haar professionele leven, is Anne-Catherine ook gepassioneerd en gedreven bezig met haar hobby’s: “Ik lees heel veel. Te veel en te snel. Ik ben ook een fervent reiziger: onlangs heb ik Mexico ontdekt en ik ga binnenkort alweer terug. Ik hou ervan om een bepaalde regio te ontdekken: zo ben ik een tijdje achtereenvolgens naar Libanon, Syrië, Jordanië en dan naar Egypte geweest. Ook hier vind je die rode draad in mijn leven terug.” Ook filosofie boeit haar en ze gaat dan ook regelmatig naar filosofen luisteren. Ze analyseert hun visies en probeert die in haar leven toe te passen. Voor de toekomst probeert ze alle mogelijkheden open te houden, dé leidraad in haar leven: “Ik vind dat werkelijk heel fijn, niet te weten wat morgen zal brengen. De dingen moeten open blijven, dat is voor mij altijd heel belangrijk geweest. Eigenlijk wil ik verschillende levens leiden binnen één leven.”
Dorien Van De Mieroop
Een Vlaming in Nederland Een gesprek met alumnus Dirk R. Goeminne Er was moed en volharding nodig om onze gesprekspartner aan de haak te slaan. In het Alumniboek stond een verkeerd telefoonnummer; navraag leerde dat het bovendien om een privé-nummer ging. Hema-vestigingen in België stuurden ons door naar de ‘hoofdzetel’ in Sint-Joris-Winge, wat gewoon een van de winkels bleek te zijn. De headquarters zijn wel degelijk in Amsterdam. Na niet aflatend bellen kreeg ik hem dan toch aan de lijn: de Vlaming die de touwtjes in handen heeft bij de internationalisering van de oer-Hollandse warenhuisketen Hema. ciële, administratieve en kostenaspect, blijkbaar een polyvalente leerschool om op 31-jarige leeftijd als crisismanager te worden aangetrokken door Femilux. Bij deze fabrikant van dameslingerie wordt hij een gewiekst onderhandelaar met de vakbonden, wat hem na anderhalf jaar goed van pas komt bij zijn intrede in de detailhandel mannenkleding. In 1985 start hij bij Hey als financieel directeur, met de niet mis te verstane opdracht de Belgische markt te ontsluiten. Een kolfje naar zijn hand. Van 5 naar 50 vestigingen: het levert hem in ’87 mee de promotie tot algemeen directeur op. Na Hey was er Zij en uiteindelijk WE, een kledingketen met privé-label, eigen ontwerpen en een omzet van 250 miljoen euro. Ambitie
Dirk Goeminne wordt in Waregem geboren als zevende in de rij tussen vijf zussen en drie broers. Na zijn handelsstudie aan het toen vermaarde Heilig-Hartcollege kiest hij voor een economische opleiding aan de UFSIA. In ’77 promoveert hij als LTEW Accountancy, een jaar later als HI en in ’82 steekt hij nog een tandje bij als Gegradueerde in de Fiscale Wetenschappen. Carrière Hij kan meteen als stagiair-accountant aan de slag bij Price Waterhouse. Maar in de praktijk valt het accountancywerk wat saai uit voor de vinnige WestVlaming, die na twee jaar de overstap maakt naar de textielgroep Balta tapijten in Tielt. Daar staat hij mee aan de wieg van het textiel-muurbehang. Gedurende vijf jaar verdiept hij er zich in het finan-
Je mag tot de hoogste functie doordringen in een familiebedrijf, de eigenaar blijft de baas. En dat betekent dus tweede viool spelen. Net beneden de ambitie van Dirk. In de uitbreidingsplannen van Hema, waar hij in ’97 als directeur operations aantreedt, krijgt hij zijn kans. Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam, waarvan de eerste vestiging in 1926 de deuren opende in de Amsterdamse Kalverstraat, kende na de oprichting door de Amsterdammer Meyer in de naoorlogse jaren een explosieve groei. Hema is in de jaren ‘50 de eerste franchiseonderneming in Nederland, ook vandaag nog trouwens, met zijn 128 aangesloten ‘leden’. Oorspronkelijk verkocht Hema goederen tegen welbepaalde vaste prijzen. In de tijd voor de euro was dat voor de meest gevraagde artikelen, 25 en 50 Nederlandse cent, enkele jaren later uitgebreid tot 10 en 75 cent en 1 gulden. Een leuk systeem, dat echter na ‘45 noodgedwongen werd losgelaten. Sinds die tijd heeft het bedrijf zich blijvend weten te concentreren op een prijs-kwaliteitsverhouding waarbij ook minderbegoeden leuke dingen kunnen verwerven voor een betaalbare prijs. Het etiket ‘armenwinkel’ evolueerde intussen naar ‘trendy voor jong en oud’. Mogen lage prijzen voor armere mensen een noodzaak zijn, rijkere mensen houden 5
er op z’n minst evenveel van … Begin jaren ’90 groeit Hema over de Belgische grens heen en de boom komt er in ’97, als er 20 filialen tegelijk openen. Oog in oog met de 21ste eeuw, ontpopt het bedrijf zich tot een multinationale onderneming, met 289 vestigingen in Nederland, België, Duitsland en binnenkort Luxemburg en Frankrijk. Zoals in het lied van Piet Hein, is Hema’s naam klein, maar de plannen groot … Zo zijn er nog 300 winkels in Duitsland gepland en wil het bedrijf Frankrijk verder veroveren. Altijd wordt dezelfde beproefde methode gebruikt. Gedurende een tot anderhalf jaar tijd wordt ter plaatse de ‘nood aan …’ gemeten, wordt de liefhebber gescreend en bevraagd, het assortiment uitgeprobeerd. Na die incubatietijd worden alle zeilen bijgezet. Het procédé is bekend en verschilt wezenlijk van de meeste detailhandels. Hema biedt in zijn winkels op zeer overzichtelijke wijze, producten aan voor dagelijks gebruik, zowel handige als leuke dingen, maar altijd kwalitatief hoogstaand en voor een verantwoorde - liefst lage - prijs. Hema verkoopt alle producten onder eigen naam en ontwikkelt ook een eigen, vaak verrassend, onvoorspelbaar assortiment, dat seizoens- en kalendergebonden is. Iedereen kent beslist de gratis huis-aan-huisfolders met een beperkt aantal blikvangers, zeer eigengereid voorgesteld. Geen massa artikelen, ‘maar zowat al wat je wel eens zou kunnen gebruiken’. Toen eind jaren ’90 de overname en integratie van de Sarmaketen rond was, telde Hema 10.000 medewerkers in de winkels, het distributiecentrum, de banketbakkerijen en het hoofdkantoor. Drie jaren intensief innoverend werken brachten Dirk Goeminne in 2000 uiteindelijk op de stoel waar hij als eerste viool van het Hema-orkest de toon aangeeft: voorzitter van de Groepsdirectie … Mode, hardware, food, horeca: alles goed voor 1,2 miljard euro omzet. Goeminne blijft het basisprincipe trouw en heeft het nu tot zijn eigen opdracht gemaakt: “verrassend eenvoudige oplossingen voor zoveel mogelijk mensen.” Hij gaat er van uit dat de huisvrouw en dito man anno 2004 geen tijd heeft voor uitgebreide, vergelijkende shopping. Vandaar dat die taak overgenomen wordt door mensen die er hun vak van maakten. Zij presenteren de beste en leukste artikelen, na een eerste grote selectie, tegen de voordeligste prijs. Er wordt ook ingespeeld op specifieke omstandigheden per regio, wat dan weer specifieke regionale betrokkenheid impliceert. Dat maakt dezelfde winkels telkens weer anders. Of: verscheidenheid in de eenheid. Naar een Hema-winkel gaan, is weten wat je er kunt vinden voor de beste prijs/kwaliteit. Dat is hun sleutel tot het succes. Op papier heet de doelgroep: vrouwelijk, van 25 tot 50 jaar, en al wie zich in die mentaliteit terugvindt. In de realiteit vindt iedereen die actueel denkt en handelt, er snel zijn weg. Hema is een beetje het antwoord op de vraag die men niet wil stellen: “Hé ma, wat raad je me aan?” 6
Waarom Nederland? Als we Dirk Goeminne vragen waarom de internationalisering niet vanuit een Vlaams hoofdkwartier kan, geeft hij een niet mis te verstaan antwoord: “Vlaamse multinationals zijn er nauwelijks. Nederland heeft dat beter bekeken. Vlaanderen mag best wat assertiever zijn op dat vlak. Niet alles uit handen geven voor een goede overnameprijs. Ondernemen met toekomstvisie is belangrijk.” “In Nederland zijn VendexKBB met De Bijenkorf en Hema de absolute toppers. VendexKBB is de leidende non-food retailer in Nederland. De onderneming is met diverse winkelformules ook actief in België, Denemarken, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk. VendexKBB heeft een rijke historie van meer dan honderd jaar. Het concern is voortgekomen uit Magazijn De Bijenkorf, opgericht in 1870, en Vroom & Dreesmann, opgericht in 1887. Van ouds her is Hema onderdeel van de Koninklijke Bijenkorf Beheer (KBB) en sinds de fusie in 1999 van VendexKBB. Het aandeel VendexKBB is genoteerd aan Euronext Amsterdam en maakt deel uit van AMXindex.” “De formules binnen VendexKBB zijn gerangschikt in zes business units. De drie warenhuisformules Hema, Vroom & Dreesmann en De Bijenkorf zijn elk een afzonderlijke, resultaatverantwoordelijke business unit met een eigen marktpositie, klantenbenadering en imago. De speciaalzaken zijn in drie business units samengebracht, te weten Hard Goods, Fashion en Doe-Het-Zelf. In Hema-verband laat ik niet graag onvermeld dat precies 75 jaar geleden de oprichter door de Bijenkorf-directie uit Antwerpen werd gehaald. Pionier Leo Meijer was daar directeur van het Titz-concern. Overigens was Meijer een Nederlander.” Emotionele intelligentie Na een huwelijk van ’76 tot ’90 en drie volwassen kinderen heeft Dirk ook op emotioneel terrein eindelijk de juiste klank gevonden bij zijn jeugdliefde, Katrien Goeminne. De naam doet al vermoeden dat het om een ver, ver familielid gaat. Dirk trouwde met Katrien in ’96, in de hoop nog lang en gelukkig in zijn mooie Land van Waas en zijn pied-à-terre in Noordwijk met haar en Hema te mogen samenleven. Myriam van Loon
Bij elke klik een nieuwe kick Gesprek met alumnus Gilles Facon In eerste licentie ‘klikte’ het met TEW: toerisme bleek wel degelijke een echte economische sector te zijn ... Via een omweg doorheen de consultancy kon Gilles Facon, momenteel vanuit Mechelen toerisme-coördinator bij Toerisme Provincie Antwerpen vzw (TPA), van toerisme eindelijk zijn beroep maken. Een nieuwe klik en een nieuwe kick. Zoals zovelen koos Gilles Facon aan het toenmalige RUCA voor TEW, omdat het een algemene opleiding was, dé keuze voor wie nog niet exact wist welke richting uit te gaan. “Misschien dat ik nu veeleer voor de combinatie rechten en MBA zou kiezen”, overpeinst Gilles. “Ik voel nu dat een bredere juridische basis mij in mijn werk goed van pas zou komen. Maar achteraf is het natuurlijk gemakkelijk je eerste keuze ter discussie te stellen.” De eerste klik Niet dat Gilles ontevreden is over zijn TEW-opleiding. Maar de klik kwam er pas in de eerste licentie. “Toen wist ik dat ik goed zat. Het gebeurde in het eerste college transporteconomie van professor Willy Winkelmans. Hij gaf enkele voorbeelden uit zijn vakgebied, onder meer over hoe interessant het zou zijn om de invloed van het toerisme op de noden aan verkeersinfrastructuur uit te rekenen”, vertelt Facon. “Ik dacht meteen dat ik een onderwerp voor een eindverhandeling had en sprak hem er onmiddellijk over aan. “Veel te omvattend”, zei hij en verwees mij door naar Julien van den Broeck, professor algemene economie. Uiteindelijk heb ik een verhandeling geschreven over de impact van vakantiespreiding op de toeristische sector.” In de tweede licentie koos Gilles trouwens voor de minor Toerisme. Tot zijn grote vreugde doceerden daar toen ‘kleppers’ als professor Urbain Claeys (nu met emeritaat, maar toen ook administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen) en professor Norbert Van Hove, hoofd van het West-Vlaams Economisch Studiebureau (WES). Gilles Facon leerde dat toerisme een volwaardige economische sector is, met veel toegevoegde waarde en een grote impact op de economie. “Bovendien was het een discipline die in Vlaanderen uit wetenschappelijke en beleidsmatige hoek amper aandacht kreeg. Met andere woorden: hier was nog missionariswerk mogelijk. Aanvankelijk mikte ik op een carrière in de academische wereld of de consultancy. Ik had immers ook een grootste onderscheiding voor mijn eindverhandeling en een TEW-diploma met grote onderscheiding”, vertelt Facon verder. “Maar in die tijd waren er geen concrete vacatures. Ik had anders wel graag bij professor Guido De Brabander gewerkt ... Doctoreren is trouwens nog
steeds een droom van mij. Maar ik moet toegeven dat die voorlopig ver op de achtergrond ligt te sudderen ...” De zoektocht naar werk liep in 1992 niet van een leien dakje. In de toeristische sector waren er uitsluitend vacatures voor commerciële functies bij toeroperators. Een reeks interimbanen overbrugde de periode tot maart 1993. Facon: “Uiteindelijk werd ik gecontacteerd door de professoren Chris Peeters en Alain Verbeke, die toen Policy Research Corporation (PRC) hadden opgestart en beleidsondersteunend studiewerk uitvoerden, vooral in en rond de transportsector. PRC werkte vooral op basis van input-outputtabellen om de toegevoegde waarde van economische sectoren te berekenen. Dat was toen een baanbrekende benadering.” Bij Policy Research Corporation ging Gilles Facon aan de slag als vierde man; toen hij er vijf jaar later vertrok werkten er 25 mensen. “Een superinteressante startbaan met een zeer hoog niveau. Ik besefte onmiddellijk dat ik nog heel wat kon en moest leren. Maar de werkdruk lag er ook bijzonder hoog. Als jongere kun je daar een tijdje mee leven, maar dat blijft niet duren”, overloopt Facon. “Bovendien begon ik ‘mijn’ toerisme hoe langer hoe meer te missen. En bij PRC kreeg ik er ook steeds meer administratieve en organisatorische taken bij, terwijl er voor onderzoeksprojecten rond toerisme geen markt bleek te bestaan.” 7
De tweede klik Intussen waren Gilles en echtgenote Nancy Apers, een Ruca-alumna (TEW, 1993) die werkte bij PriceWaterhouse Coopers, op zoek naar een huis in de regio Antwerpen / Sint-Niklaas / Willebroek / Mechelen. “Mijn eerste kennismaking met Mechelen had iets van ‘Wauw! Deze stad heeft massa’s mogelijkheden én vooral kansen!’”, herinnert Gilles zich. “Wij hebben vrij snel een rijhuis gevonden net buiten het stadscentrum, met alles zowat op wandelafstand. En iedere zondag gingen we op verkenning in de stad. Het duurde niet lang of we werden verliefd op Mechelen.” Maar daarmee was Gilles nog geen toerisme-coördinator voor deze regio. Opnieuw een ‘klik’, ditmaal in bad ... “Op een vrijdag voor de kerstvakantie las ik er in De Streekkrant dat men in het Mechelse op zoek was naar een toerisme-coördinator. Van nul af op te starten, zelfstandig te ontwikkelen...”, vertelt Gilles enthousiast. “Ik heb onmiddellijk gebeld en kwam bij het Strategisch Plan Arrondissement Mechelen terecht. Zij bleken echter tussen Kerstmis en Nieuwjaar te sluiten en de sollicitatie moest op 31december binnen zijn. Dus ben ik als de weerlicht uit bad gesprongen om mij daar voor te stellen ...” Met een aantal strategische studies en plannen onder de arm begon Gilles Facon aan zijn kerstvakantie. Nu ja, vakantie ... zijn molentje was intussen al volop aan het draaien en van zijn huisgenoten kreeg hij te horen dat hij over niets anders meer kon praten dan over de toeristische capaciteiten van regio Mechelen. “Ik heb dus mijn cv opgestuurd, mét daarbij een stevig dossier, waaronder enkele studies van PRC met mijn naam erop. En na een gesprek met een jury kreeg ik diezelfde avond nog een telefoontje van directeur Verwerft van TPA, die mij de baan aanbood”, gaat Facon verder. Ondanks zijn eerdere enthousiasme vroeg Gilles Facon toch nog tien dagen bedenktijd. “Maar alle vrienden en kennissen die ik raadpleegde, reageerden positief”, klinkt het. “Uiteindelijk bleek mijn enige bezwaar dat ik minder zou verdienen. En dat deed wel pijn, vooral omdat ik net een huis gekocht had. Maar in plaats van 20 heb ik nu 35 dagen vakantie, en dat maakt heel wat goed. Ik kan nu bijvoorbeeld belangrijke dagen, zoals de eerste schooldag, in het leven van mijn twee dochtertjes meemaken.” Het toeristisch beleid, een Vlaamse materie, omvat drie niveaus. Op Vlaams niveau bevindt zich de organisatie Toerisme Vlaanderen, die ook enkele buitenlandse toeristische kantoren overkoepelt. Gilles Facon werkt voor een van de vijf provinciale toeristische diensten. Op dit niveau wordt nu vooral vanuit strategische plannen gewerkt. “In de bestemmingsmarketing onderscheiden we in Vlaanderen drie toeristische macroproducten: De Kust, De Vlaamse Kunststeden en De Regio’s. Ikzelf ben momenteel als regiocoördinator aan het werk voor de producten Kunststad Mechelen en Rivierenland, een van de ongeveer twaalf Vlaamse regio’s. 8
Elke regio treedt nu met een eigen beleid, imago en programma naar buiten. Vanaf 2004 trachten we dit voor Rivierenland samen te doen met de OostVlaamse regio Schelde- en Denderstreek.” Mechelen is onbekend Op het lokale niveau valoriseren de gemeenten elk op hun manier hun toeristische troeven. “Vooral hier heeft het toerismebeleid nog extra impulsen nodig. Ik werk dan wel op provinciaal niveau, maar als regiocoördinator kun je toch ook dat gemeentelijk toeristisch beleid mee aansturen. Zo kwam ik vrij toevallig via de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) ook terecht in de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen. Ik mocht daar samenwerken met - en leren van, onder meer over het functioneren van het politieke wereldje - een aantal grote namen zoals professor Urbain Claeys. Dat had ik vroeger nooit durven dromen”, zegt Facon. Twee namen wil Gilles niet onvermeld laten: “Ik ben in mijn werk nog oude bekenden tegengekomen, zoals collega-regiocoördinator TPA Dirk Yzewyn, die nog voor professor De Brabander gewerkt heeft, en Irene Buitinck, ook iemand met een Ruca-verleden ...” En wat met Mechelen? “Mechelen is nog te onbekend, maar heeft grote troeven. Het verblijfstoerisme moet nog verder groeien op het ritme van de toename van de overnachtingscapaciteit, maar de stad is uitermate geschikt voor een kort verblijf, al dan niet met kinderen. Je hebt hier Planckendael, Technopolis, het Speelgoedmuseum ... Ook in het meer klassieke aanbod, zoals de musea en de prachtige historische kerken, hebben wij voor een kindvriendelijke benadering gekozen”, overloopt Facon. “Naar buitenuit, en dan vooral in het buitenland, wordt Mechelen gepromoot als een van de zes Vlaamse kunststeden, samen met Brugge, Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel. En geloof mij maar: Mechelen is een stad in beweging, hoewel haar imago ten onrechte bevlekt is met een aantal negatieve percepties ...” “Dat is natuurlijk moeilijk om te buigen vanuit het toerisme alleen”, besluit Facon. “Toch hebben wij hier al heel wat kunnen doen. Zo openden wij in 2003, samen met de provincie en het stadsbestuur, het Toerismehuis. Dat is een knooppunt voor de toerist en actor en beleidsvoerder van stad en omgeving. Voor 2004 wordt gewerkt aan een gezamenlijk nieuw strategisch beleidsplan toerisme voor de stad. Maar dit alles heeft tijd nodig. En dat is misschien een nadeel aan deze baan: het duurt in onze sector heel lang voor je concrete resultaten van je werk ziet.”
Ludwig Van Lierde
-
Po s t
N° 1 2004
een uitgave van de ALumni EConomie & HandelsIngenieur van de universiteit Antwerpen
A
lechia gaat van start
Dit jaar studeert de eerste generatie af van studenten TEW en handelsingenieur van de geïntegreerde Universiteit Antwerpen. Daarom zal een nieuwe alumnivereniging worden opgericht naast de bestaande Wikingsalumni vzw en NSK-alumni vzw. Deze vereniging zal samen met de universiteit en de faculteit een nieuwe impuls geven aan de TEW alumnibeweging. `Samen sterk’ is hier meer dan ooit het motto. En we zouden geen economen zijn, als we niet optimaal gebruik zouden maken van de geboden opportuniteit en de schaalvoordelen. Onze universiteit is niet meer. UFSIA en RUCA behoren sedert de start van de eengemaakte UA in het nieuwe academiejaar tot het verleden. De fusie van de faculteiten economie van UFSIA en RUCA betekende voor de alumni al een aardverschuiving. Maar zolang de faculteit ‘TEW UFSIA-RUCA’ heette, bleef het ontwortelde gevoel toch nog een beetje uit. Voor de alumniverenigingen Wikings-alumni en NSK-alumni betekent de fusie van de UA dat hun wervingsgrond verdwijnt. Vanaf 2004 studeren studenten Economie & Handelsingenieur af aan de Universiteit Antwerpen. UFSIA is niet meer. RUCA is niet meer. De Wikings-alumni (UFSIA) en de NSK-alumni (RUCA) bestaan voorlopig nog wel. Maar om in te spelen op de nieuwe situatie slaan ze de handen in elkaar en gaan ze op zoek naar samenwerking in de nieuwe vzw ALECHIA. Dit staat voor de ‘ALumni EConomie & HandelsIngenieur van de universiteit Antwerpen’. Ook de faculteit zelf is nauw betrokken bij deze nieuwe vereniging. Vanaf juli 2004 kunnen de alumni tot Alechia toetreden. De eerste activiteiten onder deze nieuwe naam zullen ook in 2004 al het daglicht zien. Het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres in maart 2004 is een eerste grote organisatie van Alechia. En deze Alechia-Post
betekent het eerste publieke optreden van Alechia als nieuwe vereniging.
M
ission Statement Alechia
De faculteit TEW van de Universiteit Antwerpen heeft meer dan 18.000 alumni die werkzaam zijn in meer dan 5.000 ondernemingen en instellingen. Een aantal onder hen bekleedt een vooraanstaande positie in het economische, culturele, sociale en politieke leven. Samen met Wikings-Alumni vzw en NSK-Alumni vzw hebben een aantal alumni een vereniging opgericht die alumni samenbrengt. ALECHIA wil het studentvriendelijke en onderwijsgedreven karakter van de Universiteit Antwerpen versterken en zich daarbij in het bijzonder richten op de faculteit TEW. Op die manier wil zij bijdragen tot de uitstraling in de buitenwereld en tot de verdere groei van de Universiteit Antwerpen. Ook wil zij de solidariteit en de vriendschapsbanden bevorderen onder haar leden door informatie te verspreiden en allerlei bijeenkomsten te organiseren. Op die manier wil Alechia de samenwerking versterken tussen de faculteit en de universiteit enerzijds, en haar leden anderzijds. ALECHIA wil haar leden waar mogelijk ook helpen bij de start en de uitbouw van hun professionele carrière. De nieuwe homepage van Alechia: http://www.ua.ac.be/tew/alechia
Verder wil Alechia: - contacten tussen haar leden stimuleren; - samenwerkingsinitiatieven opzetten met de verenigingen Wikings-alumni vzw en NSK-alumni vzw.; - haar leden betrekken bij belangrijke beslissingen en activiteiten van de faculteit TEW (curriculumherzieningen, accreditatie, initiatieven van permanente vorming, bedrijfsbezoeken, seminaries, o.a. het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres); - nieuwe inzichten helpen verspreiden die resulteren uit bedrijfswetenschappelijk en economisch onderzoek; - in samenwerking met de Cel Alumniwerking een rol spelen bij het uittekenen van een alumnibeleid, bij de tenuitvoerlegging van een strategie t.o.v. de afgestudeerden en bij het verwerven van fondsen. - een gevoel van betrokkenheid realiseren bij het reilen en zeilen van de faculteit TEW en de UA. Ten slotte wenst Alechia de waarden uit te dragen die de Universiteit Antwerpen hoog in het vaandel voert als daar zijn actief pluralisme, tolerantie, aandacht voor de minderbedeelden, aandacht voor het multiculturele, objectiviteit, permanente kwaliteitsbewaking. ALECHIA zal de alumni van de faculteit TEW vertegenwoordigen bij de Vereniging Voor Economie (VVE) en zal dan ook, in samenspraak met Wikings-Alumni en NSK-Alumni, de vertegenwoordigers voor de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur van VVE aanduiden.
D
e Wikings-Alumni: Geen uitstervend ras
De levensnoodzakelijke verjonging van het bestuur van onze vereniging is een feit geworden. De besprekingen die twee jaar geleden werden gevoerd door voormalig voorzitter Wilfried Patroons (erevoorzitter) met Daniël Buyle, Olivier Beersmans, Bruno Rubbens, Bob De Rydt e.a. hebben ertoe geleid dat de jongere generatie de fakkel nu overneemt. Die nieuwe ploeg heeft vanaf het eerste ogenblik blijk gegeven van een opmerkelijke dynamiek en teamspirit. Het is ook verheugend dat studentenpastor Johan Van Houtte, s.J. de taak van pater Peeters overneemt als geestelijke begeleider en zo de band met Sint-Ignatius verzekert. Met Daniël Buyle als voorzitter en de bovenvermelde jongeren aangevuld met Federico Bisschop, Larsen Loncke, Gaëlle Devos en Didier Backaert, is een nieuwe periode aangebroken. De ploeg vormt een stevige waarborg voor een succesvolle toekomst van onze vereniging. Dat de Wikings-Alumni meer dan ooit actief waren, blijkt ongetwijfeld uit het overzicht van de activiteiten van het voorbije jaar. Wilfried Patroons Erevoorzitter
over verschijnt in de maandelijkse Wikings-alumni nieuwsbrief “De Snek” en staat ook op de ALECHIA- website te lezen.
12 DECEMBER: ZEEMANSHUIS, ‘PROSPER ZIT IN DE SCHEER’ MET ALEX VAN HAECKE IN DE HOOFDROL
Ter illustratie een overzicht van onze activiteiten in 2003:
10 JANUARI: NIEUWJAARSRECEPTIE IN HET
HOF VAN LIERE
DE SINGEL
14 FEBRUARI: JAARVERGADERING MET
VALENTIJNSDINER IN
HET LANTAARNHOF
13 MAART: DOKTERS WIM VAN DAMME EN LUT LYNEN OVER WERKEN EN LEVEN MET EEN GEZIN IN HET BUITENLAND.
17 MEI: HAVENRONDVAART GEVOLGD DOOR GEZELLIG ETENTJE MET MUZIKALE ANIMATIE.
12 JUNI: YVES PANNEELS VERTELDE OVER DE PRAKTISCHE KANT VAN HET PROTOCOL
26 JUNI: HAPPY HOUR IN DE DOLCE VITA OP DE STADSWAAG
11 JULI: EEN PINTJE IN
HET POMPHUIS
STAMPE-VERTONGEN ANTWERPEN
MUSEUM OP DE LUCHTHAVEN VAN
De vzw Wikings-Alumni behartigt de belangen van de alumni afgestudeerd aan de vroegere Sint-Ignatiushandelshogeschool, de dagleergangen van de vroegere Handelshogeschool Antwerpen en de faculteit TEW-UFSIA. Regelmatig worden allerlei activiteiten georganiseerd zoals voordrachten, uitstappen, concerten, bedrijfsbezoeken, wandelingen, etc. Verder is de vzw ook lid van de Vereniging voor Economie. Op al deze activiteiten zijn alle alumni en hun partner hartelijk welkom! De informatie daar-
W
ikings-Alumni: Brouwerijbezoek De Koninck op 29 november 2003
12 JANUARI: NIEUWJAARSCONCERT IN
8 AUGUSTUS:
ikings-Alumni: Overzicht activiteiten 2003
VOLGD DOOR EEN ETENTJE
THEATERVOORSTELLING IN HET
BEZOEK AAN HET
W
29 NOVEMBER: BEZOEK AAN BROUWERIJ DE KONINCK GE-
MET NABESPREKING IN DE PILOTENCLUB
28 AUGUSTUS: HAPPY HOUR IN DE DOLCE VITA
27 SEPTEMBER: DAGUITSTAP NAAR
ORCHIMONT AAN DE
SEMOIS
9 OKTOBER: AQUAFIN LUC BOSSYNS MET SPECIALE AAN-
GEÏLLUSTREERDE UITEENZETTING OVER DOOR
DACHT VOOR DE GROTE WERKEN IN EN ROND
ANTWERPEN
30 OKTOBER: HAPPY HOUR IN DE DOLCE VITA
13 NOVEMBER: RUDI FRANSSENS OVER „ZELFKENNIS: WORDEN WIJ WIJZER OF MAKEN WIJ ONS ZELF WAT WIJS”
Enkele maanden na de geslaagde “Flandria-tocht met bbq” vonden we het hoog tijd een ander Antwerps icoon te bezoeken. Op zaterdagmiddag 29 november 2003 verzamelden een kleine veertig alumni voor een gratis bezoek aan brouwerij De Koninck aan de Mechelsesteenweg in Antwerpen, met veel interesse en een grote dorst. De middag startte met een deskundige inleiding over de geschiedenis van de brouwerij. Zo leerden we dat de brouwerij ontstond uit café “De Plaisante Hof”, dat in 1833 werd omgebouwd tot brouwerij “De Hand”. De naam hiervan was afkomstig van een afbeelding op een grenspaal die vlak voor de brouwerij stond. Deze hand is nu trouwens nog steeds te zien in het logo van brouwerij De Koninck, die in 1883 haar huidige naam verwierf, nadat
ze onder de leiding kwam van de familie De Koninck. Vandaag is De Koninck, als we het pakhuis buiten beschouwing laten, de enige resterende Antwerpse brouwerij en overigens één van de weinige kleine brouwerijen in België die nog volledig onafhankelijk is van een grote groep. Na deze inleiding zijn we dan met z’n allen aan de rondleiding begonnen: eerst door de oude brouwerij en dan langs de nieuwe, moderne brouwzaal, van waaruit het amberkleurige gerstenat wereldwijd verspreid wordt. Met export naar o.a. Engeland, Spanje, Zuid-Afrika, China, Rusland en de VS, voert De Koninck immers een aanzienlijk percentage van de totale productie uit. Logisch dat de kelen hierna droog stonden. De uitgebreide proeverij was dan ook meer dan welkom en een goede gelegenheid om de vier bieren van de brouwerij eens uitvoerig te vergelijken. Er werd nog van alles gezegd over de diverse vormen van de glazen, maar u zult mij ongetwijfeld vergeven dat ik me dat niet goed meer blijk te kunnen herinneren. Als afsluiting van de dag zijn we met de hele groep nog even de straat overgestoken om in Café De Pelgrim nog samen iets te eten. Een fijn slot aan, zoals alle aanwezigen zullen beamen, een geslaagd brouwerijbezoek.
N
SK-Alumni: Woordje van de voorzitter
We schreven het al in ons vorig nummer: 2004 wordt een overgangsjaar waarin NSK-alumni verder zal bouwen aan een intensere samenwerking met Alechia (ALumni Economie & HandelsIngenieur Universiteit Antwerpen). Dit konden jullie al eerder lezen in dit specifieke katern. Wat zal er gebeuren met onze vereniging, met onze activiteiten, met alle goede vrienden met wie we reeds tientallen jaren vaste afspraken hebben op diverse activiteiten…? Over deze vragen hebben de bestuursleden zich lang gebogen. Begrijpelijk ook, want iets wat je nauw aan het hart ligt wil je zomaar niet laten gaan. En dit hoeft ook helemaal niet! De geest, de activiteiten, de dynamiek van NSK-alumni zal immers nooit vergaan! We blijven onze activiteiten gewoon organiseren. Dus boek maar al de quiz, het Ardennenweekend, de eindejaarsdrink enz. Ook ontvangen jullie – na betaling van het lidgeld – ons jaarboek de ‘Who is Who 2004’. Een alumnivereniging van een faculteitskring heeft echter ook als belangrijke taak, alle alumni van de faculteit te vertegenwoordigen. Dit betekent dat we in 2004 klaar moeten staan voor de eerste promotie alumni die in 2004 zullen afstuderen aan de faculteit TEW van de Universiteit Antwerpen. Ook deze studenten verdienen onze aandacht en ze moeten kunnen profiteren van de dynamiek van onze vereniging. Daarnaast zijn we natuurlijk ook verplicht de continuïteit van onze vereniging te verzekeren voor onze huidige leden. Net zoals bij de overgang van de Rijkshandelshogeschool naar RUCA in ’69, wil onze vereniging zich vandaag actief blijven inzetten voor alle alumni dus ook deze van de nieuwe faculteit. Een belangrijk voordeel van de samenwerking in een groter geheel zal de uitbreiding zijn en kwalitatieve verbetering van ons aanbod. Zowel op het vlak van activiteiten als op het vlak van de publicaties. Naast de uitnodigingen en verslagen
van voorbije activiteiten zal je ook zeer interessante interviews met je collegae oud-studenten terugvinden in het alumni-tijdschrift. Om duidelijk de overgang te illustreren van de oude naar de nieuwe nieuwsbrief, ontvangen jullie eenmalig beide exemplaren. Eerlijkheidshalve moeten we ook toegeven dat onze secretaris erop stond op om de ‘Historiek’ af te kunnen ronden…. Kortom, 2004 zal een zeer belangrijk jaar worden! We zullen de bakens uitzetten voor een verzekering van de toekomst. De vaste waarden en tradities van onze vereniging zullen voortaan voortleven in een groter geheel. Peter Clemens, Voorzitter
N
SK-Alumni: Eindejaarsdrink 28 november 2003
Promotie 1978 Op vrijdag 28 november was het weer zover: de eindejaarsdrink met viering van de promoties 50, 25 en 10 jaar afgestudeerden. Na de overrompeling van vorig jaar, toen deze activiteit in ‘de Schildersstraat’ georganiseerd werd en in het teken stond van 150-jaar RUCA en 50-jarig NSK-alumni, speelden we terug een ‘thuismatch’ op de Middelheimcampus. In zijn welkomstwoord blikte de voorzitter Peter Clemens, kort terug op het succesvolle afgelopen werkingsjaar. Naast
de organisatie van de jaarlijkse weerkerende activiteiten nam (en neemt) onze vereniging samen met de Wikings-alumni, de voorbereiding op zich van het 26e Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres (VWEC) dat in maart 2004 weer in Antwerpen zal plaatsvinden. Thema van deze editie wordt: ‘Logistiek, laatste front in de concurrentieslag’. Onze afgevaardigd bestuurder Prof. Dr. Patrick d’Haens nam als voorzitter van het organisatiecomité een zeer grote uitdaging op zijn schouders. En dit zeer succesvol, want enkele maanden voor het congres staat de organisatie al volledig op de rails. Gastspreker op de eindejaarsdrink was alumnus Prof. Dr. Alex van Breedam, Directeur van het Vlaams Instituut van de Logisstiek en tevens Wetenschappelijke Coördinator van het 26e VWEC. Alex belichtte de rol
Promotie 1953 van het Vlaams Instituut. Voor alle toehoorders werd het een uiterst boeiend relaas van iemand die met kennis van zaken ook ‘transportleken’ inwijdde in de wereld van de logistiek. Alex sprak over de troeven waarover Vlaanderen beschikt als ideale vestigingsplaats voor logistiek en distributie. Vandaag bestaan er immers zo’n 180 Europese Distributiecentra in Vlaanderen. Toch duiken er ook heel wat bedreigingen op voor onze regio. Zo ligt er vaak te veel nadruk op de operationele activiteiten en te weinig op toegevoegde waarde en expertise. Ook toenemende congestie, en het slechte imago waarmee de sector worstelt, vormen een nadeel.
Alex benadrukte ook een aantal trends waarop Vlaanderen zal moeten inspelen als de regio zijn positie wil veiligstellen of verbeteren. Een duidelijkere focus op waarde toevoegende diensten is daarbij zeer belangrijk. Bedrijven mogen zich niet beperken tot transport en opslag maar moeten ook geïntegreerde servicepakketten aanbieden die ook hersteldiensten, voorraadbeheer, orderopname e.d. omvatten. Alex onderstreepte ook het belang van de ‘business model’innovatie die veel ruimer is dan de typische productinnovatie. In deze conceptuele innovatie kan onze logistieke sector een belangrijke trendzetter zijn. En we hebben een aantal spelers in de markt, zoals de Katoennatie, die ook worldwide de trend bepalen. Kortom met Alex hadden we de ideale spreker om iedereen warm te maken voor het Congres in maart 2004. Maar de avond stond natuurlijk ook in het teken van onze jubilarissen. En dit jaar waren er heel wat bekende gezichten bij zoals ons stichtend lid Hugo Hanegreefs en natuurlijk de professoren emeriti Emiel Vanlommel en Geeraard Rombouts die allen 50 jaar afgestudeerd zijn. Ook in de andere promoties ’78 en ’93 werd het een gezellig weerzien tussen oude bekenden. Praeses Dirk Marien (’78) kon zijn hartje weer ophalen met zijn studiegenoten op de uitgebreide receptie na de viering. Tegen middernacht gingen de laatste alumni huiswaarts na een laatste koffie en babbel met oude kompanen.
Komende Activiteiten 11 MAART: SPREKER OVER DE FISCALE AMNESTIE
25 & 26 MAART: 26E VWEC IN ANTWERPEN: “LOGISTIEK: LAATSTE FRONT IN DE CONCURRENTIESLAG”
22 APRIL : NSK-KWIS
JUNI: STADSWANDELING ROND DE STADSCAMPUS
SEPTEMBER : BEZOEK
HST WERKEN IN ANTWERPEN
22-24 OKTOBER: ARDENNEN-WEEKEND
26 NOVEMBER: EINDEJAARSDRINK MET VIERING VAN DE PROMOTIES: ’54, ’79 & ‘94
Colofon Redactieleden:
Vlaams Wetenschappelijk Economisch
Federico Bisschop, Joke Braet, Peter Clemens, Jan de Dieu, Bob de Rydt, Patrick d’Haens, Guy Schrijvers.
Congres Antwerpen
Website: http://www.ua.ac.be/tew/ alechia
25 & 26 maart 2004 Contact: http://www.vwec2004.be
[email protected]
Those were the days, my friend …
De ‘aartsvaders’ Lipschütz en Morel over toen, nu en morgen Deze Alumni Nieuwsbrief gaat voor het eerst naar alle alumni TEW en HI van de Universiteit Antwerpen. Dus naar de ex-NSK-senioren én de ex-Wikingssenioren. Een nieuwe naam is in de maak … Wat blijkt? Er is niets nieuws onder de zon, alleen moeten gesofistikeerde vruchten heel lang rijpen voor ze geplukt kunnen worden. Een dubbelgesprek.
Er waren eens twee studentenleiders, allebei sterk geëngageerd voor de eigenheid van hun studentenclub, maar, in het zog van die apartheid, onbewust timmerend aan de weg van één grote Vlaamse Universiteit. Samen op de barricaden voor wat in ’68 hot stuff was: ‘Leuven Vlaams’, al was het niet zozeer Leuven waar het om ging als wel de Vlaamse verankering in het intellectuele landschap. De acties op de barricaden brachten ASK en UNIFAC (wat toen UFSIA heette) een eerste keer dicht bij elkaar. Hun totaal verschillend DNA bleek geen onoverkomelijke hindernis te zijn voor gelijklopende perspectieven.
weer hoog op, met kwaliteitsgloed, diep gekleurd door beider sociaal-economische knowhow van jaren ervaring. Heerlijk boeiend.
Die twee studenten van weleer, nu grijs of kalend, blikken samen terug en vooruit op het huwelijk van hun beide economische afdelingen, nu geïntegreerd in één Universiteit Antwerpen. Ik zette me schrap voor een stukje zoetgevooisde ‘historiologie’, nostalgie, memoires … maar had er stiekem op gehoopt: het smeulend vuur had maar één vonk nodig, laaide
“Who is who”? Een portret, maar vooral een blik in de glazen bol …
Robert Lipschütz en Chris Morel, respectievelijk ASK- en UFSIA-preses in 1968, hebben de hete stu denten jaren intens en strategisch doorleefd. Helemaal los ervan raakten ze nooit meer: beiden schraagden ze jaren hun alumnivereniging en nu nog blijven ze achter de schermen betrokken bij het reilen en zeilen in de academische en politieke besluitvorming.
Lipschütz studeerde in ’69 af aan TEW-RUCA. Hij was een ‘Vanlommel-boy’, wat als kwaliteitslabel gold. Hij ging aan de slag als zelfstandig bedrijfsadviseur. Sinds ’86 stapte hij langzaam maar zeker 9
van een adviserende in een meer uitvoerende rol. Sinds enkele jaren leidt hij nu zijn eigen bedrijf Lederland in Nederland. Niet te verwarren met de gelijknamige onfortuinlijke winkelketen in ons land. Robert was meer dan 30 jaar getrouwd en is vader van twee dochters en een zoon, die het op hun beurt maken als magistraat, arts en economist in wording. Zopas werd hij ook grootvader. Vervang in het eerste woord van de titel de ‘h’ door een ‘o’ en je kent de naam van de nieuwe vlam in zijn leven... Morel studeerde in ’68 af aan TEW-UFSIA en werd door wijlen professor Fernand Nédée gebombardeerd tot algemeen coördinator van het 9de Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres, nog voor de inkt op zijn diploma droog was. Een teken aan de wand voor een non-stopcarrière die hem bijna permanent in een baan om de aarde bracht. Hij is al 35 jaar getrouwd en heeft net als Robert drie succesvolle kinderen, en (bijna) drie kleinkinderen... Even een ballonnetje oplaten, en ja, hoor, ze gaan ervoor … De mannen van UFSIA (let wel, letterlijk ‘mannen’ in die tijd) en die van RUCA waren van huis uit van andere origine. De keuze tussen college en atheneum was hoofdzakelijk ideologisch, de doorstroom naar een katholieke of een rijksuniversiteit navenant. Dat maakte dat er stereotiep werd beoordeeld: katholieken tegenover atheïsten-vrijzinnigen. “Ho, ho,” riposteert Robert, “het atheneum legde klemtonen op wetenschappelijke vorming, het andere net was taalkundig sterker. En dat werd ook aan de universiteit voortgezet. Maar er zaten er in RUCA ook veel die praktiserend katholiek waren, naast andere godsdiensten overigens, zoals de joodse.” “Uw naam doet zoiets vermoeden, bent u van joodse origine?” “Voor de helft, mijn moeder was Vlaamse, mijn vader een joods diamantair. Mijn schoolse voorgeschiedenis is op z’n minst merkwaardig te noemen. Na het zesde heb ik ook het zevende en achtste leerjaar gedaan, een voorbereiding op de afdeling hout/metaal van de vakschool. Maar ik wilde niet naar de vakschool en ging op zoek naar een andere richting. Er kwam wat gesjacher aan te pas om niet bij jongetjes van 12 te hoeven zitten en ik mocht naar het tweede jaar handel op het Kipdorp. Daar viel de mentaliteit echter tegen en na twee jaar stapte ik over naar de economische in het Atheneum van Brasschaat, weliswaar op proef. Met een humanioradiploma lag de weg naar de universiteit open. Maar wat bleek: ik had geen diploma lager middelbaar. Daarom moest ik eerst nog via de centrale examencommissie passeren … Trouwens, in verband met die ideologische keuze voor college of atheneum, vertel ik u graag dit: in het atheneum kon je kiezen voor godsdienst(en) of zedenleer, respectievelijk onderwezen door een kleurloze, saaie man, die het over de bijbel had, en een jonge leraar, die seksuele voorlichting gaf … De oorspronkelij10
ke verhouding van 11 tegenover 5 leerlingen hield amper één trimester stand. Als je daar natuurlijk statistieken op ent …” “Intussen was het ‘handelsgesticht’, sinds 1852 in de Schildersstraat en de tegenhanger van de Sint-Ignatius Handelshogeschool, verhuisd naar het RUCA-paviljoen aan de Middelheimlaan, de vroegere koloniale hogeschool. Daar waren wij niet rouwig om, het diploma Handelswetenschappen werd opgewaardeerd naar Toegepaste Economische Wetenschappen, met een volwaardig universitair diploma als inzet.” Robert werd de eerste NSK-preses van het RUCA en tegelijk de eerste afgestudeerde van de eerste promotie RUCA-TEW. “Ik werd niet zomaar preses, de hele eerste kandidatuur stemde tegen. Er waren drie rondes nodig, want de schachten wilden absoluut niet weten van mijn voorstel om de studentendoop af te schaffen … Dat was een wansmakelijke en vaak smerige bedoening in die tijd, zeker in combinatie met de faculteit Chemie op de campus. En uitgerekend die schachten waren tegen de afschaffing ervan. Het lukte nochtans en ik stond nadien zelfs met een stand ‘water’ in plaats van bier op een cantus.” De raakvlakken. Zowel Lipschütz als Morel waren eerst preses van hun faculteitskring TEW en nadien, Lipschütz in zijn voorlaatste en Morel in zijn laatste jaar, overkoepelend preses voor alle faculteiten van de campus. De stemquota lagen toen wel 1 tegen 4 in het voordeel van de faculteiten TEW. Dat er onderhandelingen op touw werden gezet voor meer samenwerking tussen de Antwerpse universiteiten, was toen al onderwerp van discussie tussen de toenmalige rectoren Dhanis s.J. van de UFSIA en Massart van het RUCA, gouverneur Kinsbergen en de studenten via hun presessen. Feit is dat Lipschütz in ’69 het idee lanceerde om de twee universiteiten te versmelten tot één, al was het maar om te ageren tegen het ‘plan-Kinsbergen’ voor een bovenbouw (de UIA) met alle licenties en doctoraten, volgend op de RUCA- en UFSIA-
kandidaturen. Dat voorstel was bij de ‘oude garde’, de laatstejaars, evenwel onbespreekbaar. En dat terwijl een studentengeneratie amper vier jaar telt. De besprekingen tussen zoveel generaties - alumni overbruggen 50 à 60 jaar - brachten meer de ver schillen dan de gelijkenissen op tafel. En het gesprek bleef aanslepen. Economische logica overwon uiteindelijk alle vooroordelen en de eenmaking is nu een feit.
Omgekeerd is het netwerk van ruim 12.000 UFSIA- en 3.000 RUCA-TEW-alumni een niet te versmaden potentieel om meer mensen deelgenoot te maken van een interessante alumniwerking. “We moeten een assemblageproces op gang brengen dat tot een intelligente, efficiënte, doortastende, flexibele reus moet uitgroeien, waar luisterbereid naar opgekeken wordt. Een netwerk voor Vlaamse positionering”, klinkt het.
Wat nu?
Hoe kijken de aartsvaders aan tegen de bachelors en masters?
Nog veel boompjes opzetten over wat voorafging, vinden beide ondernemers een zinloos tijdverdrijf. “Nu ligt de weg vóór ons”, beamen beiden. “Een aanpak met visie op de toekomst is essentieel. De Antwerpse universiteit moet een succesverhaal worden. Vooral de sterke TEW-traditie moet zich handhaven en zich nog sterker profileren in een groeimetropool als Antwerpen.” Zowel Morel als Lipschütz zijn VVE-senatoren. “De Vereniging voor Economie moet de denktank zijn voor een langetermijnvisie om de economie te herstellen, tewerkstelling te vrijwaren, een rechtvaardiger sociaal beleid te creëren.” Beiden zijn het er over eens dat veel knowhow nu verloren loopt in een manke doorstroming. “Het potentieel aan ‘wijsheid en ervaring’ heeft geen forum, noch op academisch, noch op bedrijfstechnisch vlak. Het enthousiasme van mensen dient aangemoedigd, niet gesmoord.” Oplossingen? “Ja, een netwerk, zoals dat van de alumniverenigingen moet méér kunnen betekenen dan maandelijks een pintje drinken. Er is nood aan een aparte structuur, waarin kennisoverdracht op een vertrouwelijke, vriendschappelijke manier gewaarborgd wordt. De oude garde zou men moeten koesteren. Trouwens, wat een potentieel aan TEWalumni zijn bijvoorbeeld oud-gedienden uit de ambtenarij. Denk je dat die mensen niet perfect kunnen zeggen waar daar het schoentje wringt? Maar waar kunnen zij met die knowhow heen? Ook op de campus is dit het geval: zeker als ze er niet meer actief bij betrokken zijn, kunnen academici helpen om een efficiënter geheel op poten te zetten. Wie er niet meer met zijn neus bovenop zit, ziet de dingen vaak veel scherper en duidelijker. Zonder eigenbelang, maar in het belang van het geheel.”
Weer klinkt het unaniem: “Een universitaire opleiding is niet langer uitsluitend mensen klaarstomen voor een job. Het is een intellectuele training om te participeren in een snel veranderende maatschappelijke context. De systemen waarbij men leert opzoeken en vinden, tegenover de systemen van instuderen en memoriseren, staan niet lijnrecht tegenover elkaar. De mix van een stevige basis en een grote soepelheid is het alternatief. Het leren op eigen ritme met vaste controlepunten is zeker een haalbare kaart, want jonge mensen hebben een heel ander leefpatroon dan het vroegere vaste schema van vier jaar. Kijk maar naar de gemiddelde duur van een universitaire opleiding, die is vaak veel langer dan vroeger. Jonge mensen hebben veel meer uitdagingen én verleidingen. Daarop inspelen zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit is een uitdaging die degelijk moet worden aangepakt.” “De Universiteit Antwerpen moet er bovendien over waken dat de ‘krakken’ niet afgesnoept worden door andere universiteiten. Het is de taak van iedere academicus garant te staan voor zijn IKZ-label. Die integrale kwaliteitszorg heeft alles te maken met de inhoud maar ook met de verpakking van zijn college. Marketing doceren en het niet aan de man of vrouw weten te brengen is een misplaatste grap. Studenten moeten opnieuw de weg vinden naar de campus en naar de osmose die daar plaatsheeft. Daarvoor moet de aantrekkingskracht van de campus aangezwengeld worden, en dat is geen kwestie van ‘gratis vaten’. In die osmose liggen trouwens de roots voor een degelijke alumni-netwerking. Belangrijke opdracht bij de nieuwe start.” Conclusie
Samenwerken voor alumni? “Natuurlijk”, klinkt het eenstemmig. Morel erkent dat NSK zeer goede financiële en operationele structuren heeft. Er zijn ook meer jongeren actief. Is dat de verdienste van de ouderen of van de jongeren zelf? Krijgen ze daar meer kansen of is er gewoon meer interesse? En waaraan ligt dat dan? Heeft het te maken met activiteiten of met mensen? In de opbouw van een nieuwe alumnivereniging moet men doordacht kijken naar de succesvolle benadering van de jonge NSK-alumni.
De nieuwe TEW-alumnistructuur, die meer dan 16.000 TEW’ers vertegenwoordigt, heeft een voorbeeldfunctie tegenover de andere faculteiten: samen willen zij de Universiteit Antwerpen op de Vlaamse, Europese en internationale kaart zetten, als een waardevol centrum van wetenschap en netwerken. En daar willen de aartsvaders graag efficiënt aan meewerken. Myriam van Loon 11
Belastingconsulent Ludo Lievens adviseert, publiceert en doceert
“Ik wacht nog altijd op eenvoudige, heldere wetten” Het deed Ludo Lievens wat, na zovele jaren en onder een stralende lentezon de sfeervolle gebouwen van de UA-stadscampus met de statige binnenkoer boordevol herinneringen te kunnen terugzien. In 1979 had hij die gebouwen verlaten met het diploma van licentiaat TEW, oriëntatie marketing op zak. Nu hadden we er rendez-vous, om zijn portret te borstelen. Een zichtbaar opgetogen gesprekspartner en een prachtig decor, wat kun je nog meer wensen? Ludo Lievens is een rasechte West-Vlaming. Hij zag het levenslicht in Roeselare en groeide op in Zarren, deelgemeente van Kortemark, samen met drie zussen en één broer. Zijn economische humaniora volgde hij in het internaat van het college van Izegem. “Ieder jaar vertrok daar een belangrijke lichting van afgestudeerden naar Antwerpen”, begint hij. “Ik koos voor economie en de UFSIA had een uitstekende faam voor die studierichting. Het economisch bloed in mijn aderen zal ik wel geërfd hebben van mijn ouders, die allebei handelaar waren.” “Ik heb altijd geprobeerd een goede balans te vinden tussen slagen voor mijn examens én regelmatig eens meeproeven van het studentenvertier”, vertelt hij. “Mijn favorietenlijstje van profes soren? Noteer professor Virenque, die ons ook een stukje actualiteit meegaf, en professor Karel Van Isacker s.J., die op een boeiende maar realistische manier economische geschiedenis doceerde. Ook aan wijlen professor Piet Quanjard, de professoren Couturier en wijlen Ferdinand Suykens, de promotor van mijn eindverhandeling, bewaar ik mooie herinneringen.”
“In het begin van de jaren ’80 kon ik vrij snel starten in een accountantsbureau in Brugge, dat gespecialiseerd was in fiscaal advies en heel wat belangrijke klanten telde. In de fiscale dienst is mijn interesse voor die materie snel gegroeid en vooral aan het Vlekho volgde ik toen diverse postuniversitaire sessies over fiscaliteit.” Door zijn ondernemersbloed wilde Ludo altijd al een eigen zaak opstarten. “Eerst moet je je ware roeping zoeken”, zegt hij. “Die vond ik na zes boeiende jaren in dienstverband. In augustus 1985 richtte ik een eigen kantoor op in Brussel.” Waarom niet in West-Vlaanderen? “Ik wilde mij vooral toeleggen op advies, en mensen zoeken dat nog altijd liever in Brussel dan in de eigen regio. Ten tweede wilde ik uit het vaarwater blijven van mijn vroegere werkgever, die ik in een goede verstandhouding verlaten had.”
Een eigen zaak Vandaag is Ludo gedelegeerd bestuurder van het florerend fiscaal en juridisch advieskantoor Lievens & C° Consulting, met een vestiging in het prachtige Brugge, waar hij woont, én in de wat minder romantische maar erg centrale Brusselse Koningsstraat. In totaal heeft hij nu 12 medewerkers, hoofdzakelijk - hoe kan het ook anders? - economen en juristen. Een mooie KMO. Hoe stampte hij die uit de grond? 12
Toen hij koos voor fiscaliteit, was hij er zich terdege van bewust dat die specialiteit een perpetuum mobile is. “Je moet je voortdurend bijscholen. Ik ben gaan inzien dat lesgeven nog de beste manier was om zelf bij te studeren. Zo werd ik docent en programm a d i re c te u r v a n he t Po stg ra d u a a t Fi s cal e Wetenschappen van het V.P.P.O./Vlekho. Ik stelde het programma in Brugge volledig zelf samen. De studenten krijgen gedurende twee jaar les op vrijdag
en zaterdag en moeten zo het volledige pakket fiscaliteit verwerken. Ik ben er ook promotor van verhandelingen.” Of dat te combineren valt met het runnen van een adviesbedrijf? “Beide activiteiten zijn complementair, en sinds 1985 heb ik een goed geolied team van medewerkers geselecteerd op basis van hun wil om zich te verdiepen in het vak. Ook mijn taak als lesgever zijn zij geleidelijk gaan verlichten. In 1989 werd Ludo Demeulenaere mijn vennoot, eveneens een UFSIA-alumnus, wat jonger dan ik. Vandaag zijn we dus met twee vennoten en twaalf medewerkers.” Méér dan accountancy “Allicht zijn wij wat anders dan de meeste klassieke accountantskantoren”, onthult Ludo Lievens. “Wij mikken zeker op KMO’s met groeipotentieel, ook jonge bedrijven dus, zolang ze zich maar innovatief en toekomstgericht opstellen. In eerste instantie benaderen wij de bedrijfsleider. Hem of haar willen wij deskundig adviseren over alle facetten van het bedrijf en voor ondernemers in ons land is de fiscaliteit uiteraard een belangrijk hoofdstuk van hun handleiding.” Vele ronkende namen sieren zijn klantenlijst. Zijn menukaart van diensten mag er ook zijn. “Vele grote Vlaamse familiebedrijven kloppen bij ons aan, hetzij voor het uitwerken van een optimale planning van de familiale opvolging, hetzij voor voorafgaand juridisch, fiscaal en financieel advies wanneer men denkt aan overnames, fusies, splitsingen, joint ventures, hetzij om de intrede voor te bereiden van een financiële partner, een industriële partner en/of een beursintroductie. Voor bedrijven met groeipijnen of behoefte aan eigen vermogen hebben wij een eigen risicokapitaalfonds opgericht, ‘strokefund’. Wij geven ook financieel advies aan beursgenoteerde ondernemingen, begeleiden bedrijven bij betwistingen met de fiscus, springen bij wanneer zij het beginsel van behoorlijk bestuur, met onafhankelijke bestuurders dus, willen invoeren, enzovoort. Alle belangrijke vragen waarmee een ondernemer wel eens te maken heeft, proberen wij te beantwoorden. Dat is precies onze sterkte: problemen niet alleen opsporen en bestuderen, maar de ondernemer ook een bruikbare oplossing aan rei ken.” Maar Ludo Lievens heeft nog een sterkte: samen met zijn team kent hij zijn mogelijkheden maar ook zijn grenzen. “We hebben niet alle knowhow in huis. Daarom verwijzen wij onze klanten wel eens door naar de meest gespecialiseerde deskundigen. Zo treden wij soms op als tussenpersoon wanneer het om een erg complexe opdracht of uitgebreide audit gaat.” Een te laat voorbereide opvolging is voor hem het voornaamste knelpunt in het bestaan van een familiebedrijf. “Een tweede cruciale vraag is of de kinderen wel interesse, de motivatie en de bekwaamheid hebben om de vlag over te nemen. Vaak vertrekt de
ondernemer vanuit een droombeeld: mijn kinderen zullen de zaak wel voortzetten. Al even vaak stellen wij vast dat dit niet zo is. Daarom praten wij meestal eerst met de kinderen en pas daarna met de ouders, om tijdig te weten of het uitschrijven van een volledig scenario voor familiale opvolging wel zin heeft. In sommige bedrijven is de oplossing het creëren van een tussentijds management, dat het pad kan effenen voor de generatie- of managementwissel, in andere moet gekozen worden voor een verkoop aan een derde. Maar of het nu al dan niet een overdracht naar familieleden is, onze aanpak blijft dezelfde: wij bereiden het bedrijf altijd voor alsof het moet worden verkocht aan een derde. Wil je dat objectief doen, dan moet je het zo benaderen. Zodra een ondernemer 40 wordt moet hij klaar staan om zijn bedrijf over te laten.” Wellicht kunnen ook overnames typische valkuilen bevatten voor familiebedrijven? “In het verleden maakten vele ondernemingen daarmee grote brokken”, bevestigt Ludo. “Hier overschrijdt een familiebedrijf altijd een moeilijke drempel. Gelukkig zijn er ook vele succesverhalen, maar vele bedrijven deden aan overfinanciering, omdat ze een overname onderschat hadden. Overnames mislukken soms ook omdat men niet bij zijn kernactiviteit blijft. De fameuze leuze ‘schoenmaker, blijf bij je leest’. Als er iets misloopt, dan moet je dat snel kunnen vaststellen en ingrijpen. Een overname moet financieel haalbaar zijn en bovendien moet je de sector en de activiteit kennen, of ze moet complementair zijn zodat er een synergie kan ontstaan. Dat laatste ontbreekt bij de meeste fusies of overnames die in het verleden plaatsvonden.” Vaak wikken en veel wegen Ludo is lid van de raad van advies van een tiental belangrijke Belgische ondernemingen. “Vele grote bedrijven ondersteunen wij vanuit de raad van bestuur. Door die vergaderingen bij te wonen, er raad te geven, weet je wat er leeft en kun je de juiste adviezen geven. Daarom hebben wij in KMO’s die heel snel gegroeid zijn, het principe van behoorlijk bestuur ingevoerd.” Beter dan wie ook weet hij dat het vinden van onafhankelijke bestuurders moeilijker geworden is. “Sinds er ophefmakende schandalen geweest zijn in het bedrijfsleven, is een bestuursmandaat aanvaarden een reëel risico ge worden. Daarenboven waren tot voor kort sommige onafhankelijke bestuurders misschien niet zo onafhankelijk. Hier en daar moet men zich erover be zinnen of men wel de juiste bestuurders heeft, met een toegevoegde waarde voor het bedrijf. Vanuit onze gedegen kennis in verschillende bedrijven proberen wij altijd zo objectief mogelijk te adviseren. Dat is ons pluspunt.” Ludo is ook auteur van naslagwerken en gidsen, o.a. Praktijkgids KMOoverdracht, Alternatieven voor loon, … “Terwijl je Lees verder op p. 16 13
Geslaagd met … Alumna Anita Van Looveren plant en stroomlijnt Een mooie, rustige zijstraat van de Bredabaan in Brasschaat, omringd door lindebomen. Een bedrijf verwacht je hier niet direct. Tenzij misschien een dat drijft op stiltebehoevend denk- en hersenwerk. Na wat zoeken tussen de rij mooie privéwoningen in de lange dreef zie ik plots computers opdoemen achter de ramen. Voor sommige huisnummers staan iets te veel auto’s om een gouden huwelijksjubileum of ander familiefeest te verantwoorden. Daar vinden we het hoofdkwartier van een erg snel groeiend servicebedrijf, gespecialiseerd in software en bijbehorend advies. Uit de modieus ingerichte kantoorgebouwen, verspreid over de nummers 39 tot 48, kies ik wat lukraak een deurbel uit. Toevallig de hoofdreceptie. Het begin van een boeiend gesprek met een schrandere dame.
“Ik dacht bijna dat u in immobiliën deed”, zo hoor ik mezelf spontaan uitroepen bij mijn kennismaking. Anita Van Looveren, alumna TEW (1980), stelt me onmiddellijk gerust: ik blijk niet de eerste te zijn die wat moeite heeft om het juiste belletje te vinden. Intussen smeedt mijn gastvrouw plannen voor een nabijgelegen gecentraliseerde nieuwbouw, zo verneem ik wat later. Alles onder één dak, dat werkt een stuk makkelijker. Anita steekt prompt van wal: haar roots liggen in Deurne, zij heeft een broer en een zus en in de humaniora volgde zij wetenschappelijke A. “Wiskunde interesseerde mij, maar andere vakken eigenlijk ook”, bekent zij. “Ik wilde sowieso de kwantitatieve richting uit. Ik was bijna begonnen met de studie van burgerlijk ingenieur aan de K.U.Leuven, toen ik uiteindelijk vaststelde dat ik toch meer mijn gading vond in de programma’s TEW van de UFSIA.” Ze koos voor de specialisatie econometrie. Voorzichtig opper ik het vermoeden dat zij met haar studie wel niet veel moeite zal hebben gehad … “Ik heb er natuurlijk voor gewerkt, maar mijn resultaten waren niet slecht”, bevestigt zij erg bescheiden. In de tweede kandidatuur behaalde zij grote onder14
scheiding, in de drie andere jaren grootste. “Het tweede jaar vond ik erg moeilijk”, verantwoordt zij dat ‘zwakkere’ resultaat. Het kwantitatieve als rode draad Met zulke studieresultaten kun je natuurlijk alle kanten uit. “Ik moest kiezen tussen nog verder studeren, in de VS bijvoorbeeld, of meteen een beroepsloopbaan aanvatten. Allicht kon ik ook aan de UFSIA onderzoek doen. Maar een academische loopbaan sprak mij minder aan. Ik kon echter die twee richtingen wat combineren. Professor Gelders van de Leuvense faculteit Toegepaste Wetenschappen zocht een assistent voor een onderzoeksproject rond de mogelijkheden van alternatieve energie. Technische knowhow aan de ingenieurszijde hadden zij genoeg, maar ze zochten nog iemand die ook de economische aspecten daarvan kon bekijken. Zo zette ik de stap naar de K.U.-Leuven. Daar werkte ik tot 1985 aan de voornoemde faculteit. Ik kon er nog wat onderzoek doen, zelf bijstuderen en daarnaast nog een MBA behalen. In 1987, nadat ik in ’85 al begonnen was in dit software- en consultancybe-
drijf hier, besloot ik nog een bijkomende vorming te volgen in de productieplanning en logistiek. Eigenlijk was het kwantitatieve en het toepassen van kwantitatieve modellen de rode draad in mijn studieloopbaan.” In 1985 heette het bedrijf waar ik te gast ben, nog Beyers Innovative Software. “Luc Beyers, eveneens een UFSIA-alumnus, die intussen overleden is, en ir. Georges Schepens hadden in 1981 het bedrijf Beyers & Partners opgericht en zich toegelegd op het ondersteunen van bedrijven die software en advies zochten inzake financiële planning”, legt Anita uit. “Toen hun onderneming enkele jaren later op kruissnelheid geraakte kreeg Georges het idee om met kwantitatieve modellen ook wat te beginnen voor de wereld van productie en logistiek. Zo werd omstreeks 1984-’85 een tweede activiteit opgezet, gericht op productiebedrijven. Daarvoor zochten zij mensen met interesse voor logistiek, met liefst een kwantitatieve vorming om deze dienstverlening mee te ontwikkelen. In de K.U.Leuven zag ik de vacature uithangen en na mijn interessante Leuvense jaren leek die baan mij een uitstekende kans om alles wat ik geleerd had in de praktijk om te zetten. Dat aanbod kon voor mij moeilijk op een beter ogenblik komen.” Zij blikt nog even terug naar 1985. “Toen was er de tak Beyers & Partners, die zich meer bezighield met de financiële planning van bedrijven, en een andere tak, die zich meer richtte op productieplanning en logistiek. Die nieuwe aparte juridische entiteit werd Beyers Innovative Software gedoopt, kortweg BIS. Na enige tijd deden de twee groepen elk hun eigen ding en we voelden aan dat ook de buitenwacht wat meer duidelijkheid kon gebruiken. Vandaar de naamsverandering in OM Partners. Daarbij staat OM voor Operations Management, productieplanning en logistiek, en daar komt o.a. kwantitatieve planning om de hoek kijken.” Het recept van het succes In 1985 gestart met drie mensen, verdubbelde de huidige groep OM Partners de jongste vijf jaar in dimensie. Anno 2003 halen hier zowat 80 hooggeschoolden uit ruim 150 klanten een omzet van circa 10 miljoen euro. Naast het hoofdkwartier in België werden filialen opgericht in Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de VS. Anita zelf schopte het van consultant in 1985 tot managing partner. Een lange reeks van ronkende bedrijfsnamen, nagenoeg allemaal multinationals, sieren intussen de indrukwekkende klantenlijst … “Hard werken”, reageert zij wat ontwijkend en weerom zichzelf relativerend op mijn vraag naar de geheimen van dat succes. “Misschien had ik ook het voordeel dat ik al in de basisploeg van drie mensen meespeelde”, voegt zij er aan toe. “Naast mezelf waren er toen de oprichter Georges Schepens en
Bart De Decker, die de softwareontwikkeling voor zijn rekening nam. Ik kon meegroeien met dit bedrijf en zijn activiteit. En ‘Partners’ staat niet zómaar in onze firmanaam. Niet alleen zijn onze managers aandeelhouders en dus partners, wij streven ook een partnership en langetermijnrelatie na met onze klanten en naar ik hoop ook met al onze medewerkers.” OM Partners biedt vooral “supply chain planning solutions” aan. Klinkt erg duur en wetenschappelijk. Gelukkig snelt zij te hulp met een helder voorbeeldje dat haar nicheactiviteit, wat zij beschouwt als een van de verklaringen voor het bedrijfssucces, goed verduidelijkt. “Onze klant Monsanto had verschillende bedrijven overgenomen en vroeg zich daarna af of het nog wel de juiste producten maakte op de juiste plaats. Hoe konden zij het proces stroomlijnen? Dat kunnen wij onderzoeken en met kwantitatieve modellen onderbouwen. Met de klant nemen wij diverse scenario’s door en mede op basis van verschillende andere factoren neemt hij beslissingen. Oorspronkelijk zijn we begonnen met optimalisatiestudies, maar geleidelijk is ons aanbod uitgebreid tot de gehele planning van de toeleveringsketen: van de grondstoffen en het vervoer ervan, over het omvormingsproces in een of meerdere stappen en op een of meerdere plaatsen met de daarbij opduikende logistieke vragen, tot het eindproduct dat direct of via tussenschakels, zoals bijvoorbeeld de groothandel, bij de eindklant terecht kan komen. In die keten valt aardig wat te plannen, te organiseren, te optimaliseren. Hierbij duiken concrete vragen op: welke van mijn orders laat ik eerst uitvoeren om tijdig te leveren, mijn klanten tevreden te houden en tegelijk mijn machinepark zo goed mogelijk te benutten? Hoe organiseer ik het best de distributie van mijn eindproducten? Vanuit één centraal magazijn of in combinatie met plaatselijke opslagplaatsen? En waar vestig ik die dan het best? Wij zijn dus ook met strategische en tactische vragen bezig.” Een laatste, zeker niet de minst belangrijke succesfactor van haar bedrijf, zijn de mensen, benadrukt Anita. “Natuurlijk moeten zij erg gemotiveerd zijn. Maar bij ons moeten zij zich vooral écht kunnen inleven in de problematiek, meedenken met de klant, de vertaalslag kunnen maken naar de cijfermodellen en de resultaten van ons werk goed kunnen overbrengen. Wij hebben ook gekozen voor een beperkt aantal, goed doordachte strategische partnerships met bijvoorbeeld Aperia, Cap Gemini Ernst & Young, Cosytec, Oracle en SAP. Voor iedere samenwerking hebben wij een stevig motief. Neem nu Aperia. Deze specialist in technieken om de verkoop te voorspellen vult ons aanbod uitstekend aan. Wij voelden in de markt de vrij dringende vraag naar één leverancier voor een totaal softwarepakket, waarmee je niet alleen de productie en logistiek kunt plannen maar ook rekening kunt houden met te verwachten afzetcijfers. Daarvoor heeft Aperia al een goede oplossing. 15
Vervolg van p. 16
Met hen samenwerken is beter dan zelf die software gaan ontwikkelen. Samen sterk, daar geloven wij in.”
bijstudeert, kun je er evengoed wat over schrijven en dit is teamwerk”, relativeert hij. “Onze medewerkers brengen hiervoor heel wat knowhow en informatie samen.”
Deskundigheid wordt gevraagd
En wat doet de politiek? “De vennootschapsbelasting werd verlaagd van 40 naar 33%. Dat is positief. Anderzijds wordt er vaak gerefereerd aan de fiscale maatregelen ten gunste van de KMO. Maar die zijn zó complex, bedrijven moeten aan zóveel voorwaarden voldoen en zoveel papieren invullen dat het alweer meer lijkt op fiscale draken dan op fiscale vereenvoudigingen. Je moet al een heel knappe specialist zijn om te weten of je van die maatregelen gebruik kunt maken. Inzake administratieve vereenvoudiging werd enerzijds goed werk geleverd: er komen inderdaad een geautomatiseerde btw-aangifte en fiscale aangifte. Anderzijds leidt het politieke spel, dat steunt op het afsluiten van compromissen, altijd tot erg ingewikkelde wetten. Meestal zijn de eerste teksten vrij eenvoudig, maar de eind tekst wordt een gedrocht met uitzonderingen en afwijkingen van de oorspronkelijke intentie. Eenvoudige, heldere wetten maken blijft voor de overheid een opgave. Ik ben econoom van vorming en begeleid ondernemers veel liever bij productieve activiteiten, zoals groeiprocessen, dan bij het afhandelen van een papierwinkel.”
Vanuit haar specifieke kennis wordt Anita regelmatig gevraagd voor allerhande cursussen, gastcolleges en adviescommissies. “Wij hebben heel wat expertise in supply chain planning en zijn een van de weinigen in ons land die kwantitatieve technieken echt in de praktijk toepassen. Daarom zijn wij een interessante bron van praktijkvoorbeelden en klopt men voor dergelijke lezingen nogal eens bij ons aan”, verduidelijkt zij. Rest er haar nog wat tijd om af en toe ook privé wat te plannen? “Zeker de eerste jaren heb ik keihard gewerkt om deze zaak op te bouwen”, geeft Anita toe. “Nu heb ik wat gas teruggenomen en heb ik wat tijd voor mijn partner met een zoontje van acht, voor wat vakantie, wat fietsen, wat tuinieren. Mijn bedrijfsambities? Nee, dit bedrijf kost wat kost laten uitgroeien tot de club van de grootste in de consultancybranche staat niet op mijn verlanglijstje. Wél kwaliteit blijven bieden aan onze klanten, succesvol blijven in wat we doen. Dát lijkt me mínstens zo belangrijk.” Zij leek wat gespannen en verontschuldigde zich voor haar overhaaste vertrek na onze babbel. Zeker bij een nieuwe klant moet je nu eenmaal stipt op de afspraak verschijnen, zo dacht ik. Fout gedacht. Diezelfde avond vernam Anita dat zij een kleine, levenslange klant mag verwachten. Die verschijnt op de afspraak in februari 2004. Voorwaar een nieuwe, erg mooie uitdaging! Onze gelukwensen!
Ludo en zijn vrouw Martine Schoonvliet hebben een zoon en een dochter. Een koningswens. “Frédéric zit in zijn tweede jaar TEW aan de K.U.-Leuven. Julie beëindigt nu haar humaniora en is haar studiekeuze nog aan het vormen.” Bij Lievens & C° is de familiale successie dan al verzekerd? “Frédéric koos zijn studierichting volkomen autonoom en wat onze kinderen later zullen doen, beslissen zij zélf ”, repliceert Ludo erg geloofwaardig. Ik geloof hem dan ook graag.
Ben De Bruyn
Ben De Bruyn
Reünie promotie 1957 Op dinsdag 4 november 2003 ontving de cel Alumniwerking van de dienst Communicatie UA de alumni die in 1957 afstudeerden. Na al die jaren brachten ze de hele dag samen door op onze campus. Een aantal alumni hadden het initiatief genomen en het programma tot in de puntjes voorbereid. Bij de nodige hapjes en drankjes werden vooral veel herinneringen opgehaald, maar ook een ‘gastcollege’ stond op het programma. Serge Muyters, hoofdcommissaris van de Lokale Politie Antwerpen en zoon van alumnus Pierre Muyters (promotie 1957), gaf een aangename uiteenzetting over het prostitutiebeleid in Antwerpen. Uiteraard kon een rondleiding op de campus ook niet ontbreken. En ja, na 46 jaar is hun ‘Sint-Ignatius’ wel sterk veranderd
[email protected]
16
UNIVERSITEIT ANTWERPEN
> INFODAGEN 2004 Zaterdag 20 maart om 9.30u en 13.30u Zaterdag 24 april om 9.30u en 13.30u Je hoeft niet vooraf in te schrijven op deze infodagen. Ouders zijn ook welkom!
HUMANE EN ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
stadscampus
• • • • • • • • • • • • •
Agora, Hoek Vekestraat en Grote Kauwenberg 2000 Antwerpen Tel. 03 220 48 66
Taal- en letterkunde Geschiedenis Wijsbegeerte Rechten Politieke wetenschappen Communicatiewetenschappen Sociologie Sociaal - economische wetenschappen Opleidings- en onderwijswetenschappen TEW: bedrijfskunde TEW: economisch beleid Handelsingenieur Handelsingenieur in de beleidsinformatica
campus middelheim
EXACTE EN MEDISCHE WETENSCHAPPEN
>
• • • • • • • • • • •
Wiskunde Informatica Fysica Chemie Biologie Biochemie Toegepaste biologische wetenschappen Geneeskunde Farmaceutische wetenschappen Biomedische wetenschappen Diergeneeskunde
www.ua.ac.be/infodagen
Groenenborgerlaan 171 2020 Antwerpen Tel. 03 265 35 24
>
De UA behoort tot de Associatie Universiteit en Hogescholen Anwerpen
A