Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:32 am
Page 1
ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 7, NR 28, APRIL 2000
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 2
Jaargang 7, nummer 28, april 2000
Het nieuwe curriculum TEW en HI voor de nieuwe TEW-faculteit
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud U
01 Het nieuwe curriculum TEW en HI voor de nieuwe TEW-faculteit Gesprek met de professoren Jacques Vanneste en Karel Soudan
Gesprek met de professoren Jacques Vanneste en Karel Soudan
04 Promotie 1974 opnieuw in UFSIA Alumni inter pares Michel Ampe en Albert Barroo timmeren 25 jaar aan de weg
06 Primeur aan de UFSIA: de eerste doctor-handelsingenieur Een gesprek met Noël Pauwels
08 Tweede lezing uit het onuitgegeven boek voor stagiairs en promotors BTW voor studenten
10 Het Brantijser en Den Grooten Sot IPO neemt intrek in nieuwe gebouwen
12 De burgemeester van Brussel komt uit Antwerpen Alumnus ridder François-Xavier de Donnea de Hamoir trouwde prinselijk paar
14 Leerstoel Rector Dhanis voor Eduardo Valdés UCA en USOS: ontwikkelingssamenwerking voor UFSIA Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
16 Alumnus Robbie Reynders over de start van zijn carrière Consulting: de frisse kijk van de buitenstaander
18 Informatieverstrekking door Beursgenoteerde Vennootschappen UFSIA-alumnus Peter-Jan Engelen schreef er een boek over
20 Wikings-studentenleven van weleer Roversbende viert vijftigjarig bestaan
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Oplage 13.000 ex.
VAN DE REDACTIE De foto op de cover van deze Alumni Nieuwsbrief is wel degelijk genomen aan de UFSIA. De UFSIA heeft in december 1999 immers een parel aan haar prestigieus patrimonium toegevoegd: de gerestaureerde panden Het Brantijser en Den Grooten Sot, waarin het IPO en IDEA werden ondergebracht. De toekomstvisie van de UFSIA op ‘levenslang leren’ werd hiermee gekoppeld aan haar rijkgevuld verleden. De promotie 1974, de burgemeester van Brussel en de Wikingsenioren-roversbende uit 1949 getuigen dat dit verleden rijkgevuld was in vele facetten. Drie jonge alumni - een doctor, een consultant en een auteur - bevestigen dan weer dat ze ook nu nog elk op hun manier gestalte kunnen geven aan hun pioniersrol, vanuit hun stevige UFSIA-roots. UFSIA laat ook de Derde Wereld niet los en omgekeerd, zo getuigt Eduardo Valdés. En ook de toekomst wordt verzekerd. Nog twee nummers van Alumni Nieuwsbrief scheiden ons van UR-day. We geven enige toelichting bij het nieuwe programma voor de kandidaturen TEW en HI van de Faculteit TEW UFSIARUCA, dat op 1 oktober 2000 van start gaat. In het nieuwe curriculum zal er, meer nog dan vroeger, aandacht zijn voor de praktijk. We laten enkele stagestudenten aan het woord, die deze weg nu reeds aan het plaveien zijn. Karel Soudan
Sinds het voorakkoord over de Faculteit TEW UFSIA-RUCA op 14 mei 1999, een mijlpaal in de Antwerpse universitaire geschiedenis, hebben diverse werkgroepen efficiënt en ernstig nagedacht om van deze integratie inhoudelijk een succes te maken. De topprioriteit voor de studenten is uiteraard de opbouw van het studietraject en de kwaliteitsgarantie van de nieuwe opleiding. Dit is de opdracht van werkgroep 1, ‘academische opleidingen’. Op 1 oktober 2000 start het nieuwe programma TEW en HI (handelsingenieur) met de eerste kandidatuur. Tijd voor een babbel met twee UFSIA-leden in die curriculumcommissie: de professoren Jacques Vanneste, als co-voorzitter van werkgroep 1 en Karel Soudan, die zich vooral bezighoudt met de opleiding HI. De curriculumcommissie vergaderde voor het eerst op 17 september 1999. Na vier hectische maanden, kreeg haar huiswerk - de studietrajecten voor de volledige eerste cyclus TEW en HI - op 31 januari 2000 de goedkeuring van de Integratiecommissie. De Integratiecommissie is zowat het directiecomité van de hele fusieoperatie. Zij wordt voorgezeten door prof. R. Verheyen, rector-voorzitter van de Universiteit Antwerpen. Professor Jacques Vanneste, econoom en covoorzitter van de curriculumcommissie van UFSIA-zijde, sleutelde vooral aan de hoofdbrok, het nieuwe TEW-programma. Zijn collega en ingenieur Karel Soudan vulde hem aan voor het gedeelte dat specifiek is voor de opleiding handelsingenieur in de nieuwe TEW-faculteit. “Wij hebben die grote stap gezet en er hard aan gewerkt. In een handomdraai doe je dat natuurlijk niet”, zo schrikt Jacques Vanneste ons wat af … “Maar het eindproduct mag er zijn”, stelt collega Karel Soudan ons onmiddellijk gerust. “UFSIA herkent zich in het nieuwe programma en de Universiteit Antwerpen profileert zich duidelijk ten opzichte van de twee andere grote Vlaamse universiteiten, Leuven en Gent”, verzekert Vanneste.
“De curriculumcommissie moest de vakken en het gewicht dat daaraan gegeven moet worden, van de toekomstige TEW’ers en handelsingenieurs zo nauwkeurig en innovatief mogelijk vastleggen”, vervolledigt hij. “De curriculumcommissie is ‘werkgroep 1’ van de diverse werkgroepen onder de hoede van de integratiecommissie. Logisch: zij moest ook het eerst aan de slag. Onze deadlines waren vrij strak. Wij moesten de start halen van het nieuwe academiejaar, 1 oktober 2000 dus. Het was de bedoeling om eind december 1999 het programma van de eerste cyclus helemaal af te ronden. Vanaf september 1999 hebben wij dan ook zonder dralen het programma van de twee kandidatuurjaren, zowel voor TEW als voor handelsingenieur, als één blok aangepakt. Inmiddels werd ook al de algemene structuur van de tweede cyclus gestroomlijnd want die moet natuurlijk ook in de programmabrochures verschijnen. Wil je studenten in vertrouwen kunnen werven, dan moeten zij uiteraard degelijk geïnformeerd zijn over de richting die hun verdere studie zal uitgaan. Daarover moet je bij hun inschrijving klare wijn kunnen schenken.”
1
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 2
Profilering van de nieuwe faculteit in de Vlaamse Universitaire ruimte De manier waarop de nieuwe Faculteit TEW zich zal profileren binnen het Vlaamse universitaire landschap was een belangrijke zorg van de curriculumcommissie. “In plaats van de twee bestaande curricula gewoon naast elkaar te leggen en samen te voegen, hebben we the best of both worlds in de respectieve studietrajecten opgespoord”, verduidelijkt Jacques Vanneste. “We hebben onze ambities op een rijtje gezet. We willen het leiderschap (kwantitatief en kwalitatief) in Vlaanderen voor de nieuwe faculteit in de opleiding van academisch geschoolde bedrijfseconomen, algemene economen , handelsingenieurs en handelsingenieurs in de beleidsinformatica. We willen onderwijs verstrekken dat steunt op de recente ontwikkelingen van de (bedrijfs)economische wetenschap en dat gebruik maakt van de nieuwste didactische middelen: informatie- en communicatietechnologie, groepswerk …” “Uiteraard willen wij de pijlers van de stevige UFSIAreputatie behouden: zowel de algemeen-economische en bedrijfseconomische vorming als de traditie inzake taalen communicatieve vaardigheden. Maar een rijke traditie belet geen creatieve innovatie. Zo behoudt de nieuwe faculteit drie vreemde talen op het curriculum, maar is er nu keuze tussen ofwel Duits ofwel Spaans. Ook de andere studieblokken werden systematisch gescreend. Zo is er in het studieblok ‘Economische onderzoeksmethoden’ - met onder meer de vakken Wiskunde en Statistiek - meer aandacht voor de (bedrijfs)economische toepassingen. Ook in het vak Informatiesystemen en -verwerking is dat het geval. De nieuwe studenten zullen niet enkel technische knowhow opdoen over informatica. Via projectwerk leren zij - al van in de kandidaturen - efficiënt gebruik maken van informatiesystemen. Ongetwijfeld is dit alles arbeidsintensief (voor de studenten en de proffen) maar ook vitaal voor de universitair gevormden van de 21ste eeuw …” Het gehele curriculum is ingebed in een algemeen vormende maatschappijgerichte studiecontext met vakken als filosofie, psychologie, sociologie en economie en ethiek. Maar ook hier is zorgvuldig nagedacht over de complementariteit van de ‘zusterwetenschappen’. Handelsingenieurs en Technologiemanagement “Het volledige TEW-programma is onze vertrekbasis voor de opleidingen Handelsingenieur en Handelsingenieur in de Beleidsinformatica. Daarom noemen wij deze laatste soms verkort ‘TEW-plus’”, legt professor Vanneste uit. “De opleiding handelsingenieur is dus voor wat betreft de (bedrijfs)economische vorming, de gedrags- en cultuurwetenschappen, de economische onderzoeksmethoden identiek met Toegepaste Economische Wetenschappen. Om evenwel vanaf de eerste kandidatuur Handelsingenieur plaats vrij te maken voor de technischwetenschappelijke vakken werden bij hen enkele opleidingsonderdelen uit de blokken zakelijke communicatie en gedrags- en cultuurwetenschappen in de tijd gespreid over de eerste drie jaren van de opleiding. De blokkenstructuur van de eerste cyclus TEW loopt bij hen daarom wat verder tot in het eerste van de drie graadjaren.” “In de graadjaren wordt de component Technologiemanagement geïntegreerd in economie en management”, expliciteert Soudan. “Maar ook in de nieuwe faculteit 2
TEW zal een handelsingenieur het volledige traject van een licentie TEW kunnen doorlopen, inclusief zijn specialisatiekeuze. Daarnaast is er die 20 % van de opleidingstijd, dat ‘vijfde’ jaar, die wij mooi uitspreiden over het hele opleidingstraject. Het begint met technischwetenschappelijke vakken, later toegepaste wetenschappen om uit te monden in de component technologiemanagement zoals dat nu al in onze huidige opleiding het geval is. We zullen deze laatste component met de inbreng van RUCA zelfs nog kunnen verstevigen. Wij zullen in de tweede cyclus allicht nog verder gaan dan na onze grote hervorming van enkele jaren geleden”, aldus professor Soudan. “Voor UFSIA kan een handelsingenieur bijvoorbeeld evengoed kiezen voor een specialisatie in algemene economie, aangevuld met zijn technologiecomponent. Ook naar deze combinatie is er immers vraag op de arbeidsmarkt. Maar in die fase zijn we in de curriculumcommissie nog niet.” “Hoewel we het ‘eindproduct’ van dit traject ook in het buitenland terugvinden in de vorm van bijvoorbeeld Wirtschaftsingenieur in Duitstalig Europa en als Ingénieur de Gestion en Bedrijfskundig Ingenieur elders, is de aanpak toch verschillend. In het buitenland vertrekt men vanuit een technisch-wetenschappelijke opleiding, die aangevuld wordt met een managementcomponent. Wij doen juist het omgekeerde: ons uitgangspunt is (bedrijfs)economie en management, wij voegen er technologie aan toe en integreren beide in het pakket technologiemanagement. Kortom, iemand die in de nieuwe Faculteit TEW handelsingenieur gestudeerd zal hebben, is een volwaardig licentiaat TEW, wiens opleiding aangevuld is met een verruimend en integrerend technologisch referentiekader.”
Didactische vernieuwing De integratie van de studietrajecten van UFSIA en RUCA werd ook aangegrepen om tot een didactische vernieuwing te komen. “Zo werd er een inspanning gedaan om het aantal opleidingsonderdelen in de eerste cyclus TEW te verminderen”, illustreert Jacques Vanneste. “De bedoeling daarvan is van de studenten meer diepgang en zelfwerkzaamheid te kunnen vragen. Traditioneel boden UFSIA en RUCA vrij veel vakken aan. Het pedagogisch model steunt nu op een maximale bezinning over de functionele waarde van alle vakken en op een didactische innovatie. Synergie bereik je alleen na veel energie! Maar het is onze overtuiging dat – meer dan vroeger – werd nagedacht over de beste leerweg om het einddoel voor de student te bereiken. Ook in de toekomst zal een permanente onderwijscommissie waken over de kwaliteit van inhoud, vorm, didactiek en wijze van evalueren van de studenten. Ofschoon wij na de integratie in beide eerste kandidaturen samen zowat 700 studenten verwachten, willen wij hen van meet af aan ook meer zelfactiviteit, zelfwerkzaamheid en zin voor teamwerk bijbrengen.” “Met het nieuwe curriculum hebben wij hoge ambities”, commentarieert professor Vanneste. “Ik kan me voorstellen dat het voor de UFSIA-alumni even wennen is. Ik ben er van overtuigd dat de abituriënten die binnenkort de Prinsstraat 13 zullen binnenstappen, naadloos in de voetsporen zullen treden van de duizenden ‘Injassers’ die hen zijn voorgegaan.”
INFORMATIE FACULTEIT TEW UFSIA-RUCA W NIEU 0 520 -9 0800 l e B
Antwerpen heeft vanaf oktober 2000 een nieuwe, eengemaakte faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen (TEW). De twee faculteiten TEW, UFSIA en RUCA, die een traditie opbouwden van ruim 150 jaar, hebben hun sterke punten samengebracht tot een nieuw, evenwichtig onderwijsconcept en een uniek faculteitsprofiel.
De UFSIA-RUCA-faculteit wordt een van de grootste TEW-faculteiten van het land. Maar toch blijft de persoonlijke begeleiding prioritair. Toekomstige studenten die meer informatie wensen omtrent de eengemaakte UFSIA-RUCA-faculteit TEW, kunnen terecht op nummer
0800-90 520
Alumniwerking
-
Alumniwerking
-
Alumniwerking
-
Alumniwerking
ReŸnies In het kader van de alumniwerking worden regelmatig een aantal afstudeerjaren opnieuw samengebracht. Deze reŸnies zijn een uitstekende gelegenheid voor een hernieuwde kennismaking na vele jaren. Zo werden op 1 december 1999 alle alumni uitgenodigd die 25 jaar geleden afstudeerden. Het werd een gezellig weerzien. Op 1 maart jl. was het de beurt aan de alumni die 49, 50 of 51 jaar geleden hun UFSIA-diploma behaalden. Na een eucharistieviering konden de alumni een bezoek brengen aan het UFSIA-Prentenkabinet of de nieuwe UFSIA-gebouwen aan de Sint-Jacobsmarkt. Nadien werd bij een hapje en een drankje wat nagepraat. Samen met de Wikingssenioren wordt in 2000 nog een reŸnie georganiseerd voor de promotiejaren 1975 en 1990. De alumni die 25 of 10 jaar geleden afstudeerden dus. Wenst u zelf een reŸnie te organiseren met uw jaargenoten? Dan helpen wij u graag met het adressenbestand. Hiervoor kunt u contact opnemen met Katrien Dickele van de Cel Alumniwerking op het nummer 03/220.47.22 of mailen naar
[email protected]
Bijspijkerdagen Voor de alumni van de ori‘ntatie Marketing of de alumni die actief zijn in het functiegebied marketing wordt een bijspijkerdag georganiseerd rond het thema ÒE-commerceÓ. Deze activiteit is gepland op maandagnamiddag 29 mei 2000. Voor de alumni van de ori‘ntatie Transport wordt een bijspijkerdag gepland op 23 november 2000. Het onderwerp van de namiddag wordt in de loop van de volgende maanden vastgelegd.
Ben De Bruyn 3
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 4
Promotie 1974 opnieuw in UFSIA
Alumni inter pares Michel Ampe en Albert Barroo timmeren 25 jaar aan de weg Op 1 december 1999 verwelkomde UFSIA de TEW-promotie 1974. Meer dan honderd alumni gingen enthousiast in op de uitnodiging. Het werd een hartelijk weerzien, bij een hapje en een glas wijn, in het knusse Hof van Liere. De genodigden luisterden nieuwsgierig naar de plannen van rector Reyns en decaan Van Poeck. Alumni Nieuwsbrief strikte twee oudstudenten voor een interview. Michel Ampe is een bekende figuur. Hij stond aan de wieg van Universitas, de drukkerij die generaties studenten van onberispelijke syllabi voorziet. Albert Barroo verdiende zijn sporen bij Bankunie. Een kwarteeuw geleden liepen hun wegen uit elkaar. Toch delen zij vandaag, vanuit een verschillende invalshoek, meer dan een studieverleden. Decaan André Van Poeck: “Met onze Faculteit gaat het goed. De UFSIA heeft sinds 1974 afscheid genomen van heel wat bekende professoren. Maar de nieuwe generatie staat borg voor een ambitieus onderzoeks- en onderwijsprogramma, waar wij de contacten met het bedrijfs-
4
leven blijvend hoog in het vaandel voeren. Met de operationele fusie tussen UFSIA en RUCA brengen wij in het jaar 2000 een nieuw elan binnen de opleiding TEW en handelsingenieur. Naast het curriculum voor de basisopleiding treden wij eendrachtig naar buiten, dus ook voor de voortgezette opleiding. Over die nieuwe initiatieven willen wij u informeren en met u dialogeren.” Rector Carl Reyns heeft intussen verheugd vastgesteld dat heel wat kinderen van de aanwezige alumni hun weg naar de nagelnieuwe UFSIA-auditoria gevonden hebben. Dat vertrouwen verdient een ambitieus pedagogisch project: “Na uw afstuderen is er jaren intensief gebouwd. In 1999 nog verhuist het IPO naar een nieuw gebouw. De werken voor een groot auditorium aan de Kauwenberg zijn net gestart. Samen met een nieuwe organisatiestructuur veruitwendigen die gebouwen een diepgaande vernieuwing van onze universiteit. Binnen die nieuwe structuur bekleedt de band met onze alumni een centrale plaats. Via navorming en bijspijkerdagen willen wij met u communiceren.”
Een bank vooruit In 1974 was Reyns assistent. Hij kent heel wat alumni vanuit de practica accountancy die hij verzorgde. Zo ook Michel Ampe en Albert Barroo. De West-Vlaming Barroo had altijd al een zwak voor financiën. In 1987 belandde hij bij de Bankunie en hij schopte het er tot voorzitter van de Raad van Bestuur. Kernachtig zet hij de resultaten van de spectaculaire groei van de bank op een rijtje: “Bankunie is een jonge, maar erg dynamische instelling. In 1966 gingen we van start met 4 deposito’s. Nu bedraagt ons balanstotaal meer dan dertig miljard frank. Dertigduizend gezinnen en bedrijven rekenen op onze diensten.” De banksector is volop in beweging. Ook Bankunie ontsnapt niet aan de schaalvergroting: na de fusie van hoofdaandeelhouder OHRA met Delta Lloyd verstevigde de groep haar commerciële activiteiten in heel Vlaanderen, mede door de overname van de Bank Van Limburg. Albert Barroo is bezield bezig met zijn baan. De bankier heeft een stevige poot in het bedrijfsleven, voor de man uit Ieper is ook de band met andere West-Vlaamse ondernemers nooit veraf: “Naast mijn bankactiviteiten heb ik me geëngageerd voor een bedrijf dat boordcomputers ontwikkelt voor vrachtwagens. De informatica is de nieuwe motor van onze economie. Ik voel me sterk betrokken bij het project Flanders Language Valley. In de schaduw van de soldatenkerkhoven uit de Eerste Wereldoorlog levert de internationale oriëntatie van de informaticabranche een bijdrage tot de ontwikkeling van het economische leven in mijn streek.” Barroo’s boodschap is duidelijk: jongeren mogen de boot van de informatica niet missen. Barroo heeft 50 vacatures voor informatici, die maar niet ingevuld geraken.
Onderwijsvirus Michel Ampe bouwde samen met zijn vennoot Universitas uit tot een klassedrukkerij. Op veertigjarige leeftijd ruilde hij het hectische leven van een KMO voor een onderwijsbaan. Hij keerde terug naar UFSIA voor de academische lerarenopleiding: “Vanuit mijn activiteiten bij Universitas had ik al affiniteiten met de onderwijswereld. Toevallig kwam ik in het onderwijs terecht en voor ik het wist, raakte ik gebeten door de microbe … Onderwijs en bedrijfsleven moeten trouwens ideaal gesproken nauw bij elkaar aansluiten. Ik beschouw mezelf nog altijd als een commerçant: vroeger verkocht ik syllabi, nu verkoop ik mijn studenten kennis en ervaring.” Wat onthielden Ampe en Barroo van hun studententijd? Barroo vindt dat de universiteit en het onderwijs in België te eenzijdig de nadruk leggen op wat de student weet. “Er bestaan verschillende soorten intelligentie. Naast feitelijke kennis moet een studie bewust aanzetten tot creativiteit en praktische vindingrijkheid. Traditioneel stonden heel wat UFSIA-proffen met een been in het zakenleven; dat heeft Sint-Ignatius groot gemaakt. Mijn zoon studeert in Engeland, daar staat die verfrissende zelfwerkzaamheid centraal, en die mis ik soms bij sollicitanten.” Barroo herinnert zich de seminaries van professor Wauters, en professor Helssen, destijds topman bij ACEC. Een gestroomlijnde alumniwerking kan via networking praktijkimpulsen geven aan het TEW-opleidingsconcept, door het uitnodigen van gastsprekers bijvoorbeeld. Barroo brainstormt verder: “Alumni uit alle geledingen kunnen, naast financiële steun, de dialoog met en de feedback naar de academische wereld leveren. Dat leidt voor beide partijen tot een win-win-verhouding. De universiteit put uit die informatie immers weer inspiratie voor onderwijsvernieuwing.” Michel Ampe treedt zijn studiemakker bij: “Ook in het avondonderwijs voel je gewoon de trend naar meer modulair gericht onderwijs: mensen willen vanuit hun interesse à la carte kunnen kiezen. Bedrijfsmensen kunnen de droge materie tot leven wekken, maar ik merk dat onze onderwijscultuur daaraan nog niet ten volle is aangepast.” Toch relativeert Michel. Het onderwijs en de universiteit moeten, naast een gefinaliseerde feitelijke kennis, ook algemene vorming bijbrengen. In het onderwijs voor sociale promotie is er een duidelijke sociale bekommernis. Bedrijven streven, ook voor opleiding, naar winstmaximalisatie, en die twee staan fundamenteel haaks op elkaar. Michels werkstudenten nemen vaak op wat rijpere leeftijd de draad van de studie weer op. Ook van de werkgever vereist die studie-inspanning dan voldoende maturiteit.
den in deze aanpak: “Om een bedrijf de juiste koers te doen varen moet je door het bos de bomen kunnen zien. In onze napoleontische traditie krijgen encyclopedische kennis en details te veel aandacht. De finesses kan die student nadien heus zelf wel opzoeken in een naslagwerk. Ik ben blij te horen dat de professoren in hun colleges nu meer belang hechten aan cases en probleemoplossend denken.”
Werken om te leven Het blijft boeiend te zien wat deze twee alumni verbindt en tegelijk weer scheidt. Ook hun hobby’s drijven hen naar verre oorden, hoe verschillend ook. Michel is verslingerd aan de autosport. Hij reed jarenlang wedstrijden als copiloot. Zijn actieve racecarrière eindigde abrupt in Congo: “Mijn teamgenoot en ik doken tijdens een nachtelijke rit een bergrivier in. We kropen door het oog van de naald; we belandden in een rivier die een pleisterplaats voor krokodillen bleek. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: in mijn vrije tijd verzorg ik nu de coördinatie voor races. Het racen zelf laat ik aan anderen over. En ook een reis naar de States met mijn vrouw sla ik nooit af. We werken immers om te leven, niet omgekeerd. Ook dat moeten ambitieuze TEW’ers leren.” Albert Barroo verloor zijn hart aan de Filipijnen: “Ik reis vaak voor mijn baan. Het contrast tussen de weelde van het internationale zakenleven en de ellende daaromheen stemden mijn vrouw en mijzelf tot nadenken. Samen met enkele goede vrienden sloegen we de handen in elkaar. We ontwikkelen een netwerk van opvanggezinnen voor arme straatkinderen, die zo aan de prostitutie kunnen ontkomen. Persoonlijk welzijn wordt niet afgemeten aan materiële rijkdom. Veel belangrijker is de bijdrage die je levert aan de wereld rondom jezelf.” De woorden van Michel en Albert gaan op in het geroezemoes van de receptie die de faculteit de promotie 1974 aanbiedt. In beide alumni vinden we de sociale bekommernis terug die typisch was voor de jaren van hun jeugd. Keuvelend met een glas wijn in de hand, bewijzen ze dat ze na 25 jaar van savoir-faire, ook kunnen genieten van hun savoir-vivre. Paul Sambre
Het bos en de bomen Michel belichaamt, ongewild, het profiel van Barroo’s ideale lesgever. Door zijn bedrijfservaring vertaalt hij in zijn lessen theoretische principes naar praktische bedrijfsinstrumenten: “Ik heb veel respect voor mensen die willen bijblijven. Mijn graduaatstudenten hebben vier avonden per week les. Dat is op zich al een zware boterham naast hun dagelijkse bezigheden. Als docent moet je dus vooral duidelijk de krijtlijnen uitzetten, de hoofdzaken onderscheiden van de bijkomstigheden. Zo krijg je binnen je lessen ook meer ruimte om de stof te toetsen aan de actualiteit.” Ook Albert Barroo kan zich vin5
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 6
Een gesprek met alumnus Noël Pauwels
Primeur aan de UFSIA: de eerste doctor-handelsingenieur In februari 2000 behaalde Noël Pauwels het allereerste diploma ‘Doctor in de Toegepaste Economische Wetenschappen: Handelsingenieur’ aan de UFSIA. Zo heet die titel, die volgt op een vijfjarige studie Handelsingenieur, nu officieel voluit. Een primeur. In zijn proefschrift ontwikkelde Noël Pauwels een beslissingsmodel dat de overheid moet helpen om preventieve interventiebeslissingen te nemen, gericht op industriële bedrijven, bij een alarmsituatie in een nabijgelegen nucleaire centrale. Na zijn humaniora aan het Sint-Jan Berchmanscollege aan de Antwerpse Meir trok Noël Pauwels in 1990 enkele straten verder naar de UFSIA. Daar stak hij vijf jaar later met grote onderscheiding het diploma handelsingenieur op zak. Wij belden bij hem aan in Aartselaar, nog vóór hij officieel de eerste doctor-handelsingenieur aan de UFSIA zou worden. Op 4 februari jl. had intussen de openbare verdediging van zijn doctoraal proefschrift plaats. De geruststellende voorverdediging ervan was bij ons gesprek al achter de rug. De vrucht van vier jaar onverdroten onderzoek aan onze TEW-faculteit en aan het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol, het SCK. Het direct betrokken SCK financierde overigens zijn doctoraal onderzoek.
Van de ene verhandeling komt de andere “In 1990 ben ik samen met 72 medestudenten gestart in de allereerste eerste kandidatuur Handelsingenieur aan de UFSIA”, begint hij. “Voordien volgde je handelsingenieur als een vijfde specialisatiejaar na de licentie TEW. Twee jaar later gingen we met 22 studenten naar de eerste graad Handelsingenieur-algemeen, zoals dat toen genoemd werd, terwijl 11 medepioniers de richting Handelsingenieur in de Beleidsinformatica insloegen. Vandaag is het curriculum Handelsingenieur grondig herzien en heeft de student in de richting Handelsingenieur Technologiemanagement de keuze uit een hele waaier van specialisatiemogelijkheden in de Bedrijfseconomie, en bestaat aan de UFSIA naast de richting Handelsingenieur in de Beleidsinformatica ook nog de richting Handelsingenieur Kwantitatief Management.” Voor zijn eindverhandeling in het derde jaar van de graad kon Noël samenwerken met het SCK in Mol. Tot dan toe had het SCK alleen zuiver nucleair onderzoek gefinan6
cierd, maar het Studiecentrum zag het wel zitten om het nucleaire ook eens door een economische bril te bekijken. Ook daar speelde hij dus een pioniersrol. “Rond de kerncentrale van Doel vind je een hele concentratie van chemische en petrochemische industrie”, vertelt hij. “Maar wat, als er ooit met die centrale eens wat fout dreigt te lopen? Wat moeten die omliggende bedrijven dan beginnen, en wat zijn de implicaties daarvan? Wat is de impact als je die bedrijven heel snel laat stilleggen? Die moeilijke vragen werden ter tafel gelegd. Dat was het onderwerp van mijn eindverhandeling, waarin het SCK toen kennelijk belang stelde. Mijn promotor, professor Soudan, had net een informele samenwerking opgestart met het SCK via Carl Malbrain, toenmalig directeur-generaal van het SCK. Paul Govaerts, destijds departementshoofd stralingsbescherming, vandaag de directeur van het SCK, zette zich mee achter het thema. Bij de hele noodplanning was er tot dan bijna uitsluitend aandacht geweest voor maatregelen gericht op de bevolking en op de voedselketen, vooralsnog niet voor de industriële component, had Govaerts vastgesteld. Het SCK vond de resultaten van mijn verhandeling blijkbaar interessant, en was bereid mijn doctoraat gedurende vier jaar te financieren. De helft van die tijd zou ik besteden aan onderzoekswerk in het kader van een doctoraal proefschrift aan de UFSIA bij mijn promotor, professor Karel Soudan, en dit in nauwe samenwerking met Frank Hardeman, mijn mentor bij het SCK, de andere helft aan verwante onderzoeksprojecten in het SCK zelf.” In zijn doctoraal proefschrift zat Noël nog op hetzelfde spoor als in zijn verhandeling. Maar hij ging daarop een flink stuk verder. “Mijn eindverhandeling beschreef de
mogelijke problemen die kunnen ontstaan wanneer industriële bedrijven hun activiteiten abrupt en onverwacht moeten stilleggen en wat daarvan het kostenplaatje zou kunnen zijn. Mijn doctoraal onderzoek was heel wat kwantitatiever.”
Verantwoord ingrijpen Noël geeft bij zijn doctoraal proefschrift graag een woordje uitleg en steevast - teambewust of uit bescheidenheid? doet hij dat in de meervoudsvorm. “In ons onderzoek hebben wij een beslissingsmodel ontwikkeld dat de overheid moet helpen om preventieve interventiebeslissingen te nemen, gericht naar de werknemers van industriële bedrijven, wanneer er een dreigende situatie is in een nabijgelegen nucleaire centrale. Het beantwoorden van dergelijke dreiging met een plotse stop van productieprocessen en een evacuatie van werknemers kan substantiële en onomkeerbare kosten veroorzaken voor de maatschappij. Bijgevolg wil de overheid zeker zijn dat die maatregelen verantwoord zijn. Stelt ze haar beslissing tijdelijk uit, dan verkrijgt ze bijkomende informatie over de ernst van de mogelijke dreiging. Er bestaat dus een incentive om te wachten. In het proefschrift hebben wij een optimal stopping model uitgewerkt: dat model gaat de invloed na van de complexe interactie tussen onzekerheid, onomkeerbaarheid en het leerproces op de optimale interventiestrategie. Dergelijke modellen gaan ervan uit dat de beslissingnemer aanvankelijk als het ware een keuze heeft om een beslissing te nemen of ze uit te stellen, en dus het optimale tijdstip moet bepalen om die keuze uit te oefenen.” Naast het zweet en de stress herinnert Noël Pauwels zich ook mooie nevenverschijnselen van zijn doctoraatswerk, zoals de interesse en de periodieke constructieve kritiek van de juryleden, alsook enkele leerrijke seminaries en buitenlandse studieverblijven, o.a. aan MIT’s Sloan School of Management. Daar werkte hij enkele weken samen met professor Robert Pindyck, zowat de goeroe van het optiedenken. Die bracht hem heel wat bij. “Ongelooflijk eigenlijk wat je op die korte periode allemaal opsteekt. Bij mijn terugkeer had ik voldoende ideeën opgedaan om een belangrijk deel van mijn proefschrift uit te kunnen werken. Bovendien heb ik door onze samenwerking professor Pindyck kunnen overtuigen om deel uit te maken van mijn doctoraatsjury. Een hele eer!” Remedie riskanter dan de kwaal? Maar kan de overheid zich bij een dreigende alarmsituatie wel de luxe veroorloven de zaken even rustig te bekijken? “Een nucleair alarm verloopt typisch in meerdere fasen”, verduidelijkt Noël. “Het vooralarm kan enkele uren tot dagen duren. Onzekerheid is dan troef: zal er radioactiviteit geloosd worden en, zo ja, hoe ernstig zal die lozing zijn? Tijdens die periode kan een beslissing nog wel uitgesteld worden. Bij een reëel nucleair ongeval is de problematiek natuurlijk totaal anders: de overheid zal dan zo snel mogelijk beschermende acties moeten ondernemen. Maar deze situatie maakt niet het voorwerp uit van mijn proefschrift. Men valt dan als het ware plotseling in een totaal ander interventiescenario.” “Wij bekeken het onderwerp vanuit een zuiver normatief standpunt en veronderstelden dat de overheid de kosten wil minimaliseren. Ook de mogelijke gezondheidseffecten
werden dus in monetaire termen uitgedrukt”, preciseert Noël Pauwels. “Misschien klinkt dat onethisch, maar zo gaat men wel meer te werk, zij het meestal in een verdoken vorm. Een nucleaire dreiging zal al vlug tot zeer drastische beslissingen aanleiding geven. Nochtans hebben wij aangetoond dat dergelijke overdreven conservatieve houding eveneens aanleiding kan geven tot suboptimale beslissingen, zelfs vanuit een louter veiligheidsstandpunt bekeken. Als je immers plots alle werknemers uit een chemisch bedrijf wegstuurt en die onderneming stuurloos achterlaat, dan kunnen daar op hun beurt belangrijke chemische risico’s ontstaan. Blijkt achteraf dat de radioactieve lozing verwaarloosbaar was - als ze zich werkelijk voordoet - of er zelfs helemaal niet was, dan ziet men het nut om niet al te voorbarig zeer ingrijpende beslissingen te lanceren, alleen al om secundaire risico's te vermijden. Uiteraard zullen in de realiteit ook andere aspecten spelen dan louter economische. Toch leverde ons onderzoek enkele niet-voorspelbare en interessante conclusies op, en die hebben wij vertaald in adviezen voor de overheid.”
Persoonlijk optiedenken Voor een moeilijke keuze stond Noël zelf op het moment dat hij moest beslissen al dan niet aan een doctoraatsstudie te beginnen. Toen ik het aanbod van het SCK kreeg, werkte ik bij Rank Xerox in een commerciële functie. In die baan had ik veel contact met mensen en de verkoop trok me wel aan. Een doctoraat houdt in dat je veel alleen met je neus in de boeken zit. Ik heb er lang over gebroed, maar uiteindelijk leek dat doctoraat me een unieke kans. Elke dag kon ik nieuwe dingen bijleren, met boeiende mensen samenwerken en zonder financieel al te zwaar te moeten inleveren”, vertelt hij eerlijk. Sinds 1 oktober 1999 is hij aan de slag bij Andersen Consulting in Brussel. “Eigenlijk zit ik nu wat tussen het onderzoek en het commerciële. Ik moet problemen ontleden en oplossingen formuleren, maar die ook trachten te verkopen. Verkopen én onderzoek, beide doe ik graag. Alleen kan ik een probleem nu niet meer tot op het bot uitbenen. Misschien zal ik het daar wat moeilijker mee hebben.” De kans dat er met een kerncentrale in ons land of in een van de andere Europese landen wat fout loopt, blijkt uiterst klein, zowat één op een miljoen jaar. “Moderne kerncentrales zijn uitgerust met een arsenaal van beveiligingsmechanismen, waarbij verscheidene barrières overschreden moeten worden vooraleer het tot een daadwerkelijke lozing van radioactief materiaal kan komen. Maar de kans dat de eerste barrière overschreden wordt is wél groter, en dan zal de overheid toch een beslissing moeten nemen, rekening houdend met het risico. De methode die we ontwikkeld hebben, is trouwens waarschijnlijk ook bruikbaar voor soortgelijke problemen. De ontruiming van woningen en bedrijven bij dreigende overstroming bijvoorbeeld of bij een dreigende gifwolk in een naburige industrie.” Een geruststellende conclusie, waarmee wij elkaar een rustige nacht konden toewensen. Bij het naar huis rijden keek ik met een iets geruster gemoed naar de indrukwekkende koeltorens van Doel, de uitgebreide Antwerpse chemische industrie en naar het wassende water van Nete en Demer. Ben De Bruyn
7
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 8
Tweede lezing uit het onuitgegeven boek voor stagiairs en promotors:
op niveau, gevoelig en onzeker reageren en omgaan met spanningen. Het werd zowat een crisisstage”, vertelt Elke zeer eerlijk. Hoewel het oorspronkelijke specifieke stageproject werd geofferd op het altaar van de aan gang zijnde machtsstrijd, zag de stagepromotor in die chaos toch andere opportuniteiten voor ervaringgericht leren, zodat het toch nog een boeiende ervaring werd.
BTW voor studenten
Contactpersoon Iedere stage begint bij een contactpersoon, die, zo blijkt uit de gesprekken, cruciaal is voor het welslagen ervan. Wanneer de contactpersoon bijvoorbeeld een stageproject start in een andere afdeling dan de zijne, kan de stagiair zelden op een open medewerking rekenen. In vastgeroeste structuren kan de komst van een onervaren theoreticus, enthousiast om in de praktijk aan de slag te gaan, dan weer erg verruimend werken, tenminste als men dat laat gebeuren. Een van bovenuit gedropte stagiair geniet zelden het vertrouwen en zal derhalve op veel gesloten deuren stoten. Dat is een triest lot. Voor Sylke werd Ikea beslist het goede idee. Haar toekomstige studieplannen kregen hier duidelijk vorm, zodat het volgend jaar wellicht geen diplomatie wordt, maar psychologie. En dat heeft alles met de verrijkende ervaring van haar stage te maken. Ze kwam bij een goed geoliede vrouwelijke personeels-tandem terecht. “Geen hiërarchisch gedoe in dit bedrijf, waar de taken duidelijk en klaar omschreven zijn en waar iedereen zijn verantwoordelijkheid kent en opneemt. Het bedrijf zijn de medewerkers zelf en men komt op voor elkaar. Wie dat niet zo aanvoelt, of daarin niet meespeelt, past niet in de bedrijfsstructuur. Het is een jong bedrijf sinds 1984 in België actief - niet alleen qua concept, maar ook in enthousiasme en leeftijd van de medewerkers, die samen garant staan voor de bedrijfscultuur. Het was een zeer boeiende ervaring om te zien dat ook andere dan louter materiële waarden als motivatie kunnen werken. En reken maar dat er gewerkt moest worden.”
Trouwe lezers van Alumni Nieuwsbrief herinneren zich wellicht nog het interview met professor Robert Van Straelen in nummer 24, april 1999, over de UFSIA-alumni-droomfabriek of de Bedrijfsstage als Toegevoegde Waarde. Wij leggen ons oor dit keer te luisteren bij de stagiairs. Zij zitten nu in hun laatste studiejaar aan de UFSIA en zijn volop bezig met hun semesterexamens. Niettemin maken zij even de tijd voor een interessante babbel over hun stage-ervaringen tijdens de laatste zomervakantie. Wij peilden naar hun bevindingen en stelden ons niet tevreden met het antwoord van madame la marquise: ‘tout va très bien, tout va très bien…’ Voldeed de stage aan de verwachtingen? Werd er veel bijgeleerd, door de stagiair, maar misschien ook wel door het bedrijf? Verwachten de stagiairs van hun stage enig toekomstperspectief? Ontpopt de contactpersoon zich zoals verwacht? Is de stagebegeleider een steun? Betekent het méér dan een maand onbetaald vakantiewerk of is de ervaringswaarde even groot bij bezoldigd vakantiewerk? Is de keuze -stage in plaats van een seminarie - een eerlijke deal? We hadden hierover een gesprek met Elke, Valérie, Anne-Mie, Sylke en Dieter. Ze waren zeer eerlijk en vrank in ons gesprek, waarvan ik hier een compilatie geef, zonder daarom hun loyaliteit ten opzichte van de tijdelijke opdrachtgever ook maar enigszins te kort te willen doen. De keuze van onze gesprekspartners berust op de diversiteit van hun tijdelijke werkomgevingen, de aard van de projecten en de functie van de contactpersonen binnen het bedrijf.
8
Algemene teneur Zonder dit te kunnen staven met wetenschappelijk onderbouwde statistieken, valt het alvast op dat dubbel zoveel vrouwelijke kandidaten zich voor een stage engageren dan mannen. Bovendien blijkt het te gaan om goede studenten. Plannen om meteen een baan te nemen, hebben ze nauwelijks. Ze denken veeleer aan extra studiejaren en liefst nog in het buitenland. Het gaat duidelijk om zeer gemotiveerde studenten. Afgezien van het feit of de stage nu al dan niet aan de verwachtingen beantwoordde, vond iedereen het een positieve ervaring. Al was het maar om te zien wat er in het bedrijf ook allemaal fout kan gaan. Zo kwam Elke bijvoorbeeld midden in een drastische bedrijfsreorganisatie terecht, die niet helemaal naar de zin van de contactpersoon verliep. Die vluchtte daarom voor elke verantwoordelijkheid jegens de stagiair. “Toch vond ik het een leerrijke ervaring te zien hoe mensen
Openbare besturen en bedrijven Wie meent dat openbare besturen logge, ontoegankelijke bastions zijn, heeft het met Anne-Mie aan de stok. Zij liep stage in Waregem, in de aanloop van gemeente naar stad. En ze zullen het er geweten hebben. “De secretaris heeft een vergadering belegd met mensen van alle diensten van de gemeente om mij en mijn stageproject, city marketing, voor te stellen. Meteen gingen alle deuren open en kon ik op ieders medewerking rekenen om een boel informatie te verzamelen. Ik heb het aangename gevoel dat deze stage niet alleen voor mezelf, maar ook voor Waregem een toegevoegde waarde heeft betekend.” Dat ook de bedrijven de stages naar waarde schatten, blijkt uit hun vraag om andere geïnteresseerden te informeren over de kansen die ze kunnen bieden. Valérie mag alleszins haar contacten doorspelen aan andere gegadigden. Zij werd belast met een intern onderzoek naar de effectiviteit van de non food folder bij Makro. “Een heuse toepassing van theoretische kennis, al was het maar in de manier waarop je derge-
lijk project aanpakt. Mijn stageopdracht was veel boeiender dan de vakantiejob later in hetzelfde bedrijf. Je bent er in een andere hoedanigheid, je werkt in een andere dimensie.”
Seminarie of stage? Omdat een vrijwillige stage gelijkgesteld wordt met een keuzeseminarie, is het niet onbelangrijk dat economisten een kosten-batenanalyse maken. En rekenen doen ze toch wel, zo blijkt. Dat niet alle seminaries even zwaar zijn, is onder de studenten bekend. Een handige Harry kan zo een vrij simpel seminarie kiezen, met slechts een paar verplichte sessies en een makkelijk werkje achteraf. De studiepunten en de bijbehorende score zijn dan vrij snel binnengerijfd. Is een maand stage tijdens je vakantie, vaak onbezoldigd en met de kans dat je naast veel meer werk ook het risico loopt lager te scoren, dan wel verantwoord? Deze vraag stellen de stagiairs zich ook wel. Ze merken daarbij op dat er nog andere discrepanties in het huidige studie- en deliberatiesysteem ingebouwd zijn. Zo is het ene keuzevak ook het andere niet: ‘allemaal tienen’ geven in principe recht op een geslaagde eerste zittijd en 3 maanden vakantie of poenscheppen in een vakantiejob, terwijl een totaalscore van 60%, waarin echter één 6 zit, al deze voordelen opeet… Een student moet dus voortdurend afwegen en keuzes maken. Het stemt misschien tot nadenken, maar het zijn geen redenen om van een interessante stage af te zien. Dat stages een prima leerschool zijn, betwijfelt immers niemand van de geïnterviewden. Dat een stage kansen biedt voor tewerkstelling, is meegenomen, maar wordt niet echt als meerwaarde ervaren. Vreemd genoeg is niemand onder hen van plan meteen in het arbeidscircuit te treden: verder studeren, het buitenland… spreken meer aan. Een bedrijfsstage schittert blijkbaar in je cv. Positieve balans In verband met de begeleiding van de stage, zowel in het bedrijf als aan de UFSIA, wordt een betere coördinatie gevraagd, met een iets duidelijker aflijning van de opdracht en de bedoeling van het project en een hogere waardering voor de inspanning van de student. Hoewel het systeem wat bijgestuurd moet worden, vinden de stagiairs-met-ervaring dat het initiatief moet blijven bestaan. Ze zijn blij dat ze bij de eersten zijn aan de UFSIA die gebruik hebben kunnen maken van deze gelegenheid om hun opleiding en hun studie-cv met wat praktijkervaring in te kleuren. Al bij al helt de balans duidelijk naar de positieve zijde over, niet het minst omdat wellicht ook de meest positief ingestelde studenten eraan beginnen. Na mijn gesprekken heb ik ook het gevoel dat heel wat bedrijven hun voordeel kunnen doen met een stage van deze positief ingestelde studenten. Wellicht brengt het vele alumni uit ons UFSIA-netwerk op gepaste stage-ideeën, zodat we na de zomerstages van 2000 de contactpersonen uit deze stagebedrijven aan het woord kunnen laten. Myriam van Loon
9
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 10
Het Brantijser en Den Grooten Sot IPO neemt intrek in nieuwe gebouwen In 1991 verwierf UFSIA twee historische panden, Het Brantijser en Den Grooten Sot, aan de Sint-Jacobsmarkt in hartje Antwerpen, op wandelafstand van de Prinsstraat. Op 9 december 1999 werd de nieuwe parel aan de UFSIA-kroon feestelijk ingehuldigd. De IPO-UFSIA Management School, het Instituut voor Didactiek en Andragogiek (IDEA) en de MBA-opleiding verhuizen met een nieuw elan naar de statige patriciërsgebouwen. Architecten Luc Fornoville en Mark Vanhecke gingen in op de uitdaging: de vervallen panden omtoveren tot een moderne managementschool, met respect voor hun rijke verleden, en rekening houdend met de normen inzake gebruiks- en onderhoudsvriendelijkheid, brandpreventie en veiligheid. Het resultaat is een poëtisch, rijkgelaagd project. Rondkuierend merk je hoe systematisch de restauratie werd doorgetrokken: de renaissancevoorgevel uit 1563 aan de Sint-Jacobsmarkt kreeg zijn typische bak- en zandsteenarchitectuur terug. Via de laatgotische korfboogpoort beland je op de binnenplaats. De blauwstenen vloer en de gekaleide muren zorgen hier voor een overweldigende zee van ruimte en rust - calme plat, grand miroir de mon désespoir. Oud en nieuw zijn in elkaar vervlochten: een met hout beklede trappentoren doorklieft een 17de-eeuwse gevelordonnantie. In de keldergewelven doorboren trendy stalen kolommen de volmaakt gekromde gewelven. Honderden genodigden lopen nieuwsgierig keurend rond.
Rector Carl Reyns stak de loftrompet voor zijn voorganger Jean Van Houtte: “Slechts twaalf dagen nadat Jean Van Houtte zijn zevenjarig mandaat als rector had beëindigd, ontdeed hij zich symbolisch van zijn toga om als een volleerd bouwvakker de eerste steen te leggen van het gebouw dat wij vandaag inhuldigen.” De zware investering was voor de UFSIA-top een bewuste keuze: UFSIA trekt de kaart van het levenslang leren, een noodzaak in de kennismaatschappij. De rol van de universiteit beperkt zich al lang niet meer tot de loutere overdracht van informatie of het verstrekken van een basisopleiding. Veeleer wil zij een vrijplaats zijn voor eigentijdse en kritische reflectie, voor discussie met de buitenwacht. De technische ploeg onder leiding van Mark Verbruggen en beheerder Eric Stroobants leverden puik werk af.
10
Suiker of sansculotten? Met een glas witte wijn in de hand belanden we, via de overkoepelde centrale hal, in de grote polyvalente ruimte. Nu eens wenkt hier, als Elsschots dwaallicht, een balksleutel met groteskendecoraties. Dan weer klinken op de achtergrond klanken van Peter Cabus. Tijd om even stil te staan bij de rijke geschiedenis van dit gebouw, stille getuige van het zakelijke en culturele verleden van de Antwerpse havenstad. In 1494 kocht Jacob Raet een
huis met hof en waterput aan de rand van de toenmalige stad, een geschikte locatie voor een hinderlijke leerlooierij. In de zestiende eeuw krijgen de panden een nieuwe bestemming: pakhuis voor de groothandelaar Pauwel van Dale, die rijkdom verwierf in suikerplantages op de Canarische eilanden. Het pand raakte verbonden met de rijke Antwerpse patriciërsgeslachten: de tapijthandelaren Peter en Adriaan van der Goes, Thurn und Taxis-postmeester Jacques Roelans. In 1631 waren Maria de Medici en aartshertogin Isabella er te gast. Vandaag nog prijkt de monumentale schouw uit het huis Den Grooten Sot in het kabinet van de burgemeester van Antwerpen.
O Fortuna, velut luna De pendelbeweging tussen Antwerpens welvaart en verval vindt haar weerspiegeling in de evoluerende functies van Het Brantijser en Den Grooten Sot. Gregorius Piera, abt van de Norbertijnerabdij van Tongerlo, koopt in 1698 de groote huyssinge als refugiehuis. De Franse Revolutie luidt de doodsklok voor de kloosterorden. In 1810 schenkt Napoleon Bonaparte het gebouw aan de stad; het zal uiteindelijk een gendarmeriekazerne worden. Enkele jaren later neemt het internaat van het Atheneum er zijn intrek, tot in 1884 het imposante atheneumgebouw aan het Franklin Rooseveltplein wordt ingehuldigd. Het rad van fortuin keert in 1885. Het Antwerpse schepencollege brengt de Antwerpse Vlaamsche Muziekschool over naar Den Grooten Sot. Peter Benoit leert in zijn conservatorium - een deel van - zijn volk zingen. En terwijl ik een hapje uit een jakobsschelp nuttig, blaast het koperensemble van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium, onder leiding van Ben Haemhouts, zich de ziel uit het lijf in Rimsky-Korsakovs Overture to Mlada, verbeelding van de intocht der edelen… Zoveel moois zou ons haast doen vergeten dat dit staaltje van bouwkunst niet het doel op zich is, maar het bindmiddel tussen mensen. Zo komen we vanzelfsprekend terecht bij de huidige bewoners van het huis: de medewerkers van de IPO-UFSIA Management School en van IDEA. Het IPO is het bekende UFSIA-instituut dat postacademische vorming verstrekt aan academici met beroepservaring in het bedrijfsleven. IPO verzorgt lang-
lopende programma’s en kortlopende seminaries en studiedagen binnen een brede waaier van studiedomeinen, die reikt van algemeen beleid, mens en organisatie, financieel beleid en accountancy, marketing en sales, tot bedrijfsinformatica, bedrijfsfiscaliteit en logistiek. Ook het IDEA spreidt een ruim gamma aan activiteiten tentoon. Het Centrum voor Didactiek specialiseert zich in de vakdidactische nascholing van leraren en docenten. In 1998 alleen al bereikte het meer dan 4000 cursisten. Het Centrum voor Andragogiek richt zich op de opleiding binnen de social-profitorganisaties. De nagelnieuwe, inspirerende infrastructuur verzekert de deelnemers aan de opleidingen van een hoogstaande kwaliteit. Den Grooten Sot en Het Brantijser slaan daarnaast een brug tussen social-profit- en profitsector. Stevig ingebed in eeuwenoude fundamenten staat een enthousiaste UFSIA-ploeg klaar voor een nieuwe route, binnen de havenstad en daarbuiten. Paul Sambre
11
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 12
De burgemeester van Brussel komt uit Antwerpen Alumnus ridder François-Xavier de Donnea de Hamoir trouwde prinselijk paar François de Donnea zal in de Belgische geschiedenisboeken wel bekend blijven als de man die Filip en Mathilde perfect in de drie officiële landstalen burgerlijk heeft getrouwd in het historische kader van het Brusselse stadhuis. De burgemeester van Brussel, getooid in een even opvallend als stijlvol staatsiekostuum, maakte van deze officiële aangelegenheid een waardige, serene en door velen gesmaakte plechtigheid. Dat hij ondertussen ook samen met prins Laurent - als kerstmannen verkleed - naar de minder gegoede Brusselaars trok, verraadt zowel zijn bezorgdheid als burgervader als zijn roots. We trokken bij het begin van 2000 naar deze UFSIA-alumnus voor een goed gesprek. Deze 58-jarige, rijzige, knappe en charmante man (° Edegem, 29 april 1941) draait al vele jaren mee in het politieke circuit van de Franstalige liberalen, met perfecte kennis én uitspraak van het Nederlands. Niet zo vreemd, aangezien hij tot zijn vijftiende in Antwerpen woont en er terugkeert voor zijn hogere studie aan Sint-Ignatius, waar hij in 1961 de kandidaturen beëindigt. Voor de licenties trekt hij naar de UCL, de Franstalige afdeling van de K.U.Leuven, waar hij in 1963 promoveert tot licentiaat Toegepaste Economische Wetenschappen. In 1965 behaalt hij een MBA-diploma aan de University of California, Berkeley. Midden in het tumult rond LeuvenVlaams in 1968, voegt hij in Leuven het diploma van licentiaat Economische Wetenschappen aan zijn curriculum toe; in 1971 wordt hij doctor in de Economische Wetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Politieke microbe doet haar werk… Aanvankelijk wijst alles in de richting van een academische loopbaan. Gestart in 1967 als assistent aan de UCL wordt de Donnea er in 1980 gewoon hoogleraar, belast met de cursus Economie en Openbaar Beheer. In die periode is hij bovendien verantwoordelijk voor het Centrum voor Onderzoek en Openbaar Beheer van het Instituut voor Administratie en Beheer, en doceert hij deeltijds aan de FUCAM, Facultés Universitaires Catholiques van Mons. Maar tegelijk is hij ook politiek bezig als kabinetschef van de staatssecretaris voor Economische Zaken (1974-1976), speciaal gezant van de minister van Buitenlandse Handel, beheerder van de BDBH en meer van dat. In 1981 wordt hij gecoöpteerd senator voor de Franstalige liberalen. 12
Politicus de Donnea verlaat de academische cocon en scheert vrij snel hoge toppen: van 1983 tot 1985 als staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, van 1985 tot 1988 als minister van het Brusselse Gewest en tegelijk van Landsverdediging. Van 1989 tot 1991 is hij Europees parlementslid en sinds 1995 burgemeester van Brussel. “Er zijn veel te weinig managers-economen in de politiek.” Een stevige uitspraak van een man die het kan weten. “Veel politici hebben geen of weinig bedrijfservaring en komen uit de onderwijs-, syndicale of sociale sector. Het ontbreekt hun vaak aan managementcapaciteiten, die onontbeerlijk zijn voor een degelijk en efficiënt beheer. Een politieke visie alleen volstaat niet, politici moeten hun departement, vakkundig coachen, willen ze de politieke doelstellingen realiseren. Verwaarlozen ze die administratie, dan vertrekken de waardevolle krachten en functioneert het apparaat niet. Economisten, waarvan verondersteld mag worden dat ze over een gezonde portie managerskwaliteiten beschikken, mogen niet ontbreken bij cruciale politieke beleidsvorming.”
De leefbaarheid in de steden “We hebben in Europa te maken met grote volksverhuizingen, met een multiculturele samenleving tot gevolg. Een onomkeerbaar gegeven. Dus moeten we er alles aan doen om te evolueren naar deze nieuwe vorm van samenleven. Een stad is een weefsel van antagonismen: het belang van de onderscheiden burgers verschilt. Behoeften en belangen met elkaar verzoenen is een ingewikkelde politieke opdracht, waarbij elke vorm van xenofobie tot een tweede Sarajevo kan leiden. Er moet dus snel werk gemaakt worden van de ontwikkeling van een degelijke
overheidsadministratie. En die heeft met tewerkstelling, sociaal klimaat en ordehandhaving te maken. Door de politiehervorming willen we het gevoel van onveiligheid wegwerken: de politie moet dichter bij de mensen staan. Maar gelijktijdig moet ook het gerechtelijk apparaat kunnen volgen en de naleving van wetten en verplichtingen adequaat controleren. Nu loopt dat mank: ook al werken er binnen Justitie tal van bekwame krachten; ze kunnen niet functioneren in een slechte organisatie en zonder middelen. De hervormingen vereisen managers. Mannen en vrouwen die in staat zijn goede wetten niet alleen op te stellen, maar ze ook uit te voeren.” “Een van de economische speerpunten is de verloning. Binnen de bestaande structuren kan die onvoldoende gebruikt worden. Vandaar dat er alternatieve oplossingen dienen gevonden te worden. In Brussel bijvoorbeeld worden bepaalde functies, zoals de informatici, gegroepeerd in een vzw, beheerd door de stad. Op die manier kunnen we goede krachten betalen zoals in de privé-sector.” “Een gegeven dat economisten zeker interesseert is de tewerkstelling, met als sleutel het te verwaarlozen verschil tussen sociale uitkeringen en de laagste lonen. Wie verwondert zich in die context over het uitdijende zwarte werkcircuit? Over bedrijven die geen mensen meer in dienst nemen? Zoveel werk waarvoor je niemand vindt en zoveel werklozen steun betalen… Deze scheefgetrokken situatie moet fundamenteel aangepakt worden.”
De juiste leider op de juiste plaats: veeleer een persoonsgebonden materie? “Partijen zijn een wezenlijk bestanddeel in een democratisch stelsel. Je kunt als individu niets bereiken, je moet mensen van dezelfde ideologische overtuiging samen aan de kar laten trekken. De liberale families hanteren nuchtere en gezonde beleidsprincipes en onderkennen de noodzaak van het management. Andere partijen verdedigen andere klemtonen, die eveneens hun waarde hebben binnen de samenleving. Zo hoort het ook in een democratie.” Brengen vrouwen gezond verstand in het beleid? Een stereotiepe vraag van mijn kant, met een ridder-lijk antwoord. de Donnea: “Ik neem nooit een strategische beslissing zonder een vrouw te raadplegen. Een team zonder vrouw is een slecht team. De politiek doet het op dit terrein stukken beter dan de bedrijfswereld. In de beslissingsorganen van grote bedrijven vind je nauwelijks of geen vrouwen terug. In de politiek en de administratie zijn ze duidelijk en zichtbaar aanwezig. In Brussel zijn drie van de negen schepenen vrouwen en ook een aantal departementen wordt door een vrouwelijke directeur bestuurd. Ik ben een fervent voorstander van faciliteiten voor vrouwen die uit werken willen gaan, zodat ze ook de kans krijgen om door te stoten naar beleidsfuncties aan de top. Maar de keuze van de vrouw om het gezin als eerste taak te zien, moet evenzeer gevrijwaard worden.” Volgende stap: eerste minister de Donnea? Mijn gedurfde vraag levert een fraai en eerlijk jezuïetenantwoord op: “Liever de nummer één in een dorp, dan de tweede elders.” Het geroezemoes next door en een op zijn stoel schuivende burgervader, vormen de aanleiding om
hem in de stemming van de op hem wachtende nieuwjaarsreceptie te brengen. Welke perspectieven ziet de Donnea voor Brussel in het komende millennium? “De gemeenteraadsverkiezingen in 2000 zullen uitsluitsel geven over het voortzetten van ons actief beleid voor de hoofdstad, met de klemtoon op veiligheid, stedenbouwkundige vernieuwing en bereikbaarheid van de hoofdstad. Ik ben ervan overtuigd dat het strategische belang van Brussel in eigen land onderschat wordt. Na de uitbreiding van Europa tot Rusland toe, zal deze stad en ons hele land meer dan ooit het zenuwcentrum zijn van Europa, uitstralend tot in Azië. Vandaar het vitale belang om één te blijven en ons uitstalraam te verzorgen ...”
Brussel onbetaalbaar? “Brussel-stad is leefbaar, de prijzen liggen er behoorlijk lager dan in andere Europese hoofdsteden, en in dat perspectief zie ik ook de Europese diensten in deze stad liever gedecentraliseerd groeien. Wij denken daarbij vooral aan de omgeving van het tweede hst-station dat rond 2010 op de terreinen van het station van Schaarbeek moet verrijzen en waar de Europese diensten efficiënter kunnen doorgroeien. In verband met veiligheid en de verbetering van het leefklimaat, is de vakkundige aanpak van de sociale problemen primordiaal. Concreet: jongeren, autochtonen en allochtonen, die zich vervelen en op straat rondhangen, zijn verantwoordelijk voor kleine criminaliteit en creëren een gevoel van onveiligheid. We moeten investeren in middelen die het afhaken op school tegengaan en voor de meest hardnekkigen: gesloten opvang met reklassering. Voor Brussel is er nood aan 300 plaatsen, en we hebben er amper 30. Gevangenissen zijn hiervoor geen alternatief.” “Ook de toegankelijkheid van de stad heeft het saturatiepunt bereikt. Mobiliteitsverhoging betekent voor mij een goed ontwikkeld openbaar vervoer, met minimale wachttijden. Tegelijk moet parkeren in de stad veel duurder worden, zodat pendelaars die 8 uur een plaats blokkeren, aangemoedigd worden om dat kosteloos buiten de stad te doen en met de metro naar het centrum te rijden. Economisten kennen de mobiliteitsproblematiek voldoende. Een mentaliteitswijziging komt er alleen als er optimaal functionerende alternatieven klaarstaan.” En als Vlaming in Brussel? “De verhouding en de verstandhouding tussen Vlamingen en Franstaligen in Brussel is er een van mode d’ emploi. Er is een goede dialoog, en spanningen worden vaak kunstmatig in leven gehouden. De doorsnee Brusselaar is tweetalig en het zijn alleen pendelaars die zich ongemakkelijk voelen. De Brusselaar zelf voelt zich hier thuis”, besluit de Donnea. En ik mag concluderen dat de Donnea zich goed voelt in zijn vel en daar blijkbaar ook reden toe heeft. Antwerpen laat Brussel niet los, herinner ik mij: een intussen antieke, maar blijkbaar toch actuele slogan. Dat mijn laatste vragen het begin van de nieuwjaarsreceptie met een kwartier verlaat hebben, is een daarbij aanleunend goed gevoel. Met de beste wensen nog, mijnheer de burgemeester. Myriam van Loon
13
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 14
Leerstoel Rector Dhanis voor Eduardo Valdés UCA en USOS: ontwikkelingssamenwerking voor UFSIA
ragua had en heeft af te rekenen met een zeer zware politieke strijd. Hier vertrouwt niemand elkaar nog, het woord is hier een wapen geworden. Om die erfenis te overwinnen hebben we nood aan mensen en instanties waarvan het woord geloofwaardig is. En juist daar is een taak voor de universiteit weggelegd. Ik geloof dat die intentie bij ons ook aanwezig is en dat we al resultaat hierin hebben geboekt.”
USOS De samenwerking tussen UFSIA en UCA dateert al van midden de jaren tachtig. De gangmaker hiervoor was Johan Bastiaensen, die zich nu als doctor-assistent binnen het departement Derde Wereld voltijds voor dit samenwerkingsproject inzet. Bastiaensen: “In 1983 ging ik met Broederlijk Delen mee op inleefreis naar Nicaragua. Ik schreef daarna ook nog een paper over de landbouwhervormingen daar. Daarop zocht de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking (USOS) mij aan als expert om een samenwerkingsproject op te zetten. We zochten toen contact met het Instituto Juan XXIII van de UCA. We kwamen op een goed moment. Op dat ogenblik hadden de jezuïeten zich uit onvrede met de landbouwhervormingen van de regering een beetje teruggetrokken op de UCA. We waren goede partners voor een onderzoek naar kleinschalige landbouwhervorming. Bovendien brachten we de nodige middelen mee.” Maar het project bleef niet beperkt tot onderzoek. Er werd in de vorm van een universidad campesina – een volkshogeschool voor landbouwers – ook een ontwikkelingproject aan gekoppeld. Het onderzoek werd gefinancierd door de VLIR, de Vlaamse Interuniversitaire Raad, en het ontwikkelingsproject kreeg de nodige middelen via Broederlijk Delen. In 1990 fuseerden de beide onderdelen – onderzoek en ontwikkeling - tot het Instituto Nitlapán. De naam van dit instituut komt uit het Nahuatl, een inheemse taal. “Goed gekozen”, zegt Bastiaensen, “een verwijzing naar de Indiaanse wortels van het hart van de volkscultuur.”
“Een ontwikkelingsproject in samenwerking met de Universidad Centroamericana (UCA) in Managua biedt UFSIA heel wat mogelijkheden”, zegt Eduardo Valdés, rector van de UCA. “UFSIA kan er heel wat uit leren. Poëtisch geformuleerd zou ik het zo stellen: kennis moet bijdragen om meer leven te scheppen. In Europa kom je weinig in contact met armen en wat ik zou noemen echt wanhopige armen. Kennis moet echter geconfronteerd worden met de echte wereld. Als goede wetenschapper moet je een bijdrage leveren aan die echte wereld, niet alleen een intellectuele bijdrage, je moet die wereld ook wijsheid bieden. En samenwerking met een land als Nicaragua biedt die kans.” Eduardo Valdés was in Antwerpen te gast naar aanleiding van de leerstoel Rector Dhanis. Zijn lezing ging in op de noodzaak voor de academische wereld om aan te sluiten bij en in te spelen op de behoeften van haar omgeving: “Het centrale idee is dat het universitair pro-
14
ject in relatie moet staan met de nationale ontwikkeling. Het moet bijdragen aan het onderwijs en aan de creatie van de noodzakelijke instellingen.” Verwijzend naar het Nicaraguaanse recente verleden, preciseert Valdés de opdracht voor de academische wereld: “Nica-
Het gelaat van de Nicaraguaan Al is de band met Nicaragua het sterkst, de USOS is ook in India, Kameroen en Congo actief. “Maar dat laatste uitbouwen is, gezien de toestand in de regio, natuurlijk zeer moeilijk”, merkt Bastiaensen op. USOS heeft zich altijd bewogen op de doorsnede van de ontwikkelingssamenwerking en de universitaire wereld. Bastiaensen: “USOS heeft eigenlijk verschillende taken. Wij willen ons niet beperken tot het samenwerken met partnerinstellingen of het opzetten van uitwisselingsprogramma’s. Belangrijk is ook dat we de hele universitaire gemeenschap sensibiliseren. Wij willen onze studenten, maar ook het personeel van UFSIA vorming bijbrengen door het organiseren van lezingen, stages en inleefreizen.” Die contacten met Nicaragua biedt de UFSIA-studenten de kans op een uniek stuk mondiale vorming. Bastiaensen: “De droom is natuurlijk dat we dit ook zouden kunnen omdraaien en dat we studenten van daar naar hier halen. Maar dat is organisatorisch niet eenvoudig.” Het contact met de UFSIA biedt ons heel wat mogelijkheden”, merkt Valdés op. “Het is belangrijk een partner te hebben die ons helpt nadenken over hoe we ons
universitair concept gestalte kunnen geven. Er ontstaat een soort van reële ruimte in de Noord-Zuidrelatie: het opent een venster voor ons en we leren hoe het Noorden denkt. En dat is een niet te onderschatten voordeel als je verschillende instanties wilt benaderen. En in de UFSIA vinden we een vriendelijke partner, die ons op een constructief-kritische manier feedback kan geven over ons academisch project.” Valdés hecht veel waarde aan de stages die mensen van de UCA hier kunnen volgen. Ze doen zo een zeer brede kennis op, krijgen veel informatie die anders gesloten zou blijven en leren heel wat uit de begeleiding van de professoren die hen helpen. Omgekeerd maken onze studenten in Nicaragua kennis met een realiteit die ze nog nooit ervaren hadden. Valdés: “Ze kijken verder dan ze met een louter technische en rationele analyse zouden doen: ze worden geconfronteerd met het gelaat van de mensen uit Nicaragua.”
Nood aan competentie De samenwerking tussen UCA en UFSIA loopt nu al meer dan vijftien jaar. “Dat is uniek”, merkt Bastiaensen op. “De meeste contacten in de ontwikkelingssamenwerking lopen meestal nooit zo lang. Maar eigenlijk is die lange termijn wel nodig om goed werk te kunnen leveren. Pas dan begin je het terrein te kennen, en kun je een echt fundamentele bijdrage leveren.” Die lange samenwerking zette UCA er twee jaar geleden toe aan om de steun van de UFSIA te vragen bij het opzetten van een onderwijsprogramma. Het doel was om een masterprogramma in economie en ontwikkeling op te starten, waarbij ook de buurlanden van Nicaragua betrokken zouden worden. Het programma is er vooral op gericht om mensen verder bij te scholen. Er werd daarom begonnen met een opleiding op derdecyclusniveau. Die cyclus is ondertussen gerealiseerd. In een volgende fase wordt ook de samenwerking tussen de faculteit TEW en de UCA verder ontwikkeld. En zo zal over afzienbare tijd ook de tweede cyclus van de opleiding gestalte krijgen. De steun vanuit Europa is voor de UCA zeker geen luxe. Een van de grote problemen waarmee de universiteit in Nicaragua heeft af te rekenen, is een gebrek aan goede, competente mensen. “We hebben mensen nodig die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de universiteit en van ons land,” zegt Valdés. “Zowel de UCA als Nicaragua maken momenteel een diepgaand transformatieproces door. Waar we nu vooral nood aan hebben zijn mensen die academicus willen worden, die willen meewerken aan die transformatie en dat ook willen overdragen.” Die taak is voor Valdés in de eerste plaats weggelegd voor de Nicaraguanen zelf. Je hebt in de eerste plaats mensen nodig die dit proces op lange termijn kunnen sturen. En bovendien zijn buitenlanders gewoonweg te duur. Het is zelfs al moeilijk om Nicaraguanen aan te trekken. Dikwijls is er een probleem om ze voldoende te betalen, en velen worden daardoor natuurlijk weggekaapt. UFSIA kan die nood een beetje verlichten door een bijdrage te leveren aan de opleiding van Nicaraguanen die bereid zijn om die taak op zich te nemen. Paul Cordy
15
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 16
Alumnus Robbie Reynders over de start van zijn carrière Consulting: de frisse kijk van de buitenstaander Als student in de graad Handelsingenieur in de Beleidsinformatica werd Robbie Reynders (HIB 1997) gek verklaard wanneer hij tussen twee colleges in mobiel liep te bellen met een klant. Amper twintig was hij toen, en door een toevalstreffer rechterhand van de directeur van een klein internetbedrijf geworden. Twee jaar later kreeg hij een beurs te pakken voor een MBA in New York, waar hij na een goede zes maanden een contract ondertekende bij Boston Consulting Group. Of hoe je het ijzer moet smeden als het heet is... Op een boogscheut van de aula's waar Robbie zich een drietal jaar geleden nog ophield - nu ja, soms toch - doet de vijfentwintigjarige Antwerpenaar zijn verhaal. “Na mijn middelbare school wilde ik me niet meteen vastpinnen op een welbepaald gebied. Handelsingenieur aan de UFSIA leek me een studierichting die algemeen genoeg was. De optie Beleidsinformatica zou me dan weer confronteren met een zichtbaar groeiend businesspotentieel.” Vijf jaar na deze weloverwogen keuze studeerde Robbie er op een schitterende wijze af. De gulden regel van de eerste en de laatste les, door Robbie gaandeweg meer en meer gehonoreerd, stelde hem in staat zijn studie te combineren met een baan. “Net na mijn kandidaturen kon ik beginnen werken voor Larix, een bedrijfje in Kapellen dat webpagina's maakt. Puur toevallig vertrokken daar twee maanden later vier van de vijf mensen, zodat ik er alleen achterbleef met de bedrijfsleider. Als knaap van twintig jaar kreeg ik toen vrij veel verantwoordelijkheid. Ik werd projectmanager, mocht mensen in dienst nemen, opleidingen geven ... Twee jaar later - het bedrijf was intussen overgenomen - ben ik er weer vertrokken. Maar ik bleef toen wel werken als zelfstandig internetconsultant.”
MBA Intussen zat Robbie in zijn laatste jaar en drong de vraag zich op of hij onmiddellijk het bedrijfsleven zou instappen of eerst nog wat zou verder studeren. De lokroep van het laatste bleek iets groter. “Doordat ik naast mijn studie gemakkelijk vijfendertig tot veertig uur per week in dat bedrijfje werkte, had een Erasmusverblijf in het buitenland er voor mij nooit ingezeten. Daar had ik toch een beetje spijt van. En uitgerekend toen bood UFSIA me de kans een studiebeurs van de Belgian 16
sultants terecht en krijg je een mentor toegewezen bij wie je met alle mogelijke informele vragen terecht kunt.”
Jonge wolven In zijn eerste project kwam Robbie bij een financiële groep terecht, die wilde nagaan of ze enerzijds verzekeringen kon verkopen via de bank en anderzijds bancaire diensten kon aanbieden via de verzekeringsmaatschappij. Of het als jonge kerel niet moeilijk is om je waar te maken bij mensen met zoveel meer werkervaring? “Een klant die consultants inhuurt, weet dat hij een legertje jonge wolven over de vloer krijgt. Maar in het begin moet je inderdaad een zekere scepsis overwinnen. Je riskeert reacties in de zin van 'dat is nog nat achter z'n oren, en komt problemen oplossen die wij al jaren niet kunnen oplossen.' Op dat moment is het belangrijk je niet arrogant op te stellen, en open te staan voor de ideeën van de klant. Mensen die al dertig jaar in een bedrijf werken, kennen dat bedrijf natuurlijk door en door. Maar anderzijds hebben ze niet de frisse visie van een buitenstaander.” Werkweken van gemiddeld zestig en een enkele keer zelfs negentig uur vindt Robbie geen probleem. Langdurige werkverblijven in het buitenland evenmin. “Met een vriendin die zelf twee tot drie weken per maand in
het buitenland zit, is er voor mij geen probleem. Ik heb aan BCG zelfs laten weten dat ik liever een interessant project in het buitenland toegewezen krijg dan hier in Brussel te blijven. Momenteel zit ik voor een vijftal maanden in Londen. Je hoort me niet klagen ...”
Internationaal karakter Het uitgesproken internationale karakter van Boston Consulting Group vindt Robbie een pluspunt. Het bedrijf opende al vrij snel na de start in 1963 filialen in Londen en Parijs, en op dit moment zijn er kantoren in 47 steden in alle werelddelen. “Ik kan niet zeggen dat de bedrijfscultuur uitgesproken Amerikaans is. En je wordt ook niet verondersteld om bij wijze van spreken 's morgens het firmalied te zingen en BCG-T-shirts te dragen.” Ook de keuze voor strategie-consulting bleek voor hem de juiste. “Je maakt op korte tijd met verschillende sectoren kennis, elk project is helemaal anders én je kunt als beginneling meteen met mensen werken die op een vrij hoog niveau staan”, somt hij de voordelen op. Een ideale leerschool, kortom. “Ik heb het gevoel dat ik elke dag bijleer. Als ik één seconde de indruk heb dat dat niet meer het geval is, ben ik onmiddellijk weg.” Annick Deckers
American Educational Foundation aan te vragen.” Robbie kwam de verschillende selectierondes door en werd een van de gelukkigen. In september begon hij aan een IT-georiënteerd Master's-programma in New York. Maar vrij snel merkte hij dat hem dat niet lag. “IT bleek niet echt iets voor mij te zijn. Met de voorzitter van het programma ben ik toen overeengekomen dat ik meer cursussen over algemeen management met de MBA-studenten zou gaan volgen, om zo de graad Master of Science in Information Systems te behalen.” Het werd een onvergetelijk jaar. De omgang met mensen met vier of vijf jaar werkervaring uit alle hoeken van de wereld vond Robbie een enorme verrijking. En ook de onderwijsaanpak - nauwelijks van buiten blokken maar des te meer praktijk was een openbaring.
Ideale leerschool Intussen had Robbie voor zichzelf uitgemaakt dat hij de richting van strategie-consulting wilde inslaan. In november begon hij alvast te solliciteren. “Met vier bedrijven doorliep ik verschillende sollicitatierondes, wat neerkwam op vijf tot tien interviews per bedrijf. Je kreeg meteen een typische case voorgeschoteld. Bijvoorbeeld: een Franse producent van PVC-buizen wil uitbreiden naar Oost-Europa. Hoe pak je dat aan? Daarover moest je dan een uur lang een discussie gaande houden. De eerste keer zit je daar heel onwennig bij.” In maart 1998 tekende hij een contract bij Boston Consulting Group (BCG). Hij begon er in november, nadat hij in september al een trainingscursus van vijf dagen in Boston had gevolgd. “Bij BCG wordt de eerste jaren veel aandacht besteed aan trainingen. Wat niet wegneemt dat je er meteen wordt ingesmeten. De eerste maanden kom je in een team met meer ervaren con17
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:33 am
Page 18
Informatieverstrekking door Beursgenoteerde Vennootschappen UFSIA-alumnus Peter-Jan Engelen schreef er een boek over De jongste jaren is het aantal beursintroducties van Belgische vennootschappen op de eerste markt van Brussel drastisch gestegen. Real Software, Brantano, Resilux, Kinepolis en tal van andere bedrijven vonden de weg naar de beurs. Een beursnotering creëert voor de beursgenoteerde onderneming echter belangrijke informatieverplichtingen, vanaf haar opname in de notering, tijdens haar beursleven, tot het moment waarop de notering geschrapt wordt. Peter-Jan Engelen schreef een boek over deze informatieverplichtingen en ging de impact ervan na op de efficiënte werking van financiële markten. Een interessante materie, en dus voldoende reden voor een gesprek. De eeuwige student Gestart in 1989 behaalde Peter-Jan Engelen vier jaar later met glans het diploma van licentiaat in de TEW, oriëntatie Financiering. Vervolgens combineerde hij de eenjarige GAS-opleiding Financiële en Fiscale Wetenschappen met de eerste kandidatuur Rechten. “Ik wou daarna in de tweede kandidatuur Rechten via het Erasmus-programma een jaartje in Frankrijk studeren, maar op dat moment kwam er een plaats van mandaatassistent vrij bij professor Durinck. Ik heb dan ook niet lang getwijfeld, en ben op het aanbod ingegaan. Het diploma van licentiaat in de 18
Rechtswetenschappen heb ik ondertussen toch nog behaald. Tussendoor behaalde ik ook nog het diploma van doctorandus in de TEW.” Als mandaatassistent Bedrijfsfinanciering begeleidt Peter-Jan de vakken Financieel Beheer en Complementen Financieel Beheer. “Ik geef bepaalde colleges, maar houd me ook bezig met het oplossen van gevalstudies en de begeleiding van individuele studenten. Dat vraagt heel wat voorbereiding en tijd. Deze colleges worden voornamelijk in de licenties gegeven. De groepen zijn dan meestal kleiner, wat een grotere interactie en nauwer contact met de studenten moge-
lijk maakt. Bovendien hebben deze licentiestudenten zelf voor de richting Financiering gekozen en zijn ze dus door de Finance-microbe gebeten.”
Law & Economics De combinatie van zijn economische en juridische vooropleiding vinden we eveneens terug in het onderzoek dat Peter-Jan momenteel verricht. “In mijn doctoraal onderzoek houd ik me voornamelijk bezig met de interactie tussen regulering en het gedrag van actoren op de financiële markten. Enerzijds is het nuttig om na te gaan welke impact regulering precies uitoefent op de werking van de financiële markten. Anderzijds ga ik nog een stap verder: hoe kan de regelgeving geoptimaliseerd worden met het oog op een efficiëntere werking van de financiële markten.” “Het doctoraat zal bestaan uit drie essays, die elk op een of andere manier de wisselwerking tussen regelgeving en de werking van de financiële markten behandelen. Het eerste essay voert aan dat het huidige strafrecht onvoldoende streng is om handel met voorkennis te voorkomen. In het tweede essay onderzoeken we hoe koersgevoelige informatie verspreid kan worden tijdens beurstijd. Hierin wordt onder andere het principe van trading halts bestudeerd. Dit in België weinig bekende principe stelt dat koersgevoelige informatie tijdens beurstijd bekendgemaakt kan worden op voorwaarde dat het verhandelen van bepaalde effecten wordt stopgezet gedurende een bepaalde periode. Zo kan koersgevoelige informatie ruimer verspreid worden onder het beleggerspubliek alvorens er verder wordt verhandeld. En in het derde essay analyseren we twee veranderingen in de fiscale wetgeving uit de jaren ’80 en tonen we aan dat zij een duidelijke impact uitoefenen op het ex-dividendgedrag van aandeelhouders.” Onbekend is niet altijd onbemind Het onderzoeksgebied van Law & Economics is in België nog vrij onontgonnen. “Wij hebben nogal eens de neiging om een bepaalde problematiek te bekijken vanuit strikt economisch of strikt juridisch standpunt. Nochtans kan juist een geïntegreerde benadering soms belangrijke bijkomende inzichten opleveren. Amerikaanse universiteiten hebben de meerwaarde van zulke geïntegreerde benadering al langer erkend. Daar kun je resoluut voor de opleiding Law & Economics kiezen, en er zelfs een doctoraat in behalen.” Nochtans heeft Peter-Jan Engelen qua erkenning van zijn onderzoeksresultaten zeker niet te klagen. In 1996 ontving hij de Kredietbankprijs met de paper Naar een beleidsbasis voor de regelgeving van handel met voorkennis: een law & economics benadering. “De geldprijs van 100.000 BEF was mooi meegenomen, maar het belangrijkste vond ik toch dat dit artikel gepubliceerd werd als een van de KB-Weekberichten.”
Rechtswetenschappen overtuigen dit te publiceren. Peter-Jan geeft graag wat meer uitleg bij het hoe en waarom. “Het idee om een boek te schrijven is zeker niet van de ene dag op de andere ontstaan. Ik had al een aantal artikelen geschreven over de informatieverplichtingen van beursgenoteerde ondernemingen en de implicaties daarvan op de efficiënte werking van de financiële markten. Maar om die bijdragen in wetenschappelijke tijdschriften te publiceren, had ik ze drastisch moeten inkorten. En dat vond ik toch wel jammer. Het alternatief was de teksten verder uit te werken, te integreren en te bundelen in een boek. In België was er de jongste vijf jaar immers niets meer gepubliceerd over de informatieverplichtingen van beursgenoteerde ondernemingen, terwijl het aantal beursintroducties van Belgische vennootschappen sterk was toegenomen. Dit onevenwicht kon Intersentia overtuigen van de meerwaarde van mijn boek. Het was trouwens een zeer prettige samenwerking met de uitgeverij.” Professor Durinck schreef het voorwoord. “Ik vond het op dat moment al een hele eer dat prof. Durinck dit wou doen. Tenslotte genoot hij zowel in het academisch milieu als in de bedrijfswereld een zeer groot aanzien op het vlak van deze materie. Na zijn plotse overlijden verleden jaar, heeft dit voorwoord voor mij nog veel meer betekenis gekregen. Ik beschouw het nu als zijn persoonlijk vaarwel na vijf jaar intensieve samenwerking.”
Alumni-avond Op 7 december 1999 stelde Peter-Jan Engelen zijn boek voor tijdens een alumni-avond in het Hof van Liere. “Uiteindelijk waren er meer dan honderd UFSIA-alumni aanwezig die op de een of andere manier actief zijn op het terrein van financiën: een duidelijk bewijs dat er interesse is voor de problematiek.” Een aantal stellingen uit het boek werden na een korte voorstelling door Peter-Jan ter discussie voorgelegd aan een panel, dat bestond uit de heer Duplat (Voorzitter van de Commissie voor het Banken Financiewezen), de heer Suykens (Chief Financial Officer, Ackermans & Van Haaren) en de heer Van Dessel (lid directiecomité Effectenbeursvennootschap van Brussel). “Het was voor mij een hele uitdaging om mijn ideeën te kunnen bediscussiëren met deze sleutelfiguren uit de Belgische beurswereld. Te meer daar ik wist dat ze het niet altijd volledig eens zouden zijn met mijn soms controversiële stellingnamen”. Je zou het niet echt verwachten, maar er blijft zelfs nog tijd over voor hobby’s. “Op tijd en stond ben ik aan ontspanning toe. Naast reizen, trek ik regelmatig met een aantal vrienden richting bioscoop of naar een of ander concert. Verder ben ik ook een fervent stripliefhebber. De boog kan immers niet altijd gespannen staan.” Noël Pauwels
Een controversieel boek Peter-Jan Engelen bundelde een aantal van zijn ideeën in het boek Informatieverstrekking door Beursgenoteerde Vennootschappen, en kon Intersentia
Het boek Informatieverstrekking door Beursgenoteerde Vennootschappen (ISBN 90-5095-080-9, 349 blz.) werd uitgegeven bij Intersentia Rechtswetenschappen.
19
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:34 am
Page 20
Wikings-studentenleven van weleer Roversbende viert vijftigjarig bestaan Vijftig jaar geleden ontvoerden Antwerpse studenten van de Sint-Ignatius Handelshogeschool en van de Academie de legendarische smijtpop Opsinjoorke uit zijn biotoop in Mechelen en brachten de pop voor een hele tijd naar Antwerpen. Het zou een van de meest beruchte en ongeëvenaarde studentengrappen aller tijden worden. De rovers van toen - waaronder Wikings uiteraard - hielden eens te meer een reünie. V.l.n.r.:Aubin Van Watermeulen, Willy Schroeders, Bob Van Steenkiste, Hugo Patroons, Charles Dupont, Sylvain Bogaerts, Frans Peeters, Willy Reuse, Lode Campo, Jos Van Schap, Marcel Goossens, (Antoon Grupping, Juul Bergers en Leo Van Loo ontbraken op het appel).
“Doorgaans blazen wij elke vijf of tien jaar verzamelen”, vertelt Hugo Patroons, een van de mededaders van deze opmerkelijke roof, die een halve eeuw geleden Antwerpen én Mechelen op hun kop zette. “Dit jaar was het feest uiteraard wat uitgebreider. De groep rovers werd deze keer feestelijk ontvangen op de stadhuizen van Mechelen en Antwerpen.” Hugo is zowat de archivaris van de roversbende. In zijn stemmige kantoor vind je het meest uitgebreide archief wereldwijd over de Opsinjoorkesroof. Zijn privésaloon wordt dan weer het decor voor een terugblik op wat hij zelf “een van de strafste stoten van de Wikings” noemt.
Opsinjoorke Eerst wat duiding voor de niet-Antwerpenaren en Mechelaren. Antwerpenaren worden ook Sinjoren genoemd, maar wat is een Opsinjoorke? Hiervoor moeten we enkele eeuwen terug. Overspel is immers van alle tijden. Wanneer een vrouw te klagen had over de echtelijke trouw van haar man, waren de buurtbewoners er vaak als de kippen bij om de overspelige halve trouwboek een lesje te leren. De man in kwestie werd uit zijn huis gehaald en ten aanschouwen van de hele buurt vanop een doek de lucht in gezwierd. Omdat dit vaak eindigde met ongelukken - men kwam wel eens naast het lijnwaad terecht stelde de overheid paal en perk aan deze praktijken. En dus sneed een zekere Valentyn van Lanscroon in 1647 of 1648 in Mechelen een pop, die demonstratief voor het huis van de overspelige man omhoog werd gegooid. De Vuylen Bras of Vuylen Bruidegom werd er snel een begrip. Toen in 1775 een Antwerpenaar de pop tijdens de Ommegang probeerde te stelen, bekwam hem dat niet zo goed. Sindsdien heet deze smijtpop dan ook ‘(H)op Sinjoorke’. De Mechelse schat zou slechts eenmaal - in 1949 - en dan nog hoogst onvrijwillig zijn woonplaats in het Hof van Busleyden verlaten ... Wel, dit is de Mechelse versie van het verhaal. Antwerpenaren beweren dat de geboorte van 20
de smijtpop op het einde van de dertiende eeuw in Antwerpen moet worden gesitueerd, en dat het de Mechelaren waren die de eerste roof op hun geweten hebben, waarna de pop in Mechelen gebleven is.
De samenzwering Kernvraag blijft echter: hoe kwamen de Antwerpse Wikings erbij Opsinjoorke te roven? “Je moet dat zien in de context van de tijd”, zegt Hugo Patroons. “In Gent hadden studenten het Gravensteen bezet, in Heverlee hadden Leuvense KVHV-studenten een valse koning een officieel bezoek aan een meisjespensionaat laten brengen. En dus konden wij in Antwerpen niet achterblijven. Het lag voor de hand het Steen te bezetten - maar daar vonden we niet zo veel aan.” Dat zou later nog een favoriete doopopdracht worden binnen het Antwerpse KVHV. Voor een Steenbezetting had je niet meer dan één schacht nodig. In het toenmalige clublokaal van de Wikings, Het Pannenhuis aan het Conscienceplein waar ook Academia vergaderde, werden heel wat uren gevuld met het smeden van snode plannen. Uiteindelijk viel de keuze op de roof van Opsinjoorke. Publiciteit verzekerd, ook al vanwege de oude rivaliteit tussen beide steden.
Uiteindelijk verliep de ontvoering niet zonder slag of stoot. De vrouw van de concierge (n.v.d.r.: ene Maria Soudan, een verre nicht van onze hoofdredacteur) bood weerstand, wat de toestand van haar vals gebit niet ten goede kwam. En de chauffeur van de Studebaker, een presidiumlid van Academia, raakte niet snel genoeg weg en belandde in de cel. “Maar vier man zijn wel met de zware kist én Opsinjoorke via de draaitrap tot bij onze bestelwagen geraakt. Achteraf gezien heb ik nooit begrepen hoe die kerels met die onhandelbare kist toch snel zijn weggeraakt”, vervolgt Patroons.
Het Antwerps verblijf Bij tuinarchitect Wirtz werd een eerste onderkomen gevonden. Een week lang verhuisde Opsinjoorke elke dag naar een ander adres. “Wij hebben zelfs een paar nachten in Het Pannenhuis moeten slapen, omdat de BOB thuis op ons zat te wachten”, gaat Hugo verder. “Enkel een fotograaf van de Gazet Van Antwerpen werd elke dag op de hoogte gebracht van Opsinjoorkes nieuwste verblijfplaats. Hoogtepunt waren zijn opduiken - en opnieuw verdwijnen - op het Wikingbal terwijl de politie buiten op de loer lag, en een rondvaart van een Flandriaboot met Opsinjoorke als eregast.” Maar uiteindelijk kregen de autoriteiten het op hun heupen. Dankzij bemiddeling van enkele journalisten, die aan de hele zaak een ferme kluif hadden, en van Hilda, de dochter van burgemeester Craeybeckx, kon een feestelijke ontvangst op het Antwerpse stadhuis opgezet worden. Daarbij waren zowel burgemeester Craeybeckx van Antwerpen als Spinoy van Mechelen present. “Wij hebben Opsinjoorke dan nog veertien dagen in het Rockoxhuis tentoongesteld. Met de opbrengsten daarvan wilden wij de aangerichte schade vergoeden. Van het oorspronkelijke plan Opsinjoorke in Antwerpen te houden is echter niets in huis gekomen. Maar ik heb in het Rockoxhuis toen wel mijn vrouw leren kennen”, lacht Hugo. In de kelders van het Rockoxhuis wordt de roof nog steeds levendig gehouden via een muurschildering van de hand van Frans Van Immerseel. Omdat er bij de roof een (licht)gewonde was gevallen, trad het gerecht in actie. Uiteindelijk zijn vijf rovers moeten voorkomen, maar zij werden allen vrijgesproken nadat de schade vergoed was.
50 jaar vriendschap Vijfentwintig jaar na de roof - in 1974 - schreven de initiatiefnemers nog een prijskamp uit voor de beste studentengrap, zonder al te veel succes echter. “Blijkbaar behoren dit soort zaken definitief tot het verleden. Een tweede roof van Opsinjoorke - maar niet door ons - is dat jaar dan ook nauwelijks opgemerkt”, gaat Patroons verder. “Ik denk dat ons succes te maken had met de context van het jaar 1949: er was nog geen tv, in Antwerpen concurreerden minstens zes kranten, en de maatschappij zat nog volop in de wederopbouw na de oorlog. In die jaren was een voetbalwedstrijd België-Nederland zowat het hoogtepunt van het jaar. En dan waren er plots twaalf studenten die, inspelend op de rivaliteit tussen Antwerpen en Mechelen, dagenlang het nieuws haalden! Niet verwonderlijk dat wij bij de officiële overdracht van Opsinjoorke duizenden mensen op de Antwerpse Grote Markt samen kregen.” “Onze ploeg is dankzij de roof wel aan elkaar blijven hangen en wij zien elkaar nog geregeld. Tenslotte hadden wij drie weken bijzonder intensief samengewerkt. In ieder geval was onze reputatie in het Antwerpse studentenleven niet meer stuk te krijgen. En dan waren er nog de vervolgactiviteiten: wij hebben ons proces ooit nog eens overgedaan met bekende tv-figuren en volgens een scenario van Jefke - De Witte - Bruyninckx, en er was de Vlaamse film De roof van Hop Marianneke, die rechtstreeks op onze Opsinjoorke-stunt gebaseerd was. In ieder geval: volgens mij zijn er weinig studentengrappen uitgehaald die aan onze stunt kunnen tippen.” Een uitdagend besluit toch wel, dat de huidige studentengeneratie misschien niet zomaar aan zich voorbij mag laten gaan. Ludwig Van Lierde
De roof Het terrein werd verkend door vier commilitones, die zich uitgaven voor Amerikaanse studenten die ‘geïnteresseerd waren in de Vlaamse folklore en studententradities’. “Zo kwamen wij te weten dat Opsinjoorke in een zware kist bewaard werd en dat wij ook rekening moesten houden met een concierge-echtpaar”, vertelt Patroons. “Aan de eigenlijke roof namen twaalf man deel, evenals een Studebaker van de vader van een van de rovers en een gehuurde taxi-bestelwagen waarvan wij de chauffeur in vertrouwen moesten nemen. Er waren allerhande afleidingsmanoeuvres voorzien en wij hadden zelfs gaas en pleisters gekocht om de conciërge te knevelen. Daarbij hebben wij nog een heel verhaal moeten verzinnen om de terecht wantrouwige apotheker te misleiden.” 21
Newslettervoor PDF
21-03-2000 10:34 am
Page 22
OPEN DAG UFSIA Zondag 7 mei 2000, van 10 tot 17 uur Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen UFSIA - Public Relations Tel. (03) 220 44 16
STUDEREN IN ÔHARTJE ANTWERPENÕ STUDIERICHTINGEN Rechten Politieke en Sociale Wetenschappen Communicatiewetenschappen Germaanse Talen Romaanse Talen Geschiedenis Wijsbegeerte UFSIA - Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding hoek Grote Kauwenberg/Vekestraat (1ste verdieping) 2000 Antwerpen Tel.: (03) 220 48 66
FACULTEIT TEW UFSIA-RUCA NIEUW voor info 0 520 bel: 0800-9
Toegepaste Economische Wetenschappen Handelsingenieur in de Beleidsinformatica Handelsingenieur