ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau h4
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening Antwoordmodellen
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
Inhoud 1
Oriëntatie op de zorgcategorie ................................................................................................... 2 Hoofdstuk 1: De zorgcategorie ....................................................................................................... 2 Praktijk 1: Mevrouw Eppink mag met ontslag .................................................................................... 2 Praktijk 2: Niet meer kaarten ....................................................................................................... 2 Hoofdstuk 2: De zorg voor cliënten met een chronische aandoening ........................................................... 2 Hoofdstuk 3: Historisch perspectief .................................................................................................. 2
2
Het verplegen van mensen met een chronische aandoening ................................................................. 3 Hoofdstuk 4: Bestaansproblemen............................................................................................... 3 Hoofdstuk 5: De verpleegkundige .............................................................................................. 3 Hoofdstuk 6: Coördinatie en continuïteit van zorg ........................................................................ 3 Praktijk 1: Ik wil weer naar huis ............................................................................................. 3 Hoofdstuk 7: Kwaliteitszorg ...................................................................................................... 3 Praktijk 1: Eenduidigheid in zorg ............................................................................................. 3
3
Cliëntencategorieën................................................................................................................. 4 Hoofdstuk 8: Chronische nierinsufficiëntie ................................................................................... 4 Praktijk 1: Klazien ................................................................................................................ 4 Hoofdstuk 9: Verplegen van cliënten met COPD of astma .............................................................. 4 Praktijk 1: Te benauwd .......................................................................................................... 4 Hoofdstuk 10: Verplegen van cliënten met diabetes mellitus .......................................................... 5 Praktijk 1: Een boze reactie.................................................................................................... 5 Hoofdstuk 11: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening ......................................... 6 Praktijk 1: Afgevallen ............................................................................................................ 6 Hoofdstuk 12: Verplegen van cliënten met reumatoïde artritis........................................................ 6 Praktijk 1: Wie is de regisseur? ............................................................................................... 6 Hoofdstuk 13: Verplegen van cliënten met chronisch hartfalen ....................................................... 7 Praktijk 1: Informatievoorziening ............................................................................................ 7 Hoofdstuk 14: Verplegen van cliënten met de ziekte van Parkinson................................................. 8 Praktijk 1: Tempowisseling..................................................................................................... 8 Hoofdstuk 15: Verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose ............. 9 Praktijk 1: Tussen de oren ..................................................................................................... 9 Hoofdstuk 16: Verplegen van cliënten met een totale/partiële dwarslaesie ..................................... 10 Praktijk 1: Heerlijk een weekend naar huis ............................................................................. 10 Hoofdstuk 17: Verplegen van cliënten met een CVA.................................................................... 11 Praktijk 1: De maaltijd ........................................................................................................ 11 Hoofdstuk 18: Verplegen van cliënten met chronische pijn .......................................................... 11 Praktijk 1: Emoties en pijn ................................................................................................... 11
Pagina 1 van 12
1 Oriëntatie op de zorgcategorie Hoofdstuk 1: De zorgcategorie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Mevrouw Eppink mag met ontslag 1 Kan de revalidatie worden voortgezet? Op welke manier? Waar? Want het is nog niet klaar. Als revalidatie in de vorm van dagbehandeling plaats zou moeten vinden, is er dan vervoer beschikbaar? Is er direct thuiszorg beschikbaar? Want dat heeft ze nodig voor de insuline en het leren spuiten. Als thuiszorg niet direct beschikbaar is, is er dan een mogelijkheid tot ziekenhuisverplaatste zorg? Wat vindt mevrouw Eppink er zelf van?
Praktijk 2: Niet meer kaarten 1 Zijn gevoel van eigenwaarde en zelfbeeld zijn aangetast. Hij kan niet zoveel meer betekenen als vroeger, zijn fysieke mogelijkheden zijn drastisch afgenomen en dit steekt. Zijn relatie tot zijn sociale netwerk verandert. Omdat hij niet meer naar het wekelijkse kaartavondje kan zal zijn sociale netwerk uitgedund worden. Zijn wereld wordt verkleind tot de huiselijke omgeving.
Hoofdstuk 2: De zorg voor cliënten met een chronische aandoening •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Dit hoofdstuk heeft geen praktijken, kennisopdrachten of competentieopdrachten.
Hoofdstuk 3: Historisch perspectief •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Dit hoofdstuk heeft geen praktijken, kennisopdrachten of competentieopdrachten.
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
2 Het verplegen van mensen met een chronische aandoening Hoofdstuk 4: Bestaansproblemen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Dit hoofdstuk heeft geen praktijken, kennisopdrachten of competentieopdrachten.
Hoofdstuk 5: De verpleegkundige •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Dit hoofdstuk heeft geen praktijken, kennisopdrachten of competentieopdrachten
Hoofdstuk 6: Coördinatie en continuïteit van zorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Ik wil weer naar huis 1 In de overdracht dient aan bod te komen: • of mevrouw toestemming heeft gegeven voor het schrijven van deze overdracht en akkoord gegaan is met de inhoud; • reden van opname in het ziekenhuis, behandeling en hoe mevrouw het verblijf in het ziekenhuis heeft ervaren; • de gestelde verpleegdoelen en in hoeverre deze behaald zijn en wat er nog moet gebeuren; • de wijze waarop mevrouw zelf met de gestelde doelen aan de gang gegaan is, het niveau van zelfverzorging; • de bevindingen van de fysiotherapeut, aan welke punten nog gewerkt moet worden; • de thuissituatie van mevrouw, of er eventueel mantelzorg beschikbaar is, in hoeverre de ondersteuning van de thuiszorg nog nodig zal zijn; • welke disciplines betrokken zijn geweest bij mevrouw en waarom; • bij welke medewerker van de afdeling men terecht kan voor meer informatie of bij vragen.
Hoofdstuk 7: Kwaliteitszorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Eenduidigheid in zorg 1 Mevrouw Pieterse zal zich afvragen hoe serieus je verpleegkundigen nu eigenlijk moet nemen. Wie heeft er nu gelijk, en is hun advies of oordeel eigenlijk wel gebaseerd op (wetenschappelijke) kennis? Kun je misschien net zo goed de buurvrouw vragen wat het beste is? Kortom, veel vertrouwen in de professionaliteit van verpleegkundigen geeft dit niet. 2 Ze zullen in ieder geval in gesprek moeten met elkaar. Maar nog beter is een teambespreking te houden over eenduidigheid, evidence based practice, en hoe ze hun deskundigheid kunnen bevorderen. Het zal duidelijk moeten worden dat dit soort incidenten funest is voor de beeldvorming over verpleegkundigen.
Pagina 3 van 12
3 Cliëntencategorieën Hoofdstuk 8: Chronische nierinsufficiëntie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Klazien 1 Je kunt de diëtiste in consult vragen. Je kunt Klazien attenderen op de mogelijkheden om zoutarme maaltijden te bestellen via Tafeltje Dekje. Dit kan bij verschillende instanties ook als je jonger bent dan 65. Vaak is er dan wel een medische verklaring nodig. Je kunt de cliënt wijzen op de etiketten die op de producten zitten, waarop vermeld staat welke voedingsstoffen erin zitten. Klazien kan met de arts of diëtist overleggen of nieuwe haring in haar dieet kan worden ingepast. Competentieopdracht De opdracht kan het beste worden uitgevoerd als een rollenspel waarbij een student de rol van verpleegkundige speelt, die het gesprek heeft voorbereid, en de docent de rol van de cliënt op zich neemt. Om meerdere leermomenten uit deze opdracht te halen, is het verstandig de groep studenten in drie of vier groepen te verdelen. Elke student krijgt daarbij een taak toebedeeld. Een aantal studenten heeft een rol als observator: zij noteren de reacties van de student en van Peter en voorzien die later van commentaar. De student zal in haar voorbereiding aandacht moeten besteden aan: • Hoe ervaart Peter zijn ziekte? • Wat weet Peter over zijn therapie? • Welke mogelijkheden heeft hij om zich aan de therapie te houden? Denk daarbij aan de privéomstandigheden, werktijden, sociale leven. Het gedrag van Peter is te omschrijven als ineffectieve coping. Dit zal voor de student duidelijk moeten zijn. Aan de hand van de reacties van Peter, kan de student aanvullende vragen stellen als: • Wanneer is het moeilijk om je aan de therapievoorschriften te houden? • Wat kunnen anderen doen om je daarbij te steunen? In de uitwerking zal de student een aantal aannames moeten doen. Deze zullen in de voorbereiding voor het gesprek wel omschreven moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan wat het betekent‚de bom barst regelmatig’in Peters gezin. Gebeurt dit als Peters vrouw hem aanspreekt op zijn therapie-ontrouw? Of als Peter ontstemd reageert als zijn vrouw eten heeft klaargemaakt met – volgens Peter – veel te weinig smaak? Zijn het de kinderen die de buien van vader meer dan zat zijn? Wat bedoelt de echtgenote van Peter, dat hij‚de laatste tijd niet meer zichzelf is?’ In het nagesprek geven de observatoren aan wat hen is opgevallen. Aandachtspunten daarbij zijn nonverbale communicatie, de houding van de cliënt, de houding van de verpleegkundige, de gehanteerde gesprekstechniek. Ondersteunende vragen aan de student kunnen zijn: Is dit een opdracht die je alleen kunt doen, of kun je het beter met meerdere studenten doen? Wat betekent het eigenlijk voor het dagelijkse functioneren als je een chronische nierinsufficiëntie hebt? Wat heb je nodig om je de kerntaak eigen te maken? Welke randvoorwaarden heb jij nodig om zo’n gesprek te voeren? Denk daarbij onder meer aan tijd, locatie. Als je deze opdracht met een groep doet, hoe kun je er dan voor zorgen dat iedereen voldoende aan bod komt?
Hoofdstuk 9: Verplegen van cliënten met COPD of astma ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Te benauwd 1 De heer Van Geel zal het tempo van zijn adl moeten aanpassen en/of hulp moeten krijgen waardoor hij nog energie over heeft voor de activiteiten voor de rest van de dag. Bovendien is het belangrijk dat hij wel het ontbijt nuttigt omdat dit weer energie kan leveren. Verder zal hij door in bed te blijven zijn conditie niet verbeteren. Door er regelmatig even uit te gaan zal hij weer conditie opbouwen. Competentieopdracht
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
Het komt hier voor de verpleegkundige vooral neer op het geven van voorlichting en educatieve activiteiten. Allereerst zal de verpleegkundige een gesprek moeten plannen. Het kind van 16 jaar kan daar bij zijn om eventueel als tolk te fungeren. In dit gesprek moet geïnventariseerd worden wat mevrouw Abdis weet over de inhalatiemedicijnen, het doel, de tijdstippen van inname en de manier van inhaleren. Na deze inventarisatie zal de verpleegkundige op een rustige manier en afgestemd op hetgeen wat mevrouw Abdis al weet informatie moeten geven over de werking van de medicijnen, waarom de medicijnen genomen moeten worden, op welke tijdstippen en in welke volgorde. Daar bij geeft ze een motivatie, de bijwerkingen van bijvoorbeeld de Pulmicort en hoe deze kunnen worden voorkomen. Vervolgens zal de verpleegkundige uitleggen hoe de inhalaties moeten worden genomen. Hierna moet ze mevrouw begeleiden tijdens het inhaleren: observeren, feedback geven, complimenteren, voordoen. Als mevrouw Abdis ondanks de juiste inhalatietechniek vanwege een gebrek aan kracht nog niet in staat is om te inhaleren, zal de verpleegkundige eventueel hulpmiddelen als een voorzetkamer moeten laten gebruiken.
Hoofdstuk 10: Verplegen van cliënten met diabetes mellitus ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Een boze reactie 1 Op basis van zijn woede-uitbarsting en de zweetdruppels op zijn voorhoofd zou er sprake kunnen zijn van een hypoglykemie. 2 Zij zal eerst Jos moeten instrueren om zijn bloedsuiker te controleren. Indien er sprake is van een te lage bloedsuiker dan zal zij druivensuiker moeten laten innemen Competentieopdracht Voor het uitvoeren van deze opdracht zal de student zich moeten verdiepen in de kennis van het ziektebeeld, de werking van de insuline, de soorten insuline, de werking van de insulinepen, de wijze van injecteren, de locaties van het injecteren. Verder zal de student zelf de vaardigheden moeten bezitten om op een juiste manier insuline toe te dienen. De student krijgt van te voren folders in het Marokkaans en/of een instructievideo en een oefenpen. Er moet een tolk worden gevonden of er moet gebruik worden gemaakt van de tolkentelefoon. De informatie moet afgestemd worden op de behoefte en de kennis van Ashmed. De informatie moet helder zijn. Na het geven checkt de student of de informatie begrepen is. Er moet een stappenplan worden gemaakt waarin binnen een week het einddoel (Ashmed injecteert zichzelf binnen een week op een juiste manier) wordt gehaald. Dag 1 Ashmed krijgt uitleg over het stapsgewijs geven van informatie. Met behulp van een instructievideo laat je Ashmed de totale handeling van het injecteren zien, die hij binnen een week onder de knie moet hebben. Ashmed krijgt folders en opdracht deze thuis goed door te lezen. Dag 2 Ashmed krijgt uitleg over de werking van de insuline die hij gebuikt en over de werking van de pen. Hij krijgt instructie hoe de pen te gebruiken. Hij krijgt het verzoek om te oefenen met het instellen en het wisselen van de patronen. De verpleegkundige vraagt of hij de informatie heeft begrepen. Dag 3 De verpleegkundige vraagt aan Ashmed of hij vragen heeft over de informatie die hij tot nu toe heeft gekregen. De verpleegkundige laat Ashmed de kennis die hij de vorige dag heeft gekregen opnieuw herhalen. Ashmed oefent de vaardigheden zoals het instellen en het verwisselen van de patronen onder begeleiding. Hij krijgt uitleg over de wijze van injecteren en het waarom. Dag 4 De verpleegkundige vraagt aan Ashmed of hij vragen heeft over de informatie die hij tot nu toe heeft gekregen. De verpleegkundige vraagt aan Ashmed of hij kan vertellen hoe hij moet injecteren. Vervolgens krijgt hij uitleg over de tijdstippen en de locatie van injecteren. Dag 5 De verpleegkundige vraagt aan Ashmed of hij vragen heeft over de informatie die hij tot nu toe heeft gekregen. De verpleegkundige laat Ashmed de kennis die hij de vorige dag heeft gekregen opnieuw herhalen en geeft informatie over de hoeveelheid die hij moet gaan spuiten en waar dit van afhangt. Dag 6 De verpleegkundige vraagt aan Ashmed of hij vragen heeft over de informatie die hij tot nu toe heeft gekregen. De verpleegkundige laat Ashmed de kennis die hij de vorige dag heeft gekregen opnieuw herhalen. De verpleegkundige laat Ashmed onder begeleiding zelf spuiten en vraagt naar het hoe en waarom. Zij vraagt hem om de volgende keren onder begeleiding zelf te laten spuiten. Dag 7 De verpleegkundige vraagt naar de ervaringen van Ashmed en checkt of Ashmed nu voldoende vertrouwen heeft om zelfstandig te spuiten. Indien dit niet zo is zal zij hierop moeten reageren door aanvullende informatie of instructie te geven.
Pagina 5 van 12
Hoofdstuk 11: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Afgevallen 1 Inventariseer de mogelijke oorzaken van het gewichtsverlies. Geef voorlichting over goede en volwaardige voeding en leg hier het belang van uit. Maak een aangepast voedingsplan. Geef voorlichting over een goede mondhygiëne. Inventariseer of de cliënt zelf in staat is de mondverzorgingsvoorschriften, zoals tandenpoetsen met een zachte tandenborstel en mondspoelen na de maaltijden en voor het slapen gaan, uit te voeren en neem het over of instrueer de mantelzorgers. Stimuleer om samen met anderen te eten. Maak gebruik van meerdere kleine maaltijden. Probeer het zo aantrekkelijk mogelijk te serveren. Zorg voor voldoende rust voor en tijdens het eten. Maak eventueel gebruik van voedingsupplementen of geef hier voorlichting over. Verwijs naar een diëtist. Competentieopdracht Voor het spelen van dit rollenspel zal de verpleegkundige zich van te voren moeten verdiepen in het ziektebeeld bij Non-Hodgkin lymfomen en de behandeling die Kees zal krijgen. Zij zal op de hoogte moeten zijn van de mogelijke bijwerkingen van deze kuur en de mogelijkheden om deze zo veel mogelijk te beperken. Bij het voeren van het voorlichtingsgesprek moet de verpleegkundige een actieve luisterhouding hebben. De verpleegkundige zal moeten inventariseren wat Kees en zijn echtgenote al weten. Kees moet de gelegenheid krijgen om zijn verhaal te vertellen. Als Kees of echtgenote emotioneel reageren zal de verpleegkundige hier begrip voor moeten hebben en hierop empathisch reageren. De verpleegkundige zal verdiepende vragen moeten stellen en moeten stimuleren om Kees en zijn echtgenote de gevoelens te verwoorden ten aanzien van de behandeling en de prognose. De informatie die de verpleegkundige geeft zal duidelijk en afgestemd op de behoefte van Kees en echtgenoot moeten zijn. Tussendoor zal zij regelmatig moeten vragen of de informatie die zij geeft helder is.
Hoofdstuk 12: Verplegen van cliënten met reumatoïde artritis ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Wie is de regisseur? 1 RA-cliënten hebben met name in de ochtend veel last van pijn en stijfheid. Ze hebben tijd nodig om op gang te komen. Als ze wat later op de ochtend worden geholpen zijn de spieren en gewrichten wat soepeler en ervaren ze minder pijn bij de verzorging. Het effect van pijnstillers is ongeveer een uur na inname optimaal. Meestal worden de tabletten bij het ontbijt ingenomen. Mevrouw Van der Gaas hecht veel waarde aan haar zelfredzaamheid en gevoel van controle over haar eigen leven. Door de regie van de te verlenen zorg uit handen te nemen kun je een verminderd gevoel van eigenwaarde en een groter afhankelijkheidsgevoel bij de cliënt teweegbrengen. Competentieopdracht Diagnosen, uit Gordon (derde druk, 2002) • pijn, samenhangend met reumatoïde artritis, zich uitend in pijn aan ellebogen en schouders • verminderd activiteitsvermogen, samenhangend met reumatoïde artritis, zich uitend in stijfheid bij het opstaan, moeite om uit bed te komen en thuisblijven • volledig persoonlijke-zorgtekort, niveau 2, samenhangend met reumatoïde artritis, zich uitend in moeite met wassen, aankleden en bereiden van maaltijden • tekort in gezondheidsinstandhouding, gerelateerd aan verminderd activiteitsvermogen, zich uitend in eten van ongezond voedsel, onregelmatig innemen van medicijnen en geobserveerd onvermogen de behandeling op te volgen • dreigend sociaal isolement, samenhangend met reumatoïde artritis, zich uitend in thuisblijven. Zorgresultaten, uit Johnson & Maas: • gewrichtsbeweeglijkheid: actief (blz 155) • pijnbestrijdingsgedrag, (blz 247) • persoonlijke zorg: adl (blz 234)
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
• persoonlijke zorg: niet parenterale medicatie (blz 241) • gezondheidsbevorderend gedrag (blz 157) Verpleegkundige interventies, uit Bulecheck en McCloskey: • ondersteuning bij patiënt-controlled analgesia (blz 406) • bevordering van lichamelijke oefening (blz 180) • GVO (blz 315) • ondersteuning bij de persoonlijke zorg (blz 387) • bevordering van de socialisatie (blz 167) Eigenschappen en vaardigheden die in het gesprek getoond zouden moeten worden zijn: • geduld; • begrip; • empathie; • luisteren; • doorvragen; • motiverende houding; • toetsen van begrip t.a.v. de gegeven informatie. De docent kan zo nodig de volgende vragen voorleggen aan de student: Welke oplossing kun je bedenken voor het probleem van mevr. Roest dat ze niet meer goed de trap op kan? • gerichte (spierversterkende) oefeningen bij de fysio- of oefentherapie • traplift • beneden slapen • verhuizen Wat kun je doen om te zorgen dat mevr. Roest iedere dag haar medicijnen op tijd inneemt? (motivatie, medicijnen in een zeer overzichtelijk systeem klaarzetten, dagelijks belsignaal, dagelijkse controle/uitgifte) Hoe kun je bereiken dat mevr. Roest een gezonder eetpatroon realiseert?
Niveau 4 2 van 2 • aanpassingen en hulpmiddelen in de keuken waardoor het bereiden van het eten minder moeite kost • dagelijkse hulp van de thuiszorg of vrijwilligers bij het boodschappen doen en/of bereiden van de maaltijd • bestellen van maaltijden via bijvoorbeeld ,tafeltje dekje’ Hoe kun je bereiken dat het (dreigend) sociaal isolement van mevr. Roest gereduceerd wordt tot een aanvaardbaar niveau? • gelegenheid bieden om over eenzaamheid en behoefte aan contact te praten • bespreken van de wensen en de mogelijkheden van mevr. Roest • bespreek de mobiliteitsverhogende mogelijkheden (misschien kan mevr. Roest wel fietsen, maar vindt ze het lichamelijk te belastend. Een fiets met een elektromotor zou dan een goede voorziening kunnen zijn) • informeer over de reumapatiëntenvereniging, lotgenotencontacten, dagopvang, bejaardensoos, therapeutische voorzieningen in groepsverband (zwemmen , fysiotherapie, gym), bezoek door vrijwilligers, aangepaste vakantie etc.
Hoofdstuk 13: Verplegen van cliënten met chronisch hartfalen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Informatievoorziening 1 Het antwoord bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over het dieet. Gewichtsvermindering is nodig omdat het hart een minder grote inspanning hoeft te leveren om het lichaam van de nodige zuurstof en voedingsstoffen te voorzien als het lichaam minder volume heeft. Het dieet moet natriumbeperkt zijn omdat zouten vocht vasthouden, wat nadelig is voor het hart. Het tweede deel van het antwoord kun je beredeneren. Rook (CO2) wordt opgenomen door het bloed en bindt zich met bloedplaatjes. Daar waar CO2 zit kan geen zuurstof zitten en dus neemt de zuurstoftransportcapaciteit van het bloed af. Het hart zal harder moeten werken om dezelfde
Pagina 7 van 12
hoeveelheid zuurstof te transporteren. Competentieopdracht
Doel van de opdrachtDe leerling moet met behulp van dit gesprek kunnen aantonen wat het belang is van voorlichting. Ze moet door de manier waarop ze het rollenspel spelen laten zien dat ze begrijpen dat door middel van de juiste en motiverende voorlichting zij draagvlak creëren bij de cliënt. Zij kunnen gebruikmaken van folders, foto’s of mondelinge informatie om de cliënt te overtuigen van het belang van de‚opgelegde’leefregels. De voorbereidingDe leerling moet zich vooraf verdiepen in een aantal zaken: • kennis over chronisch hartfalen; • methodieken voorlichting; • leefregels bij chronisch hartfalen; • mogelijke voorlichtingsmaterialen. Het gesprekAlgemene aandachtspunten: • De leerling creëert een rustige omgeving waarin de aandacht naar de cliënt uitgaat. • Op initiatief van leerling of cliënt kan ook een partner bij het gesprek aanwezig zijn. • Belangrijk is dat de verpleegkundige aan de cliënt duidelijk maakt hoe het gesprek gaat verlopen en afspreekt wanneer hij zijn vragen kwijt kan. • De leerling moet rekening houden met de eventuele emoties, die goed luisteren voorkomen. Onderwerpen van het gesprek: • korte uitleg va de aandoening; • algemene ziekteverschijnselen. Minimale leefregels die aan bod moeten komen zijn gericht op: • inspanning (bewegen) en rust; • dieet en gewicht; • mentale instelling; • luisteren naar je lichaam. Bij de afsluiting biedt de leerling aan een mogelijk vervolggesprek te houden.
Hoofdstuk 14: Verplegen van cliënten met de ziekte van Parkinson ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Tempowisseling 1 De oorzaak kan liggen in de bewegingstraagheid, spierstijfheid en vertraging in het psychisch functioneren. Deze verschijnselen kunnen het gevolg zijn van de aandoening maar kunnen ook te maken hebben met de medicijnen. De cliënt rustig en geduldig benaderen. Gehaastheid zal een negatieve uitwerking hebben op het lichamelijk en psychisch functioneren van de cliënt. Aandacht voor de juiste wijze en tijd van innemen van de medicijnen. Competentieopdracht Verpleegkundige diagnosen, uit Gordon (derde druk, 2002) • Volledig persoonlijke zorgtekort, niveau 3, samenhangend met Parkinson, zich uitend in ADLzelfstandigheidstekorten. • Mobiliteitstekort, veroorzaakt door Parkinson en valangst, zich uitend in moeizaam lopen, met rollator, niet zelfstandig opstaan en blokkades. • Dreigend sociaal isolement, samenhangend met mobiliteitstekort, verstoorde verbale communicatie en schaamte, zich uitend in zich afzonderen en geuite wens om alleen te zijn. Beoogde zorgresultaten, uit Johnson & Maas • Persoonlijke zorg: ADL (blz 234) indicatoren: eten, kleden, toiletgang, wassen, uiterlijke verzorging, hygiëne, mondhygiëne, ambulantie (lopen), verplaatsingsvermogen (in bed, in de auto, uit de stoel opstaan) • sociale betrokkenheid en welbevinden (blz 386) • communicatievermogen: expressie (blz. 339) Verpleegkundige interventies, uit McCloskey en Bulecheck: • Ondersteuning bij de persoonlijke zorg (blz 387)
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
• bevordering van de lichamelijke oefening (blz 180), oefentherapie: ambulantie, evenwicht, spierbeheersing (blz 739) • bevordering van de socialisatie (blz 167) • bevordering van de communicatie: spraakbeperking blz (148) Richtlijn voor het geven van nuttige feedback: het verpleegplan moet voldoen aan de volgende criteria: • volledig; • relevant; • plausibel; • meetbaar/evalueerbaar; • het is door zijn omvang en helderheid werkbaar in de praktijk; • het doet door zijn korte, krachtige, eenduidig verpleegkundige formulering een appèl op verpleegkundige deskundigheid en is duidelijk niet voor leken geschreven.
Hoofdstuk 15: Verplegen van cliënten met een lichamelijke beperking door multiple sclerose ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Tussen de oren 1 2 Op een deskundige wijze de injectie toedienen. 3 Gelegenheid geven de gevoelens, emoties en vragen te uiten. 4 Beoordelen welke (psychosociale) interventies op verpleegkundig terrein liggen en hier een verpleegplan voor maken. 5 Beoordelen welke aanvullende psychosociale hulpverlening gewenst is. 6 Coördinatie van de psychosociale zorgverlening: 7 overleggen in het verpleegkundig team en/of multidisciplinair team en behandelend arts-indien gewenst aanvullende hulpverlening inschakelen. Dit kan zijn een MS-verpleegkundige, maatschappelijk werker, psycholoog of revalidatie (in samenspraak met de arts). Competentieopdracht Verpleegkundige diagnosen, uit Gordon (derde druk, 2002) • persoonlijke-zorgtekort niveau 2 (heeft anderen nodig voor hulp) samenhangend met een neuromusculaire stoornis door multiple sclerose, zich uitend in een zelfstandigheidstekort in wassen en aankleden • verminderd activiteitsvermogen, samenhangend met multiple sclerose, zich uitend in vermoeidheid, verminderde mobiliteit (rolstoelafhankelijkheid) en gewijzigde zintuiglijke waarneming (visusproblemen) • verstoorde urine-uitscheiding door neuromusculaire beperkingen Verpleegkundige zorgresultaten, uit Johnson & Maas: • persoonlijke zorg (blz 234): adl. Indicatoren: wassen, kleden, uiterlijke verzorging, hygiëne (blaascatheter), ambulantie (rolstoel), verplaatsingsvermogen • activiteitsvermogen (blz 333): energiebehoud, ambulantie, mobiliteit, zintuiglijke waarneming (visus) • continentie voor urine (blz 388) Verpleegkundige interventies, uit McCloskey en Bulecheck: • ondersteunen bij de persoonlijke zorg (blz 387) • bevordering van activiteitenvermogen en mobiliteit: bevordering van de lichamelijke oefening (blz 702, 739) • bevordering van de communicatie: visuele beperking (blz 149) • verzorging van een urinecatheter (blz 553) / blaastraining (blz 211) Antwoord op de vragen die René van Zuilen stelt aan de verpleegkundige: Verpleegkundige adviezen om de vermoeidheid te bestrijden: • doseren van de dagelijkse activiteiten • conditie op peil houden door dagelijkse oefeningen of sportactiviteiten • gezond voedingspatroon • zorgen voor een koele omgevingstemperatuur (warmte werkt vermoeidheid in de hand bij MS). Denk ook aan; niet te warme douche, koelere maaltijden, luchtige kleding, airco, bescherming tegen de
Pagina 9 van 12
zon (parasol, pet etc.) koelvest • nagaan of er adequate hulpmiddelen\aanpassingen aanwezig zijn die energiebesparend kunnen werken (bijv. traplift) • medicatie tegen vermoeidheid Antwoord op de vraag van René van Zuilen wat er nodig is bij blaastraining: • de verpleegkundige informeert de cliënt over het aanleren van blaasspieroefeningen bij een fysiotherapeut of oefentherapeut • de verpleegkundige vraagt een protocol op bij de uroloog met algemene richtlijnen voor blaastraining of zij past de verpleegkundige interventies bij blaastraining toe zoals beschreven in Verpleegkundige Interventies op blz 211. Informeer de cliënt hierover. Richtlijn voor het geven van nuttige feedback: het verpleegplan moet voldoen aan de volgende criteria: Niveau 4 2 van 2 • volledig; • relevant; • plausibel; • meetbaar/evalueerbaar; • het is door zijn omvang en helderheid werkbaar in de praktijk; • het doet door zijn korte, krachtige, eenduidig verpleegkundige formulering een appèl op verpleegkundige deskundigheid en is duidelijk niet voor leken geschreven.
Hoofdstuk 16: Verplegen van cliënten met een totale/partiële dwarslaesie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Heerlijk een weekend naar huis 1 De verpleegkundige moet in gesprek gaan met Jos, nadat ze ervoor gezorgd heeft dat de druk van de stuit is afgehaald. In dit gesprek moet naar voren komen dat het fijn is dat hij zo’n leuk weekend heeft gehad, of hij zelf nog acties heeft ondernomen tijdens het stappen om af en toe de stuit te ontlasten. Als dat niet het geval was, vraagt ze naar de reden. De verpleegkundige geeft opnieuw uitleg over het gevaar van decubitus en hoe dat te voorkomen. Competentieopdracht Het ligt voor de hand dat de leerling deze opdracht samen met anderen uitwerkt in een rollenspel. Ook het maken van een videofilm of hoorspel is mogelijk. Te gebruiken kennis, vaardigheden en houdingsaspecten: kennis over mogelijkheden van het seksueel functioneren na een dwarslaesie, kennis over de sociale kaart, gespreksvaardigheden, een empathische, maar ook deskundige houding. De verpleegkundige zal – nadat zij een band heeft opgebouwd die gebaseerd is op wederzijds respect en vertrouwen – seksualiteit bespreekbaar moeten maken met Mark. De verpleegkundige moet hierbij een actieve luisterhouding hanteren, open vragen stellen en doorvragen. In dit gesprek zal ze proberen om het beladen karakter van dit onderwerp af te halen. De verpleegkundige moet benadrukken dat seksualiteit net zo goed bij het leven hoort als eten en drinken.Ze vraagt wat seksualiteit voor Mark betekent en hoe hij dat in de toekomst ziet. Is er een kinderwens? Heeft hij dit al eens met zijn vriendin besproken? Zo niet, waarom niet? Als het een probleem is om het bespreekbaar te maken, probeer Mark dan te laten ontdekken wat de oorzaak hiervan is en laat hem zelf hiervoor een oplossing bedenken. Stimuleer Mark om dit onderwerp bespreekbaar te maken met zijn vriendin. Geef – als hij daaraan behoefte heeft –informatie over de mogelijkheden om bijvoorbeeld een erectie op te wekken door seksueel opwindende beelden te bekijken, en vertel dat bepaalde zones van het lichaam gevoeliger zijn geworden voor seksuele prikkeling. Vertel over de mogelijkheden om een seksuoloog in te schakelen. Maak een afspraak om hierop terug te komen.
Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening
Hoofdstuk 17: Verplegen van cliënten met een CVA ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: De maaltijd 1 Na deze observatie zal de verpleegkundige het gedrag bespreekbaar moeten maken met mevrouw De Jong. Daarbij moet ze uitleggen dat dit een gevolg kan zijn van een CVA, maar dat dit gedrag in de toekomst veranderd moet gaan worden. De verpleegkundige gaat bij de volgende maaltijd naast mevrouw zitten en corrigeert op een respectvolle wijze. Competentieopdracht Het komt hier voor jou als verpleegkundige vooral neer op het analyseren van de te verwachten problemen, het geven van voorlichting en educatieve activiteiten. Doel van de verpleegkundige: het vooruitzicht op het weekend voor het echtpaar wat minder spannend maken, door uitbreiding van kennis en vaardigheid en door, als dat nodig is, begeleiding op afstand aan te bieden. Allereerst moet de verpleegkundige een gesprek plannen met meneer Post en zijn vrouw. In dit gesprek moet duidelijk worden waarom meneer Post het spannend vindt en waar mevrouw Post tegenop ziet. De verpleegkundige heeft een actieve luisterhouding en vraagt door. Uit deze informatie moeten doelen voor een‚meeloopdag’(door mevrouw Post) worden gesteld. Vervolgens nodigt de verpleegkundige mevrouw Post uit voor de meeloopdag. Tijdens de meeloopdag wordt geprobeerd de doelen te halen die in het gesprek gesteld zijn. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat mevrouw Post aan het eind van de dag weet hoe zij haar man het best kan ondersteunen tijdens de adl en het lopen. Een ander doel kan zijn dat mevrouw Post weet wat de gevolgen zijn van het neglect en hoe ze hiermee om moet gaan. Mevrouw Post wordt betrokken bij de verpleegkundige ondersteunende activiteiten en krijgt hier uitleg over. De verpleegkundige geeft uitleg over het neglect en vertelt wat de mogelijkheden zijn om dit te leren compenseren. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld het gezichtsveld afzoeken door met het hoofd te draaien, de cliënt eerst aandacht laten schenken aan de aangedane zijde of de cliënt bewust maken van de halfzijdige verwaarlozing in de ruimte, door te attenderen op de omgeving aan zijn aangedane zijde. Na afloop van de meeloopdag evalueert de verpleegkundige de dag met meneer en mevrouw Post en evalueert of de gestelde doelen behaald zijn. De verpleegkundige vraagt opnieuw hoe het echtpaar tegen het verlof aankijkt.
Hoofdstuk 18: Verplegen van cliënten met chronische pijn ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Praktijk 1: Emoties en pijn 1 Geen antwoordmodel 2 Geen antwoordmodel Competentieopdracht Aspecten die binnen het verpleegkundige competentiegebied liggen en opgenomen moeten worden in een voorlichtingsplan: • Kennisoverdracht van factoren die het ontstaan en voortbestaan van pijn beïnvloeden. Informeren en adviseren. • Coördineren van zorg bij cliënten met pijn. Het coördineren bestaat uit het deelnemen aan besprekingen met andere disciplines, de collega’s of met het sociale netwerk van de cliënt. Uitkomsten van deze besprekingen worden vastgelegd in het behandelplan en kunnen worden opgenomen in het voorlichtingsplan. Voor een adequate gedragsverandering is het van groot belang dat de naasten worden betrokken bij de behandeling. • In het kader van pijnbestrijding behoren psychosociale interventies tot het competentiegebied van verpleegkundigen. De invulling die de verpleegkundige aan psychosociale interventies geeft is afhankelijk van de cliënt en het werkveld. In een revalidatiecentrum zullen de taakomschrijvingen van de verpleegkundige bij psychosociale interventies per instelling anders omschreven worden. • Andere niet-pharmacologische interventies die opgenomen kunnen worden in een voorlichtingsplan en binnen het verpleegkundige interventiegebied liggen bij het bestrijden van pijn: • ontspannings- en afleidingstechnieken, • het bevorderen van comfort en rust,
Pagina 11 van 12
• het toepassen van koude en warmte, • voorlichting geven over het belang van conditieverbetering. 2 ingeruimd voor een gesprek over de ervaringen thuis. Het is verstandig om dat gesprek al te plannen voordat Mark naar huis gaat. • De wijkverpleegkundige moet (als zij bij het proefverlof betrokken wordt) de overdracht van de kliniek voor het overleg moeten krijgen zodat zij zich een beeld kan vormen. Soms is het aan te raden dat zij Mark vooraf in de kliniek bezoekt. • De huisarts van Mark kan door de revalidatiearts worden geïnformeerd over het proefverlof. Wellicht is zijn betrokkenheid nodig tijdens het verlof voor medisch-technische handelingen (zoals urinekatheter vervangen). • Het maatschappelijk werk wordt geïnformeerd over het proefverlof. Indien nodig kunnen afspraken met instanties worden gemaakt als Mark thuis is tijdens zijn proefverlof. Denk daarbij aan afspraken over huisaanpassingen. Ook praktische oplossingen in huis zijn gemakkelijker te vinden als de betreffende cliënt aanwezig is. Het voor de eerste keer naar huis gaan is een emotionele zaak voor Mark en Sonja. De student moet hier in zijn uitwerking ook zeker uitgebreid aandacht aan besteden. Daarom is het ook van belang dat de partner expliciet genoemd wordt in het rijtje van betrokkenen. Het eindproduct van de student is een checklist waarop staat wat er allemaal geregeld moet worden en door wie. Om de student op gang te helpen kunnen de volgende vragen hem de goede richting in sturen: • Kun je de opdracht alleen maken? • Wat zijn zoal de taken van de EVV? • Welke rol heeft de EVV tegenover andere disciplines? • Hoe zou je overzicht kunnen houden als je iets coördineert? • Ken je andere woorden voor proefverlof? • Welke informatiebronnen denk je te gaan gebruiken? • Welke rol speelt Sonja in het proefverlof?