ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau b3
Begeleiden van de zorgvrager Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
3
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
7
1.1
Beperkte zelfzorgmogelijkheden Praktijk: Als het niet meer lukt Praktijk: Laat mij maar hier Kennisopdracht
7 7 7 8
1.2
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg Praktijk: Revalideren gaat echt niet vanzelf Praktijk: Je bent me veel te zwaar Praktijk: Snoezelen Praktijk: Ouderdom komt met gebreken Praktijk: Veel te jong om dood te gaan Praktijk: Liever thuis Kennisopdracht
10 10 10 10 10 11 11 12
1.3
Het belang van zelfredzaamheid Praktijk: Niet zonder moeite Praktijk: Voetjes vegen Kennisopdracht
14 14 14 15
De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen
17
2.1
17 17 17
Fungeren als intermediair Praktijk: ‘Ik hoor niet goed wat hij zegt!’ Kennisopdracht
Een zorgvrager begeleiden
19
3.1
Begeleiden bij zelfredzaamheid Praktijk: Begeleiden bij het aankleden Praktijk: Hoera, een dochter! Kennisopdracht
19 19 19 20
3.2
Begeleiden bij activiteiten Praktijk: Kerstkaarten maken Kennisopdracht
21 21 21
3.3
Begeleiden bij het structureren van tijd Praktijk: Ik voelde me opgejaagd Kennisopdracht
23 23 23
4
5
3.4
Begeleiden bij veranderingen Praktijk: Ik blijf liever in het verpleeghuis Kennisopdracht
25 25 25
3.5
Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen Praktijk: De lekkerste nootjes van de markt Kennisopdracht
27 27 27
3.6
Kinderen van de zorgvrager begeleiden Praktijk: De meisjes Kennisopdracht
30 30 30
Respect tonen voor de zorgvrager
33
4.1
Respectvolle bejegening van de zorgvrager Praktijk: ‘Wat zeur je nou!’ Kennisopdracht
33 33 33
4.2
Afhankelijkheid hanteren Praktijk: Zie ik dat goed? Kennisopdracht
35 35 36
4.3
Autonomie bevorderen Praktijk: Wanneer mag ik naar huis? Praktijk: Jasper beschikt zelf Kennisopdracht
38 38 38 38
4.4
Verantwoordelijkheid hanteren Praktijk: Met de handen op de rug Kennisopdracht
40 40 40
4.5
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Praktijk: ‘Mag de deur even dicht?’ Praktijk: Mevrouw Bremers wil géén mannen! Kennisopdracht
42 42 42 42
4.6
Begeleiden bij zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen Praktijk: Bang voor de ontluistering Kennisopdracht
44 44 44
Functioneel handelen
47
5.1
Verantwoordelijkheid voor eigen taken Praktijk: Dat wordt terugfietsen! Praktijk: Hij moet maar even wachten! Kennisopdracht
47 47 47 48
5.2
Eigen grenzen bewaken Praktijk: Wat doe je met je vriend? Kennisopdracht
50 50 50
6
7
5.3
Emoties en gevoelens Praktijk: Verloren met loten Praktijk: Marcheren in de gang Kennisopdracht
52 52 52 53
5.4
Werk en privé Praktijk: Flikflooien in de pauze Praktijk: We kunnen zo goed met je praten! Kennisopdracht
54 54 54 55
5.5
Beroepsgeheim Praktijk: Ik zie die man helemaal niet meer Kennisopdracht
57 57 57
5.6
Omgaan met macht Praktijk: Wij moeten de postoel schoonmaken! Kennisopdracht
59 59 59
5.7
Ethische vragen Praktijk: Daar geven wij geen toestemming voor Praktijk: Ieder mens heeft het recht om te sterven Kennisopdracht
61 61 61 62
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
65
6.1
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw Praktijk: Met z'n drieën in de lift Praktijk: Ik weet dat ze dit nooit gewild heeft Praktijk: Nu kunt u rustig gaan Praktijk: Ik verwacht elk moment dat hij binnenkomt Praktijk: Ik haat haar omdat ze doodgaat Kennisopdracht
65 65 65 65 66 66 66
6.2
Begeleiden na het overlijden Praktijk: Mevrouw Baars Kennisopdracht
69 69 69
6.3
Begeleiden bij verliesverwerking Praktijk: Goed dat je niet ging huilen! Kennisopdracht
71 71 71
6.4
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen Praktijk: Ik kan er niet goed tegen Kennisopdracht
73 73 73
Het sociale netwerk begeleiden
75
7.1
75 75
Het sociale netwerk begeleiden Praktijk: Ik zie bijna niemand meer
Praktijk: Niet tevreden Kennisopdracht
75 76
1
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen Beperkte zelfzorgmogelijkheden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ALS HET NIET MEER LUKT 1
Wat zijn volgens jou de problemen in deze situatie? Het belangrijkste probleem is dat er te veel neerkomt op Jamira. Ze heeft een eigen gezin en verricht daarnaast dagelijks werkzaamheden bij haar ouders.
2
Welke problemen worden veroorzaakt door zelfzorgbeperkingen van de ouders van Jamira? Door de zelfzorgbeperkingen van haar ouders voelt Jamira zich verplicht om ze elke dag te gaan helpen.
3
Welke problemen worden veroorzaakt door overbelasting van de mantelzorg? Jamira's gevoel dat de situatie haar boven het hoofd groeit leidt tot klachten: nervositeit, hoofdpijnklachten en slecht slapen. De sfeer thuis wordt daar negatief door beïnvloed.
4
Welke professionele zorg zou er volgens jou in deze situatie geboden moeten worden? De ouders van Jamira zouden een thuiszorginstelling kunnen inschakelen. Samen met Jamira kan dan gekeken worden wat Jamira nog voor haar ouders zou kunnen betekenen, zonder dat dit voor haar een te zware belasting wordt.
PRAKTIJK: LAAT MIJ MAAR HIER 1
Bij meneer Corbijn is sprake van volledige afhankelijkheid. Op welke gebieden heeft hij zelfzorgbeperkingen? Meneer Corbijn heeft zelfzorgbeperkingen op lichamelijk gebied, zoals wassen, eten, drinken en de toiletgang, maar ook benauwdheid en zuurstoftekort, als gevolg van zijn longontsteking. Verder heeft hij zelfzorgbeperkingen op psychisch gebied: hij zit in zijn laatste levensfase. Als je dat bewust weet, roept dat vragen op, twijfels misschien, afhankelijk van het karakter van de zorgvrager. Ten derde heeft meneer Corbijn zelfzorgbeperkingen op sociaal gebied: omdat hij niet meer in staat is om zelf op bezoek te gaan, is hij afhankelijk van het bezoek dat hij krijgt.
2
Hoe kun je meneer Cornbijn ondersteunen als je let op deze beperkte zelfzorgmogelijkheden? Je kunt hem helpen bij het eten en drinken, wassen en zuurstof toedienen. Je kunt af en toe een praatje met hem maken en vragen hoe het met hem is. En als blijkt dat hij op een dag geen bezoek krijgt, zou je hem nog een extra bezoek kunnen brengen.
© ThiemeMeulenhoff
7
Begeleiden van de zorgvrager
KENNISOPDRACHT
8
1
Stel, je komt uit school en gaat onderuit met je fiets. Dat levert je een lichte hersenschudding en een verstuikte enkel op. Maak een schema van mensen uit je directe omgeving (je sociale netwerk) die je in dit geval kunnen helpen. Individueel antwoord. Denk aan ouders, broers en zusters, opa en oma, vrienden en vriendinnen, buren, enzovoorts.
2
Geef in je eigen woorden weer wat je verstaat onder zelfzorgmogelijkheden. Zelfzorgmogelijkheden zijn de mogelijkheden die je hebt om voor jezelf te zorgen.
3
Geef in je eigen woorden weer wat je verstaat onder een zelfzorgbeperking. Zelfzorgbeperking is de onmogelijkheid of beperkingen die je hebt om voor jezelf te zorgen.
4
Zelfzorg heeft betrekking op drie gebieden; het lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Beschrijf een voorbeeld uit je eigen leven waaruit de samenhang tussen deze drie gebieden blijkt. Individueel antwoord. Bijvoorbeeld: als kind van zeven jaar werd ik opgenomen in het ziekenhuis na een ongeluk met mijn fietsje. Ik had een kneuzing in mijn buik opgelopen en kon niet meer voor mezelf zorgen (lichamelijke zelfzorg). In het ziekenhuis had ik erg last van heimwee (psychisch zelfzorg). Ik miste mijn broers en zussen en vriendjes en vriendinnetjes erg, want ze mochten niet op bezoek komen (sociale zelfzorg).
5
Beschrijf in het kort de huidige ontwikkelingen in de mantelzorg en geef daar een verklaring voor. Je zult steeds minder een beroep kunnen doen op mantelzorg. De vanzelfsprekendheid waarmee familieleden, buren en vrienden elkaar vroeger hielpen, wordt steeds minder. Hierdoor zal de vraag naar professionele zorg toenemen.
6
Beschrijf zeven kenmerken van professionele zorg. Zeven kenmerken van professionele zorg zijn: • de zorg wordt verleend door beroepsbeoefenaren die daarvoor zijn opgeleid; • er is sprake van deskundigheid en bekwaamheid; • de zorgverlener wordt betaald voor zijn werk; • de zorg wordt gegeven vanuit een organisatie; • er bestaat geen persoonlijke band tussen zorgvrager en zorgverlener. Er is sprake van een functionele zorgrelatie; • de rollen van zorgvrager en zorgverlener zijn niet om te keren. De zorgvrager zal nooit de rol van zorgverlener op zich nemen. • professionele zorg kent een methodische aanpak. Er wordt goed nagedacht over hoe die zorg het beste gegeven kan worden.
7
Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom het vermogen van mensen om voor zichzelf te zorgen tijdens de verschillende levensfasen verandert. Je komt afhankelijk ter wereld en verwerft tijdens je groei steeds meer zelfstandigheid. Je bent steeds minder afhankelijk van de hulp van je ouders, totdat je je leven volledig zelfstandig kunt leiden. Hierin kan plotseling verandering komen, zoals wanneer je een ongeluk krijgt. Maar ook naarmate je ouder wordt, kan het beroep dat je op de buitenwereld moet doen toenemen door teruggang van lichamelijke, geestelijke en sociale zelfzorg.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg,
Beperkte zelfzorgmogelijkheden
huishouden en wonen
8
Beschrijf waarom het zo moeilijk is om na een verworven handicap de draad weer op te pakken, en de zelfzorgbeperkingen te accepteren die de handicap met zich meebrengt. Je moet zelf wennen aan je zelfzorgbeperkingen en je moet ze leren accepteren. Dat geldt ook nog eens voor je omgeving; die kent je alleen als iemand zonder zelfzorgbeperkingen. Naast het accepteren van het feit dat je deze beperkingen altijd zult blijven houden moet je ook nog eens accepteren dat je blijvend afhankelijk bent van je omgeving of van professionele zorg.
9
Met welke verliessituaties krijgen mensen te maken tijdens het proces van ouder worden? Als je ouder wordt, kun je last krijgen van lichamelijke en geestelijke gebreken. Je wordt misschien slecht ter been, je geheugen functioneert niet meer goed en ook je sociale leven ziet er anders uit. De kinderen zijn de deur uit en vrienden zijn misschien al overleden. Dat zijn allemaal verliessituaties.
10 Geef met een voorbeeld aan waarom het van belang is om de zelfstandigheid van een chronisch zieke zorgvrager in stand te houden. Eigen mening. Een voorbeeld: een zorgvrager heeft multiple sclerose. Hij weet dat deze aandoening nooit overgaat en hij voelt zich erg afhankelijk. Ook weet hij dat hij door zijn ziekte in de loop van de jaren alleen maar achteruit zal gaan. Hij zal steeds meer zorg nodig hebben en steeds meer vrijheid en zelfstandigheid in moeten leveren. Dat wil hij zo lang mogelijk uitstellen. Daarom is het van belang dat hij zoveel mogelijk zelf blijft doen.
© ThiemeMeulenhoff
9
Begeleiden van de zorgvrager
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: REVALIDEREN GAAT ECHT NIET VANZELF 1
Welke beperkingen in haar zelfzorg ondervindt mevrouw Keeman na haar knieoperatie? Mevrouw Keeman moet leren hoe ze haar nieuwe knie kan bewegen. Ook de wondverzorging moet ze leren. Misschien heeft ze hulp nodig met wassen en aankleden, omdat ze haar knie anders te veel belast.
2
Welke a.d.l.-handelingen kan mevrouw Keeman volgens jou zelf doen en waar heeft zij op dit moment hulp bij nodig? Ze heeft hulp nodig bij alles waarbij ze moet bewegen. Dus hulp bij het lopen naar het toilet en dergelijke. Maar verder kan ze voor haar persoonlijke hygiëne zelf zorgdragen. Ook eten en drinken, haren kammen en zichzelf verzorgen zullen geen probleem opleveren omdat ze hier gewoon bij kan blijven zitten.
PRAKTIJK: JE BENT ME VEEL TE ZWAAR 1
Welke zelfzorgbeperkingen spelen er op dit moment in dit gezin? Eva kan geen zware huishoudelijke activiteiten verrichten, zoals de was doen, ramen wassen, boodschappen doen. Ook de verzorging van de twee kindjes is te zwaar voor haar.
2
Welke zorg zal in deze situatie geboden moeten worden, gelet op de zelfzorgbeperkingen? Eva heeft hulp in de huishouding nodig. Deze hulp kan worden afgestemd met de hulp die Eva's moeder wil en kan geven.
PRAKTIJK: SNOEZELEN 1
Welke zelfzorgbeperkingen heeft Mario door zijn verstandelijke beperking? Mario heeft zelfzorgbeperkingen op zowel lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied. Door zijn handicap is hij totaal afhankelijk van anderen. Zowel wat betreft de a.d.l. als zijn geestelijke welbevinden. Omdat hij zich alleen uitdrukt via gezichtsuitdrukkingen, is hij afhankelijk van de interpretatie van buitenstaanders. Het is de vraag of ze zijn stemming juist inschatten. Ook op sociaal gebied is hij volledig afhankelijk van anderen. Zo zal hij nooit uit eigen beweging naar de snoezelruimte kunnen gaan, maar altijd met begeleiding.
2
Welke zorg heeft hij nodig, gelet op zijn zelfzorgbeperkingen? Mario heeft constant begeleiding nodig bij alle activiteiten waarbij hij wordt betrokken. Van eten en drinken tot naar de snoezelruimte gaan. Vanaf het moment dat hij wakker wordt totdat hij weer gaat slapen.
PRAKTIJK: OUDERDOM KOMT MET GEBREKEN 1
10
Op welke van de drie zelfzorggebieden heeft meneer Moolenaar zelfzorgbeperkingen? Meneer Moolenaar heeft zelfzorgbeperkingen: • op lichamelijk gebied: de gevolgen van de hersenbloeding;
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg,
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg
huishouden en wonen
• •
2
op geestelijk gebied: hij schaamt zich voor zijn spraakgebrek; op sociaal gebied: mensen zoeken steeds minder contact met hem.
Welke zorg heeft hij nodig, gelet op zijn zelfzorgbeperkingen? Meneer Moolenaar heeft hulp nodig bij het eten en drinken, zodat hij zijn warme maaltijd warm kan eten. Er moet een oplossing komen voor zijn scheefgezakte houding, door een kussen in de stoel te leggen bijvoorbeeld. Verder kan hij praten met maatschappelijk werk of andere hulpverleners om zijn schaamte over zijn spraakgebrek te overwinnen. En hij kan gestimuleerd worden om toch te gaan praten. Zo vinden anderen het ook minder moeilijk om contact met hem te zoeken.
PRAKTIJK: VEEL TE JONG OM DOOD TE GAAN 1
Meneer Hofstra is ernstig ziek. Welke gevolgen heeft dit voor zijn zelfzorgmogelijkheden? Meneer Hofstra is zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied erg afhankelijk geworden van zijn vrouw.
2
Mevrouw Hofstra heeft het erg moeilijk met deze situatie. Op welke zelfzorggebieden heeft zij problemen? In principe heeft mevrouw Hofstra geen zelfzorgbeperkingen en kan ze goed voor zichzelf zorgen. Zelfzorgbeperkingen zijn de beperkingen van de zorgvrager. Mevrouw Hofstra heeft het vooral zwaar met de verzorging van haar man.
3
Welke zorg heeft dit echtpaar nodig? Het echtpaar heeft 's avonds en 's nachts hulp nodig zodat mevrouw Hofstra ontlast wordt en meneer Hofstra zich toch veilig voelt. Gesprekken met maatschappelijk werk zouden ook een oplossing kunnen zijn om de angsten bij meneer Hofstra wat te relativeren. En zo krijgt mevrouw Hofstra vanzelf ook weer wat meer bewegingsvrijheid.
PRAKTIJK: LIEVER THUIS 1
Als gevolg van zijn aandoening heeft Yussef veel beperkingen in zijn zelfzorg. Welke zijn dat volgens jou? Door zijn bewegingsbeperking is Yussef weinig mobiel. Dus alle activiteiten waarvoor Yussef zich moet verplaatsen, leveren zelfzorgbeperkingen op: naar het toilet gaan, boodschappen doen. Op geestelijk gebied lijkt het alsof Yussef zich heeft neergelegd bij zijn ziekte en daar alles aan ophangt wat hij niet kan. Hij wordt ook niet gestimuleerd door zijn familie. Dat beïnvloedt zijn doorzettingsvermogen negatief. Tot slot komt hij op sociaal gebied tekort omdat hij geen contact heeft met leeftijdgenoten.
2
Op welke gebieden denk je Yussef te kunnen ondersteunen? Je kunt Yussef proberen te motiveren om zich wat mobieler op te gaan stellen. Je kunt hem wijzen op de manier waarop het zijn wereld kan vergroten en dat er veel meer mogelijk is dan hij nu denkt. Ook kun je hem elk dag begeleiden bij een wandeling en aangeven dat hij ook initiatieven kan nemen om dingen te ondernemen. Je zou hem ook kunnen stimuleren om weer eens contact op te nemen met vroegere vrienden.
© ThiemeMeulenhoff
11
Begeleiden van de zorgvrager
KENNISOPDRACHT
12
1
Leg uit wat je verstaat onder gezondheidsbehoeften. Gezondheidsbehoeften zijn alle behoeften die je nodig hebt om zo gezond mogelijk te leven.
2
Beschrijf aan de hand van een voorbeeld uit je eigen leven op welke manier je voorziet in je eigen gezondheidsbehoeften. Eigen voorbeeld. Voorbeelden: ik eet, beweeg, doe boodschappen, ga lekker uit eten met vrienden en ga op stap.
3
Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat de relatie is tussen gezondheidsbehoeften en beperkingen in de zelfzorg. Eigen mening. Voorbeeld: je hebt je rechterarm gebroken en je bent rechts. Nu wil je graag je haren opsteken. Dat kan niet meer. Je kunt het zelfs niet meer kammen. Dat is een beperking van de zelfzorg.
4
Welke vragen stel je jezelf voordat je een zorgvrager ondersteuning biedt bij beperkingen in de zelfzorg? Welke zorg heeft de zorgvrager nodig? En in welke zorg kan de zorgvrager zelf voorzien?
5
Waarom stel je die vragen? Wat zijn daarvan de voordelen voor de zorgvrager? Je stelt deze vragen omdat je zoveel mogelijk zorg op maat wil geven. Niet meer en niet minder zorg dan de zorgvrager nodig heeft. Hierdoor blijft de zorgvrager zo lang mogelijk zelfstandig.
6
Beschrijf vijf beperkingen in de zelfzorg als gevolg van een bevalling. Vijf beperkingen in de zelfzorg als gevolg van een bevalling: • je kunt jezelf niet wassen; • je kunt jezelf niet aankleden; • je kunt je haren niet kammen; • je kunt geen boodschappen doen; • je kunt de huishouding niet doen.
7
Beschrijf vijf beperkingen in de zelfzorg bij een revaliderende zorgvrager. Vijf beperkingen in de zelfzorg bij een revaliderende zorgvrager: • hij kan niet zelfstandig naar het toilet; • hij kan niet zelfstandig douchen; • hij kan geen boodschappen doen; • hij kan het huishouden niet doen; • hij kan niet zelfstandig koken.
8
Welke zelfzorgbeperkingen stel je vast in de laatste levensfase? In de laatste levensfase komen er – naast de lichamelijke zelfzorgbeperkingen – vooral geestelijke problemen bij. Iemand die weet dat hij zal sterven, kan daar heel veel moeite mee hebben. Angst om dood te gaan speelt vaak een rol.
9
Welke zelfzorgbeperkingen stel je vast bij een zorgvrager met dementie? Een zorgvrager met dementie zal zich lichamelijk minder goed kunnen verzorgen. Hij weet bijvoorbeeld niet meer dat hij al gegeten heeft en eet nogmaals. Hij heeft daar steun bij nodig.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg,
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg
huishouden en wonen
Ook op geestelijk gebied kunnen er problemen zijn, omdat iemand op heldere momenten heel goed bewust kan zijn van zijn verslechterde toestand. Dat kan tot veel verdriet leiden. Ook hiervoor is opvang nodig. Verder speelt vereenzaming van de dementerende een rol, dus ook op sociaal gebied heeft de zorgvrager hulp nodig. 10 Waarom vind je het belangrijk de zorgverlening af te stemmen op de behoeften en de mogelijkheden van een zorgvrager? Je stemt de zorgverlening af op de behoeften en de mogelijkheden van een zorgvrager omdat je alleen op deze manier zorg op maat geeft. Hierdoor blijft de zorgvrager zo lang mogelijk zelfstandig.
© ThiemeMeulenhoff
13
Begeleiden van de zorgvrager
Het belang van zelfredzaamheid ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NIET ZONDER MOEITE 1
Stel, jij werkt als verzorgende op deze afdeling. Wat zijn jouw uitgangspunten bij de zorg aan meneer Finkers? Uitgangspunten zijn: goed kijken wat meneer Finkers nog zelf kan doen en dat ook zoveel mogelijk stimuleren.
2
Op welke manier stimuleer je meneer Finkers om zoveel mogelijk handelingen zelf te blijven doen? Dat doe je door jezelf terughoudend op te stellen. Geduldig zijn als meneer Finkers iets niet zo snel doet als jij het zou kunnen, en hem aanwijzingen geven die zijn handelingen kunnen verlichten, zodat hij nog meer kan doen.
3
Waarom is het volgens jou belangrijk om in deze situatie de zelfredzaamheid van meneer Finkers in stand te houden? Dat is belangrijk voor meneer Finkers zelf. Hierdoor wordt hij niet zo snel afhankelijk van zijn omgeving. Verder is het ook prettig voor mevrouw Finkers: zij wordt in het weekend niet te zwaar belast.
PRAKTIJK: VOETJES VEGEN
14
1
Wat zijn volgens jou de problemen in deze situatie? Een probleem in deze situatie is de lichamelijke conditie van mevrouw Groothuizen: zij is grotendeels afhankelijk van jou. Een ander probleem is de chaotische huishouding en de drukte die de kinderen veroorzaken omdat ze geen begeleiding krijgen.
2
Welke problemen hebben te maken met de ontoereikende zelfredzaamheid van mevrouw Groothuizen? Alles wat samenhangt met haar hernia: zichzelf niet kunnen wassen en aankleden, niet kunnen doen van de huishoudelijke taken, het sociale isolement waarin ze verkeert (en waardoor ze het op prijs stelt als jij met haar praat).
3
Wat kun je doen om de zelfredzaamheid van de kinderen te vergroten? Je kunt de kinderen motiveren om hun voetjes te vegen als ze het huis binnen komen. Ook kun je ze leren hoe ze hun spulletjes moeten opruimen door ze hiermee te helpen en er misschien een spelletje van te maken.
4
Mevrouw Groothuizen corrigeert de kinderen niet. Vind jij het tot jouw taak horen om hier iets mee te doen? Geef een toelichting op je mening. Je moet zoveel mogelijk in de lijn van mevrouw Groothuizen handelen bij de omgang met de kinderen. Zij is de opvoedster. Maar je mag ze gerust terechtwijzen als ze jouw grenzen overschrijden. Wat correctie is dan ook zeker geoorloofd. De grenzen hiervan liggen per situatie anders.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg,
Het belang van zelfredzaamheid
huishouden en wonen
KENNISOPDRACHT 1
Wat is volgens jou het verschil tussen zelfredzaamheid en zelfstandigheid? Zelfredzaamheid is de mate waarin je jezelf kunt redden in het leven. Het gaat daarbij om de wezenlijke zaken die je zelfstandig, dus zonder hulp van anderen moet kunnen doen om in leven te blijven. Zoals eten en drinken, naar het toilet gaan en je persoonlijke hygiëne verzorgen. Zelfstandig kun je ook zijn in dingen die van minder levensbelang zijn. Denk maar aan uitgaan, of fietsen.
2
Waarom is het belangrijk dat je de zelfredzaamheid van een zorgvrager stimuleert? Het is belangrijk om de zelfredzaamheid te stimuleren omdat de zorgvrager anders passief wordt, en dat leidt tot achteruitgang.
3
Beschrijf een voorbeeld uit je werk of bpv waarin sprake is van het stimuleren van de zelfredzaamheid van een zorgvrager. Eigen mening. Voorbeeld: mevrouw De Vries is soms te ongeduldig als het gaat om het aantrekken van haar broek. Die blijft altijd om haar onderbenen zitten omdat ze hem al omhoog begint te sjorren voordat haar benen goed in de pijpen zitten. Als ik haar kalmeer en zeg dat het echt geen haast heeft, lukt het haar gemakkelijk om haar broek zelf aan te trekken.
4
Beschrijf een voorbeeld uit je eigen leven waarin sprake is van ontoereikende zelfredzaamheid. Eigen mening. Voorbeeld: toen ik mijn arm had gebroken, kon ik mijn eten niet meer zelf klaarmaken. Dat heeft mijn vriend toen steeds gedaan.
5
Leg uit waarom te veel zorg uit handen nemen leidt tot achteruitgang. Hoe meer zorg je uit handen neemt, des te eerder iemand zal denken dat hij die zorg ook niet meer zelf kan ontplooien. Dat geeft iemand minder energie om dat in de toekomst nog te doen. Dat betekent dus dat iemand zich nodeloos afhankelijk maakt van anderen, wat ook andere activiteiten negatief kan beïnvloeden.
6
Beschrijf een voorbeeld uit je werk of bpv waarin je een zorgvrager onnodig dingen uit handen neemt. Eigen voorbeeld. Voorbeeld: meneer Geesink heeft de ziekte van Parkinson en is daarbij ook nog eens heel precies op zijn spullen. Hij wil de afwas het liefst zelf doen. De vuile afwas op het aanrecht zetten duurt soms wel een kwartier. Soms neem ik dan de vuile borden uit zijn handen en zet ze op het aanrecht.
7
Wat versta je zelf onder beroepsmatig verzorgen op het gebied van behoud en bevorderen van de zelfredzaamheid? Hieronder valt het goed kijken naar de mogelijkheden van een zorgvrager en niet meer doen dan zijn zelfzorgbeperkingen van je vragen.
8
Leg uit hoe je als verzorgende de belangen van een zorgvrager goed kunt behartigen en gelijktijdig zijn zelfredzaamheid niet uit het oog verliest. Je kunt aan de zorgvrager vragen wat hij wil en kan en vervolgens zelf goed kijken wat de mogelijkheden van de zorgvrager zijn. Soms kan een zorgvrager meer dan hij wil. Dan stimuleer je hem om zelfstandig actie te ondernemen. Soms wil een zorgvrager meer dan hij kan. Dan help je hem zoveel dat hij zich er toch prettig bij voelt.
© ThiemeMeulenhoff
15
2
De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen Fungeren als intermediair ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘IK HOOR NIET GOED WAT HIJ ZEGT!’ 1
Hoe zal Jori als intermediair het gesprek met mevrouw Adriaanse begeleiden? Jori kan haar het beste begeleiden als ze voor het gesprek aan mevrouw Adriaanse vraagt op welke manier zij de informatie wil gaan horen. Misschien gebruikt mevrouw Adriaanse een gehoorapparaat of kan ze liplezen. Aan de hand van die kennis kan Jori maatregelen nemen. Ten eerste legt ze in het dossier vast hoe met mevrouw Adriaanse gecommuniceerd kan worden. Ten tweede zorgt Jori ervoor dat mevrouw Adriaanse bij het gesprek met de arts voor hem staat of zit, zodat zij hem ziet, en eventueel kan liplezen.
2
Hoe zorgt Jori voor een goede overdracht naar de arts en haar collega's? Jori zorgt voor een goede overdracht naar de arts en haar collega's als ze meldt dat mevrouw Adriaanse doof is en daardoor moeite heeft om informatie goed te begrijpen. Hiervoor moet Jori bij gesprekken met andere disciplines aanwezig zijn, waar ze de informatie over de gehoorstoornis van mevrouw Adriaanse kan doorgeven.
3
Heeft Jori ook een rol als intermediar naar de familie van mevrouw Adriaanse? Verklaar je antwoord. Dat is afhankelijk van de manier waarop mevrouw Adriaanse met haar familie communiceert. Een rol als intermediair is in principe mogelijk bij de contacten met alle ‘derden’. Dat kunnen medewerkers van andere disciplines, collega's, maar ook de mantelzorg of vrijwilligers zijn.
KENNISOPDRACHT 1
Ben je als tolk voor iemand die de Nederlandse taal niet machtig is een intermediair of een belangenbehartiger? Verklaar je antwoord.
2
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen objectieve en subjectieve informatie. Geef enkele voorbeelden die van toepassing zijn op één van de werkvelden van je opleiding.
3
Leg in je eigen woorden uit waaraan het begrip ‘informed consent’ voor jou moet voldoen.
© ThiemeMeulenhoff
17
3
Een zorgvrager begeleiden Begeleiden bij zelfredzaamheid ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BEGELEIDEN BIJ HET AANKLEDEN 1
Wanneer geeft Annette emotionele ondersteuning? Annette geeft emotionele ondersteuning als ze complimentjes geeft.
2
Waardoor geeft Annette praktische hulp? Annette geeft praktische hulp als ze de kleren op de juiste volgorde legt.
3
Wanneer krijgt mevrouw De Wit voorlichting of advies? Mevrouw De Wit krijgt voorlichting of advies bij het aantrekken van de kledingstukken.
PRAKTIJK: HOERA, EEN DOCHTER! 1
Wat is het probleem in deze zorgsituatie? Er is te veel bezoek voor Mirjam en de baby.
2
Klaas vindt dat iedereen mag delen in de feestvreugde. Hoe denk jij daarover? Eigen (onderbouwde) mening. Naar voren moet komen dat het vele bezoek tot overbelasting leidt. Natuurlijk is dat de keuze van de zorgvager en haar partner. Maar je moet toch twijfels hebben bij de zelfredzaamheid in deze situatie.
3
Beschrijf hoe en wat je met Mirjam en Klaas vaststelt en welke begeleiding nodig is. In het antwoord is het volgende terug te vinden: • je legt aan Klaas en Mirjam voor wat je opvalt. Vervolgens vraag je aan beiden hun mening, een reactie; • je zoekt met elkaar naar een oplossing waarin iedereen zich kan vinden, zoals minder bezoek; • je steunt Klaas in het plannen van bezoek, zodat er genoeg rustige momenten zijn, óf: als er veel bezoek is, trekt Mirjam zich terug met de baby (je steunt daarbij als dat nodig is). • na een dag bespreek je of het bevalt.
4
Op de vierde dag komt de verloskundige 's ochtends en 's middags komt de moeder van Klaas. Beiden stellen aan Merwe de vraag hoe het in het gezin gaat. Wat zou jij tegen beiden zeggen? Motiveer je antwoord. Uit het antwoord moet blijken dat je in het gesprek met de moeder de privacy van Klaas en Mirjam respecteert. Aan de verloskundige vertel je open wat er aan de hand is. Zij heeft houdt namelijk het welzijn van moeder en kind in de gaten. En ook zij moet zich houden aan het beroepsgeheim.
© ThiemeMeulenhoff
19
Begeleiden van de zorgvrager
KENNISOPDRACHT
20
1
Wat versta jij onder begeleiden bij de zelfredzaamheid? Onder begeleiden bij de zelfredzaamheid versta je iemand steunen, stimuleren, terzijde staan om de aanwezige zelfredzaamheid te herstellen, in stand te houden of te vergroten.
2
Als je begeleidt, bied je emotionele ondersteuning en praktische ondersteuning. Geef van elk een voorbeeld. Voorbeelden van geestelijke ondersteuning: luisteren naar iemands problemen, iemand troosten, meedenken bij problemen, iemand aanmoedigen. Voorbeelden van praktische ondersteuning: een hulpmiddel aanbieden, de zorg aanpassen.
3
Als je begeleidt, geef je voorlichting en advies. Geef hiervan een voorbeeld. Mogelijke voorbeelden: iets voordoen, informatie geven, op het bestaan van een organisatie of hulpmiddel wijzen.
4
Hoe stel je vast wanneer begeleiding noodzakelijk is? Je signaleert, je bespreekt het met betrokkenen. Je beoordeelt samen met de zorgvrager of begeleiding nodig is.
5
Hoe stel je samen met de zorgvrager vast welke begeleiding noodzakelijk is? Je signaleert, bespreekt, observeert, probeert samen met de zorgvrager dingen uit. Je overlegt met collega's en andere hulpverleners. Je kunt ook met de familie overleggen.
6
Leg uit waarom het belangrijk is dat het gewenste resultaat bij de zorgvrager en jou helder is. Je kunt elkaar aanspreken op elkaars verantwoordelijkheden en controleren of je nog aan hetzelfde doel werkt.
7
Een zorgvrager is sinds kort moeilijk in omgang. Ze vertelt je in vertrouwen dat ze slapeloze nachten heeft vanwege de scheiding van haar dochter. Ze wil niet dat je dit aan anderen vertelt. Leg uit hoe je de privacy van de zorgvrager respecteert en je beroepsgeheim hanteert. Je meldt in het rapport dat deze zorgvrager privé-problemen heeft waar ze verder niet over wil praten. Je bespreekt met haar dat je dit zo meldt omdat anderen haar gedrag dan beter begrijpen. Als verzorgde handel je zo omdat je informatie die van invloed is op de zorgverlening niet kunt achterhouden. Als je het in bedekte termen opschrijft, respecteer je de wens van deze zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Begeleiden bij activiteiten
Begeleiden bij activiteiten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KERSTKAARTEN MAKEN 1
Hoe kom je erachter of mevrouw Jansen genoeg kracht heeft om te stempelen? Je kunt het uitproberen met mevrouw Jansen. Maar je kunt ook advies vragen aan een activiteitenbegeleider of een ergotherapeut als mevrouw Jansen daar gebruik van maakt.
2
Werk de activiteit schriftelijk uit op een methodische manier. De activiteit is lege kerstkaarten met kant-en-klare kerststempels bestempelen. Mevrouw Jansen kan grote stempels vasthouden en heeft voldoende kracht in haar handen. Tijdens een afspraak kun je samen met mevrouw Jansen de voorbereiding starten. Waarschijnlijk heeft ze weinig begeleiding nodig. Veiligheid en hygiëne kun je in acht nemen door schorten te gebruiken en kranten op de tafel te leggen. Benodigdheden: • schorten; • oude kranten; • tien stuks karton in kerstkaartenformaat; • verschillende stempels met het thema Kerstmis; • verschillende kleuren stempelkussens. Klaarzetten: papier, stempels en stempelkussens openen. Kranten op tafel en kleding beschermen (drie minuten). Uitvoeren van de activiteit: Mevrouw Jansen kan de kaarten zelfstandig maken. Ze heeft geen hulp nodig, maar je toont wel belangstelling (twee minuten). Na afloop ruim je op (vijf minuten). De droge kaarten gaan in een envelop. Evaluatie: Samen met mevrouw Jansen bekijk je de kaarten en bespreek je of ze tevreden is met het resultaat. Is de activiteit voor herhaling vatbaar? Waarom wel of waarom niet? Tijdens de uitvoering van de activiteit zorg je voor een gezellige sfeer. Niets moet, alles mag. Je bent blij met elke bijdrage. Het plezier tijdens de activiteit is belangrijk.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat jij onder een activiteit verstaat. Een activiteit is een georganiseerde bezigheid in een ontspannen en recreatieve sfeer (geen a.d.l.-activiteit).
2
Geef drie voorbeelden van activiteiten die passen in de zomer. Voorbeelden van activiteiten die passen in de zomer: ijs maken, met water spelen of op een terras zitten.
3
Geef drie voorbeelden van activiteiten bij drie verschillende feesten. Voorbeelden van activiteiten bij drie verschillende feesten: paaseieren schilderen, lampionnen maken met Sint-Maarten, kerstversiering maken.
© ThiemeMeulenhoff
21
Begeleiden van de zorgvrager
22
4
Beschrijf drie mogelijke activiteiten die je kunt organiseren in een gezin met meerdere kinderen. Mogelijke activiteiten die je kunt organiseren in een gezin met meerdere kinderen: • een kinderfeestje organiseren, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de verjaardag; • een ouderwets gezelschapsspel doen, afhankelijk van de leeftijden; • samen een spel op de computer doen; • sportieve activiteiten in de tuin.
5
Geef aan op welke manieren je de mogelijkheden van de zorgvrager kunt vaststellen. Je kunt met de zorgvrager overleggen, het samen uitproberen. Ook kun je een collega, activiteitenbegeleider of ergotherapeut raadplegen.
6
Noem twee aandachtspunten waar je op let tijdens de uitvoering van een activiteit. Aandachtspunten tijdens de uitvoering van een activiteit: • veiligheid; • kijken of iedereen het naar zijn zin heeft; • kijken of iemand hulp nodig heeft.
7
Het resultaat van een activiteit is minder belangrijk dan de sfeer tijdens een activiteit. Ben je het hiermee eens? Waarom wel of waarom niet? Het resultaat van een activiteit is minder belangrijk dan de sfeer tijdens een activiteit, tenzij het resultaat er per se goed moet uitzien.
8
Je begeleidt in je eentje een activiteit. Eén van de deelnemers moet naar het toilet. Wat doe je? In principe ga je ervan uit dat je de deelnemers niet alleen mag laten, dus vraag je de hulp van een collega.
9
De situatie in de inleiding van dit onderwerp wordt geëvalueerd. Geef aan met wie je evalueert. Geef aan wat je evalueert van de middag. En geef aan wanneer je dat doet. Je evalueert met de deelnemers, de vrijwilliger en de collega's. Je evalueert de sfeer en het resultaat. De evaluatie met de deelnemers vindt plaats aan het eind van de activiteit. Met de vrijwilliger apart nadat de activiteit is afgerond. Met je collega's tijdens de overdracht, of apart met een collega die er het meeste zicht op had.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Begeleiden bij het structureren van tijd
Begeleiden bij het structureren van tijd ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK VOELDE ME OPGEJAAGD 1
Welke twee zaken worden hier geëvalueerd? De evaluatie gaat over: is het gestelde doel behaald en hoe is de begeleiding geweest?
2
Wat ging er volgens jou mis tijdens de begeleiding? Hoe kun je voorkomen dat dit opnieuw gebeurt? Te veel mensen hebben zich met de begeleiding bemoeid. Als iedereen een blijk van interesse of een stimulerende opmerking geeft, worden dat samen een heleboel opmerkingen. Vaak wordt dat als dwang of opdringerigheid ervaren. Je kunt dit voorkomen door af te spreken dat één persoon de begeleiding doet.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit hoe een dagelijks levenspatroon ontstaat. Een levenspatroon ontstaat door vaste bezigheden die je hebt.
2
De één doet veel meer op een dag dan een ander. Noem hiervoor twee verschillende redenen. Redenen: meer bezigheden, meer fysieke mogelijkheden om veel te doen, door een hoger tempo kun je meer doen.
3
Wat is het voordeel van het structureren van de tijd. Het voordeel is dat je overzicht krijgt. Je weet wanneer je wat moet doen. Je ziet ruimte om andere dingen in te plannen. Als alles steeds hetzelfde gaat, kun je veilig voelen, omdat je weet wat er komen gaat.
4
Noem een nadeel van het structureren van de tijd. Een nadeel is dat alles vastligt, het is minder gemakkelijk om ervan af te wijken.
5
Geef een voorbeeld van een vorm van begeleiding die je kunt geven bij de dagelijkse activiteiten van een zorgverlener om de tijd te structuren. Voorbeelden van begeleiding om de tijd te structureren: • een dagprogramma met de hulpvrager samenstellen; • hulpmiddelen aanbieden om de dagbesteding overzichtelijk te maken; • stimuleren en motiveren om het bestaande levenspatroon proberen te behouden of te herstellen.
6
Noem twee punten waar je op let als je samen met de zorgvrager de dagelijkse activiteiten plant. Je houdt in de gaten of de activiteiten afwisselend zijn en of ze niet te inspannend zijn. Je kijkt of de zorg kunt afstemmen op de activiteiten van de zorgvrager.
7
Noem twee manieren waarop je ondersteuning biedt bij de uitvoering van de geplande activiteiten.
© ThiemeMeulenhoff
23
Begeleiden van de zorgvrager
Je stimuleert, motiveert en toont belangstelling. Je houdt in de gaten of de uitvoering voldoet aan de verwachting van de zorgvrager, of de belasting niet te licht of te zwaar is en of er geen onverwachte belemmeringen en tegenvallers zijn.
24
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Begeleiden bij veranderingen
Begeleiden bij veranderingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK BLIJF LIEVER IN HET VERPLEEGHUIS 1
Noem drie mogelijke redenen waarom mevrouw De Beer er tegenop ziet om in het verzorgingshuis te gaan wonen. Drie mogelijke redenen: • mevrouw De Beer ziet op tegen de verhuizing; • ze ziet er tegenop dat ze haar oude huis definitief moet verlaten; • ze ziet er tegenop om in een nieuwe omgeving te gaan wonen, waar ze moet wennen aan alles.
2
Beschrijf hoe jij denkt dat je mevrouw De Beer kunt begeleiden bij de door jou genoemde punten. Je kunt haar steunen omdat een verhuizing meestal een emotionele gebeurtenis is en er van alles geregeld moet worden. Hierbij hoort een inventarisatie van de knelpunten, zoals alles inpakken, spullen weggooien bij een verhuizing. Je kunt ondersteunen door te kijken wie mevrouw De Beer kunnen helpen, zodat de knelpunten verdwijnen en verminderen. Denk maar aan familie, vrienden en/of professionele hulpverleners. Vervolgens maak je afspraken met de betrokkenen. Tussentijds en na afloop evalueer je de stand van zaken.
3
Formuleer een begeleidingsprobleem en beoogde resultaten van de begeleiding. Begeleidingsprobleem: mevrouw De Beer ziet tegen de verhuizing op, blijft liever in het verpleeghuis. Begeleidingsdoel: mevrouw De Beer beschrijft de praktische en emotionele problemen bij de verhuizing naar het verzorgingshuis in haar eigen woorden.
KENNISOPDRACHT 1
Leg uit wat je onder ondersteuning op emotioneel gebied verstaat. Met emotionele ondersteuning bied je ondersteuning bij emotionele en psychische problemen.
2
Beschrijf waarom persoonsgerichte zorgverlening een voorwaarde is om begeleiding op emotioneel gebied te kunnen geven. Als je persoonsgerichte zorg geeft, staat de zorgvrager centraal en niet de zorgtaken die je moet doen. Je hebt bij persoongerichte zorg meer (langduriger) contact met een zorgvrager, waardoor je de gelegenheid hebt om contact op te bouwen en begeleiding te geven.
3
Noem twee voorbeelden van veranderingen waarbij de zorgvrager mogelijk behoefte aan begeleiding op emotioneel gebied kan hebben. Eigen inzicht. Uit de voorbeelden moet blijken welke invloed er is op het welbevinden van de zorgvrager, waardoor er behoefte aan emotionele ondersteuning ontstaat.
4
Leg uit waarom je in principe altijd eerst met de zorgvrager bespreekt wat je hebt gesignaleerd, nog voordat je het rapporteert. Er zijn drie redenen: • uit respect voor de privacy;
© ThiemeMeulenhoff
25
Begeleiden van de zorgvrager
• •
26
om niet over het hoofd van de zorgvrager te handelen; om na te gaan wat de betekenis is van dat wat je hebt gesignaleerd.
5
Meneer Godet, een alleenstaande man, kan niet meer zonder hulp naar het toilet nadat hij gevallen is. Noem twee mogelijke gevolgen. Mogelijke gevolgen: hij wordt afhankelijk van hulp of er moet gekeken worden welke aanpassingen er in huis mogelijk zijn. Als hij echt niet zonder hulp naar het toilet kan en er thuis geen alternatief gevonden kan worden, moet hij (tijdelijk) worden opgenomen in een verzorgingshuis of verpleeghuis.
6
Welke ondersteuning op emotioneel terrein zou je kunnen geven aan meneer Godet? Je kunt luisteren naar zijn gevoelens en emoties. Je kunt gevoelens en gedachten ordenen en er betekenis aan geven. Zo nodig kun je praktische oplossingen aanreiken.
7
Noem twee aspecten van de beroepshouding die jij belangrijk vindt bij het geven van begeleiding op emotioneel gebied bij veranderingen in de zelfzorg. Aspecten van de beroepshouding die belangrijk zijn bij het geven van begeleiding op emotioneel gebied bij veranderingen in de zelfzorg: respect, inlevingsvermogen, tact en geduld. In de uitleg van het aspect moet duidelijk worden wat het aspect betekent en waarom het belangrijk is.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen
Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE LEKKERSTE NOOTJES VAN DE MARKT 1
Lonneke bespreekt met mevrouw Buwalda dat ze niet genoeg tijd heeft om bij allerlei verschillende winkels langs te gaan. Mevrouw Buwalda stelt voor dat zij haar bed dan wel weer zelf gaat opmaken. Wat zou jij doen als je Lonneke was en waarom? Als mevrouw Buwalda haar bed zelf op gaat maken, dan krijgt Lonneke geen extra tijd om boodschappen te doen. Het is geen goed idee dat mevrouw Buwalda dit weer gaat doen. Blijkbaar kan ze het echt niet meer zelf, anders had ze nooit die hulp daarvoor gekregen. Lonneke moet dit met haar bespreken. Door te zoeken naar een compromis, kan ze mevrouw Buwalda tegemoetkomen. Mevrouw Buwalda kan misschien samen met een vrijwilliger of familielid een keer in de week boodschappen gaan doen. Dan kan Lonneke naar de supermarkt voor de overige zaken. Lonneke kan binnen de tijd die ze heeft nooit aan de verwachtingen van mevrouw Buwalda voldoen. Ze kan misschien wel naar één speciaalzaak gaan die dicht in de buurt van een supermarkt ligt, als compromis.
2
Hoe kun het bestedingspatroon van mevrouw Buwalda respecteren? Je kunt het respecteren door te zoeken naar een vrijwilliger, een kennis of familielid die met haar wil gaan winkelen. Als je naar één speciaalzaak gaat die dicht in de buurt van een supermarkt ligt, zoek je naar een compromis. Als je naar deze mogelijkheden zoekt, wijs je haar gewoonten niet af, maar toon je begrip en respect.
KENNISOPDRACHT 1
Geef een voorbeeld van je eigen dagelijkse inkomsten en uitgaven. Individueel antwoord. Uit het antwoord moet blijken dat het om steeds terugkerende uitgaven gaat, zoals elke dag een broodje kopen.
2
Geef een voorbeeld van een bestedingspatroonpatroon. Individueel antwoord. Uit het antwoord moet blijken dat het duidelijk is dat mensen bepaald min of meer vaste gewoonten hebben in hun bestedingen. Bijvoorbeeld: als je het bestedingspatroon van een alcoholist ziet, dan merk je op dat het meeste geld naar de drank gaat. En een jongere kan al zijn verdiende geld direct omzetten in kleding en meestal aan het eind van de maand rood staan.
3
Een oudere rijke dame koopt haar kleding in een winkel voor gebruikte kleding. Ze ziet er prima uit. Hierover heeft ze kritiek gekregen van een verzorgende. Die vond namelijk dat tweedehands kleren bedoeld zijn voor de mensen met weinig geld. Wat vind je van de reactie van de verzorgende? Een verzorgende mag zich niet bemoeien met de zaken van deze mevrouw. Ze hoort haar mening niet ongevraagd te geven. Als deze dame ernaar vraagt, kan ze de vraag stellen: ‘Ik dacht dat die winkels alleen voor mensen met weinig geld waren?’
© ThiemeMeulenhoff
27
Begeleiden van de zorgvrager
28
4
Mevrouw Sorgdrager heeft op de schoorsteenmantel een – volgens jou – foeilelijk beeldje staan. Haar overleden man heeft het gemaakt en ze is er erg aan gehecht. Ze vraagt aan jou of jij het ook zo mooi vindt. Hoe reageer je? Individueel antwoord. Uit het antwoord moet respect blijken voor de spullen van de zorgvrager.
5
Je maakt bewust of onbewust keuzen waaraan je je geld besteedt. Iedereen hanteert hierbij zijn eigen normen. Voorbeelden hiervan zijn: ik koop alleen aanbiedingen, ik koop alleen merkartikelen, of: ik vind dat ik drie keer per jaar op vakantie moet kunnen. Noem drie andere voorbeelden. Individueel antwoord. Drie andere voorbeelden: • elk weekend uitgaan en veel drinken; • voor € 20 per week sms'en; • veel geld besteden aan make-up.
6
Noem drie voorbeelden van praktische ondersteuning aan de zorgvrager bij de zorg voor financiën. Voorbeelden: • het huishoudboekje bijhouden; • advies geven om administratie te ordenen in een ordner; • elke week de rekeningen betalen om het overzicht te houden; • samen kijken of je ergens op kunt bezuinigen.
7
Wat zou je iemand adviseren om meer overzicht te krijgen in zijn uitgaven? Je kunt verschillende adviezen geven: • een huishoudboekje bijhouden; • een vast bedrag in de portemonnee; • rekeningen geordend bewaren; • werken met boodschappenlijstjes.
8
Mevrouw Westra bestelt vaak kleding bij een postorderbedrijf. Ze maakt daarbij steeds meer schulden. Ze vertelt dit aan jou en maakt er zelf geen punt van. Hoe reageer jij? Reageer je anders als mevrouw Westra een lichte verstandelijke beperking heeft? Motiveer je antwoord. Je kunt haar attenderen op de gevaren van het maken van schulden bij een postorder bedrijf. Uiteindelijk moet ze toch betalen. Als ze een verstandelijke beperking heeft, kun je een stap verdergaan: dan zeg je dat ze ermee moet stoppen. Je rapporteert het, bespreekt het in het team of met de leidinggevende en licht ook de familie in. De afbetaling kan onder begeleiding gebeuren, en bestellingen in de toekomst kunnen alleen onder begeleiding worden gedaan. Bij iemand met een lichte verstandelijk beperking geef je begeleiding als dat nodig is. Hier is dat nodig. Je rapporteert het en bespreekt het omdat het ernstig is en omdat begeleiding nodig is. Je stelt de familie op de hoogte, omdat die moet weten wat er aan de hand is. De familie kan ook sturend optreden.
9
Noem twee redenen om een zorgvrager te adviseren om een maatschappelijk werker te raadplegen bij de zorg voor de financiën. Redenen zijn:
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
• • • •
Zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen
de zorgvrager is niet meer in staat zijn zakelijke belangen goed te regelen, zoals iemand die aan het dementeren is; de zorgvrager kan niet goed met zijn inkomen omgaan en maakt schulden; de zorgvrager heeft grote schulden; de zorgvrager snapt de financiële regelingen van de hulpverlening niet.
10 Noem een aspect van de beroepshouding dat jij belangrijk vindt. Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom dit aspect belangrijk is bij het begeleiden bij de zorg voor financiën en persoonlijke eigendommen. Elk aspect van de beroepshouding is goed als het voorbeeld logisch en kloppend is. Betrouwbaar: je krijgt te maken met geld van anderen. Je gaat hier zorgvuldig mee om. Je zorgt ervoor dat wat je doet openlijk en inzichtelijk is voor de zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
29
Begeleiden van de zorgvrager
Kinderen van de zorgvrager begeleiden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE MEISJES 1
Hoe zou je reageren als mevrouw Smit dit verhaal met jou zou bespreken? Je neemt de tijd om mevrouw Smit haar verhaal te laten doen. Daarna vraag je of ze begeleiding verwacht. Hiermee onderzoek je de hulpvraag.
2
Welke begeleidingsdoelen zou Yvette samen met mevrouw Smit kunnen opstellen? Begeleidingsdoelen: • Shirley ervaart dat zij haar zorgen over haar moeder kan delen met Yvette; • Shirley heeft een sociaal leven met vriendinnen die ook thuis over de vloer komen; • Vallery ervaart dat zij haar zorgen over haar moeder kan delen met Yvette; • Vallery voelt zich betrokken bij het gezin en neemt vriendinnen mee naar huis; • Vallery, Shirley en hun moeder kunnen openlijk met elkaar over hun gevoelens praten en zijn zich bewust wat er allemaal kan in dit gezin.
3
Welke acties zou je kunnen voorstellen? Acties: in overleg met de leidinggevende kijken in hoeverre Yvette voor een half uur extra ingezet kan worden om deze begeleiding te kunnen geven.Yvette kan die middag dan gerichte aandacht geven hoe was het afgelopen week, wat gaat goed, wat kan er anders? Dat wat anders kan, kan Yvette vervolgens vertalen naar begeleidingsdoelen en acties. Verder kan Yvette Vallery en Shirley stimuleren om een vriendin mee te nemen. Ze kan hier afspraken over maken dat het mogelijk is, zonder dat hun moeder te zwaar belast wordt. Ook is het belangrijk om de moeder bij de gesprekken te betrekken, zodat de band tussen Vallery en haar moeder hersteld wordt. De gesprekken moeten gaan over wat er mogelijk is, in plaats van onmogelijk.
4
Hoe zou je willen evalueren? De zorgdoelen moeten worden geëvalueerd. Het is belangrijk dat de zorgdoelen bij iedereen bekend zijn, dan kun je er met elkaar over praten. Je bespreekt dan wat er bereikt is. Er wordt ook besproken hoe de begeleiding gegeven wordt.
KENNISOPDRACHT
30
1
Geef aan waaruit de ondersteuning en begeleiding kan bestaan aan een zorgvrager die ook de zorg voor de kinderen heeft. Je geeft praktische ondersteuning, je helpt bij de opvoeding. Verder geef je geestelijke ondersteuning, je luistert en toont begrip en je geeft voorlichting en advies.
2
Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat je respect en begrip hebt voor de opvoedingsmethode van de zorgvrager. Individueel antwoord. In het voorbeeld moet duidelijk zijn dat er een bepaalde manier van opvoeden is waar de student respect voor heeft.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Kinderen van de zorgvrager begeleiden
3
Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat je eigen gedrag een voorbeeldfunctie heeft. Individueel antwoord.Voorbeeld: als je een dag zou vloeken, zullen de kinderen dat overnemen.
4
Jeroen van zeven jaar wil zijn middageten niet opeten. Hij heeft geen trek. Zijn moeder ligt boven in bed. Over een kwartier moet Jeroen weer naar school. Leg uit hoe je omgaat met deze situatie. Je vraagt waarom Jeroen geen trek heeft. Als hij niet ziek is, of vlak daarvoor heel veel heeft gegeten, moet hij toch wat eten. Je kunt hem een halve boterham laten eten. Dit is onderhandelen. Er mag voor een ander antwoord worden gekozen.
5
Geef aan wat je norm is bij wel of niet eten. Je moet op gezette tijden voldoende eten. Uit het antwoord moet verder blijk van inzicht in de relatie tussen de norm en de wijze van handelen blijken.
6
Noem een aspect van de beroepshouding dat jij belangrijk vindt bij het begeleiden van de kinderen van een zorgvrager. Leg uit waarom je dat belangrijk vindt. Het maakt niet uit welk aspect genoemd wordt, als de uitleg maar concreet is.
7
Waarom is belonen beter dan straffen? Kinderen kunnen zich afgewezen voelen. Ze moeten eerst een vertrouwensband met je opbouwen. Een straf van een vreemde is anders dan een straf van de ouder.
8
Waarom meng je je niet in een situatie waarin de zorgvrager aan het opvoeden is? Er kan maar een kapitein zijn op een schip. Als één persoon zich met een kind bemoeit, is dat voldoende.
9
Leg uit wat er bedoeld wordt met de uitspraak dat je een bemiddelende functie hebt. Soms moet je bij de kinderen om meer begrip vragen voor de situatie van de zorgvrager of andersom. Dan bemiddel je.
© ThiemeMeulenhoff
31
4
Respect tonen voor de zorgvrager Respectvolle bejegening van de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘WAT ZEUR JE NOU!’ 1
Welke regel waaraan je respectvolle bejegening kunt herkennen, is in dit verhaal geschonden? In dit verhaal is de tweede regel: ‘je behandelt de zorgvrager met respect en gelijkwaardigheid’ geschonden. Maar ook regel 3; ‘je benadert de zorgvrager als individu’ en dan specifiek ‘je zorgt tijdens het wassen, baden en tijdens het uitvoeren van medische handelingen zoveel mogelijk voor de privacy van de zorgvrager’.
2
Wat had Marloek kunnen doen om te voorkomen dat deze situatie zou ontstaan? Marloek had van tevoren alle spullen, zoals baddoeken en zeep, kunnen klaarleggen. Vervolgens had ze alles nog eens moeten nakijken voordat ze mevrouw Van Wensveen had opgehaald. Dan had ze bij mevrouw Van Wensveen kunnen blijven en de deur op slot kunnen doen. Als verzorgende moet je altijd bij een zorgvrager blijven wanneer hij in bad zit. Je moet de deur van de badkamer ook altijd op slot doen wanneer je een zorgvrager wast.
3
Wat had Claus moeten doen om te voorkomen dat deze situatie zou ontstaan? De technisch medewerker moet altijd eerst naar de manager gaan voordat hij naar de klus gaat waarvoor hij gevraagd is. En wanneer hij een kamer of badkamer binnengaat, moet hij altijd eerst bellen of kloppen en wachten op antwoord.
KENNISOPDRACHT 1
Vertel in je eigen woorden wat bejegening inhoudt. Bejegening is hetzelfde als behandeling: de manier waarop je mensen benadert. Hierbij spelen omgangsregels en betrokkenheid een belangrijke rol.
2
Beschrijf een situatie waarin jij jezelf respectvol bejegend voelde. Eigen voorbeeld. Plaats dit voorbeeld tegen de kenmerken van een respectvolle bejegening. En vraag welke kenmerken van een respectvolle bejegening hierbij speelden. Ik ben moslim. Het is ramadan. Mijn vriend Johan biedt mij ook geen snoepje aan.
3
Beschrijf een situatie waarin jij jezelf onrespectvol bejegend voelde. Eigen voorbeeld. Deze voorbeelden moeten duidelijk maken dat de student onrespectvol bejegend is. Vergelijk de kenmerken van een respectvolle bejegening. Ik help mijn vriendin als haar schort tijdens het koken in brand vliegt. Ik pak gauw een theedoek en doof de vlammen. Mijn vriendin wordt boos omdat haar theedoek nu ook verbrand is.
© ThiemeMeulenhoff
33
Begeleiden van de zorgvrager
34
4
Vertel wat je van alle vijf kenmerken van een respectvolle bejegening in de zorg vindt. Welke vind je van belang en welke vind je minder van belang, en waarom? Eigen mening. Argumentatie is hierbij belangrijk. Deze argumenten kun je gebruiken om een discussie over bejegening te starten.
5
In hoeverre kunnen andere mensen jouw eigen opvattingen over een respectvolle bejegening herkennen als je met ze omgaat? Eigen mening. 1 Je staat op voor een zwangere vrouw die in een volle bus stapt. 2 Je moeder komt thuis van een bezoek aan de dokter. Je informeert wat hij gezegd heeft. 3 Je trekt je schoenen uit als je bij een vriend wordt uitgenodigd waar dat gebruikelijk.
6
Wat houdt het begrip betrokkenheid in? Het begrip betrokkenheid houdt in dat je meeleeft en meevoelt met een ander.
7
Beschrijf een situatie waarin duidelijk naar voren komt dat een verzorgende betrokken is bij het welbevinden van een zorgvrager. Eigen invulling. Komen hierbij betrokkenheid en grenzen stellen aan de betrokkenheid in naar voren? De dokter komt het verband van mevrouw Willems been verversen. Je weet dat dit erg pijnlijk is en dat ze daar tegenop ziet. Je vraagt of ze in jouw hand wil knijpen als het erg zeer doet.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Afhankelijkheid hanteren
Afhankelijkheid hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ZIE IK DAT GOED? 1
Op welke gebieden is Menno afhankelijk? Menno is afhankelijk op: • financieel gebied: voor een ziektewetuitkering en voor zijn ziektekostenuitkering; • sociaal-emotioneel gebied: hij is afhankelijk van de bezoeken van zijn ouders en vrienden en van de aandacht en zorg voor zijn individuele persoonlijkheid van Eline; • organisatorisch gebied: hij kon niet in het ziekenhuis blijven en is overgeplaatst naar een revalidatiecentrum; • geestelijk gebied: (indirect:) hoe meer communicatiepogingen gedaan worden, des te beter. Wanneer Menno voor zijn ongeluk veel steun van een geestelijke ondervond, dan kan deze steun op het zintuiglijke niveau (contact maken) geven. Geestelijken kunnen ook vaak steun bieden aan de naasten, die door deze steun de kracht kunnen vinden om de comapatiënt te blijven bezoeken; • intellectueel gebied: de familie, vrienden en Eline moeten op Menno's niveau van voor het ongeluk met hem omgaan. Doordat Jim muziek draait waar Menno gek op was voor zijn ongeluk, komt Menno uit zijn coma. Waarschijnlijk zou dat niet gelukt zijn als Jim andere muziek, zoals klassieke muziek, zou hebben laten horen; • lichamelijk gebied: Menno is op lichamelijk gebied totaal afhankelijk. Eline moet Menno wassen, kleden, voeden. Artsen en fysiotherapeuten behandelen hem zonder dat hij daar zelf enige inbreng in heeft; • medemenselijk gebied: Menno is afhankelijk van de kracht, de liefde en het doorzettingsvermogen van zijn ouders. En van Jims vriendschap. Menno is ook afhankelijk van Eline's wil en mogelijkheid om hem ruimhartig en opgewekt te verzorgen. De situatie waarin Menno verblijft, het revalidatiecentrum, zorgt er ook voor dat Menno afhankelijk is van de tijden die organisatorisch vastliggen, zoals eten, slapen en bezoek.
2
Op welke gebieden biedt Eline hulp, verzorging en ondersteuning? Eline biedt hulp, verzorging en ondersteuning op: • sociaal-emotioneel gebied: Eline zorgt dat ze tijdens de zorg zoveel mogelijk aandacht heeft voor Menno als individu. Tijdens de zorg praat ze tegen hem en probeert, via zintuigprikkeling, contact te maken met Menno; • intellectueel gebied: Eline spreekt Menno aan op zijn eigen niveau. Ze zorgt ervoor dat ze hem niet als een baby of kleuter aanspreekt; • lichamelijk gebied: Eline geeft aan Menno alle zorg steun en hulp die hij nodig heeft op lichamelijk gebied, zoals wassen, kleden, voeden en medicijnen toedienen; • medemenselijk gebied: Eline zorgt opgewekt, hulpvaardig en deskundig voor Menno.
3
Menno is nu niet meer in coma, maar hij heeft nog een heel laag bewustzijnsniveau. Dat betekent dat hij wel alles ervaart wat er rondom hem gebeurt, maar hij kan zelf niet of nauwelijks reageren. Welke hulp, zorg en/of ondersteuning kan Eline nu aan hem, zijn ouders en aan Jim bieden? Eigen invulling. Voorbeelden van hulp, zorg en/of ondersteuning die Eline kan bieden: • proberen contact te blijven maken met Menno;
© ThiemeMeulenhoff
35
Begeleiden van de zorgvrager
• • • • • •
voor wassen en kleden vertellen wat ze gaat doen; Menno als een volwassene bejegenen; via zintuigprikkeling ervoor proberen te zorgen dat Menno wakker blijft; de ouders, broers en zussen inlichten dat ze zoveel mogelijk met Menno moeten praten, zijn eigen muziek draaien en zijn eigen televisieprogramma's opzetten; ervoor zorgen dat Menno's vrienden op bezoek komen; ervoor zorgen dat het bezoek zich veilig, vertrouwd en welkom voelt.
KENNISOPDRACHT
36
1
Wat is afhankelijkheid en geef een voorbeeld hiervan. Afhankelijkheid is een toestand van zorg, hulp en/of ondersteuningbehoeftig zijn. Een voorbeeld: Bert is lichamelijk en verstandelijk gehandicapt. Op zijn bed ligt een mooie rode bal. Hij wil de bal graag in zijn handen nemen. Hij roept: ‘Eh, eh...’ Maar Inge, die bij zijn bed staat, begrijpt hem niet. Dan begint Bert te krijsen. Linda, die net voorbij komt lopen met een kopje thee voor Daan, zegt: ‘Hé Bertje, wat is er? Wil je die mooie bal?’ En ze geeft hem in het voorbijgaan de bal in zijn handen. Bert kijkt tevreden naar de bal.
2
Wat is zich afhankelijk voelen en geef een voorbeeld hiervan. Je voelt je afhankelijk wanneer je de balans tussen zorg, hulp en ondersteuning krijgen en zorg, hulp en ondersteuning bieden kwijt bent. Een voorbeeld: ‘Voor de aanvraag van mijn werkloosheidsuitkering ben ik helemaal afhankelijk van het goede humeur van de ambtenaar. Ik kan er zelf niets aan veranderen, ik moet het maar afwachten. Ik voel mij afhankelijk en machteloos’, zegt Karel.
3
Wat is zich afhankelijk gedragen en geef een voorbeeld hiervan. Zich afhankelijk gedragen is iets anders dan afhankelijk zijn. Je gedraagt je afhankelijk wanneer je hulp, zorg of ondersteuning vraagt terwijl dat eigenlijk niet nodig is. Je doet dit om aandacht te krijgen, verwend te worden of omdat je gehospitaliseerd bent. Voorbeeld: ‘Mam, wil jij mijn blouse even strijken? Jij kunt dat veel beter dan ik!’, roept Daphne naar haar moeder. Daphne's moeder weet dat Daphne zelf heel goed kan strijken. Maar Daphne heeft het moeilijk de laatste tijd; haar vriend heeft het uitgemaakt. Moeder verwent haar een beetje en stemt toe.
4
Wat is hospitalisatie en geef een voorbeeld hiervan. Hospitalisatie is een extreme vorm van afhankelijk gedrag dat kan ontstaan als iemand langdurig in het ziekbed, het ziekenhuis of verpleeghuis is opgenomen. Voorbeeld: ‘Wat is dit nu, Kirsten, je hebt nog helemaal niet van je melk gedronken’, zegt Carola. ‘De beker staat al een tijdje op je blad.’ Kirsten kijkt omhoog. ‘Kan ik niet, jij moet me helpen’, zegt ze en ze kijkt Carola hulpeloos aan. ‘Niks ervan, schooier’, grapt Carola, ‘je kunt dat best zelf’. En als Kirsten uiteindelijk toch zelf haar beker naar de mond brengt, geeft Carola haar een goedkeurend klopje op haar schouder.
5
Hoe kun je hospitalisatie voorkomen? Als je de afhankelijke situatie van de zorgvrager zo bewust mogelijk hanteert en zijn onafhankelijkheid stimuleert, dan kun je hospitalisatie misschien voorkomen. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang: • vraag de zorgvrager altijd naar zijn mening wanneer er beslissingen genomen moeten worden;
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
• • •
Afhankelijkheid hanteren
bespreek je voorgenomen besluit met zijn naasten, je collega's of met de eerstverantwoordelijke als de zorgvrager zelf geen beslissing kan nemen; bied de zorgvrager altijd de kans om zelf een keuze te maken, ook al denk je dat het om iets onbelangrijks gaat; benader de zorgvrager als een onafhankelijk persoon op alle gebieden waar dat kan.
6
Wat zijn de zeven gebieden waarin je afhankelijk kunt zijn van anderen? De zeven gebieden zijn: • financieel gebied; • sociaal-emotioneel gebied; • organisatorisch gebied; • geestelijk gebied; • intellectueel gebied; • lichamelijk gebied; • medemenselijk gebied.
7
Noem van elk van deze zeven gebieden een voorbeeld dat betrekking heeft op jouw leven. Eigen mening. Voorbeelden: • financieel gebied: wonen, eten en zakgeld/kleedgeld/lesgeld van je ouders, lesgeld, studiebeurs van het rijk, uitkeringen van verzekeringen voor tandarts, huisarts, ziekenhuis en specialisten; • sociaal-emotioneel gebied: van mijn ouders, broers en zussen, mijn vrienden die van mij houden. En van kennissen, mijn medestudenten, mijn collega's die mij wel mogen om wie ik ben. • organisatorisch gebied: het huis van mijn ouders waar ik mag wonen Mijn eigen kamer waar ik kan studeren en mijn vrienden ontvangen, de school waar ik kan studeren, de werksituatie waar ik verzorgende ben. • geestelijk gebied: de priester/dominee/imam/humanistisch raadman waar ik altijd bij terecht kan. De andere leden uit de geestelijke gemeenschap waar ik bij hoor. De rituelen die we gezamenlijk uitoefenen. • intellectueel gebied: de scholen waar ik kennis kan vergaren, de docenten die mij onderwijzen, mijn collega's en medestudenten van wie ik kan leren en met wie ik kan redetwisten over thema's die mij raken. • lichamelijk gebied: sportfaciliteiten, fietsen, douche's, badgelegenheid, wc's,onderdak, kachels, eten en drinken, kortom alle faciliteiten die het me mogelijk maken om mijn lichaam schoon en sterk, flexibel en warm te houden. • Medemenselijk gebied: mijn vriend die van mij houdt, mijn vader en moeder die me onvoorwaardelijk zullen steunen. Mijn vrienden die me zullen helpen als ik problemen heb. Mijn collega's die voorkomen dat ik in de fout ga. Iedereen in mijn familie, vrienden en kennissenkring die me willen verzorgen, ondersteunen, hulp bieden als ik ziek ben, hulpbehoevend ben of psychische moeilijkheden heb.
© ThiemeMeulenhoff
37
Begeleiden van de zorgvrager
Autonomie bevorderen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WANNEER MAG IK NAAR HUIS? 1
Welke gevolgen heeft de ziekte van Alzheimer voor de autonomie van meneer De Rijk? De gevolgen van zijn ziekte op zijn autonomie: • hij kan niet meer thuis wonen; • hij is afhankelijk van anderen voor de dagelijkse verzorging; • hij wordt 's nachts op zijn kamer gehouden, omdat hij anders gaat rondwandelen. Het feit dat hij misschien graag 's nachts rondwandelt, is ondergeschikt aan de last die de verzorgenden hierdoor ervaren.
2
Hoe zou jij reageren als meneer De Rijk vraagt wanneer hij naar huis mag gaan? Motiveer je antwoord. Je kunt proberen om hem zo rustig en duidelijk mogelijk uit te leggen hoe de situatie ervoor staat. Je kunt ook eerst met collega's overleggen, zodat je je wat zekerder voelt wanneer je met meneer De Rijk gaat praten. Je zou er ook voor kunnen kiezen om samen met een collega naar meneer De Rijk te gaan. Als je de situatie erg moeilijk vindt, kun je er zelfs voor kiezen om het gesprek door een collega te laten voeren.
PRAKTIJK: JASPER BESCHIKT ZELF 1
Kan Jasper de risico's voldoende in te schatten? Waarom wel of waarom niet? Jasper is, gezien zijn leeftijd, waarschijnlijk in staat om de risico's onder ogen te zien die traktaties en feestjes met zich meebrengen. In een gesprek met Jasper kan duidelijk worden waarom hij zo graag met de rest van de groep meedoet. Waarschijnlijk wil hij erbij horen, zoals kinderen van twaalf dat allemaal willen. Dat betekent wel een paar dagen erge diarree en buikkrampen. Heeft hij dat ervoor over? Ook een mogelijkheid is om de groep eens te trakteren op snoep dat speciaal geschikt is voor Jasper. Dan kunnen zijn medestudenten eens met hem meedoen, in plaats van telkens andersom.
2
Hebben Jaspers ouders de mogelijkheid om iets aan zijn keuze te veranderen? Licht je antwoord toe. Een kind van twaalf jaar wordt geacht de risico's in te kunnen inschatten van zijn eigen gedrag. Volgens de wet mag Jasper zelf beslissen. Zijn ouders staan niet in hun recht als ze bezwaar hebben tegen zijn keuze en het hem willen verbieden.
KENNISOPDRACHT
38
1
Wat is autonomie? Wat betekent het voor jou? Studenten moeten het antwoord formuleren in eigen woorden. In elk geval moet in het antwoord terug te lezen zijn: de maatschappelijke waarde die toegekend wordt aan autonoom zijn; zelfstandigheid, onafhankelijkheid en het nemen van je eigen beslissingen.
2
Waarom is het belangrijk om de autonomie van de zorgvrager te bevorderen? Leg in je eigen woorden uit.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Autonomie bevorderen
De autonomie van de zorgvrager moet bevorderd worden omdat het een gunstige invloed heeft op de gezondheid, het gevoel van eigenwaarde en het welbevinden van de zorgvrager. Naarmate hij meer in staat is om eigen keuzen te maken, is er sprake van een grotere onafhankelijkheid en dat leidt tot meer zelfvertrouwen. 3
Noem drie manieren waarop je de autonomie van de zorgvrager kunt stimuleren. Drie manieren om de autonomie te bevorderen: • stimuleren tot het uitvoeren van handelingen; • het geven van juiste informatie, op basis waarvan de zorgvrager in staat is zijn eigen keuzen te maken en beslissingen te nemen; • in de zorgverlening steeds zorgvuldig omgaan met de afhankelijkheid van de zorgvrager, zodat die niet nog meer afhankelijk wordt dan nodig.
4
Waarom is voorlichting zo belangrijk als het gaat om autonomie? Voorlichting is heel belangrijk, omdat alleen op basis van goede voorlichting een keuze kan worden gemaakt. Iemand die niet weet waaruit hij of zij kan kiezen, kan geen goede beslissing nemen. Je voelt je sterker en onafhankelijker als je over genoeg goede informatie beschikt,
5
Waarin is het recht op zelfbeschikking vastgelegd? Het recht op zelfbeschikking is vastgelegd in de grondwet. Het geldt voor iedereen die in staat is eigen keuzen te maken en de gevolgen van deze keuzen in te schatten. Het is het recht om zelf te beslissen in kwesties, zoals wel of niet behandelen, of onderzoeken laten doen.
6
Geldt het recht op zelfbeschikking voor een dementerende zorgvrager die weigert onder de douche te gaan? Waarom wel? Waarom niet? Voor een dementerende zorgvrager geldt dat je zorgvuldig moet afwegen of zijn welzijn gediend is met de beslissing over het douchen. Een zorgvrager die incontinent is, zal gewassen moeten worden. Anders bestaat het risico dat de huid geïnfecteerd raakt. Steeds zal het belang van de zorgvrager voorop moeten staan. In overleg met het team en (mogelijk) de naasten van de zorgvrager, zul je moeten kiezen voor interventies die de zorgvrager zo min mogelijk schaden. In dit voorbeeld kan dat leiden tot de afspraak dat de zorgvrager niet gedoucht wordt, maar gewassen. Dit kan op bed of aan de wastafel, als de zorgvrager dat minder vervelend vindt. De kans op huiddefecten is zo minder groot, wat leidt tot een verhoging van het welzijn. De manier waarop dit gebeurt, schaadt de zorgvrager het minst.
© ThiemeMeulenhoff
39
Begeleiden van de zorgvrager
Verantwoordelijkheid hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MET DE HANDEN OP DE RUG 1
Wat vind jij van zorg ‘met de handen op de rug’? Eigen mening. Door zorgvragers te stimuleren dingen zelf te doen, leren ze dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden. Een dag in bed betekent dan dat er de volgende dag extra hard geoefend moet worden.
2
Wat vind je van het advies van Ineke? Eigen mening. Ben je het ermee eens dat je je verantwoordelijker leert gedragen als je meer zelf moet doen? Leg uit waarom je dat wel of niet vindt.
KENNISOPDRACHT
40
1
Wat is verantwoordelijkheid? Verantwoordelijkheid is het vermogen om je eigen beslissingen te nemen, de bereidheid om in te staan voor je eigen gedrag en de gevolgen die hieruit voortvloeien. Verder hoort erbij dat je je aan de afspraken houdt.
2
Waarom is het belangrijk om de zorgvrager te stimuleren in zijn eigen verantwoordelijkheid? Het is belangrijk om de zorgvrager te stimuleren in zijn eigen verantwoordelijkheid, omdat hij dan zelf kan bijdragen aan de bevordering van zijn gezondheid en het voorkomen van (grotere) afhankelijkheid. De zorgvrager is in de meeste gevallen in staat om zijn eigen keuzen te maken, en is hier ook verantwoordelijk voor. Het is jouw taak als verzorgende om goede voorlichting te geven. Hiermee draag je bij aan het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager.
3
Van welke mensen in je omgeving verwacht je dat ze zich verantwoordelijk gedragen en waarom? Eigen mening. Denk aan ouders, leraren, vrienden.
4
Je hebt net aan meneer Janssen uitgelegd dat vet eten heel slecht is voor hem. De volgende dag zie je hem een chocoladereep en een stuk cake eten. ‘Van mijn zus gekregen!’, verweert hij zich, als je hem ernaar vraagt. Wat zou je doen? Blijkbaar begrijpt meneer Janssen niet wat het schadelijke effect van vet eten is voor zijn gezondheid. Je kunt hem dat nog eens goed uitleggen. Controleer of hij echt begrijpt wat je zegt; of jou informatie duidelijk genoeg is. Verder kun je hem erop wijzen dat als hij een reep chocola van zus krijgt, hij die niet hoeft op te eten. Hij kan de reep weggeven en tegen zijn zus zeggen dat hij deze niet mag hebben. Als blijkt dat meneer Janssen moeite heeft om dat tegen zijn zus te zeggen, kun je voorstellen dat jij eens met haar gaat praten.
5
Waarom is het belangrijk om ook de naasten van een zorgvrager te betrekken bij een overleg? De naasten hebben niet altijd dezelfde informatie als de zorgvrager. Dat kan tot misverstanden leiden. Het kan ook gebeuren dat een zorgvrager niet goed meer in staat is om informatie op te nemen, zoals door medicijnen of ziekte. In dat geval is het belangrijk dat er de naasten wel goed op de hoogte zijn van de situatie.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Verantwoordelijkheid hanteren
6
Meneer Neck heeft slechte ogen en vraagt Tessa wat zij zou doen: een riskante oogoperatie ondergaan, met het risico van blindheid, of de situatie laten zoals hij is. Welk advies zou jij geven? Geef objectieve en juiste informatie, daarmee help je meneer Neck om zelf een keuze te maken. Het is niet de bedoeling dat je meneer Neck gaat overtuigen van je eigen mening. Accepteer het wanneer meneer Neck na lang nadenken een keuze maakt die jij zelf niet zou maken.
7
Evert is verzorgende van meneer Haas. Er is een aantal zaken waarover een beslissing moet worden genomen. Evert verwacht dat meneer Haas hem betrekt bij zijn keuzen, maar dat gebeurt niet. ‘Ik ben uitstekend op de hoogte van mijn eigen situatie, ik overleg liever met mijn familie en vrienden’, zegt meneer Haas. Wat vind je hiervan? Hoe vervelend het misschien ook voelt voor Evert, het is de beslissing van de meneer Haas om niet te overleggen met de verzorgenden. Dat neemt niet weg dat Evert belangrijke en nuttige informatie kan blijven geven aan meneer Haas.
© ThiemeMeulenhoff
41
Begeleiden van de zorgvrager
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘MAG DE DEUR EVEN DICHT?’ 1
Wat vind je van de reactie van Mieke op het verzoek van mevrouw Schouten? Eigen mening. Je zou kunnen zeggen dat Mieke niet goed nadenkt bij wat ze zegt. Ze gaat uit van wat ze zelf normaal vindt en ze laat openlijk merken dat ze de reactie van de zorgvrager een beetje gek vindt. Hierdoor kan de zorgvrager een ongemakkelijk gevoel krijgen, in een situatie die toch al niet zo gemakkelijk is voor haar.
2
Wat vind je van de vraag van mevrouw Schouten? Hoe zou jij erop gereageerd hebben? Eigen mening.
PRAKTIJK: MEVROUW BREMERS WIL GÉÉN MANNEN! 1
Wat vind je ervan dat mevrouw Bremers Maarten wegstuurt? Voor Maarten is het niet leuk dat mevrouw Bremers hem wegstuurt. Het heeft niet met hem persoonlijk te maken, maar met het feit dat hij een man is. Respecteer de wens van mevrouw Bremers als het kan.
2
Vind je dat je rekening moet houden met een wens als die van mevrouw Bremers? Licht je antwoord toe. Voorzover dat mogelijk is, moet je met dit soort wensen rekening houden.
KENNISOPDRACHT
42
1
Welke verschillende vormen van intimiteit zijn er? Verschillende vormen van intimiteit zijn: intimiteit van gedachten en gevoelens, lichamelijke intimiteit en respect voor intieme zones.
2
Reageer je anders wanneer een bekende je territorium binnentreedt dan wanneer het onbekende is? Waarom? Individueel antwoord van de student. Je kunt in de bespreking de link leggen naar het stellen van grenzen en op welke manier je dat kunt doen.
3
Stel dat een zorgvrager je om een kus vraagt voordat hij gaat slapen. Geef je die dan? Waarom wel of niet? Uit het antwoord blijkt hoe de student omgaat met zoenen en dergelijke. De één is er heel vrij in, de ander juist niet. Met andere woorden: je bent niet een betere verzorgende als je makkelijker knuffelt en zoent met zorgvragers dan je collega, die daar helemaal niet van houdt. Houd er wel altijd rekening mee hoe de ander over de situatie denkt.
4
Geef aan op welke manier een verzorgende rekening moet houden met de behoefte aan privacy van zorgvragers. Dat kun je op heel veel manieren doen. Allereerst door te zorgen dat de bedgordijnen gesloten zijn, het toilet op slot kan, te kloppen voordat je naar binnen gaat en te wachten op antwoord. Een handdoek over een ontklede zorgvrager is iets wat je kunt doen om rekening te houden met de intieme sfeer. Als je zorg verleent, toon je dat je rekening met de privacy houdt door
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten
de zorgvrager in te lichten dat je komt, wat je gaat doen en door toestemming te vragen. Daarnaast houd je rekening met de behoefte aan privacy als je zorgvuldig met informatie over zorgvragers omgaat. Verder kun je zorgvragers wijzen op het bestaan van privé-kamers (indien aanwezig), en ze de mogelijkheid bieden daarvan gebruik te maken. 5
Beschrijf de relatie tussen een verzorgende en een zorgvrager als het gaat om intimiteit. De relatie tussen een zorgverlener en zorgvrager is geen gelijkwaardige relatie. De zorgvrager is afhankelijk van jou als verzorgende. Zorg verlenen betekent op allerlei momenten in de intieme zone van de zorgvrager treden. Zorgvuldigheid is dus belangrijk, juist omdat dan vaak de afhankelijkheid van de zorgvrager zichtbaar wordt. De inbreuk die je maakt, is vaak niet gewenst, hoewel de zorgvrager meestal wel begrijpt dat het niet anders kan. Doe het in elk geval zorgvuldig, en toon de intentie dat je afstand wilt houden, hoe dichtbij je ook moet zijn.
6
Een zorgvrager vertelt je een intiem verhaal over haar seksleven. Het liefst wil je dit verhaal meteen aan al je collega's vertellen. Doe je dat ook? Waarom wel of niet? In principe is het niet de bedoeling dat je een verhaal van een zorgvrager doorvertelt omdat het zo'n spannend verhaal is. Als je het idee hebt dat het verhaal iets te maken heeft met haar ziekte of aandoening, kun je het wel aan een collega vertellen. Probeer om op een respectvolle manier over de zorgvrager te praten, ook al vind je het verhaal dat je hebt gehoord nog zo gek.
7
Wat is het verschil tussen intimiteit en privacy? De begrippen lijken erg op elkaar. Intimiteit is een vorm van persoonlijke privacy: jouw lijf is van jou en daar hoef je niemand aan te laten komen. Net als je eigen kamer: daar hoef je ook niemand binnen te laten als je er geen zin hebt.
8
Eén van de zorgvragers heeft er vreselijk veel moeite mee om haar behoefte op een po te doen. Wat doe je om haar te helpen? Bespreek waarom de zorgvrager er zo'n moeite mee heeft. Is het angst, schaamte of iets anders? Neem dit serieus. Probeer of er een andere manier is waarop de zorgvrager zich niet zo ongemakkelijk voelt. Als dat niet mogelijk is, probeer de situatie dan zo prettig mogelijk te maken.
© ThiemeMeulenhoff
43
Begeleiden van de zorgvrager
Begeleiden bij zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BANG VOOR DE ONTLUISTERING 1
Hoe vind je dat Rani handelt? Motiveer je antwoord. Rani handelt goed. Ze luistert naar de vraag achter de vraag. Ze luistert actief en steunt de zorgvrager om zijn zorgen met de huisarts te bespreken.
2
Hoe zou het gesprek mogelijk verlopen als Rani had gezegd dat ze geen voorstander is van euthanasie? Motiveer je antwoord. Als ze haar mening erg nadrukkelijk geeft en niet een vraag stelt om achter de gedachten van de zorgvrager te komen, dan maakt het wel uit. Als ze haar mening alleen geeft omdat de zorgvrager het vraagt en nadrukkelijk openstaat voor zijn mening, dan niet. De mening van de verzorgende schuift dan naar de achtergrond. Het gesprek verloopt dan min of meer hetzelfde als in het voorbeeld.
KENNISOPDRACHT
44
1
Een instelling die begeleiding geeft op het gebied van zingeving en ethiek besteedt hier in het zorgplan aandacht aan. Bedenk zelf twee vragen die je in het zorgplan hierover zou kunnen opnemen. Een instelling die begeleiding geeft op het gebied van zingeving en ethiek besteedt hier in het zorgplan aandacht aan. Je kunt denken aan vragen als: wat zijn belangrijke feestdagen in uw leven? Bent u gelovig en wat betekent dat voor u in het dagelijks leven? Gaat u naar de kerk, moskee, of synagoge? Zijn er zaken waar u vanuit uw levensovertuiging absoluut voor of tegen bent en die voor ons belangrijk zijn om te weten?
2
Een zorgvrager heeft in de krant gelezen dat je het eigen lichaam beschikbaar kunt stellen aan de wetenschap. Hij vraagt aan jou of dat iets voor hem is. Hoe reageer je? Leg uit waarom je zo reageert. Je kunt de vraag terugspelen en vragen waarom de zorgvrager denkt dat het iets voor hem is. Je kunt stimuleren om meer informatie op te vragen zodat hij een bewuste keuze kan maken. Je kunt je mening geven met als doel de zorgvrager te stimuleren om zijn standpunt verder te bepalen. Er moet blijk zijn van respect en ruimte voor de mening van de zorgvrager.
3
Een zorgvrager vindt een kerstboom en kerstversiering een heidens gebruik. Een andere zorgvrager vindt het juist zo gezellig staan. Ze betrekken jou bij de discussie. Ze vragen wat jij daarvan vindt. Hoe reageer je? Leg uit waarom je zo reageert. Uit het antwoord moet blijken dat er respect is voor ieders mening, ook al lopen de meningen ver uiteen.
4
Een oudere zorgvrager vertelt aan jou wat zij allemaal heeft meegemaakt in haar leven: jong haar vader verloren, twee keer een miskraam gehad en nu heeft ze een CVA gehad waardoor haar linker gezichtshelft verlamd is geraakt. Ze vraagt zich af waaraan ze het verdiend heeft, of God dit bewust op haar pad heeft gebracht. Hoe reageer jij hierop? Geef aan waaruit je
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Begeleiden bij zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen
respect blijkt. Vind je dat ze aangeeft dat ze behoefte aan (professionele) begeleiding heeft? Motiveer je antwoord. Je gaat in op de manier waarop de zorgvrager kijkt naar dat wat haar is overkomen. Vraag wat deze manier van kijken voor de zorgvrager betekent. Bijvoorbeeld: als de zorgvrager zich gestraft, voelt kun je vragen hoe ze dat ervaart. Hierin kun je je inleven en je kunt er begrip voor tonen. Het respect komt tot uiting als je openstaat voor de gedachten van de zorgvrager. De zorgvrager heeft behoefte aan begeleiding, anders zou ze het niet aankaarten. Maar ze heeft niet noodzakelijk andere professionele hulp nodig. Je bespreekt daarom met haar of ze behoefte aan begeleiding heeft en van wie. Je rapporteert het. Alleen als je het bespreekbaar maakt, kun je erachter komen of er behoefte aan begeleiding is. En als je rapporteert, kun je er ook achter komen of deze zorgvrager vaker behoefte heeft om hierover te praten. 5
Vind je dat je op de dag van het offerfeest de zorg moet aanpassen aan de activiteiten van de zorgvrager? Leg uit wat je redenen zijn. Ja, als een zorgvrager voor een bepaalde tijd geholpen wil worden vanwege het offerfeest, dan doe je dat. Als het tenminste mogelijk is. Je past je zorg zoveel mogelijk aan als er belangrijke festiviteiten zijn voor een zorgvrager.
6
Vind je dat je met de kerstdagen de zorg moet aanpassen aan de activiteiten van de zorgvragers op deze dagen? Waarom vind je dat? Ja, als een zorgvrager op tijd naar de kerk wil, dan help je die als eerste. Een zorgvrager die naar een kerstdiner gaat, kun je die dag wat later helpen.
7
Je gaat werken bij een gezin met een Surinaamse achtergrond. Je wilt rekening houden met een mogelijke andere leefwijze. Bedenk drie vragen die je in dit verband zou kunnen stellen. Het zijn vragen die te maken hebben met gewoonten in het gezin waarmee je rekening moet houden. Denk maar aan vragen over de omgang, de lichamelijke verzorging, het omgaan met ziekte en gezondheid of voorschriften vanuit de religie.
© ThiemeMeulenhoff
45
5
Functioneel handelen Verantwoordelijkheid voor eigen taken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAT WORDT TERUGFIETSEN! 1
Leg uit wat het besluit van Klaske om terug te fietsen te maken heeft met verantwoordelijkheid? Eigen mening. Klaske voelt zich verantwoordelijk voor haar werk en de zorgvrager en besluit naar hem terug te gaan, zodat ze de medicijnen kan geven.
2
Hoort het ook tot de verantwoordelijkheid van Klaske om te voorkomen dat het vaker gebeurt? Leg je antwoord uit. Het is Klaske's taak om ervoor te zorgen dat haar zorgvragers de gewenste zorg krijgen. Het is ook haar verantwoordelijkheid om te voorkomen dat dit vaker gebeurt.
3
Wat zou jij doen om te voorkomen dat dit vaker gebeurt? Je kunt op verschillende manieren voorkomen dat je iets vergeet. De studenten kunnen dit antwoord zelf invullen. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken van je werkzaamheden van die dag. Voor en nadat je bij de zorgvrager bent geweest, kun je dit schema nalopen.
4
Klaske is verantwoordelijk voor haar werk en voor haar huishouden. Is het mogelijk om voor meerdere dingen tegelijk verantwoordelijk te zijn? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Je kunt inderdaad voor meerdere dingen tegelijk verantwoordelijk zijn. Daarom is het belangrijk om een planning te maken voor de dingen die je moet doen.
PRAKTIJK: HIJ MOET MAAR EVEN WACHTEN! 1
Leg aan de hand van deze praktijksituatie uit wat het verschil is tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Bij verantwoordelijkheid leg je verantwoording af aan de betrokkenen, zoals je leidinggevenden, je collega's en je zorgvragers. Bij aansprakelijkheid leg je officieel verantwoording af aan een rechter met als consequentie dat je een sanctie (meestal een boete) kunt krijgen.
2
Probeer te verklaren waarom Anouk haar pieper heeft uitgezet? Eigen mening. Het kan erg storend zijn als je pieper tijdens je werkzaamheden steeds afgaat, maar als je verantwoordelijk bent voor meerdere zorgvragers, is het niet verstandig. Anouk had ook een collega kunnen vragen om haar pieper even over te nemen, als ze niet meer gestoord wilde worden.
3
Zou jij hetzelfde doen of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
4
Hoe had Anouk de hele situatie kunnen voorkomen?
© ThiemeMeulenhoff
47
Begeleiden van de zorgvrager
Eigen mening. Anouk had dit allereerst kunnen voorkomen als ze bewust en met aandacht het ontbijt van meneer Küppers had klaargezet. Het was ook niet gebeurd als Anouk de pieper niet had uitgezet. 5
Is Anouk volgens jou aansprakelijk voor wat er gebeurd is? Eigen mening.
KENNISOPDRACHT
48
1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid betekent dat je de plicht hebt te beargumenteren waarom je iets doet of niet doet. Ook de manier waarop je iets doet, valt onder je verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid heeft te maken met je taken en je verplichtingen.
2
Noem vier verantwoordelijkheden die je op dit moment hebt. Leg uit hoe je daarmee omgaat. Eigen mening en ervaring. In de meeste gevallen ben je als student verantwoordelijk voor je studie. Als je een baan hebt, ben je verantwoordelijk voor wat je tijdens je werk doet. Ten opzichte van je huisgenoten, je ouders of je partner, heb je ook verantwoordelijkheden. Je bent bijvoorbeeld verantwoordelijk voor (een deel van) het huishouden.
3
Noem vijf taken die volgens jou bij de taakomschrijving van een verzorgende horen. In de taakomschrijving van een verzorgende staat meestal: het verlenen van verzorging aan zorgvragers; het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming, uitvoering, evaluatie en bijstelling van het zorgplan; het verrichten van (enkele) verpleegtechnische handelingen; het verstrekken van medicijnen; het overzicht houden over de materialen die bij de zorg gebruikt worden; het serveren van maaltijden, dranken en tussentijdse verstrekkingen aan de zorgvrager, en het helpen van de zorgvrager bij het nuttigen ervan; het leveren van een bijdrage aan het woon- en leefklimaat van de zorgvrager; het begeleiden van leerlingen en stagiaires; het voorbereiden van en deelnemen aan overleg.
4
Geef in je eigen woorden aan wat het verschil is tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Bij verantwoording heb je de plicht antwoorden te geven op vragen over je werk. Bij aansprakelijkheid heb je te maken met de plicht die antwoorden te geven aan een rechter. Aansprakelijkheid is dus een juridische term.
5
Noem drie verschillen in bevoegdheid tussen een leerling-verzorgende en een verzorgende. Pas na je diplomering ben je officieel bevoegd de handelingen te verrichten die horen bij het beroep van verzorgende. Gedurende je opleiding voer je steeds meer handelingen uit en draag je steeds meer verantwoordelijkheid. Degene die jou in de praktijk begeleidt, blijft zolang je leerling bent, medeverantwoordelijk voor wat jij doet. Als student neem je minder zelfstandige beslissingen dan een gediplomeerd verzorgende. Je overlegt meer met degene die je in de praktijk begeleidt.
6
Leg in je eigen woorden uit wat je kunt doen om je voor te bereiden op je verantwoordelijkheid. Eigen mening en ervaring. Je kunt er tijdens je opleiding voor zorgen dat je bekwaam wordt in het uitvoeren van handelingen die bij het beroep verzorgende horen. Dit doe je door veel te oefenen en regelmatig aan anderen te vragen of je het goed doet. Je kunt in overleg met je praktijkbegeleider en je collega's geleidelijk aan steeds meer verantwoordelijkheid dragen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Verantwoordelijkheid voor eigen taken
Eerst voor een enkele handeling, dan voor de totale zorg voor een zorgvrager en tenslotte voor het coördineren van de zorg voor enkele zorgvragers. 7
Noem vijf voorbeelden van wat je in de beroepsuitoefening van verzorgenden onverantwoord gedrag vindt. Eigen mening en ervaring. Voorbeelden zijn: niet doen wat afgesproken is, niet doen wat in het zorgplan staat, niet of onvoldoende rapporteren, niet serieus op klachten en complicaties ingaan. Verder kun je denken aan gedrag dat niet hoort bij een professionele beroepshouding, zoals: misbruik maken van je macht, ongewenste intimiteiten plegen en geen onderscheid maken tussen je werk en je privé-leven.
8
Leg uit in hoeverre jij verantwoordelijk bent voor wat je collega doet. Als je samenwerkt met een collega, hebben jullie een gemeenschappelijke doelstelling. Ieder heeft weliswaar zijn eigen verantwoordelijkheden, maar je bent samen verantwoordelijk voor het geheel. Je hebt, binnen een team, naast je individuele verantwoordelijkheid ook een verantwoordelijkheid voor een goede werksfeer, waarin collegiaal gewerkt wordt. Collegialiteit is je bijdrage aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van je team. Collegialiteit uit zich bijvoorbeeld in een eerlijke verdeling van de werkzaamheden en het elkaar ondersteunen bij diverse taken.
© ThiemeMeulenhoff
49
Begeleiden van de zorgvrager
Eigen grenzen bewaken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT DOE JE MET JE VRIEND? 1
Zou jij hetzelfde reageren op Joanka als Maria? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
2
Hoe zou je het gesprek met Joanka aanpakken als jij Maria was? Eigen mening. Als je duidelijk je grenzen aangeeft, zal Joanka er niet meer op terug komen. Je kunt haar rustig en duidelijk uitleggen dat je je privé-leven voor jezelf wilt houden.
KENNISOPDRACHT
50
1
Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van het stellen en bewaken van je eigen grenzen. Het belang van het stellen en bewaken van je grenzen is dat je duidelijk bent in wat je wel of niet kunt of wilt. Je voorkomt zo dat je dingen moet doen die je niet kunt of wilt. Door je grenzen op tijd te stellen, voorkom je dat je in situaties komt waarin het helemaal fout loopt.
2
Leg uit waarom het bepalen van de grenzen van je beroepsuitoefening een kenmerk is van functioneel handelen. Het bepalen van de grenzen van de beroepsuitoefening is een kenmerk van functioneel handelen. Juist het afbakenen van taken en verantwoordelijkheden maakt het beroep van verzorgende een professioneel beroep. Het kenmerk van een professioneel beroep is namelijk dat je deskundig bent op een bepaald terrein. Op andere terreinen zijn anderen weer deskundig.
3
Wat zijn de voordelen van het op tijd stellen van grenzen? Je schept duidelijkheid voor jezelf en voor anderen en je voorkomt moeilijke situaties.
4
Wat zijn de nadelen van het niet of te laat stellen van grenzen? Het is voor je omgeving niet duidelijk wat je kunt en wilt. De kans dat je in een lastige situatie terechtkomt, is dan ook groot.
5
Leg uit wat het belang is voor collega's en andere zorgverleners dat je geen dingen doet die niet bij je deskundigheid horen. Je collega's en andere zorgverleners worden geconfronteerd met de gevolgen van jouw handelen. Voor hen is het ook belangrijk dat je verantwoordelijk handelt. Als je bij zorgvragers verwachtingen schept door meer te doen dan jouw taak is, verwachten zij dat ook van je collega's en andere zorgverleners.
6
Welk gevaar loop je als je een persoonlijke relatie met een zorgvrager aangaat? Als je een persoonlijke relatie met een zorgvrager aangaat, is de kans groot dat je de grenzen van de functionele relatie overschrijdt. Je doet meer dan dat wat van je verwacht wordt en dan je op grond van je beroep kunt bieden. Je loopt ook de kans dat je meer doet dan dat waarvoor je verantwoordelijk en bevoegd bent.
7
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder benaderingswijze. De benaderingswijze is de manier waarop iemand zich tegenover een ander gedraagt, door middel van houding, uitingen en handelingen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Eigen grenzen bewaken
8
Noem vier omstandigheden waarin je rekening moet houden met een zorgvrager bij het stellen van je grenzen en ondersteun dit met twee voorbeelden. Je houdt bij het stellen van grenzen rekening met de omstandigheden van de zorgvrager. Dat kunnen hun handicaps of ziektebeelden zijn. Het is bijvoorbeeld moeilijk om bij iemand die dement is op dezelfde manier grenzen te stellen als bij iemand die niet dement is. Iemand die boos is omdat hij net heeft gehoord dat hij een ziekte of een complicatie heeft, mag die boosheid uiten.
9
Wat zijn de verschillen bij het stellen van grenzen bij lichamelijkheid bij peuters, schoolkinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen en dementerenden? Over het algemeen is het voor peuters heel vanzelfsprekend dat zij lichamelijk zijn bij hun contact met anderen (op schoot zitten, stoeien, kleding vastmaken, et cetera). Dit geldt ook voor schoolkinderen, maar neemt af naarmate kinderen groter worden. Met adolescenten, volwassenen en ouderen gaat het lichamelijk contact niet verder dan handen geven en op de schouder kloppen. Behalve natuurlijk bij de personen met wie je een intieme relatie hebt. Ziektebeelden en handicaps maken verschil bij lichamelijkheid. De lichamelijke relatie in het contact met bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapte en dementerende zorgvragers gaat vaak verder.
10 Wat zijn de nadelen als je geen grenzen stelt aan een te hoge werkdruk? Een te hoge werkdruk gaat ten koste van jezelf. Je kunt er overspannen van raken en dan is er sprake van werkstress. Een te hoge werkdruk gaat ook ten koste van de zorg. Om toch op tijd klaar te zijn met je werk, ga je dingen snel doen. Je controleert minder en de kans op vergissingen en fouten wordt groter.
© ThiemeMeulenhoff
51
Begeleiden van de zorgvrager
Emoties en gevoelens ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERLOREN MET LOTEN 1
Hoe zou je de emotie van Rasha kunnen benoemen? Rasha heeft een gevoel van machteloosheid, woede en teleurstelling. Ze weet dat de loting eerlijk is gegaan. Daarom doet ze moeite haar emoties in bedwang te houden.
2
Hoe zou jij in de situatie van Rasha reageren? Individueel antwoord.
3
Past de emotie van Rasha bij haar functionele handelen? Motiveer je antwoord. Rasha probeert zich, na haar woede-uitbarsting, in te houden. Uiteindelijk weet ze haar functionele handelen weer op te pakken. Ze is lid van een team en er gelden regels. Het zou goed zijn als ze zich nog even verontschuldigt bij mevrouw De Ruyter.
4
Wat zou jij in de situatie van Rasha doen als je mevrouw De Ruyter weer tegenkwam? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
PRAKTIJK: MARCHEREN IN DE GANG
52
1
Hoe zou jij reageren als je Yvonne was? Individueel antwoord.
2
Vind je dat Yvonne op een juiste manier reageert? Individueel antwoord.Yvonne zou anders kunnen reageren dan terugschelden. Als verzorgende is het namelijk van belang dat je jezelf professioneel opstelt. Schelden is niet professioneel. Het is wel moeilijk omdat meneer Martin zwaar dementeert. Het is onmogelijk om een zinvol gesprek over zijn gedrag met hem aan te gaan. Hebben de studenten nog creatieve oplossing om hiermee om te gaan?
3
Hoe zou je de emotie van Esther kunnen benoemen? Esther is gekwetst door de opmerkingen van meneer Martin. Ze heeft nog steeds veel verdriet over de ellende die haar familie in de oorlog heeft meegemaakt. Hierdoor kan Esther niet genoeg emotionele afstand bewaren. Haar functioneel handelen lijdt hieronder.
4
Is het volgens jou voor Esther mogelijk om emotionele afstand te bewaren? Motiveer je antwoord. Eigen mening.
5
Waar kan het verschil in reactie van Yvonne en Esther mee te maken hebben? Yvonne en Esther zijn verschillende personen, met verschillende achtergronden. De één reageert anders dan de ander. Bovendien gaan de opmerkingen van meneer Martin rechtstreeks over het leed dat de familie van Esther heeft geleden. De opmerkingen tegen Yvonne zijn meer van algemene discriminerende aard.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Emoties en gevoelens
KENNISOPDRACHT 1
Leg uit of jouw handelen meer bepaald wordt door je gevoel of door je verstand. Eigen mening en ervaring.
2
Wat is het belang van een goed evenwicht tussen handelen met je verstand en handelen met je gevoel? Je handelen wordt bepaald door je emoties en door verstandelijk redeneren. Als je de invloed van je emoties en je gevoelens verwaarloost door net te doen alsof je ze niet hebt, houd je jezelf voor de gek. Als je je alleen maar laat leiden door emoties, sluit je het redeneren en denken over wat je doet uit.
3
Leg uit wat het belang is van emotionele afstand in je beroep. Je hebt met zorgvragers een relatie op grond van je beroep. Dat is een functionele relatie waarbij je gevoelens en je emoties de uitoefening van je werk niet in de weg mogen staan. Daarom zorg je ervoor dat je in de relatie met collega's en zorgvragers een emotionele afstand bewaart.
4
Wat is het voordeel van het bespreekbaar maken van gevoelens en emoties? Het voordeel van het bespreekbaar maken van emoties is dat je ze benoemt en er iets mee kunt doen. Je hebt je emoties al voor een groot deel onder controle als je ze onder woorden brengt. Je merkt dan dat je je emoties indeelt en een plaats geeft.
5
Welke rol speelt feedback bij het omgaan met emoties en gevoelens? Bij feedback krijg je informatie over jezelf van anderen. Anderen vertellen wat ze merken aan jou via de manier waarop je handelt en reageert. Dus ook over hoe je met je emoties omgaat. Vaak krijg je bij feedback informatie over jezelf waar je jezelf niet eens van bewust bent.
6
Kun je je emotionele intelligentie verbeteren? Leg je antwoord uit. Emotionele intelligentie is de vaardigheid om goed met je gevoel om te gaan. Zoals elke vaardigheid, is ook deze vaardigheid te trainen en te leren.
7
Welke lichamelijke reacties ken je van jezelf bij boosheid, angst en verdriet? Eigen mening en ervaring.
8
Waaruit blijkt dat je de eigen emoties en gevoelens respecteert? Eigen mening en ervaring. Als je ervoor uit durft te komen, heb je respect voor je gevoelens.
9
Waaruit blijkt dat je de emoties en gevoelens van anderen respecteert? Eigen mening en ervaring. Als je goed empathisch kunt luisteren, toon je respect voor de gevoelens van anderen.
10 Welke grenzen stel je bij het uiten van emoties en gevoelens aan jezelf en aan anderen? Eigen mening en ervaring. Niet elk gedrag is gepast, bij emotioneel gedrag zijn er ook grenzen. De grenzen in persoonlijke relaties verschillen van de grenzen in je beroepspraktijk.
© ThiemeMeulenhoff
53
Begeleiden van de zorgvrager
Werk en privé ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: FLIKFLOOIEN IN DE PAUZE 1
Geef je mening of het gedrag van Leslie en Lia past in hun werksituatie. Eigen mening.
2
Welke afspraken moeten Leslie en Lia volgens jou met elkaar maken? Eigen mening.
3
Biljana wil er wat van zeggen. Hoe zou jij het aanpakken als jij Biljana was? Welk moment en welke woorden kies je? Eigen mening. Het beste is om op een rustig moment duidelijk te zeggen wat je ervan vindt. Maak er een ik-boodschap van, zeg niet dat alle collega's zich er ook aan storen. Als je er iets van zegt, praat dan over het gedrag, niet over de personen.
4
Hoe zou jij aan Leslie en Lia uitleggen wat Wendy bedoelt met ‘gedragen als collega's’? Eigen mening. Wendy bedoelt waarschijnlijk een professionele instelling.
PRAKTIJK: WE KUNNEN ZO GOED MET JE PRATEN!
54
1
Waarom zou jij wel of niet je telefoonnummer aan het echtpaar Benschop geven? Eigen mening. In het algemeen is het af te raden om je privé-telefoonnummer aan je zorgvragers te geven.
2
Wat zou je mevrouw Benschop aan de telefoon antwoorden als je Denise was? Individueel antwoord.
3
Wat zijn volgens jou de voordelen van een maatschappelijk werker? Eigen mening. Het behoort tot de taken en het beroep van een maatschappelijk werker om op een professionele manier met dit soort problemen om te gaan. Omdat een maatschappelijk werker hierin gespecialiseerd is, kun je dit soort problemen beter aan hem overlaten.
4
Hoe zou jij het voordeel van een maatschappelijk werker aan het echtpaar Benschop duidelijk maken? Eigen mening.
5
Hoe kan Denise deze situatie het beste aanpakken om werk en privé alsnog gescheiden te houden? Denise kan beginnen met te zeggen dat het ongelegen komt en dat ze op dit moment andere verplichtingen heeft. Verder is het verstandig om er op een ander moment rustig op terug te komen.
6
Kan het beroepsgeheim van Denise een rol spelen bij het ontstaan van een vertrouwelijke relatie tussen haar en mevrouw Benschop? Leg je antwoord uit. Het beroepsgeheim speelt een rol. Denise krijgt vertrouwelijke informatie tijdens haar werk. Ze moet natuurlijk professioneel met deze informatie omgaan. Haar werk en privé-leven mogen er niet onder lijden.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Werk en privé
KENNISOPDRACHT 1
Hoe breng jij een scheiding aan tussen je privé-leven, je werk en je school? Eigen mening en ervaring.
2
Beschrijf in je eigen woorden hoe je werk, je school en je privé-leven elkaar kunnen beïnvloeden. Eigen mening en ervaring. Je werk en je privé-leven hebben invloed op elkaar. Als je je thuis niet ontspant en uitrust, ben je niet in een goede conditie om je werk naar behoren te doen. Een ongezonde leefwijze heeft direct gevolgen voor je werk.
3
Beschrijf in je eigen woorden wat de verschillen zijn tussen een functionele en een persoonlijke relatie. In een functionele relatie heb je een relatie met een ander op grond van je beroep en je functie. In een persoonlijke relatie heb je een relatie met een ander op grond van genegenheid en sympathie. In een functionele relatie staan je taken en je verantwoordelijkheden voorop.
4
Welke moeilijkheden kunnen zich voordoen als je een persoonlijke relatie begint met een zorgvrager? Je hebt in zo'n geval tegelijkertijd een functionele en een persoonlijke relatie met iemand. Dat maakt het moeilijk om de afstand te nemen die hoort bij een functionele relatie. Je loopt de kans dat je andere dingen doet die niet horen bij een functionele relatie.
5
Welke moeilijkheden kunnen zich voordoen als je een persoonlijke relatie begint met een collega? Je hebt dan ook tegelijkertijd een functionele en persoonlijke relatie met iemand. De scheiding tussen werk en privé komt onder druk te staan als je een relatie met een collega krijgt. Als je problemen in je relatie krijgt, kom je ze zeker weer tegen op je werk.
6
Leg in je eigen woorden uit wat jij verstaat onder stress. Je spreekt van stress als het je allemaal teveel wordt. Je vindt dat je niet meer in staat bent te voldoen aan de eisen en de verwachtingen die het werk stelt. Door stress kan je gezondheid worden aangetast.
7
Welke maatregelen neem jij om stress te voorkomen? Je kunt stress voorkomen door: je emoties en je gevoelens met collega's te bespreken; een goede samenwerking met je collega's; op te komen voor jezelf; tijdig aan de bel te trekken als het je teveel wordt; je werk af te ronden; een manier te zoeken om van je werk los te komen.
8
Welke manieren heb jij om aan het eind van de dag afstand te nemen van school of werk? Eigen mening en ervaring. Je kunt je werk niet zomaar van je afwerpen als je thuis je jas uitdoet. Op de een of andere manier zul je thuis los moeten komen van je werk om weer energie op te doen voor de volgende werkdag. Er zijn verschillende manieren om van je werk los te komen. Je ontdekt vanzelf welke manier jou het beste ligt. De één gaat wandelen of sporten, de ander moet eerst zijn verhaal kwijt aan een partner of een kennis.
9
Wat kun je doen om na afloop van je werk naar huis te gaan met het gevoel dat je het werk hebt afgerond? Je rondt je werk het beste af door het goed over te dragen aan je collega. Je kunt dan in het volste vertrouwen de zorg en de verantwoordelijkheid aan hem overlaten. Het kan voorkomen dat je besluit om wat langer op je werk te blijven om iets af te ronden, of om iets wat
© ThiemeMeulenhoff
55
Begeleiden van de zorgvrager
problematisch is wat uitvoeriger te bespreken. Dat doe je dan om naar huis te gaan met het geruste gevoel dat je het echt hebt afgerond. Vervolgens kun je er wat gemakkelijker afstand van nemen.
56
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Beroepsgeheim
Beroepsgeheim ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK ZIE DIE MAN HELEMAAL NIET MEER 1
Valt de informatie die Noëlle krijgt volgens jou onder het beroepsgeheim? Leg je antwoord uit. De informatie die Noëlle krijgt, valt onder het beroepsgeheim. Het is vertrouwelijke informatie, waarvan Noëlle het vertrouwelijke karakter kan begrijpen.
2
Wat vind je van de reactie van Noëlle? Zou je hetzelfde doen? Eigen mening.
3
Welke mogelijkheden om hulp te krijgen kan Noëlle bedoelen? Je kunt hierbij allereerst denken aan maatschappelijk werk. Die kan zo nodig doorverwijzen naar bijvoorbeeld de reclassering, gezinstherapeuten of slachtofferhulp.
4
Wat zou je Inge antwoorden als jij Noëlle was? Eigen mening. Het valt onder je beroepsgeheim, dus je mag haar in ieder geval niet vertellen wat mevrouw Slotemaker je heeft verteld.
KENNISOPDRACHT 1
Geef in je eigen woorden een omschrijving van het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim houdt in dat je bij de uitoefening van je beroep informatie kunt krijgen die je geheim moet houden. Het beroepsgeheim is er om de privacy van de zorgvrager te waarborgen.
2
Leg uit wat de begrippen zwijgplicht en verschoningsrecht betekenen. Zwijgplicht is de plicht om te zwijgen als het gaat om vertrouwelijke informatie over de zorgvrager. Het recht om je te beroepen op je zwijgplicht, heet verschoningsrecht.
3
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ‘informatie waarvan je het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.’ Het is meestal wel duidelijk welke informatie vertrouwelijk en privé is. Het beroepsgeheim doet een beroep op je vermogen om situaties en informatie in te kunnen schatten.
4
Leg in je eigen woorden uit wat de beroepscode voor de verplegende en verzorgende beroepen is. De beroepscode van de verplegende en verzorgende beroepen is een verzameling regels waaraan mensen binnen een beroepsgroep zich moeten houden. Het zijn ethische regels, dat wil zeggen: ze gaan over wat juist is om te doen of wat niet juist is om te doen. Ze zijn opgesteld door de beroepsverenigingen van verpleegkundigen en verzorgenden.
5
Noem drie gevallen waarin je je niet aan je beroepsgeheim hoeft te houden. Je hoeft je niet aan je beroepsgeheim te houden: als het wettelijk voorgeschreven is (een andere wet verplicht je de informatie te melden); als je toestemming van de zorgvrager hebt om de informatie door te geven. Je blijft wel verantwoordelijk voor het doorgeven van die informatie; als zwijgen ernstiger gevolgen heeft dan spreken. Als je vermoedt dat er een ernstig
© ThiemeMeulenhoff
57
Begeleiden van de zorgvrager
strafbaar feit gepleegd gaat worden als je niets zegt, dan is het inschakelen van de politie geen schending van je beroepsgeheim. 6
Bestaan er in het gezin waar je woont onderlinge afspraken die te vergelijken zijn met het beroepsgeheim? Wat betekent dat voor jou? Eigen mening en ervaring.
7
Bestaat er in je groep op school een onderlinge afspraak die te vergelijken is met het beroepsgeheim? Wat betekent dat voor jou? Eigen mening en ervaring.
8
Wie zou je in vertrouwen nemen als je op je werk iets hoort waarmee je erg zit? Waarom kies je voor die persoon? Eigen mening en ervaring.
9
Wie zou je in vertrouwen nemen als je op de opleiding iets hoort wat je erg dwarszit? Waarom kies je voor die persoon? Eigen mening en ervaring.
10 Je vertelt je partner veel over de zorgvragers op je werk. Geldt het beroepsgeheim dan ook voor je partner? Je partner is vaak degene met wie je alles in je leven bespreekt. Je vertrouwt en adviseert elkaar. Op grond van onderling vertrouwen kun je besluiten om zaken met je partner te bespreken. Je blijft zelf verantwoordelijk voor het handhaven van het beroepsgeheim en de gevolgen van het bespreken van de informatie met je partner.
58
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Omgaan met macht
Omgaan met macht ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WIJ MOETEN DE POSTOEL SCHOONMAKEN! 1
Vind je dat Danisha haar macht positief of negatief gebruikt? Leg je antwoord uit. Danisha houdt, ondanks de argumenten van meneer Daanen, vast aan haar beslissing. Ze gebruikt haar macht op een negatieve manier.
2
Praat Danisha vanuit het perspectief van de instelling, meneer Daanen of haarzelf? Verklaar je antwoord. Danisha geeft als argument een regel die voor de hele instelling geldt. Bij het toepassen van een regel kijk je altijd naar de situatie en de omstandigheden. Danisha doet dit niet en handelt daarmee vanuit zichzelf.
3
Zou je hetzelfde doen als Danisha, of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder macht. Macht kun je omschrijven als de mogelijkheid om te bepalen wat er in een situatie gebeurt. Als je macht hebt, kun je zelf bepalen wat je mag en kunt, maar vaak ook wat anderen mogen en kunnen.
2
Wat versta je onder machtsmiddelen? Noem twee voorbeelden. Machtsmiddelen zijn manieren en mogelijkheden om macht uit te kunnen oefenen. Belonen en straffen zijn voorbeelden van machtsmiddelen.
3
Wat versta je onder gezag? Iemand heeft gezag als zijn macht door anderen wordt geaccepteerd, zonder het gebruik van machtsmiddelen.
4
Wat houdt positieve macht in? Als macht op een juiste manier gebruikt wordt en in het teken staat van de doelstelling van de opvoeding of van de zorgverlening, is er sprake van positieve macht.
5
Wat houdt negatieve macht in? Als het toepassen van macht niets te maken heeft met een professionele doelstelling en in het teken staat van het eigenbelang, is er sprake van negatieve macht.
6
Waarom heeft een verzorgende macht ten opzichte van een zorgvrager? Noem vier factoren. De macht van de verzorgende ten opzichte van de zorgvrager wordt bepaald door: de deskundigheid van de verzorgende; de afhankelijkheid van de zorgvrager; de beperkte vrijheid van de zorgvrager; het feit dat de verzorgende de instelling vertegenwoordigt.
7
Leg uit op welke manieren een verzorgende misbruik kan maken van haar macht. Een verzorgende kan op de volgende manieren misbruik maken van haar macht: expres moeilijke woorden gebruiken; een zorgvrager vermijden of uit de weg gaan; een zorgvrager
© ThiemeMeulenhoff
59
Begeleiden van de zorgvrager
afhankelijker maken door dingen te doen die hij nog zelf kan doen; een zorgvrager onnodig laten wachten; een zorgvrager betuttelen; een zorgvrager intimideren; een zorgvrager manipuleren.
60
8
Wat versta je onder intimideren en manipuleren? Intimideren is het gebruiken van dreigementen om ervoor te zorgen dat iemand doet wat jij wilt. Je kunt bijvoorbeeld dreigen met minder zorg en aandacht. Manipuleren is het niet vertellen van je werkelijke bedoelingen, of iemand onvolledig of onjuist informeren om hem te laten doen wat jij wilt.
9
Leg uit hoe je als verzorgende de kans op machtsmisbruik ten opzichte van de zorgvrager kleiner kunt maken. Je maakt de kans op misbruik van je macht al kleiner als je consequent: informeert naar de ervaringen, wensen en gewoonten van de zorgvrager; de zorgvrager informeert over de verleende zorg; de zorgvrager zelf beslissingen laat nemen; begrip toont voor de gevoelens van de zorgvrager; rekening houdt met de wensen van de zorgvrager; respect toont voor de zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Ethische vragen
Ethische vragen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAAR GEVEN WIJ GEEN TOESTEMMING VOOR 1
Welke waarden en normen spelen hier een rol? Het gaat om de waarde ‘de voorschriften van het geloof (de wil van God) volgen’ tegenover de waarde ‘ het leven beschermen en redden’. De eerste waarde leidt tot de norm ‘bloedtransfusies zijn niet toegestaan’, de tweede waarde leidt tot de norm ‘medisch ingrijpen is nodig om het leven te redden’.
2
Welke verschillen zijn er tussen de waarden van mevrouw Vijftigschild en de waarden van de huisarts? Het grote verschil is dat mevrouw Vijftigschild in een God gelooft die regels en voorschriften heeft gegeven die nagevolgd moeten worden. Zelfs al kost dit het leven van haar kind. Zelfs daarin ziet ze de wil van God. De huisarts voelt de plicht om maatregelen te nemen, zodat hij een mensenleven kan redden.
3
Welke waarden en normen vind jij het belangrijkst en waarom? Eigen mening.
4
Wat vind je van de beslissing van de huisarts? Eigen mening. De huisarts is verplicht hier werk van te maken. In de praktijk kan het echtpaar tijdelijk uit de ouderlijke macht gezet worden om de ingreep mogelijk te maken. Het kind is gered en de ouders hebben de voorschriften van het geloof dan niet overtreden.
5
Wat zou jij nog kunnen doen in deze situatie, als je Trijntje was? Eigen mening.
PRAKTIJK: IEDER MENS HEEFT HET RECHT OM TE STERVEN 1
Beschrijf wat het ethisch dilemma is in deze praktijk. Gebruik het methodisch stappenplan om de drie stappen volledig uit te werken Het probleem is dat Marie medicijnen moet toedienen, terwijl ze het er niet mee eens is. Het dilemma is of ze het wel zal doen of niet. De betrokkenen zijn: Marie, de arts en mevrouw Van Klaveren. Het is voornamelijk een probleem voor Marie. De feiten zijn: mevrouw Van Klaveren is terminaal; mevrouw Van Klaveren bevindt zich in het laatste stadium van dementie; mevrouw Van Klaveren heeft een longontsteking; bij behandeling zal mevrouw Van Klaveren misschien een paar dagen langer leven. Niemand heeft in deze situatie belangen in de zin van een winstof verliessituatie. De waarden die in deze situatie spelen zijn ‘het recht op leven’ tegenover ‘het recht om te sterven’.
2
Wat zijn de gevolgen voor Marie als ze weigert de medicijnen toe te dienen? Als ze besluit de medicijnen niet toe te dienen, moet ze het melden. Ze mag niet zelfstandig beslissen om de medische behandeling achterwege te laten. Als Marie weigert, heeft dit tot gevolg dat de arts waarschijnlijk contact op zal nemen met haar leidinggevende. Marie zal zich dan moeten verantwoorden. Als ze volhoudt, zal een ander de medicijnen moeten toedienen. Een ander gevolg kan zijn dat ze moeilijkheden krijgt met haar leidinggevende of
© ThiemeMeulenhoff
61
Begeleiden van de zorgvrager
haar collega's. Maar aan de andere kant doet ze nu geen dingen die ze niet in overeenstemming kan brengen met haar geweten. 3
Wat vind je van de beslissing van de arts? Eigen mening.
4
Wat vind je van de opvatting van Marie? Eigen mening.
5
Wat zou jij doen als je Marie was? En waarom? Eigen mening.
KENNISOPDRACHT
62
1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ethische vragen. Ethische vragen zijn vragen over het menselijk handelen. Je stelt vast of je iets goed of fout vindt, volgens je normen en waarden.
2
Wat zijn waarden en normen? Wat hebben ze met elkaar te maken en waarin verschillen ze van elkaar? Waarden zijn doelen en idealen die je nastreeft in het leven. Deze doelen zijn waardevol voor je. Normen zijn gedragsregels die voortkomen uit waarden. Een waarde vertaalt zich concreet in een norm.
3
Noem twee waarden en noem twee normen die bij die waarden horen. Eigen mening en ervaring. Als je de waarde ‘eerlijkheid’ belangrijk vindt, dan volgen daar normen voor jouw gedrag uit als: ‘je mag niet stelen’
4
Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van het hebben van waarden en normen. Waarden en normen regelen het omgaan van mensen met elkaar. Het zijn de ‘verkeersregels’ voor het menselijk verkeer.
5
Leg in je eigen woorden uit wat een ethisch dilemma is. Een ethisch dilemma is een situatie waarin je een keuze moet maken tussen verschillende waarden. De vraag is welke waarde je in dat geval het belangrijkste vindt.
6
Wat kan jouw bijdrage zijn bij ethische vragen over euthanasie en zelfdoding? Eigen mening en ervaring. In het algemeen hoef je als verzorgende deze ethische vragen niet te beantwoorden. Als aan jou gevraagd wordt om het besluit van een ander uit te voeren, of medewerking te verlenen, is het wel een ethische vraag waarop je antwoord moet geven.
7
Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen belangen en argumenten. Een belang is een voordeel dat iemand bij een situatie heeft. Een argument is een reden die een mening ondersteunt.
8
Maak een voorkeurslijst van vier waarden die je belangrijk vindt. Welke waarde vind je het belangrijkst? Leg uit waarom je die keuze maakt. Eigen mening en ervaring.
9
Leg uit wat het beroepsgeheim te maken heeft met waarden en normen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Ethische vragen
Het beroepsgeheim is een norm die voortkomt uit de waarde ‘respect hebben voor privacy’. 10 Welke waarden spelen een rol bij jullie in de groep en in de opleiding? Welke normen komen hieruit voort? Eigen mening en ervaring.
© ThiemeMeulenhoff
63
6
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MET Z'N DRIEËN IN DE LIFT 1
Wat vind je van de reacties van Hilda nadat mevrouw Augustijn in elkaar gezakt is? Eigen mening. Hilda heeft gehandeld zoals het hoort bij haar bevoegdheden en verantwoordelijkheid. Ze heeft direct gewaarschuwd en heeft het overgelaten aan collega's en hulpverleners die meer ervaren zijn. Ze heeft zich ook bekommerd om mevrouw Fenten.
2
Wat vind je van haar beslissing om in dit geval niet mee te helpen met de laatste zorg? Eigen mening. Een plotseling overlijden veroorzaakt meer emoties dan een overlijden dat je verwacht. De beslissing van Hilda is te respecteren.
3
Wat zou jij doen als je Hilda was? Eigen mening.
PRAKTIJK: IK WEET DAT ZE DIT NOOIT GEWILD HEEFT 1
Welke fasen van het stervensproces herken je in de situatie van mevrouw Verdijck en meneer Nuyen? Mevrouw Verdijck ontkent in eerste instantie dat er iets met haar aan de hand is. In het weigeren van de behandelingen zit ook opstandigheid.
2
Welke dilemma's in de terminale fase herken je in deze situatie? De dilemma's die zich hier voordoen zijn: het stoppen met de medicijnen, het stoppen met de sondevoeding, de pijnbestrijding en de vraag om euthanasie.
3
Speelt Hens een rol bij deze dilemma's? Leg je antwoord uit. Hens beslist in geen van deze situaties, maar zijn rapportage speelt een rol bij de beslissingen.
4
Welke taken en verantwoordelijkheden heeft Hens in deze situatie? Hens geeft mevrouw Verdijck stervenshulp en stervensbegeleiding. Hij begeleidt meneer Nuyen ook door naar hem te luisteren en zijn vragen te beantwoorden en zijn emoties te onderkennen.
PRAKTIJK: NU KUNT U RUSTIG GAAN 1
Welke gewoonten en rituelen herken je in deze situatie?
© ThiemeMeulenhoff
65
Begeleiden van de zorgvrager
De gewoonten en rituelen in deze situatie zijn: de pastoor die langskomt, de ziekenzalving, het tafeltje met het witte kleed en het kruisbeeld en de rozenkrans die de zoon zijn moeder in handen geeft. 2
Wat vind je van de reactie van Livia? Eigen mening.
3
Welke hulp en ondersteuning kan Livia volgens jou de kinderen van mevrouw Rieter nog geven? Livia kan zorgen voor koffie. Ze kan mevrouw Rieter ook in een mooie houding leggen. Afhankelijk van de situatie beslist ze of ze aanwezig blijft of dat ze de nabestaanden alleen laat. Het regelen van de praktische zaken doet de familie met de begrafenisondernemer.
PRAKTIJK: IK VERWACHT ELK MOMENT DAT HIJ BINNENKOMT 1
Welke rouwtaken herken je in deze situatie? Mevrouw Bruggink moet het verlies van haar man onder ogen zien. In deze strijd verwacht ze hem elk moment te zien. Als ze erg verdrietig is en nergens zin in heeft, is ze bezig met de tweede taak. Door te verhuizen naar een eenpersoonsappartement heeft ze een belangrijke stap gezet bij taak drie. Als ze uitgaat met meneer Dinnissen, is ze bezig met taak vier.
2
Hoe zou jij reageren op de laatste opmerking van mevrouw Bruggink als jij Merel was? Eigen mening. Het beste is om het gevoel te erkennen, maar ook om aan te geven dat het nieuwe contact goed voor haar is.
PRAKTIJK: IK HAAT HAAR OMDAT ZE DOODGAAT 1
Kun je het gedrag van Thomas verklaren? Leg je antwoord uit. Thomas is een jongen van dertien jaar. Hij beseft dat de dood onherroepelijk en definitief is. Hij kan er niet over praten. Zijn gedrag is wisselend en explosief.
2
Wat vind je van de reactie van Karja op Thomas? Eigen mening. Het is goed dat Karja hem zijn emoties laat uiten. Ze probeert de situatie ook niet te verzachten.
3
Kun je het gedrag van Tilleke verklaren? Leg je antwoord uit. Tilleke is een meisje van vijf. ‘Mamma is er niet meer’ betekent voor haar dat mamma ergens anders is. En dan kan ze ook wat meenemen.
4
Hoe zou je reageren op Tilleke als jij Karja was? Eigen mening. Karja hoeft niet te reageren, want Tilleke heeft het tegen haar moeder. Het is mogelijk dat haar moeder door het emotionele moment met Thomas niet op Tilleke reageert. In dat geval kan Karja Tilleke aandacht geven en de situatie uitleggen op Tillekes niveau.
KENNISOPDRACHT 1
66
Waardoor worden je gevoelens en je emoties bepaald in situaties van sterven en dood? Je emoties en gevoelens in situaties van sterven en dood worden bepaald door: je opvattingen over de dood; de manier van sterven; de leeftijd en de sociale situatie van de stervende; de
© ThiemeMeulenhoff
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
directe omstandigheden; je relatie met de stervende; je eigen verlies; negatieve ervaringen; je kennis van het stervensproces en je taak en rol daarbij. 2
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder de terminale fase. Wanneer iemand te horen krijgt dat hij binnen afzienbare tijd zal sterven, begint hij aan de laatste fase van zijn leven. Je noemt dat de terminale fase. Hij zal niet meer herstellen, zijn gezondheidstoestand zal steeds meer verslechteren en uiteindelijk zal hij sterven. Het is moeilijk om aan te geven hoelang een terminale fase kan duren. In het ene geval gaat het om enkele dagen, in het andere om enkele jaren. Duidelijk is in ieder geval dat de gezondheidstoestand zal verslechteren en het sterven steeds dichterbij komt.
3
Leg uit wat de fasen van het stervensproces volgens Kübler-Ross zijn en wat ze inhouden. De fasen van het stervensproces volgens Kübler-Ross. Fase 1: Ontkenning. Vaak is de eerste reactie van iemand een reactie van ontkenning: ‘het kan niet waar zijn!’, of: ‘er is een fout gemaakt!’. Zo'n ontkenning is ook manier om zichzelf te beschermen. Het slechte nieuws is zo schokkend dat hij het eigenlijk nog niet aankan. Fase 2: Opstandigheid. Als de werkelijkheid is doorgedrongen en hij het niet meer kan ontkennen, is de volgende reactie vaak woede en opstandigheid. De zorgvrager is kwaad omdat dit hem overkomt. Fase 3: Marchanderen. Als de woede en de agressie beginnen af te nemen, kan het marchanderen of onderhandelen de zorgvrager steun bieden. Het is vaak onderhandelen met zichzelf. Hij belooft het een te doen als er iets tegenover staat. Fase 4: Depressie. Het dringt tot de zorgvrager door dat hij terminaal is en dat daar niets meer aan te doen is. Hij erkent nu volop het grote verlies dat hem te wachten staat en moet dit verwerken. De zorgvrager is intens met dit verdriet bezig. Hij is neerslachting en teruggetrokken. Fase 5: Aanvaarding. Als de zorgvrager voldoende tijd en hulp heeft gehad, kan hij in een fase komen waarin hij de naderende dood accepteert. De zorgvrager accepteert zijn lot en berust in wat hem overkomt.
4
Wat is het belang van goede lichamelijke verzorging in de terminale fase? De zorg voor de terminale zorgvrager staat niet meer in het teken van genezing of herstel. Dit is namelijk niet meer mogelijk. In de meeste gevallen zal de zorgvrager lichamelijk achteruitgaan en steeds hulpbehoevender worden. De lichamelijke verzorging van de terminale zorgvrager heeft als doel het zo comfortabel en aangenaam mogelijk maken van de laatste levensfase. Je noemt dit ook wel stervenshulp. Stervenshulp is een voorwaarde voor stervensbegeleiding. Het is niet of nauwelijks mogelijk iemand te begeleiden als hij voornamelijk pijn en ongemak heeft.
5
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder stervensbegeleiding. De emotionele en psychische hulp die een terminale zorgvrager in de laatste levensfase van anderen krijgt, kun je samenvatten met de term stervensbegeleiding. Stervensbegeleiding is alleen mogelijk als de zorgvrager zich bewust is van de situatie waarin hij verkeert. Als de zorgvrager comateus of diep verstandelijk gehandicapt is, is er geen sprake van stervensbegeleiding. Alle gesprekken en aanwezigheid van anderen vallen onder stervensbegeleiding.
6
Welke dilemma's kunnen zich voordoen tijdens de terminale fase? De dilemma's die zich tijdens de terminale fasen voor kunnen doen, zitten in de volgende vragen: Waar moet de zorgvrager de laatste fase doorbrengen en overlijden? Hoeveel lichamelijke zorg geef je nog? Ga je door met de medische behandeling? Ga je door met het geven van eten en drinken? Hoever ga je in het bestrijden van de pijn? Wat doe je als de zorgvrager of zijn naasten vragen om het leven te beëindigen?
© ThiemeMeulenhoff
67
Begeleiden van de zorgvrager
7
Leg uit wat rouwen is en noem de vier rouwtaken volgens Worden. Rouwen betekent dat je bezig bent je aan te passen aan een leven zonder degene die je dierbaar was. De vier rouwtaken volgens Worden zijn: taak 1: het verlies onder ogen zien; taak 2: de pijn van het verlies ervaren; taak 3: leven zonder de overledene; taak 4: zich emotioneel losmaken en nieuwe relaties aangaan.
8
Noem zes aandachtspunten bij het omgaan met rouwenden. Aandachtspunten bij het omgaan met een rouwende zijn: neem zelf het initiatief. Wacht niet tot de ander contact met je opneemt; kijk of je praktische dingen voor hem kunt doen. Denk aan boodschappen of eten koken. Betrek hem in de dagelijkse dingen van het leven; praat over het verlies van de ander. Probeer niet het onderwerp te vermijden; erken het verdriet en geef de ander ruimte om het te uiten; luisteren is belangrijk. Geef geen adviezen over zijn gedrag of oplossingen voor zijn leven. Beantwoord wel zijn vragen en denk met hem mee; wees jezelf en volg je gevoel. Benoem je eigen emoties en ook je twijfels. Vertel hem ook als je iets moeilijk vindt of niet zeker weet; wees niet bang om de verkeerde dingen te zeggen. Als je eerlijk bent, kun je alles uitleggen; houd niet na enkele maanden op met aandacht geven. Het is meestal het moment dat mensen vinden dat het nu wel genoeg is, terwijl de rouwende nog niet zo ver is; wees voorzichtig met het geven van je mening over hoe de terminale fase van de overledene verlopen is. De rouwende is misschien bezig een schuldige te zoeken. Doe daar niet aan mee; praat over de overledene in de verleden tijd. Doe niet net alsof hij er nog is.
9
Waar zijn de reacties van een kind op sterven en dood van afhankelijk? De reactie van een kind op situaties van sterven en dood zijn afhankelijk van zijn leeftijd en zijn ontwikkelingsniveau.
10 Welke soorten gedrag kunnen grotere kinderen vertonen in situaties van sterven, dood en verlies? Grotere kinderen zijn niet altijd bereid om te praten over hun gevoelens. Vaak uiten zij hun rouw en verdriet wel in hun gedrag. Voorbeelden van gedrag dat je vaak bij grotere kinderen kunt zien, zijn: uitgesteld rouwgedrag: het kind is voornamelijk bezorgd om anderen, zet zijn verdriet opzij en begint zelf pas te rouwen als anderen al over hun verdriet heen zijn; wisselend gedrag: kinderen kunnen niet lang achter elkaar verdrietig zijn. Ze wisselen verdriet en normaal gedrag af; regressief gedrag: kinderen kunnen in hun ontwikkeling terugvallen door zich kinderachtig te gedragen, weer in bed te gaan plassen en zich afhankelijker op te stellen; aangepast gedrag: er zijn kinderen aan wie je niet kunt zien, dat de verdriet hebben. Dat wil niet zeggen dat ze er niet mee bezig zijn; normaal doen: kinderen willen niet anders zijn dan hun leeftijdgenoten. Ze willen geen uitzondering zijn en doen vaak alsof er niets aan de hand is; explosieve emoties: emoties kunnen heftiger zijn dan bij volwassenen. Ze kunnen agressief en hysterisch gedrag vertonen; concentratie- en leerproblemen: het verlies dat ze ervaren is zo ingrijpend dat ze zich niet kunnen concentreren bij wat ze doen. Dat wordt vooral duidelijk bij de taken die ze op school moeten doen; contact met de overledene: veel kinderen ervaren nog contact met de overledene. Ze praten in gedachten met hem of betrekken hem in hun spel; onverschilligheid: vooral oudere kinderen en pubers kunnen net doen alsof er niets aan de hand is en het verlies hen niet raakt. Dit is vaak de buitenkant. De innerlijke verwarring kan groot zijn.
68
© ThiemeMeulenhoff
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
Begeleiden na het overlijden
Begeleiden na het overlijden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW BAARS 1
Waarom gaat Nienke met een collega samen naar binnen? Nienke mag niet alleen een kamer ingaan zonder toestemming van een bewoner. Als het noodgedwongen toch moet, dan gaat ze met een collega. Zo voorkom je dat je ervan beschuldigd kunt worden dat er iets ontvreemd is. Als er onraad is, is het ook prettiger om met zijn tweeën te gaan. Je weet niet wat je aantreft en je bent elkaar tot steun.
2
Beschrijf hoe Nienke moet handelen tot het moment dat de dochter er is. Nienke controleert eerst of mevrouw Baars overleden is en schrijft op hoe laat ze dat geconstateerd heeft. Nienke kijkt of er nog bijzonderheden in de zorgmap staan. Ze rapporteert het overlijden aan de afdeling. Ze overlegt met anderen de werkverdeling in de komende uren. Nienke beoordeelt samen met een collega of mevrouw Baars zo kan blijven liggen. Ze schuiven bijvoorbeeld de gordijnen half open. Of ze luchten even. Omdat mevrouw Baars in haar slaap overleden is, kan ze er vredig bij liggen. Ze laten in ieder geval de bestaande sfeer zoveel mogelijk intact. Afhankelijk van de gang van zaken in het huis bellen ze de huisarts. Dit kan de dochter ook doen.
3
Beschrijf hoe Nienke moet handelen als de dochter gearriveerd is. Nienke vangt de dochter op. Ze vertelt zo nodig nog een keer hoe ze haar moeder gevonden heeft. Ze neemt haar mee naar de kamer van haar moeder. Ze geeft de dochter gelegenheid om afscheid te nemen. Ze bekijkt waar de dochter behoefte aan heeft. Als dit gedaan is, moet ze controleren of de huisarts al gewaarschuwd is. Daarna regelt ze een aantal praktische zaken met de dochter. Wie moet er nog meer gewaarschuwd worden, wie geeft de laatste verzorging, enzovoorts. Het is belangrijk dat de dochter de tijd krijgt om persoonlijk afscheid te nemen.
KENNISOPDRACHT 1
Hoe zou het komen dat een uitvaartondernemer in steeds meer instellingen de verzorging van een overledene uitvoert? Als de verzorging van een overledene door een uitvaartondernemer wordt uitgevoerd, komt dit niet op de werkdruk van de verzorgenden. Er hoeft zo geen extra personeel te worden ingezet. Het is dus minder belastend voor het personeel.
2
Waarom is het belangrijk dat een arts een overlijdensverklaring opstelt? Het moet vaststaan dat er sprake is van een natuurlijke dood. De verklaring is nodig om bij de gemeente toestemming te krijgen om een uitvaart te houden.
3
Wat regel je voordat je een overledene gaat verzorgen om te voorkomen dat je gestoord wordt of weg moet tijdens de verzorging? Je moet ervoor zorgen dat je met je collega's hebt afgesproken wanneer je de zorg gaat verlenen en dat je dan niet beschikbaar bent. Je moet de spullen die je nodig hebt van tevoren allemaal klaar hebben liggen. En je moet ervoor zorgen dat niemand zomaar kan binnenlopen in de ruimte waar je iemand aan het verzorgen bent.
© ThiemeMeulenhoff
69
Begeleiden van de zorgvrager
70
4
Met de wensen, gebruiken of gewoonten van wie kun je rekening houden bij de verzorging van een overledene? Je houdt rekening met de wensen, gebruiken of gewoonten van de overledene en van de nabestaanden.
5
Als jij de keuze moet maken voor een bepaalde uitvaartondernemer, laat je dan niet leiden door reclamefolders. Je kunt beter afgaan op goede ervaringen die je hebt met een bepaalde uitvaartondernemer. Leg uit waarom je dat beter kunt doen. Als je goede ervaringen hebt met een bepaalde ondernemer, kun je die beter vragen dan een willekeurige ondernemer uit een reclamefolder.
6
Leg uit waarom een verzorgende van de thuiszorg een andere taak heeft na het overlijden van een zorgvrager dan een verzorgende die in een instelling werkt. Thuis nemen de nabestaanden het initiatief. De zorgvraag valt meestal weg als de zorgvrager overlijdt. In een instelling moeten de nabestaanden overleggen met verzorgenden. De zorg is pas afgelopen voor de verzorgenden als de zorgvrager uit de instelling gaat en het appartement is opgezegd.
© ThiemeMeulenhoff
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
Begeleiden bij verliesverwerking
Begeleiden bij verliesverwerking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GOED DAT JE NIET GING HUILEN! 1
Hoe vind je dat Annemarie gehandeld heeft bij mevrouw Takema? Annemarie heeft goed gehandeld. Het is voor haar prettig dat het haar lukte om zich te beheersen en later aandacht heeft voor haar eigen gevoelens. In het gesprek met mevrouw Takema heeft ze aandacht voor de gevoelens van mevrouw Takema.
2
Hoe vind je de reactie van de collega? Het is attent dat de collega steun wil bieden aan Annemarie. Maar wat ze zegt, had anders gekund. Er is geen begrip of aandacht voor de gevoelens van Annemarie.
3
Hoe zou jij reageren op de collega als jij Annemarie was? Eigen mening. Het antwoord is afhankelijk van de assertiviteit van de student. Als Annemarie assertief zou zijn, zou ze kunnen vragen wat de collega met haar opmerking bedoelt. Ze kan een discussie op gang brengen met haar collega.
4
Hoe zou jij reageren op het huilen van Annemarie als je haar collega was? Als Annemarie begrip krijgt van haar collega en deze luistert naar haar, dan is de kans groter dat ze de situatie de volgende keer beter aankan.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf in je eigen woorden wat je onder rouwen verstaat. Rouwen is een reactie die optreedt als gevolg van een definitief verlies.
2
Wat betekent: ‘Een rouwproces beschrijven is iets anders dan een rouwproces voorschrijven’? Als je iets beschrijft, doe je dat om het gedrag beter te begrijpen. Als de omschrijving gaat bepalen hoe je je hoort te gedragen, wordt het een voorschrift. Dat is bij rouwen niet de bedoeling.
3
Leg uit waarom je je bewust moet worden van je eigen ideeën over hoe een rouwproces verloopt. Een zorgvrager die rouwt, kan bij een verzorgende een eigen verlieservaring oproepen. Als je weet hoe jij tegenover rouwen staat, kun je openstaan voor het rouwproces van anderen en je kunt respect hebben voor de manier waarop iemand met zijn verdriet omgaat.
4
Geef een beargumenteerde mening over de volgende stelling: ‘Rouwen om iemand die gescheiden is, is veel erger dan rouwen om iemand die overleden is.’ Uit het antwoord moet blijken dat je rouwprocessen niet met elkaar moet vergelijken. Ieder rouwproces is uniek. Niemand kan bepalen wat erger is.
5
Leg uit waarom je, voordat je begeleiding gaat geven, moet weten wat de visie van de instelling is. Je hebt dan een kader. Je weet wat er van je verwacht wordt. Je mag ervan uitgaan dat een instelling dan ook de voorwaarden schept om begeleiding te geven. Zo kun je tijd krijgen om met mensen te praten.
© ThiemeMeulenhoff
71
Begeleiden van de zorgvrager
72
6
Noem twee aspecten van de beroepshouding die je belangrijk vindt bij het geven van begeleiding bij verliesverwerking. Leg uit waarom je deze aspecten belangrijk vindt en geef van elk aspect een voorbeeld uit de praktijk. Aspecten die genoemd kunnen worden: inleven, respect, begrip, geduld. Inleven: je kunt je voorstellen hoe de situatie is voor de zorgvrager en je begeleiding daarop afstemmen. Respect: je respecteert de gevoelens van de zorgvrager, daardoor voelt hij zich gesteund, minder alleen. Begrip: je toont begrip voor gedachten en gevoelens van de zorgvrager, daardoor voelt hij zich gesteund, minder alleen. Geduld: je hebt geduld met de zorgvrager, hierdoor heeft hij het gevoel dat er ruimte is om zijn gevoelens en gedachten te uiten. In het voorbeeld is er een verband tussen het aspect van de beroepshouding en het rouwproces van hulpvrager. Als je het voorbeeld geduld neemt: een zorgvrager kan de behoefte hebben om steeds over de overledene te praten en precies hetzelfde te vertellen. Je moet het geduld op kunnen brengen om hiernaar te luisteren. De zorgvrager kan zo zijn verhaal kwijt en dit helpt hem bij het verwerken van het verlies.
7
Beschrijf twee voorbeelden waaruit de begeleiding van medebewoners van iemand die overlijdt kan bestaan. Voorbeelden: • gelegenheid bieden om afscheid te nemen, mee te gaan naar de uitvaart, of daaraan actief deel te nemen; • regelmatig over de overledene praten met de betrokken medezorgvragers; • een gedenkboek maken.
8
Wat is het verschil tussen beëindigen en afronden van het contact met de familie van een overleden zorgvrager? Leg je antwoord uit. Als het contact eindigt, dan gebeurt dat omdat het een logisch gevolg is van het feit dat de zorgvrager overleden is. Het contact houdt op. Als je het contact afrondt, dan ben je actief betrokken en planmatig bezig met het beëindigen van het contact. Je sluit het bewust af, met een gesprek.
9
Leg uit waarom een goede opvang voor verzorgenden een voorwaarde is om begeleiding te geven bij rouwprocessen. Als er goede opvang is, heb je steun tijdens het geven van begeleiding. Omdat je in een vertrouwde omgeving met je collega's kunt praten, kun je je problemen bij het begeleiden openlijk bespreken. Daar leer je van. Als je geraakt wordt, is er opvang, waarbij je je gevoelens kunt uiten. Je kunt weer nieuwe energie opdoen en verdergaan met de begeleiding.
© ThiemeMeulenhoff
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK KAN ER NIET GOED TEGEN 1
Waaraan herken je het rouwgedrag van meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma is aan het marchanderen. Hij verbetert de situatie door goed te oefenen. Bij de ergotherapeut moet hij de werkelijkheid onder ogen zien en dat is pijnlijk confronterend.
2
Hoe zou je hierop reageren? Goed luisteren en vragen of hij dit met de ergotherapeut besproken heeft. Voorstellen om het te rapporteren en om het acceptatieproces als zorgprobleem aan te geven en een zorgdoel te formuleren, zodat hij een beroep zou kunnen doen op professionelere ondersteuning (maatschappelijk werker).
3
Wat rapporteer je hierover en waarom doe je dat? Je rapporteert de acceptatieproblemen op de afdeling en in het behandelteam.
4
Welk zorgprobleem kun je formuleren met meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma heeft moeite met onder ogen zien wat het betekent om halfzijdig verlamd te zijn in het dagelijks leven.
5
Welk gewenst resultaat kun je formuleren met meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma zegt zijn halfzijdige verlamming en de consequenties ervan voor het dagelijks leven een hanteerbare plaats gegeven te hebben in zijn leven.
6
Welke mogelijke andere hulpverleners kun je hierbij betrekken? De ergotherapeut moet op de hoogte zijn. Zij moet haar therapie aanpassen aan het acceptatieproces van meneer Schaafsma. Als hij dat wil, kan meneer Schaafsma gesprekken aangaan met een maatschappelijk werker of psycholoog (als de acceptatieproblemen erg groot zijn).
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met het accepteren van gezondheidsproblemen. Waar het om gaat, is dat de student zich een voorstelling kan maken van gezondheidsproblemen.
2
Geef twee voorbeelden van lichamelijke gezondheidsproblemen. Twee voorbeelden van lichamelijke gezondheidsproblemen: slecht zien door staar, mobiliteitsproblemen bij versleten heupen.
3
Geef twee voorbeelden van geestelijke gezondheidsproblemen. Voorbeelden van geestelijke gezondheidsproblemen: overspannenheid, depressie, dementie.
© ThiemeMeulenhoff
73
Begeleiden van de zorgvrager
74
4
Noem twee aspecten van de beroepshouding die jij in de begeleiding bij gezondheidsproblemen belangrijk vindt. Leg uit waarom je dat vindt. Elk aspect van de beroepshouding is goed, als de uitleg maar aantoont waarom het aspect belangrijk is.
5
Noem een reden waarom je het niet accepteren van gezondheidsproblemen bespreekbaar maakt. Je maakt het bespreekbaar als de gezondheid in gevaar komt. Of omdat het zorgdoel niet bereikt kan worden door de acceptatieproblemen.
6
Noem een reden waarom je het niet accepteren van gezondheidsproblemen niet bespreekbaar maakt. Je maakt het niet bespreekbaar omdat het een proces is dat de zorgvrager moet aangaan. Het is zijn manier van omgaan met het probleem. Je respecteert dat.
7
Je ziet een zorgvrager met diabetes mellitus in het restaurant. Ze houdt zich steeds vaker niet aan haar dieet. Geef aan hoe je reageert. Je bespreekt dit later apart met de zorgvrager. Je vraagt of ze zich bewust is van de consequenties van haar gedrag. Je wijst op de gevaren, geeft advies en je rapporteert.
© ThiemeMeulenhoff
7
Het sociale netwerk begeleiden Het sociale netwerk begeleiden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK ZIE BIJNA NIEMAND MEER 1
Hoe zou jij reageren als meneer Van Bracht zich beklaagt bij jou? Je luistert naar meneer Van Bracht. Je onderzoekt de beperkingen en de mogelijkheden. Waarom gaat hij niet meer vissen en naar de markt? Wat mist hij precies uit zijn oude buurt? Heeft hij de frequentie van het bezoek van zijn zoon met hem besproken? Je steunt meneer Van Bracht in het oppakken van oude gewoonten en biedt praktische oplossingen aan. Je kunt bemiddelen tussen vader en zoon en suggesties doen.
2
Hoe zou je reageren op het verhaal van de zoon van meneer Van Bracht? Je toont begrip en leeft je in in zijn situatie. Je luistert. Je kunt ingaan op de uitspraak dat ze allebei geen praters zijn en vragen waar ze wel goed in zijn.
3
Welke mogelijkheden zie je voor het contact van meneer Van Bracht met zijn zoon? Ze kunnen beter samen iets gaan doen. Misschien kan de zoon meegaan naar de markt, of zijn vader helpen de oude contacten weer op te pakken.
4
Hoe zou je het aanpakken? Je zou aan de zoon kunnen vragen of hij weet welke dingen zijn vader leuk vindt om te doen. Komt daar niets uit, dan kun je voorstellen doen waarvan je weet dat de vader ze leuk vindt, zoals vissen en naar de markt gaan. Je stelt voor dat de zoon dit met zijn vader bespreekt. Je kunt aan allebei vragen hoe het gesprek is geweest en tot wat voor afspraken ze zijn gekomen. Lukt het niet om tot een gesprek te komen, dan bied je aan om te helpen bij het gesprek. Het doel is dan dat beiden het gevoel hebben dat het contact gemakkelijker verloopt en ze de invulling als zinvol ervaren. Je probeert hierover afspraken te maken.
5
Geef aan hoe je hierbij je beroepsgeheim hanteert. Je kunt aan meneer Van Bracht vragen of hij er bezwaar tegen heeft dat jij zijn wensen kenbaar maakt aan de zoon als dat zo uitkomt. Je vraagt dat ook aan de zoon nadat hij zijn hart heeft gelucht. Dit doe je in de hoop dat het doorspelen van de informatie tot meer wederzijds begrip kan leiden. Je doet het dan niet achter iemands rug. Mocht één van beiden aangeven dat je bepaalde informatie niet mag gebruiken, dan zeg je er niets over tegen de ander. Op deze manier hanteer je het beroepsgeheim. Informatie gaat alleen naar derden met toestemming.
PRAKTIJK: NIET TEVREDEN 1
Verklaar het gedrag van de dochter. De dochter kan de zorg moeilijk uit handen geven en voelt zich schuldig. Ze let extra goed op dat haar moeder goed verzorgd wordt.
© ThiemeMeulenhoff
75
Begeleiden van de zorgvrager
2
Hoe kun je het beste omgaan met de dochter? Je probeert haar gevoelens en gedrag bespreekbaar te maken en toont er begrip voor. Om de klachtenstroom in te dammen, kun je afspreken om één keer per week samen met moeder de zorg te evalueren.
3
Welke begeleidingsdoelen zou je met de dochter kunnen formuleren? De dochter ervaart dat moeder in goede handen is. Ze bespreekt klachten met de vaste verzorgende en weet dat niet alles zo gaat als ze soms zou willen. De dochter voelt zich betrokken bij de zorg van haar moeder.
KENNISOPDRACHT
76
1
Leg in je eigen woorden uit wat het begrip sociaal netwerk betekent. Het sociaal netwerk bestaat uit familie, vrienden, bekenden, collega's, buren, de mensen met wie je regelmatig contacten onderhoudt.
2
Geef een voorbeeld van een sociaal netwerk van een zorgvrager. Het voorbeeld van een sociaal netwerk van een zorgvrager moet realistisch zijn. De student geeft daarmee aan dat het begrip duidelijk is.
3
Geef een voorbeeld waaruit blijkt wat het belang is van een sociaal netwerk. Voorbeeld: een mevrouw gaat altijd met haar buurvrouw naar de markt, daarna gaan ze koffiedrinken. Ze delen lief en leed met elkaar. Als de man van één van de vrouwen in het ziekenhuis komt te liggen, vangt de ander de kinderen op. In het voorbeeld moet de betekenis van de relatie tot uiting komen, zoals in dit voorbeeld.
4
Noem drie aandachtspunten bij het begeleiden van de zorgvrager bij het onderhouden van zijn sociale contacten. Aandachtspunten: • wat de betekenis van de relaties is en of ze standhouden; • of er beperkingen zijn waar je praktische zaken voor moet regelen; • hoe de relatie zich in het contact voelt; • in de gaten houden of belangrijke mensen afhaken.
5
Waarom besteed je aandacht aan het welzijn van degene die mantelzorg verleent en wanneer bied je begeleiding aan? Je wilt dat de mantelzorg in tact blijft, want dan blijft de zelfredzaamheid van de zorgvrager intact. Als iemand het lichamelijk te zwaar krijgt, moet je erop toezien dat de belasting minder wordt.
6
Waarom besteed je toch nog aandacht aan de mantelzorg als de zorg feitelijk is overgenomen door de professionele zorg? De zorgvrager kan gedurende lange tijd mantelzorg hebben ontvangen. Als de mantelzorg wordt overgenomen door professionele zorg, besteed je bijzondere aandacht aan de mensen die mantelzorg hebben verleend. Deze mensen zijn heel betrokken geweest bij de zorg. Als de zorg wordt overgenomen, moeten zij opnieuw hun plaats bepalen. Sommige mensen hebben daar moeite mee en gaan klagen of blijven ineens helemaal weg. Dat is niet wenselijk.
7
Noem drie punten waaraan jij aandacht zou willen besteden bij mensen die mantelzorg verlenen.
© ThiemeMeulenhoff
Het sociale netwerk begeleiden
Het sociale netwerk begeleiden
Voorbeelden van aandachtspunten: hoe gaat het met de zorgtaak? Heeft de mantelzorg voorlichting of advies nodig? Hoe gaat het tussen de zorgvrager en degene die mantelzorg verleent? Is de zorgtaak te zwaar, moet het anders of op een ander tijdstip? Voelt degene die mantelzorg verleent zich thuis, gewaardeerd, zich op zijn gemak? 8
Een invalide zorgvrager heeft nauwelijks familie en vrienden en geeft aan dat hij behoefte aan contacten heeft. Leg uit hoe je handelt in deze situatie. Je onderzoekt samen met de zorgvrager wat de mogelijkheden zijn. Je geeft advies over de mogelijkheden: bezoeken van clubs, lid worden van verenigingen, dagopvang, open inloop. Je stimuleert de zorgvrager om in te gaan op die mogelijkheden en regelt zo nodig de praktische zaken. Op verzoek schakel je een vrijwilliger in.
9
Geef je mening over de volgende stelling: ‘Het is je taak om ervoor te zorgen dat een zorgvrager niet alleen is.’ In het antwoord moet het volgende naar voren komen: je kunt allerlei dingen aandragen en de zorgvrager stimuleren, maar je kunt niet voorkomen dat iemand van tijd tot tijd alleen is.
© ThiemeMeulenhoff
77