ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3
3.3 Stemt de zorgverlening af Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
Plannen van huishoudelijke taken 1.1
2
Huishoudelijke taken plannen Praktijk: De huishouding, dat is toch iets voor meisjes! Praktijk: 'Ik wil het net zo goed doen als jij' Kennisopdracht
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
9 9 9 9 10
15
2.1
Contact maken met de zorgvrager Praktijk: Muziek luisteren Kennisopdracht
15 15 16
2.2
Adequaat communiceren Praktijk: De kat uit de boom kijken... Kennisopdracht
17 17 18
2.3
Afspraken maken Praktijk: Verslapen Kennisopdracht
19 19 19
2.4
Afspraken nakomen Praktijk: Een mobieltje Kennisopdracht
21 21 21
2.5
Feedback, waardering en kritiek Praktijk: Het kinderkoor Kennisopdracht
23 23 23
2.6
Handelen in conflictsituaties Praktijk: ‘Van Laurie mogen we dat wel!’ Kennisopdracht
26 26 26
2.7
Omgangsvormen hanteren Praktijk: ‘Mi kan ray suma dape!’ Kennisopdracht
28 28 28
2.8
Informeren over de zorgverlening Praktijk: ‘Dan zie ik het niet meer zitten!’ Kennisopdracht
30 30 30
3
4
Assertief opstellen
33
3.1
Assertiviteit Praktijk: Vick zegt altijd ‘ja’ Kennisopdracht
33 33 33
3.2
Rechten en plichten Praktijk: Maar niemand doet het! Kennisopdracht
35 35 35
3.3
Ongewenste intimiteit Praktijk: Ik kan zo wel eeuwig blijven staan Kennisopdracht
37 37 37
3.4
Agressie Praktijk: Het nieuws van acht uur Kennisopdracht
39 39 39
3.5
Onderhandelen Praktijk: Ik blijf gewoon thuis! Praktijk: Met de kleren aan naar bed Kennisopdracht
41 41 41 41
Collegiaal opstellen
43
4.1
Samenwerken Praktijk: Verschillende bpv-plaatsen Praktijk: Ik weet niet waar ik aan toe ben Kennisopdracht
43 43 43 43
4.2
Respect voor collega's Praktijk: Ik wil graag een dagdienst Kennisopdracht
45 45 45
4.3
Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding Praktijk: In pyjama op de grond Praktijk: Iets met preventie en GVO Kennisopdracht
47 47 47 47
4.4
Werksfeer Praktijk: De sfeer is goed verpest! Kennisopdracht
49 49 49
4.5
Conflicten in het team Praktijk: Waar blijven de bewoners? Praktijk: Ik heb zeven nachtdiensten! Kennisopdracht
51 51 51 51
4.6
5
6
Feedback van collega's Praktijk: Heb je nog vragen of opmerkingen? Kennisopdracht
53 53 53
Basiszorg plannen
55
5.1
55 55 55
Basiszorg plannen Praktijk: Aanspraak Kennisopdracht
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
59
6.1
Deelnemen aan besprekingen Praktijk: Wennen aan elkaar Praktijk: De zorgbespreking Praktijk: Oefenen, oefenen en nog eens oefenen Kennisopdracht
59 59 59 60 60
6.2
Consult vragen Praktijk: Buikpijn Praktijk: ‘Kun je me even helpen, ik weet het niet meer’ Kennisopdracht
62 62 62 62
6.3
Andere disciplines consulteren Praktijk: Verkeerde medicijnen Praktijk: Wie helpt mij? Praktijk: ‘A new happy family’ Kennisopdracht
64 64 64 64 65
6.4
Advies of informatie geven aan andere disciplines Praktijk: In het licht Kennisopdracht
67 67 67
6.5
De verantwoordelijke van zorg inschakelen Praktijk: Joachim is ziek Praktijk: Er dreigt gevaar! Kennisopdracht
69 69 69 69
6.6
Nieuwe afspraken en gegevens verwerken in het zorg(leef)plan 7 1 Praktijk: Wat een jeuk! Kennisopdracht
71 71
Knelpunten in communicatie en informatie rapporteren Praktijk: Het schriftje Kennisopdracht
72 72 72
6.7
7
8
9
Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht
75
7.1
Ontslag van de zorgvrager Praktijk: Een dappere dame Praktijk: Die engerd Praktijk: Eindelijk naar huis Kennisopdracht
75 75 75 76 76
7.2
De overdracht naar een andere afdeling Praktijk: Het kastje moet mee! Praktijk: Pas verhuisd Kennisopdracht
78 78 79 79
7.3
De overdracht naar een andere instelling Praktijk: Het hondje Kennisopdracht
81 81 81
Een eigen werkplanning maken
83
8.1
Een tijdplanning maken Praktijk: Druk of niet druk? Praktijk: Donderdagmorgen in Mariposa Praktijk: Familie Verstegen Kennisopdracht
83 83 83 84 85
8.2
Rekening houden met het zorgplan Praktijk: Help! Kennisopdracht
88 88 88
8.3
Prioriteiten stellen Praktijk: Help, nu huilt de baby ook nog! Praktijk: Gezond verstand Kennisopdracht
90 90 91 91
Kenmerken van instellingen en organisaties
95
9.1
Intramurale settings Praktijk: In een woonzorgcentrum uit voorzorg Praktijk: Geen keuze meer? Praktijk: Wachten op een plek in het verpleeghuis Kennisopdracht
95 95 95 96 96
9.2
Extramurale settings Praktijk: In de luie stoel Praktijk: Zelfstandig wonen Kennisopdracht
98 98 98 99
9.3
Transmurale zorg Praktijk: Mevrouw Hendriksen Kennisopdracht
100 100 100
9.4
Semi-murale settings Praktijk: Wie druppelt mevrouw Weker? Praktijk: Dat valt tegen Kennisopdracht
102 102 102 103
1
Plannen van huishoudelijke taken Huishoudelijke taken plannen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE HUISHOUDING, DAT IS TOCH IETS VOOR MEISJES! 1
Waarom denk je dat Joep in deze situatie zo reageert? Joep is nog in zijn verwerkingsfase. Hoewel het revalidatieproces lichamelijk goed gaat, hoeft het psychisch nog niet goed te gaan. Hij is een jongen van achttien jaar. Misschien hoefde hij thuis nooit iets te doen in het huishouden? En nu wordt van hem verwacht dat hij zijn eigen kamer schoonhoudt. Joep woont nog niet zo lang in de woonvorm, dus hij moet ook nog wennen aan de nieuwe situatie.
2
Geef drie voorbeelden hoe je als verzorgende de zelfredzaamheid van Joep kunt stimuleren. Je legt Joep eerst uit waarom het goed is dat hij zijn kamer schoonmaakt: om hygiënische redenen, maar ook voor hemzelf. Hij voelt zich dan prettiger op zijn kamer. Hij kan zijn bezoek beter ontvangen. En als hij zelfstandig gaat wonen, kan hij goed voor zichzelf zorgen.
3
Welke afspraken zou je met Joep kunnen maken? Je bespreekt met Joep wat hij zelf kan doen. Dat noteer je. Je kunt vervolgens elke dag controleren of hij het ook gedaan heeft. Heeft hij dat niet gedaan, dan spreek je hem erop aan. Je kunt dat net zolang volhouden, totdat hij meer zelf gaat doen.
4
Waarom is het goed dat Boaz bij dit gesprek zit? Boaz heeft voor een verzorgend beroep gekozen. Joep kan zo zien dat er ook jongens zijn die dat leuk vinden. Dus kan Joep van Boaz leren. Boaz leert op deze manier veel over hoe hij (belevingsgericht) met Joep kan omgaan.
PRAKTIJK: 'IK WIL HET NET ZO GOED DOEN ALS JIJ' 1
Maak voor Maribel een duidelijke werkindeling van een dagelijkse beurt van haar woon-/slaapkamer. Voorbeeld van een werkvolgorde van de dagelijkse beurt van de zit-/slaapkamer van Maribel: • kamer luchten bij goed weer; • kleren opruimen; • bed opmaken; • meubels en vloer stofzuigen; • wastafel schoonmaken; • met (vochtige) doek stof afnemen. De volgorde kan in detail verschillend zijn. Wel moet de volgorde duidelijk beschreven zijn, en dus toegepast zijn op de situatie. Onderstaande algemene volgorde moet zijn toegepast: • opruimen;
© ThiemeMeulenhoff
9
3.3 Stemt de zorgverlening af
• • •
stofmakend werk; stof droog verwijderen; stof nat verwijderen.
2
Noem drie voorbeelden van extra werkzaamheden waarmee ze de dagelijkse beurt kan uitbreiden. Voorbeelden van extra werkzaamheden zijn: • bed verschonen; • wastafel schoonmaken; • meubels in de was zetten; • kast schoonmaken; • ramen zemen; • deuren afnemen.
3
Volgende maand krijgt Maribel een hondje. Geef aan welke gevolgen dit heeft voor de dagelijkse beurt en voor de uitgebreide schoonmaak van haar kamer. Bij aanwezigheid van een hond zul je een ruimte frequenter schoon moeten maken. Zeker wanneer een hond verhaart. Vaker stofzuigen en dweilen zal noodzakelijk zijn. De plaatsen waar de hond veel zit, zoals op de bank, moet je vaker en intensiever schoonmaken. Uiteraard zal Maribel ook de hondenmand schoon moeten houden.
4
Maribel wil eerst gaan stofzuigen en daarna haar bed verschonen. Beschrijf hoe jij in deze situatie daarmee omgaat. Eigen mening. Het kan op zich wel, maar dat de meest efficiënte volgorde is: luchten, stofmakend werk, stofverwijderend werk, nat werk.
KENNISOPDRACHT
10
1
Lees de casus uit de inleiding nog eens door. Welke wensen denk je dat Sofie en Abdel hebben bij de werkzaamheden van de verzorgende? De wensen zullen zijn dat er dagelijks wordt opgeruimd in alle ruimten van het huis. En dat Sofie zoveel mogelijk wordt ontlast, dat er gekookt wordt voor Abdel en de kinderen. En dat de gezinsverzorgster ook aandacht heeft voor de moeder, die het moeilijk kan accepteren dat zij bekkeninstabiliteit heeft. En dat er aandacht is voor de kinderen, zodat de kinderen op woensdag leuke dingen kunnen gaan doen.
2
Noem vier verschillen tussen je eigen huishoudelijke werkzaamheden en de huishoudelijke werkzaamheden die je doet voor een bewoner in een zorgcentrum. Verschillen zijn: • in een zorgcentrum werk je met een doel: het zolang mogelijk zelfstandig laten zijn van de bewoners; het verlenen van goede zorg; • je werkt samen met collega's. Dus je moet goed overleggen en afstemmen; • je werkt volgens de richtlijnen van een organisatie; • je werkt in de leefomgeving van de zorgvrager en eventueel zijn naasten. Je hebt te maken met de prive eigendommen van de zorgvrager; • je werkt belevingsgericht.
© ThiemeMeulenhoff
Plannen van huishoudelijke taken
Huishoudelijke taken plannen
3
Wat betekent belevingsgerichte zorg? Belevingsgerichte zorg betekent dat je met de zorgvrager en zijn naasten in gesprek blijft over de zorg. Je sluit je zo goed mogelijk aan bij de wensen, gewoonten en behoeften van de zorgvrager en zijn naasten. Je betrekt de zorgvrager bij de zorg en stemt zoveel mogelijk af op de wensen en gewoonten. Je informeert of de zorg naar wens is en wat er bijgesteld kan worden.
4
Beschrijf wat de signalerende taak van de verzorgende inhoudt. Verduidelijk je antwoord met een voorbeeld. Je observeert de zorgvrager of er lichamelijke, psychische, sociale of maatschappelijke gezondheidsveranderingen zijn. Je bespreekt deze veranderingen met de zorgvrager, zijn naasten en collega's/ leidinggevende en je probeert oplossingen te bedenken en uit te voeren. Eventueel schakel je in overleg met je leidinggevende een andere discipline of dienst in. Voorbeeld ter beoordeling van de docent.
5
Sommige mensen vinden huishoudelijk werk zwaar. Vraag vijf verschillende mensen naar hun mening over de zwaarte van het huishoudelijk werk. Noteer je conclusies. Huishoudelijk werk kan als ‘zwaar’ ervaren worden door: • het steeds weer terugkeren van werkzaamheden; • het ondergewaardeerd worden van het werk; • werkmateriaal dat niet aangepast is aan de lichaamsmaten; • het feit dat het werk uit veel verschillende werkzaamheden bestaat.
6
Waarom moet je bij het uitvoeren van je werkindeling geen extra werk inlassen? Als je extra werk gaat inlassen, komen andere werkzaamheden van de werkplanning in het gedrang of onvoldoende aan bod.
7
Waarom is het nodig dat je een werkindeling maakt? Het is nodig om een werkplanning te maken omdat je daarmee voorkomt dat je inefficiënt werkt. Je gaat dan zo goed mogelijk om met energie, tijd, middelen en materialen.
8
Bij de uitvoering van huishoudelijke taken houd je rekening met de zorgvrager. De wensen van de zorgvrager kunnen afwijken van jouw waarden en normen, zoals mogelijk blijkt uit de volgende praktijksituaties: • wanneer je bij gezin Brandsma komt, willen ze dat je je schoenen bij de deur uittrekt en je werkzaamheden op sokken uitvoert; • gezin Vieregge woont in een klein dorp, en is gewend dat iedereen bij elkaar binnenloopt. Het gezin verwacht dat jij ook zonder bellen achterom binnenloopt; • bij gezin Harmsen mag je bij het afstoffen niet aan de foto's komen. Ze hebben ook talloze prulletjes die je niet mag verplaatsen. Geef je mening bij elk praktijkvoorbeeld. Vergelijk jouw antwoorden met die van een medestudent en bespreek mogelijke verschillen. Eigen mening. Wel moet uit de antwoorden en/of discussies blijken dat de student zich verdiept in de belevingswereld van de zorgvrager. Het mag niet tot gevolg hebben dat een verzorgende met zijn waarden en normen in conflict komt. Een zorgvrager heeft ook de waarden en normen van een verzorgende te respecteren.
© ThiemeMeulenhoff
11
3.3 Stemt de zorgverlening af
9
Zet deze werkzaamheden in de juiste werkvolgorde: opruimen van het werkmateriaal, stofmakende werkzaamheden, stofzuigen, opruimen van grof vuil, klamvochtig stof afnemen. De juiste volgorde is: • opruimen van grof vuil; • stofmakende werkzaamheden; • klamvochtig stof afnemen; • stofzuigen; • opruimen van het werkmateriaal.
10 Asin werkt als verzorgende vanaf negen uur tot half vijf bij familie Doesburg. De familie woont in een eengezinswoning. 's Morgens verzorgt meneer Doesburg, een alleenstaande vader, het ontbijt voor Matthijs en Willemijn. Matthijs is tien jaar oud en Willemijn acht jaar. Ze hebben geen begeleiding nodig bij het naar school gaan. Ze komen tussen de middag thuis om te eten. Om half vijf komt meneer Doesburg thuis. Hij gaat meteen eten met de kinderen. De werkindeling van Asin ziet er als volgt uit: • slaapkamers luchten; • bedden afhalen; • wasautomaat aanzetten; • handwas afwerken; • handwas in de tuin ophangen; • ontbijtspullen opruimen en afwassen; • koffiedrinken; • zit- en eetkamer dagelijkse beurt; • was uit automaat ophangen; • badkamer dagelijkse beurt; • toilet dagelijkse beurt; • broodmaaltijd met de kinderen; • keuken dagelijkse beurt; • boodschappen doen; • bedden opmaken; • drie slaapkamers stoffen en stofzuigen; • theedrinken met de kinderen; • was afhalen; • warme maaltijd bereiden; • naar huis gaan. Vind je dat Asin op een verantwoorde manier zuinig met tijd en eigen energie omgaat? Motiveer je antwoord met vier voorbeelden uit de werkindeling. In deze werkindeling gaat Asin op een verantwoorde manier zuinig om met tijd en eigen energie, omdat: • hij zware en lichte werkzaamheden afwisselt, bijvoorbeeld: na het bedden afhalen de wasmachine aanzetten en dan de handwas gaan doen, na de grote beurt aan de keuken boodschappen gaan doen; • hij veel trappenlopen vermijdt, bijvoorbeeld: de was pas ophangen als hij toch naar beneden gaat om koffie te zetten; het uitvoeren van de werkzaamheden per verdieping; • hij dezelfde werkzaamheden combineert, bijvoorbeeld: eerst alle bedden opmaken, dan alle slaapkamerramen zemen, handwas en het wassen van de vitrages combineren en tegelijk ophangen;
12
© ThiemeMeulenhoff
Plannen van huishoudelijke taken
•
•
•
Huishoudelijke taken plannen
hij het zwaardere werk verspreidt over de dag, bijvoorbeeld: 's morgens krijgen de zit- en eetkamer, de badkamer en het toilet een beurt, 's middags de slaapkamers.Hij houdt rekening met de prestatiecurve; hij de werkzaamheden waarmee hij bezig is, afmaakt. Bijvoorbeeld: eerst bedden opmaken, dan de drie slaapkamers stoffen en zuigen, daarna de ramen van de slaapkamers zemen. Het voorbereiden en bereiden van de warme maaltijd doet hij direct na elkaar; hij een goede werkvolgorde hanteert: eerst het stofmakende werk (bedden opmaken), daarna het stofverwijderende werk (slaapkamers stoffen en zuigen) en natte werk (slaapkamerramen zemen), na de broodmaaltijd geeft hij de keuken de dagelijkse beurt.
© ThiemeMeulenhoff
13
2
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Contact maken met de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MUZIEK LUISTEREN 1
Met elk professioneel contactgesprek heb je een doel voor ogen. Bo wil door middel van muziek contact maken met mevrouw Egberts. Ga na of Bo haar doel bereikt heeft. Het doel van de activiteit is kennismaking doormiddel van het uitlokken van contact. Het initiatief voor het contactgesprek werd door Bo genomen. In het begin was er geen sprake van beurtwisseling. Bo nam het initiatief. Niets wat Bo deed of zei gaf weerklank bij mevrouw Egberts. De muziek (pianomuziek waarbij mevrouw een positieve herinnering had) deed dit wel. Tijdens deze muziek liet mevrouw Egberts heel even iets van zichzelf zien. Het luikje naar contact was even geopend. Het doel van de activiteit is uiteindelijk wel bereikt, er is contact geweest, ook al was dat maar heel even. Via deze muziek kan Bo nu proberen het contact met mevrouw Egberts stap voor stap uit te breiden of in ieder geval in stand houden. Reflecteren: Bo heeft zeker voldoende veiligheid geboden. Ze was niet bevooroordeeld. Ze heeft echt geluisterd. Bo heeft waarschijnlijk elk onderdeel van het contactogenblik onthouden, want het is een prachtige ervaring als je zo'n moment mee mag maken. Bo zal de eerst volgende keren waarschijnlijk precies hetzelfde doen. Pas na een poosje, wanneer mevrouw zich veilig voelt, zal ze proberen het contact wat uit te breiden of te verdiepen.
2
Welk probleem speelt er wanneer Bo mevrouw Egberts voor het raam ziet zitten? Om contact te maken met de omgeving, moet je gemotiveerd of geprikkeld worden. Het troosteloze uitzicht van een plat dak in de regen biedt te weinig prikkels om contact met deze buitenwereld te maken.
3
Je weet nu wat meer over de voorkeur van mevrouw Egberts. Misschien raak je geïnteresseerd in haar levensverhaal. Dit kan een aanknopingspunt zijn om meer over haar te weten te komen. Aan wie zou jij dit kunnen vragen, of waar zou je deze informatie kunnen lezen? Je kunt het vragen aan de zorgmanager, het afdelingshoofd, aan collega's of aan haar naasten. Of je leest het in haar zorgplan, waarin haar levensgeschiedenis is opgenomen.
4
Heb je zelf ook eens een gelijksoortige ervaring van contact met een zorgvrager gehad? Of met iemand anders? Beschrijf deze ervaring op een A4. Eigen mening en ervaring.
© ThiemeMeulenhoff
15
3.3 Stemt de zorgverlening af
KENNISOPDRACHT
16
1
Hoe kun je contact maken? Je kunt contact maken door je zintuigen te gebruiken en open te staan voor anderen. Je maakt contact met een aanraking, of een gesprek.
2
Wat is waarnemen? Waarnemen is een functie van de zintuigen waardoor je informatie krijgt.
3
Welke drie voorwaarden voor het maken van contact zijn er? Drie voorwaarden om te kunnen komen tot contact zijn: kunnen waarnemen, gemotiveerd zijn, zich veilig voelen.
4
Heeft iedereen een persoonlijke ruimte nodig om veilig contact te maken? Ja, iedereen heeft een persoonlijke ruimte nodig om veilig contact te kunnen maken.
5
Welke zones kun je opnoemen binnen de persoonlijke ruimte? Geef een eigen voorbeeld van deze zones. De zones binnen de persoonlijke ruimte van een mens zijn: de intieme zone, de persoonlijke zone en de sociale zone. De eigen voorbeelden moeten getoetst worden aan de theorie. Voorbeeld van de intieme zone: Wanneer mijnheer Hoedjes naar het toilet moet heeft hij hulp nodig van de verzorgende. Erica helpt mijnheer om zijn broek naar beneden te doen.Ze weet dat mijnheer er een hekel aan heeft dat iemand langer dan nodig in zijn nabijheid staat. Ze helpt hem op de wc en zegt: Ik ga even de gang op, wanneer u mij nodig hebt kunt u aan dit koordje trekken. Voorbeeld van de persoonlijke zone: Imelda staat naast mevrouw Signalie en vraagt: ‘Wilt u een kopje koffie, mevrouw Signalie of liever een kopje thee?’ Voorbeeld van de sociale zone: Mevrouw Garenspa is lerares Verzorging: ‘Morgen gaan we naar het Zorg symposium. Zorg er voor dat jullie op tijd bij het station staan’ ,zegt mevrouw Garenspa tegen haar leerlingen, terwijl ze voor de groep staat.
6
Verzin een casus waarin je kunt lezen hoe je een professioneel gesprek met een zorgvrager kunt hebben. In dit professionele contactgesprek moet de zorgvrager zelf het initiatief tot contact nemen. Eigen invulling. In groepsverband kan de casus besproken worden. In elke casus moet naar voren komen dat de student zich bewust is van alle facetten van contact maken. De andere deelnemers moeten hierin deze facetten naar voren kunnen halen.
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Adequaat communiceren
Adequaat communiceren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE KAT UIT DE BOOM KIJKEN... 1
Welke communicatieproblemen heeft Paola? Paola spreekt goed Nederlands, maar nog niet zo goed dat zij ook de spreekwoorden en gezegden kent. Zij deelt de taal dus niet volledig.
2
Vind je dat Peter zich voldoende heeft ingeleefd in Paola's taalniveau? Nee, Peter communiceert niet op Paula's taalniveau. Hij heeft er niet bij nagedacht terwijl hij Paola de opdracht gaf om 'de kat uit de boom te kijken'. Hij had moeten weten dat hij er niet zomaar van uit kan gaan dat Paola, die uit Portugal komt, Nederlandse spreekwoorden en gezegden kent. Hij had beter geen gezegde kunnen gebruiken of het gezegde meteen uit moeten leggen.
3
Had Peter beter een van de verzorgenden kunnen vragen om de telefoon op te nemen, of juist niet? En leg uit waarom je dat vindt. Het was niet terecht dat Peter de telefoon ging opnemen. Hij had haar niet alleen mogen laten. Hij had ook een verzorgende kunnen vragen om de telefoon op te nemen, of Paola verder rond te leiden. Zoals het nu is gegaan, is de situatie voor Paola beangstigend, en dus niet veilig. Peter heeft zich onvoldoende ingeleefd in de situatie van Paola. Als hij dat wel had gedaan, dan zou hij haar niet alleen gelaten hebben. Paola was hier voor de eerste keer en voelt zich nog niet op haar gemak.
4
Hoe kon Laura zien dat Paola zich onzeker voelde? Laura zag het aan haar lichaamstaal. Paola keek in het rond, en wist zich duidelijk geen raad met haar houding.
5
Als je op school of privé weleens last had van communicatieproblemen, over welke communicatieproblemen ging het dan? Eigen mening. Als er moeite is met het vinden van voorbeelden, bedenk dan met de hele groep een aantal voorbeelden vanuit de schoolsituatie.
6
Op welke manier kun je dit probleem voorkomen of oplossen, nu je weet wat de oorzaak van het probleem is? De eigen voorbeelden moeten door de studenten worden ingedeeld onder één of meer van de volgende vijf communicatieproblemen: • geen contact hebben; • slecht of onduidelijk spreken; • slecht luisteren; • angst en onzekerheid; • elkaars taal niet delen. Als er geen eigen voorbeelden zijn, dan kun je samen met de groep voorbeelden bedenken uitgaande van de 5 communicatieproblemen.
© ThiemeMeulenhoff
17
3.3 Stemt de zorgverlening af
KENNISOPDRACHT
18
1
Vertel met eigen woorden wat communicatie is. Communicatie is het uitwisselen van informatie. Iedereen zendt, gewild of ongewild, informatie uit. Maar informatie uitzenden is nog geen communicatie. Als niemand jouw informatie opmerkt, ontstaat er geen communicatie. Pas wanneer jij en de ander jullie aandacht op elkaar richten, ontstaat er communicatie.
2
Schrijf een voorbeeld op van communicatie. Lees dit verhaal voor aan de groep. Individueel antwoord. Dit mag een voorbeeld zijn waarbij de student zelf communiceert met anderen, maar het mag ook een voorbeeld zijn van twee mensen die met elkaar communiceren.
3
Wat is verbale taal? Verbale taal bestaat uit symbolen (cijfers of letters). Verbale taal is een aangeleerde taal, die alleen maar te begrijpen is voor een ander die ook deze taal geleerd heeft.
4
Wat is non-verbale taal? Non-verbale taal is voor een groot deel lichaamstaal. Hiermee kun je zonder woorden vertellen aan anderen wie je bent en welke emoties er spelen. Dit doe je door middel van je kleding, je gebaren, je gezichtsuitdrukking, je lichaamshouding en de klank van je stem. Dit doe je ook door aanraking of afwering en ook door de afstand die je tot anderen bewaart.
5
Noem vijf mogelijke communicatiestoornissen op. Vijf mogelijke communicatiestoornissen zijn: • geen contact hebben; • slecht of onduidelijk spreken; • slecht luisteren; • angst en onzekerheid; • elkaars taal niet delen.
6
Beschrijf een casus waarin minstens twee communicatiestoornissen naar voren komen. Dit verhaal mag over de zorg gaan, maar je mag ook vanuit je eigen situatie op school of van thuis vertellen. Lees de casus voor aan je medestudenten. Individueel antwoord. Elke student schrijft een casus waarbij minstens twee communicatiestoornissen naar voren komen. De student moet ook kunnen vertellen om welke stoornissen het gaat.
7
Hoe ziet de ander dat jij actief naar hem luistert? Een ander heeft in de gaten dat jij actief naar hem luistert als je hem aankijkt en af en toe knikt dat je hem begrijpt. Luisteren naar wat er gezegd wordt en hoe het gezegd wordt, is actief luisteren.
8
Hoe komt het dat een zorgvrager soms niet goed in staat is om te luisteren naar een dokter, een verpleegkundige of een verzorgende? Hoe kun jij als verzorgende een dergelijke situatie mogelijk voorkomen? Dit komt omdat de zorgvrager angstig en onzeker is. Je moet de zorgvrager op zijn gemak stellen en rustig spreken, vooral op het juiste niveau van de zorgvrager. Zo voorkom je dat deze situatie ontstaat. Afspraken kun je op een later moment of op een andere manier herhalen.
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Afspraken maken
Afspraken maken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERSLAPEN 1
Welke afspraken komt Lousewies na, vaste afspraken, losse afspraken of tijdelijke afspraken? Lousewies ziet dat mevrouw Engelhart een afspraak heeft met de dokter, dit is een losse afspraak. Ze helpt haar daar aan herinneren, dat is een cliëntafspraak waar Lousewies zich aan houdt. Lousewies moet veranderingen in het gedrag van de zorgvrager altijd aan het hoofd van de afdeling doorgeven, dit is een vaste afspraak.
2
Zijn er ook organisatorische en kwaliteitsafspraken bij? Nee.
3
De afspraak over het melden van verwardheid staat in het zorgplan van mevrouw Engelhart. Wordt er binnen jouw werk ook met zorgplannen gewerkt? Eigen ervaring.
4
Heb je de zorgplannen van jouw zorgvragers gelezen? Individueel antwoord.
5
Heeft dat wat je gelezen hebt ook invloed op jouw dagelijkse manier van werken met zorgvragers? Eigen mening.
6
Vind je dat de kwaliteit van de zorg verbetert als je met een zorgplan werkt, of juist niet? Beschrijf in ongeveer tien regels waarom. Eigen mening en inzicht.
KENNISOPDRACHT 1
Noem drie schriftelijk vastgelegde afspraken van organisaties. Eigen invulling. Voorbeelden zijn: wetten, huishoudelijke reglementen of koopcontracten.
2
Noem drie schriftelijk vastgelegde afspraken die jij zelf met iemand kunt maken. Eigen invulling, voorbeelden zijn trouwen, een arbeidsovereenkomst of een samenlevingscontract.
3
Geef een voorbeeld uit je eigen leven van vaste afspraken waaraan jij jezelf houdt op grond van aanname. En geef ook een voorbeeld van een afspraak waaraan jij jezelf houdt op grond van gewoonte. Individueel antwoord. Bijvoorbeeld: Op grond van aanname: etenstijden, schooltijden, huiswerk maken, naar de kerk gaan. Op grond van gewoonte: u zeggen tegen ouderen, eetgewoontes
4
Schrijf tien afspraken op die jij deze week hebt gemaakt. Welke van deze tien afspraken zijn vaste afspraken, en welke zijn losse afspraken? En waarom? Eigen invulling. Bijvoorbeeld: 1 Kapper
© ThiemeMeulenhoff
19
3.3 Stemt de zorgverlening af
2 Vriend om eens een te gaan trouwen 3 Vriendin om zaterdag te gaan winkelen 4 Om de hond van mijn zus uit te laten 5 Om vanavond voor 12.00 uur thuis te zijn 6 Zondag naar de kerk te gaan 7 Mijn lesrooster 8 Mijn broertje morgen van school halen 9 Mijn kamer opruimen Vast afspraken zijn de afspraken die het dagelijks leven regelen op grond van aanname of gewoonte zoals: 2, 4, 6, 7, 9 Losse afspraken zijn afspraken die je met een goede reden kunt verzetten zoals: 1, 3, 5, 8 5
Zijn er vaste afspraken bij die je door onderhandelen of overtuigen tijdelijk hebt veranderd? Beschrijf in het kort wat er is gebeurd. Eigen invulling. Ik moet altijd op zondag naar de kerk; dat is een vaste afspraak. Door mijn moeder te overtuigen kon ik het een keer veranderen: Als ik vanavond laat thuis kom, lukt het mij niet om op tijd in de kerk te zijn. Of door te onderhandelen: Als ik op zaterdagavond naar de mis ga, hoef ik dan zondagochtend niet?
6
Noem een organisatorische afspraak binnen de school. Eigen invulling, bijvoorbeeld een lesrooster.
7
Noem een kwaliteitsafspraak binnen je werk. Individueel antwoord, bijvoorbeeld de respectvolle bejegening van de zorgvrager.
8
Verzin een casus in een werksituatie waarin een vaste organisatorische afspraak is verwerkt. Eigen invulling.
9
Geef aan welke organisatorische afspraak in deze casus is verwerkt. Eigen invulling. De student moet argumenten noemen waarom zij vindt dat deze afspraak organisatorisch is.
10 Verzin ook een casus waar een kwaliteitsafspraak in is verwerkt, en geef aan welke afspraak in deze casus is gemaakt. Eigen invulling. De student moet argumenten noemen waarom zij vindt dat deze afspraak de kwaliteit kan waarborgen of verbeteren.
20
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Afspraken nakomen
Afspraken nakomen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN MOBIELTJE 1
Welke afspraak hebben Peter-Jans ouders met hem gemaakt? De afspraak is: als hij jarig is, krijgt hij een mobieltje.
2
Hebben zij Peter-Jans keuze gerespecteerd? Nee, dat hebben ze niet.
3
Denk je dat vader heeft ingeschat wat zijn keuze voor gevolg kon hebben voordat hij besloot zijn afspraak met Peter-Jan niet na te komen? Nee, dat heeft hij niet.
4
Beschrijf hoe volgens jou de inhoud van vaders voorstellingsvermogen, inlevingsvermogen en invoelingsvermogen moet zijn geweest als: • Peter-Jan zijn mobieltje wel zou krijgen; • hij Peter-Jan een ander cadeau geeft. Eigen inzicht.
5
Met welke redenen had zijn vader vóór Peter-Jans verjaardag de cadeauafspraak met hem kunnen veranderen? Eigen oplossing.
6
Wat vind je ervan dat Peter-Jans vader niet met hem, maar wel met de verzorgenden over zijn redenen om Peter-Jan een televisie te geven, spreekt? Dat is verkeerd. Hij had daarover met Peter-Jan moeten praten voordat hij jarig was.
KENNISOPDRACHT 1
Noem vijf redenen waarom het nakomen van afspraken noodzakelijk is. Vijf redenen waarom het nakomen van afspraken noodzakelijk is: • om de dagelijkse gang van zaken soepel te laten verlopen; • om elkaar onderling te kunnen vertrouwen; • om jezelf te motiveren; • om jezelf veilig te voelen; • om vervelende gevolgen te voorkomen.
2
Plaats onder elk van die vijf redenen een afspraak die je bij die reden vindt passen. Eigen invulling. Ga wel na of deze invulling inderdaad past onder de vijf verschillende redenen.
3
Wat moet je doen als je er voor hebt gekozen om een afspraak niet na te komen? Dit moet je op tijd, van tevoren melden. Of achteraf, met argumenten, je excuses aanbieden.
4
Met welke vier afspraken heb je te maken als je in de zorgverlening werkt? Je hebt met vier soorten afspraken te maken als je in de zorgverlening werkt:
© ThiemeMeulenhoff
21
3.3 Stemt de zorgverlening af
• • • •
22
organisatorische afspraken; kwaliteitsafspraken; collegiale afspraken; cliëntafspraken.
5
Geef van alle vier de afspraken een eigen voorbeeld. Eigen voorbeelden.
6
Geef een voorbeeld van een situatie waarin een verzorgende de keuzemogelijkheid voor het nakomen van afspraken overneemt van de zorgvrager. Eigen voorbeeld.
7
Geef ook een voorbeeld van een afspraak die tegen het belang van een zorgvrager kan ingaan. Eigen voorbeeld.
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Feedback, waardering en kritiek
Feedback, waardering en kritiek ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET KINDERKOOR 1
Welke feedback geeft Ines aan zichzelf? De feedback die Ines aan zichzelf geeft: ‘Wat stom van mij, ik had op haar moeten letten’.
2
Schrijf de zinnen op die volgens jou over feedback gaan, en zet daarachter met welke soort feedback je te maken hebt. ‘Wat stom van mij. Ik had op haar moeten letten’, is negatieve feedback. ‘Leuk hè, mevrouw Levink, gelukkig dacht ik eraan dat u zo van zingen houdt. Ik was wel even geschrokken toen u zomaar weg was. Zult u het de volgende keer even zeggen als u ergens naartoe wilt gaan?’, is negatieve feedback op een opbouwende manier gegeven.
3
Herken je binnen dit verhaal ook non-verbale feedback? Als Ines mevrouw Levink gevonden heeft, ziet ze hoe gelukkig mevrouw Levink eruitziet. En als zij en mevrouw Levink elkaar aankijken, geven ze op een non-verbale manier feedback aan elkaar.
4
Wordt mevrouw Levinks zelfbeeld verbeterd of beschadigd door de feedback van Ines? Mevrouw Levinks zelfbeeld wordt niet verbeterd door de feedback van Ines.
5
Ines vraagt aan mevrouw Levink of zij het haar de volgende keer wil vertellen als ze ergens naartoe wil gaan. Kan Ines deze vraag wel stellen aan haar? Wie gaat met wie winkelen, Ines met mevrouw Levink, of mevrouw Levink met Ines? Ines kan deze vraag niet stellen aan mevrouw Levink, want zij is met mevrouw Levink (tijdens haar werkuren) aan het winkelen. Zij is dus degene die fout is geweest: ze droomde weg en lette niet op de behoeften de zorgvrager. Eigenlijk had ze haar excuses aan mevrouw Levink moeten aanbieden.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf een situatie waarin jij op een onredelijke manier kritiek hebt gekregen. Geef hierin aan: • van wie je kritiek kreeg; • welke kritiek je kreeg; • waarom je die kritiek onredelijk vond; • welke gevoelens bij jou naar boven kwamen door deze kritiek; • hoe je hebt gereageerd, wat je zei en wat je deed. Een voorbeeld zou kunnen zijn dat je kritiek krijgt van een zorgvrager dat je te laat bent, terwijl je de dienst van een collega hebt overgenomen. Je collega komt ook altijd op hetzelfde tijdstip.
2
Beschrijf een situatie waarin je op een onredelijke manier kritiek hebt gegeven. Geef hierin aan: • aan wie je kritiek gaf; • welke kritiek je gaf; • waarom die kritiek onredelijk was;
© ThiemeMeulenhoff
23
3.3 Stemt de zorgverlening af
• •
wat de gevoelens waren van degene die van jou kritiek kreeg; hoe hij heeft gereageerd op jouw kritiek, wat hij zei en wat hij deed.
Een voorbeeld zou kunnen zijn: je bent jarig, maar hebt nog niets gehoord van je vrienden. Dan belt een vriendin je op. Je snauwt haar af, omdat ze niets zegt over je verjaardag. Opeens gaat de bel: al je vrienden komen binnen met cadeaus, eten en drinken.
24
3
Wat zijn de vijf stappen van professionele feedback geven? Vijf stappen van effectief feedback geven: • je stelt vast wat je waarneemt, wat je ziet en hoort; • je bepaalt je gedachten over wat je ziet en/of hoort; • je kijkt wat je gevoelens zijn bij wat je waarneemt; • je bepaalt de reden waarom je dit gedrag goedkeurt of afkeurt en stelt vast wat je wilt bereiken; • je denkt na wat je zal zeggen, en op welke manier je het zult brengen zodat het goede gedrag herhaald wordt en het foute gedrag verdwijnt.
4
Beschrijf een voorbeeld van een situatie waarin je feedback geeft en waarbij je de vijf stappen gebruikt. Eigen invulling. Een voorbeeld is: • je ziet Esther bij de winkel een snoepje uit de snoepbak nemen; • je denkt: O nee, straks wordt Esther betrapt, want je mag hier geen snoep pakken; • je bent bang dat de winkelier het ziet en Esther hardhandig aan zal pakken. Maar ook dat hij jou verantwoordelijk houdt voor haar foute gedrag; • je wilt dat Esther leert dat ze geen snoep (of iets anders) mag stelen. Daarom keur je haar gedrag af; • je trekt Esther bij de mouw de winkel uit en zegt: ‘Je mag geen snoep pakken bij een winkelier. Als iedereen zomaar gratis snoep meeneemt, dan krijgt de winkelier niet genoeg geld om te blijven bestaan. Als je die snoepjes lekker vindt, kunnen we ze ook kopen.’
5
Hoe reageer jij als je positieve feedback krijgt, zowel verbaal als non-verbaal? Eigen invulling. Een voorbeeld bij verbaal: ik zeg meestal dat iedereen zo zou doen. En dat het niets bijzonders is. Een voorbeeld bij non-verbaal: ik word rood en weet me met mijn houding geen raad.
6
Hoe reageer jij als je negatieve feedback krijgt, zowel verbaal als non-verbaal? Eigen invulling. Een voorbeeld bij verbaal: ik zeg dat het niet waar is, dat ze niet moeten liegen. Ik vertel hoe het komt dat ze het verkeerd hebben gezien. Een voorbeeld bij non-verbaal: ik word rood en wil me verstoppen. Maar ik begin toch meteen mezelf te verdedigen.
7
Welke effecten heeft positieve en negatieve feedback op je zelfbeeld? Positieve feedback heeft een positief effect op je zelfbeeld. Negatieve feedback heeft een negatief effect op je zelfbeeld.
8
Beschrijf in een paar regels hoe jouw eigen zelfbeeld eruitziet. Eigen invulling. Bijvoorbeeld: ik ben motorisch zwakker dan de meeste mensen van mijn leeftijd. Ik heb reuma en kan niet lang achter elkaar dezelfde bewegingen maken. Ik ben snel moe. Of: ik kan goed leren en heb veel diploma's. Ik kan goed naar andere mensen luisteren,
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Feedback, waardering en kritiek
en daarom kan ik goed met anderen omgaan. Mijn familie en vrienden houden van mij, ook al doe ik weleens wat fout. 9
Welke brillenglazen zitten in de bril waarmee je naar jouw eigen zelfbeeld kijkt? Heb je zelf een positieve instelling of een negatieve instelling en waaraan kun je dat zien? Eigen invulling, bijvoorbeeld: soms heb ik een zwarte bril op, en soms heb ik een roze bril op wanneer ik naar mijn zelfbeeld kijk. Dat ligt eraan of ik positief of negatief gestemd ben. Maar over het algemeen heb ik een roze bril op. Mijn levensinstelling is positief. Ook al weet ik dat mijn zelfbeeld niet zo positief is omdat ik chronisch ziek ben, toch wil ik er het beste van maken. Daarom vind ik dat mijn doorzettingsvermogen en doelbewustzijn een belangrijk deel van mijn zelfbeeld bepalen. Dat kun je zien doordat ik niet steeds over mijn pijn en klachten praat, maar alles in het werk stel om zo normaal en prettig mogelijk met anderen om te gaan.
10 Hoe is jou relatie met andere mensen? Laat je veel of weinig van je persoonlijkheid aan anderen zien? Eigen invulling. Bijvoorbeeld: ik heb met weinig mensen een echt goede relatie. Aan mijn vader, moeder, broer en zussen laat ik veel van mijn persoonlijkheid zien. Ook mijn beste vriendin weet veel van mij. Anderen laat ik weinig zien; er is een oppervlakkige relatie tussen ons.
© ThiemeMeulenhoff
25
3.3 Stemt de zorgverlening af
Handelen in conflictsituaties ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘VAN LAURIE MOGEN WE DAT WEL!’ 1
Wat is de mening van Brian over het opvoeden van kinderen? De mening van Brian over het opvoeden van zijn kinderen is samen te vatten in drie woorden: rust, reinheid en regelmaat.
2
Welke mening van Laurie over het opvoeden van kinderen kun je afleiden uit haar gedrag en uit haar manier van spreken? Laurie is van mening dat je kinderen niet zo punctueel en streng aan regels kunt binden. Zij vindt dat je meer rekening moet houden met de individuele situatie en met het individuele kind.
3
Welke opvatting vind jij het beste? Eigen mening, onderbouwd met argumenten.
4
Hebben Brian en Laurie nu ruzie, of hebben ze een conflict? Leg uit waarom. Het is nu nog een ruzie, maar de situatie heeft alle ingrediënten om zich te ontwikkelen tot een conflict. Dit gebeurt als het verschil van mening tussen Brian en Laurie leidt tot een probleem dat niet oplosbaar is. Op dit moment kunnen Brian en Laurie nog tot een vergelijk komen.
5
Wat is het gedragspatroon van Laurie in een gewone situatie? En wat is haar gedragspatroon in een conflictsituatie? Laurie's gedragspatroon in een gewone situatie is hulpvaardig en steungevend. Ze wil graag voldoen aan haar eigen, hoge normen. In een conflictsituatie is Laurie's gedragspatroon opgevend. Ze zet niet door en geeft haar eigen mening snel op.
6
Op welke manier wil Laurie de situatie oplossen? Kies daarbij uit vechten, onderhandelen, samenwerken, aanpassen en vermijden. Uit welke zin kun je dat opmaken? In eerste instantie denkt Laurie aan vermijden; al haar aandacht is gericht op haar eigenbelang. Dat is op te maken uit de zin: ‘Als het zo moet, zoek ik een andere baan.’ Ze denkt dat ze het bij voorbaat al van Brian gaat verliezen, hij is tenslotte haar opdrachtgever. Maar als ze wat rustiger zou nadenken, moet ze wel kiezen uit aanpassen of samenwerken. Aanpassen is in haar eigen belang: ze houdt haar baan. En dat is ook in het belang van Brian en zijn gezin: ze kan het gezin blijven verzorgen. Daarnaast kan ze ook kiezen voor samenwerken. Ze kan Brian ervan overtuigen dat het conflict op misverstanden berust. Ze voedt de kinderen wel op volgens Brians regels, maar er is een eenmalige uitzondering gemaakt doordat het programma een paar minuten uitliep. Als Brian en Laurie beiden van mening zijn dat dit conflict de relatie niet mag verstoren, lossen ze het conflict samen op.
KENNISOPDRACHT 1
26
Geef een voorbeeld van een conflict. Eigen voorbeeld. Het voorbeeld moet te toetsen zijn aan de volgende regels: • een conflict ontstaat niet zomaar. Er is altijd een kritische gebeurtenis die aan het conflict voorafgaat;
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
•
Handelen in conflictsituaties
een conflict gaat over hoe mensen met feiten en dingen omgaan.
2
Bedenk een kritische gebeurtenis en bedenk daarbij ook vier standpunten die je kunt innemen als je bij deze gebeurtenis betrokken bent. Eigen voorbeeld met daarbij vier standpunten.
3
Beschrijf, vanuit elk standpunt, wat je mening is over de manier waarop je met elkaar hoort om te gaan rond deze kritische gebeurtenis. Eigen mening over de manier waarop ieder vanuit zijn eigen standpunt had moeten omgaan.
4
Botsen de meningen die je nu op schrift hebt? Eigen mening.
5
Wat is jouw gedragspatroon in gewone situaties en in conflictsituaties? Eigen mening. Mogelijke gedragspatronen zijn: • steungevend/opgevend; • beheersend/overheersend; • behoudend/afhoudend; • meegevend/weggevend.
6
Word jij ook overspoeld met emoties als je een conflict hebt? Eigen mening, er kan een discussie opgezet worden over emoties tijdens conflicten. Welke emoties komen naar voren?
7
Lukt het jou om je automatische piloot af te zetten en per kritische gebeurtenis te bedenken welke reactie de juiste zal zijn? Eigen invulling. Het antwoord moet getoetst worden aan de vijf manieren van conflicthantering: vechten, onderhandelen, samenwerken, aanpassen en vermijden.
8
Schrijf een opstel van minimaal één A4 over een conflict dat je zelf hebt meegemaakt, hoe je reactie hierbij was en hoe het conflict uiteindelijk is opgelost. Eigen invulling. De inhoud van dit stuk is altijd goed. Het zou een mooie aanleiding kunnen zijn om in de groep te spreken over conflicten en pesten.
© ThiemeMeulenhoff
27
3.3 Stemt de zorgverlening af
Omgangsvormen hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘MI KAN RAY SUMA DAPE!’ 1
Ellis stapt in een andere wereld, een andere cultuur. Uit welke cultuur komt Ellis zelf? Ellis komt uit Nederland.
2
Waarom weet Ellis zich geen raad in deze situatie? Ellis weet zich geen raad met de situatie omdat zij zich niet heeft voorbereid op het informatiegesprek. Anders had ze geweten dat ze een afspraak had met een Surinaamse zorgvrager. Haar voorbereiding had dan kunnen bestaan uit het lezen van een boek over de Surinaamse cultuur of informatie kunnen inwinnen op internet.
3
Amba stelt Ellis op haar gemak, hoe doet ze dat? Amba stelt Ellis op haar gemak doordat ze uitlegt dat het een Surinaamse regel van gastvrijheid is om gasten mee te laten eten. Ook legt ze uit dat het gerecht met de vingers gegeten mag worden.
4
Wat zou jij gedaan hebben als jij in Ellis' schoenen zou staan? Eigen mening. Verzorgenden moeten zich in de thuissituatie van zorgvragers zoveel mogelijk voegen naar hun culturele regels.
5
Wat zou je kunnen doen om niet net als Ellis onverwacht met zorgvragers uit andere culturen geconfronteerd te worden? Eigen invulling. Je kunt je ten eerste beter voorbereiden op het informatiegesprek. Je kunt informatie opvragen bij de thuiszorg en zoeken op internet.
KENNISOPDRACHT
28
1
Beschrijf een dag uit jouw eigen leven. Van welke cultuur naar cultuur ‘wandel’ jij op een normale, doordeweekse dag? Vertel hoe jij omgaat met mensen binnen deze culturen, eerst als je jezelf gelukkig voelt, en daarna als je jezelf ongelukkig voelt. Uit de twee verhalen moet duidelijk naar voren moet komen hoe je op een doordeweekse dag van cultuur naar cultuur ‘wandelt’. De inhoud moet in beide verhalen hetzelfde zijn, alleen komt in het eerste verhaal duidelijk naar voren dat de deelnemer zich hier gelukkig voelt en in het tweede verhaal wordt duidelijk dat de deelnemer zich hier ongelukkig voelt.
2
Ben je weleens in het buitenland op vakantie geweest? Naar welk land was dat? Eigen invulling. Als er deelnemers zijn die nooit naar het buitenland zijn geweest, mogen ze ook een land uitkiezen waar ze in hun dromen graag naar toe zouden gaan.
3
Beschrijf de cultuur van de mensen in dat land Eigen invulling. Er moet wel worden nagegaan of de student dit land onder de juiste cultuur heeft geplaatst.
4
Schrijf de vier verschillende onderdelen waaruit een cultuur bestaat op en vul in wat je weet over de cultuur van het vakantieland.
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Omgangsvormen hanteren
Eigen invulling. De vier verschillende onderdelen waaruit een cultuur bestaat, zijn: de taal, de kennis over de omringende wereld, de waarden en normen die gehanteerd worden en de symbolen, rituelen en helden. 5
Welk onderdeel ken je wel en welk onderdeel ken je niet, of maar gebrekkig? Eigen inzicht. aanvullen
6
Hoeveel allochtonen (buitenlands van afkomst) en hoeveel autochtonen (Nederlands van afkomst) zitten bij jou in de groep? En hoe is dat op je werk? Eigen invulling. aanvullen
7
Zijn er weleens problemen door cultuurverschillen? Zo ja, welke problemen zijn dat? Eigen mening. Als er in de groep of op het werk geen allochtonen en autochtonen samenwerken, is het toch mogelijk om deze vraag te beantwoorden. Ook in Nederland heb je cultuurverschillen, bijvoorbeeld bij mensen die uit de provincie komen en mensen die uit de stad komen.
8
Als je autochtoon bent, stel je dan voor dat jij nu in de schoenen zou staan van een allochtoon (Surinaams, Marokkaans, Turks kies zelf maar uit) meisje dat in Nederland komt wonen. Vertel hoe je denkt dat jouw dag er dan zou uitzien. Waar loop je tegenaan als je de cultuur niet kent? Als je allochtoon bent, stel je dan voor dat je als Nederlander in jouw land, in jouw cultuur zou gaan wonen. Hoe ziet jouw dag er dan uit? Waar loop je tegenaan als je de cultuur niet kent? Eigen invulling. Als je de verhalen in tweetallen (één autochtone en één allochtone deelnemer) laat bespreken, kunnen de studenten direct en van eigen leeftijdsgenoten horen of hun zicht op de andere cultuur goed is of niet. Op deze manier kunnen ook verkeerde ideeën over andere culturen verbeterd worden.
© ThiemeMeulenhoff
29
3.3 Stemt de zorgverlening af
Informeren over de zorgverlening ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘DAN ZIE IK HET NIET MEER ZITTEN!’ 1
Alma vertelt aan Adrienne dat zij haar voortaan om tien uur komt helpen. Doet zij dat op de juiste manier? Zo ja, waarom doet ze dat goed? Zo nee, waarom doet ze dat niet goed? Alma vertelt dit niet op de juiste manier. Omdat ze al een week eerder wist dat het zou gaan gebeuren, had ze dit zo spoedig mogelijk aan Adrienne moeten vertellen. Ook was het beter geweest als zij zich verplaatst had in Adriennes situatie, dan had zij zelf al aan de manager kunnen doorgeven dat deze verandering de kwaliteit van het leven van Alma zou kunnen aantasten.
2
Stap in de schoenen van Adrienne en schrijf op wat er in haar leven verandert als Alma haar voortaan om tien uur komt helpen. Eigen invulling. Een voorbeeld: als Alma mij voortaan pas om tien uur komt helpen, kan ik niet op tijd op mijn werk komen. Mijn werkgever vindt het niet goed als ik voortdurend te laat kom, en dan kan ik mijn baan wel opgeven. Ik heb dan geen werk en geen collega's meer. Dan zit ik hier dus achter de geraniums te kijken naar hoe het echte leven langs me heen gaat. Ook ben ik dan van een WAO-uitkering afhankelijk. De kwaliteit van mijn leven gaat daardoor een stuk achteruit.
3
Je bent nog steeds Adrienne, schrijf op hoe jouw reactie op Alma's informatie zou zijn. Eigen invulling. Een voorbeeld: is ze nou helemaal gek, om zo laat dit nieuws te brengen? Ik heb mijn leven net op de rails, zelf verdienen en zo zelfstandig mogelijk leven. Nu wordt in en klap mijn leven overhoop gehaald. Wat kan ik hier nu nog aan doen? Die manager bellen dat dit niet kan doorgaan? Of mijn baas bellen dat ik niet kan werken morgen? Ik weet het niet meer!
4
Stap in de schoenen van Alma en schrijf op waarom ze volgens jou de keuze heeft gemaakt om de informatie op deze manier aan Adrienne door te geven. Eigen invulling. Een voorbeeld: ik loop al de hele week rond met het feit dat ik Adrienne moet vertellen dat ik voortaan later kom. Ik vind het zo'n vervelende boodschap, ik schuif hem steeds vooruit. Maar vandaag kan ik niet anders, ik moet het nu wel zeggen.
5
Hoe zou jij deze informatie doorgeven aan Adrienne? Eigen invulling. Een voorbeeld: wanneer de manager de verandering in mijn werkschema doorgeeft, verplaats ik me in Adriënne. Ik denk eraan wat deze verandering voor Adrienne en haar situatie zal betekenen. In eerste instantie zal ik er bij de manager voor pleiten geen verandering aan te brengen die voor Adrienne nadelig zal zijn. Als de manager hieraan geen gehoor kan geven, zal ik Adrienne zo spoedig mogelijk doorgeven dat er een verandering plaats zal vinden. Zo kan ze zelf nog maatregelen nemen om zoveel mogelijk nare gevolgen voor haar te voorkomen.
KENNISOPDRACHT 1
30
Geef een eigen voorbeeld van een informeel informatiegesprek waarbij jijzelf zorgvrager was. Eigen invulling. Een voorbeeld: ik lag met een hersenschudding in het ziekenhuis. Elk uur vroeg de verpleegkundige mij of mijn hoofdpijn nog dragelijk was. Wanneer de pijn te erg was,
© ThiemeMeulenhoff
Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten
Informeren over de zorgverlening
kon ik pijnstillers krijgen. Ook vertelde ze dat de zaalarts nog even langs zou komen om met mij te praten over wat er verder te gebeuren stond. 2
Vind je dat dit informatiegesprek goed verlopen is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Eigen invulling. Een voorbeeld: ja ,ik vind dat dit bovenstaande informatiegesprek goed verlopen is. Omdat ik nog veel hoofdpijn had, was dit een goed gesprek. De informatie werd duidelijk en eenduidig verstrekt. Er werd verder niet over ditjes en datjes gepraat. Als je een hersenschudding hebt, kun je jezelf namelijk niet goed concentreren, en nadenken en praten gaat dan moeizaam. Je hebt behoefte aan rust en stilte.
3
Geef een voorbeeld, vanuit je eigen omgeving, van een slecht verlopen informeel informatiegesprek (hierbij hoef je niet zelf de zorgvrager te zijn). Waarom vind je dat dit informele informatiegesprek fout is verlopen? Hoe zou je deze fouten kunnen voorkomen? Eigen invulling. Een voorbeeld: Timothy, een licht verstandelijk gehandicapte jongen, moet vandaag naar de tandarts. Er moet een kies gevuld worden. Edith, een verzorgende, zal met hem meegaan. Vlak voordat het tijd is om weg te gaan, pakt ze zijn jas en zegt: ‘Timothy, we gaan naar de tandarts. Daar mag je een cadeautje uit de grabbelton pakken.’ Timothy rent naar zijn jas en loopt huppelend mee naar die aardige tandarts. Maar als hij dan in de stoel zit en de tandarts begint te boren, is er met Timothy geen land te bezeilen. ‘Wil niet au, moet cadeautje!’, gilt hij als de tandarts boos tegen hem uitvalt. De grote fout die Edith hier heeft gemaakt, is dat ze niet volledig is geweest. Ze heeft niet verteld dat de kies van Timothy geboord zal worden. Dat hij, als hij niet huilt, daarna een cadeautje mag pakken. De grabbelton is dus maar de halve waarheid. Je kunt deze fouten voorkomen door niet op het laatst te wachten totdat je Timothy vertelt dat hij naar de tandarts moet. Een afspraak bij de tandarts maak je altijd een paar weken van tevoren. In die weken kun je Timothy voorbereiden door samen met hem een boekje te lezen over de tandarts. In ieder geval moet je eerlijk vertellen dat boren wel pijn kan doen, en dat hij gerust wel even mag huilen.
4
Geef een eigen voorbeeld van een formeel informatiegesprek waarbij jijzelf de zorgvrager was. Vind je dat dit formele informatiegesprek goed verlopen is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Eigen invulling.
5
Geef een voorbeeld, vanuit je eigen omgeving, van een goed verlopen formeel informatiegesprek. Hoe komt het dat dit formele informatiegesprek goed is verlopen? Volg bij de beantwoording van deze vraag stap voor stap de belangrijkste punten van het informatiegesprek: denk daarbij aan de houding, de voorbereiding, de sfeer tijdens het gesprek, de informatie die overgebracht moest worden en het beëindigen van het gesprek. Eigen invulling.
6
Geef een voorbeeld uit je eigen omgeving van een fout verlopen formeel informatiegesprek. Volg, net zoals bij de vorige vraag, bij de beantwoording van deze vraag stap voor stap de aandachtspunten bij een informatiegesprek. Eigen invulling.
7
Op welke manier, en met welke hulpmiddelen, zou jij formele informatie aanbieden aan: een demente oudere, een kind van zeven jaar, een jongere van zestien jaar, een Turkse vrouw, een kind van elf jaa met een verstandelijke beperking. Kies één van deze zorgvragers en
© ThiemeMeulenhoff
31
3.3 Stemt de zorgverlening af
verzin formele informatie die je aan deze zorgvrager moet doorgeven. Vertel hoe het formele informatiegesprek er volgens jou moet uitzien. Eigen inzicht. De invulling moet getoetst worden aan: • het profiel van de zorgvrager; • de hulpmiddelen die gebruikt worden; • de houding; • de voorbereiding; • de sfeer tijdens het gesprek; • de informatie die op de juiste manier (aangepast) moet worden overgebracht; • de juiste manier om het gesprek te beëindigen.
32
© ThiemeMeulenhoff
3
Assertief opstellen Assertiviteit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VICK ZEGT ALTIJD ‘JA’ 1
Vind je dat Vick zich subassertief of assertief gedraagt? Leg je antwoord uit. Vick heeft er duidelijk moeite mee, maar gedraagt zich assertief. Hij komt voor zichzelf op.
2
Hoe zou Vick zich gedragen als hij agressief had gereageerd? Geef een voorbeeld. Eigen mening. Hij zou waarschijnlijk boos geworden zijn.
3
Zou je op dezelfde manier als Vick reageren, of zou je het anders doen? Eigen mening en ervaring.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat het verband is tussen mening, argument en tegenargument. Als je een mening hebt, ben je het ergens mee eens, of niet. Argumenten zijn redenen die je mening ondersteunen. Als je je mening verdedigt, gebruik je die argumenten. Als een ander het niet met je eens is, geeft hij redenen die jouw mening niet ondersteunen. Dat zijn tegenargumenten.
2
Van welke zaken is je mening afhankelijk? Je mening is afhankelijk van: je belangen en je wensen; je behoeften; logisch redeneren; je gevoel en je intuïtie; je achtergrond en je opvoeding; je waarden en je normen.
3
Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen meningen en feiten. Meningen zijn subjectief. Je vindt iets en daar heb je je redenen voor. Feiten zijn objectief. Je kunt een feit controleren, meten en bewijzen.
4
Wat is het belang van het opkomen voor jezelf? Is het alleen van belang voor jezelf of ook voor je werk? Het belang van opkomen voor jezelf is dat je laat weten wat je mening is. Als je niet voor jezelf opkomt, kun je in lastige en vervelende situaties terechtkomen. De kans dat er gebeurt wat jij wilt of goed vindt, is dan erg klein. Bovendien weten anderen niet wat je mening is en kunnen ze er ook geen rekening mee houden.
5
Leg uit wat je verstaat onder subassertief reageren. Je reageert subassertief als je aan anderen alle ruimte geeft om voor zichzelf op te komen, terwijl je die ruimte niet aan jezelf geeft.
6
Wat versta je onder agressief reageren? Je reageert agressief als je wel voor jezelf opkomt, maar anderen nauwelijks de ruimte geeft om voor zichzelf op te komen.
© ThiemeMeulenhoff
33
3.3 Stemt de zorgverlening af
7
Wat versta je onder assertief reageren? Je reageert assertief als je voor jezelf opkomt en anderen ook de ruimte geeft om voor zichzelf op te komen.
8
Wat zijn volgens jou de voor- en nadelen van de drie manieren om te reageren? Eigen mening en ervaring. Subassertief gedrag is vooral vervelend voor jezelf. In een probleemsituatie zeg je niets, maar na afloop kun je daar spijt van hebben. Je mening is niet aan de orde geweest, en je bent ontevreden. Agressief gedrag schrikt anderen af. Agressief gedrag is vooral vervelend voor anderen. Uiteindelijk ook voor jezelf, want je maakt het anderen niet gemakkelijk je te benaderen. Ze gaan je ontlopen en je vriendenkring wordt beperkt. Assertief reageren is voor jezelf en voor anderen de meest effectieve manier om te reageren.
9
Op welke manier reageer jij meestal? Leg met voorbeelden uit waarom. Eigen mening en ervaring.
10 Welke van de volgende aandachtspunten kunnen bij jou nog verbeterd worden? Leg uit waarom je dat vindt. De aandachtspunten zijn: • aandacht hebben voor je eigen gevoel; • controle hebben over spanningen; • je non-verbale gedrag; • je redelijk denken; • je zelfwaardering. Eigen mening en ervaring.
34
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Rechten en plichten
Rechten en plichten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MAAR NIEMAND DOET HET! 1
Kun je je voorstellen dat alle collega's rapporteren in hun eigen tijd? Wat zou er de reden van kunnen zijn dat ze het allemaal doen, zonder er iets van te zeggen? Eigen mening en ervaring. Als iets eenmaal een gewoonte is, wordt het steeds moeilijker er iets van te zeggen. Degene die er iets van zegt, loopt de kans gezien te worden als een onruststoker. Het kan zijn dat iedereen het doet uit solidariteit met de organisatie die het ook niet gemakkelijk heeft met bezuinigingen. Het kan ook uitgelegd worden als ‘hart hebben voor de zaak’.
2
Waaruit blijkt dat Lara haar rechtspositie kent en begrijpt? Ze heeft het over haar CAO en over de ondernemingsraad.
3
Vind je dat Lara assertief is? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Lara stelt zich assertief op.
4
Wat vind je van de actie van Lara? Eigen mening.
5
Zou je hetzelfde doen als Lara, of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening en ervaring.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder je positie. Je positie is de plaats die je inneemt tussen de anderen in een groep die samenleeft of samenwerkt. Anderen kunnen dezelfde positie hebben als jij, maar ze kunnen ook een andere positie hebben.
2
Wat betekent het dat je een gezagsverhouding met je werkgever hebt? Een gezagsverhouding betekent dat iemand opdrachten geeft en een ander deze uitvoert en ervoor verantwoording aflegt. Je werkgever heeft een bepaalde macht die jij accepteert. Jij voert zijn opdrachten uit en legt er verantwoording voor af.
3
Wat is een organogram? Een organogram is een schematisch overzicht van alle afdelingen en diensten van een organisatie.
4
Leg in je eigen woorden uit wat rechten en plichten zijn en wat het verband is tussen rechten en plichten. Een recht betekent dat je je kunt beroepen op iets. Je kunt een recht opeisen. Dat kan een recht zijn om iets te kunnen doen of een recht om iets te ontvangen. Een plicht betekent dat er iets van je verwacht of geëist wordt. Je bent verplicht iets te doen of te laten. Of verplicht om iets te geven. Rechten en plichten hebben met elkaar te maken. Het recht van de één is vaak de plicht van de ander.
© ThiemeMeulenhoff
35
3.3 Stemt de zorgverlening af
36
5
Noem drie vormen van rechten en plichten en geef van elke vorm een voorbeeld. Drie vormen van rechten en plichten: rechten en plichten uit overtuiging of op basis van een mening. Voorbeelden: morele plichten, zoals burenhulp, opkomen voor zwakkeren, protesteren tegen oorlog en goede doelen steunen; rechten en plichten op basis van afspraken. Voorbeeld: je arbeidsovereenkomst; rechten en plichten die vastgelegd zijn in wetten. Voorbeelden: stemrecht, belastingplicht, recht op een bestaansminimum en zorgplicht voor ouders.
6
Leg uit wat het belang is van het kennen en begrijpen van je rechtspositie. Het belang van het kennen en begrijpen van je rechtspositie is dat je er alleen wat mee kunt als je je rechten en plichten ook kent, en dat je begrijpt wat ze inhouden.
7
Wat is het belang van het respecteren van de ander als je opkomt voor je rechten? Als je bij het opkomen voor je rechten de ander niet respectvol behandelt, loop je de kans dat het een onderling gevecht of voortdurende strijd wordt. De onderlinge verhoudingen zullen niet best zijn, waardoor het samenwerken moeilijker wordt.
8
Waarom moet je kritisch omgaan met regels? Regels zijn gemaakt om moeilijke en vervelende situaties te voorkomen. Ze zijn er dus om in de toekomst dingen goed te laten verlopen. Soms gebeuren er dingen die je van tevoren niet had kunnen bedenken. Of de omstandigheden zijn veranderd. Dat betekent dat je kritisch moet zijn als het gaat om regels, en je moet je afvragen of een regel nog wel past of terecht is. Je beslist natuurlijk niet in je eentje over regels. Wat je wel kunt doen, is er vragen over stellen of er een discussie over beginnen.
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Ongewenste intimiteit
Ongewenste intimiteit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK KAN ZO WEL EEUWIG BLIJVEN STAAN 1
Heb je ook weleens een situatie meegemaakt die lijkt op de ervaringen van Evelien? Eigen mening en ervaring.
2
Wat zou jij doen als jij Evelien was? Zou je eerder of later ingegrepen hebben? Eigen mening. Evelien had beter eerder kunnen reageren, omdat ze blijkbaar niet duidelijk genoeg is geweest tegenover Wessel. Ze onderneemt wel non-verbale actie: ze haalt zijn handen van zijn schouders. Maar daar laat ze het dan bij. Als je duidelijk wilt zijn, spreek je het ook op een correcte manier uit. Medelijden en sympathieke gevoelens verhinderen Evelien om er op tijd iets van te zeggen. Maar uiteindelijk maakt ze daar de situatie alleen maar onduidelijker en erger mee. Het is beter om eerlijk te zijn, dan om niets te zeggen omdat je bang bent dat je iemand kwetst. Als Evelien Wessel eerder duidelijk gemaakt had dat ze er niet van gediend was, had ze waarschijnlijk niet zo uit hoeven vallen.
3
Zou je nog meer actie ondernemen, of zou je het bij de laatste opmerking laten? Eigen mening. In principe kan Evelien het hierbij laten. Het zou wel professioneel zijn als ze haar standpunt verduidelijkt en hierover een goed gesprek heeft met Wessel. Als het hierna toch nog vaker gebeurt, zal ze zeker nog meer actie moeten ondernemen.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder intimiteit. Een intimiteit is een handeling of een mededeling die in je intieme zone komt. Intimiteit kan lichamelijk zijn, maar ook verbaal.
2
Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen persoonlijke en functionele intimiteit? Als verzorgende bevind je je regelmatig binnen de intieme zone van een zorgvrager. Dat komt omdat de zorgvrager niet zelfstandig de handelingen kan uitvoeren die bij zijn intieme zone horen. Als verzorgende voer je die handelingen uit vanuit je beroep. Er is sprake van intimiteit binnen een functionele relatie, oftewel: functionele intimiteit. Persoonlijke intimiteit is iets waarvoor je kiest. Je kiest samen met iemand voor een bepaalde manier van omgaan met elkaar.
3
Welke grenzen stel jij aan intimiteit in je functionele relatie met een zorgvrager? Eigen mening en ervaring.
4
Leg in je eigen woorden uit wanneer schuine moppen voor jou onderdeel uitmaken van ongewenste intimiteit en wanneer niet. Eigen mening en ervaring.
5
Leg in je eigen woorden uit wat jij verstaat onder een seksueel geladen werksfeer. Eigen mening en ervaring. Een seksueel geladen werksfeer kan gekenmerkt worden door de volgende zaken: seks is het voortdurend onderwerp van gesprek, je wordt uitgehoord over je privé-leven, er worden voortdurend dubbelzinnige opmerkingen gemaakt en mensen worden onderling lichamelijk met elkaar vergeleken.
© ThiemeMeulenhoff
37
3.3 Stemt de zorgverlening af
6
Je hoort misschien weleens dat verplegenden en verzorgenden zelf intimiteit uitlokken. Bijvoorbeeld door hun manier van kleden (doorschijnende uniformen). Wat vind je daarvan? Eigen mening en ervaring.
7
Ben je het ermee eens dat de zorgverlening stopgezet wordt bij ongewenste intimiteit door een zorgvrager? Motiveer je antwoord. Eigen mening en ervaring.
8
Leg uit waarom het vaak niet gemakkelijk is om voor jezelf op te komen bij ongewenste intimiteit door collega's en leidinggevenden. Eigen mening en ervaring. Je kunt het gevoel hebben dat jouw opmerkingen over ongewenste intimiteit ten koste zullen gaan van je werkomstandigheden, je baan of je promotiekansen.
9
Bij wie zou je hulp en ondersteuning zoeken als je op je werk of op school geconfronteerd wordt met seksuele intimidatie? Geef aan waarom je voor die persoon kiest. Eigen mening en ervaring.
10 Reageer je op alle zorgvragers hetzelfde? Welk onderscheid maak je en waarom? Je reageert op kleine kinderen, verstandelijk gehandicapte zorgvragers en dementerenden waarschijnlijk anders dan op andere zorgvragers. Het heeft te maken met de mate waarin je iemand kunt aanspreken op zijn gedrag.
38
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Agressie
Agressie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET NIEUWS VAN ACHT UUR 1
Kun je je voorstellen dat meneer Adema agressief is? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Het is misschien wel begrijpelijk dat hij zich machteloos en afhankelijk voelt, dit uit meneer Adema via agressief gedrag.
2
Zijn er volgens jou nog andere manieren om erachter te komen waarom meneer Adema soms agressief wordt? Eigen mening. In principe kun je met alle vormen van bewuste en gerichte observatie erachter komen wat er aan de hand is met meneer Adema.
3
Wat vind je van de opmerking van Monica? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Het is een voorbarige opmerking, want Monica weet niet wat er speelt. Door de observatie komt het team erachter dat de agressie met het journaal te maken heeft. Dus het is niet zo dat er geen peil op te trekken is waarom meneer Adema soms slecht gehumeurd is. Er is zelfs een duidelijke oorzaak voor te vinden.
4
Hoe zou je reageren als de hand van meneer Adema uitschiet als jij hem verzorgt? Eigen mening en inzicht. Je kunt het beste rustig reageren, maar duidelijk laten merken dat hij een grens heeft overschreden. Terugslaan is zeker geen optie.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder agressie. Agressie is gedrag dat gepaard gaat met bedreiging of geweld.
2
Leg in je eigen woorden uit hoe agressie kan ontstaan. Agressief gedrag heeft meestal een oorzaak of een reden. Het is vaak een reactie op een frustrerende situatie die wordt beheerst door gevoelens van onmacht of angst. Door de aanwezigheid van deze gevoelens laadt iemand energie op. Die energie noem je negatieve energie. Bij agressie ontlaadt deze energie zich.
3
Welke vormen van agressie kun je onderscheiden? Er zijn verschillende vormen van agressie: verbale agressie: kwaad schreeuwen, vloeken en beledigingen; bedreigende agressie: dreigen zichzelf of anderen iets aan te doen, het maken van dreigende gebaren en het dreigen met een wapen; fysieke agressie: slaan, schoppen, duwen, aan de haren trekken, krabben, met spullen naar iemand gooien, iemand aanvallen en een wapen tegen iemand gebruiken; agressie tegen materialen: met de deur smijten, dingen stukgooien, tegen dingen trappen, kleding kapot scheuren, meubels en muren bekladden en besmeuren, ruiten ingooien en brand stichten.
4
Welke omstandigheden waarin een zorgvrager verkeert, kunnen agressie veroorzaken of versterken? Agressie is vaak een reactie op gevoelens van onmacht en angst. In situaties waarin je als verzorgende werkt, kunnen omstandigheden verantwoordelijk zijn voor angstgevoelens en onmacht van de zorgvrager: het nauwelijks hebben van privacy; het niet kunnen bepalen van
© ThiemeMeulenhoff
39
3.3 Stemt de zorgverlening af
het eigen leven; het gevoel van minderwaardigheid; onzekerheid over veel dingen, onder andere over zijn gezondheidstoestand en zijn zelfredzaamheid; het gevoel van onveiligheid; directe bedreiging door dwangverpleging, fixeren of verplichte medicatie.
40
5
Op welke manieren kun je agressie voorkomen? Je probeert in gevallen waarin je het ziet aankomen, agressie te voorkomen. Dat lukt over het algemeen goed als je de zorgvrager kent. Je ziet dan de voortekenen van de agressie omdat je ze misschien al eerder hebt gezien. In veel gevallen weet je dan ook welke actie van jouw kant effectief is om het agressieve gedrag voor te zijn. Zo'n actie hangt natuurlijk af van de betreffende zorgvrager en de situatie. In het ene geval kun je iemand het beste direct tot de orde roepen, in het andere geval is het beter om iemand met rust te laten. Ook weet je welke houding, welke manier van kijken en welke manier van praten de agressie verminderen of verergeren. Je kunt in situaties waarin je mogelijk agressie ziet aankomen, direct tot actie overgaan. Dat kan door de ander te laten vertellen wat hem dwarszit, maar ook door hem iets te laten doen, waardoor hij zijn energie kwijt kan.
6
Reageer je op dezelfde manier op agressie van zorgvragers met een verstandelijke beperking en andere zorgvragers? Leg je antwoord uit. Bij je reactie op een agressieve zorgvrager houd je ook rekening met de stoornis die hij heeft. Bij kleine kinderen, zorgvragers met een verstandelijke beperking en dementerende zorgvragers pas je je reactie aan aan het begripsvermogen van die zorgvragers.
7
Waarom zijn weglopen, doen wat de ander wil en tegenagressie meestal geen effectieve reacties op agressie? Veel voorkomende reacties op de dreiging van fysieke agressie zijn: weglopen, doen wat de ander wil of tegenagressie. Dit zijn over het algemeen geen effectieve reacties. In de meeste gevallen werken ze escalerend, dat wil zeggen dat ze de agressie verergeren of leiden tot ongewenste situaties.
8
Beschrijf de kenmerken van de meest effectieve houding in een situatie van dreigende agressie. Het beste kun je rustig blijven. Dat is natuurlijk eenvoudiger als je fysiek sterk bent. Als dat niet zo is, moet je gebruik maken van je houding en je overtuigingskracht. De volgende richtlijnen kun je hanteren: houd controle over de situatie; neem een rustige, vastberaden houding aan; wijs de zorgvrager op zijn agressie; wijs de zorgvrager op de gevolgen van zijn gedrag; toon respect voor de zorgvrager; vraag naar de oorzaak van de agressie; bied de zorgvrager een gedragsalternatief aan; geef de zorgvrager de tijd om tot zichzelf te komen; gebruik het verrassingseffect als de situatie dat toestaat.
9
Beschrijf in je eigen woorden, en met voorbeelden, het verschil tussen ‘het gedrag afkeuren’ en ‘de persoon afkeuren’. Eigen mening en ervaring. Het verschil ligt met name in de benadering, je benadert iemand minder negatief als je alleen zijn gedrag afkeurt. Die persoon krijgt dan ook niet het gevoel dat hij een verkeerd mens is. Hij heeft alleen iets verkeerd gedaan. Een voorbeeld is: als iemand agressie vertoont, wijs je hem op zijn agressief gedrag, niet op zijn persoonlijkheid. Je zegt niet: je bent agressief. Je kunt iemand beter op zijn gedrag wijzen: je hebt een vaas omgegooid, kijk wat je aanricht als je agressief bent.
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Onderhandelen
Onderhandelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK BLIJF GEWOON THUIS! 1
Welke manier van onderhandelen gebruikt Angelique? Leg je antwoord uit. Angelique past regelmatig zachte dwang toe. Je zou de onderhandelingswijze daarom ‘doordrukken’ kunnen noemen.
2
Maakt Angelique gebruik van een onderhandelingsstrategie? Zo ja, welke? Ze maakt gebruik van de strategie ‘overrompelen’. Ze stelt mevrouw Bunde voor een feit als ze haar de jas aantrekt en naar buiten duwt.
3
Zou je hetzelfde doen als Angelique, of zou je het anders aanpakken? Eigen mening.
PRAKTIJK: MET DE KLEREN AAN NAAR BED 1
Welke onderhandelingswijze past Alicia toe? En welke past Katie toe? Leg je antwoord uit. Alicia vindt de relatie met mevrouw Van Oort belangrijk. Ze gaat in het onderhandelen een heel eind mee met mevrouw Van Oort. Ze sluit het compromis dat mevrouw Van Oort met de kleren en haar tasje naar bed gaat. Katie kiest ervoor in opstand te komen tegen mevrouw Van Oort, met een heel ander resultaat.
2
Maakt Alicia gebruik van een onderhandelingsstrategie? Alicia past geen duidelijke onderhandelingsstrategie toe.
3
Wat is het doel dat Alicia bepaalt? Wat heeft ze als ‘wisselgeld’ in de onderhandeling van mevrouw Van Oort? Het doel van Alicia is dat mevrouw Van Oort in bed terechtkomt. Het wisselgeld bestaat uit de kleren en de tas.
4
Zou je hetzelfde doen als Alicia of kies je voor de aanpak van Katie? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder onderhandelen. Onderhandelen is het opkomen voor je eigen belangen in situaties waarin je afhankelijk bent van anderen. Je bent bereid tot het bespreken van je belangen en doelstellingen met de ander, om tot een compromis te komen. Je houdt rekening met de relatie die je met de ander hebt.
2
Wat zijn volgens jou de voor- en nadelen van onderhandelen? De voordelen van onderhandelen zijn dat je (voor een deel) bereikt wat je wilt en dat de relatie met de ander goed blijft. Het nadeel is dat je vaak niet alles bereikt wat je had willen bereiken. Om tot een compromis te komen, moet je kunnen toegeven.
3
Geef een voorbeeld van een onderhandeling die je vroeger hebt gevoerd. Eigen mening en ervaring.
© ThiemeMeulenhoff
41
3.3 Stemt de zorgverlening af
42
4
Geef een voorbeeld van een onderhandeling die je tijdens je opleiding hebt gevoerd. Eigen mening en ervaring.
5
Wat versta je onder een compromis? Een compromis is een overeenkomst tussen twee of meer personen of partijen waarbij ieder wat toegeeft zodat de onderlinge relatie goed blijft.
6
Geef een voorbeeld van een situatie waarin je belangen niet overeenkomen met die van een ander, waarin je kiest voor het ontlopen van een onderhandeling. Motiveer je keuze. Eigen mening en ervaring. Je moet denken aan een situatie waarin je je eigenbelang niet zo belangrijk vindt als de relatie met de ander.
7
Noem vijf voorbeelden van gedrag dat niet past bij onderhandelen. Voorbeelden van gedrag dat niet past bij onderhandelen: extreem hoge eisen stellen; verzwijgen van informatie; bluffen; constant aanvallen; op de man spelen; onjuiste gegevens verstrekken; kleineren en intimideren.
8
Noem vijf voorbeelden van gedrag dat past bij onderhandelen. Voorbeelden van gedrag dat wel past bij onderhandelen: de discussie voorbereiden; vragen stellen; argumenten geven; argumenten vragen; actief luisteren; samenvatten; noemen wat gemeenschappelijk is; gevoelens uitspreken.
9
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ‘onderbieden’ en ‘wisselgeld’. Onderbieden is bij onderhandelen direct alles toegeven wat je wilt en kunt. Het effect hiervan is dat de ander nog zal meer willen. Je kunt beter om iets meer vragen, zodat je iets in te leveren hebt. Je noemt dat ‘wisselgeld’ bij het onderhandelen.
© ThiemeMeulenhoff
4
Collegiaal opstellen Samenwerken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERSCHILLENDE BPV-PLAATSEN 1
Hoe komt het dat Helen, Pia en Carla in de groep ander gedrag vertonen dan op hun bpv-plaats? In elke groep kun je een andere rol hebben. Helen, Pia en Carla bevestigen elkaar in de rol die ze in de groep hebben. Op hun bpv-adres staan ze alleen. Ze hebben als stagiaire ook een andere rol.
2
Wat zou je geleerd hebben als jij Helen, Pia of Carla was? Eigen mening. Ze hebben in ieder geval meer over zichzelf geleerd, zoals hoe ze zelf in verschillende situaties reageren.
PRAKTIJK: IK WEET NIET WAAR IK AAN TOE BEN 1
Wat bedreigt volgens jou de effectieve samenwerking van het team? Er is geen duidelijkheid over de taken en de overlegmomenten.
2
Wat moet er volgens jou in ieder geval gedaan worden om effectief te blijven samenwerken? Er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over wie welke taken heeft en wie met wie overlegt op welk moment.
3
Wat zou je doen als je Janet was? Eigen mening. Als Janet de samenwerking op een positieve manier wil verbeteren, zal ze vragen om overleg om duidelijkheid te scheppen en afspraken te maken.
4
Wat zou je doen als je Marja was? Eigen mening. Voor Marja geldt hetzelfde als voor Janet.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder samenwerken. Samenwerken is met meerdere mensen samen activiteiten doen om een gezamenlijk doel te bereiken.
2
Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om te kunnen samenwerken? Voor een goede samenwerking moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: je moet bereid zijn om samen te werken; je moet hetzelfde doel nastreven; je moet elkaar kunnen vertrouwen; je moet elkaar respecteren en accepteren; je moet de taken goed en eerlijk verdelen; je moet bereid zijn om naar de ander te luisteren; je moet bereid zijn om over je werk te praten.
3
Leg uit wat je verstaat onder groepsgedrag.
© ThiemeMeulenhoff
43
3.3 Stemt de zorgverlening af
Groepsgedrag is het gedrag dat een groep en de leden van een groep vertonen als ze bij elkaar zijn.
44
4
Wat versta je onder een rol die je in een groep hebt? Je rol is het gedrag dat anderen in een bepaalde situatie van je verwachten.
5
Welke verschillende rollen kun je onderscheiden? Je kunt in een groep verschillende rollen onderscheiden: formele en informele rollen; taakrollen en procesrollen; functionele en disfunctionele rollen.
6
Wat versta je onder effectief samenwerken? Effectief samenwerken is de manier van samenwerken waarbij je met de minste moeite en de minste tijd het gewenste doel bereikt.
7
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder collegialiteit. Collegialiteit is een gevoel van verbondenheid tussen mensen die samenwerken. Ze hebben – naast de aandacht voor het werk – ook aandacht voor collega's.
8
Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om te kunnen samenwerken met mantelzorgers en vrijwilligers? Voor een goede samenwerking met de mantelzorg moet: het team en de mantelzorg hetzelfde doel hebben; de mantelzorg op de hoogte zijn van de toestand van en de zorg voor de zorgvrager. Je geeft de mantelzorger informatie, waarbij je rekening houdt met de privacy van de zorgvrager; de mantelzorg moet mee kunnen overleggen en besluiten.Voor een goede samenwerking met vrijwilligers moeten: verzorgenden en vrijwilligers hetzelfde doel nastreven; verzorgenden en vrijwilligers zich aan afspraken houden; verzorgenden en vrijwilligers elkaar belangrijke en nodige informatie geven. Voor de verzorgenden betekent dit dat ze hierbij de privacy van de zorgvragers moeten bewaken; verzorgenden en vrijwilligers regelmatig met elkaar overleggen en evalueren.
© ThiemeMeulenhoff
Collegiaal opstellen
Respect voor collega's
Respect voor collega's ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK WIL GRAAG EEN DAGDIENST 1
Wat vind je van het gedrag en de argumenten van Tamara? Eigen mening en ervaring.
2
Wat zou je doen als je Anky was? En waarom? Eigen mening en ervaring.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder levensbeschouwing. Levensbeschouwing is de manier waarop je tegen het leven aankijkt. Als je lid bent van een kerk of als je een bepaalde godsdienst aanhangt, heb je vaak een levensbeschouwing die bij die kerk of godsdienst past.
2
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder culturele achtergrond. Je culturele achtergrond betekent dat je afkomstig bent uit een bepaalde cultuur. Je culturele achtergrond is het geheel van waarden, normen, opvattingen, ideeën, gebruiken en gewoonten dat je hebt meegekregen vanuit die cultuur.
3
Wat is generaliseren en wat zijn stereotyperingen? Je generaliseert als je iets wat je zelf meemaakt, toerekent aan een hele groep. Generaliseren wil dus zeggen dat je een enkele waarneming veralgemeniseert. Wanneer je je oordeel over een ander helemaal niet meer baseert op je indruk, maar afgaat op kant-en-klare oordelen, dan spreek je van stereotyperingen.
4
Leg uit wat vooroordelen zijn en waartoe ze kunnen leiden. Vooroordelen zijn negatieve oordelen over een persoon of groep die gebaseerd zijn op een enkele waarneming, of zelfs zonder enige persoonlijke ervaring met die persoon of groep.@@Graag nog antwoord op de vraag waartoe vooroordelen kunnen leiden@@
5
Wat zijn de mogelijke oorzaken van het ontstaan van vooroordelen? De mogelijke oorzaken van het ontstaan van vooroordelen zijn: je neemt te weinig tijd en gelegenheid om persoonlijk alles te onderzoeken en daarom genoegen neemt met kant-en-klare meningen van anderen; je vindt het wel gemakkelijk om eenvoudige en beknopte oordelen over grote groepen mensen te hebben, want het maakt de wereld overzichtelijk; je hebt de behoefte om je af te zetten tegen anderen (‘wij’ tegenover ‘zij’), waardoor de saamhorigheid met je eigen groep wordt versterkt; je bent bang, hebt angst voor wat vreemd, anders en niet-eigen is.
6
Noem drie opvallende gebruiken waarin culturen van elkaar kunnen verschillen. Opvallende gebruiken waarin een culturen van elkaar kunnen verschillen, zijn: uitdrukking van emoties; man-vrouwverhoudingen; omgaan met seksualiteit; kledingvoorschriften.
7
Noem drie aandachtspunten die van belang zijn bij het omgaan met mensen met een andere levensovertuiging of een andere culturele achtergrond.
© ThiemeMeulenhoff
45
3.3 Stemt de zorgverlening af
Bij een professionele omgang met mensen met andere levensbeschouwingen en culturen zijn de volgende aandachtspunten van belang: sta open voor andere culturen; verdiep je in andere culturen; respecteer gebruiken en gewoonten; onderzoek je eigen vooroordelen.
46
© ThiemeMeulenhoff
Collegiaal opstellen
Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding
Het bespreken van je werkwijze en je beroepshouding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IN PYJAMA OP DE GROND 1
Wat ontdekt Paula door zelfreflectie en wat ontdekt ze door feedback? Paula ontdekt door zelfreflectie dat de kinderen bij haar braver en stiller zijn dan bij Marc en Jopie. Verder ontdekt ze dat ze de regels strenger toepast en zelf extra regels heeft. Door feedback van Marc ontdekt ze dat ze te streng is en iets te veel vraagt van de jongens.
2
Wat zou je met de nieuwe informatie doen als jij Paula was? Eigen mening. Paula kan dit het beste bespreken met haar collega's.
3
Hoe kunnen Paula en Marc ervoor zorgen dat de onderlinge verschillen niet zo groot zijn? Ze kunnen ervoor zorgen dat de onderlinge verschillen niet zo groot zijn door met elkaar te overleggen en afspraken te maken.
PRAKTIJK: IETS MET PREVENTIE EN GVO 1
Wat vind je van de manier waarop Lissette haar functioneringsgesprek voorbereidt? Wat zou je anders doen en waarom? Eigen mening. Het is niet verstandig dat Lissette het verslag van het vorige functioneringsgesprek er niet bij heeft. Dat verslag is namelijk de basis van het nieuwe gesprek. Lissette weet nu niet precies welke afspraken er gemaakt zijn en waar ze aan zou werken.
2
Welke volgorde van onderwerpen zou je kiezen als jij Lissette was? Eigen mening. Lissette moet er in ieder geval voor zorgen dat de samenwerking met haar leidinggevende aan de orde komt, want dat kan voor problemen zorgen.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder werkwijze en beroepshouding. Je werkwijze is de manier waarop je werkt. Je beroepshouding is de professionele houding die hoort bij het beroep van verzorgende.
2
Wat is zelfreflectie? Zelfreflectie is het kritisch kijken naar jezelf.
3
Welke vragen kun je jezelf stellen bij zelfreflectie? Bij zelfreflectie kun je jezelf de volgende vragen stellen: Wat vind ik van mezelf? Ben ik tevreden met wat ik doe? Hoe zien anderen mij en hoe reageren ze op me? Hoe ga ik met anderen om? Bereik ik mijn doelen? Wat zijn mijn zwakke en sterke kanten? Wat zou ik anders willen?
4
Leg in je eigen woorden uit wat een begeleidinggesprek is en wat het verschil is met een werkbespreking. In werkbesprekingen bespreek je met anderen hoe je werkt. In deze gesprekken staat het werk centraal. Begeleidingsgesprekken zijn gesprekken over je werk waarin je als persoon
© ThiemeMeulenhoff
47
3.3 Stemt de zorgverlening af
centraal staat. Deze gesprekken zijn bedoeld om je te helpen bij het leren van vaardigheden en het ontwikkelen van een goede beroepshouding.
48
5
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder supervisie en intervisie. Speciale soorten begeleidingsgesprekken zijn supervisie en intervisie. Bij supervisie bespreek je je werk met een deskundige. Je kunt supervisie krijgen op je werk, maar ook op je opleiding. Bij intervisie bespreek je je werk met je collega's. Het verschil met een werkbespreking is dat het bij een werkbespreking vooral over het werk gaat en bij intervisie over jou en je collega's als personen. Bij intervisie begeleiden collega's elkaar. Ze bespreken bijvoorbeeld moeilijke situaties tijdens het werk en de manier waarop daarop is gereageerd.
6
Wat is het doel van een beoordelingsgesprek? Een beoordelingsgesprek heeft als doel om iemand te beoordelen in verband met een bpv of een proefperiode of een periode dat hij gewerkt heeft.
7
Leg uit wat een functioneringsgesprek is. Een functioneringsgesprek is een officieel gesprek tussen werkgever en werknemer. Het functioneren en de samenwerking komen aan de orde. Een functioneringsgesprek gaat niet alleen over het verleden. Het kan ook gaan over je toekomstplannen, wat je wilt bereiken en waarmee de instelling je kan helpen.
8
Leg uit hoe je je het beste kunt voorbereiden op een functioneringsgesprek. Het uitgangspunt van een functioneringsgesprek is je taakomschrijving. Lees die nog eens goed door. Verder is het verslag van de vorige functioneringsgesprekken van belang. Daarin staan opmerkingen en afspraken.Verder neem je bij de voorbereiding de volgende onderwerpen door: de uitvoering van je taken; de samenwerking met je collega's; de samenwerking met je leidinggevenden; hoe je omgaat met zorgvragers; de werksfeer; je toekomstplannen. Maak een volgorde van punten die je het eerst wilt bespreken.
© ThiemeMeulenhoff
Collegiaal opstellen
Werksfeer
Werksfeer ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE SFEER IS GOED VERPEST! 1
Wat is volgens jou de reden van de slechte sfeer op de afdeling? De verzorgenden zijn bij het afsluiten van hun arbeidsovereenkomst akkoord gegaan met alle diensten. Omdat het in de praktijk niet of nauwelijks voorkwam, zijn ze het als een recht gaan beschouwen en hebben ze nu het gevoel dat het recht van hen wordt afgenomen.
2
Wat vind je van de maatregelen van Marjelle? Eigen mening.
3
Wat vind je van de reactie van Koera? Eigen mening. Het is wel voorstelbaar dat Koera in eerste instantie emotioneel reageert.
4
Had Marjelle de negatieve invloed op de sfeer kunnen voorkomen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Eigen mening.
5
Hoe zou jij reageren als jij lid was van het team? Eigen mening.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder werksfeer. De werksfeer is het geheel van omstandigheden en onderlinge omgang op je werk.
2
Waardoor wordt de werksfeer bepaald? De werksfeer wordt bepaald door: de arbeidsomstandigheden; de onderlinge omgang met elkaar.
3
Wat zijn de voorwaarden voor een goede werksfeer? Voorwaarden voor een goede werksfeer zijn in ieder geval: de samenstelling en de taken van de teamleden zijn duidelijk; je accepteert elkaar; het doel en de visie zijn duidelijk; de communicatie is effectief; de groepsnormen zijn duidelijk en werken niet belemmerend; de rolverdeling is duidelijk, maar niet verstarrend; er is een juiste verdeling tussen taak- en procesgerichtheid; er zijn goede werkomstandigheden.
4
Noem vijf aandachtspunten bij het bevorderen van een goede werksfeer. Je kunt de werksfeer onder meer bevorderen door: afspraken te maken met collega's over het bevorderen van een goede werksfeer; afspraken na te komen; rekening te houden met de normen en waarden van collega's; de eigen grenzen aan te geven; meningsverschillen en irritaties bespreekbaar te maken; te evalueren met het team.
5
Leg uit wat het betekent als de werksfeer dynamisch wordt genoemd. De werksfeer is dynamisch; iets wat niet altijd hetzelfde blijft. De sfeer kan veranderen door gebeurtenissen en reacties.
© ThiemeMeulenhoff
49
3.3 Stemt de zorgverlening af
50
6
Waardoor wordt de werksfeer negatief beïnvloed? De werksfeer wordt negatief beïnvloed door: mensen die de kantjes ervan aflopen of verantwoordelijkheden afschuiven; irritaties; collega's die andere collega's intimideren, vijandig behandelen of zelfs kleineren, overvleugelen; je ongenoegen afreageren op collega's; manipuleren van leidinggevenden; jaloezie, het elkaar niet gunnen; discrimineren; het ontstaan van subgroepen in het team. Subgroepen zijn vaak gesloten groepen en verstoren het saamhorigheidsgevoel van het team als totaal; niet luisteren naar elkaar, afspraken niet nakomen; voortdurende negatieve opmerkingen over de organisatie, de leiding en de collega's (alles negatief uitleggen); roddelen en insinueren.
7
Leg in je eigen woorden uit wat subgroepen zijn. Subgroepen zijn – meestal informele – groepjes binnen een groep.
8
Leg uit wat de werksfeer voor betekenis heeft voor de zorgvragers. Een slechte werksfeer gaat ten koste van de zorg voor de zorgvragers. Door slechte communicatie is de kans op vergissingen groot. Zorgvragers hebben goed in de gaten of teamleden zich prettig voelen en samen aan het werk zijn.
9
Leg uit wat je verstaat onder een negatieve spiraal bij een slechte werksfeer. In een slechte werksfeer reageert de één op de ander met negatief gedrag. Het gevolg is dat je in een negatieve spiraal terechtkomt. Er zijn steeds meer redenen voor irritaties en conflicten, waardoor de sfeer steeds slechter wordt.
© ThiemeMeulenhoff
Collegiaal opstellen
Conflicten in het team
Conflicten in het team ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAAR BLIJVEN DE BEWONERS? 1
Leg uit wat volgens jou het conflict precies is. Het conflict gaat over de vraag wie de bewoners van en naar de dagopvang brengt en haalt.
2
Leg uit wat volgens jou de oorzaken en aanleidingen kunnen zijn. De afspraak is op zich duidelijk. Maar door de drukte op de afdeling ontstond er een gewoonte dat de verzorgenden van de dagopvang de bewoners haalden en brachten. Op het moment dat de dagopvang zich beroept op de eerder gemaakte afspraak, gaat het mis.
3
Wat zou jij doen als je verzorgende van de dagopvang was? Eigen mening. Zorg er in ieder geval voor dat je het conflict op een professionele manier aanpakt.
4
Wat zou jij doen als je verzorgende van de afdeling was? Eigen mening. Zorg er in ieder geval voor dat je het conflict op een professionele manier aanpakt.
PRAKTIJK: IK HEB ZEVEN NACHTDIENSTEN! 1
Wat zijn volgens jou de oorzaken en de aanleidingen van het conflict? De oorzaken en de aanleidingen van het conflict zijn de verschillen tussen de diensten van Marcella en de diensten van de anderen op de dienstlijst.
2
Beschrijf het conflict en geef aan welke informatie je nog mist. Elvira en Rogier maken bezwaar tegen de verschillen op de dienstlijst tussen hen en Marcella. Ze spreken Huub wel aan, maar die weigert te vertellen waarom hij de diensten zo verdeelt. Dit is de informatie die je mist.
3
Wat zou je doen als je Elvira was en je wilt een professionele houding aannemen? Als Elvira met een professionele houding iets wil veranderen, kan ze nogmaals aan Huub vragen waarom hij de indeling steeds zo maakt. Ze kan de zaak ook voorleggen aan iemand die hoger staat in de organisatie, zoals het hoofd van de verzorging of de directeur.
4
Wat zou je in ieder geval niet doen? Eigen mening. Je kunt het beste geen onprofessionele houding aannemen, dat wil zeggen: niet gaan roddelen, kwaadspreken, kleineren, belachelijk maken en mensen uitsluiten of negeren.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder een conflict. Een conflict doet zich voor als meningsverschillen niet zijn op te lossen zijn en ook niet (naast elkaar) kunnen blijven bestaan.
2
Op welke twee manieren kun je tegen een conflict aankijken?
© ThiemeMeulenhoff
51
3.3 Stemt de zorgverlening af
Je kunt op twee manieren tegen conflicten aankijken: je vindt een conflict altijd schadelijk voor de samenwerking. Een conflict moet vermeden worden, want als het eenmaal zover is, is het te laat; je vindt een conflict een natuurlijk en onvermijdelijk verschijnsel dat bij samenwerken hoort. Een conflict kan ook een positieve uitwerking hebben op de groep. Een conflict dwingt de groep actief te werken aan de samenwerking.
52
3
Noem vijf fasen die je in het verloop van een conflict kunt onderscheiden. Je kunt in het verloop van een conflict vijf fasen onderscheiden: fase 1: de voorwaarden voor een conflict zijn aanwezig; fase 2: het conflict wordt erkend; fase 3: de bedoelingen en keuzen worden duidelijk; fase 4: het conflict uit zich in gedrag; fase 5: het conflict heeft gevolgen.
4
Welke omstandigheden maken de kans op een conflict groter? De omstandigheden die de kans op een conflict groter maken, zijn: onvoldoende communicatie: de kans op conflicten neemt toe als er te veel of te weinig wordt gecommuniceerd. Het veroorzaakt storingen in de communicatie, zoals misverstanden, onduidelijkheden, onzekerheden en irritaties; de structuur van de groep: als het niet duidelijk is wat ieders taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden zijn, wordt de kans op conflicten groter; persoonlijke eigenschappen van de groepsleden: karakters die niet bij elkaar passen, of verschil in waarden en normen.
5
Welke keuzen kun je maken voor de manier waarop je met een conflict omgaat? De keuzen die je kunt maken om met een conflict om te gaan, zijn vechten, onderhandelen, samenwerken, aanpassen en vermijden.
6
Tot welke twee soorten resultaten kan een conflict leiden? Een conflict kan leiden tot functionele resultaten of disfunctionele resultaten.
7
Leg uit wat een professionele houding betekent bij het omgaan met conflicten. Een professionele houding betekent dat je de ander respectvol behandelt. Een goede beroepshouding is met name belangrijk bij conflicten. Wat een goede afloop van het conflict in ieder geval niet ten goede komt, is roddelen, kwaadspreken, kleineren, belachelijk maken en mensen uitsluiten en negeren.
8
Wat is het voordeel van een bemiddelaar? Vaak zijn teamleden zo betrokken bij een conflict dat ze er onderling niet uitkomen. In dat soort situaties kan iemand van buiten het gesprek leiden. Een bemiddelaar moet onafhankelijk zijn. Hij moet er objectief tegenaan kijken en ervoor zorgen dat de mensen naar elkaar luisteren.
© ThiemeMeulenhoff
Collegiaal opstellen
Feedback van collega's
Feedback van collega's ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HEB JE NOG VRAGEN OF OPMERKINGEN? 1
Zou jij in de situatie van Nancy dezelfde keuze hebben gemaakt? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
2
Wat zou je verder doen als je Nancy was? Eigen mening. Nancy kan altijd nog naar Eric gaan en hem uitleggen dat ze best wel opmerkingen heeft, maar dat ze op het moment dat hij ernaar vroeg, druk bezig was met de medicijnen.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder feedback. Feedback is het reageren op een boodschap. Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’: je laat de ander weten dat de boodschap is ontvangen en wat je er in eerste instantie van vindt.
2
Welke soorten feedback kun je onderscheiden? Je kunt feedback onderscheiden in: verbale en non-verbale feedback; bewuste en onbewuste feedback; formele en informele feedback.
3
Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van feedback, kritiek en waardering. Feedback is niet alleen belangrijk in de communicatie, maar het biedt ook mogelijkheden om iets bij of af te leren. De vraag of je je werk goed doet, beantwoord je niet alleen. Je hoort het ook van de mensen met wie je samenwerkt. Als je hoort dat je je werk goed doet, kun je besluiten om het zo te blijven doen. Je wordt er zekerder van. Als je hoort dat je het minder goed doet, kun je je gedrag corrigeren. Je gaat een aantal dingen anders doen. Feedback maakt jouw relatie met de ander duidelijker. Je begrijpt de ander beter. Feedback bevordert ook de samenwerking. Je reageert op elkaar en signaleert het tijdig als iets minder goed gaat.
4
Leg uit wat constructieve kritiek is. Letterlijk betekent constructieve kritiek: kritiek waarmee je verder kunt bouwen. Constructieve kritiek is functioneel. Deze kritiek wordt op zo'n manier gegeven dat je er iets mee kunt doen. Je krijgt aanwijzingen over hoe je bepaalde dingen moet aanpakken, wat je moet veranderen en welke hulp je kunt krijgen. Vooral tijdens je opleiding is het belangrijk dat kritiek functioneel is en dat deze past in je leerproces.
5
Noem vijf situaties waarin het niet verstandig is om spontaan en onvoorbereid feedback en kritiek te geven. Situaties, waarin het niet zo verstandig is om spontaan en onvoorbereid feedback en kritiek te geven, zijn: situaties waarin je niet zo goed weet wat je eigenlijk dwarszit of irriteert; situaties waarin je niet weet wat je met de kritiek of feedback wilt bereiken; situaties waarin je emotioneel bent en misschien dingen gaat zeggen waar je later spijt van krijgt; situaties waarin anderen op dat moment niet in staat of bereid zijn om te luisteren; situaties waarin de tijd of de plaats niet gunstig zijn; situaties waarin je te maken hebt met een niet-gelijke situatie.
6
Leg uit hoe je je voorbereidt als je voor jezelf plant om iemand feedback en kritiek te geven.
© ThiemeMeulenhoff
53
3.3 Stemt de zorgverlening af
Eigen mening. Je kunt je het beste voorbereiden en voor jezelf plannen door te bepalen welke feedback en kritiek je op welke manier en op welke plaats geeft. Je bereidt je voor door jezelf af te vragen: of het je duidelijk is waar je precies feedback over wilt geven; wat je ermee wilt bereiken; of je beter eerst anderen om raad kunt vragen; of je er zelf rustig over kunt praten; of de ander bereid is te luisteren; wat een geschikte tijd en een geschikte plaats is om de feedback te geven.
54
7
Leg uit hoe simpele en juiste feedback eruitziet. Goede (en simpele) feedback is opgebouwd uit drie elementen: je begint je feedback altijd met ‘ik’; je beschrijft je gevoel of je gedachte; je beschrijft het gedrag van de ander.
8
Noem vijf aandachtspunten bij het op een juiste manier ontvangen van feedback en kritiek. Aandachtspunten bij het ontvangen van kritiek zijn: bij een goede beroepshouding hoort openstaan voor feedback; zie feedback als een middel om te leren, niet als een aanval; voel je niet aangevallen of beledigd; luister aandachtig; laat merken dat je het gehoord hebt; controleer of je het goed begrepen hebt. Vraag zo nodig verduidelijking; laat eerlijk merken wat het je doet; luisteren en aanvaarden betekent nog niet dat je het ermee eens bent; schiet niet meteen in de verdediging; vraag wat de ander van je wilt; neem datgene wat er gezegd wordt serieus; reageer rustig. Geef ook aan wat je van de kritiek vindt; bedenk wat je met de kritiek gaat doen. Bepaal zelf of je je gedrag wilt veranderen; bedank de gever voor zijn opmerking; ga ook bij anderen na hoe ze je gedrag ervaren.
© ThiemeMeulenhoff
5
Basiszorg plannen Basiszorg plannen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: AANSPRAAK 1
Hoe komt het dat de familie van mevrouw Paquay zo heftig reageert? Ze reageren zo heftig omdat je te maken hebt met emoties als schrik, afweer en ontkenning.
2
Hoe kun je op een correcte manier met dit probleem omgaan? Je kunt op een correcte manier met dit probleem omgaan door begrip te tonen voor de emoties. Hierbij houd je rekening met fatsoensnormen, beleefdheidsnormen en leeftijdsverschil. Denk eraan dat je professionele afstand houdt.
3
Wat betekent het voor de familie om te moeten omgaan met de veranderende zorg voor hun moeder, omdat haar conditie achteruitgaat? De veranderende zorg voor hun moeder betekent dat: • het een pijnlijke ervaring is, vaak ook een stukje verliesverwerking als kinderen merken dat één van hun ouders de grip op het leven verliest; • de rollen binnen de familie veranderen; • concrete hulp nodig is, waarbij je moet overleggen of het mogelijk is om dit in te passen in het dagelijks leven van de zorgvrager.
4
Hoe kun je als verzorgende ondersteuning bieden in dit proces? Je kunt als verzorgende ondersteuning bieden in dit proces door begrip te tonen en te luisteren. Je betrekt de familie bij de zorg, en waardeert positief wat zij doen.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf in het kort op welke manier jij voorziet in je eigen basisbehoeften. Ga er hierbij van uit dat je om zeven uur opstaat en om half negen op je werk of op school moet zijn. Wat doe je, in welke volgorde, en waarom doe je dat? Individueel antwoord. Voorbeeld van een korte beschrijving: opstaan, naar het toilet gaan, douchen, aankleden, tanden poetsen, opmaken, ontbijten, krant lezen, spullen bij elkaar zoeken, naar het werk of naar school gaan. Op deze manier kom je tegemoet aan de algemene basisbehoeften op het gebied van hygiëne, uitscheiding, eten en drinken, mobiliteit. Je doet dit om fris, verzorgd en met voldoende energie de dag te beginnen.
2
Je weet nu wat de taakgebieden van het beroep van verzorgende zijn. Zou je aan deze verdeling of omschrijving iets willen toevoegen of veranderen? Wat zou je veranderen, en waarom? Eigen mening. Bij de zorg voor een zorgvrager is het onder meer ook erg belangrijk om aandacht te besteden aan: • de woon- en leefomgeving van de zorgvrager;
© ThiemeMeulenhoff
55
3.3 Stemt de zorgverlening af
•
de psychosociale ondersteuning van de zorgvrager.
Deze twee zijn geen kerntaken, maar zouden ook zo aangemerkt kunnen worden. 3
Stel: je hebt een flinke keelontsteking met hoge koorts. Welke beperkingen geeft dat in je zelfzorg? Op welke mensen in jouw omgeving kun jij een beroep doen? Waar kunnen zij je bij helpen? Een flinke keelontsteking met hoge koorts geeft de volgende beperkingen in je zelfzorg: • de lichamelijke verzorging; • opname van voeding en vocht; • uitscheiding; • mobiliteit; • sociale contacten. Het zal per student verschillen op wie hij een beroep kan doen, en wat die personen voor hem kunnen betekenen.
56
4
Beschrijf aan de hand van een voorbeeld wat het voor een zorgvrager betekent om hulp te ontvangen. Individueel antwoord. Het kan voor een zorgvrager moeilijk zijn om hulp te ontvangen bij de basiszorgactiviteiten. Het kan gevoelens oproepen van angst, schaamte en afhankelijkheid. Maar ook andere gevoelens kunnen een rol spelen, zoals een gevoel van veiligheid of zekerheid.
5
Waarom is het belangrijk om rekening houden met de naasten van een zorgvrager? Naasten hebben een persoonlijke band met de zorgvrager. Vaak hebben zij al gedurende langere tijd zorgtaken op zich genomen, en voelen zij zich daar verantwoordelijk voor. Het is nodig om met de mantelzorg te bespreken wat hun draagkracht is, welke taken zij kunnen en willen uitvoeren. Ook bij de mantelzorg moet een evenwicht zijn tussen draagkracht en draaglast. Het is dus belangrijk om ook de mantelzorg te begeleiden.
6
Wat is het voordeel van het maken van een goede werkplanning? Een goede werkplanning geeft inzicht in de activiteiten die op een dag gedaan moeten worden, en helpt je om de dag goed te verdelen en te organiseren. Binnen een planning moet je prioriteiten stellen.
7
Je moet een werkplanning voor een dagdienst maken.Welke werkzaamheden hebben prioriteit? Voorop staat de zorgverlening aan de zorgvragers. Daarbij houd je als eerste rekening met levensbedreigende situaties. Daarna met het aantal zorgvragers dat als eerste zorg nodig heeft, de mogelijkheden/beperkingen van de zorgvragers en de afspraken die zorgvragers hebben staan. Het is belangrijk om extra tijd in te plannen, omdat je nooit vooraf kunt weten of de zorgverlening uitloopt.
8
Welke werkzaamheden kun je tot een later tijdstip van de dag uitstellen? Werkzaamheden die kunnen wachten zijn: bedden opmaken, wasverzorging, spoelkeukenwerkzaamheden en andere taken in de ondersteunende sfeer.
9
Je planning wordt medebepaald door de gang van zaken in de instelling waar je werkt. Geef hiervan een voorbeeld. Een voorbeeld is:
© ThiemeMeulenhoff
Basiszorg plannen
Basiszorg plannen
•
•
• •
in de thuiszorg bezoek je meerdere zorgvragers per dag, dus plan je niet alleen voor de hele dag, hierbinnen maak je voor iedere afzonderlijke zorgvrager een planning. Dat kan spanningen oproepen, omdat de zorgvrager op de afgesproken tijd hulp verwacht. Je moet de werkzaamheden ook binnen de gestelde tijd realiseren en rekening houden met reistijden; de lichamelijk-gehandicaptenzorg/verstandelijk-gehandicaptenzorg. Binnen deze vorm van zorgverlening bezoeken veel zorgvragers een dagactiviteitencentrum, of ze werken buiten de deur. Dat vraagt vooral een strakke planning in de vroege ochtend. Eigenlijk mag daar weinig in misgaan. Als de zorgvragers weg zijn, is het overdag verder erg rustig; in de kraamzorg wordt je planning medebepaald door de voedingstijden van de baby, de rusttijden van de kraamvrouw en de bezoekafspraken; verzorgingshuizen of verpleeghuizen. Veel zorgvragers hebben intensieve zorg nodig. Vooral de ochtenden zijn druk: dan moet iedereen geholpen worden, en veel zorgvragers hebben afspraken met andere disciplines. Dat speelt een belangrijke rol bij de planning van je werkzaamheden. Een aantal zorgvragers heeft op meerdere momenten van een dag zorg nodig. Ook dat moet je in je planning meenemen.
© ThiemeMeulenhoff
57
6
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen Deelnemen aan besprekingen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WENNEN AAN ELKAAR 1
Beschrijf wat jij zou doen als je in Melissa's schoenen stond. Eigen mening. In deze situatie moet je aandacht hebben voor: • het bewaken van de eigen grenzen; • omgaan met lichamelijke agressie; • het bespreekbaar maken van dit probleem.
2
Vind je dat Melissa boos mag worden op meneer Manipuli? Waarom wel of waarom niet? Eigen mening. Boos worden heeft meestal weinig zin en kan averechts werken, het kan namelijk bij de zorgvrager dezelfde reactie oproepen. Het is wel nodig dat Melissa duidelijk maakt dat ze dit gedrag niet accepteert.
3
Maak een overzicht van mensen met wie Melissa zou kunnen overleggen. Melissa kan overleggen met een medecollega, haar teamleider, de zorgcoördinator of ze kan het probleem bespreken in de teamvergadering. Misschien hebben anderen dit ook meegemaakt en kunnen ze oplossingen aandragen. Melissa kan het ook bespreekbaar maken met de zorgvrager zelf of met de familie.
4
Naar wie moet Melissa volgens jou in eerste instantie gaan? Waarom vind je dat? Eigen mening, onderbouwd met argumenten.
PRAKTIJK: DE ZORGBESPREKING 1
Het is jouw taak om de klacht van de familie in het team te bespreken. De zorgmanager heeft toegezegd om je te ondersteunen bij de bespreking in het team. Beschrijf hoe je de problemen rond de afspraak met familie Van Dommelen bespreekbaar maakt in de vergadering. Je kunt de problemen op de volgende manier bespreekbaar maken: • je geeft aan wat je wilt bespreken; • je doet kort verslag van het gesprek met de familie; • je zet de klachten duidelijk op een rij; • je vertelt welke afspraken met de familie zijn gemaakt; • je vraagt de collega's om mee te denken over alternatieven.
2
Waarom is het in dit geval jouw taak om deze mededeling te doen, en niet de taak van de zorgmanager?
© ThiemeMeulenhoff
59
3.3 Stemt de zorgverlening af
Het is jouw taak omdat jij degene bent die het gesprek met de familie heeft gevoerd. Zo krijgen je collega's de informatie uit de eerste hand. 3
Gaat het belang van meneer Van Dommelen boven het belang en de werkdruk van de medewerkers? De zorg moet zoveel mogelijk aansluiten bij de zorgbehoefte van de zorgvrager. Klachten over de zorgverlening moet je altijd serieus nemen, want ze zijn een uiting van onvrede. Misschien zijn er manieren te vinden om de werkdruk beter te verdelen, waardoor je meer tegemoet kunt komen aan de behoeften van de familie van meneer Van Dommelen.
PRAKTIJK: OEFENEN, OEFENEN EN NOG EENS OEFENEN 1
Beschrijf hoe je deze situatie in de teamvergadering zult aankaarten. In de teamvergadering vraag je de aandacht van je collega's voor: • de gezondheidssituatie van mevrouw Van Munster; • de noodzaak van het oefenen; • het feit dat er de laatste dagen weinig aandacht aan is besteed; • een oplossing waarover je met elkaar nadenkt.
2
Wat zou je kunnen doen om ervoor te zorgen dat er meer met mevrouw Van Munster wordt geoefend? Je kunt kijken of het mogelijk is om één keer per dag een vast moment af te spreken waarop een verzorgende met mevrouw Van Munster oefent. Dit hoeft niet per se 's morgens als het druk is, dat kan ook prima 's middags na het rustuur. Het gaat in dit geval om de regelmaat, de continuïteit.
3
Welke afspraken die uitvoerbaar zijn, zou je kunnen maken die ook in het belang van mevrouw Van Munster zijn? Je kunt een vast moment afspreken, en met mevrouw Van Munster afspreken dat ze de verzorging zelf helpt herinneren als er niemand komt opdagen. Je kunt verder in je team afspraken maken over wie er per dag oefent met mevrouw Van Munster. Dit kun je per week bepalen aan de hand van het dienstrooster.
KENNISOPDRACHT
60
1
Noem vier vormen van overleg en beschrijf de belangrijkste kernmerken van elk van die vormen. Vier vormen van overleg: • het functionele werkoverleg: een tussentijds overleg, over een op dat moment concreet probleem, een vraag of een mededeling; • de overdracht: het doorgeven van belangrijke informatie aan degene die na jou de zorg verleent; • het werkoverleg: een regelmatige en geregelde vorm van overleg tussen een leidinggevende en één of meer medewerkers, waarbij het gaat om het deelnemen aan en invloed uitoefenen op de besluitvorming over het werk en de werkomstandigheden; • het zorgoverleg: overleg over de verleende en te verlenen zorg met alle betrokkenen.
2
Noem de belangrijkste verschillen tussen schriftelijke en mondelinge overdracht.
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Deelnemen aan besprekingen
Bij een schriftelijke overdracht is er minder kans dat informatie verloren gaat. Er is minder kans op misverstanden, omdat erop teruggegrepen kan worden. Wat op papier staat kan als ‘bewijs’ worden gebruikt. Schriftelijk is het makkelijker om volledig te zijn, want je hebt meer tijd om na te denken. Mondelinge overdracht is rechtstreekser, er kan direct om verduidelijking gevraagd worden als iets niet duidelijk is. Door het persoonlijke contact wordt het makkelijker geaccepteerd. 3
Beschrijf de belangrijkste functie van de overdracht. De belangrijkste functie van de overdracht is het doorgeven van de belangrijkste informatie aan degene die na jou de zorg verleent. Zorgverlening is een proces; de zorg wordt vaak door verschillende personen verleend. De overdracht zorgt ervoor dat de zorgvrager zonder haperingen wordt geholpen.
4
Noem vier disciplines waarmee je als verzorgende kunt samenwerken. Disciplines waarmee je als verzorgende kunt samenwerken, zijn de fysiotherapeut, logopedist, pedagoog, psycholoog, arts en de ergotherapeut.
5
Beschrijf de belangrijkste taken van de door jou genoemde disciplines. Een fysiotherapeut is iemand die op aanwijzing van een arts personen speciale oefeningen laat verrichten of hen masseert, om afwijkingen in het beenderenstelsel, in gewrichten en spieren te verhelpen of voorkomen. De logopedist is een deskundige op het gebied van stem en spraak. Een pedagoog is een deskundige op het gebied van de opvoeding. Een psycholoog is een deskundige op het gebied van de geestesgesteldheid van mensen. De arts is een deskundige op het gebied van de fysieke gesteldheid van mensen. En een ergotherapeut kan op basis van de mogelijkheden en de eigen inbreng van de zorgvrager een programma opstellen om ervoor te zorgen dat de zorgvrager de meest normale alledaagse handelingen opnieuw of op een aangepaste manier kan verrichten.
6
Geef in je eigen woorden weer wat een wettelijk vertegenwoordiger is. Een wettelijk vertegenwoordiger is een persoon die namens een andere persoon rechtsgeldige handelingen kan verrichten.
7
Geef een paar voorbeelden van wettelijk vertegenwoordigers. Voorbeelden van wettelijk vertegenwoordigers zijn: • een curator: een beheerder die door de kantonrechter is benoemd om geld, goederen en andere belangen van een onder curatele gesteld persoon te behartigen; • een bewindvoerder: een beheerder die door de kantonrechter is benoemd, uitsluitend op het gebied van geld en goederen van een onder bewind gesteld persoon; • een mentor: een beheerder die door de kantonrechter is benoemd om de immateriële belangen van een onder mentorschap gesteld persoon te behartigen. Een ouder of voogd behartigt de (volledige) belangen van een minderjarige.
8
Wat wordt bedoeld met multidisciplinair overleg? Dat is een overleg waar meerdere disciplines aan deelnemen.
© ThiemeMeulenhoff
61
3.3 Stemt de zorgverlening af
Consult vragen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BUIKPIJN 1
Hannah merkt aan het signaal ‘slechte eetlust’ dat er misschien iets aan de hand is met meneer Van Vliet. Leg uit wat zij het beste met dit signaal kan doen en geef daarbij aan waarom. Hannah kan het beste eerst contact opnemen met de zorgcoördinator van meneer Van Vliet, of met de manager van het zorgteam. Met deze persoon kan ze haar observaties bespreken: slechte eetlust sinds drie dagen, in combinatie met een opgezette buik en buikpijn. In overleg kunnen ze vaststellen of Hannah de huisarts inschakelt.
2
Zijn er nog meer signalen die wijzen op een veranderde situatie? Het is de combinatie van klachten die Hannah er attent op moet maken dat meneer Van Vliet waarschijnlijk problemen heeft met de spijsvertering en de ontlasting.
PRAKTIJK: ‘KUN JE ME EVEN HELPEN, IK WEET HET NIET MEER’ 1
Waarom is dit geen goed voorbeeld van consult vragen? Dit is geen goed voorbeeld van consult vragen, want in dit geval schiet een collega te hulp in een situatie die uit de hand dreigt te lopen. Bij het vragen van een consult heb je van tevoren nagedacht over het probleem en de vraag die je wilt stellen.
2
Welk advies zou jij aan Fokko geven om dit probleem in de toekomst te voorkomen? Fokko kan beter rustig blijven en niet met Tom in discussie gaan. Tom moet kalmeren, zodat Fokko op een later, rustig moment hierover met hem kan praten. Desnoods kan Tom even naar zijn kamer gaan om rustig te worden.
KENNISOPDRACHT
62
1
Beschrijf het verschil tussen routinematige zorg en complexe zorg. Routinematige zorg bestaat uit handelingen waarover je niet meer hoeft na te denken. Het zit als het ware ingeslepen in je handelen. Hiervoor heb je geen hulp van anderen nodig. Een routine is een terugkerende bezigheid. Je kunt meerdere handelingen bijna zonder na te denken uitvoeren. Bij complexe zorg is het niet meteen duidelijk wat je moet doen. De zorgvraag of de situatie waarin de zorg verleend wordt, is zo complex dat je niet meteen weet wat je te doen staat.
2
Beschrijf twee typen fouten die je kunt maken bij routinematige zorgverlening en geef van elk type een voorbeeld dat je zelf hebt meegemaakt. Twee typen fouten die je kunt maken: • je bent niet meer alert op veranderingen; • je maakt fouten omdat je niet meer nadenkt.
3
Is routinematige zorg voor iedereen hetzelfde? Nee, wat voor de ene zorgverlener een routine is, kan voor een ander een complexe handeling zijn. Het heeft te maken met je kennis en ervaring met een bepaalde handeling.
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Consult vragen
4
Kan complexe zorg ook routinematig worden? Ja dat kan, als je vaak dezelfde ingewikkelde handeling uitvoert, kan het een routine worden.
5
Kan routinematige zorg ook complex worden? Een gevaar van routinematige handelingen is dat je niet meer alert bent op veranderingen. Als je een hele tijd dezelfde handelingen verricht, ga je op een gegeven moment over op de automatische piloot. Dat betekent dat je niet meer nadenkt over wat je aan het doen bent.
6
Beschrijf hoe je een consult voorbereidt. Bij de voorbereiding van een consult is het belangrijk dat je de deskundige goed informeert. Daarvoor verzamel je informatie. Je inventariseert van tevoren: • wat de oorspronkelijke situatie, het probleem was; • welke afspraak er is gemaakt; • hoelang het geleden is dat die afspraak is gemaakt; • wat er sindsdien is gebeurd; • wat de directe aanleiding is om nu consult te vragen; • wat de (concrete) vraag is die je hebt aan degene die je consult wilt vragen; • wie je om consult vraagt.
7
Bespreek de stelling: ‘een beginnende zorgverlener zal vaker om consult vragen dan een ervaren zorgverlener’ in een kort verslag. Eigen mening. Aandachtspunten bij een discussie over de stelling zijn: • de mening van voor- en tegenstanders van de stelling; • ieders inbreng in de discussie; • de conclusie(s).
8
Beschouw je je directe collega als de eerste, aangewezen persoon om consult bij te vragen? Eigen mening. Aandachtspunten: • de functionele werkrelatie met deze directe collega; • de deskundigheid van de collega.
© ThiemeMeulenhoff
63
3.3 Stemt de zorgverlening af
Andere disciplines consulteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERKEERDE MEDICIJNEN 1
Is hier sprake van een urgente situatie? Geef aan waarom wel of niet. Ja, de medicijnen van Marleen kunnen bij Wiebe reacties oproepen. Je bent als verzorgende niet voldoende op de hoogte van de werking of bijwerking van deze medicijnen. Dus moet je direct een deskundige consulteren.
2
Doet Kees er goed aan om meteen te bellen? Waarom wel of waarom niet? Kees moet meteen bellen en niet afwachten wat de medicijnen bij Wiebe gaan doen.
3
Beschrijf welke informatie Kees bij de hand moet hebben voordat hij belt. Hij moet het zorgdossier van Wiebe bij de hand hebben en kunnen vertellen welke medicijnen hij gebruikt. Ook moet hij weten welke medicijnen Marleen gebruikt. Hij moet precies kunnen vertellen wat hij aan verkeerde medicijnen heeft gegeven. Verder moet hij overleggen over de medicijnen van Marleen, want zij heeft nu geen medicijnen gehad.
4
Vind je dat Kees de plicht heeft om de dienstdoende verpleegkundige in te schakelen? Motiveer je antwoord. Wiebe heeft de plicht om in dit geval de dienstdoende verpleegkundige te bellen. Die zal op basis van haar deskundigheid besluiten om eventueel een arts te bellen. Daarnaast moet er een MIP of FONA-formulier worden ingevuld. Dit in verband met de registratie van fouten binnen de instelling.
PRAKTIJK: WIE HELPT MIJ? 1
Is het besluit om een deskundige te consulteren terecht? Waarom wel of waarom niet? Ja, want kennelijk is het een probleem dat al langere tijd bestaat. Door middel van het aanpassen van de voeding is al geprobeerd om het probleem op te lossen, maar dat heeft niet tot verbetering geleid.
2
Welke deskundige zal Sigrid consulteren en waarom? Het lijkt verstandig om een arts in te schakelen, want de zorgvrager loopt de kans dat hij onvoldoende voeding en vocht binnenkrijgt. Door al het verslikken heeft hij kans op een longontsteking. Bovendien moet de oorzaak van zijn slikklachten onderzocht worden.
3
Beschrijf op welke manier Sigrid de deskundige zal consulteren. In eerste instantie zal Sigrid de arts consulteren die verbonden is aan het verpleeghuis. Deze zal – nadat hij de zorgvrager heeft onderzocht – een beleid afspreken of hem doorverwijzen naar een specialist.
PRAKTIJK: ‘A NEW HAPPY FAMILY’ 1
64
Hoe moet Karin volgens jou reageren op de schuldgevoelens van Els? In dit geval is inlevingsvermogen belangrijk. Het is heel begrijpelijk dat Els en Tom zich ongerust maken over de baby, want het is hun eerste kindje en een temperatuur van boven de 40 graden is best hoog voor een pasgeborene.
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Andere disciplines consulteren
2
Vind je dat Karin er goed aan heeft gedaan om de huisarts te bellen? Ja, want je kunt nooit helemaal uitsluiten dat er toch iets anders aan de hand is met de baby. Er kan ook sprake zijn van een infectie.
3
Wat had ze anders nog kunnen doen? Karin had ook contact kunnen opnemen met de verloskundige of het kraamcentrum om de situatie te bespreken.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf het begrip consulteren in eigen woorden. Consulteren is advies en raad vragen aan een deskundige over een complexe zorgsituatie.
2
Wat is collegiale consultatie? Collegiale consultatie is raad vragen aan een directe collega.
3
Beschrijf welke disciplines je als verzorgende kunt consulteren. Disciplines die je als verzorgende kunt consulteren: de fysiotherapeut, logopedist, pedagoog, psycholoog, arts of ergotherapeut.
4
Wat wordt bedoeld met getrapte consultatie? Getrapte consultatie is raad vragen aan een deskundige die op zijn beurt raad vraagt aan een andere deskundige. Een voorbeeld: jij consulteert een huisarts en hij consulteert een specialist in een ziekenhuis, of jij consulteert een fysiotherapeut en hij consulteert een arts.
5
Waarom denk je dat deskundigen vaak moeilijk te bereiken zijn voor consultatie? Deskundigen zijn lang niet altijd makkelijk bereikbaar. Tijd en fysieke afstand kunnen een rol spelen, maar ook de drukte van de werkzaamheden.
6
Is er bij consultatie altijd haast geboden? Dat is afhankelijk van de ernst en urgentie van de situatie. Een niet-urgente situatie verloopt via een verwijzing en op afspraak, er zijn namelijk kosten verbonden aan het consulteren van een deskundige. Bij urgente situaties vraag je via een arts een spoedconsult aan. De verwijsbrief komt dan later.
7
Wat zijn urgente situaties? Geef een voorbeeld. Urgente situaties vragen met spoed om deskundige hulp. Een voorbeeld hiervan is een zorgvrager die valt en zijn heup breekt.
8
Om welke reden is het verzamelen van informatie van belang? Informatie verzamelen is van belang als je een deskundige inschakelt. Hij moet op basis van de informatie die hij krijgt een inschatting kunnen maken van de ernst en urgentie en daarop moet hij zijn advies kunnen baseren.
9
Geef voorbeelden van informatie die belangrijk kan zijn als je een arts consulteert. Eigen mening. Aandachtspunten: • de gegevens van de zorgvrager; • de medische problematiek; • de omschrijving van het probleem; • plaats en tijd;
© ThiemeMeulenhoff
65
3.3 Stemt de zorgverlening af
•
66
aanvullende informatie, zoals medicijngebruik.
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Advies of informatie geven aan andere disciplines
Advies of informatie geven aan andere disciplines ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IN HET LICHT 1
Wat vind je in dit geval: is hier sprake van gevraagd advies of gevraagde informatie? Waarom vind je dat? Er is in dit geval sprake van gevraagde informatie. De baby is in overleg met de verloskundige in het daglicht gezet. Het is de taak van de kraamverzorgende de verloskundige te informeren met betrekking tot het effect van deze oplossing.
2
Wat vind je van de conclusie van Marcia dat de baby naar het ziekenhuis moet voor UV-therapie? Als verzorgende moet je altijd voorzichtig zijn met het trekken van dit soort conclusies. Vaak kun je op basis van je praktijkervaring wel weten wat er aan de hand is. Toch moet je een zekere voorzichtigheid – zeker richting ouders – in acht nemen. Je weet het niet zeker en je kunt onrust veroorzaken bij de ouders.
3
Ben je van mening dat het de taak van Marcia is om deze conclusie te trekken? Waarom wel of waarom niet? Het is de taak van de verloskundige om deze conclusie te trekken, de verloskundige is hiervoor opgeleid, deskundig en bekwaam.
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen advies en informatie? Een advies is een aanwijzing over wat iemand zou kunnen doen of op welke manier iemand een bepaalde handeling het beste kan uitvoeren. Een advies kan ook bepaalde hulpmiddelen betreffen die iemand gebruikt. Bij een advies hoort een korte uitleg waarom dit advies het beste opgevolgd kan worden en wat de voordelen zijn. Informatie is erop gericht dat de ander een zo goed mogelijk besluit kan nemen of een taak goed kan uitvoeren.
2
Schrijf vier voorbeelden op van algemene informatie. Voorbeelden van algemene informatie: de stand van zaken over de voortgang van de zorgverlening, wat er nog gebeuren moet voor een bepaalde tijd, hoe het met een bepaalde bewoner gaat of welke activiteiten er die dag op het programma staan.
3
Schrijf vier voorbeelden op van specifieke informatie. Voorbeelden van specifieke informatie: hoe laat een zorgvrager op een bepaalde afspraak moet zijn, een medicatieverandering bij een zorgvrager, specifieke gegevens, zoals temperatuur, pols of wondverzorging, een dieetverandering en het gebruik van bepaalde hulpmiddelen.
4
Schrijf vijf voorbeelden van gestructureerd informatie verzamelen op. Voorbeelden van gestructureerd informatie verzamelen: een zorgvrager heeft problemen met de uitscheiding, een kraamvrouw krijgt plotseling koorts, een peuter heeft sinds twee dagen last van braken en diarree, een zorgvrager maakt een suffe indruk, een zorgvrager vertoont gedragsveranderingen. In al deze situaties is het nodig om systematisch en stap voor stap
© ThiemeMeulenhoff
67
3.3 Stemt de zorgverlening af
informatie te verzamelen over de duur, het verloop, de aard en de ernst van de klachten. Alleen op die manier kun je of een goed advies geven of advies vragen. 5
Waarom is informatie verstrekken bij consulteren belangrijk? Zonder juiste, volledige en actuele informatie is het voor degene die geconsulteerd wordt niet mogelijk om een goed advies te geven.
6
Geef een voorbeeld van een situatie waarin er onvoldoende informatie beschikbaar was. Eigen mening. Een voorbeeld: een zorgvrager geeft al een paar dagen aan zich niet goed te voelen, je merkt het ook aan het gedrag van de zorgvrager. Maar hij is niet in staat om aan te geven wat er precies aan scheelt.
7
Schrijf het verschil op tussen gevraagd en ongevraagd advies geven. Gevraagd advies is letterlijk een advies waar om gevraagd is, zoals advies bij een consult. Ongevraagd advies is een aanwijzing of een tip aan een verzorgende of een deskundige zonder dat er expliciet om gevraagd is.
8
Mag een verzorgende ook ongevraagd advies geven? Jazeker, iedereen mag ongevraagd advies geven. Dit mag ten aanzien van een collega, maar ook ten aanzien van een deskundige. Een advies betreft altijd het werkgebied van degene die het advies geeft. Een verzorgende moet niet voor arts gaan spelen.
9
Geef een voorbeeld van zo'n situatie. Eigen mening. Een voorbeeld: je geeft een collega een tip hoe ze een zorgvrager in bed gemakkelijker van houding kan veranderen, of je geeft een collega advies op welke manier je een zorgvrager die af en toe agressief gedrag vertoont het beste kunt benaderen.
10 Wat wordt bedoeld met een vrijblijvend advies? Een vrijblijvend advies is een advies dat niet per se opgevolgd hoeft te worden.
68
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
De verantwoordelijke van zorg inschakelen
De verantwoordelijke van zorg inschakelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JOACHIM IS ZIEK 1
Beschrijf waarom de zorgmanager dit probleem moet oplossen. De zorgmanager is in dit geval de verantwoordelijke die belast is met de inzet van het personeel en het bewaken van de continuïteit van de zorgverlening. Er zijn afspraken gemaakt waarbij twintig uur hulpverlening is vastgesteld. Die afspraak moet worden nagekomen. Er moet dus vervanging worden geregeld.
2
Behoort dit probleem tot het uitvoeren van gemaakte afspraken of tot het scheppen van voldoende voorwaarden voor het uitvoeren van de zorg? Leg uit waarom. Het gaat hier om zowel het nakomen van afspraken als het scheppen van voorwaarden. Familie Van Dam is afhankelijk van de zorgverlening. Zonder deze hulp wordt er niet voor hen gezorgd en krijgen ze geen eten. Dit zijn basisbehoeften en basisvoorwaarden binnen de zorgverlening.
3
Wat kan de verantwoordelijke van zorg nog meer doen dan een invaller regelen? Meerdere oplossingen zijn mogelijk. Het hangt af van de mogelijkheden binnen de instelling en welke zorgverlener kan worden ingezet. Als deze zorgverlener lager gekwalificeerd is, of als de zorgmanager geen twintig uur kan bieden, kan hij besluiten om een maaltijdservice te regelen, via tafeltje-dek-je of het zorgcentrum.
PRAKTIJK: ER DREIGT GEVAAR! 1
Is het een goede keuze om de leidinggevende in te schakelen? Motiveer je antwoord. Als in dit geval de leidinggevende ook de zorgcoördinator is, lijkt het verstandig om hem in te schakelen. Als de zorgcoördinatie bij een andere zorgverlener ligt, schakel je hem in.
2
Met wie zou je nog meer kunnen overleggen om de situatie te bespreken? Je kunt ook overleggen met de zoon die dichtbij woont. Misschien zijn hem de laatste tijd ook dingen opgevallen. Veranderingen in de zorg bespreek je met de zorgvrager en zijn familie. In overleg met hen bepaal je dan of je de zorgcoördinator inschakelt.
KENNISOPDRACHT 1
Wat zijn de belangrijkste taken van de verantwoordelijke van zorg? De belangrijkste taken van de verantwoordelijke van zorg zijn: • ervoor zorgen dat de afgesproken zorg zo goed als mogelijk wordt verleend; • zorgen voor gemotiveerd en deskundige medewerkers; • zorgen voor goede faciliteiten, zodat de medewerkers hun werk kunnen doen.
2
Beschrijf het verschil tussen een zorgcoördinator en een zorgmanager. Een zorgcoördinator is meestal een uitvoerende die belast is met de coördinatie van één of meerdere zorgvragers. Een zorgmanager geeft leiding aan één of meerdere zorgteams en coördineert ook de zorgverlening aan de zorgvragers van dit team.
© ThiemeMeulenhoff
69
3.3 Stemt de zorgverlening af
70
3
Schakel je een verantwoordelijke van zorg alleen maar in als er problemen zijn? Motiveer je antwoord. Nee, je houdt de verantwoordelijke van zorg ook op de hoogte van de dagelijkse gang van zaken.
4
Een verantwoordelijke van zorg werkt soms mee in de verzorging, maar niet altijd. Noem de voor- en nadelen van wel en niet meewerken in de verzorging. Voordelen van meewerken in de verzorging: de verantwoordelijke van zorg blijft betrokken bij de zorgvragers en is op de hoogte van de veranderingen in hun gezondheidssituatie. Hij is dan op de hoogte van de complexiteit en de werkdruk van zijn teamleden. Nadelen van meewerken in de verzorging: een deel van de eigen werkzaamheden blijft liggen. Als er veel zaken geregeld moeten worden door de leidinggevende kan hij onder druk komen te staan. Dit geldt ook voor de begeleiding van zijn teamleden.
5
Op welke manier is de verantwoordelijkheid en bereikbaarheid geregeld binnen de instelling waar je werkt? Individueel antwoord. Bij wie kun je op welk moment terecht als dat nodig is?
6
Is de verantwoordelijke van zorg ook verantwoordelijk voor de samenwerking binnen het team? Motiveer je antwoord. Naast het feit dat alle medewerkers daar ook verantwoordelijk voor zijn, valt het onder de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke van de zorg dat de teamleden goed samenwerken.
7
Hoe kan de verantwoordelijke van zorg controleren dat gemaakte afspraken worden uitgevoerd? De verantwoordelijke van zorg kan controleren dat gemaakte afspraken worden uitgevoerd: • door de rapportage te lezen; • door bij medewerkers navraag te doen; • door zelf te controleren; • door informatie van zorgvragers te krijgen via gesprekken.
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Nieuwe afspraken en gegevens verwerken in het zorg(leef)plan
Nieuwe afspraken en gegevens verwerken in het zorg(leef)plan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT EEN JEUK! 1
Som alle gegevens op die van belang zijn voor het zorgplan.
2
Beschrijf waar je deze gegevens in het zorgplan zou noteren.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf welke persoonsgegevens je nodig hebt van een zorgvrager die wordt opgenomen in een verzorgingshuis. Persoonsgegevens je nodig hebt van een zorgvrager die wordt opgenomen in een verzorgingshuis: personalia, belangrijke telefoonnummers en adressen, gewoonten, voorkeuren (zoals eten), handicaps en medicijngebruik.
2
Beschrijf het verschil tussen een contactjournaal en de dagrapportage. Een contactjournaal is een vorm van rapportage waarin alle belangrijke contacten voor de zorgvrager worden bijgehouden. De dagrapportage is een verslag van de verleende zorg en eventuele bijzonderheden.
3
Benoem drie functies van het zorgplan. Het zorgplan heeft een belangrijke archieffunctie voor gegevens betreffende de zorgvrager. Daarnaast heeft een zorgplan een raadpleegfunctie en een overdrachtfunctie. De raadpleegfunctie wordt gebruikt als iemand informatie nodig heeft over de zorgvrager. De overdrachtfunctie speelt een rol bij het wisselen van diensten of het overdragen van gegevens aan andere zorgverleners.
4
Welke functie vind je het belangrijkst? Motiveer je antwoord. Eigen mening. Alledrie de functies zijn relevant. Binnen de directe zorgverlening komt de overdrachtsfunctie het meest aan bod.
5
Beschrijf waarom een zorgplan belangrijker is bij een overdracht naar een andere voorziening dan binnen de eigen instelling. Een zorgplan is belangrijker bij een overdracht naar een andere voorziening dan binnen de eigen instelling omdat de zorgverleners in de nieuwe voorziening daarmee op de hoogte zijn van de belangrijke afspraken die gelden. Ze worden ook op de hoogte gesteld van de bijzondere voorkeuren en andere zaken die voor de zorgvrager van belang zijn. Zo voorkom je veel fouten en vervelende situaties voor de zorgvrager.
6
Welke functie van het zorgplan wordt het meest gebruikt? Motiveer je antwoord. De overdrachtsfunctie van het zorgplan wordt het meest gebruikt bij: • het wisselen van diensten; • het overdragen van informatie aan andere zorgverleners; • de overdracht van een zorgvrager naar een andere instelling.
© ThiemeMeulenhoff
71
3.3 Stemt de zorgverlening af
Knelpunten in communicatie en informatie rapporteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET SCHRIFTJE 1
Noem drie voordelen van een schriftje. Drie voordelen van een schriftje: • het schriftje is in het bezit van de zorgvrager zelf • alle informatie met betrekking tot dit onderwerp verloopt via het schriftje; • alle informatie is actueel.
2
Noem vier afspraken die ervoor zorgen dat het schriftje gebruikt wordt. Vier afspraken die ervoor zorgen dat het schriftje gebruikt wordt: • je legt het op een vaste plaats; • je spreekt een vaste tijd af voor het oefenen; • je vraagt Marlan om zijn medewerking; • je spreekt met de fysiotherapeut af dat hij een signaal afgeeft als het schriftje niet goed wordt bijgehouden.
3
Wat doe je als je merkt dat een collega het schriftje niet gebruikt? Als je merkt dat een collega het schriftje niet gebruikt, kun je hem erop aanspreken en hem nogmaals herinneren aan de afspraken die hierover tussen het team en de fysiotherapeut zijn gemaakt. Als dit niets oplost, informeer je de teamleider over dit knelpunt.
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen communicatie en informatie? Informeren kan eenzijdig zijn. Bij communiceren vindt er een gesprek plaats waarin naar de mening van anderen wordt geluisterd.
2
Als je een (willekeurig) knelpunt zelf hebt opgelost, informeer je de verantwoordelijke van zorg dan alsnog? Motiveer je antwoord. Dat hangt van het soort probleem af: wanneer het betrekking heeft op de zorgverlening zelf of van belang is voor collega's, informeer je altijd.
3
Noem vijf situaties waarin je de verantwoordelijke van zorg zou informeren. Wat zou je tegen hem zeggen? Situaties waarin je de verantwoordelijke van zorg zou kunnen informeren: • afspraken worden niet door iedereen nagekomen; • er heeft een fout of bijna-ongeval plaatsgevonden; • de kwaliteit van de zorg is in het geding; • er zijn samenwerkingsproblemen; • een zorgvrager heeft een probleem en durft dit niet zelf bespreekbaar te maken. Welke informatie je geeft, hangt af van de situatie.
72
© ThiemeMeulenhoff
Activiteiten rondom de zorgverlening afstemmen
Knelpunten in communicatie en informatie rapporteren
4
Noem twee situaties waarin je de verantwoordelijke van zorg niet meer zou informeren. Twee situaties waarin je de verantwoordelijke van zorg niet meer zou informeren: het probleem heeft zichzelf al opgelost of is door betrokkene zelf aangekaart.
5
Beschrijf waarom communicatieproblemen tussen zorgverleners kunnen leiden tot problemen voor de zorgvragers. Als de zorgverleners niet goed met elkaar communiceren, zaken niet goed doorgeven of elkaar verkeerd begrijpen, zal de zorg niet goed afgestemd zijn. De zorgvragers zullen dit zeker merken.
6
Noem de drie belangrijkste middelen waarmee zorgverleners elkaar informeren over de voortgang van de uitvoering van de zorgverlening. De belangrijkste middelen waarmee zorgverleners elkaar informeren over de voortgang van de uitvoering van de zorgverlening: mondeling, via dagrapportage, via het logboek, de agenda, telefonisch of via communicatieschriften.
7
Beschrijf wat je zou doen als je van een zorgvrager vertrouwelijke informatie krijgt over een fout van een collega. Dat hangt erg af van wie je die informatie krijgt en met welke reden. In elk geval ga je er zorgvuldig mee om, en bespreek je het niet met andere collega's.
© ThiemeMeulenhoff
73
7
Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht Ontslag van de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN DAPPERE DAME 1
Hoe zou jij reageren als je Jasmijn verzorgt? Zou je haar vertellen dat ze die studie voorlopig wel kan vergeten, of moedig je haar juist aan? De student moet laten zien dat hij de situatie kan inschatten en overzien. Een goede reactie is dat je inhoudelijk niet te veel op de opmerking van Jasmijn ingaat, en haar wijst op haar herstel en haar vaardigheden van dat moment.
2
Probeer voor de situatie van Jasmijn de punten op de lijst voor ontslag in te vullen. Met welke punten zal het team nog aan de slag moeten, denk je? De punten volgens de lijst van ontslag: • algemene dagelijkse levensbehoeften: niet waarschijnlijk, gezien de rolstoel; • mantelzorg: de moeder van Jasmijn kan haar helpen bij de a.d.l., maar ze kan niet alles, dus hiermee moet het team nog aan de slag; • hulpmiddelen en aanpassingen: Jasmijn heeft krukken nodig. Ze kan niet op kamers blijven wonen. Het huis van haar moeder is niet aangepast, maar gezien het tijdelijke karakter van de krukken zal dit niet hoeven gebeuren; • ergotherapie/fysiotherapie: er moet een fysiotherapeut aan huis aangevraagd worden. • periodieke nabehandeling: nee; • psychische zorg: is waarschijnlijk noodzakelijk. Hiermee moet het team nog aan de slag, omdat nu pas aan het licht komt dat Jasmijn weleens een trauma opgelopen zou kunnen hebben aan het ongeluk; • ondersteuning van een (zelf)hulpgroep: is aan te bevelen, er moet een adressenlijst komen waarmee Jasmijn aan de slag kan.
PRAKTIJK: DIE ENGERD 1
Wat doe jij als je dit hoort? Wanneer is deze informatie belangrijk genoeg om in het team in te brengen? Je weet beroepsmatig dat zo'n opmerking gevolgen kan hebben voor het ontslag van de zorgvrager. Vraag daarom door naar de ernst van de opmerking. Blijkt het serieus te zijn, dan licht je het team in.
2
Wat moet het team met deze informatie doen? Het team weet dat het ontslag hierdoor in gevaar komt, en zal kijken naar alternatieven. Misschien is thuiszorg toch nodig. Of misschien is er nog rek in de mantelzorg.
© ThiemeMeulenhoff
75
3.3 Stemt de zorgverlening af
PRAKTIJK: EINDELIJK NAAR HUIS 1
Welke papieren moet Jasmijn mee naar huis nemen? Je moet voor Jasmijn in elk geval de volgende papieren klaar hebben liggen: de ontslagbrief van de zorginstelling en de verwijsbrief voor de fysiotherapeut.
2
Zou jij moeite hebben met afscheid van iemand die je lang hebt verzorgd? Verwacht je dat er verschil is als je iemand leuk vind of juist niet? Eigen mening. Ga individueel na of er verschillen zijn in de houding naar zorgvragers als je ze graag mag of niet. Zo maak je iemand bewust van de extra's die je doet voor iemand die je graag mag. Misschien verandert dit ook de omgang met iemand die je misschien niet zo graag mag. Je mag best moeite hebben bij het afscheid, maar hiervoor kun je terecht bij een collega.
KENNISOPDRACHT
76
1
Waarom is een goed zorgdossier en een uitgebreide ontslagbrief zo belangrijk voor de continuïteit van zorg? Het is belangrijk dat patiëntengegevens bij de overgang van zorg naar een andere situatie duidelijk omschreven staan, zodat de zorg zonder onderbreking verloopt. Dit is nodig omdat: • zorgvragers steeds korter in een instelling verblijven; • zorgvragers steeds meer poliklinisch behandeld worden; • er de mogelijkheid is van dagbehandeling, dagverpleging en dagverzorging waardoor de overgang van de zorginstelling naar de thuissituatie minder groot is; • transmurale zorg mogelijk is, waardoor specialistische zorg ook in de thuissituatie gegeven kan worden.
2
Welke vragen en onzekerheden kunnen er zijn bij de zorgvrager die ontslag krijgt? Er kunnen heel veel vragen en onzekerheden zijn, zoals: • red ik het wel thuis zonder zorgverleners? • kan ik mijn boodschappen tillen? • kan ik autorijden? • kan ik mezelf zonder extra hulp aan- en uitkleden? • kan ik met krukken de trap op en af? • durf ik wel alleen te zijn met mijn ervaringen? • kan ik de telefoon nog horen? • weet de fysiotherapeut thuis wat wel en niet pijn doet? • hoelang duurt het voordat ik helemaal ben genezen? • kan ik mijn vrouw vragen mij te helpen met het naar het toilet gaan? • wil mijn man wel eten koken? • schrikt iedereen zich straks kapot van mijn uiterlijk?
3
Hoe kun jij helpen die vragen en onzekerheden te verminderen? Je moet je realiseren dat je inderdaad kunt helpen die vragen en onzekerheden te verminderen. Je kunt gesprekken voeren met de zorgvrager, en informeren bij familie en vrienden die op bezoek komen.
4
Wat heeft het CIZ te maken met ontslag?
© ThiemeMeulenhoff
Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht
Ontslag van de zorgvrager
Het Regionaal Indicatie Orgaan schakel je in voor het ontslag, om hulpmiddelen of aanvullende thuiszorg te regelen. 5
In hoeverre heb jij te maken met rechten bij het ontslag? Als verzorgende heb je te maken met patiëntenrechten omdat je bijvoorbeeld eerst toestemming moet vragen aan de zorgvrager voordat je informatie doorspeelt aan familie of vrienden.
6
Wat zou het ontslag kunnen bemoeilijken van iemand die lichamelijk volledig hersteld is? Iemand die lichamelijk volledig hersteld is, kan een psychische dreun hebben opgelopen. Je kunt hem niet ontslaan voordat je psychische hulp hebt geregeld. Er kunnen ook problemen zijn met de thuis- of mantelzorg, waardoor hij niet naar huis kan. Of de hulpmiddelen en aanpassingen die hij nodig heeft, zijn nog niet beschikbaar.
7
Waarom is het belangrijk dat je als verzorgende van alle ontwikkelingen bij ontslag op de hoogte bent? Als verzorgende moet je de zorgvrager begeleiden. Als de zorgvrager informatie krijgt van andere leden van het multidisciplinair team zonder dat jij hiervan op de hoogte bent, kan verwarring ontstaan. De zorgvrager kan hierdoor onzeker worden en/of angstig.
8
Wat is de taak van de verzorgende bij het afscheid? Je zorgt ervoor dat het afscheid en vertrek soepel verlopen. Je pakt de spullen van de zorgvrager in, en zorgt ervoor dat alle bezittingen bij elkaar zijn, inclusief eventuele medicijnen en ontslag- en verwijsbrieven.
9
Wat doe jij als je bij het afscheid vijftig euro in je hand gedrukt krijgt? Als het goed is, ben je dan al op de hoogte van het protocol van de instelling bij dit soort situaties. Je weet dan hoe je moet reageren. In de meeste gevallen mag geld aannemen simpelweg niet. Je moet het geld dus teruggeven.
© ThiemeMeulenhoff
77
3.3 Stemt de zorgverlening af
De overdracht naar een andere afdeling ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET KASTJE MOET MEE! 1
Wat kun je doen om mevrouw Van Oorschot voor te bereiden op haar overdracht naar een andere afdeling? Je kunt veel doen om mevrouw Van Oorschot goed voor te bereiden op de overdracht naar een andere afdeling. Je kunt goed naar haar luisteren en vaak met haar praten. Je kunt met haar een kijkje gaan nemen op die andere afdeling en de kamer waar ze zal gaan slapen. Omdat je merkt dat ze overdag terughoudend is in haar hulpvragen, kun je haar proberen te stimuleren om vragen te stellen over de dingen waarmee ze zit. je kunt haar vragen of er nog meer dingen zijn die ze wil meenemen.
2
Wat kun jij binnen de instelling doen om de overdracht van mevrouw Van Oorschot zo goed mogelijk te laten verlopen? Je kunt binnen de instelling ook het een en ander doen om de overdracht soepel te laten verlopen. Je kunt bijvoorbeeld regelen dat er een plek komt voor de stoel en het kastje dat mevrouw wil meenemen. Je kunt de verzorgenden van de andere afdeling alvast vragen om mevrouw Van Oorschot te ontmoeten. Je kunt binnen het MDO het signaal afgeven dat ze moeilijk om iets vraagt, en overleggen wat de instelling kan doen om het voor haar gemakkelijk te maken.
3
Noem vijf angsten of vragen die een oudere zorgvrager met een slechte gezondheid kan hebben bij een overdracht naar een andere afdeling. Waarom is het belangrijk dat je hier als verzorgende vanaf weet? Angsten of vragen van een oudere zorgvrager met een slechte gezondheid kunnen zijn: • Wat kan ik straks nog zelf? • Mag ik mijn eigen spulletjes nog wel meenemen? • Mag ik nog wel bezoek ontvangen? • Met hoeveel mensen kom ik straks op de afdeling te zitten? • Wat moet ik meenemen? • Hoe weet ik waar het toilet is? Ja, het is belangrijk om als verzorgende deze angsten en vragen te kennen, zodat je ze misschien kunt wegnemen. Je kunt de zorgvrager dan dingen uitleggen, laten zien en voorstellen.
4
78
Er komt een schriftelijke overdracht voor mevrouw van Oorschot. Hierin komen onder meer de socio-psychosomatische aspecten aan de orde. Wat kun je zeggen over het sociale aspect van mevrouw Van Oorschot? Wat zou je over het psychische aspect kunnen zeggen? En welke lichamelijke (somatische) informatie heb je over haar vernomen? Uit het verhaal blijkt dat mevrouw Van Oorschot terughoudend is in haar contact (sociaal). Ook wat betreft haar emoties komt ze niet sterk voor zichzelf op. Ze is slapeloos omdat ze niet goed durft te vragen of ze de stoel en het kastje mag meenemen (psychisch aspect). Mevrouw Van Oorschot vertelde dat ze last van haar rug heeft, en daarom zo gehecht is aan haar eigen stoel. Het kan zijn dat deze rugpijn nog onbekende informatie is.
© ThiemeMeulenhoff
Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht
De overdracht naar een andere afdeling
PRAKTIJK: PAS VERHUISD 1
Denk je dat mevrouw Van Oorschot het naar haar zin heeft? Waaruit maak je dat op? Misschien heeft mevrouw Van Oorschot het naar haar zin op haar nieuwe afdeling. Ze vertelt er tenslotte veel over en laat van alles zien. Maar als je haar beter kent (en dat doet de verzorgende die haar op komt zoeken), zie je een verandering in haar gedrag: voorheen was ze vriendelijk en stil; nu praat ze honderduit en doet kattig naar anderen. Dit is iets om in de gaten te houden. Het is de vraag of ze het echt naar haar zin heeft.
2
Noem vijf vragen die je mevrouw Van Oorschot kunt stellen nu ze op een nieuwe afdeling verblijft. Vragen bij een bezoek na de overdracht kunnen zijn: • Kent u iedereen hier al? • Heeft u een goed plekje voor al uw spulletjes gevonden? • Zijn de nieuwe mensen aardig voor u? • Slaapt u wel lekker in uw nieuwe bed? • Wat vindt u van het nieuwe uitzicht? • Zijn er dingen die u dwarszitten door uw verhuizing? • Wat kunnen wij doen om het voor u aangenamer te maken?
KENNISOPDRACHT 1
Noem een positieve en negatieve reden voor een overplaatsing. De meest positieve reden van een overdracht is dat iemand de optimale zorg krijgt die hij nodig heeft. Een negatieve reden van een overdracht is dat het slecht met iemand gaat, en dat hij daarom naar een andere afdeling verhuist.
2
Welk onderdeel van de schriftelijke overdracht moet je als verzorgende goed kunnen aanvullen? Leg uit waarom je dit deel kiest. Het belangrijkste is dat je het socio-psychosomatische deel van de schriftelijke overdracht kunt aanvullen. Jij weet hoe de zorgvrager sociaal en psychisch in elkaar zit. Ook signalen van de lichamelijke kant van de zorgvrager zul je dagelijks hebben opgevangen.
3
Leg uit wat het woord socio-psycho-somatisch volgens jou betekent. De student heeft het begrip begrepen als in de eigen woorden alledrie de aspecten tot uitdrukking komen.
4
Verzin zelf drie te verwachten (potentiële) problemen die je bij een zorgvrager kunt signaleren. Waarom is het belangrijk om ook deze nog niet bestaande problemen in de overdracht te zetten? Potentiële problemen die je kunt signaleren: iemand die een doorligwond aan het ontwikkelen is (somatisch), iemand die agressief begint te reageren terwijl dit eerst niet het geval was (psychisch), iemand die opeens drie keer hetzelfde gaat vragen (kortetermijngeheugen gaat achteruit). Het is belangrijk dit in de overdracht te zetten, zodat de andere afdeling deze potentiële problemen in de gaten kan houden en bijtijds maatregelen kan nemen.
5
Waarom is een schriftelijke overdracht beter dan een mondelinge overdracht?
© ThiemeMeulenhoff
79
3.3 Stemt de zorgverlening af
Een schriftelijke overdracht is beter dan een mondelinge, omdat bij een mondelinge overdracht maar één persoon alle informatie kent. Als je iets opschrijft, kunnen meerdere personen de informatie raadplegen en naslaan. 6
Waarom is het belangrijk dat de overdracht zo uitgebreid mogelijk is? Hoe uitgebreider de schriftelijke overdracht is, des te beter je de continuïteit van zorg waarborgt. De nieuwe afdeling kan beter inspelen op de zorgvraag en de zorgvrager persoonlijk.
7
Benoem tien maatregelen die je als verzorgende kunt nemen om de overdracht naar een andere afdeling soepel te laten verlopen. Neem eventueel voorbeelden uit je eigen bpv. Om een overdracht naar een andere afdeling goed te laten verlopen, kan een verzorgende: • goed luisteren naar de zorgvrager; • zijn gevoelens serieus nemen; • de tijd nemen om de zorgvrager voor te bereiden op zijn overdracht door erover te praten; • informatie over de overdracht gedoseerd aanbieden; • opletten of er verandering in gedrag is te bespeuren bij de zorgvrager vanwege de overdracht; • het multidisciplinair team informeren over de toestand van de zorgvrager; • met praktische dingen helpen, als inpakken; • samen met de zorgvrager een lijstje maken met punten die gedaan moeten worden voor de overgang naar de andere afdeling; • van tevoren met de zorgvrager gaan kijken op de nieuwe afdeling; • achteraf de zorgvrager nog eens op de nieuwe afdeling bezoeken.
8
Beschrijf minimaal drie voorbeelden van gedrag of eigenschappen van een zorgvrager waarover je de collega's op een andere afdeling zou kunnen informeren. Willekeurige voorbeelden: iemand die 's avonds nog cafeïnehoudende koffie drinkt en hierdoor niet meer kan slapen, iemand die graag wil bidden voor het eten of iemand die bang is als de deur openstaat. Het is goed als de student nagaat dat elk soort gedrag of eigenschap dat hij tegenkomt, een andere collega ook kan tegenkomen en hierop beter kan inspelen als hij ervan op de hoogte is.
9
Hoe informeer je de collega's op een andere afdeling? Collega's op een andere afdeling informeren over een zorgvrager gebeurt bij voorkeur niet mondeling door de verzorgende.Voorbeelden van gedrag of eigenschappen van een zorgvrager moeten een plekje krijgen in de schriftelijke overdracht. De verzorgende brengt dit dus in bij de zorgcoördinator.
10 Als een zorgvrager van een andere afdeling naar jouw afdeling komt, hoe zorg je dan dat je hem leert kennen? Uiteraard maak je een praatje met de zorgvrager. Misschien heb je al kennisgemaakt met de zorgvrager op de vorige afdeling. Het is belangrijk dat je het zorgdossier en de bijbehorende schriftelijke overdracht onmiddellijk raadpleegt.
80
© ThiemeMeulenhoff
Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht
De overdracht naar een andere instelling
De overdracht naar een andere instelling ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET HONDJE 1
Je hebt een belangrijke signalerende functie. Schrijf op wat jij rapporteert aan het team gedurende jouw tijd bij meneer Osmati. Je schrijft in de rapportage van meneer Osmati over zijn gewoonten wat betreft wassen en eten, medicijnen innemen en verzorging. Schrijf ook het moment op dat hij afscheid heeft moeten nemen van het hondje. Rapporteer de socio-psychosomatische aspecten van de zorgvrager: de dagen na het afscheid eet, drinkt, en neemt hij zijn medicijnen niet meer. Noteer ook dat hij zijn omgeving niet meer toelaat. Stel het team verder op de hoogte van de val in de gang, en de verslechtering van zijn gezondheidstoestand.
2
Waarom is het belangrijk dat jij dit rapporteert? Het is belangrijk dat je dit rapporteert als verzorgende van de thuiszorg, omdat hier de signalerende functie extra urgent is: vaak komt er niemand anders bij de zorgvrager. Is er verandering in zijn situatie, of gaat hij achteruit, dan moet je actie ondernemen. In dit geval komt het door de rapportage van de verzorgende dat de arts op bezoek komt, en de verpleegkundigen.
3
Wat zou het beste zijn voor meneer Osmati op dit moment? Eigen mening. Het beste voor meneer Osmati is dat hij naar een hospice of een verpleeghuis gaat.
4
Wat is jouw rol hierbij? Eigen mening. Jouw rol hierbij is deelname aan het team dat deze overdracht voorbereid, en de invulling van een complete overdracht.
5
Hoe zou jij dit doen? Je mag deze vraag verschillend interpreteren. Belangrijk is dat uit het antwoord blijkt dat de student zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid en actie onderneemt door het team in te schakelen. Een antwoord op deze vraag kan zijn: het invullen van de overdracht waarop je aangeeft wat de gewoonten zijn van meneer Osmati, wat zijn lievelingseten is en of hij zijn medicijnen met of zonder drinken inneemt. Maar ook het psychische conflict: hij heeft de moed opgegeven, maar is bang om te sterven.
KENNISOPDRACHT 1
Bedenk vier verschillende typen overplaatsingen tussen instellingen. Schrijf erachter wat de reden kan zijn van zo'n verhuizing. Vermeld ook telkens of het beter of slechter gaat met de zorgvrager. Een zorgvrager kan verhuizen van: • thuiszorg naar verpleeghuis: de zorgvrager heeft meer verpleging nodig, het gaat slechter met hem; • revalidatiecentrum naar thuiszorg: de zorgvrager is voldoende hersteld om met minder verzorging toe te kunnen, het gaat beter met hem;
© ThiemeMeulenhoff
81
3.3 Stemt de zorgverlening af
• •
82
verzorgingstehuis naar verpleeghuis: de zorgvrager heeft meer verpleging nodig, het gaat slechter met hem; verpleeghuis naar ziekenhuis: de zorgvrager heeft meer medische zorg nodig, het gaat slechter met hem.
2
Wat is een belangrijke functie van de verzorgende bij het vergaren van informatie over de zorgvrager, en hoe is dit bij een overdracht? Een belangrijke functie van een verzorgende bij het vergaren van informatie is de signalerende functie: je ziet als eerste hoe het met iemand gaat. Bij een overdracht zul je veel praktische en dagelijkse informatie kunnen doorgeven. Een ander antwoord kan zijn dat je belangrijk bent bij de ondersteuning van een zorgvrager, en dat je bij de overdracht helpt om alle praktische zaken klaar te zetten.
3
Waarom is het bij een overdracht naar een andere instelling of setting belangrijk dat het team goed samenwerkt? Bij een overdracht is het belangrijk dat een team goed samenwerkt, omdat elke discipline een belangrijke eigen bijdrage heeft aan de schriftelijke overdracht. Je moet je bewust zijn van je verantwoordelijkheid, en daarbij ook de kans krijgen je inbreng te verwoorden in de schriftelijke overdracht. Dit komt ten goede aan de compleetheid van de schriftelijke overdracht. Dat is belangrijk voor de zorgvrager, die een soepeler overgang krijgt omdat de zorg beter op elkaar is afgestemd tussen de beide instellingen.
4
Bedenk minimaal zeven aspecten over een zorgsituatie of eigenschappen van een zorgvrager die je in een schriftelijke overdracht zou willen vermelden. Situaties of eigenschappen van een zorgvrager die in aanmerking komen om in een schriftelijke overdracht te staan: • de zorgvrager slikt medicijnen alleen met een glaasje jus d'orange; • de zorgvrager raakt altijd van streek als zijn vader op bezoek komt; • de zorgvrager zegt dat hij zichzelf kan redden, maar kan bepaalde dingen niet; • de zorgvrager wil alleen maar met de hand gewassen worden; • de zorgvrager die niet kan praten, gebruikt altijd een plaatjesboek om zijn wensen kenbaar te maken; • de zorgvrager is bezig zijn dag- en nachtritme te veranderen; • de zorgvrager doet tussen twee en vier uur altijd een middagdutje.
© ThiemeMeulenhoff
8
Een eigen werkplanning maken Een tijdplanning maken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DRUK OF NIET DRUK? 1
Zoek in kranten, tijdschriften of op internet twee artikelen die gaan over de bezuinigingen in de gezondheidszorg op dit moment. Denk je dat deze bezuinigingen gevolgen hebben voor de werkdruk in de zorg? Waar let je op als je deze stukken leest? Eigen mening, ter beoordeling van de docent. Bezuinigingen hebben niet altijd gevolgen voor de werkdruk in de gezondheidszorg. Een student kan aangeven dat hij let op de kwaliteit in de gezondheidszorg en dat hij vindt dat deze aanvaardbaar blijft of niet.
2
Zoek in dezelfde media naar oplossingen en alternatieven die organisaties of instellingen bedenken om de kwaliteit van de zorg te blijven waarborgen. Wat is het belangrijkste om die kwaliteit te waarborgen? Waarom? Eigen mening, ter beoordeling van de docent. Eén van de oplossingen is de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Hierdoor worden onaanvaardbare risico's in de zorg teruggedrongen. Wat belangrijk is om de kwaliteit van zorg te waarborgen, is onder meer inzetten van voldoende van personeel en een efficiënte werkplanning.
3
Hoe lijkt het jou om te werken met een standaard of protocol? Lijkt je dat handig of juist lastig? Ben je daardoor gebonden of heb je er houvast aan, denk je? Heb je het gevoel dat je tot in detail je werk kunt inplannen? Eigen mening, ondersteund door een motivatie van de eigen voorkeur.
PRAKTIJK: DONDERDAGMORGEN IN MARIPOSA 1
De eerste uren van de dag zijn altijd de drukste uren. Hoe komt dat? Tijdens de eerste uren van de dag moet veel tegelijk gebeuren: mensen moeten gewassen worden, krijgen hulp bij het aankleden en krijgen ontbijt. Zorgvragers hebben hierin verschillende zorgbehoeften.
2
Hoe kun je volgens jou hier planmatig op inspelen? De planning speelt in op deze drukke uren als je meer personeel in de drukke ochtenduren inzet, door het tijdstip dat iedereen klaar moet zijn, te verruimen of door verzorgingstaken te schrappen of naar een ander moment van de dag te zetten (zoals alleen maar wassen, en niet douchen).
3
Zita waarschuwt de arts en vraagt hem even te gaan kijken naar de ontstoken plekken van mevrouw Ruitenberg. Welke consequenties heeft dit voor de planning van de arts? De arts moet zijn eigen planning onderbreken om naar mevrouw Ruitenberg te komen kijken. Zijn werkzaamheden schuiven dus op.
© ThiemeMeulenhoff
83
3.3 Stemt de zorgverlening af
4
Door het voorval bij mevrouw Ruitenberg zijn Zita en Anita te laat voor de zorgplanbespreking. Had Zita het bed niet beter alleen kunnen verschonen? Dan was ze de enige die te laat was geweest. Leg uit waarom je vindt dat ze het alleen had moeten doen, of waarom je vindt dat ze de juiste keuze heeft gemaakt. Eigen mening, let op de motivatie. De keuze moet goed afgewogen zijn.
5
Vind je dat Zita efficiënt heeft gehandeld? Leg uit waarom. Eigen mening. Uit het gemotiveerde antwoord moet blijken dat de student laat zien dat hij een beeld heeft bij efficiënt handelen.
PRAKTIJK: FAMILIE VERSTEGEN 1
Maak met behulp van het vijfstappenplan een tijdplanning voor Janet. Een voorbeeld van een tijdplanning. Stap 1: inventarisatie van de werkzaamheden: • de was sorteren en in de wasmachine stoppen: 10 minuten; • de was uit de machine halen en ophangen: 10 minuten; • stofzuigen huiskamer, keuken en hal: 30 minuten; • opruimen en stoffen huiskamer: 15 minuten; • schoonmaken keuken: 20 minuten; • stofzuigen drie slaapkamers: 30 minuten; • opruimen en stoffen slaapkamers: 20 minuten; • schoonmaken badkamer: 20 minuten; • schoonmaken toilet: 15 minuten; • afwas doen: 10 minuten; • controle baby: 20 minuten; • lunch verzorgen: 40 minuten; • bezoek opvangen en verzorgen: 30 minuten. Stap 2: prioriteiten stellen: • bezoek opvangen en verzorgen; • controle baby; • lunch verzorgen; • de was sorteren en in de wasmachine stoppen; • afwas doen; • opruimen en stoffen huiskamer; • stofzuigen huiskamer, keuken en hal; • schoonmaken keuken; • schoonmaken toilet; • de was uit de machine halen en ophangen; • opruimen en stoffen slaapkamers; • stofzuigen drie slaapkamers; • schoonmaken badkamer. Stap 3, 4 en 5: beschikbare tijd, totale tijd en keuzen maken. Na overleg met mevrouw Verstegen: • de was sorteren en in de wasmachine stoppen: 9.20 uur; • afwas doen: 9.30 uur; • schoonmaken keuken: 9.40 uur; • opruimen en stoffen huiskamer: 10.00 uur;
84
© ThiemeMeulenhoff
Een eigen werkplanning maken
• • • • • • •
Een tijdplanning maken
stofzuigen huiskamer, keuken en hal: 10.15 uur; schoonmaken toilet: 10.45 uur; bezoek opvangen en verzorgen: 11.00 uur; controle baby: 11.30 uur; lunch verzorgen: 11.50 uur; de was uit de machine halen en ophangen: 12.30 uur; opruimen en stoffen slaapkamers: 12.40 uur.
Conclusie: Het stofzuigen van de slaapkamers en het schoonmaken van de badkamer verschuift naar de volgende dag. 2
Waar heb je naar gekeken toen je met de prioriteiten bezig was? Leg dit uit. De prioriteiten zijn het bezoek opvangen, de controle van de baby en het verzorgen van de lunch. Mevrouw Verstegen vindt het fijn als de huiskamer en het toilet schoon zijn als het bezoek komt. Zelf vind je het prettig als de keuken ook schoon is als het bezoek komt, zodat je de ruimte hebt om koffie te zetten en beschuiten te smeren. Je weet dat de baby rond 10.45 uur wakker wordt voor de voeding. Dat doet mevrouw zelf. Het bezoek komt waarschijnlijk als de voeding bezig is of net klaar. Jij ontvangt het bezoek. De mensen blijven niet lang. Voordat de lunch begint en de baby aan het middagslaapje, wil jij de controle van de baby achter de rug hebben. Het is ook prettig als de was vandaag nog opgehangen kan worden, dan kun je die morgen opvouwen en opruimen.
3
Heeft Janet vandaag genoeg tijd om alles te doen wat ze wil? Nee, daarvoor komt ze tijd te kort. Janet kan de duur van de activiteiten inkorten, zodat ze alles op één dag kan doen. Ze kan ongeveer tien minuten stofzuigen, in plaats van een half uur.
4
Heb je nog dingen verschoven in de planning na controle van de benodigde tijd? Waarom wel of niet? Het inpassen van de werkzaamheden voor 11.00 uur en voor de lunch kan nogal puzzelen zijn. Ook moet je bepalen wat je laat liggen voor de volgende dag.
5
Wat zou Janet misschien nog meer moeten doen? Heeft dit gevolgen voor haar planning? In het verhaal is sprake van een peuter van twee die ook thuis is. Het is heel waarschijnlijk dat Janet ook tijd zal besteden aan de peuter. Dit heeft gevolgen voor haar planning, ze zal haar werkzaamheden hierop moeten aanpassen.
KENNISOPDRACHT 1
Neem een drukke week uit je eigen leven en maak van je activiteiten een werkplanning. Gebruik hiervoor het vijfstappenplan. Individueel antwoord.
2
Maak voor een normale week uit je eigen leven een standaard of protocol. Hierin komen de dagelijkse dingen te staan, zoals wanneer je slaapt, wanneer je eet of wanneer je sport. Schrijf precies de uren erbij wanneer je dit doet. Individueel antwoord.
3
Voeg deze twee overzichten (van vraag 1 en 2) samen tot een weekindeling. Welke problemen kom je tegen? Schrijf op welke keuzen je maakt en waarom.
© ThiemeMeulenhoff
85
3.3 Stemt de zorgverlening af
Individueel antwoord.
86
4
Je werkt op een afdeling in een verzorgingstehuis met acht bewoners. Tussen zeven en twaalf uur 's ochtends werk je samen met twee collega's. Er is ook een stagiaire. Deze kan nog niet zelfstandig verzorgingstaken uitvoeren, maar ze kan wel helpen bij het aankleden van de zorgvragers. Twee zorgvragers kunnen zichzelf wassen, maar hebben hulp nodig bij het aankleden. De anderen zijn afhankelijk van volledige hulp. Twee zorgvragers hebben een nat bed dat verschoond moet worden. Maak met behulp van het protocol een tijdplanning voor alle verzorgenden. Ga ervan uit dat alle zorgvragers om half negen klaar zijn voor hun ontbijt en het ontvangen van hun medicijnen. Er zijn acht bewoners, drie verzorgenden en één stagiaire die kan helpen bij het aankleden. Zes mensen hebben hulp nodig bij wassen en acht mensen bij het aankleden.Twee zorgvragers moeten volledig gewassen worden omdat zij incontinent zijn. Tenminste twee bedden moeten worden verschoond. Tussen zeven uur en half negen moet iedereen gewassen en aangekleed zijn voor het ontbijt. Je maakt eerst een overzicht van de werkzaamheden en schrijft de tijdstippen hierbij. Daarvoor moet je zelf de gegevens bedenken. Bijvoorbeeld dat het uit bed helpen van bewoners tien minuten per persoon duurt. En dat een volledige wasbeurt twintig minuten duurt, een kleine wasbeurt tien en het aankleden van mensen gemiddeld twintig minuten. Dit alles zet je in een tijdtabel.
5
Er zijn verzorgingsactiviteiten die altijd op een vast moment uitgevoerd moeten worden. Geef hiervan vijf voorbeelden. Wat zou een reden kunnen zijn om deze vaste momenten te veranderen? Vaste verzorgingsactiviteiten op één moment kunnen zijn: het uit bed helpen, wassen, aankleden, ontbijt, medicijnverstrekking. Redenen om een vast moment te verschuiven, kunnen zijn: de uitloop van de tijdindeling vanwege te weinig personeel om de planning rond te krijgen, een zieke collega, een zorgvrager die een toeval krijgt, een hulpvraag die opeens opduikt, een hele hete dag waardoor er opeens werk bijkomt.
6
Als de werkdruk hoog is, zijn er verschillende manieren om het gevoel van stress bij verzorgenden te verminderen. Vind je het een goede oplossing om iets meer tijd te nemen bij de verzorgingstaken die je moet uitvoeren? Waarom vind je dat? Noem twee oplossingen om het gevoel van stress te verminderen. Het is niet meteen een goede oplossing om zorgtaken langzamer uit te voeren, behalve als het geen reële planning is. Bij een krappe planning geeft meer tijd weliswaar rust op het moment, maar verhoogt het stressgevoel omdat er hierdoor werk blijft liggen. Oplossingen om stress te verminderen zijn: een reële planning van de activiteiten, een duidelijke werkplanning, zodat iedereen weet waar hij aan toe is, het duidelijk stellen van taken waardoor mensen geen taken hoeven doen die oneigenlijk zijn voor hun functie, goed management en voldoende personeel.
7
Als de temperatuur buiten hoger is dan dertig graden, heeft dit invloed op de werkplanning van personeel in een verpleeghuis. Noem drie redenen hiervoor. Grote hitte zorgt voor een onprettig gevoel bij zorgvragers. Zij kunnen gevoelsmatig meer klachten krijgen. Ook gaat hygiëne nog meer een belangrijke rol spelen, het eten kan niet te lang blijven staan en wonden moeten goed in de gaten worden gehouden. Uiteraard moeten zorgvragers meer vocht toegediend krijgen: de verzorging moet ruimte inplannen om extra drinken rond te brengen.
© ThiemeMeulenhoff
Een eigen werkplanning maken
Een tijdplanning maken
8
Voor het aantrekken van steunkousen kun je een steunkousaantrekker gebruiken: een kunststof huls die het omhoogtrekken van steunkousen aanzienlijk vergemakkelijkt en minder pijnlijk maakt. Heeft de aanschaf van een dergelijk hulpmiddel invloed op de planning? Leg uit wanneer dit hulpmiddel zichzelf terugbetaalt. Het gebruiken van een steunkousaantrekker heeft een gunstige invloed op de planning: het aankleden gaat sneller en de zorgvrager is sneller klaar. De verzorgende heeft dus tijd voor andere dingen. Een hulpmiddel is uiteindelijk een stuk goedkoper dan de personeelskosten die het aantrekken van steunkousen dagelijks kost.
9
‘De zorg beperkt zich steeds meer tot lichamelijk verzorgend of huishoudelijk werk.’ Denk jij dat deze stelling waar is? Hoe zou jij dit willen? Motiveer je antwoord met een voorbeeld. Eigen mening.
© ThiemeMeulenhoff
87
3.3 Stemt de zorgverlening af
Rekening houden met het zorgplan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HELP! 1
Welke drie activiteiten voer je het eerst uit en waarom doe je dat zo? Je kunt het als volgt doen: je helpt Ester zo goed mogelijk de trap af als je hebt geconstateerd dat het alleen een gebroken been is. Je stelt de groep beneden gerust door te vertellen dat Ester een gebroken been heeft, maar dat ze zich geen zorgen hoeven maken: er zijn hele knappe dokters die dat kunnen verhelpen. Je belt het alarmnummer. Je belt de zorginstelling en vraagt om versterking.
2
Je gaat met Ester mee naar het ziekenhuis. Je zou eigenlijk een groepsgesprek hebben met Ellie, Ester, Cor en Wilfred. Hoe los je dit op? Waarom kies je voor deze aanpak? Je kunt het als volgt doen: je vraagt de zorginstelling om zo snel mogelijk iemand te sturen die de bewoners kan kalmeren en begeleiden. Je legt hen uit dat het groepsgesprek nu niet kan doorgaan omdat Ester hulp nodig heeft. Je vertelt ze duidelijk dat dit belangrijker is dan het gesprek, ook al hadden ze daar nog zo op gerekend. Je licht ze duidelijk in wie er komt, en bij wie ze hun verhaal kwijt kunnen. Je vertelt het moment waarop je weer terug bent, en wanneer je hen meer kunt vertellen. Je kiest voor de aanpak om tijd in te ruimen voor deze uitleg, omdat je weet dat de drie bewoners anders helemaal door het lint gaan.
3
Dit ongeluk had je nooit kunnen voorzien. Wat kun je doen om toch zo goed mogelijk voorbereid te zijn op dit soort situaties? Elke instelling heeft een protocol voor noodsituaties. Dat kun je goed doornemen. Voor eerste hulp bij ongelukken heb je natuurlijk een certificaat.
4
Wat betekent het voor de planning van vandaag in het gezinsvervangend tehuis? En is er ook effect op de planning op langere termijn? Het gezinsvervangend tehuis moet iemand vrijmaken. Het liefst iemand die de groep ook kent. Dit betekent dat ander werk blijft liggen. Voor de komende tijd moet het tehuis rekening houden met onrust en angstgevoelens in de groep. Hiervoor moet je waarschijnlijk extra begeleiding plannen.
KENNISOPDRACHT
88
1
Waarom is het zorgplan het uitgangspunt voor de werkplanning? Het zorgplan is het uitgangspunt voor de werkplanning omdat hierin precies staat omschreven wat er moet gebeuren en door wie.
2
Waarom is het zorgplan niet altijd het uitgangspunt voor de werkplanning? Het zorgplan is niet altijd het uitgangspunt voor de werkplanning, omdat situaties kunnen veranderen. Het zorgplan is dan achterhaald en moet worden bijgesteld.
3
Wat zijn complexe zorgvragen? Noem twee voorbeelden uit de praktijk. Complexe zorgvragen zijn zorgvragen die ingewikkelder zijn dan een standaard zorgvraag. Voorbeelden kunnen zijn: mensen die medicijnen nodig hebben die met elkaar conflicteren, depressieve zorgvragers die niet willen meewerken aan hun herstel en zorgvragers die hulp krijgen van meerdere instanties tegelijk.
© ThiemeMeulenhoff
Een eigen werkplanning maken
Rekening houden met het zorgplan
4
Zijn voor complexe zorgvragen standaard tijdplannen te maken? Leg uit waarom je dit vindt. Voor complexe zorgvragen kun je niet altijd standaard tijdplannen maken. Door complexe zorgvragen treden er sneller onverwachte situaties op. Uiteraard zijn standaard tijdplannen wel een goed uitgangspunt, maar het is goed als er ruimte is in de werkplanning om op te treden bij onverwachte situaties.
5
Hoe kan een zorgvrager jouw tijdplanning bepalen? Leg dit uit. Een zorgvrager kan andere verwachtingen hebben over de te verlenen zorg. Door overleg of onderhandeling kan de tijdplanning aangepast worden.
6
Wat kan er met het zorgplan gebeuren als de mantelzorg zich niet aan het zorgplan houdt? Als de mantelzorg zich niet aan het zorgplan houdt, kunnen onvoorziene situaties sneller optreden. Met de inleiding als voorbeeld: mevrouw Groenteman kan een hartaanval krijgen omdat ze te veel vet heeft gegeten.
7
Is een werkplanning maken een kwestie van ervaring? Motiveer je antwoord. Een werkplanning maken is vaak een kwestie van ervaring. Iemand die situaties goed kan inschatten – en dat kun je als je meer werkervaring hebt – kan vrij precies inschatten hoeveel tijd een bepaalde activiteit kost.
8
Stel dat je in de kraamzorg werkt en precies weet wat je moet doen, wanneer en hoe vaak. Je werkplanning is voor jou gesneden koek. Maar voor de familie waar je werkt, is jouw manier van werken totaal onbekend. Beschrijf een situatie waarin jouw zekerheid van handelen een positief effect heeft en wanneer dit een negatief effect heeft. Een positief effect van een zelfverzekerde zorgverlener die precies weet wat er moet gebeuren, is een geruststellend effect: kersverse ouders kunnen heel onzeker zijn en veel houvast hebben aan een ervaren iemand. Het kan ook negatief uitpakken als de ouders zich ‘overruled’ voelen en geen ruimte voelen voor hun inbreng. Het is goed dat je je realiseert wat je werkhouding teweeg kan brengen.
9
Wat heb je bij de werkplanning nodig als meerdere zorgverleners of instellingen één zorgvrager behandelen? Bij een werkplanning waarbij meerdere zorgverleners of instellingen één zorgvrager behandelen, is het nodig dat er een goede afstemming van activiteiten en tijdstippen plaatsvindt. Zodat ‘dubbelen’ of tegelijkertijd iets moeten doen uitgesloten is. Hiervoor is goed overleg nodig met de zorgvrager en de betreffende zorgverleners.
10 Klopt het dat een zorgvrager die gemotiveerd werkt aan zijn herstel van invloed is op de werkplanning? Verklaar je antwoord. Als een zorgvrager gemotiveerd is te werken aan zijn herstel, is hij sneller beter en is hij gemotiveerd om zelf ook dingen aan te pakken. Hierdoor zullen de werkzaamheden en activiteiten veranderen, en dit heeft invloed op de werkplanning.
© ThiemeMeulenhoff
89
3.3 Stemt de zorgverlening af
Prioriteiten stellen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HELP, NU HUILT DE BABY OOK NOG!
90
1
Schrijf alle acties op die je moet ondernemen. Nummer deze vervolgens. Het lijstje van activiteiten ziet er als volgt uit: • naar mevrouw Saglam gaan om haar te helpen opstaan (1); • Hussein troosten en zijn eventuele wond verzorgen (2); • het keukenkastje dichtdoen (3); • het kraambezoek binnenlaten (4); • het gasfornuis uitzetten en thee zetten (5); • de limonade van de vloer afnemen en de vloer dweilen (6); • naar de wc gaan (7); • de telefoon opnemen (8); • naar de baby gaan om te kijken wat er aan de hand is (9); • het beeld tegenhouden zodat het niet stukvalt (10).
2
Zet nu binnen één minuut de belangrijkste activiteiten als eerste bovenaan. De activiteit met de minste prioriteit zet je onderaan. Het lijstje met prioriteiten kan er als volgt uitzien: • het beeld tegenhouden zodat het niet stukvalt (1); • Hussein troosten en zijn eventuele wond verzorgen (2); • het keukenkastje dichtdoen (3); • het gasfornuis uitzetten en thee zetten (4); • het kraambezoek binnenlaten (5); • naar de baby gaan om te kijken wat er aan de hand is (6); • de telefoon opnemen (7); • de limonade van de vloer afnemen en de vloer dweilen (8); • naar mevrouw Saglam gaan om haar te helpen opstaan (9); • naar de wc gaan (10).
3
Motiveer waarom je tot deze volgorde bent gekomen. De motivatie en de volgorde kan per student anders zijn. Bij deze volgorde is gekozen voor het meest voor de hand liggende: je staat toch al naast het beeld, dus je kunt het net zo goed meteen rechtzetten. Wat er precies is gebeurd met Hussein weet je niet, dus moet je je eerst op de hoogte stellen van de ernst van zijn situatie. Voordat je hem verlaat, moet je de gevaarlijke situatie van het open keukenkastje ongedaan maken. Ook moet het gas in de keuken zonder toezicht uitstaan (je kunt ook nog later thee zetten). Het kraambezoek staat al een tijdje voor de deur en wil nu wel naar binnen. De baby ligt in zijn bedje en er kan weinig gebeuren (hij stikt niet want je hoort hem hard huilen). Als de telefoon nog steeds gaat, kun je hem het beste nu opnemen. Voordat je aan het tijdrovende klusje begint om mevrouw Saglam te helpen met opstaan, moet de rommel van de vloer zijn, dus dweil je de limonade op. Je kunt misschien beter zelf eerst naar de wc gaan, het ligt eraan hoe nodig je moet voordat je naar mevrouw Saglam gaat.
© ThiemeMeulenhoff
Een eigen werkplanning maken
Prioriteiten stellen
4
Heb je de regel ‘hoe gevaarlijker of ernstiger de situatie is, des te hoger de prioriteit’ volledig toegepast? Waarom wel of waarom niet? Deze stelregel is niet volledig toegepast. Het beeld is niet levensbedreigend, maar je staat er toch al naast, dus laat je deze niet omvallen.
5
Met welke punten had je moeite om ze op volgorde te zetten? Waarom? Eigen mening. Om verschillende redenen kan van bovengenoemde volgorde worden afgeweken. Je kunt jezelf de vraag stellen: is het belangrijker om het gasfornuis uit te zetten, thee te zetten en de keukenkastdeurtjes dicht te doen, of neem je Hussein mee naar de deur om deze open te doen? Zou het een belangrijk telefoontje zijn en moet deze eerst worden opgenomen? Het gaat erom dat je een duidelijke afweging maakt en dit motiveert. Als je je afvraagt welke moeilijkheden je tegenkomt, wordt je afweging bewuster.
PRAKTIJK: GEZOND VERSTAND 1
Welke stappen neem je in welke volgorde? Je belt de dokter, bij geen gehoor bel je 112 voor een ambulance. Je houdt mevrouw Treub in de gaten. Je belt de thuiszorgorganisatie om te vertellen wat er gebeurt en je overlegt. Waarschijnlijk ga je met mevrouw Treub mee in de ambulance. Je belt meneer Treub of laat een briefje achter waarop je beschrijft wat er aan de hand is. Je meldt meneer Treub dat de boodschappen niet zijn gedaan. De was, de keuken schoonmaken en de boodschappen kun je niet meer doen.
2
Waarom is dit een voorbeeld van improviseren? Dit is improviseren omdat je afwijkt van je oorspronkelijke plan. Je probeert de schade te beperken door meneer Treub te laten weten dat er geen boodschappen voor het eten die avond zijn gedaan. Voor de rest van je activiteiten heeft het weinig gevolgen als ze wat langer blijven liggen.
3
Wat kun je zeggen over het gebruik van gezond verstand in deze situatie? Gezond verstand is nodig om een situatie in te schatten en prioriteiten te stellen. Het is onontbeerlijk bij gevaarlijke situaties. Door je gezond verstand ben je in staat om de juiste handelingen te ondernemen.
KENNISOPDRACHT 1
Geef vier voorbeelden van prioriteiten die je stelt in je eigen leven. Eigen mening. Dit kan bijvoorbeeld zijn: één keer per dag sporten om gezond te blijven, elke week bij oma op bezoek, huiswerk op tijd maken.
2
Welk effect hebben deze prioriteiten op jouw planning of dagindeling? Individueel antwoord. Hierbij moet aangegeven zijn dat je de dagindeling of planning door deze prioriteiten moet aanpassen en hoe je dat doet.
3
Bepaal of deze vier voorbeelden effect hebben op de korte of op de lange termijn. Motiveer per voorbeeld je antwoord. Individueel antwoord. Hierbij pas je het inzicht in korte- en langetermijneffecten toe. Bij ‘sporten’ kun je bijvoorbeeld een langetermijneffect invullen, omdat het wat langer duurt voordat je een bepaalde conditie hebt opgebouwd. Een effect op korte termijn is de prioriteit ‘een vriendin
© ThiemeMeulenhoff
91
3.3 Stemt de zorgverlening af
belt en nodigt mij uit om te komen eten. Hier heb ik nu zin in en schuif daarvoor mijn planning wat op’. 4
Beschrijf drie situaties in de zorg waarbij de eigenlijke planning verandert omdat belangrijkere zaken voorgaan. Eigen mening. Het gaat om acute situaties die meteen opgelost moeten worden, zoals: iemand is gevallen en gewond, iemand heeft zichzelf bevuild en moet verschoond worden, iemand krijgt bezoek waardoor de werkzaamheden opschuiven.
5
Bedenk een situatie in de zorg waarin kortetermijnoplossingen de langetermijndoelen in gevaar brengen. Eigen mening. Je moet inzicht tonen in het feit dat een te strakke planning in gevaar wordt gebracht als er te vaak noodoplossingen gevonden moeten worden of acute situaties moeten worden opgelost. Een langetermijndoel is de kwaliteit van zorg waarborgen, dit kan betekenen dat elke zorgvrager van een verpleeghuis elke dag voor negen uur een wasbeurt krijgt. Als onverwachte situaties zich vaak in de ochtend voordoen, kan het tijdstip niet gehaald worden, of blijven mensen zelfs ongewassen. Dit heeft effect op de lange termijn: de kwaliteit van zorg kun je niet meer waarborgen; mensen raken ontevreden, en het personeel heeft last van tijdsdruk.
6
Wat heeft de uitdrukking ‘dweilen met de kraan open’ te maken met werkplanning en prioriteiten stellen? Bij ‘dweilen met de kraan open’ begint het gezond verstand te protesteren. Er moet eerst een prioriteit gesteld worden. Dit is: de kraan dichtdraaien. Als de werkplanning dweilen is, dan is door het stellen van de prioriteit de werkplanning werkbaar geworden: je hoeft niet zo lang meer te dweilen.
7
Vind je dat gebruikmaken van je gezond verstand één van de belangrijkste manieren is om prioriteiten te stellen en te improviseren? Leg uit waarom je dat vindt. Eigen mening. Gezond verstand is een belangrijk uitgangspunt bij het nemen van beslissingen. Soms moeten beslissingen in een fractie van een seconde genomen worden, waarbij overleg niet mogelijk is.
8
Hoe kun je je gezond verstand vergroten? Wat kan gezond verstand in gevaar brengen, of wat kan het belemmeren? Leg uit waarom. Eigen mening. Je kunt het gezond verstand vergroten door zelf na te denken over wat er moet gebeuren in bepaalde situaties. Je kunt erover praten met medestudenten en collega's, zo ben je oplossingsgericht bezig. Wat gezond verstand in gevaar kan brengen, is een extreme werkdruk met bijbehorende vermoeidheid: daardoor ben je niet meer helder. Ook kan iemand die zelf weinig verantwoordelijkheid neemt, minder met zijn gezonde verstand uit de voeten.
9
Waarom is het belangrijk om bij een verandering in je werkplanning overleg te voeren? Als de werkplanning verandert, heeft dit gevolgen die je moet overleggen. Je collega's kunnen helpen met het verzinnen van oplossingen, want zij moeten misschien inspringen. Een individueel veranderende werkplanning kan gevolgen hebben voor de gezamenlijke planning.
10 Vind je dat je tijdens je opleiding voldoende ervaring opdoet om prioriteiten te kunnen stellen? Geef hiervan een voorbeeld. Eigen mening. Je moet jezelf afvragen of je capabel bent om problemen in de zorg het hoofd te bieden en een bepaalde mate van zelfstandigheid te leren tijdens de opleiding. Waarschijnlijk
92
© ThiemeMeulenhoff
Een eigen werkplanning maken
Prioriteiten stellen
zullen veel studenten aangeven dat de praktijk de beste leermeester is om prioriteiten vast te stellen, maar ze zullen zich realiseren dat de opleiding hen daarop goed kan voorbereiden.
© ThiemeMeulenhoff
93
9
Kenmerken van instellingen en organisaties Intramurale settings ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IN EEN WOONZORGCENTRUM UIT VOORZORG 1
Wat kan een woonzorgcentrum doen voor mensen die eenzaam zijn? In een woonzorgcentrum kun je een aantal activiteiten aanbieden waar mensen naartoe kunnen gaan zodat ze met andere mensen in contact komen. Denk maar aan biljarten, een zangkoor, een fotoclub of bingo. Dit zal voor een deel van de bewoners aanleiding zijn om anderen te ontmoeten en nieuwe contacten te leggen. Een verzorgende van het wooncentrum kan ook een persoonlijk gesprek met mevrouw De Leeuw aangaan om erachter te komen wat zij zelf belangrijk vindt. Misschien vindt ze het prettiger om met een vrijwilliger elke week een wandeling naar de markt te maken. Het uitgangspunt is dat wat de zorgvrager zelf wil.
2
Ken je andere organisaties dan het woonzorgcentrum, die iets bieden voor mensen met depressies? Er is een aantal mogelijkheden: • het RIAGG heeft een individueel aanbod van begeleiding en biedt daarnaast vaak cursussen, afgestemd op deze groep ouderen (zoals: ‘Verlies, en dan verder...’ en ‘In de put, uit de put’); • de Stichting Welzijn Ouderen biedt soms aparte activiteiten; • het maatschappelijk werk kan ondersteuning bieden. Lokaal kunnen de mogelijkheden natuurlijk verschillen, maar deze drie organisaties kunnen de mogelijkheden wel benoemen.
PRAKTIJK: GEEN KEUZE MEER? 1
In welk soort verpleeghuis zou meneer Philips opgenomen kunnen worden? Meneer Philips zou in een psychogeriatrisch of gemengd verpleeghuis opgenomen kunnen worden.
2
Welke activiteiten biedt een verpleeghuis aan demente ouderen? Activiteiten voor demente ouderen kunnen uiteraard per verpleeghuis verschillen en zijn altijd afhankelijk van wat een demente oudere zelf nog kan of wil. Mogelijke activiteiten zijn: • zang: liedjes van vroeger; • knutselen, zoals kaarten maken rond de kerst; • gymnastiek; • samen de krant lezen.
© ThiemeMeulenhoff
95
3.3 Stemt de zorgverlening af
3
De afdeling waar demente ouderen wonen in een verpleeghuis, heet meestal de gesloten afdeling. Waarom is deze afdeling gesloten? Wat betekent dat voor bewoners en bezoekers? De afdeling is gesloten om te voorkomen dat demente ouderen de afdeling afgaan en verdwalen. Vroeger ging letterlijk de deur op slot. Tegenwoordig hebben ouderen een chip, zodat een pieper afgaat als ze de afdeling verlaten. Sommige ouderen begrijpen niet waarom ze niet weg kunnen zonder begeleiding en zijn verdrietig of boos als het bezoek weggaat. Voor familie of vrienden is het moeilijk om hun vader, moeder of goede bekende achter te laten.
PRAKTIJK: WACHTEN OP EEN PLEK IN HET VERPLEEGHUIS 1
Wat kan de huisarts doen voor Henk en Marietje? De huisarts kan informatie geven over de verschillende zorgmogelijkheden. Hij zal zelf op huisbezoek gaan om met de schoonmoeder te praten en zelf een indruk te krijgen van de noodzaak tot zorg. Eventueel kunnen medicijnen voor de nachtrust helpen. Ook kan de huisarts zorg aanvragen en aangeven dat hulp op korte termijn nodig is.
2
Bij wie moeten Henk en Marietje hulp aanvragen? Als zorg noodzakelijk is, moeten ze een aanvraag bij het Regionaal Indicatie Orgaan indienen. Ook de huisarts kan deze aanvraag indienen.
3
Als een opname niet op korte termijn te regelen is, wat zijn dan de alternatieven? Op korte termijn is hulp thuis nodig, zodat Henk en Marietje het volhouden. Voorbeelden hiervan zijn: • dagopvang in het plaatselijke verpleeghuis; • hulp van de thuiszorg; • een vrijwilliger van de oppasdienst, zodat Henk en Marietje op stap kunnen gaan. Tegenwoordig zijn er steeds meer mogelijkheden, omdat er naast de reguliere instellingen ook particuliere zorginstellingen zijn.
4
Kunnen Henk en Marietje een week op vakantie gaan? Welke opvang is dan mogelijk? Als ze een week weg willen gaan, is een tijdelijke opname wenselijk. Dat kan in een woonzorgcentrum of een verpleeghuis geregeld worden.
KENNISOPDRACHT
96
1
Beschrijf in je eigen woorden wat je verstaat onder intramurale voorzieningen. Intramurale voorzieningen zijn instellingen waarin mensen dag en nacht, dus 24-uur, verzorgd kunnen worden. Intramuraal betekent ‘binnen de muren’. Voorbeelden zijn: ziekenhuizen, verpleeghuizen en instellingen voor verstandelijk @@of lichamelijk?@@gehandicapte zorgvragers.
2
Schrijf in eigen woorden op waarom mensen naar een woonzorgcentrum willen verhuizen. Ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen, kunnen zich aanmelden voor een woonzorgcentrum. Bijvoorbeeld omdat ze verzorging of verpleging nodig hebben of omdat ze eenzaam zijn. Ze hebben een indicatie nodig van een Regionaal Indicatie Orgaan om in aanmerking te komen voor een woning.
© ThiemeMeulenhoff
Kenmerken van instellingen en organisaties
Intramurale settings
3
Waarom worden mensen in een verpleeghuis opgenomen? Leg in je eigen woorden uit wat het verpleeghuis kan doen voor deze mensen. Redenen voor opname in een verpleeghuis met uitleg: • ondersteuning thuisfront: zodat familie of andere verzorgers het thuis kunnen volhouden. Ook mogelijk als de verzorgers op vakantie gaan en er geen geschikte verzorger achterblijft; • crisissituatie: als de verzorger bijvoorbeeld ziek wordt, is opname noodzakelijk totdat een andere oplossing gevonden wordt; • revalidatie: kortdurende behandelingen die niet in een ziekenhuis hoeven of kunnen plaatsvinden; • observatie: als het thuis niet mogelijk is om een beeld te vormen van de oudere zorgvrager, kan hij ter observatie opgenomen worden; dit heet een klinische screening.
4
Beschrijf verschillende woonvormen voor mensen met een verstandelijke handicap. Verschillende woonvormen voor mensen met een verstandelijke handicap: instellingen met 24-uurszorg, sociowoningen, gezinsvervangende tehuizen en kleinschalige wooncomplexen. Instellingen bieden huisvesting en zorg aan mensen met een ernstige verstandelijke handicap. Het gaat om veel mensen. Sociowoningen zijn beschutte woningen bij een instelling; dit zijn woningen voor permanente huisvesting van vijf tot twintig mensen met een verstandelijke handicap. Gezinsvervangende tehuizen (gvt's) zijn woningen in de wijk voor volwassenen met een verstandelijke handicap; ze bieden ook de mogelijkheid voor crisisopvang en logeerfunctie. Voor kinderen heten deze woonvoorzieningen kindergezinsvervangende tehuizen. In kleinschalige woonzorgvoorzieningen wonen mensen met een verstandelijke of psychiatrische handicap zo zelfstandig mogelijk.
5
Beschrijf de belangrijkste doelstellingen van woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking. Wijkt deze doelstelling af van de doelstellingen van woonvormen voor mensen met een verstandelijke beperking? Doelstellingen van woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking zijn gericht op het ondersteunen van mensen om zo zelfstandig mogelijk hun eigen leven invulling te geven. Deze ‘zorg op maat’-gedachte is hetzelfde voor mensen met een verstandelijke handicap.
6
Waarom denk je dat er de laatste jaren geen grootschalige woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking meer gebouwd worden? Motiveer je antwoord. Dit past bij de trends voor integratie in de maatschappij en individualisering. Mensen zijn meer dan hun handicap en willen niet apart gezet worden, maar met hun mogelijkheden meedoen aan de maatschappij. Ook vinden ze het belangrijk om zelf invulling te geven aan hun leven. Zelf kiezen waar ze willen wonen en van wie ze hulp krijgen, hoort daarbij.
7
Wanneer kom je in aanmerking voor een crisisopvangplaats? Je komt in aanmerking voor een crisisopvangplaats in een crisissituatie. Voorbeelden: de verzorger van een ernstig lichamelijk gehandicapte wordt ziek of een demente oudere is een gevaar voor haar buren.
8
Waarom is crisisopvang belangrijk voor de mantelzorg? Als de mantelzorg ziek wordt of het niet langer ziet zitten, is crisisopvang noodzakelijk om de zorgvrager toch zorg te bieden.
© ThiemeMeulenhoff
97
3.3 Stemt de zorgverlening af
Extramurale settings ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IN DE LUIE STOEL 1
Wat is extramurale zorg? Extramurale zorg is zorg die verleend wordt aan zorgvragers in de thuissituatie. De thuiszorg en de kraamzorg zijn voorbeelden van extramurale voorzieningen.
2
Naast huishoudelijke taken heeft Jiska ook begeleidende taken. Noem twee begeleidende taken die Jiska heeft bij deze zorgvrager. Jiska's begeleidende taken zijn: • meneer Kleijs stimuleren om zelf dingen te doen (zelfzorgactiviteiten); • luisteren naar wat meneer Kleijs bezighoudt; • zorgen voor een veilige open sfeer, waardoor meneer Kleijs zich vrij voelt om te zeggen wat hem dwarszit.
PRAKTIJK: ZELFSTANDIG WONEN
98
1
Als meneer Bottel alarmering wil hebben, waar kan hij die dan aanvragen? Bij de thuiszorg: bij de thuiszorgwinkel kan hij voor extra informatie terecht. Soms krijgen leden van thuiszorgorganisatie korting op de aanschaf hiervan. Een andere mogelijkheid is dat hij via zijn ziektekostenverzekering nagaat of hij een vergoeding kan krijgen voor aanschaf van alarmering. De verzekering kan aangeven waar hij deze alarmering moet aanschaffen. Soms is het ook via Welzijn Ouderen mogelijk om alarmering aan te schaffen.
2
Waar kan meneer Bottel terecht voor hulpmiddelen? Dat is uiteraard wel afhankelijk van welk soort hulpmiddelen hij nodig heeft. De thuiszorgwinkel heeft vaak een groot en gevarieerd aanbod van hulpmiddelen. Specifieke hulpmiddelen, zoals voor slechtzienden, zijn bij het voorlichtingscentrum voor slechtzienden verkrijgbaar. Misschien kan hij ook bij de diabetesvereniging terecht voor meer informatie.
3
Als meneer Bottel zijn boodschappen niet zelf kan halen, zijn er verschillende oplossingen mogelijk. Noem er minstens twee. Om boodschappen in huis te halen, zijn de volgende oplossingen denkbaar: • familie, kennissen of buren inschakelen; • de supermarkt bezorgt de boodschappen thuis (in overleg is soms veel mogelijk); • gebruikmaken van de buurtwinkel aan huis; • een hulpdienst van vrijwilligers inschakelen; • service van de thuiszorg.
4
Nu meneer Bottel de deur niet zo makkelijk uitgaat, vindt hij het gezellig als de buurman langskomt. Maar hij heeft het druk, hij kan niet elke avond binnenlopen. Kun je iets voor meneer Bottel bedenken?
© ThiemeMeulenhoff
Kenmerken van instellingen en organisaties
Extramurale settings
Vrijwillige bezoekdiensten zijn mogelijk vanuit de Zonnebloem of het Rode Kruis. Het hangt natuurlijk wel sterk samen met de interesse of hobby's van meneer Bottel. Misschien kun je aangepast vervoer naar een activiteit buitenshuis regelen, zodat hij ook buiten de deur komt.
KENNISOPDRACHT 1
Breng een bezoek aan een thuiszorgwinkel. Kun je hulpmiddelen vinden voor mensen met verschillende zorgvragen: voor mensen met kinderen, voor ouderen en voor gehandicapten? Schrijf van elk een voorbeeld op. Individueel antwoord. Allerlei antwoorden zijn mogelijk: speciaal bestek, opzetplanken voor kaarten, kussens en rollators.
2
Omschrijf extramurale zorg. Deze zorg verandert. Noem twee ontwikkelingen in de extramurale zorg. Extramurale zorg is zorg die verleend wordt aan zorgvragers thuis. Ontwikkelingen in de extramurale zorg zijn: • de vraag naar thuiszorg stijgt; • er is steeds meer samenwerking tussen thuiszorg en intramurale instellingen; • particuliere initiatieven nemen toe.
3
Geef minstens twee redenen waarom de vraag naar thuiszorg toeneemt. De vraag neemt toe door de toenemende vergrijzing en omdat de opnameduur in het ziekenhuis korter wordt.
4
Thuis bevallen is in Nederland heel gewoon. Toch zijn er vrouwen die liever poliklinisch of in een kraamhotel bevallen. Noem een aantal voordelen van thuis bevallen en van buitenshuis bevallen. Voordelen van thuis bevallen: je bent in je eigen omgeving, je hebt je eigen regels, je voelt je op je gemak. Buitenshuis bevallen is prettig als je thuis niet de ruimte of rust hebt om te bevallen, als je weinig hulp hebt thuis of als je opziet tegen de rompslomp.
5
Wat is volgens jou een voordeel van een particulier thuiszorg- of kraamzorgbureau? Kunnen er ook nadelen zijn? Voordelen van een particulier thuiszorgbureau of kraamzorgbureau: je hebt meer ruimte om je eigen wensen aan te geven, je kunt eventueel van tevoren al kennismaken met de betrokken hulpverlener, er zijn (meestal)geen wachttijden. Eventueel nadelen zijn: een erkend bureau kan AWBZ-zorg geven, maar de kwaliteit verschilt per particulier bureau. Navraag bij anderen naar hun ervaringen kan zinvol zijn. Daarnaast worden de onkosten niet altijd allemaal vergoed; dat hangt samen met de indicatie. Hoe is het geregeld met de zorgverzekeraar? De zorgvrager moet hier aandacht aan schenken.
6
Er zijn verschillende vormen van kraamzorg mogelijk. Welke zorg past het beste bij een gezin met drie kinderen, en waarom? De keuze die een gezin met drie kinderen maakt, kan heel verschillend zijn. De één zal het liefst de volledige zorg krijgen, waarbij niet alleen aandacht is voor de moeder en de baby, maar juist ook voor de andere kinderen. De ander wil misschien liever alles zelf doen en wil minimale bemoeienis van een kraamhulp.
© ThiemeMeulenhoff
99
3.3 Stemt de zorgverlening af
Transmurale zorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW HENDRIKSEN 1
Wat zou transmurale zorg in de situatie van mevrouw Hendriksen kunnen inhouden? Transmurale zorg voor mevrouw Hendriksen kan inhouden dat deskundige hulpverleners vanuit een doveninstituut de thuiszorgmedewerkers ondersteunen in de communicatie met mevrouw Hendriksen. Ook kan een verpleegkundige uit het ziekenhuis, die gespecialiseerd is in het omgaan met dove mensen, mevrouw Hendriks thuis komen verzorgen.
2
Beschrijf de mogelijke voordelen van transmurale zorg voor mevrouw Hendriksen. Mevrouw Hendriksen hoeft niet naar verschillende instellingen toe om hulp te vragen. Afhankelijk van haar zorgvraag worden deskundige hulpverleners van verschillende instellingen bij elkaar gezocht.
KENNISOPDRACHT
100
1
Omschrijf het begrip transmurale zorg. Transmurale zorg is zorg die op een andere plaats gegeven wordt dan traditioneel gebruikelijk is. Transmuraal betekent: door muren heen.
2
Maak met behulp van een voorbeeld duidelijk wat transmurale zorg inhoudt. Het kan gaan om ziekenhuiszorg die thuis gegeven wordt of verpleeghuiszorg thuis: de specialistische hulp wordt op een andere plek gegeven. Een voorbeeld: een specialistische verpleegkundige ondersteunt de thuiszorg zodat de zorgvrager thuis pijnbestrijding kan krijgen.
3
Voor welk type zorgvrager(s) is transmurale zorg belangrijk? Noem ten minste twee belanghebbenden. Leg uit waarom. Het is belangrijk voor het type zorgvrager voor wie transmurale zorg belangrijk is: terminale patiënten, chronisch zieke mensen, oudere mensen. Belanghebbenden zijn niet alleen de zorgvragers, maar ook de hulpverleningsinstellingen en de politiek. Zorgvragers willen graag in hun eigen omgeving blijven, met behoud van deskundige zorg. Hulpverleningsinstellingen willen zo goed mogelijk zorg verlenen die aansluit bij de zorgvraag. De politiek zit met wachtlijsten en een beddentekort, dus heeft er belang bij dat de opnameduur zo kort mogelijk is.
4
Leg uit welke voorbereiding bij ontslag vanuit het ziekenhuis naar huis belangrijk is bij transmurale zorg. Het is belangrijk om te onderzoeken of de juiste verzorging thuis mogelijk is. Zijn er hulpmiddelen aanwezig, zijn specialistische hulpverleners beschikbaar, is er voldoende ruimte en rust?
5
Wat kan de betekenis van transmurale zorg zijn voor een zorgvrager die in een verpleeghuis of ziekenhuis opgenomen wordt? De zorgvrager kan eerder terug naar zijn eigen omgeving, de instelling heeft sneller een bed vrij om iemand anders te helpen.
6
Leg uit wat ketenzorg is.
© ThiemeMeulenhoff
Kenmerken van instellingen en organisaties
Transmurale zorg
Ketenzorg betekent dat hulpverleningsinstellingen samenwerken, zodat de zorgvrager beter geholpen wordt. De zorg sluit op elkaar aan. Rond een bepaald ziektebeeld, zoals een beroerte, is de zorg inhoudelijk en qua planning geregeld vanaf de opname tot en met de revalidatie thuis: gespecialiseerde hulpverleners uit ziekenhuis en de thuiszorg werken samen. 7
Verklaar waarom bij ketenzorg de continuïteit van zorg beter te waarborgen is. Continuïteit van zorg betekent dat zorg op elkaar aansluit. Ketenzorg gaat over de samenwerking om zorg op elkaar aan te laten sluiten: de planning en de inhoud. Bij ketenzorg is continuïteit van zorg één van de doelstellingen.
8
Wat zijn de voordelen van ontschotting voor de zorgvrager? De zorgvrager hoeft zijn hulpvraag niet bij verschillende instellingen neer te leggen. De hulpverleners regelen onderling wie wanneer welke zorg moet verlenen.
9
Wat zijn de voordelen van ontschotting voor zorgverleners? Het voordeel voor zorgverleners is dat ze vragen van de zorgvrager die ze zelf niet kunnen beantwoorden, wel kunnen neerleggen bij een andere hulpverlener. Het resultaat is een tevreden cliënt, en je hebt als zorgverlener meer te bieden.
10 Welke mogelijke nadelen kleven er aan transmurale zorg voor zorgverleners? Mogelijke nadelen voor zorgverleners bij transmurale zorg: • je moet een tijdsinvestering doen in overleg, zonder dat de zorgvrager hiervan direct iets merkt. Vervolgens moet je afwachten of het samenwerkingstraject lukt; • meer managers bemoeien zich met wat een zorgverlener wel of niet mag doen. Duidelijke afspraken over wie voor welke handelingen verantwoordelijk is, kan onnodige discussie voorkomen.
© ThiemeMeulenhoff
101
3.3 Stemt de zorgverlening af
Semi-murale settings ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WIE DRUPPELT MEVROUW WEKER? 1
Noem twee voordelen van semi-murale zorg voor zorgvragers. Voordelen van semi-murale zorg voor zorgvragers: thuis bepaal je zelf wat je eet, wanneer je opstaat, wanneer je bezoek komt en je ligt in je eigen bed.
2
Noem twee nadelen voor zorgvragers. De nadelen voor zorgvragers liggen in het verlengde van de voordelen: als je eenmaal thuis bent, gaan mensen er snel van uit dat je weer helemaal gezond bent en dus weer alles aankunt. Je moet zelf je eten klaarmaken, ook als je je niet lekker voelt. Je moet zelf hulp regelen als je iets niet zelf kunt. Je zegt misschien moeilijk ‘nee’ als er bezoek onaangekondigd op de stoep staat. En je huisgenoten vergeten het misschien dat je die dag niet tegen harde muziek kunt.
3
Wie kan de ogen van mevrouw Weker druppelen? Noem vier mogelijke oplossingen. Een aantal mensen kan ingeschakeld worden, afwisselend afhankelijk van het tijdstip: de buurvrouw, een verzorgende van de thuiszorg, een vrijwilliger van een hulpdienst, een ander familielid dat Minou inschakelt of een vriendin van mevrouw Weeker. Het is belangrijk om het gewone sociale netwerk in te schakelen: mensen willen best wel helpen als je de vraag concreet maakt en de taken verdeelt.
PRAKTIJK: DAT VALT TEGEN
102
1
Waar kunnen zorgvragers terecht voor woonaanpassingen? Let op het verschil tussen twee zaken: wie voert de aanpassing uit en wat krijgt de zorgvrager vergoed? Soms kan een aanpassing eenvoudig zelf uitgevoerd worden door een handig familielid of een bekende klusjesman. Als deze ontbreekt in de kennissenkring, moet een bedrijf worden ingeschakeld. Zorgvragers die een woning huren, kunnen via de woningbouwvereniging een aantal zaken regelen. Om een woonaanpassing vergoed te krijgen, moet de zorgvrager een aanvraag indienen bij de Wet Voorzieningen Gehandicapten van de gemeente (WVG). Soms is dit ondergebracht in één loket waar allerlei aanvragen voor wonen, zorg en welzijn gesteld kunnen worden. Er zijn regels welke aanpassingen wel of niet vergoed worden en tot welk bedrag een aanpassing vergoed wordt. De aanvraagprocedure en goedkeuring kunnen een paar weken duren.
2
Als meneer Geerts zelf geen maaltijden meer kan klaarmaken, bij wie kan hij dan terecht? Verschillende antwoorden zijn mogelijk: let op het sociale netwerk van de zorgvrager. Soms is meer mogelijk dan verwacht. Voorbeelden van mogelijke oplossingen: • afhaalmaaltijden van restaurants, zoals de chinees en de pizzeria; • maaltijden van een maaltijdservice van de thuiszorg of andere zorginstelling; • kant-en-klaarmaaltijden vanuit de supermarkt; • maaltijden die familie klaarmaakt; • een hulp die maaltijden kookt.
© ThiemeMeulenhoff
Kenmerken van instellingen en organisaties
3
Semi-murale settings
Heeft meneer Geerts zorg vanuit het dagcentrum nodig? In het dagcentrum zou meneer Geerts kunnen oefenen hoe het thuis verder kan. Hij kan daar ook revalidatie en fysiotherapie krijgen en met andere mensen praten.
KENNISOPDRACHT 1
Omschrijf semi-murale zorg. Geef drie voorbeelden. Semi-murale zorg gaat over tussenvoorzieningen. Semi betekent half. De intensiteit van zorg ligt tussen extramurale en intramurale zorg in. De zorgvrager woont thuis, maar krijgt zorg vanuit een intramurale instelling.Voorbeelden zijn: poliklinische behandelingen, het dagcentrum en de logeeropvang.
2
Welke zorg biedt het dagcentrum aan ouderen? Beschrijf drie verschillende groepen zorgvragers. Het dagcentrum biedt dagbehandeling, dagopvang of dagverzorging. Dagbehandeling richt zich op de groep zorgvragers die na een ziekenhuisbehandeling revalidatie nodig heeft. Dagverzorging is voor ouderen die meer zorg nodig hebben dan de familie of de thuiszorg kan geven. Dagopvang is voor ouderen die behoefte hebben aan meer sociale contacten of een zinvolle dagbesteding.
3
Waarom is informatie over nazorg belangrijk voor zorgvragers die poliklinisch zijn behandeld? Informatie over nazorg is belangrijk omdat zorgvragers moeten weten of bepaalde klachten (zoals bloedingen, misselijkheid) normaal zijn en vanzelf overgaan. Ze moeten weten aan wie ze hun vragen kunnen stellen. Artsen en verpleegkundigen lopen niet meer langs hun bed, dus ze moeten zelf inschatten of en wanneer ze iemand moeten bellen.
4
Veel kankerpatiënten krijgen (een deel van) hun behandeling poliklinisch. Bij wie kunnen zij terecht met hun vragen over bijwerkingen van de behandeling en hun lichamelijke of psychosociale problemen? Kankerpatiënten kunnen met hun vragen vaak terecht bij een specialistische verpleegkundige die verbonden is aan de polikliniek of het ziekenhuis waar ze zijn behandeld.Tijdens de controle hebben ze contact met artsen, maar deze zijn voor vragen tussendoor vaak minder goed bereikbaar. Daarnaast zijn verschillende patiëntenverenigingen heel actief, is er een landelijke voorlichtingscentrum in Amsterdam en hebben regionale kankercentrums veel informatiemateriaal.
5
Noem twee semi-murale zorgvormen voor mensen met een verstandelijke beperking. Twee semi-murale voorzieningen voor mensen met een verstandelijke handicap zijn: • een gezinsvervangend tehuis (gvt), waar zorgvragers ondersteuning krijgen in het zelfstandig wonen; • een beschermde woonvorm, een huis in een wijk waar zorgvragers al redelijk zelfstandig wonen maar nog begeleiding op maat krijgen.
6
Soms geven zorgvragers de voorkeur aan een opname in het ziekenhuis of een instelling boven de zorg thuis of poliklinische zorg. Noem drie mogelijke redenen. Drie mogelijke redenen voor de voorkeur voor een opname boven semi-murale zorg: • thuis is het te druk, waardoor je daar niet rustig kunt herstellen; • een partner ontbreekt, familieleden wonen ver weg en er zijn geen andere vrijwillige hulptroepen waarmee je eventuele nazorg kunt regelen of aanvullen;
© ThiemeMeulenhoff
103
3.3 Stemt de zorgverlening af
•
104
je verwacht complicaties (lichamelijke of psychisch) waardoor je liever naziekt in een beschermde omgeving.
© ThiemeMeulenhoff