ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
3
Assertief opstellen
5
1.1
Assertiviteit Praktijk: Vick zegt altijd ‘ja’ Kennisopdracht
5 5 5
1.2
Rechten en plichten Praktijk: Maar niemand doet het! Kennisopdracht
7 7 7
1.3
Ongewenste intimiteit Praktijk: Ik kan zo wel eeuwig blijven staan Kennisopdracht
9 9 9
1.4
Agressie Praktijk: Het nieuws van acht uur Kennisopdracht
11 11 11
1.5
Onderhandelen Praktijk: Ik blijf gewoon thuis! Praktijk: Met de kleren aan naar bed Kennisopdracht
13 13 13 13
Adequaat reageren bij ongevallen
15
2.1
15 15 16
Ongevallen en onvoorziene situaties Praktijk: Een gil en een hoop gekletter Kennisopdracht
Reanimeren
19
3.1
19 19 19
Reanimeren Praktijk: Moet ik nu reanimeren? Kennisopdracht
1
Assertief opstellen Assertiviteit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VICK ZEGT ALTIJD ‘JA’ 1
Vind je dat Vick zich subassertief of assertief gedraagt? Leg je antwoord uit. Vick heeft er duidelijk moeite mee, maar gedraagt zich assertief. Hij komt voor zichzelf op.
2
Hoe zou Vick zich gedragen als hij agressief had gereageerd? Geef een voorbeeld. Eigen mening. Hij zou waarschijnlijk boos geworden zijn.
3
Zou je op dezelfde manier als Vick reageren, of zou je het anders doen? Eigen mening en ervaring.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat het verband is tussen mening, argument en tegenargument. Als je een mening hebt, ben je het ergens mee eens, of niet. Argumenten zijn redenen die je mening ondersteunen. Als je je mening verdedigt, gebruik je die argumenten. Als een ander het niet met je eens is, geeft hij redenen die jouw mening niet ondersteunen. Dat zijn tegenargumenten.
2
Van welke zaken is je mening afhankelijk? Je mening is afhankelijk van: je belangen en je wensen; je behoeften; logisch redeneren; je gevoel en je intuïtie; je achtergrond en je opvoeding; je waarden en je normen.
3
Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen meningen en feiten. Meningen zijn subjectief. Je vindt iets en daar heb je je redenen voor. Feiten zijn objectief. Je kunt een feit controleren, meten en bewijzen.
4
Wat is het belang van het opkomen voor jezelf? Is het alleen van belang voor jezelf of ook voor je werk? Het belang van opkomen voor jezelf is dat je laat weten wat je mening is. Als je niet voor jezelf opkomt, kun je in lastige en vervelende situaties terechtkomen. De kans dat er gebeurt wat jij wilt of goed vindt, is dan erg klein. Bovendien weten anderen niet wat je mening is en kunnen ze er ook geen rekening mee houden.
5
Leg uit wat je verstaat onder subassertief reageren. Je reageert subassertief als je aan anderen alle ruimte geeft om voor zichzelf op te komen, terwijl je die ruimte niet aan jezelf geeft.
6
Wat versta je onder agressief reageren? Je reageert agressief als je wel voor jezelf opkomt, maar anderen nauwelijks de ruimte geeft om voor zichzelf op te komen.
© ThiemeMeulenhoff
5
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
7
Wat versta je onder assertief reageren? Je reageert assertief als je voor jezelf opkomt en anderen ook de ruimte geeft om voor zichzelf op te komen.
8
Wat zijn volgens jou de voor- en nadelen van de drie manieren om te reageren? Eigen mening en ervaring. Subassertief gedrag is vooral vervelend voor jezelf. In een probleemsituatie zeg je niets, maar na afloop kun je daar spijt van hebben. Je mening is niet aan de orde geweest, en je bent ontevreden. Agressief gedrag schrikt anderen af. Agressief gedrag is vooral vervelend voor anderen. Uiteindelijk ook voor jezelf, want je maakt het anderen niet gemakkelijk je te benaderen. Ze gaan je ontlopen en je vriendenkring wordt beperkt. Assertief reageren is voor jezelf en voor anderen de meest effectieve manier om te reageren.
9
Op welke manier reageer jij meestal? Leg met voorbeelden uit waarom. Eigen mening en ervaring.
10 Welke van de volgende aandachtspunten kunnen bij jou nog verbeterd worden? Leg uit waarom je dat vindt. De aandachtspunten zijn: • aandacht hebben voor je eigen gevoel; • controle hebben over spanningen; • je non-verbale gedrag; • je redelijk denken; • je zelfwaardering. Eigen mening en ervaring.
6
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Rechten en plichten
Rechten en plichten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MAAR NIEMAND DOET HET! 1
Kun je je voorstellen dat alle collega's rapporteren in hun eigen tijd? Wat zou er de reden van kunnen zijn dat ze het allemaal doen, zonder er iets van te zeggen? Eigen mening en ervaring. Als iets eenmaal een gewoonte is, wordt het steeds moeilijker er iets van te zeggen. Degene die er iets van zegt, loopt de kans gezien te worden als een onruststoker. Het kan zijn dat iedereen het doet uit solidariteit met de organisatie die het ook niet gemakkelijk heeft met bezuinigingen. Het kan ook uitgelegd worden als ‘hart hebben voor de zaak’.
2
Waaruit blijkt dat Lara haar rechtspositie kent en begrijpt? Ze heeft het over haar CAO en over de ondernemingsraad.
3
Vind je dat Lara assertief is? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Lara stelt zich assertief op.
4
Wat vind je van de actie van Lara? Eigen mening.
5
Zou je hetzelfde doen als Lara, of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening en ervaring.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder je positie. Je positie is de plaats die je inneemt tussen de anderen in een groep die samenleeft of samenwerkt. Anderen kunnen dezelfde positie hebben als jij, maar ze kunnen ook een andere positie hebben.
2
Wat betekent het dat je een gezagsverhouding met je werkgever hebt? Een gezagsverhouding betekent dat iemand opdrachten geeft en een ander deze uitvoert en ervoor verantwoording aflegt. Je werkgever heeft een bepaalde macht die jij accepteert. Jij voert zijn opdrachten uit en legt er verantwoording voor af.
3
Wat is een organogram? Een organogram is een schematisch overzicht van alle afdelingen en diensten van een organisatie.
4
Leg in je eigen woorden uit wat rechten en plichten zijn en wat het verband is tussen rechten en plichten. Een recht betekent dat je je kunt beroepen op iets. Je kunt een recht opeisen. Dat kan een recht zijn om iets te kunnen doen of een recht om iets te ontvangen. Een plicht betekent dat er iets van je verwacht of geëist wordt. Je bent verplicht iets te doen of te laten. Of verplicht om iets te geven. Rechten en plichten hebben met elkaar te maken. Het recht van de één is vaak de plicht van de ander.
© ThiemeMeulenhoff
7
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
8
5
Noem drie vormen van rechten en plichten en geef van elke vorm een voorbeeld. Drie vormen van rechten en plichten: rechten en plichten uit overtuiging of op basis van een mening. Voorbeelden: morele plichten, zoals burenhulp, opkomen voor zwakkeren, protesteren tegen oorlog en goede doelen steunen; rechten en plichten op basis van afspraken. Voorbeeld: je arbeidsovereenkomst; rechten en plichten die vastgelegd zijn in wetten. Voorbeelden: stemrecht, belastingplicht, recht op een bestaansminimum en zorgplicht voor ouders.
6
Leg uit wat het belang is van het kennen en begrijpen van je rechtspositie. Het belang van het kennen en begrijpen van je rechtspositie is dat je er alleen wat mee kunt als je je rechten en plichten ook kent, en dat je begrijpt wat ze inhouden.
7
Wat is het belang van het respecteren van de ander als je opkomt voor je rechten? Als je bij het opkomen voor je rechten de ander niet respectvol behandelt, loop je de kans dat het een onderling gevecht of voortdurende strijd wordt. De onderlinge verhoudingen zullen niet best zijn, waardoor het samenwerken moeilijker wordt.
8
Waarom moet je kritisch omgaan met regels? Regels zijn gemaakt om moeilijke en vervelende situaties te voorkomen. Ze zijn er dus om in de toekomst dingen goed te laten verlopen. Soms gebeuren er dingen die je van tevoren niet had kunnen bedenken. Of de omstandigheden zijn veranderd. Dat betekent dat je kritisch moet zijn als het gaat om regels, en je moet je afvragen of een regel nog wel past of terecht is. Je beslist natuurlijk niet in je eentje over regels. Wat je wel kunt doen, is er vragen over stellen of er een discussie over beginnen.
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Ongewenste intimiteit
Ongewenste intimiteit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK KAN ZO WEL EEUWIG BLIJVEN STAAN 1
Heb je ook weleens een situatie meegemaakt die lijkt op de ervaringen van Evelien? Eigen mening en ervaring.
2
Wat zou jij doen als jij Evelien was? Zou je eerder of later ingegrepen hebben? Eigen mening. Evelien had beter eerder kunnen reageren, omdat ze blijkbaar niet duidelijk genoeg is geweest tegenover Wessel. Ze onderneemt wel non-verbale actie: ze haalt zijn handen van zijn schouders. Maar daar laat ze het dan bij. Als je duidelijk wilt zijn, spreek je het ook op een correcte manier uit. Medelijden en sympathieke gevoelens verhinderen Evelien om er op tijd iets van te zeggen. Maar uiteindelijk maakt ze daar de situatie alleen maar onduidelijker en erger mee. Het is beter om eerlijk te zijn, dan om niets te zeggen omdat je bang bent dat je iemand kwetst. Als Evelien Wessel eerder duidelijk gemaakt had dat ze er niet van gediend was, had ze waarschijnlijk niet zo uit hoeven vallen.
3
Zou je nog meer actie ondernemen, of zou je het bij de laatste opmerking laten? Eigen mening. In principe kan Evelien het hierbij laten. Het zou wel professioneel zijn als ze haar standpunt verduidelijkt en hierover een goed gesprek heeft met Wessel. Als het hierna toch nog vaker gebeurt, zal ze zeker nog meer actie moeten ondernemen.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder intimiteit. Een intimiteit is een handeling of een mededeling die in je intieme zone komt. Intimiteit kan lichamelijk zijn, maar ook verbaal.
2
Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen persoonlijke en functionele intimiteit? Als verzorgende bevind je je regelmatig binnen de intieme zone van een zorgvrager. Dat komt omdat de zorgvrager niet zelfstandig de handelingen kan uitvoeren die bij zijn intieme zone horen. Als verzorgende voer je die handelingen uit vanuit je beroep. Er is sprake van intimiteit binnen een functionele relatie, oftewel: functionele intimiteit. Persoonlijke intimiteit is iets waarvoor je kiest. Je kiest samen met iemand voor een bepaalde manier van omgaan met elkaar.
3
Welke grenzen stel jij aan intimiteit in je functionele relatie met een zorgvrager? Eigen mening en ervaring.
4
Leg in je eigen woorden uit wanneer schuine moppen voor jou onderdeel uitmaken van ongewenste intimiteit en wanneer niet. Eigen mening en ervaring.
5
Leg in je eigen woorden uit wat jij verstaat onder een seksueel geladen werksfeer. Eigen mening en ervaring. Een seksueel geladen werksfeer kan gekenmerkt worden door de volgende zaken: seks is het voortdurend onderwerp van gesprek, je wordt uitgehoord over je privé-leven, er worden voortdurend dubbelzinnige opmerkingen gemaakt en mensen worden onderling lichamelijk met elkaar vergeleken.
© ThiemeMeulenhoff
9
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
6
Je hoort misschien weleens dat verplegenden en verzorgenden zelf intimiteit uitlokken. Bijvoorbeeld door hun manier van kleden (doorschijnende uniformen). Wat vind je daarvan? Eigen mening en ervaring.
7
Ben je het ermee eens dat de zorgverlening stopgezet wordt bij ongewenste intimiteit door een zorgvrager? Motiveer je antwoord. Eigen mening en ervaring.
8
Leg uit waarom het vaak niet gemakkelijk is om voor jezelf op te komen bij ongewenste intimiteit door collega's en leidinggevenden. Eigen mening en ervaring. Je kunt het gevoel hebben dat jouw opmerkingen over ongewenste intimiteit ten koste zullen gaan van je werkomstandigheden, je baan of je promotiekansen.
9
Bij wie zou je hulp en ondersteuning zoeken als je op je werk of op school geconfronteerd wordt met seksuele intimidatie? Geef aan waarom je voor die persoon kiest. Eigen mening en ervaring.
10 Reageer je op alle zorgvragers hetzelfde? Welk onderscheid maak je en waarom? Je reageert op kleine kinderen, verstandelijk gehandicapte zorgvragers en dementerenden waarschijnlijk anders dan op andere zorgvragers. Het heeft te maken met de mate waarin je iemand kunt aanspreken op zijn gedrag.
10
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Agressie
Agressie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET NIEUWS VAN ACHT UUR 1
Kun je je voorstellen dat meneer Adema agressief is? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Het is misschien wel begrijpelijk dat hij zich machteloos en afhankelijk voelt, dit uit meneer Adema via agressief gedrag.
2
Zijn er volgens jou nog andere manieren om erachter te komen waarom meneer Adema soms agressief wordt? Eigen mening. In principe kun je met alle vormen van bewuste en gerichte observatie erachter komen wat er aan de hand is met meneer Adema.
3
Wat vind je van de opmerking van Monica? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Het is een voorbarige opmerking, want Monica weet niet wat er speelt. Door de observatie komt het team erachter dat de agressie met het journaal te maken heeft. Dus het is niet zo dat er geen peil op te trekken is waarom meneer Adema soms slecht gehumeurd is. Er is zelfs een duidelijke oorzaak voor te vinden.
4
Hoe zou je reageren als de hand van meneer Adema uitschiet als jij hem verzorgt? Eigen mening en inzicht. Je kunt het beste rustig reageren, maar duidelijk laten merken dat hij een grens heeft overschreden. Terugslaan is zeker geen optie.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder agressie. Agressie is gedrag dat gepaard gaat met bedreiging of geweld.
2
Leg in je eigen woorden uit hoe agressie kan ontstaan. Agressief gedrag heeft meestal een oorzaak of een reden. Het is vaak een reactie op een frustrerende situatie die wordt beheerst door gevoelens van onmacht of angst. Door de aanwezigheid van deze gevoelens laadt iemand energie op. Die energie noem je negatieve energie. Bij agressie ontlaadt deze energie zich.
3
Welke vormen van agressie kun je onderscheiden? Er zijn verschillende vormen van agressie: verbale agressie: kwaad schreeuwen, vloeken en beledigingen; bedreigende agressie: dreigen zichzelf of anderen iets aan te doen, het maken van dreigende gebaren en het dreigen met een wapen; fysieke agressie: slaan, schoppen, duwen, aan de haren trekken, krabben, met spullen naar iemand gooien, iemand aanvallen en een wapen tegen iemand gebruiken; agressie tegen materialen: met de deur smijten, dingen stukgooien, tegen dingen trappen, kleding kapot scheuren, meubels en muren bekladden en besmeuren, ruiten ingooien en brand stichten.
4
Welke omstandigheden waarin een zorgvrager verkeert, kunnen agressie veroorzaken of versterken? Agressie is vaak een reactie op gevoelens van onmacht en angst. In situaties waarin je als verzorgende werkt, kunnen omstandigheden verantwoordelijk zijn voor angstgevoelens en onmacht van de zorgvrager: het nauwelijks hebben van privacy; het niet kunnen bepalen van
© ThiemeMeulenhoff
11
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
het eigen leven; het gevoel van minderwaardigheid; onzekerheid over veel dingen, onder andere over zijn gezondheidstoestand en zijn zelfredzaamheid; het gevoel van onveiligheid; directe bedreiging door dwangverpleging, fixeren of verplichte medicatie.
12
5
Op welke manieren kun je agressie voorkomen? Je probeert in gevallen waarin je het ziet aankomen, agressie te voorkomen. Dat lukt over het algemeen goed als je de zorgvrager kent. Je ziet dan de voortekenen van de agressie omdat je ze misschien al eerder hebt gezien. In veel gevallen weet je dan ook welke actie van jouw kant effectief is om het agressieve gedrag voor te zijn. Zo'n actie hangt natuurlijk af van de betreffende zorgvrager en de situatie. In het ene geval kun je iemand het beste direct tot de orde roepen, in het andere geval is het beter om iemand met rust te laten. Ook weet je welke houding, welke manier van kijken en welke manier van praten de agressie verminderen of verergeren. Je kunt in situaties waarin je mogelijk agressie ziet aankomen, direct tot actie overgaan. Dat kan door de ander te laten vertellen wat hem dwarszit, maar ook door hem iets te laten doen, waardoor hij zijn energie kwijt kan.
6
Reageer je op dezelfde manier op agressie van zorgvragers met een verstandelijke beperking en andere zorgvragers? Leg je antwoord uit. Bij je reactie op een agressieve zorgvrager houd je ook rekening met de stoornis die hij heeft. Bij kleine kinderen, zorgvragers met een verstandelijke beperking en dementerende zorgvragers pas je je reactie aan aan het begripsvermogen van die zorgvragers.
7
Waarom zijn weglopen, doen wat de ander wil en tegenagressie meestal geen effectieve reacties op agressie? Veel voorkomende reacties op de dreiging van fysieke agressie zijn: weglopen, doen wat de ander wil of tegenagressie. Dit zijn over het algemeen geen effectieve reacties. In de meeste gevallen werken ze escalerend, dat wil zeggen dat ze de agressie verergeren of leiden tot ongewenste situaties.
8
Beschrijf de kenmerken van de meest effectieve houding in een situatie van dreigende agressie. Het beste kun je rustig blijven. Dat is natuurlijk eenvoudiger als je fysiek sterk bent. Als dat niet zo is, moet je gebruik maken van je houding en je overtuigingskracht. De volgende richtlijnen kun je hanteren: houd controle over de situatie; neem een rustige, vastberaden houding aan; wijs de zorgvrager op zijn agressie; wijs de zorgvrager op de gevolgen van zijn gedrag; toon respect voor de zorgvrager; vraag naar de oorzaak van de agressie; bied de zorgvrager een gedragsalternatief aan; geef de zorgvrager de tijd om tot zichzelf te komen; gebruik het verrassingseffect als de situatie dat toestaat.
9
Beschrijf in je eigen woorden, en met voorbeelden, het verschil tussen ‘het gedrag afkeuren’ en ‘de persoon afkeuren’. Eigen mening en ervaring. Het verschil ligt met name in de benadering, je benadert iemand minder negatief als je alleen zijn gedrag afkeurt. Die persoon krijgt dan ook niet het gevoel dat hij een verkeerd mens is. Hij heeft alleen iets verkeerd gedaan. Een voorbeeld is: als iemand agressie vertoont, wijs je hem op zijn agressief gedrag, niet op zijn persoonlijkheid. Je zegt niet: je bent agressief. Je kunt iemand beter op zijn gedrag wijzen: je hebt een vaas omgegooid, kijk wat je aanricht als je agressief bent.
© ThiemeMeulenhoff
Assertief opstellen
Onderhandelen
Onderhandelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK BLIJF GEWOON THUIS! 1
Welke manier van onderhandelen gebruikt Angelique? Leg je antwoord uit. Angelique past regelmatig zachte dwang toe. Je zou de onderhandelingswijze daarom ‘doordrukken’ kunnen noemen.
2
Maakt Angelique gebruik van een onderhandelingsstrategie? Zo ja, welke? Ze maakt gebruik van de strategie ‘overrompelen’. Ze stelt mevrouw Bunde voor een feit als ze haar de jas aantrekt en naar buiten duwt.
3
Zou je hetzelfde doen als Angelique, of zou je het anders aanpakken? Eigen mening.
PRAKTIJK: MET DE KLEREN AAN NAAR BED 1
Welke onderhandelingswijze past Alicia toe? En welke past Katie toe? Leg je antwoord uit. Alicia vindt de relatie met mevrouw Van Oort belangrijk. Ze gaat in het onderhandelen een heel eind mee met mevrouw Van Oort. Ze sluit het compromis dat mevrouw Van Oort met de kleren en haar tasje naar bed gaat. Katie kiest ervoor in opstand te komen tegen mevrouw Van Oort, met een heel ander resultaat.
2
Maakt Alicia gebruik van een onderhandelingsstrategie? Alicia past geen duidelijke onderhandelingsstrategie toe.
3
Wat is het doel dat Alicia bepaalt? Wat heeft ze als ‘wisselgeld’ in de onderhandeling van mevrouw Van Oort? Het doel van Alicia is dat mevrouw Van Oort in bed terechtkomt. Het wisselgeld bestaat uit de kleren en de tas.
4
Zou je hetzelfde doen als Alicia of kies je voor de aanpak van Katie? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder onderhandelen. Onderhandelen is het opkomen voor je eigen belangen in situaties waarin je afhankelijk bent van anderen. Je bent bereid tot het bespreken van je belangen en doelstellingen met de ander, om tot een compromis te komen. Je houdt rekening met de relatie die je met de ander hebt.
2
Wat zijn volgens jou de voor- en nadelen van onderhandelen? De voordelen van onderhandelen zijn dat je (voor een deel) bereikt wat je wilt en dat de relatie met de ander goed blijft. Het nadeel is dat je vaak niet alles bereikt wat je had willen bereiken. Om tot een compromis te komen, moet je kunnen toegeven.
3
Geef een voorbeeld van een onderhandeling die je vroeger hebt gevoerd. Eigen mening en ervaring.
© ThiemeMeulenhoff
13
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
14
4
Geef een voorbeeld van een onderhandeling die je tijdens je opleiding hebt gevoerd. Eigen mening en ervaring.
5
Wat versta je onder een compromis? Een compromis is een overeenkomst tussen twee of meer personen of partijen waarbij ieder wat toegeeft zodat de onderlinge relatie goed blijft.
6
Geef een voorbeeld van een situatie waarin je belangen niet overeenkomen met die van een ander, waarin je kiest voor het ontlopen van een onderhandeling. Motiveer je keuze. Eigen mening en ervaring. Je moet denken aan een situatie waarin je je eigenbelang niet zo belangrijk vindt als de relatie met de ander.
7
Noem vijf voorbeelden van gedrag dat niet past bij onderhandelen. Voorbeelden van gedrag dat niet past bij onderhandelen: extreem hoge eisen stellen; verzwijgen van informatie; bluffen; constant aanvallen; op de man spelen; onjuiste gegevens verstrekken; kleineren en intimideren.
8
Noem vijf voorbeelden van gedrag dat past bij onderhandelen. Voorbeelden van gedrag dat wel past bij onderhandelen: de discussie voorbereiden; vragen stellen; argumenten geven; argumenten vragen; actief luisteren; samenvatten; noemen wat gemeenschappelijk is; gevoelens uitspreken.
9
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ‘onderbieden’ en ‘wisselgeld’. Onderbieden is bij onderhandelen direct alles toegeven wat je wilt en kunt. Het effect hiervan is dat de ander nog zal meer willen. Je kunt beter om iets meer vragen, zodat je iets in te leveren hebt. Je noemt dat ‘wisselgeld’ bij het onderhandelen.
© ThiemeMeulenhoff
2
Adequaat reageren bij ongevallen Ongevallen en onvoorziene situaties ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN GIL EN EEN HOOP GEKLETTER 1
Welke handelingen moet je als verzorgende uitvoeren? Handelingen die je moet uitvoeren: • zorgen voor een veilige werksituatie: dat betekent de elektrische apparatuur uitschakelen en als je daar niet direct aan kunt komen, de hoofdschakelaar uitzetten; • zorgen voor voldoende werkruimte; • de vitale functies controleren en veiligstellen.
2
Op welke manier ga je de zorgvrager benaderen? Je benadert de zorgvrager op deze manier: • aanspreken en voorzichtig aanschudden; • ademweg vrijmaken met behulp van de kinlift (ondanks mogelijk risico op nekletsel); • ademhaling controleren. Als de ademhaling aanwezig is: • de ademweg vrijhouden door de zorgvrager in stabiele zijligging te brengen; • controleren op verdere verwondingen; • professionele hulp inschakelen. Als de ademhaling niet aanwezig is: • twee effectieve beademingen in maximaal vijf pogingen toepassen; • de hartslag controleren en zo nodig volledige reanimatie opstarten (het uitvoeren van uitwendige hartmassage in combinatie met beademen); • professionele hulp inschakelen.
3
Wat kan er gebeuren als de zorgvrager onder stroom staat? En wat als jij dit niet in de gaten hebt? Het lichaam bestaat voor zeventig procent uit water. Daardoor geleidt stroom heel goed. Door de stroom ontstaat kramp in alle spieren; ook in de spieren die de ademhaling regelen en de hartspier. Er ontstaat dus een stoornis in de vitale functies. Verder is er bij stroom altijd een in- en een uitgaande brandwond. De hitte van de stroom veroorzaakt op de weg door het lichaam inwendige derdegraads brandwonden. Dat levert weer een risico voor shock op. Verder kan door de kracht van de inslag de zorgvrager vallen en daardoor nog andere uitwendige verwondingen en botbreuken oplopen. Als je niet in de gaten hebt dat een zorgvrager onder stroom staat, dan kom je zelf ook onder stroom te staan, met grote gevolgen.
4
Welke verwondingen kun je verwachten bij deze man?
© ThiemeMeulenhoff
15
1.8 Handelt in crisis en onvoorziene situaties
Verwondingen die je kunt verwachten: • stoornissen in de vitale functies (bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop); • brandwonden; • uitwendige wonden; • breuken.
5
Welke eerste hulp moet je toepassen? De eerste hulp die je moet toepassen: • vitale functies veiligstellen; • uitwendige wonden desinfecteren en steriel afdekken; • botbreuken stabiliseren; • controleren op verschijnselen van shock.
KENNISOPDRACHT
16
1
Beschrijf in je eigen woorden hoe het komt dat oudere mensen een risicogroep voor ongevallen zijn. Oudere mensen gaan door de hoge leeftijd vaak zowel geestelijk als lichamelijk achteruit. Dat kan tot allerlei ongelukken leiden.
2
Je hebt keukendienst en snijdt jezelf aan een gebroken pot die in de vuilnisbak ligt. Welke maatregelen ga je nemen? Maatregelen: eerst de wond goed door laten bloeden en daarna ruim jodium erop. Als de wond gehecht moet worden, geen jodium gebruiken omdat de arts dan de verschillende weefselstructuren niet meer kan herkennen om te hechten. Vervolgens nagaan of je nog volledig beschermd bent tegen tetanus.Vanaf de laatste vaccinatie met DKTP ben je nog vijftien jaar goed beschermd. Hierna moet je herhalingsspuiten krijgen die je na de laatste injectie weer vijf jaar volledige bescherming garanderen.
3
Eén van de zorgvragers op jouw afdeling zit ten gevolge van een spierziekte in een elektrische rolstoel. Tijdens het eten moet hij zo verschrikkelijk lachen dat hij zich verslikt. De man loopt blauw aan en kan niet meer ademen. Hij raakt in paniek. Welke eerste hulp ga je toepassen? Eerste hulp die je gaat toepassen: • kijken of je de obstructie met een lepelende beweging met de vingers kunt verwijderen; • anders maximaal vijf keer tussen de schouderbladen slaan; • als dat geen resultaat geeft, de handgreep van Heimlich toepassen bij een zittend slachtoffer; • deze handgrepen afwisselen totdat de luchtweg weer vrij is; • zorgen voor professionele hulp wanneer het te lang gaat duren.
4
Je hebt de zorg over een gezin met heel jonge kinderen. In het kastje met schoonmaakmiddelen kom je een limonadefles tegen met chloor erin. Beschrijf op welke manier je voorlichting kunt geven over het gebruiken en bewaren van onder andere schoonmaakmiddelen en medicijnen, om ongevallen te voorkomen. Deze informatie kun je vinden op: www.veiligheid.nl.
© ThiemeMeulenhoff
Adequaat reageren bij ongevallen
5
Ongevallen en onvoorziene situaties
Een zorgvrager moet worden gereanimeerd. Dat is een combinatie van hartmassage en beademen. Aan de mond zit speeksel. Je bent er een beetje vies van. Welke hulpmiddelen kun je gebruiken voor mond-op-mondbeademing? Er zijn diverse soorten beademingsmaskers in de handel die meerdere keren bruikbaar zijn. Verder zijn er wegwerpmaskers, de zogenoemde ‘kiss of life’ of ‘rescue key’.
© ThiemeMeulenhoff
17
3
Reanimeren Reanimeren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MOET IK NU REANIMEREN? 1
Had Iris mogelijk eerder kunnen zien dat meneer Bonsink overleden was? Nee, dat is niet mogelijk, want als iemand in zijn slaap overlijdt, lijkt het in een donkere slaapkamer of hij slaapt.
2
Hoe kun je ontdekken of iemand een hartstilstand heeft of al een tijd is overleden? Een hartstilstand kun je alleen ontdekken als de zorgvrager of het slachtoffer in aanwezigheid van een ander neervalt. Iemand is overleden als deze koud en verstijft is in een warme omgeving. Deze persoon zal lijkverkleuringen hebben op de benen en buik.
KENNISOPDRACHT 1
Wanneer is een niet-reanimatieverklaring rechtsgeldig? Als deze voorzien is van een pasfoto en een handtekening van degene die niet gereanimeerd wil worden.
2
Leg uit in je eigen woorden waarom zorgvragers op een revalidatieafdeling wel gereanimeerd worden? Een zorgvrager die op een revalidatieafdeling wordt opgenomen is daar voor een bepaalde tijd en een bepaald doel. Deze opname heeft als doel dat de zorgvrager weer mobiel wordt en zichzelf beter kan redden. Met andere woorden er is een betere prognose ten aanzien van het herstel.
3
Hoe komt het dat de hartmassage- en beademingstechnieken bij kinderen verschillend zijn? Kinderen kunnen een leeftijd hebben van één dag tot zestien jaar. Het is logisch dat een kind van één jaar kleiner en kwetsbaarder is dan een kind van bijvoorbeeld zeven of dertien jaar. De borstkas is ook anders van grootte en vraagt daarom een andere plaatsing van je handen. Dit geldt hetzelfde voor het gezicht. Een baby heeft een te klein gezicht voor mond-op-mondbeademing. Daarom beadem je via de neus en de mond.
4
Welke controles voer je uit voordat je daadwerkelijk gaat reanimeren? Je controleert het bewustzijn door het slachtoffer aan te roepen en aan de schouder te schudden. Je controleert de ademweg. Je kijkt in de mond of er zich een vreemd voorwerp in bevindt. Vervolgens kijk je of iemand ademt en voel je met je wang of iemand ademt. Daarna pas je eerst twee keer mond-op-mondbeademing. Daarna controleer je de polsslag of pulsaties in de hals.
© ThiemeMeulenhoff
19