ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
Respect tonen voor de zorgvrager
13
1.1
Respectvolle bejegening van de zorgvrager Praktijk: ‘Wat zeur je nou!’ Kennisopdracht
13 13 13
1.2
Afhankelijkheid hanteren Praktijk: Zie ik dat goed? Kennisopdracht
15 15 16
1.3
Autonomie bevorderen Praktijk: Wanneer mag ik naar huis? Praktijk: Jasper beschikt zelf Kennisopdracht
18 18 18 18
1.4
Verantwoordelijkheid hanteren Praktijk: Met de handen op de rug Kennisopdracht
20 20 20
1.5
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten Praktijk: ‘Mag de deur even dicht?’ Praktijk: Mevrouw Bremers wil géén mannen! Kennisopdracht
22 22 22 22
Functioneel handelen
25
2.1
Verantwoordelijkheid voor eigen taken Praktijk: Dat wordt terugfietsen! Praktijk: Hij moet maar even wachten! Kennisopdracht
25 25 25 26
2.2
Eigen grenzen bewaken Praktijk: Wat doe je met je vriend? Kennisopdracht
28 28 28
2.3
Emoties en gevoelens Praktijk: Verloren met loten Praktijk: Marcheren in de gang Kennisopdracht
30 30 30 31
2.4
Werk en privé Praktijk: Flikflooien in de pauze Praktijk: We kunnen zo goed met je praten! Kennisopdracht
32 32 32 33
3
4
2.5
Beroepsgeheim Praktijk: Ik zie die man helemaal niet meer Kennisopdracht
35 35 35
2.6
Omgaan met macht Praktijk: Wij moeten de postoel schoonmaken! Kennisopdracht
37 37 37
2.7
Ethische vragen Praktijk: Daar geven wij geen toestemming voor Praktijk: Ieder mens heeft het recht om te sterven Kennisopdracht
39 39 39 40
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
43
3.1
Beperkte zelfzorgmogelijkheden Praktijk: Als het niet meer lukt Praktijk: Laat mij maar hier Kennisopdracht
43 43 43 44
3.2
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg Praktijk: Revalideren gaat echt niet vanzelf Praktijk: Je bent me veel te zwaar Praktijk: Snoezelen Praktijk: Ouderdom komt met gebreken Praktijk: Veel te jong om dood te gaan Praktijk: Liever thuis Kennisopdracht
46 46 46 46 46 47 47 48
3.3
Het belang van zelfredzaamheid Praktijk: Niet zonder moeite Praktijk: Voetjes vegen Kennisopdracht
50 50 50 51
Helpen bij de persoonlijke verzorging
53
4.1
Hulp bieden bij aan- en uitkleden Praktijk: Ik wil het zelf doen! Praktijk: Twijfels Praktijk: Doe jij het maar! Kennisopdracht
53 53 53 54 54
4.2
Hulp bieden bij het wassen en de uiterlijke verzorging Praktijk: In de Tummy Tub® Praktijk: Maak me mooi Praktijk: Zo voorzichtig mogelijk Kennisopdracht
56 56 56 56 57
5
6
4.3
Observaties bij de uiterlijke verzorging Praktijk: Ik kan de trap niet meer op Kennisopdracht
60 60 60
4.4
Het gebruik van hulpmiddelen Praktijk: Dat valt niet mee Praktijk: Wil ik dit wel? Kennisopdracht
63 63 63 63
4.5
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen Praktijk: Wat te doen? Praktijk: Wat meer lucht Kennisopdracht
66 66 66 67
4.6
Relevante wetgeving bij de basiszorg toepassen Praktijk: Bekwaam of bevoegd? Kennisopdracht
69 69 69
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
71
5.1
Hulp bieden bij eten en drinken Praktijk: Tepelperikelen Praktijk: Vader en flesvoeding Praktijk: Speciale hulp Praktijk: Een eenzijdig dieet Praktijk: Mevrouw Coenraads verslikt zich Kennisopdracht
71 71 71 71 72 72 72
5.2
Voedingsproblemen en vochtbalans Praktijk: Wat is goed? Praktijk: Wat een gedoe! Praktijk: Hoezo overvoeding? Praktijk: Abdul blijft in bed Kennisopdracht
75 75 75 75 75 76
5.3
Maatregelen ter bevordering van de eetlust Praktijk: Geen eetlust Praktijk: Tegenslag Kennisopdracht
78 78 78 79
5.4
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren Praktijk: Doe niet zo moeilijk Praktijk: Lekker lang lekker Kennisopdracht
80 80 80 80
Helpen bij de uitscheiding
83
6.1
83 83 83
Hulp bieden bij de toiletgang Praktijk: Tijdens de nachtdienst Praktijk: Marlies heeft rode billetjes
7
Praktijk: Op de postoel Praktijk: 'O, Marianne, ik vind dit zo erg' Kennisopdracht
83 84 84
6.2
Blaastraining Praktijk: Anne heeft een natte broek Praktijk: Martijn heeft er geen zin in Kennisopdracht
86 86 86 86
6.3
Incontinentie Praktijk: Een zware bevalling Praktijk: Onzindelijk op je oude dag Kennisopdracht
88 88 88 88
6.4
Een zorgvrager met een verblijfskatheter verzorgen Praktijk: De mantelzorg inschakelen? Kennisopdracht
90 90 90
6.5
De uitscheiding bevorderen Praktijk: Ik moet, maar het lukt niet Praktijk: Obstipatie na de bevalling Praktijk: Ling heeft diarree Kennisopdracht
92 92 92 92 93
6.6
Hulp bieden bij het opgeven van sputum Praktijk: De rek is eruit Praktijk: 'Maak het haar maar zo comfortabel mogelijk' Kennisopdracht
95 95 95 95
6.7
Hulp bieden bij het braken Praktijk: Hersenschudding Kennisopdracht
97 97 97
6.8
Hulp bieden bij de menstruatie Praktijk: Vera Kennisopdracht
99 99 99
6.9
Hulp bieden bij hevige transpiratie Praktijk: Alleen na het douchen voel ik me fris Kennisopdracht
101 101 101
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
103
7.1
103 103 103 103 104
Een zorgvrager helpen bij het voortbewegen Praktijk: Mogelijkheden en beperkingen Praktijk: Hulp met een hulpmiddel Praktijk: Wandelen in de zon Kennisopdracht
8
9
7.2
Tillen en verplaatsen van de zorgvrager Praktijk: Leuke meiden Praktijk: Een spannend bestaan Kennisopdracht
106 106 106 107
7.3
Een geschikte lichaamshouding Praktijk: Het liggen meer dan zat Kennisopdracht
109 109 109
7.4
Stimuleren tot bewegen Praktijk: Op glad ijs Praktijk: Dunne benen Praktijk: Een verkrampt lichaam Kennisopdracht
111 111 111 111 112
Het bed van de zorgvrager verzorgen
115
8.1
Bed opmaken Praktijk: Ik word er zo moe van Praktijk: Ik kan er maar niet aan wennen Praktijk: Masja wil 'uit' Praktijk: Mevrouw Croes heeft pijn Kennisopdracht
115 115 115 116 116 116
8.2
Diverse soorten bedden Praktijk: Hij is nog van mijn grootmoeder geweest Praktijk: Josie gaat staan Praktijk: We slapen al 68 jaar samen Praktijk: Een ander bed voor Figo Kennisopdracht
118 118 118 118 118 118
8.3
Hulpmiddelen bij de bedverzorging Praktijk: Mevrouw De Vocht vertelt het je zelf wel Praktijk: Meneer Marsman komt iedere keer uit bed Praktijk: Mevrouw Dekker heeft een longontsteking Kennisopdracht
120 120 120 120 120
Het slaap- en waakritme
123
9.1
123 123 123 123 123 124 124 124
Een evenwichtig slaap- en waakritme Praktijk: Huilen met de ogen dicht Praktijk: Alweer nachtdienst Praktijk: Ik mis mijn rondje Praktijk: Iets voor het slapen Praktijk: In nachtkleding op straat Praktijk: De nieuwe huisarts Kennisopdracht
10
11
12
13
De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen
127
10.1
127 127 127
Fungeren als intermediair Praktijk: ‘Ik hoor niet goed wat hij zegt!’ Kennisopdracht
De zorgvrager met een maagsonde
129
11.1
Het inbrengen van een maagsonde Praktijk: Ik word er niet mooier van Kennisopdracht
129 129 129
11.2
De verzorging van een maagsonde Praktijk: Een dagje uit Kennisopdracht
130 130 130
11.3
Het toedienen van sondevoeding Praktijk: Marius krijgt sondevoeding Kennisopdracht
131 131 131
11.4
Maagspoelen Praktijk: Verdwenen medicijnen Kennisopdracht
133 133 133
De verzorging van een stoma en het spoelen van de darm
135
12.1
Een stoma verzorgen Praktijk: Mevrouw Soechit krijgt een stoma Kennisopdracht
135 135 135
12.2
Het spoelen van de darm of de stoma Praktijk: Ik word niet goed Kennisopdracht
137 137 137
Hulp bij de persoonlijke verzorging
139
13.1
Ik heb het ijskoud Kennisopdracht
139 139
13.2
Wat moet dat verdorie? Kennisopdracht
141 141
13.3
We zijn een goed team Kennisopdracht
143 143
13.4
Wat zeg je kind? Kennisopdracht
145 145
13.5
Zo zal het wel gaan Kennisopdracht
147 147
14
15
16
Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht
149
14.1
Ik heb geen zin in eten Kennisopdracht
149 149
14.2
Ik lust geen groente Kennisopdracht
151 151
14.3
Ik heb dorst Kennisopdracht
153 153
14.4
Wat een heerlijk toetje Kennisopdracht
155 155
Hulp bij de uitscheiding
157
15.1
Ik zal u even opfrissen Kennisopdracht
157 157
15.2
Hoe leg ik dat uit? Kennisopdracht
159 159
15.3
Dat begrijp ik heel goed! Kennisopdracht
161 161
15.4
Nogmaals in het bewonersoverleg bespreken Kennisopdracht
163 163
15.5
Kan die buurman z'n kop houden? Kennisopdracht
164 164
15.6
Het klopt wat je zegt Kennisopdracht
166 166
15.7
Oh nee, niet braken alstublieft Kennisopdracht
168 168
15.8
Dat maakt me even verlegen Kennisopdracht
170 170
Hulp bij mobiliteitsproblemen
173
16.1
Ik wil heel graag zelf boodschappen doen Kennisopdracht
173 173
16.2
Afstoffen? Ik? Kennisopdracht
175 175
16.3
Ik zat hier de hele nacht Kennisopdracht
176 176
16.4
17
18
19
20
Ik was toch je vriend? Kennisopdracht
177 177
Zorg voor een evenwichtig activiteit- en rustpatroon
179
17.1
Kan ik even met je praten? Kennisopdracht
179 179
17.2
Laat mij maar liggen, hoor Kennisopdracht
181 181
17.3
Wat kan ik straks nog? Kennisopdracht
183 183
17.4
Mag ik al naar bed? Kennisopdracht
185 185
Bewaken van de vitale functies
187
18.1
Het moet nu juist wel Kennisopdracht
187 187
18.2
Dit is echt niet goed Kennisopdracht
189 189
Zorg voor het medicijngebruik
191
19.1
Dat doe ik! Kennisopdracht
191 191
19.2
De juiste pil in het juiste bakje Kennisopdracht
193 193
19.3
Hoe weet jij dat allemaal? Kennisopdracht
195 195
19.4
Medicijnen toedienen Kennisopdracht
197 197
Wonden verzorgen
199
20.1
Wat is daar nou prachtig aan? Kennisopdracht
199 199
20.2
Oh, wat een ellende Kennisopdracht
201 201
21
22
Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties
203
21.1
Tjonge, wat een agressie Kennisopdracht
203 203
21.2
Dit is de limit Kennisopdracht
205 205
21.3
Ik zorg wel voor hulp Kennisopdracht
207 207
21.4
Los ik dit simpel op? Kennisopdracht
209 209
Begeleiden van de zorgvrager bij ernstig ziek-zijn en overlijden
211
22.1
Praat jij dan voor mij Kennisopdracht
211 211
22.2
Laat mijn vader toch met rust Kennisopdracht
213 213
22.3
Waarom juist nu? Kennisopdracht
214 214
1
Respect tonen voor de zorgvrager Respectvolle bejegening van de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘WAT ZEUR JE NOU!’ 1
Welke regel waaraan je respectvolle bejegening kunt herkennen, is in dit verhaal geschonden? In dit verhaal is de tweede regel: ‘je behandelt de zorgvrager met respect en gelijkwaardigheid’ geschonden. Maar ook regel 3; ‘je benadert de zorgvrager als individu’ en dan specifiek ‘je zorgt tijdens het wassen, baden en tijdens het uitvoeren van medische handelingen zoveel mogelijk voor de privacy van de zorgvrager’.
2
Wat had Marloek kunnen doen om te voorkomen dat deze situatie zou ontstaan? Marloek had van tevoren alle spullen, zoals baddoeken en zeep, kunnen klaarleggen. Vervolgens had ze alles nog eens moeten nakijken voordat ze mevrouw Van Wensveen had opgehaald. Dan had ze bij mevrouw Van Wensveen kunnen blijven en de deur op slot kunnen doen. Als verzorgende moet je altijd bij een zorgvrager blijven wanneer hij in bad zit. Je moet de deur van de badkamer ook altijd op slot doen wanneer je een zorgvrager wast.
3
Wat had Claus moeten doen om te voorkomen dat deze situatie zou ontstaan? De technisch medewerker moet altijd eerst naar de manager gaan voordat hij naar de klus gaat waarvoor hij gevraagd is. En wanneer hij een kamer of badkamer binnengaat, moet hij altijd eerst bellen of kloppen en wachten op antwoord.
KENNISOPDRACHT 1
Vertel in je eigen woorden wat bejegening inhoudt. Bejegening is hetzelfde als behandeling: de manier waarop je mensen benadert. Hierbij spelen omgangsregels en betrokkenheid een belangrijke rol.
2
Beschrijf een situatie waarin jij jezelf respectvol bejegend voelde. Eigen voorbeeld. Plaats dit voorbeeld tegen de kenmerken van een respectvolle bejegening. En vraag welke kenmerken van een respectvolle bejegening hierbij speelden. Ik ben moslim. Het is ramadan. Mijn vriend Johan biedt mij ook geen snoepje aan.
3
Beschrijf een situatie waarin jij jezelf onrespectvol bejegend voelde. Eigen voorbeeld. Deze voorbeelden moeten duidelijk maken dat de student onrespectvol bejegend is. Vergelijk de kenmerken van een respectvolle bejegening. Ik help mijn vriendin als haar schort tijdens het koken in brand vliegt. Ik pak gauw een theedoek en doof de vlammen. Mijn vriendin wordt boos omdat haar theedoek nu ook verbrand is.
© ThiemeMeulenhoff
13
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
14
4
Vertel wat je van alle vijf kenmerken van een respectvolle bejegening in de zorg vindt. Welke vind je van belang en welke vind je minder van belang, en waarom? Eigen mening. Argumentatie is hierbij belangrijk. Deze argumenten kun je gebruiken om een discussie over bejegening te starten.
5
In hoeverre kunnen andere mensen jouw eigen opvattingen over een respectvolle bejegening herkennen als je met ze omgaat? Eigen mening. 1 Je staat op voor een zwangere vrouw die in een volle bus stapt. 2 Je moeder komt thuis van een bezoek aan de dokter. Je informeert wat hij gezegd heeft. 3 Je trekt je schoenen uit als je bij een vriend wordt uitgenodigd waar dat gebruikelijk.
6
Wat houdt het begrip betrokkenheid in? Het begrip betrokkenheid houdt in dat je meeleeft en meevoelt met een ander.
7
Beschrijf een situatie waarin duidelijk naar voren komt dat een verzorgende betrokken is bij het welbevinden van een zorgvrager. Eigen invulling. Komen hierbij betrokkenheid en grenzen stellen aan de betrokkenheid in naar voren? De dokter komt het verband van mevrouw Willems been verversen. Je weet dat dit erg pijnlijk is en dat ze daar tegenop ziet. Je vraagt of ze in jouw hand wil knijpen als het erg zeer doet.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Afhankelijkheid hanteren
Afhankelijkheid hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ZIE IK DAT GOED? 1
Op welke gebieden is Menno afhankelijk? Menno is afhankelijk op: • financieel gebied: voor een ziektewetuitkering en voor zijn ziektekostenuitkering; • sociaal-emotioneel gebied: hij is afhankelijk van de bezoeken van zijn ouders en vrienden en van de aandacht en zorg voor zijn individuele persoonlijkheid van Eline; • organisatorisch gebied: hij kon niet in het ziekenhuis blijven en is overgeplaatst naar een revalidatiecentrum; • geestelijk gebied: (indirect:) hoe meer communicatiepogingen gedaan worden, des te beter. Wanneer Menno voor zijn ongeluk veel steun van een geestelijke ondervond, dan kan deze steun op het zintuiglijke niveau (contact maken) geven. Geestelijken kunnen ook vaak steun bieden aan de naasten, die door deze steun de kracht kunnen vinden om de comapatiënt te blijven bezoeken; • intellectueel gebied: de familie, vrienden en Eline moeten op Menno's niveau van voor het ongeluk met hem omgaan. Doordat Jim muziek draait waar Menno gek op was voor zijn ongeluk, komt Menno uit zijn coma. Waarschijnlijk zou dat niet gelukt zijn als Jim andere muziek, zoals klassieke muziek, zou hebben laten horen; • lichamelijk gebied: Menno is op lichamelijk gebied totaal afhankelijk. Eline moet Menno wassen, kleden, voeden. Artsen en fysiotherapeuten behandelen hem zonder dat hij daar zelf enige inbreng in heeft; • medemenselijk gebied: Menno is afhankelijk van de kracht, de liefde en het doorzettingsvermogen van zijn ouders. En van Jims vriendschap. Menno is ook afhankelijk van Eline's wil en mogelijkheid om hem ruimhartig en opgewekt te verzorgen. De situatie waarin Menno verblijft, het revalidatiecentrum, zorgt er ook voor dat Menno afhankelijk is van de tijden die organisatorisch vastliggen, zoals eten, slapen en bezoek.
2
Op welke gebieden biedt Eline hulp, verzorging en ondersteuning? Eline biedt hulp, verzorging en ondersteuning op: • sociaal-emotioneel gebied: Eline zorgt dat ze tijdens de zorg zoveel mogelijk aandacht heeft voor Menno als individu. Tijdens de zorg praat ze tegen hem en probeert, via zintuigprikkeling, contact te maken met Menno; • intellectueel gebied: Eline spreekt Menno aan op zijn eigen niveau. Ze zorgt ervoor dat ze hem niet als een baby of kleuter aanspreekt; • lichamelijk gebied: Eline geeft aan Menno alle zorg steun en hulp die hij nodig heeft op lichamelijk gebied, zoals wassen, kleden, voeden en medicijnen toedienen; • medemenselijk gebied: Eline zorgt opgewekt, hulpvaardig en deskundig voor Menno.
3
Menno is nu niet meer in coma, maar hij heeft nog een heel laag bewustzijnsniveau. Dat betekent dat hij wel alles ervaart wat er rondom hem gebeurt, maar hij kan zelf niet of nauwelijks reageren. Welke hulp, zorg en/of ondersteuning kan Eline nu aan hem, zijn ouders en aan Jim bieden? Eigen invulling. Voorbeelden van hulp, zorg en/of ondersteuning die Eline kan bieden: • proberen contact te blijven maken met Menno;
© ThiemeMeulenhoff
15
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • • • •
voor wassen en kleden vertellen wat ze gaat doen; Menno als een volwassene bejegenen; via zintuigprikkeling ervoor proberen te zorgen dat Menno wakker blijft; de ouders, broers en zussen inlichten dat ze zoveel mogelijk met Menno moeten praten, zijn eigen muziek draaien en zijn eigen televisieprogramma's opzetten; ervoor zorgen dat Menno's vrienden op bezoek komen; ervoor zorgen dat het bezoek zich veilig, vertrouwd en welkom voelt.
KENNISOPDRACHT
16
1
Wat is afhankelijkheid en geef een voorbeeld hiervan. Afhankelijkheid is een toestand van zorg, hulp en/of ondersteuningbehoeftig zijn. Een voorbeeld: Bert is lichamelijk en verstandelijk gehandicapt. Op zijn bed ligt een mooie rode bal. Hij wil de bal graag in zijn handen nemen. Hij roept: ‘Eh, eh...’ Maar Inge, die bij zijn bed staat, begrijpt hem niet. Dan begint Bert te krijsen. Linda, die net voorbij komt lopen met een kopje thee voor Daan, zegt: ‘Hé Bertje, wat is er? Wil je die mooie bal?’ En ze geeft hem in het voorbijgaan de bal in zijn handen. Bert kijkt tevreden naar de bal.
2
Wat is zich afhankelijk voelen en geef een voorbeeld hiervan. Je voelt je afhankelijk wanneer je de balans tussen zorg, hulp en ondersteuning krijgen en zorg, hulp en ondersteuning bieden kwijt bent. Een voorbeeld: ‘Voor de aanvraag van mijn werkloosheidsuitkering ben ik helemaal afhankelijk van het goede humeur van de ambtenaar. Ik kan er zelf niets aan veranderen, ik moet het maar afwachten. Ik voel mij afhankelijk en machteloos’, zegt Karel.
3
Wat is zich afhankelijk gedragen en geef een voorbeeld hiervan. Zich afhankelijk gedragen is iets anders dan afhankelijk zijn. Je gedraagt je afhankelijk wanneer je hulp, zorg of ondersteuning vraagt terwijl dat eigenlijk niet nodig is. Je doet dit om aandacht te krijgen, verwend te worden of omdat je gehospitaliseerd bent. Voorbeeld: ‘Mam, wil jij mijn blouse even strijken? Jij kunt dat veel beter dan ik!’, roept Daphne naar haar moeder. Daphne's moeder weet dat Daphne zelf heel goed kan strijken. Maar Daphne heeft het moeilijk de laatste tijd; haar vriend heeft het uitgemaakt. Moeder verwent haar een beetje en stemt toe.
4
Wat is hospitalisatie en geef een voorbeeld hiervan. Hospitalisatie is een extreme vorm van afhankelijk gedrag dat kan ontstaan als iemand langdurig in het ziekbed, het ziekenhuis of verpleeghuis is opgenomen. Voorbeeld: ‘Wat is dit nu, Kirsten, je hebt nog helemaal niet van je melk gedronken’, zegt Carola. ‘De beker staat al een tijdje op je blad.’ Kirsten kijkt omhoog. ‘Kan ik niet, jij moet me helpen’, zegt ze en ze kijkt Carola hulpeloos aan. ‘Niks ervan, schooier’, grapt Carola, ‘je kunt dat best zelf’. En als Kirsten uiteindelijk toch zelf haar beker naar de mond brengt, geeft Carola haar een goedkeurend klopje op haar schouder.
5
Hoe kun je hospitalisatie voorkomen? Als je de afhankelijke situatie van de zorgvrager zo bewust mogelijk hanteert en zijn onafhankelijkheid stimuleert, dan kun je hospitalisatie misschien voorkomen. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang: • vraag de zorgvrager altijd naar zijn mening wanneer er beslissingen genomen moeten worden;
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
• • •
Afhankelijkheid hanteren
bespreek je voorgenomen besluit met zijn naasten, je collega's of met de eerstverantwoordelijke als de zorgvrager zelf geen beslissing kan nemen; bied de zorgvrager altijd de kans om zelf een keuze te maken, ook al denk je dat het om iets onbelangrijks gaat; benader de zorgvrager als een onafhankelijk persoon op alle gebieden waar dat kan.
6
Wat zijn de zeven gebieden waarin je afhankelijk kunt zijn van anderen? De zeven gebieden zijn: • financieel gebied; • sociaal-emotioneel gebied; • organisatorisch gebied; • geestelijk gebied; • intellectueel gebied; • lichamelijk gebied; • medemenselijk gebied.
7
Noem van elk van deze zeven gebieden een voorbeeld dat betrekking heeft op jouw leven. Eigen mening. Voorbeelden: • financieel gebied: wonen, eten en zakgeld/kleedgeld/lesgeld van je ouders, lesgeld, studiebeurs van het rijk, uitkeringen van verzekeringen voor tandarts, huisarts, ziekenhuis en specialisten; • sociaal-emotioneel gebied: van mijn ouders, broers en zussen, mijn vrienden die van mij houden. En van kennissen, mijn medestudenten, mijn collega's die mij wel mogen om wie ik ben. • organisatorisch gebied: het huis van mijn ouders waar ik mag wonen Mijn eigen kamer waar ik kan studeren en mijn vrienden ontvangen, de school waar ik kan studeren, de werksituatie waar ik verzorgende ben. • geestelijk gebied: de priester/dominee/imam/humanistisch raadman waar ik altijd bij terecht kan. De andere leden uit de geestelijke gemeenschap waar ik bij hoor. De rituelen die we gezamenlijk uitoefenen. • intellectueel gebied: de scholen waar ik kennis kan vergaren, de docenten die mij onderwijzen, mijn collega's en medestudenten van wie ik kan leren en met wie ik kan redetwisten over thema's die mij raken. • lichamelijk gebied: sportfaciliteiten, fietsen, douche's, badgelegenheid, wc's,onderdak, kachels, eten en drinken, kortom alle faciliteiten die het me mogelijk maken om mijn lichaam schoon en sterk, flexibel en warm te houden. • Medemenselijk gebied: mijn vriend die van mij houdt, mijn vader en moeder die me onvoorwaardelijk zullen steunen. Mijn vrienden die me zullen helpen als ik problemen heb. Mijn collega's die voorkomen dat ik in de fout ga. Iedereen in mijn familie, vrienden en kennissenkring die me willen verzorgen, ondersteunen, hulp bieden als ik ziek ben, hulpbehoevend ben of psychische moeilijkheden heb.
© ThiemeMeulenhoff
17
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Autonomie bevorderen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WANNEER MAG IK NAAR HUIS? 1
Welke gevolgen heeft de ziekte van Alzheimer voor de autonomie van meneer De Rijk? De gevolgen van zijn ziekte op zijn autonomie: • hij kan niet meer thuis wonen; • hij is afhankelijk van anderen voor de dagelijkse verzorging; • hij wordt 's nachts op zijn kamer gehouden, omdat hij anders gaat rondwandelen. Het feit dat hij misschien graag 's nachts rondwandelt, is ondergeschikt aan de last die de verzorgenden hierdoor ervaren.
2
Hoe zou jij reageren als meneer De Rijk vraagt wanneer hij naar huis mag gaan? Motiveer je antwoord. Je kunt proberen om hem zo rustig en duidelijk mogelijk uit te leggen hoe de situatie ervoor staat. Je kunt ook eerst met collega's overleggen, zodat je je wat zekerder voelt wanneer je met meneer De Rijk gaat praten. Je zou er ook voor kunnen kiezen om samen met een collega naar meneer De Rijk te gaan. Als je de situatie erg moeilijk vindt, kun je er zelfs voor kiezen om het gesprek door een collega te laten voeren.
PRAKTIJK: JASPER BESCHIKT ZELF 1
Kan Jasper de risico's voldoende in te schatten? Waarom wel of waarom niet? Jasper is, gezien zijn leeftijd, waarschijnlijk in staat om de risico's onder ogen te zien die traktaties en feestjes met zich meebrengen. In een gesprek met Jasper kan duidelijk worden waarom hij zo graag met de rest van de groep meedoet. Waarschijnlijk wil hij erbij horen, zoals kinderen van twaalf dat allemaal willen. Dat betekent wel een paar dagen erge diarree en buikkrampen. Heeft hij dat ervoor over? Ook een mogelijkheid is om de groep eens te trakteren op snoep dat speciaal geschikt is voor Jasper. Dan kunnen zijn medestudenten eens met hem meedoen, in plaats van telkens andersom.
2
Hebben Jaspers ouders de mogelijkheid om iets aan zijn keuze te veranderen? Licht je antwoord toe. Een kind van twaalf jaar wordt geacht de risico's in te kunnen inschatten van zijn eigen gedrag. Volgens de wet mag Jasper zelf beslissen. Zijn ouders staan niet in hun recht als ze bezwaar hebben tegen zijn keuze en het hem willen verbieden.
KENNISOPDRACHT
18
1
Wat is autonomie? Wat betekent het voor jou? Studenten moeten het antwoord formuleren in eigen woorden. In elk geval moet in het antwoord terug te lezen zijn: de maatschappelijke waarde die toegekend wordt aan autonoom zijn; zelfstandigheid, onafhankelijkheid en het nemen van je eigen beslissingen.
2
Waarom is het belangrijk om de autonomie van de zorgvrager te bevorderen? Leg in je eigen woorden uit.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Autonomie bevorderen
De autonomie van de zorgvrager moet bevorderd worden omdat het een gunstige invloed heeft op de gezondheid, het gevoel van eigenwaarde en het welbevinden van de zorgvrager. Naarmate hij meer in staat is om eigen keuzen te maken, is er sprake van een grotere onafhankelijkheid en dat leidt tot meer zelfvertrouwen. 3
Noem drie manieren waarop je de autonomie van de zorgvrager kunt stimuleren. Drie manieren om de autonomie te bevorderen: • stimuleren tot het uitvoeren van handelingen; • het geven van juiste informatie, op basis waarvan de zorgvrager in staat is zijn eigen keuzen te maken en beslissingen te nemen; • in de zorgverlening steeds zorgvuldig omgaan met de afhankelijkheid van de zorgvrager, zodat die niet nog meer afhankelijk wordt dan nodig.
4
Waarom is voorlichting zo belangrijk als het gaat om autonomie? Voorlichting is heel belangrijk, omdat alleen op basis van goede voorlichting een keuze kan worden gemaakt. Iemand die niet weet waaruit hij of zij kan kiezen, kan geen goede beslissing nemen. Je voelt je sterker en onafhankelijker als je over genoeg goede informatie beschikt,
5
Waarin is het recht op zelfbeschikking vastgelegd? Het recht op zelfbeschikking is vastgelegd in de grondwet. Het geldt voor iedereen die in staat is eigen keuzen te maken en de gevolgen van deze keuzen in te schatten. Het is het recht om zelf te beslissen in kwesties, zoals wel of niet behandelen, of onderzoeken laten doen.
6
Geldt het recht op zelfbeschikking voor een dementerende zorgvrager die weigert onder de douche te gaan? Waarom wel? Waarom niet? Voor een dementerende zorgvrager geldt dat je zorgvuldig moet afwegen of zijn welzijn gediend is met de beslissing over het douchen. Een zorgvrager die incontinent is, zal gewassen moeten worden. Anders bestaat het risico dat de huid geïnfecteerd raakt. Steeds zal het belang van de zorgvrager voorop moeten staan. In overleg met het team en (mogelijk) de naasten van de zorgvrager, zul je moeten kiezen voor interventies die de zorgvrager zo min mogelijk schaden. In dit voorbeeld kan dat leiden tot de afspraak dat de zorgvrager niet gedoucht wordt, maar gewassen. Dit kan op bed of aan de wastafel, als de zorgvrager dat minder vervelend vindt. De kans op huiddefecten is zo minder groot, wat leidt tot een verhoging van het welzijn. De manier waarop dit gebeurt, schaadt de zorgvrager het minst.
© ThiemeMeulenhoff
19
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Verantwoordelijkheid hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MET DE HANDEN OP DE RUG 1
Wat vind jij van zorg ‘met de handen op de rug’? Eigen mening. Door zorgvragers te stimuleren dingen zelf te doen, leren ze dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden. Een dag in bed betekent dan dat er de volgende dag extra hard geoefend moet worden.
2
Wat vind je van het advies van Ineke? Eigen mening. Ben je het ermee eens dat je je verantwoordelijker leert gedragen als je meer zelf moet doen? Leg uit waarom je dat wel of niet vindt.
KENNISOPDRACHT
20
1
Wat is verantwoordelijkheid? Verantwoordelijkheid is het vermogen om je eigen beslissingen te nemen, de bereidheid om in te staan voor je eigen gedrag en de gevolgen die hieruit voortvloeien. Verder hoort erbij dat je je aan de afspraken houdt.
2
Waarom is het belangrijk om de zorgvrager te stimuleren in zijn eigen verantwoordelijkheid? Het is belangrijk om de zorgvrager te stimuleren in zijn eigen verantwoordelijkheid, omdat hij dan zelf kan bijdragen aan de bevordering van zijn gezondheid en het voorkomen van (grotere) afhankelijkheid. De zorgvrager is in de meeste gevallen in staat om zijn eigen keuzen te maken, en is hier ook verantwoordelijk voor. Het is jouw taak als verzorgende om goede voorlichting te geven. Hiermee draag je bij aan het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager.
3
Van welke mensen in je omgeving verwacht je dat ze zich verantwoordelijk gedragen en waarom? Eigen mening. Denk aan ouders, leraren, vrienden.
4
Je hebt net aan meneer Janssen uitgelegd dat vet eten heel slecht is voor hem. De volgende dag zie je hem een chocoladereep en een stuk cake eten. ‘Van mijn zus gekregen!’, verweert hij zich, als je hem ernaar vraagt. Wat zou je doen? Blijkbaar begrijpt meneer Janssen niet wat het schadelijke effect van vet eten is voor zijn gezondheid. Je kunt hem dat nog eens goed uitleggen. Controleer of hij echt begrijpt wat je zegt; of jou informatie duidelijk genoeg is. Verder kun je hem erop wijzen dat als hij een reep chocola van zus krijgt, hij die niet hoeft op te eten. Hij kan de reep weggeven en tegen zijn zus zeggen dat hij deze niet mag hebben. Als blijkt dat meneer Janssen moeite heeft om dat tegen zijn zus te zeggen, kun je voorstellen dat jij eens met haar gaat praten.
5
Waarom is het belangrijk om ook de naasten van een zorgvrager te betrekken bij een overleg? De naasten hebben niet altijd dezelfde informatie als de zorgvrager. Dat kan tot misverstanden leiden. Het kan ook gebeuren dat een zorgvrager niet goed meer in staat is om informatie op te nemen, zoals door medicijnen of ziekte. In dat geval is het belangrijk dat er de naasten wel goed op de hoogte zijn van de situatie.
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Verantwoordelijkheid hanteren
6
Meneer Neck heeft slechte ogen en vraagt Tessa wat zij zou doen: een riskante oogoperatie ondergaan, met het risico van blindheid, of de situatie laten zoals hij is. Welk advies zou jij geven? Geef objectieve en juiste informatie, daarmee help je meneer Neck om zelf een keuze te maken. Het is niet de bedoeling dat je meneer Neck gaat overtuigen van je eigen mening. Accepteer het wanneer meneer Neck na lang nadenken een keuze maakt die jij zelf niet zou maken.
7
Evert is verzorgende van meneer Haas. Er is een aantal zaken waarover een beslissing moet worden genomen. Evert verwacht dat meneer Haas hem betrekt bij zijn keuzen, maar dat gebeurt niet. ‘Ik ben uitstekend op de hoogte van mijn eigen situatie, ik overleg liever met mijn familie en vrienden’, zegt meneer Haas. Wat vind je hiervan? Hoe vervelend het misschien ook voelt voor Evert, het is de beslissing van de meneer Haas om niet te overleggen met de verzorgenden. Dat neemt niet weg dat Evert belangrijke en nuttige informatie kan blijven geven aan meneer Haas.
© ThiemeMeulenhoff
21
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘MAG DE DEUR EVEN DICHT?’ 1
Wat vind je van de reactie van Mieke op het verzoek van mevrouw Schouten? Eigen mening. Je zou kunnen zeggen dat Mieke niet goed nadenkt bij wat ze zegt. Ze gaat uit van wat ze zelf normaal vindt en ze laat openlijk merken dat ze de reactie van de zorgvrager een beetje gek vindt. Hierdoor kan de zorgvrager een ongemakkelijk gevoel krijgen, in een situatie die toch al niet zo gemakkelijk is voor haar.
2
Wat vind je van de vraag van mevrouw Schouten? Hoe zou jij erop gereageerd hebben? Eigen mening.
PRAKTIJK: MEVROUW BREMERS WIL GÉÉN MANNEN! 1
Wat vind je ervan dat mevrouw Bremers Maarten wegstuurt? Voor Maarten is het niet leuk dat mevrouw Bremers hem wegstuurt. Het heeft niet met hem persoonlijk te maken, maar met het feit dat hij een man is. Respecteer de wens van mevrouw Bremers als het kan.
2
Vind je dat je rekening moet houden met een wens als die van mevrouw Bremers? Licht je antwoord toe. Voorzover dat mogelijk is, moet je met dit soort wensen rekening houden.
KENNISOPDRACHT
22
1
Welke verschillende vormen van intimiteit zijn er? Verschillende vormen van intimiteit zijn: intimiteit van gedachten en gevoelens, lichamelijke intimiteit en respect voor intieme zones.
2
Reageer je anders wanneer een bekende je territorium binnentreedt dan wanneer het onbekende is? Waarom? Individueel antwoord van de student. Je kunt in de bespreking de link leggen naar het stellen van grenzen en op welke manier je dat kunt doen.
3
Stel dat een zorgvrager je om een kus vraagt voordat hij gaat slapen. Geef je die dan? Waarom wel of niet? Uit het antwoord blijkt hoe de student omgaat met zoenen en dergelijke. De één is er heel vrij in, de ander juist niet. Met andere woorden: je bent niet een betere verzorgende als je makkelijker knuffelt en zoent met zorgvragers dan je collega, die daar helemaal niet van houdt. Houd er wel altijd rekening mee hoe de ander over de situatie denkt.
4
Geef aan op welke manier een verzorgende rekening moet houden met de behoefte aan privacy van zorgvragers. Dat kun je op heel veel manieren doen. Allereerst door te zorgen dat de bedgordijnen gesloten zijn, het toilet op slot kan, te kloppen voordat je naar binnen gaat en te wachten op antwoord. Een handdoek over een ontklede zorgvrager is iets wat je kunt doen om rekening te houden met de intieme sfeer. Als je zorg verleent, toon je dat je rekening met de privacy houdt door
© ThiemeMeulenhoff
Respect tonen voor de zorgvrager
Zorgvuldig handelen bij intimiteiten
de zorgvrager in te lichten dat je komt, wat je gaat doen en door toestemming te vragen. Daarnaast houd je rekening met de behoefte aan privacy als je zorgvuldig met informatie over zorgvragers omgaat. Verder kun je zorgvragers wijzen op het bestaan van privé-kamers (indien aanwezig), en ze de mogelijkheid bieden daarvan gebruik te maken. 5
Beschrijf de relatie tussen een verzorgende en een zorgvrager als het gaat om intimiteit. De relatie tussen een zorgverlener en zorgvrager is geen gelijkwaardige relatie. De zorgvrager is afhankelijk van jou als verzorgende. Zorg verlenen betekent op allerlei momenten in de intieme zone van de zorgvrager treden. Zorgvuldigheid is dus belangrijk, juist omdat dan vaak de afhankelijkheid van de zorgvrager zichtbaar wordt. De inbreuk die je maakt, is vaak niet gewenst, hoewel de zorgvrager meestal wel begrijpt dat het niet anders kan. Doe het in elk geval zorgvuldig, en toon de intentie dat je afstand wilt houden, hoe dichtbij je ook moet zijn.
6
Een zorgvrager vertelt je een intiem verhaal over haar seksleven. Het liefst wil je dit verhaal meteen aan al je collega's vertellen. Doe je dat ook? Waarom wel of niet? In principe is het niet de bedoeling dat je een verhaal van een zorgvrager doorvertelt omdat het zo'n spannend verhaal is. Als je het idee hebt dat het verhaal iets te maken heeft met haar ziekte of aandoening, kun je het wel aan een collega vertellen. Probeer om op een respectvolle manier over de zorgvrager te praten, ook al vind je het verhaal dat je hebt gehoord nog zo gek.
7
Wat is het verschil tussen intimiteit en privacy? De begrippen lijken erg op elkaar. Intimiteit is een vorm van persoonlijke privacy: jouw lijf is van jou en daar hoef je niemand aan te laten komen. Net als je eigen kamer: daar hoef je ook niemand binnen te laten als je er geen zin hebt.
8
Eén van de zorgvragers heeft er vreselijk veel moeite mee om haar behoefte op een po te doen. Wat doe je om haar te helpen? Bespreek waarom de zorgvrager er zo'n moeite mee heeft. Is het angst, schaamte of iets anders? Neem dit serieus. Probeer of er een andere manier is waarop de zorgvrager zich niet zo ongemakkelijk voelt. Als dat niet mogelijk is, probeer de situatie dan zo prettig mogelijk te maken.
© ThiemeMeulenhoff
23
2
Functioneel handelen Verantwoordelijkheid voor eigen taken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAT WORDT TERUGFIETSEN! 1
Leg uit wat het besluit van Klaske om terug te fietsen te maken heeft met verantwoordelijkheid? Eigen mening. Klaske voelt zich verantwoordelijk voor haar werk en de zorgvrager en besluit naar hem terug te gaan, zodat ze de medicijnen kan geven.
2
Hoort het ook tot de verantwoordelijkheid van Klaske om te voorkomen dat het vaker gebeurt? Leg je antwoord uit. Het is Klaske's taak om ervoor te zorgen dat haar zorgvragers de gewenste zorg krijgen. Het is ook haar verantwoordelijkheid om te voorkomen dat dit vaker gebeurt.
3
Wat zou jij doen om te voorkomen dat dit vaker gebeurt? Je kunt op verschillende manieren voorkomen dat je iets vergeet. De studenten kunnen dit antwoord zelf invullen. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken van je werkzaamheden van die dag. Voor en nadat je bij de zorgvrager bent geweest, kun je dit schema nalopen.
4
Klaske is verantwoordelijk voor haar werk en voor haar huishouden. Is het mogelijk om voor meerdere dingen tegelijk verantwoordelijk te zijn? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Je kunt inderdaad voor meerdere dingen tegelijk verantwoordelijk zijn. Daarom is het belangrijk om een planning te maken voor de dingen die je moet doen.
PRAKTIJK: HIJ MOET MAAR EVEN WACHTEN! 1
Leg aan de hand van deze praktijksituatie uit wat het verschil is tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Bij verantwoordelijkheid leg je verantwoording af aan de betrokkenen, zoals je leidinggevenden, je collega's en je zorgvragers. Bij aansprakelijkheid leg je officieel verantwoording af aan een rechter met als consequentie dat je een sanctie (meestal een boete) kunt krijgen.
2
Probeer te verklaren waarom Anouk haar pieper heeft uitgezet? Eigen mening. Het kan erg storend zijn als je pieper tijdens je werkzaamheden steeds afgaat, maar als je verantwoordelijk bent voor meerdere zorgvragers, is het niet verstandig. Anouk had ook een collega kunnen vragen om haar pieper even over te nemen, als ze niet meer gestoord wilde worden.
3
Zou jij hetzelfde doen of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
4
Hoe had Anouk de hele situatie kunnen voorkomen?
© ThiemeMeulenhoff
25
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Eigen mening. Anouk had dit allereerst kunnen voorkomen als ze bewust en met aandacht het ontbijt van meneer Küppers had klaargezet. Het was ook niet gebeurd als Anouk de pieper niet had uitgezet. 5
Is Anouk volgens jou aansprakelijk voor wat er gebeurd is? Eigen mening.
KENNISOPDRACHT
26
1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid betekent dat je de plicht hebt te beargumenteren waarom je iets doet of niet doet. Ook de manier waarop je iets doet, valt onder je verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid heeft te maken met je taken en je verplichtingen.
2
Noem vier verantwoordelijkheden die je op dit moment hebt. Leg uit hoe je daarmee omgaat. Eigen mening en ervaring. In de meeste gevallen ben je als student verantwoordelijk voor je studie. Als je een baan hebt, ben je verantwoordelijk voor wat je tijdens je werk doet. Ten opzichte van je huisgenoten, je ouders of je partner, heb je ook verantwoordelijkheden. Je bent bijvoorbeeld verantwoordelijk voor (een deel van) het huishouden.
3
Noem vijf taken die volgens jou bij de taakomschrijving van een verzorgende horen. In de taakomschrijving van een verzorgende staat meestal: het verlenen van verzorging aan zorgvragers; het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming, uitvoering, evaluatie en bijstelling van het zorgplan; het verrichten van (enkele) verpleegtechnische handelingen; het verstrekken van medicijnen; het overzicht houden over de materialen die bij de zorg gebruikt worden; het serveren van maaltijden, dranken en tussentijdse verstrekkingen aan de zorgvrager, en het helpen van de zorgvrager bij het nuttigen ervan; het leveren van een bijdrage aan het woon- en leefklimaat van de zorgvrager; het begeleiden van leerlingen en stagiaires; het voorbereiden van en deelnemen aan overleg.
4
Geef in je eigen woorden aan wat het verschil is tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Bij verantwoording heb je de plicht antwoorden te geven op vragen over je werk. Bij aansprakelijkheid heb je te maken met de plicht die antwoorden te geven aan een rechter. Aansprakelijkheid is dus een juridische term.
5
Noem drie verschillen in bevoegdheid tussen een leerling-verzorgende en een verzorgende. Pas na je diplomering ben je officieel bevoegd de handelingen te verrichten die horen bij het beroep van verzorgende. Gedurende je opleiding voer je steeds meer handelingen uit en draag je steeds meer verantwoordelijkheid. Degene die jou in de praktijk begeleidt, blijft zolang je leerling bent, medeverantwoordelijk voor wat jij doet. Als student neem je minder zelfstandige beslissingen dan een gediplomeerd verzorgende. Je overlegt meer met degene die je in de praktijk begeleidt.
6
Leg in je eigen woorden uit wat je kunt doen om je voor te bereiden op je verantwoordelijkheid. Eigen mening en ervaring. Je kunt er tijdens je opleiding voor zorgen dat je bekwaam wordt in het uitvoeren van handelingen die bij het beroep verzorgende horen. Dit doe je door veel te oefenen en regelmatig aan anderen te vragen of je het goed doet. Je kunt in overleg met je praktijkbegeleider en je collega's geleidelijk aan steeds meer verantwoordelijkheid dragen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Verantwoordelijkheid voor eigen taken
Eerst voor een enkele handeling, dan voor de totale zorg voor een zorgvrager en tenslotte voor het coördineren van de zorg voor enkele zorgvragers. 7
Noem vijf voorbeelden van wat je in de beroepsuitoefening van verzorgenden onverantwoord gedrag vindt. Eigen mening en ervaring. Voorbeelden zijn: niet doen wat afgesproken is, niet doen wat in het zorgplan staat, niet of onvoldoende rapporteren, niet serieus op klachten en complicaties ingaan. Verder kun je denken aan gedrag dat niet hoort bij een professionele beroepshouding, zoals: misbruik maken van je macht, ongewenste intimiteiten plegen en geen onderscheid maken tussen je werk en je privé-leven.
8
Leg uit in hoeverre jij verantwoordelijk bent voor wat je collega doet. Als je samenwerkt met een collega, hebben jullie een gemeenschappelijke doelstelling. Ieder heeft weliswaar zijn eigen verantwoordelijkheden, maar je bent samen verantwoordelijk voor het geheel. Je hebt, binnen een team, naast je individuele verantwoordelijkheid ook een verantwoordelijkheid voor een goede werksfeer, waarin collegiaal gewerkt wordt. Collegialiteit is je bijdrage aan de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van je team. Collegialiteit uit zich bijvoorbeeld in een eerlijke verdeling van de werkzaamheden en het elkaar ondersteunen bij diverse taken.
© ThiemeMeulenhoff
27
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Eigen grenzen bewaken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT DOE JE MET JE VRIEND? 1
Zou jij hetzelfde reageren op Joanka als Maria? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
2
Hoe zou je het gesprek met Joanka aanpakken als jij Maria was? Eigen mening. Als je duidelijk je grenzen aangeeft, zal Joanka er niet meer op terug komen. Je kunt haar rustig en duidelijk uitleggen dat je je privé-leven voor jezelf wilt houden.
KENNISOPDRACHT
28
1
Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van het stellen en bewaken van je eigen grenzen. Het belang van het stellen en bewaken van je grenzen is dat je duidelijk bent in wat je wel of niet kunt of wilt. Je voorkomt zo dat je dingen moet doen die je niet kunt of wilt. Door je grenzen op tijd te stellen, voorkom je dat je in situaties komt waarin het helemaal fout loopt.
2
Leg uit waarom het bepalen van de grenzen van je beroepsuitoefening een kenmerk is van functioneel handelen. Het bepalen van de grenzen van de beroepsuitoefening is een kenmerk van functioneel handelen. Juist het afbakenen van taken en verantwoordelijkheden maakt het beroep van verzorgende een professioneel beroep. Het kenmerk van een professioneel beroep is namelijk dat je deskundig bent op een bepaald terrein. Op andere terreinen zijn anderen weer deskundig.
3
Wat zijn de voordelen van het op tijd stellen van grenzen? Je schept duidelijkheid voor jezelf en voor anderen en je voorkomt moeilijke situaties.
4
Wat zijn de nadelen van het niet of te laat stellen van grenzen? Het is voor je omgeving niet duidelijk wat je kunt en wilt. De kans dat je in een lastige situatie terechtkomt, is dan ook groot.
5
Leg uit wat het belang is voor collega's en andere zorgverleners dat je geen dingen doet die niet bij je deskundigheid horen. Je collega's en andere zorgverleners worden geconfronteerd met de gevolgen van jouw handelen. Voor hen is het ook belangrijk dat je verantwoordelijk handelt. Als je bij zorgvragers verwachtingen schept door meer te doen dan jouw taak is, verwachten zij dat ook van je collega's en andere zorgverleners.
6
Welk gevaar loop je als je een persoonlijke relatie met een zorgvrager aangaat? Als je een persoonlijke relatie met een zorgvrager aangaat, is de kans groot dat je de grenzen van de functionele relatie overschrijdt. Je doet meer dan dat wat van je verwacht wordt en dan je op grond van je beroep kunt bieden. Je loopt ook de kans dat je meer doet dan dat waarvoor je verantwoordelijk en bevoegd bent.
7
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder benaderingswijze. De benaderingswijze is de manier waarop iemand zich tegenover een ander gedraagt, door middel van houding, uitingen en handelingen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Eigen grenzen bewaken
8
Noem vier omstandigheden waarin je rekening moet houden met een zorgvrager bij het stellen van je grenzen en ondersteun dit met twee voorbeelden. Je houdt bij het stellen van grenzen rekening met de omstandigheden van de zorgvrager. Dat kunnen hun handicaps of ziektebeelden zijn. Het is bijvoorbeeld moeilijk om bij iemand die dement is op dezelfde manier grenzen te stellen als bij iemand die niet dement is. Iemand die boos is omdat hij net heeft gehoord dat hij een ziekte of een complicatie heeft, mag die boosheid uiten.
9
Wat zijn de verschillen bij het stellen van grenzen bij lichamelijkheid bij peuters, schoolkinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen en dementerenden? Over het algemeen is het voor peuters heel vanzelfsprekend dat zij lichamelijk zijn bij hun contact met anderen (op schoot zitten, stoeien, kleding vastmaken, et cetera). Dit geldt ook voor schoolkinderen, maar neemt af naarmate kinderen groter worden. Met adolescenten, volwassenen en ouderen gaat het lichamelijk contact niet verder dan handen geven en op de schouder kloppen. Behalve natuurlijk bij de personen met wie je een intieme relatie hebt. Ziektebeelden en handicaps maken verschil bij lichamelijkheid. De lichamelijke relatie in het contact met bijvoorbeeld verstandelijk gehandicapte en dementerende zorgvragers gaat vaak verder.
10 Wat zijn de nadelen als je geen grenzen stelt aan een te hoge werkdruk? Een te hoge werkdruk gaat ten koste van jezelf. Je kunt er overspannen van raken en dan is er sprake van werkstress. Een te hoge werkdruk gaat ook ten koste van de zorg. Om toch op tijd klaar te zijn met je werk, ga je dingen snel doen. Je controleert minder en de kans op vergissingen en fouten wordt groter.
© ThiemeMeulenhoff
29
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Emoties en gevoelens ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERLOREN MET LOTEN 1
Hoe zou je de emotie van Rasha kunnen benoemen? Rasha heeft een gevoel van machteloosheid, woede en teleurstelling. Ze weet dat de loting eerlijk is gegaan. Daarom doet ze moeite haar emoties in bedwang te houden.
2
Hoe zou jij in de situatie van Rasha reageren? Individueel antwoord.
3
Past de emotie van Rasha bij haar functionele handelen? Motiveer je antwoord. Rasha probeert zich, na haar woede-uitbarsting, in te houden. Uiteindelijk weet ze haar functionele handelen weer op te pakken. Ze is lid van een team en er gelden regels. Het zou goed zijn als ze zich nog even verontschuldigt bij mevrouw De Ruyter.
4
Wat zou jij in de situatie van Rasha doen als je mevrouw De Ruyter weer tegenkwam? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
PRAKTIJK: MARCHEREN IN DE GANG
30
1
Hoe zou jij reageren als je Yvonne was? Individueel antwoord.
2
Vind je dat Yvonne op een juiste manier reageert? Individueel antwoord.Yvonne zou anders kunnen reageren dan terugschelden. Als verzorgende is het namelijk van belang dat je jezelf professioneel opstelt. Schelden is niet professioneel. Het is wel moeilijk omdat meneer Martin zwaar dementeert. Het is onmogelijk om een zinvol gesprek over zijn gedrag met hem aan te gaan. Hebben de studenten nog creatieve oplossing om hiermee om te gaan?
3
Hoe zou je de emotie van Esther kunnen benoemen? Esther is gekwetst door de opmerkingen van meneer Martin. Ze heeft nog steeds veel verdriet over de ellende die haar familie in de oorlog heeft meegemaakt. Hierdoor kan Esther niet genoeg emotionele afstand bewaren. Haar functioneel handelen lijdt hieronder.
4
Is het volgens jou voor Esther mogelijk om emotionele afstand te bewaren? Motiveer je antwoord. Eigen mening.
5
Waar kan het verschil in reactie van Yvonne en Esther mee te maken hebben? Yvonne en Esther zijn verschillende personen, met verschillende achtergronden. De één reageert anders dan de ander. Bovendien gaan de opmerkingen van meneer Martin rechtstreeks over het leed dat de familie van Esther heeft geleden. De opmerkingen tegen Yvonne zijn meer van algemene discriminerende aard.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Emoties en gevoelens
KENNISOPDRACHT 1
Leg uit of jouw handelen meer bepaald wordt door je gevoel of door je verstand. Eigen mening en ervaring.
2
Wat is het belang van een goed evenwicht tussen handelen met je verstand en handelen met je gevoel? Je handelen wordt bepaald door je emoties en door verstandelijk redeneren. Als je de invloed van je emoties en je gevoelens verwaarloost door net te doen alsof je ze niet hebt, houd je jezelf voor de gek. Als je je alleen maar laat leiden door emoties, sluit je het redeneren en denken over wat je doet uit.
3
Leg uit wat het belang is van emotionele afstand in je beroep. Je hebt met zorgvragers een relatie op grond van je beroep. Dat is een functionele relatie waarbij je gevoelens en je emoties de uitoefening van je werk niet in de weg mogen staan. Daarom zorg je ervoor dat je in de relatie met collega's en zorgvragers een emotionele afstand bewaart.
4
Wat is het voordeel van het bespreekbaar maken van gevoelens en emoties? Het voordeel van het bespreekbaar maken van emoties is dat je ze benoemt en er iets mee kunt doen. Je hebt je emoties al voor een groot deel onder controle als je ze onder woorden brengt. Je merkt dan dat je je emoties indeelt en een plaats geeft.
5
Welke rol speelt feedback bij het omgaan met emoties en gevoelens? Bij feedback krijg je informatie over jezelf van anderen. Anderen vertellen wat ze merken aan jou via de manier waarop je handelt en reageert. Dus ook over hoe je met je emoties omgaat. Vaak krijg je bij feedback informatie over jezelf waar je jezelf niet eens van bewust bent.
6
Kun je je emotionele intelligentie verbeteren? Leg je antwoord uit. Emotionele intelligentie is de vaardigheid om goed met je gevoel om te gaan. Zoals elke vaardigheid, is ook deze vaardigheid te trainen en te leren.
7
Welke lichamelijke reacties ken je van jezelf bij boosheid, angst en verdriet? Eigen mening en ervaring.
8
Waaruit blijkt dat je de eigen emoties en gevoelens respecteert? Eigen mening en ervaring. Als je ervoor uit durft te komen, heb je respect voor je gevoelens.
9
Waaruit blijkt dat je de emoties en gevoelens van anderen respecteert? Eigen mening en ervaring. Als je goed empathisch kunt luisteren, toon je respect voor de gevoelens van anderen.
10 Welke grenzen stel je bij het uiten van emoties en gevoelens aan jezelf en aan anderen? Eigen mening en ervaring. Niet elk gedrag is gepast, bij emotioneel gedrag zijn er ook grenzen. De grenzen in persoonlijke relaties verschillen van de grenzen in je beroepspraktijk.
© ThiemeMeulenhoff
31
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Werk en privé ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: FLIKFLOOIEN IN DE PAUZE 1
Geef je mening of het gedrag van Leslie en Lia past in hun werksituatie. Eigen mening.
2
Welke afspraken moeten Leslie en Lia volgens jou met elkaar maken? Eigen mening.
3
Biljana wil er wat van zeggen. Hoe zou jij het aanpakken als jij Biljana was? Welk moment en welke woorden kies je? Eigen mening. Het beste is om op een rustig moment duidelijk te zeggen wat je ervan vindt. Maak er een ik-boodschap van, zeg niet dat alle collega's zich er ook aan storen. Als je er iets van zegt, praat dan over het gedrag, niet over de personen.
4
Hoe zou jij aan Leslie en Lia uitleggen wat Wendy bedoelt met ‘gedragen als collega's’? Eigen mening. Wendy bedoelt waarschijnlijk een professionele instelling.
PRAKTIJK: WE KUNNEN ZO GOED MET JE PRATEN!
32
1
Waarom zou jij wel of niet je telefoonnummer aan het echtpaar Benschop geven? Eigen mening. In het algemeen is het af te raden om je privé-telefoonnummer aan je zorgvragers te geven.
2
Wat zou je mevrouw Benschop aan de telefoon antwoorden als je Denise was? Individueel antwoord.
3
Wat zijn volgens jou de voordelen van een maatschappelijk werker? Eigen mening. Het behoort tot de taken en het beroep van een maatschappelijk werker om op een professionele manier met dit soort problemen om te gaan. Omdat een maatschappelijk werker hierin gespecialiseerd is, kun je dit soort problemen beter aan hem overlaten.
4
Hoe zou jij het voordeel van een maatschappelijk werker aan het echtpaar Benschop duidelijk maken? Eigen mening.
5
Hoe kan Denise deze situatie het beste aanpakken om werk en privé alsnog gescheiden te houden? Denise kan beginnen met te zeggen dat het ongelegen komt en dat ze op dit moment andere verplichtingen heeft. Verder is het verstandig om er op een ander moment rustig op terug te komen.
6
Kan het beroepsgeheim van Denise een rol spelen bij het ontstaan van een vertrouwelijke relatie tussen haar en mevrouw Benschop? Leg je antwoord uit. Het beroepsgeheim speelt een rol. Denise krijgt vertrouwelijke informatie tijdens haar werk. Ze moet natuurlijk professioneel met deze informatie omgaan. Haar werk en privé-leven mogen er niet onder lijden.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Werk en privé
KENNISOPDRACHT 1
Hoe breng jij een scheiding aan tussen je privé-leven, je werk en je school? Eigen mening en ervaring.
2
Beschrijf in je eigen woorden hoe je werk, je school en je privé-leven elkaar kunnen beïnvloeden. Eigen mening en ervaring. Je werk en je privé-leven hebben invloed op elkaar. Als je je thuis niet ontspant en uitrust, ben je niet in een goede conditie om je werk naar behoren te doen. Een ongezonde leefwijze heeft direct gevolgen voor je werk.
3
Beschrijf in je eigen woorden wat de verschillen zijn tussen een functionele en een persoonlijke relatie. In een functionele relatie heb je een relatie met een ander op grond van je beroep en je functie. In een persoonlijke relatie heb je een relatie met een ander op grond van genegenheid en sympathie. In een functionele relatie staan je taken en je verantwoordelijkheden voorop.
4
Welke moeilijkheden kunnen zich voordoen als je een persoonlijke relatie begint met een zorgvrager? Je hebt in zo'n geval tegelijkertijd een functionele en een persoonlijke relatie met iemand. Dat maakt het moeilijk om de afstand te nemen die hoort bij een functionele relatie. Je loopt de kans dat je andere dingen doet die niet horen bij een functionele relatie.
5
Welke moeilijkheden kunnen zich voordoen als je een persoonlijke relatie begint met een collega? Je hebt dan ook tegelijkertijd een functionele en persoonlijke relatie met iemand. De scheiding tussen werk en privé komt onder druk te staan als je een relatie met een collega krijgt. Als je problemen in je relatie krijgt, kom je ze zeker weer tegen op je werk.
6
Leg in je eigen woorden uit wat jij verstaat onder stress. Je spreekt van stress als het je allemaal teveel wordt. Je vindt dat je niet meer in staat bent te voldoen aan de eisen en de verwachtingen die het werk stelt. Door stress kan je gezondheid worden aangetast.
7
Welke maatregelen neem jij om stress te voorkomen? Je kunt stress voorkomen door: je emoties en je gevoelens met collega's te bespreken; een goede samenwerking met je collega's; op te komen voor jezelf; tijdig aan de bel te trekken als het je teveel wordt; je werk af te ronden; een manier te zoeken om van je werk los te komen.
8
Welke manieren heb jij om aan het eind van de dag afstand te nemen van school of werk? Eigen mening en ervaring. Je kunt je werk niet zomaar van je afwerpen als je thuis je jas uitdoet. Op de een of andere manier zul je thuis los moeten komen van je werk om weer energie op te doen voor de volgende werkdag. Er zijn verschillende manieren om van je werk los te komen. Je ontdekt vanzelf welke manier jou het beste ligt. De één gaat wandelen of sporten, de ander moet eerst zijn verhaal kwijt aan een partner of een kennis.
9
Wat kun je doen om na afloop van je werk naar huis te gaan met het gevoel dat je het werk hebt afgerond? Je rondt je werk het beste af door het goed over te dragen aan je collega. Je kunt dan in het volste vertrouwen de zorg en de verantwoordelijkheid aan hem overlaten. Het kan voorkomen dat je besluit om wat langer op je werk te blijven om iets af te ronden, of om iets wat
© ThiemeMeulenhoff
33
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
problematisch is wat uitvoeriger te bespreken. Dat doe je dan om naar huis te gaan met het geruste gevoel dat je het echt hebt afgerond. Vervolgens kun je er wat gemakkelijker afstand van nemen.
34
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Beroepsgeheim
Beroepsgeheim ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK ZIE DIE MAN HELEMAAL NIET MEER 1
Valt de informatie die Noëlle krijgt volgens jou onder het beroepsgeheim? Leg je antwoord uit. De informatie die Noëlle krijgt, valt onder het beroepsgeheim. Het is vertrouwelijke informatie, waarvan Noëlle het vertrouwelijke karakter kan begrijpen.
2
Wat vind je van de reactie van Noëlle? Zou je hetzelfde doen? Eigen mening.
3
Welke mogelijkheden om hulp te krijgen kan Noëlle bedoelen? Je kunt hierbij allereerst denken aan maatschappelijk werk. Die kan zo nodig doorverwijzen naar bijvoorbeeld de reclassering, gezinstherapeuten of slachtofferhulp.
4
Wat zou je Inge antwoorden als jij Noëlle was? Eigen mening. Het valt onder je beroepsgeheim, dus je mag haar in ieder geval niet vertellen wat mevrouw Slotemaker je heeft verteld.
KENNISOPDRACHT 1
Geef in je eigen woorden een omschrijving van het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim houdt in dat je bij de uitoefening van je beroep informatie kunt krijgen die je geheim moet houden. Het beroepsgeheim is er om de privacy van de zorgvrager te waarborgen.
2
Leg uit wat de begrippen zwijgplicht en verschoningsrecht betekenen. Zwijgplicht is de plicht om te zwijgen als het gaat om vertrouwelijke informatie over de zorgvrager. Het recht om je te beroepen op je zwijgplicht, heet verschoningsrecht.
3
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ‘informatie waarvan je het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.’ Het is meestal wel duidelijk welke informatie vertrouwelijk en privé is. Het beroepsgeheim doet een beroep op je vermogen om situaties en informatie in te kunnen schatten.
4
Leg in je eigen woorden uit wat de beroepscode voor de verplegende en verzorgende beroepen is. De beroepscode van de verplegende en verzorgende beroepen is een verzameling regels waaraan mensen binnen een beroepsgroep zich moeten houden. Het zijn ethische regels, dat wil zeggen: ze gaan over wat juist is om te doen of wat niet juist is om te doen. Ze zijn opgesteld door de beroepsverenigingen van verpleegkundigen en verzorgenden.
5
Noem drie gevallen waarin je je niet aan je beroepsgeheim hoeft te houden. Je hoeft je niet aan je beroepsgeheim te houden: als het wettelijk voorgeschreven is (een andere wet verplicht je de informatie te melden); als je toestemming van de zorgvrager hebt om de informatie door te geven. Je blijft wel verantwoordelijk voor het doorgeven van die informatie; als zwijgen ernstiger gevolgen heeft dan spreken. Als je vermoedt dat er een ernstig
© ThiemeMeulenhoff
35
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
strafbaar feit gepleegd gaat worden als je niets zegt, dan is het inschakelen van de politie geen schending van je beroepsgeheim. 6
Bestaan er in het gezin waar je woont onderlinge afspraken die te vergelijken zijn met het beroepsgeheim? Wat betekent dat voor jou? Eigen mening en ervaring.
7
Bestaat er in je groep op school een onderlinge afspraak die te vergelijken is met het beroepsgeheim? Wat betekent dat voor jou? Eigen mening en ervaring.
8
Wie zou je in vertrouwen nemen als je op je werk iets hoort waarmee je erg zit? Waarom kies je voor die persoon? Eigen mening en ervaring.
9
Wie zou je in vertrouwen nemen als je op de opleiding iets hoort wat je erg dwarszit? Waarom kies je voor die persoon? Eigen mening en ervaring.
10 Je vertelt je partner veel over de zorgvragers op je werk. Geldt het beroepsgeheim dan ook voor je partner? Je partner is vaak degene met wie je alles in je leven bespreekt. Je vertrouwt en adviseert elkaar. Op grond van onderling vertrouwen kun je besluiten om zaken met je partner te bespreken. Je blijft zelf verantwoordelijk voor het handhaven van het beroepsgeheim en de gevolgen van het bespreken van de informatie met je partner.
36
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Omgaan met macht
Omgaan met macht ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WIJ MOETEN DE POSTOEL SCHOONMAKEN! 1
Vind je dat Danisha haar macht positief of negatief gebruikt? Leg je antwoord uit. Danisha houdt, ondanks de argumenten van meneer Daanen, vast aan haar beslissing. Ze gebruikt haar macht op een negatieve manier.
2
Praat Danisha vanuit het perspectief van de instelling, meneer Daanen of haarzelf? Verklaar je antwoord. Danisha geeft als argument een regel die voor de hele instelling geldt. Bij het toepassen van een regel kijk je altijd naar de situatie en de omstandigheden. Danisha doet dit niet en handelt daarmee vanuit zichzelf.
3
Zou je hetzelfde doen als Danisha, of zou je het anders doen? Leg je antwoord uit. Eigen mening.
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder macht. Macht kun je omschrijven als de mogelijkheid om te bepalen wat er in een situatie gebeurt. Als je macht hebt, kun je zelf bepalen wat je mag en kunt, maar vaak ook wat anderen mogen en kunnen.
2
Wat versta je onder machtsmiddelen? Noem twee voorbeelden. Machtsmiddelen zijn manieren en mogelijkheden om macht uit te kunnen oefenen. Belonen en straffen zijn voorbeelden van machtsmiddelen.
3
Wat versta je onder gezag? Iemand heeft gezag als zijn macht door anderen wordt geaccepteerd, zonder het gebruik van machtsmiddelen.
4
Wat houdt positieve macht in? Als macht op een juiste manier gebruikt wordt en in het teken staat van de doelstelling van de opvoeding of van de zorgverlening, is er sprake van positieve macht.
5
Wat houdt negatieve macht in? Als het toepassen van macht niets te maken heeft met een professionele doelstelling en in het teken staat van het eigenbelang, is er sprake van negatieve macht.
6
Waarom heeft een verzorgende macht ten opzichte van een zorgvrager? Noem vier factoren. De macht van de verzorgende ten opzichte van de zorgvrager wordt bepaald door: de deskundigheid van de verzorgende; de afhankelijkheid van de zorgvrager; de beperkte vrijheid van de zorgvrager; het feit dat de verzorgende de instelling vertegenwoordigt.
7
Leg uit op welke manieren een verzorgende misbruik kan maken van haar macht. Een verzorgende kan op de volgende manieren misbruik maken van haar macht: expres moeilijke woorden gebruiken; een zorgvrager vermijden of uit de weg gaan; een zorgvrager
© ThiemeMeulenhoff
37
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
afhankelijker maken door dingen te doen die hij nog zelf kan doen; een zorgvrager onnodig laten wachten; een zorgvrager betuttelen; een zorgvrager intimideren; een zorgvrager manipuleren.
38
8
Wat versta je onder intimideren en manipuleren? Intimideren is het gebruiken van dreigementen om ervoor te zorgen dat iemand doet wat jij wilt. Je kunt bijvoorbeeld dreigen met minder zorg en aandacht. Manipuleren is het niet vertellen van je werkelijke bedoelingen, of iemand onvolledig of onjuist informeren om hem te laten doen wat jij wilt.
9
Leg uit hoe je als verzorgende de kans op machtsmisbruik ten opzichte van de zorgvrager kleiner kunt maken. Je maakt de kans op misbruik van je macht al kleiner als je consequent: informeert naar de ervaringen, wensen en gewoonten van de zorgvrager; de zorgvrager informeert over de verleende zorg; de zorgvrager zelf beslissingen laat nemen; begrip toont voor de gevoelens van de zorgvrager; rekening houdt met de wensen van de zorgvrager; respect toont voor de zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Ethische vragen
Ethische vragen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAAR GEVEN WIJ GEEN TOESTEMMING VOOR 1
Welke waarden en normen spelen hier een rol? Het gaat om de waarde ‘de voorschriften van het geloof (de wil van God) volgen’ tegenover de waarde ‘ het leven beschermen en redden’. De eerste waarde leidt tot de norm ‘bloedtransfusies zijn niet toegestaan’, de tweede waarde leidt tot de norm ‘medisch ingrijpen is nodig om het leven te redden’.
2
Welke verschillen zijn er tussen de waarden van mevrouw Vijftigschild en de waarden van de huisarts? Het grote verschil is dat mevrouw Vijftigschild in een God gelooft die regels en voorschriften heeft gegeven die nagevolgd moeten worden. Zelfs al kost dit het leven van haar kind. Zelfs daarin ziet ze de wil van God. De huisarts voelt de plicht om maatregelen te nemen, zodat hij een mensenleven kan redden.
3
Welke waarden en normen vind jij het belangrijkst en waarom? Eigen mening.
4
Wat vind je van de beslissing van de huisarts? Eigen mening. De huisarts is verplicht hier werk van te maken. In de praktijk kan het echtpaar tijdelijk uit de ouderlijke macht gezet worden om de ingreep mogelijk te maken. Het kind is gered en de ouders hebben de voorschriften van het geloof dan niet overtreden.
5
Wat zou jij nog kunnen doen in deze situatie, als je Trijntje was? Eigen mening.
PRAKTIJK: IEDER MENS HEEFT HET RECHT OM TE STERVEN 1
Beschrijf wat het ethisch dilemma is in deze praktijk. Gebruik het methodisch stappenplan om de drie stappen volledig uit te werken Het probleem is dat Marie medicijnen moet toedienen, terwijl ze het er niet mee eens is. Het dilemma is of ze het wel zal doen of niet. De betrokkenen zijn: Marie, de arts en mevrouw Van Klaveren. Het is voornamelijk een probleem voor Marie. De feiten zijn: mevrouw Van Klaveren is terminaal; mevrouw Van Klaveren bevindt zich in het laatste stadium van dementie; mevrouw Van Klaveren heeft een longontsteking; bij behandeling zal mevrouw Van Klaveren misschien een paar dagen langer leven. Niemand heeft in deze situatie belangen in de zin van een winstof verliessituatie. De waarden die in deze situatie spelen zijn ‘het recht op leven’ tegenover ‘het recht om te sterven’.
2
Wat zijn de gevolgen voor Marie als ze weigert de medicijnen toe te dienen? Als ze besluit de medicijnen niet toe te dienen, moet ze het melden. Ze mag niet zelfstandig beslissen om de medische behandeling achterwege te laten. Als Marie weigert, heeft dit tot gevolg dat de arts waarschijnlijk contact op zal nemen met haar leidinggevende. Marie zal zich dan moeten verantwoorden. Als ze volhoudt, zal een ander de medicijnen moeten toedienen. Een ander gevolg kan zijn dat ze moeilijkheden krijgt met haar leidinggevende of
© ThiemeMeulenhoff
39
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
haar collega's. Maar aan de andere kant doet ze nu geen dingen die ze niet in overeenstemming kan brengen met haar geweten. 3
Wat vind je van de beslissing van de arts? Eigen mening.
4
Wat vind je van de opvatting van Marie? Eigen mening.
5
Wat zou jij doen als je Marie was? En waarom? Eigen mening.
KENNISOPDRACHT
40
1
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder ethische vragen. Ethische vragen zijn vragen over het menselijk handelen. Je stelt vast of je iets goed of fout vindt, volgens je normen en waarden.
2
Wat zijn waarden en normen? Wat hebben ze met elkaar te maken en waarin verschillen ze van elkaar? Waarden zijn doelen en idealen die je nastreeft in het leven. Deze doelen zijn waardevol voor je. Normen zijn gedragsregels die voortkomen uit waarden. Een waarde vertaalt zich concreet in een norm.
3
Noem twee waarden en noem twee normen die bij die waarden horen. Eigen mening en ervaring. Als je de waarde ‘eerlijkheid’ belangrijk vindt, dan volgen daar normen voor jouw gedrag uit als: ‘je mag niet stelen’
4
Leg in je eigen woorden uit wat het belang is van het hebben van waarden en normen. Waarden en normen regelen het omgaan van mensen met elkaar. Het zijn de ‘verkeersregels’ voor het menselijk verkeer.
5
Leg in je eigen woorden uit wat een ethisch dilemma is. Een ethisch dilemma is een situatie waarin je een keuze moet maken tussen verschillende waarden. De vraag is welke waarde je in dat geval het belangrijkste vindt.
6
Wat kan jouw bijdrage zijn bij ethische vragen over euthanasie en zelfdoding? Eigen mening en ervaring. In het algemeen hoef je als verzorgende deze ethische vragen niet te beantwoorden. Als aan jou gevraagd wordt om het besluit van een ander uit te voeren, of medewerking te verlenen, is het wel een ethische vraag waarop je antwoord moet geven.
7
Beschrijf in je eigen woorden het verschil tussen belangen en argumenten. Een belang is een voordeel dat iemand bij een situatie heeft. Een argument is een reden die een mening ondersteunt.
8
Maak een voorkeurslijst van vier waarden die je belangrijk vindt. Welke waarde vind je het belangrijkst? Leg uit waarom je die keuze maakt. Eigen mening en ervaring.
9
Leg uit wat het beroepsgeheim te maken heeft met waarden en normen.
© ThiemeMeulenhoff
Functioneel handelen
Ethische vragen
Het beroepsgeheim is een norm die voortkomt uit de waarde ‘respect hebben voor privacy’. 10 Welke waarden spelen een rol bij jullie in de groep en in de opleiding? Welke normen komen hieruit voort? Eigen mening en ervaring.
© ThiemeMeulenhoff
41
3
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen Beperkte zelfzorgmogelijkheden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ALS HET NIET MEER LUKT 1
Wat zijn volgens jou de problemen in deze situatie? Het belangrijkste probleem is dat er te veel neerkomt op Jamira. Ze heeft een eigen gezin en verricht daarnaast dagelijks werkzaamheden bij haar ouders.
2
Welke problemen worden veroorzaakt door zelfzorgbeperkingen van de ouders van Jamira? Door de zelfzorgbeperkingen van haar ouders voelt Jamira zich verplicht om ze elke dag te gaan helpen.
3
Welke problemen worden veroorzaakt door overbelasting van de mantelzorg? Jamira's gevoel dat de situatie haar boven het hoofd groeit leidt tot klachten: nervositeit, hoofdpijnklachten en slecht slapen. De sfeer thuis wordt daar negatief door beïnvloed.
4
Welke professionele zorg zou er volgens jou in deze situatie geboden moeten worden? De ouders van Jamira zouden een thuiszorginstelling kunnen inschakelen. Samen met Jamira kan dan gekeken worden wat Jamira nog voor haar ouders zou kunnen betekenen, zonder dat dit voor haar een te zware belasting wordt.
PRAKTIJK: LAAT MIJ MAAR HIER 1
Bij meneer Corbijn is sprake van volledige afhankelijkheid. Op welke gebieden heeft hij zelfzorgbeperkingen? Meneer Corbijn heeft zelfzorgbeperkingen op lichamelijk gebied, zoals wassen, eten, drinken en de toiletgang, maar ook benauwdheid en zuurstoftekort, als gevolg van zijn longontsteking. Verder heeft hij zelfzorgbeperkingen op psychisch gebied: hij zit in zijn laatste levensfase. Als je dat bewust weet, roept dat vragen op, twijfels misschien, afhankelijk van het karakter van de zorgvrager. Ten derde heeft meneer Corbijn zelfzorgbeperkingen op sociaal gebied: omdat hij niet meer in staat is om zelf op bezoek te gaan, is hij afhankelijk van het bezoek dat hij krijgt.
2
Hoe kun je meneer Cornbijn ondersteunen als je let op deze beperkte zelfzorgmogelijkheden? Je kunt hem helpen bij het eten en drinken, wassen en zuurstof toedienen. Je kunt af en toe een praatje met hem maken en vragen hoe het met hem is. En als blijkt dat hij op een dag geen bezoek krijgt, zou je hem nog een extra bezoek kunnen brengen.
© ThiemeMeulenhoff
43
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
KENNISOPDRACHT
44
1
Stel, je komt uit school en gaat onderuit met je fiets. Dat levert je een lichte hersenschudding en een verstuikte enkel op. Maak een schema van mensen uit je directe omgeving (je sociale netwerk) die je in dit geval kunnen helpen. Individueel antwoord. Denk aan ouders, broers en zusters, opa en oma, vrienden en vriendinnen, buren, enzovoorts.
2
Geef in je eigen woorden weer wat je verstaat onder zelfzorgmogelijkheden. Zelfzorgmogelijkheden zijn de mogelijkheden die je hebt om voor jezelf te zorgen.
3
Geef in je eigen woorden weer wat je verstaat onder een zelfzorgbeperking. Zelfzorgbeperking is de onmogelijkheid of beperkingen die je hebt om voor jezelf te zorgen.
4
Zelfzorg heeft betrekking op drie gebieden; het lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Beschrijf een voorbeeld uit je eigen leven waaruit de samenhang tussen deze drie gebieden blijkt. Individueel antwoord. Bijvoorbeeld: als kind van zeven jaar werd ik opgenomen in het ziekenhuis na een ongeluk met mijn fietsje. Ik had een kneuzing in mijn buik opgelopen en kon niet meer voor mezelf zorgen (lichamelijke zelfzorg). In het ziekenhuis had ik erg last van heimwee (psychisch zelfzorg). Ik miste mijn broers en zussen en vriendjes en vriendinnetjes erg, want ze mochten niet op bezoek komen (sociale zelfzorg).
5
Beschrijf in het kort de huidige ontwikkelingen in de mantelzorg en geef daar een verklaring voor. Je zult steeds minder een beroep kunnen doen op mantelzorg. De vanzelfsprekendheid waarmee familieleden, buren en vrienden elkaar vroeger hielpen, wordt steeds minder. Hierdoor zal de vraag naar professionele zorg toenemen.
6
Beschrijf zeven kenmerken van professionele zorg. Zeven kenmerken van professionele zorg zijn: • de zorg wordt verleend door beroepsbeoefenaren die daarvoor zijn opgeleid; • er is sprake van deskundigheid en bekwaamheid; • de zorgverlener wordt betaald voor zijn werk; • de zorg wordt gegeven vanuit een organisatie; • er bestaat geen persoonlijke band tussen zorgvrager en zorgverlener. Er is sprake van een functionele zorgrelatie; • de rollen van zorgvrager en zorgverlener zijn niet om te keren. De zorgvrager zal nooit de rol van zorgverlener op zich nemen. • professionele zorg kent een methodische aanpak. Er wordt goed nagedacht over hoe die zorg het beste gegeven kan worden.
7
Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom het vermogen van mensen om voor zichzelf te zorgen tijdens de verschillende levensfasen verandert. Je komt afhankelijk ter wereld en verwerft tijdens je groei steeds meer zelfstandigheid. Je bent steeds minder afhankelijk van de hulp van je ouders, totdat je je leven volledig zelfstandig kunt leiden. Hierin kan plotseling verandering komen, zoals wanneer je een ongeluk krijgt. Maar ook naarmate je ouder wordt, kan het beroep dat je op de buitenwereld moet doen toenemen door teruggang van lichamelijke, geestelijke en sociale zelfzorg.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
Beperkte zelfzorgmogelijkheden
8
Beschrijf waarom het zo moeilijk is om na een verworven handicap de draad weer op te pakken, en de zelfzorgbeperkingen te accepteren die de handicap met zich meebrengt. Je moet zelf wennen aan je zelfzorgbeperkingen en je moet ze leren accepteren. Dat geldt ook nog eens voor je omgeving; die kent je alleen als iemand zonder zelfzorgbeperkingen. Naast het accepteren van het feit dat je deze beperkingen altijd zult blijven houden moet je ook nog eens accepteren dat je blijvend afhankelijk bent van je omgeving of van professionele zorg.
9
Met welke verliessituaties krijgen mensen te maken tijdens het proces van ouder worden? Als je ouder wordt, kun je last krijgen van lichamelijke en geestelijke gebreken. Je wordt misschien slecht ter been, je geheugen functioneert niet meer goed en ook je sociale leven ziet er anders uit. De kinderen zijn de deur uit en vrienden zijn misschien al overleden. Dat zijn allemaal verliessituaties.
10 Geef met een voorbeeld aan waarom het van belang is om de zelfstandigheid van een chronisch zieke zorgvrager in stand te houden. Eigen mening. Een voorbeeld: een zorgvrager heeft multiple sclerose. Hij weet dat deze aandoening nooit overgaat en hij voelt zich erg afhankelijk. Ook weet hij dat hij door zijn ziekte in de loop van de jaren alleen maar achteruit zal gaan. Hij zal steeds meer zorg nodig hebben en steeds meer vrijheid en zelfstandigheid in moeten leveren. Dat wil hij zo lang mogelijk uitstellen. Daarom is het van belang dat hij zoveel mogelijk zelf blijft doen.
© ThiemeMeulenhoff
45
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: REVALIDEREN GAAT ECHT NIET VANZELF 1
Welke beperkingen in haar zelfzorg ondervindt mevrouw Keeman na haar knieoperatie? Mevrouw Keeman moet leren hoe ze haar nieuwe knie kan bewegen. Ook de wondverzorging moet ze leren. Misschien heeft ze hulp nodig met wassen en aankleden, omdat ze haar knie anders te veel belast.
2
Welke a.d.l.-handelingen kan mevrouw Keeman volgens jou zelf doen en waar heeft zij op dit moment hulp bij nodig? Ze heeft hulp nodig bij alles waarbij ze moet bewegen. Dus hulp bij het lopen naar het toilet en dergelijke. Maar verder kan ze voor haar persoonlijke hygiëne zelf zorgdragen. Ook eten en drinken, haren kammen en zichzelf verzorgen zullen geen probleem opleveren omdat ze hier gewoon bij kan blijven zitten.
PRAKTIJK: JE BENT ME VEEL TE ZWAAR 1
Welke zelfzorgbeperkingen spelen er op dit moment in dit gezin? Eva kan geen zware huishoudelijke activiteiten verrichten, zoals de was doen, ramen wassen, boodschappen doen. Ook de verzorging van de twee kindjes is te zwaar voor haar.
2
Welke zorg zal in deze situatie geboden moeten worden, gelet op de zelfzorgbeperkingen? Eva heeft hulp in de huishouding nodig. Deze hulp kan worden afgestemd met de hulp die Eva's moeder wil en kan geven.
PRAKTIJK: SNOEZELEN 1
Welke zelfzorgbeperkingen heeft Mario door zijn verstandelijke beperking? Mario heeft zelfzorgbeperkingen op zowel lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied. Door zijn handicap is hij totaal afhankelijk van anderen. Zowel wat betreft de a.d.l. als zijn geestelijke welbevinden. Omdat hij zich alleen uitdrukt via gezichtsuitdrukkingen, is hij afhankelijk van de interpretatie van buitenstaanders. Het is de vraag of ze zijn stemming juist inschatten. Ook op sociaal gebied is hij volledig afhankelijk van anderen. Zo zal hij nooit uit eigen beweging naar de snoezelruimte kunnen gaan, maar altijd met begeleiding.
2
Welke zorg heeft hij nodig, gelet op zijn zelfzorgbeperkingen? Mario heeft constant begeleiding nodig bij alle activiteiten waarbij hij wordt betrokken. Van eten en drinken tot naar de snoezelruimte gaan. Vanaf het moment dat hij wakker wordt totdat hij weer gaat slapen.
PRAKTIJK: OUDERDOM KOMT MET GEBREKEN 1
46
Op welke van de drie zelfzorggebieden heeft meneer Moolenaar zelfzorgbeperkingen? Meneer Moolenaar heeft zelfzorgbeperkingen: • op lichamelijk gebied: de gevolgen van de hersenbloeding;
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
• •
2
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg
op geestelijk gebied: hij schaamt zich voor zijn spraakgebrek; op sociaal gebied: mensen zoeken steeds minder contact met hem.
Welke zorg heeft hij nodig, gelet op zijn zelfzorgbeperkingen? Meneer Moolenaar heeft hulp nodig bij het eten en drinken, zodat hij zijn warme maaltijd warm kan eten. Er moet een oplossing komen voor zijn scheefgezakte houding, door een kussen in de stoel te leggen bijvoorbeeld. Verder kan hij praten met maatschappelijk werk of andere hulpverleners om zijn schaamte over zijn spraakgebrek te overwinnen. En hij kan gestimuleerd worden om toch te gaan praten. Zo vinden anderen het ook minder moeilijk om contact met hem te zoeken.
PRAKTIJK: VEEL TE JONG OM DOOD TE GAAN 1
Meneer Hofstra is ernstig ziek. Welke gevolgen heeft dit voor zijn zelfzorgmogelijkheden? Meneer Hofstra is zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied erg afhankelijk geworden van zijn vrouw.
2
Mevrouw Hofstra heeft het erg moeilijk met deze situatie. Op welke zelfzorggebieden heeft zij problemen? In principe heeft mevrouw Hofstra geen zelfzorgbeperkingen en kan ze goed voor zichzelf zorgen. Zelfzorgbeperkingen zijn de beperkingen van de zorgvrager. Mevrouw Hofstra heeft het vooral zwaar met de verzorging van haar man.
3
Welke zorg heeft dit echtpaar nodig? Het echtpaar heeft 's avonds en 's nachts hulp nodig zodat mevrouw Hofstra ontlast wordt en meneer Hofstra zich toch veilig voelt. Gesprekken met maatschappelijk werk zouden ook een oplossing kunnen zijn om de angsten bij meneer Hofstra wat te relativeren. En zo krijgt mevrouw Hofstra vanzelf ook weer wat meer bewegingsvrijheid.
PRAKTIJK: LIEVER THUIS 1
Als gevolg van zijn aandoening heeft Yussef veel beperkingen in zijn zelfzorg. Welke zijn dat volgens jou? Door zijn bewegingsbeperking is Yussef weinig mobiel. Dus alle activiteiten waarvoor Yussef zich moet verplaatsen, leveren zelfzorgbeperkingen op: naar het toilet gaan, boodschappen doen. Op geestelijk gebied lijkt het alsof Yussef zich heeft neergelegd bij zijn ziekte en daar alles aan ophangt wat hij niet kan. Hij wordt ook niet gestimuleerd door zijn familie. Dat beïnvloedt zijn doorzettingsvermogen negatief. Tot slot komt hij op sociaal gebied tekort omdat hij geen contact heeft met leeftijdgenoten.
2
Op welke gebieden denk je Yussef te kunnen ondersteunen? Je kunt Yussef proberen te motiveren om zich wat mobieler op te gaan stellen. Je kunt hem wijzen op de manier waarop het zijn wereld kan vergroten en dat er veel meer mogelijk is dan hij nu denkt. Ook kun je hem elk dag begeleiden bij een wandeling en aangeven dat hij ook initiatieven kan nemen om dingen te ondernemen. Je zou hem ook kunnen stimuleren om weer eens contact op te nemen met vroegere vrienden.
© ThiemeMeulenhoff
47
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
KENNISOPDRACHT
48
1
Leg uit wat je verstaat onder gezondheidsbehoeften. Gezondheidsbehoeften zijn alle behoeften die je nodig hebt om zo gezond mogelijk te leven.
2
Beschrijf aan de hand van een voorbeeld uit je eigen leven op welke manier je voorziet in je eigen gezondheidsbehoeften. Eigen voorbeeld. Voorbeelden: ik eet, beweeg, doe boodschappen, ga lekker uit eten met vrienden en ga op stap.
3
Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat de relatie is tussen gezondheidsbehoeften en beperkingen in de zelfzorg. Eigen mening. Voorbeeld: je hebt je rechterarm gebroken en je bent rechts. Nu wil je graag je haren opsteken. Dat kan niet meer. Je kunt het zelfs niet meer kammen. Dat is een beperking van de zelfzorg.
4
Welke vragen stel je jezelf voordat je een zorgvrager ondersteuning biedt bij beperkingen in de zelfzorg? Welke zorg heeft de zorgvrager nodig? En in welke zorg kan de zorgvrager zelf voorzien?
5
Waarom stel je die vragen? Wat zijn daarvan de voordelen voor de zorgvrager? Je stelt deze vragen omdat je zoveel mogelijk zorg op maat wil geven. Niet meer en niet minder zorg dan de zorgvrager nodig heeft. Hierdoor blijft de zorgvrager zo lang mogelijk zelfstandig.
6
Beschrijf vijf beperkingen in de zelfzorg als gevolg van een bevalling. Vijf beperkingen in de zelfzorg als gevolg van een bevalling: • je kunt jezelf niet wassen; • je kunt jezelf niet aankleden; • je kunt je haren niet kammen; • je kunt geen boodschappen doen; • je kunt de huishouding niet doen.
7
Beschrijf vijf beperkingen in de zelfzorg bij een revaliderende zorgvrager. Vijf beperkingen in de zelfzorg bij een revaliderende zorgvrager: • hij kan niet zelfstandig naar het toilet; • hij kan niet zelfstandig douchen; • hij kan geen boodschappen doen; • hij kan het huishouden niet doen; • hij kan niet zelfstandig koken.
8
Welke zelfzorgbeperkingen stel je vast in de laatste levensfase? In de laatste levensfase komen er – naast de lichamelijke zelfzorgbeperkingen – vooral geestelijke problemen bij. Iemand die weet dat hij zal sterven, kan daar heel veel moeite mee hebben. Angst om dood te gaan speelt vaak een rol.
9
Welke zelfzorgbeperkingen stel je vast bij een zorgvrager met dementie? Een zorgvrager met dementie zal zich lichamelijk minder goed kunnen verzorgen. Hij weet bijvoorbeeld niet meer dat hij al gegeten heeft en eet nogmaals. Hij heeft daar steun bij nodig.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
De gevolgen van beperkingen in de zelfzorg
Ook op geestelijk gebied kunnen er problemen zijn, omdat iemand op heldere momenten heel goed bewust kan zijn van zijn verslechterde toestand. Dat kan tot veel verdriet leiden. Ook hiervoor is opvang nodig. Verder speelt vereenzaming van de dementerende een rol, dus ook op sociaal gebied heeft de zorgvrager hulp nodig. 10 Waarom vind je het belangrijk de zorgverlening af te stemmen op de behoeften en de mogelijkheden van een zorgvrager? Je stemt de zorgverlening af op de behoeften en de mogelijkheden van een zorgvrager omdat je alleen op deze manier zorg op maat geeft. Hierdoor blijft de zorgvrager zo lang mogelijk zelfstandig.
© ThiemeMeulenhoff
49
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Het belang van zelfredzaamheid ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NIET ZONDER MOEITE 1
Stel, jij werkt als verzorgende op deze afdeling. Wat zijn jouw uitgangspunten bij de zorg aan meneer Finkers? Uitgangspunten zijn: goed kijken wat meneer Finkers nog zelf kan doen en dat ook zoveel mogelijk stimuleren.
2
Op welke manier stimuleer je meneer Finkers om zoveel mogelijk handelingen zelf te blijven doen? Dat doe je door jezelf terughoudend op te stellen. Geduldig zijn als meneer Finkers iets niet zo snel doet als jij het zou kunnen, en hem aanwijzingen geven die zijn handelingen kunnen verlichten, zodat hij nog meer kan doen.
3
Waarom is het volgens jou belangrijk om in deze situatie de zelfredzaamheid van meneer Finkers in stand te houden? Dat is belangrijk voor meneer Finkers zelf. Hierdoor wordt hij niet zo snel afhankelijk van zijn omgeving. Verder is het ook prettig voor mevrouw Finkers: zij wordt in het weekend niet te zwaar belast.
PRAKTIJK: VOETJES VEGEN
50
1
Wat zijn volgens jou de problemen in deze situatie? Een probleem in deze situatie is de lichamelijke conditie van mevrouw Groothuizen: zij is grotendeels afhankelijk van jou. Een ander probleem is de chaotische huishouding en de drukte die de kinderen veroorzaken omdat ze geen begeleiding krijgen.
2
Welke problemen hebben te maken met de ontoereikende zelfredzaamheid van mevrouw Groothuizen? Alles wat samenhangt met haar hernia: zichzelf niet kunnen wassen en aankleden, niet kunnen doen van de huishoudelijke taken, het sociale isolement waarin ze verkeert (en waardoor ze het op prijs stelt als jij met haar praat).
3
Wat kun je doen om de zelfredzaamheid van de kinderen te vergroten? Je kunt de kinderen motiveren om hun voetjes te vegen als ze het huis binnen komen. Ook kun je ze leren hoe ze hun spulletjes moeten opruimen door ze hiermee te helpen en er misschien een spelletje van te maken.
4
Mevrouw Groothuizen corrigeert de kinderen niet. Vind jij het tot jouw taak horen om hier iets mee te doen? Geef een toelichting op je mening. Je moet zoveel mogelijk in de lijn van mevrouw Groothuizen handelen bij de omgang met de kinderen. Zij is de opvoedster. Maar je mag ze gerust terechtwijzen als ze jouw grenzen overschrijden. Wat correctie is dan ook zeker geoorloofd. De grenzen hiervan liggen per situatie anders.
© ThiemeMeulenhoff
Situaties voor ondersteuning bij persoonlijke basiszorg, huishouden en wonen
Het belang van zelfredzaamheid
KENNISOPDRACHT 1
Wat is volgens jou het verschil tussen zelfredzaamheid en zelfstandigheid? Zelfredzaamheid is de mate waarin je jezelf kunt redden in het leven. Het gaat daarbij om de wezenlijke zaken die je zelfstandig, dus zonder hulp van anderen moet kunnen doen om in leven te blijven. Zoals eten en drinken, naar het toilet gaan en je persoonlijke hygiëne verzorgen. Zelfstandig kun je ook zijn in dingen die van minder levensbelang zijn. Denk maar aan uitgaan, of fietsen.
2
Waarom is het belangrijk dat je de zelfredzaamheid van een zorgvrager stimuleert? Het is belangrijk om de zelfredzaamheid te stimuleren omdat de zorgvrager anders passief wordt, en dat leidt tot achteruitgang.
3
Beschrijf een voorbeeld uit je werk of bpv waarin sprake is van het stimuleren van de zelfredzaamheid van een zorgvrager. Eigen mening. Voorbeeld: mevrouw De Vries is soms te ongeduldig als het gaat om het aantrekken van haar broek. Die blijft altijd om haar onderbenen zitten omdat ze hem al omhoog begint te sjorren voordat haar benen goed in de pijpen zitten. Als ik haar kalmeer en zeg dat het echt geen haast heeft, lukt het haar gemakkelijk om haar broek zelf aan te trekken.
4
Beschrijf een voorbeeld uit je eigen leven waarin sprake is van ontoereikende zelfredzaamheid. Eigen mening. Voorbeeld: toen ik mijn arm had gebroken, kon ik mijn eten niet meer zelf klaarmaken. Dat heeft mijn vriend toen steeds gedaan.
5
Leg uit waarom te veel zorg uit handen nemen leidt tot achteruitgang. Hoe meer zorg je uit handen neemt, des te eerder iemand zal denken dat hij die zorg ook niet meer zelf kan ontplooien. Dat geeft iemand minder energie om dat in de toekomst nog te doen. Dat betekent dus dat iemand zich nodeloos afhankelijk maakt van anderen, wat ook andere activiteiten negatief kan beïnvloeden.
6
Beschrijf een voorbeeld uit je werk of bpv waarin je een zorgvrager onnodig dingen uit handen neemt. Eigen voorbeeld. Voorbeeld: meneer Geesink heeft de ziekte van Parkinson en is daarbij ook nog eens heel precies op zijn spullen. Hij wil de afwas het liefst zelf doen. De vuile afwas op het aanrecht zetten duurt soms wel een kwartier. Soms neem ik dan de vuile borden uit zijn handen en zet ze op het aanrecht.
7
Wat versta je zelf onder beroepsmatig verzorgen op het gebied van behoud en bevorderen van de zelfredzaamheid? Hieronder valt het goed kijken naar de mogelijkheden van een zorgvrager en niet meer doen dan zijn zelfzorgbeperkingen van je vragen.
8
Leg uit hoe je als verzorgende de belangen van een zorgvrager goed kunt behartigen en gelijktijdig zijn zelfredzaamheid niet uit het oog verliest. Je kunt aan de zorgvrager vragen wat hij wil en kan en vervolgens zelf goed kijken wat de mogelijkheden van de zorgvrager zijn. Soms kan een zorgvrager meer dan hij wil. Dan stimuleer je hem om zelfstandig actie te ondernemen. Soms wil een zorgvrager meer dan hij kan. Dan help je hem zoveel dat hij zich er toch prettig bij voelt.
© ThiemeMeulenhoff
51
4
Helpen bij de persoonlijke verzorging Hulp bieden bij aan- en uitkleden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK WIL HET ZELF DOEN! 1
Hoe pak je deze situatie aan? Welke keuzen maak je, en waarom? Je moet in de eerste plaats rustig blijven. Je legt aan Chayen uit dat het belangrijk is dat ze op tijd op school is. je benadert haar positief en vertelt haar dat ze heel goed zelf haar kleren kan uitkiezen. Met een voorbeeld kun je aangeven dat ze dat goed kan. Je moet wel duidelijk zijn naar Chayen toe. Met Stef kun je samen zijn kleren pakken. Je legt aan hem uit dat je hem vandaag zelf aankleedt, omdat hij anders niet op tijd op school komt. Verder kun je kijken of je Stef de kleine dingen zelf kunt laten doen. Niet de strijd aangaan met hem, je kunt hem dan beter afleiden. Je maakt deze keuzen omdat het belangrijk is dat de kinderen jouw aanpak accepteren en dat ze vertrouwen in je hebben.
2
Mevrouw Van Toor ligt boven op bed. Geef met argumenten aan waarom je haar wel of niet zou betrekken bij dit probleem. Eigen mening. Argumenten voor: mevrouw Van Toor is de moeder, zij heeft ouderlijk gezag, één woord van haar kan genoeg zijn om de kinderen positief te beïnvloeden. Argumenten tegen: het is verstandig mevrouw Van Toor niet lastig te vallen met dit soort problemen. Zij vindt het waarschijnlijk al erg moeilijk dat ze zelf niet in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen.
PRAKTIJK: TWIJFELS 1
Carien weet dat zij iets met deze situatie moet. Over een half uur wordt meneer Baroudi opgehaald door iemand van de groepsverzorging. Welke adviezen geef jij aan Carien? Adviezen: rustig blijven en niet boos worden. Eerst met meneer Baroudi een praatje maken en hem afleiden. Niets forceren en niet teveel tegelijk willen. Probeer hem voorzichtig zover te krijgen dat hij een schoon overhemd aantrekt. Als het lukt hem zichzelf ook nog te laten scheren, is dat meegenomen.
2
Welke acties kun je ondernemen om deze situatie hanteerbaar te maken? Acties die je kunt ondernemen: bespreken in het teamoverleg, andere collega's hebben ook met dit soort situaties te maken. Gezamenlijk tot een standpunt komen en afspreken hoe hiermee om te gaan. De kinderen van meneer Baroudi deelgenoot maken van het probleem. Zij kunnen ook bijdragen aan een oplossing.
3
Hoe ga jij om met de weigering van meneer Baroudi om zich te laten douchen en schone kleren aan te trekken? Eigen mening. Houd hierbij aandacht voor:
© ThiemeMeulenhoff
53
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • •
de autonomie van de zorgvrager; het voorkomen van escalaties; de kwaliteit van de zorgverlening.
PRAKTIJK: DOE JIJ HET MAAR! 1
Beschrijf op welke manier jij Egon ondersteunt bij het vergroten van zijn zelfredzaamheid op het gebied van kleden. Onder meer moet aan de orde komen: • rekening houden met het begripsniveau van de zorgvrager; • uitleggen van de vaardigheid met behulp van pictogrammen; • uitleg over de verschillende kledingstukken; • stap voor stap werken, te beginnen met het zelf aantrekken van de onderkleding, hierna bovenkleding, als laatste kousen, schoenen en veters strikken; • positief belonen en de zorgvrager niet overvragen.
2
Plaats deze aanpak in het grote geheel van het aanleren van alle a.d.l.- vaardigheden op het gebied van de persoonlijke verzorging. Hierbij moet onder meer het geheel van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging aan de orde komen. Je kiest hierbij voor een logische volgorde op het gebied van het aanleren van deze vaardigheden, en geeft ook aan waar je de vaardigheid plaatst.
3
In welke volgorde leer je hem de verschillende vaardigheden aan? Waarom kies je hiervoor? Individueel antwoord. Je stelt prioriteiten met betrekking tot het aanleren van de verschillende a.d.l.-vaardigheden. Belangrijk hierbij is dat je stap voor stap werkt, niets forceert en bij de kleine dingen begint.
KENNISOPDRACHT
54
1
Beschrijf wat de gevolgen kunnen zijn voor het aan- en uitkleden bij een zorgvrager die een CVA heeft gehad. Onder andere moeten aan de orde komen: • de manier waarop je de zorgvrager benadert; • de wensen van de zorgvrager met betrekking tot de verzorging; • de dingen die de zorgvrager wel en niet zelf kan.
2
Zoek uit op welke manier je een zorgvrager kunt ondersteunen om een deel van de handelingen weer zelfstandig te kunnen uitvoeren. Je kunt hierbij in grote lijnen denken aan: • de manier waarop je de zorgvrager benadert; • de wensen van de zorgvrager met betrekking tot de verzorging; • de dingen die de zorgvrager wel en niet zelf kan.
3
Zoek uit wat de betekenis is van de kledingeisen voor vrouwen met het islamitische geloof. Laat de studenten gebruikmaken van de kennis van islamitische medestudenten, als die aanwezig zijn. Laat de studenten ook zoeken op internet.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Hulp bieden bij aan- en uitkleden
4
Hebben islamitische kledingeisen nog gevolgen voor de ondersteuning door verzorgenden bij het aan- en uitkleden? Denk hierbij aan het onderscheid tussen mannen en vrouwen. Laat de studenten gebruikmaken van de kennis van islamitische medestudenten, en eventueel zoeken op internet.
5
Beschrijf op welke manier je de zelfstandigheid van een visueel beperkte zorgvrager kunt waarborgen bij het kiezen van bij elkaar passende kleding. Laat de studenten gebruik maken van internet, labels in braille, vooraf samengestelde bij elkaar gezochte kledingpakketten en laat één van de studenten eventueel contact opnemen met een blindeninstituut.
6
Welke problemen kan iemand die kleurenblind is ondervinden bij het zich kleden? Laat de studenten zoeken op internet, kleurencombinaties die niet kloppen, verschillende kleuren sokken aan.
7
Hoe kun je de privacy van een zorgvrager instandhouden bij het aan- en uitkleden? Je kunt de privacy van een zorgvrager onder meer zo instandhouden bij het aan- en uitkleden: • sluit de gordijnen rond het bed; • neem een duster mee naar de badkamer; • laat iemand niet onnodig wachten.
8
Hoe ga je om met de schaamtegevoelens van een zorgvrager? Eigen mening. Als verzorgende kom je heel dicht bij de mensen. Soms dichterbij dan je lief is. Het kan voor een verzorgende ook moeilijk zijn om door anderen aangeraakt te worden. Maak dit onderwerp bespreekbaar.
9
Hoe ga je om met jouw eigen schaamtegevoelens? Eigen mening. Maak het onderwerp bespreekbaar.
10 Wat is volgens jou het belang van zelfredzaamheid op dit gebied? Vooral eigen keuzen kunnen maken, dat verhoogt het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect.
© ThiemeMeulenhoff
55
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Hulp bieden bij het wassen en de uiterlijke verzorging ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IN DE TUMMY TUB® 1
Welke voorlichting geef jij aan Rosalie over het baden van Koen in de Tummy Tub®? Het is haar eerste kind, dat betekent aandacht voor de algehele dagelijkse verzorging van de baby: veiligheid, temperatuur van het badwater, wel of geen badolie, goed drogen, verzorging van huidplooitjes, billetjes, kleertjes op temperatuur, afkoeling voorkomen. Daarnaast leg je uit wat het voordeel is van de Tummy Tub® en op welke manieren je een baby kunt baden in de Tummy Tub®. Dit doe je voor, en je laat Rosalie de verschillende grepen proberen.
2
Wat zijn volgens jou de voordelen en wat zijn de mogelijke nadelen of gevaren? Voordelen: het water blijft warmer in de emmer en de baby blijft beter op temperatuur. De baby neemt vanzelf de foetushouding aan. Dat vindt hij prettig, hij is dat gewend en voelt zich dus ook veiliger. Nadelen: veel moeders zijn bang dat de baby onder water raakt. De moeder moet de verschillende grepen dus ook goed kennen, en zich daar vertrouwd mee voelen.
3
Op welke manier kun je ervoor zorgen dat de moeder van Rosalie straks weet hoe zij Koen moet baden in de Tummy Tub®? Je kunt de verzorging aan Rosalie voordoen. Hierna kun je het met haar doorspreken om te controleren of ze alles begrepen heeft. Ook kun je de instructies voor oma op papier zetten.
PRAKTIJK: MAAK ME MOOI 1
Vind jij dat Julie er recht op heeft dat ze elke dag volledig wordt opgemaakt? Waarom vind je dat, of waarom niet? Eigen mening. Hierbij spelen de volgende zaken een rol: wel of niet tegemoet komen aan de zorgbehoefte van de zorgvrager, rekening houden met wensen en gewoonten en de autonomie van de zorgvrager in relatie tot de mogelijkheden van de verzorging.
2
Wat vind je van het compromis dat Julie gesloten heeft met de verzorging? Komt dit tegemoet aan haar zorgvraag? Waarom vind je dat? Het compromis komt gedeeltelijk tegemoet aan haar zorgvraag. Het liefst wil ze elke dag worden opgemaakt. Daar is duidelijk geen tijd voor, en hierover is al onderhandeld. Een compromis is nodig om voor beide partijen een bevredigende oplossing te vinden die haalbaar is.
3
Op welke manier zou jij deze zorgvraag van Julie beantwoorden? Eigen mening. Je moet een keuze maken tussen het beantwoorden van de zorgvraag van Julie of de mogelijkheden van de verzorging.
PRAKTIJK: ZO VOORZICHTIG MOGELIJK 1
56
Wat zijn de aandachtspunten bij de verzorging van mevrouw Hansen? De aandachtspunten zijn: • de lichamelijke conditie van de zorgvrager;
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
• • • •
Hulp bieden bij het wassen en de uiterlijke verzorging
haar zo min mogelijk vermoeien; voorzichtig te werk gaan; rust, aandacht en geduld; respect en een goede beroepshouding.
2
Welke afspraken moeten Elke en Corine met elkaar maken vóórdat ze mevrouw Hansen gaan verzorgen? Ze moeten afspreken hoe ze mevrouw Hansen gaan verzorgen, wat ze gaan doen, in welke volgorde, en wie wat doet. Ze moeten ervoor zorgen dat alles klaarstaat en de kamer goed op temperatuur is.
3
Welke observaties vind jij belangrijk tijdens de verzorging van mevrouw Hansen? De dagelijkse observaties van de huid, het gedrag en de pijnobservaties. Daarnaast observeer je de algehele toestand, zoals kleur, ademhaling en pols.
4
Op welke manier kunnen Elke en Corine tijdens de verzorging respectvol met mevrouw Hansen omgaan? Elke en Corine kunnen tijdens de verzorging respectvol met mevrouw Hansen omgaan door zich op haar te richten, zorgvuldig met haar om te gaan, goed toegedekt te houden, de kamer goed af te sluiten in verband met de privacy en in gesprek met haar te blijven. En zeker niet met elkaar over andere zaken gaan spreken.
KENNISOPDRACHT 1
Je gaat een student helpen die voor de eerste keer een wasbeurt gaat uitvoeren. Op welke dingen moet je samen met die student letten? De benodigdheden voor een wasbeurt kan de student terugvinden in het onderwerp. Begeleidingsaspecten: • Stel de leerling op z'n gemak. • Vraag of hij/zij al eens heeft meegekeken en welke indruk dit op hem/haar heeft gemaakt. • Vraag hoe de leerling zich heeft voorbereid. • Laat de leerling wassen en droog zelf af. • Laat de leerling communiceren met de zorgvrager • Geef op een positieve manier feedback en steun. Denk er aan dat je het proces zelf ook hebt moeten leren!! Uiteraard de benodigdheden bij de lichaamsverzorging, maar ook de benodigde begeleiding. De student moet zich verplaatsen in degene die de taak moet uitvoeren. Er ligt dus ook een begeleidingsaspect in deze vraag verborgen.
2
Hoe ga jij te werk bij een wasbeurt van de haren op bed? Je gaat zo te werk bij de haarverzorging op bed: • je licht de zorgvrager in en overlegt over de te volgen handelswijze; • je legt de materialen klaar; • je beschermt het bed (plastic over matras, handdoeken, speciale wasbak); • je beschermt of verwijdert bovenkleding (hemd kan aanblijven); • je neemt water op de gewenste temperatuur; • je gebruikt een kleine hoeveelheid shampoo, goed inwrijven en tegelijkertijd de hoofdhuid masseren;
© ThiemeMeulenhoff
57
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • • • • •
58
spoel de shampooresten goed uit; shampoo eventueel nogmaals en spoel uit; gebruik een crèmespoel als de zorgvrager dit wenst; droog de haren zorgvuldig; trek de bovenkleding weer aan; breng de haren in model en föhn ze eventueel droog; ruim gebruikte spullen op.
3
Stomatitis is een ontsteking van het mondslijmvlies. Het komt regelmatig voor bij zorgvragers met een verzwakte lichamelijke conditie. Beschrijf wat je kunt doen om stomatitis zoveel mogelijk te voorkomen. Bij deze zorgvragers kun je: • dagelijkse mondinspectie doen; • de mond en het gebit vier keer per dag verzorgen; • spoelen met zout water of mondwater; • de mond verzorgen met swabs of lemon sticks; • mondsprays gebruiken; • de mond verzorgen met een spatel die is omwikkeld met steriel gaas en daarop enkele druppels citroenglycerine.
4
Kasper, een peuter van anderhalf, heeft een grote angst voor haren wassen. Zijn ouders weten zich er geen raad meer mee. Vertel wat jij doet om Kasper op zijn gemak te stellen. Op welke manier zorg je ervoor dat zijn haren toch gewassen worden? Kasper vooral op zijn gemak stellen, eerst met hem spelen in bad, vertellen wat je gaat doen, hem een droog washandje geven om te voorkomen dat er water in zijn oogjes komt. Zijn haren spoelen met een kan met water, zijn hoofdje achterover en je hand op zijn voorhoofd leggen om te voorkomen dat het water in zijn ogen loopt. Hem zoveel mogelijk de dingen zelf laten doen, en positief reageren.
5
Je werkt als verzorgende bij een gezin. Eén van de kinderen komt thuis met een briefje: op school heerst weer hoofdluis. Wat doe je om te constateren of het kind hoofdluis heeft? Hoe ga je met dit probleem om als dit inderdaad het geval is? Je controleert een kind op hoofdluis met behulp van een stofkam, waardoor je eerst een gaasje hebt getrokken. Leg een (witte) handdoek om de schouders en kam. Als er sprake is van hoofdluis, haal je een speciale lotion of shampoo bij de drogist. Was al het beddengoed en kleding, jassen en shawls op 60°. Zo nodig herhaal je de behandeling.
6
Als verzorgende mag je de teennagels van een zorgvrager met diabetes mellitus nooit zelf knippen. Wat is hiervan de reden? Een zorgvrager met diabetes mellitus heeft een verhoogde kans op het krijgen van infecties aan de voeten. Dit wordt veroorzaakt door het hoge glucosegehalte in het bloed en de verslechterde bloedsomloop in de benen. Wondjes genezen slecht en kunnen het begin zijn van een diabetische voet. Je mag niet knippen omdat het risico te groot wordt dat je hem verwondt?
7
Een omstreden fenomeen in de zorg zijn de wasdoekjes. Zoek op internet en in de vakbladen naar argumenten voor en tegen deze doekjes.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Hulp bieden bij het wassen en de uiterlijke verzorging
De tegenstellingen in de literatuur zijn een beetje zwart-wit. Misschien heeft de student zelf al ervaring met de wasdoekjes en kan hij op deze manier nog bijdragen aan de discussie? 8
Je hebt de zorg voor een ernstig zieke zorgvrager met een heel slechte conditie. Ze vraagt aan je of je de wasbeurt van die dag wilt overslaan. Wat doe je? Eigen mening. In principe is er niets op tegen om de dagelijkse wasbeurt een keer over te slaan. Er moet wel overleg plaatsvinden met de zorgvrager om eventueel een onderbeurt te doen en een schone onderkleding/pyjama aan te doen.
9
Waarom is het van belang dat je tijdens de lichamelijke verzorging samenwerkt met de zorgvrager? Het is van belang dat je tijdens de lichamelijke verzorging samenwerkt met de zorgvrager omdat je: • de zelfredzaamheid instandhouden of stimuleert; • de zorgvrager het gevoel van eigenwaarde en onafhankelijkheid behoudt; • dan rekening houdt met ergonomische aspecten van de verzorging.
10 Jaella is tien jaar, en heeft sinds haar geboorte een ernstige lichamelijke beperking. Het gezin, moeder en twee broertjes, heeft inmiddels een aangepaste woning betrokken, waarin speciaal voor Jaella een aangepaste slaapkamer en badkamer is gemaakt. De verzorging van Jaella komt voor het grootste deel neer op haar moeder. Ze wordt voor de a.d.l. ondersteund door de mensen van de thuiszorg, die drie keer in de week komen om Jaella te helpen met douchen. Tijdens je bpv bij de thuiszorg word je gevraagd om de zorg voor Jaella op je te nemen. Welke activiteiten ga je ondernemen om ervoor te zorgen dat Jaella onder de douche kan? Wat zijn de aandachtspunten tijdens de hygiënische verzorging van Jaella? Aan welke veiligheidsaspecten moet je aandacht besteden? Op welke manier kun je nog meer ondersteunen? Aandachtspunten zijn: goede observatie van de huid en de conditie van spieren en gewrichten. Aan deze veiligheidsaspecten moet je aandacht besteden: • of Jaella niet van de douchebrancard kan afrollen; • of het water niet te warm is; • of niemand kan uitglijden op een natte vloer. Je kunt nog meer ondersteunen door te overleggen en te luisteren naar de dingen die de moeder inbrengt. Denk vooruit en neem de moeder nog wat taken uit handen als dit qua tijd mogelijk is. Je kunt de moeder ook informatie geven over de mogelijkheid tot ondersteuning door vrijwilligers, zodat je haar nog meer kunt ontlasten.
© ThiemeMeulenhoff
59
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Observaties bij de uiterlijke verzorging ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK KAN DE TRAP NIET MEER OP 1
Welke verschijnselen vallen je op in het verhaal van meneer Terpstra? Kortademigheid, blauwe lippen, de trap niet meer op kunnen, oedeem aan beide voeten.
2
Waar duiden deze observaties volgens jou op? Waaruit blijkt dat? Ze wijzen op een verslechterde werking van het hart, meneer Terpstra heeft last van oedeem, dat betekent dat de terugvloed van weefselvocht verstoord is. Daarnaast heeft meneer Terpstra een verhoogde bloeddruk en hij is kortademig.
3
Zou je in deze situatie contact opnemen met de huisarts van meneer Terpstra? Waarom wel, of waarom niet? Je neemt wel contact op met de huisarts, want de bloeddruk, het oedeem en de kortademigheid moet je rapporteren aan de huisarts. Het is aan meneer Terpstra om een extra controle te doen. Hij heeft waarschijnlijk plastabletten nodig om het overtollige vocht uit te scheiden. Op deze manier kunnen vervelende complicaties worden voorkomen.
KENNISOPDRACHT
60
1
Beschrijf wat je verstaat onder een goede persoonlijke hygiëne. Op welke manier geef je daar vorm aan? Bij een goede persoonlijke hygiëne let je op de volgende aspecten: • lichamelijke verzorging; • eten en drinken; • activiteit, rust en slaap; • schone kleding; • veiligheid; • omgang met anderen.
2
Geef twee voorbeelden van openbare hygiëne die door de overheid zijn ingesteld. Twee voorbeelden van openbare hygiëne die door de overheid zijn ingesteld: • HACCP warenwetregeling ‘Hygiëne van Levensmiddelen’; • de Arbo-wet.
3
Beschrijf op welke manier jij vormgeeft aan een goede beroepsmatige hygiëne. Eigen mening. In het antwoord moet beschreven zijn hoe de student op het werk verschijnt, en wat hij tijdens het werk doet om besmettingen te voorkomen.
4
Wat is volgens jou het belang van beroepsmatige hygiëne voor jezelf en de zorgvrager? Je kunt op deze manier voorkomen dat de zorgvrager onnodig risico loopt op besmetting met ziektekiemen. Dat is van belang omdat de meeste zorgvragers een verminderde weerstand hebben en gevoelig zijn voor infecties. Voor de verzorgende: je voorkomt dat je zelf besmet raakt of als tussenpersoon fungeert bij het overbrengen van besmettingen.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Observaties bij de uiterlijke verzorging
5
Wat versta je onder een kruisinfectie? Een kruisinfectie is het gevolg van een besmetting met ziektekiemen die van de ene persoon op de andere is overgebracht door middel van een tussenpersoon. De zorgvrager wordt ziek.
6
Schrijf een richtlijn voor de observatie van de huid. Besteed hierbij aandacht aan: • wat je observeert en waarom; • in welke volgorde je de observaties doet; • hoe je de geobserveerde gegevens verwerkt. Richtlijn voor observatie van de huid: • systematisch uitwerken kleur, turgor, letsels; • systematisch van boven naar beneden; • systematisch door rapportage in het zorgplan.
7
Zoek uit waarom met name bij baby's en ouderen het observeren van de huidturgor van belang is. Wat zegt het over de conditie van de zorgvrager? De huidturgor kan een indicatie zijn voor dehydratie en oedeem. Baby's zijn gevoelig voor dehydratie. Bij hoge koorts of infecties verliest een baby snel veel vocht en kan binnen enkele uren of dagen uitgedroogd raken. Infecties, met name braken en diarree, komen veel voor bij kleine kinderen. Zij hebben nog een lage weerstand. Ouderen drinken vaak te weinig, ze hebben een verminderd dorstgevoel en door hun leeftijd en het gebrek aan beweging eten ze ook minder. Ook ouderen kunnen bij koorts en ziekte snel uitdrogen. Oedemen kunnen een indicatie vormen voor hartziekten of eventueel aandoeningen van de nieren.
8
Wat kun je als verzorgende doen aan de uiterlijke verzorging van mensen? Denk hierbij aan de gewone dagelijkse dingen die voor jezelf ook belangrijk zijn. Eigen mening. De studenten hebben in het onderwerp te maken gekregen met veel verschillende zaken die met de huid en het uiterlijk te maken hebben. Bewust is niet zoveel aandacht besteed aan zaken als make-up. De bedoeling van deze opdracht is dat de student hier zelfstandig over na gaat denken. Wat is haalbaar in een zorgsituatie? Is er verschil in aanpak in een thuiszorgsituatie of in een instelling?
9
Smetten is een veelvoorkomend probleem. Beschrijf in het kort: • bij welke zorgvragers je smetten verwacht; • op welke plaatsen smetten kunnen voorkomen; • wat de oorzaken daarvan zijn; • wat je kunt doen om smetten te voorkomen; • wat je doet om smetplekken te behandelen. Smetten komt veel voor bij: • baby's in de huidplooitjes, ze hebben nog een kwetsbaar huidje en door de inwerking van vocht in de liesplooitjes; • bedlegerige zorgvragers door inactiviteit; • zorgvragers met overgewicht. Smetten komt voor op deze plekken: • achter de oren; • in de halsplooi; • onder de oksels;
© ThiemeMeulenhoff
61
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • •
onder de borsten; in de buik- en liesplooien; in de bilnaad; in de elleboog- en knieholten.
Je kunt smetten voorkomen met: • deppend drogen; • lauw föhnen; • licht talkpoeder aanbrengen; • Engels pluksel aanbrengen. Je kunt smetten behandelen op dezelfde manier als dat je het voorkomt, eventueel aangevuld met een zalf op voorschrift van de arts. Dit is nodig bij infecties in de huidplooien.
62
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Het gebruik van hulpmiddelen
Het gebruik van hulpmiddelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DAT VALT NIET MEE 1
Bedenk enkele adviezen die je Noah kunt geven om de steunkousen op een goede manier bij mevrouw Walenstein aan te trekken. Adviezen: • zorg dat de voeten goed droog zijn; • breng eventueel wat talkpoeder aan zodat het aantrekken makkelijker gaat; • laat mevrouw Walenstein een half uur met de benen omhoog zitten zodat de voeten weer wat slanker worden; • trek de steunkousen bij voorkeur aan als mevrouw Walenstein op bed ligt.
2
Op welke manier kun je de zorgverlening aan mevrouw Walenstein zo organiseren dat het aantrekken van de steunkousen geen probleem is? Een mogelijkheid zou zijn om mevrouw Walenstein 's avonds te douchen in plaats van 's morgens. Dan kunnen 's morgens de steunkousen op bed worden aangetrokken, en kan mevrouw Walenstein zich hierna wassen aan de wastafel.
PRAKTIJK: WIL IK DIT WEL? 1
Je werkt als verzorgende bij mevrouw Diepenveen thuis, elke ochtend van negen tot twaalf uur. Je merkt aan haar dat ze het moeilijk heeft met haar situatie. Wat kun je doen om haar te ondersteunen? Je ondersteunt haar door het tonen van een goede beroepshouding, vooral open en luisterend. Voorkom dat je te snel met raadgevingen of oplossingen komt. Ga rustig door met de werkzaamheden, ook dat is ondersteunend. Neem de tijd voor een praatje en een kopje koffie.
2
Kun je als verzorgende een bijdrage leveren aan het acceptatieproces? Wat zou jij daarin voor haar kunnen betekenen? Eigen mening. Vooral met een luisterend oor kun je mevrouw Diepenveen hulp bieden. Verder kun je haar deskundige hulp adviseren.
KENNISOPDRACHT 1
Wat zijn de aandachtspunten bij het aantrekken van steunkousen? De aandachtspunten bij het aantrekken van steunkousen zijn: • 's morgens vroeg aandoen, het liefst op bed; • de voeten moeten goed droog zijn; • de kous binnenstebuiten draaien; • de kous over de tenen en rustig omhoog trekken; • erop letten dat je de kous of het been niet beschadigt; • erop letten dat de kous glad zit; • voor de middagrust of de nacht de kous verwijderen.
2
Waar let je op bij het aanbrengen van elastische zwachtels?
© ThiemeMeulenhoff
63
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Bij het aanbrengen van elastische zwachtels let je op: • twee zwachtels gebruiken en tegengesteld zwachtelen; • bij de tenen beginnen en zwachtelen tot aan de knie; • zorgen voor een gelijkmatige drukverdeling over het hele been; • niet te strak zwachtelen, aan de knie vastzetten met pleisters; • na afloop controleren of de zwachtel niet te strak zit; • gedurende de dag blijven controleren.
3
Bij welke aandoeningen van het bewegingsapparaat kan het gebruik van hulpmiddelen noodzakelijk zijn? Motiveer je antwoord. Voorbeelden zijn: • reuma; • polio; • spasticiteit; • heupdysplasie; • amputatie. Bij deze vraag is het belangrijk dat de student kan motiveren wanneer en waarom bij een bepaald ziektebeeld gebruik kan of moet worden gemaakt van hulpmiddelen.
64
4
Welke hulpmiddelen zijn er ter ondersteuning van aandoeningen aan het bewegingsapparaat? Hulpmiddelen ter ondersteuning van aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn: spalken, braces, zwachtels, steunkousen. Niet genoemd, maar ook hulpmiddelen zijn onder meer: rolstoelen, krukken, rollators. Dit zijn meer a.d.l.-hulpmiddelen die een zorgvrager kunnen ondersteunen.
5
Wat is het verschil tussen een orthese en een prothese? Licht dit toe aan de hand van een voorbeeld. Een orthese ondersteunt de functie van een lichaamsdeel, een prothese vervangt een lichaamsdeel. Voorbeeld van een orthese: een brace om het polsgewricht te ondersteunen bij een reumapatiënt. Voorbeeld van een prothese: een borstprothese die de natuurlijke borst na amputatie vervangt.
6
Wat zijn de algemene aandachtspunten bij het aanbrengen van een orthese of prothese? Algemene aandachtspunten bij het aanbrengen van een orthese of prothese: • de huid controleren op beschadigingen en drukplekken; • een beschermende laag aanbrengen, zoals een kous of hemdje; • controleren of de onderlaag glad zit; • de prothese of orthese volgens voorschrift aanbrengen; • controleren of deze goed zit bij de zorgvrager; • observeren op pijnklachten.
7
Wat kunnen de psychische gevolgen zijn van het gebruik van prothesen en orthesen? Denk hierbij niet alleen aan de zorgvrager zelf, maar ook aan zijn naasten. Eigen mening. Hoe zou de student reageren als hij in de schoenen van de zorgvrager of zijn naasten zou staan?
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Het gebruik van hulpmiddelen
8
Waarom denk je dat het voor een vrouw moeilijk is om een borstprothese te accepteren? Eigen mening. De student moet aandacht hebben voor: • het verlies van een lichaamsdeel; • het verlies van een deel van je ‘vrouwzijn’ • het gevoel niet meer te kunnen voldoen aan het ideale vrouwbeeld van de partner.
9
Op welke manier kun je een zorgvrager begeleiden bij het leren accepteren en omgaan met zijn prothese? Eigen mening. Let hierbij op: • een goede beroepshouding; • inlevingsvermogen; • luisteren; • niet zelf met oplossingen komen; • begeleiding bij het aanbrengen van de prothese; • de zorgvrager stimuleren dit (als het kan) zelf te doen en hierin ondersteunend zijn.
10 Zie je ook een rol weggelegd voor de behandeld arts bij begeleiding gericht op acceptatie? De behandeld arts is het eerste aanspreekpunt voor alle onzekerheden en vragen van de zorgvrager. Het is zijn taak de zorgvrager te begeleiden bij dit verlies en hem voor te bereiden op het gebruik van de prothese.
© ThiemeMeulenhoff
65
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT TE DOEN? 1
Wat zijn volgens jou de zorgproblemen van Zücru? De volgende zorgproblemen zijn aan de orde: • Zücru eet en drinkt slecht en daardoor is hij verzwakt geraakt; • Zücru is moeilijk te stimuleren tot activiteit; • Zücru reageert niet goed op aanspreken; • Zücru heeft een beginnende decubitusplek op de linkerenkel. Oorzaak van de problemen: een longontsteking die niet goed reageert op antibiotica.
2
Wat zou je doen om zijn lichamelijke toestand te verbeteren en waarom? Je kunt in overleg met arts en diëtist maatregelen nemen om zijn voedings- en vochtbalans te verbeteren. Verder kun je maatregelen treffen om hem te stimuleren tot activiteit, een behandeling afspreken voor de beginnende decubitusplek, de druk opheffen en verzorging afspreken.
3
Op welke manier zou je hem stimuleren tot activiteit? Het stimuleren tot activiteit bepaal je aan de hand van zijn algehele lichamelijke conditie. Als hij in een betere voedings- en vochttoestand verkeert, zal hij beter reageren op aanspreken en actiever worden.
4
Welke maatregelen neem je om decubitus aan zijn enkel te voorkomen? Maatregelen om decubitus aan zijn enkel te voorkomen: druk opheffen, huidverzorging afspreken.
PRAKTIJK: WAT MEER LUCHT
66
1
Meneer Van Oostveen ligt sinds een week ziek in bed. Wat kunnen voor hem de complicaties zijn van de bedverzorging? Motiveer het antwoord. De complicaties zijn longontsteking na een ernstige griepaanval, hoge koorts en moeilijk ademen. Belangrijk is dat de student nadenkt over de tijdsduur van het ontstaan van de complicaties in relatie tot het ziekbed van meneer Van Oostveen.
2
Welke activiteiten ga jij als verzorgende inplannen om deze gevolgen te kunnen voorkomen of beperken? De activiteiten om negatieve gevolgen te voorkomen/beperken: • een zo goed mogelijke lichamelijke verzorging; • een goede houding in bed, waardoor de longen maximaal ontplooid zijn en hij goed kan doorademen; • eventueel helpen met ophoesten; • zorgen dat de omgevingstemperatuur van de kamer koel is. Koele lucht ademt makkelijker. Zorgen dat meneer Van Oostveen niet op de tocht ligt vanwege de koorts; • lichtverteerbare voeding in kleine porties aanbieden;
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
•
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen
zorgen dat meneer Van Oostveen tijdig zijn CARA-medicatie krijgt.
KENNISOPDRACHT 1
Wat zijn ‘bevorderende’ factoren bij het ontstaan van decubitus? ‘Bevorderende’ factoren bij het ontstaan van decubitus zijn langdurige druk en wrijving. Dat zijn de hoofdoorzaken. Ook de invloed van vocht (transpiratie/urine) bevorderend werken. De huid verweekt hierdoor. Naast deze factoren is ook een verslechterde lichamelijke conditie van invloed op het ontstaan van decubitus.
2
Welke maatregelen kun je als verzorgende nemen om de risico's te beperken? Het opheffen van druk en het voorkomen van wrijving zijn de beste preventieve maatregelen die je kunt nemen om decubitus te voorkomen.
3
Welke behandelingsmogelijkheden zijn er? Bij handelingen die uitgevoerd moeten worden bij de ontdekking van decubitus, kun je denken aan: • verwijdering van de necrose: grote dode weefselstukken worden door de dermatoloog of chirurg operatief verwijderd. In de praktijk betekent dit vaak dat het dode weefsel met een schaar wordt weggeknipt; • oppervlakkig geel beslag kan soms met necroseoplossende zalf worden verwijderd; • gaasjes gedrenkt in deze oplossing worden meerdere keren per dag in de wond gebracht; • bestrijden van infectie; • gebruik van speciale wondpleisters (hydrocolloïdpleister); • een eiwitverrijkte voeding geven; • minimaal anderhalve liter vocht per dag geven; • zorgen voor een goede lichaamshygiëne en een extra wasbeurt per dag om nadelige effecten van transpireren te voorkomen; • op tijd het incontinentiemateriaal verwisselen, zodat de huid schoon en droog blijft; • de zorgvrager regelmatig van houding veranderen; • passief en actief oefenen met de zorgvrager. Verder kunnen de studenten op internet zoeken naar behandelingsmogelijkheden, of in diverse vakbladen.
4
Op welke manier kun je een zorgvrager ‘doorbewegen’ om complicaties te voorkomen? Doorbewegen is het één voor één bewegen van armen en benen, vingers en tenen van de zorgvrager tijdens de lichamelijke verzorging. Hier is wat tijd en aandacht voor nodig. Deze handeling kan ook los van de verzorging worden uitgevoerd door de fysiotherapeut of de mantelzorg. Het gaat in overleg met de verzorging en de zorgvrager.
5
Wat is het verschil tussen trombose en een longembolie? Wat kun je doen om trombose te voorkomen? Een trombose is een stolsel aan de wand van een bloedvat. Bij een longembolie gaat een losgelaten trombus via de bloedsomloop naar de longen waar deze een bloedvat verstopt. Om trombose te voorkomen, stimuleer je de zorgvrager om zoveel mogelijk de benen te bewegen. Vaak wordt bij langdurige bedrust preventief een antistollingsmedicijn voorgeschreven.
© ThiemeMeulenhoff
67
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
6
68
Bij veel zorgvragers ontstaan problemen met de uitscheiding door langdurige inactiviteit. Wat kun je doen om deze problemen zoveel mogelijk te voorkomen? Maatregelen om deze problemen zoveel mogelijk te voorkomen: • de zorgvrager stimuleren om veel te drinken en vezelrijke voeding te gebruiken; • de zorgvrager stimuleren om in bed zo veel mogelijk te bewegen; • bij de uitscheiding zo veel mogelijk een natuurlijke houding nastreven; • natuurlijke middelen gebruiken die de uitscheiding bevorderen; • bij het plassen zijn er kleine trucjes die opwekkend werken; • zo nodig laxeermiddelen gebruiken; • een blaasontsteking behandelen met antibiotica.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Relevante wetgeving bij de basiszorg toepassen
Relevante wetgeving bij de basiszorg toepassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: BEKWAAM OF BEVOEGD? 1
Vind jij dat Stephan mevrouw Gerritsen een nieuwe sonde kan geven? Bedenk een argument voor en een argument tegen. Eigen mening. Je moet je afvragen of Stephan nog voldoende bekwaamheid bezit om de handeling uit te voeren.
2
Wat is volgens jou in dit geval het verschil tussen bevoegdheid en bekwaamheid? Bevoegd ben je op basis van je beroepsdiploma, je hebt een opleiding gevolgd en bent in het bezit van een diploma. Bekwaam ben je als je door voldoende oefening vaardig bent in het uitvoeren van de vaardigheid.
3
Wat zou je zelf doen in deze situatie? Waarom kies je hiervoor? Eigen mening. Belangrijk is hier dat je aansprakelijkheid bent als je een fout maakt.
4
Wat adviseer je Stephan? In dit geval is het nodig om de verantwoordelijke van zorg in te schakelen voor advies. Deze kan de handeling overnemen, of Stephan kan de vaardigheid onder begeleiding uitvoeren.
KENNISOPDRACHT 1
Wat houdt de wet BIG in? De wet BIG staat voor de wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Het doel van deze wet is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening om de zorgvrager te beschermen tegen ondeskundigheid en onzorgvuldig handelen. Voor aanvullende informatie kun je kijken op internet.
2
Waarom is de wet BIG in het leven geroepen? De wet BIG is in het leven geroepen om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bewaken en bevorderen en de zorgvrager te beschermen tegen ondeskundigheid en onzorgvuldig handelen.
3
Wat kunnen de gevolgen zijn voor jou als verzorgende in opleiding als je fouten maakt tijdens de uitvoering van het werk? De strafmaatregelen kunnen variëren van een berisping tot een geldboete of zelfs gevangenisstraf.
4
Wat zegt de Arbo-wet over arbeidsomstandigheden? De Arbo-wet geeft richtlijnen aan werkgevers om de arbeidsomstandigheden voor werknemers zo goed mogelijk te regelen. Werknemers zijn verplicht zich aan deze richtlijnen en voorwaarden te houden. De werkgever: • moet het werk zo organiseren dat er geen gevaar is voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
© ThiemeMeulenhoff
69
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • •
moet maatregelen nemen om de veiligheid en de gezondheid zoveel mogelijk te waarborgen als er toch risico's blijken te zijn; moet maatregelen nemen zodat een werknemer zichzelf in veiligheid kan brengen, mocht er een gevaarlijke situatie ontstaan; moet werknemers voorlichten over de te verrichten werkzaamheden en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen.
De werknemer: • moet zijn werk volgens de voorschriften uitvoeren; • moet gebruikmaken van de aangeboden hulpmiddelen.
70
5
Welk advies kun je geven aan de familie van een zorgvrager die bij jou komt met gegronde klachten over de behandeling? Motiveer het antwoord. Je geeft ze het advies om de klacht neer te leggen bij de verantwoordelijke personen op de afdeling. Als dit geen resultaat heeft, dan kan dit schriftelijk aangegeven worden bij de klachtencommissie.
6
Wat kan de familie doen als ze het niet eens zijn met de uitspraak van de klachtencommissie? Bij een gegronde klacht kunnen ze een civielrechtelijke procedure opstarten.
© ThiemeMeulenhoff
5
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht Hulp bieden bij eten en drinken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TEPELPERIKELEN 1
Wat kan de reden zijn voor de pijn van Priscilla, als ze Merlijn aanlegt? Merlijn kan niet goed aangelegd zijn aan de borst. Je kunt controleren of hij de tepelhof wel voldoende in zijn mondje heeft. Het kan ook zo zijn dat Priscilla last heeft van tepelkloven.
2
Welke adviezen kun je de ouders geven? Adviezen die je geeft, zijn: de borsten goed verzorgen. Dat betekent dat de borsten droog gehouden moeten worden, en dat zo weinig mogelijk zalf en crèmes gebruikt mogen worden. Het is verder belangrijk te wisselen van borst tijdens de voeding. Je kunt eventueel vaker en korter voeden. Priscilla moet de tijd nemen om Merlijn goed aan te leggen, ze kan desnoods proberen een andere houding aan te nemen. Bij tepelkloven is voorkomen belangrijk. Je kunt tijdens de zwangerschap de borsten hierop al voorbereiden. Je vermindert de kans op tepelkloven door je borsten alleen met water te wassen, na het douchen de borsten met koud water af te spoelen, regelmatig geen bh aan te trekken, topless te zonnen, en de borsten voorzichtig te masseren.
3
Wat kan de oorzaak zijn voor het huilen van Merlijn? Hij drinkt misschien onvoldoende tijdens de voeding, Priscilla legt hem misschien verkeerd aan, of ze heeft onvoldoende melkproductie.
4
Welke adviezen geef je de ouders hiervoor? Goede voorlichting over het juist aanleggen van de baby. Priscilla kan eventueel een andere houding proberen. Let op of Merlijn voldoende natte luiers heeft (zes tot acht per dag). Als dat niet zo is, dan krijgt hij te weinig vocht binnen.
PRAKTIJK: VADER EN FLESVOEDING 1
Wat kan er de reden voor zijn dat Therese haar flesje zo snel leeg drinkt? Het gat van de speen is waarschijnlijk te groot.
2
Welke adviezen geef je Pieter en Ellen? Gebruik een speen met een kleiner gaatje, dan kost het zuigen meer moeite. Bovendien wordt de zuigbehoefte zo ook beter bevredigd. Als het huilen aanhoudt, gebruik dan een fopspeen om de zuigbehoefte te bevredigen.
PRAKTIJK: SPECIALE HULP 1
Welke zorgproblemen zou je voor Stefan kunnen formuleren bij het eten en drinken?
© ThiemeMeulenhoff
71
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Stefan heeft door zijn ziekte de volgende problemen: • hij kan niet zelfstandig eten en drinken; • hij wil niet afhankelijk zijn, dit heeft frustratie tot gevolg.
2
Welke activiteiten kun je plannen en uitvoeren om Stefan bij het eten en drinken te ondersteunen? Je kunt samen met Stefan inventariseren wat zijn mogelijkheden en wensen zijn. Je kunt daarnaast een ergotherapeut inschakelen, om te bekijken welke aanpassingen en hulpmiddelen Stefan kunnen helpen bij het eten en drinken.
PRAKTIJK: EEN EENZIJDIG DIEET 1
Wat zijn de voedingsproblemen van meneer De Campo? Meneer De Campo heeft een erg eenzijdige voeding. De reden hiervoor is dat hij slecht ter been is: hij gaat niet naar buiten om zijn boodschappen halen.
2
Welke maatregelen kun je treffen om deze problemen het hoofd te bieden? Je kunt de wensen op het gebied van eten en drinken van deze zorgvrager inventariseren. Je kunt hem een boodschappenservice of maaltijdendienst voorstellen. Ten slotte kun je voorlichting geven over het belang van goede en gezonde voeding.
3
Wie wil je daarbij inschakelen? Je schakelt hierbij een diëtiste, maaltijdendienst of boodschappenservice in.
PRAKTIJK: MEVROUW COENRAADS VERSLIKT ZICH 1
Wat zou het probleem van mevrouw Coenraads kunnen zijn? Ze verslikt zich mogelijk in haar voeding. Het kan ook veroorzaakt worden door een slecht passend kunstgebit.
2
Welke maatregelen neem je om het probleem aan te pakken? Je onderzoekt in haar mond wat de oorzaak is, je maakt de luchtweg vrij. Als je kunt, verwijder je dat wat dwars zit met je vingers uit de mond. Als dat niet mogelijk is, pas je de greep van Heimlich toe.
3
Welke maatregelen had je kunnen nemen om deze problemen te voorkomen? Maatregelen om verslikken bij ouderen te voorkomen: een goed passende gebitsprothese, de zorgvrager uitleggen dat het beter is kleine hapjes te nemen en goed te kauwen.
KENNISOPDRACHT
72
1
Beschrijf drie voordelen van borstvoeding. Drie voordelen van borstvoeding: • er zitten natuurlijke afweerstoffen in; • het is altijd beschikbaar; • het versterkt de band tussen moeder en kind.
2
Leg uit waar je op let bij het aanleggen van een baby aan de borst.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
Hulp bieden bij eten en drinken
Je let erop dat de baby de tepel en tepelhof goed in de mond heeft, de kin van de baby rust op de borst, en de tong van de baby is onder de tepel. 3
Beschrijf de aandachtspunten bij het klaarmaken van flesvoeding. Let bij flesvoeding op de houdbaarheidsdatum van de voeding, volg de instructie van het blik, schenk aandacht aan de hygiëne (was je handen, gebruik schone spullen).
4
Ga na welke informatie je nodig hebt voordat je de zorgvrager hulp biedt bij het eten en drinken. Informatie die je nodig hebt voordat je een zorgvrager hulp biedt bij het eten en drinken: • de eet- en drinkgewoonten van de zorgvrager; • de voedingsgewoonten van de zorgvrager; • de mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager; • de wensen en ideeën van de zorgvrager over de nodige hulp; • de beleving van de ziekte of handicap door de zorgvrager.
5
Noem vijf aandachtspunten bij het bieden van hulp met eten en drinken aan een zorgvrager met een stoornis of beperking. Aandachtspunten: • de tijd nemen en laten merken dat je de tijd neemt; • de zorgvrager in de juiste houding helpen; • het stimuleren en motiveren van de zorgvrager om zoveel mogelijk zelf te doen; • rekening houden met de zieke en gezonde zijde van de zorgvrager; • contact houden met de zorgvrager; • ervoor zorgen dat de zorgvrager niet te grote happen neemt of krijgt; • je tempo aan de zorgvrager aanpassen.
6
Noem vijf hulpmiddelen die de gehandicapte zorgvrager kunnen ondersteunen bij het eten en drinken. Hulpmiddelen: aangepast bestek, aangepast servies, houders voor glazen en kopjes, antislipplacemat, aangepaste snijplank.
7
Noem vijf redenen voor een veranderd eet- en drinkpatroon bij de oudere zorgvrager. Een oudere zorgvrager heeft een minder grote behoefte aan eten en drinken, en heeft een minder goede reuk- en smaakzin. Verder zijn er vaak kauw- en gebitsproblemen, en spelen eenzaamheid en verminderde mobiliteit een rol (sociale problemen).
8
Leg uit waarom het belangrijk is dat een zorgvrager met een stoornis of handicap zelf aangeeft hoe hij geholpen wil worden met eten en drinken. Dat heeft met respect tonen voor de zorgvrager te maken. Het is belangrijk in je beroepshouding van verzorgende om elke zorgvrager in zijn waarde te laten. Je laat daarom de zorgvrager zelf bepalen wat hij wil. Het is wel belangrijk om de zorgvrager zo veel mogelijk zelf te laten doen, ook al laat hij het liever aan een verzorgende over. Hiermee bevorder je namelijk zijn zelfstandigheid.
9
Vertel wat je doet als een zorgvrager zich verslikt. Je probeert de luchtweg zo snel mogelijk vrij te maken. Als het mogelijk is, verwijder je de oorzaak van het verslikken met je vingers. Als dat je niet lukt, pas je de greep van Heimlich toe, zittend of liggend.
© ThiemeMeulenhoff
73
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
10 Formuleer aandachtspunten voor de evaluatie met de zorgvrager over de hulp die je gegeven hebt bij het eten en drinken. Je vraagt naar de ervaringen van de zorgvrager. Zonodig stel je het zorgplan bij.
74
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
Voedingsproblemen en vochtbalans
Voedingsproblemen en vochtbalans ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT IS GOED? 1
Welke adviezen kun je de ouders van Pim geven? Pim is een jongen van vijftien jaar. Zijn lichaam zit in de groeifase. Zijn lichaam heeft daarom meer voedingsstoffen nodig dan het lichaam van iemand die uitgegroeid is. Pim zal meer dan gemiddelde porties aangeboden moeten krijgen. Snoepgoed levert lang niet alle voedingsstoffen. Tussendoortjes zijn natuurlijk niet verboden, maar ze moeten wel verantwoord zijn. Een appel geeft ook een flinke hoeveelheid suikers, en nog vitaminen bovendien.
2
Omschrijf waarom je deze adviezen geeft. Zijn lichaam is in de groei en heeft extra voedingsstoffen nodig. Maar niet alleen in de vorm van snoep. Een extra boterham met kaas is een goed alternatief, want het bevat andere voedingsstoffen behalve suikers.
PRAKTIJK: WAT EEN GEDOE! 1
Welke adviezen geef je meneer Rossi over het drinken? Meneer Rossi moet minstens anderhalve liter vocht per dag drinken.
2
Omschrijf waarom je deze adviezen geeft. Je benadrukt dat gewoon blijven drinken van groot belang voor zijn gezondheid is. Je kunt hem daarnaast adviseren zijn voeten omhoog te leggen als hij zit, zodat het vocht uit de voeten kan zakken. Het is een normaal verschijnsel dat ouderen vaker 's nachts moeten plassen, doordat de hartwerking wat afneemt. Als hij er echt moeite mee heeft om 's nachts uit bed te gaan, kun je hem een urinaal aanbieden. Minder drinken is in ieder geval geen goede oplossing.
PRAKTIJK: HOEZO OVERVOEDING? 1
Op welke manieren kun je controleren of het gewicht van Kitty goed is? Je kunt Kitty (dagelijks) wegen op een weegschaal. Een arts kan eventueel de dikte van Kitty's vetplooien meten.
2
Welke voorlichting geef je Kitty over de gevolgen van haar eetgedrag? Misschien vindt ze zichzelf niet dik, haar eetgedrag is niet goed en ze is aan de zware kant. Haar eetpatroon is eenzijdig, hierdoor krijgt ze een gebrek aan goede voedingsstoffen. Op langere termijn kunnen ziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes, kanker of vetzucht ontstaan door haar eetpatroon.
PRAKTIJK: ABDUL BLIJFT IN BED 1
Op welke twee manieren kun je controleren of de vochtbalans van Abdul in orde is? Je kunt de kleur van de urine controleren: is deze donker, dan is de urine meer geconcentreerd. Dit is een teken van uitdroging. Verder kun je een huidplooi van zijn hand omhoogtrekken. Als deze blijft staan, is er sprake van uitdroging. Je kunt ook gedurende 24 uur zijn vochtbalans bijhouden.
© ThiemeMeulenhoff
75
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
2
Welke adviezen geef je aan Abdul over het binnenkrijgen van voldoende vocht? Je adviseert hem om veel te blijven drinken. Aan de hand van de vochtbalans moet hij drinken, als hij dat kan. Als dat niet lukt, is een infuus met extra vocht nodig.
3
Maak zelf een mogelijke vochtbalans. Bereken of de balans positief of negatief is. Let erop dat leerlingen invullen wat Abdul daadwerkelijk gedronken heeft. Meer gedronken dan geplast levert een positieve balans op. Meer geplast dan gedronken levert een negatieve balans op.
KENNISOPDRACHT
76
1
Noem de zes belangrijkste voedingsstoffen voor het menselijk lichaam. Koolhydraten, vetten, eiwitten, vitaminen, mineralen, water.
2
Geef bij de zes genoemde voedingsstoffen aan waar ze belangrijk voor zijn. Koolhydraten geven een verzadigd gevoel, bevorderen de stoelgang. Vetten zijn belangrijk voor vetzuren die je nodig hebt voor de aanmaak van lichaamscellen. Eiwitten heb je nodig voor je spieren, botten en bloed. Vitaminen heb je nodig ter bescherming, onderhoud en herstel van weefsel en lichaamsprocessen. Mineralen zijn belangrijk voor de opbouw en het instandhouden van botten, gebit en lichaamsprocessen. Water heb je nodig voor het instandhouden van lichaamsprocessen en organen.
3
In welke voedingsproducten komen deze zes voedingsstoffen veel voor? Koolhydraten komen voor in: granen, brood, gebak, suiker, aardappelen, peulvruchten. Vetten zitten in: volle melk, boter. Eiwitten zitten in: vlees, vis, eieren, melkproducten, peulvruchten. Vitaminen A, B, C, D, E en K krijg je binnen via: verse groenten, fruit, boter, zonlicht. Mineralen zitten in: keukenzout, groene groenten, fruit. Water komt voor in: bijna alle voedingsmiddelen, zoals koffie, thee, frisdrank, maar ook in desserts en fruit.
4
Noem een Nederlandse instantie die zich bezighoudt met voeding en voedingsadviezen. Het Voedingscentrum, de Nederlandse Hartstichting, de Kankerbestrijding.
5
Noem vijf spelregels voor een goede voeding. Spelregels zijn: • eet gevarieerd; • let op vet; • eet genoeg brood en aardappelen; • eet volop groenten en fruit; • houd je gewicht op peil; • wees zuinig met zout; • drink veel (matig met alcohol); • eet drie hoofdmaaltijden per dag; • ga hygiënisch en veilig om met voedsel; • lees de verpakking.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
Voedingsproblemen en vochtbalans
6
Noem de vijf groepen basisvoedingsmiddelen. Vier groepen basisvoedingsmiddelen: • brood, aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten; • groenten en fruit; • melk(producten), kaas, vlees, vis, kip, ei, vleesvervangers; • halvarine, margarine, olie.
7
Geef een voorbeeld van overvoeding. Een voorbeeld van overvoeding: het veelvuldig eten van fastfood. Het is veel te vet, eenzijdig en je gewicht zal toenemen.
8
Geef een voorbeeld van ondervoeding. Een voorbeeld van ondervoeding: anorexia.
9
Leg de begrippen positieve en negatieve vochtbalans uit. Positieve vochtbalans: het lichaam houdt meer vocht vast dan het uitscheidt. Negatieve vochtbalans: het lichaam scheidt meer vocht uit dan het inneemt.
10 Leg uit waarom het bijhouden van een vochtbalans belangrijk is. Het bijhouden van een vochtbalans is van levensbelang. Om uitdroging te voorkomen bij een negatieve vochtbalans, kun je via een infuus extra vocht toedienen. Je grijpt in bij een positieve vochtbalans, zodat je het hart niet overmatig belast en je de nieren stimuleert om meer vocht af te drijven. Je vult een vochtbalans secuur in, en noteert alleen dat wat de zorgvrager daadwerkelijk gedronken heeft.
© ThiemeMeulenhoff
77
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Maatregelen ter bevordering van de eetlust ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GEEN EETLUST 1
Welke factoren spelen een rol bij de verminderde eetlust van mevrouw Alessi? De factoren die een rol spelen bij de verminderde eetlust van mevrouw Alessi: verdriet en misselijkheid.
2
Welke factor(en) zie je ook terug bij mevrouw Van Galen, uit de casus in de inleiding? De factoren die verder een rol spelen bij mevrouw Van Galen: medicijngebruik, een vieze smaak in de mond, tandvleesproblemen, andere voeding dan mevrouw Ven Galen gewend is, de psychische aspecten van de ziekte.
3
Welke factoren spelen bij mevrouw Van Galen verder nog een rol? De factor misselijkheid speelt ook een rol bij mevrouw Van Galen.
PRAKTIJK: TEGENSLAG
78
1
Welke adviezen kun je meneer Noorderloos geven? Je adviseert hem om aan te geven wat hij wel of niet kan. Je vertelt hem over het belang van voldoende eten en drinken. Je vraagt hem op welke manier hij het prettigst kan eten, en wat je voor hem kunt doen om hem goed aan het eten te krijgen.
2
Welke maatregelen kun je treffen? Je kunt als verzorgende aandacht besteden aan zijn zorgen, met hem erover praten. Concreet kun je hem adviseren een juiste houding te zoeken voor het eten, met voldoende ondersteuning aan de verlamde zijde. Je kunt hulpmiddelen, zoals een antislipplacemat, aangepast servies en bestek voorstellen. Bij het helpen met eten, geef je hem kleine hapjes via de niet-verlamde zijde van zijn mond.
3
Welke overeenkomsten in de maatregelen zie je met de casus van mevrouw Van Galen? Welke maatregelen zou je voor haar nog meer kunnen treffen? Een overeenkomst is dat ze allebei moeite hebben met hun ziekte en lichamelijke gesteldheid. In praktische zin geldt voor beiden dat je kunt overleggen met de keuken. Misschien kan de kok een extra of speciale maaltijd voor deze zorgvragers maken. Je gaat in beide gevallen met een diëtist overleggen over aanvullende voeding. Specifieke maatregelen voor mevrouw Van Galen: • om de vieze smaak weg te krijgen: tandenpoetsen voor de maaltijd, een snoepje, zuurtje of kauwgum; • vanwege haar tandvleesproblemen: overleg voeren met de tandarts. Eventueel mondwater aanraden, of een andere tandpasta; • ander eten: je kunt vragen of de dochter af en toe wat wil bereiden op de wijze van haar moeder; • overleggen met haar specialist over de bijwerkingen van de medicijnen, en de maatregelen die je kunt nemen om deze te verminderen.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
Maatregelen ter bevordering van de eetlust
KENNISOPDRACHT 1
Wat doe je zelf als je geen eetlust hebt? Eigen mening van de leerling, vergelijk dit met praktijksituaties. Stel de vraag waarom de leerling het zo doet.
2
Wat deed je moeder/verzorger vroeger als je geen trek in eten had? Individueel antwoord van de leerling. Hoe denkt de leerling hierover? Hoe reageert de leerling op zorgvragers die niet willen eten?
3
Welke gegevens verzamel je als je de indruk hebt dat de zorgvrager een verminderde eetlust heeft? Je stelt vast hoeveel een zorgvrager eet en drinkt. Dit meet je door het aanleggen van een vocht- en/of voedingslijst. Je vraagt het na bij de zorgvrager, hoewel dit niet altijd betrouwbaar is. Je kunt een voedingsanamnese af laten nemen door een verzorgende of door een diëtist.
4
Noem drie factoren die van invloed zijn op de eetlust. Lichamelijk ziek zijn, medicijngebruik, sociale factoren, zoals alleen zijn, emoties over het ziek zijn, omgevingsfactoren, zoals ander eten dan normaal.
5
Geef vier adviezen aan een zorgvrager die geen zin in eten heeft. Vier adviezen: tandenpoetsen voor de maaltijd, niet alleen eten, medicijnen nemen vóór het eten, meer kleine porties.
6
Noem vijf aandachtspunten voor het serveren van een maaltijd. Vijf aandachtspunten: de temperatuur van de maaltijd, de kleurschakering van de maaltijd, schoon servies en bestek, de aankleding van de tafel of de ruimte, de houding van de zorgvrager.
7
Noem vijf aandachtspunten die de eetlust kunnen stimuleren. Stimulerende maatregelen: de aankleding van de eetruimte, de manier van opdienen, de grootte van de porties, een kopje bouillon voor de maaltijd, variatie in het menu, een schone en frisse omgeving.
8
Hoe sta je tegenover een zorgvrager die alleen maar wil eten met zijn handen? Als verzorgende heb je respect voor de gewoonten en overtuiging van de zorgvrager. De vraag is: hoe ver ga je daarin? Zolang de gezondheid en hygiëne niet in gevaar komen, en zolang het mogelijk is, steun je de zorgvrager in zijn gewoonten.
9
Ga bij jezelf na welke wensen je hebt bij het eten als je ziek bent. Individueel antwoord. Vraag naar een vergelijking met praktijksituaties.
10 Hoe sta je tegenover een zorgvrager die niet meer wil eten, omdat hij er de zin niet meer van inziet na het overlijden van zijn echtgenote? Dit is een ethisch dilemma. Je kunt dit niet zomaar oplossen. Dit soort zaken bespreek je altijd met je collega's. Het is goed om over dit onderwerp een discussie in de groep te voeren.
© ThiemeMeulenhoff
79
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DOE NIET ZO MOEILIJK 1
Inventariseer de zorgproblemen van Birgit met betrekking tot haar voeding. Birgit is achttien jaar oud, en heeft een lichte verstandelijke handicap. Dat wil zeggen dat je haar als verzorgende begrijpelijk moet maken dat ze niet gezond bezig is. Birgit is te dik, daardoor is ze immobiel en heeft ook diabetes ontwikkeld. Birgit wil zich niet aan het dieet houden. Ze verveelt zich, en heeft weinig contact met de groep. Dat vindt ze jammer, dus zou ze uit frustratie kunnen eten.
2
Welke acties kun je ondernemen om samen met Birgit het eetprobleem aan te pakken? Acties: je kunt Birgit vragen hoe zij tegen haar dieet aankijkt. Weet ze waarom ze dit dieet moet volgen? Kent ze de consequenties als ze het niet volgt? Je moet duidelijke uitleg geven, vragen naar wat ze nodig heeft om haar te helpen. Je kunt een gesprek met een diëtist voorstellen. Zo kun je alles nog eens uitleggen, of het dieet aanpassen. Je kunt een beloning in het vooruitzicht stellen als ze zich aan het dieet houdt.
PRAKTIJK: LEKKER LANG LEKKER 1
Welke adviezen geef je Mona over de producten in de koelkast? Je adviseert Mona om goed naar de etiketten van de voedingsmiddelen te kijken. Ze moet rekening houden met de houdbaarheidsdatum. Ze moet uitleg krijgen over het belang van voedingsvoorschriften en etiketten. Bovendien moet ze ook gewezen worden op de gevaren van het te lang bewaren van voedingsmiddelen. Je kunt etenswaren niet te lang in de koelkast bewaren.
2
Welke maatregelen tref je samen met Mona? Mona kan de etenswaren meenemen naar haar dochter. Ze kan misschien ook minder grote hoeveelheden kopen. Tegenwoordig heb je steeds meer eenpersoonsverpakkingen. Een andere optie is het invriezen van producten, zo zijn ze langer houdbaar.
KENNISOPDRACHT
80
1
Wat is een dieet? Een voedingsvoorschrift van een arts of een diëtist dat om medische redenen afwijkt van het normale eetpatroon.
2
Noem drie diëten en hun kenmerken. Hieronder vijf diëten, de overige diëten staan beschreven in het schema ‘Veelvoorkomende diëten’: • het diabetesdieet: bij alle vormen van diabetes, met als doel het verlagen van de bloedglucose, in balans brengen van de medicatie, regelmatig verdelen van de koolhydraatinnamen van de zorgvrager rekening houdend met lichamelijke inspanning en de invloed van stress.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij de opname van voeding en vocht
•
• •
•
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren
het natriumbeperkt dieet: bij aandoeningen als hypertensie, verschillende nierziekten, levercirrose met ascites. De specialist bepaalt in overleg met de diëtist hoeveel natrium de zorgvrager mag gebruiken. het energiebeperkt dieet: bij vetzucht (obesitas), met als doel energiebeperking en streven naar het gebruik van een gezonde voeding. het vezelverrijkt dieet: bij chronische obstipatie. Hierbij gaat het advies om meer dan anderhalve liter per dag te drinken en een regelmatig voedingspatroon aan te nemen, gecombineerd met vezelverrijkte voeding. het energieverrijkt dieet: bij ongewenst gewichtsverlies van meer dan 5 procent binnen één maand, of meer dan 10 procent binnen zes maanden, en bij (verdenking) op ondervoeding. Energie volgens de aanbevolen hoeveelheid of energieverrijkt, eiwit volgens de aanbevolen hoeveelheid of eiwitverrijkt, aandacht voor voldoende vochtopname.
3
Vertel hoe je zelf tegenover het volgen van een dieet staat. Afhankelijk van de persoon. Zijn er in de groep mensen die een dieet moeten volgen of willen volgen?
4
Leg uit waarom hygiëne belangrijk is in de omgang met voeding. Hygiëne is belangrijk ter voorkoming van infecties.
5
Welke drie aspecten zijn van belang bij voedingshygiëne? Globaal kun je aan de zorg voor voedingshygiëne drie aspecten onderscheiden: • het aanschaffen van de voeding en drank; • het bereiden van voeding en drank; • het bewaren van voedsel en drank.
6
Hoe herken je de houdbaarheidsdatum op een product? Je herkent het aan de t.h.t.-datum (ten minste houdbaar tot). Deze is verplicht op alle voedingsproducten. Na deze datum mag je een product niet meer gebruiken.
7
Wat doe je zelf als de houdbaarheidsdatum van een product overschreden is? Afhankelijk van het product en hoe het eruitziet of ruikt. Het is niet aan te raden om een product dat over de datum is, te gebruiken. Maar veel mensen drinken hun melk toch nog als die een dag over de datum is, en niet zuur smaakt of ruikt. Een blik bonen dat een jaar over de datum is, en dat enorm stinkt als je het openmaakt, kun je beter weggooien.
8
Noem drie verschijnselen van een voedselinfectie. Diarree, braken, misselijkheid, buikkramp, koorts.
9
Wat is een goede bewaargewoonte? Het lezen en navolgen van de voorschriften op de verpakking.
10 Hoe constateer je thuis dat een product niet meer bruikbaar is? Je kijkt naar de t.h.t.-datum op het etiket. Verder beoordeel je de kleur, geur, smaak, hoe ziet het eruit, hoe voelt het aan?
© ThiemeMeulenhoff
81
6
Helpen bij de uitscheiding Hulp bieden bij de toiletgang ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TIJDENS DE NACHTDIENST 1
Waarop zou jouw observatie mogelijk kunnen wijzen? Je observatie zou kunnen wijzen op melaena, een bloeding hoog in het spijsverteringskanaal.
2
Wat doe je als je dit opmerkt? Je rapporteert het aan de verantwoordelijk zorgverlener en noteert het in het zorgdossier. Je bewaart de ontlasting, zodat een arts ernaar kan kijken.
PRAKTIJK: MARLIES HEEFT RODE BILLETJES 1
Op welke manier kan Eline dit probleem het beste aanpakken? Eline kan kijken of er zalf ligt bij de babyspulletjes. Als er geschikte zalf tegen luieruitslag ligt, kan ze die op de billetjes smeren. Vervolgens kan ze met mevrouw Roelofs overleggen, en vragen hoe ze gewend is hiermee om te gaan. Eline kan mevrouw Roelofs vertellen hoe ze heeft gehandeld. Eventueel kan ze wat aanvullende adviezen geven, zoals in de theorie beschreven.
PRAKTIJK: OP DE POSTOEL 1
Beschrijf de aandachtspunten die je inventariseert als je mevrouw Heijgraaf naar het toilet helpt. Aandachtspunten om mevrouw Heijgraaf naar het toilet te helpen: • zo snel mogelijk reageren als ze belt dat ze naar toilet moet; • de passieve lift en de postoel gebruiken; • mevrouw Heijgraaf helpen om op de juiste manier in de passieve lift te gaan staan; • de kleding van mevrouw Heijgraaf omhoog doen, zodat deze niet nat kan worden; • haar laten plaatsnemen op de postoel; • mevrouw een bel geven en afspreken wanneer ze zal waarschuwen; • zo snel mogelijk reageren als mevrouw belt dat ze klaar is; • mevrouw helpen om te gaan staan, waarbij je oppast met haar kleding; • de billen en/of vulva schoonmaken en drogen; • haar kleding weer in orde brengen.
2
Op welke manier kun je zorgen voor privacy? Je zorgt voor privacy door de kleding wat naar beneden te doen of haar onderlichaam op een andere manier te bedekken. Je kunt hiervoor bijvoorbeeld een handdoek gebruiken. Verder kun je een kamerscherm plaatsen, zodat mevrouw Heijgraaf niet meteen gezien wordt door iemand die binnenkomt. Je kunt de deur van de kamer achter je sluiten. Als ze gedefeceerd heeft, ventileer je de kamer.
© ThiemeMeulenhoff
83
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
PRAKTIJK: 'O, MARIANNE, IK VIND DIT ZO ERG' 1
Hoe zou je reageren als jij Marianne was? Je kunt hierover discussiëren in de groep. In de discussie zullen vooral de eigen waarden en normen naar voren komen.
2
Beschrijf waar je op let als je mevrouw Ortíz op de po helpt. Beschrijf hierbij ook hoe je ervoor zorgt dat een zorgvrager het gevoel van eigenwaarde kan behouden. Waar je op moet letten: • je helpt mevrouw Ortíz wanneer zij erom vraagt; • je overlegt of je haar alleen zult laten en hoe ze je zal waarschuwen als ze klaar is; • vraag of ze bijzondere wensen heeft; • je sluit deuren of gordijnen in overleg; • geef haar de benodigde tijd voor het urineren of defeceren; • geef haar de gelegenheid om de handen te wassen en was je eigen handen; • gebruik hulpmiddelen, zoals een tillift, wanneer het te zwaar wordt voor jou of mevrouw Ortíz; • evalueer regelmatig of de zorg naar wens is. Als mevrouw Ortíz zelf de regie kan voeren over haar zorgproces, verhoogt dit haar gevoel voor eigenwaarde. Je kunt zoeken naar alternatieven. Als mevrouw Ortíz het wil, geef haar dan de gelegenheid om haar gevoelens te tonen.
KENNISOPDRACHT 1
Noem vijf observatiepunten bij urine en vijf observatiepunten bij ontlasting. Vijf observatiepunten bij urine: • frequentie; • hoeveelheid; • kleur; • helderheid; • geur. Vijf observatiepunten bij ontlasting: • frequentie; • hoeveelheid; • kleur; • samenstelling; • geur.
84
2
Hoe zie je het verschil tussen melaena en bloed bij de ontlasting ten gevolge van een bloedende aambei? Melaena is zwart en glimmend. Dit duidt meestal op een bloeding hoog in het spijsverteringskanaal. Bloed bij de ontlasting door een bloedende aambei is helderrood van kleur.
3
Waarom moet je het potje dat urine bevat voor onderzoek op bacteriën in de koelkast bewaren? Je bewaart het in de koelkast om te voorkomen dat de bacteriën zich te snel vermenigvuldigen.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij de toiletgang
4
Op welke manier kun je luieruitslag verhelpen? Je geeft een baby regelmatig een schone luier en verschoont na ontlasting meteen. Je verzorgt de huid met een dun laagje zalf. Je gebruikt geen wasverzachter bij katoenen luiers. Gebruik ook geen plastic broek, maar kleding van natuurlijke materialen, zoals katoen.
5
Wat doe je als je bij een kind opmerkt dat het veel krabt rond de anus en bovendien hangerig en lusteloos is? Je observeert de ontlasting om te kijken of het kind besmet is met aarsmaden.
6
Noem de aandachtspunten die je inventariseert als je een zorgvrager met evenwichtsproblemen naar het toilet helpt. Het is belangrijk om eerst samen met de zorgvrager vast te stellen wat hij zelf nog kan en waar hij hulp bij nodig heeft. Ook probeer je met hulpmiddelen de zelfstandigheid van de zorgvrager zo lang mogelijk in stand te houden. Als een zorgvrager erg duizelig is, kun je hem met de rolstoel van en naar het toilet vervoeren.
7
Noem twee redenen om een zorgvrager naar het toilet te helpen in plaats van een po te geven. Je kunt een zorgvrager beter naar het toilet helpen voor het behoud van het gevoel van eigenwaarde en om problemen bij het urineren en defeceren te voorkomen.
8
Welk hulpmiddel gebruik je als je een zorgvrager met een pijnlijke rug op bed helpt met de uitscheiding? Je kunt een schuitje gebruiken. Je schuift deze tussen de benen door onder de billen. Hierbij hoeft de vrouwelijke zorgvrager niet op te wippen of te draaien.
9
Beschrijf hoe de ontlasting van een pasgeborene er normaal uitziet. De ontlasting van een pasgeborene is zwart en plakkerig (meconium).
10 Hoe kun je voorkomen dat de ontlasting van een pasgeborene aan de billetjes blijft plakken? Om te voorkomen dat de ontlasting blijft plakken, breng je zalf aan op de billetjes.
© ThiemeMeulenhoff
85
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Blaastraining ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ANNE HEEFT EEN NATTE BROEK 1
Wat vind je van de reactie van meneer Blaakman? Studenten moeten nadenken over gevolgen van straffen bij zindelijkheidstraining. Meneer Blaakman houdt in zijn reactie overduidelijk rekening met de situatie waarin Anne verkeert.
PRAKTIJK: MARTIJN HEEFT ER GEEN ZIN IN 1
Hoe reageer je op Martijns opmerking? Je gaat in op de opmerking van Martijn. Je bespreekt het probleem met hem. Als hij eraan toe is, kijk je samen naar mogelijke oplossingen. Je kunt in overleg met Martijn zijn moeder of vader erbij betrekken.
KENNISOPDRACHT
86
1
Benoem de signalen waaraan je kunt merken dat een kind eraan toe is om zindelijk te worden. Signalen zijn: het kind raakt geïnteresseerd in plassen en poepen en geeft aan dat de luier nat is of dat het gepoept heeft.
2
Beschrijf de stappen die je neemt bij de zindelijkheidstraining van een peuter van drie jaar. Je laat de peuter kennismaken met het potje, je leert hem om aan te voelen dat er urine aankomt. Je kunt eventueel de luier uittrekken. Je zet de peuter regelmatig op een potje, en traint hem om zijn plas langer op te houden.
3
Wat betekent het ‘opnemen’ van een kind en wat is de bedoeling daarvan? ‘Opnemen’ is een kind 's nachts wakker maken en op het potje of toilet zetten. Ouders kunnen dit doen voordat ze gaan slapen. De bedoeling hiervan is dat je het kind leert om droog de nacht door te komen.
4
Noem drie mogelijke oorzaken van bedplassen. Mogelijke oorzaken: aanleg in de familie, lichamelijke oorzaken, het kind heeft nog niet geleerd om zich 's nachts bewust te worden van de aandrang om te plassen.
5
Wat is volgens jou de juiste benadering als een kind van zes 's nachts in bed plast? Rustig afwachten en belonen als het kind 's nachts droog is gebleven, je kunt eventueel opnemen.
6
Wat is volgens jou de juiste benadering wanneer een kind van tien 's nachts in bed plast? Je kunt samen met het kind het probleem bespreken, en in overleg met huisarts of schoolarts zoeken naar een oplossing.
7
Noem een aantal redenen om bij een verstandelijk beperkte zorgvrager niet voor zindelijkheidstraining te kiezen. Redenen zijn: onvoldoende verstandelijke vermogens om de relatie te leggen tussen plassen en nat worden van de kleding, niet goed kunnen zitten of een onvoldoende werking van de
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Blaastraining
sluitspieren. Verder is het mogelijk dat het kind niet goed contact kan leggen met de ouders en verzorgers, of dat er op dat moment andere aandachtspunten in de opvoeding zijn. 8
Wat is het verschil tussen zindelijkheidstraining bij gezonde peuters en zindelijkheidstraining bij verstandelijk beperkte zorgvragers? Het tempo ligt bij verstandelijk gehandicapte peuters veel lager en de benadering moet nog veel meer consequent zijn.
9
Benoem drie vormen van blaastraining bij volwassenen. Drie vormen van blaastraining bij volwassenen: het oefenen van de bekkenbodemspieren, regelmatig naar het toilet brengen, ritmisch kloppen op de blaas.
10 Wat is een reden om te stoppen met blaastraining voor dementerende zorgvragers? Als de zorgvrager steeds minder vaak op het toilet plast en geen besef meer heeft van incontinentie, is de voortzetting van blaastraining niet zinvol.
© ThiemeMeulenhoff
87
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Incontinentie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN ZWARE BEVALLING 1
Welke vorm van incontinentie heeft Nikki? Motiveer je antwoord. Stressincontinentie, Nikki verliest alleen bij inspanning urine. Dat de incontinentie is ontstaan na de geboorte van haar kind, bevestigt dit feit.
2
Welke problemen heeft zij door haar incontinentie? Psychische problemen, ze vindt het vreselijk dat dit haar overkomt. Daarnaast heeft ze sociale problemen, ze geeft aan dat ze door de baby toch al moeilijker van huis kan gaan, dit maakt het nog moeilijker.
3
Welke adviezen kun jij haar geven? Ze kan weer bekkenbodemspieroefeningen gaan doen die ze met zwangerschapsgym heeft geleerd.Verder adviseer je haar om goed incontinentiemateriaal te gebruiken. Dit is verkrijgbaar bij de apotheek. Ten slotte verwijs je haar door naar de huisarts, omdat er ook mogelijk andere oorzaken zijn.
PRAKTIJK: ONZINDELIJK OP JE OUDE DAG 1
Welke vragen stel je mevrouw Kaminski om meer te weten te komen over haar incontinentie? Je vraagt haar hoe lang ze er al last van heeft, wanneer ze er precies last van heeft gekregen, hoeveel urine ze verliest. Verder vraag je of ze al bij de huisarts is geweest en hoe ze de incontinentie ervaart.
2
Welke adviezen geef je haar? Je geeft haar het advies om contact op te nemen met de huisarts. Deze kan een diagnose stellen over de oorzaak en het soort incontinentie. Afhankelijk daarvan zoek je samen naar goed incontinentiemateriaal. Hiervoor kan ze terecht bij de apotheek of bij iemand van de thuiszorg die erin gespecialiseerd is.
KENNISOPDRACHT
88
1
Noem vijf vormen van incontinentie en de kenmerken hiervan. Vijf vormen van incontinentie en de kenmerken ervan: • stressincontinentie, bij een inspanning kan een zorgvrager de controle over de sluitspieren verliezen; • urge-incontinentie, een zorgvrager voelt de aandrang om te urineren, waarbij de urine tegelijkertijd komt; • druppelincontinentie, een zorgvrager verliest druppeltjes urine; • overloopblaas, de urine blijft in de blaas maar de zorgvrager verliest telkens kleine hoeveelheden urine; • fecesincontinentie, een zorgvrager verliest ontlasting, bijvoorbeeld door beschadiging van de sluitspier.
2
Wanneer gebruik je een eendelig incontinentiesysteem en wanneer een tweedelig systeem?
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Incontinentie
Een tweedelig systeem is eenvoudiger te verschonen. Een eendelig systeem is vaak wat groter, dus meer geschikt voor zwaardere incontinentie. Verder is het sterk afhankelijk van de voorkeur van de zorgvrager. 3
Waarom is maandverband niet geschikt als incontinentiemateriaal? Urine of feces is een ander soort vocht dan menstruatievocht. Het absorberende materiaal is daarop aangepast.
4
Wat adviseer je een zorgvrager bij stressincontinentie? Bekkenbodemspieren oefenen, passend incontinentiemateriaal gebruiken, contact opnemen met de huisarts, zo nodig om een doorverwijzing vragen naar een gespecialiseerde fysiotherapeut.
5
Wat adviseer je een zorgvrager bij aandrangincontinentie? Blaastraining, passend incontinentiemateriaal gebruiken, contact opnemen met de huisarts om te kijken naar de oorzaak en mogelijke behandeling.
6
Hoe kun je bij een dementerende zorgvrager zo lang mogelijk voorkomen dat hij incontinent wordt? Je kunt de route naar het toilet bewegwijzeren, hem regelmatig naar het toilet brengen, eventueel uit voorzorg incontinentiemateriaal laten gebruiken.
7
Waarom is het belangrijk om een zorgvrager met incontinentie door te verwijzen naar de (huis)arts? Omdat de huisarts de oorzaak van de incontinentie kan vaststellen en kan kijken of en welke behandeling mogelijk is. De huisarts kan ook doorverwijzen naar een specialist en/of een recept schrijven voor incontinentiemateriaal.
8
Wanneer verwissel je incontinentiemateriaal? Als er een vochtindicator is, geeft deze op het systeem aan dat het systeem verzadigd is. Bij doorlopend urineverlies is vijf maal verschonen per dag aan te bevelen. Bij licht urineverlies is tweemaal per dag verschonen voldoende. Je verschoont altijd na verlies van ontlasting, in verband met de geur en mogelijke huidproblemen.
9
Waarom is hygiëne belangrijk bij incontinentie? Hygiëne is belangrijk om een vervelende geur en huidproblemen te voorkomen.
10 Op welke manier kun je door een goede verzorging en begeleiding problemen door incontinentie voorkomen? Door een goede verzorging voorkom je huiddefecten. Bij een goede verzorging zijn de aandachtspunten: verzorg de huid met een lichte zalf, verschoon het incontinentiemateriaal regelmatig, gebruik het goede materiaal op de goede manier, bescherm het bed als dat nodig is. Door een goede begeleiding voorkom je dat de zorgvrager geïsoleerd raakt of zichzelf niet goed verzorgt. Je geeft informatie, verwijst eventueel door, je stimuleert de zorgvrager om sociale contacten te blijven onderhouden, je toont respect en begrip, dus een goede beroepshouding.
© ThiemeMeulenhoff
89
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Een zorgvrager met een verblijfskatheter verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE MANTELZORG INSCHAKELEN? 1
Welke maatregelen neem je om te voorkomen dat meneer Van Loon een urineweginfectie krijgt? Je zorgt ervoor dat de katheterzak lager hangt dan de blaas, je draagt handschoenen, je raakt het uiteinde van de katheterzak en de katheter niet aan en je adviseert de zorgvrager om goed te drinken.
2
Op welke manier kan Lidia mevrouw Van Loon leren om het katheterzakje te verwisselen? Lidia kan mevrouw Van Loon eerst laten kijken. Ze kan informatie geven, ingaan op de vragen die mevrouw Van Loon heeft over de katheter. Ze kan praten over de gevoelens van mevrouw Van Loon over – het verzorgen van – de katheter. Vervolgens kan Lidia de verzorging van de katheter voordoen, waarbij ze de vragen weer beantwoordt. Daarna kan ze mevrouw Van Loon vragen het helemaal zelf te doen, onder begeleiding. Ten slotte kan mevrouw Van Loon het voortaan alleen doen. Lidia kan dan voorstellen om op een later moment terug te komen om te vragen hoe het gaat.
KENNISOPDRACHT
90
1
Is deze uitleg aan een zorgvrager die een katheter krijgt correct? ‘Door het slangetje in de blaas loopt de urine vanzelf af. Daar hoeft u niets meer voor te doen.’ Het is niet correct, omdat niet alles vanzelf gaat. De urine moet opgevangen worden en de katheterzak moet regelmatig verschoond worden. Het is natuurlijk wel zo dat de zorgvrager geen extra handeling hoeft te doen om te plassen.
2
Beschrijf het verschil tussen een verblijfskatheter en een eenmalige katheter. Een eenmalige katheter bestaat uit een lumen, een hol buisje waardoor de urine uit de blaas kan lopen, dat direct na het katheteriseren wordt verwijderd. Een verblijfskatheter bevat twee lumen, door het tweede lumen wordt de ballon opgeblazen, waardoor de katheter in de blaas blijft zitten.
3
Noem drie negatieve gevolgen van een blaaskatheter. Drie negatieve gevolgen van een blaaskatheter: een verhoogde kans op infectie, blaaskrampen, schaamtegevoel.
4
Waarom is hygiëne belangrijk als een zorgvrager een verblijfskatheter heeft? Hygiëne is van belang om urineweginfecties te voorkomen.
5
Waaruit bestaat de hygiënische verzorging bij een blaaskatheter? Hygiënische verzorging bestaat uit: het wassen van het onderlichaam en de handen, het legen en tijdig verwisselen van het katheterzakje, het rijden van de katheter voorkomen, de zorgvrager goed informeren.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Een zorgvrager met een verblijfskatheter verzorgen
6
Noem drie maatregelen om een urineweginfectie bij een zorgvrager met een blaaskatheter te voorkomen. Maatregelen om een urineweginfectie te voorkomen: hygiënisch werken, het rijden van de katheter voorkomen, de zorgvrager stimuleren om voldoende te drinken, het opvangmateriaal lager hangen dan de blaas, het katheterzakje op tijd legen.
7
Noem een aantal acties die je kunt ondernemen om schaamtegevoel bij een zorgvrager met een katheter te voorkomen. Acties die je kunt ondernemen zijn: zorgen voor genoeg privacy, het opvangmateriaal discreet aanbrengen, openstaan voor en ingaan op de gevoelens van de zorgvrager, de zorgvrager (en eventueel de mantelzorg) betrekken bij de verzorging van de katheter.
8
Wat doe je als blijkt dat de urine uit de blaas niet goed doorloopt via de katheter? Je waarschuwt een deskundige.
9
Waarom let je erop of een katheterzak laag genoeg hangt? Als de katheterzak niet laag genoeg hangt, kan de urine niet goed uit de blaas lopen. Hierdoor is de kans op een lekkage of een infectie groter.
10 Beschrijf hoe je door de keuze van het juiste opvangmateriaal de zorgvrager meer mobiel kunt houden? Je houdt rekening met de mogelijkheden en wensen van de zorgvrager. Als verzorgende streef je ernaar de zorgvrager zoveel mogelijk mobiel en onafhankelijk te laten zijn. Als een zorgvrager kan kiezen voor dagelijks een paar maal per dag eenmalig katheteriseren, hoeft hij niet doorlopend rekening te houden met de katheter. Dit zorgt ervoor dat hij meer bewegingsvrijheid heeft.
© ThiemeMeulenhoff
91
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De uitscheiding bevorderen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK MOET, MAAR HET LUKT NIET 1
Wat zou de reden kunnen zijn dat mevrouw Verbeek niet kan plassen? De reden kan zijn dat mevrouw Verbeek op een vreemde plaats (in bed) en in een onnatuurlijke houding (halfzittend op de po) moet plassen.
2
Wat kan Narjiss doen om mevrouw Verbeek te helpen? Narjiss kan samen met mevrouw Verbeek overleggen of ze op de po wil plassen. Als ze dat wil, kan ze mevrouw Verbeek helpen door haar wat rechter op de po te plaatsen. Narjiss kan ook voorstellen om een postoel te gebruiken. Om de uitscheiding te bevorderen, kan ze een kraan laten lopen en zorgen voor voldoende privacy. Dat betekent dat ze mevrouw Verbeek goed toedekt en de deur van het appartement sluit. Vervolgens kan ze met mevrouw Verbeek afspreken hoe zij zal aangeven dat ze klaar is. Narjiss kan ervoor zorgen dat de po niet te warm of te koud is. Ten slotte rapporteert ze aan de verantwoordelijk verzorgende dat het urineren problemen oplevert.
PRAKTIJK: OBSTIPATIE NA DE BEVALLING 1
Waarom heeft Stephanie waarschijnlijk nog geen ontlasting gehad? Er zijn verschillende redenen waarom de ontlasting uit kan blijven. In de eerste plaats omdat Stephanie minder dan normaal beweegt. Omdat ze borstvoeding geeft, gaat een deel van haar vocht naar de baby. Als ze hierbij niet genoeg drinkt, kan ze last van obstipatie krijgen. Ze heeft ijzertabletten gekregen vanwege het bloedverlies tijdens de bevalling. Een bijwerking daarvan is obstipatie. Bovendien zal het persen pijnlijk zijn omdat ze ingeknipt is.
2
Welke adviezen kun je haar geven om de obstipatieklachten te verminderen? Je geeft haar het advies om goed te drinken en vezelrijke voeding te gebruiken. Als ze aandrang voelt, moet ze naar het toilet gaan en er de tijd voor nemen. Stephanie kan eventueel licht laxerende voedingsmiddelen gaan gebruiken, zoals pruimen, Roosvicee Laxo, een kop koffie of een glas water op de nuchtere maag. Je kunt met de verloskundige overleggen over wat verder mogelijk is.
PRAKTIJK: LING HEEFT DIARREE
92
1
Wat kan een mogelijke oorzaak zijn van de diarree? Een virus of een bacterie kan de oorzaak zijn van de diarree. Omdat de ziekte snel verloopt, is het waarschijnlijk geen allergie, dat gaat langzamer.
2
Wat kan Cindy het beste doen? Cindy kan het beste contact opnemen met de vader van Ling, omdat hij verantwoordelijk is. Ze kan hem adviseren om de huisarts te raadplegen. Ling is nog erg jong, dus het is belangrijk om snel te reageren. Ondertussen moet Cindy Ling regelmatig te drinken geven, ook al zijn het maar kleine beetjes of spuugt ze het uit.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
De uitscheiding bevorderen
KENNISOPDRACHT 1
Noem vier redenen waarom iemand niet kan plassen. Vier redenen voor problemen bij het uitscheiden van urine zijn: psychische oorzaken, (zoals moeite hebben om in een vreemde omgeving of vreemde situatie te plassen), een prostaatvergroting, na de bevalling en neurologische aandoeningen.
2
Waarom is het belangrijk om goed te drinken als je niet kunt plassen? Als je blijft drinken, wordt de aandrang uiteindelijk zo groot dat het wel lukt. Dit geldt met name als de problemen van psychische aard zijn.
3
Waarom adviseer je mannen met een prostaatvergroting om staande te plassen? Het is voor mannen de meest natuurlijke houding. Bovendien helpt de zwaartekracht dan een beetje.
4
Waarom hebben bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen vaker last van obstipatie? Zorgvragers in verpleeg- en verzorgingshuizen bewegen meestal weinig of minder. Verder drinken ze vaak niet zo goed en is hun voedingspatroon veranderd, de voeding bevat minder vezels. De privacy die zorgvragers in een verpleeg- of verzorgingshuis hebben, is beduidend minder dan thuis. Ook gebruiken oudere en zieke zorgvragers veel medicijnen, dus de kans dat ze iets gebruiken dat obstipatie bevordert, is groot.
5
Welk advies kun je geven aan een zorgvrager die in een rolstoel zit, veel medicijnen gebruikt en obstipatieklachten heeft? Je adviseert deze zorgvrager om goed te drinken en vezelrijke voeding te gebruiken. Bij aandrang moet hij zo snel mogelijk naar het toilet gaan en de tijd nemen voor de toiletgang. Je adviseert om geweekte pruimen te eten en een glas water of koffie op de nuchtere maag te drinken. Als dit alles niet werkt, ga je met de arts overleggen over geschikte laxantia.
6
Noem vijf oorzaken van diarree. Vijf oorzaken van diarree: virussen of bacteriën, spanningen en emoties, sterk laxerende voeding, overgevoeligheid, een teveel aan suikerhoudende voedingsmiddelen (bij peuters).
7
Welke maatregelen kun je nemen als een 87-jarige vrouw diarree heeft? Extra drinken aanbieden, goede hygiëne en eventueel beschermende zalf gebruiken voor de stuit. Verder de zorgvrager de handen laten wassen na de toiletgang, zelf handschoenen aantrekken en de handen wassen na de verzorging. Ten slotte contact opnemen met de arts als de diarree waterdun is en langer dan 24 uur aanhoudt.
8
Met welke natuurlijke middelen kun je obstipatie verminderen? Met voldoende bewegen, voldoende drinken en voldoende voedingsvezels kun je obstipatieklachten verminderen. Verder adviseer je om op tijd naar het toilet te gaan en tijd te nemen voor de toiletgang. Ten slotte raad je geweekte pruimen en koffie of een glas water op de nuchtere maag aan. Het gaat dus om niet-medicinale middelen.
9
Waarom moet een zorgvrager op de linkerzijde liggen bij het inbrengen van een klyx? Als de zorgvrager op zijn linkerzijde ligt, kan deze de klyx langer inhouden. Dit komt door de anatomie van de darmen.
10 Moet een zetpil met de spitse kant of met de stompe kant naar voren worden ingebracht?
© ThiemeMeulenhoff
93
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Het maakt geen verschil hoe je een zetpil inbrengt. Er zijn verschillende theorieën over eerst de spitse of eerst de stompe kant, maar het heeft allebei zijn voor- en nadelen.
94
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij het opgeven van sputum
Hulp bieden bij het opgeven van sputum ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE REK IS ERUIT 1
Wat vind je van de reactie van Mirella? Eigen mening, het is natuurlijk wel van belang dat een student deze situaties kan hanteren. Het is misschien begrijpelijk dat Mirella schrikt, maar als verzorgende krijg je hiermee te maken en moet je ermee om leren gaan.
2
Hoe zou Mirella het beste kunnen reageren als ze weer terugkomt? Mirella is meneer Huis in 't Veld ten minste een korte verklaring schuldig dat ze ineens weggevlucht is. Verder kan ze samen met haar begeleider kijken hoe ze kan leren om beter met dit soort situaties om te gaan.
PRAKTIJK: 'MAAK HET HAAR MAAR ZO COMFORTABEL MOGELIJK' 1
Waarom neemt de benauwdheid toe als mevrouw Alberto onderuitzakt? Als mevrouw Alberto onderuitzakt, is er minder ruimte in de longen om goed door te ademen en kan ze minder goed ophoesten.
2
Wat kun je doen om haar te helpen bij het opgeven van sputum? Je kijkt of mevrouw Alberto het sputum in een pot kan opgeven. Als dat niet gaat, installeer je haar in een goede houding in bed, zo mogelijk half rechtop zittend. Verder maak je regelmatig haar mond schoon en fris je haar gezicht op. Ten slotte kun je met de fysiotherapeut overleggen of en welke extra ondersteuning mogelijk is, of je overlegt met de arts of de toediening van medicatie mogelijk is.
KENNISOPDRACHT 1
Noem vijf observatiepunten bij sputum. Vijf observatiepunten bij het opgeven van sputum: frequentie, hoeveelheid, kleur, samenstelling en geur.
2
Geef bij elk observatiepunt aan wat je kunt observeren. Je observeert bij frequentie of de zorgvrager vooral 's ochtends last heeft van sputum, de hele dag door of bij activiteiten. Verder kijk je naar de hoeveelheid, dus of het weinig of veel sputum is en naar de kleur. Kleuren variëren van gebroken wit en geel tot groen, roze, bruin of rood. Je let op de samenstelling: taai, schuimend, met bloedbijmenging of dun. Ten slotte observeer je de geur. Je stelt vast of het sputum geurloos is, of een doordringende geur heeft van rottend weefsel.
3
Waarom wordt sputum voor onderzoek meestal opgevangen als de zorgvrager nuchter is? Als een zorgvrager nuchter is, zitten er zo min mogelijk voedselresten in het sputum.
4
Welke informatie kun je een zorgvrager geven die last heeft van sputum?
© ThiemeMeulenhoff
95
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Je adviseert de zorgvrager om het sputum goed op te hoesten, er hygiënisch mee om te gaan, je geeft tips over het gebruik van sputumpotten, tissues of zakdoekjes, en hoe om te gaan met reacties van de omgeving. 5
Waarom wordt er steeds meer gebruikgemaakt van wegwerpsputumpotten? Wegwerpsputumpotten zijn hygiënischer (maar wel duurder).
6
Beschrijf hoe je een zorgvrager kunt helpen als hij moeite heeft om sputum op te hoesten. Je helpt een zorgvrager door hem in de juiste houding te plaatsen (goed rechtop, met de armen gesteund). Je kunt eventueel met de handen of de handdoek de borstkast samendrukken, overleggen met fysiotherapeut, overleggen met de arts over het gebruik van medicatie.
7
Waarom ga je naast een zorgvrager staan als hij probeert sputum op te hoesten? Je doet dit uit hygiënisch oogpunt. Als je naast een zorgvrager staat, voorkom je dat je sputum of druppeltjes sputum in je gezicht krijgt. Sputum bevat namelijk altijd bacteriën.
8
Welke andere discipline kan advies geven over maatregelen om het opgeven van sputum te vergemakkelijken? De andere discipline die advies kan geven over maatregelen om het opgeven van sputum te vergemakkelijken, is fysiotherapie.
9
Beschrijf hoe je een ernstig zieke, zwakke zorgvrager kunt ondersteunen die moeite heeft om sputum op te hoesten. Je ondersteunt hem goed, bijvoorbeeld met behulp van de kussens in bed. Als het nodig is, leg je het hoofd zó dat het sputum uit de mond kan lopen. Je kunt overleggen met een fysiotherapeut en/of arts. Je maakt de mond regelmatig schoon en verfrist het gezicht.
10 Waarom moet je handschoenen dragen als je sputum uit de mond verwijdert met een gaasje? Uit hygiënisch oogpunt, omdat sputum meestal bacteriën bevat.
96
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij het braken
Hulp bieden bij het braken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HERSENSCHUDDING 1
Wat kun je doen om meneer Wilson te helpen bij de misselijkheid? Welke maatregelen neem je voor het geval dat hij moet braken? Je helpt hem op de rand van het bed of ondersteunt hem goed met kussens. Je geeft hem een bekkentje of kom bij de hand of binnen handbereik. Je blijft bij hem en als het nodig is, ondersteun je zijn hoofd. Als meneer Wilson weer rustig is, kun je hem helpen met opfrissen. Je laat een bekkentje of kom binnen handbereik staan, en geeft hem een bel zodat hij kan waarschuwen.
KENNISOPDRACHT 1
Wat kun je observeren aan de manier waarop iemand braakt? Je kunt verschillende manieren van braken observeren: golvend, projectielbraken of een mondje vol braken.
2
Bij welke manier van braken waarschuw je zo snel mogelijk een arts? Bij projectielbraken waarschuw je zo snel mogelijk een arts.
3
Wat kun je observeren aan braaksel? Je kunt observeren aan braaksel: het tijdstip waarop gebraakt wordt, de geur van het braaksel, de kleur, de hoeveelheid en de samenstelling van het braaksel.
4
Bij welke observaties van braaksel waarschuw je zo snel mogelijk een arts? Als je donkerbruin braaksel observeert dat naar ontlasting ruikt, of donkerrood tot zwart braaksel met bloedbijmenging, waarschuw je een arts.
5
Een zorgvrager met griep is te ziek om uit bed te komen. Welke maatregelen neem je als de zorgvrager je vertelt dat hij misselijk is? Je geeft een bekkentje of kom bij de hand, je beschermt het bed en de kleding en je geeft een bel binnen handbereik zodat de zorgvrager kan waarschuwen als hij hulp nodig heeft. Als het nodig is, blijf je bij de zorgvrager.
6
Een zorgvrager ligt op bed. Wat doe je als je ziet dat hij aan het braken is? Je let erop dat de zorgvrager in een goede houding ligt, zodat het braaksel niet in de longen kan komen. Je helpt hem in een veilige houding, het liefst zittend, voorovergebogen. Je pakt een bekkentje of kom en helpt om het braaksel op te vangen. Je beschermt de kleding en het beddengoed. Ten slotte help je de zorgvrager met verschonen en opfrissen.
7
Welke complicaties kunnen optreden bij iemand die langdurig en veel braakt? Als je langdurig en veel braakt, loop je het gevaar om uit te drogen. Vooral bij ouderen en baby's moet je daarom alert zijn.
8
Waarom zet je een baby in halfzittende houding als hij na de voeding kleine beetjes voeding teruggeeft?
© ThiemeMeulenhoff
97
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Als je een baby in halfzittende houding plaatst, helpt de zwaartekracht om de voeding in de maag te houden. 9
Welk advies geef je een zwangere vrouw geven als ze last heeft van ochtendmisselijkheid? Je geeft het advies om na het wakker worden snel wat te eten.Verder raad je aan om regelmatig kleine hoeveelheden te eten.
10 Hoe kun je een zorgvrager geruststellen als hij gebraakt heeft en het bed is vies geworden? Je verschoont het bed en laat merken dat je het vervelend vindt voor de zorgvrager, niet voor jezelf. Je toont respect en medeleven, handelt als een professioneel verzorgende.
98
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij de menstruatie
Hulp bieden bij de menstruatie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERA 1
Welke informatie verzamel je voordat je Vera helpt bij de menstruatie? De informatie die je vooraf verzamelt: • Welke hulp krijgt Vera als ze menstrueert? • Welk materiaal gebruikt ze? • Gebruikt ze pijnbestrijding? • Heeft Vera last van stemmingswisselingen? • Zijn er nog bijzondere aandachtspunten?
2
Beschrijf de hulp die je Vera geeft bij de menstruatie. De hulp die je Vera geeft, bestaat uit het zorgen voor privacy, zo nodig pijnbestrijding geven, met handschoenen het verband of de tampon verwisselen, regelmatig haar schaamstreek wassen.
3
Hoe zou je het vinden om Vera met de menstruatie te helpen? Eigen mening van de student. Als verzorgende in opleiding moet je er wel voor openstaan om nieuwe dingen te leren, ook al heb je er misschien je twijfels over. Een professionele verzorgende voert deze zorg uit op een respectvolle, hygiënische manier.
KENNISOPDRACHT 1
Mevrouw Van Wilgenburg is ruim een week geleden ongesteld geweest. Ze heeft wat heldere vaginale afscheiding. Is dit normaal of afwijkend? Licht je antwoord toe. De afscheiding van mevrouw Van Wilgenburg is normaal. Vaginale afscheiding komt voor tijdens de ovulatie en is helder, geurloos en kleurloos.
2
Een vriendin van je heeft last van bruinachtige vaginale afscheiding. Ze heeft ook last van jeuk. Is dit normaal of afwijkend? Licht je antwoord toe. De afscheiding van je vriendin is afwijkend. Normale vaginale afscheiding is kleurloos en niet bruinachtig.
3
Welk advies geef je mevrouw Van Wilgenburg en je vriendin? Mevrouw Van Wilgenburg hoeft zich geen zorgen te maken, de gewone hygiëne is voldoende. Je vriendin kan het beste contact opnemen met de huisarts omdat ze mogelijk een vaginale infectie heeft.
4
Waarom draag je handschoenen als je een vrouw helpt bij de menstruatie? Je draagt handschoenen omdat menstruatievocht bloed bevat en veel bacteriën. Als je handschoenen draagt, voorkom je besmetting.
5
Noem zeven aandachtspunten bij het helpen bij de menstruatie. Zeven aandachtspunten bij het helpen bij de menstruatie: • overleg met de zorgvrager welke hulp ze nodig heeft;
© ThiemeMeulenhoff
99
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • • • •
geef een paar keer per dag de gelegenheid om het maandverband of de tampon te verschonen; geef een paar keer per dag de gelegenheid om de schaamstreek te wassen; gebruik handschoenen; geef pijnstillers als de zorgvrager erom vraagt; houd rekening met een andere stemming; houd rekening met schaamtegevoelens.
6
Wat is een reden om pijnstillers te geven bij de menstruatie? Een reden om pijnstillers te geven is dat de zorgvrager aangeeft dat zij er behoefte aan heeft.
7
Noem minimaal twee redenen waarom een vrouw de voorkeur kan geven aan maandverband in plaats van tampons. Het kan gaan om een persoonlijke voorkeur, wondjes of irritaties aan de vagina, of hulp nodig hebben bij het verschonen.
8
Beschrijf hoe je rekening houdt met schaamtegevoelens als je een vrouw helpt bij de menstruatie. Je zorgt voor privacy en hebt een professionele houding waarin je begrip toont voor de vrouw.
9
Noem acht aandachtspunten bij het helpen van de kraamvrouw bij het vloeien. Hiervoor hanteer je dezelfde aandachtspunten als bij vraag vijf. Daarnaast observeer je ook de kraamzuivering op hoeveelheid, kleur, samenstelling en geur.
10 Shanice is gisteren bevallen. Ze vloeit veel. Wanneer is het raadzaam om te overleggen met de verloskundige? Je overlegt met een verloskundige als het verband vaker dan om de twee uur verwisseld moet worden, dus als de kraamvrouw een grote hoeveelheid kraamzuivering verliest.
100
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij hevige transpiratie
Hulp bieden bij hevige transpiratie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ALLEEN NA HET DOUCHEN VOEL IK ME FRIS 1
Welke problemen kan mevrouw Jansons ondervinden door de hevige transpiratie? Ze loopt de kans op uitdroging, smetten, decubitus, verkoudheid en sociaal isolement.
2
Wat kun je doen om deze problemen zoveel mogelijk te verhelpen of voorkomen? Je kunt extra drinken aanbieden, regelmatig de huid inspecteren en zorgen voor een goede huidverzorging. Verder kun je tocht voorkomen en de transpiratiegeur voorkomen door vaker te wassen en de kleding te verschonen. Je zorgt dan voor kleding die ademt en het vocht goed opneemt. Je kunt een goede deodorant (laten) gebruiken en met mevrouw Jansons overleggen hoe ze om kan gaan met eventuele reacties van de omgeving.
KENNISOPDRACHT 1
Jan-Jaap heeft in de tuin gewerkt. Het zweet staat op zijn voorhoofd en zijn shirt is drijfnat. Kevin komt thuis nadat hij een uur in een warme auto heeft gezeten. Hij plakt aan alle kanten. Jan-Jaap ruikt niet naar zweet, maar Kevin wel. Waarom ruikt Kevin wel naar zweet en Jan-Jaap niet? Sommige mensen hebben sneller last van een transpiratiegeur. Het kan zijn dat Jan-Jaap zich beter heeft gewassen dan Kevin. Bij Kevin is het transpiratievocht in aanraking gekomen met bacteriën. Misschien heeft Kevin iets gegeten dat de geur van het transpiratievocht beïnvloedt.
2
Waarom vindt de één het vies als iemand naar knoflook ruikt, en waarom vindt een ander dat geen probleem? Of iemand een geur vies vindt, heeft te maken met persoonlijke smaak of cultuur.
3
Noem minimaal vier oorzaken van hevige transpiratie. Oorzaken van hevige transpiratie: een hoge omgevingstemperatuur, een inspanning, koorts of nervositeit, de overgang of de ziekte van Parkinson.
4
Hoe help je een zorgvrager met hoge koorts die veel transpireert? Je helpt hem door extra drinken aan te bieden, een regelmatige huidinspectie en goede huidverzorging. Verder voorkom je dat hij in een tochtige ruimte verblijft en voorkom je een transpiratiegeur door hem vaker te wassen en schone kleding aan te bieden. Verder geef je een goede deodorant, en zorg je ervoor dat hij kleding draagt die ademt en het vocht goed opneemt.
5
Noem vier mogelijke complicaties door hevige transpiratie. Vier mogelijke complicaties door hevige transpiratie: kans op uitdroging, smetten, decubitus, verkoudheid, sociaal isolement.
6
Hoe kun je voorkomen dat een zorgvrager met hevige transpiratie in een isolement raakt? Je zorgt voor een goede hygiëne, deodorant of antitranspirant.
7
Waarom heeft een zorgvrager die veel transpireert meer kans op decubitus en smetten? De huid wordt vochtig en kan gaan verweken.
© ThiemeMeulenhoff
101
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
8
Wat is het effect van deodorant als iemand ruikt naar transpiratievocht? Deodorant neutraliseert met een parfum de transpiratiegeur.
9
Waarom adviseer je iemand die veel transpireert om katoenen kleding te dragen? Katoenen kleding absorbeert transpiratievocht beter.
10 Waarom zijn mensen die veel transpireren gevoeliger voor verkoudheid? Als je transpireert, kun je te snel afkoelen en verkouden worden.
102
© ThiemeMeulenhoff
7
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen Een zorgvrager helpen bij het voortbewegen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN 1
Breng de mogelijkheden en beperkingen op het gebied van houding en beweging van meneer Van Santen in kaart. De beperkingen van meneer Van Santen zijn veroorzaakt door dementie. Hij heeft weinig lichaamsbesef meer, waardoor rechtop lopen en staan niet goed lukt. Verder heeft hij een hersenbloeding gehad, met als gevolg een slecht functionerende lichaamshelft. Dit valt onder de categorie lichaamsplan.
2
Benoem per beperking tot welke categorie deze stoornis behoort. Dementie valt onder de categorie lichaamsbesef, de hersenbloeding onder de categorie lichaamsplan.
PRAKTIJK: HULP MET EEN HULPMIDDEL 1
Welke hulpmiddelen kun je voor meneer Rykland overwegen? Je kunt een rollator of looprekje voor het lopen, en een draaischijf om uit bed te komen overwegen als hulpmiddelen voor meneer Rykland.
PRAKTIJK: WANDELEN IN DE ZON 1
Waar controleer je de rolstoel op voordat je vertrekt? Controlepunten voor de rolstoel zijn: de bandenspanning, de aanwezigheid van voetsteunen, de afstelling van de voetsteunen, controle van de remmen en controle of de handvatten vastzitten.
2
Beschrijf hoe je onderweg met mevrouw Terlaan praat en waarom je dat doet. Vertel wat je doet, waar je bent en wat je gaat doen. Je houdt contact om haar een gevoel van veiligheid te geven.
3
Halverwege jullie tochtje ontmoeten jullie toevallig de zus van mevrouw Terlaan. Ook zij wil graag een stukje rijden met mevrouw Terlaan. Maar ze heeft dit nog nooit gedaan. Noem drie tips die je haar geeft waar ze onderweg op moet letten. Geef de zus van mevrouw Terlaan instructie hoe ze de stoep op en af moet rijden. De stoep op moet ze voorwaarts doen, de stoep af achterwaarts. Je zegt haar verder dat ze niet te snel moet rijden, en dat ze mevrouw Terlaan vertelt wat ze gaat doen.
© ThiemeMeulenhoff
103
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
KENNISOPDRACHT 1
Noem drie observaties bij houding en beweging. Observaties bij houding en beweging: tremoren, atrofie, spasmen, evenwichtsstoornissen, bewegingsbeperkingen, asymmetrische houding.
2
Noem per observatie een mogelijke oorzaak. De oorzaak kan bij tremoren de ziekte van Parkinson zijn, een neurologische aandoening of zenuwachtigheid/stress. Atrofie kan veroorzaakt worden door een lange periode van inactiviteit, na bijvoorbeeld een zware operatie. De oorzaak van spasmen kan een spierziekte of lichamelijke afwijking zijn. Evenwichtsstoornissen kunnen ontstaan door een hersentumor of neurologische afwijkingen. Bewegingsbeperkingen kunnen veel oorzaken hebben, zoals pijn, een gebroken ledemaat, ouderdom. Asymmetrie kan veroorzaakt zijn door een aangeboren groeistoornis, pijn en rugproblemen.
3
Beschrijf je eigen houding als je pijn hebt. Dit verschilt per student, kijk naar overeenkomsten en verschillen, leg de link naar de praktijksituaties.
4
Noem twee voorbeelden van bewegingen die bijdragen aan het functioneren van de vitale functies. Bewegingen die bijdragen aan het functioneren van de vitale functies zijn onder andere de ademhaling en de hartslag.
5
Noem twee voorbeelden van bewegingen die behoren tot het lichaamsplan. Bewegingen die behoren tot het lichaamsplan: lopen, fietsen, eten, drinken, zitten en autorijden.
6
Noem twee voorbeelden van bewegingen die behoren tot het lichaamsbesef. Bewegingen die behoren tot het lichaamsbesef: schaatsen, tillen en rennen.
7
Noem twee voorbeelden van bewegingen die van invloed zijn op het lichaamsidee. Bewegingen die van invloed zijn op het lichaamsidee: een slepend been, een spastische arm.
8
Leg uit waarom je zou kiezen voor een elleboogkruk of voor een rollator bij een zorgvrager die moeilijk loopt. Het ligt eraan hoe stabiel de zorgvrager is. Bij weinig stabiliteit kies je voor een rollator, bij meer stabiliteit kies je voor een elleboogkruk.
9
Noem vier eisen waaraan een rolstoel moet voldoen. Vier eisen waaraan een rolstoel moet voldoen: • een goede zitting, niet te smal en niet te breed; • een rugleuning die voldoende steun biedt; • een goede armleuning; • verstelbare voetsteunen op de juiste hoogte.
10 Noem drie aspecten van zorg bij iemand die beperkingen heeft op het gebied van houding en beweging.
104
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
Een zorgvrager helpen bij het voortbewegen
De rol van de verzorgende bestaat uit het observeren en rapporteren van de mogelijkheden en beperkingen. Verder geeft de verzorgende voorlichting over de hulpmiddelen, en kan een instructie geven over het gebruik van hulpmiddelen. De verzorgende kan oefeningen doen met de zorgvrager en kan hem motiveren en stimuleren om door te gaan.
© ThiemeMeulenhoff
105
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Tillen en verplaatsen van de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: LEUKE MEIDEN 1
Om Annelies in bed te tillen zijn diverse benaderingen mogelijk. Welke benadering zal Petra kiezen: de mechanische of haptonomische? En kun je ook uitleggen waarom? Petra zal voor beide vormen kiezen omdat beiden voor- en nadelen heeft. Bij de haptonomische benadering staat de mens centraal en wordt van de zorgvrager verwacht dat hij meebeweegt. Bij de mechanische benadering staan de tiltechnieken voorop. Daarbij gaat het om de meest efficiënte manier van tillen. Petra vindt het welbevinden Annelies erg belangrijk, maar heeft af en toe ook de mechanische technieken nodig om te kunnen tillen en verplaatsen.
2
Noem drie regels van de haptonomische transfertechnieken. - Kijk naar wat zorgvrager zelf nog kan en vraag hem of haar mee te bewegen; • Probeer te tillen vanuit een (vloeiende) beweging en niet vanuit je kracht; • Pas je tempo aan aan dat van de zorgvrager, maar houdt zelf de leiding. Bijvoorbeeld met zorgvrager afspreken tot 3 tellen en dan tillen.
3
Kun je ook drie regels van de mechanische tiltechnieken noemen? -Til met een gestrekte rug, een licht gekanteld bekken, aangespannen buikspieren, billen en gebogen knieën; • Houdt alles wat je tilt zo dicht mogelijk tegen je lichaam om je rug te ontlasten; • Sta met beide voeten stevig op de grond en zorg dat je in balans staat voordat je gaat tillen of verplaatsen.
4
Hoe voorkomt Petra dat ze zelf geblesseerd raakt tijdens het tillen? (Noem 4 punten) - Zij draait nooit haar romp tijdens het tillen. Dit kan acuut rugletsel veroorzaken; • Zij gebruikt zoveel mogelijk de spieren van schouders, bekken, armen en benen; • Zij vraagt een collega om hulp als dat nodig is; • Zij spreekt vooraf commando's af (tot drie tellen of als ik NU zeg)
5
Waarom komt er steeds meer aandacht voor het tillen en verplaatsen door werknemers in de zorg? Steeds meer werknemers in de zorg krijgen last van nek- en rugklachten door het tillen en verplaatsen. Naar aanleiding hiervan zijn er, ter bescherming van de werknemers, wettelijk richtlijnen vastgelegd via de Arbo-wet.
PRAKTIJK: EEN SPANNEND BESTAAN 1
106
Wat zou jij Frank adviseren (als het om het tillen gaat) als hij een zorgvrager op de brancard helpt? Omdat Frank dikwijls zorgvragers vanaf de grond moet optillen –wat erg zwaar is- is het voor hem belangrijk om goed op zijn eigen houding te letten. Tijdens het tillen, vanuit de hurken,
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
Tillen en verplaatsen van de zorgvrager
moet hij zijn voeten iets spreiden, de rug rechthouden en de beenspieren gebruiken om kracht te zetten. 2
Waarom is het belangrijk dat Frank tijdens het tillen of verplaatsen contact maakt met de zorgvrager? De zorgvrager is dikwijls ontdaan door ongeval of ongeluk. Door even met zorgvrager te praten, ontstaat er vertrouwen en zal de zorgvrager eerder bereid of in staat zijn om mee te werken.
KENNISOPDRACHT 1
Ga bij jezelf na of je wel eens rugpijn hebt en wat de mogelijke oorzaken daarvan zijn. Deze vraag is bedoeld om studenten bewust te maken van de oorzaken van rugpijn. Komt het voor als je getild hebt, veel aan het werk geweest bent of geslapen hebt? Wat zijn de oorzaken en hoe zuinig ben je eigenlijk op je rug?
2
Beschrijf het kenmerkende verschil tussen verplaatsen volgens de mechanische benadering en verplaatsen volgens de haptonomische benadering. Het kenmerkende verschil is dat bij de mechanische benadering de verzorgende centraal staat, samen met de techniek. Bij de haptonomische methode staat de zorgvrager en het contact centraal.
3
Geef aan naar welke methode je voorkeur uitgaat en noem daarbij twee redenen. Bij een voorkeur voor de mechanische benadering kun je argumenten gebruiken als: het valt of staat met de juiste techniek, het is erg belangrijk eerst aan jezelf en je rug te denken, je kunt niet altijd communiceren met een zorgvrager over wat je gaat doen. Argumenten voor de haptonomische benadering: dit is een meer menselijke benadering, de zorgvrager staat als mens centraal en niet als ding, juist de ontmoeting en het meebewegen zijn erg belangrijk in het verzorgen.
4
Welke benadering werkt het beste bij zorgvragers met wie je niet verbaal kunt communiceren, zoals buitenlandse zorgvragers? Leg uit waarom je deze mening hebt. De haptonomische benadering, omdat je het juist dan van ontmoeting, gevoel en vertrouwen in elkaar moet hebben. Het non-verbale is veel belangrijker als je medewerking wilt krijgen.
5
Noem twee voorbeelden van contact met anderen waarbij je op je eerste gevoel afgaat. Het kan om een positief of negatief oordeel gaan. Voorbeelden: een hand geven, oogcontact, uiterlijk, geur, naast iemand in de bus zitten of staan.
6
Hoe zou je handelen als je samen met een collega-verzorgende tilt, die het niet nauw neemt met de til- en transfervoorschriften? Je gaat met deze collega in gesprek en wijst op de consequenties. In het uiterste geval til je met iemand anders, voor het behoud van je rug.
7
Noem drie voorbeelden van een uitnodigende houding of uitnodigend gebaar. Uitnodigend is: een open hand toesteken, plaats maken voor iemand om te gaan zitten, vriendelijk kijkend naar iemand toelopen, iemand aankijken in het gezicht.
8
Leg uit waarom je iets uitnodigend vindt.
© ThiemeMeulenhoff
107
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Dat verschilt van persoon tot persoon, aanrakingen kunnen soms als heel prettig maar ook als heel onprettig ervaren worden. 9
Geef een voorbeeld van een houding of gebaar dat averechts kan werken bij het bewegen. Averechts kan werken: je tong uitsteken, de deur niet openhouden voor iemand, niet opstaan voor een ouder persoon in de bus of trein, rommel op straat gooien, met je mond open kauwgom kauwen.
10 Noem een wet die zaken als het tillen en de lichamelijke belasting van werknemers regelt. De Arbo-wet regelt de arbeidsomstandigheden van werknemers. Hieronder vallen zaken als tillen en lichamelijke belasting.
108
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
Een geschikte lichaamshouding
Een geschikte lichaamshouding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HET LIGGEN MEER DAN ZAT 1
Wat doe je om Marian gerust te stellen ? Marian laten uitrazen en haar verhaal aanhoren. Daarna vraag je op vriendelijke en geduldige wijze aan Marian of zij bijvoorbeeld wat wil weten over de operatie en beantwoordt al haar vragen.
2
Hoe kun je ervoor zorgen dat zij prettig ligt? Vroeger moest een zorgvrager met een heftige hernia wekenlang helemaal plat liggen en mocht absoluut niet bewegen. Tegenwoordig wordt daar anders over gedacht. Een zorgvrager met hernia mag liggen zoals hij of zij het prettig vind en mag ook bewegen. In het geval van Marian overleg met haar wat zij wil en kan. Gebruik ook kussens om een zo prettig mogelijke ligging voor Marian te vinden.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf de houding waarin je zelf het liefst ligt en geef aan waarom. Een comfortabele houding verschilt per individu. Het is belangrijk dat de studenten zich realiseren hoe verschillend mensen zijn en hoe verschillend ze graag in bed liggen. Wat zou de student doen als hij zelf niet in de meest comfortabele houding zou kunnen liggen?
2
Noem drie aspecten waar je op let als je een zorgvrager in een bepaalde houding in bed helpt. Als je een zorgvrager in de juiste houding helpt, overleg je met de zorgvrager als dat mogelijk is. Wat wil de zorgvrager zelf? Let erop dat hij rustig en veilig ligt. Pas de houding aan op de aandoening van de zorgvrager (bijvoorbeeld als hij snel benauwd is) of houd jezelf aan het doktersvoorschrift.
3
Noem een situatie waarin je wisselligging zou toepassen. Wisselligging kun je toepassen bij een zorgvrager die comateus is, niet zelf in staat is te draaien en bij een dreigende decubitus.
4
Noem een situatie waarin je de zorgvrager in een halfzittende houding zou plaatsen. Een halfzittende houding pas je toe bij benauwdheid, het geven van eten en drinken en als de zorgvrager bezoek heeft.
5
Noem vijf hulpmiddelen die je kunt gebruiken bij het ondersteunen van de lichaamshouding van de zorgvrager. Hulpmiddelen bij het ondersteunen van de zorgvrager zijn: kussens (groot en klein), een voetenplank, een zandzak, een bedhek, een ruggesteun, een bedtafel, een papegaai, een spalk en orthopedische kussens.
6
Beschrijf een situatie waarin je drie verschillende soorten hulpmiddelen nodig hebt. Bij de Fowler-ligging heb je drie hulpmiddelen nodig, namelijk kussens (groot en klein), een ruggesteun en een voetenplankje.
© ThiemeMeulenhoff
109
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
7
Beschrijf twee aspecten waaraan je kunt observeren of je de zorgvrager in de juiste houding hebt gelegd. Je kunt het observeren aan de gelaatstrekken, de rust over het lichaam en je kunt het de zorgvrager zelf vragen. Verder kun je zien dat de houding goed is als de zorgvrager blijft liggen in deze houding en als hij niet draait of beweegt.
8
Wat doe je als een zorgvrager absoluut niet in de door een arts voorgeschreven houding kan blijven liggen? Je overlegt met de zorgvrager waarom het niet lukt. Binnen de mogelijkheden breng je kleine veranderingen aan, bied je afleiding, leg je het belang van de houding uit en overleg je met de arts over het belang van de houding.
9
Met welk veiligheidsaspect moet je rekening houden als een zorgvrager op de zij ligt? Je let erop dat hij niet van het bed kan rollen en dat zijn hoofd vrij ligt zodat hij kan ademhalen. Verder let je op decubitus, je houdt bij hoelang de zorgvrager al in deze houding ligt.
10 Wie bepaalt volgens jou hoe een zorgvrager in bed moet liggen? Waarom denk je dat? De zorgvrager bepaalt het, maar soms binnen de grenzen van de omstandigheden (doktersvoorschrift). Luisteren naar de wensen van de zorgvrager is erg belangrijk.
110
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
Stimuleren tot bewegen
Stimuleren tot bewegen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: OP GLAD IJS 1
Welke oefeningen gebruikt Bert daarvoor? Bert gebruikt actieve oefeningen voor de enkel, knie, schouder en hals zodat de spieren van Claudia in topconditie blijven.
2
Oefen op je eigen voeten en bepaal welke enkel-, teen en knie oefeningen voor Claudia het meest geschikt zijn. Pak je eigen voet en doe de oefeningen voor enkel, tenen en knieën en ervaar wat er gebeurt.
3
Is het zinvol om bij Claudia ook oefeningen van de schouderspieren te doen? En kun je uitleggen waarom of waarom niet? Ja, want topsport is een intensieve bezigheid en door te gespannen te schaatsen, kan de spanning zich in de schouderspieren vastzetten. Daarom is het zinvol om ook de spieren van schouders, hals en nek van Claudia te betrekken bij de actieve oefeningen.
PRAKTIJK: DUNNE BENEN 1
Kun je een paar geschikte oefeningen noemen die Jodie zal noemen? Dat zijn de bovenbeenspieren- en, onderbeenspierenoefeningen
2
Hoe worden oefeningen genoemd die de spieren activeren? De isometrische oefeningen
3
Hoe komt het dat de benen van Pieter zo dun zijn geworden? Omdat de spieren van Pieter lang niet gebruikt zijn (door immobiliteit) is de spiermassa afgenomen. Door veelvuldig oefenen, sterken de spieren weer aan en neemt de spiermassa toe.
4
Wat is spieratrofie? Vergaand functieverlies van de spieren
5
Kun je uitleggen waarom bewegen goed voor de spieren is? Hoe meer je de spieren in beweging houdt, hoe sterker en soepeler de spieren worden en beter functioneren.
PRAKTIJK: EEN VERKRAMPT LICHAAM 1
Heb je enig idee welke oefeningen Peter zou kunnen doen? Dat zijn passieve oefeningen die de gewrichten functioneel houden of de spierfunctie herstellen
2
Hoe kan Peter haar verder nog helpen? Als Peter zijn hand op de bovenarm van Agnes legt, de spieren voorzichtig een beetje masseert en de arm minimaal strekt (zonder te forceren!) kan hij de bewegingsmogelijkheden van Agnes ietwat vergroten. Hierbij is van belang in de gaten te houden wat Agnes aankan en geen pijn heeft.
© ThiemeMeulenhoff
111
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
3
Zou p.d.l. voor Agnes geschikt zijn? Leg uit wat p.d.l. is en waarom dit wel of niet goed voor Agnes is? Ja, p.d.l. –passiviteit van het dagelijkse leven- zou voor Agnes erg geschikt zijn. Allereerst om de techniek uit passieve oefeningen bestaat en ten tweede omdat bij deze techniek het contact tussen zorgdrager en –vrager van belang is. Aangezien Peter en Agnes goed met elkaar overweg kunnen is p.d.l. uitermate geschikt voor Agnes.
KENNISOPDRACHT 1
Noem drie lichamelijk factoren waarvan je wel of niet actief wordt. Wisselt per student, bekijk en vergelijk, en leg een link naar zorgsituaties.
2
Noem drie sociale factoren waarvan je wel of niet actief wordt. Wisselt per student, bekijk en vergelijk, en leg een link naar zorgsituaties.
3
Noem drie psychische factoren waarvan je wel of niet actief wordt. Wisselt per student, bekijk en vergelijk, en leg een link naar zorgsituaties.
4
Beschrijf waarom je zelf aan sport of lichaamsbeweging doet, of waarom niet. Vraag naar de redenen om wel of niet aan sport te doen en het belang ervan. Als een verzorgende het belang er niet van inziet, waarom zou je dan een zorgvrager motiveren om te bewegen? En zou je dan wel actief meedoen?
5
Beschrijf drie aspecten van het belang van lichaamsbeweging. Drie aspecten van het belang van lichaamsbeweging: het houdt je spieren en gewrichten in een goed conditie, het is goed voor hart en bloedvaten, het voorkomt te dik worden en andere problemen. Het heeft ook sociale en psychische aspecten, namelijk: je komt in contact met anderen door samen te sporten en het vergroot je gevoel van eigenwaarde.
6
Noem twee manieren van actief oefenen. Manieren van actief oefenen zijn: sporten of (actieve) oefeningen doen onder begeleiding van een fysiotherapeut.
7
Waarom is passief oefenen belangrijk? Met passief oefenen houd je je gewrichten en spieren functioneel en het voorkomt atrofie van de spieren.
8
Leg uit wat p.d.l. betekent. P.d.l. betekent: passiviteit van het dagelijks leven. Het gaat hierbij niet alleen om het passief oefenen, maar ook om de benadering van de zorgvrager volgens haptonomische principes. Je kunt de studenten vragen of ze nog weten wat haptonomie inhoudt: in de haptonomie staan de aanraking, de ontmoeting en de relatie (tussen verzorgende en zorgvrager) centraal.
9
Omschrijf de rol van de verzorgende bij het actief oefenen. De rol van verzorgende bij het actief oefenen is: actief, motiverend, duidelijk, je geeft het goede voorbeeld. Verder pas je de oefeningen aan aan de omstandigheden en overleg je met andere disciplines, zoals fysiotherapie.
10 Omschrijf de rol van de verzorgende bij het passief oefenen.
112
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bieden bij mobiliteitsproblemen
Stimuleren tot bewegen
De rol van de verzorgende bij het passief oefenen is: signaleren dat oefeningen nodig zijn, oefeningen uitvoeren, overleg met andere disciplines, zoals fysiotherapie.
© ThiemeMeulenhoff
113
8
Het bed van de zorgvrager verzorgen Bed opmaken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK WORD ER ZO MOE VAN 1
Wat legt Erica klaar als ze samen met Carlo zijn bed gaat verschonen? Erica legt de volgende zaken klaar: een onderlaken, bij incontinentie een steeklaken en een zeiltje, een bovenlaken en schone kussenslopen.
2
Aan welke eisen moet de onderlaag van Carlo's bed voldoen? De onderlaag van Carlo's bed moet aan de normale eisen voldoen: strak, glad en zonder kruimels.
3
Op welke manier is hygiëne, veiligheid en ergonomisch werken van toepassing op de situatie van Carlo? In Carlo's situatie is normale hygiëne voldoende. Je hanteert de normale aandachtspunten met betrekking tot hygiëne, zoals: handen wassen, nagels kort houden, niet wapperen met het beddengoed. Voor Carlo's veiligheid neem je geen extra maatregelen. Hij heeft namelijk een gewoon laag bed. In deze situatie let je wel op een ergonomische werkwijze. Omdat Carlo een laag bed heeft, kan Erica het beste op de knieën het bed opmaken zodat de rug recht blijft.
PRAKTIJK: IK KAN ER MAAR NIET AAN WENNEN 1
Wat leg je klaar als je samen met oma het bedje voor Jeffrey gaat opmaken? Voor Jeffrey's bed leg je klaar: een onderlaken en een bovenlakentje (eventueel een katoenen luier om onder het hoofdje te leggen).
2
Leg oma uit waarom het bedje kort wordt opgemaakt. Je legt oma uit dat er onderzoek is gedaan naar de oorzaken van wiegendood. Hieruit is gebleken dat kort opmaken de kans op wiegendood verkleint. Je kunt daarnaast ook andere preventieve maatregelen noemen, zoals niet roken in de buurt van de baby, geen dekbedje gebruiken, niet op de buik leggen, enzovoort.
3
Beschrijf hoe je bij het bed opmaken hygiënisch werkt. Je let op hygiëne door de normale hygiënische maatregelen te hanteren. Een baby heeft weerstand meegekregen van de moeder en krijgt deze eventueel nog via borstvoeding. Toch moet je extra voorzichtig zijn bij baby's en hou je je aan de hygiënevoorschriften.
© ThiemeMeulenhoff
115
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
PRAKTIJK: MASJA WIL 'UIT' 1
Wat is je antwoord op het verzoek van mevrouw Groenewegen om de spijltjes uit het ledikant te halen? Let op de argumenten voor de meningen van de studenten.
2
Beschrijf hoe je zorgt voor veiligheid bij het opmaken van het bed voor Masja? Je zorgt voor veiligheid voor Masja door haar slaapzak niet vast te maken en door ervoor te zorgen dat ze niet uit bed kan vallen door te klimmen.
PRAKTIJK: MEVROUW CROES HEEFT PIJN 1
Wat leg je klaar als je samen met een collega het bed van mevrouw Croes gaat verschonen? Je legt een steeklaken en een onderlegger klaar.
2
Leg uit hoe je bedcomplicaties voorkomt bij het opmaken van het bed voor mevrouw Croes. Je strijkt de onderlaag en strak om decubitus te voorkomen, je trekt de bovenlaag aan het voeteneind los om spitsvoeten te voorkomen.
KENNISOPDRACHT
116
1
Welke gegevens verzamel je voordat je bij een zorgvrager het bed gaat opmaken? De gegevens die je verzamelt: • Welke wensen en gewoonten heeft de zorgvrager ten aanzien van de manier waarop het bed opgemaakt moet worden? • Wat kan en wil de zorgvrager zelf doen? • Wat is er tot nu toe gerapporteerd over het bed opmaken?
2
Benoem vijf aandachtspunten bij hygiënisch werken. Aandachtspunten bij hygiënisch werken: • voor en na het opmaken van het bed de handen wassen; • geen sieraden dragen; • nagels kort houden; • rustig werken en niet wapperen met het wasgoed; • schoon en vuil linnengoed gescheiden houden; • vuil linnengoed direct in de wasmand deponeren en niet op de grond.
3
Welke eisen stel je aan de onderlaag van het bed en waarom? De onderlaag moet glad, strak en zonder kruimels zijn. Dit om huiddefecten als decubitus te voorkomen en in verband met het comfort van de zorgvrager.
4
Op welke manieren kun je ervoor zorgen dat je ergonomisch werkt? Manieren om ergonomisch te werken: • het bed op de juiste werkhoogte zetten; • werken met gebogen knieën en een rechte rug; • als het bed verschoond wordt met de zorgvrager in bed, de zorgvrager uitnodigen om zoveel mogelijk mee te werken met draaien.
© ThiemeMeulenhoff
Het bed van de zorgvrager verzorgen
Bed opmaken
5
Waarom is het belangrijk dat een zorgvrager zelf aangeeft hoe hij het bed opgemaakt wil hebben? Als een zorgvrager zelf aangeeft hoe hij zijn bed opgemaakt wil hebben, is dit goed voor zijn zelfstandigheid en gevoel voor eigenwaarde.
6
Welke maatregelen neem je bij het opmaken van een babyledikantje om wiegendood te voorkomen? Bij het opmaken van een ledikantje voor een baby neem je de volgende maatregelen om wiegendood te voorkomen: • geen zeiltje onder het hoofdje leggen; • het bedje kort opmaken; • geen dekbedje gebruiken maar dekentjes, en bij voorkeur een babyslaapzak; • de dekentjes instoppen.
7
Benoem in eigen woorden het verschil in de manier waarop je een bed voor een volwassene opmaakt en het bed voor een kind. Je kunt denken aan meerdere verschillen, zoals het instoppen van het dekbed, geen hoogslaper gebruiken bij kinderen, bij kinderen een knuffel meegeven in bed, bij volwassenen meerdere kussens gebruiken.
8
Wat is het verschil tussen de bedinventaris voor een ‘gewoon’ bed thuis en het bed voor een zorgvrager die bedlegerig is? Het verschil is dat je bij een bedlegerige zorgvrager meestal gebruikmaakt van een steeklaken en een zeiltje of onderlegger en dat je meestal meer kussens gebruikt.
9
Beschrijf in eigen woorden hoe je in je houding kunt laten zien dat je zorgzaam en zorgvuldig omgaat met het bed van de zorgvrager. Je kunt laten zien dat je zorgzaam en zorgvuldig werkt door netjes te werken, de zorgvrager zoveel mogelijk overal in te betrekken en niet op het bed te gaan zitten zonder uitdrukkelijke toestemming van de zorgvrager.
10 Op welke manier evalueer je met de zorgvrager de hulp die je gegeven hebt? Je evalueert de geboden zorg door iedere keer opnieuw samen met de zorgvrager terug te kijken. Je kunt vragen stellen over de zorg. Is de zorgvrager tevreden over het resultaat? Is de zorgvrager tevreden over de manier waarop de zorg is verleend? Is er op de juiste manier rekening gehouden met de algemene aandachtspunten?
© ThiemeMeulenhoff
117
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Diverse soorten bedden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HIJ IS NOG VAN MIJN GROOTMOEDER GEWEEST 1
In hoeverre voldoet het wiegje van Leonie aan de eisen die je tegenwoordig stelt aan een wieg? Het wiegje bevat een hoofdbeschermer, wat de kans op wiegendood vergroot. Bovendien kan de baby niet om zich heen kijken, waardoor deze minder wordt geprikkeld.
PRAKTIJK: JOSIE GAAT STAAN 1
Voldoet het bedje van Josie aan de eisen die je stelt aan een veilig kinderledikantje? De bedbodem staat te hoog. Hierdoor kan Josie uit bed vallen. De bedbodem moet lager gezet worden nu Josie probeert te gaan staan. Het is beter om dit alvast te doen, en niet af te wachten totdat ze het echt kan.
PRAKTIJK: WE SLAPEN AL 68 JAAR SAMEN 1
In hoeverre voldoet het bed van het echtpaar aan de zorgbehoefte van mevrouw Tatipikalawan? Mevrouw Tatipikalawan kan nu waarschijnlijk moeilijk zelf in en uit bed komen. Het huidige bed voldoet dus niet aan de zorgbehoefte van mevrouw Tatipikalawan. Bovendien is het bed te laag voor de verzorgenden als zij haar op bed moeten wassen.
PRAKTIJK: EEN ANDER BED VOOR FIGO 1
Benoem de voordelen van een hoog-laagbed voor Figo. Figo kan met een hoog-laagbed zelfstandig in en uit bed gaan voor het toilet. Hij kan dan langer zelfstandig blijven wonen.
2
Welke nadelen zal Figo mogelijk noemen van een hoog-laagbed? Door een hoog-laagbed kan Figo geconfronteerd worden met de achteruitgang door zijn ziekte. Een hoog-laagbed vergroot zijn afhankelijkheid en het gevoel dat hij echt ziek is.
KENNISOPDRACHT
118
1
Welke eisen worden er aan een wieg gesteld om wiegendood te voorkomen? Om wiegendood te voorkomen, maak je geen gebruik van hoofdbeschermers of hoofdkussens, het matrasje moet goed aansluiten en stevig zijn.
2
Welke eisen worden er aan een kinderledikantje gesteld om de kans op ongevallen te verkleinen? Om ongevallen te voorkomen let je op de juiste afstand tussen de spijltjes, geen gebruik van koorden, tuigjes en hoofdbeschermers, gifvrije verf en zet je de bedbodem op de juiste hoogte.
3
Waarom zijn er speciale seniorenbedden voor ouderen? Er zijn speciale seniorenbedden voor ouderen, omdat ze minder mobiel worden en minder goed overeind kunnen komen vanuit een laag bed of stoel. Een seniorenbed is hoger en daarom is het gemakkelijker om zelf in en uit bed te komen.
© ThiemeMeulenhoff
Het bed van de zorgvrager verzorgen
Diverse soorten bedden
4
Benoem de verschillen tussen een seniorenbed en een hoog-laagbed. Een seniorenbed kan niet omhoog en omlaag gebracht worden, heeft een vaste hoogte. Aan een hoog-laagbed kunnen meer hulpmiddelen aangebracht worden, zoals bedhekken. Bij een seniorenbed kan vaak alleen het hoofdeinde omhoog gebracht worden. Een seniorenbed is niet altijd verrijdbaar.
5
Wat is de juiste werkhoogte bij een hoog-laagbed? De bovenkant van de matras bevindt zich op heuphoogte van de verzorgende.
6
Wat is de juiste hoogte voor een hoog-laagbed als de zorgvrager zich in bed bevindt en slaapt? De juiste afstelling is dat wanneer de zorgvrager op de rand van het bed zit, de knieën zich in een rechte hoek ten opzichte van de onderbenen en de heupen bevinden.
7
Waarom moeten er juist aan een hoog-laagbed hulpmiddelen bevestigd kunnen worden? Omdat zorgvragers die hulp nodig hebben ook vaak hulpmiddelen in bed nodig hebben.
8
Waarom is het in de thuissituatie voldoende als er onder het kraambed klossen aangebracht worden en zul je in een ziekenhuis een speciaal verlosbed aantreffen? Als een bevalling moeilijk verloopt, gaat de kraamvrouw naar het ziekenhuis. In de thuissituatie wordt alleen hulp geboden bij ongecompliceerde bevallingen en dan is het voldoende als het bed op de juiste werkhoogte is gebracht door klossen.
9
Waarom is het belangrijk om regelmatig met de zorgvrager te bespreken of het gebruikte bed nog voldoet aan de wensen? Door een verandering in de zorgbehoefte van de zorgvrager kan een ander soort bed beter voldoen aan eisen, zoals veiligheid, hygiëne, comfort en ergonomie. Dit bevordert de zelfstandigheid van de zorgvrager en vermindert de kans op klachten bij de verzorgende.
10 Motiveer waarom je in het team overlegt als er mogelijk een ander soort bed bij een zorgvrager geplaatst gaat worden. Je overlegt omdat andere leden van het team vanuit hun deskundigheid advies kunnen geven over het juiste soort bed en de manier waarop dit aangevraagd of geregeld kan worden.
© ThiemeMeulenhoff
119
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Hulpmiddelen bij de bedverzorging ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW DE VOCHT VERTELT HET JE ZELF WEL 1
Beschrijf hoe je de verschillende hulpmiddelen zou kunnen gebruiken bij het helpen met wassen op bed. Je kunt een bedgalg gebruiken, zodat mevrouw De Vocht in de juiste houding kan komen om te helpen met wassen en om tijdens het wassen van houding te wisselen. Verder kun je een rugsteun aanbrengen om haar rechtop te helpen. Zo kan ze zichzelf eventueel wassen. Je kunt een nachtkastje of bedtafeltje gebruiken om onder meer de waskom op te zetten, zodat mevrouw De Vocht er zelf bij kan en jij alles bij de hand hebt.
PRAKTIJK: MENEER MARSMAN KOMT IEDERE KEER UIT BED 1
Wat vind je van de opmerking in het rapport? Eigen mening van de student.
2
Wat is de juiste manier om zo'n probleem aan te pakken? Je brengt het probleem aan de orde in het multidisciplinair team. Je overweegt ook mogelijke alternatieven. Je bespreekt het met zijn familie of vertegenwoordiger. Er is namelijk sprake van M&M. Pas als er geen andere mogelijkheden zijn, kun je zo'n maatregel gebruiken. Ook wettelijk worden er eisen gesteld aan de manier waarop je omgaat met M&M.
PRAKTIJK: MEVROUW DEKKER HEEFT EEN LONGONTSTEKING 1
Welke hulpmiddelen zou je mevrouw Dekker adviseren om haar verblijf in bed zo comfortabel mogelijk te maken? Je adviseert haar om een rugsteun te gebruiken. Hierdoor kan ze rechter overeind zitten in bed, zodat ze gemakkelijker kan ademen. Daarnaast kan ze zo ook beter eten en drinken. Verder kan ze een voetenbankje in bed nemen tegen het onderuitzakken. De kans is groot dat ze onderuitzakt, omdat ze een rugsteun heeft en moe is. Ook adviseer je een verrijdbaar bedtafeltje waarop ze allerlei spullen kan zetten, zoals iets te drinken of zakdoeken. Omdat ze waarschijnlijk langer in bed zal liggen, zoek je een geschikt hulpmiddel tegen doorliggen. Met een bedgalg kan mevrouw Dekker zichzelf omhoog trekken en gemakkelijker in en uit bed komen. Ten slotte adviseer je een verlengbel, zodat ze eenvoudig kan alarmeren als ze hulp nodig heeft.
KENNISOPDRACHT
120
1
Hoe installeer je een bedgalg op de juiste manier? Als de bedgalg zó bevestigd is dat een zorgvrager er veilig gebruik van kan maken. Dat wil zeggen: hij kan niet losraken als de zorgvrager zich optrekt, en hij is op een dusdanige hoogte ingesteld dat de zorgvrager zich goed kan optrekken.
2
Benoem de voor- en nadelen van een rugsteun.
© ThiemeMeulenhoff
Het bed van de zorgvrager verzorgen
Hulpmiddelen bij de bedverzorging
De voordelen van een rugsteun zijn: het verhoogt de zelfstandigheid, de zorgvrager kan beter ademen. Een nadeel is: door de schuifkrachten van het onderuitzakken bestaat de kans op decubitus. 3
Waarom is een dienblad met korte, uitklapbare pootjes niet geschikt voor een zorgvrager die langdurig op bed ligt? Deze is alleen geschikt om er (tijdens de maaltijd) eten en drinken op te zetten, dus voor gebruik van heel korte duur. Een zorgvrager kan namelijk niet bewegen als het bedtafeltje over zijn benen staat. Dit hulpmiddel is niet voldoende voor een zorgvrager die langdurig bedlegerig is. Hij moet ook een waskom op het bedtafeltje kunnen zetten, of een puzzelboekje kunnen invullen. Bovendien moet hij kunnen bewegen.
4
Waarom worden veiligheidshekken vaak gebruikt in combinatie met onrustbanden? Onrustbanden en veiligheidshekken gebruik je om te voorkomen dat de zorgvrager uit bed valt. Als je alleen onrustbanden gebruikt, bestaat het risico dat de onrustbanden (gedeeltelijk) losraken en de zorgvrager bekneld raakt. Veiligheidshekken voorkomen dat. Maar als je alleen veiligheidshekken gebruikt, kan de zorgvrager over de hekken klimmen. Hij kan vallen of tussen de veiligheidshekken bekneld raken. Onrustbanden voorkomen dat.
5
Geef een verklaring voor het feit dat het gebruik van veiligheidshekken en onrustbanden via een wet wordt geregeld en het gebruik van een dekenboog niet. Veiligheidshekken en onrustbanden zijn vrijheidsbeperkende maatregelen. De beperking van de vrijheid van een zorgvrager is in strijd met grondrechten van de mens en met het patiëntenrecht, zoals geregeld in de WGBO. Uitzonderingen daarop moeten ook wettelijk geregeld worden. Een dekenboog is geen vrijheidsbeperkende maatregel.
6
Leg uit waarom het niet verstandig is als een zorgvrager zich optrekt aan een dekenboog als hij rechtop wil gaan zitten. De dekenboog is daar niet stevig genoeg voor en kantelt als er te hard aan wordt getrokken.
7
Waarom wordt het gebruik van een rugsteun vaak gecombineerd met een voetenbankje? Een zorgvrager kan zich tegen een voetenbankje afzetten met de voeten. Hierdoor kan hij gemakkelijker in halfzittende houding blijven.
8
Hoe kun je voorkomen dat een zorgvrager koude voeten krijgt bij het gebruik van een voetenbankje? Om te voorkomen dat een zorgvrager het koud krijgt, kun je een steeklaken, molton of handdoek om het voetenbankje doen.
9
Waarom moet een bed stevig vastgemaakt zijn aan een bedcarrier? Als een bed niet stevig vastgemaakt is aan de bedcarrier, kan hij eraf schieten als je het bed omhoog of omlaag doet.
10 Waarom denk je dat een bierkratje meer geschikt is voor het verhogen van een bed dan een frisdrankkrat? Een frisdrankkrat is minder stevig.
© ThiemeMeulenhoff
121
9
Het slaap- en waakritme Een evenwichtig slaap- en waakritme ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HUILEN MET DE OGEN DICHT 1
Waarom is het belangrijk dat Jona overdag nog een aantal keren slaapt? Jona is een baby en slaapt 's nachts gemiddeld 12 tot 14 uur. Zijn lichaam heeft regelmatig rust nodig. Daarom heeft hij één of twee middagslaapjes van ongeveer een uur nog nodig.
2
Verklaar hoe het komt dat Jona ligt te huilen en blijkbaar toch slaapt. Jona kan net van de REM-fase met dromen overgegaan zijn naar de eerste fase van de non-REM-slaap, die niet met dromen gepaard gaat.
PRAKTIJK: ALWEER NACHTDIENST 1
Verklaar waarom Mark mogelijk nog last heeft van de nachtdienst van vorige week. Mark heeft tijd nodig om zijn bioritme weer te herstellen. Blijkbaar heeft hij aan een week niet genoeg, want hij is nog steeds vermoeid 's nachts tijdens zijn dienst.
2
Wat zou Mark kunnen doen om zo weinig mogelijk hinder te ondervinden van de nachtdienst? Mark moet een zo strak mogelijk slaap-waakpatroon aanhouden. Op vaste tijden naar bed en op vaste tijden opstaan en eten (aangeraden wordt om de ‘gewone’ etenstijden en maaltijden aan te houden). Hij moet zorgen dat hij tijdens de rust voldoende slaap krijgt. Veel licht op de werkplek en een donkere rustige slaapkamer helpen ook.
PRAKTIJK: IK MIS MIJN RONDJE 1
Hoe komt het dat mevrouw Sanders moeite heeft met inslapen? Het vaste ritueel van mevrouw Sanders voor het slapengaan is doorbroken. De structuur die ze voorheen had, is verdwenen. De dingen die mevrouw Sanders deed vlak voordat ze naar bed ging, zijn weggevallen. Daardoor is haar slaappatroon verstoord.
2
Welke adviezen kun je mevrouw Sanders geven om gemakkelijker in te slapen? Mevrouw Sanders moet een nieuw ritme zien te vinden. Misschien nog een rondje over de afdeling, een glaasje warme melk, wat lezen voor het slapengaan. Als mevrouw Sanders aan het nieuwe patroon gewend is, zal het inslapen ook minder problemen opleveren.
PRAKTIJK: IETS VOOR HET SLAPEN 1
Wat vind je van de inhoud van deze rapportage? In de rapportage staan de oorzaken van meneer Ekbergs slaapproblemen duidelijk beschreven. Misschien is het handig wat aan deze oorzaken te doen, voordat met slaapmiddelen wordt begonnen.
© ThiemeMeulenhoff
123
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
2
Benoem de oorzaken van de slaapproblemen van meneer Ekberg. Welk(e) soort(en) slaapproblemen zijn dit? Gesnurk van de buurman duidt op een prikkel van buiten. Daarnaast piekert meneer Ekberg, hij heeft spanningen: hoe zou het met zijn vrouw verdergaan?
PRAKTIJK: IN NACHTKLEDING OP STRAAT 1
Wat is er volgens jou met mevrouw De Graaf aan de hand? Eigen mening. Mevrouw De Graaf is een geriatrische zorgvrager. Ze heeft gedurende drie dagen een activiteit, net als in het weekend. De andere dagen komt de thuiszorg langs. De activiteiten verschillen dus per dag.
2
Wat zou je kunnen doen om het probleem van mevrouw De Graaf aan te pakken? Er zit niet echt een regelmaat in de activiteiten per dag die mevrouw De Graaf heeft. Misschien is het een goed idee om haar ook afleiding te bieden op de dagen dat alleen de thuiszorg langskomt. Op den duur zal het misschien handiger zijn als ze wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. Dan kan haar de regelmaat geboden worden die ze nodig heeft. Waarschijnlijk is ze dan minder in de war en haar slaappatroon meer gelijkmatig.
PRAKTIJK: DE NIEUWE HUISARTS 1
Welk type slaapprobleem heeft mevrouw Zwaan waarschijnlijk? Motiveer je antwoord. Mevrouw Zwaan is al wat ouder en het kan zijn dat de slaapmedicatie extra diep doorwerkt. Als ze 's nachts bijvoorbeeld naar het toilet moet, is ze dan nog ‘dizzy’ van de middelen. De kans op vallen is dan groot.
2
Waarom zal de huisarts bij mevrouw Zwaan peilen hoe zij denkt over stoppen met de medicijnen? Als mevrouw Zwaan de middelen al langer dan drie maanden slikt, kan ze in overleg met de huisarts denken aan stoppen. Het middel zal dan geen ritueel meer uitmaken van haar slaappatroon. Ze zal dus op zoek moeten naar alternatieven: een wandelingetje voor het slapen, ontspanningsoefeningen, of een glaasje warme melk bijvoorbeeld.
KENNISOPDRACHT
124
1
Waarom is het belangrijk om een evenwichtig slaap- en waakritme te hebben? Een evenwichtig slaap- en waakritme is belangrijk voor het goed functioneren overdag en 's nachts. Overdag zijn we bezig met allerlei activiteiten. Die inspanningen kosten veel energie. Je hebt rust en ontspanning nodig om te herstellen van deze activiteiten. Door slaap kunnen het lichaam en de hersenen zich herstellen en doe je energie op voor de volgende dag.
2
Beschrijf de stadiums van de slaap. Geef bij elk stadium een toelichting. De slaap kenmerkt zich door een cyclus, de non-REM-fase afgewisseld met een droomperiode. Stadium 1 is een overgang tussen waaktoestand en slaap. De spieren ontspannen zich en de ademhaling vertraagt, de hersenactiviteit neemt af. Je geest dwaalt van de ene naar de andere gedachte. In dit stadium word je snel wakker. Stadium 2 is de eerste echte slaap. De hersenactiviteit neemt verder af. Je hebt nog stukjes gedachten en je wordt wakker van middelmatig geluid. Stadium 3 is de overgangsfase van lichte slaap naar diepe of deltaslaap. In deze periode ben je helemaal ontspannen en word je alleen wakker van een heel hard geluid.
© ThiemeMeulenhoff
Het slaap- en waakritme
Een evenwichtig slaap- en waakritme
Fase 4 is de diepste slaap. Als je in deze fase wakker wordt gemaakt, weet je vaak niet waar je bent. Voordat je vervolgens weer in fase 1 belandt, heb je een droomslaap, ook wel de REM-slaap genoemd. 3
Waarom hebben mensen die in de nachtdienst werken vaak last van allerlei klachten? Nachtdiensten betekenen een verstoring van het slaap-waakritme. Het lichaam en de geest hebben moeite om zich aan te passen aan het omgekeerde bioritme. Dat kan allerlei problemen veroorzaken, zoals concentratiestoornissen.
4
Waarom wordt de slaapbehoefte minder met het ouder worden? Oudere mensen hebben vaak minder activiteiten overdag, ze gebruiken minder energie. Het lichaam stemt de slaapbehoefte af op de mate waarin het actief is.
5
Beschrijf de functie van melatonine voor het slaap-waakritme. De slaap-waakklok van de mens fungeert als een soort slaapmiddel. Het regelt het inslapen door een bepaalde stof met melatonine vrij te laten komen. Melatonine is het hormoon dat het lichaam vertelt dat het slaaptijd is.
6
Waarom is het belangrijk om de vaste gewoonten van een zorgvrager zoveel mogelijk te handhaven voor het slapengaan? Vaste gewoonten en rituelen voor het slapengaan maken deel uit van het slaappatroon. Denk aan een boekje lezen, een wandelingetje maken of een borreltje drinken. Dit soort dingen vertellen het lichaam als het ware dat het slaaptijd is. Afwijkingen in het patroon hebben daar een negatieve weerslag op.
7
Geef minimaal tien oorzaken van slaapstoornissen en geef bij elke oorzaak aan wat je als verzorgende kunt doen om deze stoornissen te helpen oplossen. Tien oorzaken en mogelijke oplossingen: • prikkels van buiten: de zorgvrager niet naast iemand leggen die snurkt. De avondronde zo stil en rustig mogelijk uitvoeren; • een bed met kuilen: het bed zo strak mogelijk opmaken; • kou: een extra deken of kruik; • nachtverlichting: deuren dichthouden of een slaaplampje installeren; • alcohol en sigaretten: niet te veel roken en drinken voor het slapengaan; • eten: niet te veel eten voor het slapengaan, maar ook niet te weinig; • piekeren: met de zorgvrager praten en hem troosten; • rusteloze benen: een slaapmiddel kan uitkomst bieden; • verstoord bioritme door weinig activiteiten overdag: meer prikkels overdag aanbieden; • middagdutje: overslaan, het snoept een deel van de nachtrust af.
© ThiemeMeulenhoff
125
10 De communicatie van de zorgvrager met derden ondersteunen Fungeren als intermediair ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘IK HOOR NIET GOED WAT HIJ ZEGT!’ 1
Hoe zal Jori als intermediair het gesprek met mevrouw Adriaanse begeleiden? Jori kan haar het beste begeleiden als ze voor het gesprek aan mevrouw Adriaanse vraagt op welke manier zij de informatie wil gaan horen. Misschien gebruikt mevrouw Adriaanse een gehoorapparaat of kan ze liplezen. Aan de hand van die kennis kan Jori maatregelen nemen. Ten eerste legt ze in het dossier vast hoe met mevrouw Adriaanse gecommuniceerd kan worden. Ten tweede zorgt Jori ervoor dat mevrouw Adriaanse bij het gesprek met de arts voor hem staat of zit, zodat zij hem ziet, en eventueel kan liplezen.
2
Hoe zorgt Jori voor een goede overdracht naar de arts en haar collega's? Jori zorgt voor een goede overdracht naar de arts en haar collega's als ze meldt dat mevrouw Adriaanse doof is en daardoor moeite heeft om informatie goed te begrijpen. Hiervoor moet Jori bij gesprekken met andere disciplines aanwezig zijn, waar ze de informatie over de gehoorstoornis van mevrouw Adriaanse kan doorgeven.
3
Heeft Jori ook een rol als intermediar naar de familie van mevrouw Adriaanse? Verklaar je antwoord. Dat is afhankelijk van de manier waarop mevrouw Adriaanse met haar familie communiceert. Een rol als intermediair is in principe mogelijk bij de contacten met alle ‘derden’. Dat kunnen medewerkers van andere disciplines, collega's, maar ook de mantelzorg of vrijwilligers zijn.
KENNISOPDRACHT 1
Ben je als tolk voor iemand die de Nederlandse taal niet machtig is een intermediair of een belangenbehartiger? Verklaar je antwoord.
2
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen objectieve en subjectieve informatie. Geef enkele voorbeelden die van toepassing zijn op één van de werkvelden van je opleiding.
3
Leg in je eigen woorden uit waaraan het begrip ‘informed consent’ voor jou moet voldoen.
© ThiemeMeulenhoff
127
11 De zorgvrager met een maagsonde Het inbrengen van een maagsonde ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK WORD ER NIET MOOIER VAN 1
Welke soort maagsonde zou jij bij mevrouw Mookhoek inbrengen? De sonde wordt ingebracht om sondevoeding toe te dienen, een microsonde is dan een geschikte keuze.
2
Op welke manier controleert Maurice of de maagsonde zich in de maag bevindt? Door lucht in de maagsonde te spuiten. Dan hoor je met een stethoscoop geborrel. De stethoscoop wordt op het maagkuiltje gezet, onder het borstbeen.
3
Welke speciale voedingssonde zou je deze zorgvrager kunnen geven in plaats van de gewone maagsonde en waarom zou je dat kunnen doen? Bij deze zorgvrager is het duidelijk dat de slikstoornis niet verdwijnt. Het inbrengen van bijvoorbeeld een PEG zou daarom een betere keuze zijn.
KENNISOPDRACHT 1
Hoe controleer je of de maagsonde goed in de maag ligt? Je spuit lucht door de sonde in de maag. Je luistert met een stethoscoop op het maagkuiltje onder het borstbeen of je geborrel hoort. Je kunt ook proberen met de spuit het maagsap op te zuigen.
2
Wanneer krijgt een zorgvrager een PEG-katheter? Als de zorgvrager langer dan acht weken sondevoeding nodig heeft.
3
Wat is de reden om vóór het inbrengen van een maagsonde de benodigde lengte af te meten? Bij elke zorgvrager is de afstand van neusingang tot in de maag verschillend.
4
Je hebt net een microsonde ingebracht en je kunt geen lucht in de sonde spuiten. Hoe komt dat? De voerdraad bevindt zich nog in de sonde, als je deze verwijdert lukt het wel.
© ThiemeMeulenhoff
129
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De verzorging van een maagsonde ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN DAGJE UIT 1
Waarom wordt er veel aandacht besteed aan het fixeren van de maagsonde? Bij een matige fixatie kan de sonde snel worden verwijderd of van positie veranderen. De sonde is dan niet meer betrouwbaar om toediening van sondevoeding veilig te laten verlopen.
2
Bedenk waarom het gebruik van huidvriendelijke pleister niet geschikt is om de maagsonde te fixeren. De huidvriendelijk pleisters zijn vaak gemaakt van papier of ander dun materiaal. Ze laten makkelijk los van de huid en scheuren makkelijk. De pleisters hebben geen sterke plakkracht. De neus is vaak vettiger dan de rest van de huid en een goed plakkende pleister is dan belangrijk.
3
Kun je bedenken waarom Lisette de oude pleister niet laat verwijderen, maar er een strookje overheen laat plakken? Bij het verwijderen van de oude pleister is de fixatie van de sonde weg. De sonde kan dan ongewild verwijderd worden of van positie veranderen.
KENNISOPDRACHT
130
1
Een zorgvrager verwijdert per ongeluk zijn PEG-katheter. Moet er direct een nieuwe ingebracht worden? Als deze al een aantal weken zit is er een tunneltje gevormd. Binnen zes uur na het verwijderen, kan de nieuwe PEG-katheter probleemloos ingebracht worden.
2
Een zorgvrager vraagt aan jou waar hij op moet letten nu hij een maagsonde heeft. Welke informatie geef je? De zorgvrager kan zelf controleren of de fixatie nog goed bevestigd is. Hij moet erop letten dat hij aandacht besteed aan de verzorging van zijn mond. Goed en vaker tanden poetsen, kauwgum kauwen en regelmatig de mond spoelen, helpt de speekselproductie te stimuleren.
3
Welke nadelen ervaart een zorgvrager die een maagsonde heeft? Bij het slikken beweegt de maagsonde mee. Hierdoor voelt de zorgvrager constant iets in de keel. De mond droogt uit. De neus en de wang kunnen beschadigd worden door de maagsonde en de pleisterfixatie.
4
Waar let je op bij het fixeren van de maagsonde? Een goede fixatie op de neusbrug met een stevige pleister zoals Leukoplast of Fixomull. Dit is afhankelijk van mogelijke allergieën van de zorgvrager en van het instellingsbeleid. Fixatie op de wang waarbij je de huid van de wang ontziet door Duoderm te gebruiken waarop je de maagsonde fixeert. De maagsonde wordt ook nog gefixeerd op de kleding met een veiligheidsspeld.
© ThiemeMeulenhoff
De zorgvrager met een maagsonde
Het toedienen van sondevoeding
Het toedienen van sondevoeding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MARIUS KRIJGT SONDEVOEDING 1
Benoem de oorzaken van ondervoeding bij Marius. Marius heeft een hartafwijking waardoor hij benauwd is. Het eten kan inspannend voor hem zijn. Hij heeft het syndroom van Down en kan daardoor misschien niet zo goed aangeven hoe hij zich voelt.
2
Benoem de tekenen van ondervoeding bij Marius. Toename van zijn benauwdheid. Vermoeidheid en verlies van eetlust. Meer behoefte om te gaan slapen. Hij is drie kilo afgevallen.
3
Welke methode om sondevoeding toe te dienen, lijkt jou een geschikte methode voor Marius? Toedienen van sondevoeding in porties. Hij is dan tussen de toedieningen vrij om bijvoorbeeld te spelen. Hij kan de toediening krijgen tijdens de reguliere maaltijden van het hele gezin. Dit is echter alleen mogelijk als er geen maagretentie is.
4
Waarom zou de huisarts al zo snel met sondevoeding starten? Kinderen groeien en daar is veel energie voor nodig. De pakjes verrijkte voeding vinden kinderen meestal niet zo lekker. Zij moeten dan gedwongen worden om te eten. Het kind krijgt dan een langdurige tegenzin tegen het eten. Later kan het kind zelfs een eetstoornis ontwikkelen. Sondevoeding is effectief en meestal heeft het kind na het stoppen van de sondevoeding juist veel zin om normaal te eten.
KENNISOPDRACHT 1
Aan welke uiterlijke kenmerken kun je zien dat een zorgvrager zich in een slechte voedingstoestand bevindt? Afname in gewicht, moeheid, futloosheid, groeiachterstand, vale gelaatskleur, huidinfecties.
2
Wie bepaalt dat een zorgvrager sondevoeding nodig heeft? Sondevoeding wordt door de behandelend arts voorgeschreven. De diëtist wordt ingeschakeld om de voedingsbehoefte te berekenen.
3
Een zorgvrager krijgt thuis sondevoeding. Hij klaagt dat hij sinds de start van de sondevoeding veel last heeft van diarree. Wat doe je? Je overlegt met zijn huisarts of diëtist of er andere sondevoeding gegeven kan worden. Het overgaan op een vezelrijke voeding kan de diarree verminderen of opheffen. De vezels nemen het vocht in de darmen op.Te koude sondevoeding kan ook diarree veroorzaken. Let ook op de houdbaarheid van de sondevoeding. Deze is na aanbreken maar 24 uur houdbaar. Lees ook de bijsluiter van de fabrikant.
4
Kun je alle medicijnen zomaar malen en door de sonde geven? Er zijn veel medicijnen die je kunt fijnmalen met een vijzel. Maar er zijn ook medicijnen waarbij dat niet mogelijk is. In overleg met de behandelend arts of apotheker bekijk je wat wel en wat niet gemalen kan worden. Er zijn ook medicijnen in een vloeibare vorm verkrijgbaar.
© ThiemeMeulenhoff
131
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
132
5
Na het verzorgen van een zorgvrager die sondevoeding krijgt, gaat de voedingspomp op alarm. Wat zou er aan de hand kunnen zijn? Dat kunnen verschillende dingen zijn. De accu kan leeg zijn, door het bewegen kan de druppelkamer scheef hangen, de sensor ziet de druppels dan niet. Door het bewegen (draaien tijdens het wassen) kan ook de maagsonde van positie veranderen. Ook kan de fles of zak leeg zijn. Als je er niet uitkomt, kijk je naar de display van de pomp, deze geeft een code of symbool aan. Je kunt de aard van de storing dan opzoeken in de gebruiksaanwijzing.
6
Een zorgvrager die start met sondevoeding volgt een opbouwschema. Waarom is dat? De maag moet wennen aan de sondevoeding. Bij het volgen van een opbouwschema kan er worden gecontroleerd of de maag de voeding verwerkt en naar de darmen transporteert. Als er in de maag nog veel sondevoeding achterblijft, wordt het opbouwschema aangepast. Als de maag de sondevoeding goed verwerkt kan het schema opgebouwd worden.
7
Welke methode van toediening van sondevoeding zou je kiezen bij een zorgvrager die nog veel maagretentie houdt? Sondevoeding via de voedingspomp. Dan wordt er langzaam en continu voeding toegediend. De maag wordt dan niet belast met een hoeveelheid sondevoeding in een keer.
8
Wat zijn de voordelen van het toedienen van sondevoeding in porties voor een zorgvrager? Het normale eetpatroon wordt nagebootst. De zorgvrager is tussen de toedieningen vrij, hij is niet gebonden aan een toedieningssysteem.
© ThiemeMeulenhoff
De zorgvrager met een maagsonde
Maagspoelen
Maagspoelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERDWENEN MEDICIJNEN 1
Waarom wordt mevrouw Verhoeff in het ziekenhuis opgenomen? Er is ongeveer bekend hoeveel deze mevrouw heeft ingenomen. Het maagspoelen is geen garantie dat alle pillen uit de maag zijn gespoeld. Tijdens de opname kan geobserveerd worden op allerlei na of bijwerkingen van de ingenomen pillen. Eventueel kan er tijdig worden behandeld bij nadelige gevolgen van de inname.
2
Op het medicatieblad stond vermeld welke medicijnen voor wie waren bestemd, is dat in dit geval een voordeel? Ja, er kan direct met het RIVM overlegd worden welke acties nodig zijn.
3
Hoe kon Marco weten dat mevrouw Verhoeff de enige zorgvrager was die die pillen had ingenomen? De rest van de bewoners sliepen en zij had ook een medicatieverpakking in haar hand.
KENNISOPDRACHT 1
Op de afdeling waar jij werkt heeft een zorgvrager alle medicatie ingenomen die hij in eigen beheer heeft. Wat doe je? Hulp inroepen van de behandelend arts of een ambulance bellen. Proberen snel uit te vinden wat hij precies heeft ingenomen.
2
Een zorgvrager heeft onbedoeld de medicatie van een andere zorgvrager ingenomen. Zijn maag is gespoeld in het ziekenhuis. Hij wordt een paar dagen opgenomen. Waarom gebeurt dat? De medicatie wordt net zoals voedsel via de maag naar de darmen getransporteerd waardoor de stoffen in de bloedbaan worden opgenomen. De medicatie kan al in de bloedbaan zijn gekomen. De ziekenhuisopname is bedoeld om de effecten van die medicatie te observeren en te behandelen.
3
Waarom raadpleegt een arts bij inname van mogelijk giftige stoffen het RIVM? Het RIVM heeft een enorme database waar alle giftige stoffen en de geschikte behandeling in staan vermeld.
© ThiemeMeulenhoff
133
12 De verzorging van een stoma en het spoelen van de darm Een stoma verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW SOECHIT KRIJGT EEN STOMA 1
Welke problemen kun je in het begin bij deze zorgvrager verwachten? De problemen die te verwachten zijn: pijnlijk bij verzorging van de stoma, nog niet opgang komen van het defecatiepatroon, vooral bij een colostoma, gasvorming, nog uitvinden welke voedingsmiddelen veel gasvorming geven, geschikt stomamateriaal, soms moet een zorgvrager in het begin het een en ander uit proberen, acceptatie van de stoma; kan de zorgvrager de stoma zelf verzorgen in de toekomst?
2
De combinatie verwardheid en een stoma is moeilijk. Wat zou jij doen als jij Bart was? In ieder geval moet je met de behandelend arts nagaan waardoor die verwardheid veroorzaakt wordt. Vervolgens moet je contact zoeken met de stomaverpleegkundige voor advies over de stomaverzorging. Het stomamateriaal kun je extra fixeren met een band die je om het middel bevestigt. Door het regelmatig verwijderen van het stomamateriaal kan de huid beschadigen. Je voorkomt dit door ander stomamateriaal te gebruiken, waarbij je kiest voor extra fixatie.
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het opvallendste verschil tussen een colostoma en een ileostoma? Een ileostoma produceert dunnere ontlasting dan het colostoma. De ontlasting vanuit het colostoma kan een normale samenstelling hebben.
2
Leg uit wat een continent ileostoma is en welke aspecten van belang zijn bij de verzorging van dit ileostoma Dat is een stoma die is verbonden met een reservoir. Dit reservoir is gemaakt van een stukje darm waar de ontlasting zich in verzamelt. De zorgvrager leegt het reservoir regelmatig, zodat er continentie ontstaat. Regelmatig legen is van belang, omdat het reservoir anders wordt overbelast en kan beschadigen.
3
Wat doe je bij een geïrriteerde huid onder de huidplaat bij de zorgvrager met een ileostoma in de thuissituatie? Onderzoek eerst of een collega (te) veelvuldig de huidplaat verwijdert. Het is ook mogelijk dat de ontlasting onder de huidplaat komt. De ontlasting vanuit het ileostoma bevat nogal wat zure bestanddelen die snel huidirritatie veroorzaken. De opening van de huidplaat kan te groot zijn. Daardoor kan ook ontlasting onder de huidplaat komen. Vettige en olie-achtige crèmes zijn uit den boze. Er zijn vetvrije crèmes specifiek voor de stomazorg in de handel. Overleg in deze situatie altijd met de stomaverpleegkundige.
© ThiemeMeulenhoff
135
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
136
4
‘Mijn stomazakje staat helemaal bol’, zegt een zorgvrager. Wat is er aan de hand en wat doe je? Dat is een zorgvrager die last heeft van gasvorming. Om de spanning van het zakje te halen kun je het zakje loshalen van de huidplaat. Zo kan het gas ontsnappen. Doe dit op het toilet of ergens waar je de privacy van de zorgvrager kunt waarborgen. Bij een ééndelig systeem is dat moeilijker; lospeuteren en weer vastplakken lukt niet. Dan moet je een ander systeem gebruiken. Er is ook een ééndelig systeem met een opening aan de onderkant. Deze opening kun je losmaken en je kunt op deze manier het gas laten ontsnappen.
5
Wat is het verschil in opvangmateriaal bij een urostoma en een darmstoma? In het opvangzakje is een anti-terugvloei klepje gemaakt om opstijgende urineweginfecties te voorkomen. Er zit een ook een aftappunt aan de opvangzak waarmee je die 's nachts aan een nachtzak kunt bevestigen.
6
Een zorgvrager is nogal behaard op de buik waar zijn stoma zich bevindt. Het verwijderen van het stomamateriaal is daardoor pijnlijk. Welke maatregelen neem je? De haren kort knippen. Scheren geeft altijd irritatie van de huid. Ontharingscrème maakt de huid week.
© ThiemeMeulenhoff
De verzorging van een stoma en het spoelen van de darm
Het spoelen van de darm of de stoma
Het spoelen van de darm of de stoma ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK WORD NIET GOED 1
Wat kan de reden van kan zijn van de plotseling optredende krampen van meneer Kranendonk? Redenen kunnen zijn: het op gang komen van de te koude spoelvloeistof; het te snel inlopen van de vloeistof; lucht in het systeem.
2
Bij de voorbereiding pakt Thijs een postoel, terwijl de zorgvrager dat eigenlijk niet wil. Wat vind je daarvan? Door de hevige reactie kan de zorgvrager in de regel niet direct het toilet bereiken. En als meerdere bewoners het toilet gebruiken, weet je niet zeker of er wel een toilet vrij is.
3
Meneer Kranendonk voelt zich niet goed worden. Waar moet je dan op voorbereid zijn? De zorgvrager kan flauwvallen.
KENNISOPDRACHT 1
Wat is een reden om een zorgvrager een rectale darmspoeling te geven? Redenen zijn: ernstige obstipatie; als voorbereiding op een onderzoek of een operatie.
2
Wanneer besluit je met de darmspoeling te stoppen? Stoppen met de darmspoeling doe je als de zorgvrager ontlasting krijgt of onwel wordt.
3
Tijdens het uitvoeren van een handeling observeer je de zorgvrager en communiceer je met hem. Waarom is dat bij een rectale darmspoeling moeilijker? Deze handeling vindt plaats achter de zorgvrager. Je kunt de zorgvrager moeilijker zien. Het is belang dat je vertelt wat je doet en hoe lang het nog duurt.
4
Welke klachten kan een zorgvrager ervaren als deze via de stoma een klysma toegediend krijgt? Het inlopen van de vloeistof kan een naar krampend gevoel in de darmen geven. De zorgvrager kan hierdoor onwel worden. Ook te koude vloeistof kan ditzelfde gevoel veroorzaken. Breng daarom de vloeistof eerst op lichaamstemperatuur.
5
Wat is het voordeel voor de zorgvrager met een stoma, die zich dagelijks irrigeert? Dat de zorgvrager zijn ontlastingspatroon kan beïnvloeden en ontlasting produceert op het moment dat het hem uitkomt.
6
Waarom gebruik je bij het irrigeren via de stoma alleen water als spoelvloeistof? Toegevoegde zeep of glycerine droogt het darmslijmvlies uit van het stuk darm waarvan de stoma is gemaakt.
© ThiemeMeulenhoff
137
13 Hulp bij de persoonlijke verzorging Ik heb het ijskoud ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Hoe komt het dat je het intens koud hebt en rilt aan het begin van een koortspiek? Tijdens het plotseling stijgen van de lichaamstemperatuur bij koorts is er een groot verschil tussen warmte in het lichaam en de temperatuur van de omgeving. Dat geeft je het gevoel dat het koud is, en je begint te rillen.
2
In welk opzicht verschilt het begin van influenza met een gewone verkoudheid of een luchtweginfectie door een ander virus? Influenza verschilt van een gewone verkoudheid omdat je plotseling heel erg ziek wordt. Je lichaamstemperatuur stijgt erg snel en je krijgt heel erg veel hoofdpijn en spierpijn.
3
Na enkele dagen daalt de temperatuur bij een virusinfectie. Wat betekent het als de lichaamstemperatuur opnieuw stijgt? Als de temperatuur eerst gedaald is en daarna opnieuw gaat stijgen, dan moet je bedacht zijn op een complicatie, zoals een tweede infectie met een bacterie.
4
Enkele termen bij de afweer zijn: maagzuur, immunoglobuline, fagocytose, neusslijmvlies, immuun, antistof, leukocyten, lymfocyten. Noteer de termen onder elkaar en zet er achter of ze bij de eerste, de tweede of de derde afweerlinie horen. Eerste afweerlinie: maagzuur, neusslijmvlies. Tweede afweerlinie: fagocytose, leukocyten. Derde afweerlinie: immunoglobuline, immuun, antistof, lymfocyten.
5
Hoe komt het dat je immuun wordt voor waterpokken? Zodra je voor het eerst waterpokken hebt, maakt het lichaam antistoffen tegen het waterpokkenvirus. Dat duurt een tijdje, en in de tussentijd ben je besmet en ziek. Als je beter bent, blijven de antistoffen in het bloed zitten. Zodra je nog een keer besmet wordt met het waterpokkenvirus, kunnen de antistoffen meteen aanvallen.
6
Beschrijf maatregelen waarmee je de koorts kunt verlagen. Maatregelen waarmee je de koorts kunt verlagen: niet te dik kleden, bedrust nemen, voldoende drinken en paracetamol geven.
7
Beschrijf kort of het zinvol is om een griep te bestrijden met antibiotica. Griep wordt veroorzaakt door een virus en antibiotica werken niet tegen een virus. Het is dus niet zinvol.
8
Hoe herken je koorts?
© ThiemeMeulenhoff
139
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Koorts herken je aan het uiterlijk van de zorgvrager: hij rilt, heeft een rode, warme huid, transpireert en is vermoeid of zelfs suf. Koorts kun je ook herkennen als je de lichaamstemperatuur, de snelle pols en de snelle ademhaling meet. 9
Hoe moet je handelen bij iemand die last heeft van een zonnesteek? Bij een zonnesteek moet je iemand direct in de schaduw brengen, laten afkoelen en voldoende drinken geven.
10 Noem de maatregelen die je lichaam neemt als je het koud hebt en als je het warm hebt. Maatregelen van het lichaam tegen afkoeling: kippenvel, rillen en bibberen, vaatvernauwing waardoor je bleek gaat zien, kleren aantrekken. Maatregelen van het lichaam tegen oververhitting: zo weinig mogelijk bewegen, vaatverwijding waardoor je gaat blozen, meer transpireren, kleren uittrekken.
140
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de persoonlijke verzorging
Wat moet dat verdorie?
Wat moet dat verdorie? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Welk stelsel wordt aangetast door de ziekte multiple sclerose? Het centrale zenuwstelsel, hersenen en ruggenmerg, wordt bij MS aangetast.
2
Noem vijf verschijnselen die kunnen optreden bij MS. Plotseling slechter zien of blindheid aan één oog, tintelingen armen en/of benen, krachtsverlies of verlammingen van de spieren, intentietremor, spraak- en slikproblemen, incontinentie van urine.
3
Kan MS vanzelf genezen? Nee, MS is een chronische ziekte die nooit vanzelf geneest.
4
Is er een behandeling voor multiple sclerose? Geef een korte uitleg bij je antwoord. Er is geen behandeling die de ziekte kan genezen. De behandeling met medicijnen heeft als doel de ziekte af te remmen en complicaties te voorkomen.
5
Op welke leeftijd kun je deze ziekte krijgen? De ziekte begint meestal na het veertigste jaar. Soms kan de ziekte ook op jonge leeftijd beginnen, vanaf het twintigste jaar.
6
Welke delen van het zenuwstelsel vormen het centrale zenuwstelsel? En wat versta je onder het perifere zenuwstelsel? Het centrale zenuwstelsel is het deel dat beschermd wordt door bot: de hersenen en het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel dat buiten de schedel en de wervels ligt: alle zenuwen.
7
Maak een schematische tekening van een zenuwcel met 15 dendrieten. Hoeveel zenuwvezels teken je hierbij? De tekening heeft een cellichaam met 15 korte uitsteeksels (dendrieten) en één duidelijk langere zenuwvezel.
8
Wat zijn impulsen? Hoe komt het dat een zenuw honderden impulsen kan geleiden? Impulsen zijn zwakke elektrische stroompjes. Een zenuw kan honderden impulsen geleiden doordat een zenuw uit honderden zenuwvezels kan bestaan, en elke zenuwvezel kan impulsen geleiden.
9
Wat zijn gevoelszenuwen? Gevoelszenuwen zijn zenuwen die impulsen vanuit een zintuig naar het centrale zenuwstelsel vervoeren.
10 In welke richting lopen de impulsen in een gevoelszenuw? En hoe verloopt het in een bewegingszenuw? Verklaar je antwoord. De impulsrichting in gevoelszenuwen is vanuit de zintuigen naar het ruggenmerg toe, omdat de impulsen vanuit de zintuigen naar de grote hersenen toe moeten om ze bewust te worden. De impulsrichting in bewegingszenuwen is vanuit het ruggenmerg naar de spieren (en klieren)
© ThiemeMeulenhoff
141
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
overal in het lichaam toe. Het bevel om te gaan bewegen, komt uit het centraal zenuwstelsel en moet naar de uitvoerders van het bevel: de spieren (en klieren).
142
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de persoonlijke verzorging
We zijn een goed team
We zijn een goed team ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat betekent de afkorting CVA? Geef ook een omschrijving van de inhoud van het begrip in je eigen woorden. De afkorting CVA betekent cerebrovasculair accident, een plotselinge gebeurtenis met één van de bloedvaten in de hersenen.
2
Geef drie oorzaken voor het ontstaan van een CVA. Oorzakenvoor het ontstaan van een CVA: een scheur in een bloedvat, het ontstaan van een bloedpropje in een bloedvat in de hersenen of een bloedpropje uit het lichaam (embolie) dat in de hersenen een verstopping van een bloedvat veroorzaakt.
3
Beschrijf in het kort vier belangrijke verschijnselen die bij een CVA optreden. Vier belangrijke verschijnselen: halfzijdige verlamming, halfzijdige gevoelsstoornis in het lichaam, halfzijdige uitval van het gezichtsveld, afasie en slikstoornissen.
4
Welke behandelingen zijn er voor de verschillende vormen van een CVA? Een bloeding wordt behandeld met bedrust, soms kan een operatie zinvol zijn. Een trombose of embolie wordt behandeld met medicijnen die de bloedstolling remmen en de vorming van stolsels tegengaan.
5
Noem vier complicaties die bij zorgvragers met een herseninfarct of een hersenbloeding kunnen ontstaan. Complicaties die bij zorgvragers met een herseninfarct of een hersenbloeding kunnen ontstaan: verslikken en kans op longontsteking of stikken, ademhalingsproblemen, hartritmestoornissen, urineweginfecties en decubitus.
6
Uit welke vier delen bestaan de hersenen? Geef een korte beschrijving van de functie van deze vier delen. De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen, de tussenhersenen en de hersenstam. De functie van deze vier delen: • grote hersenen: bewustwording van wat er om en in het lichaam gebeurt en bepalen van de bewuste bewegingen en het gedrag; • kleine hersenen: coördinatie van ingewikkelde bewegingspatronen; • tussenhersenen: filteren de grote informatiestroom naar de hersenen en bevatten centra die autonome processen in het lichaam regelen; • hersenstam: regeling van autonome processen.
7
In welk van de vier hersendelen zitten de schorsgebieden? Geef een definitie van een schorsgebied. De schorsgebieden zitten in de • primaire zintuigcentra: ontvangen de impulsen van de zintuigen en maken de waarnemingen bewust; • secundaire zintuigcentra: hierin krijgen de zintuiglijke waarnemingen een bepaalde betekenis;
© ThiemeMeulenhoff
143
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• •
primaire motorische schorscentra: regelen de grove, eenvoudige bewegingen; secundaire motorische schorscentra: regelen ingewikkelde, samengestelde bewegingen.
8
Welk zintuig hoort bij het gezichtscentrum? Het oog hoort bij het gezichtscentrum.
9
Als bij een CVA allerlei autonome functies zijn verstoord, in welk deel van de hersenen is dan een beschadiging opgetreden? Dan is er een beschadiging opgetreden in de hersenstam of in de tussenhersenen.
10 Beschrijf waarom een zorgvrager met een linkszijdige verlamming een CVA aan de rechterhersenhelft heeft gehad. Dat komt doordat de linkerhersenhelft de rechterlichaamshelft bestuurt.
144
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de persoonlijke verzorging
Wat zeg je kind?
Wat zeg je kind? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Noem de twee meest voorkomende oorzaken van dementie. Geef van iedere oorzaak kort een beschrijving. De twee meest voorkomende oorzaken van dementie zijn de ziekte van Alzheimer en de multi-infarctdementie.
2
Geef zes kenmerken van het gedrag van een zorgvrager die lijdt aan dementie. Kenmerken van het gedrag van een zorgvrager die lijdt aan dementie: • stoornis in het korte-termijngeheugen; • verlies van besef van tijd, plaats en persoon; • stoornissen in cognitieve functies; • afasie; • agnosie; • apraxie; • decorumverlies.
3
Probeer twee voorbeelden te bedenken die duidelijk maken wat decorumverlies inhoudt. Voorbeelden van decorumverlies: eten met de handen in gezelschap, in gezelschap uitkleden, plassen in een plantenbak of prullenbak of schelden tegen voorbijgangers.
4
In hoeverre kun je dementie met medicijnen behandelen? Dementie is niet met medicijnen te behandelen. Alleen verergering van een multi-infarctdementie kan door medicijnen afgeremd worden omdat je de herhaling van kleine herseninfarcten kan proberen te voorkomen.
5
Een demente, bejaarde zorgvrager praat tegen jou over haar moeder die haar komt halen om te gaan wandelen. Haar moeder is al 25 jaar dood. Met welke stoornis heb je dan te maken? Je hebt dan te maken met een stoornis in het lange-termijngeheugen, maar ook met desoriëntatie in tijd en plaats.
6
Wat is het limbisch systeem? Het limbisch systeem is een gebied in de hersenen waar de emotionaliteit zit; het heeft dan ook verbindingen met veel andere hersendelen.
7
Beschrijf hoe het limbisch systeem je gedrag beïnvloedt. Geef een voorbeeld. Je emoties veranderen onder invloed van het limbisch systeem. Een voorbeeld: je ziet iets, waardoor je boos wordt. De boosheid is een samenspel tussen de grote hersenen en het limbisch systeem. Door het boos zijn verandert je gedrag: je stampt op de vloer en je smijt de deur achter je dicht. Lichamelijk zijn er ook veranderingen: je krijgt een rode kleur en je hart klopt sneller.
8
Wat versta je onder het korte-termijngeheugen? En wat is het lange-termijngeheugen?
© ThiemeMeulenhoff
145
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Het korte-termijngeheugen is het vermogen om dingen maximaal 24 uur lang te onthouden. Het lange-termijngeheugen is het vermogen om dingen langer dan een dag en vaak een heel leven lang te onthouden. 9
Hoe komt het dat je iets beter onthoudt als je het tien keer hebt gezien, dan als je het maar één keer hebt gezien? Na één keer is er een nieuwe verbinding gelegd, die snel weer kan verdwijnen. Door het tien keer te zien wordt de nieuwe verbinding als een soort geheugenpaadje steeds beter begaanbaar en zal het niet gemakkelijk meer verdwijnen.
10 Is het normaal dat je alles wat je op één moment ziet, hoort, proeft, voelt en ruikt niet meteen onthoudt? Verklaar je antwoord. Ja, dat is normaal, omdat er elk moment dat je wakker bent zoveel prikkels op je afkomen dat de hersenen die niet allemaal tegelijk aankunnen.
146
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de persoonlijke verzorging
Zo zal het wel gaan
Zo zal het wel gaan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Welke soorten bacteriën kun je onderscheiden als je kijkt naar de vorm? Als je kijkt naar de vorm, kun je de volgende soorten bacteriën onderscheiden: bolvorm (kokken), staafvorm (bacillen), spiraalvorm (spirocheten of spirillen) en kommavorm (vibrionen).
2
Sommige bacteriën blijven ook in leven onder ongunstige omstandigheden. Hoe kun je dat verklaren? Bacteriën zijn niet afhankelijk van levende cellen en kunnen ook onder minder gunstige omstandigheden blijven leven, zoals bij lagere temperatuur, minder zuurstof en in afbraakproducten van weefsels.
3
Leg uit waarom pus zo besmettelijk is voor de omgeving van een zorgvrager. Pus is besmettelijk voor de omgeving van een zorgvrager, want in pus bevinden zich nog levende bacteriën.
4
Is het nodig om bij iedere infectie van de neusbijholte antibiotica te gebruiken? Verklaar je antwoord. Antibiotica zijn niet nodig omdat de infectie meestal vanzelf geneest. Alleen bij langdurige klachten of ernstig ziek voelen kunnen antibiotica helpen bij het genezen van de infectie.
5
Wat kun je horen aan de ademhaling van een zorgvrager die een acute bronchitis heeft? Een zorgvrager met een acute bronchitis heeft een hoorbare ademhaling met piepende geluiden bij het inademen en het uitademen en hoest voortdurend.
6
Waardoor kan bij een ernstige longontsteking een tekort aan zuurstof in het bloed ontstaan? Bij een ernstige longontsteking kan een tekort aan zuurstof in het bloed ontstaan doordat een deel van de longen zo ziek is dat daar geen gaswisseling kan plaatsvinden. Het gevolg is dat de zorgvrager niet genoeg zuurstof kan inademen.
7
Wat is de functie van ademhalen door de neus? De functie van ademhalen door de neus is ruiken (gevaarlijke stoffen), bevochtigen, verwarmen en zuiveren van de ingeademde lucht.
8
Wat is de functie van het trilhaar-epitheel in de luchtwegen? In het slijmerige trilhaar-epitheel blijven veel stofdeeltjes en mogelijke ziekteverwekkers uit de ingeademde lucht steken. De trilharen wapperen de vuiltjes weg in de richting van de keel, waarna het vuile slijm ingeslikt wordt.
9
Wat is de functie van hoesten? De functie van hoesten is het uit de luchtpijp en bronchiën wegwerken van vuiltjes en deeltjes die niet in de longen mogen komen.
10 Op welke plaats in de luchtwegen vindt gaswisseling plaats? Welke gassen worden hierbij uitgewisseld?
© ThiemeMeulenhoff
147
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Gaswisseling vindt plaats in de longen: zuurstof komt het bloed in en tegelijkertijd gaat koolstofdioxide uit het bloed weg.
148
© ThiemeMeulenhoff
14 Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht Ik heb geen zin in eten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Verklaar waarom Samantha begint te kokhalzen als ze de hand in haar mond steekt na het eten. Als Samantha met haar vingers de achterkant van haar tong of haar zachte verhemelte aanraakt, begint de reflex van het kokhalzen.
2
Geef vier redenen waarom iemand met een ernstige vorm van kanker een verminderde eetlust kan hebben. Bij kanker kan verminderde eetlust ontstaan door de enorme vermoeidheid, door de pijn, door de behandeling met radiotherapie of met chemotherapie.
3
Waarom herstellen oudere mensen traag of moeilijk na een operatie als ze slecht eten? Door slecht eten ontstaat er een tekort aan eiwit, glucose en vitaminen. De opbouw en het herstel van door de operatie beschadigd weefsel verlopen dan veel trager.
4
Samantha heeft soms last van obstipatie. Leg uit hoe dit kan ontstaan. Obstipatie kan door te weinig of eenzijdig eten, voeding met onvoldoende vezels en door te weinig beweging ontstaan. Mogelijk drinkt Samantha ook te weinig.
5
Beschrijf in het kort drie maatregelen die jij zou nemen om de eetlust van een zieke zorgvrager zo veel mogelijk te stimuleren. Leg uit waarom dat belangrijk is. De eetlust bij een zieke zorgvrager kun je op verschillende manieren stimuleren. Bij maaltijden kun je rekening houden met de voorkeur van de zorgvrager voor eten. Afhankelijk van deze keuze, kies je zo gezond mogelijk eten. Verder kun je maaltijden klein houden en frequent aanbieden. Ten slotte presenteer je de maaltijden op een smakelijke manier.
6
Beschrijf wat er gebeurt bij slikken. Verklaar waarom je met een open mond niet kunt slikken? Probeer het eventueel zelf. Bij slikken komt een spijsbrok of een slok drinken achter in de keel. Door de aanraking met de keelwand start de slikreflex: keelspieren, tong en spieren in de wangen trekken samen om de brok/slok verder te duwen, de huig gaat omhoog (afsluiten van de neusholte) en de strotklep gaat omlaag (afsluiten van de luchtpijp). Het gevolg is dat de brok/slok vanuit de keelholte naar de slokdarm glijdt. Je kunt met open mond niet slikken omdat de mond dicht moet zijn. De slikbeweging is namelijk een combinatie van de samentrekking van de keelspieren, de tong en de wangspieren. Als de mond open is, kan de brok/slok niet naar achteren geduwd worden.
7
Noem de functies van maagzuur.
© ThiemeMeulenhoff
149
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De functies van maagzuur zijn: het doden van mogelijke ziektekiemen, laten oplossen van scherpe dingen (zoals botsplinters) en het milieu in de maag zuur maken, zodat eiwitsplitsende enzymen goed kunnen werken. 8
Maak een lijstje van alle spijsverteringsenzymen, schrijf erbij welke werking ze hebben, en in welk deel van het maag-darmkanaal ze werkzaam zijn. Verteringssap Type enzym Werkzaam in Speeksel Zetmeelverterend enzym De mond Maagsap Eiwitverterend eiwit De maag Alvleessap Eiwitverterend enzym Twaalfvingerige Vetverterend enzym darm Koolhydraatverterend enzym Gal Stof die vet in kleine druppels Twaalfvingerige verdeelt darm Darmsap Eiwitverterend enzym Kronkeldarm Vetverterend enzym Koolhydraatverterend enzym
9
Per 24 uur maakt je lichaam een aantal liters verteringssappen. Hoeveel liter is dat ongeveer in totaal? Dat is 1,5 liter speeksel + 2 liter maagsap + 1 liter alvleessap + 0,7 liter gal + 2 liter darmsap = 7,2 liter verteringssappen.
10 Wat is de belangrijkste functie van de kronkeldarm? Op welke drie manieren is de kronkeldarm aangepast aan deze functie? Het grootste deel van de verteerde voedingsstoffen wordt via de darmwand van de kronkeldarm opgenomen in het bloed. De kronkeldarm zelf is heel gekronkeld (en ongeveer 3,5 meter lang); in de kronkeldarm zitten richels en de wand van de kronkeldarm heeft heel veel uitstulpingen (darmvlokken).
150
© ThiemeMeulenhoff
Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht
Ik lust geen groente
Ik lust geen groente ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Noem drie oorzaken van vermagering. Vermagering kan optreden bij een verhoogd energieverbruik van je lichaam, bij lichamelijke inspanning, zoals intensieve sportbeoefening, of bij zware lichamelijke arbeid. Vermagering kan ook optreden bij mensen die een ernstig tekort aan voedingsstoffen krijgen door slecht te eten. Ook bij ernstige ziekten en langdurige ontstekingen, bij het herstel van weefsels na operaties, bij grote ongevallen, zoals verbrandingen, en bij te snelle schildklierfunctie is het energieverbruik in het lichaam toegenomen, waardoor vermagering kan optreden.
2
Beschrijf aan welke uiterlijke kenmerken je vermagering bij iemand kunt vaststellen, zonder dat je een weegschaal of een centimeter gebruikt. Uiterlijke kenmerken van vermagering: het invallen van het gelaat, het dieper gaan liggen van de ogen in de oogkassen, het dunner worden van armen en benen, dunner worden van de buik, droger en rimpelig worden van de huid doordat de laag vetweefsel dunner wordt.
3
Verklaar waarom een zorgvrager met brandwonden over een groot oppervlak van zijn lichaam veel energie verliest, en daardoor kan vermageren. Bij brandwonden treedt veel vocht uit de bloedbaan. Dat vocht bevat eiwitten en zouten. Zeker als de blaren opengaan, gaat dit vocht verloren. Het herstel van de verbrande weefsels kost veel energie door de hoge stofwisseling in die weefsels.
4
Leg uit waarom bejaarde zorgvragers na een operatie langzamer herstellen en meer kans op complicaties na de operatie kunnen hebben. Met name bij bejaarde zorgvragers en bij chronisch zieke zorgvragers is de eetlust een probleem. Een slechte voedingstoestand van het lichaam leidt tot een trager herstel van beschadigde weefsels na een operatie. De benodigde energie voor het herstel is onvoldoende aanwezig.
5
Leg uit wat het verschil is tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Voedingsmiddelen zijn alle vaste en vloeibare dingen die je kunt eten. Voedingsstoffen zijn de (zes) bestanddelen in voedingsmiddelen die het lichaam nodig heeft: koolhydraten, eiwitten, vetten, water, vitaminen en mineralen.
6
Wat gebeurt er in je lichaam wanneer de energiebalans uitschiet naar links? En naar rechts? Als de energiebalans naar links uitschiet (naar beneden gaat) verbruikt je lichaam meer energie dan het opneemt: je vermagert. Wanneer de balans naar de andere kant uitschiet, neemt je lichaam meer energie op dan het verbruikt: je wordt zwaarder.
7
Zoek (thuis) het etiket op van twee voedingsmiddelen en noteer hoeveel energie ze leveren (per 100 gram). Noteer hoeveel eiwitten, koolhydraten en vetten ze bevatten (per 100 gram). Noteer ook welke vitaminen erin zitten. Bevat het eerste voedingsmiddel vooral brandstoffen of bouwstoffen? En het tweede voedingsmiddel ? Individueel antwoord.
8
Wat is cholesterol? Welk type vetten bevordert de aanmaak van cholesterol?
© ThiemeMeulenhoff
151
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Cholesterol is een vet dat vooral veel in dierlijke voedingsmiddelen zit en dat het lichaam ook zelf maakt. Vetten die opgebouwd zijn uit verzadigde vetzuren, bevorderen de aanmaak van cholesterol. 9
Wat is de functie van voedingsvezels? Voedingsvezels stimuleren een goede darmwerking, met name de peristaltiek.
10 Noem minstens zes mineralen die je nodig hebt. Zet erachter waarvoor je lichaam ze gebruikt. Mineralen die je nodig hebt: • kalk, fosfor en magnesium: voor de botaanmaak; • ijzer: voor de aanmaak van rode bloedcellen; • fluor: voor sterk tandglazuur; • jodium: voor een goede schildklierwerking; • keukenzout (natrium en chloor) en kalium: voor de samenstelling van bloed en weefselvocht.
152
© ThiemeMeulenhoff
Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht
Ik heb dorst
Ik heb dorst ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Verklaar waarom een zorgvrager met grote brandwonden een vergroot risico heeft op het ontstaan van een negatieve vochtbalans. Vanuit de brandwonden treedt veel vochtverlies op in de huid en blaren. Dit vocht wordt uit het lichaam onttrokken. Vaak is er meer vochtverlies dan de zorgvrager kan aanvullen met drinken. Bovendien kan de zorgvrager te ziek zijn om voldoende te drinken.
2
Noem zichtbare kenmerken van uitdroging. Zichtbare kenmerken van uitdroging: • minder urineproductie, de urine is donkergeel van kleur en kan sterk ruiken; • droge, bleke huid met een verminderde huidspanning (opgetrokken huidplooi veert niet direct terug, maar blijft even staan); • droge slijmvliezen, te zien aan lippen, mondslijmvlies en tong; • diepliggende ogen; • obstipatie; • soms verward gedrag of sufheid.
3
Welke metingen kun je doen bij iemand die mogelijk last heeft van dehydratie? Metingen die je kunt doen bij iemand die mogelijk last heeft van dehydratie: gewichtsverlies, dalende bloeddruk, snelle zwakke pols, snelle ademhaling en meten van de urineproductie.
4
Op welke manieren kun je iemand die begint uit te drogen extra vocht geven? Iemand die begint uit te drogen, kun je extra te drinken geven, zo nodig een infuus met vloeistof geven.
5
Leg uit wat het begrip ‘de vochtbalans van het lichaam’ betekent en geef aan wanneer er sprake is van een negatieve vochtbalans. De vochtbalans is een evenwichtssituatie waarbij er per periode (zoals een dag) evenveel vocht in het lichaam komt als eruit gaat. Als iemand een dag niet veel drinkt, zal het lichaam daarop reageren door minder water uit te scheiden. Als iemand langere tijd te weinig drinkt, treedt een negatieve vochtbalans op: dan heeft het lichaam te weinig vocht om het tekort op te heffen en dat is schadelijk voor het lichaam.
6
Hoeveel liter urine produceer je per dag als je voldoende drinkt? Per dag produceer je ongeveer twee liter urine als je voldoende drinkt.
7
Wat is voorurine? Hoeveel liter voorurine maak je per dag? Voorurine is de vloeistof die ontstaat nadat het bloed door de nierfiltertjes (niereenheden) is gegaan. Per dag maak je ongeveer 180 liter voorurine.
8
Wordt de hoeveelheid voorurine minder als je minder drinkt? Verklaar je antwoord. Nee, want het bloed stroomt dag en nacht langs de nieren waardoor er telkens voorurine ontstaat. Pas bij het teruggeven van de bruikbare stoffen naar het bloed bepalen de nieren of ze meer of minder waterige urine maken.
© ThiemeMeulenhoff
153
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
9
Waarom is het belangrijk dat voorurine grotendeels teruggaat naar het bloed? Dat is belangrijk omdat in voorurine veel stoffen in zitten (zoals glucose) die helemaal niet uitgescheiden moeten worden. Bovendien zou het lichaam dan veel te veel water verliezen.
10 Noem vier afvalstoffen die in urine zitten. Vier afvalstoffen die in urine zitten: ureum, natrium, ammoniak en kalium.
154
© ThiemeMeulenhoff
Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht
Wat een heerlijk toetje
Wat een heerlijk toetje ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Geef drie groepen van oorzaken van een tekort aan voedselopname. Drie groepen van oorzaken van een tekort aan voedselopname: • te weinig voedingsstoffen binnenkrijgen kan door te weinig te eten en door eenzijdig te eten; • verlies van voedingsstoffen kan optreden bij ziekten van de ingewanden; • in bepaalde omstandigheden kan er een verhoogde behoefte aan voedingsstoffen zijn: je hebt meer voeding nodig dan normaal opgenomen kan worden.
2
Waarom treedt bij ziekten van de ingewanden een tekort aan voedingsstoffen in het lichaam op? Bij stoornissen van de spijsvertering kan het lichaam niet genoeg stoffen in het bloed opnemen. Na het eten kan maar een beperkt deel van de voedingsstoffen gebruikt worden. De rest van de stoffen blijft in de darm achter en wordt met de ontlasting uitgescheiden.
3
Bij chronische ontstekingen, langdurige infecties en grote verwondingen zijn meer voedingsstoffen nodig dan normaal. Leg in je eigen woorden uit waarom je meer voeding nodig hebt in dergelijke situaties. Het lichaam heeft bij het herstel van het weefsel meer dan normaal behoefte aan voedingsstoffen. Het weefsel heeft vaak een verhoogde stofwisseling bij ontstekingen, bij het repareren van beschadigd weefsel en bij het bestrijden van infecties.
4
Een bejaarde zorgvrager heeft een gebroken onderbeen en krijgt een gipsverband. De chirurg is verbaasd als de botbreuk na drie maanden nog niet is genezen. Welke tekorten in de voeding kunnen een rol spelen bij deze vertraagde genezing? Een tekort aan eiwitten, calcium en vitamine D.
5
Noem vijf zichtbare kenmerken van een slechte voedingstoestand van het lichaam. Zichtbare kenmerken van een slechte voedingstoestand van het lichaam: • verlies van gewicht; • dunner worden van spieren (spieratrofie); • de huid wordt droog en dun; • het haar wordt dun en slap; • er is weinig onderhuids vet; • er is ophoping van vocht (oedeem); • lusteloosheid en verminderde eetlust.
6
Wat wordt bedoeld met een eenzijdige voeding? Er is van eenzijdige voeding sprake wanneer je gedurende langere tijd alleen voedingsmiddelen neemt uit één of twee groepen van de Schijf van Vijf.
7
Welke vijf groepen onderscheid je in de Schijf van Vijf? Noteer achter elke groep drie voedingsmiddelen die erin thuishoren.
© ThiemeMeulenhoff
155
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Je kunt de Schijf van Vijf in vijf groepen verdelen: • de broodgroep: bruin brood, rijst, macaroni, frites, witte bonen; • de groente- en fruitgroep: appels, bloemkool, tomaten, aardbeien, sinaasappels; • de zuivelgroep: kaas, yoghurt, kip, tempé, eieren; • de groep met vetten en oliën: olijfolie, boter, halvarine, slaolie. • de groep dranken: (bron)water, koffie, thee, frisdrank.
8
Wat zijn additieven? Schrijf er drie op en noteer erbij waar ze voor dienen. Additieven zijn stoffen die door mensen aan voedingsmiddelen zijn toegevoegd. Zout, suiker en zuur worden als conserveringsmiddel toegevoegd (voor een langere houdbaarheid). Emulgatoren zorgen voor een bepaalde stevigheid van het voedingsmiddel. Kleurstoffen geven het voedingsmiddel een bepaalde kleur.
9
Wat heeft Engelse ziekte met vitamine D te maken? Vitamine D heb je nodig voor de botaanmaak. Engelse ziekte treedt vooral bij kleine kinderen op: door gebrek aan vitamine D groeien de botten krom. Het kwam in de negentiende eeuw heel veel in de grote steden in Engeland voor. Daar was veel smog, waar overdag geen zonlicht doorheen kwam. Vooral de arme kinderen in de achterbuurten kregen zo te weinig vitamine D (dat onder invloed van het zonlicht in de huid wordt gemaakt). De botaanmaak in met name hun benen verliep slecht; ze kregen kromme benen.
10 Noteer de vijf soorten vitaminen en schrijf achter elke vitamine twee voedingsmiddelen waar deze vitamine in zit. Vijf soorten vitaminen: • vitamine A: worteltjes, boter; • vitamine B: zilvervliesrijst, bruin brood; • vitamine C: sinaasappel, sla; • vitamine D: onder invloed van de zon, boter; • vitamine K: maken de bacteriën in de dikke darm.
156
© ThiemeMeulenhoff
15 Hulp bij de uitscheiding Ik zal u even opfrissen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Een zorgvrager is rolstoelgebonden door de ziekte multiple sclerose. Hij heeft problemen met de ontlasting. Noem drie factoren die de oorzaak kunnen zijn van obstipatie bij deze zorgvrager. Factoren die de oorzaak kunnen zijn van obstipatie bij deze zorgvrager: • te weinig beweging (rolstoel); • onvoldoende vezelrijke voeding; • te weinig drinken; • eventueel het medicijngebruik.
2
Welke maatregelen stel jij bij deze zorgvrager voor om zijn ontlastingspatroon te verbeteren? Maatregelen om het ontlastingspatroon te verbeteren: meer vezelrijke voeding, meer vocht laten drinken, zo nodig extra laxerende maatregelen nemen (zemelen, medicijn).
3
Mevrouw De Wit ligt in bed na een ongeval waarbij ze een dwarslaesie heeft opgelopen. Het valt je op dat ze meerdere keren per dag dunnere ontlasting laat lopen. De afgelopen week had ze nauwelijks ontlasting. Is er sprake van een bijzondere situatie? Zo ja, welk probleem is hier ontstaan? Er is sprake van een bijzondere situatie, want na een week obstipatie is er plotseling diarree. Waarschijnlijk heeft ze paradoxale diarree.
4
Wat is het verschil in ontlastingspatroon tussen iemand met diarree door een darminfectie en iemand met paradoxale diarree? Bij diarree door infectie zijn de klachten: heel frequente, waterdunne ontlasting met buikkrampen, meestal ook koorts of verhoging. Een gevoel van aandrang wanneer de ontlasting moet komen. Eten wordt niet verdragen, en wordt meestal onmiddellijk gevolgd door diarree. Bij paradoxale diarree is er vooraf een periode van obstipatie geweest, meestal zijn er geen problemen met eten, geen koorts, geen duidelijk gevoel van aandrang.
5
Wat zijn aambeien en hoe kun je voorkomen dat ze steeds weer terugkomen? Aambeien zijn uitgezette bloedvaten (aders) in de anus. Vaak ontstaan ze na verhoogde druk (persdrang) op de anus. Je kunt voorkomen dat ze terugkomen door: • niet te hard meepersen met ontlasting • direct reageren op aandrang • zorgen voor zachte ontlasting
6
Heeft de dikke darm ook darmplooien, net als de dunne darm? En darmvlokken? De dikke darm heeft wel darmplooien, maar geen darmvlokken.
© ThiemeMeulenhoff
157
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
7
Waarom wordt in de dunne darm veel water teruggenomen in het bloed? Dat is nodig omdat het lichaam anders uitdroogt. Bij de vertering worden liters waterige verteringssappen gemaakt. Een groot deel van het water moet weer terug, anders verlies je veel te veel water met de ontlasting. Mensen met diarree kunnen dan ook uitdrogen.
8
Noem vier voedingsstoffen die in de dunne darm worden geresorbeerd. Voedingsstoffen die in de dunne darm worden geresorbeerd: verteerde eiwitten, koolhydraten en vetten; medicijnen, water en bepaalde vitaminen.
9
Welke vitamine wordt in de dikke darm gemaakt? Waar heb je deze vitamine voor nodig? Vitamine K wordt in de dikke darm gemaakt. Je hebt dat nodig bij de bloedstolling.
10 Wat zijn de functies van de endeldarm? De functies van de endeldarm zijn: opslaan van de feces en door peristaltiek doorschuiven van de feces in de richting van de anus.
158
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
Hoe leg ik dat uit?
Hoe leg ik dat uit? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Het beven bij de ziekte van Parkinson is erg hinderlijk, vooral in gezelschap van andere mensen. Bedenk twee situaties waarin het beven problemen oplevert voor een zorgvrager. Voorbeelden van twee situaties waarin een tremor problemen oplevert: • in gezelschap tijdens eten en drinken; • tijdens het werk, bij het sorteren of pakken van kleine voorwerpen.
2
Geef twee redenen waarom mevrouw Hendriks tussen twee verzorgenden in moet lopen. Mevrouw Hendriks loopt tussen twee verzorgenden in om vallen te voorkomen. Ze heeft problemen met het neerzetten van de voeten. Ze kan eenvoudig struikelen over haar eigen benen. Een andere reden om tussen mensen in te lopen is, om ervoor te zorgen dat ze de beweging kan volhouden. Door de traagheid en stijfheid kan ze moeilijk vooruitkomen.
3
Mevrouw Hendriks is tijdens het praten moeilijk te verstaan en haar gelaat vertoont weinig emotie tijdens het praten. Door welke stoornissen kan dit probleem ontstaan? Het probleem met praten kan ontstaan door gestoorde mondmotoriek (dysartrie). Weinig emotie tijdens het praten kan ontstaan door mimiekarmoede van gelaat (starre motoriek van de gelaatspieren).
4
Als je mevrouw Hendriks 's morgens aankleedt, heb je problemen met het aantrekken van een trui. Je krijgt haar armen bijna niet in de mouwen. Welke stoornis is de oorzaak van dit probleem? Waarom heeft het geen zin om bij het aantrekken van de mouwen de beweging te forceren? Stijfheid van spieren (rigiditeit) is de oorzaak van dit probleem. Het heeft geen zin om de beweging te forceren omdat de weerstand tegen de beweging te groot wordt.
5
Welk medicijn kan een gunstige invloed hebben op de stoornissen bij de ziekte van Parkinson? Noem vier bijwerkingen waarop je bedacht moet zijn. Levodopa kan een gunstige invloed hebben op de stoornissen bij de ziekte van Parkinson. Bijwerkingen kunnen zijn: misselijkheid, braken, diarree, hartritmestoornissen en lage bloeddruk.
6
Wat zijn bewuste bewegingen? Bewuste bewegingen zijn bewegingen die onder invloed van de wil gebeuren. Het willekeurig zenuwstelsel is daarbij actief: de hersenschors van de grote hersenen, de bewegingszenuwen en spieren.
7
Welke twee zenuwbanen in het centraal zenuwstelsel zijn werkzaam wanneer je loopt? De piramidebanen en de extrapiramidale banen zijn werkzaam wanneer je loopt.
8
Wat is fijne en grove motoriek? Noem van beide een voorbeeld. Fijne motoriek: nauwkeurige bewegingen waarbij je heel fijne bewegingen maakt. Bijvoorbeeld: een knoop aannaaien. Grove motoriek: de grote bewegingen en standaardhoudingen van het lichaam, bijvoorbeeld staan, liggen en zitten.
© ThiemeMeulenhoff
159
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
9
Welke rol speelt de zwarte kern bij bewuste bewegingen? In de zwarte kern worden de extrapiramidale bewegingsimpulsen doorgeschakeld naar de extrapiramidale baan in de richting van het ruggenmerg.
10 Wat is de functie van dopamine? Dopamine is een stof die een rol speelt bij de overschakeling van de bewegingsimpulsen van de ene zenuwcel naar de volgende zenuwcel. Zonder dopamine verloopt de doorschakeling niet goed.
160
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
Dat begrijp ik heel goed!
Dat begrijp ik heel goed! ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Welke vorm van incontinentie heeft een vrouw die bij hoesten, sporten of zwaar tillen urine verliest? Wat is de mogelijke oorzaak van dit probleem? Een vrouw die bij hoesten, sporten of zwaar tillen urine verliest, heeft last van stressincontinentie. De oorzaak hiervan is zwakte van de kringspier onder de blaasuitgang.
2
Van welk soort incontinentie is sprake wanneer iemand met een volle blaas het toilet bijna niet meer kan halen? Wat is de mogelijke oorzaak? Wanneer iemand met een volle blaas het toilet bijna niet meer kan halen, is er sprake van urge-incontinentie. De oorzaak ligt in de blaaswand door onregelmatige samentrekkingen van de blaasspier.
3
Wat is het doel van blaastraining bij incontinentie? Het doel van blaastraining bij incontinentie is het rainen van de blaasspier om de onregelmatige samentrekkingen van de blaas te remmen.
4
Met welk doel worden medicijnen gegeven bij urge-incontinentie? De medicijnen werken op de spiervezels in de blaaswand. Ze verminderen de onregelmatige samentrekkingen van de spiervezels.
5
Een man met een erg grote prostaat kan moeilijk plassen. Iedere keer na het toiletbezoek heeft hij weer opnieuw de aandrang om te plassen. Steeds lopen kleine hoeveelheden urine weg. Welke vorm van incontinentie heeft deze man? Deze man heeft last van overloopincontinentie.
6
Noem de vier delen van de urinewegen en zet de bijbehorende functies erachter. Vier delen van de urinewegen en bijbehorende functies: • urinebekken: verzamelt urine vanuit de nier; • urineleider: vervoert urine vanuit het nierbekken naar de urineblaas; • urineblaas: verzamelt urine voordat het uitgescheiden wordt; • urinebuis: vervoert urine vanuit de blaas uit het lichaam.
7
Wat is de functie van het slijmvlies aan de binnenkant van de urinewegen? Het slijmvlies aan de binnenkant van de urinewegen beschermt de wanden van de urinewegen tegen de scherpe urine.
8
Wat is de functie van de plooiing van de blaaswand? De blaaswand is geplooid zodat deze kan mee rekken wanneer er steeds meer urine in de blaas komt.
9
Wat is de functie van de inwendige sluitspier van de blaas? En wat is de functie van de uitwendige sluitspier? De inwendige sluitspier zorgt ervoor dat de blaas dicht blijft, ook al zit er urine in de blaas. Het is een spier die buiten de wil om werkt (dus ook wanneer je slaapt).
© ThiemeMeulenhoff
161
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De uitwendige sluitspier sluit de urinebuis af zodat een gevulde blaas niet automatisch geleegd wordt. De uitwendige sluitspier werkt onder invloed van je wil. 10 Wat moet je een peuter eigenlijk leren om zindelijk te worden? Een peuter moet leren om controle te krijgen over de uitwendige sluitspier om zindelijk te worden.
162
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
Nogmaals in het bewonersoverleg bespreken
Nogmaals in het bewonersoverleg bespreken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Waarom geeft een blaaskatheter bij mannen een extra risico op infecties in de urinewegen? Een blaaskatheter geeft een extra risico op infecties in de urinewegen omdat het een vreemd voorwerp in het lichaam is. Bacteriën kunnen zich langs een katheter gemakkelijk toegang tot de urinewegen verschaffen.
2
Welke klachten en afwijkingen aan urine passen bij een blaasontsteking? Klachten die passen bij een blaasontsteking: pijn met plassen, vaak kleine beetjes plassen, pijn in de onderbuik, troebele urine en een vieze geur aan de urine. Afwijkingen aan urine die passen bij een blaasontsteking: troebele urine, vlokjes, bloed erin.
3
Als een blaasontsteking zich verder uitbreidt naar de hogere urinewegen, welke infectie kan dan ontstaan? Als een blaasontsteking zich verder uitbreidt naar de hogere urinewegen, kan een nierbekkenontsteking (en een nierontsteking) ontstaan.
4
Normaal wordt een blaasontsteking behandeld met drie tot vijf dagen antibiotica. Waarom wordt bij een pyelitis of een prostatitis veel langer met antibiotica behandeld? Deze infecties moeten langer met antibiotica worden behandeld omdat ze zich in het weefsel bevinden.
5
Aan welke verschijnselen herken je een infectie van de nier of het nierbekken? Aan hoge koorts met koude rillingen, troebele stinkende urine, pijn in de zij of in de rug (nierstreek) herken je een infectie van de nier of het nierbekken.
6
In welk deel van het mannelijk geslachtsorgaan komen de zaadcellen tot ontwikkeling? In de zaadballen komen de zaadcellen tot ontwikkeling.
7
Hoe heet het mannelijk hormoon dat in de zaadballen wordt gemaakt? Testosteron is het mannelijk hormoon dat in de zaadballen wordt gemaakt.
8
Noem twee primaire geslachtskenmerken en twee secundaire geslachtskenmerken van de man. Primaire geslachtskenmerken van de man: de aanwezigheid van de penis, zaadballen, bijballen, prostaat en zaadblaasjes. Secundaire geslachtskenmerken van de man: baardgroei en de ‘baard in de keel’, ontwikkeling van spieren, botten, en van de primaire geslachtskenmerken.
9
Welke twee vloeistoffen worden bij de man via de urinebuis vervoerd? Urine en sperma worden bij de man via de urinebuis vervoerd.
© ThiemeMeulenhoff
163
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Kan die buurman z'n kop houden? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT
164
1
Welke adviezen geef je aan iemand die op een natuurlijke manier wil werken aan een makkelijker ontlastingspatroon? Adviezen voor een makkelijker ontlastingspatroon: vezelrijke voeding gebruiken, voldoende vocht nemen (anderhalve liter tot twee liter drinken), meer lichaamsbeweging nemen.
2
Beredeneer waarom lactulose veel wordt voorgeschreven als laxeermiddel. Lactolose is een drankje, het is eenvoudig in te nemen en het heeft een milde werking op de dikke darm. Het veroorzaakt geen buikkrampen.
3
Een zorgvrager gaat twee weken op vakantie met de kinderen naar een vakantiehuisje aan zee. Iedere vakantie treedt het probleem obstipatie op. Hij vraagt jou om bij de drogist Nourilax® te kopen. Dan kan hij iedere avond twee tabletjes nemen om de volgende dag makkelijk ontlasting te krijgen. Zou je dit aanbevelen of raad je hem een ander middel aan? Verklaar je antwoord op basis van de werking van Nourilax®. Nourilax werkt prikkelend op de darmwand. Het kan hevige buikkrampen veroorzaken, en is dus minder geschikt voor de vakantie. Je zou deze zorgvrager beter een ander middel kunnen aanraden, zoals zemelen of andere volumevergrotende middelen.
4
Hoe werkt een klysma? Een klysma is een grote hoeveelheid laxeermiddel die prikkelend op het onderste deel van de dikke darm werkt. Een klysma maakt harde ontlasting zacht.
5
Noem vijf veelvoorkomende klachten die na een erg prikkelend laxeermiddel kunnen optreden. Veelvoorkomende klachten die na een erg prikkelend laxeermiddel kunnen optreden: • pijn in de buik; • zwelling van de buik; • gasvorming; • misselijkheid; • winderigheid; • pijnlijke aandrang bij het krijgen van ontlasting.
6
Hoe heet het stuk dikke darm waar de ontlasting zich bevindt, voordat deze naar de endeldarm gaat? Het stuk dikke darm waar de ontlasting zich bevindt voordat deze naar de endeldarm gaat, heet het S-vormig deel.
7
Wat gebeurt er tijdens de defecatiereflex? Tijdens de defecatiereflex ontspant de binnenste kringspier van de anus en wordt de peristaltiek in de endeldarm heftiger.
8
Hoe komt het dat de feces toch niet vanzelf naar buiten komt als de endeldarm helemaal vol feces zit?
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
Kan die buurman z'n kop houden?
De kringspieren van de anus zijn altijd aangespannen, waardoor ze gesloten zijn. Zo kan er niet ongewild feces ontsnappen, ook al is de endeldarm gevuld. 9
Wat gebeurt er bij antiperistaltiek met de feces in de endeldarm? Bij antiperistaltiek met de feces in de endeldarm wordt de feces teruggeduwd vanuit de endeldarm naar het S-vormig deel van de dikke darm.
10 Welke van de twee kringspieren van de anus leert een kind beheersen bij het zindelijk worden? Verklaar je antwoord. De buitenste kringspier, want dat is een dwarsgestreepte spier. Dwarsgestreepte spieren werken onder invloed van je wil.
© ThiemeMeulenhoff
165
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Het klopt wat je zegt ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT
166
1
Hoe merk je aan iemand dat hij bewusteloos is? Je merkt aan iemand dat hij bewusteloos is omdat hij niet reageert op aanspreken door te antwoorden of door je aan te kijken.
2
Waarom is de ademhaling bedreigd bij een bewusteloze toestand? De ademhaling is bedreigd bij een bewusteloze toestand omdat de spieren bij bewusteloosheid verslappen. De tong zakt achter in de keel als je op je rug ligt. Daardoor kan de ademweg geblokkeerd raken.
3
Wat moet je doen om de ademhaling veilig te stellen bij een bewusteloosheid? Iemand die bewusteloos is, moet op de linker- of rechterzijde gedraaid worden met het hoofd naar beneden gedraaid. Dan kan de tong naar voren zakken en blijft de ademweg vrij.
4
Reageert iemand in een comateuze toestand helemaal niet meer op prikkels uit de omgeving? Geef kort uitleg bij je antwoord. In een comateuze toestand is er nauwelijks een reactie op prikkels uit de omgeving waar te nemen. Alleen heftige prikkels, zoals pijnprikkels, felle lichten of harde geluiden kunnen soms een reactie oproepen.
5
Geef vijf oorzaken van bewusteloosheid en coma. Oorzaken van bewusteloosheid en coma: • ongeval met hoofdletsel; • bloeding of infectie in de hersenen; • ernstig zuurstoftekort in de hersenen; • tekort aan suiker in het bloed (hypoglykemie); • vergiftiging.
6
Ben je ook bewusteloos als je slaapt? Verklaar je antwoord. Nee, want je bent direct wakker als je gewekt wordt. Je hebt vrijwel meteen een helder bewustzijn.
7
Wat is een helder bewustzijn? Een helder bewustzijn is de toestand van je hersenen en je lichaam waarin je in staat bent om de prikkels om je heen (en in je lichaam) op een juiste manier en bewust waar te nemen en erop te reageren.
8
Hoe komt het dat je bij een beschadiging van de hersenschors van de grote hersenen niet meer goed kunt waarnemen en reageren? In de hersenschors bevinden zich de sensorische en motorische centra. De sensorische centra ontvangen en verwerken de impulsen uit de zintuigen; op deze manier zorgen ze voor het bewust waarnemen. De motorische centra geven de opdrachten naar de spieren, zodat je met bewegingen en bepaalde gedragingen bewust kunt reageren.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
9
Het klopt wat je zegt
Noem een verschil tussen de bewusteloosheid bij flauwvallen en de bewusteloosheid bij coma. Bij flauwvallen duurt de bewusteloosheid maximaal enkele minuten, bij coma kan dat een heel leven duren. De oorzaak van flauwvallen ligt meestal in een verstoorde bloedcirculatie die na korte tijd hersteld wordt. De oorzaak van coma is meestal een hersenbeschadiging.
10 Mieke krijgt voedsel toegediend.Voelt ze honger en proeft ze het voedsel? Verklaar je antwoord. Nee, want voelen en proeven zijn waarnemingen. Waarnemingen doe je met de sensorische centra in de hersenschors van de grote hersenen. Deze zijn bij Mieke niet meer actief.
© ThiemeMeulenhoff
167
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Oh nee, niet braken alstublieft ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT
168
1
Wat kan er aan de hand zijn als iemand koffiebruine vloeistof braakt? Geef een korte verklaring voor je antwoord. Koffiebruin braaksel wijst op bloed in het braaksel. Door de inwerking van maagzuur is het bloed bruin verkleurd.
2
Noem vijf oorzaken van braken (met voorbeelden) waarbij de oorzaak niet in het maagdarmkanaal ligt. Vijf oorzaken van braken waarvan de oorzaak niet in het maagdarmkanaal ligt: • acute infecties, zoals een nierbekkenontsteking; • afwijkingen in de hersenen, zoals een hersenbloeding, hersentumor of migraine; • hartafwijkingen, zoals hartfalen, ernstig hartinfarct; • vergiftigingen: medicijnen, alcohol; • hormonaal: zwangerschap, suikerziekte.
3
Een oudere zorgvrager wordt ziek en ligt constant op bed. Hij is misselijk en eten en drinken gaat heel moeilijk. Soms lijkt het alsof hij moet braken. Welk gevaar bestaat er bij deze zorgvrager als hij gaat braken? Wat kun jij aan dat gevaar doen? Braken in liggende toestand geeft kans op braaksel in de luchtwegen, waardoor hij kan stikken of een longontsteking kan ontstaan (aspiratiepneumonie). Je kunt dit voorkomen door de zorgvrager in een halfzittende houding te brengen. Hij mag niet te snel eten of drinken, let op kleine hoeveelheden en rustig eten of drinken.
4
Noem de gevaren die kunnen ontstaan door langdurig braken. Bij langdurig braken is er gevaar voor beschadiging van de slokdarm, kans op hartritmestoornissen en uitval van de nierfunctie.
5
Leg uit wat fecaal braken precies is. Fecaal braken wijst op een afsluiting van de darm waardoor de ontlasting niet verder kan. Het is een ernstige situatie, de verstopping moet worden verholpen.
6
Wat gebeurt er door de peristaltische bewegingen met het voedsel in het maagdarmkanaal? Het voedsel wordt verder geschoven in de richting van de anus. In bepaalde delen (zoals de maag en de dunne darm) wordt het voedsel gehusseld en gekneed.
7
Wat doet de longitudinale spierlaag in de wand van het darmkanaal precies? En wat is de functie van de circulaire spierlaag? De longitudinale spierlaag duwt de voedselbrok verder. De circulaire spierlaag knijpt de darm nauwer, zodat de voedselbrok de goede kant opgaat.
8
Verklaar waarom er tweerichtingsverkeer in de dunne darm is. In de dunne darm vindt nog veel vertering plaats. Het voedsel mag daar niet te snel passeren, want er moet genoeg tijd zijn om alles te verteren. Het voedsel gaat daar – door de
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
Oh nee, niet braken alstublieft
tweerichtingsperistaltiek – een beetje heen-en-weer. Zo worden ook de verteringssappen goed met het voedsel vermengd. 9
Beschrijf een situatie waarin braken juist goed voor het lichaam is. Braken is goed wanneer je iets hebt gegeten wat bedorven is en waar je ziek van kan worden als het in je bloed komt.
10 Verklaar waarom de antiperistaltiek bij braken veel heftiger is dan de gewone peristaltiek. De antiperistaltiek bij braken is veel heftiger omdat het lichaam de maagdarminhoud zo snel mogelijk kwijt wil.
© ThiemeMeulenhoff
169
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Dat maakt me even verlegen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT
170
1
Door welke ziekten kan een menstruatie te lang gaan duren? Menstruatie kan te lang duren door: • stoornissen in de bloedstolling; • vleesbomen in de baarmoederwand; • infecties in de baarmoeder; • endometriose.
2
Een vrouw met onregelmatige bloedingen uit de baarmoeder moet zich altijd door een arts laten zoeken. Ben je het met deze uitspraak eens of oneens? Geef een verklaring voor je antwoord. Onregelmatige bloedingen zijn altijd een reden voor onderzoek door een arts. Onregelmatige bloedingen hebben meestal een oorzaak die behandeling nodig heeft, zoals infecties in de baarmoeder, hormonale stoornissen, een miskraam, goedaardige en kwaadaardige gezwellen in de baarmoeder.
3
Wat is een curettage? Een curettage is een operatie waarbij de binnenkant van de baarmoeder met een holle scherpe lepel wordt behandeld. De arts schraapt met deze scherpe lepel (curette) de binnenste laag van de baarmoeder, het baarmoederslijmvlies, weg.
4
Waarom heeft een vrouw met een spiraaltje meer kans op een langer durende menstruatie? Een spiraaltje is een vreemd voorwerp in de baarmoederholte. Het drukt tegen de wand van de baarmoeder en daardoor kunnen de bloedvaten langer blijven openstaan. Dat betekent meer bloedverlies dan de vrouw zonder spiraaltje gewend was.
5
Noteer de uitwendige en de inwendige geslachtsorganen van de vrouw. De uitwendige geslachtsorganen van de vrouw: de kleine en de grote schaamlippen, de venusheuvel en de kittelaar. De inwendige geslachtsorganen van de vrouw: twee eierstokken, twee eileiders, de baarmoeder en de schede.
6
Op welke manieren beïnvloeden oestrogenen de menstruatie? En hoe doet progesteron dat? Oestrogenen stimuleren het rijp worden van een eicel in de eierstok, ze stimuleren de eisprong en bevorderen de groei van het baarmoederslijmvlies nadat de menstruatie heeft plaatsgevonden. Progesteron stimuleert een sterke groei van het baarmoederslijmvlies tot de maximale dikte en houdt het baarmoederslijmvlies daarna in stand.
7
Wat gebeurt er tijdens de eisprong? Tijdens de eisprong komt een rijpe eicel vrij uit de eierstok. Deze komt in de eileider terecht en gaat op weg naar de baarmoeder.
8
Hoe komt het dat bij de menstruatie bloed vrijkomt? Bij de menstruatie wordt een deel van het baarmoederslijmvlies afgestoten. Daar gaan bloedvaten bij kapot. Het bloed en het slijmvlies komen via de schede naar buiten.
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij de uitscheiding
9
Dat maakt me even verlegen
Progesteron wordt ook wel het zwangerschapshormoon genoemd. Hoe kun je dat verklaren? Progesteron zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies op maximale dikte blijft, zodat het geschikt is voor de innesteling van een bevruchte eicel. Ook na de innesteling blijft het baarmoederslijmvlies intact. Als er dan te weinig progesteron zou zijn, dan wordt het baarmoederslijmvlies met de bevruchte eicel alsnog afgestoten (miskraam).
© ThiemeMeulenhoff
171
16 Hulp bij mobiliteitsproblemen Ik wil heel graag zelf boodschappen doen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Geef vijf kenmerkende verschijnselen van chronische reuma. Vijf kenmerkende verschijnselen van chronische reuma: • pijnlijke gezwollen gewrichten van handen en voeten; • ochtendstijfheid; • vergroeiingen in gewrichten; • zwelling van pezen en spieren rond gewrichten; • reumaknobbels; • koorts en warme gewrichten in de actieve ontstekingsfase.
2
Welke ontstekingsverschijnselen zijn aan de gewrichten waar te nemen? Ontstekingsverschijnselen die aan de gewrichten zijn waar te nemen: pijn, zwelling, gestoorde functie. Soms roodheid en warmte in actieve ontstekingsfase.
3
Geef enkele nadelen van medicijnen die gebruikt worden om de ontsteking bij reumatoïde artritis af te remmen. Nadelen van medicijnen die gebruikt worden om de ontsteking bij reumatoïde artritis af te remmen: maagklachten, slechte invloed op het beenmerg bij de vorming van bloedcellen en een nadelige invloed op de lever- en nierfunctie.
4
Heb je bij chronische reuma alleen maar ontstekingen van de gewrichten? Verklaar je antwoord. Bij chronische reuma kunnen ook ontstekingen in bindweefsel van inwendige organen optreden, zoals hart, hartzakje, longvliezen, ogen en nieren.
5
De behandeling van reuma vereist een multidisciplinaire aanpak. Leg uit wat daaronder verstaan wordt. Welke disciplines zijn betrokken bij de behandeling? Reuma is een ingewikkelde ziekte met veel problemen. Daarom zijn bij de behandeling van reuma meerdere disciplines betrokken. Ze werken met elkaar samen om de vele problemen bij deze ziekte te behandelen. Disciplines die bij de behandeling zijn betrokken, zijn de huisarts, de reumatoloog, de orthopedisch chirurg, de revalidatiearts, de fysiotherapeut, de ergotherapeut, de maatschappelijk werker, de verpleegkundige en de verzorgende.
6
De gewrichtsuiteinden in een gewricht bewegen heel soepel ten opzichte van elkaar. Door welke drie factoren is dat mogelijk? Door deze drie factoren is dat mogelijk: • kop en kom passen goed in elkaar; • kop en kom zijn bedekt met een laagje glad kraakbeen; • in het gewricht zit olieachtig gewrichtssmeer.
© ThiemeMeulenhoff
173
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
7
Noem drie typen gewrichten en de bewegingen die ze mogelijk maken. Geef bij elk gewricht een voorbeeld. Drie typen gewrichten en de bewegingen die ze mogelijk maken: • scharniergewricht: op-en-neerbewegingen (kniegewricht, vingerkootjes); • rolgewricht: rollende beweging (elleboog); • kogelgewricht: draaibewegingen (heupgewricht).
8
Welk deel van het gewricht gaat ontsteken bij reuma? Het gewrichtsvlies (synoviale membraan) gaat ontsteken bij reuma.
9
Wat zijn de twee functies van de knieschijf? De twee functies van de knieschijf zijn: bescherming van de kniepees en stabilisering van het kniegewricht in strekstand.
10 Wat zijn gewrichtsbanden? Hoe heten de extra gewrichtsbanden in het kniegewricht? Gewrichtsbanden zijn banden van stevig bindweefsel die het gewricht verstevigen en op zijn plaats houden. De extra gewrichtsbanden in het kniegewricht heten kruisbanden.
174
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij mobiliteitsproblemen
Afstoffen? Ik?
Afstoffen? Ik? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Noem de delen van de rug die tijdens tillen en draaibewegingen zwaar belast worden. De delen van de rug die tijdens tillen en draaibewegingen zwaar belast worden, zijn vooral nek, schouders, lage rug en bekken.
2
Geef het verschil aan in klachten bij spit en bij een hernia. Het verschil in klachten tussen spit en hernia is vooral het verschil in pijn: bij een hernia heb je uitstralende pijn in een been, het verlies van gevoel en kracht in het getroffen been en soms verlammingsverschijnselen in het aangedane been.
3
Welke adviezen zou je geven aan een collega die bij het tillen plotseling rugpijn krijgt zonder uitstralende pijn in haar been? Adviezen: warmte op de pijnlijke plaats; in beweging blijven; niet zwaar tillen; zo nodig een pijnstiller nemen.
4
Rugpijn gaat samen met een branderig, tintelend gevoel in een been. Wat is de betekenis van dat gevoel in het been? De betekenis van dat gevoel in het been is dat er druk is op de zenuw naar dat been. De kans bestaat op beknelling van de zenuw in de rug, misschien wel een hernia.
5
Moet iedereen met een hernia geopereerd worden? Nee, soms gaan de klachten na rusten en behandeling door fysiotherapeut weer weg.
6
Noem drie functies van de wervelkolom. Functies van de wervelkolom: (1) beschermt het ruggenmerg; (2) geeft steun en stabiliteit; (3) is buigzaam; (4) is de bevestigingsplaats voor de ledematen, ribben en de schedel.
7
Waarin verschilt de bouw van de atlas met de andere wervels? Wat kan de atlas wat de andere wervels niet kunnen? De atlas heeft geen wervellichaam, en heeft een groot wervelgat. De atlas kan ronddraaien.
8
Noem twee functies van de tussenwervelschijven. Twee functies van de tussenwervelschijven: ze hebben een stoot- of bumperfunctie en ze maken soepele bewegingen van de wervelkolom mogelijk.
9
Wat is een scoliose? In welke situatie heb jij een scoliose? Iemand met een dikke buik loopt vaak met een versterkte lordose. Wat is dat? Een scoliose is een zijwaartse kromming van de wervelkolom. Je hebt een scoliose als je opzij leunt of als je iets opzij van je oppakt/doet. Een versterkte lordose is een holle rug. Bij iemand met een dikke buik (of een zwaar gewicht) wordt de wervelkolom ter hoogte van de buik/lendenen naar voren getrokken, waardoor de normale lordose wordt versterkt.
10 Welke spieren in je romp zorgen ervoor dat je je opzij kunt draaien? De diepe rugspieren zorgen ervoor dat je opzij kunt draaien.
© ThiemeMeulenhoff
175
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Ik zat hier de hele nacht ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Geef een ander woord voor een dwangstand van een gewricht. Een ander woord voor dwangstand van een gewricht is contractuur.
2
Welke spieren zijn verantwoordelijk voor een dwangstand van een gewricht? Meestal zijn de buigspieren verantwoordelijk voor een dwangstand van een gewricht.
3
Brandwonden in de buurt van een gewricht kunnen een dwangstand van dat gewricht veroorzaken. Leg dit kort uit. Door verbranding van de huid kunnen ernstige littekens ontstaan. Door verschrompeling van deze littekens wordt de huid minder rekbaar en kan een beperking in de beweging optreden.
4
Waarom kan iemand na twee weken bedrust moeilijk uit bed komen en moeilijk lopen? Als je lang in één houding ligt, gaan de spieren verkorten. Bij het in beweging komen zijn de spieren moeilijk uit te rekken en kun je gewrichten minder goed gebruiken.
5
Hoe kun jij in je werk bij een zorgvrager een dwangstand van een gewricht beperken of voorkomen? Je kunt het voorkomen door bij de verzorging rekening te houden met het bewegen van gewrichten van armen en benen. Je zorgt ervoor dat een bedlegerige zorgvrager steeds in een andere houding ligt. Als het mogelijk is, moet de zorgvrager regelmatig bewegen, lopen en oefeningen met armen en benen doen. Als hij dat niet zelfstandig kan, kun je helpen.
6
Beschrijf de bouw van een spier. Noem in je antwoord de woorden: bindweefselvlies, pees, spier, spierbundel, spierschede en spiervezel. Een spier is aan de buitenkant bedekt met de spierschede. In de spier zitten spierbundels, elke spierbundel is omgeven door een bindweefselvlies. In de spierbundel zitten vele spiervezels. De bindweefselvliezen en de spierschede vormen aan beide uiteinden van de spier de pees.
7
Waaruit bestaat een pees? Wat is de functie van een pees? Een pees bestaan uit bindweefsel. De functie van een pees is de spier met het bot verbinden.
8
Wordt een spier korter of langer als je hem aanspant? Wat gebeurt er met de spier als je deze ontspant? Als je een spier aanspant, wordt hij korter. Als je een spier ontspant, wordt hij langer.
9
Als zowel de buigspieren als de strekspieren van je been gespannen zijn, kun je je been dan buigen? Verklaar je antwoord. Nee, je kunt het been niet buigen, omdat de spieren elkaar tegenwerken. Je kunt een been kan alleen buigen als je tegelijkertijd de buigspieren aanspant en de strekspieren ontspant.
10 Hoe komt het dat een gewricht bij een contractuur meestal in een buigstand vaststaat? Dat komt omdat de buigspier meer de neiging heeft om in een verkorte stand te verstijven als de strekspier.
176
© ThiemeMeulenhoff
Hulp bij mobiliteitsproblemen
Ik was toch je vriend?
Ik was toch je vriend? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat versta je onder atrofie en dystrofie? Atrofie is het dunner of kleiner worden van weefsel. Dystrofie is een verminderd functioneren van een weefsel door een slechter wordende voedingstoestand. Bij dystrofie wordt de minder goede voeding vaak veroorzaakt door een beschadiging in het weefsel en de reacties daarop vanuit het zenuwstelsel.
2
Geef drie oorzaken van tijdelijke atrofie. Hoe kun je deze stoornis het beste verhelpen? Drie oorzaken van tijdelijke atrofie: • enkele weken (bed)rust; • na immobilisatie door gips; • na operaties aan spieren en door verminderd gebruik van spieren bij pijnklachten.
3
Welke verschijnselen kun je bij spieratrofie waarnemen? Verschijnselen die je bij spieratrofie kunt waarnemen: de spier wordt dunner, minder rekbaar en de spier wordt minder krachtig.
4
Met welke zorgvragers met blijvende spieratrofie kun je in je werk te maken krijgen? Je kunt te maken krijgen met mensen met weinig lichamelijke activiteit, zoals zorgvragers die langdurig in bed liggen, zorgvragers die hele dag in een (rol) stoel zitten, zorgvragers die aan ledematen zijn geopereerd of iets gebroken hebben.
5
Een oude dame valt in huis en verzwikt haar enkel in ernstige mate. Ze blijft wekenlang klachten houden van haar enkel en voet. Door welke verschijnselen ga je denken aan dystrofie van de enkel en voet? Verschijnselen die op dystrofie kunnen wijzen: pijn in het lichaamsdeel, verhoogde zweetuitscheiding, soms meer dan normale haargroei, overgevoeligheid voor pijnprikkels in dat gebied, glanzende dunne huid, zwelling door oedeem en soms afwijkende kleur (cyanose).
6
De oude dame uit de vorige vraag moet van de arts oefenen met haar voet. Ze heeft veel pijn bij het lopen. Een collega van je zegt dat ze niet zo moet zeuren. Ze moet een beetje harder zijn en blijven doorgaan met lopen. Is deze opmerking juist? Licht je antwoord toe. Nee, dat is niet juist. Ze moet wel blijven oefenen, maar ze mag niet forceren door de pijn te negeren. Anders kunnen de pijnprikkels juist een verslechtering van de toestand veroorzaken (reflexdystrofie).
7
Waarvoor heeft een spier zuurstof nodig? En eiwitten? Een spier heeft zuurstof nodig om glucose te verbranden. Een spier heeft eiwitten nodig om spiervezels te onderhouden, bij te maken en te herstellen.
8
Wat is de belangrijkste brandstof in de spier? De belangrijkste brandstof in de spier is glucose.
9
Welk product van de verbranding heeft de spier nodig om te kunnen werken?
© ThiemeMeulenhoff
177
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Bij de verbranding ontstaat energie. Hierdoor kan de spier werken. 10 Wat is de functie van hijgen wanneer je hardloopt? Door het hijgen adem je sneller en komt er meer zuurstof in je bloed. Daardoor gaat er meer zuurstof naar de spieren.
178
© ThiemeMeulenhoff
17 Zorg voor een evenwichtig activiteit- en rustpatroon Kan ik even met je praten? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Verklaar hoe het mogelijk is dat twee zorgvragers die beide MS hebben andere verschijnselen hebben. De ontstekingen kunnen overal in het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggemerg) optreden. Deze plaatsen kunnen per zorgvrager verschillen en daarmee ook de verschijnselen. De verschijnselen bij MS zijn daarnaast ook afhankelijk van de grootte van de ontstekingen en het aantal ontstekingen.
2
Waardoor ontstaat spasticiteit bij MS? Door de ontstekingen in de bewegingszenuwen is de impulsgeleiding verstoord en wordt de spierspanning in een aantal spieren verhoogd. Hierdoor is het samenspel van ontspanning en aanspanning van spieren, noodzakelijk voor een soepele beweging, verstoord. Spasticiteit is hiervan het gevolg.
3
In het begin van de aandoening verdwijnen de verschijnselen van MS nog weleens. Na het optreden van een paar exacerbaties blijven verschijnselen bestaan. Hoe komt dit? Dat komt omdat littekenweefsel achterblijft. Deze beschadiging gaat niet meer weg, waardoor de bijbehorende verschijnselen van de beschadiging ook niet meer verdwijnen.
4
Bij sommige mensen met MS verloopt het ziektebeeld progressief. Wat wil dit zeggen? Een progressief verloop van MS wil zeggen dat er een continue verslechtering van de aandoening is. De verschijnselen van MS nemen in aantal en ernst toe. De slechte perioden duren bovendien langer en volgen elkaar snel op. Uiteindelijk wordt de zorgvrager invalide.
5
Waarom is het voor een zorgvrager met MS belangrijk dat hij rust en inspanning regelmatig afwisselt? Als het lichaam onvoldoende tot rust komt, kan het zich onvoldoende herstellen en daalt de weerstand van het lichaam. Hierdoor kan een slechte periode langer duren of eerder optreden.
6
Wat zijn perifere zenuwen? Perifere zenuwen zijn de zenuwen van het perifere zenuwstelsel: de zenuwen die het ruggenmerg met alle weefsels en organen in het lichaam verbinden.
7
Hoeveel perifere zenuwen zijn er in totaal? Hoeveel daarvan zijn hersenzenuwen? Er zijn 64 (32 paar) perifere zenuwen en er zijn 24 (12 paar) hersenzenuwen.
© ThiemeMeulenhoff
179
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
8
Beschrijf hoe het komt dat je kriebel aan je teen voelt. Gebruik in je beschrijving in ieder geval de volgende termen: bewust, hersenschors, huidzintuig, gevoelszenuw, impulsen, ruggenmerg, zenuwbanen. De zintuigen in je teen worden geprikkeld. Vervolgens gaan er impulsen via de gevoelszenuw van de zintuigen in je teen naar het ruggenmerg. Vandaar worden de impulsen overgeschakeld naar zenuwbanen die naar het gevoelscentrum in de hersenschors gaan. Zodra de impulsen daar aankomen, word je je van het gekriebel bewust.
9
Wat is de functie van een gevoelszenuw? Een gevoelszenuw vervoert impulsen vanuit een zintuig naar het centrale zenuwstelsel.
10 Wat is de functie van de oogzenuw? Iemand is aan één oog blind. Toch heeft de oogarts geen ziekte aan het oog zelf geconstateerd. Wat kan er aan de hand zijn? De oogzenuw vervoert impulsen die in het netvlies ontstaan (van de dingen die je ziet) naar de hersenen. Dan is er waarschijnlijk iets aan de hand met de oogzenuw van dat oog. De impulsen kunnen vanuit het blinde oog het gezichtscentrum in de grote hersenen niet bereiken.
180
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor een evenwichtig activiteit- en rustpatroon
Laat mij maar liggen, hoor
Laat mij maar liggen, hoor ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen een complete en incomplete dwarslaesie? Bij een complete dwarslaesie zijn de zenuwen van het ruggenmerg volledig doorgesneden waardoor er totale uitval is onder de dwarslaesie. Bij een incomplete dwarslaesie zijn de zenuwen van het ruggenmerg gedeeltelijk doorgesneden waardoor er gedeeltelijk uitval kan zijn van spieren en/of gevoel.
2
Benoem vijf oorzaken voor het ontstaan van een dwarslaesie. Mogelijke oorzaken zijn: • een ongeval waarbij een aantal ruggenwervels gebroken zijn, zoals door duiken in ondiep water; • schotwond; • steekwond; • kanker in de wervels, waardoor het zenuwweefsel wordt aangetast; • geraakte zenuwen bij een openrugoperatie.
3
Waarom is het belangrijk om de oorzaak van een dwarslaesie te kennen? Als de oorzaak bekend is, kan de behandeling daarop afgestemd worden. Als de dwarslaesie is ontstaan door een zwelling of een andere vorm van druk op de ruggenmergzenuwen, dan kan de druk op de zenuwen weggenomen worden, en (gedeeltelijk) herstel is dan nog mogelijk.
4
Waarom is het pas na drie tot zes maanden na het optreden van de dwarslaesie mogelijk een betrouwbaar beeld te krijgen welke lichaamsfuncties niet meer herstellen? Na een trauma zal de beschadiging aan en de zwelling van het omliggende weefsel herstellen en afnemen. Dat wat na drie tot zes maanden nog niet hersteld is, zal waarschijnlijk ook niet meer herstellen.
5
Waarom wordt de revalidatie van de zorgvrager begeleid door een multidisciplinair team? Iedere discipline heeft vanuit zijn beroep specifieke kennis en vaardigheden die bijdragen aan de revalidatie. Door middel van afstemming en samenwerking tussen de verschillende disciplines kan de revalidatie van de zorgvrager optimaal plaatsvinden.
6
Waar bevindt zich het ruggenmerg? Het ruggenmerg bevindt zich in het wervelkanaal binnen in de wervelkolom en strekt zich uit vanaf het achterhoofdsgat (de nekwervels) tot aan het staartbeen.
7
Beschrijf de functie van het ruggenmerg. Het ruggenmerg verbindt de hersenen met de perifere zenuwen van het lichaam. De zenuwbanen in het ruggenmerg vervoeren de impulsen vanuit de periferie naar de hersenen en andersom.
8
Tussen welke wervels zitten de perifere zenuwen die ervoor zorgen dat je je armen kunt bewegen? En tussen welke wervels zitten die voor je benen?
© ThiemeMeulenhoff
181
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Vanuit de borstwervels lopen zenuwen naar je armen. Vanuit de lenden- en heiligbeenwervels lopen zenuwen die de bewegingen en het gevoel van je benen regelen. 9
Een zorgvrager heeft een dwarslaesie ter hoogte van de onderste borstwervel. Welke delen van zijn lichaam werken nog wel? Bij deze zorgvrager is het huidgevoel aanwezig en werken zintuigen en spieren van de heupen, bekken, benen en voeten nog wel. Ook functioneren veel van zijn inwendige organen.
10 Iemand is vanaf de schouders verlamd als gevolg van een dwarslaesie. Hoe kun je verklaren dat zijn maag en darmen wel functioneren? Bij deze persoon is het autonome zenuwstelsel dat de spijsverteringsorganen bestuurt, niet beschadigd omdat het autonome zenuwweefsel niet op die hoogte in het ruggenmerg ligt.
182
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor een evenwichtig activiteit- en rustpatroon
Wat kan ik straks nog?
Wat kan ik straks nog? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Omgevingsprikkels spelen een belangrijke rol bij de regulatie van het slaap-waakritme. Geef hier een voorbeeld van. Voorbeelden zijn: de afwisseling van dag (licht) en nacht (donker) of de tijden waarop je eet.
2
Waarom kun je, als je net hebt gesport, vlak daarna meestal nog niet slapen? Tijdens het sporten maakt je lichaam adrenaline aan. Adrenaline stimuleert het centraal zenuwstelsel en stelt je lichaam in op activiteit. Hierdoor kun je moeilijk in slaap komen.
3
Waarom krijgt een zorgvrager met een slaapstoornis niet direct een slaapmiddel voorgeschreven? Slaapmiddelen nemen de oorzaak van de slaapstoornis niet weg. Daarnaast zorgen ze niet voor een natuurlijke slaap. Verder leiden ze bij veelvuldig gebruik tot gewenning. Je hebt een hogere dosis nodig van hetzelfde middel om hetzelfde effect te bereiken.
4
Meneer Pool heeft reuma (reumatoïde artritis) en wordt morgen geopereerd aan zijn knie. Noem drie redenen waarom hij vannacht slecht zou kunnen slapen. Redenen waarom meneer Pool vannacht slecht zou kunnen slapen zijn: pijn, stress, andere omgeving, nuchter moeten zijn voor de operatie.
5
Waardoor slaapt een zorgvrager met een slaapapnoesyndroom slecht? Doordat de ademhaling tijdelijk stopt, komt de zorgvrager in een lichtere slaap terecht. De zorgvrager slaapt heel onrustig en wisselt vaak van houding. Hij wordt wakker met het gevoel slecht geslapen te hebben.
6
Om welke redenen moet ieder mens slapen? Slapen is nodig om het lichaam te laten herstellen van de inspanningen van overdag, en om de spieren te laten bijkomen van hun werk. Bovendien worden bepaalde stoffen in het zenuwstelsel die overdag zijn opgebruikt, tijdens de slaap bijgemaakt.
7
Welke twee typen slaap zijn er? Geef de kenmerken van beide typen. Rustige slaap: een diepe slaap, moeilijk wakker te maken, slaapwandelen en bedplassen komen tijdens deze slaapfase voor, de spieren zijn ontspannen. Droomslaap of REM-slaap: oppervlakkiger dan rustige slaap, onregelmatige hartslag en ademhaling, spiertrekkingen vooral in het gezicht en de ledematen, ogen gaan heen-en-weer, hoge hersenactiviteit, dromen.
8
Doen je hersenen helemaal niets meer wanneer je slaapt? Leg je antwoord uit. Nee, er is wel hersenactiviteit. Bepaalde delen blijven actief om alle autonome processen te laten verlopen, zoals spijsvertering, ademhaling en hartslag.
9
Beschrijf hoe het slaap-waakcentrum het slapen en het wakker zijn beïnvloedt. Het slaap-waakcentrum werkt met een inwendige biologische klok: is op bepaalde momenten actief, daardoor zijn de hersenen ook actief en ben je helder en wakker. Hoe verder de dag vordert, des te minder actief het centrum wordt. Daardoor worden de hersenen ook minder
© ThiemeMeulenhoff
183
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
geprikkeld en gaan ze op een lager pitje draaien. Uiteindelijk word je 's avonds zo slaperig (het centrum is dan het minst actief) dat je gaat slapen. 10 Als je één keer om vier uur 's nachts naar bed gaat, is dan je slaap-waakritme verstoord? Leg je antwoord uit. Nee, want van één keer onregelmatig slapen raakt het slaap-waakcentrum niet verstoord. De biologische klok in je lichaam hoeft niet verzet te worden. Als je vaker te laat naar bed gaat, wordt de klok wel verzet en word je 's avonds wakker en overdag slaperig.
184
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor een evenwichtig activiteit- en rustpatroon
Mag ik al naar bed?
Mag ik al naar bed? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen een herseninfarct en een hersenbloeding? Bij een herseninfarct is de bloedtoevoer naar (een deel van) de hersenen geblokkeerd (verstopt) waardoor het gedeelte achter de blokkering afsterft. Dit wordt ook wel een ‘onbloedig CVA’ genoemd. Bij een hersenbloeding knapt een bloedvat waardoor in de schedel druk op de hersenen ontstaat. Dit wordt ook wel een ‘bloedig CVA’ genoemd.
2
Wat is het verschil tussen een TIA en een herseninfarct? Bij een TIA verdwijnen de verschijnselen binnen 24 uur. Dit is bij een herseninfarct niet het geval.
3
Waarom is de prognose van de zorgvrager met een hersenbloeding slechter dan die van een zorgvrager met een herseninfarct? Een bloeding in de hersenen is moeilijker te stoppen. De druk op de hersenen neemt toe, waardoor een groter gedeelte beschadigd raakt. Is dit gedeelte te groot, dan zal de zorgvrager overlijden.
4
Benader je de zorgvrager met een halfzijdige verlamming aan de gezonde lichaamszijde of aan de aangedane zijde? Leg uit waarom. Aan de gezonde zijde, want dan ziet de zorgvrager je aankomen. Maar bij een bepaalde behandelingsmethode (NDT) wordt met name de aangedane zijde gestimuleerd voor optimaal herstel van de bewegingsfuncties.
5
Waarom is afasie zo frustrerend voor de zorgvrager? Een zorgvrager met afasie kan als het ware niet bij de woorden in zijn hersenen. Hierdoor kan hij niet duidelijk maken wat hij eigenlijk wil, of hij begrijpt gewoonweg niet waardoor de communicatie moeilijk verloopt. Dit is heel frustrerend voor hem.
6
Welke drie vliezen bevinden zich om de hersenen? Geef bij elk vlies een korte omschrijving. De volgende drie vliezen bevinden zich in de hersenen: • het harde vlies: een stevig vlies, beschermt samen met de schedel tegen stoten; • het spinnenwebvlies: dunne bindweefseldraadjes, waardoor de hersenen een beetje verend zijn opgehangen; • het zachte vlies: zit om alle plooien van de hersenen heen.
7
Verklaar de naam ‘spinnenwebvlies’? De hele fijne bindweefseldraadjes doen denken aan een spinnenweb.
8
Hoe heten de vier grote bloedvaten die zuurstofrijk bloed binnen de schedel brengen? Vier grote bloedvaten die zuurstofrijk bloed binnen de schedel brengen, zijn de twee halsslagaders en de twee wervelslagaders.
9
Noem zes functies van de huid. Zes functies van de huid:
© ThiemeMeulenhoff
185
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • • • •
de huid beschermt tegen beschadiging van buitenaf (krassen, snijden); de huid beschermt tegen zonnestraling; de huid beschermt tegen uitdroging; de huid is een uitscheidingsorgaan van water en zout; de huid regelt de lichaamswarmte; de huid is een zintuigorgaan.
10 Hoe verklaar je dat een tweedegraads verbranding meestal een pijnlijke blaar veroorzaakt, terwijl een derdegraads verbranding pijnloos is? Tweedegraads verbrandingen gaan tot in de lederhuid. Daarin zitten de zenuwen en dat voel je als pijn. Bij een derdegraads verbranding is de lederhuid er helemaal af, ook de zenuwen zijn daar weg. Daarom voel je geen pijn.
186
© ThiemeMeulenhoff
18 Bewaken van de vitale functies Het moet nu juist wel ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Waarom wordt gekolfd als de baby in het begin niet wil drinken? Om de borststuwing te verminderen en eventuele ernstige stuwing te voorkomen. Bij ernstige stuwing bestaat de kans bestaat dat er te weinig melk voor de baby aangemaakt wordt. Ook kan een borstontsteking ontstaat.
2
Waaom vindt na de geboorte altijd nog een kleine nabloeding plaats? Achter de placenta ontstaat een bloeding, waardoor de placenta van de baarmoederwand wordt losgewoeld. Bij de nageboorte zie je dan dat er licht bloedverlies optreedt.
3
Wanneer wordt een epi gezet? Als er groot gevaar dreigt voor inscheuren, wordt de bekkenbodem schuin naar achteren en opzij ingeknipt (episiotomie of epi).
4
Waarom gaan de hechtingen op den duur pijn doen? De hechtingen zitten op een plek zitten waar vocht ophoopt. De huid zwelt dan wat op. De hechtingen gaan daardoor steeds strakker zitten en trekken daarmee aan het gevoelige weefsel rond de wond. Dat is pijnlijk bij zitten, omdraaien in bed en bij het lopen, omdat er dan druk op de wond ontstaat.
5
Wat is een totaalruptuur? Een totaalruptuur is een vierdegraads inscheuring waarbij de gehele kringspier van de anus is doorgescheurd. Soms is zelfs het slijmvlies van de endeldarm ingescheurd.
6
Hoe kun je vermoeden dat er een shock aan het ontstaan is? Denk aan een shock bij een lage bloeddruk, een bleke, koude, klamme huid, transpiratie, een zwakke snelle pols, verminderde urineproductie, misselijkheid of braken, een snelle, oppervlakkige ademhaling en verwardheid, onrust of angst.
7
Welke invloed heeft het hormoon prolactine op de borstvoeding? Prolactine stimuleert de melkproductie in de melkklieren en is verantwoordelijk voor de stuwing.
8
Op welke twee plaatsen in het lichaam van de vrouw veroorzaakt het hormoon oxytocine samentrekkingen? Welk effect hebben deze samentrekkingen op beide plaatsen? In de melkklieren, en in de baarmoederwand. Bij de melkklieren: afgifte van melk. Bij de baarmoederwand: samentrekkingen van de baarmoederwand (naweeën), die ertoe bijdragen dat de uitgerekte baarmoeder kleiner wordt.
9
Hoe heet de reflex waarbij bij de jonge moeder spontaan melk uit de tepels komt wanneer ze haar baby hoort huilen?
© ThiemeMeulenhoff
187
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Het toeschietreflex. 10 Waarom is het belangrijk dat je bij de kraamvrouw dagelijks de bloeddruk en de pols controleert? Wat zijn de gemiddelde waarden van een ‘normale’ bloeddruk? Je moet controleren of de lichaamscirculatie na de bevalling goed herstelt en of er geen sprake is van een bloeding of beginnende shock. Ook kan een verhoogde bloeddruk wijzen op koorts (ontsteking). De gemiddelde waarde van de bovendruk is 120 mm kwik; die van de onderdruk 80 mm kwik.
188
© ThiemeMeulenhoff
Bewaken van de vitale functies
Dit is echt niet goed
Dit is echt niet goed ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Welke verschijnselen duiden op een mogelijke infectie bij de kraamvrouw? De ontstekingsverschijnselen pijn, roodheid, warmte, zwelling, een verstoorde functie en koorts zijn verschijnselen van een infectie.
2
Noem drie redenen waarom de kans op een baarmoedersteking na een bevalling groter is dan normaal. Redenen waarom de kans op een baarmoedersteking na een bevalling groter is dan normaal: • de wond in de baarmoeder heeft via de schede een open verbinding met de buitenwereld waar bacteriën zich bevinden; • de weerstand is kort na de bevalling door lichamelijke en geestelijke uitputting verminderd; • er is na de bevalling geen beschermende slijmprop meer in de schede aanwezig en de bescherming van de zuurvormende bacteriën is onvoldoende; • het aanwezige bloed is een goede voedingsbodem voor ziekteverwekkers.
3
Waarom kan door het goed leeg laten drinken van de borsten een borstontsteking vaak worden voorkomen? De bacteriën uit de mond van de baby dringen via de tepelkloven het klierweefsel binnen. Vooral bij stuwing van melk in de melkklieren is er een goede voedingsbodem voor de groei van de bacteriën. Dat is een reden om de borsten goed te laten leegdrinken.
4
Waarom moet de kraamvrouw veel drinken om een blaasontsteking te voorkomen? Een kraamvrouw moet veel drinken, zodat ze veel moet plassen. Zo worden de urinewegen goed doorgespoeld en voorkom je een blaasontsteking.
5
Welke verschijnselen bij Monique duiden op een wondinfectie? Roodheid, warmte, pus, koorts, opgezet (zwelling) zijn de verschijnselen bij Monique die duiden op een infectie.
6
Waarom moet je bij een kraamvrouw elke dag de stand van de baarmoeder controleren? Na hoeveel dagen is het voelen van de baarmoeder niet meer nodig (bij een gezonde kraamvrouw)? Je moet dagelijks controleren of de uitgerekte baarmoeder snel genoeg weer teruggaat naar de oorspronkelijke afmeting. Na ongeveer twaalf dagen is het voelen van de baarmoeder niet meer nodig (bij een gezonde kraamvrouw).
7
Een zwangere vrouw heeft veel progesteron in haar bloed. Welk effect heeft dit hormoon op het baarmoederslijmvlies? Progesteron zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies niet afgestoten wordt.
8
Veel zwangerschapstesten zijn gebaseerd op een hormoon dat je in de urine van een zwangere kunt aantonen. Hoe heet dit hormoon? Waar wordt dit hormoon geproduceerd? Dat hormoon heet HCG (humane choriongonadotrofine). Dat wordt in de baarmoeder geproduceerd, door het piepjonge embryo.
© ThiemeMeulenhoff
189
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
9
Welk hormoon stimuleert de samentrekkingen van de baarmoeder tijdens de bevalling? Oxytocine stimuleert de samentrekkingen van de baarmoeder tijdens de bevalling.
10 Wat wordt met ‘maternity blues’ bedoeld? Noem een oorzaak voor ‘maternity blues’. Daarmee wordt de prikkelbare stemming van de jonge moeder bedoeld, één of twee dagen na de bevalling. Oorzaken zijn: hormoonveranderingen en onzekerheid over de nieuwe situatie.
190
© ThiemeMeulenhoff
19 Zorg voor het medicijngebruik Dat doe ik! ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Meneer Abdoellahi vergeet zijn medicijnen vaak in te nemen. Waarom is het goed om daarnaast ook te kijken naar de manier waarop hij zijn medicijnen inhaleert? Larissa geeft aan dat meneer Abdoellahi de laatste tijd vaak benauwd is, een droge mond en een zere keel heeft. Zijn stem is ook heser. Deze verschijnselen wijzen mogelijk op een verkeerde inhalatietechniek waardoor het medicijn in de mond- en keelholte blijft hangen en het zijn werkzaamheid verliest.
2
Wat zijn de voordelen van inhaleren boven slikken? Het werkzame middel komt direct in de longen en werkt daardoor sneller. Je hebt een minder hoge dosis nodig waardoor de zorgvrager minder last heeft van bijwerkingen.
3
Wat is een dosisaërosol? Dat verstuift een dosis van het geneesmiddel in een uiterst fijne druppelvorm (nevelvorm) via sterke inhalatie diep in de luchtwegen.
4
Wat is een reden om te kiezen voor een inhalatiekamer? Als de zorgvrager niet voldoende inademingskracht heeft om het medicijn diep te inhaleren, dan kies je voor een inhalatiekamer.
5
Waarom moet je een poederinhalator regelmatig schoonmaken? Je moet een poederinhalator regelmatig schoonmaken omdat de inhalator anders verstopt raakt.
6
Beschrijf wat er gebeurt bij buikademhaling. Bij buikademhaling wordt de borstholte vergroot doordat het middenrif naar beneden getrokken wordt. Dat doen de middenrifspieren. Het middenrif duwt daarbij de buikorganen wat naar beneden en naar voren, waardoor de buik uitzet.
7
Gebruik je spierkracht bij de gewone inademing of bij de gewone uitademing? Verklaar je antwoord. Bij een gewone inademing gebruik je spieren (bepaalde tussenribspieren en/of middenrifspieren). Bij de uitademing gebruik je deze spieren niet, want ze ontspannen. Hierdoor wordt de borstkas kleiner en de lucht uit de longen geperst.
8
Welke stof in het bloed is de belangrijkste prikkel om te gaan ademen? Koolstofdioxide is de belangrijkste prikkel om te gaan ademen.
9
Hoe komt het dat mensen met emfyseem bijna niet kunnen uitademen?
© ThiemeMeulenhoff
191
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Normale longblaasjes duwen door hun eigen elasticiteit de lucht uit de longen Bij mensen met emfyseem is de rek uit de wand van de longblaasjes en kan de lucht er niet gemakkelijk uit. 10 Waarom haalt een duiker die zonder zuurstoftank onder water gaat eerst een aantal keren heel diep adem voordat hij duikt? Na enkele keren heel diep ademen zit er heel veel zuurstof en weinig koolstofdioxide in het bloed. Daardoor blijft het ademreflex een tijdje weg, want de belangrijkste prikkel voor het ademcentrum om de ademhaling te stimuleren is (de toename van) het koolstofdioxidegehalte.
192
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor het medicijngebruik
De juiste pil in het juiste bakje
De juiste pil in het juiste bakje ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Leg uit waarom een palliatief beleid niet alleen uit pijnbestrijding hoeft te bestaan. Palliatief beleid richt zich op de laatste fase van het leven van de zorgvrager en heeft tot doel deze laatste fase draaglijk te maken. De kwaliteit van het leven staat centraal. Pijnbestrijding is hiervan slechts een onderdeel. Het verwijderen van een gezwel om de functie van een orgaan te herstellen of te behouden en waarbij de zorgvrager zich prettig blijft voelen, valt hier ook onder.
2
Noem twee redenen waarom je speciaal aandacht moet besteden aan de lichaamshouding van een terminale zorgvrager. Een goede lichaamhouding kan de zorgvrager ondersteunen bij eten, drinken en zijn behoefte doen. Ook het ademhalen verloopt dan makkelijker, waardoor de zorgvrager minder benauwd is.
3
Soms treden misselijkheid en braken als bijwerking van bepaalde medicijnen op. De arts kan dan een middel gaan voorschrijven tegen misselijkheid en braken. Leg uit hoe dit past binnen een palliatief beleid. Misselijkheid en braken doen afbreuk aan de kwaliteit van leven. Ondanks dat dit zou betekenen dat er een extra medicijn toegediend wordt, weegt het op tegen het wegnemen van misselijkheid en braken bij de zorgvrager.
4
Wat is het verschil tussen perifeer en centraal werkende pijnstillers? Perifeer werkende analgetica werken in op de plaats waar de pijnprikkel ontstaat (lokaal). Centraal werkende pijnstillers (opioïden) werken in op het centraal zenuwstelsel.
5
Wat is het verschil tussen gewenning en verslaving? Gewenning wil zeggen dat er een steeds hogere dosis van een middel (zoals morfine) nodig is om hetzelfde effect (bijvoorbeeld pijnverlichting) te bereiken. Bij een verslaving kunnen lichaam en geest slechts normaal functioneren zolang de stof in voldoende mate in bloed en weefsels aanwezig is. De persoon wordt afhankelijk van het middel.
6
Wat is een functie van pijn? Pijn heeft een waarschuwende functie. Pijn treedt op wanneer er weefsels (dreigen te) beschadigen. Je reactie op pijn is dat je probeert de oorzaak van de beschadiging te verwijderen of uit de weg te gaan.
7
Hoe ontstaat pijn? Noem in je antwoord in ieder geval de termen: pijnzintuig, zenuwvezel, pijnprikkel, impulsen en hersenen. De pijnzintuigen in een orgaan of weefsel krijgen pijnprikkels als gevolg van een (dreigende) beschadiging. De prikkels veroorzaken impulsen die via de pijnzenuwvezels naar de hersenen gaan. In de zintuigcentra van de hersenschors worden deze impulsen ‘vertaald’ in pijn.
8
Verklaar waarom veel pijnzintuigen in en onder de huid zitten.
© ThiemeMeulenhoff
193
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
De huid is een beschermende laag die je beschermt tegen allerlei gevaren van buitenaf, zoals snijden, stoten en verbranden. De huid kan tegen een stootje, maar veel onderliggende organen kunnen levensbedreigend beschadigd worden. 9
Wat is endorfine? Endorfine is een stof die in het zenuwweefsel van de hersenen gemaakt wordt, vooral in situaties die stressvol en pijnlijk zijn voor het lichaam. Endorfine heeft dezelfde werking als morfinepreparaten, het verdooft de pijn.
10 Een centraal werkende pijnstiller, zoals morfine, heeft veel bijwerkingen. Hoe kun je dit verklaren? Morfine heeft invloed op de impulsgeleiding in het centraal zenuwstelsel. Daardoor zullen de pijnimpulsen verdoofd worden, maar ook allerlei andere impulsen komen zwakker door. Daardoor werken veel delen van de hersenen niet goed. Dit heeft gevolgen voor het algehele functioneren van het lichaam.
194
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor het medicijngebruik
Hoe weet jij dat allemaal?
Hoe weet jij dat allemaal? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen een stofnaam en een merknaam? Een merknaam betekent dat de naam van het geneesmiddel eigendom is van de fabrikant. Een merknaam is herkenbaar aan het symbool ® (geregistreerd handelsmerk) achter de naam. De stofnaam (generieke naam) is de vaak internationaal officieel erkende, algemene benaming van een geneesmiddel en is niet het eigendom van een fabrikant. De naam is meestal een verkorting van de chemische naam van de werkzame stof.
2
Waarom gaan kalmerende middelen en alcohol niet goed samen? Kalmerende middelen en alcohol tegelijkertijd veroorzaken een (synergistische) interactie. Zowel kalmerende middelen als alcohol hebben een versuffende werking. Het effect van beide middelen moet je bij elkaar optellen.
3
Wat is het verschil tussen een absolute en relatieve contra-indicatie? Een absolute contra-indicatie wil zeggen dat je onder die omstandigheid het middel nooit mag gebruiken omdat het dan schadelijke effecten kan hebben. Bij een relatieve contra-indicatie is in bepaalde omstandigheden voorzichtigheid geboden bij het gebruiken van het middel, zoals in het geval van een zwangerschap.
4
Waarom geldt de normdosering niet voor kinderen? De normdosering is de dosering die bij volwassenen met een gemiddelde lengte en gewicht wordt aangehouden. Bij kinderen moet je de dosis aanpassen in verband met de kleinere lengte en het lagere gewicht.
5
Waarom is het belangrijk om de bijsluiter van een geneesmiddel goed te lezen? Op een bijsluiter vind je alle belangrijke en relevante gegevens van een geneesmiddel in gewone taal, zoals hoofdwerking(en), nevenwerking, bijwerkingen, absolute en relatieve contra-indicaties, dosis en eventuele interacties van geneesmiddelen.
6
Als een zorgvrager heel misselijk is en veel pijn heeft, zou jij dan voorstellen om een zetpil of een pil via de mond te geven? Verklaar je antwoord. In dit geval is een zetpil beter. De zorgvrager is misselijk en als hij de pil inslikt, bestaat de kans dat hij moet overgeven. Zo kan de werkzame stof van de pil niet in zijn bloed terechtkomen.
7
Wat betekent ‘rectaal’? En wat betekent ‘oraal’? Rectaal is via het rectum, oraal is via de mond.
8
Waarom is de werking van het medicijn sneller bij de rectale toedieningswijze dan bij orale toedieningswijze? Het medicijn komt via de wand van het rectum in de bloedbaan terecht. Het bloed brengt het direct naar het orgaan/weefsel waar het zijn werk moet doen. Een medicijn via de mond gaat eerst naar de lever, waar al een deel wordt afgebroken.
9
Wat is het verschil tussen een subcutane en een intramusculaire injectie?
© ThiemeMeulenhoff
195
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Subcutane toediening vindt plaats net onder de huid, met een klein injectienaaldje. Intramusculaire toediening gebeurt in een spier (vaak bovenarm of bil), met een grotere injectienaald, om diep in het spierweefsel te komen. 10 Waarom is een overdosering van pillen schadelijk voor de lever? Eén van de taken van de lever is om giftige stoffen uit het bloed te halen. De lever beschouwt medicijnen als giftig en zal deze stoffen heel actief uit het bloed verwijderen. Levercellen kunnen een bepaalde hoeveelheid giftig stof aan, maar raken beschadigd wanneer ze teveel te verwerken krijgen.
196
© ThiemeMeulenhoff
Zorg voor het medicijngebruik
Medicijnen toedienen
Medicijnen toedienen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wordt een geneesmiddel sneller opgenomen via de huid of het slijmvlies? Verklaar je antwoord. Via het slijmvlies. Het slijmvlies is beter doorbloed en beter doorlaatbaar waardoor het middel sneller wordt opgenomen.
2
Waarom hebben sommige tabletten een coating? Een coating is een laagje dat er voor zorgt dat het middel beschermd wordt tegen invloeden van buitenaf, zoals tegen maagzuur. Het kan er ook voor zorgen dat het werkzame middel langzamer wordt afgegeven.
3
Waarom moet je suspensies en emulsies schudden voor gebruik? Suspensies en emulsies bevatten stoffen die niet goed in water oplossen. De stoffen zinken daardoor naar de bodem (suspensie) of drijven op het water (emulsie). Voor een gelijkmatige verdeling van het middel moet de oplossing eerst goed geschud worden.
4
Is het gebruik van een inhalator een enterale of parenterale toedieningswijze? Verklaar je antwoord. De opname van het geneesmiddel verloopt niet via het maagdarmkanaal maar via de luchtwegen. Daarom is het een parenterale toedieningsvorm.
5
Waarom krijgt mevrouw Spank de paracetamol door middel van een zetpil toegediend? Omdat ze zo nu en dan moet braken, kan de paracetamol niet oraal worden toegediend. Ze braakt het namelijk uit voordat de paracetamol is opgenomen. Het inbrengen via de endeldarm van een zetpil is een prima alternatief.
6
Wat zie je aan een gewricht dat artroseverschijnselen vertoont? In een gewricht met artrose is het kraakbeen rond de kop en de kom niet glad meer; het is aangetast. De gewrichtsspleet is smaller en als het kraakbeen helemaal weg is, schuren de botten tegen elkaar. Bij beweging hoor je het kraken. Bewegingen zijn pijnlijk en beperkt. Een artrotisch gewricht kan gezwollen zijn door vochtophoping.
7
Noem twee redenen waarom het heupgewricht gevoelig is voor artrose. Een heupgewricht is bijna altijd in beweging (behalve als je slaapt) en een heupgewricht moet heel veel gewicht dragen.
8
Uit welke botten bestaat de bekkengordel? En uit welke botten bestaat de schoudergordel? De bekkengordel bestaat uit: het heiligbeen en twee heupbeenderen (het heupbeen bestaat uit drie versmolten beenderen: darmbeen, zitbeen en schaambeen. De schoudergordel bestaat uit twee schouderbladeren aan de rugzijde en twee sleutelbeenderen met daartussen het borstbeen aan de borstzijde.
9
Waaruit blijkt dat de schoudergordel vooral een bewegingsfunctie heeft? De schoudergordel heeft een paar heel beweeglijke gewrichten, zodat je je armen alle kanten uit kunt bewegen. Bovendien zijn de botten licht en dun zijn ze maar op één plaats met de romp verbonden (bij het borstbeen).
© ThiemeMeulenhoff
197
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
10 Op welke twee plaatsen in de wervelkolom zal artrose zich het eerst openbaren? Verklaar je antwoord. Ter hoogte van de nek/schouders: de schedel is vrij zwaar en beweeg je heel. De nekwervels slijten hierdoor sneller dan de wervels eronder. Maar ook ter hoogte van de lendenen (onderrug): hier treedt sneller artrose op omdat de lendenwervels het hele lichaamsgewicht moeten dragen en meebewegen met lopen, zitten enzovoort.
198
© ThiemeMeulenhoff
20 Wonden verzorgen Wat is daar nou prachtig aan? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Is een blauwe plek een open of een gesloten wond? Leg uit waarom. Een blauwe plek is een gesloten wond. De huid is nog intact. Er is geen infectiegevaar.
2
De heupen, stuit en enkels zijn plaatsen waar de kans op het optreden van decubitus verhoogd aanwezig is. Leg uit waarom. Bij de heupen, stuit en enkels ligt bot vlak onder de huid. Hierdoor zijn de drukkrachten op deze plaatsen hoger, waardoor er een groter risico voor decubitus is.
3
Waarom is het belangrijk om voorlichting over decubitus te geven aan de zorgvrager en de mantelzorg? De mantelzorg kan de risicoplaatsen bij de zorgvrager goed in de gaten houden en vroegtijdig ingrijpen als decubitus dreigt.
4
Noem de verschillen tussen graad 2 en graad 4 decubitus. Bij graad 2 decubitus is er sprake van oppervlakkige beschadigingen in de vorm van een blaar of een oppervlakkige ontvelling. Bij graad 4 decubitus zijn de dieper gelegen weefsels, zoals spierweefsel, botweefsel of ondersteunende weefsels aangetast.
5
Als de decubituswond een open wond wordt, blijkt er vaak al veel schade in de diepte te zijn. Hoe kan dat? De druk-, schuif-, en wrijfkrachten veroorzaken decubitus doordat de bloedvaten van het onderliggende weefsel worden dichtgedrukt. Spierweefsel is bijvoorbeeld veel beter doorbloed dan de opperhuid en heeft dan ook meer last van de verminderde doorbloeding. De beschadigingen vinden dan eerst plaats in de dieper gelegen weefsels onder de opperhuid.
6
Bloedstolling start op het moment dat er bepaalde deeltjes in het bloed kapotgaan. Hoe heten deze deeltjes? En wat is de functie van het kapotgaan? Dat zijn de bloedplaatjes. Als ze kapotgaan, komen bepaalde stoffen vrij. Deze stoffen maken andere bloedplaatjes plakkerig, zodat ze gaan klonteren en de stoffen veroorzaken het op gang komen van het bloedstollingproces.
7
Noem een verschil tussen de bloedstolling bij een inwendige en een uitwendige wond. Bij een inwendige wond ontstaat geen korstje en geen serum.
8
Bij weefselbeschadiging komt de stof histamine vrij. Welke functie heeft deze stof? Histamine stimuleert een bloedvatverwijding rondom de wond, waardoor extra bloed (met zuurstof en voedingsstoffen) naar de wond toe komt.
© ThiemeMeulenhoff
199
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
9
Het lichaam reageert bij een verwonding eerst met bloedvatvernauwing en daarna met bloedvatverwijding rondom de wond. Beschrijf de functie van beide processen. Bij een verse wond treedt bloedvatvernauwing op en worden de bloedvaten dichtgedrukt, waardoor bloedverlies tegengegaan wordt. De bloedvatverwijding in een later stadium veroorzaakt extra bloedtoevoer met zuurstof en voedingsstoffen, waardoor het weefsel kan gaan herstellen.
10 Wat is granulatieweefsel? Granulatieweefsel is nieuw gevormd weefsel in de wond. Het is rood omdat er veel bloedvaten in zitten.
200
© ThiemeMeulenhoff
Wonden verzorgen
Oh, wat een ellende
Oh, wat een ellende ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Waarom is er bij een gele wond een verhoogd gevaar voor wondinfectie? Een gele wond bevat pus waarin bacteriën zitten.
2
Wat wil je bereiken met wondbehandeling? Het doel van wondbehandeling is een schone wond die snel geneest zonder wondinfectie.
3
Waaraan herken je een mogelijke wondinfectie? Een wondinfectie is te herkennen aan: • plaatselijke ontstekingsverschijnselen: pijn, roodheid, warmte, zwelling en functieverlies; • koorts; • een vertraagde wondgenezing; • de wondranden en het omliggende weefselen voelen abnormaal hard aan; • een stinkende wond: in plaats van droog, zwart weefsel (necrose) ontstaat een stinkende, zwarte en vochtige massa (gangreen); • een toegenomen aantal witte bloedcellen bij bloedonderzoek.
4
Waarom is een sepsis levensgevaarlijk? Een sepsis is levensgevaarlijk omdat bacteriën zich in de bloedbaan bevinden. Daar vermenigvuldigen en verspreiden ze zich. Via de bloedsomloop komen ze in andere (vitale) organen terecht. Deze kunnen hierdoor zwaar beschadigd raken en hun functie verliezen.
5
Hoe wordt de vloeistof genoemd die rondom de weefselcellen zit? De vloeistof die rondom de weefselcellen zit, heet weefselvloeistof.
6
Noem de zeven bestanddelen van deze vloeistof. In weefselvloeistof zitten de volgende stoffen: water, zouten, hormonen, gassen (zoals zuurstof, koolstofdioxide), antistoffen, witte bloedcellen, voedingsstoffen en afvalstoffen.
7
Wat is de functie van het lymfevatenstelsel? De functie van het lymfevatenstelsel is het wegvoeren van afgewerkte weefselvloeistof.
8
Op welke plaats komt de lymfe in het bloed terecht? De lymfe komt in het bloed terecht ter hoogte van het linkersleutelbeen. Daar sluit de borstbuis aan op het bloedvatenstelsel (linker ondersleutelbeenader).
9
Wat is een lymfeknoop? Een lymfeknoop is een opeenhoping van lymfeweefsel. Lymfeknopen bevinden zich meestal op plaatsen waar meerdere kleine lymfevaten zich verenigen in één groter lymfevat.
10 Welke twee functies hebben lymfeknopen? Lymfeknopen zuiveren de lymfe onder andere van dode cellen, en bij ziekte produceren ze lymfocyten die antistoffen tegen de ziekteverwekkers maken.
© ThiemeMeulenhoff
201
21 Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties Tjonge, wat een agressie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen een hyperglykemie en een hypoglykemie? Bij een hyperglykemie is sprake van een te hoog glucosegehalte in het bloed (meer dan 10mmol per liter bloed). Bij een hypoglykemie is juist sprake van een te laag glucosegehalte in het bloed (minder dan 4,0 mmol per liter bloed).
2
Waarom is bij type-II-diabetes mellitus het toedienen van insuline niet per se noodzakelijk? Bij type-II-diabetes maakt de alvleesklier nog wel insuline aan, maar dit is onvoldoende voor het hele lichaam. Vaak is overgewicht in combinatie met ouderdom de oorzaak. Afvallen en orale bloedsuikerverlagende tabletten zijn vaak voldoende om de alvleesklier in staat te stellen voldoende insuline te produceren die voldoet aan de behoefte van het lichaam.
3
Verklaar de acetongeur van de ademhaling bij een hyperglykemie. In plaats van glucose worden vetten verbrand bij een hyperglykemie. Aceton is een afvalstof van de vetverbranding bij een hyperglykemie die via de ademhaling het lichaam verlaat.
4
Leg uit hoe een diabetische voet kan ontstaan. Een diabetische voet kan zo ontstaan: door gevoelstoornissen aan de voet worden eventuele drukplekjes in de schoen (bijvoorbeeld een steentje) niet gevoeld. Als er een wondje ontstaat, zal dit slecht genezen door de slechte doorbloeding. Het wondje is een goede voedingsbodem voor bacteriën waardoor een geïnfecteerde wond kan ontstaan. Als deze infectie zich uitbreidt, kan het noodzakelijk zijn om (een deel van) de voet te amputeren.
5
Waarom breng je een drukverband aan bij een diepe snijwond? Je legt een wonddrukverband aan om de bloeding te stoppen en het bloedverlies te beperken.
6
Er zit ongeveer 5 liter bloed in het lichaam van een volwassene. In het bloed van een gezond persoon zit ongeveer 100 milligram suiker per 100 milliter bloed. Een klontje suiker bevat 5 gram glucose. Hoeveel klontjes glucose zitten gemiddeld opgelost in het bloed van een gezond persoon? (1 liter = 1000 ml; 1 gram = 1000 mg) Er zit in totaal gemiddeld één suikerklontje in het bloed. Berekening: 5 liter = 5000 ml. Per 100 ml zit er 100 mg in. Per 1 ml is dat 1 mg. In vijf liter zit 5000 x 1 = 5000 mg. Eén suikerklontje weegt 5 gram = 5000 mg.
7
Beschrijf de werking van insuline. Beschrijf ook de werking van glucagon. Insuline zorgt ervoor dat glucose in het bloed door de lichaamscellen wordt opgenomen. Insuline stimuleert in de cellen (lever en spieren) de omzetting van glucose in glycogeen.
© ThiemeMeulenhoff
203
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Glucagon zorgt dat glycogeen in lever- en spiercellen omgezet wordt in glucose en dat de glucose aan de bloedbaan wordt afgegeven. 8
Wanneer is het insulinegehalte in het bloed hoger: vóór of na een maaltijd? Leg je antwoord uit. Het insulinegehalte is na een maaltijd hoger dan ervoor. Wanneer je gegeten hebt, stijgt het bloedsuikergehalte. Daardoor wordt extra insuline gemaakt. Dat ervoor zorgt ervoor dat het teveel aan glucose uit het bloed gehaald wordt.
9
Wat is glycogeen? En waar kun je glycogeen in het lichaam aantreffen? Glycogeen is de opslagstof van glucose. Glycogeen bestaat uit een lange ketting van glucosedeeltjes. Glycogeen zit in de lever en de skeletspieren.
10 Is het waarschijnlijk dat er tegelijkertijd evenveel glucagon als insuline in het bloed zit? Verklaar je antwoord. Nee, want insuline en glucagon werken tegengesteld aan elkaar. Bij veel glucose in het bloed is er veel insuline, en bij weinig glucose in het bloed is er veel glucagon.
204
© ThiemeMeulenhoff
Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties
Dit is de limit
Dit is de limit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen directe en indirecte agressie? Directe agressie is een reactie op iets wat direct gebeurt, zoals een beledigende opmerking. Bij indirecte agressie is er geen directe aanleiding voor de agressie. Door een kleine tegenslag kan alle opgekropte frustratie eruit komen zonder dat het gebeurde de daadwerkelijk oorzaak is van de agressie.
2
Noem drie mogelijke oorzaken waardoor een oudere dementerende zorgvrager agressief kan reageren. Drie mogelijke oorzaken: angst (door bijvoorbeeld waandenkbeelden), pijn zonder dit aan te kunnen geven, onmacht en frustratie door niet de dingen te kunnen doen die je zou willen doen en een afname van het gehoor en zicht waardoor pas laat iets waargenomen wordt (schrikken).
3
Waar moet je het eerste aan denken als een zorgvrager aggressief is? Als er enige vorm van agressie optreedt, dan is er nog maar één ding belangrijk. De veiligheid van de zorgvrager, medezorgvragers, jezelf en je collega's. Voorkom dat de agressieve zorgvrager nog meer schade aanricht.
4
Hoe kan het stellen van grenzen bijdragen aan de zorg voor een agressieve zorgvrager? Door grenzen aan te geven, geef je aan welk gedrag gewenst en welk gedrag ongewenst is. Door afspraken te maken met de zorgvrager kun je de zorgvrager met zijn gedrag confronteren als hij de grens weer over gaat.
5
Agressief reageren naar een agressieve zorgvrager heeft geen zin. Waarom niet? De relatie tussen zorgvrager en verzorgende moet gebaseerd zijn op samenwerking en vertrouwen. Als je op een agressieve actie ook agressief reageert, loopt de situatie uit de hand. Door rust, vriendelijkheid, begrip, kalmte en zelfvertrouwen uit te stralen heb je meer kans om de zorgvrager in zijn gedrag bij te sturen en hem zijn spanningen kenbaar te maken. Hiermee blijft de relatie tussen jou en de zorgvrager intact.
6
Welk deel van de hersenen heeft grote invloed op de vorming van adrenaline? De tussenhersenen en met name de hypothalamus in de tussenhersenen.
7
Adrenaline wordt ook wel het ‘fright-flight-fight-hormoon’ genoemd. Geef daar een verklaring voor. Adrenaline komt in het bloed zodra je denkt in actie te moeten komen, bijvoorbeeld als je ineens hard weg moet rennen omdat er gevaar dreigt. Adrenaline bereidt het lichaam daarop voor. Bij angst (fright), agressie (fight) of wegrennen (flight) zal er dus veel adrenaline in het bloed zitten.
8
Welke verschijnselen kun je bij iemand zien als hij ‘in de stress’ is? Je kunt de volgende verschijnselen zien: • schrikogen (pupilverwijding); • snellere en hoorbaardere ademhaling (snuiven, hijgen);
© ThiemeMeulenhoff
205
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
• • • •
9
trillen en beven; bleek en later rood worden; transpireren; (bij uitzondering) in zijn broek doen.
Adrenaline veroorzaakt een grotere bloedtoevoer naar de skeletspieren. Wat is het doel daarvan? Het doel daarvan is dat de skeletspieren voldoende zuurstof krijgen voor het geval je ineens in actie moet komen, bijvoorbeeld moet wegrennen.
10 Adrenaline veroorzaakt een verhoging van de glucoseconcentratie in het bloed. Welk ander hormoon doet dat ook? Ook glucagon uit de eilandjes van Langerhans (alvleesklier) veroorzaakt een verhoging van de glucoseconcentratie in het bloed.
206
© ThiemeMeulenhoff
Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties
Ik zorg wel voor hulp
Ik zorg wel voor hulp ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen arteriële en veneuze trombose? Arteriële trombose ontstaat in een slagader en veneuze trombose in een ader. Het soort bloedvat waarin de trombose zich bevindt, is bepalend voor de verschijnselen.
2
Waarom voelt het been bij veneuze trombose warm aan en bij arteriële trombose juist koud? Bij arteriële trombose stroomt er minder tot geen bloed (met zuurstof en voedingstoffen) achter de afsluiting. Hierdoor wordt het been bleek en voelt koud aan. Bij veneuze trombose kan het bloed moeilijker naar het hart terugstromen waardoor zwelling door stuwing ontstaat. Het been voelt daardoor warm aan.
3
Waarom moet een trombosebeen hoog liggen? Om de zwelling van het been af te laten nemen. Het bloed stroomt daardoor makkelijker terug naar het hart. Bovendien wordt zo eventuele blijvende schade aan de kleppen in de aders voorkomen.
4
Zorgvragers die anticoagulantia gebruiken hebben weleens last van grote blauwe plekken. Hoe komt dit? De stolling wordt geremd, waardoor er bij stoten of vallen grotere onderhuidse bloedingen ontstaan dan normaal.
5
Bewegen is belangrijk om trombose te voorkomen. Leg uit waarom. Door te bewegen werken de spieren in de benen als een pomp waardoor het bloed makkelijker en sneller terugstroomt naar het hart. Als deze spierpomp wegvalt, vindt een vertraging van de bloedstroom plaats met een verhoogd risico op trombose.
6
Zit er in de aorta altijd zuurstofrijk of zuurstofarm bloed? Verklaar je antwoord. In de aorta (lichaamsslagader) zit altijd zuurstofrijk bloed, want het bloed komt net van de longen vandaan waar het verse zuurstof heeft opgenomen.Via de linkerboezem en vervolgens linkerkamer wordt dit zuurstofrijke bloed meteen de aorta ingepompt.
7
Beschrijf de weg die het bloed in de kleine en in de grote bloedsomloop aflegt. Kleine bloedsomloop: rechterkamer – longslagader – longen – longader – linkerboezem. Grote bloedsomloop: linkerkamer – aorta – slagaders van de organen in het lichaam – aders vanuit de organen – holle aders – rechterboezem.
8
Hoe komt het dat de spierpomp vooral in aders belangrijk is? Dat komt omdat er in de aders geen pompende kracht is die het bloed voortstuwt.
9
Beschrijf de werking van de kleppen in aders. De kleppen zijn bindweefselvliezen die tegen de wand van de aders geduwd worden wanneer het bloed de goede kant uitgaat. Dreigt het bloed terug te stromen, dan duwt het terugstromende bloed de kleppen van de wand af en vallen ze tegen elkaar aan zodat het bloed niet verder kan.
© ThiemeMeulenhoff
207
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
10 Hoe komt het dat slagaders geen kleppen nodig hebben? De bloedstroom is voldoende krachtig om het bloed altijd de goede kant uit te laten gaan. Deze kracht komt van de hartwerking.
208
© ThiemeMeulenhoff
Reageren bij ongevallen en onvoorziene situaties
Los ik dit simpel op?
Los ik dit simpel op? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Leg uit waarom deze stelling juist of onjuist is: ‘Bij een ongecompliceerde fractuur is de kans op een beenmergontsteking groot’. De stelling is onjuist. Een ongecompliceerde breuk is een gesloten wond, er komen dus geen bacteriën van buitenaf binnen.
2
Een subcapitale humerusfractuur is moeilijk te behandelen. Waarom? De breuk ligt vlak bij een gewricht. Voor een goede genezing moeten de botstukken onbeweeglijk gemaakt worden, bijvoorbeeld door middel van gips. In de buurt van een beweeglijk gewricht als de schouder is dat erg moeilijk.
3
Soms valt een zorgvrager buiten het zicht van de verzorgende om en breekt hij bijvoorbeeld een arm. Als de zorgvrager ongemerkt kan opstaan, is het soms niet direct duidelijk dat er sprake is van een botbreuk. Waaruit kun jij als verzorgende opmaken dat er mogelijk sprake is van een botbreuk? Door de pijn zal de zorgvrager de arm niet gebruiken en tegen het lichaam aan houden. Je kunt een zwelling ter plaatse en een abnormale stand waarnemen. Je ‘voelt’ de botstukken kraken bij het bewegen van de arm.
4
Soms breekt een bot spontaan zonder dat daar veel kracht voor nodig is. Noem hiervoor twee mogelijke oorzaken. Twee mogelijke oorzaken zijn osteoporose en kanker in het botweefsel.
5
Noem vier mogelijke oorzaken voor een vertraagde botgenezing. Vier mogelijke oorzaken voor een vertraagde botgenezing zijn diabetes mellitus, kanker, wondinfectie en hoge ouderdom.
6
Teken een pijpbeen en geef aan waar de volgende delen zitten: beenvlies, bloedvaten, compact beenweefsel, geel beenmerg, mergholte, rood beenmerg en sponsachtig beenweefsel. Ter beoordeling door de docent.
7
Noem twee verschillen tussen een compact been en sponsachtig been. Compact been zit aan de buitenkant van het bot en bestaat uit botweefsel zonder holten. Sponsachtig been ligt meer aan de binnenkant van botten; het is opgebouwd uit beenbalkjes (botweefsel met grote holten ertussen).
8
Welke functie heeft rood beenmerg? En welke functie heeft geel beenmerg? Rood beenmerg produceert stamcellen. Geel beenmerg is de ophoping van vetten.
9
Botweefsel is heel goed doorbloed. Wat is daarvan de functie? Botweefsel wordt voortdurend vernieuwd. Daarvoor zijn constant bouwstoffen en zuurstof nodig. De vele bloedvaten in het bot leveren deze stoffen aan.
10 Wat is callusvorming?
© ThiemeMeulenhoff
209
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Callusvorming is de vorming van nieuw botweefsel rondom een botbreuk of een barst in het bot.
210
© ThiemeMeulenhoff
22 Begeleiden van de zorgvrager bij ernstig ziek-zijn en overlijden Praat jij dan voor mij ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Hoe verklaar je dat bij het afleggen geluid uit de mond van de overledene kan ontsnappen? Bij de overleden zorgvrager ontsnapt soms lucht uit de borstkas die langs de stembanden stroomt en geluid veroorzaakt.
2
Noem twee verschijnselen van de ogen waaraan je kunt zien dat iemand overleden is. Bij druk op de oogbol zijn de pupillen te vervormen. Je ziet dan dat de oogpupillen niet meer rond zijn, maar hoekig. De pupilreflex is verdwenen.
3
Hoe ontstaan de lijkvlekken op het lichaam van de overledene? Lijkvlekken ontstaan doordat bloed naar de laagste delen van het lichaam zakt en daar stolt.
4
Wat is een ander woord voor rigor mortis? Waardoor wordt rigor mortis veroorzaakt? Een ander woord voor rigor mortis is lijkstijfheid. Rigor mortis wordt veroorzaakt doordat de skeletspieren samentrekken en verstijven (verkrampen).
5
Na het overlijden zijn de kringspieren in het lichaam niet meer aangespannen. Wat kan hiervan het gevolg zijn? Als de kringspieren in het lichaam niet meer aangespannen zijn, kan het gevolg zijn dat urine en ontlasting uit het lichaam ontsnappen.
6
Je moet een zorgvrager verzorgen die wel begrijpt wat je zegt, maar niets kan terugzeggen. Heeft hij sensorische of motorische afasie? Een zorgvrager die wel begrijpt wat je zegt, maar niets kan terugzeggen, heeft sensorische afasie.
7
Waaruit blijkt dat meneer Aalders een mengvorm van sensorische en motorische afasie heeft? Bij meneer Aalders gaat het uitdrukken in woorden en zinnen moeilijk (motorische afasie). Het lukt hem niet meer om te lezen. Dat is een kenmerk is van sensorische afasie. Toch lijkt zijn begrip intact (motorische afasie).
8
Wat is het verschil tussen motorische afasie en dysartrie? Bij motorische afasie kan de zorgvrager de woorden niet meer vinden om zinnen te vormen. Bij dysartrie kan de zorgvrager de woorden wel vinden, maar ontbreekt de coördinatie om de zinnen goed en duidelijk uit te spreken.
9
Hoe heet iemand die mensen met een afasie weer leert spreken? Een hulpverlener die mensen met afasie weer laat spreken, heet een logopedist.
© ThiemeMeulenhoff
211
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
10 Hoe heet het hersencentrum dat het mogelijk maakt dat je taal begrijpt? Hoe heet het hersencentrum dat het mogelijk maakt dat je kunt spreken? Het hersencentrum dat het mogelijk maakt dat je taal begrijpt, heet het centrum van Wernicke. Het hersencentrum dat het mogelijk maakt dat je kunt spreken, heet het centrum van Broca.
212
© ThiemeMeulenhoff
Begeleiden van de zorgvrager bij ernstig ziek-zijn en overlijden
Laat mijn vader toch met rust
Laat mijn vader toch met rust ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Wat is het verschil tussen een emotie en een stemming? Een stemming is langdurig en geen directe reactie op een specifieke gebeurtenis op dat moment. Bij een emotie is juist sprake van een directe reactie op een specifiek gebeurtenis.
2
Waarom wordt een depressie bij ouderen zo moeilijk ontdekt? Ouderen zijn minder gewend om hun gevoelens te uiten, ze hebben een minder goede lichamelijke conditie en hun depressieve gevoelens vertalen zij soms gedeeltelijk in lichamelijke klachten.
3
Wat zou de reden van de mogelijke depressie van meneer Aalders kunnen zijn? Meneer Aalders kan wellicht ‘rouwen’ om het verlies van zijn spraak en het besef dat hij afhankelijker is geworden zijn omgeving.
4
Meneer Dijkstra krijgt inmiddels één week antidepressiva voorgeschreven. Er is nog geen effect waargenomen. Waarom krijgt meneer Dijkstra geen ander middel voorgeschreven? Het effect van antidepressiva is meestal pas merkbaar na twee weken.
5
Bij mevrouw Jaarsma is na één week ook nog geen effect waargenomen. Mevrouw Jaarsma krijgt wel een ander middel voorgeschreven. Wat zou hiervan de reden kunnen zijn? Bij mevrouw Jaarsma kunnen bijwerkingen zijn opgetreden. Eventuele bijwerkingen treden namelijk al vanaf het begin van de behandeling op.
6
Uit welke delen bestaat het traanapparaat? Het traanapparaat bestaat uit de traanklieren, de traankanaaltjes en de traanbuisjes.
7
Als je droge ogen hebt, ga je in een reflex met je oogleden knipperen. Wat is de functie van die reflex? De functie van deze reflex is bevochtiging van het hoornvlies. Want tegelijk met het knipperen, wordt traanvocht over het hoornvlies verspreid.
8
Als je huilt, moet je een zakdoek bij de hand houden om steeds je neus te snuiten. Hoe komt dat extra vocht in je neusholte? Bij huilen produceer je extra tranen. Dit extra vocht komt via de traanbuisjes in de neusholte terecht. Daar ga je van snotteren.
9
Wat stroomt er over wanneer er tranen over je wangen biggelen? Wanneer tranen over je wangen biggelen, stromen de traanbuisjes over.
10 Van bepaalde prikkelende stoffen in de lucht (uien) kunnen je ogen gaan tranen, maar is dat ook huilen? Verklaar je antwoord. Nee, want ‘huilen’ wordt in dit geval niet veroorzaakt door een bepaalde emotie.
© ThiemeMeulenhoff
213
1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg
Waarom juist nu? ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
KENNISOPDRACHT 1
Noem drie verschillen tussen angina pectoris en een hartinfarct. Bij angina pectoris sterft geen hartspierweefsel af. Het zijn met name aanvalsgewijze pijnklachten op de borst. De klachten nemen af in rust en na inname van nitroglycerinepreparaten. Bij een hartinfarct sterft wél een deel van de hartspier af. Rust of nitroglycerinepreparaten heeft dan geen zin meer.
2
Hoe komt het dat nitroglycerine de pijn op de borst doet verdwijnen? Nitroglycerine werkt vaatverwijdend voor de aders (venen) van de bloedomloop. Het bloed stroomt daardoor makkelijker terug naar het hart. Het hart hoeft hierdoor zelf minder hard te werken en heeft daardoor minder voedingsstoffen en zuurstof nodig. De klachten zullen dan snel verdwijnen.
3
Waarom worden na een hartinfarct stollingsoplossende middelen toegediend? Het stolsel dat de afsluiting veroorzaakt kan mogelijk geheel of gedeeltelijk opgelost worden. Hierdoor kan er weer bloed door de kransslagader stromen en de grootte van het hartinfarct blijft beperkt.
4
Waardoor kan na een groot hartinfarct hartfalen ontstaan? Omdat een deel van de hartspier is afgestorven, kan de hartspier niet meer voldoende kracht leveren om voldoende bloed rond te pompen.
5
Wat is de functie van een dotterbehandeling? Bij een dotterbehandeling wordt de vernauwde kransslagader opgerekt waardoor er weer voldoende bloed naar het hart kan stromen.
6
Waarom is het zo belangrijk dat de hartspier zelf veel vers bloed krijgt aangevoerd? De hartspier moet voortdurend arbeid verrichten, gemiddeld 70 keer per minuut, een heel leven lang. Om zo hard te werken heeft de harstpier veel zuurstof en voedingsstoffen nodig.
7
Uit welke bloedvaten bestaat de hartcirculatie? De hartcirculatie bestaat uit de kransslagaders en de kransaders.
8
Waarom zijn de spierwanden van de boezems dunner dan die van de kamers? De kamers moeten bij elke hartslag zoveel kracht zetten dat een hoeveelheid bloed door de longslagaders (rechterkamer) en de aorta (linkerkamer) gestuwd wordt. De boezems hoeven het bloed alleen maar een eindje verder, namelijk naar de kamers, te duwen. Daar is veel minder spierkracht voor nodig.
9
Is bij een hartinfarct een kransslagader of een kransader afgesloten? Verklaar je antwoord. Bij een hartinfarct is een kransslagader afgesloten, waardoor het stukje hartspier dat door deze kransslagader van bloed werd voorzien, afsterft.
10 De arts kan aan de hand van littekenweefsel in het hart constateren dat er eerder een klein hartinfarct is geweest. Wat raakte op de plaats van het litteken beschadigd?
214
© ThiemeMeulenhoff
Begeleiden van de zorgvrager bij ernstig ziek-zijn en overlijden
Waarom juist nu?
Er raakte een stukje hartspierweefsel beschadigd (dat is afgestorven). Er trad verbindweefseling op. Dit stukje kan dus nooit meer functioneren. Als de beschadiging heel klein is, kan het hart deze opvangen en zal de hartfunctie niet merkbaar verslechteren.
© ThiemeMeulenhoff
215