ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau b4
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
7
1.1
Interactie met de zorgvrager Praktijk: Klacht Praktijk: Blind Praktijk: Kennismaking Praktijk: Mevrouw De Vries drinkt slecht Kennisopdracht
7 7 7 7 8 8
1.2
Afspraken maken met zorgvragers Praktijk: Niet de afspraak Praktijk: Veilig Praktijk: ‘Nou gewoon’ Kennisopdracht
11 11 11 11 12
1.3
Feedback geven en ontvangen Praktijk: Te laat Praktijk: ‘Jij bent altijd zo dominant!’ Kennisopdracht
14 14 14 14
1.4
Handelen bij conflicten Praktijk: Zorgvernieuwing Praktijk: Baby's vertroetelen Kennisopdracht
16 16 16 17
Helpen bij de persoonlijke verzorging
19
2.1
Hulp bieden bij het aan- en uitkleden Praktijk: Vieze kleren Kennisopdracht
19 19 19
2.2
Hulp bieden bij het wassen Praktijk: Geen zin Praktijk: Badongeluk Kennisopdracht
21 21 21 22
2.3
Hulp bieden bij de uiterlijke verzorging Praktijk: Piekfijn Praktijk: Zal hij snel opknappen? Kennisopdracht
24 24 24 24
2.4
Het gebruik van hulpmiddelen Praktijk: Noodprothese
26 26
2.5
3
4
Praktijk: Niet aan denken Kennisopdracht
26 26
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen Praktijk: CVA Kennisopdracht
28 28 28
Helpen bij de opname van voeding en vocht
31
3.1
Hulp bieden bij eten en drinken Praktijk: Je kwijlt ervan! Praktijk: Natasja doet aan de lijn Kennisopdracht
31 31 31 31
3.2
Voedingsproblemen en negatieve vochtbalans signaleren Praktijk: Een pechvogel Praktijk: Wat een dorst Kennisopdracht
33 33 33 33
3.3
Maatregelen nemen ter bevordering van de eetlust Praktijk: Geen trek Praktijk: Speekseloverlast Kennisopdracht
35 35 35 35
3.4
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren Praktijk: Suikerziekte suikervrij? Praktijk: Jong geleerd, oud gedaan Kennisopdracht
37 37 37 37
Helpen bij de uitscheiding
39
4.1
Hulp bieden bij de toiletgang Praktijk: Na de operatie Praktijk: Zuster kom eens even Kennisopdracht
39 39 39 39
4.2
Blaastraining geven Praktijk: De blaastraining Praktijk: Katie Kennisopdracht
41 41 41 41
4.3
Incontinentiemateriaal toepassen Praktijk: Een nieuwe heup Praktijk: Thuis bij mevrouw Rodenburg Kennisopdracht
43 43 43 43
4.4
De uitscheiding bevorderen Praktijk: Ik moet, maar het lukt niet Praktijk: Meneer Sadiqi heeft obstipatie
45 45 45
5
6
Praktijk: Ling heeft diarree Kennisopdracht
45 46
4.5
Hulp bieden bij het opgeven van sputum Praktijk: ‘Maak het haar maar zo comfortabel mogelijk’ Kennisopdracht
47 47 47
4.6
Hulp bieden bij het braken Praktijk: Maagpijn Kennisopdracht
48 48 48
4.7
Hulp bieden bij de menstruatie Praktijk: Vera Kennisopdracht
49 49 49
4.8
Hulp bieden bij hevige transpiratie Praktijk: Meneer Jansons heeft een longontsteking Kennisopdracht
51 51 51
Helpen bij mobiliteitsproblemen
53
5.1
Een zorgvrager helpen bij het mobiliseren Praktijk: Meneer Haanstra Praktijk: Het mobiliseren van Saskia Kennisopdracht
53 53 53 54
5.2
Een zorgvrager tillen en verplaatsen Praktijk: Steunkousen Praktijk: Mevrouw Van Heusden Praktijk: Omdraaien Kennisopdracht
55 55 55 55 55
5.3
Een zorgvrager helpen bij het mobiliseren Praktijk: Mevrouw Jackson Praktijk: Borstvoeding Kennisopdracht
57 57 57 57
Het bed van de zorgvrager verzorgen
59
6.1
Bedden verzorgen Praktijk: Een vies bed Praktijk: Na de narcose Kennisopdracht
59 59 59 59
6.2
Bedden hanteren Praktijk: Opname in het verpleeghuis Praktijk: Spoedopname Praktijk: Een lelijke val! Kennisopdracht
61 61 61 61 61
6.3
7
8
Hulpmiddelen toepassen bij de bedverzorging Praktijk: Meneer Tak Kennisopdracht
63 63 63
De vitale functies bewaken
65
7.1
65 65 65 65 65 66 66
Vitale functies bewaken Praktijk: Koorts Praktijk: Hartritmestoornissen Praktijk: Te lage bloeddruk Praktijk: Astma Praktijk: Longontsteking Kennisopdracht
Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen
69
8.1
69 69 69 70 70
Slapen en waken Praktijk: Paco slaapt Praktijk: Dat vreselijke gesnurk! Praktijk: Maartje is druk Kennisopdracht
1
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten Interactie met de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KLACHT 1
Vind je de verwachtingen die Sonja van een begeleider heeft reëel? Licht je antwoord toe. Een zorgvrager mag van een begeleider respect en oprechte belangstelling verwachten.
2
Moet de leiding maatregelen nemen tegen Karel? Leg uit. De leiding zal allereerst een gesprek heeft met Karel aangaan, waarin ze uiteenzet waar de klacht over gaat en waarin Karel de mogelijkheid krijgt om zijn gedrag uit te leggen. Als Karel vervolgens niet inziet waarom zijn gedrag niet in een zorgrelatie thuishoort, zal zijn functioneren op een serieuze manier ter discussie worden gesteld.
3
Welke aspecten van de verpleegkundige beroepscode worden door Karel overschreden? In de zorgverlening wordt zo veel mogelijk een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie nagestreefd. Doordat Karel in de spullen van Sonja kijkt, is er sprake van een ongelijke machtsrelatie.
PRAKTIJK: BLIND 1
Lees de tips aandachtig door. Wat had je niet uit jezelf goed gedaan? Leg uit. Geen antwoordmodel. De leerling vertelt welke adviezen voor haar handig zijn en waar ze zelf niet aan had gedacht.
2
Je hoeft een woord als ‘kijken’ niet krampachtig te vermijden bij iemand die blind is. Ben je het daarmee eens? Leg uit. Door een woord als ‘kijken’ en ‘zien’ krampachtig te vermijden, leg je extra nadruk op het feit dat iemand blind is en dat je daar op een ongemakkelijke manier mee omgaat. Voor iemand die blind is, is het blind zijn de dagelijkse realiteit. Hij zal van het woordje kijken niet schrikken.
3
Waarom hebben verpleegkundigen deze tips nodig? Een voorwaarde voor succesvolle communicatie is dat je je kunt verplaatsen in het referentiekader van de ander. Voor een ziende verpleegkundigen is het heel moeilijk om zich in de wereld van een blinde te verplaatsen.
PRAKTIJK: KENNISMAKING 1
Welke fase van een ‘probleemgesprek’ wordt hier beschreven? Het gaat hier om de eerste fase: de opening of het leggen van contact.
2
Waarom verloopt deze fase zo moeizaam?
© ThiemeMeulenhoff
7
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Bij mevrouw F. duurt deze fase zo lang, omdat ze het probleem niet onderkent. Ze heeft geen ziekteinzicht. Ze verwacht niets goeds van een hulpverlener. Het kost daarom extra tijd en inspanning om een vertrouwensband op te bouwen. 3
Waar zou een volgend gesprek met mevrouw F. over kunnen gaan? Een volgend gesprek met mevrouw F. zou kunnen gaan over het aanvaarden van hulp bij concrete klusjes, om op die manier een vertrouwensband te kunnen opbouwen. Ze zou ook kunnen proberen om via een gesprek over kleding het onderwerp uiterlijke verzorging aan te snijden.
PRAKTIJK: MEVROUW DE VRIES DRINKT SLECHT 1
Mevrouw De Vries zal vermoedelijk grote moeite hebben om mee te werken aan deze ‘opdracht’. Hoe komt dat? Marijke houdt op geen enkele manier rekening met de leeftijd en het referentiekader van mevrouw De Vries. Ze communiceert ook niet, maar wil slechts haar informatie kwijt.
2
Denk je dat ze het formulier goed zal toepassen bij het noteren van wat zij drinkt? Beargumenteer je antwoord. Als Marijke wél uit zou zijn op communicatie met mevrouw De Vries, zou ze uitleggen waarom het nodig is de vochtbalans bij te houden. Ze zou uitleg geven bij het formulier en zou ze steeds controleren of mevrouw De Vries het begrepen heeft. Ze zou als voorbeeld samen met mevrouw De Vries na kunnen gaan wat ze die ochtend of de vorige avond heeft gedronken en dat invullen op het formulier. Tot slot zou ze door vragen te stellen, nagaan of mevrouw De Vries mee wil werken.
KENNISOPDRACHT
8
1
Een verpleegkundige zegt tegen een zorgvrager: ‘U moet nu naar het toilet, anders loop ik weg. Vervolgens belt u weer en moet ik weer terugkomen, terwijl ik met iemand anders bezig ben.’ Dit lijkt een autoritair werkende verpleegkundige die veel zelf aan het woord is en meer oog heeft voor haar eigen werk dan voor de beleving van de zorgvrager. Een verpleegkundige die vraaggericht werkt, luistert meer en stelt vragen. Ze respecteert de gevoelens van de zorgvrager en geeft hem de ruimte om zelf tot beslissingen te komen. Deze verpleegkundige mist belangrijke houdingsaspecten als respect en empathie.
2
De zorgvrager als klant: wat vind je van deze rolopvatting? Een soortgelijke situatie als in een winkel kun je ook meemaken in een zorginstelling. Een zorgvrager verwacht dat je al je tijd en aandacht aan hem of haar geeft. Dit zijn verwachtingen die als je er niet over nadenkt en praat tot ergernissen kunnen leiden. De vraaggerichte benadering stelt de (hulpvraag van de) zorgvrager voorop. In de vraaggerichte benadering heeft de zorgvrager een positie die lijkt op die van een klant in een winkel. Het betekent dat hij de zorg aanstuurt. Maar je hoeft niet op elke vraag van een zorgvrager in te gaan. Een hulpverlener heeft een eigen professionele verantwoordelijkheid en maakt een afweging. Hij krijgt te maken met ethische grenzen, de regels van de instelling en prioriteiten. Hij moet ook rekening houden met het feit dat iemand misschien geen keuze kan maken of onvoldoende in staat is om aan te geven wat hij wil. Bij gedwongen hulpverlening bijvoorbeeld is het moeilijk om de vraaggerichte zorg te leveren.
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Interactie met de zorgvrager
3
We kunnen ons gemakkelijk laten leiden door het uiterlijk van de zorgvrager en zijn gedrag. Daar kan de zorgvrager de dupe van worden. Geef hiervan twee voorbeelden. Een eerste contact met iemand die je niet kent en van wie je alleen het uiterlijk waarneemt kan tot verwarrende situaties leiden. Enkele voorbeelden. Een verpleegkundige die door de afwezigheid van een hoofddoekje ervan uitgaat dat iemand niet islamitisch is. Een verpleegkundige die denkt dat zorgvrager niets geeft om zijn uiterlijk, terwijl deze zijn uiterlijk verwaarloost, omdat hij depressief is.
4
Bij een professionele benadering hoort dat je de rol vervult van verpleegkundige. Maar er hoort ook echtheid bij. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak. Is het dat ook? Verklaar je nader. Ze lijken met elkaar in tegenspraak, maar zijn het niet. Echt zijn betekent dat je je niet verschuilt achter een rol. Je bent op je werk binnen bepaalde grenzen zoveel mogelijk jezelf.
5
Welke manier van communiceren is bij uitstek geschikt om een relatie met iemand aan te gaan: non-verbale of verbale communicatie? Leg uit. Non-verbale communicatie is bij uitstek het juiste kanaal om met iemand relatie aan te gaan. Hiermee breng je affectie en empathie over. Bijvoorbeeld door iemand aan te kijken, te glimlachen of te knikken kun je interesse en warmte tonen. Ook het aanraken van iemand is belangrijk om een relatie te bevestigen. Je kunt zo tonen dat je betrokken bent of troost bieden.
6
Een verpleegkundige ziet de echtgenote van een zojuist overleden patiënt in de wachtkamer zitten. De echtgenote weet nog van niets en de verpleegkundige loopt langs, terwijl ze haar vriendelijk toeknikt. ‘Hoe is de operatie gegaan?’, vraagt de echtgenote. Hoe moet de verpleegkundige reageren? Als het gaat om een ernstige mededeling zoals het overlijden van een patiënt tijdens een operatie, dan is het een taak van de arts om dit te doen. De verpleegkundige zegt tegen de echtgenote dat de arts met haar zal spreken zodra hij meer weet.
7
Een arts vraagt een verpleegkundige het gesprek met een zorgvrager voort te zetten die zojuist heeft gehoord dat hij een leveraandoening heeft. Hij mag geen alcohol meer. De man is helemaal van de kaart en begint te schelden op de arts, zodra de verpleegkundige binnenkomt. ‘Ik heb het helemaal gehad met dit ziekenhuis. Ik ga naar een andere dokter, want deze kletst uit zijn nek.’ Hoe moet de verpleegkundige reageren? De man heeft zojuist slechte nieuws gehoord en reageert zeer emotioneel. In plaats van inhoudelijk te reageren, wat kan leiden tot een vervelend welles-nietesgesprek, is het beter om eerst de aandacht te richten op de emoties. Je kunt proberen de gevoelens van de man te spiegelen. ‘Ik begrijp dat de mededeling van de arts u van streek maakt.’
8
Je wilt weten hoe gemotiveerd een zorgvrager is om te stoppen met roken. Wat vraag je hem? Waar vraag je op door? Je kunt beginnen met de vraag of de zorgvrager wil stoppen met roken. Vervolgens vraag je waarom de zorgvrager wil stoppen? Je probeert erachter te komen of hij het zelf graag wil of dat hij denkt dat het moet (van de omgeving, de behandelaar). Vervolgens kun je doorvragen of hij een plan van aanpak heeft of eventueel samen zo'n plan wil opstellen. Ook kun je doorvragen naar vroegere stoppogingen en hoe die zijn uitgepakt. Je kunt doorvragen naar hoe hij zelf inschat of hij zal kunnen stoppen met roken.
9
Een zorgvrager heeft veel problemen. Hij is zojuist gescheiden, heeft schulden en dreigt te worden ontslagen, omdat hij een paar keer te laat op zijn werk is verschenen, nadat hij is doorgezakt met vrienden. De oplossing is simpel. Hij gaat praten met schuldsanering en hij
© ThiemeMeulenhoff
9
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
gaat alleen nog maar in het weekend naar de kroeg, zodat hij niet meer te laat komt op het werk. Waarom is het niet goed om deze oplossing direct aan te reiken? Het is belangrijk dat je eerst samen met de zorgvrager het probleem helder krijgt. In deze situatie moet de zorgvrager eerst erkennen of begrijpen welke problemen er zijn. Een valkuil bij elk probleemgesprek is de neiging om direct met een oplossing te komen. Een oplossing bieden is erg verleidelijk, maar kan ook een verder gesprek blokkeren. 10 Een zorgvrager komt voor de derde keer te laat. De verpleegkundige wordt inwendig boos, want het is druk. De zorgvrager legt uit dat hij er helemaal niets aan kan doen, want de bus reed voor z'n neus weg. De verpleegkundige denkt: had je dan geen bus eerder kunnen nemen? Welk mechanisme speelt hier voor de zorgvrager? Het gaat hier om attributie. Mensen hebben de neiging succes toe te schrijven aan eigenschappen van zichzelf en falen aan factoren van buitenaf. Dit wordt ook wel een fundamentele attributiefout genoemd.
10
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Afspraken maken met zorgvragers
Afspraken maken met zorgvragers ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NIET DE AFSPRAAK 1
Is elke avond gezamenlijk eten een afspraak? Leg uit. Elke avond gezamenlijk eten is een stilzwijgende afspraak, een huisgewoonte.
2
Noem belangrijke overwegingen die meespelen in de beoordeling of Johan op zijn kamer mag eten. Johan woont wel in een groep en is afhankelijk van zorg, maar hij beslist zelf over zijn eigen leven. Het is voor Johan blijkbaar belangrijk om privacy te hebben. Op de eigen kamer eten moet wel mogelijk zijn. Er moeten bijvoorbeeld genoeg medewerkers zijn, zodat een van hen Johan eventueel kan begeleiden bij het eten.
3
Vind je dat Johan toestemming moet vragen als hij op zijn kamer wil eten? Waarom vind je dat? In principe hoeft Johan geen toestemming te vragen als hij op zijn kamer wil eten. Wel moet hij het vooraf te melden aan de medewerkers. Als het vaker gebeurt, zou er eventueel een gesprek kunnen plaatshebben tussen de medewerkers en de groepsleden om te bezien of er nieuwe afspraken over het eten gemaakt moeten worden.
PRAKTIJK: VEILIG 1
Wat vind je van de kwaliteit van deze afspraak? Het is een werkbare afspraak die tegemoet komt aan de behoeften van de zorgvrager en de mogelijkheden van de verpleegkundige. Verpleegkundige Robbert heeft begrip voor de situatie van meneer Verkort en spreekt dat ook uit. De afspraak is verder volstrekt helder.
PRAKTIJK: ‘NOU GEWOON’ 1
Is de heer Korthagen overtuigd van het nut om meer te bewegen? Leg uit. Hoewel de heer Korthagen aangeeft dat hij het eens is met het doel, lijkt hij er meer op uit te zijn om te voldoen aan de criteria van verpleegkundige Anja (‘maakt u zich geen zorgen’), dan dat hij zelf overtuigd is van het nut om meer te bewegen. Uit wat hij zegt, lijkt hij er niet veel over te hebben nagedacht. Hij heeft geen afspraken met zichzelf gemaakt.
2
Waarom is deze afspraak met de heer Korthagen niet goed? De afspraak is niet effectief, omdat de heer Korthagen zelf niet overtuigd is van het nut van meer bewegen. Voor een afspraak die wordt opgelegd of aanvoelt als opgelegd, draagt een zorgvrager geen verantwoordelijkheid.Verder is de afspraak niet helder, omdat hij niet specifiek, meetbaar en tijdgebonden is.
3
Maak dit gesprek zo af dat je denkt dat er een goede afspraak is gemaakt tussen jou en de heer Korthagen die voldoet aan alle criteria voor heldere en haalbare afspraken. De afspraak moet: • acceptabel zijn. De heer Korthagen is dan zelf overtuigd van de noodzaak, in plaats van dat hij het voor de verpleegkundige of de arts doet;
© ThiemeMeulenhoff
11
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
•
• • •
specifiek zijn. Wat is het hoofddoel (conditie verbeteren, zodanig dat ...)? Wat betekent het subdoel (meer bewegen) precies (buiten wandelen, in de kamer zelfstandig bewegen, oefenen met apparaten)? meetbaar zijn. Hoe is de beginsituatie en hoe wordt de vooruitgang van de doelen bijgehouden? tijdgebonden zijn: Wanneer begint de heer Korthagen met meer bewegen en hoe vaak per dag en hoe lang gaat hij bewegen? reëel zijn.
KENNISOPDRACHT
12
1
Geef een voorbeeld van een heldere afspraak. Waarom vind je zelf dat het een heldere afspraak is? Geen antwoordmodel. Het voorbeeld moet voldoen aan de criteria voor heldere afspraken, de zogeheten SMART-criteria: specifiek, meetbaar, acceptabel, reëel en tijdgebonden.
2
Noem twee groepen zorgvragers voor wie het maken van afspraken moeilijk of onmogelijk is en leg uit waarom. Voorbeelden: • ernstig dementerenden, omdat ze geestelijk niet in staat zijn tot het maken van afspraken; • mensen die het nut niet inzien van afspraken, omdat zij geen hulp willen aanvaarden of geen ziekte-inzicht hebben, omdat ze.
3
Waarom is dwang geen goede basis voor het maken van een afspraak? Wanneer je dwang gebruikt is er feitelijk geen afspraak, maar een voorschrift. Degene die zich aan de afspraak dient te houden, voelt zich er niet verantwoordelijk voor.
4
Waarom is het beter om vanuit overtuiging een afspraak te maken? Wanneer iemand overtuigd is van het nut van een afspraak, is hij gemotiveerder en de kans groter dat hij de afspraak naleeft.
5
Als een zorgvrager een afspraak niet nakomt kun je op verschillende manieren daarop reageren. Geef een voorbeeld van een goede reactie. Voorbeelden van goede reacties wanneer een zorgvrager een afspraak niet nakomt zijn: • vragen waarom een zorgvrager zijn afspraak niet is nagekomen; • de zorgvrager op een rustige manier uitleggen wat de consequenties zijn; • vragen of hij een nieuwe afspraak wil maken.
6
Een verpleegkundige belooft een zorgvrager de volgende dag terug te bellen, maar vergeet het. Twee dagen later belt de zorgvrager zelf. ‘Goed dat u belt, ik wilde u net bellen’, zegt de verpleegkundige. Wat vind je van deze reactie? Als een verpleegkundige een afspraak niet nakomt, hoort ze zich eigenlijk altijd te verontschuldigen.
7
Een verpleegkundige stelt samen met een zorgvrager de volgende doelstelling op: de zorgvrager gaat gezonder eten. De zorgvrager spreekt af na de vakantie ermee te gaan beginnen. Wat is er mis aan deze doelstelling?
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Afspraken maken met zorgvragers
Het doel is niet specifiek genoeg. Wat wordt bedoeld met gezonder eten: minder vet eten, meer groentes eten, minder snoep et cetera? Ook is de afspraak niet tijdgebonden. Na de vakantie is te vaag.
© ThiemeMeulenhoff
13
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Feedback geven en ontvangen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TE LAAT 1
Gaat het hier om taakgerichte of persoonsgerichte feedback? Leg uit. Het gaat om beide. Marijke levert taakgerichte feedback als ze Jan vertelt niet meer te laat te komen en voortaan te bellen en persoonsgerichte feedback wanneer ze hem lummel noemt.
2
Hoe zal Jan deze kritiek ontvangen? Door de persoonsgerichte feedback en de bozige toon zal Jan de feedback waarschijnlijk niet goed ontvangen. Bovendien zegt de manier waarop Marijke feedback geeft meer over Marijke (ze is moe, heeft hoofdpijn) dan over Jan.
PRAKTIJK: ‘JIJ BENT ALTIJD ZO DOMINANT!’ 1
Wat vind je van de manier waarop Frans de feedback heeft gegeven, als je de regels voor het geven van feedback ernaast houdt? Frans zondigt tegen een paar regels: hij gebruikt een jij-boodschap, gebruikt een generalisatie (‘altijd’) en geeft persoonsgerichte feedback in plaats van feedback op gedrag.
2
Vind je dat een zorgvrager zich ook moet houden aan de regels van het geven en ontvangen van feedback? Eigenlijk zou iedereen die feedback geeft, dat moeten doen volgens de regels van het feedback geven en ontvangen. Toch kun je niet van elke zorgvrager verwachten dat hij de regels van het feedback geven kent of daarnaar handelt. Dat hangt onder meer af van zijn beperkingen en emotionele toestand. Als een zorgvrager commentaar geeft op een verpleegkundige, gaat het lang niet altijd over de verpleegkundige zelf. Het kan bijvoorbeeld gaan over boosheid vanwege ziekte of opname.
3
Wat vind je van de manier waarop Steven de feedback ontvangt? In plaats van er tegenin gaan en boos worden, had Steven Frans gelijk kunnen geven. Hij had zich niet zo persoonlijk aangevallen moeten voelen, maar eerst door vragen te stellen, moeten begrijpen wat Frans precies bedoelde met zijn kritiek.
4
Hoe heeft Steven uiteindelijk toch iets met de feedback kunnen doen? Steven heeft uiteindelijk de kritiek beoordeeld en dat deel dat persoonlijk tegen hem is gericht, ter harte genomen. Hij heeft er nog niet zozeer iets mee gedaan, maar zijn zelfkennis is gegroeid.
KENNISOPDRACHT
14
1
Wat is het verschil tussen feedback en kritiek? Kritiek is een vorm van feedback.
2
Geef drie voorbeelden waarin je als verpleegkundige feedback geeft. Geen antwoordmodel.
3
Waarom is persoonsgerichte feedback krijgen moeilijker dan taakgerichte feedback?
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Feedback geven en ontvangen
Iemand die persoonsgerichte kritiek krijgt, voelt zich meer (in zijn hele persoon) afgewezen dan wanneer hij kritiek krijgt op hoe hij zijn taken doet. Bovendien is een taak makkelijker te verbeteren dan een persoonlijke eigenschap te veranderen. 4
In bepaalde situaties kun je beter geen feedback geven. Noem er twee. Voorbeelden van situaties waarin je beter geen feedback kunt geven, zijn: • Wanneer iemand gedrag vertoont dat hij niet kan veranderen. Dat werkt alleen maar frustrerend. • Wanneer de eigenlijke bedoeling van de feedback is om je hart te luchten. De bedoeling van feedback is dat de ander er iets mee kan doen. • Wanneer het moment niet geschikt is. Je bent bijvoorbeeld te boos of te vermoeid. • Wanneer de ruimte niet geschikt is. Geef bijvoorbeeld geen feedback aan iemand als er andere personen bij aanwezig zijn.
5
Een jonge moeder vertelt op het consultatiebureau zonder blikken of blozen dat ze haar peuter uit boosheid wel eens slaat. De wijkverpleegkundige wil de moeder uitleggen dat dit niet goed is, zonder dat ze de moeder bekritiseert. Waarom wil ze geen kritiek leveren, denk je? De wijkverpleegkundige is bang dat de jonge moeder haar zelfvertrouwen verliest. Daarnaast wil ze de vertrouwensrelatie die ze met de moeder heeft opgebouwd niet onder druk zetten.
6
Wat doe je als een zorgvrager in een psychiatrische instelling klaagt over het feit dat hij gedwongen is opgenomen? Je toont begrip voor zijn gevoelens over het feit dat hij gedwongen is opgenomen en probeert te begrijpen wat er achter zijn klacht steekt: wil hij zijn hart luchten over zijn situatie of vindt hij dat hij onterecht is opgenomen en wil hij zijn recht halen? Je vraagt hem wat hij met zijn klacht wil bereiken en vertelt hem bij wie hij moet zijn, zodat diegene iets met zijn klacht of kritiek kan doen.
7
Stel dat een zorgvrager je onterecht kritiek geeft over de manier waarop je hem uit bed in de stoel helpt. Hoe reageer jij op deze kritiek? Je hebt er begrip voor dat de zorgvrager misschien zijn frustratie uit, omdat hij afhankelijk is van iemand anders om in de stoel te komen. Je kunt hem vragen hoe je hem op een andere manier uit bed kan helpen, zodat het minder belastend is.
8
Waarom is het geven van kritiek net zo moeilijk als het ontvangen ervan? Omdat kritiek krijgen zo gevoelig ligt, is kritiek geven net zo moeilijk. Omdat de ontvanger de kritiek te persoonlijk kan opvatten, bestaat er een terechte angst om de relatie te verstoren.
© ThiemeMeulenhoff
15
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Handelen bij conflicten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ZORGVERNIEUWING 1
Gaat het hier om een conflict van behoefte, waarden, macht of relatie, of een combinatie daarvan? Leg uit. Het gaat hier om een conflict van waarden. Ilse en de zorgmanager (instelling) hebben een verschillende visie op zorg. Voor een deel is het ook een non-issueconflict: Ilse begrijpt de zorgvisie niet. Als niet op een goede manier met het conflict wordt omgegaan, kan het uitgroeien tot een relatieconflict.
2
Stel je voor dat jij bemiddelt als zorgmanager in dit conflict. Wat vertel je Ilse? Aangezien de manier van zorgverlenen voortvloeit uit de zorgvisie waarvoor Ilse en haar moeder hebben gekozen, is het verkeerd om deze zorgvisie los te laten. Wel heeft de zorgmanager begrip voor het feit dat een familielid als Ilse moet wennen aan de gang van zaken, omdat het nieuw is. De zorgmanager toont begrip en legt uit wat de zorgvisie inhoudt en waarom het zo gunstig kan uitpakken voor haar moeder. Hij probeert haar ervan te overtuigen. Lukt dit niet, dan vertelt hij haar dat het alternatief overplaatsing naar een verpleeghuis is, want ook andere kleinschalige woonvormen werken op deze manier.
3
Hoe verwacht je dat dit conflict verder gaat? Waar hangt dat van af? Hoe dit conflict verder gaat, hangt af van hoe het gesprek tussen Ilse en de zorgmanager verloopt. Waarschijnlijk kan hij Ilse overtuigen.
PRAKTIJK: BABY'S VERTROETELEN
16
1
Definieer dit conflict: wat voor soort conflict is het en waar gaat het conflict over? Het is een waardeconflict, omdat de manier waarop zorg verleend wordt, ter discussie staat. Daarnaast is het ook een behoefteconflict, omdat de behoefte aan meer zorg botst met de gang van zaken op de afdeling.
2
Wat zou de achtergrond kunnen zijn van de boosheid van de moeder? Behalve dat de moeder de gang van zaken verkeerd vindt, is ze wellicht extra geëmotioneerd, omdat ze uitgeput is en in een nieuwe, spannende fase zit waar ze aan moet wennen. Misschien is het niet zoals ze had gedacht. Misschien mist ze in deze fase de ondersteuning van haar man of vrienden en projecteert ze dat op de verpleegkundigen.
3
Waarom wordt Giny zelf boos? Dat een kraamverpleegkundige haar aandacht moet verdelen over moeder en kind, is het eerste dat een verpleegkundige in haar opleiding leert. Als iemand je professionaliteit in twijfel trekt, is boos worden een primaire, logische reactie. Daarbij word je misschien ook boos, omdat je je machteloos en opgelaten voelt, omdat je kritiek krijgen in het bijzijn van anderen, zonder dat je je kunt verweren zoals je in een privé-situatie zou kunnen doen.
4
Hoe zou Giny dit conflict aan moeten pakken? Ze zou haar eigen boosheid moet accepteren en een moeten time-out nemen: op een rustige plek analyseren wat die boosheid bij haar oproept. Ze kan er ook over praten met collega's. Wat vinden zij ervan? Hebben zij al eerder zoiets meegemaakt? Wat denken zij dat er achter
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Handelen bij conflicten
dit verwijt van de moeder zit? Ze moet ook de boosheid van de moeder onderkennen en haar gevoelens bevestigen. Verder is het het best om in deze situatie te communiceren met ik-boodschappen.
KENNISOPDRACHT 1
Zijn conflicten positief of negatief? Leg uit? Dat hangt ervan af hoe met het conflict wordt omgegaan. Als een meningsverschil ontaardt in ruzie, ontstaat er altijd persoonlijke schade. Maar ook wanneer een conflict onuitgesproken blijft, kan een relatie deuken oplopen. Er ontstaat stress, mensen gaan elkaar ontlopen en werken niet meer goed samen. Toch kunnen conflicten ook iets goeds opleveren. Als ze constructief worden ‘uitgevochten’, leveren ze een positieve bijdrage aan de kwaliteit van relaties tussen mensen. Ze kunnen leiden tot nieuwe inzichten, creativiteit en meer begrip voor elkaars standpunten.
2
Waarom is het moeilijker om een conflict op te lossen in een slechte relatie dan in een goede relatie? Wanneer de relatie verstoord is, kan het minste of geringste aanleiding geven tot misverstanden. In een slechte relatie is de kans groter dat wat je zegt verkeerd valt bij de ander of verkeerd wordt opgevat. Ook in het herstellen van het conflict, kan dat weer aanleiding zijn tot nieuwe conflicten. Eigenlijk zou allereerst de relatie hersteld moeten worden, maar dat vergt een grote inspanning. Bovendien krijg je sommige relaties niet goed, al was het maar omdat de karakters van personen te ver uiteenlopen.
3
Een moeder koopt een nieuwe broek voor haar dochter. ‘Dan kun je er ook eens verzorgd bijlopen’, zegt de moeder. De dochter is niet dankbaar, maar boos. Geef een verklaring voor haar boosheid. Door een nieuwe broek te kopen, levert de moeder kritiek op het uiterlijk van haar dochter. Ze vindt dat ze er onverzorgd bijloopt. Uit het feit dat ze die kritiek zo openlijk levert, leidt de dochter een gebrek aan respect af en een vertoon van macht.
4
Waar draait het om bij een generatieconflict tussen ouders en kinderen? Noem drie issues en leg deze uit. Issues die spelen in een generatieconflict tussen ouders en kinderen zijn: • waarden: ouders vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat hun kind gezond leeft en aan de toekomst denkt; terwijl het kind plezier wil hebben en leven bij de dag belangrijker vindt. • behoeftes: ouders willen bijvoorbeeld rust in huis, terwijl het kind naar harde muziek wil luisteren of videospelletjes wil spelen. • macht: ouders willen bijvoorbeeld dat het kind gehoorzaamt, terwijl het kind meer vrijheid wil.
5
Het is nog nooit vertoond, maar de verpleegkundigen en verzorgenden van verpleeghuis Amphora zijn in staking, omdat ze vinden dat ze door de bezuinigingen geen goede zorg meer kunnen leveren. Dat betekent dat sommige bewoners vandaag niet aangekleed zullen worden. In de pers spreekt de cliëntenraad er schande van. ‘Wij worden hier de dupe van’, zegt de voorzitter. Dit is een complex behoeftenconflict. Leg uit waarom. Dit is een complex behoeftenconflict, omdat de behoeften van de verpleegkundigen en de zorgvragers eigenlijk hetzelfde zijn, namelijk goede zorg. Dat er toch een conflict uitbreekt, kan te maken hebben met communicatie (zorgvragers begrijpen niet dat de staking eigenlijk
© ThiemeMeulenhoff
17
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
in hun belang is of zorgvragers zijn verkeerd geciteerd in de media) of een waardenconflict (zorgvragers vinden dat verpleegkundigen niet ‘horen’ te staken). Een verstandige oplossing is om hier met de cliëntenraad over te praten, proberen te achterhalen wat de zorgvragers werkelijk dwarszit en nog een keer goed uit te leggen wat de achtergrond van de staking is.
18
6
Een conflict met iemand in een hogere positie kun je maar beter uit de weg gaan, want je verliest toch. Ben je het daar mee eens? Leg uit. Het kan inderdaad moeilijker zijn om een conflict met iemand in een hogere positie te winnen. Maar het hoeft niet per se: ook in een lagere positie heb je machtsmiddelen. Soms is het verstandig om een conflict aan te gaan, omdat het anders blijft sluimeren en de relatie kan verstoren.
7
Een verpleegkundige is ook maar een mens. Dus af en toe ontploffen bij een zorgvrager moet kunnen. En bovendien helpt een keer goed boos worden om de lucht te klaren. Vind jij dat ook? Hoe menselijk ‘een keertje ontploffen’ ook lijkt, een functionele relatie staat niet toe dat je boosheid tot uiting komt bij een zorgvrager. Als verpleegkundige beheers je technieken om de boosheid te controleren, zoals afstand nemen, een time-out nemen en met collega's praten. Een keer goed boos worden, helpt bovendien niet om de lucht te klaren. Het is alleen een uiting dat je je emoties niet goed onder controle hebt. Als iemand boos is, laat hij zich leiden door emoties en praat niet meer rationeel. De kans bestaat dat je er dingen uitflapt die schadelijk zijn en die je niet eens zo hebt bedoeld.
© ThiemeMeulenhoff
2
Helpen bij de persoonlijke verzorging Hulp bieden bij het aan- en uitkleden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VIEZE KLEREN 1
Wat kan Steyn doen om Abduhl enigszins op zijn gemak stellen? Steyn kan Abduhl op zijn gemak stellen door met hem te praten, door uitleg te geven over de zorg en door vragen te stellen.
2
Hoe kan Steyn respect en betrokkenheid tonen bij het ondersteunen van bij het aan- en uitkleden? Steyn kan de gordijnen sluiten om Abduhl meer privacy te geven. Hij kan informeren op welke manier Abduhl het liefst geholpen wil worden.
KENNISOPDRACHT 1
Welke betekenis en waarde heeft kleding voor jou? Geen antwoordmodel. Belangrijk is te beseffen dat kleding verschillende functies heeft, zoals beschermend (tegen invloeden van buitenaf), expressief (persoonlijke smaak en identiteit, subcultuur, status) en functioneel (beroepsuniform).
2
Leg uit waarom je informatie over gewoonten en wensen van de zorgvrager nodig hebt. De informatie is nodig om zowel de ondersteuning bij het aan- en uitkleden als de kledingkeuze hierop af te stemmen. Bij zorgverlening staat de autonomie van de zorgvrager voorop; deze bepaalt zo veel mogelijk zelf welke keuzes gemaakt worden.
3
Noem vier oorzaken van zelfstandigheidstekorten. Mogelijke oorzaken van een zelfstandigheidstekort zijn: • een ziekte (kanker, Parkinson, MS enzovoort); • een lichamelijke beperking (door cva, hersenbeschadiging enzovoort); • ernstige verstandelijke beperking; • motivatietekort; • sommige psychiatrische ziekten (depressie, psychose enzovoort).
4
Hoe bepaal je een zelfstandigheidstekort bij het aan- en uitkleden bij een zorgvrager met verstandelijke beperkingen? De verpleegkundige observeert hoe een zorgvrager met verstandelijke beperkingen zich aanen uitkleedt. Daarnaast praat ze met de zorgvrager welke hulp hij nodig heeft en wenst. Als de zorgvrager door zijn verstandelijke beperkingen niet in staat is te communiceren, zul je als verpleegkundige alert moeten zijn op non-verbale signalen. Verder observeer je hoe de zorgvrager gekleed is. Het binnenstebuiten dragen van kleding, het dragen van twee
© ThiemeMeulenhoff
19
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
verschillende sokken of het dragen van sterk vervuilde of kapotte kleding, kunnen signalen zijn van een zelfstandigheidstekort.
20
5
Waarom is het belangrijk om voor privacy te zorgen tijdens het aan- en uitkleden? Aan- en uitkleden is iets intiems, waardoor iemand zich extra kwetsbaar kan voelen. Het is voor de zorgvrager niet prettig als anderen kijken terwijl hij verzorgd wordt. Hij kan zich er ook voor schamen dat hij hulp nodig heeft.
6
Een vrouwelijke zorgvrager wil per se door een vrouw geholpen worden bij het aan- en uitkleden. Hoe ga je daarmee om? In principe staan de voorkeuren van de zorgvrager voorop. Het moet wel praktisch realiseerbaar zijn.
7
Terwijl je de mevrouw Jansen helpt bij het aankleden, valt ze per ongeluk op het bed. Ze heeft gelukkig geen letsel, maar staat erop een ‘officiële klacht in te dienen wegens onprofessioneel handelen’, zoals ze het zelf noemt. Wat doe je? Als zij dat wenst, is dat haar goed recht. Stel haar op de hoogte van de klachtenprocedure en voorzie haar zo nodig van de benodigde formulieren.
8
Bij het aankleden van een psychogeriatrische zorgvrager is een stagiaire vergeten haar beha aan te doen. Dat valt je op als mevrouw aan de koffie zit. Wat doe je? Je kunt haar apart nemen en vragen of zij alsnog haar beha wil aantrekken. Als aan- en uitkleden voor haar erg belastend is en zij er geen last van lijkt te hebben, kun je ervoor kiezen om het zo te laten. Je spreekt de stagiaire erop aan.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Hulp bieden bij het wassen
Hulp bieden bij het wassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GEEN ZIN 1
Heeft Herbert een zelfstandigheidstekort bij het wassen? Leg uit. Herbert heeft een zelfstandigheidstekort, omdat hij zich (nog) niet geheel zelfstandig kan wassen. Hij werkt wel toe naar het zich zelfstandig kunnen wassen, maar heeft daar op dit moment nog begeleiding en ondersteuning bij nodig.
2
Noem drie oorzakelijke of samenhangende factoren. Oorzaken dat Herbert zich niet geheel zelfstandig kan wassen, zijn uitvalsverschijnselen door het CVA en de vermoeidheid door weinig nachtrust. Een mogelijke samenhangende factor is een mindere motivatie, omdat het herstel langzaam gaat. Misschien is Herbert ook depressief door het CVA.
3
Welke verpleegkundige interventie zou jij hier toepassen: hulp bieden, motiveren of het zelf laten doen? Licht toe. Belangrijk is dat Herbert gemotiveerd raakt om aan zijn eigen herstel te werken. Het zichzelf kunnen wassen is daar een belangrijk onderdeel van. Als verpleegkundige probeer je Herbert te motiveren door bijvoorbeeld te benadrukken hoe goed het herstel al is verlopen, hoe belangrijk het is om actief te blijven en om toe te werken naar zelfstandigheid. Ook begrip tonen kan motiverend en ondersteunend werken. Uiteindelijk heb je als verpleegkundige respect voor de autonomie van de zorgvrager. Als het zelf wassen er echt niet in zit vandaag, biedt de verpleegkundige hulp bij het wassen.
PRAKTIJK: BADONGELUK 1
Denk je dat je een dodelijk badongeluk altijd kunt voorkomen? Leg uit. Als alle medewerkers de veiligheidsvoorschriften volgen en alert blijven, is een badongeluk zo goed als uitgesloten. Maar het blijft mensenwerk.
2
Leg uit wanneer een zorgvrager niet alleen kan blijven in bad. Geef een paar voorbeelden. Als een zorgvrager zich moeilijk of niet kan uiten, bestaat er gevaar op verbranding en moet er altijd een medewerker in de buurt blijven. Als een zorgvrager niet kan zwemmen of risico loopt om te verdrinken, moet er altijd iemand bij blijven. Dit geldt bijvoorbeeld voor: (kleine) kinderen, psychogeriatrische zorgvragers, mensen met een zware verstandelijke beperking, zorgvragers met epilepsie.
3
Denk je dat het voorkomen van een badongeluk zoals dat hier beschreven is te maken heeft met de opleiding van de medewerkers? Waarom denk je dat wel/niet? Eigen mening. In principe kunnen ongelukken net zo goed voorkomen bij verpleegkundigen als bij verzorgenden of anders opgeleiden. Ook een verpleegkundige kan er even met haar hoofd niet bij zijn. Toch spelen opleiding en ervaring een belangrijke rol bij het beoordelen van iemands beperkingen en de zorgvraag, de veiligheidsrisico's en het kennen van voorschriften en protocollen.
4
Geef je mening over de volgende stelling: ‘Voor het wassen van zorgvragers kunnen net zo goed verzorgenden ingeschakeld worden’. Licht je mening toe.
© ThiemeMeulenhoff
21
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Eigen mening. Iemand wassen is basiszorg. Dit is ook een onderdeel van de opleiding tot verzorgende. In principe kunnen verzorgenden net zo goed zorgvragers wassen als verpleegkundigen. Een verpleegkundige heeft door haar opleiding meer vaardigheden om te observeren en te signaleren.
KENNISOPDRACHT
22
1
Noem een paar mogelijke gevolgen wanneer iemand zich een maand niet zou wassen. Enkele gevolgen van lange tijd niet wassen, zijn: • iemand ziet er onverzorgd uit; • iemand gaat stinken, doordat bacteriën de kans krijgen om zich te vermeerderen en door zweetproductie; • de kans op ziektes neemt toe door ziektekiemen;
2
Op de afdeling loopt een proef met wasdoekjes. Maar een zorgvrager wil per se niet met wasdoekjes gewassen worden, omdat ze dat een vies idee vindt. Wat doe je? Je praat met de zorgvrager erover waarom ze het een vies idee vindt. Je legt haar uit wat de voor- en nadelen van de wasdoekjes zijn. Maar uiteindelijk staat de wens van de zorgvrager voorop, tenzij dit praktisch niet realiseerbaar is.
3
Tijdens het wassen van een Somalische vrouw zie je dat ze besneden is. Hoewel je hierover gelezen hebt, schrik je toch. Verberg je je emoties of praat je erover met de vrouw? Licht toe. Het beste is als een verpleegkundige voorbereid zou zijn op een situatie als deze. Maar als de emoties er toch zijn, is het moeilijk deze te verbergen. De kans is groot dat de zorgvrager deze toch opmerkt. Het is daarom beter om op een rustige manier proberen uit te leggen dat het de eerste keer is dat je een besneden vrouw ziet.
4
Je hebt de zorg voor een ernstig zieke zorgvrager met een heel slechte conditie. Ze vraagt aan je of je de wasbeurt van die dag wilt overslaan. Wat zeg je? In principe is er niets op tegen om de dagelijkse wasbeurt een keer over te slaan. Er moet wel overleg plaatsvinden met de zorgvrager om eventueel alleen het onderlichaam te wassen en schone onderkleding of een pyjama aan te doen. Hierbij spelen de volgende zaken een rol: wel of niet tegemoet komen aan de zorgbehoefte van de zorgvrager, rekening houden met wensen en gewoonten en de autonomie van de zorgvrager in relatie tot de mogelijkheden van de verzorging.
5
Tijdens het wassen op bed van een patiënte in een ziekenhuis schuif je vanwege haar privacy de gordijntjes dicht. De patiënte begint druk te gebaren. Laat toch open. Wat maakt mij dat uit, zegt ze. Ik voel me zo benauwd achter die gordijntjes. Wat doe je? De gordijntjes doe je dicht voor de privacy van de zorgvrager, maar ook voor de privacy van anderen, zoals kamergenoten die zich ongemakkelijk kunnen voelen als ze zien hoe de zorgvrager wordt gewassen. Leg dit uit.
6
De zelfredzaamheid bevorderen is meestal een belangrijk doel als je hulp biedt bij het wassen. Geef twee voorbeelden van zorgvragers waarbij dit geen doel is en leg uit waarom niet. De zelfredzaamheid bevorderen is geen doel als het onhaalbaar is, bijvoorbeeld als: • iemand stervende is; • het wassen lichamelijk te uitputtend is;
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
•
7
Hulp bieden bij het wassen
iemand door bijvoorbeeld verstandelijke beperkingen niet in staat is tot enige zelfredzaamheid.
Je ziet dat een patiënte in het ziekenhuis haar vagina wast met zeep. Ga je haar vertellen dat ze dit beter niet kan doen? Leg uit. Je vertelt haar dit, maar op tactvolle wijze, omdat wassen en ook de manier waarop iemand dat doet, hoort bij iemands intieme levenssfeer. Je kunt bijvoorbeeld vragen of ze weet dat zeep het zure milieu van de vagina aantast, waardoor een schimmelinfectie zou kunnen ontstaan.
© ThiemeMeulenhoff
23
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Hulp bieden bij de uiterlijke verzorging ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: PIEKFIJN 1
Vind jij uiterlijke verzorging bij dementerende bewoners belangrijk? Waarom vind je dat? Uiterlijke verzorging is bij iedere zorgvrager belangrijk als het gaat om het basisniveau. Daarnaast verschilt het per individu wat de specifieke wensen zijn. De moeilijkheid bij demente mensen is om de behoeftes te bepalen. Een mogelijkheid is om terug te halen hoe ze vroeger waren en daarop aan te sluiten. Als iemand er vroeger veel belang aan hechtte er verzorgd bij te lopen, besteed je daar bij deze persoon wat extra aandacht aan.
2
Een van de bewoners heeft weliswaar nog zijn eigen gebit, maar hij heeft een hartgrondige hekel aan tandenpoetsen. Het is elke keer een strijd. Laat je het tandenpoetsen zitten of verzin je er iets op? Leg uit. Tandenpoetsen moet gebeuren, hoe vervelend een bewoner dat ook vindt. Je kunt in overleg met de andere teamleden wel iets verzinnen om het wat makkelijker te maken door bijvoorbeeld afleiding te zoeken of een vast ritueel te hanteren. Wat wordt daarmee bedoeld ‘met de vingers te laten tellen’?
PRAKTIJK: ZAL HIJ SNEL OPKNAPPEN? 1
Waarom pakt de verpleegkundige een huidplooi van de hand van het jongetje? Heel jonge kinderen hebben een verhoogde kans op uitdroging (dehydratie). Vochttekort kun je onder andere constateren door een plooi te pakken op de rug van de hand. Als de huidplooi niet meteen terugvalt, is dit een teken van dehydratie.
2
Hoe noem je de elasticiteit van het huidweefsel? Huidturgor.
KENNISOPDRACHT
24
1
Waarom is uiterlijke verzorging belangrijk? Door de manier waarop iemand zich verzorgt, geeft iemand aan hoe hij door anderen gezien wil worden. Wel of geen make-up, het kapsel en de lengte van de nagels; het zijn allemaal signalen. De mate van verzorging zegt daarnaast ook iets over hoe iemand zich van binnen voelt. Een onverzorgd uiterlijk doet vermoeden dat het niet goed met iemand gaat. Het kan gaan om vermoeidheid of een periode van veel stress. Het werkt ook omgekeerd: een verzorgd uiterlijk draagt bij aan iemands gevoel van welbevinden. Je voelt je beter met schoongewassen haren, verzorgde nagels en gepoetste tanden.
2
Geef drie voorbeelden van zorgvragers die een zelfstandigheidstekort hebben en vermeld de etiologie (oorzaken en/of samenhangende factoren). Enkele voorbeelden van zorgvragers die een zelfstandigheidstekort hebben met de oorzaken zijn: • Een kankerpatiënte die niet de puf kan opbrengen om zichzelf te verzorgen, maar daarbij denkt dat het ook geen zin meer heeft. • Een psychogeriatrische zorgvrager die zich niet meer interesseert voor hoe hij eruit ziet en geen schaamte meer kent.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
• •
Hulp bieden bij de uiterlijke verzorging
Een zorgvrager met een ernstige verstandelijke beperking die zich niet zelf kan verzorgen. Een zorgvrager met een spierziekte als MS die zich door de lichamelijke beperking niet zelf kan verzorgen.
3
Behalve hulp bieden bij de uiterlijke verzorging, kun je als verpleegkundige ook voorlichting geven. Geef een voorbeeld waarin je als verpleegkundige kiest voor het geven van voorlichting. Je kunt voorlichting geven als iemand gemotiveerd moet worden om zichzelf te verzorgen. Dat kun je doen als iemand bijvoorbeeld onverschillig is. Je kunt de functies van uiterlijke verzorging uitleggen of proberen te helpen met de discipline. Je kunt ook voorlichting geven als een zorgvrager toewerkt naar zelfstandigheid, bijvoorbeeld in het geval van een verstandelijke beperking of een revalidatie.
4
Een zorgvrager in het ziekenhuis ligt er ongeschoren bij. Zeg je er wat van? Licht toe. Je probeert in te schatten of ongeschoren zijn past bij de leefstijl van deze zorgvrager. Als je vermoedt dat dit niet het geval is, kun je proberen te vragen waarom de zorgvrager er ongeschoren bij ligt. Misschien durfde hij geen hulp te vragen of misschien is hij het gewoon vergeten.
5
Een jonge moeder die net bevallen is van een baby en bedlegerig is, wil graag met make-up in het kraambed liggen en vraagt of je haar daarbij kunt helpen. Is dit een taak van een verpleegkundige? Wat antwoord je haar? In principe hoort opmaken niet bij de taak van een verpleegkundige, maar je kunt ook beargumenteren dat het een onderdeel is van de uiterlijke verzorging, net als haren kammen en tanden poetsen. Sommige zorgvragers kunnen zich heel onzeker voelen zonder make-up.
6
Leg uit waarom vooral bij baby's en ouderen het observeren van de huidturgor van belang is. Wat zegt het over de conditie van de zorgvrager? De huidturgor zegt iets over de elasticiteit en de beweeglijkheid van het weefsel. Deze worden bepaald door de voedingstoestand en de vochthuishouding van het lichaam. Een normale, gezonde huid is beweeglijk en makkelijk op te pakken in een huidplooi. Als je de plooi weer loslaat, zakt de huid in zijn oude, gladde toestand terug. Is dit niet het geval, dan is er sprake van dehydratie of uitdroging. Dehydratie treedt sneller op bij zuigelingen, kleine kinderen en ouderen.
7
Is het belangrijk dat een verpleegkundige er verzorgd bijloopt? Licht toe. Om goed haar werk te kunnen doen, zonder dat er verstoring optreedt in de interactie met de zorgvrager, moet de verpleegkundige er verzorgd bijlopen, schoon en gekleed volgens de geldende normen. Daarnaast heeft de verpleegkundige ook een voorbeeldfunctie.
8
Wat kun je doen om jeuk te verlichten? Je kunt jeuk stillen met mentholpoeder, schudmengsel of een koele doek op de geïrriteerde plek. Eventueel kun je met de vingertoppen op de huid kloppen om de jeuk te stoppen.
© ThiemeMeulenhoff
25
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Het gebruik van hulpmiddelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NOODPROTHESE 1
Waarom is het belangrijk dat een prothese er ook mooi uitziet? Het kan de zorgvrager en zijn omgeving helpen bij het accepteren van de prothese.
2
Welke problemen kan iemand krijgen na een amputatie? Het verwerken en aanvaarden van de psychische gevolgen van een prothese is een langdurig en ingrijpend proces voor een zorgvrager. In de eerste plaats moet hij de amputatie of het gemis van een lichaamsdeel verwerken. Vervolgens moet hij leren de prothese te accepteren. Als een zorgvrager eenmaal een prothese heeft, dan is de ondersteuning door de verpleegkundige daarmee niet beëindigd.
PRAKTIJK: NIET AAN DENKEN 1
Waarom denk je dat Heleen er op dit moment niet aan kan denken? De borstprothese confronteert Heleen waarschijnlijk te veel met haar ziekte.
2
Kun je als verpleegkundige een bijdrage leveren aan het acceptatieproces? Wat zou jij daarin voor haar kunnen betekenen? De verpleegkundige kan Heleen bijstaan door begrip te tonen voor haar situatie, door zich beschikbaar te stellen voor vragen en door eventueel voorzieningen en toekomstige keuzes bespreekbaar te maken voor Heleen, als zij daaraan toe is.
KENNISOPDRACHT
26
1
Welke hulpmiddelen zijn er voor de ondersteuning van aandoeningen aan het bewegingsapparaat? A.d.l.-hulpmiddelen stellen de zorgvrager in staat zelfstandig de algemene dagelijkse verrichtingen uit te voeren. Orthopedische hulpmiddelen ondersteunen of vervangen (delen) van het lichaam. Er zijn hulpmiddelen die de zorgvrager ondersteunen bij de persoonlijke verzorging en bescherming, zoals een badmatje of een wandbeugel. Er zijn ook hulpmiddelen om mobiliteitsproblemen te ondervangen zoals krukken, rolstoel, looprek, speciale fiets en scootmobiel.)
2
Sommige sporters gebruiken ook een orthese. Geef een voorbeeld. Voorbeelden van een ortheses die sporters veel gebruiken, zijn bandages of braces voor de knie, enkel of elleboog.
3
Wat kunnen de psychische gevolgen zijn van het gebruik van prothesen en orthesen? Denk hierbij niet alleen aan de zorgvrager zelf, maar ook aan zijn naasten. De zorgvrager moet eerst het verlies van een lichaamsdeel of de beperking verwerken. Pas daarna komt hij toe aan acceptatie van de prothese of orthese. Door een prothese of orthese kan het lichaamsbeeld van de zorgvrager verstoord raken. Dit kan verergeren door de reacties van de omgeving. Iemand kan negatieve gevoelens ontwikkelen over zijn lichaam of delen daarvan. Ook kan het invloed hebben op het zelfbeeld, dat mede wordt bepaald door de omgeving van de zorgvrager.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Het gebruik van hulpmiddelen
4
Mag je als wijkverpleegkundige aan een verzorgende vragen om iemand te zwachtelen? Motiveer je antwoord. Dat mag alleen als de verzorgende een verzorgende-IG is, omdat een verzorgende-IG het zwachtelen tijdens haar opleiding heeft geleerd.
5
Een belangrijk doel van hulpmiddelen is de zelfredzaamheid van zorgvragers te vergroten. Noem nog een doel. Naast het vergroten van de zelfredzaamheid van zorgvragers, hebben hulpmiddelen de volgende doelen: • het ontlasten van de mantelzorgers of zorgverleners; • het herstel van eigenwaarde van de zorgvrager; • het verbeteren van de kwaliteit van leven van de zorgvrager; • In de tekst stond juist dat voordat de zorgvrager een hulpmiddel kan gebruiken, hij eerst het gemis van een goede gezondheid moet accepteren. Hier staat het omgekeerde.
© ThiemeMeulenhoff
27
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: CVA 1
De heer Jansen ligt niet in bed en ontwikkelt toch decubitus. Hoe kan dat? Het decubitusrisico is bij zitten in een stoel juist erg groot, omdat er veel druk op een relatief klein huidoppervlak is. Bovendien kan iemand onderuitzakken, waardoor er schuif- en wrijfkrachten ontstaan.
2
Welke maatregelen zou Mariska kunnen nemen? Maatregelen die Mariska kan nemen om decubitus te voorkomen: • De tijd die een patiënt zittend op een stoel doorbrengt, zo kort mogelijk houden; • De zithouding kiezen die gepaard gaat met de laagste druk, dus het geringste decubitusrisico, dat is een achteroverzittende houding met de benen steunend op een bankje. • De patiënt om het uur van houding laten wisselen (wisselhouding). • Gebruikmaken van drukreducerende kussens. • Voorkomen dat de patiënt als hij zit, onderuitglijdt of schuinzakt, bijvoorbeeld door kussens te gebruiken om de houding te stabiliseren.
3
Waarom is het belangrijk dat de heer Jansen oefeningen doet? - Bij onvoldoende beweging bestaat het risico op een functiestoornis van een spier. Dit kan voorkomen worden door iedere dag oefeningen te doen. • Oefeningen helpen de circulatie verbeteren, waardoor het risico op trombose vermindert. • Oefeningen bevorderen de algehele conditie en de zelfredzaamheid.
4
Op welke andere complicaties ben je gespitst als wijkverpleegkundige? De wijkverpleegkundige let op: • problemen bij het slikken en ophoesten, en daardoor een verhoogde kans op een longontsteking; • gestoorde functie van het spierstelsel, door onvoldoende beweging, bijvoorbeeld atrofie. • problemen met de urinelozing en een verhoogde kans op blaasontsteking; • obstipatie.
KENNISOPDRACHT
28
1
Wat zijn ‘bevorderende’ factoren bij het ontstaan van decubitus? Decubitus ontstaat door zuurstoftekort in het weefsel, dat optreedt door een combinatie van druk- en schuifkrachten. Bij langdurig niet-bewegen (liggen of zitten in dezelfde houding) zijn die krachten groot. De kans op decubitus is groter door een lage weefseltolerantie, door een hoge leeftijd, dehydratie, eiwit- en vitaminetekort en stress.
2
Welke maatregelen kun je als verpleegkundige nemen om de kans op decubitus te beperken?
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de persoonlijke verzorging
Complicaties van langdurige inactiviteit voorkomen
De druk- en schuifkrachten beperken door wisselhouding, beweging en drukreducerende matrassen en kussens. 3
Noem twee behandelingsmogelijkheden bij decubitus. Decubitus verzorgen, betekent vaak wondverzorging. De behandeling is afhankelijk van het stadium van de aandoening. Bij de verzorging van decubituswonden werk je volgens de wondverzorgingsprotocollen van de instelling. Overige maatregelen die genomen worden bij een zorgvrager met decubitus zijn: • een eiwitverrijkte voeding; • minimaal anderhalve liter vocht per dag; • een goede lichaamshygiëne en een extra wasbeurt per dag om nadelige effecten van transpireren tegen te gaan; • op tijd het incontinentiemateriaal verwisselen, zodat de huid schoon en droog blijft; • de zorgvrager regelmatig van houding veranderen; • passief en actief oefenen met de zorgvrager.
4
Wat is ‘doorbewegen’, wie voert het uit en welke complicaties kun je ermee voorkomen? Doorbewegen is het passief of actief bewegen van spieren en gewrichten. De oefeningen worden gegeven door een fysiotherapeut. Soms voert een zorgvrager de oefeningen vervolgens zelf uit, soms wordt hij bijgestaan door een verpleegkundige. Doorbewegen helpt bij: • preventie van contracturen; • doorbloeding; • mobiliteit; • preventie van trombose; • bestrijden van spasmen.
5
Wat is het verschil tussen trombose en een longembolie? Wat kun je doen om trombose te voorkomen? Longembolie is een ernstige complicatie van trombose en treedt op als een stolsel losraakt en in de longen een gehele of gedeeltelijke afsluiting veroorzaakt. Trombose is soms te voorkomen door ervoor te zorgen dat de zorgvrager zo snel mogelijk weer in beweging komt. Als actieve beweging niet mogelijk is, dan is passief bewegen op bed de therapie. Doorbewegen van armen en benen tijdens de verzorging is ook een preventieve maatregel. Verder kan bij mobiele zorgvragers een steunkous of zwachtelen helpen om een trombosebeen te voorkomen. Een steunkous of zwachtelen stimuleert de doorbloeding van de benen.
6
Bij veel zorgvragers ontstaan problemen met de uitscheiding door langdurige inactiviteit. Wat kun je doen om deze problemen zoveel mogelijk te voorkomen? Preventieve maatregelen zijn: • een vezelrijk dieet; • voldoende vocht; • de zorgvrager stimuleren om in bed zo veel mogelijk te bewegen; • de zorgvrager stimuleren om naar het toilet te gaan.
© ThiemeMeulenhoff
29
3
Helpen bij de opname van voeding en vocht Hulp bieden bij eten en drinken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: JE KWIJLT ERVAN! 1
Leg uit hoe een en ander samenhangt. Een lege maag, samen met een visuele prikkel, leidt tot de activering van het hongersignaal naar de hersenen. De hersenen sturen een prikkel naar de maag en mond. Dit leidt tot het knorren van de maag (maagsapproductie) en tot speekselvorming in de mond.
PRAKTIJK: NATASJA DOET AAN DE LIJN 1
Ga na op welke manier jij tijdens je middelbare schooltijd omging met eten. Kun je verklaren welke factoren je eetpatroon op die leeftijd beïnvloeden? De omgang met voeding kun je relateren aan de invloed die de mensen om je heen (sociale groep) hebben. Verder is de relatie met je ouders van belang, en de invloed van lichaamsbeeld en lijnen gaat op die leeftijd een rol spelen.
KENNISOPDRACHT 1
Houd gedurende een week een eet- en drinkdagboek bij. Beantwoord na deze week de volgende vragen en bespreek ze in de groep. • Is je voeding verantwoord? Onderbouw je antwoord. • Is je vochtinname verantwoord? Onderbouw je antwoord. • Als je zelf een zorgvrager zou zijn, welke adviezen zou je aan jezelf geven en waarom? • Op welke momenten heb je gegeten en gedronken? Beschrijf of je een gewoonte hierin herkent. Kun je toelichten wat deze momenten voor je betekenen? Stimuleer de studenten tot het bijhouden van een eetdagboek. Het is belangrijk om alert te zijn op studenten met mogelijke eetproblemen. De student beoordeelt of de voeding verantwoord is, en onderbouwt dit met een analyse van de hoeveelheid voedingstoffen versus de ADH, de balans in de energiebehoefte en de variatie in de voeding. De student beoordeelt of de vochtinname verantwoord is, en onderbouwt dit met een analyse van de verhouding inname en uitscheiding en de voedingswaarde van het vocht. De student kan op basis van zijn analyse gerichte adviezen geven. Door deze beschrijving geeft de student blijk van bewustwording van de sociale context van eten en drinken en de manier waarop dit elkaar beïnvloedt. • gezinsvervangend tehuis in de verstandelijk gehandicaptenzorg; • revalidatieafdeling voor zorgvragers met een dwarslaesie; • afdeling chirurgie; • afdeling psychogeriatrie in een verpleeghuis.
© ThiemeMeulenhoff
31
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
2
Voeding is in elke zorgsetting belangrijk. Per setting zul je op andere aspecten letten. Beschrijf bij elke genoemde setting op welke aspecten je als verpleegkundige extra let: • gezinsvervangend tehuis in de verstandelijk gehandicaptenzorg; • revalidatieafdeling voor mensen met een dwarslaesie; • afdeling chirurgie; • afdeling psychogeriatrie in een verpleeghuis. Bij elke setting moet je rekening houden met de mogelijke leeftijd/levensfase en de zorgbehoefte van de zorgvrager. Verder houd je rekening met de volgende aspecten: • gezinsvervangend tehuis in de verstandelijk gehandicaptenzorg: sociale context van eten, manieren aan tafel, aanleren van koken en samenstellen van verantwoorde voeding; • revalidatieafdeling voor mensen met een dwarslaesie: gebruikmaken van de meest comfortabel mogelijke houding, alert zijn op verslikken, mogelijk gebruikmaken van hulpmiddelen en de training daarin; • afdeling chirurgie: mogelijk overnemen van het eten geven, rekening houdend met lichamelijke beperkingen en moeheid, eiwitrijke voeding ter voorkoming van drukletsel en versnelling van herstel, afstemmen van de consistentie; • afdeling psychogeriatrie in een verpleeghuis: alert zijn op mogelijke veranderingen in de zintuiglijke waarneming (tong en keel verbranden), ervoor zorgen dat mensen eten en dit niet vergeten, voor de juiste hoeveelheden eten zorgen (zorgvrager kan vergeten zijn dat hij zojuist heeft gegeten) en de sociale context van het eten dat ook structuur aan de dag geeft.
32
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de opname van voeding en vocht
Voedingsproblemen en negatieve vochtbalans signaleren
Voedingsproblemen en negatieve vochtbalans signaleren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN PECHVOGEL 1
Verklaar het advies van de verpleegkundige. Vanwege het overgewicht heeft meneer Schippers mogelijk hart- en vaatproblemen gekregen. Dat kan een verklaring zijn voor de problemen met zijn ogen. De pijnklachten in de knie kunnen zijn ontstaan door de grote belasting van het hoge lichaamsgewicht. Overigens is het geen gek idee van meneer Schippers om ook zijn stress aan te pakken, aangezien dat lijkt te leiden tot het overgewicht.
PRAKTIJK: WAT EEN DORST 1
Leg uit waarom Mohammed er goed aan doet om zich aan de vochtbeperking te houden. Door het hartinfarct dat Mohammed heeft doorgemaakt, is zijn hart niet in staat om al het vocht in de bloedbaan goed rond te pompen. Dit kan leiden tot overvulling waardoor het hart en de nieren extra worden belast door een te hoge bloeddruk.
2
Op welke manier moet Mohammed zijn vocht en voeding samenstellen om geen verstoring in de elektrolytenbalans te krijgen? Belangrijke uitgangspunten voor de samenstelling van vocht en voeding zijn: • speiding over de hele dag in kleinere porties; • vermijden van voedingsmiddelen die dorst veroorzaken (denk aan zoute en droge voeding). De hoeveelheid vocht in de voeding moet bekend zijn en daarop moet de hoeveelheid vocht worden afgestemd. Het inschakelen van een diëtist is raadzaam en noodzakelijk.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf van een medestudent de voedingstoestand aan de hand van de checklist voedingstoestand. Geef een onderbouwd oordeel over zijn of haar voedingstoestand en bespreek dit met de medestudent. Ga na of je medestudent het met je oordeel eens is. De student moet een onderbouwd oordeel geven over de voedingstoestand van een medestudent. Toets zijn bevindingen door dit na te gaan bij de betreffende medestudent. De student gebruikt hiervoor alle observatiegegevens uit de checklist voedingstoestand.
2
Bedenk twee situaties waarin de psychische beleving van voeding kan leiden tot voedingsproblemen. Onderbouw je antwoord. Twee voorbeelden kunnen zijn: een prettiger gevoel krijgen als je iets eet (troost, beloning) of juist eten vermijden als je er vervelende gevoelens bij hebt. Voedingsproblemen kunnen leiden tot eenzijdige voeding en deficiënties of juist een overconsumptie.
3
Bedenk twee situaties waarin de sociale omstandigheden rondom voeding kunnen leiden tot voedingsproblemen. Onderbouw je antwoord. Een mogelijk voorbeeld is: het hebben of ontbreken van gezelschap bij het eten en de keuze voor bepaalde voeding. Deze keuze kan beïnvloed worden door de omgeving. Vooral het
© ThiemeMeulenhoff
33
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
gegeven of de zorgvrager zich niet prettig voelt in zijn omgeving (eenzaamheid, of juist te druk zijn), zorgt voor mogelijke voedingsproblemen (gebrek aan eetlust, te weinig voedselinname, weinig aandacht aan koken waardoor eenzijdigheid of deficiënties kunnen ontstaan). De keuze voor bepaalde voeding kan leiden tot een onverantwoorde samenstelling van de voeding met als gevolg onder andere deficiënties, overconsumptie.
34
4
In welke situaties heeft een zorgvrager een vochtbeperking nodig? Leg je antwoord uit. Een vochtbeperking is nodig als er sprake is van hart- en of nierfalen of ter preventie daarvan. De onderbouwing die de student daarbij gebruikt, moet betrekking hebben op secundaire dehydratie.
5
Hoe kun je als verpleegkundige dehydratie voorkomen bij een zorgvrager? Licht je antwoord toe. Er is een onderscheid zit tussen primaire en secundaire dehydratie. Bij preventie moet je, naast zorgdragen voor voldoende vocht, ook aandacht schenken aan de elektrolytenbalans en de bewustwording van beïnvloedende omgevingsfactoren.
6
Wat moet je als verpleegkundige doen als er sprake is van dehydratie bij een zorgvrager? Waarom? Ook hier moet je, naast de zorg voor voldoende vocht, ook aandacht schenken aan de elektrolytenbalans en de omgevingsfactoren. Het hangt af van de gezondheidsproblemen of het bijhouden van een vochtbalans noodzakelijk is, en welke aanvullende maatregelen je moet nemen.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de opname van voeding en vocht
Maatregelen nemen ter bevordering van de eetlust
Maatregelen nemen ter bevordering van de eetlust ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GEEN TREK 1
Leg uit welke factoren mee kunnen spelen bij de verminderde eetlust van Marat. Factoren die mee kunnen spelen bij Marat: verminderde eetlust als gevolg van hormonen, niet aan tafel, maar voor de televisie zitten, mogelijk vindt hij macaroni niet lekker en tot slot is het eten koud geworden.
PRAKTIJK: SPEEKSELOVERLAST 1
Welke maatregelen kun je nemen om meneer Zwart te helpen? Licht je antwoord toe. Je kunt ten eerste nogmaals met de arts te overleggen over de mogelijkheden van medicatie. Daarnaast kun je aandacht besteden aan het motiveren tot medicatie-inname. Natuurlijk moeten de problemen met slijmvorming ook worden aangepakt. Verpleegkundige maatregelen daarbij zijn: je kunt melkproducten beter achterwege laten vanwege een plakkerig gevoel in de mond. Tegen veel slijmvorming helpt het om de mond veel te spoelen met zout water, mineraalwater, citroensap of oud bruin (een soort bier). Maar dit laatste is – gezien de combinatie met medicatie en het ziektebeeld – niet wenselijk. Ook kun je ijsblokjes, ijswater, en ‘gek genoeg de melkproducten karnemelk en drinkyoghurt’ gebruiken. Deze veroorzaken namelijk geen plakkerig gevoel in de mond. Tot slot is een goede mondhygiëne belangrijk.
KENNISOPDRACHT 1
Stel je voor: je verpleegt een vrouw die lijdt aan kanker. Deze zorgvrager moet ter bevordering van haar herstel eiwitrijk eten. Maar ze heeft geen trek. Welke maatregelen neem je om haar eetlust te bevorderen? Je kunt de volgende maatregelen nemen: vaker kleine porties eiwitrijke voeding aanbieden en lichtverteerbare voeding geven. De voeding moet aansluiten bij wat de zorgvrager lekker vindt, ziet er aantrekkelijk (opgediend) uit en wordt op vaste tijden opgediend. Daarnaast kun je aandacht schenken aan een prettige omgeving en dring je het eten niet op. Ook moet je aandacht hebben voor eventuele gevolgen van de chemokuur, zoals gevolgen voor de smaaken reuksensatie, misselijkheid, een droge mond of juist slijmvorming. Belangrijk is het dat je algemene maatregelen ter bevordering van de eetlust combineert met bijzondere maatregelen die samenhangen met de ziekte.
2
Je werkt als verpleegkundige in een revalidatiecentrum. Daar verpleeg je Daphne. Ze heeft na een auto-ongeluk beperkte handfuncties. Welke begeleiding geef je haar bij de maaltijd? Daphne heeft beperkingen waardoor de maaltijd langer zal duren. Kleine porties zijn wenselijk, zodat het eten niet koud wordt. Je kunt nadenken over een mogelijke verandering van de consistentie om het eten te vergemakkelijken. Het gebruik van hulpmiddelen is een belangrijk aspect. Verder moet je ook aandacht schenken aan de omgeving. Daphne moet zich niet opgelaten voelen door haar beperkingen, of bevuild raken door het aanleren van nieuwe vaardigheden.
© ThiemeMeulenhoff
35
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
3
36
Maurice heeft slikproblemen. Die zijn het gevolg van de ziekte Huntington-chorea. Hij is heel beweeglijk, zijn hele lichaam schudt heen-en-weer. Gelukkig kan hij nog wel zitten. Hoe begeleid je Maurice bij de maaltijd? Licht je antwoord toe. Bij Maurice moet je aandacht hebben voor zijn slikproblemen én de houding waarin hij eet. Het schudden bemoeilijkt goed kauwen en rustig eten. Het beste kan hij rechtop eten, als dat mogelijk is. Verder moet je letten op slijmvorming en de consistentie (niet te dun of kruimelig). Je moet alert zijn op slikproblemen bij deze zorgvragers: die kunnen een longontsteking veroorzaken.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de opname van voeding en vocht
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren
Voedings- en dieetvoorschriften hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: SUIKERZIEKTE SUIKERVRIJ? 1
Leg met behulp van de hierboven beschreven diëten uit welk type dieet Lisa heeft. Waar zal ze qua voeding extra op moeten letten? Lisa heeft waarschijnlijk een voedingsstofbeperkt dieet. Op zich mag Lisa suiker eten, maar wel met mate om geen grote schommelingen te krijgen in de verhouding suiker/insuline. Qua voeding moet Lisa op suikers letten, maar ook op koolhydraten. Koolhydraten zijn suikers, dus ook de hoeveelheid koolhydraten moet in verhouding zijn met de hoeveelheid insuline.
PRAKTIJK: JONG GELEERD, OUD GEDAAN 1
Ga bij jezelf na of je bepaalde gewoonten hebt ontwikkeld die samenhangen met eten. Probeer te achterhalen of je deze gewoonten al lang hebt en hoe je ze hebt aangeleerd. Vind je ze nog belangrijk? Wat zou het betekenen om deze gewoonten te moeten veranderen? Eigen mening. Let op een logische onderbouwing van het antwoord op de vragen. In dit geval is het belangrijk je ervan bewust te zijn dat gewoonten hardnekkig en betekenisvol kunnen zijn.
KENNISOPDRACHT 1
Geef bij elk onderstaand voorbeeld aan of er sprake is van een algemeen voedingsvoorschrift, een specifiek voedingsvoorschrift of een dieetvoorschrift en waarom dit voorschrift nodig is: • een zorgvrager met diabetes mellitus gebruikt minder suiker in zijn voeding; • een bedlegerige zorgvrager krijgt na een operatie nutridrink (eiwitrijk drankje); • een groepsbegeleider traint zijn bewoners in het gezinsvervangend tehuis voor licht verstandelijk gehandicapte zorgvragers in het bereiden van een maaltijd. De voorschriften zijn: • de zorgvrager met diabetes mellitus: er is sprake van een dieetvoorschrift, een voedingsstofbeperkt dieet, nodig om bloedsuikerschommelingen te voorkomen; • de bedlegerige zorgvrager: een specifiek voedingsvoorschrift, nodig om het herstel na de operatie te bevorderen; • de training van de groepsbegeleider: algemene voedingsvoorschriften, nodig om een goede hygiëne te trainen, het belang van goed doorkoken, letten op houdbaarheid en de manier van bewaren om voedselvergiftiging te voorkomen.
2
Ga in vakliteratuur na wat de redenen kunnen zijn voor de volgende voedingsstofbeperkte diëten: • het vetbeperkt dieet; • het lactosebeperkt dieet; • het natriumbeperkt dieet; • het kaliumbeperkt dieet; • het vochtbeperkt dieet.
© ThiemeMeulenhoff
37
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Onderbouw je antwoord. Redenen voor de volgende diëten: • vetbeperkt dieet: bij vetdiarree (dreigend tekort aan calcium en in vetoplosbare vitaminen), te weinig eetlust (vet geeft een verzadigd gevoel), galblaasklachten (gal helpt om vet af te breken) en obesitas (als vorm van energiebeperking); • lactosebeperkt dieet: bij een lactose-intolerantie of het niet kunnen afbreken van lactose; • natriumbeperkt dieet: bij hypertensie (dit geldt niet voor zwangerschapshypertensie) en vochtretentie (het natrium houdt het vocht langer vast); • kaliumbeperkt dieet: bij een te hoog kaliumgehalte als gevolg van nierproblemen; • vochtbeperkt dieet: bij hart-, nier- of leverfalen om overvulling te voorkomen.
3
Leg uit waarom de ontlasting van een zorgvrager kan uitblijven of veranderen als hij een dieet heeft met een afwijkende consistentie. De ontlasting kan veranderen bij voeding met een afwijkende consistentie als gevolg van: • efficiëntere opname van voedingsstoffen uit de voeding (minder ontlasting); • een mogelijk andere hoeveelheid voedingsvezels (minder en zachtere ontlasting); • een te hoog aanbod van voedingsstoffen waardoor er vocht uit het darmweefsel wordt onttrokken (diarree). Verandering van ontlasting kan een psychische belasting voor de zorgvrager zijn. Als verpleegkundige zul je dit moeten onderkennen en de zorgvrager hierin begeleiden.
38
© ThiemeMeulenhoff
4
Helpen bij de uitscheiding Hulp bieden bij de toiletgang ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NA DE OPERATIE 1
Wat kan het probleem bij mevrouw Dijkmans zijn? Ze kan haar urine niet lang genoeg ophouden en/of ze voelt de prikkel van haar volle blaas niet.
2
Welke relatie zou er kunnen bestaan tussen het minder gaan drinken van mevrouw Dijkmans en je antwoord op vraag 1? Als mevrouw Dijkmans minder drinkt, moet ze minder en minder vaak urineren waardoor de kans op ‘ongelukjes’ afneemt.
PRAKTIJK: ZUSTER KOM EENS EVEN 1
Welke hulp heeft mevrouw Jansen nodig? Hulp bij het initiatief nemen: mevrouw Jansen neemt niet meer altijd zelf het initiatief om naar het toilet te gaan. Er zou met een afspraak gemaakt kunnen worden over vaste toilettijden.
KENNISOPDRACHT 1
Welke maatregelen kun je nemen om de privacy te vergroten van een zorgvrager die op zaal ligt en de bedpan nodig heeft? Alhoewel dit in de praktijk niet altijd mogelijk zal zijn, zijn er soms creatieve oplossingen te bedenken zoals: de zorgvrager met bed en al naar een andere ruimte rijden, niet bedlegerige zorgvragers vragen even van zaal af te gaan enzovoort.
2
Stel je voor dat je tijdens je opleiding een praktijkopdracht krijgt in het praktijklokaal, waarbij jij een medeleerling die in bed ligt moet helpen met de po of urinaal en daarna worden de rollen omgedraaid. Wat vind je van deze opdracht? Leg je antwoord uit. Maakt het nog verschil of een vrouwelijke of mannelijke medeleerling je helpt? Licht je antwoord toe. Deze vraag is vooral bedoeld om de studenten te prikkelen na te denken over een situatie waarin ze zelf afhankelijk zouden zijn van de hulp van anderen bij het urineren en defeceren. Maar ook de vraag of het belangrijk is bepaalde dingen eerst zelf eerst zelf mee te maken speelt hier een rol.
3
Oudere zorgvragers worden in sommige instellingen op vaste tijden naar het toilet gebracht. Wat vind je hiervan? Denk je dat dit een beperking van de zelfzorgmogelijkheden is? Leg je antwoord uit. Eigen mening. Argumenten zijn belangrijk.
4
Geef drie verschillende voorbeelden van beperkingen in de zelfzorg die kunnen ontstaan rondom de toiletgang. Bedenk welke aanpassingen of hulpmiddelen je hierbij kunt inzetten.
© ThiemeMeulenhoff
39
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Een paar voorbeelden: Bij a. mobiliteitsproblemen kunnen hulpmiddelen aangewend worden om de zorgvrager naar het toilet te verplaatsen. Bedlegerige zorgvragers zullen gebruik moeten maken van de bedpan en/of de urinaal. b. Incontinentie is een beperking in de zelfzorg. Wanneer een zorgvrager er aan wordt herinnerd op tijd naar het toilet te gaan, kan dat soms incontinentie voorkomen. c. Oudere zorgvragers hebben soms meer moeite met het losmaken en uitdoen van kledingstukken. Klittenband in plaats van knopen, elastiek in plaats van een broekriem houden de zelfzorg langer in stand.
40
5
Welke invloed heeft warm weer op de urineproductie? Hoe komt dat? Bij warm weer wordt de urineproductie minder omdat het lichaam meer transpiratievocht verliest.
6
Wat gebeurt er wanneer de peristaltische beweging zich omkeert? Dan ga je braken.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Blaastraining geven
Blaastraining geven ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DE BLAASTRAINING 1
Welke vraag zou jij de arts, de fysiotherapeut en de verpleegkundige stellen om Johanneke te helpen bij het weer onder controle krijgen van haar mictie? - Arts: Is het medisch mogelijk om blaastraining effectief te laten zijn? Fysiotherapeut: Kun je spierversterkende training geven (bekkenbodemspieren)? Verpleegkundige: Kun je ondersteunen in het opzetten van een trainingsprogramma? Welke middelen heb je nodig om het programma te ondersteunen? Welke motivatie heb je nodig om het vol te houden?
2
Welke rol zou jij bij de blaastraining van Johanneke kunnen vervullen? - Analyse van eigen mogelijkheden en beperkingen; Opzetten van een blaastrainingsprogramma aangepast aan de mogelijkheden van Johanneke; Bijhouden van een mictiedagboek en de uitleg daarover;Verzorgen ondersteunende middelen als po-stoel, handige kleding en dergelijke; De zorgvrager ondersteunen; Plannen en uitvoeren van evaluatiegesprekken; Motiveren van zorgvrager wanneer dit nodig is.
PRAKTIJK: KATIE 1
Van welke vorm van incontinentie is hier sprake? Urge-incontinentie. Door de verblijfskatheter is de blaascapaciteit verminderd.
2
Wat kan er gedaan worden aan het ongewild urineverlies van Katie? Blaastraining.
3
Noem twee aandachtspunten in deze situatie, dat wil zeggen één aandachtspunt ten aanzien van de diagnose en één aandachtspunt ten aanzien van het verpleegplan. Eerst moet gekeken worden of er geen lichamelijke belemmeringen zijn. In dit geval zou dat, gezien het branderige gevoel bij het plassen, een blaasontsteking kunnen zijn. Ten tweede: in hoeverre is Katie al mobiel genoeg om naar het toilet te gaan voor de blaastraining.
KENNISOPDRACHT 1
Welke informatie heb je nodig om te weten of een blaastraining een oplossing is voor een mictieprobleem? Je moet weten van welke vorm van incontinentie er sprake is: Totale incontinentie; functionele incontinentie; stressincontinentie; urge-incontinentie; druppelincontinentie. Verder moet je de oorzaak van de incontinentie achterhalen. Bijvoorbeeld: als de urge-incontinentie is ontstaan door het gebruik van diuretica, dan is het zinvoller eerst te kijken of je iets aan de dosering of toedieningstijden kan veranderen.
2
Welke informatie heb je nodig om een blaastraining te kunnen starten? Zoek uit of er (medische) contra-indicaties voor het starten van een blaastraining zijn. Zijn de lichamelijke mogelijkheden van de zorgvrager toereikend? Is de zorgvrager gemotiveerd?
3
Welke observaties verricht je tijdens de blaastraining?
© ThiemeMeulenhoff
41
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Hoe vaak de zorgvrager naar het toilet gaat; de hoeveelheid urine per keer; tussentijds urineverlies (frequentie en hoeveelheid); vochtgebruik; eventuele pijnklachten tijdens het urineren; invullen mictiedagboek; motivatie zorgvrager.
42
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Incontinentiemateriaal toepassen
Incontinentiemateriaal toepassen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN NIEUWE HEUP 1
Van welke soort fecesincontinentie is hier sprake? Er is sprake van een overloopincontinentie voor feces.
2
Geef enkele ideeën voor verpleegkundig onderzoek en wat de rol van de verpleegkundige kan zijn in deze situatie. Vaststellen of hij voldoende drinkt. Vaststellen of hij voldoende vezelrijke voeding krijgt. Ook het aanleggen van een vochtbalans geeft een duidelijker beeld. Hij moet zich meer bewegen: vaker een rondje lopen, de po-stoel weghalen. Hij zal gelaxeerd moeten worden om de fecesprop te verwijderen.
PRAKTIJK: THUIS BIJ MEVROUW RODENBURG 1
Waar zou jij – naast de grootte en het absorptievermogen – op letten bij het kiezen van geschikt incontinentiemateriaal voor mevrouw Rodenburg? Ze moet er zelf mee kunnen omgaan. Dus geen knoopjes of plakstrips maar taille- en beenelastieken.
KENNISOPDRACHT 1
Anja is een jonge vrouw die veel aan sport doet. Tijdens het sporten verliest ze regelmatig kleine hoeveelheden urine. Ze vindt dit erg vervelend omdat de incontinentie door haar strak zittende sportkleding niet goed kan verbergen. Welk incontinentiemateriaal of hulpmiddel kan Anja het best gebruiken tijdens het sporten? Leg ook uit waarom. Het is het meest waarschijnlijk dat Anja last heeft van stressincontinentie. Dit is een lichte incontinentie waarbij een speciaal inlegkruisje of maandverband afdoende bescherming kan bieden. In strakke sportkleding is het echter mogelijk dat je het speciale maandverband kan zien. Anja kan dan beter een incontinentietampon gebruiken tijdens het sporten. Deze tampon is onzichtbaar en voorkomt het verlies van urine.
2
Welke invloed zou incontinentie hebben op jouw leven? Noem drie dingen die daarbij voor jou zouden veranderen. Door de cursist te beantwoorden.
3
Meneer De Groot heeft de ziekte van Parkinson en hij is incontinent voor feces. Met het urineren heeft hij geen problemen. Meneer De Groot woont nog in zijn eigen huis. Twee keer per dag komt de wijkverpleegkundige om hem te helpen met wassen en aan- en uitkleden. Welke incontinentiematerialen of hulpmiddelen zijn, vanwege zijn beperking in de zelfzorg, minder geschikt voor hem? Leg uit waarom. Meneer De Groot krijgt hulp van de wijkverpleegkundige met wassen en aan- en uitkleden. Hieruit kun je concluderen dat hij zijn handen niet goed kan gebruiken. De anaaltampon is minder geschikt voor hem omdat hij deze niet zelf zal kunnen verwijderen of opnieuw inbrengen. Ook zal hij er waarschijnlijk moeite mee hebben een inlegverband goed in een fixatiebroekje te krijgen. Hij moet in dat geval ook veel extra handelingen verrichten: fixatiebroekje aan,
© ThiemeMeulenhoff
43
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
inlegverband erin, onderbroek aan en bovenbroek aan. Hij is dus het meest gebaat bij een absorberend broekje dat hij in plaats van zijn onderbroek kan dragen.
44
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
De uitscheiding bevorderen
De uitscheiding bevorderen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK MOET, MAAR HET LUKT NIET 1
Wat zou de reden kunnen zijn dat mevrouw Verbeek niet kan urineren? De reden kan zijn dat mevrouw Verbeek op een vreemde plaats (in bed) en in een onnatuurlijke houding moet urineren.
2
Wat kan de verpleegkundige doen om mevrouw Verbeek te helpen? Mevrouw Verbeek is niet bedlegerig. De enige reden waarom ze 's avonds en 's nachts de bedpan gebruikt is dat ze slecht ter been is. In overleg met mevrouw Verbeek kan besluiten dat ze ook 's avonds en 's nachts naar het toilet gaat, maar dan gebracht met de rolstoel.
PRAKTIJK: MENEER SADIQI HEEFT OBSTIPATIE 1
Noem drie redenen voor het ontstaan van de obstipatie van meneer Sadiqi. Meneer Sadiqi heeft de ziekte van Parkinson. Het is aannemelijk dat hij anti-Parkinsonmedicatie krijgt. Hij is minder mobiel waardoor hij weinig beweging krijgt. Als gevolg van zijn ziekte heeft hij hulp nodig bij het eten en drinken. Voor zijn vochtopname is hij dus afhankelijk van anderen en het is mogelijk dat hij te weinig vocht binnen krijgt. Zorgvragers met de ziekte van Parkinson hebben vaak moeite met slikken en dit kan ook de oorzaak zijn van een verminderde vochtopname. Al deze factoren kunnen obstipatie in de hand werken.
2
Welke reële maatregelen zou je kunnen nemen om de obstipatieklachten van meneer Sadiqi te verminderen? Door het bijhouden van een vochtbalans wordt duidelijk of meneer Sadiqi genoeg drinkt. Een glas lauw water voor het ontbijt stimuleert de darmwerking. Omdat hij moeite met slikken heeft, krijgt hij gemalen warme maaltijden. In gemalen voeding zitten nauwelijks nog voedingsvezels. Het zou goed zijn kritisch te kijken of hij werkelijk gemalen voeding nodig heeft. Misschien is het ook mogelijk om de maaltijd gewoon te prakken met een vork. Wanneer de stoelgang niet verbetert, zou de arts in overleg met meneer Sadiqi kunnen besluiten een laxeermiddel voor te schrijven.
PRAKTIJK: LING HEEFT DIARREE 1
Wat kan een mogelijke oorzaak zijn van de diarree van Ling? Een virus of een bacterie kan de oorzaak zijn van de diarree. Omdat het vrij acuut is ontstaan, is de oorzaak waarschijnlijk een infectie. Een overgevoeligheid voor voedselsoorten is niet waarschijnlijk omdat dit geen acuut proces is.
2
Welk advies moet Cindy aan de zus van mevrouw Wong geven? De zus van mevrouw Wong moet Ling heel regelmatig kleine beetjes uit de fles laten drinken. Gezien de misselijkheid en het braken van Ling, kan dit gewoon water zijn. Ook moet ze goed letten op tekenen van uitdroging. Bij tekenen van uitdroging, moet ze de huisarts raadplegen. Verder moet ze hygiënische maatregelen nemen om besmetting bij zichzelf, Djip en mevrouw Wong te voorkomen.
© ThiemeMeulenhoff
45
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
KENNISOPDRACHT
46
1
Kun je een verklaring geven voor het feit dat bewoners van verpleeghuizen meer dan gemiddeld last hebben van obstipatie? Mogelijke redenen: De meeste verpleeghuisbewoners zijn minder mobiel en krijgen dus minder beweging; vaak krijgen ze bepaalde medicijnen die obstipatie kunnen veroorzaken; oudere mensen drinken soms minder goed of hebben een slikprobleem; als de voeding gemalen is, bevat dit te weinig voedingsvezels; voor de toiletgang zijn ze vaak afhankelijk van anderen, waardoor ze bij aandrang niet altijd meteen naar het toilet kunnen gaan; gebrek aan privacy.
2
Hoe komt het dat mensen met obstipatie soms een vol gevoel hebben? De darmen worden onvoldoende geleegd tijdens de stoelgang. Dit kan een vol gevoel geven en een gebrek aan eetlust veroorzaken.
3
Bedenk drie situaties waarin diarree kan ontstaan door nervositeit. Mogelijke situaties: Een examen; een sollicitatiegesprek; een belangrijke vergadering.
4
Waarom wordt het vakantiegangers afgeraden in warme landen schepijs te eten? Schepijs komt, in tegenstelling tot verpakt ijs, in contact met de handen van de verkoper en wordt blootgesteld aan de lucht. Hierdoor is de kans op besmetting groter dan bij verpakt ijs en zeker als de luchttemperatuur hoog is.
5
Een vrouwelijke zorgvrager met bloedarmoede heeft obstipatieklachten. Wat kan de oorzaak hiervan zijn? De kans is groot dat deze mevrouw vanwege haar bloedarmoede een ijzerpreparaat voorgeschreven heeft gekregen.
6
Een mannelijke zorgvrager klaagt over het nadruppelen van de urine na het plassen. Wat is er aan de hand? De blaas wordt onvoldoende geleegd tijdens het urineren.
7
Bij welke aandoening komt dit voor? Bij een vergrote prostaat.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij het opgeven van sputum
Hulp bieden bij het opgeven van sputum ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ‘MAAK HET HAAR MAAR ZO COMFORTABEL MOGELIJK’ 1
Waarom neemt de benauwdheid toe als mevrouw Alberto onderuitzakt? Als mevrouw Alberto onderuitzakt, kan ze niet goed gebruik maken van de ademhalingsspieren. En door de longontsteking lijkt ze ook minder kracht te hebben om te hoesten: je hoort een rochelende ademhaling maar ze geeft nauwelijks sputum op.
2
Wat kun je doen om haar te helpen bij het opgeven van sputum? Je kunt eerst proberen mevrouw Alberto in een zithouding te brengen in bed. Ga dan achter het hoofdeinde staan en sla je armen om haar heen, onder de oksels door. Oefen bij elke uitademing druk uit op de borstkas. Als dit niet lukt kun je mevrouw Alberto in de drainagehouding leggen. Let er hierbij wel op dat de kant die gedraineerd moet worden boven ligt.
KENNISOPDRACHT 1
Waarom gebruiken de meeste zorginstellingen disposable sputumpotten? Wegwerp sputumpotten zijn hygiënischer. De kans op verspreiding van bacteriën is kleiner.
2
Je kunt beter niet voor een zorgvrager gaan staan op het moment dat hij zelf sputum probeert op te hoesten. Waarom? Je doet dit uit hygiënisch oogpunt. Als je voor een zorgvrager staat is er een kans dat je zelf sputum of druppeltjes sputum in je gezicht krijgt.
3
In sputum voor laboratoriumonderzoek mogen geen voedselresten uit de mond- of keelholte zitten. Wanneer kun je dit sputum dus het beste opvangen? 's Morgens vóór het ontbijt, als de zorgvrager nog nuchter is, is het beste moment omdat dan de periode tussen twee maaltijden ('s avonds en 's morgens) het grootst is.
4
Meneer Maris is langdurig aan het hoesten om zijn sputum kwijt te raken. Je ziet dat hij wel wat sputum opgeeft, maar dit lijkt niet veel te helpen want hij blijft benauwd. Wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn? Het sputum kan te taai zijn en door het lange hoesten worden zijn luchtwegen juist nog meer geprikkeld en neemt de benauwdheid toe. Door die benauwdheid blijft hij hoesten.
5
Welke maatregel zou je kunnen nemen om meneer Maris te helpen. Leg je antwoord uit. In overleg en in samenwerking met de fysiotherapeut kan meneer Maris leren huffen.
© ThiemeMeulenhoff
47
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Hulp bieden bij het braken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MAAGPIJN 1
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van het braken van mevrouw Kamminga. Waarom denk je dat? Gezien de koffiebruine kleur van het braaksel, de klachten die mevrouw Kamminga had en de diagnose maagzweer, is de meest waarschijnlijke oorzaak een maagbloeding.
2
Waaruit bestaat in deze situatie de verpleegkundige zorg tijdens het braken. Mevrouw Kamminga is nauwelijks nog aanspreekbaar en gezien de ernst van de situatie bestaat de kans dat ze het bewustzijn helemaal verliest. De verpleegkundige moet mevrouw Kamminga in stabiele zijligging brengen, als ze een kunstgebit heeft, dit uit de mond halen, de mond leeghalen en zorgen dat de ademhalingsweg vrij blijft. In deze situatie is het belangrijk de bloeddruk te meten en de hartfrequentie (de pols) te tellen. Mevrouw Kamminga kan in deze ernstige situatie niet alleen gelaten worden. Ondanks het verlaagde bewustzijn van mevrouw Kamminga, blijft het belangrijk dat de verpleegkundige een geruststellende houding heeft.
KENNISOPDRACHT
48
1
Wanneer zou jij bij een brakende zorgvrager zo snel mogelijk een arts waarschuwen? Wanneer een zorgvrager niet of nauwelijks meer bij bewustzijn is en/of wanneer een zorgvrager bloed braakt (helderrood of koffiebruin).
2
Welke complicaties kunnen optreden bij iemand die langdurig en veel braakt? Als je langdurig en veel braakt, loop je het gevaar om uit te drogen. Vooral bij ouderen en baby's moet je daarom alert zijn.
3
Waarom wordt een bewusteloze zorgvrager, die braakt, in stabiele zijligging gelegd? Dit voorkomt het in de longen lopen van braaksel (aspiratiegevaar). Een bewusteloze zorgvrager voelt namelijk geen hoestprikkel als er iets in de luchtpijp terecht komt.
4
Een zorgvrager die tijdens een operatie narcose toegediend krijgt moet nuchter blijven voor de operatie. Wat is volgens jou de reden hiervoor? Van narcose kun je gaan braken tijdens of na de operatie. Met een volle maag is het risico groot dat er tijdens het braken maaginhoud in de longen terecht komt.
5
Waarom is een goede mondverzorging belangrijk bij zorgvragers die veelvuldig braken? De kans op ontstoken mondslijmvlies is groot door inwerking van prikkelende stoffen in het braaksel zoals maagzuur.
6
Hoe kun je een zorgvrager geruststellen als hij gebraakt heeft en het bed vies is geworden? Je verschoont het bed en laat merken dat je het vervelend vindt voor de zorgvrager, niet voor jezelf. Je toont respect en medeleven en handelt professioneel.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij de menstruatie
Hulp bieden bij de menstruatie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: VERA 1
Welke informatie heb je nodig om Vera goed te kunnen helpen bij de menstruatie? De informatie die je vooraf verzamelt: Welke hulp krijgt Vera als ze menstrueert? Welk materiaal gebruikt ze? Gebruikt ze pijnbestrijding? Zo ja, welke? Heeft Vera last van stemmingswisselingen? Zijn er nog bijzondere aandachtspunten?
2
Hoe kom je er achter of Vera pijn heeft en dus pijnbestrijding nodig heeft? Door haar goed te observeren: kreunt ze meer dan normaal? Zijn haar spasmen erger dan normaal?
KENNISOPDRACHT 1
Noem minimaal twee redenen waarom een vrouw de voorkeur kan geven aan maandverband in plaats van aan tampons. Het kan gaan om een persoonlijke voorkeur. Als een vrouw wondjes of irritaties in de vagina heeft. Als een vrouw hulp nodig heeft bij het verschonen, kan het zijn dat ze liever maandverband dan tampons gebruikt.
2
Welke redenen zijn er om met handschoenen aan te helpen bij de menstruatie? Als bescherming tegen HIV en Hepatitis B (een leverontsteking).
3
Marieke is een getrouwde vrouw van zevenenveertig jaar. Ze is al twee maanden niet ongesteld geweest. Wat kan er met haar aan de hand zijn? Marieke kan zwanger zijn, maar ze kan ook met de overgang begonnen zijn en daardoor een onregelmatige menstruatie hebben.
4
Marieke maakt zich zorgen over het uitblijven van de menstruatie en vraagt jou om advies. Wat adviseer je haar? Ze moet in elk geval een zwangerschapstest doen. Als ze niet zwanger is, kan dit het begin van de overgang zijn.
5
Je vriendin heeft altijd last van veel bloedverlies tijdens de menstruatie. Je vindt dat ze er bleek uitziet. Wat zou er met haar aan de hand kunnen zijn? Wat adviseer je haar? Ze kan bloedarmoede hebben door het bloedverlies. Je kunt haar adviseren naar de huisarts te gaan voor een bloedonderzoek. Mogelijk heeft ze een ijzerpreparaat nodig.
6
Bedenk een aantal voor- en nadelen voor het gebruik van tampons en maandverband tijdens de menstruatie. Voordelen tampons: minder geurontwikkeling (menstruatievocht gaat pas gaat ruiken als het met de buitenlucht in aanraking komt), makkelijk in het gebruik (vrouwen kunnen er goed mee sporten en zwemmen). Voordelen maandverband: vrouwen zien en merken het direct als ze het moeten vervangen, het is makkelijker in een situatie waarin je als vrouw door een ander verschoond moet worden. Nadelen tampons: vrouwen merken soms niet op tijd wanneer ze zich moeten verschonen, hierdoor bestaat er een kleine kans op het Toxic Shock Syndrome
© ThiemeMeulenhoff
49
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
(T.S.S.) Nadelen maandverband: Vrouwen kunnen er niet mee zwemmen, onder een strakke broek kan het zichtbaar zijn,door de inwerking van buitenlucht is er eerder geurontwikkeling.
50
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij de uitscheiding
Hulp bieden bij hevige transpiratie
Hulp bieden bij hevige transpiratie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MENEER JANSONS HEEFT EEN LONGONTSTEKING 1
Welke problemen kan meneer Jansons ondervinden door de hevige transpiratie? De kans op uitdroging is groot omdat meneer Jansons veel vocht verliest en nauwelijks drinkt. Door de hevige transpiratie verweekt zijn huid en is er kans op smetten. De kans op decubitus bestaat ook omdat hij immobiel is en in een slechte conditie.
2
Op welke manier kun je meneer Jansons helpen? Je kunt hem heel regelmatig extra drinken blijven aanbieden. Als hij slecht blijft drinken is het misschien noodzakelijk dat er een infuus wordt ingebracht. Verder moet je regelmatig de huid controleren en zorgen voor een goede huidverzorging. Fris hem regelmatig op met lauwwarm water en verschoon de kleding en het beddengoed. Omdat hij weinig drinkt is het ook belangrijk zijn mond regelmatig te verzorgen. Misschien vindt hij het prettig een nat washandje op zijn voorhoofd te hebben.
KENNISOPDRACHT 1
Meneer Swanki is ziek. Hij heeft koorts en ligt hevig te transpireren in zijn bed. Welke kleur zal zijn gezicht waarschijnlijk hebben? Hoe komt dat? De kleur van zijn gezicht zal waarschijnlijk rood zijn omdat de bloedvaten in de huid zich verwijd hebben en hier dus meer bloed doorheen stroomt, om zodoende meer warmte kwijt te raken.
2
De overtollige lichaamswarmte wordt via de huid uitgescheiden door warmtestraling, geleidingsafvoer, convectieve afvoer en verdamping. Bedenk voor elke manier een voorbeeld. Warmtestraling: Als je het erg warm hebt, en in een ruimte komt met airconditioning, dan wordt je lichaamswarmte afgevoerd naar de koelere omgeving waardoor je het snel minder warm krijgt. Geleidingsafvoer: Je lichaam maakt contact met een kouder oppervlakte. Bijvoorbeeld een koude stenen muur of glazen wand waar je tegenaan kunt staan. Je overtollige lichaamswarmte wordt hieraan afgegeven. Convectieve afvoer: Als je bijvoorbeeld op een hete zomerdag op het strand bent, zorgt het zeewindje voor wat verkoeling. De luchtstroom ‘neemt de warmte mee’. Verdamping: Dit doe je door te transpireren en dat gebeurt de hele dag door.
3
Mensen die lijden aan de zeldzame aandoening anhidrosis hebben geen zweetproductie. Een afwijking van de zweetklier kan dit veroorzaken. Wat gebeurt er in het lichaam van een zorgvrager die lijdt aan anhidrosis? Leg je antwoord uit. Door het niet werken van de zweetklieren kan de lichaamstemperatuur niet op peil worden gehouden. Hierdoor loopt de lichaamstemperatuur steeds verder op (koorts) en ontstaat er een levensbedreigende situatie.
© ThiemeMeulenhoff
51
5
Helpen bij mobiliteitsproblemen Een zorgvrager helpen bij het mobiliseren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MENEER HAANSTRA 1
De wond aan het been is niet het enige gevolg van de val van meneer Haanstra. Welke gevolgen van de val en de wond kan Nel signaleren? Door de verminderde mobiliteit na het vallen durft meneer Haanstra niet meer zo goed te lopen. Hierdoor kan hij minder goed voor zichzelf zorgen (mager, droge huid). De kans dat hij sociaal geïsoleerd raakt, is groot omdat hij waarschijnlijk de deur niet meer uit komt. Dit moet de verpleegkundige echter wel controleren. Is er een verband tussen het vele praten en eenzaamheid door verminderde mobilisatie of praatte meneer Haanstra altijd al graag.
2
Nel is ingeschakeld om de wond van meneer Haanstra te verzorgen. Zij signaleert ook een mobiliteitsprobleem. Wat zou jij, als je Nel was, nu doen? Motiveer je antwoord. Probleemanamnese, indicatiestelling, eventueel overleg binnen de organisatie en een verpleegplan maken.
PRAKTIJK: HET MOBILISEREN VAN SASKIA 1
Op welke wijze kan Eva in een gesprek met Saskia aansluiten bij haar beleving om haar zo te stimuleren te mobiliseren? Saskia wil graag naar haar kinderen en is nu afhankelijk van de mogelijkheden die de verpleegkundigen hebben om haar te brengen. Dit kan een aanknopingspunt zijn om Saskia uit bed te laten komen. Immers, hoe eerder ze mobiel is, hoe eerder zij zelf naar haar kinderen kan (en dus vaker).
2
Wat kan Eva doen zodat Saskia goed kan mobiliseren? De student moet aangeven welke acties hij zal ondernemen om de pijn en angst te reduceren. Pijnreductie door tijdige en voldoende pijnstilling. Angstreductie door het geven van goede voorlichting over wat Saskia kan verwachten als ze uit bed komt (pijn, duizeligheid). Hierbij moet de student aangeven wat Saskia kan doen om de duizeligheid te verminderen. Daarnaast moet de student aangeven wat het belang voor Saskia is als ze uit bed komt (minder kans op complicaties).
3
Wie kan Eva inschakelen om Saskia minder afhankelijk te kunnen maken van de verpleegkundigen? De studenten kunnen verschillende mensen vragen om te helpen. Zo kan Saskia's echtgenoot haar ook brengen en kan de fysiotherapeut helpen met het mobiliseren van Saskia.
© ThiemeMeulenhoff
53
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
KENNISOPDRACHT
54
1
Om verschillende redenen, zoals in de tekst genoemd, is het belangrijk om de zorgvrager te stimuleren tot mobiliseren. Zou jij iedere zorgvrager stimuleren tot mobiliseren? Motiveer je antwoord. Uit het antwoord van de student moet blijken dat hij kan beoordelen in hoeverre er noodzaak tot mobiliseren is en welke vorm van mobiliseren geïndiceerd is. Er zijn nauwelijks situaties te bedenken waarin er contra-indicatie is voor beweging.
2
Vaak zijn er in ziekenhuizen schema's voor het mobiliseren van een zorgvrager. Kun je een voorbeeld geven waarin jij afwijkt van het schema? Een mobilisatieschema is een richtlijn. Angst, pijn, gebrek aan doorzettingsvermogen en durf bij de zorgvrager zijn aanleidingen om af te wijken van het schema.
3
Door een anamnese is veel informatie te verkrijgen over de mobiliteit van een zorgvrager. Welke vragen zou jij, als je een anamnese mocht maken, stellen over de mobiliteit en welke observaties zou je doen? Vragen en observaties gericht op: gebruik van hulpmiddelen; zekerheid tijdens het lopen; pijn bij het lopen of bewegen; onzekere bewegingen; evenwichtsstoornissen (zoekt de zorgvrager steun?). Er kunnen ook indirecte vragen worden gebruikt (wie haalt voor u de boodschappen?).
4
Nel (uit de praktijkcasus over meneer Haanstra) besluit de mobilisatie van meneer Haanstra op te nemen in het zorgplan. Stel een verpleegkundige diagnose op voor meneer Haanstra volgens de PES-structuur. P mobiliteitstekort; E pijn bij en onzekerheid over het lopen na de val; S meneer uit angst over het lopen.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij mobiliteitsproblemen
Een zorgvrager tillen en verplaatsen
Een zorgvrager tillen en verplaatsen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: STEUNKOUSEN 1
Wat zou de precieze oorzaak kunnen zijn van Wims rugpijn? Wim bevindt zich in een kleine ruimte en zit langdurig op zijn knieën (in dezelfde houding). Daarbij moet hij veel trekken en sjorren.
2
Is er in Wims situatie sprake van statische of dynamische belasting? Beredeneer je antwoord. Er is sprake van zowel een statische belasting (langdurig dezelfde houding), als een dynamische belasting (het trekken aan de kousen).
PRAKTIJK: MEVROUW VAN HEUSDEN 1
Is het terecht dat Hiljo verbaasd is? Waarom wel of waarom niet? De pijn en vermoeidheid kunnen een goede reden zijn om mevrouw Van Heusden met rust te laten. Maar aan de andere kant liggen de zogeheten bedgevaren op de loer: decubitus, slechte doorbloeding, contracturen etc.
2
Als jij dit verpleegplan zou aanpassen, voor welke benadering kies je dan: de haptonomische, de PDL- of de mechanische benadering? Leg uit waarom. De PDL-benadering is in deze situatie het geschiktst. Met die methode toon je het duidelijkst respect voor de beperkingen van de zorgvrager. Er wordt gezocht naar oplossingen die de minste pijn, vermoeidheid én bedgevaren opleveren.
3
Hoe zou de interventie die je in het verpleegplan schrijft, precies luiden? In eerste instantie zal de interventie gericht zijn op voorlichting (over bedgevaren) onderzoek (naar methoden en hulpmiddelen, multidisciplinair) en overleg met mevrouw Van Heusden (over de te maken keuze). In tweede instantie zal de keuze die gemaakt wordt, uitgewerkt worden in een protocol dat door iedere verpleegkundige die bij mevrouw Van Heusden komt, uitgevoerd kan worden.
PRAKTIJK: OMDRAAIEN 1
Waarom zou Marijke meneer Van der Heiden vragen of hij het bedhek wil vastpakken? Doordat mijnheer Van der Heiden met zijn rechterhand de linkerkant van het bed pakt, draait hij automatisch al iets naar zijn zij. Minder belasting voor Marijke en John.
2
Wat zouden Marijke en John kunnen doen om te zorgen dat het draaien van meneer Van der Heiden wat makkelijker gaat? Voorlichting over de noodzaak van het draaien en de werkwijze, met de handen helpen en daarbij het tempo van de zorgvrager volgen.
KENNISOPDRACHT 1
Bedenk vier voorbeelden van verplaatsingen waarbij je de volgende hulpmiddelen zou gebruiken: tillift, papegaai, draaischijf, slidepad.
© ThiemeMeulenhoff
55
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Uit bed met behulp van een tillift, van bed naar stoel met een draaischijf. Naar achteren in bed met een papegaai. Van bed naar brancard met een slidepad.
56
2
Verklaar waarom het vanuit financieel-economische overwegingen belangrijk is om over een goed tilbeleid te beschikken. Door een goed tilbeleid vermindert de kans op rugklachten bij zorgverleners. Dit kan een daling van het ziekteverzuim tot gevolg hebben. De werkgever bespaart hier dus geld mee.
3
Vind je dat de familie van een zorgvrager mag helpen met het rechtop helpen van een bedlegerige zorgvrager (bijvoorbeeld in de thuiszorg of tijdens een bezoekuur)? Licht je antwoord toe. Dat kan op voorwaarde dat de zorgvrager ermee instemt, dat het gezondheidsprobleem van de zorgvrager het toelaat en dat er een goede instructie aan voorafgaat.
4
Noem drie situaties waarin jij de PDL-benadering zou gebruiken. Alle situaties waarin de zorgvrager zelf nauwelijks ergens toe in staat is, komen in aanmerking. Enkele voorbeelden zijn terminale zorgvragers, zorgvragers die moe zijn (bijvoorbeeld na chemotherapie) en zorgvragers die veel pijn hebben.
5
Een oudere zorgvrager die thuis nog geheel zelfstandig functioneerde, wordt opgenomen in verband met een trombosebeen en krijgt bedrust. Hij vraagt of je hem even wilt helpen met rechtop zitten: ‘Wilt u me even naar achteren tillen, zuster?’ Wat is jouw reactie en waarom? Gezien het feit dat de zorgvrager thuis geheel zelfstandig functioneerde: vraag of hij het zelf wil doen, observeer hoe het hem afgaat en stem daar de hulp op af. Voorlichting of het ophangen van een papegaai is wellicht voldoende.
6
Een collega komt de zaal binnen waar jij aan het werk bent, loopt naar een patiënt en roept tegen naar een dementerende vrouw: ‘Zo mevrouwtje, ik kom u even uit bed hijsen.’ Zo hoort het niet, denk je. Maar hoe hoort het wél? Demonstreer dat eens. Uit de demonstratie zal respect moeten blijken.
© ThiemeMeulenhoff
Helpen bij mobiliteitsproblemen
Een zorgvrager helpen bij het mobiliseren
Een zorgvrager helpen bij het mobiliseren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW JACKSON 1
Als jij Nelleke was, hoe zou je deze situatie dan aanpakken? Afspraken maken met de zorgvrager over de houding van het been. Bijvoorbeeld tijdens het rijden naar beneden, maar daarna weer omhoog. Natuurlijk ook uitleggen wat het belang is van de houding. Nagaan of de zorgvrager dit weet en begrijpt.
PRAKTIJK: BORSTVOEDING 1
In welke houding kan het aanleggen van de baby het best gebeuren, gezien het feit dat mevrouw Strauss een episiotomie heeft gehad en nu hechtingen in het perineum heeft? Een liggende houding. Zijligging komt het meest in aanmerking.
KENNISOPDRACHT 1
Geef twee voorbeelden waarbij een therapeutische houding extra gezondheidsproblemen kan geven. Bij platte bedrust kans op verslikpneumonieën. Bij alle vormen van bedrust kans op decubitus. Oedemen door benen die laag ‘hangen’ in een rolstoel.
2
Geef een voorbeeld van een praktijksituatie waarin de zorgvrager in een bepaalde houding moest zitten of liggen. Wat moest het effect van deze houding zijn? Geen antwoordmodel. Belangrijk is dat de student verband legt tussen de aandoening en de houding.
3
Vertel welke informatie je aan een zorgvrager geeft tijdens het toepassen van wisselligging. O.a. door uitleg weet de zorgvrager wat hem te wachten staat qua tijdsduur, pijn, belang/doel van de handeling en wat de zorgvrager zelf kan doen om mee te helpen.
4
Noem twee observatiepunten bij een zorgvrager uit bed helpen. Pijn, angst. Te zien aan gespannen lichaamshouding, verwrongen trek op het gezicht. Aarzelen bij het uitvoeren van een handeling.
5
Waarom let je bij zorgvragers die verlammingsverschijnselen hebben, extra goed op of ze nergens op zitten of liggen? 1. Deze mensen voelen vaak niet of ze ergens op liggen. Hierdoor kunnen er defecten aan de huid optreden. 2. Deze mensen zijn niet in staat om hun lichaam te verplaatsen opdat ze zelf het voorwerp, of de rimpel in het laken, kunnen verwijderen.
6
Je moet een zware zorgvrager helpen rechtop te zitten in bed. Van welke hulpmiddelen zou je gebruikmaken? Een tillift of een papegaai zodat de zorgvrager zelf mee kan werken.
© ThiemeMeulenhoff
57
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
58
7
Je hebt met een zorgvrager afgesproken dat zij vier uur op haar linkerzij moet liggen. Na een uur belt ze dat ze het niet meer volhoudt. Wat is jouw reactie? De student vraagt eerst wat de reden is dat de zorgvrager anders wil liggen. (Liggen handen en of benen wel goed, ligt de zorgvrager ergens op, kan hij bij zijn spullen?) Kijken of die oorzaak verholpen kan worden. Vervolgens nogmaals het belang van de houding uitleggen. Als dit niet werkt, dan nieuwe afspraken maken over de liggingsduur of het terugdraaien van de zorgvrager.
8
Een zorgvrager met een verstandelijke beperking vindt het prettig om in bed te liggen en op handen en knieën te schommelen. Hoe zorg je voor de veiligheid van deze zorgvrager? De zorgvrager moet zich niet kunnen bezeren. Aan het hoofdeinde kussens bevestigen tegen hoofdstoten. Ervoor zorgen dat de zorgvrager door bedhekken omhoog te doen niet uit bed kan vallen. Is de zorgvrager ambulant, dan een matras naast het bed op de grond plaatsen. Bed altijd laag.
© ThiemeMeulenhoff
6
Het bed van de zorgvrager verzorgen Bedden verzorgen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: EEN VIES BED 1
Wat doe je als je ziet dat mevrouw Jacob haar ochtendjas als extra deken heeft gebruikt? Je stelt de vraag stellen of ze het koud heeft gehad. Als ze dit bevestigt, bied je haar een extra deken aan.
2
Na het bed opmaken vraag je aan mevrouw Jacob of het bed naar tevredenheid is opgemaakt. Wat is hier de reden van? Je stelt deze vraag om duidelijk te maken dat je aandacht hebt voor de behoefte van de zorgvrager.
PRAKTIJK: NA DE NARCOSE 1
Beschrijf de werkwijze die je hanteert als je het bed van meneer Mos opmaakt. Je licht meneer Mos eerst in over de werkwijze. Vervolgens denk je aan zijn veiligheid tijdens het bed verschonen. Daar waar je meneer Mos naartoe draait, zet je het onrusthek omhoog. Na het draaien krijgt hij een kussen onder zijn hoofd, en een laken en een deken over zich heen om niet te veel af te koelen. Je maakt het beddengoed aan een zijde los en rolt dit tegen meneer Mos aan. Je stopt het schone beddengoed in, en het vuile beddengoed rol je op. Eén verpleegkundige vraagt meneer Mos over het beddengoed hiernaartoe te draaien. Hierbij verleen je hulp als dat nodig is. Plaats het hek omhoog, en loop vervolgens naar de andere zijde. Je haalt het vuile beddengoed weg, en stopt het schone beddengoed weer in. Het bed wordt verder opgemaakt volgens het handelingsschema. Vraag na afloop of het bed naar wens is opgemaakt.
2
Welke nadelen zijn er als je het bed van meneer Mos alleen moet verschonen? Een nadeel is dat het meer tijd kost om alleen een bed op te maken. Verder kost het opmaken meer energie, want je moet steeds van de ene kant van het bed naar de andere kant van het bed lopen. Je kunt het bed zo ook minder strak kunnen opmaken.
KENNISOPDRACHT 1
Welke voordelen heeft het om samen met een collega een bed op te maken? Voordelen van het bed opmaken met een collega is dat het sneller gaat, dat je niet steeds van de ene naar de andere kant hoeft te lopen en het resultaat is vaak beter.
2
In welke omstandigheden is het verschonen van een bed belastend voor een zorgvrager? Als een zorgvrager bedrust heeft, of ten gevolge van zijn gezondheidstoestand moeilijk uit bed kan komen.
© ThiemeMeulenhoff
59
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
60
3
Hoe kun je bij het bed opmaken de belasting van een zorgvrager verminderen? Je kunt het verminderen door hem te ondersteunen als hij moeilijk uit bed kan komen. Je kunt het bed op een goede hoogte voor de zorgvrager zetten, zodat hij makkelijker uit bed kan komen. Verder kun je het bed op een efficiënte manier opmaken, zodat het niet onnodig lang duurt. Tot slot helpt een goede uitleg over de werkwijze; geef instructie over hoe de zorgvrager het best kan meewerken.
4
Wat kun je bij het opmaken van een gewoon ziekenhuisbed doen om de risico's op doorliggen en spitsvoeten te beperken? Om de risico's op doorliggen en spitsvoeten zo klein mogelijk te maken, moet je bij het bed opmaken voor een strakke onderlaag zorgen. Na het instoppen moet je het bovenlaken en de deken(s) weer iets lostrekken.
5
Op welke manier kun je ervoor zorgen dat een zorgvrager zo comfortabel mogelijk in bed ligt? Om ervoor te zorgen dat de zorgvrager zo comfortabel in bed ligt, maak je het bed zorgvuldig en volgens de wensen van de zorgvager op. Na het bed opmaken help je de zorgvrager in een gewenste houding, met bijvoorbeeld kussens en een ruggesteun.
© ThiemeMeulenhoff
Het bed van de zorgvrager verzorgen
Bedden hanteren
Bedden hanteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: OPNAME IN HET VERPLEEGHUIS 1
Geef argumenten vóór het meenemen van het bed van mevrouw Van Doorn. Een argument voor het mee laten nemen van haar eigen bed is dat je ingaat op de behoefte van de zorgvrager. In deze zienswijze staat de zorgvrager centraal. Er is sprake van vraaggerichte zorg. Dit sluit aan bij de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Een ander argument is dat jij ervan overtuigd bent dat wanneer iemand al zoveel op bed ligt, en geen decubitus heeft ontwikkeld, het matras van het bed van een goede kwaliteit is.
2
Geef argumenten tegen het meenemen van het bed van mevrouw Van Doorn. Argumenten tegen zijn dat de bedden in het verpleeghuis aan de criteria voldoen om mevrouw Van Doorn op bed te kunnen verzorgen. Ze zijn goed te reinigen, waardoor je op een hygiënische manier kunt werken. Ze bieden veiligheid in gebruik. Bovendien zijn de bedden in hoogte verstelbaar, waardoor de belasting van de zorgverlener zo min mogelijk is. De matrassen geven een goede ondersteuning aan het lichaam, waardoor mevrouw Van Doorn ook de volgende dag uitgerust wakker wordt.
3
Wat zou jouw keuze zijn? De keuze van is afhankelijk van de inbreng van de leerling.
PRAKTIJK: SPOEDOPNAME 1
Het is de eerste keer dat jij met dit bed gaat werken. Je gaat samen met een collega het bed ophalen uit het beddenmagazijn. Hoe leer je de werking van het bed kennen, zodat je de zorgvrager met wervelfractuur het gebruik van dit bed kunt uitleggen? Mogelijkheden zijn: je laten voorlichten in het beddenmagazijn, de handleiding bestuderen, het bed laten demonstreren, zelf uitproberen.
PRAKTIJK: EEN LELIJKE VAL! 1
Vind jij het nodig dat er voor Mevrouw De Wildt een speciaal bed gehuurd moet worden? Motiveer je antwoord. Ja, het zou wenselijk zijn om een speciaal bed te huren, want mevrouw De Wildt heeft een beginnende wond. Bovendien blijkt uit de casus dat ze voorlopig bedrust moet houden. Hierdoor bestaat de kans op nieuwe decubitus en verergering van de al aanwezige decubitus.
KENNISOPDRACHT 1
Waarom is het belangrijk dat een ziekenhuis bij de aanschaf van nieuwe bedden niet standaard voor het hele ziekenhuis dezelfde bedden bestelt? Motiveer je antwoord. Dit is belangrijk, omdat er in een ziekenhuis verschillende zorgvragers verblijven met een grote diversiteit aan ziektebeelden. Het bed zal bij zorgvragers die langdurig in bed moeten verblijven aan andere eisen moeten voldoen dan bij zorgvragers die voor dagopname komen.
2
Waarom lopen zorgvragers die gebruikmaken van een sandwichbed en of cirkelbed een grotere kans op bedrustcomplicaties?
© ThiemeMeulenhoff
61
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Zorgvragers die gebruikmaken van deze bedden, moeten vaak langdurig in bed liggen en kunnen of mogen vaak niet zelf bewegen.
62
3
Welke voordelen heeft het cirkelbed vergeleken met het sandwichbed? Je kunt de zorgvrager in een cirkelbed in verschillende houdingen plaatsen én de zorgvrager kan zelf een gewenste houding aannemen zonder verpleegkundige interventie.
4
Motiveer waarom je het nodig vindt om een zandbed te huren voor een zorgvrager met ernstige brandwonden. Het is wenselijk om een zandbed te huren voor een zorgvrager met ernstige brandwonden, omdat de druk op de huid minimaal is. Dat reduceert de pijn. Brandwonden produceren veel vocht. Dit wordt door de specifieke eigenschappen van het bed afgevoerd. Zorgvragers met brandwonden lopen de kans op koorts ten gevolge van infecties. Bij dit bed kun je de temperatuur te regelen, zonder externe hulpmiddelen. Het is mogelijk de zorgvrager op een niet-belastende manier in een positie te brengen en te houden, zodat je de – vaak uitgebreide – wondbehandeling goed kunt toepassen.
© ThiemeMeulenhoff
Het bed van de zorgvrager verzorgen
Hulpmiddelen toepassen bij de bedverzorging
Hulpmiddelen toepassen bij de bedverzorging ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MENEER TAK 1
Welke hulpmiddelen bied je meneer Tak aan, en waarom? Je biedt meneer Tak de volgende hulpmiddelen aan: • een dekenboog: neemt de druk van de dekens op zijn linkervoet weg; • een voetenbankje: deze voorkomt het ontstaan van spitsvoeten en voorkomt dat de zorgvrager onderuitzakt in bed; • een papegaai: om de zelfzorgactiviteit van meneer Tak te verhogen. Met behulp van de papegaai kan hij zichzelf verplaatsen in bed. In de situatie van meneer Tak is de papegaai een belangrijk onderdeel in het revalidatieproces. Hij leert ervaren dat het hulpmiddel de zelfredzaamheid verhoogt; • een bel: deze geeft een veilig gevoel. Meneer Tak kan altijd hulp inroepen als dat nodig is; • een nachtkastje: zodat meneer Tak zijn persoonlijke eigendommen en andere noodzakelijke middelen bij de hand heeft. Hij kan het uitschuifbare blad gebruiken als tafel tijdens de maaltijd, of bij andere activiteiten. Het is afhankelijk van de zelfzorg en behendigheid van meneer Tak of je nog meer hulpmiddelen moet aanbieden. Wanneer meneer Tak nog veel in bed ligt en niet of slecht in staat is zichzelf te mobiliseren met behulp van een rolstoel, kun je hem de volgende hulpmiddelen aanbieden: • een urinaal: als meneer Tak nog niet in staat is om zelf naar het toilet te gaan, of alleen voor de nacht; • de Fowlerligging. De kans op decubitus is bij oudere zorgvragers groot. De doorbloeding van de oppervlakkige weefsels neemt af naarmate je ouder wordt. De Fowlerligging vermindert de druk op onderhuidse weefsels; • een anti-decubitusmatras: om extra bescherming te bieden tegen decubitus, in combinatie met de Fowlerligging.
2
Waar let je op bij het toepassen van deze hulpmiddelen? Je zorgt ervoor dat de dekenboog, het voetenbankje en de papegaai op de correcte afstand tot het lichaam zijn ingesteld. Het voetenbankje bekleed je met een kussensloop of handdoek. Het koude materiaal kan bijzonder onprettig aanvoelen en veroorzaakt koude voeten of kramp. Verder moeten bel, nachtkastje en urinaal binnen handbereik van de zorgvrager zijn. Als meneer Tak in Fowlerligging en/of op een anti-decubitusmatras ligt, zorg je dat het onderlaken en molton gladgestreken en kruimelvrij zijn.
KENNISOPDRACHT 1
Welke hulpmiddelen zou je gebruiken als je een 80-jarige, vrouwelijke, alleenstaande zorgvrager met ulcus cruris, die weigert uit bed te komen, thuis zou moeten verplegen? Hulpmiddelen die je kunt gebruiken: • een alarmsysteem, zodat ze de thuiszorg kan waarschuwen in noodsituaties; • een hoog-laagbed, zodat je haar gemakkelijk kunt verzorgen;
© ThiemeMeulenhoff
63
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
• • • • • •
64
een ondersteek, als ze ook niet naar het toilet wil gaan; een anti-decubitusmatras, om decubitus te voorkomen; een dekenboog, zodat de dekens niet op de wond drukken; een nachtkastje met uitschuifbaar blad, voor persoonlijke eigendommen en de middelen die je voor haar verzorging nodig hebt; een papegaai, zodat ze zichzelf in bed kan verplaatsen; een voetenbankje, ter voorkoming van spitsvoeten.
2
Zoek uit hoe je aan die hulpmiddelen komt als je in de thuiszorg werkt. Deze hulpmiddelen worden verstrekt via de uitleencentra die aan de thuiszorginstellingen zijn verbonden. Als verpleegkundige kun je de hulpmiddelen aanvragen. Een aantal basisartikelen kun je voor maximaal een half jaar gratis lenen. Andere artikelen zijn te huur of te koop. Als de zorgvrager lid is van een thuiszorginstelling, krijgt hij soms korting. Voor vragen over de eigen bijdrage bij de thuiszorg kan de zorgvrager bij het Centraal Administratiekantoor AWBZ (CAK) in Den Haag terecht. Het CAK int ook de bijdrage. Het CAK mag de inkomensgegevens van de zorgvrager bij de belastingdienst opvragen. Aan de hand van deze gegevens én die van de thuiszorginstelling stuurt het CAK de zorgvrager eenmaal per maand een rekening.
3
Als een hoog-laagbed niet in het huis van deze zorgvrager past, wat heb je dan allemaal nog meer nodig? In dat geval heb je bedklossen, bedhekken, een opstapje bij het bed en een rugsteun nodig. Als het niet mogelijk is om bedhekken te plaatsen, kun je overwegen om één van de zijkanten van het bed tegen de muur te plaatsen. Zo kun je voorkomen dat ze uit bed valt.
4
Een mannelijke zorgvrager van 35 jaar heeft een aantal ingrijpende operaties ondergaan na een ongeval. Voorlopig krijgt hij nog sondevoeding, een infuus en hij heeft een katheter met zakje. Inmiddels is hij al zover hersteld dat hij regelmatig uit bed mag. Welke hulpmiddelen die bijdragen aan zijn zelfzorg kun je hem aanbieden? Je kunt deze zorgvrager een rijdende infuuspaal aanbieden. Je kunt hier zowel de infuusvloeistof als de sondevoeding aan ophangen. Het zakje van de urinekatheter kun je vastspelden aan de binnenzijde van zijn badjas, of aan het pyjamajasje.
5
Zorgvragers die langdurig een infuus krijgen en in bed moeten blijven, lopen het gevaar dat er contracturen in de hand ontstaan. De onderarm wordt in een bepaalde stand gedwongen, waardoor de zenuwbanen en bloedcirculatie in hun functie worden belemmerd. Welke hulpmiddelen kun je gebruiken om dit te voorkomen? Hulpmiddelen die je kunt gebruiken om dit te voorkomen zijn zandzakjes of handdoekrolletjes. Hiermee kun je de onderarm, pols en hand zo ondersteunen dat de zenuwbanen en bloedcirculatie onbelemmerd functioneren.
© ThiemeMeulenhoff
7
De vitale functies bewaken Vitale functies bewaken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KOORTS 1
Zie jij aanleiding om in deze situatie de vitale functies te gaan meten? Licht je antwoord toe. Op basis van deze gegevens is er geen aanleiding om de vitale functies te gaan meten. Dat zou anders zijn als er in de casus stond dat Pieter 55 jaar is, ernstig overgewicht heeft en bijvoorbeeld rookt. Je moet wel de lichaamstemperatuur meten en hem observeren. Afhankelijk van de hoogte van de lichaamstemperatuur en het verloop ervan moet je een arts inschakelen voor een medische diagnose.
PRAKTIJK: HARTRITMESTOORNISSEN 1
Welke term, waarmee de frequentie van de hartslag van mevrouw Bakelaar wordt aangeduid, zul je in het zorgdossier tegenkomen? Bradycardie.
2
Hoe zou jij de klachten van vermoeidheid en duizeligheid kunnen verklaren? De klachten van vermoeidheid en duizeligheid bij mevrouw Bakelaar komen door de bradycardie. Doordat de hartwerking sterk vertraagd is, is er ook minder zuurstof in de bloedcirculatie. Omdat er ook minder zuurstof naar de hersenen gaat, krijgt zij klachten zoals vermoeidheid en duizeligheid.
PRAKTIJK: TE LAGE BLOEDDRUK 1
De hartslag van meneer Masson is versneld, maar welke aspecten van de hartslag kunnen nog meer afwijkend zijn? Verklaar je antwoord. Naast een snelle hartslag zal de pols van meneer Masson die in dreigende shock verkeerd ook minder goed voelbaar zijn. De vulling van de vaten is minder doordat er minder bloed in de vaten circuleert. Doordat de vulling van de vaten minder is, is de pols minder goed voelbaar.
2
Leg uit hoe het komt dat de bloeddruk daalt bij veel bloedverlies. De bloeddruk daalt bij bloedverlies, omdat er minder bloed in de vaten circuleert waardoor de vulling in de vaten minder zal zijn.
PRAKTIJK: ASTMA 1
Hoe en met welke observaties kan de verpleegkundige het effect van de medicatie observeren? Motiveer je antwoord. Om het effect van de medicatie te bepalen, moet je de ademhaling goed in de gaten houden. Je controleert de ademhaling dan voor en na de inname van de medicijnen. Je controleert de ademhaling op: • frequentie; • ademritme;
© ThiemeMeulenhoff
65
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
• • •
ademdiepte en gelijkmatigheid; ademgeluid; adembewegingen.
Doordat je voor en na de inname van de medicatie controleert, kan je zien of de medicatie effect heeft. Daarnaast controleer je de hele week of er van dag tot dag verschil zit in het effect van de medicatie.
PRAKTIJK: LONGONTSTEKING 1
Welke verpleegkundige observaties zou jij dagelijks bij mevrouw Bushra uitvoeren? Motiveer je antwoord. Je moet de volgende verpleegkundige observaties bij mevrouw Bushra uitvoeren: • temperatuurcontrole, om het koortsverloop te observeren; • ademhalingcontrole, vanwege de longontsteking en de koorts; • hartslagcontrole, door de koorts en de snelle ademhaling kan de hartslag verhoogd zijn; • vochtintake, omdat zij door de snelle ademhaling, de koorts en de geringe eetlust kans heeft dehydratie; • lichamelijke verzorging, als zijn minder uit bed komt, heeft ze kans op bedcomplicaties, die je zoveel mogelijk moet zien te voorkomen. • infuuscontrole, omdat er kans bestaat op flebitis controleer je op roodheid, zwelling, warmte en pijn.
KENNISOPDRACHT
66
1
Beredeneer op basis van wat je in dit onderwerp heb gelezen en je kennis van de menselijke anatomie wat er precies met de drie vitale functies gebeurt als: a iemand zich bij het eten zodanig verslikt dat de luchttoevoer naar de longen wordt afgesneden; b iemand een hartstilstand heeft; c iemand het bewustzijn verliest en op zijn rug komt te liggen. a Als de luchttoevoer wordt afgesneden komt er geen zuurstof meer in de circulatie. Al snel ontstaat in de hersenen een zuurstoftekort. De hersenen reageren direct op het zuurstoftekort en de zorgvrager zal langzaam zijn bewustzijn verliezen. Doordat de hersenen op een gegeven moment niet meer functioneren, wordt het hart niet meer aangestuurd en zal uiteindelijk stoppen met pompen, waardoor de circulatie stopt. b Als het hart stopt met pompen, stopt de circulatie, waardoor het lichaam niet meer van vers, zuurstofrijk bloed wordt voorzien. Ook de hersenen niet, die steeds minder goed werken, waardoor de persoon eerst zijn bewustzijn verliest en waardoor het lichaam na verloop van tijd ook stopt met ademen. c Als iemand bewusteloos raakt, verslappen alle willekeurige spieren. Als hij op zijn rug komt te liggen, is de kans erg groot dat zijn tong, ook een willekeurige spier, in zijn keel zakt, waardoor de luchttoevoer afgesneden wordt. Zie verder het antwoord van 1a.
2
Josien kijkt op de wekker: 8.15 uur. Arjen, haar vriend, heeft zich verslapen. Ze maakt hem wakker. Hij kijkt even verdwaasd om zich heen en springt zijn bed uit. Twee seconden later ziet Josien hem wankelen. Hij grijpt om zich heen en valt weer terug op het bed. Wat kan er met hem aan de hand zijn? Moet Josien alarm slaan? De dokter of 112 bellen? Wat kan ze doen? Licht je antwoord toe. Er kan sprake zijn van orthostatische hypotensie.
© ThiemeMeulenhoff
De vitale functies bewaken
Vitale functies bewaken
Josien hoeft geen alarm te slaan. Ze kan Arjen het beste adviseren eerst even rechtop te gaan zitten en langzaam overeind te komen, zodat zijn lichaam zich kan aanpassen aan de nieuwe positie en het bloed zich goed over het lichaam kan verdelen. 3
Je observeert de ademhaling bij een zorgvrager. Je telt in een minuut 50 vrij diepe ademhalingen. Wat noteer je in het dossier van de zorgvrager? De observaties en de analyse leiden tot de conclusie dat er sprake is van hyperventilatie.
4
Je observeert de ademhaling bij een slapende zorgvrager. Je hebt het idee dat de ademhaling steeds minder frequent is en op een gegeven moment denk je verschrikt: ‘Ja, kom op, de volgende!’ Maar gelukkig, tien tellen later volgt er weer een diepe ademhaling. Bij een volgende observatie gebeurt het weer. Wat noteer je in het zorgdossier? De observaties en de analyse leiden tot de conclusie dat er sprake is van Cheyne-Stokes.
5
Een moeder vertelt bij een huisbezoek van de JGZ-verpleegkundige dat haar dochter van 9 jaar hoge koorts heeft: 39,8°C. De dokter heeft griep vastgesteld, maar heeft verder niets gezegd. Ze vraagt de verpleegkundige wat ze het beste kan doen vanwege de koorts. Wat moet de verpleegkundige adviseren? Je adviseert het volgende: rust, goede ventilatie, veel vocht, als het gaat voeding in kleine porties, regelmatig het bed verschonen en als ze het prettig vindt af en toe een koud washandje.
6
Er ligt iemand op straat, ogenschijnlijk bewusteloos. Je spreekt hem aan: geen reactie. Je knijpt even flink in de monnikskapspier: hij opent zijn ogen even en brabbelt iets onverstaanbaars. Verder gebeurt er niets. Welke EMV-score krijgt hij? Vijf. De zorgvrager reageert als volgt: bij het openen van de ogen (E) op pijnprikkel (2 punten), bij de motorische reactie (M) niet (1 punt) en bij de verbale reactie (V) onverstaanbaar (2 punten).
7
Kun je verklaren hoe het komt dat fanatieke sporters geen last hebben van klachten als vermoeidheid en duizeligheid bij de lage hartslag die ze hebben in rust? Sporters hebben ondanks hun tragere hartslag geen last van vermoeidheid en duizeligheid, omdat hun hart groter is. Het hart pompt in minder slagen evenveel bloedvolume rond.
© ThiemeMeulenhoff
67
8
Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen Slapen en waken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: PACO SLAAPT 1
Leg uit waarom Marisol zich geen zorgen hoeft te maken over het slaapgedrag van haar zoontje. Niet iedereen heeft evenveel slaap nodig. Sommige mensen slapen veel, sommigen weinig. Die verschillen zie je al bij pasgeborenen. Paco is blijkbaar een kind dat erg veel slaap nodig heeft.
2
Ieder mens heeft een eigen ritme van slapen en waken. Dat geldt natuurlijk ook voor jou. Beschrijf je eigen ritme. Geen antwoordmodel. In het antwoord moeten in elk geval aan de orde komen de momenten/tijdstippen waarop de leerling naar bed gaat en opstaat.
3
Noem de factoren die jouw ritme kunnen verstoren. Geef aan hoe je hiermee omgaat en wat de gevolgen daarvan zijn. Factoren die het ritme kunnen verstoren zijn bijvoorbeeld: zorgen (bijvoorbeeld over school, verkering, ouders), lichamelijke ongemakken (sportblessures, griep), uitgaan en lang uitslapen in het weekend, waardoor het ritme door de week is verstoord enzovoort. Oplossingen voor een verstoring van het ritme kunnen zijn: overdag lichamelijk actief zijn (zodat je 's avonds moe bent en vanzelf in slaap valt), een slaapritueel instellen (bijvoorbeeld een bad nemen voor het slapengaan), medicijnen nemen (in geval van ziekte).
PRAKTIJK: DAT VRESELIJKE GESNURK! 1
Aan welk slaapprobleem lijdt Harry Verbruggen volgens jou? Waarom denk je dat? Waarschijnlijk lijdt Harry aan slaapapneu. Hij snurkt behoorlijk. Dit is een teken dat de ingeademde lucht niet zo gemakkelijk kan doorstromen naar de longen, doordat de keelspieren verslappen en de tong en het weke verhemelte naar achter worden verplaatst. Op het moment dat de keel helemaal dichtklapt, ontstaat apneu en wordt Harry telkens even wakker om adem te halen.
2
Wat kan hij doen om dit probleem op te lossen? Harry kan in een andere slaaphouding gaan liggen (in elk geval niet op zijn rug) en erop letten dat hij geen alcohol neemt voordat hij naar bed gaat. Misschien kan hij medicijnen krijgen om de doorgankelijkheid van de neus te verbeteren. Ook een operatie om de neus en/of keel wijder te maken, zou kunnen helpen.
3
Wat kan Jet doen om ervoor te zorgen dat zij zelf voldoende nachtrust krijgt?
© ThiemeMeulenhoff
69
Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg
Als Jet weet wat Harry mankeert en wat daaraan te doen is, maakt zij zich waarschijnlijk al minder zorgen, waardoor ze beter zal kunnen slapen. Als Harry zijn slaapprobleem aanpakt, zal hij minder last hebben van snurken en apneu, waardoor Jet ook beter zal slapen. Als dit niet helpt, kan Jet misschien het beste af en toe een nachtje in een ander bed gaan slapen.
PRAKTIJK: MAARTJE IS DRUK 1
Wat is volgens jou de belangrijkste oorzaak van Maartjes slaapprobleem? Maartje is uit haar doen door een verstoring van haar dagelijkse regelmaat en valt daardoor niet in slaap.
2
Welke maatregelen zouden Maartjes ouders kunnen nemen om er iets aan te doen? Maartjes ouders zouden kunnen proberen om de dag wat beter te structureren. Maartje was van slag door het schoolreisje. Door even rustig iets vertrouwds met haar te doen, kan ze weer tot zichzelf komen. Ook kunnen Maartjes ouders een herkenbaar slaapritueel invoeren (bijvoorbeeld voorlezen of samen een liedje zingen), zodat Maartje weet wanneer het tijd is om te gaan slapen.
KENNISOPDRACHT
70
1
Stelling: het bioritme van de mens verandert met de leeftijd. Is deze stelling juist of onjuist? Licht je antwoord toe. De stelling is juist. Het ‘bioritme’ is een zeker evenwicht van verschillende activiteiten, zoals werken, eten, ontspannen en slapen. Dit evenwicht verandert in de loop van de jaren. Naarmate mensen ouder worden, gaan ze bijvoorbeeld minder slapen en werken en moeten ze een nieuw evenwicht vinden.
2
Mevrouw Langendam heeft twee maanden terug een miskraam gehad. Sindsdien ligt ze 's nachts vaak wakker. Ze wil graag slaappillen om beter te kunnen slapen. Vind je dat zij inderdaad een slaapmiddel zou moeten gebruiken?. Waarom wel/niet? Licht je antwoord toe. Als een zorgvrager kortgeleden iets ergs heeft meegemaakt, zoals een miskraam, kan het soms verstandig zijn om korte tijd slaapmedicatie te geven om te voorkomen dat de zorgvrager geestelijk en lichamelijk uitgeput raakt. Een goede, realistische voorlichting is bij het verstrekken van slaapmedicatie echter zeer belangrijk, omdat slaapmiddelen bijwerkingen kunnen hebben en tot psychische afhankelijkheid kunnen lijden. Je kunt de zorgvrager daarom ook voorstellen andere interventies, zoals ontspanningsoefeningen of massage, te proberen in plaats van een slaapmiddel.
3
Hoe kun je er als verpleegkundige voor zorgen dat een zorgvrager beter slaapt? Noem tenminste drie interventies. Er zijn veel mogelijke interventies, zoals slaapmedicatie, ontspanningsoefeningen, meditatie, muziektherapie, massage en gesprekken. Het nadeel van alle interventies (met uitzondering van slaapmedicatie) is dat de effecten ervan bij slaapproblemen nauwelijks zijn onderzocht. Samen met de zorgvrager zul je er dus achter moeten komen wat het beste werkt.
4
‘Dierenarts in ruste Wiebe Cnossen uit De Wilgen, een dorpje bij Drachten, had een hele lijdensweg achter de rug (…). Achter zijn bureau viel hij regelmatig in slaap.Tijdens kerkdiensten was hij voordat de preek begon al in dromenland. In de auto was hij voortdurend op zijn hoede. “Als ik een eind moest rijden, nam ik altijd twee jerrycans met water en eau de cologne mee. Elke parkeerplaats was voor mij, daar moest ik me opfrissen om wakker te kunnen blijven.”
© ThiemeMeulenhoff
Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen
Slapen en waken
(…). Toen Cnossen bij kennissen logeerde en een zoon, een geluidsfreak, een bandopname maakte van zijn slaapgeluiden, schrok Cnossen toen hij het bandje afluisterde met zijn zware slaapgeluiden die afgewisseld werden door lange periodes dat hij helemaal niet ademde. Contact met artsen bracht hem uiteindelijk in het Martini Ziekenhuis, waar hij in één nacht van zijn probleem werd afgeholpen.’ (Jan van Dijk, ‘Relaas van een lid’, in: N.V.S.A.P., Verademing (1999-3), pp.17-18). • Aan welk slaapproblemen lijdt Wiebe Cnossen volgens jou? Waarom denk je dat? • Hoe is dit probleem waarschijnlijk opgelost? Waar blijkt dat uit? Wiebe Cnossen lijkt te lijden aan hypersomnie (hij valt immers overal in slaap), samenhangend met de ademhalingsstoornis slaapapneu (hij snurkt en zijn ademhaling stokt geregeld tijdens de slaap). Dat hij in één nacht van zijn probleem werd afgeholpen, lijkt erop te wijzen dat hij een CPAP-apparaat heeft gekregen: een apparaat waardoor een hoge druk in de keel wordt gebracht en de apneulijder beter slaapt. Hypersomnie wordt door zo'n apparaat echter niet opgelost. 5
Jolanda Scharrenburg is onlangs voor de eerste keer moeder geworden. 's Nachts slaapt ze heel licht, omdat ze een aantal keren moet opstaan om haar baby de borst te geven. Toch slaapt ze zeker zeven uur per nacht. Desondanks voelt ze zich 's morgens vaak fysiek gebroken. Hoe kan dit? Gebruik in je antwoord het woord ‘slaapcyclus’. Gedurende de slaap wisselen perioden van lichte en diepe slaap elkaar af. Tijdens deze verschillende perioden, treden steeds dezelfde slaapfasen op. Samen vormen zij een slaapcyclus. Het lijkt erop dat Jolanda Scharrenburg niet de kans heeft om deze slaapcyclus geheel te doorlopen. Dat zij fysiek gebroken is, wijst erop dat ze te weinig diepe slaap (deltaslaap) krijgt, waardoor haar lichaam zich niet voldoende kan herstellen van fysieke inspanningen.
6
Verklaar waarom een slaapritueel van belang is voor kleine kinderen. Een slaapritueel geeft houvast. Het kondigt aan dat het bedtijd is. Kinderen hebben veel behoefte aan zo'n houvast, maar ook veel volwassenen hebben hun eigen slaapritueel.
7
Willem woont sinds kort op kamers in een studentenhuis. Hij heeft nog moeite daar zijn draai te vinden. Hij eet vooral chips en friet, kijkt 's avonds veel televisie en begint vaak pas tegen middernacht aan zijn huiswerk. Op de ochtenden dat hij niet vroeg op school moet zijn, blijft hij regelmatig urenlang in bed liggen. Na een paar weken begint Willem zich steeds slechter te voelen. Hij is moe en kan zich op school vaak nauwelijks meer concentreren. Wat is er met Willem aan de hand? Wat kan hij doen om zich weer beter te voelen? Het vertrouwde ritme van slapen, waken en eten, is verstoord bij Willem; hij is uit zijn evenwicht. Waarschijnlijk slaapt hij structureel te weinig waardoor hij last krijgt van concentratiestoornissen en vermoeidheid. Door regelmatiger te gaan leven, knapt Willem naar verwachting weer snel op.
8
Stel je voor, je zit in een verzorgingshuis en denkt veel aan vroeger en aan overleden familieleden en vrienden. Vaak voel je je somber en daardoor slaap je slecht. Je vertelt aan de zorgverlener dat je slaapproblemen hebt. Hoe zou je willen dat zij hierop reageert? Wat verwacht je van haar? Waarschijnlijk zou je willen dat de zorgverlener begripvol en geïnteresseerd reageert. Je psychische problemen kan de zorgverlener niet voor je oplossen, maar een luisterend oor kan ook al veel goed doen. Misschien zou je het op prijs stellen als de zorgverlener je wat tips zou geven, waardoor je beter kunt slapen.
© ThiemeMeulenhoff
71