ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau b4
Het verpleegplan vaststellen Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
3
Omschrijving van verpleegkundige zorg
7
1.1
De verpleegkundige zorg Praktijk: Hoofdpijn Praktijk: Een vreselijk ongeluk Praktijk: Ik wil het zelf doen! Kennisopdracht
7 7 7 7 7
Systematisch gegevens verzamelen
9
2.1
Gegevens verzamelen Praktijk: Meneer Kogge Praktijk: Het gebit Praktijk: Anton gaat elders wonen Praktijk: Depressieve Pieter Kennisopdracht
9 9 9 10 10 10
2.2
Observeren Praktijk: Wat doen die kinderen hier? Praktijk: Vel over been Kennisopdracht
12 12 12 13
2.3
Het anamnesegesprek Praktijk: Dwarslaesie Praktijk: Depressie Kennisopdracht
14 14 14 14
2.4
Betekenis geven aan verzamelde gegevens Praktijk: Stotteren Praktijk: Epileptische aanvallen Kennisopdracht
16 16 16 17
Verpleegkundige diagnose stellen
19
3.1
19 19 19 19 19 20
De verpleegkundige diagnose Praktijk: Angst Praktijk: Bewaking Praktijk: Sociaal isolement Praktijk: Tranen Kennisopdracht
4
5
6
7
8
9
Een verpleegplan maken
23
4.1
23 23 23 23 23 24 24
Het verpleegplan Praktijk: Alles voor niets Praktijk: Dat kan ik zelf wel! Praktijk: Wat een gedoe! Praktijk: Klopt het? Praktijk: Het moet gewoon kunnen Kennisopdracht
Monitoren
27
5.1
27 27 27 27 28
Monitoren Praktijk: Somber Praktijk: Van slag! Praktijk: Verstoorde slaap Kennisopdracht
Evalueren
29
6.1
29 29 29 29 30 30
Het evalueren van een verpleegplan Praktijk: Wat een onzin! Praktijk: Stank Praktijk: Boos! Praktijk: Senior op de fiets Kennisopdracht
Rapporteren
31
7.1
31 31 31 31 31 32 32 32
Rapporteren Praktijk: Mijn eigen boek Praktijk: Tumult Praktijk: Een ongeluk zit in een klein hoekje Praktijk: ‘Hallo collega's’ Praktijk: Een theekransje Praktijk: Een onverwachte vraag Kennisopdracht
De verpleegkundige als intermediair
33
8.1
33 33 33 34
De verpleegkundige als intermediair Praktijk: Drie zorgvragers, één operatie Praktijk: ‘Ik hoor niet goed wat hij zegt!’ Kennisopdracht
Voorwaarden formuleren voor goede zorgverlening
35
9.1
35 35 35
Knelpunten in de verpleegkundige zorgverlening Praktijk: Relatieproblemen en medicijnen Praktijk: Revalidatie in Sonnevanck
Praktijk: Het Zwaantje Kennisopdracht
36 36
1
Omschrijving van verpleegkundige zorg De verpleegkundige zorg ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HOOFDPIJN 1
Bekijk dit verhaal eens vanuit een holistische invalshoek. Wat zou er aan de hand kunnen zijn met Alex? Er zijn verschillende mogelijkheden: Alex heeft echt hoofdpijn, zo erg dat hij er zelfs de bingomiddag voor laat schieten of er is de vorige keer iets vervelends gebeurt, waardoor Alex er niet meer heen durft. Maar dat wil hij voor zichzelf niet erkennen. Hoofdpijn is dan een geldig excuus om niet te gaan.
PRAKTIJK: EEN VRESELIJK ONGELUK 1
Welke bestaansproblemen denk je dat Emma de komende jaren zal kunnen krijgen? Emma zal bestaansproblemen ervaren, omdat haar dagelijks leven veranderd. Zij zal minder makkelijk lopen en regelmatig naar het ziekenhuis moeten. Ook zal zij bestaansproblemen kunnen ervaren door de verandering van haar zelfbeeld. Emma zal mogelijk problemen krijgen met haar uiterlijk. De relatie met het sociale netwerk zal worden bemoeilijkt. Emma zal misschien haar beroep niet kunnen blijven uitvoeren, niet meer met het waterpoloteam mee kunnen trainen en reizen zal ook moeilijker worden. Door het missen van sociale contacten zal het zelfbeeld van Emma onder druk komen te staan.
PRAKTIJK: IK WIL HET ZELF DOEN! 1
Kun je uitleggen waarom mevrouw Soekuro zo reageert? Mevrouw Soekuro wil haar autonomie niet kwijt. Het zelf smeren van haar boterhammen geeft zelfstandigheid. Dit is van groot belang voor haar eigenwaarde.
2
Wie weet hoe lang mevrouw Sukoero nog bezig zal zijn, voordat ze haar boterham eindelijk kan opeten. Hoe lang zou Marjolijn moeten wachten, voordat ze het echt overneemt van mevrouw Soekuro? Zolang mevrouw Sukoero het zelf wil doen, is er voor Marjolijn geen aanleiding in te grijpen. De zorgvrager kiest er zelf voor het zelf te doen, hoe lang het ook duurt. De prioriteit die zij legt bij haar autonomie moet de verpleegkundige respecteren.
KENNISOPDRACHT 1
Geef een voorbeeld van een gezondheidsprobleem waar verpleegkundigen zich op richten. Geen antwoordmodel. Het voorbeeld moet voortkomen uit een ziekte of stoornis en te relateren zijn aan minstens één van de elf gezondheidspatronen van Gordon.
© ThiemeMeulenhoff
7
Het verpleegplan vaststellen
8
2
Geef een voorbeeld van een bestaansprobleem waar verpleegkundigen zich op richten. Geen antwoordmodel. Uit het voorbeeld moet blijken dat het gerelateerd is aan een of meer gezondheidsproblemen.
3
Een zorgvrager heeft een herseninfarct gehad en heeft daardoor blijvende verlammingsverschijnselen. Zijn draaglast en draagkracht zijn niet meer in evenwicht. Concretiseer deze uitspraak, dat wil zeggen, beschrijf hoe je die onbalans kunt waarnemen. Het zelfstandig functioneren met verlammingsverschijnselen kost veel moeite. Er zijn vaak nieuwe vaardigheden voor nodig, evenals gebruik van hulpmiddelen. Dit is een waarneembare toename van draaglast. Bovendien zal er sprake zijn van verlieservaring, waarvoor een verwerkingsproces nodig is. Dit kan waargenomen worden, doordat de zorgvrager bijvoorbeeld diep in de put zit en niet tot initiatief komt. Pas als de zorgvrager zijn verlies heeft geaccepteerd en zijn leven oppakt (plannen maken, activiteiten ondernemen, voor zichzelf zorgen) kun je zeggen dat draaglast en draagkracht weer in evenwicht zijn.
4
Een man heeft door een auto-ongeluk zijn vrouw verloren. Drie maanden later wordt hij in ondervoede toestand met een alcoholvergiftiging opgenomen in het ziekenhuis. De verpleegkundigen zien een verband tussen deze twee gegevens. Beredeneer dit verband en betrek hierin de holistische mensvisie. Er heeft een ingrijpende gebeurtenis plaatsgevonden in het sociale leven van de man. Dit heeft een negatief effect op zijn motivatie om goed voor zichzelf te zorgen. Fundamentele levensverrichtingen zoals gezond eten, heeft hij verwaarloosd en hij heeft vergetelheid gezocht in de drank. Hierdoor heeft hij lichamelijke problemen (ondervoeding en alcoholvergiftiging) en psychische problemen (verwardheid) gekregen.
5
Een vrouw zegt tegen een wijkverpleegkundige: ‘Mijn man is vorig jaar zijn baan kwijtgeraakt. Hij is nu heel erg in zichzelf gekeerd en komt bijna de deur niet meer uit. Ik maak me zorgen. Kunnen jullie helpen?’ De verpleegkundige antwoordt ontkennend. Verklaar waarom. Het bestaansprobleem dat de vrouw beschrijft, komt voort uit verlies van werk en niet uit een ziekte of stoornis. Daardoor valt het niet binnen het verpleegkundig beroepsdomein.
6
Je bent vast weleens verkouden geweest. Waaraan kun je merken dat je draaglast daardoor groter wordt? Door de verkoudheid wordt de ademhaling bemoeilijkt (verstopte neus), eventuele verhoging van de lichaamstemperatuur kost energie, daardoor ben je sneller moe. Door een ‘vol’ hoofd, eventuele hoofd- en keelpijn kun je je moeilijker concentreren. Je moet jezelf flink oppeppen om je studie- of zorgtaken toch uit te voeren in plaats van in bed te blijven liggen.
© ThiemeMeulenhoff
2
Systematisch gegevens verzamelen Gegevens verzamelen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MENEER KOGGE 1
Bedenk drie vragen die je aan meneer Kogge zou stellen tijdens het anamnesegesprek en drie vragen voor zijn vrouw en dochter. Leg uit waarom je juist die vragen wilt stellen. Drie vragen voor meneer Kogge: Hoe gaat het met u? Of hoe voelt zich? Had u een goede gezondheid voor dat u een hersenbloeding kreeg? Heeft u logopedie gehad tijdens uw ziekenhuisopname? In hoeverre kunt u uw rechterkant nog gebruiken? Is de kracht terug gekeerd? Kunt u zich omdraaien in bed? Kon u goed slapen in het ziekenhuis? De vragen zijn bedoeld om een beeld te krijgen van de persoon van meneer Kogge, zijn vermogens en zijn beleving van zijn ziekte. De meeste antwoorden op de voorbeeldvragen kun je ook krijgen door het zorgvragerdossier te bestuderen, maar het gaat erom welke antwoorden meneer zelf geeft. Vragen voor zijn vrouw en dochter: Was u als gezin actief/ sportief? Hoe gaat u om met de ziekte van uw man? Kunt u binnen het gezin met elkaar praten over het gebeurde en elkaar steunen? Heeft u behoefte aan geestelijke verzorging? Heeft de huidige situatie nog gevolgen voor een eventuele werkkring van meneer Kogge? De hersenbloeding van meneer en daaruit volgende invaliditeit zal diep ingrijpen in het gezinsleven. Met bovenstaande vragen wordt de draaglast van de familie geïnventariseerd.
2
Welke zorgvragergegevens in het verhaal, vanaf het moment dat de verpleegkundige het gezin ziet, zijn volgens jou objectief en welke zijn subjectief? Subjectief: geen. Objectief: meneer zit in een rolstoel, meneer kan zijn naam nauwelijks uitspreken, meneer reikt zijn rechterhand aan.
PRAKTIJK: HET GEBIT 1
Geef twee voorbeelden van een objectief gegeven en twee voorbeelden van een subjectief gegeven in deze casus. Objectief gegeven: doet alleen zijn gebit in als familie op bezoek komt, gewichtsverlies, gebit lijkt pijn te doen in de mond, lijkt tegen het eten op te zien. Subjectief: meneer zegt er zelf niets over
2
Welke gegevens omtrent de eetgewoonten van meneer zou je nog meer willen hebben? Wat lust hij graag, wat at hij vroeger graag, hoe vaak eet meneer, sinds wanneer doet hij zijn gebit uit voor het eten, waarom doet hij het uit voor het eten.
3
Wat is het verband tussen het bijhouden van een intake-lijst en ‘standaarden’? Een intakelijst geeft weer wat een zorgvrager aan eten en drinken gebruikt. Aan de hand daarvan kan een diëtiste beoordelen of meneer voldoende vocht en voedingsstoffen binnen
© ThiemeMeulenhoff
9
Het verpleegplan vaststellen
krijgt. Zij beoordeelt dat door haar kennis van standaarden. Wat heeft iemand van meneer zijn leeftijd en in zijn situatie nodig aan calorieën en wat zou een ideaal gewicht zijn? 4
Waarom krijgt meneer Flooy zes maaltijden voorgeschreven denk je? Licht je antwoord toe. Door vaker, kleine porties aan te bieden hebben zorgvragers niet een volgepropt gevoel en went de maag weer aan voedsel.
PRAKTIJK: ANTON GAAT ELDERS WONEN 1
Je leest in de casus dat Anton is stressvolle situaties automutileert. Hoe kom je erachter wanneer welke situaties stressvol zijn? Door Anton goed te observeren; op welke momenten gaat hij op zijn handen bijten? Dit zou je ook nog kunnen vragen aan zijn ouders.
2
Als je kijkt naar de elf gezondheidspatronen van Gordon; welk(e) patro(o)n(en) zijn in de situatie van Anton relevant? Alle patronen hebben betrekking op Anton, alleen je zou kunnen zeggen dat binnen het stressverwerkingspatroon een feitelijk gezondheidsprobleem is ontstaan door de situatie.
3
Geeft de casus je voldoende informatie om Anton te begeleiden? Zo ja, licht je antwoord toe. Zo nee, bedenk welke gegevens je nog wilt hebben. Hoe ontspant Anton zich, hoe kun je stress voorkomen bij Anton, wat is in het verleden door zijn ouders gedaan in situaties van stress. Hoe komt het dat Anton denkt dat ‘hij weg moet’? Wat zou Anton het liefst willen in deze situatie?
PRAKTIJK: DEPRESSIEVE PIETER 1
Welke van Pieters gezondheidspatronen zijn volgens jou disfunctioneel? Cognitie en waarnemingspatroon, slaap en rustpatroon, activiteitenpatroon, voedings en stofwisselingspatroon.
2
Stel drie anamnesevragen op over het slaap- en rustpatroon, die je in deze situatie zou stellen. Heeft Pieter moeite met inslapen? Voelt hij zich uitgerust 's ochtends? Zijn er overdag rust en of ontspanningsmomenten? Gebruikt hij slaapmedicatie?
3
Doe hetzelfde bij het voedings- en stofwisselingspatroon. Heeft Pieter gewicht verloren, zo ja; hoeveel? Hoe is het met zijn eetlust? Heeft Pieter slikproblemen? Is hij misselijk?
KENNISOPDRACHT
10
1
Wat heeft systematiek te maken met het verpleegproces? Licht je antwoord toe. Het verpleegproces bestaat uit stappen, onderdelen die met elkaar samenhangen. Ze vormen samen een systeem, genoemd het verpleegproces.
2
Welke voordelen zie jij van ‘zorg op maat’? Noem er minstens twee. De zorgvrager behoudt zoveel mogelijk van zijn autonomie en van zijn vaardigheden. De verpleegkundige hoeft niet meer te doen dan nodig is.
3
Geef drie voorbeelden van standaarden in jouw leven als student.
© ThiemeMeulenhoff
Systematisch gegevens verzamelen
Gegevens verzamelen
Geen antwoordmodel. 4
Geef vier voorbeelden van objectieve gegevens. Geen antwoordmodel. Criterium is dat de voorbeelden feitelijk zijn.
5
Leg uit wat de WGBO te maken heeft met het verzamelen van gegevens. De WGBO verplicht een arts tot het bijhouden van een verpleegdossier. Het verpleegdossier of patiëntendossier bestaat uit alle door zorgverleners gemaakte registraties van gegevens van een zorgvrager, dus het bevat ook de verpleegkundige en andere gegevens.
6
Inventariseer aan de hand van de praktijkopdrachten in dit onderwerp welke gezondheidspatronen je het meest relevant vindt. Noem er per praktijk drie en zet deze in volgorde van belangrijkheid. Praktijk 1: activiteitenpatroon, zelfbelevingspatroon, rollen- en relatiepatroon. Praktijk 2: voedingspatroon, rollen- en relatiepatroon, patroon van gezondheidsbeleving en instandhouding. Praktijk 3: stressverwerkingspatroon, rollen- en relatiepatroon, patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding. Praktijk 4: cognitie en waarnemingspatroon, slaap en rustpatroon, activiteitenpatroon, voedings en stofwisselingspatroon. Discussie over volgorde moet kunnen
© ThiemeMeulenhoff
11
Het verpleegplan vaststellen
Observeren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT DOEN DIE KINDEREN HIER? 1
Waarom is het belangrijk dat alle disciplines hun mening geven over mevrouw Knol? Elke discipline is gespecialiseerd in een bepaald gebied van de gezondheid. Specialisatie betekent: veel weten van weinig. Bij mevrouw Knol spelen meerdere problemen tegelijkertijd: geestelijke vermogens, zelfverzorging, bewegingsapparaat, contact met de familie. Om een goed beeld te krijgen van de ernst daarvan is het zaak dat elke specialist zich uitspreekt over het aspect waar hij/zij deskundig in is.
2
Geef aan welke observaties van belang zijn voor de verpleegkundige en welke voor de geriater. Verklaar je antwoord. Alle gegevens zijn zowel voor de geriater als de verpleegkundige van belang, omdat beide vanuit een holistisch perspectief naar de zorgvrager kijken. Een geriater is gespecialiseerd in de problematiek van ouderen, die in de meeste gevallen meervoudig van aard is.
3
Deel de gegevens die je uit de praktijksituatie haalt in in objectieve en subjectieve gegevens. Subjectief: Bij de verpleegkundige leeft het idee dat de geestelijke vermogens van mevrouw hard achteruit gaan. Het valt de familie steeds zwaarder om zo vaak te komen. Mevrouw Knol geeft pijn aan haar rechterheup aan. Objectief: Ze vraagt wat die kinderen ‘hier’ te zoeken hebben. Ze wast alleen haar handen en haar gezicht nog zelf. Mevrouw Knol doet niet meer mee aan de samenzang of andere activiteiten.
4
Er zijn ook gegevens die objectief lijken, maar dat niet zijn, omdat er een oordeel in verborgen zit. Kun je die aanwijzen? Oma herkent de kleinkinderen niet meer; overal heeft ze hulp bij nodig; het eten gaat slecht; mevrouw Knol is nauwelijks in staat om een aantal uren in haar stoel door te brengen.
PRAKTIJK: VEL OVER BEEN
12
1
Bedenk vijf verpleegkundige observaties voor de arts. Heeft meneer gebraakt, zo ja hoeveel, wanneer, hoe heftig, hoe vaak, maaginhoud, meting van het gewicht, gedrag in het algemeen.
2
Welke gegevens van andere disciplines zijn voor jou als verpleegkundige nuttig? Licht je antwoord toe. Gedragsobservaties, spierspanning, medewerking verlenend of niet, gegevens van een diëtist over mogelijkheden.
3
Zou je in deze situatie de familie betrekken bij het uitvoeren van observaties? Licht je antwoord toe. Niet bij het observeren. Wel kan na bezoek nagevraagd worden of er dingen zijn die de familie opgevallen zijn. Ook is heteroanamnese in deze situatie belangrijk.
© ThiemeMeulenhoff
Systematisch gegevens verzamelen
Observeren
KENNISOPDRACHT 1
Geef bij elk zintuig drie voorbeelden van te observeren punten bij een zorgvrager. Gezicht: of een zorgvrager verdrietig is, huilt, vrolijk, lacht, pijnlijk, grimast, boos, gespannen, nerveus, kleur van huid, wond, urine en dergelijke. Gehoor : huilen, lachen, borrelen darmen, piepende ademhaling, werking van apparatuur rondom het bed van zorgvrager. Reuk: zoet bijvoorbeeld urine, zuur bijvoorbeeld maaginhoud, infectie bijvoorbeeld van wond of urine, geur ontlasting. Tast: droge huid, zweet, turgor, polsslag, gangreen,
2
Zijn dat objectieve of subjectieve observaties? Alle zijn objectief, kunnen door iedereen worden waargenomen.
3
Geef drie voorbeelden van kenmerken waaraan je kunt zien dat een zorgvrager in de war is. Aarzelend gedrag, zoeken, tastend om zich heen, vragend naar de weg, dwalend, ogen die niet helder staan.
4
Geef drie voorbeelden van observaties bij een zorgvrager die een disfunctioneel voedingspatroon heeft. Onder- of juist overgewicht, bleke huid, trage wondgenezing, dunne ontlasting, eten van ongezonde voeding (witte boterhammen met hagelslag en chocolademelk) braken of schransen, slecht (passend) gebit.
5
Zoek op aan welke observaties je kunt zien dat iemand in shock is. Bleke huid, klamme huid, snelle weke pols, lage bloeddruk, (langzaam) verlies van bewustzijn.
6
Welke handelingen voer je uit om de gegevens te verzamelen die je nodig hebt om de Glasgow Coma Scale te interpreteren? Toedienen van pijnprikkels en pupilcontrole.
7
Wat is de functie van vroege voortekenen of signaleringsplannen? De functie is dat zowel de zorgvrager als de verpleegkundige aan de hand van bepaalde symptomen, bijvoorbeeld onrust of terugtrekken, kan zien dat een zorgvrager weer terugvalt in zijn ziekte (psychose, depressie).
8
Stel dat je een zorgvrager moet observeren die zijn urine niet kan ophouden. Hoe zou jij dat planmatig aanpakken? Je kunt een zorgvrager die de urine niet kan ophouden observeren na thee en koffierondes en na de maaltijden waarbij gedronken wordt. Observeren hoeveel iemand drinkt en wat hij drinkt en of er tekenen van onrust zijn die duiden op aandrang van de blaas. Hoe gaat iemand naar het toilet, haastig of rustig.
9
Welke valkuil ken je van jezelf als het om observeren gaat? Geen antwoordmodel.
© ThiemeMeulenhoff
13
Het verpleegplan vaststellen
Het anamnesegesprek ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DWARSLAESIE 1
Maak een drietal relevante anamnesevragen naar aanleiding van de casus van Simon. Anamnesevragen voor Simon: wat vind je van je overplaatsing naar het revalidatiecentrum? Wat verwacht je van de zorg of welk resultaat verwacht je van deze opname? Wat kan je zelf? Waar heb je hulp bij nodig?
2
Ga bij jezelf na welke kennis je nodig hebt ten aanzien van de casus van Simon om een anamnesegesprek te kunnen voeren. Kennis van de wervelkolom en zenuwbanen/zenuwgeleiding. Kennis van dwartslaesies, kennis van revalidatietechnieken en van ergonomie.
PRAKTIJK: DEPRESSIE 1
Welk type anamnese vindt je van toepassing bij de opname van Klaas? Licht je antwoord toe. Heteroanamnese
2
Formuleer vier vragen op met betrekking tot het patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding. Heeft u eerder contact met de RIAGG gehad? Hoe kunnen wij u helpen? Gebruikt u medicijnen? Hoe is uw gezondheid in het algemeen? Bent u wel eens opgenomen geweest?
3
Formuleer drie vragen die je in een heteroanamnese zou kunnen stellen met betrekking tot het patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding. Hoe is de gezondheid van uw broer/zwager de laatste jaren? Verzuimt hij op zijn werk? Wat zijn zijn gewoontes op het gebied van genotsmiddelen? Kon u snel hulp krijgen toen u er om vroeg? Kunnen wij iets voor u doen?
4
Welke kennis heb je nog nodig voor je een anamnesegesprek met Klaas ingaat? Hoe zou je die kunnen verkrijgen? Kennis van depressie en uitingsvormen. Met behulp van studieboeken en vakliteratuur. Collega's consulteren.
KENNISOPDRACHT
14
1
Geef een voorbeeld van een subjectief en een objectief gegeven die met elkaar verband houden. Geen antwoordmodel. Een voorbeeld: Een zorgvrager zegt; ik heb het warm, je meet de temperatuur en de thermometer geeft 38.5 º C aan.
2
Waarom heb je toestemming van de zorgvrager nodig als je de familie betrekt bij het verzamelen van gegevens? Informatie over en van een zorgvrager is vertrouwelijk. Pas als de zorgvrager toestemming geeft dan mag je hier met anderen (behalve zorgverleners die direct bij de zorg betrokken zijn) over praten.
© ThiemeMeulenhoff
Systematisch gegevens verzamelen
Het anamnesegesprek
3
Wat hebben wettelijke vertegenwoordiging en een anamnesegesprek met elkaar te maken? Een mentor of curator mag informant zijn als de zorgvrager dat zelf niet kan of wil. Het gaat dan om een heteroanamnese.
4
Formuleer twee anamnesevragen die je aan een meisje van 12 jaar zou stellen. Anamnesevragen voor meisje van 12 jaar. Rollen- en relatiepatroon; heb je een vriendje, heb je broertjes en zusjes? Mag iedereen die bij je op bezoek komt geïnformeerd worden over jouw opname(reden)? Cognitie en waarnemingspatroon: kan je je goed uiten, ben je verlegen? Ben je bang voor deze opname? Heb je ergens pijn?
5
Het kind (tien jaar) van een zorgvrager treedt op als tolk; welke informatie zou je niet via het kind vragen maar bij voorkeur door een beëdigd tolk? Informatie op het gebied van relaties, seksualiteit, waarden en levensovertuiging, maar ook over ernstige aandoeningen. Al te bedreigende en abstracte zaken kan een kind van deze leeftijd niet vertalen.
6
Soms kan een anamnese niet meteen afgenomen worden. Kun je dan toch een diagnose stellen? Het zal wel moeten. De zorgvrager zal verpleegd moeten worden. Op basis van observaties en metingen kan dan een voorlopige diagnose gesteld worden.
© ThiemeMeulenhoff
15
Het verpleegplan vaststellen
Betekenis geven aan verzamelde gegevens ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: STOTTEREN 1
Welke gegevens in deze casus zijn voor de verpleegkundige relevant? Alle zorgvragergegevens in de casus hebben betrekking op het verpleegkundig aandachtsgebied (draagkracht, draaglast, verstoringen van het evenwicht daartussen, gerelateerde gezondheidsproblemen) en zijn daarom relevant.
2
Hoe verzamel je gegevens van Koos, wetende dat hij stottert? Licht je antwoord toe. Het stotteren behoeft geen belemmering te vormen voor het houden van een anamnesegesprek. Het kan wat meer tijd vragen. Wetende dat mensen die stotteren terughoudend kunnen zijn in het geven van mondelinge informatie, is het wel zaak door te vragen en observaties te doen.
3
Vind je dat de casus je voldoende informatie geeft over Klaas om in te kunnen schatten welke gezondheidsproblemen Koos heeft? Motiveer je antwoord. Nee, want het zegt nog niets over hoe Klaas zijn situatie beleeft of over hoe hij omgaat met de opname. Nog niet alle patronen zijn aan bod gekomen.
4
Welke gegevens zou jij nog verder willen verhelderen? Bijvoorbeeld: is hij eerder opgenomen geweest, voelt hij zich verder gezond, heeft hij pijn, gebruikt hij medicijnen, gebruikt hij genotsmiddelen, hoe is zijn voedingspatroon, activiteitenpatroon; nog andere hobby's dan wielrennen, kan iemand zijn was verzorgen, is er thuis hulp aanwezig? Deze gegevens zijn alle relevant voor de verpleegkundige, of voor de diagnose, of voor het verpleegplan.
PRAKTIJK: EPILEPTISCHE AANVALLEN
16
1
Op welke manieren kan Irene het beste gegevens over Paul verzamelen? Van alle manieren die verpleegkundigen tot beschikking staan komt observeren hier het meest in aanmerking. Paul heeft ernstige verstandelijke beperkingen, hetgeen betekent dat vragen stellen geen zin heeft.
2
Wat kun je op basis van de gegevens in de casus zeggen over Pauls draagkracht? Draagkracht wordt gevormd door de vermogens van de zorgvrager: kennis, vaardigheden, motivatie. Met name van de eerste twee zal Paul er niet veel hebben, gezien zijn verstandelijke beperkingen.
3
Wat kun je op basis van de gegevens in de casus zeggen van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast bij Paul? Dat zijn draagkracht gering is weten we al. Hoe groot zijn draaglast is kunnen we niet weten, omdat er geen gegevens in de casus staan over wat het hebben van epileptische aanvallen hem doet. Wel kunnen we dat vermoeden op basis van theoretische kennis. Gegeneraliseerde aanvallen kunnen een behoorlijke impact hebben op iemands welbevinden. Dat geldt ook voor mensen met verstandelijke beperkingen.
© ThiemeMeulenhoff
Systematisch gegevens verzamelen
Betekenis geven aan verzamelde gegevens
KENNISOPDRACHT 1
Noem de gezondheidspatronen van Gordon die betrekking hebben op de casus van meneer De Jong (paragraaf 5.3). Gezondheidspatronen (casus meneer de Jong): gezondheidsbeleving en instandhouding, voedingspatroon, rollen- en relatiepatroon, activiteitenpatroon, zelfbelevingspatroon, stressverwerkingspatroon.
2
Geef aan welke gezondheidspatronen bedreigd worden op het moment dat je een been breekt. Het activiteitenpatroon, omdat je minder in staat zult zijn tot bewegen. Het voedings- en stofwisselingspatroon, als je het niet aanpast aan het veranderde activiteitenpatroon. Het uitscheidingspatroon kan ook onder invloed van het gewijzigde activiteitenpatroon veranderen. Sommige mensen ervaren een verstoring van het slaap-rustpatroon, omdat ze niet in hun voorkeurshouding kunnen liggen.
3
Geef verpleegkundige betekenis aan de volgende gegevens: Een vrouw van 78 jaar heeft een kunstheup gekregen. Zij is 1.73 lang en weegt 51 kg. Doordat de operatiewond is gaan ontsteken moet ze voorlopig het bed houden. De vrouw heeft veel pijn en durft daardoor nauwelijks te bewegen. De lengte en het gewicht van deze vrouw maken duidelijk dat ze mager is. Dit, gecombineerd met de bewegingsarmoede en een langdurig verblijf in bed doet bij verpleegkundigen alle alarmbellen rinkelen: inactiviteitssyndroom (risico op huidbeschadiging, obstipatie, verminderde weefseldoorbloeding, afwijkende ademhaling, infectie, en zo nog een aantal risico's).
4
Geef verpleegkundige betekenis aan de volgende gegevens: een vrouw van 21 jaar klaagt erover dat ze al maanden onregelmatige, harde defecatie heeft. Vaak blijft de defecatie wel een week uit. Ze is 1.56 m. lang en weegt 79 kg. Opstaan van haar stoel kost haar moeite. Bij navraag blijkt dat haar voeding veel ‘junkfood’ bevat en weinig fruit en groenten. Ze vindt dat zelf uitstekend eten en is ook van mening dat ze gezond is. Ze voelt zich er verder goed bij. Er is een duidelijk verband tussen de (colon)obstipatie van deze vrouw en haar eetpatroon. Ze krijgt weinig vezels binnen. Haar lengte en gewicht (ze heeft ernstig overgewicht) en het feit dat ze moeizaam uit haar stoel opstaat, doen vermoeden dat ze niet veel in beweging komt. Ook dat is een belangrijke factor in het ontstaan van obstipatie. De opvatting die ze van haar eigen gezondheid en voeding heeft, doen het ergste vrezen voor wat betreft haar motivatie om aan haar probleem te werken.
© ThiemeMeulenhoff
17
3
Verpleegkundige diagnose stellen De verpleegkundige diagnose ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ANGST 1
Wat zou er aan de hand zijn met mevrouw Win ? Zij is angstig en onrustig, waarschijnlijk door de naderende operatie.
2
Waar zou dat mee te maken kunnen hebben ? Met onvoldoende kennis over wat er staat te gebeuren. De vraag is ook of zij het allemaal goed heeft begrepen in verband met de taal.
3
Is hier sprake van een verpleegprobleem of een verpleegkundige diagnose ? Het is een verpleegprobleem waarvoor een verpleegkundige diagnose gesteld kan worden. Angst voor een operatie is een reactie op een behandeling en behoort daarom tot het verpleegkundig aandachtsgebied. Als de verpleegkundige het gedrag van mevrouw omschrijft als angst, met het oogmerk daarop verpleegkundige actie te ondernemen, is er sprake van een diagnose.
PRAKTIJK: BEWAKING 1
Welke handelingen verricht je ten aanzien van het multidisciplinaire probleem in deze casus? Het meten van bloeddruk, bewustzijn, ademhaling, pols en lichaamstemperatuur.
2
Welke verpleegkundige diagnosen kun je vermoedelijk stellen? Volledig persoonlijk zorgtekort (bevat ook de toiletgang), zelfstandigheidstekort in eten.
PRAKTIJK: SOCIAAL ISOLEMENT 1
Welke kenmerken en verschijnselen bepalen de verpleegkundige diagnose? Zich eenzaam voelen, contacten zijn verwaterd, uit dat hij zich alleen voelt, behoefte aan contact, geen contact aan durven gaan, mist vriendschappen van vroeger, zich terugtrekken.
2
Welke etiologische factoren kun je aanwijzen? Oorzaken: angst en depressie (pathofysiologie), leeftijd en ouderdom waardoor veel mensen overlijden uit omgeving (omgeving), overlijden echtgenoot en alcoholgebruik (situatie).
PRAKTIJK: TRANEN 1
Welke verpleegkundige diagnose kun je hier stellen met betrekking tot het in bed plassen? Urge-incontinentie, onwillekeurig urineverlies dat samengaat met een sterke plotselinge aandrang om te urineren.
© ThiemeMeulenhoff
19
Het verpleegplan vaststellen
2
Welke aanwijzingen heb je daarvoor? Uit het gedrag van meneer Van Dam blijkt dat hij plotseling aandrang had. Het feit dat de urine direct gaat lopen, wijst op urge-incontinentie. Dit kan voortkomen uit een neurogeen letsel dat voorkomt bij mensen met CVA.
KENNISOPDRACHT
20
1
John is drie jaar en heeft al een aantal dagen last van diarree. Welke risicodiagnose kun je stellen? Dreigend vochttekort, gevaar voor uitdroging
2
Marina is 28 jaar en een half jaar geleden gescheiden, nadat zij vernomen had dat haar partner een andere vriendin had. Sinds die tijd is Marina veel meer gaan eten en snoepen. Dit eetpatroon lijkt een vast patroon te zijn geworden. Welke risicodiagnose kun je stellen? Dreigend overgewicht, te veel voeding en overvoeding.
3
Mark is 40 jaar en tijdelijk bedlegerig. Overdag slaapt hij veel, terwijl hij 's nachts wakker en prikkelbaar is? Welke actuele verpleegkundige diagnose kun je stellen? Omkering van het slaap-waakritme, verstoord dag-nachtritme.
4
Peter is 19 jaar en woont samen met zijn moeder. Zijn moeder is ernstig ziek, waardoor hij haar voor een groot gedeelte moet verzorgen. Niemand kan voorspellen hoe de ziekte zal verlopen. Er zijn weinig mensen in de omgeving die zorg kunnen leveren, omdat zijn moeder weinig vrienden en kennissen heeft. Peter vertelt dat hij het moeilijk vindt dat hij zijn moeder moet verzorgen. Bovendien gaan de zorgtaken ten koste van zijn vrije tijd, waardoor hij zijn vrienden minder ziet. Peter geeft aan dat hij boos is op zijn moeder, maar durft dit uit medelijden niet te uiten. Hij voelt zich verantwoordelijk voor zijn moeder. Welke actuele en welke risicodiagnose kun je stellen? Mantelzorgtekort is een actueel probleem, risico'z zijn: overbelasting van de mantelzorgverlener, probleemvermijding, sociaal isolement, bedreigde gezinscoping, inadequate sociale interactie.
5
Welke risicodiagnoses kunnen optreden bij de verpleegkundige diagnose chronische verwardheid? Problemen met betrekking tot ADL, slaappatroon, agressie, sociale isolatie en activiteitenpatroon.
6
Welke verpleegprobleem zou een oudere zorgvrager kunnen hebben, die slecht ter been is, als de volgende signs en symptoms voorkomen: geen contact met mensen uit de buurt, afzondering, afwezigheid van familie en vrienden. Hoe toets je of deze diagnose juist is? Sociale isolatie, gerelateerd aan ouderdom en slecht ter been zijn, zich uitend in …(zie beschrijvingen). Nagaan of diagnose klopt bij zorgvrager.
7
Meneer Gon vertelt dat hij moeite heeft met inslapen en 's nachts meerdere malen wakker wordt. Hij piekert veel en maakt zich zorgen om alledaagse dingen. Als je denkt aan een probleem met betrekking tot het slapen, welke gegevens moet je dan nog zien te verkrijgen om vast te kunnen stellen of het probleem zich daadwerkelijk voordoet? Hoe het met zijn stemming is, hoeveel uur hij per nacht slaapt, of hij zich moe voelt, of hij overdag slaapt.
8
Noem drie verpleegproblemen die kunnen ontstaan bij dementie.
© ThiemeMeulenhoff
Verpleegkundige diagnose stellen
De verpleegkundige diagnose
Er kunnen veel verpleegproblemen ontstaan, waaronder zelfstandigheidstekort in wassen, kleden, eten, zorg voor omgeving, sociale isolatie, angst, dreigend vocht- en voedingstekort, dreigend verminderd activiteitsvermogen, moedeloosheid, seksuele problemen, verminderd aanpassingsvermogen.
© ThiemeMeulenhoff
21
4
Een verpleegplan maken Het verpleegplan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ALLES VOOR NIETS 1
Wat zou het resultaat zijn geweest als José geen instemming had gevraagd aan meneer Zwitsers? Als meneer Zwitsers niet had geweten wat er voor hem voor zorg gepland was zou hij niet mee kunnen werken en dus zou de kans op slagen van het plan zeer klein zijn. Bovendien zou meneer Zwitsers zich betutteld kunnen voelen, er wordt over hem beslist.
2
José maakt zich echt zorgen om meneer Zwitsers. Wat zou jij doen in zo'n geval? José zou tegenover meneer Zwitsers haar zorgen kunnen uiten. In een gesprek zou ze de behoeften van meneer Zwitsers beter kunnen peilen.
PRAKTIJK: DAT KAN IK ZELF WEL! 1
Wat vind je van de reactie van Hans? Verklaar je antwoord. Hans voelt zich waarschijnlijk niet serieus genomen. Dit is begrijpelijk. Als verantwoordelijk verpleegkundige ben je verantwoordelijk voor het hele verpleegproces. Het maken van een verpleegplan hoort hierbij.
2
Wat zou het voordeel zijn als Hans het verpleegplan zelf maakt? Hans heeft als persoonlijk begeleider het meeste contact met de nieuwe zorgvrager. Hij zal eventuele zorgproblemen als eerste signaleren. Bovendien zal hij met de zorgvrager een vertrouwensrelatie opbouwen. Het maken van een verpleegplan vraagt veel overleg tussen zorgvrager en zorgverlener. Daarnaast levert het hem voldoening en betrokkenheid op.
PRAKTIJK: WAT EEN GEDOE! 1
Hoe zou jij in eigen woorden uitleggen wat een verpleegkundig zorgresultaat is? Geen antwoordmodel.
2
Hoe zou jij uitleggen wat in deze situatie het voordeel is van het formuleren van zorgresultaten? Door middel van het formuleren van zorgresultaten kun je richting geven aan de zorg. Niet alleen het einddoel wordt duidelijk maar ook de weg ernaartoe.
3
Zou je nog een volgende indicator kunnen verzinnen? Mogelijke antwoorden kunnen zijn: Verwoordt het belang van het afwisselen van de plaats waar geprikt wordt; demonstreert hoe de insulinepen wordt ingesteld (of hoe de injectie wordt klaargemaakt); etc..
PRAKTIJK: KLOPT HET? 1
Stel dat jij de collega zou zijn van Cindy, wat zou jij haar antwoorden?
© ThiemeMeulenhoff
23
Het verpleegplan vaststellen
De doelen zijn goed geformuleerd; de tijdslimiet en de concrete formulering maken het meetbaar, het is geformuleerd in termen van gedrag, het doel is zinvol en haalbaar. 2
Welk standaardzorgresultaat uit Verpleegkundige zorgresultaten van Johnson en Maas zou in deze situatie bruikbaar zijn? Aanpassing van het kind aan de ziekenhuisopname (blz. 102) komt het dichtst in de buurt. Er zullen echter wel een paar indicatoren bij bedacht moeten worden, die met de betreffende beoordelingsschaal gemeten kunnen worden, zoals ‘erkenning van de noodzaak van bedverpleging’, en ‘bevredigende activiteiten en dagbesteding in bed’.
PRAKTIJK: HET MOET GEWOON KUNNEN 1
Wat vind jij van het besluit om Merel een paar weken op een andere groep te plaatsen? Vera heeft goed overwogen of de verpleegkundige interventies die nodig zijn voor het verzorgen van Merel bij haar op de groep geboden kan worden. De collega's hebben niet allemaal voldoende kennis en ervaring voor deze interventies. De randvoorwaarden zijn ook niet aanwezig; de oude tillift is gevaarlijk en er is mogelijk niet voldoende personeel om de zorg te bieden.
2
Max denkt dat het allemaal om het geld draait. Ben je dat met hem eens? Nee, uit het vorige antwoord blijkt dat er meer dingen meespelen. Bezuinigingen komen veel voor in de zorg maar in dit geval is er meer nodig.
KENNISOPDRACHT
24
1
Stel je een zorgvrager voor met urine-incontinentieproblemen (er zijn verschillende diagnosen mogelijk). Voor hem moet je een verpleegplan opstellen. Formuleer met behulp van je eigen redeneervermogen een paar verpleegkundige zorgresultaten en interventies die betrekking hebben op urine-incontinentie. Vergelijk ze daarna met relevante onderdelen van de NOC en de NIC. Welke overeenkomsten en verschillen zie je? Uit de opzet van de student moet blijken of hij de theorie voldoende heeft geïnterpreteerd. Voldoen de resultaten en interventies aan de in het onderwerp omschreven eisen?
2
Beschrijf minimaal zes indicatoren die passen bij het zorgresultaat: continentie voor urine. De definitie voor dit zorgresultaat is: mate van controle over de uitscheiding van urine. Mogelijke indicatoren kunnen zijn: onderkent de drang tot urineren; heeft een voorspelbaar mictiepatroon; reageert tijdig op de drang tot urineren; heeft na het voelen van de drang tot urineren voldoende tijd om het toilet te bereiken;scheidt per keer minimaal 150 ml urine uit; kan de urinestroom starten en stoppen; heeft geen last van urinelekkage; houdt het ondergoed overdag droog; houdt het ondergoed 's nachts droog; kan zelfstandig het toilet bereiken.
3
Iedereen stelt in zijn leven weleens doelen. Beschrijf een doel dat je hebt gesteld en leg uit wat het nut was van het hebben van dit doel. Geen antwoordmodel.
4
Welke van de onderstaande doelen voldoen aan de RUMBA-eisen? Formuleer de doelen die niet voldoen opnieuw. • De zorgvrager loopt binnen een week zelfstandig met krukken. • Frans is tevreden met zijn nieuwe rolstoel. • Mevrouw Bokma slaapt over een week weer zoals ze thuis gewend is.
© ThiemeMeulenhoff
Een verpleegplan maken
Het verpleegplan
a. Deze voldoet. Eventueel nog minimale eis aangeven bijvoorbeeld minimaal tweehonderd meter of van de kamer naar de slaapkamer. b. Wat is tevreden? Hoe kun je dat zien? Wanneer moet het doel bereikt zijn? Frans geeft binnen twee weken aan wat hem wel en niet bevalt aan zijn nieuwe rolstoel. c. Hoe is zij het thuis gewend?; Na navraag: Mevrouw Bokma slaapt binnen een week gemiddeld acht uur per nacht en wordt niet vaker dan één maal per nacht wakker. 5
Noem minimaal tien zorgvragergebonden interventies. Check bij de NIC. De bedachte interventies moeten direct in relatie staan met de zorg voor een zorgvrager.
6
Bedenk twee zorgvragercategorieën voor wie het volgens jou zinvol zou zijn om een standaardverpleegplan te ontwikkelen. Benoem een voordeel van dit standaardverpleegplan en benoem een nadeel. Het gaat hierbij om zorgvragers die een gemeenschappelijk gezondheidsprobleem hebben of die allen een zelfde behandeling ondergaan. Bijvoorbeeld CVA-patiënten, herniapatiënten of mensen met een total-hipoperatie. De student denkt na over voor- en nadelen van het standaardverpleegplan.
© ThiemeMeulenhoff
25
5
Monitoren Monitoren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: SOMBER 1
Welke gegevens zou jij verzamelen en registreren? Licht toe. Gegevens over: activiteiten, de mate waarin hij het dagprogramma volgt (activiteitenpatroon); sociale contacten (rollen- en relatiespatroon); eetpatroon (voedings- en stofwisselingspatroon); stemming (zelfbelevingspatroon).Toelichting: het zijn reeds bestaande of dreigende problemen. Meneer Van Vliet is opgenomen met een depressie (de diagnose), dus moet je de signalen, kenmerken die wijzen op een depressie monitoren. Bovenstaande gegevens hebben betrekking op symptomen, kenmerken van een depressie.
2
Waar toets jij deze gegevens aan? Activiteiten, sociale contacten en stemming kunnen niet getoetst worden aan een algemene norm. Hier is het gedrag dat meneer vóór zijn depressie toonde maatgevend. Daar kunnen zowel beoogde zorgresultaten als gemonitorde gegevens aan worden afgemeten. Het eetpatroon zou je wel kunnen toetsen aan de norm: de hoeveelheid eten passend bij de leeftijd, lengte, gewicht en activiteitenpatroon van meneer. Dit is een standaard gegeven (hoeveel voedingsstoffen et cetera heeft iemand per dag nodig).
3
Welke conclusie(s) kun je trekken? Er is een verandering opgetreden waardoor het vermoeden bestaat dat de depressieve stoornis is verergerd. Het is minder waarschijnlijk, maar niet uit te sluiten, dat er een ander probleem is opgetreden, bijvoorbeeld griep.
PRAKTIJK: VAN SLAG! 1
Welke behoefte aan zorg zou Joke hebben? Behoefte aan een daginvulling, dat haar structuur geeft.
2
Op welke manier zou jij de verpleegkundige zorg aanpassen, welke verpleegkundige interventies zou jij uitvoeren? Aanbieden van een dagprogramma, omdat zij waarschijnlijk zelf niet in staat is initiatief te nemen om activiteiten te verrichten, maar wel baat heeft bij structuur. Herstellen van dag-nachtritme, omdat omkering dag-nachtritme dreigt te ontstaan: overdag niet op bed laten liggen, maar activiteiten aanbieden, stimuleren dingen te gaan doen.
PRAKTIJK: VERSTOORDE SLAAP 1
Wat zijn de kenmerken en symptomen van het probleem? Weinig activiteiten overdag. Veel op bed liggen. Geuite moeheid. 's Avonds niet naar bed willen, in verband met inslaapproblemen. Doorslaapproblemen. Vroeg wakker zijn, zes uur, en niet meer kunnen slapen.
© ThiemeMeulenhoff
27
Het verpleegplan vaststellen
2
Welke soorten gegevens verzamel je om het verloop van het gezondheidsprobleem vast te stellen? Gegevens over het slaappatroon, het activiteitenpatroon en de ervaren moeheid.
3
Welke problemen dreigen te ontstaan als gevolg van het verstoord slaap-rustpatroon? Uitputting, door slaapgebrek. Ontspanningstekort, door moeheid. Sociaal isolement, door vermijden van contacten vanwege moeheid. Somberheid, irritatie, prikkelbaarheid, door onvoldoende rust.
4
Bedenk twee vragen die je aan Marieke zou kunnen stellen om het verloop van de verpleegkundige diagnose vast te kunnen stellen. Hoe laat ben je in slaap gevallen? Hoeveel uur heb je vannacht geslapen? Hoe laat was je wakker? Werd je uitgerust wakker? Welke activiteiten heb je vandaag ondernomen?
KENNISOPDRACHT
28
1
Hoe stel je vast of een zorgvrager pijn heeft? Vragen naar pijnbeleving, meten m.b.v. een pijnscoreschaal. Observeren van non verbaal gedrag: houding, bewegingen (bijvoorbeeld soepelheid), gezichtsuitdrukking.
2
Hoe stel je vast of de behandeling (medicijnen tegen pijn) succesvol is? Navragen bij de zorgvrager en observeren van houding, bewegingen en gezichtsuitdrukking. Uitingen opmerken. Meten m.b.v. pijnscoreschaal.
3
Welke complicaties kunnen er, behalve decubitus optreden bij een zorgvrager die bedlegerig is? De belangrijkste complicatie is decubitus. Maar je kunt ook denken aan contracturen, trombose, logontsteking of obstipatie door onvoldoende beweging.
4
Welke gegevens verzamel je om vast te kunnen stellen of er decubitus optreedt? Om vast te stellen of er decubitus optreedt, observeer je de huid op bekende drukplekken (zoals stuit, hielen, ellebogen, schouders). Het eerste stadium van decubitus is niet-wegdrukbare roodheid. Dus: rode huid licht indrukken en kijken of de roodheid rondom je vinger wijkt. Als dat niet het geval is, dan kun je de diagnose decubitus graad 1 stellen.
5
Bedenk een psychische reactie die op zou kunnen treden ten gevolge van de verpleegkundige diagnose en/of de behandeling. Angst: angst om weer te vallen, angst omdat hij niet in staat is zelfstandig voor zichzelf te zorgen, angst niet meer beter te worden. Er kunnen ook gevoelens van irritatie, boosheid, onmacht ontstaan, omdat meneer niet gewend is aan zijn huidige situatie en zich mogelijk afhankelijk voelt.
6
Bedenk een sociale reactie. Minder sociale contacten, omdat hij vanwege pijn de deur minder vaak uitkomt. Minder afleiding, eenzaamheid, omdat hij beperkt wordt in zijn dagelijkse activiteiten. Conflicten met omgeving, omdat hij zich irriteert, vanwege zijn beperkingen en/of zijn afhankelijkheid.
© ThiemeMeulenhoff
6
Evalueren Het evalueren van een verpleegplan ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: WAT EEN ONZIN! 1
Waarom zou je bij Stefanie haar verpleegplan evalueren? Zo te zien verloopt alles naar wens. Evaluatie vindt altijd plaats, ook als alles ogenschijnlijk probleemloos verloopt. Alleen al de uitspraak dat ‘alles naar wens’ verloopt is een evaluatieve uitspraak.
2
Wat vind je van de evaluatietermijn (één keer per maand) in deze situatie? Regelmatig evalueren is bij langdurige zorgprocessen belangrijk. Dit vereist enig discipline. De neiging zou kunnen bestaan om het helemaal niet meer te doen, zeker als er sprake is van een stabiele situatie. Maar dat kan de consequentie hebben dat veranderingen die zich tóch voordoen niet gezien of besproken worden.
PRAKTIJK: STANK 1
Hoe vaak vind jij dat Simone het onderdeel ‘wassen’ moet evalueren met meneer Feenstra? Gezien het gezondheidsprobleem waarmee meneer is opgenomen dient dit minimaal dagelijks te gebeuren. Mensen met een depressie moeten zich er elke keer weer toe zetten.
2
Vind je dat Simone mevrouw Van Manen vanaf nu moet betrekken in de evaluatie van de zorg aan meneer Feenstra? Waarom wel of waarom niet? Je zou kunnen betogen dat de klacht van mevrouw Van Manen een indicatie is voor het zorgresultaat bij meneer Feenstra en dat het verdwijnen van de klacht dus ook een indicatie is. Daarom zou je mevrouw Van Manen na verloop van tijd kunnen vragen of hij de klacht nog steeds heeft. Verder kun je niet gaan. Zorg is een individuele aangelegenheid.
PRAKTIJK: BOOS! 1
Hoe zal in deze situatie volgens jou geëvalueerd moeten worden? Dat wil zeggen: met welke frequentie, door wie en op welke manier? Minstens één keer per dag moet door de dienstdoend verpleegkundige nagegaan worden hoe het staat met beide diagnosen: is de niet-wegdrukbare roodheid op de stuit al verdwenen? Is de roodheid op ellebogen en hielen nog steeds wegdrukbaar? Dit moet gedaan worden door op een vastgesteld tijdstip, of op verzoek van de zorgvrager tijdens het wisselen van houding, de betreffende plekken te observeren en door de rode plekken in te drukken om te controleren of er wel of niet sprake is van wegdrukbaarheid. Daarnaast moet steeds aan de zorgvrager worden gevraagd hoe de plekken, met name de stuit aanvoelen. Een en ander zal zeer nauwkeurig in het verpleegkundig dossier, in de voortgangsrapportage moeten worden genoteerd, bij voorkeur in de vorm van een SOAP-rapport. Elke verpleegkundige moet deze evaluatie kunnen uitvoeren, want het behoort tot de normale verpleegkundige competentie. De diagnose ‘decubitus 1e graad’ zal wellicht binnen enkele dagen geschrapt kunnen worden. De diagnose ‘dreigende decubitus’ echter niet, zolang de heer Milani in het ziekenhuis verblijft, maar ook als hij weer thuis is.
© ThiemeMeulenhoff
29
Het verpleegplan vaststellen
PRAKTIJK: SENIOR OP DE FIETS 1
Wat staat Eva te doen ten aanzien van mevrouw Reinink en het verpleegplan als mevrouw Reinink zegt: ‘Dat fietsen, daar heb ik toch maar van afgezien. Mij te gevaarlijk.’ a. Nagaan wat het voor mevrouw zo gevaarlijk maakt en proberen die factoren weg te nemen: als dat lukt het verpleegplan voortzetten, eventueel met aanvullende begeleidende maatregelen; b. Nagaan of ze op een andere manier in beweging komt, overleggen met de fysiotherapeut: het verpleegplan wat betreft de interventies en de termijn bijstellen
2
En als mevrouw Reinink zegt: ‘Het gaat hartstikke goed. Ik fiets al veel vaker en verder dan we afgesproken hadden.’ Mevrouw Reinink feliciteren en het verpleegplan schrappen. Het is niet meer nodig.
3
En als mevrouw Reinink zegt: ‘Ik probeer het wel, dat fietsen, maar ik heb nog zo'n pijn. Het lukt me per keer echt niet langer dan vijf minuten.’ Nagaan hoe erg de pijn is, hoe het zit met pijnstilling en de contacten die mevrouw erover heeft met de arts en de fysiotherapeut. Nagaan in hoeverre mevrouw haar plannen toch wil voortzetten en het verpleegplan daarop aanpassen. Met name de termijn waarop het resultaat behaald zou moeten zijn, moet worden bijgesteld.
KENNISOPDRACHT
30
1
Hoewel je het misschien niet altijd zo bewust beleeft, wordt er in je eigen omgeving ook volop geëvalueerd. Bedenk drie situaties waarbij dit het geval is. De leerling moet hier drie situaties uit de eigen omgeving bedenken.
2
Soms komt er in een zorgsituatie helemaal niets van het evalueren terecht. Hoe zou dat komen volgens jou? Redenen kunnen onder andere zijn: te hoge werkdruk, snelle (of juist geen) veranderingen in de situatie van de zorgvrager, te weinig aandacht in het algemeen voor het verpleegplan, veel verloop in zorgvrageraanbod.
3
Leg in eigen woorden uit wat de volgende begrippen betekenen: evalueren, zorgresultaat, zorgproces, randvoorwaarden. Beschrijving in eigen woorden van de leerling om te zien of de leerling de genoemde begrippen daadwerkelijk begrijpt.
4
Noem drie argumenten om de verpleegkundige zorg te evalueren. Hoofddoel is het optimaliseren van de zorg. Hierin zijn vervolgens de verschillende onderdelen van het verpleegproces te onderscheiden: optimaliseren van de anamnese, de diagnostiek, de planning en de uitvoering. Daarnaast wordt gekeken naar hetgeen de zorg heeft opgeleverd: het zorgresultaat. Een aanvullend argument kan ook zijn: wettelijke kaders waaraan je je moet houden (zoals de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).
© ThiemeMeulenhoff
7
Rapporteren Rapporteren ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MIJN EIGEN BOEK 1
Mevrouw Christiaans leest regelmatig in haar zorgdossier. Welke personen kun je bedenken die gebruik zouden kunnen maken van het dossier? Naast mevrouw Christiaans zullen de wijkverpleegkundigen het dossier lezen. Mevrouw Christiaans kan het ook meenemen als zij naar haar arts moet. Als zij toestemming geeft, kan haar familie het dossier ook inzien.
2
Houd jij in je dagelijkse leven bij wat er allemaal gebeurt of nog gebeuren moet? Zo ja, hoe? Geen antwoordmodel.
PRAKTIJK: TUMULT 1
Mag Marianne de situatie met haar ouders bespreken? Marianne mag de situatie wel met haar ouders bespreken, als zij er maar voor zorgt dat de zorgvrager anoniem blijft.
2
Dit incident moet op twee manieren worden gerapporteerd. Welke? Rapportage in het dossier van de zorgvrager en een MIP-melding.
PRAKTIJK: EEN ONGELUK ZIT IN EEN KLEIN HOEKJE 1
Stel je voor dat jij de avond hebt gewerkt. Schrijf de voortgangsrapportage aan de hand van de SOAP-formule. Subjectief: Kimberley zegt ik ben weer beter, vader zegt dat Kimberley weer ‘de oude’ is. Observatiegegevens: Kimberley maakt een rustige indruk. Ze heeft weer wat gegeten. Het infuus is eruit gehaald. Analyse: Kimberley knapt goed op. Ze is blij dat haar vader blijft slapen. Planning: Vader blijft slapen. Vannacht moet Kimberley nog twee keer wakker gemaakt worden. Bloeddruk, temperatuur en polsslag moeten worden gecontroleerd. Als alles goed blijft, mag Kimberley morgen naar huis.
PRAKTIJK: ‘HALLO COLLEGA'S’ 1
Aan welke eisen of regels heeft Harry in deze rapportage niet voldaan? De rapportage is niet volgens de SOAP-formule geschreven. Subjectieve gegevens van mevrouw van Ginkel ontbreken. Datum ontbreekt. Onrespectvol naar mevrouw Van Ginkel (hele nacht aan het spoken). Verschrikkelijk boos is niet objectief en vaag (wat is verschrikkelijk, hier ontbreekt ook analyse waarom zij boos is). Niet bewaken van privacy andere zorgvragers. Wat is het effect van het tabletje Haldol? Niet afsluiten met volledige naam.
2
Schrijf een voortgangsrapportage over mevrouw Van Ginkel die wel aan de eisen voldoet.
© ThiemeMeulenhoff
31
Het verpleegplan vaststellen
Rapport: datum: 24-25 maart 2004, nachtdienst: Harry van Lottum: Mevrouw van Ginkel gedroeg zich onrustig vannacht. Om 23.30 uur heeft ze een vaasje kapotgegooid. Even later heeft ze uit de kast van mevrouw Steenwinkel chocola gepakt en opgegeten. Bij aanspreken reageerde ze verward. Ze gaf geen reden voor haar gedrag. Om twee uur sliep ze nog niet. Het zag er niet naar uit dat dat al snel zou gebeuren. Daarom het nachthoofd gebeld. Deze heeft na overleg met de arts een Haldol 5 mg. gegeven. Met als resultaat dat mevrouw van Ginkel om 03.00 uur sliep voor de rest van de nacht.
PRAKTIJK: EEN THEEKRANSJE 1
Welke informatie uit deze overdracht is niet relevant? Niet relevant voor overdracht is de volgende informatie: mevrouw is geholpen onder de douche; ‘vieze’jam van dochter; eigen mening over de fysiotherapeut.
PRAKTIJK: EEN ONVERWACHTE VRAAG 1
Welke wetten worden hier geschonden? WGBO en Wbp.
2
Hoe zou jij met deze situatie omgaan? Mogelijke antwoorden: samen met zoon meneer Hanking om toestemming vragen. Zoon uitleggen wat zijn rechten zijn en wat de rechten van meneer Hanking zijn.
KENNISOPDRACHT
32
1
Schrijf drie ‘foute’ rapporten. Leg aan een medestudent uit waarom deze rapporten fout zijn. Geen antwoordmodellen. De antwoorden van de studenten lenen zich voor plenaire bespreking en onderwijsleergesprek.
2
Beschrijf hoe het wel moet.
3
Noem twee situaties waarin je gegevens van een zorgvrager niet aan directe familie verteld.
4
Beschrijf een situatie waarbij je informatie geeft aan naasten zonder dat de zorgvrager toestemming heeft gegeven.
5
Beschrijf een situatie waarin je je beroept op je beroepsgeheim.
6
Beschrijf hoe jij je zou voorbereiden op een multidisciplinair overleg.
© ThiemeMeulenhoff
8
De verpleegkundige als intermediair De verpleegkundige als intermediair ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DRIE ZORGVRAGERS, ÉÉN OPERATIE 1
Lijkt het jou een goed idee om meneer Jorissen voor informatie over wat hem te wachten staat zijn zaalgenoten raadpleegt? Verklaar je antwoord. Nee. De informatie over wat hem te wachten staat zal eerst door de zorgverleners moeten worden gegeven. Daarna kan meneer Jorissen als hij daar behoefte aan heeft, zelf in gesprek gaan met zijn lotgenoten.
2
Welke rol zie jij voor jezelf weggelegd? In eerste instantie een passieve rol. Je kunt bij het gesprek aanwezig zijn of ervoor kiezen na afloop bij meneer Jorissen na te vragen welke informatie hij heeft gekregen en of hij die begrepen heeft.
PRAKTIJK: ‘IK HOOR NIET GOED WAT HIJ ZEGT!’ 1
Hoe zal Johanna de opname van mevrouw Adriaanse als eerstverantwoordelijke verpleegkundige begeleiden? Johanna vraagt bij het opnamegesprek aan mevrouw Adriaanse hoe zij gesproken informatie begrijpt. Misschien kan ze liplezen. Aan de hand van die kennis kan Johanna interventies plegen. Ze zorgt er bijvoorbeeld voor dat ze bij contact met haar voor haar staat, zodat mevrouw Adriaanse haar kan zien en eventueel kan liplezen. Ze legt in het dossier vast hoe zorgverleners met mevrouw Adriaanse kunnen communiceren.
2
Hoe zorgt Johanna voor een goede overdracht naar de gynaecoloog en haar collega's? Ze meldt dat mevrouw Adriaanse doordat ze doof is, moeite heeft om informatie goed te begrijpen. Johanna is aanwezig bij gesprekken met andere disciplines en geeft de informatie dat mevrouw Adriaanse doof is door.
3
Heeft Johanna ook een ondersteunende rol tegenover de familie van mevrouw Adriaanse? Verklaar je antwoord. Dat is afhankelijk van de manier waarop mevrouw Adriaanse met haar familie communiceert. In principe is je rol als intermediair beperkt tot mevrouw Adriaanse als zorgvrager.
4
Mevrouw Adriaanse gaat voor haar medisch onderzoek naar de operatiekamer, waar ze onder plaatselijke verdoving een scopie ondergaat. Hoe kan Johanna ervoor zorgen dat mevrouw Adriaanse de informatie op de operatiekamer goed begrijpt? Johanna meldt aan de zorgverleners op de operatiekamer dat mevrouw Adriaanse een zintuiglijke beperking heeft.
© ThiemeMeulenhoff
33
Het verpleegplan vaststellen
KENNISOPDRACHT
34
1
Ben je als tolk voor iemand die de Nederlandse taal niet machtig is een intermediair of een belangenbehartiger? Verklaar je antwoord. Je bent als tolk een intermediair en een belangenbehartiger tegelijk. In eerste instantie vertaal je de gegeven informatie in het Nederlands tijdens gesprekken met derden. Je functioneert dan als intermediair, omdat je de zorgvrager ondersteunt in zijn zelfstandigheidstekort in zijn contact met derden. Op het moment dat jij namens de zorgvrager praat met bijvoorbeeld arts of instanties ben je actief als belangenbehartiger.
2
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen objectieve en subjectieve informatie. Geef enkele voorbeelden die van toepassing zijn op één van de werkvelden van je opleiding. Objectieve informatie is feitelijke informatie. Bijvoorbeeld: meneer Jansen pakt het kopje vast. Hij brengt het kopje half naar zijn mond en zet het weer terug. Subjectieve informatie is informatie die volgt uit de feitelijke waarneming: Meneer Jansen drinkt zijn koffie nog niet op. De koffie is nog te warm. Subjectief is dus het oordeel van degene die waarneemt op basis van veronderstellingen.
3
Leg in je eigen woorden uit waaraan het begrip informed consent moet voldoen. Het begrip informed consent betekent dat iemand op basis van objectieve informatie weloverwogen een beslissing kan nemen. Kenmerken: informatie moet zijn afgestemd op het niveau van de zorgvrager. Bij een gebleken zelfstandigheidstekort zul je de zorgverlener moeten ondersteunen. De zorgvrager moet de reikwijdte van zijn beslissing kunnen overzien en op de hoogte zijn van voor- en nadelen.
© ThiemeMeulenhoff
9
Voorwaarden formuleren voor goede zorgverlening Knelpunten in de verpleegkundige zorgverlening ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: RELATIEPROBLEMEN EN MEDICIJNEN 1
Waaruit blijkt volgens jou dat Madelein niet klantgericht is? Ze maakt mevrouw wakker, terwijl de medicijnen misschien ook gegeven kunnen worden als ze wakker is. Ze stelt mevrouw niet op haar gemak.
2
Noem twee handelingen van Madelein die er blijk van geven dat zij haar taak (medicijnen verstrekken) wel op een deugdelijke wijze deed. Ze controleert welke medicijnen ze moet geven en controleert ook of ze wel worden doorgeslikt.
3
Wat kun je zeggen over het professioneel handelen van Madelein? Ze is erg bezig met haar relatieproblemen en het werk interesseert haar momenteel niet zo. Ze doet alleen het strikt noodzakelijke. Haar motivatie is laag.
PRAKTIJK: REVALIDATIE IN SONNEVANCK 1
Welk voordeel zie je aan het taakgerichte systeem voor de patiënten van die afdeling? De patiënten zijn zelfredzaam en kunnen veel zelf. Ze vinden het dan waarschijnlijk prettig dat ze met verschillende verpleegkundigen of verzorgenden te maken hebben (afwisseling) en als ze iets nodig hebben of met iets geholpen moeten worden kunnen ze elke verpleegkundige of verzorgende aanspreken.
2
Welke nadeel (of knelpunt) zie je aan het EVV-systeem voor de familie van de patiënten die op de afdelingen met het EVV-systeem verblijven? De evv‘ers zijn slechts beperkt aanwezig (ook niet 's avonds en in het weekend). Als dan iets besproken moet worden waarvan alleen de evv’
3
Ineke is mbo-leerling. In welke fase van haar opleiding kan zij het beste haar BPV doen op de afdeling met het taakgerichte systeem, wanneer op een afdeling met teamverpleging en wanneer op een afdeling met het EVV-systeem? Beargumenteer je standpunt. In de beginfase van de opleiding is een stage op een afdeling met taakgericht systeem het beste: Ineke kan dan veel oefenen met allerlei verpleegtechnische handelingen bij allerlei zorgvragers. In een latere fase is teamverpleging geschikt: Ineke leert dan teamsamenwerking (allerlei sociale vaardigheden, overleg, e.d.). In de eindfase van de opleiding kan Ineke in een evv-systeem leren om all-round verpleegkundige te zijn met alles wat daar bij hoort
© ThiemeMeulenhoff
35
Het verpleegplan vaststellen
PRAKTIJK: HET ZWAANTJE 1
Welke materiële knelpunten heeft Het Zwaantje? De materiële knelpunten zijn: een oud gebouw, een oude inventaris. Ander materieel knelpunt: de verpleeghulp doet te veel boodschappen, zodat er vaak iets weggegooid moet worden.
2
Welke immateriële knelpunten heeft Het Zwaantje? Immateriële knelpunten: het personeelsbestand kan verse aanvulling gebruiken, en deskundigheidsbevordering is noodzakelijk. Het is 's avonds rond etenstijd vaak chaotisch. Dat kan stress opleveren voor het personeel. De bewoners krijgen te weinig aandacht.
3
Wie van het team zou of zouden momenteel geschikt zijn als EVV? Waarom? Wie niet? En waarom niet? Het groepshoofd en de nieuwe mbo-verpleegkundige komen in aanmerking. De eerste is zeer gemotiveerd, en de tweede komt fris uit de schoolbanken. Haar kennis is up-to-date. Dat ze de bewoners nog niet zo goed kent, is geen bezwaar.Ook de andere dertigjarige verpleegkundige die wel met SOAP om kan gaan heeft veel kennis en ervaring, en komt ook in aanmerking .
KENNISOPDRACHT
36
1
In welk verpleegsysteem zijn intercollegiale sociale vaardigheden erg belangrijk? Waarom? In elk verpleegsysteem zijn intercollegiale sociale vaardigheden erg belangrijk. Onafhankelijk van het systeem, is een goede samenwerking erg belangrijk. Daarvoor moet je goed kunnen samenwerken, en heb je heel wat sociale vaardigheden nodig. Dit geldt het sterkte voor teamverpleging.
2
Een afdeling heeft tien zorgvragers. Hoeveel EVV's kunnen er zijn? Minder dan tien, meer dan tien of precies tien? De verhouding van aantal EVV's voor een zorgvrager hangt helemaal af van de complexiteit van de zorg. Het kan voorkomen dat er één EVV is voor acht zorgvragers, maar ook één op één komt voor.
3
Als iemand van de verpleging contacten met de familie moet onderhouden, wie kan dat dan het beste doen in een taakgericht verpleegsysteem, in een teamverpleegsysteem en in een EVV-systeem? Beargumenteer je antwoord. In het EVV-systeem kan de EVV het beste de contacten met de familie onderhouden. In de andere systemen is dat de taak van degene die ervoor aangewezen is, meestal is dat de teamleider of leidinggevende.
4
Verpleegkundige Peter maakt regelmatig fouten bij het aanleggen van bepaalde infusen. Welke knelpunten kun je hier mogelijk aanwijzen? Het eerste knelpunt ligt bij een gebrek aan deskundigheid van Peter. Er is nog een ander knelpunt, namelijk: hij krijgt de gelegenheid om meerdere malen in de fout te gaan bij een voorbehouden handeling. Dat is geen goede zaak, het team is hierin veel te tolerant. Je kunt je verder ook afvragen hoe het staat met het aanbieden van deskundigheidsbevordering.
5
Het komt regelmatig voor dat verpleegkundige Ans niet aan een bepaald benodigd medicijn kan komen, omdat haar collega dat vergeet te bestellen. Wijs het materiële en het immateriële knelpunt aan.
© ThiemeMeulenhoff
Voorwaarden formuleren voor goede zorgverlening
Knelpunten in de verpleegkundige zorgverlening
Het materiële knelpunt is het medicijntekort. Het immateriële knelpunt is de vergeetachtigheid van de collega.
© ThiemeMeulenhoff
37