ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 3
1.3 Biedt palliatief terminale zorg Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
5
1.1
5 5 5 5 6 6 6
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw Praktijk: Met z'n drieën in de lift Praktijk: Ik weet dat ze dit nooit gewild heeft Praktijk: Nu kunt u rustig gaan Praktijk: Ik verwacht elk moment dat hij binnenkomt Praktijk: Ik haat haar omdat ze doodgaat Kennisopdracht
Een zorgvrager begeleiden
9
2.1
Begeleiden na het overlijden Praktijk: Mevrouw Baars Kennisopdracht
9 9 9
2.2
Begeleiden bij verliesverwerking Praktijk: Goed dat je niet ging huilen! Kennisopdracht
11 11 11
2.3
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen Praktijk: Ik kan er niet goed tegen Kennisopdracht
13 13 13
1
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MET Z'N DRIEËN IN DE LIFT 1
Wat vind je van de reacties van Hilda nadat mevrouw Augustijn in elkaar gezakt is? Eigen mening. Hilda heeft gehandeld zoals het hoort bij haar bevoegdheden en verantwoordelijkheid. Ze heeft direct gewaarschuwd en heeft het overgelaten aan collega's en hulpverleners die meer ervaren zijn. Ze heeft zich ook bekommerd om mevrouw Fenten.
2
Wat vind je van haar beslissing om in dit geval niet mee te helpen met de laatste zorg? Eigen mening. Een plotseling overlijden veroorzaakt meer emoties dan een overlijden dat je verwacht. De beslissing van Hilda is te respecteren.
3
Wat zou jij doen als je Hilda was? Eigen mening.
PRAKTIJK: IK WEET DAT ZE DIT NOOIT GEWILD HEEFT 1
Welke fasen van het stervensproces herken je in de situatie van mevrouw Verdijck en meneer Nuyen? Mevrouw Verdijck ontkent in eerste instantie dat er iets met haar aan de hand is. In het weigeren van de behandelingen zit ook opstandigheid.
2
Welke dilemma's in de terminale fase herken je in deze situatie? De dilemma's die zich hier voordoen zijn: het stoppen met de medicijnen, het stoppen met de sondevoeding, de pijnbestrijding en de vraag om euthanasie.
3
Speelt Hens een rol bij deze dilemma's? Leg je antwoord uit. Hens beslist in geen van deze situaties, maar zijn rapportage speelt een rol bij de beslissingen.
4
Welke taken en verantwoordelijkheden heeft Hens in deze situatie? Hens geeft mevrouw Verdijck stervenshulp en stervensbegeleiding. Hij begeleidt meneer Nuyen ook door naar hem te luisteren en zijn vragen te beantwoorden en zijn emoties te onderkennen.
PRAKTIJK: NU KUNT U RUSTIG GAAN 1
Welke gewoonten en rituelen herken je in deze situatie?
© ThiemeMeulenhoff
5
1.3 Biedt palliatief terminale zorg
De gewoonten en rituelen in deze situatie zijn: de pastoor die langskomt, de ziekenzalving, het tafeltje met het witte kleed en het kruisbeeld en de rozenkrans die de zoon zijn moeder in handen geeft. 2
Wat vind je van de reactie van Livia? Eigen mening.
3
Welke hulp en ondersteuning kan Livia volgens jou de kinderen van mevrouw Rieter nog geven? Livia kan zorgen voor koffie. Ze kan mevrouw Rieter ook in een mooie houding leggen. Afhankelijk van de situatie beslist ze of ze aanwezig blijft of dat ze de nabestaanden alleen laat. Het regelen van de praktische zaken doet de familie met de begrafenisondernemer.
PRAKTIJK: IK VERWACHT ELK MOMENT DAT HIJ BINNENKOMT 1
Welke rouwtaken herken je in deze situatie? Mevrouw Bruggink moet het verlies van haar man onder ogen zien. In deze strijd verwacht ze hem elk moment te zien. Als ze erg verdrietig is en nergens zin in heeft, is ze bezig met de tweede taak. Door te verhuizen naar een eenpersoonsappartement heeft ze een belangrijke stap gezet bij taak drie. Als ze uitgaat met meneer Dinnissen, is ze bezig met taak vier.
2
Hoe zou jij reageren op de laatste opmerking van mevrouw Bruggink als jij Merel was? Eigen mening. Het beste is om het gevoel te erkennen, maar ook om aan te geven dat het nieuwe contact goed voor haar is.
PRAKTIJK: IK HAAT HAAR OMDAT ZE DOODGAAT 1
Kun je het gedrag van Thomas verklaren? Leg je antwoord uit. Thomas is een jongen van dertien jaar. Hij beseft dat de dood onherroepelijk en definitief is. Hij kan er niet over praten. Zijn gedrag is wisselend en explosief.
2
Wat vind je van de reactie van Karja op Thomas? Eigen mening. Het is goed dat Karja hem zijn emoties laat uiten. Ze probeert de situatie ook niet te verzachten.
3
Kun je het gedrag van Tilleke verklaren? Leg je antwoord uit. Tilleke is een meisje van vijf. ‘Mamma is er niet meer’ betekent voor haar dat mamma ergens anders is. En dan kan ze ook wat meenemen.
4
Hoe zou je reageren op Tilleke als jij Karja was? Eigen mening. Karja hoeft niet te reageren, want Tilleke heeft het tegen haar moeder. Het is mogelijk dat haar moeder door het emotionele moment met Thomas niet op Tilleke reageert. In dat geval kan Karja Tilleke aandacht geven en de situatie uitleggen op Tillekes niveau.
KENNISOPDRACHT 1
6
Waardoor worden je gevoelens en je emoties bepaald in situaties van sterven en dood? Je emoties en gevoelens in situaties van sterven en dood worden bepaald door: je opvattingen over de dood; de manier van sterven; de leeftijd en de sociale situatie van de stervende; de
© ThiemeMeulenhoff
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw
directe omstandigheden; je relatie met de stervende; je eigen verlies; negatieve ervaringen; je kennis van het stervensproces en je taak en rol daarbij. 2
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder de terminale fase. Wanneer iemand te horen krijgt dat hij binnen afzienbare tijd zal sterven, begint hij aan de laatste fase van zijn leven. Je noemt dat de terminale fase. Hij zal niet meer herstellen, zijn gezondheidstoestand zal steeds meer verslechteren en uiteindelijk zal hij sterven. Het is moeilijk om aan te geven hoelang een terminale fase kan duren. In het ene geval gaat het om enkele dagen, in het andere om enkele jaren. Duidelijk is in ieder geval dat de gezondheidstoestand zal verslechteren en het sterven steeds dichterbij komt.
3
Leg uit wat de fasen van het stervensproces volgens Kübler-Ross zijn en wat ze inhouden. De fasen van het stervensproces volgens Kübler-Ross. Fase 1: Ontkenning. Vaak is de eerste reactie van iemand een reactie van ontkenning: ‘het kan niet waar zijn!’, of: ‘er is een fout gemaakt!’. Zo'n ontkenning is ook manier om zichzelf te beschermen. Het slechte nieuws is zo schokkend dat hij het eigenlijk nog niet aankan. Fase 2: Opstandigheid. Als de werkelijkheid is doorgedrongen en hij het niet meer kan ontkennen, is de volgende reactie vaak woede en opstandigheid. De zorgvrager is kwaad omdat dit hem overkomt. Fase 3: Marchanderen. Als de woede en de agressie beginnen af te nemen, kan het marchanderen of onderhandelen de zorgvrager steun bieden. Het is vaak onderhandelen met zichzelf. Hij belooft het een te doen als er iets tegenover staat. Fase 4: Depressie. Het dringt tot de zorgvrager door dat hij terminaal is en dat daar niets meer aan te doen is. Hij erkent nu volop het grote verlies dat hem te wachten staat en moet dit verwerken. De zorgvrager is intens met dit verdriet bezig. Hij is neerslachting en teruggetrokken. Fase 5: Aanvaarding. Als de zorgvrager voldoende tijd en hulp heeft gehad, kan hij in een fase komen waarin hij de naderende dood accepteert. De zorgvrager accepteert zijn lot en berust in wat hem overkomt.
4
Wat is het belang van goede lichamelijke verzorging in de terminale fase? De zorg voor de terminale zorgvrager staat niet meer in het teken van genezing of herstel. Dit is namelijk niet meer mogelijk. In de meeste gevallen zal de zorgvrager lichamelijk achteruitgaan en steeds hulpbehoevender worden. De lichamelijke verzorging van de terminale zorgvrager heeft als doel het zo comfortabel en aangenaam mogelijk maken van de laatste levensfase. Je noemt dit ook wel stervenshulp. Stervenshulp is een voorwaarde voor stervensbegeleiding. Het is niet of nauwelijks mogelijk iemand te begeleiden als hij voornamelijk pijn en ongemak heeft.
5
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder stervensbegeleiding. De emotionele en psychische hulp die een terminale zorgvrager in de laatste levensfase van anderen krijgt, kun je samenvatten met de term stervensbegeleiding. Stervensbegeleiding is alleen mogelijk als de zorgvrager zich bewust is van de situatie waarin hij verkeert. Als de zorgvrager comateus of diep verstandelijk gehandicapt is, is er geen sprake van stervensbegeleiding. Alle gesprekken en aanwezigheid van anderen vallen onder stervensbegeleiding.
6
Welke dilemma's kunnen zich voordoen tijdens de terminale fase? De dilemma's die zich tijdens de terminale fasen voor kunnen doen, zitten in de volgende vragen: Waar moet de zorgvrager de laatste fase doorbrengen en overlijden? Hoeveel lichamelijke zorg geef je nog? Ga je door met de medische behandeling? Ga je door met het geven van eten en drinken? Hoever ga je in het bestrijden van de pijn? Wat doe je als de zorgvrager of zijn naasten vragen om het leven te beëindigen?
© ThiemeMeulenhoff
7
1.3 Biedt palliatief terminale zorg
7
Leg uit wat rouwen is en noem de vier rouwtaken volgens Worden. Rouwen betekent dat je bezig bent je aan te passen aan een leven zonder degene die je dierbaar was. De vier rouwtaken volgens Worden zijn: taak 1: het verlies onder ogen zien; taak 2: de pijn van het verlies ervaren; taak 3: leven zonder de overledene; taak 4: zich emotioneel losmaken en nieuwe relaties aangaan.
8
Noem zes aandachtspunten bij het omgaan met rouwenden. Aandachtspunten bij het omgaan met een rouwende zijn: neem zelf het initiatief. Wacht niet tot de ander contact met je opneemt; kijk of je praktische dingen voor hem kunt doen. Denk aan boodschappen of eten koken. Betrek hem in de dagelijkse dingen van het leven; praat over het verlies van de ander. Probeer niet het onderwerp te vermijden; erken het verdriet en geef de ander ruimte om het te uiten; luisteren is belangrijk. Geef geen adviezen over zijn gedrag of oplossingen voor zijn leven. Beantwoord wel zijn vragen en denk met hem mee; wees jezelf en volg je gevoel. Benoem je eigen emoties en ook je twijfels. Vertel hem ook als je iets moeilijk vindt of niet zeker weet; wees niet bang om de verkeerde dingen te zeggen. Als je eerlijk bent, kun je alles uitleggen; houd niet na enkele maanden op met aandacht geven. Het is meestal het moment dat mensen vinden dat het nu wel genoeg is, terwijl de rouwende nog niet zo ver is; wees voorzichtig met het geven van je mening over hoe de terminale fase van de overledene verlopen is. De rouwende is misschien bezig een schuldige te zoeken. Doe daar niet aan mee; praat over de overledene in de verleden tijd. Doe niet net alsof hij er nog is.
9
Waar zijn de reacties van een kind op sterven en dood van afhankelijk? De reactie van een kind op situaties van sterven en dood zijn afhankelijk van zijn leeftijd en zijn ontwikkelingsniveau.
10 Welke soorten gedrag kunnen grotere kinderen vertonen in situaties van sterven, dood en verlies? Grotere kinderen zijn niet altijd bereid om te praten over hun gevoelens. Vaak uiten zij hun rouw en verdriet wel in hun gedrag. Voorbeelden van gedrag dat je vaak bij grotere kinderen kunt zien, zijn: uitgesteld rouwgedrag: het kind is voornamelijk bezorgd om anderen, zet zijn verdriet opzij en begint zelf pas te rouwen als anderen al over hun verdriet heen zijn; wisselend gedrag: kinderen kunnen niet lang achter elkaar verdrietig zijn. Ze wisselen verdriet en normaal gedrag af; regressief gedrag: kinderen kunnen in hun ontwikkeling terugvallen door zich kinderachtig te gedragen, weer in bed te gaan plassen en zich afhankelijker op te stellen; aangepast gedrag: er zijn kinderen aan wie je niet kunt zien, dat de verdriet hebben. Dat wil niet zeggen dat ze er niet mee bezig zijn; normaal doen: kinderen willen niet anders zijn dan hun leeftijdgenoten. Ze willen geen uitzondering zijn en doen vaak alsof er niets aan de hand is; explosieve emoties: emoties kunnen heftiger zijn dan bij volwassenen. Ze kunnen agressief en hysterisch gedrag vertonen; concentratie- en leerproblemen: het verlies dat ze ervaren is zo ingrijpend dat ze zich niet kunnen concentreren bij wat ze doen. Dat wordt vooral duidelijk bij de taken die ze op school moeten doen; contact met de overledene: veel kinderen ervaren nog contact met de overledene. Ze praten in gedachten met hem of betrekken hem in hun spel; onverschilligheid: vooral oudere kinderen en pubers kunnen net doen alsof er niets aan de hand is en het verlies hen niet raakt. Dit is vaak de buitenkant. De innerlijke verwarring kan groot zijn.
8
© ThiemeMeulenhoff
2
Een zorgvrager begeleiden Begeleiden na het overlijden ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: MEVROUW BAARS 1
Waarom gaat Nienke met een collega samen naar binnen? Nienke mag niet alleen een kamer ingaan zonder toestemming van een bewoner. Als het noodgedwongen toch moet, dan gaat ze met een collega. Zo voorkom je dat je ervan beschuldigd kunt worden dat er iets ontvreemd is. Als er onraad is, is het ook prettiger om met zijn tweeën te gaan. Je weet niet wat je aantreft en je bent elkaar tot steun.
2
Beschrijf hoe Nienke moet handelen tot het moment dat de dochter er is. Nienke controleert eerst of mevrouw Baars overleden is en schrijft op hoe laat ze dat geconstateerd heeft. Nienke kijkt of er nog bijzonderheden in de zorgmap staan. Ze rapporteert het overlijden aan de afdeling. Ze overlegt met anderen de werkverdeling in de komende uren. Nienke beoordeelt samen met een collega of mevrouw Baars zo kan blijven liggen. Ze schuiven bijvoorbeeld de gordijnen half open. Of ze luchten even. Omdat mevrouw Baars in haar slaap overleden is, kan ze er vredig bij liggen. Ze laten in ieder geval de bestaande sfeer zoveel mogelijk intact. Afhankelijk van de gang van zaken in het huis bellen ze de huisarts. Dit kan de dochter ook doen.
3
Beschrijf hoe Nienke moet handelen als de dochter gearriveerd is. Nienke vangt de dochter op. Ze vertelt zo nodig nog een keer hoe ze haar moeder gevonden heeft. Ze neemt haar mee naar de kamer van haar moeder. Ze geeft de dochter gelegenheid om afscheid te nemen. Ze bekijkt waar de dochter behoefte aan heeft. Als dit gedaan is, moet ze controleren of de huisarts al gewaarschuwd is. Daarna regelt ze een aantal praktische zaken met de dochter. Wie moet er nog meer gewaarschuwd worden, wie geeft de laatste verzorging, enzovoorts. Het is belangrijk dat de dochter de tijd krijgt om persoonlijk afscheid te nemen.
KENNISOPDRACHT 1
Hoe zou het komen dat een uitvaartondernemer in steeds meer instellingen de verzorging van een overledene uitvoert? Als de verzorging van een overledene door een uitvaartondernemer wordt uitgevoerd, komt dit niet op de werkdruk van de verzorgenden. Er hoeft zo geen extra personeel te worden ingezet. Het is dus minder belastend voor het personeel.
2
Waarom is het belangrijk dat een arts een overlijdensverklaring opstelt? Het moet vaststaan dat er sprake is van een natuurlijke dood. De verklaring is nodig om bij de gemeente toestemming te krijgen om een uitvaart te houden.
3
Wat regel je voordat je een overledene gaat verzorgen om te voorkomen dat je gestoord wordt of weg moet tijdens de verzorging?
© ThiemeMeulenhoff
9
1.3 Biedt palliatief terminale zorg
Je moet ervoor zorgen dat je met je collega's hebt afgesproken wanneer je de zorg gaat verlenen en dat je dan niet beschikbaar bent. Je moet de spullen die je nodig hebt van tevoren allemaal klaar hebben liggen. En je moet ervoor zorgen dat niemand zomaar kan binnenlopen in de ruimte waar je iemand aan het verzorgen bent.
10
4
Met de wensen, gebruiken of gewoonten van wie kun je rekening houden bij de verzorging van een overledene? Je houdt rekening met de wensen, gebruiken of gewoonten van de overledene en van de nabestaanden.
5
Als jij de keuze moet maken voor een bepaalde uitvaartondernemer, laat je dan niet leiden door reclamefolders. Je kunt beter afgaan op goede ervaringen die je hebt met een bepaalde uitvaartondernemer. Leg uit waarom je dat beter kunt doen. Als je goede ervaringen hebt met een bepaalde ondernemer, kun je die beter vragen dan een willekeurige ondernemer uit een reclamefolder.
6
Leg uit waarom een verzorgende van de thuiszorg een andere taak heeft na het overlijden van een zorgvrager dan een verzorgende die in een instelling werkt. Thuis nemen de nabestaanden het initiatief. De zorgvraag valt meestal weg als de zorgvrager overlijdt. In een instelling moeten de nabestaanden overleggen met verzorgenden. De zorg is pas afgelopen voor de verzorgenden als de zorgvrager uit de instelling gaat en het appartement is opgezegd.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Begeleiden bij verliesverwerking
Begeleiden bij verliesverwerking ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GOED DAT JE NIET GING HUILEN! 1
Hoe vind je dat Annemarie gehandeld heeft bij mevrouw Takema? Annemarie heeft goed gehandeld. Het is voor haar prettig dat het haar lukte om zich te beheersen en later aandacht heeft voor haar eigen gevoelens. In het gesprek met mevrouw Takema heeft ze aandacht voor de gevoelens van mevrouw Takema.
2
Hoe vind je de reactie van de collega? Het is attent dat de collega steun wil bieden aan Annemarie. Maar wat ze zegt, had anders gekund. Er is geen begrip of aandacht voor de gevoelens van Annemarie.
3
Hoe zou jij reageren op de collega als jij Annemarie was? Eigen mening. Het antwoord is afhankelijk van de assertiviteit van de student. Als Annemarie assertief zou zijn, zou ze kunnen vragen wat de collega met haar opmerking bedoelt. Ze kan een discussie op gang brengen met haar collega.
4
Hoe zou jij reageren op het huilen van Annemarie als je haar collega was? Als Annemarie begrip krijgt van haar collega en deze luistert naar haar, dan is de kans groter dat ze de situatie de volgende keer beter aankan.
KENNISOPDRACHT 1
Beschrijf in je eigen woorden wat je onder rouwen verstaat. Rouwen is een reactie die optreedt als gevolg van een definitief verlies.
2
Wat betekent: ‘Een rouwproces beschrijven is iets anders dan een rouwproces voorschrijven’? Als je iets beschrijft, doe je dat om het gedrag beter te begrijpen. Als de omschrijving gaat bepalen hoe je je hoort te gedragen, wordt het een voorschrift. Dat is bij rouwen niet de bedoeling.
3
Leg uit waarom je je bewust moet worden van je eigen ideeën over hoe een rouwproces verloopt. Een zorgvrager die rouwt, kan bij een verzorgende een eigen verlieservaring oproepen. Als je weet hoe jij tegenover rouwen staat, kun je openstaan voor het rouwproces van anderen en je kunt respect hebben voor de manier waarop iemand met zijn verdriet omgaat.
4
Geef een beargumenteerde mening over de volgende stelling: ‘Rouwen om iemand die gescheiden is, is veel erger dan rouwen om iemand die overleden is.’ Uit het antwoord moet blijken dat je rouwprocessen niet met elkaar moet vergelijken. Ieder rouwproces is uniek. Niemand kan bepalen wat erger is.
5
Leg uit waarom je, voordat je begeleiding gaat geven, moet weten wat de visie van de instelling is. Je hebt dan een kader. Je weet wat er van je verwacht wordt. Je mag ervan uitgaan dat een instelling dan ook de voorwaarden schept om begeleiding te geven. Zo kun je tijd krijgen om met mensen te praten.
© ThiemeMeulenhoff
11
1.3 Biedt palliatief terminale zorg
12
6
Noem twee aspecten van de beroepshouding die je belangrijk vindt bij het geven van begeleiding bij verliesverwerking. Leg uit waarom je deze aspecten belangrijk vindt en geef van elk aspect een voorbeeld uit de praktijk. Aspecten die genoemd kunnen worden: inleven, respect, begrip, geduld. Inleven: je kunt je voorstellen hoe de situatie is voor de zorgvrager en je begeleiding daarop afstemmen. Respect: je respecteert de gevoelens van de zorgvrager, daardoor voelt hij zich gesteund, minder alleen. Begrip: je toont begrip voor gedachten en gevoelens van de zorgvrager, daardoor voelt hij zich gesteund, minder alleen. Geduld: je hebt geduld met de zorgvrager, hierdoor heeft hij het gevoel dat er ruimte is om zijn gevoelens en gedachten te uiten. In het voorbeeld is er een verband tussen het aspect van de beroepshouding en het rouwproces van hulpvrager. Als je het voorbeeld geduld neemt: een zorgvrager kan de behoefte hebben om steeds over de overledene te praten en precies hetzelfde te vertellen. Je moet het geduld op kunnen brengen om hiernaar te luisteren. De zorgvrager kan zo zijn verhaal kwijt en dit helpt hem bij het verwerken van het verlies.
7
Beschrijf twee voorbeelden waaruit de begeleiding van medebewoners van iemand die overlijdt kan bestaan. Voorbeelden: • gelegenheid bieden om afscheid te nemen, mee te gaan naar de uitvaart, of daaraan actief deel te nemen; • regelmatig over de overledene praten met de betrokken medezorgvragers; • een gedenkboek maken.
8
Wat is het verschil tussen beëindigen en afronden van het contact met de familie van een overleden zorgvrager? Leg je antwoord uit. Als het contact eindigt, dan gebeurt dat omdat het een logisch gevolg is van het feit dat de zorgvrager overleden is. Het contact houdt op. Als je het contact afrondt, dan ben je actief betrokken en planmatig bezig met het beëindigen van het contact. Je sluit het bewust af, met een gesprek.
9
Leg uit waarom een goede opvang voor verzorgenden een voorwaarde is om begeleiding te geven bij rouwprocessen. Als er goede opvang is, heb je steun tijdens het geven van begeleiding. Omdat je in een vertrouwde omgeving met je collega's kunt praten, kun je je problemen bij het begeleiden openlijk bespreken. Daar leer je van. Als je geraakt wordt, is er opvang, waarbij je je gevoelens kunt uiten. Je kunt weer nieuwe energie opdoen en verdergaan met de begeleiding.
© ThiemeMeulenhoff
Een zorgvrager begeleiden
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen
Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: IK KAN ER NIET GOED TEGEN 1
Waaraan herken je het rouwgedrag van meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma is aan het marchanderen. Hij verbetert de situatie door goed te oefenen. Bij de ergotherapeut moet hij de werkelijkheid onder ogen zien en dat is pijnlijk confronterend.
2
Hoe zou je hierop reageren? Goed luisteren en vragen of hij dit met de ergotherapeut besproken heeft. Voorstellen om het te rapporteren en om het acceptatieproces als zorgprobleem aan te geven en een zorgdoel te formuleren, zodat hij een beroep zou kunnen doen op professionelere ondersteuning (maatschappelijk werker).
3
Wat rapporteer je hierover en waarom doe je dat? Je rapporteert de acceptatieproblemen op de afdeling en in het behandelteam.
4
Welk zorgprobleem kun je formuleren met meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma heeft moeite met onder ogen zien wat het betekent om halfzijdig verlamd te zijn in het dagelijks leven.
5
Welk gewenst resultaat kun je formuleren met meneer Schaafsma? Meneer Schaafsma zegt zijn halfzijdige verlamming en de consequenties ervan voor het dagelijks leven een hanteerbare plaats gegeven te hebben in zijn leven.
6
Welke mogelijke andere hulpverleners kun je hierbij betrekken? De ergotherapeut moet op de hoogte zijn. Zij moet haar therapie aanpassen aan het acceptatieproces van meneer Schaafsma. Als hij dat wil, kan meneer Schaafsma gesprekken aangaan met een maatschappelijk werker of psycholoog (als de acceptatieproblemen erg groot zijn).
KENNISOPDRACHT 1
Leg in je eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met het accepteren van gezondheidsproblemen. Waar het om gaat, is dat de student zich een voorstelling kan maken van gezondheidsproblemen.
2
Geef twee voorbeelden van lichamelijke gezondheidsproblemen. Twee voorbeelden van lichamelijke gezondheidsproblemen: slecht zien door staar, mobiliteitsproblemen bij versleten heupen.
3
Geef twee voorbeelden van geestelijke gezondheidsproblemen. Voorbeelden van geestelijke gezondheidsproblemen: overspannenheid, depressie, dementie.
© ThiemeMeulenhoff
13
1.3 Biedt palliatief terminale zorg
14
4
Noem twee aspecten van de beroepshouding die jij in de begeleiding bij gezondheidsproblemen belangrijk vindt. Leg uit waarom je dat vindt. Elk aspect van de beroepshouding is goed, als de uitleg maar aantoont waarom het aspect belangrijk is.
5
Noem een reden waarom je het niet accepteren van gezondheidsproblemen bespreekbaar maakt. Je maakt het bespreekbaar als de gezondheid in gevaar komt. Of omdat het zorgdoel niet bereikt kan worden door de acceptatieproblemen.
6
Noem een reden waarom je het niet accepteren van gezondheidsproblemen niet bespreekbaar maakt. Je maakt het niet bespreekbaar omdat het een proces is dat de zorgvrager moet aangaan. Het is zijn manier van omgaan met het probleem. Je respecteert dat.
7
Je ziet een zorgvrager met diabetes mellitus in het restaurant. Ze houdt zich steeds vaker niet aan haar dieet. Geef aan hoe je reageert. Je bespreekt dit later apart met de zorgvrager. Je vraagt of ze zich bewust is van de consequenties van haar gedrag. Je wijst op de gevaren, geeft advies en je rapporteert.
© ThiemeMeulenhoff