ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau 4
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager Antwoordmodellen
Inhoudsopgave ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
1
2
3
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
5
1.1
Interactie met de zorgvrager Praktijk: Klacht Praktijk: Blind Praktijk: Kennismaking Praktijk: Mevrouw De Vries drinkt slecht Kennisopdracht
5 5 5 5 6 6
1.2
Afspraken maken met zorgvragers Praktijk: Niet de afspraak Praktijk: Veilig Praktijk: ‘Nou gewoon’ Kennisopdracht
9 9 9 9 10
1.3
Feedback geven en ontvangen Praktijk: Te laat Praktijk: ‘Jij bent altijd zo dominant!’ Kennisopdracht
12 12 12 12
1.4
Handelen bij conflicten Praktijk: Zorgvernieuwing Praktijk: Baby's vertroetelen Kennisopdracht
14 14 14 15
Preventie en gezondheidsvoorlichting
17
2.1
17 17 17 17 18 18 18 19 19
Preventie en gezondheidsvoorlichting Praktijk: Gehandicapt? Praktijk: Van lachbui naar hoestbui Praktijk: Allergie? Praktijk: Veilig vrijen? Praktijk: Snottebel Praktijk: Niet op haar mondje gevallen Praktijk: Het is hier gezellig! Kennisopdracht
Primaire preventie
21
3.1
21 21 21 22
Gezondheidsvoorlichting Praktijk: Koken doe je zo! Praktijk: ‘Dat huilen, het gaat je door merg en been …!’ Kennisopdracht
4
5
3.2
Een veilige en hygiënische omgeving Praktijk: Diepvrieseten Praktijk: Trouwring Kennisopdracht
23 23 23 23
3.3
Voorkomen van hospitalisering Praktijk: Opgenomen! Praktijk: Beautydag Kennisopdracht
25 25 25 25
Secundaire preventie
27
4.1
27 27 27 27
Secundaire preventie Praktijk: Hielprik Praktijk: Koelkast Kennisopdracht
Tertiaire preventie
29
5.1
Tertiaire preventie Praktijk: Te dik Praktijk: Slecht lopen Praktijk: Leven met reuma Praktijk: Geduld Praktijk: Diabetes en therapietrouw Praktijk: Rollator Kennisopdracht
29 29 29 30 30 30 31 31
5.2
Patiëntenvoorlichting Praktijk: Niets weten Praktijk: Revalidatie Praktijk: Hoezo vergeetachtig? Praktijk: Ziek zijn is duur Kennisopdracht
34 34 34 35 35 35
1
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten Interactie met de zorgvrager ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KLACHT 1
Vind je de verwachtingen die Sonja van een begeleider heeft reëel? Licht je antwoord toe. Een zorgvrager mag van een begeleider respect en oprechte belangstelling verwachten.
2
Moet de leiding maatregelen nemen tegen Karel? Leg uit. De leiding zal allereerst een gesprek heeft met Karel aangaan, waarin ze uiteenzet waar de klacht over gaat en waarin Karel de mogelijkheid krijgt om zijn gedrag uit te leggen. Als Karel vervolgens niet inziet waarom zijn gedrag niet in een zorgrelatie thuishoort, zal zijn functioneren op een serieuze manier ter discussie worden gesteld.
3
Welke aspecten van de verpleegkundige beroepscode worden door Karel overschreden? In de zorgverlening wordt zo veel mogelijk een gelijkwaardige samenwerkingsrelatie nagestreefd. Doordat Karel in de spullen van Sonja kijkt, is er sprake van een ongelijke machtsrelatie.
PRAKTIJK: BLIND 1
Lees de tips aandachtig door. Wat had je niet uit jezelf goed gedaan? Leg uit. Geen antwoordmodel. De leerling vertelt welke adviezen voor haar handig zijn en waar ze zelf niet aan had gedacht.
2
Je hoeft een woord als ‘kijken’ niet krampachtig te vermijden bij iemand die blind is. Ben je het daarmee eens? Leg uit. Door een woord als ‘kijken’ en ‘zien’ krampachtig te vermijden, leg je extra nadruk op het feit dat iemand blind is en dat je daar op een ongemakkelijke manier mee omgaat. Voor iemand die blind is, is het blind zijn de dagelijkse realiteit. Hij zal van het woordje kijken niet schrikken.
3
Waarom hebben verpleegkundigen deze tips nodig? Een voorwaarde voor succesvolle communicatie is dat je je kunt verplaatsen in het referentiekader van de ander. Voor een ziende verpleegkundigen is het heel moeilijk om zich in de wereld van een blinde te verplaatsen.
PRAKTIJK: KENNISMAKING 1
Welke fase van een ‘probleemgesprek’ wordt hier beschreven? Het gaat hier om de eerste fase: de opening of het leggen van contact.
2
Waarom verloopt deze fase zo moeizaam?
© ThiemeMeulenhoff
5
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Bij mevrouw F. duurt deze fase zo lang, omdat ze het probleem niet onderkent. Ze heeft geen ziekteinzicht. Ze verwacht niets goeds van een hulpverlener. Het kost daarom extra tijd en inspanning om een vertrouwensband op te bouwen. 3
Waar zou een volgend gesprek met mevrouw F. over kunnen gaan? Een volgend gesprek met mevrouw F. zou kunnen gaan over het aanvaarden van hulp bij concrete klusjes, om op die manier een vertrouwensband te kunnen opbouwen. Ze zou ook kunnen proberen om via een gesprek over kleding het onderwerp uiterlijke verzorging aan te snijden.
PRAKTIJK: MEVROUW DE VRIES DRINKT SLECHT 1
Mevrouw De Vries zal vermoedelijk grote moeite hebben om mee te werken aan deze ‘opdracht’. Hoe komt dat? Marijke houdt op geen enkele manier rekening met de leeftijd en het referentiekader van mevrouw De Vries. Ze communiceert ook niet, maar wil slechts haar informatie kwijt.
2
Denk je dat ze het formulier goed zal toepassen bij het noteren van wat zij drinkt? Beargumenteer je antwoord. Als Marijke wél uit zou zijn op communicatie met mevrouw De Vries, zou ze uitleggen waarom het nodig is de vochtbalans bij te houden. Ze zou uitleg geven bij het formulier en zou ze steeds controleren of mevrouw De Vries het begrepen heeft. Ze zou als voorbeeld samen met mevrouw De Vries na kunnen gaan wat ze die ochtend of de vorige avond heeft gedronken en dat invullen op het formulier. Tot slot zou ze door vragen te stellen, nagaan of mevrouw De Vries mee wil werken.
KENNISOPDRACHT
6
1
Een verpleegkundige zegt tegen een zorgvrager: ‘U moet nu naar het toilet, anders loop ik weg. Vervolgens belt u weer en moet ik weer terugkomen, terwijl ik met iemand anders bezig ben.’ Dit lijkt een autoritair werkende verpleegkundige die veel zelf aan het woord is en meer oog heeft voor haar eigen werk dan voor de beleving van de zorgvrager. Een verpleegkundige die vraaggericht werkt, luistert meer en stelt vragen. Ze respecteert de gevoelens van de zorgvrager en geeft hem de ruimte om zelf tot beslissingen te komen. Deze verpleegkundige mist belangrijke houdingsaspecten als respect en empathie.
2
De zorgvrager als klant: wat vind je van deze rolopvatting? Een soortgelijke situatie als in een winkel kun je ook meemaken in een zorginstelling. Een zorgvrager verwacht dat je al je tijd en aandacht aan hem of haar geeft. Dit zijn verwachtingen die als je er niet over nadenkt en praat tot ergernissen kunnen leiden. De vraaggerichte benadering stelt de (hulpvraag van de) zorgvrager voorop. In de vraaggerichte benadering heeft de zorgvrager een positie die lijkt op die van een klant in een winkel. Het betekent dat hij de zorg aanstuurt. Maar je hoeft niet op elke vraag van een zorgvrager in te gaan. Een hulpverlener heeft een eigen professionele verantwoordelijkheid en maakt een afweging. Hij krijgt te maken met ethische grenzen, de regels van de instelling en prioriteiten. Hij moet ook rekening houden met het feit dat iemand misschien geen keuze kan maken of onvoldoende in staat is om aan te geven wat hij wil. Bij gedwongen hulpverlening bijvoorbeeld is het moeilijk om de vraaggerichte zorg te leveren.
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Interactie met de zorgvrager
3
We kunnen ons gemakkelijk laten leiden door het uiterlijk van de zorgvrager en zijn gedrag. Daar kan de zorgvrager de dupe van worden. Geef hiervan twee voorbeelden. Een eerste contact met iemand die je niet kent en van wie je alleen het uiterlijk waarneemt kan tot verwarrende situaties leiden. Enkele voorbeelden. Een verpleegkundige die door de afwezigheid van een hoofddoekje ervan uitgaat dat iemand niet islamitisch is. Een verpleegkundige die denkt dat zorgvrager niets geeft om zijn uiterlijk, terwijl deze zijn uiterlijk verwaarloost, omdat hij depressief is.
4
Bij een professionele benadering hoort dat je de rol vervult van verpleegkundige. Maar er hoort ook echtheid bij. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak. Is het dat ook? Verklaar je nader. Ze lijken met elkaar in tegenspraak, maar zijn het niet. Echt zijn betekent dat je je niet verschuilt achter een rol. Je bent op je werk binnen bepaalde grenzen zoveel mogelijk jezelf.
5
Welke manier van communiceren is bij uitstek geschikt om een relatie met iemand aan te gaan: non-verbale of verbale communicatie? Leg uit. Non-verbale communicatie is bij uitstek het juiste kanaal om met iemand relatie aan te gaan. Hiermee breng je affectie en empathie over. Bijvoorbeeld door iemand aan te kijken, te glimlachen of te knikken kun je interesse en warmte tonen. Ook het aanraken van iemand is belangrijk om een relatie te bevestigen. Je kunt zo tonen dat je betrokken bent of troost bieden.
6
Een verpleegkundige ziet de echtgenote van een zojuist overleden patiënt in de wachtkamer zitten. De echtgenote weet nog van niets en de verpleegkundige loopt langs, terwijl ze haar vriendelijk toeknikt. ‘Hoe is de operatie gegaan?’, vraagt de echtgenote. Hoe moet de verpleegkundige reageren? Als het gaat om een ernstige mededeling zoals het overlijden van een patiënt tijdens een operatie, dan is het een taak van de arts om dit te doen. De verpleegkundige zegt tegen de echtgenote dat de arts met haar zal spreken zodra hij meer weet.
7
Een arts vraagt een verpleegkundige het gesprek met een zorgvrager voort te zetten die zojuist heeft gehoord dat hij een leveraandoening heeft. Hij mag geen alcohol meer. De man is helemaal van de kaart en begint te schelden op de arts, zodra de verpleegkundige binnenkomt. ‘Ik heb het helemaal gehad met dit ziekenhuis. Ik ga naar een andere dokter, want deze kletst uit zijn nek.’ Hoe moet de verpleegkundige reageren? De man heeft zojuist slechte nieuws gehoord en reageert zeer emotioneel. In plaats van inhoudelijk te reageren, wat kan leiden tot een vervelend welles-nietesgesprek, is het beter om eerst de aandacht te richten op de emoties. Je kunt proberen de gevoelens van de man te spiegelen. ‘Ik begrijp dat de mededeling van de arts u van streek maakt.’
8
Je wilt weten hoe gemotiveerd een zorgvrager is om te stoppen met roken. Wat vraag je hem? Waar vraag je op door? Je kunt beginnen met de vraag of de zorgvrager wil stoppen met roken. Vervolgens vraag je waarom de zorgvrager wil stoppen? Je probeert erachter te komen of hij het zelf graag wil of dat hij denkt dat het moet (van de omgeving, de behandelaar). Vervolgens kun je doorvragen of hij een plan van aanpak heeft of eventueel samen zo'n plan wil opstellen. Ook kun je doorvragen naar vroegere stoppogingen en hoe die zijn uitgepakt. Je kunt doorvragen naar hoe hij zelf inschat of hij zal kunnen stoppen met roken.
9
Een zorgvrager heeft veel problemen. Hij is zojuist gescheiden, heeft schulden en dreigt te worden ontslagen, omdat hij een paar keer te laat op zijn werk is verschenen, nadat hij is doorgezakt met vrienden. De oplossing is simpel. Hij gaat praten met schuldsanering en hij
© ThiemeMeulenhoff
7
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
gaat alleen nog maar in het weekend naar de kroeg, zodat hij niet meer te laat komt op het werk. Waarom is het niet goed om deze oplossing direct aan te reiken? Het is belangrijk dat je eerst samen met de zorgvrager het probleem helder krijgt. In deze situatie moet de zorgvrager eerst erkennen of begrijpen welke problemen er zijn. Een valkuil bij elk probleemgesprek is de neiging om direct met een oplossing te komen. Een oplossing bieden is erg verleidelijk, maar kan ook een verder gesprek blokkeren. 10 Een zorgvrager komt voor de derde keer te laat. De verpleegkundige wordt inwendig boos, want het is druk. De zorgvrager legt uit dat hij er helemaal niets aan kan doen, want de bus reed voor z'n neus weg. De verpleegkundige denkt: had je dan geen bus eerder kunnen nemen? Welk mechanisme speelt hier voor de zorgvrager? Het gaat hier om attributie. Mensen hebben de neiging succes toe te schrijven aan eigenschappen van zichzelf en falen aan factoren van buitenaf. Dit wordt ook wel een fundamentele attributiefout genoemd.
8
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Afspraken maken met zorgvragers
Afspraken maken met zorgvragers ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NIET DE AFSPRAAK 1
Is elke avond gezamenlijk eten een afspraak? Leg uit. Elke avond gezamenlijk eten is een stilzwijgende afspraak, een huisgewoonte.
2
Noem belangrijke overwegingen die meespelen in de beoordeling of Johan op zijn kamer mag eten. Johan woont wel in een groep en is afhankelijk van zorg, maar hij beslist zelf over zijn eigen leven. Het is voor Johan blijkbaar belangrijk om privacy te hebben. Op de eigen kamer eten moet wel mogelijk zijn. Er moeten bijvoorbeeld genoeg medewerkers zijn, zodat een van hen Johan eventueel kan begeleiden bij het eten.
3
Vind je dat Johan toestemming moet vragen als hij op zijn kamer wil eten? Waarom vind je dat? In principe hoeft Johan geen toestemming te vragen als hij op zijn kamer wil eten. Wel moet hij het vooraf te melden aan de medewerkers. Als het vaker gebeurt, zou er eventueel een gesprek kunnen plaatshebben tussen de medewerkers en de groepsleden om te bezien of er nieuwe afspraken over het eten gemaakt moeten worden.
PRAKTIJK: VEILIG 1
Wat vind je van de kwaliteit van deze afspraak? Het is een werkbare afspraak die tegemoet komt aan de behoeften van de zorgvrager en de mogelijkheden van de verpleegkundige. Verpleegkundige Robbert heeft begrip voor de situatie van meneer Verkort en spreekt dat ook uit. De afspraak is verder volstrekt helder.
PRAKTIJK: ‘NOU GEWOON’ 1
Is de heer Korthagen overtuigd van het nut om meer te bewegen? Leg uit. Hoewel de heer Korthagen aangeeft dat hij het eens is met het doel, lijkt hij er meer op uit te zijn om te voldoen aan de criteria van verpleegkundige Anja (‘maakt u zich geen zorgen’), dan dat hij zelf overtuigd is van het nut om meer te bewegen. Uit wat hij zegt, lijkt hij er niet veel over te hebben nagedacht. Hij heeft geen afspraken met zichzelf gemaakt.
2
Waarom is deze afspraak met de heer Korthagen niet goed? De afspraak is niet effectief, omdat de heer Korthagen zelf niet overtuigd is van het nut van meer bewegen. Voor een afspraak die wordt opgelegd of aanvoelt als opgelegd, draagt een zorgvrager geen verantwoordelijkheid.Verder is de afspraak niet helder, omdat hij niet specifiek, meetbaar en tijdgebonden is.
3
Maak dit gesprek zo af dat je denkt dat er een goede afspraak is gemaakt tussen jou en de heer Korthagen die voldoet aan alle criteria voor heldere en haalbare afspraken. De afspraak moet: • acceptabel zijn. De heer Korthagen is dan zelf overtuigd van de noodzaak, in plaats van dat hij het voor de verpleegkundige of de arts doet;
© ThiemeMeulenhoff
9
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
•
• • •
specifiek zijn. Wat is het hoofddoel (conditie verbeteren, zodanig dat ...)? Wat betekent het subdoel (meer bewegen) precies (buiten wandelen, in de kamer zelfstandig bewegen, oefenen met apparaten)? meetbaar zijn. Hoe is de beginsituatie en hoe wordt de vooruitgang van de doelen bijgehouden? tijdgebonden zijn: Wanneer begint de heer Korthagen met meer bewegen en hoe vaak per dag en hoe lang gaat hij bewegen? reëel zijn.
KENNISOPDRACHT
10
1
Geef een voorbeeld van een heldere afspraak. Waarom vind je zelf dat het een heldere afspraak is? Geen antwoordmodel. Het voorbeeld moet voldoen aan de criteria voor heldere afspraken, de zogeheten SMART-criteria: specifiek, meetbaar, acceptabel, reëel en tijdgebonden.
2
Noem twee groepen zorgvragers voor wie het maken van afspraken moeilijk of onmogelijk is en leg uit waarom. Voorbeelden: • ernstig dementerenden, omdat ze geestelijk niet in staat zijn tot het maken van afspraken; • mensen die het nut niet inzien van afspraken, omdat zij geen hulp willen aanvaarden of geen ziekte-inzicht hebben, omdat ze.
3
Waarom is dwang geen goede basis voor het maken van een afspraak? Wanneer je dwang gebruikt is er feitelijk geen afspraak, maar een voorschrift. Degene die zich aan de afspraak dient te houden, voelt zich er niet verantwoordelijk voor.
4
Waarom is het beter om vanuit overtuiging een afspraak te maken? Wanneer iemand overtuigd is van het nut van een afspraak, is hij gemotiveerder en de kans groter dat hij de afspraak naleeft.
5
Als een zorgvrager een afspraak niet nakomt kun je op verschillende manieren daarop reageren. Geef een voorbeeld van een goede reactie. Voorbeelden van goede reacties wanneer een zorgvrager een afspraak niet nakomt zijn: • vragen waarom een zorgvrager zijn afspraak niet is nagekomen; • de zorgvrager op een rustige manier uitleggen wat de consequenties zijn; • vragen of hij een nieuwe afspraak wil maken.
6
Een verpleegkundige belooft een zorgvrager de volgende dag terug te bellen, maar vergeet het. Twee dagen later belt de zorgvrager zelf. ‘Goed dat u belt, ik wilde u net bellen’, zegt de verpleegkundige. Wat vind je van deze reactie? Als een verpleegkundige een afspraak niet nakomt, hoort ze zich eigenlijk altijd te verontschuldigen.
7
Een verpleegkundige stelt samen met een zorgvrager de volgende doelstelling op: de zorgvrager gaat gezonder eten. De zorgvrager spreekt af na de vakantie ermee te gaan beginnen. Wat is er mis aan deze doelstelling?
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Afspraken maken met zorgvragers
Het doel is niet specifiek genoeg. Wat wordt bedoeld met gezonder eten: minder vet eten, meer groentes eten, minder snoep et cetera? Ook is de afspraak niet tijdgebonden. Na de vakantie is te vaag.
© ThiemeMeulenhoff
11
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Feedback geven en ontvangen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TE LAAT 1
Gaat het hier om taakgerichte of persoonsgerichte feedback? Leg uit. Het gaat om beide. Marijke levert taakgerichte feedback als ze Jan vertelt niet meer te laat te komen en voortaan te bellen en persoonsgerichte feedback wanneer ze hem lummel noemt.
2
Hoe zal Jan deze kritiek ontvangen? Door de persoonsgerichte feedback en de bozige toon zal Jan de feedback waarschijnlijk niet goed ontvangen. Bovendien zegt de manier waarop Marijke feedback geeft meer over Marijke (ze is moe, heeft hoofdpijn) dan over Jan.
PRAKTIJK: ‘JIJ BENT ALTIJD ZO DOMINANT!’ 1
Wat vind je van de manier waarop Frans de feedback heeft gegeven, als je de regels voor het geven van feedback ernaast houdt? Frans zondigt tegen een paar regels: hij gebruikt een jij-boodschap, gebruikt een generalisatie (‘altijd’) en geeft persoonsgerichte feedback in plaats van feedback op gedrag.
2
Vind je dat een zorgvrager zich ook moet houden aan de regels van het geven en ontvangen van feedback? Eigenlijk zou iedereen die feedback geeft, dat moeten doen volgens de regels van het feedback geven en ontvangen. Toch kun je niet van elke zorgvrager verwachten dat hij de regels van het feedback geven kent of daarnaar handelt. Dat hangt onder meer af van zijn beperkingen en emotionele toestand. Als een zorgvrager commentaar geeft op een verpleegkundige, gaat het lang niet altijd over de verpleegkundige zelf. Het kan bijvoorbeeld gaan over boosheid vanwege ziekte of opname.
3
Wat vind je van de manier waarop Steven de feedback ontvangt? In plaats van er tegenin gaan en boos worden, had Steven Frans gelijk kunnen geven. Hij had zich niet zo persoonlijk aangevallen moeten voelen, maar eerst door vragen te stellen, moeten begrijpen wat Frans precies bedoelde met zijn kritiek.
4
Hoe heeft Steven uiteindelijk toch iets met de feedback kunnen doen? Steven heeft uiteindelijk de kritiek beoordeeld en dat deel dat persoonlijk tegen hem is gericht, ter harte genomen. Hij heeft er nog niet zozeer iets mee gedaan, maar zijn zelfkennis is gegroeid.
KENNISOPDRACHT
12
1
Wat is het verschil tussen feedback en kritiek? Kritiek is een vorm van feedback.
2
Geef drie voorbeelden waarin je als verpleegkundige feedback geeft. Geen antwoordmodel.
3
Waarom is persoonsgerichte feedback krijgen moeilijker dan taakgerichte feedback?
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Feedback geven en ontvangen
Iemand die persoonsgerichte kritiek krijgt, voelt zich meer (in zijn hele persoon) afgewezen dan wanneer hij kritiek krijgt op hoe hij zijn taken doet. Bovendien is een taak makkelijker te verbeteren dan een persoonlijke eigenschap te veranderen. 4
In bepaalde situaties kun je beter geen feedback geven. Noem er twee. Voorbeelden van situaties waarin je beter geen feedback kunt geven, zijn: • Wanneer iemand gedrag vertoont dat hij niet kan veranderen. Dat werkt alleen maar frustrerend. • Wanneer de eigenlijke bedoeling van de feedback is om je hart te luchten. De bedoeling van feedback is dat de ander er iets mee kan doen. • Wanneer het moment niet geschikt is. Je bent bijvoorbeeld te boos of te vermoeid. • Wanneer de ruimte niet geschikt is. Geef bijvoorbeeld geen feedback aan iemand als er andere personen bij aanwezig zijn.
5
Een jonge moeder vertelt op het consultatiebureau zonder blikken of blozen dat ze haar peuter uit boosheid wel eens slaat. De wijkverpleegkundige wil de moeder uitleggen dat dit niet goed is, zonder dat ze de moeder bekritiseert. Waarom wil ze geen kritiek leveren, denk je? De wijkverpleegkundige is bang dat de jonge moeder haar zelfvertrouwen verliest. Daarnaast wil ze de vertrouwensrelatie die ze met de moeder heeft opgebouwd niet onder druk zetten.
6
Wat doe je als een zorgvrager in een psychiatrische instelling klaagt over het feit dat hij gedwongen is opgenomen? Je toont begrip voor zijn gevoelens over het feit dat hij gedwongen is opgenomen en probeert te begrijpen wat er achter zijn klacht steekt: wil hij zijn hart luchten over zijn situatie of vindt hij dat hij onterecht is opgenomen en wil hij zijn recht halen? Je vraagt hem wat hij met zijn klacht wil bereiken en vertelt hem bij wie hij moet zijn, zodat diegene iets met zijn klacht of kritiek kan doen.
7
Stel dat een zorgvrager je onterecht kritiek geeft over de manier waarop je hem uit bed in de stoel helpt. Hoe reageer jij op deze kritiek? Je hebt er begrip voor dat de zorgvrager misschien zijn frustratie uit, omdat hij afhankelijk is van iemand anders om in de stoel te komen. Je kunt hem vragen hoe je hem op een andere manier uit bed kan helpen, zodat het minder belastend is.
8
Waarom is het geven van kritiek net zo moeilijk als het ontvangen ervan? Omdat kritiek krijgen zo gevoelig ligt, is kritiek geven net zo moeilijk. Omdat de ontvanger de kritiek te persoonlijk kan opvatten, bestaat er een terechte angst om de relatie te verstoren.
© ThiemeMeulenhoff
13
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Handelen bij conflicten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: ZORGVERNIEUWING 1
Gaat het hier om een conflict van behoefte, waarden, macht of relatie, of een combinatie daarvan? Leg uit. Het gaat hier om een conflict van waarden. Ilse en de zorgmanager (instelling) hebben een verschillende visie op zorg. Voor een deel is het ook een non-issueconflict: Ilse begrijpt de zorgvisie niet. Als niet op een goede manier met het conflict wordt omgegaan, kan het uitgroeien tot een relatieconflict.
2
Stel je voor dat jij bemiddelt als zorgmanager in dit conflict. Wat vertel je Ilse? Aangezien de manier van zorgverlenen voortvloeit uit de zorgvisie waarvoor Ilse en haar moeder hebben gekozen, is het verkeerd om deze zorgvisie los te laten. Wel heeft de zorgmanager begrip voor het feit dat een familielid als Ilse moet wennen aan de gang van zaken, omdat het nieuw is. De zorgmanager toont begrip en legt uit wat de zorgvisie inhoudt en waarom het zo gunstig kan uitpakken voor haar moeder. Hij probeert haar ervan te overtuigen. Lukt dit niet, dan vertelt hij haar dat het alternatief overplaatsing naar een verpleeghuis is, want ook andere kleinschalige woonvormen werken op deze manier.
3
Hoe verwacht je dat dit conflict verder gaat? Waar hangt dat van af? Hoe dit conflict verder gaat, hangt af van hoe het gesprek tussen Ilse en de zorgmanager verloopt. Waarschijnlijk kan hij Ilse overtuigen.
PRAKTIJK: BABY'S VERTROETELEN
14
1
Definieer dit conflict: wat voor soort conflict is het en waar gaat het conflict over? Het is een waardeconflict, omdat de manier waarop zorg verleend wordt, ter discussie staat. Daarnaast is het ook een behoefteconflict, omdat de behoefte aan meer zorg botst met de gang van zaken op de afdeling.
2
Wat zou de achtergrond kunnen zijn van de boosheid van de moeder? Behalve dat de moeder de gang van zaken verkeerd vindt, is ze wellicht extra geëmotioneerd, omdat ze uitgeput is en in een nieuwe, spannende fase zit waar ze aan moet wennen. Misschien is het niet zoals ze had gedacht. Misschien mist ze in deze fase de ondersteuning van haar man of vrienden en projecteert ze dat op de verpleegkundigen.
3
Waarom wordt Giny zelf boos? Dat een kraamverpleegkundige haar aandacht moet verdelen over moeder en kind, is het eerste dat een verpleegkundige in haar opleiding leert. Als iemand je professionaliteit in twijfel trekt, is boos worden een primaire, logische reactie. Daarbij word je misschien ook boos, omdat je je machteloos en opgelaten voelt, omdat je kritiek krijgen in het bijzijn van anderen, zonder dat je je kunt verweren zoals je in een privé-situatie zou kunnen doen.
4
Hoe zou Giny dit conflict aan moeten pakken? Ze zou haar eigen boosheid moet accepteren en een moeten time-out nemen: op een rustige plek analyseren wat die boosheid bij haar oproept. Ze kan er ook over praten met collega's. Wat vinden zij ervan? Hebben zij al eerder zoiets meegemaakt? Wat denken zij dat er achter
© ThiemeMeulenhoff
De samenwerkingsrelatie met de zorgvrager en diens naasten
Handelen bij conflicten
dit verwijt van de moeder zit? Ze moet ook de boosheid van de moeder onderkennen en haar gevoelens bevestigen. Verder is het het best om in deze situatie te communiceren met ik-boodschappen.
KENNISOPDRACHT 1
Zijn conflicten positief of negatief? Leg uit? Dat hangt ervan af hoe met het conflict wordt omgegaan. Als een meningsverschil ontaardt in ruzie, ontstaat er altijd persoonlijke schade. Maar ook wanneer een conflict onuitgesproken blijft, kan een relatie deuken oplopen. Er ontstaat stress, mensen gaan elkaar ontlopen en werken niet meer goed samen. Toch kunnen conflicten ook iets goeds opleveren. Als ze constructief worden ‘uitgevochten’, leveren ze een positieve bijdrage aan de kwaliteit van relaties tussen mensen. Ze kunnen leiden tot nieuwe inzichten, creativiteit en meer begrip voor elkaars standpunten.
2
Waarom is het moeilijker om een conflict op te lossen in een slechte relatie dan in een goede relatie? Wanneer de relatie verstoord is, kan het minste of geringste aanleiding geven tot misverstanden. In een slechte relatie is de kans groter dat wat je zegt verkeerd valt bij de ander of verkeerd wordt opgevat. Ook in het herstellen van het conflict, kan dat weer aanleiding zijn tot nieuwe conflicten. Eigenlijk zou allereerst de relatie hersteld moeten worden, maar dat vergt een grote inspanning. Bovendien krijg je sommige relaties niet goed, al was het maar omdat de karakters van personen te ver uiteenlopen.
3
Een moeder koopt een nieuwe broek voor haar dochter. ‘Dan kun je er ook eens verzorgd bijlopen’, zegt de moeder. De dochter is niet dankbaar, maar boos. Geef een verklaring voor haar boosheid. Door een nieuwe broek te kopen, levert de moeder kritiek op het uiterlijk van haar dochter. Ze vindt dat ze er onverzorgd bijloopt. Uit het feit dat ze die kritiek zo openlijk levert, leidt de dochter een gebrek aan respect af en een vertoon van macht.
4
Waar draait het om bij een generatieconflict tussen ouders en kinderen? Noem drie issues en leg deze uit. Issues die spelen in een generatieconflict tussen ouders en kinderen zijn: • waarden: ouders vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat hun kind gezond leeft en aan de toekomst denkt; terwijl het kind plezier wil hebben en leven bij de dag belangrijker vindt. • behoeftes: ouders willen bijvoorbeeld rust in huis, terwijl het kind naar harde muziek wil luisteren of videospelletjes wil spelen. • macht: ouders willen bijvoorbeeld dat het kind gehoorzaamt, terwijl het kind meer vrijheid wil.
5
Het is nog nooit vertoond, maar de verpleegkundigen en verzorgenden van verpleeghuis Amphora zijn in staking, omdat ze vinden dat ze door de bezuinigingen geen goede zorg meer kunnen leveren. Dat betekent dat sommige bewoners vandaag niet aangekleed zullen worden. In de pers spreekt de cliëntenraad er schande van. ‘Wij worden hier de dupe van’, zegt de voorzitter. Dit is een complex behoeftenconflict. Leg uit waarom. Dit is een complex behoeftenconflict, omdat de behoeften van de verpleegkundigen en de zorgvragers eigenlijk hetzelfde zijn, namelijk goede zorg. Dat er toch een conflict uitbreekt, kan te maken hebben met communicatie (zorgvragers begrijpen niet dat de staking eigenlijk
© ThiemeMeulenhoff
15
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
in hun belang is of zorgvragers zijn verkeerd geciteerd in de media) of een waardenconflict (zorgvragers vinden dat verpleegkundigen niet ‘horen’ te staken). Een verstandige oplossing is om hier met de cliëntenraad over te praten, proberen te achterhalen wat de zorgvragers werkelijk dwarszit en nog een keer goed uit te leggen wat de achtergrond van de staking is.
16
6
Een conflict met iemand in een hogere positie kun je maar beter uit de weg gaan, want je verliest toch. Ben je het daar mee eens? Leg uit. Het kan inderdaad moeilijker zijn om een conflict met iemand in een hogere positie te winnen. Maar het hoeft niet per se: ook in een lagere positie heb je machtsmiddelen. Soms is het verstandig om een conflict aan te gaan, omdat het anders blijft sluimeren en de relatie kan verstoren.
7
Een verpleegkundige is ook maar een mens. Dus af en toe ontploffen bij een zorgvrager moet kunnen. En bovendien helpt een keer goed boos worden om de lucht te klaren. Vind jij dat ook? Hoe menselijk ‘een keertje ontploffen’ ook lijkt, een functionele relatie staat niet toe dat je boosheid tot uiting komt bij een zorgvrager. Als verpleegkundige beheers je technieken om de boosheid te controleren, zoals afstand nemen, een time-out nemen en met collega's praten. Een keer goed boos worden, helpt bovendien niet om de lucht te klaren. Het is alleen een uiting dat je je emoties niet goed onder controle hebt. Als iemand boos is, laat hij zich leiden door emoties en praat niet meer rationeel. De kans bestaat dat je er dingen uitflapt die schadelijk zijn en die je niet eens zo hebt bedoeld.
© ThiemeMeulenhoff
2
Preventie en gezondheidsvoorlichting Preventie en gezondheidsvoorlichting ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: GEHANDICAPT? 1
Beschrijf de lichamelijke, psychische en sociale gezondheidssituatie van Marleen. Marleen lijdt aan een dwarslaesie, hierdoor werken de onderste extremiteiten van haar lichaam niet meer. Zij is gehandicapt. Marleen voelt zich prima, is geestelijk in een goede conditie. Zij heeft haar leven goed ingericht en neemt deel aan allerlei onderdelen van de maatschappij; haar sociale situatie is gezond.
2
Beschrijf nu de gezondheidssituatie van Marleen vanuit de holistische visie. In de holistische visie is elke persoon een uniek wezen. De holistische visie ziet de mens ook als zelfverantwoordelijk voor zijn eigen leven en functioneren. Vanuit de holistische visie is Marleen een vrouw die bezig is een zinvol en gezond bestaan op te bouwen waarin ze zich op veel terreinen (werk, sociaal leven, hobby's) kan ontplooien. Ze heeft een manier gevonden om om te gaan met haar lichamelijke beperkingen door op bepaalde terreinen hulp te aanvaarden. Zij organiseert de hulp zelf, waardoor ze zelf zo veel mogelijk de regie over haar eigen leven houdt.
PRAKTIJK: VAN LACHBUI NAAR HOESTBUI 1
Noem gezondheidsbevorderende factoren in de situatie van mijnheer Lopez. Beschrijf bij elk van deze factoren bij welke determinant uit het model van Lalonde deze hoort. Meneer heeft een optimistisch karakter: intern milieu. Hij is gestopt met roken: leefstijl. Hij is al lang onder controle: gezondheidszorg.
2
Doe hetzelfde met de gezondheidsbeperkende factoren in deze situatie. Hij heeft lang gerookt: leefstijl. Hij heeft in een vervuilde werkomgeving gewerkt: extern milieu.
3
Met welke determinant heb je als verpleegkundige in deze situatie het meest te maken? Beargumenteer je antwoord. Met de determinant gezondheidszorg. Hij ligt nu - voor langere tijd - in het ziekenhuis. Hij krijgt chemokuren en heeft verpleging en behandeling nodig.
PRAKTIJK: ALLERGIE? 1
Geef aan waarom de uitleg van de verpleegkundige een GVO-taak is. Het is een GVO-taak, omdat aan Marjon uitgelegd wordt wat de gevolgen zijn van het eten van snoep op het gedrag van Kim. Er wordt aangegeven dat het goed is om het eens zonder snoep te proberen. Er worden alternatieven genoemd. Alles om een gezondere leefstijl te bevorderen.
© ThiemeMeulenhoff
17
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
2
Beschrijf welke hulpmiddelen de verpleegkundige kan gebruiken bij haar uitleg. Ze kan doorverwijzen naar diëtist. Ze kan folders meegeven of hulpmiddelen als een boekje en een videofilmpje gebruiken.
PRAKTIJK: VEILIG VRIJEN? 1
Geef bij elke kaart die Nathalie heeft opgehangen aan tot welk niveau van preventie deze behoort. Beargumenteer je antwoorden. Kaart 1: primaire preventie, er is nog geen sprake van ziekte. Het gebruik van een condoom moet HIV voorkomen. Kaart 2: secundaire preventie, een test is nodig om HIV op te sporen, het risico van de ziekte is aanwezig. Kaart 3: tertiaire preventie, als er sprake is van HIV kan er door de veranderingen en verbeteringen in de medische wetenschap voor gezorgd worden dat aids wordt afgeremd.
2
Benoem de belangen van HIV-preventie op micro-, meso- en macroniveau. Het belang van preventie van HIV op microniveau is te voorkomen dat zorgvrager of naaste de ziekte krijgt en/of verspreidt, voorkomt veel persoonlijk leed. Het belang van preventie van HIV op mesoniveau is voorkomen dat mensen uit het arbeidsproces raken, waardoor organisaties allerlei regelingen moeten treffen. Het belang van preventie op macroniveau is dat de zorg voor mensen met HIV intensief en kostbaar is, wanneer meer gevallen voorkomen kunnen worden kost het minder geld.
PRAKTIJK: SNOTTEBEL 1
Verklaar wat dit verhaal met medicalisering en ontmedicalisering te maken heeft. Vroeger werd aangenomen dat het ‘knippen’ van amandelen de oplossing was bij allerlei aandoeningen, zoals chronische verkoudheid en snurken. Alle kinderen bij wie de amandelen enigszins waren opgezet werden geknipt. Later bleek dat deze behandeling vaak overbodig was. Andere methoden, of helemaal niets doen, bleken ook te helpen. Naast lichamelijke gevolgen had de operatie bovendien psychische gevolgen. De moeder van Jordi is kennelijk nog niet zo ge-ontmedicaliseerd. Ze ziet het liefst een medische ingreep gebeuren om Jordi's probleem op te lossen.
PRAKTIJK: NIET OP HAAR MONDJE GEVALLEN
18
1
Mary is duidelijk een geëmancipeerde zorgvrager. Vat haar vermoedelijke emancipatieproces eens samen en geef daarbij oorzakelijke verbanden aan (doordat …, als gevolg van …). Na jaren is ze zelfstandig gaan wonen. Dat brengt het maken van eigen keuzes en beslissingen met zich mee. Ze heeft met computer om leren gaan. Daardoor heeft ze kennisgemaakt met internet en dat heeft haar kennis/inzicht vergroot. Dat, en het inmiddels ontwikkelde zelfvertrouwen stelde haar in staat secretaris van de patiëntenvereniging en gewaardeerd woordvoerder te worden.
2
Welke vormen van preventie zouden er bij Mary nodig kunnen zijn? Primaire preventie komt niet in aanmerking. Secundaire preventie is van belang als de spierziekte van Mary een progressieve ziekte is. In de huidige situatie zal, als er van preventie sprake is, tertiaire preventie deel uitmaken van de ondersteuning.
© ThiemeMeulenhoff
Preventie en gezondheidsvoorlichting
Preventie en gezondheidsvoorlichting
PRAKTIJK: HET IS HIER GEZELLIG! 1
Welke soort preventie herken je in dit verhaal? Primaire preventie.
2
Wat is je mening over deze vorm van preventie? Zinvol, nuttig? Of is het flauwekul en opdringerig? Geef argumenten. Geen antwoordmodel. Nadenken en bewustwording vormen het doel van deze vraag.
KENNISOPDRACHT 1
Bespreek hoe de vier determinanten van het Model van Lalonde jouw persoonlijke situatie beïnvloeden. Geef voorbeelden. Geen antwoordmodel.
2
Geef voorbeelden van verpleegkundige taken ten aanzien van primaire, secundaire en tertiaire preventie. Geef bij elke vorm twee voorbeelden. Verpleegkundige taken op primair niveau: voorlichting geven over preventieve maatregelen, alternatieven aanbieden. Op secundair niveau: informatie over voeding en/of dieet, medicijnengebruik, controles uitvoeren (bijv. bloeddruk opmeten), informatie verstrekken over ziekte en het omgaan daarmee. Op tertiair niveau: stimuleren om oefeningen te doen, zoveel mogelijk zelf laten doen, vertellen over aanpassingen en bij wie die aan te vragen zijn.
3
Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat gezondheidswinst is. Geen antwoordmodel.
4
Wat is het belang van gezondheidsvoorlichting voor de individuele zorgvrager en voor de maatschappij? Vat dit in je eigen woorden samen. Voor het individu is het belang onder meer: door duidelijkheid vermindering van angst, waardoor ziektebeleving minder ernstig wordt. Gevoel van gelijkwaardigheid en daardoor ook minder afhankelijk. Voor de maatschappij: door goede gezondheidsvoorlichting kunnen ziekten en stoornissen worden voorkomen, of zo snel mogelijk worden opgelost. Daardoor kunnen kosten bespaard worden.
5
Noem een aantal ontwikkelingen in de maatschappij die volgens jou hebben geleid tot emancipatie van de zorgvrager. Geef er voorbeelden bij. Hoger opleidingsniveau, grotere welvaart, rol van de media.
© ThiemeMeulenhoff
19
3
Primaire preventie Gezondheidsvoorlichting ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: KOKEN DOE JE ZO! 1
Beredeneer waarom datgene wat Arno zich voorgenomen heeft een GVO-activiteit is. Het is een GVO-activiteit omdat voeding een belangrijk aspect is van gezondheid en omdat Arno de voorlichting doelbewust gaat geven om aan het gezondheidsgedrag te werken. Het is een educatieve GVO-activiteit.
2
Welke informatie zou Arno moeten verzamelen en analyseren om een goed voorlichtingsplan te kunnen maken? Hij hoeft geen informatie te verzamelen over mogelijke gezondheidsrisico's, want die kan hij zo beredeneren uit het feit dat de bewoners nog niet kunnen koken. Hij moet wel informatie verzamelen om de volgende vragen te beantwoorden: • Wat kunnen en weten de bewoners precies al op het gebied van koken? • Hoe gemotiveerd zijn ze om goed en gezond te leren koken? • Van welke toestellen en apparaten zullen zij gebruik maken als ze op zichzelf wonen? • Wat kunnen mensen met een matige tot lichte verstandelijke beperking leren, op welk niveau, hoe, in welk tempo, met welke hulpmiddelen? • Welke middelen en materialen zijn beschikbaar?
PRAKTIJK: ‘DAT HUILEN, HET GAAT JE DOOR MERG EN BEEN …!’ 1
Rebecca grijpt haar kans. Wat is het eerste dat haar nu te doen staat? Rebecca moet informatie verzamelen en analyseren. Informatie over de voeding, hoe het reageert op de voeding, het gewenste slaappatroon, de uitscheiding van de baby, hoe de ouders reageren als het kind gaat huilen, hoe het in bed ligt, wat de ouders al uitgeprobeerd hebben.
2
Is er in deze situatie aanleiding voor GVO? Dat weten we nog niet zeker. We weten nog niet of er gezondheidsproblemen kunnen ontstaan en of er iets is dat de ouders anders zouden kunnen doen. Het lijkt er wel op dat er gezondheidsproblemen aan het groeien zijn, gezien de uiterlijke conditie van de ouders. In ieder geval genoeg reden om met de ouders door te praten vanuit de vraag of GVO geïndiceerd is.
3
Welke argumenten zijn er om in deze situatie aan groepsvoorlichting te doen? Er zijn veel ouders die dezelfde problemen hebben. Het is voor ouders vaak een hele troost en bevrijding om te merken dat er lotgenoten zijn. Informatie uitwisselen, bevestiging krijgen, erachter komen dat je zelf niet echt iets fout doet, dat gebeurt allemaal bij groepsvoorlichting.
© ThiemeMeulenhoff
21
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
KENNISOPDRACHT
22
1
Waarom is het belangrijk dat gedragsverandering vrijwillig is? Vrijwillige gedragsverandering is effectiever. De zorgvrager heeft zelf voor de gedragsverandering gekozen, staat er achter, begrijpt het waarom beter en heeft een betere motivatie om de gedragsverandering te doen slagen.
2
Leg uit waarom hart- en vaatziekten ‘welvaartsziekten’ genoemd worden. De meeste hart- en vaatziekten worden veroorzaakt door een ongezonde leefstijl: te veel eten, te veel drinken, te veel roken en te weinig beweging. In de westerse wereld hebben mensen meer geld te besteden hebben dan vroeger, zijn dus welvarender. Er wordt steeds meer ingespeeld op snel en gemakkelijk, de fastfoodketens schieten uit de grond. Gevolg is dat mensen zwaarder worden en ongezonder en eerder hart- en vaatziekten krijgen.
3
Een jongen heeft zijn been gebroken en ligt in het ziekenhuis. Hij wordt voorbereid op een operatie en heeft een gesprek met de verpleegkundige. Is dit GVO? Beargumenteer dit. Nee, dit is patiëntenvoorlichting, omdat de jongen een gezondheidsprobleem heeft. Er is geen sprake van primaire preventie.
4
Noem een voorbeeld van een situatie waarin je individuele GVO geeft en een voorbeeld waarin je de groepsmethode zou toepassen. Geen antwoordmodel.
5
De gezondheidsrisico's kennen van bepaalde gedragingen is enorm belangrijk. Je zou zeggen dat als mensen de risico's kennen, zij zich daarnaar gedragen. Dit is lang niet altijd zo. Geef twee verklaringen. Mogelijke verklaringen zijn: • de effecten van het gedrag zijn niet direct merkbaar; • ze gokken erop dat ze buiten de slachtoffergroep zullen vallen. Er zijn altijd nog meer mensen die géén last krijgen dan wel. • gewoontegedrag; • druk vanuit de sociale omgeving.
6
Een vrouw van middelbare leeftijd heeft een maand geleden haar moeder verloren aan longkanker. De wijkverpleegkundige denkt dat dit het moment is om te beginnen over stoppen met roken. Nu zal ze vast onder de indruk zijn van de risico's. Wat vind jij? Het is het slechtste moment wat je zou kunnen kiezen. Ervan uitgaande dat iedereen de risico's van roken kent, zou je overkomen als een drammer. Er zou een muur voor je opgetrokken worden.
© ThiemeMeulenhoff
Primaire preventie
Een veilige en hygiënische omgeving
Een veilige en hygiënische omgeving ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: DIEPVRIESETEN 1
Welke maatregelen kan Ingrid nemen? Ingrid kan het eten weghalen en weggooien en vervolgens nieuw eten klaarzetten. Zij kan met de schoondochter afspraken maken, bijvoorbeeld de datum op het doosje laten zetten of een gekleurde sticker erop plakken en dan de kleuren laten corresponderen met kleuren op de kalender. Ook zou ze afspraken kunnen maken met schoondochter over de hoeveelheid doosjes in de vriezer. Ze kan ook nog proberen mevrouw van Zutphen zelf te adviseren en te overtuigen, maar gezien het feit dat ze de ziekte van Altzheimer heeft, kan Ingrid daar niet al te veel van verwachten. Een derde mogelijkheid is via het RIO ‘Tafeltje Dekje-service’ voor mevrouw van Zutphen te regelen.
PRAKTIJK: TROUWRING 1
Waarom mogen er geen ringen gedragen worden tijdens het werk? Als je je handen schoonmaakt of desinfecteert bereik je de plekken onder je sieraden niet. Juist de ziekteverwekkende bacteriën blijven onder ringen en horloges zitten, omdat ze warmte en vocht nodig hebben.
2
Aryna werkt op de afdeling neonatologie. Maakt dat nog verschil met andere afdelingen? Waarom? De overdracht van bacteriën kan tot een infectie leiden. Op een afdeling neonatologie kan dat dramatische gevolgen hebben, omdat de kinderen die daar verblijven weinig afweer hebben en vaak ook zwak zijn. Als een te vroeg geboren kind een infectie oploopt is, kan het een paar uur later ziek zijn en zelfs overlijden.
3
Heb je er een verklaring voor dat de verpleegkundigen van deze afdeling allemaal hun sieraden dragen, terwijl het eigenlijk niet mag? Verklaringen kunnen zijn: gewoontegedrag, kennistekort, tekort aan zelfcorrigerend vermogen binnen het team, onderschatting.
KENNISOPDRACHT 1
In de inleiding van dit hoofdstuk staat dat je vanuit verpleegkundig oogpunt eigenlijk zou moeten spreken van ‘een hygiënische en ook in andere opzichten veilige omgeving’. Verklaar deze uitspraak. Verpleegkundigen houden zich bezig met gezondheidszorg. Als zij het in die context hebben over de ‘veiligheid van de zorgvrager’, gaat het niet alleen over stevige huishoudtrapjes of bescherming tegen uit bed vallen, maar ook over bescherming tegen infectie. Hygiëne is vanuit verpleegkundige optiek een onderdeel van de veiligheid.
2
Beschrijf een voorbeeld uit je omgeving of vanuit je stage waarbij sprake was van een onveilige of onhygiënische omgeving. Geen antwoordmodel.
© ThiemeMeulenhoff
23
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
24
3
Een tante komt bij je op bezoek en ze vertelt dat je alles nat moet afnemen, omdat het anders niet schoon wordt. Heeft ze gelijk? En kun je haar aanvullen? Ze heeft gelijk. Afdrogen is minstens zo belangrijk.
4
Je komt als verpleegkundige bij iemand thuis bij wie het een puinhoop is. De kinderen lijden er zichtbaar onder. Ze gaan nooit in bad. Als je er met de moeder over praat, reageert ze afwijzend en boos. Hoe verklaar je dat? Over iets dergelijks beginnen zal gemakkelijk opgevat worden als kritiek. Kritiek op het huishouden of de verzorging van kinderen is extra pijnlijk, omdat het heel persoonlijk is.
5
Een moeder vraagt de wijkverpleegkundige uitleg over hoe ze haar huis kan beveiligen. Als de verpleegkundige vertelt over traphekjes, kindersloten en stopcontactbeveiligers, slaakt de moeder een diepe zucht: "Ik hoef die overdreven onzin allemaal niet." Welke mogelijkheden heeft de verpleegkundige om haar over de streep te trekken? Mogelijkheden: voorlichten m.b.v. cijfers over ongelukken met kinderen in huis, hulp aanbieden bij het kiezen van maatregelen en middelen, doorvragen over eventuele belemmeringen.
6
Een verpleegkundige is nooit ziek, ze voelt zich fit en gezond. Bij zorgvragers zonder expliciet besmettingsgevaar neemt ze het niet zo nauw met de beschermingsregels. Ze redeneert dat dat niet nodig is, omdat haar afweermechanisme intact is. Klopt haar redenering? Is haar werkwijze correct? Leg uit. Voor zichzelf zou het kunnen kloppen. Gezonde mensen hebben een immuunsysteem dat hem beschermt tegen de meeste voorkomende micro-organismen. Maar ze handelt niet correct, omdat ze met haar handelwijze kan zorgen voor kruisinfectie.
© ThiemeMeulenhoff
Primaire preventie
Voorkomen van hospitalisering
Voorkomen van hospitalisering ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: OPGENOMEN! 1
Noem drie kenmerken van een totale institutie die je terugvindt in deze situatie. De volgende kenmerken van een totale institutie, zoals Goffman die heeft beschreven, zijn terug te vinden in deze situatie: uniform verpleegkundige; bij anderen op een zaal; nummering bed en zaal, kast; naambordje op bed, naambandje om; bedkastje; waardevolle spullen weg; - bezoektijden; standaardvragen; vaste etens- en rust tijden; laten weten waar je naar toe gaat.
PRAKTIJK: BEAUTYDAG 1
Welke aspecten in deze situatie kunnen bijdragen tot hospitalisatie? Het zijn met name de vaste tijdstippen en de ‘toiletronde’ die hospitaliserend werken.
2
Welke suggesties tot verandering zou jij doen? Suggesties zouden zijn: - zorgvragers zelf keuzes laten maken;- zorgvragers zoveel mogelijk zelf laten doen;- eigen make-up laten gebruiken, aanschaffen. Dit om de eigenheid en zelfstandigheid te behouden en stimuleren en het gevoel van eigenwaarde te versterken.
3
Als een mevrouw elke dag zo opgemaakt zou willen worden, zou dit dan volgens jou geregeld moeten worden? Hoe? Beargumenteer je antwoorden. Ja, er zou naar mogelijkheden gezocht moeten worden om dit te realiseren. Misschien kan mevrouw het zelf, of met enige hulp van medezorgvrager of verpleegkundige.Voor veel mensen hoort opmaken immers bij de dagelijkse verzorging. Net zoals een man geholpen wordt met scheren, zou een vrouw geholpen kunnen worden met zich opmaken. Mensen kunnen zich met make-up op zekerder en verzorgder voelen, het versterkt hun gevoel van eigenwaarde.
KENNISOPDRACHT 1
Wat zou er veranderen in je leven als je zelf lange tijd opgenomen zou zijn in een ziekenhuis. Wat vind je daarvan? Voorbeelden van de veranderde rol als patiënt: je wordt afhankelijk van zorg, bijvoorbeeld om naar het toilet te gaan of bij het wassen; je kunt niet zelf je dagindeling (eten, slapen, bezoektijden) bepalen; je kunt niet zelf je eten kiezen; je bent afhankelijk van de deskundigheid van de zorgverlener en daardoor kwetsbaar; je kunt meestal niet zomaar naar buiten lopen.
2
Wanneer mensen zijn opgenomen in een psychiatrische instelling, slapen, wonen en eten ze daar. Is het daarom een totale institutie? Beargumenteer je antwoord. Het is een kenmerk van een totale institutie dat slapen, eten en wonen onder hetzelfde dak gebeuren. Maar er zijn nog andere noodzakelijke kenmerken: alle dagelijkse activiteiten worden uitgevoerd in gezelschap van anderen die gelijk worden behandeld en dezelfde dingen doen; alle activiteiten zijn geprogrammeerd volgens een schema dat van bovenaf is opgelegd; je maakt deel uit van één enkel plan dat dient om de doeleinden van de institutie te bereiken.
3
Als een vrouw voor een zieke man zorgt, kan zo'n man soms ook afhankelijkheidsgedrag vertonen. Kun je thuis ook aan het hospitalisatiesyndroom lijden? Waarom wel of niet?
© ThiemeMeulenhoff
25
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Het gedrag kan zeker gelijkenissen vertonen, omdat ook hier sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Maar hospitalisering is het gevolg van langere tijd in een instelling verblijven: het afgesneden zijn van de buitenwereld, het opleggen van regels, geen keuzes kunnen maken, geen privacy hebben..
26
4
Waarom is het belangrijk om contact te houden met de buitenwereld om hospitalisering te voorkomen? Het afgesneden zijn van de buitenwereld is een van de factoren die bijdraagt aan hospitalisering. Dat werkt vervreemding in de hand. Men weet niet meer wat ‘normaal’ is.
5
Beredeneer hoe het werken met protocollen en richtlijnen hospitalisatie in de hand werkt. Protocollen en richtlijnen zijn er om nageleefd te worden. Ze vormen voor onervaren verpleegkundigen een belangrijk houvast. Veel protocollen en richtlijnen geven ruimte voor individuele aanpassing, maar die wordt in de praktijk vaak niet benut door verpleegkundigen die er zekerheid aan ontlenen, in plaats van aan hun eigen competentie.
6
Wat vind je de belangrijkste verpleegkundige maatregel om hospitalisering te voorkomen of te beperken? Leg uit. In feite is rekening houden met een individu (persoonlijke identiteit) het belangrijkste wat een verpleegkundige kan doen. Als je dat doet, volgt daar meestal uit dat je iemands privacy respecteert, rekening houdt met zijn voorkeur en keuze, dat je iemand stimuleert om contacten te hebben met de buitenwereld en dat je zijn zelfredzaamheid bevordert.
© ThiemeMeulenhoff
4
Secundaire preventie Secundaire preventie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: HIELPRIK 1
Leg uit waarom de hielprik een typisch voorbeeld is van secundaire preventie. Pasgeboren baby's krijgen een hielprik om te screenen op een drietal aangeboren afwijkingen: fenylketonurie (PKU), adrenogenitaal syndroom (AGS) en congenitale hypothyreoïdie (CHT). Als bij deze afwijkingen vroegtijdig behandeling plaatsvindt, kan veel leed worden voorkomen.
2
Mag Marco de hielprik weigeren? De vader mag de hielprik weigeren. Het is geen verplichte screening.
PRAKTIJK: KOELKAST 1
Op welke gezondheidsproblemen bij mevrouw Klaassen kunnen de indicatoren in dit verhaal wijzen? Ga dit zo nodig na met behulp van studiemateriaal. Je kunt denken aan diabetes type 2 (wazig zien, dorst, veel plassen in combinatie met het overgewicht) en een begin van dementie (vergeetachtigheid, de leeftijd, verwardheid, huilen). De leeftijd kan niet meer gezien worden als een factor bij diabetes type 2 (voorheen ook wel genoemd ‘ouderdomsdiabetes’).
KENNISOPDRACHT 1
Een zorgvrager met CVA krijgt medicijnen om een tweede CVA te voorkomen. Een verpleegkundige geeft hem daar voorlichting om zijn leefstijl zo aan te passen. Leg uit waarom dit een voorbeeld is van secundaire preventie. Dit is secundaire preventie, omdat de zorgvrager getroffen is door een CVA en voorkomen wordt dat hij het nog een keer krijgt. De eerste symptomen van de ziekte hebben zich bij hem geopenbaard. Hij loopt nu een groter risico om nog een keer een CVA te krijgen. Met medicijnen en aanpassingen van de leefstijl wordt dat risico zo klein mogelijk gehouden.
2
Je hebt in je leven minstens tweemaal te maken gehad met secundaire preventie. Wanneer? De leerlingen hebben in ieder geval te maken gehad met de hielprik vlak na de geboorte en onderzoek door schoolarts en schoolverpleegkundige.
3
Welke rol zie je voor verpleegkundigen bij secundaire preventie op macroniveau? Verpleegkundigen hebben bijvoorbeeld een rol bij de praktische begeleiding van zorgvragers bij screeningsonderzoeken, zoals borstonderzoek. Ook kunnen ze een rol spelen wanneer zorgvragers vragen hebben over dergelijke onderzoeken.
4
Een belang van secundaire preventie is een snelle diagnose en daardoor meer kans op genezing of een gunstig verloop van de ziekte. Kun je ook een nadeel noemen? Een nadeel van secundaire preventie is dat mensen zich soms onnodig zorgen maken.
© ThiemeMeulenhoff
27
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
5
28
Stel: er is een bloedtest uitgevonden om mensen van 80 jaar en ouder te screenen op beginnende Alzheimer. Waar zou vanaf moeten hangen of deze test ook daadwerkelijk wordt ingevoerd? Een van de voorwaarden om zo'n screening massaal te laten uitvoeren, is dat er (gezondheids)winst moet zijn. Alzheimer is nog niet te genezen. De vraag is of je mensen moet belasten met de wetenschap dat ze binnen afzienbare tijd Alzheimer gaan krijgen terwijl die wetenschap hen weinig tot niets oplevert.
© ThiemeMeulenhoff
5
Tertiaire preventie Tertiaire preventie ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: TE DIK 1
Welk onderdeel van het preventiemodel is bij het consult aan de diëtist niet aan de orde gekomen? Bij het consult is niet aan de orde gekomen waar het probleem door wordt veroorzaakt (Analyse van gedrag en omgeving). Ook de eerste stap, de probleemanalyse (wat betekent het gezondheidsprobleem voor Katja?), is overgeslagen.
2
Heeft Katja een gezondheidsprobleem? Beargumenteer dit. Zwaarlijvigheid, obesitas wordt ook wel opgevat als een ziekte en is daarom een gezondheidsprobleem. In het geval van Katja zijn ‘complicaties’
3
Is hier sprake van primaire, secundaire of tertiaire preventie of van een combinatie? Leg uit. Het meisje is al zwaarlijvig, dus als je zwaarlijvigheid als ‘stoornis’ of ‘ziekte’ opvat, is er sprake van tertiaire preventie. Als je naar de situatie kijkt vanuit het risico om ziektes als hart- en vaatziektes, suikerziekte te krijgen, is bestrijding van zwaarlijvigheid secundaire preventie: de ziekte is erkend in een stadium waarin goed resultaat kan worden geboekt met de juiste behandeling.
PRAKTIJK: SLECHT LOPEN 1
Is slechter bewegen iets dat ‘nu eenmaal hoort bij de ouderdom’? Leg dat uit. Nee, vaak is slecht lopen een uiting dat er iets anders aan de hand is (depressie, medicatie). Het is dus zaak eerst het gezondheidsprobleem goed in kaart te brengen.
2
Verzorgende Yvonne signaleert dat meneer slechter gaat lopen. Heeft ze er goed aangedaan dit naar het teamoverleg te brengen of had ze het eerst zelf met meneer moeten bespreken? Licht je antwoord toe. Het is goed dat verzorgende Yvonne het eerst in het team bespreekt. Misschien is collega's ook iets opgevallen of hebben zij aanvullende kennis over de situatie. Ook kan aan de orde komen wie het beste een dergelijk gesprek met de zorgvrager zou kunnen voeren. De teamleidster of wijkverpleegkundige kunnen adviezen geven wat er in zo'n gesprek allemaal aan de orde zou kunnen komen.
3
Als jij probeert te achterhalen waarom de heer Jansen slechter is gaan bewegen, welke vragen zou jij hem stellen? Alle vragen die zijn gericht op het achterhalen van het feitelijke gezondheidsprobleem, zoals: Is meneer ergens over aan het piekeren? Is meneer overgestapt op andere medicijnen?
© ThiemeMeulenhoff
29
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
PRAKTIJK: LEVEN MET REUMA 1
Wat moet de wijkverpleegkundige doen met het feit dat de verzorgenden mevrouw Van Dijk veeleisend vinden? ‘Veeleisend’ is meestal een negatieve kwalificatie, die de relatie tussen zorgvrager en zorgverlener kan verstoren. De wijkverpleegkundige dient daarom te achterhalen welke eisen mevrouw Van Dijk in werkelijkheid stelt en in hoeverre dat irreëel is, dat wil zeggen of ze van de verzorgenden meer eist dan van hen mag worden verwacht. Verder geeft de wijkverpleegkundige adviezen over hoe om te gaan met het veeleisende gedrag. Ze vertelt bijvoorbeeld hoe belangrijk zelfredzaamheid voor deze mevrouw is en adviseert de verzorgenden zich te verplaatsen in haar situatie.
2
Mevrouw Van Dijk is bang haar zelfstandigheid te verliezen. Hoe ga je daar als wijkverpleegkundige mee om? Beamen dat de zelfstandigheid in de loop van de tijd minder zal worden, haar helpen bij de acceptatie darvan en toezeggen er alles aan te doen dat dat proces zo langzaam mogelijk verloopt. Dit door te zorgen voor continuïteit in de zorg, het bieden van hulpmiddelen en het inschakelen van andere disciplines.
3
Mevrouw van Dijk heeft altijd hulp, maar ze wisselen wel vaak. Is hier sprake van continuïteit van zorg of niet? Beargumenteer dat. Continue zorg is zorg zonder overlappingen, tegenstrijdigheden en hiaten. Als er steeds anderen komen, hangt het van de kwaliteit van de overdracht en de eenduidigheid in de zorgverlening of er sprake is van continuïteit.
PRAKTIJK: GEDULD 1
Leg uit door welke factoren op haar nieuwe werk de kans op hospitalisering voor zorgvragers kleiner wordt. In het nieuwe werk van Rosalyn zijn minder regels. De verpleegkundige heeft minder een sturende rol. De instelling is minder gesloten, waardoor zorgvragers minder afgesloten leven van de buitenwereld.
2
Waarom is afwachten moeilijk voor Rosalyn, denk je? Zorgverleners willen doorgaans graag successen boeken. Vooruitgang of ‘genezing’ van een zorgvrager is vaak een deel van de arbeidsvoldoening. Afwachten en aansluiting zoeken bij hoe iemand zich ontwikkelt, kan soms moeilijk zijn.
PRAKTIJK: DIABETES EN THERAPIETROUW
30
1
De lage therapietrouw bij diabetespatiënten was de reden om bovenstaand project uit te voeren. Welke oorzaken waren er voor die lage therapietrouw? Te weinig kennis over het ziektebeeld en de leefregels bij de zorgvrager, overschatting door verpleegkundigen van het kennisniveau van de zorgvrager, moeite met aanpassen van leefstijl of inpassen van diabetes in het dagelijks leven.
2
Het project ging over de behandeling van diabetici. Kun je zes disciplines noemen die daarbij betrokken kunnen zijn? Mogelijke zorgverleners zijn: diabetesverpleegkundige, wijkverpleegkundige, huisarts, internist, apotheker, psycholoog, maatschappelijk werker, diëtist.
© ThiemeMeulenhoff
Tertiaire preventie
Tertiaire preventie
3
Voorlichting is een belangrijke verpleegkundige taak om therapietrouw te verbeteren. Toch blijkt de kennis daarna soms nog tekort te schieten. Hoe kan dat? Belangrijk is te inventariseren waarom de leefstijladviezen niet worden opgevolgd. Als de zorgvrager een acceptatieprobleem heeft of de ziekte ontkent, heeft voorlichting geven minder zin en kan beter eerst het acceptatieprobleem worden aangepakt.
PRAKTIJK: ROLLATOR 1
Hoe ga je om met het verzoek om een rollator? Je probeert te achterhalen waarom de rollator gevraagd wordt. In het geval van de heer Van Eden speelt de angst om te vallen een belangrijke rol. De wijkverpleegkundige zou eerst kunnen beoordelen in hoeverre die angst om te vallen reëel is en of ze die angst zou kunnen wegnemen. Als de rollator een manier is om de heer Van Eden meer te laten bewegen en buiten te kunnen komen, kan het een prima hulpmiddel zijn.
2
Hoe kun je meneer Van Eden begeleiden om uit deze neerwaartse spiraal te komen? Rosita zou adviezen kunnen geven hoe hij meer zou kunnen bewegen in een veilige omgeving, zodat zijn zelfvertrouwen wordt versterkt. Ze kunnen samen doelen opstellen, zoals een bezoekje aan de buurtwinkel, een bezoek aan buren of kennissen, een buurtcentrum. Als het lukt om weer zelfvertrouwen te krijgen over het lopen, zal de behoefte aan een rollator wellicht vanzelf verdwijnen. Het kan ook zijn dat een rollator net die extra zekerheid geeft om naar buiten te durven.
3
Hoe kan de sociale omgeving van meneer Van Eden hem steunen? Aangezien de heer Van Eden al zijn hele leven in dezelfde straat woont, zou Rosita er met de heer Van Eden over kunnen praten of er geen buren zijn die hem eventueel zouden kunnen begeleiden. Ook een bezoekje aan de buren zou een goed ‘doel’ zijn om te oefenen met bewegen. Het is immers een goed te overbruggen afstand.
KENNISOPDRACHT 1
Geef met voorbeelden het verschil aan tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie. De nadelige gevolgen van een al aanwezige ziekte, stoornis, beperking of handicap tot een minimum beperken, met als doel is mensen zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren, ofwel: een zo ‘normaal’ mogelijk leven te laten leiden. Primaire preventie is gericht op voorkómen van gezondheidsproblemen en secundaire preventie op vroege opsporing en adequate behandeling van gezondheidsproblemen.
2
Geef voorbeelden van een verpleegkundige taak op het gebied van primaire, secundaire en tertiaire preventie rondom longkanker. Voorbeelden van verpleegkundige taken op het gebied van • primaire preventie: voorlichting over de risico's van roken; • secundaire preventie: verwijzen van een zorgvrager met luchtwegproblemen naar de huisarts; • tertiaire preventie: voorlichting geven aan zorgvragers en naasten hoe om te gaan met kanker; zorgvrager en naasten informeren over hoe zelf zuurstof te geven; adviseren over aanpassingen van leefstijl.
3
Bij welke zorgcategorie speelt tertiaire preventie een belangrijke rol?
© ThiemeMeulenhoff
31
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Zorgvragers met een chronische ziekte.
32
4
Noem een verpleegkundig beroep waarbij je veel te maken krijgt met tertiaire preventie. Voorbeelden van verpleegkundige beroepen, waarbij je veel te maken krijgt met tertiaire preventie zijn: • wijkverpleegkundige; • praktijkverpleegkundige; • verpleegkundigen zich hebben gespecialiseerd in het begeleiden van chronisch zieken (reumaverpleegkundige, CARA-verpleegkundige, diabetesverpleegkundige ); • verpleegkundigen die werken in het kader van rehabilitatie; • verpleegkundigen in de verslavingszorg; • (sociaal)-psychiatrisch verpleegkundigen.
5
Welke vijf reacties kan de ziekte multiple sclerose bij een zorgvrager oproepen? Een progressieve ziekte als MS heeft invloed op alle gezondheidspatronen (Gordon). Er zijn lichamelijke reacties als minder goed kunnen lopen, minder goed kunnen zien. De zelfbeleving (andere rol in het leven) verandert, het activiteitenpatroon (wat iemand kan doen, minder energie, moe), de relaties (iemand is bijvoorbeeld geen kostwinner meer, verliest vrienden of kan zijn ouderlijke taken niet meer vervullen). Typisch voor MS is het wisselende beloop dat gepaard met onzekerheid over de toekomst. Iemand kan daarop met gevoelens van boosheid, machteloosheid of verdriet reageren. Tijdens het verloop van de ziekte zal de afhankelijkheid van de omgeving en van zorgverleners toenemen. Het afhankelijk zijn is voor veel chronisch zieken een van de moeilijkste dingen om mee om te gaan.
6
Een oudere heer woont drie jaar in een verpleeghuis. Hij doet niet meer mee aan de activiteiten en kijkt het liefst uit het raam. Bezoek krijgt hij nauwelijks nog. Soms vertoont hij agressief gedrag, vooral bij het opstaan. Het team vermoedt dat hij lijdt aan het hospitalisatiesyndroom. Wat kun je doen om het agressieve gedrag te verminderen? Aangezien het agressieve gedrag vooral in de ochtend speelt, zou het team kunnen achterhalen welke gewoontes meneer had vóór zijn opname. Was hij gewend om langzaam te ontwaken of moest hij in verband met zijn werk meteen in de kleren en weg. Het team zou kunnen achterhalen wat het prettigste ochtendritueel is voor meneer en hem daarin consequent begeleiden. Meer in het algemeen zijn er de volgende verpleegkundige benaderingen om hospitalisering tegen te gaan: • hospitalisering herkennen; • zelfstandigheid bevorderen; • keuzemogelijkheden aanbieden; • toestemming vragen voor handelingen; • rekening houden met de individuele zorgvrager; • contacten met de buitenwereld stimuleren; • een huiselijke omgeving creëren.
7
Soms vinden mensen het moeilijk om trouw te blijven aan een behandeling, ondanks dat dit het beste voor hen is. Neem het voorbeeld van het leefstijladvies om te stoppen met roken. Geef aan voor wie deze maatregel waarschijnlijk meer of minder bezwaarlijk is en beargumenteer dat: een jongen van 15, een zwangere vrouw van 28 jaar en een tachtigjarige man.
© ThiemeMeulenhoff
Tertiaire preventie
Tertiaire preventie
Voor de zwangere vrouw is het advies waarschijnlijk het minst bezwaarlijk. De kans is groot dat ze zelf positief tegenover het stoppen staat: ze wil graag het beste voor haar ongeboren kindje. Ze heeft feitelijk een dubbele gezondheidswinst en is dubbel gemotiveerd om te stoppen. In haar sociale omgeving wordt roken in haar toestand waarschijnlijk als ‘onverstandig’, ‘niet-stoer’ of ‘onverantwoord’ gezien. Voor de jongen van 15 is het waarschijnlijk bezwaarlijker om te stoppen. Het kan zijn dat roken in zijn sociale omgeving als ‘stoer’ wordt gezien. De nadelen van het roken gelden veelal voor de lange termijn en zijn voor jongeren minder tastbaar dan wanneer de schade direct zichtbaar is. Voor de oudere heer is het advies bezwaarlijk wanneer er relatief weinig gezondheidswinst wordt geboekt. Als hij bijvoorbeeld een kleine levensverwachting heeft, zal de winst van het niet-roken hem wellicht minder interesseren. Verder speelt mee dat het roken op oudere leeftijd een hardnekkige gewoonte is en moeilijker te veranderen is dan wanneer je dat op jonge leeftijd doet. Ook dat kan extra bezwaarlijk zijn. 8
Noem een belangrijke verpleegkundige activiteit die therapietrouw bevordert. Verpleegkundige activiteiten die therapietrouw bevorderen zijn: • voorlichting geven; • ondersteuning van naasten; • begeleiden; • huisbezoeken afleggen.
9
Een collega confronteert zorgvragers keihard met de gevolgen van hun eigen gedrag. Dit werkt gewoon het beste, zegt ze. Wat is je reactie hierop? Een belerende, confronterende of veroordelende houding werkt doorgaans averechts. De verpleegkundige loopt het risico dat hij de zorgvrager tegen zich in het harnas jaagt. Gedragsbeïnvloeding is effectief als het aansluit bij iemands motivatie en de fase van de verandering waarin iemand zit.
© ThiemeMeulenhoff
33
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
Patiëntenvoorlichting ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
PRAKTIJK: NIETS WETEN 1
Een belangrijk doel van patiëntenvoorlichting is angst wegnemen. Kees wordt zenuwachtig van uitleg over de risico's. Is het verstandig dit onderwerp dan maar helemaal niet aan te snijden? De zorgvrager heeft in principe het recht om informatie niet te willen weten. Maar aangezien Kees ook de risico's moet kennen voor het nemen van een beslissing gebaseerd op informed consent, is het verstandig om hier op een later tijdstip op terug te komen.
2
Is het naleven van ‘informed consent’ in dit voorbeeld een taak van de arts of heeft de verpleegkundige hier ook mee te maken? De verantwoordelijkheid voor het geven van medische informatie ligt bij de arts. De verpleegkundige is vaak in staat medische informatie zodanig te vertalen dat de zorgvrager het begrijpt. Van die kunde kan gebruik worden gemaakt, maar het is geen typisch verpleegkundige taak. Wél een verpleegkundige is signaleren dat de zorgvrager medische informatie niet goed begrepen heeft en daar de arts van op de hoogte te stellen.
3
Hoe maak je het onderwerp van de risico's voor Kees bespreekbaar? De verpleegkundige zou kunnen proberen Kees in een toegankelijker stemming te brengen, door met hem een ontspannen gesprek te voeren. Haar aanpak hangt af van hoe Kees in elkaar steekt. Is hij iemand die alles wil weten en daardoor rustiger wordt of is hij iemand die het liefste zo min mogelijk weet en alles over zich heen laat komen? Als Kees in een rustiger moment aangeeft zo min mogelijk te willen weten, zou overwogen kunnen worden hem een folder mee te geven, zodat Kees op een rustig moment de informatie kan nalezen en er eventueel met zijn naasten over kan praten. Ook een vervolggesprek met aanwezigheid van een partner of vriend, is een mogelijkheid.
PRAKTIJK: REVALIDATIE
34
1
Is er bij de voorlichting in dit voorbeeld sprake van informatie, instructie, educatie en/of begeleiding? Leg je antwoord uit. Verpleegkundige Ernst geeft Jan zowel informatie als begeleiding. Hij informeert hem over zijn aandoening en zijn behandeling. Tegelijkertijd biedt hij door actief te luisteren naar de emoties van Jan, emotionele ondersteuning.
2
Hoe zou het komen dat Jan de eerste dagen niet aanspreekbaar was? De eerste dagen na het ongeval is Jan niet aanspreekbaar, omdat hij overspoeld is door emoties en twijfels. Voorlichting geven is in zo'n situatie weinig zinvol.
3
Is de behandeling van een dwarslaesiepatiënt anders wanneer het een zwemongeluk betreft dan bij een suïcidepoging? Leg uit. Bij een zwemongeval krijgt de zorgverlener te maken met de emoties van de zorgvrager die voortvloeien uit het ongeval zelf. Het gaat erom om de beperking te accepteren en opnieuw te leren leven en functioneren met de beperkingen. Bij een suïcidepoging zijn er daarnaast nog de psychische problemen die aanleiding waren voor de suïcidepoging. De begeleiding is dus extra complex.
© ThiemeMeulenhoff
Tertiaire preventie
Patiëntenvoorlichting
PRAKTIJK: HOEZO VERGEETACHTIG? 1
Welke voorlichtingsbehoefte heeft mevrouw De Bruin? En welke bij haar omgeving? Mevrouw De Bruin heeft de (niet geuite, maar wel door de verzorgende geconstateerde) behoefte te weten dat vergeetachtigheid niet uitsluitend met dementie te maken heeft. Verder moet ze kennelijk overtuigd worden van de noodzaak van onderzoek. Haar dochter wil graag weten wat er met haar moeder aan de hand is en hoe ze haar moeder zo ver kunnen krijgen om hulp te aanvaarden.
2
Welke voorlichtingsdoelen kun je bij deze behoeften formuleren? Het doel is: mevrouw beschikt over de juiste informatie, zodat haar (voorbarige) angst wordt weggenomen en ze begrijpt waarom hulp aanvaarden belangrijk voor haar kan zijn.
PRAKTIJK: ZIEK ZIJN IS DUUR 1
Is het een verpleegkundige taak om informatie te geven over subsidiemogelijkheden? Waarom wel of niet? De zorgvrager wordt niet alleen geconfronteerd met het gezondheidsprobleem zelf, maar ook met de consequenties ervan. Een verpleegkundige kan hem in ieder geval op het spoor zetten van instanties die hem kunnen helpen.
2
In dit voorbeeld wordt melding gemaakt van de Nierpatiënten Vereniging Nederland en de Nierstichting. Wat voor soort verenigingen zijn dit? Noem enkele van hun taken. De Nierpatiënten Vereniging Nederland en de Nierstichting zijn twee aparte, zelfstandige, organisaties die zich beide inzetten voor de nierpatiënten in Nederland. De patiëntenvereniging doet dat door zich te richten op de patiënten en hun partners/ouders en door hun belang vanuit de perspectief van de patiënt te behartigen. De Nierstichting zet zich in om fondsen te werven en zich daarbij te richten op het totale Nederlandse publiek. Het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, materiële ondersteuning en belangenbehartiging zijn enkele belangrijke taken.
3
Hoort een interview geven aan een krant of tijdschrift ook bij de voorlichtende taak van een patiëntenvereniging? Welke functie heeft zo'n interview? Het geven van een interview aan een publiekstijdschrift hoort bij de voorlichtende taken van een patiëntenvereniging. Als het tijdschrift voornamelijk gelezen wordt door nierpatiënten zal de functie hoofdzakelijk voorlichting zijn. Als het een algemeen publiekstijdschrift is, is de functie behalve voorlichting ook belangenbehartiging. Via de pers kan een vereniging immers de publieke opinie en beleidsmakers beïnvloeden.
KENNISOPDRACHT 1
In welke situaties heb je als verpleegkundige te maken met patientenvoorlichting? Leg uit. In situaties waarin zorgvrager behoefte hebben aan informatie over de nadelige gevolgen van hun gezondheidsprobleem, bestaansproblemen die eruit voortkomen, over datgene wat de zorgvrager in het kader van de behandeling zelf moet doen en over de zorg.
2
Welke doelen probeer je te bereiken met patiëntenvoorlichting? De zorgvrager kiest voor een behandeling en houdt zich eraan; de zorgvrager werkt mee aan de behandeling; de angst en de onzekerheid van de zorgvrager worden verminderd; de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de zorgvrager worden vergroot; de eigen
© ThiemeMeulenhoff
35
1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager
verantwoordelijkheid van de zorgvrager wordt gestimuleerd; de rechten van de zorgvrager worden geëerbiedigd. Voorlichting neemt een deel van de angst weg, wat ook het genezingsproces ten goede komt. Zo worden bij chronisch zieken die goed zijn voorgelicht over de stoornis, minder psychische problemen gevonden. Voorlichting heeft tot doel de zorgvrager te informeren, zodat toegewerkt kan worden naar acceptatie van de ziekte, het inzicht in de aandoening vergroot wordt en geleerd wordt om met de aandoening om te gaan.
36
3
Wat betekent ‘Je patiëntenvoorlichting afstemmen op de individuele zorgvrager’? Waar stem je precies op af? Wanneer je patiëntenvoorlichting afstemt op de individuele zorgvrager, houd je onder meer rekening met: In hoeverre is hij in staat om voorlichting te ontvangen? Hoe is zijn gemoedstoestand? Is hij gemotiveerd? Hoe is zijn begrips- en leervermogen? Welke voorlichtingsvorm is het beste geschikt? Is het verstandig om ook de familie of naasten bij de voorlichting te betrekken? Zijn er culturele of taalverschillen?
4
Welke rechten en plichten heeft een zorgvrager in het kader van patiëntenvoorlichting? De zorgvrager heeft recht op informatie over zijn gezondheidsprobleem en de behandeling; toestemming, en het weigeren van hulpverlening; geheimhouding; privacybescherming; inzage in zijn dossier, dat wil zeggen alles wat er over hem geschreven is. De zorgvrager heeft de plicht om duidelijke en volledige informatie te geven aan de hulpverlener, zodat deze kan kiezen voor de juiste behandeling; zich in te spannen om zich aan de adviezen van de hulpverlener te houden.
5
Leg uit wat je verstaat onder lotgenotencontact. Je spreekt van lotgenotencontact wanneer mensen elkaar ondersteunen vanuit hun gedeelde ervaring met het gezondheidsprobleem.
© ThiemeMeulenhoff